• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/33

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

33 Cards in this Set

  • Front
  • Back
  • 3rd side (hint)

Avoir

hebben


Ik had - we hadden


ik heb gehad - ze hebben gehad

hebben

être

zijn


ik was - zij waren


ik ben geweest - ze zijn geweest

zijn

dire

zegen


ik zei - we zeiden


Ik ben gezegd - ze zijn gezegd

zegen

devenir

worden


ik werd - ze werden


ik ben geworden - we zijn geworden

worden

devoir

moeten


ik moet - we moeten


ik heb gemoeten - we heben gemoeten

moeten

aider

helpen


ik hielp - we hielpen


ik heb geholpen - we heben geholpen

helpen

savoir

weten


ik wist - we wisten


ik heb geweten - we hebben geweten

weten

aller

gaan


ik ging - we gingen


ik ben gegaan - we zijn gegaan

gaan

venir

komen
ik kwam - we kwamen
ik ben gekomen - we zijn gekomen

komen

faire

doen


Ik deed - we deden
Ik heb gedaan - we hebben gedaan

doen

penser

denken


ik dacht - we dachten


ik heb gedacht - ze hebben gedacht

denken

pouvoir

kunnen


ik kon - we konden


ik heb gekund - we hebben gekund

kunnen

obtenir

krijgen


Ik kreeg - we kregen


Ik heb gekregen - we hebben gekregen

krijgen

voir

zien


ik zag - we zagen


ik heb gezien - we hebben gezien

zien

donner

geven


Ik gaf - we gaven


Ik heb gegeven - we hebben gegeven

geven

regarder

kijken


Ik keek - we keken


Ik heb gekeken -we hebben gekeken

kijken

prendre

nemen


ik nam - we namen


ik heb genomen - we hebben genomen

nemen

acheter

kopen
ik kocht - we kochten
ik heb gekocht - we hebben gekocht

kopen

lire

lezen


Ik las - we lazen


Ik heb gelezen - we hebben gelezen

lezen

commencer

beginnen


Ik begon - we begonnen


ik ben begonnen - we zijn begonnen

beginnen

partir

vertrekken


ik vertrok - we vertrokken


ik ben vertrokken - we zijn vertrokken

vertrekken

trouver

vinden


Ik vond - we vonden


Ik heb gevonden - we hebben gevonden

vinden

parler

spreken
Ik sprak - we spraken
Ik heb gesproken - we hebben gesproken

spreken

rester

blijven
Ik bleef - we bleven
Ik ben gebleven - we hebben gebleven

blijven

chercher

zoeken


Ik zocht - we zochten


Ik heb gezocht - we hebben gezocht

zoeken

manger

eten
Ik at - we aten
Ik heb gegeten - we hebben gegeten

eten

appeler

roepen


ik riep - we riepen


ik heb geroepen - we hebben geroepen

roepen

être debout

staan
Ik stond - we stonden
Ik heb gestaan - we hebben gestaan

staan

être couché

liggen
Ik lag - we lagen
Ik heb gelegen - we hebben gelegen

liggen

demander

vragen


Ik vroeg - we vroegen


Ik heb gevraagd - we hebben gevraagd

vragen

oublier

vergerten
Ik vergat - we vergaten


Ik heb vergeten - we hebben vergeten

vergerten

conduire

rijden
Ik reed - we reden


Ik heb gereden - we hebben gereden

rijden

laisser

laten


Ik liet - we lieten


Ik heb gelaten - we hebben gelaten

laten