Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
219 Cards in this Set
- Front
- Back
Arbeid (W) = |
arbeid = kracht * afstand Joule = F * s |
|
Wat is joule? |
De energie die nodig is om ee nobject te veprlaatsen met een kracht van 1 newton over een afstand van 1 meter. |
|
Vermogen (P, in joule/seconde) = |
P = F (arbeid) / v |
|
Welke sport geeft de hoogste efficientie? |
Fietsen |
|
Hoe kan myosine actine binden en wegduwen? |
ATP verbruiken voor binden, en ATP verbruiken om de verbinding te verbreken |
|
Spiervezeltype I ('rode spiervezels'):
- aeroob/glycolytisch - langzaam/snelle verbranding - weinig/snel/zeer snel vermoeibaar |
Aeroob, langzaam, weinig vermoeibaar |
|
Spiervezeltype IIa (rood en wit):
- aeroob/glycolytisch - langzaam/snelle verbranding - weinig/snel/zeer snel vermoeibaar |
Aeroob, glycolytisch, langzaam/snel, snel vermoeibaar. |
|
Spiervezeltype IIb (wit):
- aeroob/glycolytisch - langzaam/snelle verbranding - weinig/snel/zeer snel vermoeibaar |
Glycolytisch, snel, zeer snel vermoeibaar |
|
Wat gaat de glycolyse in en wat komt er uit? |
Glucose gaat er in, 2 pyruvaat komen er uit. |
|
Hoeveel ATP worden er netto gevormd in de glycolyse? |
2 ATP (Eigenlijk totaal 8 als de 2 NADH ook al wordt omgezet naar ATP) |
|
1 NADH molecuul levert .... ATP |
3 |
|
Welke 2 mogelijkheden zijn er voor het gevormde pyrodruivenzuur? - - |
- verder geoxideerd worden in de citroenzuurcyclus - aneroob worden omgezet in melkzuur |
|
Verschillende mechanismen voor klaring van een stof in het lichaam: Wat is nulde orde kinetiek? |
Constante hoeveelheid wordt geelimineerd. (alcohol) |
|
Wat is eerste orde kinetiek? |
Constante fractie (x%). De grootte van deze fractie is onafhankelijk van de concentratie. (vrijwel alle lichaamseigen stoffen en farmaca) |
|
Cellulaire respiratie kan maximaal .. ATP geven. |
38 |
|
De glycolyse geeft: - .. ATP - .. NADH Glycolyse vindt plaats in het ..... |
2 ATP 2 NADH celplasma |
|
Alleen ...... kan zonder zuurstof. (glycolyse/krebs/oxid fosf) |
glycolyse |
|
Wat zijn de stappen van de gluconeogenese? |
7 stappen in omgekeerde volgorde. De drie onomkeerbare stappen worden hier uitgevoerd door: - pyruvaat carboxylase en PEP carboxy kinase - fructose-bi-fosfaat - glucose-6-fosfatase |
|
Hoeveel ATP verbruikt gluconeogenese? |
4 ATP |
|
De 10 enzymen van de glycolyse zijn: |
- hexokinase - fosfogluco-isomerase - fosfofructokinase - aldolase - isomerase - glyceraldehyde-3-fosfaat-dehydrogenase - fosfoglycerokinase - fosfoglyceromutase - enolase - pyruvaatkinase |
|
Respiratoir quotient bij verbranding van: - koolhydraten: - vetten: - eiwitten: |
- koolhydraten: 1 - vetten: 0.8 - eiwitten: 0.7 |
|
Aerobe verbranding is voor korte/lange beweging. Anaerobe verbranding is voor korte/lange beweging. |
Aerobe = lange (vanaf 10 sec) Anaerobe = korte (tot 10 sec) |
|
Hoe loopt de maximale zuurstofconsumptie? Zittend: Atleten: |
Zittend 2 L/min Atleten 6L/min |
|
Wat is de maximale cardiac output in L/min? (zittend - atleten) |
14-38 |
|
Vanaf .. L/min zuurstofconsumptie wordt ook lactaat gemaakt. |
2.5 |
|
Relatief risico op kanker: * inactief: * normaal: * Sporter: |
* inactief: 1 * normaal: 0.6 * Sporter: 0.35 |
|
Wat zijn de 6ps en 1s marketing trucs? |
Product, Price, Promotion, Packaging, Positioning people, Smell |
|
Wat is katabool en anabool? (betrek ATP hierbij) |
Katabool = afbrekend: ATP komt vrij |
|
Waar legt een lifestylecoach de nadruk op? - - |
- motivatie - doorzetting |
|
Hoeveel % van ons eten gaat op aan voeding? |
15% |
|
Hoeveel van de Nederlanders is voedselverslaafd? |
10% |
|
Wat doet pyruvaatdehydrogenase en wat wordt hierbij gevormd? |
Pyruvaat --> acetylCoA CO2 en NADH wordt gevormd. |
|
Wat doet pyruvaatkinase? |
Afbraak van glucose in rode bloedcellen. |
|
Hoeveelheden C's (9) van de citroenzuurcyclus? |
2- 6 (citraat) - 6 - 5 - 4 - 4 - 4 - 4 - 4 (oxaloacetaat) |
|
Noem enzymen van de urea cyclus: - - - - - - |
- carbamoyl fosfaat - citrulline - aspartaat - argininesuccinate - fumaraat eruit - arginine - ornithine |
|
Wat kan bij diabetes gebeuren? Van triglyceriden tot ketonbodies |
- Triglyceriden (uit vet) --> glycerol; dit wordt omgezet in de lever in glucose; glucosespiegel stijgt.
- Triglyceriden --> vetzuren --> acetyl CoA --> meer aminozuren --> glucose omhoog
- Triglyceriden --> vetzuren --> ketonbodies (lever) --> acetylCoA --> aminozuren en daarmee glucose omhoog.
|
|
Waar wordt glucose gevormd tijdens extreme honger? - - |
- hepatische glucose release - renale glucose release |
|
Waar haalt de lever zijn glucose vandaan tijdens deze honger? - - - - |
- eerst uit glycogeen - daarna: aminozuren glycerol lactaat en pyruvaat |
|
Waar haalt de nier zijn glucose vandaan tijdens deze honger? - - |
- stabiele hoeveelheid uit lactaat en pyruvaat (van glycerol) - steeds meer uit aminozuren na beloop van tijd |
|
Welke receptor en neuron kan ghreline activeren en waar leidt dit toe? |
- nervus vagus of bloed activeert de GHS-receptor - dan activering NPY/AgRP neuron - honger gaat omhoog |
|
Welke receptor zorgt voor aanmaak van leptine? Welk neuron wordt dan geinhibeerd? |
Ob-R receptor zorgt voor aanmaak leptine. Het NPY/AgRP neuron wordt geinhibeerd waardoor het hongergevoel omlaag gaat. |
|
Wat levert de citroenzuurcyclus op? - - - - |
- 2x GTP - 2x FADH2 - 6x NADH - 2x CO2 |
|
Wat levert FADH2 en NADH op aan ATP? |
FADH2: 2 ATP NADH: 3 ATP |
|
Hoeveel ATP levert anaerobe cellulaire respiratie op? |
2 ATP |
|
Bij de reactie glucose --> pyruvaat wordt ..... ATP verbruikt. |
1 ATP |
|
PEP (fosfoenolpyruvaat --> pyruvaat via pyruvaatkinase levert .. ATP op. |
2 |
|
Wat kan je gebruiken als substraat voor de Krebs? - - - |
- pyruvaat - vetzuren (beta oxidatie) - aminozuren |
|
Wat is beta oxidatie? |
Vetzuren --> transferase op mitochondrial membrane --> acetylCoA --> citroenzuurcyclus |
|
NADH door de mitochondriale membraan levert .... H+.
FADH2 door de mitochondriale membraan levert .... H+. |
NADH: 10 FADH2: 6 |
|
Als een cel geen mitochondrien heeft, wat gebeurt dan met pyruvaat? |
Pyruvaat gaat van C3 naar C2 naar de citroenzuurcyclus en daar wordt lactaat van gemaakt. (wel .. ATP winst door NADH vorming) |
|
Vetzuurafbraak: NADH. Bij elke afbraakcyclus van zo'n C16, 18, 20 wordt acetylCoA geproduceerd maar ook NADH. Dit geeft al energetische invloed op de oxidatieve fosforylering. Als je veel acetylcoA hebt kun je daar ook .... Van aminozuren kan je ook weer glucose maken: ..... |
- vetten van produceren (lipogenese) - gluconeogenese |
|
Formule biologische beschikbaarheid: F*D |
F*D (F = biologische beschikbaarheid) |
|
Biologische beschikbaarheid wordt bepaald door de patient (en geneesmiddel): - lever: - dunne darm: |
- lever: cirrose, variabiliteit CYP enzymen - dunne darm: chirurgie, diarree, eiwitten CYP3A4 en PGP |
|
Hoe is de absorptie in de neonaat? - - - - - |
- zuurproductie nog laag tot 6 jaar. pH > 4 - galzuren en lipase laag. - CYP1A1 eerst nog laag. - glutation conjugatie nog laag. - darmmotiliteit laag (F is lager, duurt langer voordat plasmaspiegels maximaal zijn) |
|
Wat is het verdelingsvolume? |
Fictieve volume dat in de patient zit met bijbehorende plasmaconcentratie. |
|
C0 (concentratie direct na toediening geneesmiddel) = |
= F*D/Vd D = oplaaddosis |
|
Waar wordt het verdelingsvolume door bepaald? - - - - - |
- gewicht - vrouw - vet - spier - water |
|
Waar verdeelt digoxine zich over? |
Spieren (skelet en hart) |
|
Wat is de oplaaddosis van digoxine bij: - volwassenen: - ouderen: |
volwassenen 1 mg ouderen 0.75 mg |
|
Wat is de formule van klaring?
|
F*D /t = Cl*Css (Css= |
|
klaring = filtratie + tubulaire secretie - .... |
reabsorptie |
|
Wat als moeder van een kind ultrarapid metabolizer is van CYP2D6 en codeine slikt? |
Kind gaat dood door te hoge morfine concentratie, omdat codeine door CYP2D6 wordt omgezet in morfine. |
|
Hoe vaak komt ultrarapid metabolizer voor in Finland, Portugal + Griekenland en Ethiopie? |
1% in Finland 10% in Portugal + Griekenland 30% in Ethiopie |
|
Waar wordt de halfwaardetijd door bepaald? - - |
- klaring - verdelingsvolume |
|
Halfwaardetijd = |
0.7 * Vd / Cl |
|
De halfwaardetijd bepaalt hoe snel je op ........ bent. |
Steady state |
|
Is de tijd van de steady state afhankelijk van de dosis? |
Nee |
|
Kunnen insuline en heparine door de placenta? |
Nee |
|
Formule regressie op tijdstip t = |
Ln(R) = a0(t) + a1*X1+ a2*X2 |
|
Hoeveel % van de NL boven de 30 jaar heeft een verhoogd cholesterol? |
65% |
|
Wat is de regel van Bayes? |
de kans dat een bepaalde mogelijkheid ten grondslag lit aan een gebeurtenis, uitgedrukt in de voorwaardelijke kansen op de gebeurtenis bij elk van de mogelijkheden. |
|
Positieve likelihood ratio = |
% true positives / % false positives |
|
Wat is de max. tailleomvang voor: mannen: vrouwen: |
mannen 92 vrouwen 88 |
|
Door de 5 leefstijlveranderingen op te volgen tegen DMII kan het risico van diabetes met .... % afnemen. |
35% |
|
Wat zijn de medisch ethische principes?
|
niet schaden weldoen respect voor autonomie rechtvaardigheid eerbied voor het leven |
|
Hoeveel mensen bewegen volgens de norm? |
70% |
|
Waar staat PICO voor? |
Patient Interventie Controle Outcome |
|
-De waarheid - boeken - - - - - - |
- systematische review - gerandomiseerd experiment - prospectief observationeel onderzoek - cross-sectioneel, case control - casus beschrijving, series |
|
Wat zijn de 7 zonden?
|
- wellust - gulzigheid - hebzucht - luiheid - woede - jaloezie - hoogmoed |
|
Hoeveel % van de mensen die gewicht verliest komen weer terug op hun oude gewicht? |
80-95% |
|
Dezelfde omgeving bij identieke tweelingen draagt maar ..% bij aan variatie. |
30% |
|
wat zijn thrifty genes? |
Vet opslaan |
|
Drifty genes zijn: |
genen die een dominante factor zijn (ipv positieve selectie) |
|
Hoe kunnen lipopolysachariden van microbieel DNA leiden tot NAFLD/NASH? |
--> TLR4/9 --> TNFa --> NAFLD/NASH |
|
Factor zwanger en overgewicht:
|
- latere zwangerschap (assortative mating) |
|
Criteria metabool syndroom (3/5): - - - - - |
- buikomvang (V >88, M> 102) - triglyceriden > 1.7 mmol/l - HDL cholesterol (M <1, V<1.3) - bloeddruk > 130/85 - suiker nuchter > 6.1 |
|
Wat hoort bij NAFLD? |
Steatose (macrovesiculair) |
|
Wat hoort bij NASH? |
Inflammatie (mallory's hyaline, fibrose) |
|
Cirrose? - - |
- steatose - hepatocellulair carcinoma risico |
|
Wat zijn de drie domeinen van verslaving? - - - |
- saliency (opvallendheid) - cognitieve controle - cues and craving |
|
Invloed op dopaminecircuit: |
cannabis, opioid, alcohol, nicotine, hallucinogen, PCP |
|
Waarbij is minder dopamine activiteit? - - |
- verslaving - binge eating disorder |
|
Wat gebeurt er met de groeihormoon respons na dopamine stimulatie? |
eemt af |
|
Wat gebeurt met de activiteit van de prefrontale cortex bij verslaving? |
Gaat omlaag |
|
Welke hersengebieden kunnen worden verbeterd via TMS? - - |
- prefrontale cortex - parietale cortex |
|
Tot hoeveel glazen alcohol per dag zit het RR < 1 voor mortaliteit? |
4 glazen |
|
En bij HVZ RR<1 bij: - mannen - vrouwen |
- mannen: na 95 gram - vrouwen: na 35 gram |
|
Hoeveel % drinkt meer dan de alcoholrichtlijn? |
6% |
|
Wat gebeurt er bij matig alcoholgebruikers met: - HDL: - Triglyceriden: - Fibrinogeen: - Adiponectine: - Estrone/dehydreopiandrosteronsulfaat: |
- HDL omhoog - triglyceriden omhoog - fibrinogeen omlaag - adiponectine omhoog: lager risico diabetes - estrone omhoog: hoger risico borstkanker, hogere botdichtheid |
|
Wat wordt onder bingedrinken verstaan? - Mannen: - Vrouwen: |
Mannen meer dan 5 Vrouwen meer dan 4 |
|
Hoeveel gram vezel moet je per dag gebruiken? |
30-40 gram |
|
Inname van keukenzout beperken tot .. gram per dag. |
6 g (=2.4 gram natrium per dag) |
|
1 gram eiwit = .. kcal 1 gram koolhydraten = .. kcal 1 gram vet = .. kcal 1 gram alcohol = .. kcal |
eiwit 4 kcal koolhydraten 4 kcal vet 9 kcal alcohol 7 kcal |
|
Per dag in gram (vrouw, 2000 kcal): - koolhydraten: - eiwit: - vet: |
- KH 250 g - eiwit 75 g - vet 100 g |
|
Hoeveel % consumeert eer zout dan de ADH van 6 g? |
85% Mannen 10 g per dag Vrouwen 7.5 g per dag |
|
Totale hoeveelheid arbeid A = |
F*s |
|
Vermogen (P) = |
P = (F*s) / t = F*v |
|
Wat is mechanische efficientie? |
Het deel van de energieinhoud van de voedingsstoffen dat ten goede komt aan door de spieren geleverde mechanisme energie. |
|
Hoe kan je het basaalmetabolisme meten? |
Hoeveelheid zuurstof verbruikt en hoeveelheid kooldioxide geproduceerd. |
|
Waarvoor is de VO2 max een waarde? |
Fysieke conditieniveau |
|
Door welke factoren wordt de VO2 max vooral bepaald? - - - |
- HMV - arterieel zuurstofgehalte - veneus zuurstofgehalte |
|
Energielevering: - Tot 10 s: - Tot 2 minuten: - Tot 20 min: - Lang: |
- atp, CP - koolhydraten anaeroob - koolhydraten aeroob - aeroob koolhydraten/vetten |
|
Hoe is het energieverbruik tijdens slaap ten opzichte van basaalmetabolisme? |
Nog wat lager tijdens slaap |
|
Hoeveel levert: - 1 gram koolhydraten: - 1 gram vet: - 1 gram eiwit: |
- KH: 4 kcal - vet: 9 kcal - eiwit: 4 kcal |
|
Wat zijn mitochondriale myopathieen? |
Verstoring van de energievoorziening van de spier, vaak al klachten op de kinderleeftijd. |
|
Wat is het effect van een lagere perifere weerstand op de : systolische: diastolische: |
beide lager |
|
Hoe wordt de gemiddelde bloeddruk door lagere perifere weerstand? |
Lager, maar wordt gecompenseerd door hogere HMC |
|
Wat kan worden gemeten om de circulatie te testen? |
Zuurstofverzadiging |
|
Bij hardlopen worden vooral .... verbrand. Bij wandelen worden vooral .... verbrand. |
Hardlopen: koolhydraten Wandelen: vetten |
|
Watt = |
energie / tijdseenheid = joule /s |
|
Elke dag 200 kcal meer leidt over een jaar tot een gewichtstoename van .... kg. |
6 kg |
|
Dunne niet fitte mensen hebben een .... risico op overlijden dan fitte dikke mensen. |
groter |
|
Relatief risico dikke fitte mensen: |
1.2 |
|
Fitte mensen zijn beter beschermd tegen het krijgen van de volgende kankervormen: - - |
-darmkanker -borstkanker |
|
Kankerrisico: - inctief: - normaal: - sporter: |
1 0.6 0.3 |
|
Wat is matig actieve inspanning? Als het rustmetabolisme met .-. x verhoogd is. |
4-6 x |
|
Voldoende lichaamsbeweging heeft een bewezen preventief effect op: - - - |
- DMII - hypertensie - dementie |
|
Wat is externe validiteit? |
Dat deresultaten te vertalen zijn naar het probleem in jouw praktijk. |
|
Formule lineaire regressie = |
Z = b0 + b*D + b*D etc
waarbij Z = kans op ziekte |
|
Logaritmische regressie = |
ln (Z) = b0 + b*D + B*d etc
waarbij Z = kans op ziekte |
|
Logistische regressie = |
ln (Z/(1-Z)) = b0 + b*D + B*d etc
waarbij Z = kans op ziekte b = coefficienten/regressiecoefficienten (=wegingsfactoren) D = determinant/kenmerk patient |
|
Logistische model omgeschreven in Z = |
Z = 1/ (1 + exp (-(b0 + b*D etc) |
|
Met welke factoren neemt het risico op jicht toe? - - |
- hogere alcohol intake - vleesconsumptie |
|
Waarmee neemt het risico op jicht af? - - |
- grotere fruitinname - renafstanden en fitness |
|
Hoeveel maal groter is het risico op jicht bij een BMI > 27.5 (dan <20)? |
16x |
|
Wat is een gerandomiseerde trial? |
Random, confounders uitgeschakeld. Twee behandelingen worden vergeleken. |
|
Patient controle onderzoek? |
Groepen worden gemaakt op basis van ziek/niet ziek, waarbij dan een determinant wordt gezocht. |
|
Cohortonderzoek? |
Groepen worden gemaakt op basis van een determinant. Vervolgens wordt gezocht naar het ontstaan van ziekten. |
|
P<0.0001 betekent: |
bij het oneindig herhalen van het onderzoek zal 95% binnen het betrouwbaarheidsinterval liggen. |
|
Dwarsdoorsnede onderzoek betekent: |
van alle deelnemers in het onderzoek wordt op hetzelfde moment de blootstelling en de aanwezigheid van een ziekte vastgesteld en de samenhang onderzocht. |
|
Wat is een risicokaart? |
Een visualisering van een dergelijk predictiemodel. |
|
Bij welke patienten wordt een compleet cardiovasculair risicoprofiel opgesteld? - - - - - - |
- HVZ - DMII - verhoogde bloeddruk - serumcholesterolconcentratie - rokende mannen > 50 - rokende vrouwen > 55
(Zo niet: dan alleen leefstijladviezen) |
|
Wat voor medicijnen krijgen patienten met HVZ? - - - |
- acetylsalicylzuur - betablokker / ACE remmer - statine (als LDL > 2.5 mmol/l) |
|
Wat is de waarde van een: normale bloeddruk: hoge bloeddruk: |
normaal: minder dan 140/90 hoog: meer dan 160/90 |
|
Wat is Co? |
Concentratie direct na toediening van een geneesmiddel |
|
Wat is F? |
Biologische beschikbaarheid |
|
Wat is D? |
Eenmalige dosis (oplaaddosis) |
|
Css? |
Gemiddelde concentratie in steady state |
|
Wat is de onderhoudsdosis + formule? |
Hoeveelheid geneesmiddel die per tijdseenheid wordt gegeven: D/t |
|
Waarvan is absorptie uit de darm afhankelijk? - - - - |
- GI motiliteit - GI pH - deeltjesgrootte - chemische interactie met darmsappen |
|
Wat is het first -pass effect? |
De eerste leverpassage wanneer een geneesmiddel na opname via de darmen de lever voor het eerst passeert. |
|
Wat is het verdelingsvolume? |
De hoeveelheid geneesmiddel in het lichaam / plasmaconcentratie. (= het volume vloeistof dat nodig is om de concentratie van het medicament in de bloedbaan te krijgen) |
|
Wat is de oplaaddosis? Oplaaddosis C0 = |
C0 = F*D / Vd |
|
Klaring? (schoonmaken door nier en lever) |
F*D / t = Cl * Css
Cl in ml/min |
|
Waar wordt de klaring door bepaald? - - |
-geneesmiddel -patientfactoren |
|
Het metabolisme van geneesmiddelen vindt plaats in twee fasen: fase I: fase II: |
fase I: polair maken voor oxidatie, reductie of hydrolyse. KATABOOL (meer actief maken) fase II: conjugatie, bv door glucuronidering, acetylering of methylering (wateroplosbaarheid verhogen zodat het via de nieren of (vooral) lever kan worden uitgescheiden) ANABOOL (minder actief) |
|
Katabool: atp en energie? |
Afbraak, maakt energie. |
|
Anabool: atp en energie? |
Opbouw, kost energie. |
|
Waarvan is de halfwaardetijd afhankelijk? - - |
- klaring - Vd |
|
De halfwaardetijd bepaalt wanneer je op steady state bent. T0.5 = |
ln2 * Vd / Cl |
|
SIX step model: - - - - - - |
1. evalueer de problemen (kijk of bestaande behandeling is) 2. identificeer het doel van de behandeling *gewenst doel) 3. bepaal de behandelmogelijkheden (indicatiegericht: zie richtlijnen) 4. Beredeneer de geschikte behandeling (patientgericht) 5. Stel de definitieve behandeling vast. (incl hoeveelheid etc) 6. Plan controlemaatregelen/follow up - |
|
Stap 4 uitgebreider, factoren die de keuze van de behandeling positief of negatief kunnen beinvloeden/contraindiceren: (7) |
1. comorbiditeit 2. farmacokinetische verandering 3. fysiologische situaties 4. interacties 5. intoxicaties 6. allergie 7. therapietrouw |
|
Waar wordt metoprolol gemetaboliseerd?
|
In de lever |
|
Oplaaddosis metoprolol aanpassen bij iemand met levercirrose? |
Ja, vanwege de hogere biologische beschikbaarheid en verlengde halfwaardetijd verlaag je de oplaaddosis. |
|
Wat is de normale F bij patienten met levercirrose? Eliminatie via...? |
50% door groot first pass effect. eliminatie via nieren. (CYP2D6 tot inactieve metabolieten in lever) |
|
Halfwaardetijd: metoprolol: digoxine: |
metoprolol 3.5u digoxine 30-40u |
|
Hoe gaat de metabolisering van digoxine? Via .. |
Digoxine is een substraat voor P-glycoproteine (Pgp) |
|
Eliminatie digoxine? |
Onveranderd |
|
Wanneer is de halfwaardetijd verlengt voor digoxine? - - - |
- neonaten - hypothyreoidie - nierfunctiestoornissen |
|
Waar verdelen benzodiazepines zich over? |
Vet |
|
Waar verdeelt digoxine zich over? |
Spieren |
|
Wat is he tdistributiefenomeen? |
De best doorbloede compartimenten zijn het eerst aan de beurt zoals hart en brein, daarna pas naar bv vetweefsel. |
|
Waar lost gentamycine/tobramycine in op? |
Wateroplosbaar, vooral extracellulaire ruimte. |
|
Hoe wordt gentamycine uitgescheiden? |
Door de nieren |
|
ABW = |
ABW = LBW + (0.4 * (TBW - LBW) |
|
LBW man LBW vrouw |
LBW man = 0.9 * lengte - 88 LBW vrouw = 0.9 * lngte - 83 |
|
Levercirrose leidt tot een hogere/lagere biologische beschikbaarheid. |
hogere (en hogere halfwaardetijd) |
|
Nierziekten leiden tot een hogere/lagere F. |
hogere |
|
Zwangeren en: Verdelingsvolume: hoger/lager Klaring hoger/lager Halfwaardetijd: |
Verdelingsvolume is hoger --> hogere oplaaddosis Klaring is lager (door lever en nieren) Halfwaardetijd: Vd hoger, Cl lager.... |
|
Plichtethisch = |
deontologisch |
|
Bij wie zouden andere criteria nodig zijn voor het metabool syndroom? |
Aziaten |
|
Het is nog niet helemaal duidelijk hoe overgewicht leidt tot insulineresistentie maar: - - - |
- vetverdeling is van belang - hormonale factoren vetweefsel zorgen voor insulineresistentie in andere organen. - ontstekingsreactie die tot ins. resistentie leidt. Kan deels samenhangen met het microbioom. |
|
Drifty gene = |
accumulatie van mutaties doordat er niet meer echt selectie of genetische drift is. |
|
Oorzaken van overgewicht (onconcentionele): (6) |
- slaapduur (hoger greline, lager leptine) - airco - geboortegewicht - microbioom (H. pylori) - psychosociale stress - sociaal netwerkhypothese |
|
De microbiele flora kan de voedingsopname beinvloeden door: - - - |
- bacterien promoten absorptie van monosachariden en induceren hepatische lipogenese. - onderdrukken van 'fasting-induced adipocyt factor' - ciculerend LPS verhoogd |
|
Toename kans obesitas als: - vriendin met obesitas: - broer/zus obesitas: - echtgenoot obesitas: |
- 57% - 40% - 37% (bij buren geen effect) |
|
7 mythen (diepe waarheden) over obesitas: (7) |
- Snelle, grote gewichtsverliezen zijn geassocieerd met minder lang-aanhoudende gewichtsverliezen dan minder snelle gewichtsverliezen. - Borstvoeding is beschermend - Sexuele activiteiten verbranden 100 tot 300 kcal voor iedere persoon. |
|
Vermoedens rondom obesitas zijn: (6) |
1. Regulair eetpatroon(dus niet skippen) van het ontbijt is belangrijk 2. In het vroege kind-zijn leert men hoe om te gaan met eten en met fysieke activiteit zodat men dit de rest van het leven zal bijdragen 3. Meer fruit en meer groente zorgen voor gewichtsbehoud of verlies. 4. Jojo-effect kan zorgen voor hogere mortaliteit 5. Snacken zorgt voor meer obesitas 6. Milieu en gemeente om zich heen zorgt kan invloed hebben op gewicht |
|
Metabool syndroom: het meer dan toevallig samen voorkomen van een aantal risicofactoren voor HVZ, namelijk: (5)
|
- glucose intolerantie - hypertensie - overgewicht - dyslipidemie - insuline resistentie |
|
Hoe begint het ontstaan van insulineresistentie? |
Door de overvloedige aanwezigheid van circulerende vrije vetzuren. |
|
De remming van .... in vetweefsel is een van d ebelangrijkste functies van insuline. |
lipolyse |
|
Aks insulineresistentie ontstaat zal de verhoogde lipolyse meer .... afgeven. |
vrije vetzuren |
|
Wat is het gevolg van een verhoogde hoeveelheid vrije vetzuren? |
Hierdoor is er een verhoogde substraat aanwezigheid en dit creeert insulineresistentie door de signaalroute aan te passen. |
|
Vrije vetzuren beschadigen de insuline-gemedieerde glucose uptake en hopen op als triglyceriden in zowel skeletspierweefsels als hartspierweefsel terwijl terwijl een verhoogde .... en ophoping van vetzuren in de lever te zien is. |
glucoseproductie |
|
Vetweefsel produceert adipokine. Deze kunnen een gunstige invloed (....) op de insulinegevoeligheid hebben, maar ook een ongunstige (....) |
Gunstige: adiponectine Ongunstige: TNF-alfa |
|
Vrije vetzuren worden in overbvloed uitgescheiden door vetweefsel. In de lever veroorzaakt dit een verhoogde productie van : - - en een verlaagde productie van: - |
- Verhoogd: glucose en triglycerides (VLDL) - Verlaging: HDL |
|
Hyperinsulinemie (reactie van pancreas op verhoging glucose en vrije vetzuren) resulteert in: - - |
- verhoogde natrium absorptie in de nieren - verhoogde sympathische activiteit Dit leidt tot hypertensie. |
|
De verhoogde secretie van IL-6 en TNF-alfa door de adipocyten en macrofagen resulteert in een - - |
- verdere insuline resistentie - lipolyse |
|
Wat is ectopisch vet? |
Vet IN je organen |
|
Wat is de oorzaak van lipodystrofie? - - - zeldzaam: |
- hiv remmers - insulineprikplekken - zeldzaam: Barraquer Simons (erfelijk) |
|
Wat zijn symptomen van lipodystrofie? (6) |
- verlies van subcutaan vet - gebrek aan metabool actief vetweefsel - toename plasmatriglyceriden en spier- en vetweefsel - insulineresistentie - steatohepatitis |
|
Hoe kan het dat: afwezigheid vetweefsel --> verhoogd triglyceridengehalte --> diabetes? |
overtollig glucose en triglyceriden moeten in lever en spieren worden opgeslagen (ipv vet), dit maakt organen minder gevoelig voor insuline --> diabetes. |
|
Bij vrouwen is lipodystrofie makkelijker te herkennen: - |
- verplaatst naar de buik. (bij mannen is dat al zo) |
|
Hoe beinvloedt overgewicht het fenotype van lipodystrofie? (9) |
- vet bij buik kan toenemen - buffalo hump - vetbulten elders lichaam (lipoma's) - vergroting borsten - toename vet kaken - afname vet gezicht - afname vet bij armen, benen, billen (aderen zichtbaar) - verstoring in glucose- en cholesterolgehalte |
|
Hoeveel % van de patienten met DMII heeft NAFLD? En met DMI? |
DMII: 50-60% DMI: 45% |
|
Hoe ontstaat NASH? |
(steatohepatitis): door hepatocyt beschadiging en -ontsteking. |
|
Hoeveel % van de mensen met DMII hebben NASH? |
10%, met toenemend risico op cirrose en lever-gerelateerde dood. |
|
Wat zijn de risico's van NAFLD? - - - - |
- cirrose - liver related death - HVZ - mortaliteit in DMII |
|
Hoe herken je patienten met NAFLD? - - - |
- meesten asymptomatisch - malaise - abdominal discomfort / fullness - hepatomegaly - acanthosis nigricans - af en toe: portale hypertensie met ascites, splenomegalie en spider naevi. (NASH related cirrose) |
|
Behandeling van NAFLD: - - |
- gewichtsverlies (echter niet aangetoond voor fibrose) - specifieke behandeling ter preventie van progressieve leverziekte - pioglitazone en antioxidant behandeling met vit E (maar pas op voor cardiale toxiciteit op lange termijn) |
|
Uitgangspunten motiverende gespreksvoering: - - - |
- cooperatie (gelijke werkrelatie arts-patient) - evocatie (wat patient al in zich heeft mobiliseren om te veranderen) - respect autonomie patient |
|
Basisprincipes motiverende gespreksvoering: - - - - |
- toon empathie - ontwikkel discrepantie - meerollen weerstand - zelfvertrouwen vergroten |
|
Five Shot punten: Hoe vaak drinkt u alcoholische dranken?
|
- Nooit: 0 - 1x of minder per maand: 0.5 - 2-4x per maand: 1 - 2-3x per week: 1.5 - 4 of meer per week |
|
Five Shot punten:Hoeveel alcoholische dranken op een typische dag? |
1-2: 0 punten 3-4: 0.5 punt 5-6: 1 punt 6-9: 1.5 punt 10 of meer: 2 punt
|
|
Vanaf welke score kan alcoholmisbruik of -afhankelijkheid worden vermoed bij de Five Shot test? |
2.5 of hoger |
|
Participatieladder (in hoeverre je meedoet): - - - - -
|
- (mee)beslissen - coproduceren - adviseren - raadplegen - informeren |
|
Wat is motivatie? En intern / extern? |
Mate van bereidheid tot gedragsverandering. Extern: zwak en korte termijn. Intern: sterk en lange termijn |
|
Voorbereiding veranderplan: S |
Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdgebonden |
|
Zelfcontrolemaatregel: - stimulus controle maatregel - stimulus respons maatregel -respons consequentie maatregel |
- stimulus controle: vermijden situaties die verleiden - stimulus respons: waar je normaal drinkt nu iets anders drinken/doen. - respons conseq: belonen of straffen. |