• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/34

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

34 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Vandaag (wachten) ik op een postpakket.

Wacht

Zij (wachten) al uren op hun vriend.

Wachten

Gisteren (wachten) jij 3 uur op een antwoord.

Wachtte

Mijn ouders (wachten) gisteren lang op de bus.

Wachtten

Ik heb uren op hem (wachten).

Gewacht

(rekenen) jij die som even uit?
reken
Hij (rekenen) erop dat je komt.
rekent
Ik (rekenen) gisteren dat bedrag uit.
rekende
Vorige week (rekenen) jullie nog op zijn komst.
rekenden
Wij hebben op hem (rekenen)

gerekend
Ik (geloven) in God.

geloof
Pieter (geloven) die smoesjes niet.

gelooft
Vorige week (geloven) jullie hem niet.

geloofden
Gisteren (geloven) jij mij nog wel!
geloofde
Ik heb jou nooit (geloven)!

geloofd
Ik (leven) niet meer voor jou!
leef
Hij (leven) zijn eigen leven.
leeft
Ga jij je eigen leven eens (leven)!

leven
Vroeger (beleven) jij met haar veel avonturen/

beleefde
Hij heeft een spannend avontuur (beleven)

beleefd
Hij heeft een mooi leven (leven)

geleefd
Hij (beleven) veel spannende dingen!

beleeft
(lachen) jij ons uit?
Lach
Karin (lachen) om haar vriend.

lacht
Gisteren (lachen) mijn vriend ons uit.

lachte
Vorige week (lachen) wij om die grap.
lachten
De jongens (lachen) om hun fouten.

lachen
Mijn vader heeft hard (lachen).

gelachen
Ik (douchen) elke dag.
douch
Jij (douchen) iedere ochtend 5 minuten.
doucht
Jullie (douchen) veel te lang.

douchen
Vroeger (douchen) de mensen maar 1 keer per week.

douchten
Mijn oma (douchen) zich vroeger nooit.

douchte
De jongen heeft zichzelf (douchen)
gedoucht