• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/248

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

248 Cards in this Set

  • Front
  • Back
lezen
to read
kopen
to buy
schrijven
to write
toen
when (past tense)
dan
then
als
when, if (future)
iemand
someone
niemand
no-one
iedereen
everyone
ooit
ever
nooit
never
soms
sometimes
meestal
most of the time
ergens
somewhere
nergens
nowhere
overal
everywhere
veel
many/much
weinig
few
alles
all
minder
less
allemaal
all of them
helemaal
completely
allebei
both of them
tijdens
during
sinds
since
van... tot
from... until
binnen
within (time)
vaak
often
heel
very
erg
really
het hotel
hotel
reserveren
to reserve / book
het vliegtuig
aeroplane
boeken
book / reserve
het bungalowpark
holiday park
huren
to rent
de camping
camp site
kamperen
to camp
de caravan
caravan
de camper
motorhome
de tent
tent
de slaapzak
sleeping bag
het luchtbed
air bed
het zwembad
swimming pool
de vakantie
holiday(s)
beloven
to promise
de maaltijd
meal
het warm eten
hot meal
het bruin brood
brown bread
het wit brood
white bread
het volkoren brood
wholegrain bread
de krentebol
currant loaf
het stookbrod
french stick
het beleg
filling
de kaas
cheese
de vleeswaren
sliced cold meat
de ham
ham
de boter
butter
de postzegel
stamp (postage)
de vinger
finger
het hoofd
head
de duim
thumb
de tanden
teeth
de paraplu
umbrella
een bril
glasses
de rok
skirt
de jas
jacket
de golf
wave
de roos
rose
aan de rechterkant
on the right
aan de linkerkant
on the left
het stoplicht
traffic lights
oversteken
to cross
langs rijden
to drive past / along
de rotonde
roundabout
het verkeersplein
roundabout
het zebrapad
zebra crossing
de voetganger
pedestrian
het kruispunt
crossing, junction
het verkeersbord
traffic sign
de verkeersdrempel
speed ramp
het verkeer
traffic
de auto
car
de fiets
bike
de bromfiets
scooter / moped
de motor
motorbike
de taxi
taxi
het bot
bone
het hek
fence
ik
I
je
you
hij
he
ze (zij)
she / they
we (wij)
we
jullie
you (pl)
mijn
my
je (jouw)
your
zijn
his
haar
her
onze / ons
our
jullie
your (pl)
hun
their
me (mij)
me
je (jou)
you (obj)
hem
him
ons
us
jullie
your (pl)
hen / hun
them
boven
above
onder
under
tegenover
opposite
voor
in front of
acter
behind
zodat
so that
tenzij
unless
mits
provided that
hoewel
although
het ongeluk
accident
voelen
to feel
het tijdje
a while
gebeuren
to happen
het portier
door
opendoen
to open
vallen
to fall
de pijn
pain
de rug
back
rijden
ride / drive
het station
station
precies
exactly
de rondvaart
round trip
de brug
bridge
langs
past
breed
wide / broad
stoppen
to stop
gewoon
ordinary
de werkdag
working day
de laptop
laptop
het notebook
notebook
volgens mij
according to me
onderweg
on the way
waarnaartoe
where
het congres
congress
de verandering
change
de kast
cupboard
net
just
terug
back (e.g from somewhere)
de klant
client
nergens
nowhere
de honger
hunger
terugbrengen
to return
het paard
horse
eigenlijk
in fact, actually
blijven
to stay
de computerdeskundige
computer expert
de computer
computer
de groentesoep
vegetable soup
de plaats
place
het plan
plan
overleggen
to consult
regelen
to arrange
roepen
to call
de plicht
duty
het weer
weather
de zon
sun
de wind
wind
het gat
hole
helaas
unfortunately
toevallig
by chance
ook al weer
again
niets bijzonders
nothing special
de visschotel
fish dish
klinken
to sound
vertellen
to tell
sportief
sporty
skeeleren
to roller blade
daarna
afterwards
ophangen
to hang up
tot gauw
see you soon
zich bewegen
to move
de sport
sport
sporten
to do sports
beoefenen
to be active in / play / practice (a sport)
de sportlieveling
a sporty person
sportief
sporty
de conditie
condition (fitness/body)
spelen
to play
eerlijk
honest
vals
dishonest
de (spel)regel
rule
de prijs
prize
verdienen
earn
winnen
to win
de overwinning
victory
overwinnen
to be victorious
de winnaar
winner
de winnaares
winner (female)
de prestatie
performance
presteren
to perform (in a sporting match)
de voorsprong
a lead (in a race)
de achterstand
a deficit (in a race)
de kampioen
chamption
de medaille
medal
de beker
cup
verliezen
lose
opgeven
give up (retire)
de verliezer
loser
verslaan
to beat (someone in sport)
de blessure
injury
wedden
to bet
het seizoen
season
de wedstrijd
match / competition
het terrein
sports ground
het veld
field
het record
a record
het duel
competition between two people
het toernooi
tournament
de ronde
round (of a tournament)
de Olympische Spelen
the olympic games
de finale
final
het stadion
stadium
de sporthal
gymnasium / sports hall
de supporter
supporter
de competitie
competition
gooien
to throw
werpen
to throw
springen
to jump
de sprong
a jump
rennen
to run
hardlopen
to jog
de koers
course, circuit
de race
race
wielrennen
cycle racing
de wielrenner
cycle racer
de start
start
de finish
finish
de aankomst
finish / arrival
het parcours
course
de atletiek
athletics
de atleet
athlete
boksen
to box
joggen
to jog
trainen
to train (at smthg)
de training
training
de coach / trainer
coach / trainer
de kleedkamer
changing room
in watersport
watersport
zwemmen
to swim
het zwembad
swimming pool