Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
10 Cards in this Set
- Front
- Back
Maart roert zijn staart. |
In maart kan het nog erg koud met winterse buien zijn. |
|
De bloemetjes buiten zetten. |
Veel plezier gaan maken. |
|
Een zwaluw maakt de lente niet. |
Het is slechts een begin, nog geen eindpunt. |
|
In mei leggen alle vogels een ei. |
In de maand mei beginnen alle vogels te broeden. |
|
Vijgen na Pasen. |
Iets doen wat te laat komt. |
|
Op zijn paasbest zijn. |
Op zijn best gekleed en goed verzorgd zijn. |
|
Er als de kippen bij zijn. |
Er razendsnel bij zijn. |
|
Met de kippen op stok gaan. |
Vroeg naar bed gaan. |
|
Er zal geen haan naar kraaien. |
Dat zal niemand te weten komen. |
|
Zijn haan moet altijd koning kraaien. |
Hij wil altijd de baas zijn. |