• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/10

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

10 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Leg uit waarom in de ontwikkeling van de wezenopvang en –verzorging in de 17e, 18e en 19e eeuw een vorm van verzuiling gezien kan worden. Gaat de vergelijking met de verzuiling in de 20e eeuw geheel op?
Kerkelijke armenverzorgers en particulieren stichtten nieuwe weeshuizen de 2de helft van de 16e eeuw.
De gereformeerden gingen hierin voorop maar in de 17e eeuw volgden katholieken en protestanten hun voorbeeld. Deze weeshuizen namen alleen nakomelingen op van belijdende van hun kerk. De opvoeding kreeg na 1580 wel een gereformeerd karakter en ook niet gereformeerde moesten zich hieraan onderwerpen
Voor een groot deel gaat deze vergelijking ook op in de 20e eeuw, het gaat daarbij om het verschil van de overtuigingen.
Waarom zou de toelating tot de weeshuizen zo selectief zijn geweest?
Er waren te veel wezen en te weinig burgerweeshuizen.
Wat is een ‘totale institutie’? Beschrijf zo gedetailleerd mogelijk de aspecten van de wezenopvang die erop wijzen dat deze inderdaad een totale institutie genoemd kan worden.
De aspecten binnen de wezenopvang die wijzen op een totale institute waren: Strenge dagstructuur, strenge regels, strenge controle en straffen en wezenkleding(iedereen droeg hetzelfde).
Welke opvoedingsdoelen streefden de weeshuizen in de 16e t/m de 18e eeuw na? Met welk middelen dachten weeshuisouders en regenten die te bereiken? Welke veranderingen daarin vallen waar te nemen?
Ze wilden religieuze vorming(bidden, kerkbezoek, lezen uit catechismussen), onderwijs(lezen, schrijven, rekenen), arbeid(verschaffing van arbeid binnen en buiten weeshuis) en bescherming(kleding, hygiëne, onderdak) bieden en wilden misdaad voorkomen(afzondering en kleding)
Waaruit bestond de crisis en de heroriëntatie in de wezenzorg in de 19e eeuw? In hoeverre hing die heroriëntatie samen met de algemene veranderingen in pedagogische opvattingen in de 19e eeuw?
De crisis bestond uit het groeiende aantal wezen en door de oorlog was er financiële crisis en werden wezen uit de wezenhuizen gerecruteerd.De heroriëntatie bestond uit het verdwijnen van het wezenproblee (minder wezen) en dus het verdwijnen van weeshuizen. Ook veranderde het pedagogisch klimaat in de samenleving. Persoonlijke omgang en meer opvoedkundige maatregelen en verder een verlicht idee van de mogelijkheid tot opvoeden.
Waarom was invoering van de Code Pénal een verbetering?
Een centraal reglement kwam. Er werd gekeken naar hoe het kind gedrag kon verbeteren in plaats van alleen maar opsluiten. Er werden verbeterhuizen gesticht en het oordeel des onderscheids wordt ingevoerd.
Van welk element uit de Code Pénal waren de Rijksopvoedingsgestichten een uitwerking? Welke jongeren kwamen daar terecht? Welke opvoedingsdoelen streefde men er na en met welke middelen probeerde men die te bereiken?
Het oordeel van de gedwongen heropvoeding kwam uit in de Rijksopvoedingsgestichten. Jongeren die niet in konden zien dat ze kwaad hadden gedaan en heropvoeding nodig hadden werden daar geplaatst. Opvoedingsdoelen waren onderwijs (werkend leren) werk bieden (bijvoorbeeld mutsen maken voor politie) hygiëne aanleren (via regels) en ontspanning bieden (1 uur per dag, marcheren, zingen)en discipline aanbrengen (via regels en straffen)
Verschilden de Rijksopvoedingsgestichten in doelen en aanpak van jeugdgevangenissen?
Formeel was heropvoeding het geen straf maar gericht op opvoeding. Het verschil was in discipline en straf niet veel anders.
Waar kwamen verwaarloosde kinderen in de 19e eeuw terecht? Waarin verschilden deze instellingen van de Rijksopvoedingsgestichten en waarin kwamen ze overeen?
Nieuwe inrichtingen gesticht door particulieren. De inrichtingen werden vanuit verschillende stromingen georganiseerd.

Verschillen en overeenkomsten met ROG: niet geslagen, net zo dwingend aanpak, halverwege jaren 70 bleek zachte disciplinering niet vol te houden.
Waarom breidde het stelsel van opvang van verwaarloosde kinderen zich uit aan het einde van de 19e eeuw?
Verwaarloosde kinderen vielen meer op door de stijgende welvaart en het geloof in de mogelijkheid van verandering. Ook de emancipatie van het orthodox protestantste en roomskatholieke volksdeel. Dit waren grote volksgroepen zonder veel maatschappelijke status maar met een vaste wil om niet alleen godsdienstig maar ook politiek en sociaal macht te verwerven. Dit proces kreeg gestalte in de verzuiling waarin iedereen zijn eigen achterban ging werven. Armenzorg en kinderbescherming waren speerpunten in dit emancipatieproces