• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/43

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

43 Cards in this Set

  • Front
  • Back

persoonlijkheidspsychologie

tak van de psychologie die zich bezighoudt met individuele verschillen tussen mensen

De grote vijf

persoonlijkheidseigenschappen verdeeld in 5 clusters:


1) extraversie


2) mildheid


3) ordelijkheid


4) emotionele stabiliteit


5) openheid

extraversie

de mate waarin je spraakzaam en open bent en behoefte hebt aan contact met anderen

mildheid

de mate waarin je aardig bent en rekening houdt met andermans gevoelens

ordelijkheid

de mate waarin je behoefte hebt aan orde en structuur en systematisch en nauwkeurig te werk gaat

emotionele stabiliteit

de mate waarin je problemen van je af kunt zetten en gevoelig bent voor stress

openheid

de mate waarin je open staat voor veranderingen, creatief en openminded bent

Persoonlijkheidstypologieën

Type A: gehaast & vijandig


Type B: ontspannen & geduldig


Type C: afhankelijk & rationeel


Type D: negatief & gesloten

Kenmerken type A

* gehaast - onder tijdsdruk - ongeduldig


* (verborgen) vijandigheid, boosheid


* klein sociaal netwerk, weinig investering in sociale relaties


* consciëntieus en perfectionistisch, doen hun uiterste best om zich aan gezonde leefregels te houden (maar meestal pas na hartaanval oid)


> hogere kans op ongeluk, maagpijn, slaapproblemen, verkoudheid, hoofdpijn, allergieën, ziekte van Pfeiffer

Kenmerken type B

* ontspannen


* nemen de tijd voor goede dingen van het leven


* aardig, veel vrienden en kennissen


> kleinere kans op hart- en vaatziekten


> maken zicht niet druk om gezondheidsrisico's en ongezonde leefgewoontes


> zwakkere zelfdiscipline

Kenmerken type C

* gaan conflicten uit de weg, iedereen te vriend te houden, schikken naar andermans wensen


* uiten weinig negatieve emoties, rationalisatie emoties


* moeilijk zelfstandig problemen oplossen, afhankelijke opstelling


> kunnen slecht met stress omgaan


> verband met kanker

Kenmerken type D

* negativisme, aandacht voor wat er niet goed is in zichzelf en anderen


* sociale geremdheid: ongemakkelijk, gespannen en geremd in contact met anderen


* ervaren veel negatieve emoties zonder uitlaatklep omdat ze weinig met anderen praten


> verhoogde kans op hart- en vaatziekten


> hogere kans om te sterven na ontstaan hartproblemen


> angstig en depressief na ontstaan hartproblemen


> verhoogde kans op kanker na ontstaan hartproblemen

parasympatisch zenuwstelsel

deel van het zenuwstelsel dat verantwoordelijk is voor rust en herstel van het lichaam

gelijkheidsprincipe

mensen voelen zich het meest aangetrokken tot anderen die ongeveer hetzelfde denken als zijzelf en die op dezelfde manier in elkaar zitten

model van ofman

kernkwaliteit

belangrijke positieve eigenschap van jezelf die tot de kern hoort van wie je bent

valkuil

eigenschap die voortkomt uit teveel van de kernkwaliteit

uitdaging

positief tegenovergestelde kwaliteit van je valkuil

allergie

gedrag van anderen waar je je aan ergert

Freud

grondlegger hedendaagse psychologie, psychoanalytische benadering

Bewustzijnsniveaus volgens Freud

1) bewuste: Es - id: biologische drijfveren, aangeboren seksuele en agressieve instincten, bevredigen behoeften


lustprincipe: pijn vermijden, plezier najagen


2) voorbewuste: Ich - ego:


realiteitsprincipe: verstandig logisch en reëel


3) onbewuste: Uberich - superego, kan straffen en belonen


geweten: opgeslagen regels en normen die iemand zich eigen heeft gemaakt

afweermechanisme

een onbewust verlopende poging van het Ich om bedreigende zaken buiten het bewustzijn te houden, om angst terug te dringen of te laten verdwijnen

verdringing

afweermechanisme: onplezierige en negatieve ervaringen worden in het onbewuste gehouden, als het ware 'vergeten'

ontkenning

afweermechanisme: onplezierige en negatieve ervaringen worden ontkend zodat het lijkt alsof ze niet gebeurd zijn

projectie

afweermechanisme: de eigen negatieve gevoelens worden 'verplaatst' naar een ander

rationalisatie

afweermechanisme: eigen negatieve gedrag wordt goedgepraat door geloofwaardige maar onjuiste redenen en pijnlijke aspecten van een situatie worden weggeredeneerd door een uitsluitend zakelijke, feitelijke omgang met de situatie

reactievorming

afweermechanisme: ongewenste gedragsneigingen worden omgezet naar het tegenovergestelde; opgekropte boosheid naar een opvoeder veroorzaakt zoveel angst dat het juist leidt tot overdreven positief gedrag naar die opvoeder toe

Rogers

aanhanger van humanistische benadering:


ieder mens wil zijn ideale zelf bereiken en probeert zich daarom zo goed mogelijk te ontplooien/actualiseren;


de mate waarin actuele zelf overeenkomt/afwijkt van ideale zelf bepaalt psychisch welzijn van een persoon.

actuele zelf

het beeld dat iemand heeft van zijn feitelijk zelf, hoe hij zichzelf waarneemt

ideale zelf

beeld hoe iemand het liefst zou willen zijn

2 oorzaken voor discongruentie tussen actuele en ideale zelf

1) te weinig capaciteiten om ideale zelf te bereiken


2) te hoge eisen aan zichzelf stellen

motivatie

de drijvende kracht die bij het individu bestaat achter het handelen, gericht op het bevredigen van behoeften

behoefte

wanneer de huidige situatie van iemand niet overeenkomt met de gewenste situatie

theorie van Maslow

menselijk gedrag wordt aangezet door aangeboren behoeften, te onderscheiden in 5 niveaus. Pas wanneer een behoefte op een lager niveau is bevredigd kan iemand zich richten op het eerstvolgende hogere niveau:


1) fysiologische behoeften


2) veiligheid


3) sociale behoeften


4) waardering


5) zelf actualistatie

deprivatie-activatie principe

veronderstelling van Maslow;


een tekort aan iets/een behoefte (deprivatie)


zet iemand aan tot gedrag (activatie) om dit tekort op te heffen

Verwachtingstheorie volgens Vroom

de mate waarin iemand geneigd is om op een bepaalde manier te handelen is afhankelijk van de kracht van een verwachting.





motivatieformule (Vroom)

M (Motivatie) = E (Verwachting) x I (Instrumentaliteit) x V (Waardering).


1. Waardering (V): hoe waardevol vindt men de beloning?


2. Verwachting (E): Vertrouwen dat ze in hun eigen capaciteiten hebben om het doel te bereiken.


3. Instrumentaliteit (I): levert het gedrag een beloning op?

attributietheorie

er wordt gezocht naar verklaringen voor gedrag, en de uitslag beïnvloedt motivatie voor toekomstig gedrag


intern: oorzaak in de persoon zelf


extern: oorzaak ligt buiten de persoon

attitude/houding

relatief blijvende (aangeleerde) geneigdheid om je op een bepaalde manier (positief, negatief of neutraal) te gedragen of te reageren op personen, objecten en situaties.



Beïnvloed door


1) persoonlijke ervaringen


2) andere personen


3) (massa)media


NVE

Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag


schriftelijke test waarin gemeten wordt in welke mate iemand een emotionele eter is. ook worden lijngerichte en externe eters onderscheiden.

emotioneel eten

eten als reactie op negatieve emoties

lijngericht eten

minder eten dan men zou willen om gewicht te verliezen

extern eten

eten als reactie op externe prikkels zoals de geur van vers gebakken brood