Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
68 Cards in this Set
- Front
- Back
koolhydraten |
1 van de 3 groepen macronutriënten opgebouwd uit koolstof, waterstof en zuurstof, die afkomstig is van planten en energie levert |
|
glucose |
meest voorkomende suiker molecuul, een monosacharide, die over het algemeen voorkomt samen met andere suikers; * geprefereerde energiebron voor de hersenen- en zenuwcellen * belangrijke energiebron voor alle cellen |
|
fotosynthese |
een proces waarbij planten zonlicht gebruiken als energiebron voor een chemische reactie die koolstof en water combineert tot glucose, die in hun cellen wordt opgeslagen |
|
verdeling koolhydraten |
eenvoudig (1 of 2 moleculen) complex (honderden tot duizenden moleculen) |
|
eenvoudige koolhydraten |
monosachariden disachariden |
|
monosachariden |
eenvoudigste vorm van koolhydraten, bestaat uit 1 suikermolecuul glucose (meest voorkomend) fructose galactose ribose |
|
disachariden |
koolhydraatvorm bestaande uit 2 monosachariden die samengevoegd zijn lactose maltose sucrose |
|
fructose |
zoete natuurlijke suiker, monosacharide die voorkomt in fruit en groente, ook levulose of vruchtensuiker genoemd |
|
galactose |
komt niet zelfstandig voor in voedsel, samen met glucose vormt het lactose (melksuiker) |
|
ribose |
5-koolstof monosacharide, komt weinig voor in voedsel, ons lichaam produceert het en het is te vinden in het genetische materiaal van cellen (DNA en RNA) |
|
lactose |
1 galactose + 1 glucose |
|
maltose |
1 glucose + 1 glucose moutsuiker, komt normaal gesproken niet in voedsel voor maar is bijproduct van vertering en van fermenteren / gisten (productie bier etc.) |
|
fermentatie |
anaerobe proces waarin een stof zoals gist ervoor zorgt dat een organische substantie wordt afgebroken in eenvoudigere substanties, met als resultaat productie van ATP |
|
sucrose |
1 glucose + 1 fructose; disacharide, zoeter dan maltose of lactose, komt voor in suikerriet, suikerbieten, honing, fruit en groente |
|
alfa binding |
type chemische verbinding die verteerd kan worden door enzymen in de menselijke spijsvertering |
|
beta binding |
type chemische verbinding die niet makkelijk verteerd kan worden door enzymen in de menselijke spijsvertering, komt voor in vezels en lactose |
|
complexe koolhydraten |
een nutriënt bestaand uit lange reeksen van glucose moleculen, bv zetmeel, glycogen en vezel |
|
oligosachariden |
complexe koolhydraten die bestaan uit 3 tot 10 monosachariden vaak: raffinose = galactose + glucose + fructose in bonen, kool, spruiten, broccoli, volkoren granen stachyose: 2 galactose +1 glucose + 1 fructose in bonen en andere groenten |
|
RFO |
Raffinose Familie Oligosachariden zoals raffinose en stachyose |
|
alfa-galactosidase |
enzym dat RFO's afbreekt, vermindert winderigheid door het eten van bonen en andere groenten |
|
polysacharide |
complex koolhydraat die bestaat uit lange ketens (honderden en duizenden); zetmeel - glycogen - vezels |
|
zetmeel |
opslagvorm van glucose in planten; amylose: rechte keten glucose moleculen amylopectin: wijd vertakt, meer opp. gebied, wordt sneller verteerd dan amylose, zorgt voor snellere stijging bloedglucose vb: granen, peulvurchten, aardappels en aardappelachtige soorten |
|
butyraat |
vetzuur dat geproduceerd wordt door onze darmflora uit onverteerbaar zetmeel; voorlopig onderzoek wijst uit dat het goed zou kunnen werken tegen kanker |
|
waarom worden peulvruchten als gezond beschouwd? |
- bevatten meer onverteerbaar zetmeel dat wordt omgezet naar butyraat - veel eiwit - veel vezels |
|
glycogen |
opslagvorm van glucose in spieren en lever in mensen en dieren. Komt niet voor in ons voedsel, omdat als een dier geslacht wordt, wordt de meeste glycogen afgebroken door enzymen in dierlijke weefsels, dus bijna geen glycogen in vlees en niet is planten. |
|
dieetvezel |
de onverteerbare koolhydraatdelen van de plant die de structuur van de plant ondersteunen van bladeren, stelen en zaden |
|
functionele vezel |
de onverteerbare vorm van koolhydraten van plantaardige oorsprong of geproduceerd in een laboratorium, die bekende gezondheidsbevorderende eigenschappen hebben; worden toegevoegd aan voedsel |
|
totale vezel |
som van dieetvezel plus functionele vezel |
|
oplosbare vezel |
oplosbaar in water visceus fermenteerbaar |
|
onoplosbare vezels |
onoplosbaar in water niet visceus niet fermenteerbaar |
|
vezelrijke koolhydraten |
een groep voedingsproducten die eenvoudige of complexe koolhydraten bevatten met een hoog gehalte dieetvezel, deze producten zijn meestal vers of licht bewerkt, zoals fruit, groente, volkoren granen |
|
Wat is het voornaamste doel van koolhydraat vertering? |
Polysachariden en disachariden af te breken tot monosachariden, die dan omgezet kunnen worden in glucose, dat door het lichaam gebruikt wordt voor energie. |
|
speekselamylase |
een enzym in speeksel dat zetmeel afbreekt in kleiner deeltjes en uiteindelijk tot de disacharide maltose. |
|
wat voor effect heeft zoutzuur op speekselamylase? |
het deactiveert het enzym |
|
waar vindt het grootste deel van de vertering van koolhydraten plaats en hoe? |
De alvleesklier produceert pancreasamylase, maltase, sucrase en lactase, dat afgegeven wordt in de dunne darm. Daar wordt resterend zetmeel door amylase afgebroken tot maltose. Maltose wordt door maltase afgebroken tot glucose. Sucrose wordt door sucrase afgebroken tot glucose en fructose. Lactose wordt door lactase afgebroken tot glucose en galactose. Alle monosachariden worden geabsorbeerd in het bloed via de wand van de dunne darm. Glucose en galactose mbv actief transportproteïne en energie, fructose mbv gefaciliteerde diffusie zonder energie, langzamer proces. De monosachariden gaan via het bloed naar de lever, die van galactose en fructose glucose maakt. Glucose die direct nodig is wordt afgegeven door lever in het bloed, anders wordt het opgeslagen in lever en spieren in de vorm van glycogen. |
|
wat is de gemiddelde opslagcapaciteit in gram en kcal van glycogen in het lichaam? |
70 gram = 280 kCal in lever 120 gram is 480 kCal in spieren |
|
insuline |
hormoon dat wordt afgescheiden door betacellen van alvleesklier in reactie op verhoogde bloedsuiker niveau's. - Faciliteert opname van glucose door lichaamscellen. - Stimuleert lever om glucose om te zetten in glycogen en dat op te slaan |
|
glucagon |
hormoon dat wordt afgescheiden door alfacellen van alvleesklier in reactie op verlaagde bloedsuiker niveau's. - Stimuleert lever om opgeslagen glycogen om te zetten in glucose. - Assisteert de lever bij het afbreken van eiwit en opname van aminozuren. De lever maakt glucose van aminozuren. Glucose wordt afgegeven aan het bloe en naar de cellen getransporteerd voor energie. |
|
Welke hormonen hebben een bloedsuikerverhogende werking? |
epinefrine (adrenaline) norepinefrine (noradrenaline) cortisol GroeiHormoon |
|
Werking van cortisol |
beinvloedt lever- spier en vetweefsel verhoogt gluconeogenesis vermindert gebruik glucose door spieren en andere organen |
|
werking van GH |
vermindert glucose-opname door spieren verhoogt mobilisatie en gebruik van vetzuren opgeslagen in ons vetweefsel verhoogt productie glucose door lever |
|
werking van adrenaline en noradrenaline |
zorgen voor flight or flight reflex afgegeven door bijnieren verhogen glycogen afbraak in lever |
|
Glycemische index |
een gradatie van het potentieel van voedingsmiddelen om bloedsuiker en insuline niveau's te laten stijgen |
|
Glycemische belasting |
hoeveelheid (gram) koolhydraten in voedsel x glycemische index van dat voedsel |
|
waarom wordt een eetpatroon met lage glycemische index/belasting aanbevolen? |
verlaagd risico voor chronische ziekten zoals hart- en vaatziekten, type 2 diabetes en prostaat kanker |
|
waarom hebben we koolhydraten nodig? |
- beste algemene energiebron, geschikt voor alle cellen, rode bloedcellen kunnen alleen glucose gebruiken, zenuwcellen bij voorkeur glucose - energie tijdens sporten, vooral hijgsporten, omdat koolhydraten ook zonder zuurstof verbrand kunnen worden - zorgen ervoor dat er geen eiwitten worden gebruikt, als er niet voldoende energie voorradig is worden eiwitten gebruikt om glucose van te maken |
|
ketosis |
proces waarbij vet wordt verbrand tijdens periodes van vasten waarbij ketonen geproduceerd worden - onderdrukt hongergevel - veroorzaakt uitdroging - veroorzaakt aceton-adem - langere periode van vasten veroorzaakt verzuring van bloed = ketoacidosis |
|
ketoacidosis |
een conditie waarbij teveel ketonen in het bloed ervoor zorgen dat het bloed veel te zuur wordt, waardoor basis lichaamsfuncties veranderd worden en weefsel beschadigd wordt. Komt vaak voor bij mensen met onbehandelde diabetes mellitus. |
|
ketonen |
stoffen die geproduceerd worden tijdens de verbranding van vet wanneer de koolhydraat toevoer te laag is om aan de energiebehoefte te voldoen. Kunnen door hersenen gebruikt worden als alternatieve energiebron als glucose niveaus laag zijn. |
|
(mogelijke) voordelen van vezel |
- verminderd risico op darmkanker - voorkomt bloedingen, obstipatie en andere spijsverteringsproblemen doordat poep vochtig en zacht blijft. Ook zorgt vezel voor weerstand voor darmspieren waardoor verwijderen van poep gemakkelijker is. - verminderd risico op diverticulosis - potentieel verminderd risico op hart- en vaatziekten, door vertragen/blokkeren van opname cholesterol uit voedsel, vertering van oplosbare vezels door bacteriën produceert een vetzuur dat mogelijk een gunstige invloed heeft op cholesterol verhouding - potentieel gewichtsverlies, doordat het eten van vezelrijk voedsel zorgt voor voldaner gevoel - potentieel minder risico op diabetes type 2, door langzamere vertering voedsel ook langzamere stijging bloedsuikerspiegel |
|
hoeveel glucose gebruiken de hersenen gemiddeld per dag? |
130 gram glucose per dag |
|
toegevoegde suikers |
suikers en siropen die worden toegevoegd aan voedsel tijde de verwerking of conservering |
|
van welke gezondheidsproblemen is suiker (waarschijnlijk) de oorzaak? |
- tandbederf - ongezonde niveaus van cholesterol - obesitas |
|
Welke energie% range wordt aanbevolen voor koolhydraten? |
tussen 45 en 65 en% per dag |
|
tarwebrood |
wettelijk vastgelegde naam van brood, waarvan tarwemeel het voornaamste bestanddeel is en waarin zemelen met het blote oog waarneembaar zijn |
|
volkorenbrood |
brood gemaakt van meel waarin de gehele graankorrel is verwerkt. De term volkoren is wettelijk vastgelegd. |
|
Hoeveel vezel is nodig per dag? |
Bij voldoende vochtinname en beweging: 30 - 45 gram per dag |
|
Nadelen van het eten van (extreem) veel vezels |
- winderigheid - opgeblazen gevoel - constipatie - uitdroging - kan opname van ijzer, zink, calcium en vit. D verminderen - ondervoeding doordat mensen zich voldaan voelen voordat ze voldoende gegeten hebben |
|
polyolen |
Niet-intensieve zoetstoffen.De smaak lijkt erg op die van suiker en ze hebben geen bijsmaak, zoals de meeste intensieve zoetstoffen. De polyolen xylitol, isomalt, maltitol en lactitol leveren wel calorieën, maar ongeveer 2 keer zo weinig als kristalsuiker. Vrijwel alle polyolen zijn natuuridentieke stoffen. Alleen lactitol komt in de natuur niet voor. Erythritol is de enige natuurlijke polyol. Het wordt gewonnen via fermentatie van glucose door een gist. |
|
intensieve zoetstoffen |
50 tot 3000 keer zoeter dan suiker en leveren geen of nauwelijks calorieën. De meeste intensieve zoetstoffen zijn synthetisch gemaakt. Alleen thaumatine en stevia zijn natuurlijke intensieve zoetstoffen. Ze zijn geïsoleerd uit planten. |
|
diabetes |
chronische ziekte waarbij het lichaam net langer het bloedsuiker niveau kan reguleren |
|
hyperglycemie |
hogere bloedsuikerniveau's dan normaal; langdurige blootstelling aan hoge bloedsuiker niveau's leidt tot beschadiging van bloedvaten en zenuwen |
|
diabetes type 1 |
auto-immuunziekte waarbij betacellen in alvleesklier worden aangevallen, wat leidt tot onvoldoende productie van insuline, diagnose meestal tussen 10-14 jaar |
|
diabetes type 2 |
diabetes mellitus: stoornis waarbij mensen steeds ongevoeliger worden voor insuline, waardoor de alvleesklier de productie moet verhogen om normale bloedsuikerspiegels te handhaven. Na verloop van tijd kan de alvleesklier de hoge productie niet meer aan en stopt met productie van insuline. |
|
risicofactoren voor diabetes type 2 |
obesitas familie met diabetes type 2 zittende levensstijl metabolisch syndroom leeftijd |
|
metabolysch syndroom |
verzameling risicofactoren: - taille >= 88 cm vrouwen en >= 102 cm mannen - verhoogde bloeddruk - ongezond niveau cholesterol - verhoogde bloedsuikerspiegel |
|
hypoglycemie |
laag bloedsuikergehalte oorzaken: * teveel insuline gespoten * reactieve hypoglycemie als de alvleesklier teveel insuline produceert na koolhydraatrijke maaltijd, 1-4 uur na maaltijd * vasten hypoglycemie, als het lichaam doorgaat met insuline te produceren ook al heeft iemand niet gegeten (vaak bijverschijnsel van andere ziekte) |
|
lactose intolerantie |
stoornis gekenmerkt door het onvermogen van het lichaam om voldoende lactase enzym aan te maken, waardoor voedsel dat lactose bevat, zoals melk, niet verteerd wordt |