• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/240

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

240 Cards in this Set

  • Front
  • Back

hoofdstromingen van psychotherapie (pt) (12)

- gt


- ct


- psychodyn. pt


- experientiele pt


- metacognitive pt


- technology-based pt


- mindfulness-based pt


- relatietherapie


- pt voor kinderen/adolescenten


- neurofeedback


- farmacotherapie


- integrative approaches

client-gerichte pt: 3 hoofdpunten

- rogers (1942)


- zelfgenezing


- omgeving van respect, warmte en empathie

cognitive therapie: 4 hoofdpunten

- Beck, Ellis


- nadruk op (disfunctionele) gedachtes/cognities


- aandacht voor onderzoek


- op inhoud georienteerd (ipv op proces)

Research Informed Psychotherapy (RIP)

- door Grawe (1997)


- 4 fases van onderzoek:


1. the legitimation phase (Is psychotherapy effective?)


2. The competition phase (Which form of pt is better/the best?)


3. The "prescriptive" pt phase (Which form of therapy is indicated for whom?)


4. The process-research phase (How does pt work?)

reinforcement/bekrachtiging

doel is het vaker optreden van gewenst gedrag (increase of behavior):


iets positiefs wordt aangeboden of iets negatiefs wordt weggehaald

punishment/straf

doel is het minder vaak optreden van ongwenst gedrag (decrease of behavior):


iets negatiefs wordt aangeboden of iets positiefs wordt weggehaald

positive reinforcement

provides a desired consequence following a certain behavior that has the effect of increasing the
likelihood of that behavior occurring again by providing a positive experience as a consequence.
eg Giving a child a candy for a job well done

negative reinforcement

response that follows a certain behavior and has the effect of increasing the likelihood of that
behavior occurring again – by removing an aversive stimulus.
 Typical examples is avoidance behaviour in phobic states; e.g. Spider Phobia: seeing a spider in a
room ⇒ leaving the room

direct punishment

delivers a punishing consequence if the person in question shows undesirable behavior
e.g. a child breaks something: s/he needs to pay for it

indirect punishment

removal of a positive circumstance if the client has engaged in undesirable behavior
 e.g. taking the keys away from a teenager

GT in de praktijk: 6 strategien

1. psychoeducatie


2. exposure


3. operant strategies (enxtinction, indirect punishment, stimulus control, self-management procedures)


4. social skills training


5. treatments incorporating relaxation (wolpe, progressive muscle relaxation training)


6. biofeedback

types of exposure

- imaginal exposure tasks


- in vivo exposure tasks: systematic desensitization; flooding; gradual exposure

collaboratieve empirisme

therapeut en patient co-onderzoeken de cognities van de patient



(fundamenteel concept van CT)

socratische dialoog

- Het verhelderen / definiëren van het probleem
- Het hulp bieden in het identificeren van de cognities
- Het onderzoeken van de betekenis van de gebeurtenissen voor de patiënt
- Het onderzoeken wat de consequenties zijn bij behoud van de maladaptieve gedachten en gedragingen



(fundamenteel concept van CT)



guided discovery

Therapeuten moedigen de pt. aan informatie te gebruiken om realistische perspectieven te verkrijgen



(fundamenteel concept van CT)


voorbeelden automatische gedachten (CT)

catastroferen


alles of niets


emotioneel redeneren

Definitie van CT

CT kan gezien worden als:
– een theorie
– een systeem van strategieen
– een pakket van technieken
Het theoretische model:
– de cognitieve verwerking is cruciaal om te overleven
– dit informatieproces is dysfunctioneel bij mensen met psychologische problemen
Wijzigen hiervan geeft langdurige verbeteringen

Beck's Cognitieve Therapie

– Vroege observatie van negatieve inhoud in dromen van depressieve mensen
– Cognitieve Triade: depr. mensen hebben negatieve kijk op zichzelf, de wereld, de toekomst
– hebben negatieve schema's –> negatieve interpretatie gebeurtenissen

Het algemene Cognitieve Model

Situatie –> Automatische gedachten en beelden –> Reactie: emotioneel,gedragsmatig,fysiologisch
(–>Overtuigingen–>Assumpties–>Coping strategieen–>Situatie–>...)

Het identificeren van automatische gedachten

Vraag de patient te vertellen over een specifieke situatie: Toen je een reactie bij jezelf waarnam waar dacht je toen aan?

Registratie van cognities en gevoelens

– gebeurtenis
– gedachte
– gevoel
– functionele gedachten

Het evalueren van automatische gedachten (Beck)

– Het bewijs dat mijn gedachte waar is?
– Alternatieve verklaringen?
– Wat is het slechtste/beste/meest waarschijnlijke resultat?
– Wat is de impact om deze gedachte te hebben en om mijn denken te veranderen?
– Als...dezelfde gedachte met mij deelde wat zou ik hem/haar dan vertellen?
– Hoe zou ik me nu moeten gedragen?

Gedragstechnieken voor depressie

– behaviourele activatie
– plezier en mastery activiteiten
– het zoeken naar sociale steun
– het oefenen van sociale vaardigheden
– taak opdrachten
– behaviourele experimenten
– veel huiswerk

Coping Cards

Experimenten om dysfunctionele gedachten te testen:
bv client komt niet uit bed, kan kiezen uit eerdere ervaringen en kijken of het lukt om:
– op te staan en douche te nemen
– een korte wandeling te maken
– etc.

Het identificeren van assumpties en overtuigingen

– Als..., dan...
– Een naar beneden gerichte pijl:
Als deze gedachte waar is, wat is er dan zo slecht aan?
Wat is het slechtste deel hiervan?
Wat betekent het voor jou?

De basale doelen van traditionele CT

– het uitdagen van de gedachten over een bepaalde situatie
– het helpen zoeken met de patient om minder bedreigende alternatieven te bedenken
– het testen van deze alternatieven in de werkelijke wereld
– het uitdagen van de assumpties die leiden tot ATs

Huidig debat binnen het onderzoek naar psychotherapie

Inhoud georienteerde vs proces georienteerde psychotherapie

Inhoud georienteerde psychotherapie

Therapeut vraag om bewijs voor een bepaalde gedachte (bang dat man auto ongeluk zou krijgen)... vragen naar de slechtste uitkomst...de meest waarschijnlijke uitkomst, etc...

Proces georienteerde psychotherapie

Therapeut vraagt of dit proces van zorgen maken de client helpt...Of ze het proces van zorgen maken kan veranderen.
Dus therapeut gaat geen bewijs zoeken voor de waarschijnlijkheid dat haar man een auto ongeluk zou krijgen

Cognitieve therapie voor sociale fobie (Clarks & Wells)

– interne focus van aandacht
– het gebruik van interne informatie: hoe anderen het onderwerp zouden waarnemen
– het gebruik van safety behaviours

Model van Clark & Wells: Stappen in de behandeling

– idiosyncratic version of model
– veranderen van zelf–gerichte aandacht/safety behaviours, dit betekent:
– veranderen van de aandacht binnen de sociale situatie
– video feedback
– behaviourele experimenten
– veranderen van sociaal fobische cognities

Experimenten Attentie en Safety Behaviours

– Sociale Interacties: Focus op het zelf vs focus extern, met safety behaviour vs zonder sb
– Vergelijk subjectieve angst, catastrofes, uitvoering

Behandelingen gebaseerd op gedragstherapie

– Acceptance and Commitment Therapy
– Cognitieve therapie
– Dialectische gedragstherapie
– Rationale emotieve gedragstherapie
– Exposure and Response prevention
– etc.

De oorsprong van gedragstherapie
– behaviorisme
Korte samenvatting van gedragstherapie

– nieuw gedrag LEREN
– conclusies: uiterlijk waarneembaar gedrag
– focus: actueel gedrag en in stand houdende factoren
– actieve rol van patient
– behandeling: kortdurig

Kernvraag in gedragstherapie
Wat veroorzaakt het momenteel gedrag bij deze persoon en wat kunnen we nu doen om dit gedrag te veranderen?
Clinical Assessment

1a. Behavioral Assessment:
– begrijpen van probleem van individu, behandeling plannen en verandering meten
1b. Functional Assessment:
– stimulus, organisme, respons, consequentie
2. Assessment Strategies:
– observatie
– vormen van monitoring en gedragsdagboek
– klinische interviews, zelf–rapportage vragenlijst
– psychofysiologische assessment, bv. hartslagfrequentie

Voorbeeld van functienanalyse bij depressie

– ontwaken in chaotisch huis (Sd)
– blijven liggen (R)
– korte termijn: opluchting
– lange termijn: chaos groeit, zelfbeeld daalt, depressie blijft
GT voor Paniek–/Angststoornis: Dagboek observaties

– frequentie van symptomen
– frequentie van tegenkomen van gevreesde situaties
– subjectieve angst beoordelingen
– fysiologische reacties en symptomen
– automatische angst gedachten
– subtiele en openlijke vermijdingsstrategieen

Ideaal behandel-ontwikkelingsproces

1. Ontwikkeling van behandeling


2. Gebruik van kl. setting


3. Onderzoek naar efficacy


4. Onderzoek naar effectiveness


5. Dissiminatie naar het veld


6. Onderzoek vervolgd

Efficacy

effect van interventie onder optimale condities -> er werd gecontroleerd voor confounding variabelen

Effectiveness

effect van interventie in de werkelijke wereld (zonder controle voor confounds)


-> goede generalisastie

Clinical Utility

- Generaliseerbaarheid


- Haalbaarheid (hoe moeilijk om interventie uit te voeren?)


- Kosten en voordelen

APA Division 12

Task Force on Empirically Supported Therapies (APA afdeling die naar effectiviteit van interventies kijkt)

Sackett's Hierachy of Evidence

interne validiteit

heeft de interventie het gedrag daadwerkelijk veranderd?

externe validiteit

is het resultaat generaliseerbaar?

construct validiteit

test de test daadwerkelijk wat je wilt testen?

4 soorten controle condities

1. no-treatment


2. wait-list


3. placebo/ non-specific


4. TAU

problemen in de theorie van beck

- neg. gedachtes zijn gevolg van depressie (en niet voorafgaand aan depressie)


- dysfunctionele assumpties weer normaal na depressie


- geen verschil tussen hot & cold overtuigingen (bv emotioneel vs intellectueel)


- focus op inhoud van overtuigingen als uitgesproken statements (Ik ben waardeloos). Onwaarschijnlijk dat
kennis op deze manier aanwezig is


- Gebrek aan een theorie die verklaart hoe
overtuigingen, assumpties en emoties te veranderen zijn

ABC

A = gebeurtenis


B = core belief/assumptie


C = gedrag



A -> B -> C

Metabeliefs

bv:


+ piekeren helpt me ermee om te gaan


+ ik moet mijn gedachtes beheersen anders word ik gek


- het piekeren valt niet te beheersen


- mijn gedachtes laten zien dat ik een slecht mens ben

cognitive-attentional syndrome

- piekeren/zorgen & ruminatie


- threat monitoring (waakzaam op bedreiging)


- "coping" gedrag dat misgaat


- pogingen tot controle (eg MC)


- hoge zelf-focus

Metacognitieve Therapie

- individual case conceptualisation (vragenlijst naar emoties, gedachtes en metacognitive beliefs)


- aandachtstraining


- detached mindfulness (loslaten van verdere verwerking en "coping"; scheiding tussen zelf en gedachte)


- afzwakken van het cognitive-attentional syndrome


- wijzigen van MC-overtuigingen

Leertheorie

– Basis voor gedragstherapie
– klassieke conditionering
– operant conditionering
– vandaag: mens is een actieve subject – zelf–controle technieken, copingstrategieen, etc

Cognitieve Gedragstherapie

– oorzaak psychopathologie zijn tekorten in cognitive processing
– cognities sturen onze emoties en gedrag
– CGT: exposure, activity scheduling, etc.

Systeemtheorie

– Ieder mens deel van een sociaal systeem
– gezin, relatie, school, werk
– problemen geplaatst in een social verband
– therapeut zoekt patronen in interacties

Werken vanuit ontwikkelingsperspectief, waarom nodig?

– psychopathologie verandert tijdens ontwikkeling: aard en ernst
– leeftijdgevoelige problemen: angsten
– leeftijdsadequaat gedrag: emotieregulatie, spel
– ontwikkelingstaken: sociaal gedrag
– de manier waarop kinderen leren verandert
– leren/nieuwe ervaringen opdoen = basis van therapie

Developmental pathways

– early childhood maltreatment –> possible outcomes like eating disorder, etc.
– possible beginnings like genetic patterns, etc. –> conduct disorder

Continuity and change

– normal and deviant
– heterotypic (bv als kind depressie en later eetstoornis) and homotypic (in kindertijd bv depressie en later ook depressie) continuity

Werken vanuit ontwikkelingsperspectief: interventies

– assessment
– het kiezen van interventietechnieken
– implementeren van behandeling
– ontwikkeling kan behandeleffecten modereren

Treatments for children and adolescents

– Anxiety, fear, phobias: systematic desensitization, modeling, CBT
– ...

Effectladder

5 niveau's:
4. Is de interventie werkzaam?
3. Is de interventie doeltreffend?
2. Is de interventie in theorie effectief?
1. Is de interventie goed beschreven?
0. Is de interventie impliciet (black box)?

New Trends, third wave interventies

– mindfulness
– cognitieve trainingen, bv werkgeheugen training
– acceptance and commitment therapy
– EMDR

third wave interventies: nieuwe aspecten

– moving beyond the wait list control group
– effectief gebleken ook in de klinische prakijk
– Voor wie werk de behandeling en voor wie niet?
– Wat zijn de werkingsmechanismen, hoe werkt de behandeling?

Inhoud van oudercontacten

1. ouders uitleg geven over de therapie
2. bespreken hoe zij het kind kunnen helpen: soms is geen hulp de beste hulp, etc.
3. aandacht voor de opvoedingsstijl van de ouders en eventuele disfunctionele gedachten: bescherming,ideeen over zorgen uitgedaagd
4. aandacht voor de communicatie in het gezin: beter omgaan met conflicten
New trends behandeling van angst

– gemodulariseerde CGT
– transdiagnostische CGT
– E–health:
– computer–based CGT
– cognitive bias modification

Emotions: CBT vs HEP

Primary aim of CBT:
– Cognition, behavior, top down: cognition/behavior –> emotion change as result
Primary aim of HEP:
– Emotion, bottom up: emotion –> cognition/behavior change as result
Emotions in HEP important because:
– They often precede cognition
– Emotions vital source of information about concerns and needs
– Emotions crucial in goal setting and action
tendency

Humanistic Experiential Psychotherapies (HEP)

– Client/Person–Centered Therapy (e.g. Rogers).
– Gestalt Therapy (e.g. Perls).
– Emotion Focused Therapy (e.g. Greenberg).
– Psychodrama
– Focusing–oriented (Gendlin).
– Supportive counseling etc.

HEP status

– HEP’s Empirically Supported Treatments? In particular EFT
– Very influential on clinical practice
– Process research on:
• Relationship: Rogers’ three conditions important
• Active ingredients: chair work, depthof experiencing, reflection and emotional expression all important

Comparing Client–centered, Gestalt and EFT
What do they have in common?

– Human nature is growth–oriented (self–actualization)
– Emphasis on experiencing in the prestent moment
– Experiencing key in achieving growth and reduction psychopathology
– Emphasis on therapeutic relationships

Differences of Client–centered, Gestalt and EFT

– Directiveness/confrontation CC < EFT < G
– Relationship vs task orientation CC vs (G & EFT)
– Awareness present moment vs techniques to intensify/modify experience CC < (G & EFT)
– Empirical testing of treatments G < CC < EFT

Client–Centered Therapy Key concepts:
Self–actualization, Self, Symbolization

Self–actualization:
– Clients have inherent source of growth (learning to walk),are motivated to fulfill potential
– Therapist therefore non–directive: respects self–determination client
Self:
– Internal representation of experiences of self in relation to others and life in general, and values attached to them
Symbolization:
– Process by which individual becomes conscious of experience
– Meaning of experience is influenced by values of self–concept
– Meaning may change but is also stable because of self

Client–Centered Therapy Key concepts:
Psychological (mal)adjustment

– Adjustment: congruence between experiences and self–concept
– Maladjustment: incongruence between experiences and self–concept
Example:
– Self–concept: I am a calm and peaceful person
– Experience: I got angry with my little daughter and shouted at her
– Incongruence –> tension
– Solution: integration of experience into self–concept: I sometimes do get angry (and i prefer not to shout at her)
– Important in changing world of experience is openness to: change of self–concept and/or change of behavior

Goal of CCT (client-centered therapy)

Becoming a fully functioning person, meaning:
– Experiencing all feelings
– Internatl locus of evaluation: relying on own experiences for judgments, i.e. I sometimes get angry
– Flexible self–concept: assimilates all experiences –> real self
– Congruence between experiences and self –> no tension: I sometimes do get angry and i prefer not to shout at my daughter.

Maladaptation/emotional problems (CCT)

– Denial of certain experiences to awareness, ie deny an intution about a certain choice
– External locus of evaluation: fixed system of introjected valus, ie making a choice because your parents want it
– Rigid self–concept: experiences inconsisten with self, not assimilated but censored out –> no real but ideal self, ie block intution and make choice parents want
– Incongruence between experience and self

Goal of CCT (more precisely)

Becoming a fully–functioning person:
From incongruence: experiences inconsistent with self perceived as threat and rejected/suppressed, leading to rigid/controlled ideal self (low self–acceptance)
to congruent: inconsistend experiences welcomed (in safe relationship) and become assimilated in changing fluid/real Self (high self– and other–acceptance)
– by fostering open access to experience and organismic valueing (attaching meaning to bodily based experiences)
– to enhance growth and self–actualization (self– and other–acceptance)

Interventions CCT

Specific relationship (not set of techniques):
– Empathy/understanding of client's frame of reference: therapist emphasizes with and verbalizes/symbolizes client's experiences
– Unconditional positive regard: therapist is warm, accepting, non–judgmental, etc.
– Congruence: therapist open to own experiences and symbolizes them (modeling), being authentic (i feel distracted)


Non–directiveness of treatment:
– Client determines topic
– Therapist does not make suggestions
– because of respect for self–determination
– which facilitates self–actualization of client

Gestalt Therapy: Goal

– Problem: patients avoid to learn from experiences
– Goal: not knowing or explanation, or direct attempt to solve problem/change behavior, but achieving awareness about experiences, resulting in freedom of conscious and informed choice, growth, self–acceptance and autonomy
– Achievement of awareness of direct experience: in the here and now, of emotions/automatic habits and related needs, in the relationship with other people

Interventions Gestalt-Therapie

Therapeutic relationship:
– gives client feedback about own perception using empathy in open dialogue to let client learn himself
– therapist's self–disclosure
– authentic like Rogers but more confronting
Body awareness or non verbal clues, because less sensitive to self–deception than verbal clues: breathing, facial signs, postures


Focusing:
– on continuation of emotional awareness
– by increasing awareness/experience in the here–and–now
– Stay with it (feeling)
Experimentation with different ways of thinking and action to increase awareness:
– Mental experiments: guided fantasy, imagery
– Enactment: putting feelings or thoughts into action (role play, psychodrama, empty–chair)

Emotion Focused Therapy

Based on CCT and GT, but EFT is:
– Protocolized
– Empirical research tradition (process of treatment; outcome of treatment; epirically supported treatment)

Key concepts of EFT 1

Emotions guide self–organization:
– often precede cognitions
– inform individuals that important need, value or goal is threatend, blocked, lost or achieved
– guide in decision making
– provide action tendency
Emotion schemas are integrated represenations of:
– bodily sensations
– emotions
– cognitions
– action tendencies


Layers of emotions:
– primary emotions: fundamental, direct primary reaction to a situation
– secondary emotions: response to one's primary reaction, ie feeling angry towards ex–partner on top of underlying sadness; feeling guilty about feeling angry
Adaptivity of emotional schemas:
– adaptive: awareness of primary emotions promotes orientation and problem solving
– maladaptive: old familiar feelings that easily reoccur need to be replaced by adaptive schema and reaction, ie replace sec emotion of blaming partner when feeling vulnerable

Steps (sub goals) in EFT

– Awareness of emotions: not thinking about, but experiencing of sec and pri emotions
– Tolerate and accept emotions
– Describe (verbalize) and express (enact) emot.
– Recognize and discover pri emotions

Ultimate Goal in EFT

Development of adaptive schema and behavior based on pri emotions

Interventions in EFT

Identification of markers for problematic emotional states:
– Problematic reactions: client is surprised about own reactions
– Absent or unclear emotion: no or limited access to experience
– Conflict between two aspects of self, ie high demands vs need for acceptance
– Unfinished business related to other people


Awareness of and transformation from sec maladaptive emotions to primary adaptive emotions:
– Focusing on bodily sensations
– Identifying action tendency and emotion behind, ie I want to shoud and blame = anger
– Naming/symbolizing own experience: no reflection on emotion
– Imaginal exposure to emotion–eliciting events (I and present tense???)
– Enactment/role play
– Empty chair: dialogue with significant other about unfinished business
– Two chairs: dialogue between two conflicting aspects of self

Mindfulness–based psychotherapy approaches

– Acceptance and Commitment Therapy (ACT)
– Dialectical Behavior Therapy (DBT)
– Functional Analytic Psychotherapy (FAP)
– Integrative Behavioral Couples Therapy (IBCT)
– Mindfulness–Based Cognitive Therapy (MBCT)

Mindfulness

paying attention in a particular way:
– on purpose
– in the present moment
– non–judgementally
Bv:
– Engaging in what you are doing rather than “getting lost” in your thoughts
– Noticing as your thoughts/feelings/bodily sensations come and go (without attempts to control them)

Mindfulness–based Stress Reduction (MBSR), John Kabat–Zinn

– 8 weeks program, 2–2,5 hours
– Participants with a wide range of medical problems: chronic pain, heart disease, cancer, anxiety disorder, depression, etc.
– For groups upt to 30 participants
– Instructions to practice outside of group meetings for at least 45 minutes per day, six days per week (extremely important)

Mindfulness–Based Cognitive Therapy (MBCT)

– Designed to help people with recurrent depression
– Integration of MBSR and CT

MBCT background

– terugkerende depressie = terugvalpreventie
– 1 of 2 d–episodes => kans op terugval = 50%
– 3 of meer episodes => 80%
DUS: Wat kan terugval voorkomen?
– Na 1 episode: cognitieve factoren belangrijker dan stressful events

Mental Mode: doing vs being

– Automatic vs. Intentional
– Judging vs. Non–judging (letting be)
– Past / future vs. Present moment
– Thoughts = real vs. Thoughts = mental events
– Towards avoidance vs. Towards approaching/experiencing

MBCT Program

– Eight weekly sessions (2–2.5 hours) plus all–day session.
– Up to 12 participants in a groups
– Homework: up to one hour per day, 6 days a week – mostly audiotapes of mindfulness practice + generalisation practice
–Pattern:
First half – concentration/steadying the mind
Second half – wider awareness; relapse prevention
Key Practices in MBCT
– Body–scan
– Mindfulness of the breath
– Three minute 'Breathing space'
– Mindfulness of routine activities, i.e. showering
– Gentle movement exercises, i.e. Yoga practice
MBCT program: Some practical information

Session 1:
– Automatic Pilot
– Visit your body, ie body scan
– Viewing the body as the emotional 'barometer'
– Homework: ie body scan and homework record from, being mindful with a routine activity in daily life
Session 2:
– Dealing with barriers: being more and more aware of what there is, mindfulness of the breath, 3–minute breathing space
Session IV:
– Thoughts are not facts
– Developing a different relationships with thoughts rather than supressing thoughts or changing thought contenct
Session 7:
– Taking action
– Behavioral activation
Session 8:
– Learning relapse prevention
– Devising your own relapse signs of emotional distress and putting an intervention plan in place

MBCT effective?
– Relapse to major depression in people with 3+ episodes: hell yeah it is effective
– MBCT better quality in life than in physical and psychological domains

Integratieve psychotherapieen, verschillende termen hiervoor: Integration/Eclecticism/Rapprochment/Differential therapeutics/Prescriptive matching

Having a broader range of specific methods in order to being more effective in answering the following questions:
– What works?
– For whom?
– Under which conditions?
Waarom Integratie/Eclecticisme?
– Uitbreiding van vormen van therapie en mogelijkheden tot experimenteren met verschillende therapeutische middelen
– Externe socio–economische realiteiten, bv verzekering
– Populariteit van sommige therapievormen (korte termijn, probleemgericht, mindfulness gebaseerd)
– Rol van gemeenschappelijke factoren binnen therapieen
– etc.

4 gangbare manieren om psychotherapieen te integreren

Theoretische integratie:
– synthese van meerdere theorieen, samen met de technieken, bv MBSR + CT = MBCT
Technisch eclecticisme:
– het gebruik van verschillende technieken zonder de onderliggende theorie in beschouwing te nemen
– geen noodzakelijke connectie tussen conceptuele gronden en technieken
Gangbare factoren (common factors):
– synthese van robuuste overeenkomsten tussen de psychotherapieën
– assumptie dat therapeutisch succes meer gerelateerd is aan de overeenkomsten dan de unieke factoren van therapieën
– Bijv. therapeutische alliantie; oefening van nieuw gedrag
Assimilatieve integratie:
– selectieve vermenging van technieken en concepten van verschillende orientateis binnen enkele, geprefereerde theorie
– Bijv. CBT–therapeuten gebruiken lege stoel dialoog
=> Deze 4 typen zijn niet wederzijds exclusief

Kunnen integratieve pogingen gevaarlijk zijn?

– Gebrek aan een systematische rationale
– Niet–kritische integratie
=> syncreticisme: random gebruiken van technieken zonder een theoretische rationale zolang de therapeut gelooft in de bruikbaarheid

Systematic Treatment Selection (STS)

Eclecticisme:
– Het gebruiken van effectieve methoden van verschillende theoretische scholen
– Gebaseerd op bredere onderzoek – gebaseerde principes van verandering
– Potentiële bijdragen van meerdere systemen van psychotherapie
Behandelselectie:
– Het matchen van methoden naar een bepaalde cliënt, gebaseerd op empirisch ondersteunde principes
– De nadruk op behandelmethoden & therapeutische relaties
Systematisch
– Het gebruik maken van een expliciet systematisch mode

STS: Klinisch Assessment
– Huidige problemen
– Levensgeschiedenis
– Verwachtingen van de behandeling
– Werk alliantie (d.i. cliënt–therapeut relatie)

STS: Het verzamelen van de karakteristieken van de cliënt

1. Diagnose
2. Stadia van verandering
3. Copingstijl
4. Mate van weerstand
5. Voorkeuren van de cliënt

Stadia van verandering (hadden we al bij d en v besproken, daarom leg ik ze niet zo nauwkeurig uit)

– Precontemplatie, wat te doen: motivational interviewing/ psycho–analytische therapie
– Contemplatie, wat te doen: Existentiele therapie
– Voorbereiding, wat te doen: CT
– Actie, wat te doen: GT
– Volhouden

Copingstijl wanneer blootgesteld aan confronterende situaties

Externalisatie:
– d.i. impulsief, schuld geven, stimulatie–zoekend
– Te doen: symptoomgericht & vaardigheids verbeterende technieken
Internalisatie:
– d.i. zelf–kritisch, terugtrekken
– Te doen: inzicht & bewustzijns–verbeterende technieken

Niveau van weerstand

– Vertelt hoe direct de therapeut kan zijn
– Hoog NW: eerder niet–directief
– Laag NW: eerder directief, gestructureerde technieken

De voorkeuren van een cliënt

– De therapeut als persoon (geslacht, leeftijd, etc.)
– Therapeutische relatie (warm, actief, etc.)
– Therapiemethode (huiswerk, droomanalyse)
– Behandelvorm (psychopharmaca, individuele therapie)

9 Mechanismen van veranderprocessen in PT (nauwkeurige beschrijvingen hiervan staan in de sheets)

1. Consciousness Raising (Het verhogen van bewustzijn), Te doen: interpretaties; bibliotherapie
2.Emotional Arousal (Het opwekken van emoties), Te doen: psychodrama; rollenspel
3. Self–Reevaluation (Zelf–Herevaluatie), Te doen: waarden verduidelijking; inbeelden (imagery)
4. Environmental Control (Omgevingscontrole),
Te doen: herstructureren van de omgeving: het toevoegen van positieve reminders; vermijden van cues
5. Social Liberation (Sociale Liberatie), Te doen: opkomen voor de rechten van onderdrukking; sterker maken
6. Self Liberation (Zelf Liberatie),
Te doen: decision–making therapy; commitment–enhancing techniques
7. Counterconditioning, Te doen: relaxatie; cognitieve herstructurering
8. Contingency Management,
Te doen: contingentie contracten; zelf–beloning
9. Helping Relationships (Helpende Relaties),
Te doen: empathie, positieve kijk, feedback, zelf–openbaring

Evidence on integrative treatments

1. Onderzoek naar psychotherapie in het algemeen kan informeren over beslissingen in behandelingen en de sleutelprincipes van integratieve benaderingen
2. Onderzoek naar specifieke ingegratieve behandelingen
– d.i. Dialectic Behavior Therapy; Mindfulness–based Cognitive Therapy; STS (Systematic Treatment Selection)
3. Onderzoek naar therapeutishe guiding principes, gerelateerd aan cliënten, therapeutische relaties, behandelvariabelen
– d.i. cliënt karakteristieken: stadia van verandering, copingstijl,...
=> In het algemeen:
⇒ Bewezen effectiviteit voor sommige integratieve benaderingen (DBT, MBST, STS)
⇒ Gebrek aan bewijs voor sommige integratieve benaderingen (bijv. CT & BT)
⇒ Gebrek aan onderzoek over de effectiviteit van integratieve pogingen (d.i. in de routine van klinische zorg)

metacognities

cognities over cognities

Problemen in de cognitieve theorie van Beck

– negatieve gedachtes = gevolg van depressie (ipv voorafgaand aan depressie)
– dysfunctionele schema's weer normaal na depressie
– geen verschil tussen 'cold' en 'hot' overtuigingen (bv intellectueel vs emotioneel)
– focus op inhoud van overtuigingen als uitgesproken statements (Ik ben waardeloos), onwaarschijnlijk dat kennis op deze manier aanwezig is
– gebrek aan een theorie die verklaart hoe overtuigingen, assumpties en emoties te veranderen zijn

Voorbeeld Cognitieve Therapie

A: genegeerd door collega
B: niemand vindt me aardig
C: terugtreken, verdrietig

Voorbeeld Metacognitieve Therapie

A: genegeerd door collega
A leidt tot M en dit staat in interactie met B, M: rumineren zal me helpen beter te begrijpen waarom, CAS (Cognitive–Attentional Syndrome)
C: terugtreken, verdrietig

Voorbeelden Positieve en Negatieve Metabeliefs

+ : piekeren helpt me ermee om te gaan, ik moet mijn gedachtes beheersen anders word ik gek
– : het piekeren valt niet te beheersen, gedachtes kunnen schadelijk zijn

Cognitive–Attentional Syndrome

– piekeren/zorgen en ruminatie
– threat monitoring (waakzaam op bedreiging)
– Coping gedrag dat misgaat
– Kenmerken: pogingen tot controle, verhoogde zelf–focus

MC–Therapie
– Individual case conceptualisation
– Aandachtstraining
– Detached Mindfulness: Loslaten van verdere verwerking en „coping“, Scheiding tussen zelf en gedachte
– Afzwakken van het CAS
– Wijzigen van MC–overtuigingen
Casus conceptualisatie (Wells, 2008)

“Was er recent een moment dat je verdriet erger werd?”
“Heb je je recent gemerkt dat je aan het rumineren was over je gevoelens en je toestand?”
“Nadat je deze gedachte had gehad, wat dacht je daarna?”
“Wat zijn je zorgen over je klachten?”
“Denk je dat je iets aan je klachten kunt doen?”
“Is het nuttig om steeds bij het verleden stil te staan?”
“Is het nuttig om te analyseren waarom je je voelt zoals je je voelt?”
“Wat wil je bereiken met rumineren?”
“Wat gebeurde er met je emoties toen je deze gedachte had?”
“Wat zou er gebeuren als je niet meer zou rumineren?”

Technology in Psychotherapy

– Technological adjuncts to enhance psychotherapy: mobile phones, biofeedback, virtual reality (VR), etc.
– Computerised psychological interventions: internet–based, VR

Computerised psychological interventions
– Structured interactive programs
– Mostly computerised CBT:
assessment
psycho–education
treatment plans/goals
treatment techniques
homework
relapse prevention
– Via: online bibliotherapy, video/audio clips/files
– Mostly supported by therapists: guidance and feedback on homework
(artikel laat zien dat zelfde effect grootte als bij normale therapie)
Virtual Reality Exposure Therapy (VRET)

– exposure therapie met behulp van virtuele omgeving
– therapeut kan de situaties manipuleren om goed aan te sluiten bij het individu

Definitie van CT

CT kan gezien worden als:
– een theorie
– een systeem van strategieen
– een pakket van technieken
Het theoretische model:
– de cognitieve verwerking is cruciaal om te overleven
– dit informatieproces is dysfunctioneel bij mensen met psychologische problemen
Wijzigen hiervan geeft langdurige verbeteringen

Beck's Cognitieve Therapie
– Vroege observatie van negatieve inhoud in dromen van depressieve mensen
– Cognitieve Triade: depr. mensen hebben negatieve kijk op zichzelf, de wereld, de toekomst
– hebben negatieve schema's –> negatieve interpretatie gebeurtenissen
Het algemene Cognitieve Model
Situatie –> Automatische gedachten en beelden –> Reactie: emotioneel,gedragsmatig,fysiologisch
(–>Overtuigingen–>Assumpties–>Coping strategieen–>Situatie–>...)

Het identificeren van automatische gedachten

Vraag de patient te vertellen over een specifieke situatie: Toen je een reactie bij jezelf waarnam waar dacht je toen aan?
Registratie van cognities en gevoelens
– gebeurtenis
– gedachte
– gevoel
– functionele gedachten

Het evalueren van automatische gedachten (Beck)

– Het bewijs dat mijn gedachte waar is?
– Alternatieve verklaringen?
– Wat is het slechtste/beste/meest waarschijnlijke resultat?
– Wat is de impact om deze gedachte te hebben en om mijn denken te veranderen?
– Als...dezelfde gedachte met mij deelde wat zou ik hem/haar dan vertellen?
– Hoe zou ik me nu moeten gedragen?

Gedragstechnieken voor depressie

– behaviourele activatie
– plezier en mastery activiteiten
– het zoeken naar sociale steun
– het oefenen van sociale vaardigheden
– taak opdrachten
– behaviourele experimenten
– veel huiswerk

Coping Cards
Experimenten om dysfunctionele gedachten te testen:
bv client komt niet uit bed, kan kiezen uit eerdere ervaringen en kijken of het lukt om:
– op te staan en douche te nemen
– een korte wandeling te maken
– etc.
Het identificeren van assumpties en overtuigingen
– Als..., dan...
– Een naar beneden gerichte pijl:
Als deze gedachte waar is, wat is er dan zo slecht aan?
Wat is het slechtste deel hiervan?
Wat betekent het voor jou?
De basale doelen van traditionele CT

– het uitdagen van de gedachten over een bepaalde situatie
– het helpen zoeken met de patient om minder bedreigende alternatieven te bedenken
– het testen van deze alternatieven in de werkelijke wereld
– het uitdagen van de assumpties die leiden tot ATs

Huidig debat binnen het onderzoek naar psychotherapie
Inhoud georienteerde vs proces georienteerde psychotherapie
Inhoud georienteerde psychotherapie
Therapeut vraag om bewijs voor een bepaalde gedachte (bang dat man auto ongeluk zou krijgen)... vragen naar de slechtste uitkomst...de meest waarschijnlijke uitkomst, etc...
Proces georienteerde psychotherapie
Therapeut vraagt of dit proces van zorgen maken de client helpt...Of ze het proces van zorgen maken kan veranderen.
Dus therapeut gaat geen bewijs zoeken voor de waarschijnlijkheid dat haar man een auto ongeluk zou krijgen

Cognitieve therapie voor sociale fobie (Clarks & Wells)

– interne focus van aandacht
– het gebruik van interne informatie: hoe anderen het onderwerp zouden waarnemen
– het gebruik van safety behaviours

Model van Clark & Wells: Stappen in de behandeling

– idiosyncratic version of model
– veranderen van zelf–gerichte aandacht/safety behaviours, dit betekent:
– veranderen van de aandacht binnen de sociale situatie
– video feedback
– behaviourele experimenten
– veranderen van sociaal fobische cognities

Experimenten Attentie en Safety Behaviours

– Sociale Interacties: Focus op het zelf vs focus extern, met safety behaviour vs zonder sb
– Vergelijk subjectieve angst, catastrofes, uitvoering

Behandelingen gebaseerd op gedragstherapie
– Acceptance and Commitment Therapy
– Cognitieve therapie
– Dialectische gedragstherapie
– Rationale emotieve gedragstherapie
– Exposure and Response prevention
– etc.
De oorsprong van gedragstherapie
– behaviorisme
Korte samenvatting van gedragstherapie

– nieuw gedrag LEREN
– conclusies: uiterlijk waarneembaar gedrag
– focus: actueel gedrag en in stand houdende factoren
– actieve rol van patient
– behandeling: kortdurig

Kernvraag in gedragstherapie
Wat veroorzaakt het momenteel gedrag bij deze persoon en wat kunnen we nu doen om dit gedrag te veranderen?

Clinical Assessment

1a. Behavioral Assessment:
– begrijpen van probleem van individu, behandeling plannen en verandering meten
1b. Functional Assessment:
– stimulus, organisme, respons, consequentie
2. Assessment Strategies:
– observatie
– vormen van monitoring en gedragsdagboek
– klinische interviews, zelf–rapportage vragenlijst
– psychofysiologische assessment, bv. hartslagfrequentie

Voorbeeld van functienanalyse bij depressie
– ontwaken in chaotisch huis (Sd)
– blijven liggen (R)
– korte termijn: opluchting
– lange termijn: chaos groeit, zelfbeeld daalt, depressie blijft

GT voor Paniek–/Angststoornis: Dagboek observaties

– frequentie van symptomen
– frequentie van tegenkomen van gevreesde situaties
– subjectieve angst beoordelingen
– fysiologische reacties en symptomen
– automatische angst gedachten
– subtiele en openlijke vermijdingsstrategieen

theoretische integratie

combinatie van meerdere theorieen; erg moeilijk om te doen

technisch eclecticisme

combinatie van verschillende technieken (geen combinatie van theorie!)

gangbare factoren

- aspecten van psychotherapie die voorkomen in de meeste therapievormen;


- assumptie dat therapeutisch succes meer gerelateerd is aan de overeenkomsten dan de unieke factoren van therapieën ;


- bv: therapeutische alliantie, oefening van nieuw gedrag, vaardigheden therapeut (empathie, attentie etc)

assimilatieve integratie

- therapist has a commitment to one theoretical approach but is willing to use techniques from other therapeutic approaches


- selectieve incorporaties van technieken en concepten van verschillende oriëntaties binnen een enkele, geprefereerde theorie

Medicatie voor ADHD voor- en nadelen

voor:


grote effecten, bewezen effectief, effecten tot 2 jaar aangetoond (?), relatief goedkoop


Na:


30% reageert niet/onvoldoende, beperkte verbetering schoolse vaardigheden, lange termijn effecten onbekend, bijwerkingen, weerstand ouders

uitgangspunt client-centered/rogeriaanse therapie

client heeft zelf de oplossing voor zijn problemen in de hand, therapeut kan alleen helpen de client op de juiste weg te brengen; nadruk op vrijheid en zelfbeschikking

fully functioning person

- hoort bij client-centered/ rogeriaanse therapie


- iemand heeft zowel een gevoel van zelfrealisatie als van saamhorigheid

actualizing tendency

- mensen zijn gemotiveerd om zichzelf te verbeteren


- aanname van client-centered therapie

3 basisconcepten client-centered therapie

1. zelfconcept: eigenwaarde client


2. locus van evaluatie: eigen mening maken (intern) vs. mening van anderen overnemen (extern)


3. ervaren: hoe client de wereld ervaart, rigide (vaste regels/ vuistregels) vs flexibel

6 basis premissen van de humanistische psychologie (= basis voor rogeriaanse therapie)



Mensen hebben een creatieve kracht waardoor ze gevormd worden, naast erfelijkheid en omgeving.


Het antropomorphische model van de mensheid is superieur aan het mechanomorphische model.


Het doel waarnaar je streeft is belangrijker dan de oorzaak van het probleem.


Een holistische aanpak is doelmatiger dan een elementaristische aanpak.


Het is noodzakelijk om rekening te houden met de subjectiviteit van mensen, hun meningen en standpunten en hun bewuste en onbewuste.


De basis van psychotherapie is een goede relatie tussen mensen.

therapeutische houding client-centered therapie (3)

1. congruentie (zeggen wat je voelt/denkt en voelen/denken wat je zegt)


2. onvoorwaardelijke positieve acceptatie


3. empathisch begrip

3 basisconcepten gedragstherapie

1. toegepaste gedragsanalyse (operante conditionering)


2. neobehaioristisch medierend stimulus-respons model (klassieke conditionering)


3. sociaal-cognitief model (gedrag komt voort uit externe stimulus gebeurtenissen, externe bekrachtiging en cognitieve mediërende processen) -> cgt

modes

- hoort bij cognitieve theorie


- netwerken van cognitieve, affectieve, motivationele en gedragsschema's


(oer-modes/ primal modes = universele/aangeboren modes)

3 manieren om met dysfunctionele modes om te gaan

1. Een meer aangepaste mode creëren (volgt vaak na 1.)

cognitieve vervormingen / denkfouten

Willekeurige gevolgtrekking (Arbitrary inference): een conclusie trekken zonder bewijs of zelfs met tegenbewijs


Selectieve abstractie (Selective abstraction): een situatie beoordelen op een detail, waarbij de context genegeerd wordt


Overgeneralisatie (Overgeneralisation): een incident gebruiken om een regel te maken “alle mannen zijn onaardig”


Vergroting en minimalisatie (Magni/minification): iets als veel ernstiger (catastroferen) of minder ernstig (ontkenning) zien dan dat het is.


Personalisatie (Personalization): externe gebeurtenissen op jezelf betrekken zonder reden hiervoor


Zwart/wit denken (Dichotomous thinking): ervaringen of als een compleet succes of als een mislukking zien, zonder middenweg.

cognitieve triade van depressie

negatief kijk op zichzelf, de wereld en de toekomst

3 fundamentele concepten bij cognitieve therapie

- collaboratief empirisme: therapeut en client gaan samen op zoek naar disfunctionele cognities


- socratische dialoog: patient komt zelf tot inzicht doordat therapeut de juiste vragen stelt


- ontdekkingstochten (guided discovery): client en therapeut verbinden mispercepties en overtuigingen met gebeurtenissen in het verleden

decatastroferen (ct)


- wat als... techniek


- plannen ontwikkelen om met bepaalde gebeurtenissen om te gaan

reattributeren (ct)

testen van automatische gedachtes en aannames door andere oorzaken te overwegen

herdefinieren (ct)

een probleem opnieuw formuleren maar dan concreter en specifieker en geformuleerd in termen van de patiënts eigen gedrag


(i.p.v. “niemand besteed aandacht aan mij” is het “ik moet meer moeite doen om contact te maken met andere mensen”)

decentraliseren

voornamelijk voor angstige patiënten die denken dat iedereen op ze let. Deze aanname wordt door middel van gedragsexperimenten getest.


biofeedback

operant conditioneringsprocedure waarin deelnemers leren om zelfcontrole te krijgen over fysiologische functies die normaal niet bewust waargenomen of gecontroleerd worden

neurofeedback

biofeedback met EEG meting

paradigma's in neurofeedback (2 soorten training)

- frequentie training: ofwel activiteit (maximale amplitude, energie) in een of meerdere EEG frequency bands (golflengte?) ofwel de ratio van activiteit in verschillende bands wordt verhoogd of verlaagd


- SCP training (slow cortical potential)

Waar worden SSRI's voor gebruikt?

Behandeling van pijn, pms, angst en/of depressie

Waar worden antipsychotica voor gebruikt?

Behandeling van schizofrenie, misselijkheid

Welke medicijn kan helpen bij woedeaanvallen?

Paroxetine (Seroxat)

Soorten Psychofarmaca (5)

– Antidepressiva: SSRI's, SNRI, MAO remmers
– Antipsychotica: Klassiek (Haldol), Atypisch (Quetiapine)
- Stemmingsstabilisatoren: Lithium, Lamotrigine
– Hypnotica/Anxiolytica: Benzodiazepinen (Diazepam,etc.) om in slaap te kunnen vallen en angstremmend
– Stimulantia: Methylfenidaat, Modafinil, etc.

Antidepressiva: Behandeling

– lichamelijk onderzoek pols/gewicht/RR
– interacties met andere medicatie nakijken
– eerste 2 weken meeste bijwerkingen
– geen direct effect te verwachten
– effect pas na 4–6 weken evalueren
– TCA's spiegelcontrole te adviseren
– Bij effect minimaal 6 maanden behandeln dan uitsluipen

Bijwerkingen Serotonerg

– misselijkheid
– hoodpijn
– slecht slapen
– seksuele dysfunctie
– hyponatriemie

Bijwerkingen Noradrenerg

– zweten
– trillen
– droge mond
– orthostatische hypotensie (bloeddruk die schommelt)
– hypertensie
– hartkloppingen
– sedatie (verdoving)

SSRI's

– actiever, meer energie
– gedachtes blijven negatief
– hoge kans op suicidaliteit

Depressieve stoornis, ernstig: stappen (psychofarmaca)

stap 1: 1e lijn SSRI/TCA, 2e lijn TCA/SNRI/mirtazepine/bupropion
stap 2: kies ander middel of bij atypische depressie MAO remmer
stap 3: additie met ander middel: lithium/mirtazepine/mianserine, atypisch antipsychoticum
stap 4: klassieke MAO remmer of ECT

Paniekstoornis met/zonder agorafobie (psychofarmaca)

stap 1: SSRI
stap 2: een andere SSRI
stap 3/4: Clomipramine of Venlafaxine
stap 5: high potence Benzodiazepine
stap 6: MAO remmer

Overige indicaties (psychofarmaca)

– slaapinductie: amitryptiline, mirtazapine
– stoppen met roken: bupropion
– pijnstilling: duloxetine, amitryptiline
– pms: SSRI's

Samenvatting Antidepressiva

– eerste keuze voor farmacotherapie van zowel angststoornissen
- Verschillen in effectiviteit marginaal, wel verschil in bijwerkingen


- Keuze op basis van bijwerkingenprofiel , co-morbiditeit en medicatie voorgeschiedenis

CGT vs Farmacotherapie

effect van beiden na behandeling en 6 maanden na behandeling

Samenvatting farmacotherapie en psychotherapie (pillen vs praten)

– combinatie meestal beter dan allen farmacoth.
– combinatie soms beter maar soms ook even effectief als enkel psychotherapie



-> start met psychotherapie

bijwerkingen antipsychotica

- Spierkramp (acute dystonie) meestal treedt dit aan het begin van een behandeling, plotseling
- Abnormale bewegingen (dyskinesie) van lichte trillerigheid tot spierschokjes die de coördinatie bemoeilijken.
- Spierstijfheid (hypertonie)
- Rusteloosheid (akathisie) uit zich ook door niet goed stil kunnen zitten
- Tardieve dyskinesie wordt de aandoening genoemd die een gevolg is van langdurig gebruik.
- Hormonale veranderingen kunnen optreden door verhoging van het prolactinegehalte. Het prolactine is een hormoon dat betrokken is bij de melkafgifte
van de borstklier. menstruatiepijnen.
- Andere bijwerkingen zijn het gevolg van de werking op andere neurotransmitters dan dopamine. sedatie (slaperigheid), bloeddrukdaling en duizeligheid bij plotselinge houdingsverandering, hartkloppingen, trage ontlasting, droge mond en wazig zien.
- Gewichtstoename.
- Het maligne neuroleptica syndroom Dit is een zeldzame bijwerking

samenvatting antipsychotica

- Antipsychotica eerste keuze voor farmacotherapie van schizofrenie en bij acute manie


- Duidelijke verschillen in effectiviteit maar ook duidelijke verschillen in bijwerkingen


- Gebruik vraagt continue monitoring op ontwikkelen van metabool syndroom


- Keuze op basis van bijwerkingenprofiel, co-morbiditeit en medicatie voorgeschiedenis

Eysenck: review van 24 PT–studies

– geen empirisch bewijs gevonden, dat PT effectief is
– werd later bekritiseerd, toch belangrijk voor PT

Smith & Glass Meta–analysis

- 475 studies vergeleken


– voor alles gecontrolleerd
–effect size of 0.85 = gemiddelde patient in experimentele conditie deed het in 85% beter dan in de wachtlijst/controle conditie

Seligman
hierbij werd niet voor alles gecontrolleerd, je vraagt de deelnemers hoe effectief ze de behandeling vonden

General findings of meta–analyses psychotherapy

– Broad meta–analyses on the efficacy of psychotherapy
– MA on particular disorder
– Medium to large effect size

CBT beter dan andere therapieen? Butler and colleagues

– grote effectmaten voor CBT vs geen behandeling, wachtlijst, en placebo controles: unipolaire depressie, GAS, paniekstoornis, sociale fobie, depressieve stoornissen/angststoornissen bij kinderen
– groot gemiddelde effect size (M) = .9

Het Dodo Bird Effect

– Alice in Wonderland: Dodo zegt dat iedereen had gewonnen en iedereen moest prijzen krijgen –> maakt niet uit welke behandeling


- niet de verschillen maar de overeencomsten dragen bij aan effectiviteit van pt
– MA waarbij meeste bona fide behandelinge nauwelijks verschillen in efficacy (d=.2), maar critici stellen dat dat allemaal CBT programma's waren

Lambert en Barley

Therapy outcome =
40% = Cl and extra–therapeutic events
15% = specific techniques
15% = expectancy and placebo–effect
30% = therapeutic relationship
Maar er is ook veel kritiek hierop
Kritiek op het Dodo Bird Effect
– Legitiem om alle variabiliteit van een patient te reduceren tot een enkele groep?
– Legitiem om verschillende behandelingen een naam te geven?: dynamisch: systematisch, client–gericht, etc.
– Wat is gebruikelijk voor psychotherapieen?

Leidt psychotherapie tot klinische belangrijke veranderingen? (E.g. Abramowitz)

– behandeling van OCD: gemiddelde patient startte 2 SDs van het gemiddelde af tot de algemene populatie, door de behandeling verschoof het naar 0.7 SDs (dus onder cut–off)
– MAs bevestigen deze positieve resultaten

Cost–offset, MA door Chiles, Lambert en Hatch

– Behandelde clienten vs niet–behandelde clienten
– 25% verschil in medicijngebruik
behandelde clienten = 16% reductie
control = 9% stijging

Werkt Psychotherapie: Samenvatting

– Bewijs dat veel verschillende typen van therapieen effectief kunnen zijn
– Behavioural en cognitive–behavioural benaderingen hebben meeste empirische steun, maar ook meest onderzocht
– Yet, very little knowledge
HOW & Which Therapeutic Components?

waarom relatietherapie? (magnitude of the problem)

relational problems highly prevalent in
– individuals: relational distress causal/maintaining role
– couples: divorce + children involved in divorce



Separations have aversive outcomes for:
– Ex–partners: psychological and physiological
– Children: suffer from chronic marital conflict, later in adult life less satisfaction and longevity relations, anxiety



Costs of divorse:
– direct costs: sociale security, housing, etc.
– indirect costs: crime, abuse, neglect of children
Cost–effectiveness:
– Behavioral Couples Therapy and Emotion Focussed Therapy: $1 saves gov $1,85

Succes in couple therapy?
– couple stays together and relationship satisfaction is raised
– couple separates but individuals learn to cope better with own vulnerability for next relationship
– couple separates but minimizes damage for children and learn to function as co–parents
Complexity couple therapy

– not one partner is dysfunctional and has to be cured but interaction is dysfunctional: partners each have own vulnerability and affect each other constantly (Actor Partner Interdependence Modelling)

Couples compared to individual therapy

– working alliance: more complex, balance between both partners
– interaction in vivo in session:
assessment: not cognitions about interaction but observing real life interaction
intervention: opportunity to enact and rehearse in vivo

Demand–withdraw problem

– most prevalent interaction pattern
– mostly blaming wive and withdrawing husband
– cyclic: female feels unseen, blames husband –> h feels attacked and stonewalls/withdraws –> f intensifies blaming –> h stonewalls/withdraws more and more–> f feels more and more unseen and starts blaming easier
Effectivenss couple therapy
– doet het wel goed
– maar het is wel zo, dat als je er niks aan doet, losen ze zich niet van zelf op
Traditional Behavioral Couple Therapy (TBCT)

– Assumption: relationshiph distress is caused by conflict
– Intervention: conflict resolution is key intervention
– 3 change strategies: communication skills training, problem solving skills, behavioral exchange

change strategy: communication skills training

conflict arises from lack of communication skills

change strategy: problem solving skills
– conflict results from poor problem solving
– 1/3 of relational problems is solvable, 2/3 perpetual

change strategy: behavioral exchange

– positive–negative behavior ratio 5:1 in stable couples and 0.8:1 in couples heading for divorse
– BE vor improving balance positive vs negative behaviors(tackling reinforcement erosion), ie more positive and less negative behaviors
– act 'as if': act as if you have a good relationship

Limitations TBCT

– based on coercion of change despite feeling, assumption that initially forced change followed by satisfaction and desire to collaborate, but requires minimum of collaboration
– TBCT has little to offer to non–collaborative couples cause interventions not based on natural contingencies, leads to relapse
–1 wave BT & 2 wave CBT, time for 3 wave: IBCT

Integrative Behavioral Couple Therapy (IBCT): Assumption

– Assumption: when direct change blocked by lack of collaboration, only way to improve is to accept hard to change personal sensitivities that are at first sight unacceptable

Integrative Behavioral Couple Therapy (IBCT): Intervention

– Intervention: acceptance is key to enhance collaboration:
– building a relationship around unsolvable problem; or convert conflict in vehicle for intimacy (let the struggle go)
– acceptance strategy first, then TBCT change strategies
– 3 acceptance strategies
Acceptance strategy: Empathic Joining
creating understanding of negative partner behavior by soft disclosures: no hard secondary emotions (anger and blaming) but show underlying vulnerability: primary emotions (fear and needs)

Acceptance strategy: Unified Detachment

conflict is common external enemy that partners face together

Acceptance strategy: Tolerance Building

exposure to negative partner behavior

Status TBCT and IBCT 1

TBCT effect size = .59
TBCT compared to IBCT
– TBCT: initial boost/early change and then tapers off because of longstanding issues?
– IBCT: gradual consistent improvement throughout treatment, because not delaying attention to longstanding issues?
– Post–treatment: IBCT>TBCT,2&5 years later, too



Process studies
– TBCT: clients show more behavior change early in treatment but not later than in IBCT
– IBCT: clients show more behavior acceptance and soft disclosures than in TBCT

Emotion Focused Therapy for Couples

– assumption: relational distress caused by insecure attachment
– intervention: enhancing secure attachment by replacing secondary (preoccupation or avoidance) with primary attachment strategy (proximity seeking)
– 4 strategies

EFTC strategies

– Emotion enhancing technies EFT (role play,etc)
– Recognize mutual primary emotions or attachment fear under secondary emotions
– Be accessible and responsive to mutual attachment needs in A.R.E. conversation and set broaden and build cycle of secure attachment in motion
– Understanding and changing vulnerabilities

Status EFTC

Outcome research: ES = 1.3 (MA Johnson)
Process studies on active ingredients:
– Depth of experiencing
– Soft–disclosure:ie shaping of new interactions where partners can express fears & needs and be emotionally responsive to the other's needs
– Studies needed that show that EFTC creates secure attachment bonds

KPSP (kortdurende psychoanalytische steungevende psychotherapie) voor wie?

– Volwassenen
– Spectrum van depressieve stoornissen
– Mild tot matig
– Jeugd
– Persoonlijkheidsstooornissen: KPSP + (32x)
– Angst

KPSP (kortdurende psychoanalytische steungevende psychotherapie)

– nadruk op therapeutische relatie
– relatief flexibel protocol
– ontwikkelingsgerichte benadering
– spectrum steun–inzicht
– nadruk op symptoom + achtergrond/kwetsbaarheid voor depressie

4 kenmerken van KPSP

– Kortdurend
– Psychoanalytisch referentiekader
– Steungevende techniek
– Psychotherapeutische methode

Basismodel KPSP

– 16 zittingen, 8 keer wekelijks, 8 keer 2 wekelijks
– Kuur model = alle afspraken van te voren vast leggen
– Kortdurend als therapeutisch factor

Psychoanalytisch onderdeel van KPSP

– Pt heeft verhaal: Verheldering, Aanleiding voor depressie in verborgen
– Rol minder cq onbewuste: Motieven/verlangens/behoeften, Aanleidingen, Affecten
– Procesbegripen, rekening houden met: Therapeutische relatie, Overdracht, Afweer

Psychoanalytisch (KPSP): Relationele aspecten

met anderen in het heden: externe interpersoonlijke relaties


A. Conflicten met anderen
B. Ander: Afwezig
– Nooit geweest: isolement
– Verloren: rouw
C. Rol tov ander: veranderd



met anderen uit het verleden: interne interpersoonlijke relaties: introjecties



met jezelf: intrapsychische/ intrapersoonlijke relatie (IPR):


Identificiaties of introjecties met interne interpersoonlijke relaties:
– Egosyntoon
– Adaptief of disadaptief
– Thematiek: zelfbeeld en zelfacceptatie

S van KPSP: Adequate Psychoanalytische Steun (APS)

– Adequaat gratificeren van basale ontwikkelings behoeften waaraan een tekort is geweest in de kindertijd: veiligheid, betrouwbaarheid, zorg, aandacht, erkenning, hulp, delen
– Doel: Progressie bevorderen
– Middelen: Adequaat steun verlenen, steun leren vragen, zichzelf steunen

Wat is adequate steun? (KPSP)

1. Therapeut bedoelt te steunen
2. Patient ervaart steun
3. Bevorderen progressie, verminderen regressie

Psychotherapie in KPSP

– Systematische wijze van gespreksvoering met als doel het psychisch functioneren te verbeteren
– Gericht op symptomen en/of persoonlijkheid
– Gebaseerd op wetenschappelijke theorie
Doel is niet om patient te begeleiden maar door gericht interventies de patient in staat stellen zelfstandig te functioneren

Therapeutische doelen (KPSP)

1. Symptoom reductie depressie
– Herstel sociaal functionieren
– Inzicht: waarom depressief
2. Beperkte persoonlijkheidsverandering:
– Gericht op voorkomen depressieve decompensatie
Attitude: Actief

Therapeutische attitude (KPSP)

– Werkrelatie (2 personen psychologie)
– Help de client zichzelf te helpen

Therapeutische proces: Bespreekniveau's (KPSP)

1. Klachten en symptomen
2. Levensomstandigheden
3. Interpersoonlijke relaties (extern)
4. Interpersoonlijke patronen
5. Eigen aandeel
6. Interne interpersoonlijke relaties
7. Intrapersoonlijke relaties
8. Overdracht



Doel KPSP:
– Behandelen depressie
– Verminderen kwetsbaarheid
Niet hoogste bespreekniveau,
Maar noodzakelijke en mogelijke niveau

KPSP Interventies

Steun: Uitleg, advies, empathie, erkenning, prijzen, stimuleren, begrenzen
–>Steunend inzicht: Affect exploreren, verwerken, in ander perspectief plaatsen, motiveren –>Inzicht: Confrontatie, observatie, interpretatie

Therapeutische techniek KPSP

– Steungevend – inzichtgevende spectrum
– Geen technische neutraliteit
– Bespreek alleen maladaptieve afweer mechanismen
– Bevorder positieve overdracht, bespreek negatieve overdracht
– Focus ligt in het heden, gebruik het verleden om het heden te begrijpen

Beginfase KPSP (zitting 1-2/3)

– Psycho–educatie
– Contreren op ontstaan van de symptomen gerelateerd aan de levensomstandigheden en interpersoonlijke omstandigheden
– Psychodynamische hypothese over het onstaan van de depressie
– Focus

Middenfase KPSP (zitting 2/3-14)

– Uitwerken focus aan de hand van actuele en concrete situaties (CARE)
– Verband met het ontstaan van depressie
– Stimuleren van veranderingen in gevoelens, gedachten en gedrag
– Focus kan verschuiven!

Eindfase KPSP (zitting 15+16)

– Evaluatie
– Hoe verder?
– Vroege herkennis van terugval
– Valkuilen en hoe ermee om te gaan
– Einde therapie bespreken: wat betekent dat?

1. Klachten en symptomen (bespreekniveau KPSP)

Doel: – Uitleg: ziekte kader aanreiken
Interventies: – Psycho–educatie
– Begrip tonen
– Geruststelling en hoop geven: therapie werkt
– PT en Ther beiden als actieve participanten in de therapie benoemen
Valkuilen: Coping suggesties niet mogelijk, Adviezen werken niet

2. Levensomstandigheden (bespreekniveau KPSP)

Hoe? – exploratie start depressie
– verschil in stemmingen nu
Doel: – Depressieve klachten relateren aan: levensomstandigheden/stressoren. Hoe ga je daarmee om?
Komt ergens door
Kan wisselen
Is beinvloedbaar



Interventies:


– Vragen naar verband stemming met gebeurtenissen
– Vragen naar begin depressie
– Positief labelen van reactiviteit stemming
– Exploreren wat steun geeft en wat belat
– Gepaste coping adviezen geven



Valkuilen:


– Externalisaties
– Machteloosheid
– Focus op wat kan worden beinvloed

Pas als er echt overeenstemming is dat de depressie samenhangt omstandigheden en er gedragsveranderingen zijn opgetreden kan je naar het volgende niveau!

3. Interspersoonlijke relaties (extern) (bespreekniveau KPSP)

– Exploreren van relaties met belangrijke anderen en samenhang met depr klachten
– Betekenis van de omstandigheden en stressoren voor relationeel functioneren bespreken
Doel: – Depressie relateren aan intrapersoonlijke problemen nu: Conflicten, Beperkingen, Veranderingen, Verlies



Interventies:


– Accepteren pijnlijke/weggehouden affecten
– Belonen/prijzen/stimuleren
– Motiveren tot verandering
– In perspectief plaatsen



Valkuilen:


– Geen relatie tussen depressie en interpersoonlijke problemen of te veel problemen met te veel mensen
– Belangrjik om de belangrijke relaties uit te vragen! Pas als helder is welke afzonderlijke problemen er zijn kan je doorleefd een patroon onderzoeken.

4. Interpersoonlijk patroon (bespreekniveau KPSP)

Hoe?
– Patroon voorleggen: heeft u dat vaker meegemaakt, in andere situaties?
Doel:
– Herkennen van patronen
– Voorbereidheid op reflectie
Interventies:
– Gerichte exploratie

5. Eigen aandeel in patronen: reflectie op eigen sterke/zwakte (bespreekniveau KPSP)

Doel:


– Depressie relateren aan (beïnvloedbare) attitude van patient
Interventies: – In perspectief plaatsen: twee kanten van het verhaal (Hoe gaat het de ander met jou?)
– Tegengaan zelfbeschuldiging, stimuleren van zelfexploratie



Valkuilen:


- Berusting (motivatie)


- Ondermijnen Zelf gevoel (adequate steun)

6. Interpersoonlijke relaties (intern) (bespreekniveau KPSP)

Hoe?
Bespreken van geinternaliseerde vroegere externe interpersoonlijke relaties die in het heden nog actief zijn
'Act or feel as if the other is still there and in controle'



Interventies:
– exploreren/clarificieren/confronteren
– verbalisering bevorderen
– van wie heeft u dat geleerd?
– tegengaan van 'zo ben ik nou eenmaal', door bv te vragen: 'bent u zo geboren?


Valkuil:
– Externaliseren

7. Intrapersoonlijke relaties: Doel en Valkuilen (bespreekniveau KPSP)

Doel:
– Bespreken van de relatie die pt heeft met zichzelf
– Agv. identificatie van interne intrapersoonlijke relaties
– In relatie tot kwetsbaarheid voor depressie
– Bv Ik vind mezelf onaantrekkelijk



Valkuil: Rationalisaties



Interventies:


– Egodystoner maken
– Heb je ooit gekozen voor deze manier om naar jezelf te kijken?
– Waarom blijf jij je zo voelen/ doen/ wat kun jij niet opgeven?
– Hoop geven (kan veranderen) en bevragen van de aannames. Uitleg van belang voor begrijpen.

8. Overdracht (geen bespreekniveau in KPSP, maar het is er wel)

Bespreken, in de relatie met de therapeut, van:
– het relationele patroon (uit niveau4)
– het eigen aandeel in het patroon (uit niveau5)
– de relaties uit het verleden (uit niveau6)
– de relatie met zichzelf (uit niveau7)
Positieve overdracht: gebruiken
Negatieve overdracht: (beperkt) containen
Te sterk + of – begrenzen & th. rel. bespreken

Psychodynamic according to Barber (6)

Focus on unconscios processes, etc
◦ Lack of traditional homework
◦ Less guidance, use of open-ended questions
◦ Use of interpretation and clarification
◦ Use of therapeutic relationship to increase selfawareness, self understanding and exploration
◦ Consideration of transference and
countertransference

3 formen psychologische interventies

- preventie


- behandeling


- rehabilitatie