Woorden Disco 1, Les 3

Front 1

In + abl

Pluto in insula Sicilia est.

Back 1

In, op

Front 2

Erro (errare)

Back 2

1 (Rond)zwerven, dwalen

2 zich vergissen

Front 3

Explorare

Back 3

Onderzoeken, inspecteren

Front 4

Per + acc

Back 4

Over, door ... heen

Front 5

Quattuor

Back 5

4

Front 6

Equus

Back 6

Paard

Front 7

Traho (trahere)

Back 7

Trekken

Front 8

Ecce

Back 8

Kijk

Front 9

Amica

Back 9

Vriendin

Front 10

Appropinquare

Back 10

Naderen

Front 11

Intro (intrare)

Back 11

Binnengaan, binnenkomen

Front 12

Lego (legere), legi, lectus

Back 12

1 verzamelen

2 uitkiezen

3 lezen

Front 13

Rideo (ridere), risi, risus

Back 13

Lachen

Front 14

Audio (audio), audivi, auditus

Back 14

Horen, luisteren

Front 15

Video (videre), vidi, visus

Back 15

Zien

Front 16

Statim

Back 16

Meteen

Front 17

Amo (amare) + acc

Back 17

Verliefd zijn op, beminnen

Front 18

Fugio (fugere), fugi

Back 18

Vluchten

Front 19

Tempto (temptare) + inf

Back 19

Proberen

Front 20

Sed

Back 20

Maar

Front 21

Eheu (uitroep)

Back 21

Ach, wee

Front 22

In + acc

Back 22

In, naar (binnen)

Front 23

Exclamo (exclamare)

Back 23

Uitschreeuwen, uitroepen

Front 24

Servo (servare)

Back 24

Beschermen, bewaren, behouden

Front 25

Rapio (rapere), rapui, raptus

Back 25

Grijpen, roven

Front 26

Audeo (audere), ausus sum (semi-deponens)

Back 26

Durven, wagen

Front 27

Enim

Back 27

Want, immers (staat altijd op de 2e plek in de zin)

Front 28

Timeo (timere), timui

Back 28

Vrezen, bang zijn voor

Front 29

Deinde

Back 29

Vervolgens

Front 30

Aperio (aperire), aperui, apertus

Back 30

Openen

Front 31

Sub + acc

Back 31

Onder(in)

Front 32

Hasta

Back 32

Lans

Front 33

Currus, currus (groep 4) m

Abl. In curru

Back 33

Wagen

Front 34

Pluto, acc Plutonem

Back 34

Pluto

Front 35

Nunc

Back 35

Nu

Front 36

Sedeo (sedere), sedi, sessus

Back 36

Zitten

Front 37

Inter + acc

Back 37

Tussen, tenmidden van

Front 38

Gaudeo (gaudere), gavisus

Back 38

1 Zich verheugen over (+abl)

2 blij zijn

Front 39

Doleo (dolere), dolui

Back 39

Pijn hebben, verdriet hebben, verdrietig zijn

Front 40

Nam

Back 40

Want

Front 41

Iuvo (iuvare), iuvi, iutus

Back 41

Helpen

Front 42

Reddo (reddere), reddidi, redditus

Back 42

Teruggeven

Front 43

Cogito (cogitare)

Back 43

Denken aan, overwegen

Front 44

Nec...nec...

Back 44

Noch...noch; niet... en ook niet

Front 45

Laedo (laedere), laesi, laesus

Back 45

Kwetsen, beledigen

Front 46

Cupio (cupere), cupivi, cupitus

Back 46

Begeren, verlangen

Front 47

Annus

Back 47

Jaar

Front 48

Divido (dividere), divisi, divisus

Back 48

Verdelen

Front 49

Sex

Back 49

Zes

Front 50

Tum

Back 50

Toen, dan

Front 51

Curo (curare) + acc

Back 51

Zorgen voor, verzorgen

Front 52

Ver

Back 52

Lente

Front 53

Aestas

Back 53

Zomer

Front 54

Frumentum

Back 54

Koren