Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
240 Cards in this Set
- Front
- Back
hoofdstromingen van psychotherapie (pt) (12) |
- gt - ct - psychodyn. pt - experientiele pt - metacognitive pt - technology-based pt - mindfulness-based pt - relatietherapie - pt voor kinderen/adolescenten - neurofeedback - farmacotherapie - integrative approaches |
|
client-gerichte pt: 3 hoofdpunten |
- rogers (1942) - zelfgenezing - omgeving van respect, warmte en empathie |
|
cognitive therapie: 4 hoofdpunten |
- Beck, Ellis - nadruk op (disfunctionele) gedachtes/cognities - aandacht voor onderzoek - op inhoud georienteerd (ipv op proces) |
|
Research Informed Psychotherapy (RIP) |
- door Grawe (1997) - 4 fases van onderzoek: 1. the legitimation phase (Is psychotherapy effective?) 2. The competition phase (Which form of pt is better/the best?) 3. The "prescriptive" pt phase (Which form of therapy is indicated for whom?) 4. The process-research phase (How does pt work?) |
|
reinforcement/bekrachtiging |
doel is het vaker optreden van gewenst gedrag (increase of behavior): iets positiefs wordt aangeboden of iets negatiefs wordt weggehaald |
|
punishment/straf |
doel is het minder vaak optreden van ongwenst gedrag (decrease of behavior): iets negatiefs wordt aangeboden of iets positiefs wordt weggehaald |
|
positive reinforcement |
provides a desired consequence following a certain behavior that has the effect of increasing the |
|
negative reinforcement |
response that follows a certain behavior and has the effect of increasing the likelihood of that |
|
direct punishment |
delivers a punishing consequence if the person in question shows undesirable behavior |
|
indirect punishment |
removal of a positive circumstance if the client has engaged in undesirable behavior |
|
GT in de praktijk: 6 strategien |
1. psychoeducatie 2. exposure 3. operant strategies (enxtinction, indirect punishment, stimulus control, self-management procedures) 4. social skills training 5. treatments incorporating relaxation (wolpe, progressive muscle relaxation training) 6. biofeedback |
|
types of exposure |
- imaginal exposure tasks - in vivo exposure tasks: systematic desensitization; flooding; gradual exposure |
|
collaboratieve empirisme |
therapeut en patient co-onderzoeken de cognities van de patient
(fundamenteel concept van CT) |
|
socratische dialoog |
- Het verhelderen / definiëren van het probleem
(fundamenteel concept van CT)
|
|
guided discovery |
Therapeuten moedigen de pt. aan informatie te gebruiken om realistische perspectieven te verkrijgen
(fundamenteel concept van CT)
|
|
voorbeelden automatische gedachten (CT) |
catastroferen alles of niets emotioneel redeneren |
|
Definitie van CT |
CT kan gezien worden als: |
|
Beck's Cognitieve Therapie
|
– Vroege observatie van negatieve inhoud in dromen van depressieve mensen |
|
Het algemene Cognitieve Model
|
Situatie –> Automatische gedachten en beelden –> Reactie: emotioneel,gedragsmatig,fysiologisch |
|
Het identificeren van automatische gedachten
|
Vraag de patient te vertellen over een specifieke situatie: Toen je een reactie bij jezelf waarnam waar dacht je toen aan? |
|
Registratie van cognities en gevoelens |
– gebeurtenis |
|
Het evalueren van automatische gedachten (Beck)
|
– Het bewijs dat mijn gedachte waar is? |
|
Gedragstechnieken voor depressie
|
– behaviourele activatie |
|
Coping Cards
|
Experimenten om dysfunctionele gedachten te testen: |
|
Het identificeren van assumpties en overtuigingen |
– Als..., dan... |
|
De basale doelen van traditionele CT
|
– het uitdagen van de gedachten over een bepaalde situatie |
|
Huidig debat binnen het onderzoek naar psychotherapie
|
Inhoud georienteerde vs proces georienteerde psychotherapie |
|
Inhoud georienteerde psychotherapie
|
Therapeut vraag om bewijs voor een bepaalde gedachte (bang dat man auto ongeluk zou krijgen)... vragen naar de slechtste uitkomst...de meest waarschijnlijke uitkomst, etc... |
|
Proces georienteerde psychotherapie |
Therapeut vraagt of dit proces van zorgen maken de client helpt...Of ze het proces van zorgen maken kan veranderen. |
|
Cognitieve therapie voor sociale fobie (Clarks & Wells) |
– interne focus van aandacht
– het gebruik van interne informatie: hoe anderen het onderwerp zouden waarnemen – het gebruik van safety behaviours |
|
Model van Clark & Wells: Stappen in de behandeling |
– idiosyncratic version of model |
|
Experimenten Attentie en Safety Behaviours |
– Sociale Interacties: Focus op het zelf vs focus extern, met safety behaviour vs zonder sb |
|
Behandelingen gebaseerd op gedragstherapie |
– Acceptance and Commitment Therapy |
|
De oorsprong van gedragstherapie
|
– behaviorisme
|
|
Korte samenvatting van gedragstherapie
|
– nieuw gedrag LEREN |
|
Kernvraag in gedragstherapie
|
Wat veroorzaakt het momenteel gedrag bij deze persoon en wat kunnen we nu doen om dit gedrag te veranderen?
|
|
Clinical Assessment
|
1a. Behavioral Assessment: |
|
Voorbeeld van functienanalyse bij depressie |
– ontwaken in chaotisch huis (Sd)
– blijven liggen (R) – korte termijn: opluchting – lange termijn: chaos groeit, zelfbeeld daalt, depressie blijft |
|
GT voor Paniek–/Angststoornis: Dagboek observaties
|
– frequentie van symptomen |
|
Ideaal behandel-ontwikkelingsproces |
1. Ontwikkeling van behandeling 2. Gebruik van kl. setting 3. Onderzoek naar efficacy 4. Onderzoek naar effectiveness 5. Dissiminatie naar het veld 6. Onderzoek vervolgd |
|
Efficacy |
effect van interventie onder optimale condities -> er werd gecontroleerd voor confounding variabelen |
|
Effectiveness |
effect van interventie in de werkelijke wereld (zonder controle voor confounds) -> goede generalisastie |
|
Clinical Utility |
- Generaliseerbaarheid - Haalbaarheid (hoe moeilijk om interventie uit te voeren?) - Kosten en voordelen |
|
APA Division 12 |
Task Force on Empirically Supported Therapies (APA afdeling die naar effectiviteit van interventies kijkt) |
|
Sackett's Hierachy of Evidence |
|
|
interne validiteit |
heeft de interventie het gedrag daadwerkelijk veranderd? |
|
externe validiteit |
is het resultaat generaliseerbaar? |
|
construct validiteit |
test de test daadwerkelijk wat je wilt testen? |
|
4 soorten controle condities |
1. no-treatment 2. wait-list 3. placebo/ non-specific 4. TAU |
|
problemen in de theorie van beck |
- neg. gedachtes zijn gevolg van depressie (en niet voorafgaand aan depressie) - dysfunctionele assumpties weer normaal na depressie - geen verschil tussen hot & cold overtuigingen (bv emotioneel vs intellectueel) - focus op inhoud van overtuigingen als uitgesproken statements (Ik ben waardeloos). Onwaarschijnlijk dat - Gebrek aan een theorie die verklaart hoe |
|
ABC |
A = gebeurtenis B = core belief/assumptie C = gedrag
A -> B -> C |
|
Metabeliefs |
bv: + piekeren helpt me ermee om te gaan + ik moet mijn gedachtes beheersen anders word ik gek - het piekeren valt niet te beheersen - mijn gedachtes laten zien dat ik een slecht mens ben |
|
cognitive-attentional syndrome |
- piekeren/zorgen & ruminatie - threat monitoring (waakzaam op bedreiging) - "coping" gedrag dat misgaat - pogingen tot controle (eg MC) - hoge zelf-focus |
|
Metacognitieve Therapie |
- individual case conceptualisation (vragenlijst naar emoties, gedachtes en metacognitive beliefs) - aandachtstraining - detached mindfulness (loslaten van verdere verwerking en "coping"; scheiding tussen zelf en gedachte) - afzwakken van het cognitive-attentional syndrome - wijzigen van MC-overtuigingen |
|
Leertheorie
|
– Basis voor gedragstherapie |
|
Cognitieve Gedragstherapie
|
– oorzaak psychopathologie zijn tekorten in cognitive processing |
|
Systeemtheorie |
– Ieder mens deel van een sociaal systeem |
|
Werken vanuit ontwikkelingsperspectief, waarom nodig? |
– psychopathologie verandert tijdens ontwikkeling: aard en ernst |
|
Developmental pathways |
– early childhood maltreatment –> possible outcomes like eating disorder, etc.
– possible beginnings like genetic patterns, etc. –> conduct disorder |
|
Continuity and change |
– normal and deviant
– heterotypic (bv als kind depressie en later eetstoornis) and homotypic (in kindertijd bv depressie en later ook depressie) continuity |
|
Werken vanuit ontwikkelingsperspectief: interventies |
– assessment |
|
Treatments for children and adolescents
|
– Anxiety, fear, phobias: systematic desensitization, modeling, CBT |
|
Effectladder |
5 niveau's: |
|
New Trends, third wave interventies
|
– mindfulness |
|
third wave interventies: nieuwe aspecten |
– moving beyond the wait list control group
– effectief gebleken ook in de klinische prakijk – Voor wie werk de behandeling en voor wie niet? – Wat zijn de werkingsmechanismen, hoe werkt de behandeling? |
|
Inhoud van oudercontacten |
1. ouders uitleg geven over de therapie
2. bespreken hoe zij het kind kunnen helpen: soms is geen hulp de beste hulp, etc. 3. aandacht voor de opvoedingsstijl van de ouders en eventuele disfunctionele gedachten: bescherming,ideeen over zorgen uitgedaagd 4. aandacht voor de communicatie in het gezin: beter omgaan met conflicten |
|
New trends behandeling van angst
|
– gemodulariseerde CGT |
|
Emotions: CBT vs HEP |
Primary aim of CBT: |
|
Humanistic Experiential Psychotherapies (HEP) |
– Client/Person–Centered Therapy (e.g. Rogers). |
|
HEP status |
– HEP’s Empirically Supported Treatments? In particular EFT |
|
Comparing Client–centered, Gestalt and EFT |
– Human nature is growth–oriented (self–actualization) |
|
Differences of Client–centered, Gestalt and EFT |
– Directiveness/confrontation CC < EFT < G
– Relationship vs task orientation CC vs (G & EFT) – Awareness present moment vs techniques to intensify/modify experience CC < (G & EFT) – Empirical testing of treatments G < CC < EFT |
|
Client–Centered Therapy Key concepts: |
Self–actualization: |
|
Client–Centered Therapy Key concepts: |
– Adjustment: congruence between experiences and self–concept |
|
Goal of CCT (client-centered therapy) |
Becoming a fully functioning person, meaning: |
|
Maladaptation/emotional problems (CCT) |
– Denial of certain experiences to awareness, ie deny an intution about a certain choice |
|
Goal of CCT (more precisely) |
Becoming a fully–functioning person: |
|
Interventions CCT |
Specific relationship (not set of techniques): Non–directiveness of treatment: |
|
Gestalt Therapy: Goal |
– Problem: patients avoid to learn from experiences |
|
Interventions Gestalt-Therapie |
Therapeutic relationship: Focusing: |
|
Emotion Focused Therapy |
Based on CCT and GT, but EFT is: |
|
Key concepts of EFT 1 |
Emotions guide self–organization: Layers of emotions: |
|
Steps (sub goals) in EFT |
– Awareness of emotions: not thinking about, but experiencing of sec and pri emotions
– Tolerate and accept emotions – Describe (verbalize) and express (enact) emot. – Recognize and discover pri emotions |
|
Ultimate Goal in EFT |
Development of adaptive schema and behavior based on pri emotions |
|
Interventions in EFT |
Identification of markers for problematic emotional states: Awareness of and transformation from sec maladaptive emotions to primary adaptive emotions: |
|
Mindfulness–based psychotherapy approaches
|
– Acceptance and Commitment Therapy (ACT) |
|
Mindfulness |
paying attention in a particular way: |
|
Mindfulness–based Stress Reduction (MBSR), John Kabat–Zinn |
– 8 weeks program, 2–2,5 hours
– Participants with a wide range of medical problems: chronic pain, heart disease, cancer, anxiety disorder, depression, etc. – For groups upt to 30 participants – Instructions to practice outside of group meetings for at least 45 minutes per day, six days per week (extremely important) |
|
Mindfulness–Based Cognitive Therapy (MBCT) |
– Designed to help people with recurrent depression
– Integration of MBSR and CT |
|
MBCT background |
– terugkerende depressie = terugvalpreventie
– 1 of 2 d–episodes => kans op terugval = 50% – 3 of meer episodes => 80% DUS: Wat kan terugval voorkomen? – Na 1 episode: cognitieve factoren belangrijker dan stressful events |
|
Mental Mode: doing vs being |
– Automatic vs. Intentional
– Judging vs. Non–judging (letting be) – Past / future vs. Present moment – Thoughts = real vs. Thoughts = mental events – Towards avoidance vs. Towards approaching/experiencing |
|
MBCT Program |
– Eight weekly sessions (2–2.5 hours) plus all–day session.
– Up to 12 participants in a groups – Homework: up to one hour per day, 6 days a week – mostly audiotapes of mindfulness practice + generalisation practice –Pattern: First half – concentration/steadying the mind Second half – wider awareness; relapse prevention |
|
Key Practices in MBCT
|
– Body–scan
– Mindfulness of the breath – Three minute 'Breathing space' – Mindfulness of routine activities, i.e. showering – Gentle movement exercises, i.e. Yoga practice |
|
MBCT program: Some practical information
|
Session 1: |
|
MBCT effective?
|
– Relapse to major depression in people with 3+ episodes: hell yeah it is effective
– MBCT better quality in life than in physical and psychological domains |
|
Integratieve psychotherapieen, verschillende termen hiervoor: Integration/Eclecticism/Rapprochment/Differential therapeutics/Prescriptive matching |
Having a broader range of specific methods in order to being more effective in answering the following questions:
– What works? – For whom? – Under which conditions? |
|
Waarom Integratie/Eclecticisme?
|
– Uitbreiding van vormen van therapie en mogelijkheden tot experimenteren met verschillende therapeutische middelen
– Externe socio–economische realiteiten, bv verzekering – Populariteit van sommige therapievormen (korte termijn, probleemgericht, mindfulness gebaseerd) – Rol van gemeenschappelijke factoren binnen therapieen – etc. |
|
4 gangbare manieren om psychotherapieen te integreren |
Theoretische integratie:
– synthese van meerdere theorieen, samen met de technieken, bv MBSR + CT = MBCT Technisch eclecticisme: – het gebruik van verschillende technieken zonder de onderliggende theorie in beschouwing te nemen – geen noodzakelijke connectie tussen conceptuele gronden en technieken Gangbare factoren (common factors): – synthese van robuuste overeenkomsten tussen de psychotherapieën – assumptie dat therapeutisch succes meer gerelateerd is aan de overeenkomsten dan de unieke factoren van therapieën – Bijv. therapeutische alliantie; oefening van nieuw gedrag Assimilatieve integratie: – selectieve vermenging van technieken en concepten van verschillende orientateis binnen enkele, geprefereerde theorie – Bijv. CBT–therapeuten gebruiken lege stoel dialoog => Deze 4 typen zijn niet wederzijds exclusief |
|
Kunnen integratieve pogingen gevaarlijk zijn? |
– Gebrek aan een systematische rationale |
|
Systematic Treatment Selection (STS) |
Eclecticisme: |
|
STS: Klinisch Assessment
|
– Huidige problemen
– Levensgeschiedenis – Verwachtingen van de behandeling – Werk alliantie (d.i. cliënt–therapeut relatie) |
|
STS: Het verzamelen van de karakteristieken van de cliënt |
1. Diagnose |
|
Stadia van verandering (hadden we al bij d en v besproken, daarom leg ik ze niet zo nauwkeurig uit) |
– Precontemplatie, wat te doen: motivational interviewing/ psycho–analytische therapie
– Contemplatie, wat te doen: Existentiele therapie – Voorbereiding, wat te doen: CT – Actie, wat te doen: GT – Volhouden |
|
Copingstijl wanneer blootgesteld aan confronterende situaties |
Externalisatie: |
|
Niveau van weerstand |
– Vertelt hoe direct de therapeut kan zijn
– Hoog NW: eerder niet–directief – Laag NW: eerder directief, gestructureerde technieken |
|
De voorkeuren van een cliënt |
– De therapeut als persoon (geslacht, leeftijd, etc.) |
|
9 Mechanismen van veranderprocessen in PT (nauwkeurige beschrijvingen hiervan staan in de sheets) |
1. Consciousness Raising (Het verhogen van bewustzijn), Te doen: interpretaties; bibliotherapie |
|
Evidence on integrative treatments |
1. Onderzoek naar psychotherapie in het algemeen kan informeren over beslissingen in behandelingen en de sleutelprincipes van integratieve benaderingen |
|
metacognities |
cognities over cognities |
|
Problemen in de cognitieve theorie van Beck
|
– negatieve gedachtes = gevolg van depressie (ipv voorafgaand aan depressie) |
|
Voorbeeld Cognitieve Therapie |
A: genegeerd door collega |
|
Voorbeeld Metacognitieve Therapie
|
A: genegeerd door collega |
|
Voorbeelden Positieve en Negatieve Metabeliefs
|
+ : piekeren helpt me ermee om te gaan, ik moet mijn gedachtes beheersen anders word ik gek |
|
Cognitive–Attentional Syndrome
|
– piekeren/zorgen en ruminatie |
|
MC–Therapie
|
– Individual case conceptualisation
– Aandachtstraining – Detached Mindfulness: Loslaten van verdere verwerking en „coping“, Scheiding tussen zelf en gedachte – Afzwakken van het CAS – Wijzigen van MC–overtuigingen |
|
Casus conceptualisatie (Wells, 2008)
|
“Was er recent een moment dat je verdriet erger werd?” |
|
Technology in Psychotherapy
|
– Technological adjuncts to enhance psychotherapy: mobile phones, biofeedback, virtual reality (VR), etc. |
|
Computerised psychological interventions
|
– Structured interactive programs
– Mostly computerised CBT: assessment psycho–education treatment plans/goals treatment techniques homework relapse prevention – Via: online bibliotherapy, video/audio clips/files – Mostly supported by therapists: guidance and feedback on homework (artikel laat zien dat zelfde effect grootte als bij normale therapie) – |
|
Virtual Reality Exposure Therapy (VRET)
|
– exposure therapie met behulp van virtuele omgeving |
|
Definitie van CT |
CT kan gezien worden als: |
|
Beck's Cognitieve Therapie
|
– Vroege observatie van negatieve inhoud in dromen van depressieve mensen
– Cognitieve Triade: depr. mensen hebben negatieve kijk op zichzelf, de wereld, de toekomst – hebben negatieve schema's –> negatieve interpretatie gebeurtenissen |
|
Het algemene Cognitieve Model
|
Situatie –> Automatische gedachten en beelden –> Reactie: emotioneel,gedragsmatig,fysiologisch
(–>Overtuigingen–>Assumpties–>Coping strategieen–>Situatie–>...) |
|
Het identificeren van automatische gedachten |
Vraag de patient te vertellen over een specifieke situatie: Toen je een reactie bij jezelf waarnam waar dacht je toen aan?
|
|
Registratie van cognities en gevoelens
|
– gebeurtenis
– gedachte – gevoel – functionele gedachten |
|
Het evalueren van automatische gedachten (Beck) |
– Het bewijs dat mijn gedachte waar is?
– Alternatieve verklaringen? – Wat is het slechtste/beste/meest waarschijnlijke resultat? – Wat is de impact om deze gedachte te hebben en om mijn denken te veranderen? – Als...dezelfde gedachte met mij deelde wat zou ik hem/haar dan vertellen? – Hoe zou ik me nu moeten gedragen? |
|
Gedragstechnieken voor depressie |
– behaviourele activatie |
|
Coping Cards
|
Experimenten om dysfunctionele gedachten te testen:
bv client komt niet uit bed, kan kiezen uit eerdere ervaringen en kijken of het lukt om: – op te staan en douche te nemen – een korte wandeling te maken – etc. |
|
Het identificeren van assumpties en overtuigingen
|
– Als..., dan...
– Een naar beneden gerichte pijl: Als deze gedachte waar is, wat is er dan zo slecht aan? Wat is het slechtste deel hiervan? Wat betekent het voor jou? |
|
De basale doelen van traditionele CT
|
– het uitdagen van de gedachten over een bepaalde situatie |
|
Huidig debat binnen het onderzoek naar psychotherapie
|
Inhoud georienteerde vs proces georienteerde psychotherapie
|
|
Inhoud georienteerde psychotherapie
|
Therapeut vraag om bewijs voor een bepaalde gedachte (bang dat man auto ongeluk zou krijgen)... vragen naar de slechtste uitkomst...de meest waarschijnlijke uitkomst, etc...
|
|
Proces georienteerde psychotherapie
|
Therapeut vraagt of dit proces van zorgen maken de client helpt...Of ze het proces van zorgen maken kan veranderen.
Dus therapeut gaat geen bewijs zoeken voor de waarschijnlijkheid dat haar man een auto ongeluk zou krijgen |
|
Cognitieve therapie voor sociale fobie (Clarks & Wells) |
– interne focus van aandacht
– het gebruik van interne informatie: hoe anderen het onderwerp zouden waarnemen – het gebruik van safety behaviours |
|
Model van Clark & Wells: Stappen in de behandeling |
– idiosyncratic version of model |
|
Experimenten Attentie en Safety Behaviours
|
– Sociale Interacties: Focus op het zelf vs focus extern, met safety behaviour vs zonder sb |
|
Behandelingen gebaseerd op gedragstherapie
|
– Acceptance and Commitment Therapy
– Cognitieve therapie – Dialectische gedragstherapie – Rationale emotieve gedragstherapie – Exposure and Response prevention – etc. |
|
De oorsprong van gedragstherapie
|
– behaviorisme
|
|
Korte samenvatting van gedragstherapie
|
– nieuw gedrag LEREN |
|
Kernvraag in gedragstherapie
|
Wat veroorzaakt het momenteel gedrag bij deze persoon en wat kunnen we nu doen om dit gedrag te veranderen?
|
|
Clinical Assessment |
1a. Behavioral Assessment: |
|
Voorbeeld van functienanalyse bij depressie
|
– ontwaken in chaotisch huis (Sd)
– blijven liggen (R) – korte termijn: opluchting – lange termijn: chaos groeit, zelfbeeld daalt, depressie blijft |
|
GT voor Paniek–/Angststoornis: Dagboek observaties |
– frequentie van symptomen |
|
theoretische integratie |
combinatie van meerdere theorieen; erg moeilijk om te doen |
|
technisch eclecticisme |
combinatie van verschillende technieken (geen combinatie van theorie!) |
|
gangbare factoren |
- aspecten van psychotherapie die voorkomen in de meeste therapievormen; - assumptie dat therapeutisch succes meer gerelateerd is aan de overeenkomsten dan de unieke factoren van therapieën ; - bv: therapeutische alliantie, oefening van nieuw gedrag, vaardigheden therapeut (empathie, attentie etc) |
|
assimilatieve integratie |
- therapist has a commitment to one theoretical approach but is willing to use techniques from other therapeutic approaches - selectieve incorporaties van technieken en concepten van verschillende oriëntaties binnen een enkele, geprefereerde theorie |
|
Medicatie voor ADHD voor- en nadelen |
voor: grote effecten, bewezen effectief, effecten tot 2 jaar aangetoond (?), relatief goedkoop Na: 30% reageert niet/onvoldoende, beperkte verbetering schoolse vaardigheden, lange termijn effecten onbekend, bijwerkingen, weerstand ouders |
|
uitgangspunt client-centered/rogeriaanse therapie |
client heeft zelf de oplossing voor zijn problemen in de hand, therapeut kan alleen helpen de client op de juiste weg te brengen; nadruk op vrijheid en zelfbeschikking |
|
fully functioning person |
- hoort bij client-centered/ rogeriaanse therapie - iemand heeft zowel een gevoel van zelfrealisatie als van saamhorigheid |
|
actualizing tendency |
- mensen zijn gemotiveerd om zichzelf te verbeteren - aanname van client-centered therapie |
|
3 basisconcepten client-centered therapie |
1. zelfconcept: eigenwaarde client 2. locus van evaluatie: eigen mening maken (intern) vs. mening van anderen overnemen (extern) 3. ervaren: hoe client de wereld ervaart, rigide (vaste regels/ vuistregels) vs flexibel |
|
6 basis premissen van de humanistische psychologie (= basis voor rogeriaanse therapie) |
Mensen hebben een creatieve kracht waardoor ze gevormd worden, naast erfelijkheid en omgeving. Het antropomorphische model van de mensheid is superieur aan het mechanomorphische model. Het doel waarnaar je streeft is belangrijker dan de oorzaak van het probleem. Een holistische aanpak is doelmatiger dan een elementaristische aanpak. Het is noodzakelijk om rekening te houden met de subjectiviteit van mensen, hun meningen en standpunten en hun bewuste en onbewuste. De basis van psychotherapie is een goede relatie tussen mensen. |
|
therapeutische houding client-centered therapie (3) |
1. congruentie (zeggen wat je voelt/denkt en voelen/denken wat je zegt) 2. onvoorwaardelijke positieve acceptatie 3. empathisch begrip |
|
3 basisconcepten gedragstherapie |
1. toegepaste gedragsanalyse (operante conditionering) 2. neobehaioristisch medierend stimulus-respons model (klassieke conditionering) 3. sociaal-cognitief model (gedrag komt voort uit externe stimulus gebeurtenissen, externe bekrachtiging en cognitieve mediërende processen) -> cgt |
|
modes |
- hoort bij cognitieve theorie - netwerken van cognitieve, affectieve, motivationele en gedragsschema's (oer-modes/ primal modes = universele/aangeboren modes) |
|
3 manieren om met dysfunctionele modes om te gaan |
1. Een meer aangepaste mode creëren (volgt vaak na 1.)
|
|
cognitieve vervormingen / denkfouten |
Willekeurige gevolgtrekking (Arbitrary inference): een conclusie trekken zonder bewijs of zelfs met tegenbewijs Selectieve abstractie (Selective abstraction): een situatie beoordelen op een detail, waarbij de context genegeerd wordt Overgeneralisatie (Overgeneralisation): een incident gebruiken om een regel te maken “alle mannen zijn onaardig” Vergroting en minimalisatie (Magni/minification): iets als veel ernstiger (catastroferen) of minder ernstig (ontkenning) zien dan dat het is. Personalisatie (Personalization): externe gebeurtenissen op jezelf betrekken zonder reden hiervoor Zwart/wit denken (Dichotomous thinking): ervaringen of als een compleet succes of als een mislukking zien, zonder middenweg. |
|
cognitieve triade van depressie |
negatief kijk op zichzelf, de wereld en de toekomst |
|
3 fundamentele concepten bij cognitieve therapie |
- collaboratief empirisme: therapeut en client gaan samen op zoek naar disfunctionele cognities - socratische dialoog: patient komt zelf tot inzicht doordat therapeut de juiste vragen stelt - ontdekkingstochten (guided discovery): client en therapeut verbinden mispercepties en overtuigingen met gebeurtenissen in het verleden |
|
decatastroferen (ct) |
- wat als... techniek - plannen ontwikkelen om met bepaalde gebeurtenissen om te gaan |
|
reattributeren (ct) |
testen van automatische gedachtes en aannames door andere oorzaken te overwegen |
|
herdefinieren (ct) |
een probleem opnieuw formuleren maar dan concreter en specifieker en geformuleerd in termen van de patiënts eigen gedrag (i.p.v. “niemand besteed aandacht aan mij” is het “ik moet meer moeite doen om contact te maken met andere mensen”) |
|
decentraliseren |
voornamelijk voor angstige patiënten die denken dat iedereen op ze let. Deze aanname wordt door middel van gedragsexperimenten getest.
|
|
biofeedback |
operant conditioneringsprocedure waarin deelnemers leren om zelfcontrole te krijgen over fysiologische functies die normaal niet bewust waargenomen of gecontroleerd worden |
|
neurofeedback |
biofeedback met EEG meting |
|
paradigma's in neurofeedback (2 soorten training) |
- frequentie training: ofwel activiteit (maximale amplitude, energie) in een of meerdere EEG frequency bands (golflengte?) ofwel de ratio van activiteit in verschillende bands wordt verhoogd of verlaagd - SCP training (slow cortical potential) |
|
Waar worden SSRI's voor gebruikt? |
Behandeling van pijn, pms, angst en/of depressie |
|
Waar worden antipsychotica voor gebruikt? |
Behandeling van schizofrenie, misselijkheid
|
|
Welke medicijn kan helpen bij woedeaanvallen? |
Paroxetine (Seroxat)
|
|
Soorten Psychofarmaca (5) |
– Antidepressiva: SSRI's, SNRI, MAO remmers |
|
Antidepressiva: Behandeling |
– lichamelijk onderzoek pols/gewicht/RR |
|
Bijwerkingen Serotonerg |
– misselijkheid
– hoodpijn – slecht slapen – seksuele dysfunctie – hyponatriemie |
|
Bijwerkingen Noradrenerg |
– zweten
– trillen – droge mond – orthostatische hypotensie (bloeddruk die schommelt) – hypertensie – hartkloppingen – sedatie (verdoving) |
|
SSRI's |
– actiever, meer energie
– gedachtes blijven negatief – hoge kans op suicidaliteit |
|
Depressieve stoornis, ernstig: stappen (psychofarmaca) |
stap 1: 1e lijn SSRI/TCA, 2e lijn TCA/SNRI/mirtazepine/bupropion
stap 2: kies ander middel of bij atypische depressie MAO remmer stap 3: additie met ander middel: lithium/mirtazepine/mianserine, atypisch antipsychoticum stap 4: klassieke MAO remmer of ECT |
|
Paniekstoornis met/zonder agorafobie (psychofarmaca) |
stap 1: SSRI
stap 2: een andere SSRI stap 3/4: Clomipramine of Venlafaxine stap 5: high potence Benzodiazepine stap 6: MAO remmer |
|
Overige indicaties (psychofarmaca) |
– slaapinductie: amitryptiline, mirtazapine |
|
Samenvatting Antidepressiva |
– eerste keuze voor farmacotherapie van zowel angststoornissen - Keuze op basis van bijwerkingenprofiel , co-morbiditeit en medicatie voorgeschiedenis |
|
CGT vs Farmacotherapie |
effect van beiden na behandeling en 6 maanden na behandeling
|
|
Samenvatting farmacotherapie en psychotherapie (pillen vs praten) |
– combinatie meestal beter dan allen farmacoth.
-> start met psychotherapie |
|
bijwerkingen antipsychotica |
- Spierkramp (acute dystonie) meestal treedt dit aan het begin van een behandeling, plotseling |
|
samenvatting antipsychotica |
- Antipsychotica eerste keuze voor farmacotherapie van schizofrenie en bij acute manie - Duidelijke verschillen in effectiviteit maar ook duidelijke verschillen in bijwerkingen - Gebruik vraagt continue monitoring op ontwikkelen van metabool syndroom - Keuze op basis van bijwerkingenprofiel, co-morbiditeit en medicatie voorgeschiedenis |
|
Eysenck: review van 24 PT–studies
|
– geen empirisch bewijs gevonden, dat PT effectief is |
|
Smith & Glass Meta–analysis |
- 475 studies vergeleken – voor alles gecontrolleerd |
|
Seligman
|
hierbij werd niet voor alles gecontrolleerd, je vraagt de deelnemers hoe effectief ze de behandeling vonden
|
|
General findings of meta–analyses psychotherapy |
– Broad meta–analyses on the efficacy of psychotherapy
– MA on particular disorder – Medium to large effect size |
|
CBT beter dan andere therapieen? Butler and colleagues |
– grote effectmaten voor CBT vs geen behandeling, wachtlijst, en placebo controles: unipolaire depressie, GAS, paniekstoornis, sociale fobie, depressieve stoornissen/angststoornissen bij kinderen
– groot gemiddelde effect size (M) = .9 |
|
Het Dodo Bird Effect |
– Alice in Wonderland: Dodo zegt dat iedereen had gewonnen en iedereen moest prijzen krijgen –> maakt niet uit welke behandeling - niet de verschillen maar de overeencomsten dragen bij aan effectiviteit van pt |
|
Lambert en Barley |
Therapy outcome =
40% = Cl and extra–therapeutic events 15% = specific techniques 15% = expectancy and placebo–effect 30% = therapeutic relationship Maar er is ook veel kritiek hierop |
|
Kritiek op het Dodo Bird Effect
|
– Legitiem om alle variabiliteit van een patient te reduceren tot een enkele groep?
– Legitiem om verschillende behandelingen een naam te geven?: dynamisch: systematisch, client–gericht, etc. – Wat is gebruikelijk voor psychotherapieen? |
|
Leidt psychotherapie tot klinische belangrijke veranderingen? (E.g. Abramowitz) |
– behandeling van OCD: gemiddelde patient startte 2 SDs van het gemiddelde af tot de algemene populatie, door de behandeling verschoof het naar 0.7 SDs (dus onder cut–off)
– MAs bevestigen deze positieve resultaten |
|
Cost–offset, MA door Chiles, Lambert en Hatch |
– Behandelde clienten vs niet–behandelde clienten |
|
Werkt Psychotherapie: Samenvatting
|
– Bewijs dat veel verschillende typen van therapieen effectief kunnen zijn |
|
waarom relatietherapie? (magnitude of the problem) |
relational problems highly prevalent in
Separations have aversive outcomes for:
Costs of divorse: |
|
Succes in couple therapy?
|
– couple stays together and relationship satisfaction is raised
– couple separates but individuals learn to cope better with own vulnerability for next relationship – couple separates but minimizes damage for children and learn to function as co–parents |
|
Complexity couple therapy
|
– not one partner is dysfunctional and has to be cured but interaction is dysfunctional: partners each have own vulnerability and affect each other constantly (Actor Partner Interdependence Modelling) |
|
Couples compared to individual therapy |
– working alliance: more complex, balance between both partners
– interaction in vivo in session: assessment: not cognitions about interaction but observing real life interaction intervention: opportunity to enact and rehearse in vivo |
|
Demand–withdraw problem |
– most prevalent interaction pattern
– mostly blaming wive and withdrawing husband – cyclic: female feels unseen, blames husband –> h feels attacked and stonewalls/withdraws –> f intensifies blaming –> h stonewalls/withdraws more and more–> f feels more and more unseen and starts blaming easier |
|
Effectivenss couple therapy
|
– doet het wel goed
– maar het is wel zo, dat als je er niks aan doet, losen ze zich niet van zelf op |
|
Traditional Behavioral Couple Therapy (TBCT)
|
– Assumption: relationshiph distress is caused by conflict |
|
change strategy: communication skills training |
conflict arises from lack of communication skills |
|
change strategy: problem solving skills
|
– conflict results from poor problem solving
– 1/3 of relational problems is solvable, 2/3 perpetual |
|
change strategy: behavioral exchange |
– positive–negative behavior ratio 5:1 in stable couples and 0.8:1 in couples heading for divorse
– BE vor improving balance positive vs negative behaviors(tackling reinforcement erosion), ie more positive and less negative behaviors – act 'as if': act as if you have a good relationship |
|
Limitations TBCT |
– based on coercion of change despite feeling, assumption that initially forced change followed by satisfaction and desire to collaborate, but requires minimum of collaboration |
|
Integrative Behavioral Couple Therapy (IBCT): Assumption |
– Assumption: when direct change blocked by lack of collaboration, only way to improve is to accept hard to change personal sensitivities that are at first sight unacceptable
|
|
Integrative Behavioral Couple Therapy (IBCT): Intervention |
– Intervention: acceptance is key to enhance collaboration:
– building a relationship around unsolvable problem; or convert conflict in vehicle for intimacy (let the struggle go) – acceptance strategy first, then TBCT change strategies – 3 acceptance strategies |
|
Acceptance strategy: Empathic Joining
|
creating understanding of negative partner behavior by soft disclosures: no hard secondary emotions (anger and blaming) but show underlying vulnerability: primary emotions (fear and needs)
|
|
Acceptance strategy: Unified Detachment |
conflict is common external enemy that partners face together
|
|
Acceptance strategy: Tolerance Building |
exposure to negative partner behavior
|
|
Status TBCT and IBCT 1 |
TBCT effect size = .59
Process studies |
|
Emotion Focused Therapy for Couples |
– assumption: relational distress caused by insecure attachment |
|
EFTC strategies |
– Emotion enhancing technies EFT (role play,etc)
– Recognize mutual primary emotions or attachment fear under secondary emotions – Be accessible and responsive to mutual attachment needs in A.R.E. conversation and set broaden and build cycle of secure attachment in motion – Understanding and changing vulnerabilities |
|
Status EFTC |
Outcome research: ES = 1.3 (MA Johnson) |
|
KPSP (kortdurende psychoanalytische steungevende psychotherapie) voor wie? |
– Volwassenen
– Spectrum van depressieve stoornissen – Mild tot matig – Jeugd – Persoonlijkheidsstooornissen: KPSP + (32x) – Angst |
|
KPSP (kortdurende psychoanalytische steungevende psychotherapie) |
– nadruk op therapeutische relatie
– relatief flexibel protocol – ontwikkelingsgerichte benadering – spectrum steun–inzicht – nadruk op symptoom + achtergrond/kwetsbaarheid voor depressie |
|
4 kenmerken van KPSP |
– Kortdurend
– Psychoanalytisch referentiekader – Steungevende techniek – Psychotherapeutische methode |
|
Basismodel KPSP |
– 16 zittingen, 8 keer wekelijks, 8 keer 2 wekelijks
– Kuur model = alle afspraken van te voren vast leggen – Kortdurend als therapeutisch factor |
|
Psychoanalytisch onderdeel van KPSP |
– Pt heeft verhaal: Verheldering, Aanleiding voor depressie in verborgen |
|
Psychoanalytisch (KPSP): Relationele aspecten |
met anderen in het heden: externe interpersoonlijke relaties A. Conflicten met anderen
met anderen uit het verleden: interne interpersoonlijke relaties: introjecties
Identificiaties of introjecties met interne interpersoonlijke relaties: |
|
S van KPSP: Adequate Psychoanalytische Steun (APS) |
– Adequaat gratificeren van basale ontwikkelings behoeften waaraan een tekort is geweest in de kindertijd: veiligheid, betrouwbaarheid, zorg, aandacht, erkenning, hulp, delen |
|
Wat is adequate steun? (KPSP) |
1. Therapeut bedoelt te steunen
2. Patient ervaart steun 3. Bevorderen progressie, verminderen regressie |
|
Psychotherapie in KPSP |
– Systematische wijze van gespreksvoering met als doel het psychisch functioneren te verbeteren |
|
Therapeutische doelen (KPSP) |
1. Symptoom reductie depressie
– Herstel sociaal functionieren – Inzicht: waarom depressief 2. Beperkte persoonlijkheidsverandering: – Gericht op voorkomen depressieve decompensatie Attitude: Actief |
|
Therapeutische attitude (KPSP) |
– Werkrelatie (2 personen psychologie)
– Help de client zichzelf te helpen |
|
Therapeutische proces: Bespreekniveau's (KPSP) |
1. Klachten en symptomen
Doel KPSP: |
|
KPSP Interventies |
Steun: Uitleg, advies, empathie, erkenning, prijzen, stimuleren, begrenzen |
|
Therapeutische techniek KPSP |
– Steungevend – inzichtgevende spectrum |
|
Beginfase KPSP (zitting 1-2/3) |
– Psycho–educatie |
|
Middenfase KPSP (zitting 2/3-14) |
– Uitwerken focus aan de hand van actuele en concrete situaties (CARE) |
|
Eindfase KPSP (zitting 15+16) |
– Evaluatie |
|
1. Klachten en symptomen (bespreekniveau KPSP) |
Doel: – Uitleg: ziekte kader aanreiken |
|
2. Levensomstandigheden (bespreekniveau KPSP) |
Hoe? – exploratie start depressie
Interventies: – Vragen naar verband stemming met gebeurtenissen
Valkuilen: – Externalisaties |
|
3. Interspersoonlijke relaties (extern) (bespreekniveau KPSP) |
– Exploreren van relaties met belangrijke anderen en samenhang met depr klachten
Interventies: – Accepteren pijnlijke/weggehouden affecten
Valkuilen: – Geen relatie tussen depressie en interpersoonlijke problemen of te veel problemen met te veel mensen |
|
4. Interpersoonlijk patroon (bespreekniveau KPSP) |
Hoe? |
|
5. Eigen aandeel in patronen: reflectie op eigen sterke/zwakte (bespreekniveau KPSP) |
Doel: – Depressie relateren aan (beïnvloedbare) attitude van patient
Valkuilen: - Berusting (motivatie) - Ondermijnen Zelf gevoel (adequate steun) |
|
6. Interpersoonlijke relaties (intern) (bespreekniveau KPSP) |
Hoe?
Interventies: Valkuil: |
|
7. Intrapersoonlijke relaties: Doel en Valkuilen (bespreekniveau KPSP) |
Doel:
Valkuil: Rationalisaties
Interventies: – Egodystoner maken |
|
8. Overdracht (geen bespreekniveau in KPSP, maar het is er wel) |
Bespreken, in de relatie met de therapeut, van: |
|
Psychodynamic according to Barber (6) |
Focus on unconscios processes, etc |
|
3 formen psychologische interventies |
- preventie - behandeling - rehabilitatie |