Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
157 Cards in this Set
- Front
- Back
- 3rd side (hint)
theoretische perspectieven binnen de psychologie |
|
5 stromingen |
|
psychodynamisch perspectief |
= psychologische stroming = gedrag w gemotiveerd door onbewuste innerlijke krachten, herinneringen & conflicten => geen controle bestaat uit: - psycho-analytische methode (freud) - psychosociale theorie (erikson) |
= psychologische stroming |
|
psycho-analytisch methode |
= psychodynamisch perspectief => FREUD = onbewuste krachten bepalen persoonlijkheid & gedrag persoonlijkheid heeft 3 aspecten
vorming dmv psychoseksuele ontwikkeling = fasen doorlopen door kinderen waarbij genot steeds gericht is op ander lichaamsdeel probleem: fixatie gedrag dat in ontwikkelingsfase is blijven steken => door onopgelost conflict => sarcasme, hebberig, afzijdig opinie
|
|
|
psycho-sociale theorie |
= onderdeel v/h psychodynamisch perspectief => ERIKSON = bekijkt interactie met anderen tov gedrag v anderen & onszelf tov de maatschappij als volwassene: generativiteit VS stagnatie
=> + gevoelens over het leven
=> - gevoelens over het leven
|
sociaal |
|
psychodynamisch perspectief FREUD VS ERIKSON |
Freud = psycho-analytische methode Erikson = psycho-sociale theorie = bekijkt interactie met anderen tov gedrag 12 - 18 maand E: vertrouwen VS wantrouwen - : angst & zorgen 18 maand - 3 jaar F: anaal: ophouden feces, zindelijkheid E: autonomie VS schaamte & twijfel => onafhankelijkheid stimuleren 3 j - 5j F: fallisch: interesse in genitaliën, identificatie pa E: initiatief VS schuld - schuldgevoel 5 j - adolescentie F: latentie: seksualiteit op achtergrond E: vlijt VS minderwaardigheid + besef competenties - minderwaardigheidsgevoel adolescentie - volwassenheid F: genitaal: ontluiken seksuele interesse E: identiteit + uniekheid erkennen - misidentificatie 1e volwassenheid E: intimiteit VS isolement + seksuele relatie & vriendschappen - relatieangst volwassenheid E: generativiteit VS stagnatie + bijdragen - eigen gedrag afzwakken rijpheid E: integratie VS wanhoop - spijt over gemiste kansen |
verloop v 0j tot rijpheid |
|
behavioristisch perspectief |
= psychologische stroming => WATSON = waarneembaar gedrag & stimuli in omgeving ontwikkelen individu
soorten leren:
(bandura) |
= psychologische stroming behavior = gedrag |
|
klassieke conditionering |
= onderdeel v/h behavioristisch perspectief => PAVLOV = leren reageren op neutrale stimulus die normaal deze respons niet uitlokt => hond v pavlov |
= onderdeel v/h behavioristisch perspectief => pavlov |
|
operante conditionering |
= onderdeel v/h behavioristisch perspectief => SKINNER = vrijwillige respons versterken/afzwakken => respons is afh v/d consequenties + bekrachtiging geen bekrachtiging = gedragsmodificatie
|
= onderdeel v/h behavioristisch perspectief => gedrag => skinner |
|
sociaal-cognitieve leertheorie |
= onderdeel v/h behavioristisch perspectief = Imitatie => BANDURA = gedrag aanleren dmv te observeren => BOBO-pop 4 stappen
|
= onderdeel v/h behavioristisch perspectief => gedrag => Bandura => BOBO |
|
cognitief perspectief |
= psychologische stroming = richt zich op processen om de wereld te leren kennen, begrijpen & analyseren onderdelen
|
= psychologische stroming |
|
cognitieve ontwikkelingstheorie |
= onderdeel v/ cognitief perspectief => PIAGET = kwantiteit & kwaliteit v kennis nemen toe
- assimilatie = interpreteren in eigen denkwijze - accomodatie = anders leren interpreteren fasen v cognitieve ontwikkeling:
=> tijdstip ontwikkeling cognitieve vaardigheden zijn cultuurgebonden |
4 fasen adaptatie v denken |
|
informatieverwerkingstheorie |
= onderdeel v/ cognitief perspectief = hoe info opnemen, gebruiken & opslaan = niet volledig: geen ruimte voor creativiteit |
informatie verwerken |
|
cognitieve neurowetenschap |
= onderdeel v/ cognitief perspectief = hoe hersenprocessen gelinkt is aan hersenactiviteit => MRI-scan |
neuro = hersenen |
|
systemisch perspectief |
= psychologische stroming = observeren v relaties tss mensen & hun sociale, fysieke, cognitieve belevingswereld bestaat uit: - bio-ecologisch model (bronfenbrenner) - socio-culturele theorie (vegotsky) |
= psychologische stroming |
|
bio-ecologisch model |
= onderdeel v/h systemisch perspectief => BRONFENBRENNER 5 omgevingsniveau's => beinvloeden organisme tegelijk
voordelen - samenhang tss beïnvloedende factoren - verandering heeft overal effect - belang cultuur => westen: individualisme => oosten: collectivisme => geen oog voor biologische factor |
= onderdeel v/h systemisch perspectief => bronfenbrenner => 5 omgevingsniveau's |
|
socio-culturele theorie |
= onderdeel v/h systemisch perspectief => VEGOTSKY = cognitieve ontwikkeling door sociale interacties = wederzijdse ontwikkeling tss mensen => bewustwording rol => geen oog biologische factor => rol individu? |
= onderdeel v/h systemisch perspectief => vegotsky sociaal & cultuur |
|
evolutionair perspectief |
= psychologische stroming = gedrag w bep door genen v voorouders LORENZ
DARWIN = natuurlijke selectie
=> nauwkeurig beschreven => te eenzijdig - te veel: biologisch & genetisch - te weinig: omgeving & sociaal |
= psychologische stroming Darwin & Lorenz evolutie |
|
basis sociaal gedrag |
=> sociale & persoonlijkheidsontwikkeling sociale interactie = handelen v mensen/groepen evolutie basis sociaal gedrag
|
sociale interactie |
|
emoties babytijd |
= non-verbaal: gezichtsuitdrukkingen => zelfde emoties tonen anders beleving = zelfde emotie differentiële emotietheorie = eigen emoties tonen door er mee om te gaan => vanaf 9 à 10m vreemdenangst = angst ontmoeten onbekende => teken goede ontwikkeling scheidingsangst = angst door afwezigheid opvoeder => teken sociale ontwikkeling glimlachen sociale lach op reactie: 1,5j doelbewust: 2j interpretatie gezichtsuitdrukkingen & stemmen immitatie = niet begrijpen 5m: droevig VS vrolijk herkennen |
wat doet een baby? |
|
social referencing baby |
= doelbewust zoeken nr reden v andere zijn emotie om gebeurtenis te kunnen plaatsen => referentie zoeken => 7 à 8m => waarneming lokt reactie uit => cognitie begrijpt situatie niet = stress vb boze mama & blije papa |
sociale referentie zoeken |
|
hechting |
= aangaan affectieve band
behoeftebevrediging = hechten aan mensen die onze behoefte bevredigen => verschillende soorten
vreemdensituatieprocedure => hechting tss moeder & kind |
|
|
imprenting |
= wezen hecht zich aan het 1e LORENZ |
type hechting |
|
contactcomfort |
= figuur die comfort biedt = zachte moeder HARLOW |
type hechting |
|
veiligheid & zekerheid |
= primair = genetische bepaalde motivatie om vijanden te ontwijken |
|
|
vreemdensituatieprocedure |
=> AINSWORTH = illustratie v hechting tss moeder & kind 4 patronen 1: veilig hechtingspatroon moeder = thuisbasis moeder weg = kind v streek => kind later beter ontwikkeld - taal & motoriek 2: angst-vermijden hechtingspatroon kind zoekt moeder niet op moeder verlaat = vermijden haar 3: angstig-ambivalent hechtingspatroon moeder weg = kind stress moeder trg = slaan of knuffelen 4: desorganiseerd & kind toont inconsistent |
4 hechtingspatronen tussen moeder & kind |
|
totstandkoming hechting baby |
= emotionele affectieve inbedding bij geboorte 1w: regulatie eten & slaap 2,5m: 1e interactie: gezicht 5,5m: spelen: hand-oog-coördinatie 8m: hechting aan primair verzorgende => hechting moeder VS vader |
|
|
moeders hechting met baby |
=> AINSWORTH = moeders v veilig gehechte baby's reageren snel & positief ontwikkeling kind is slechter als
signalen baby = bel voor succes v moeder's reacties |
|
|
vaders hechting met baby |
=> BOWLBY = moeder-kind relatie = uniek => vroeger patroon waarbij moeder primaire zorgere is
=> niet beperkt tot ouders => klassiek model - moeder = 1e-lijnshechting - vader = 2e-lijnshechting |
|
|
interactie tss baby's |
= lachen & brabbelen 9 à 12m: spelen => kiekeboe, achterna kruipen, speeltjes delen => basis sociaal gedrag oudere kinderen = imiteren elkaar voordelen
|
|
|
verschillen tussen baby's |
obv - persoonlijkheidsontwikkeling - temperament - gender |
|
|
persoonlijkheidsontwikkeling baby |
persoonlijkheid = eigenschappen die mensen v elkaar onderscheiden ERIKSON = betekenis geven aan eigen en anderen hun gedrag => anderen begrijpen => vertrouwen VS wantrouwen |
|
|
temperament |
= prikkelingen & emotionaliteit die individu vormen = arousal |
|
|
dimensies bij temperament baby |
activiteit actieve VS inactieve periode toenadering/terugtrekking +/- reactie v/e kind op iets nieuw aanpassing hoe kind zich aanpast aan situatie stemming n plezierige VS onplezierige reacties sterkte & duur aandacht tijd & concentratie die een kind a/e activiteit besteed afleidbaarheid gedragsverandering tgv stimuli regelmaat basisbehoeften moeten regelmatig bevredigd w intensiteit energieniveau v/h kind reactiedrempel n stimulatie nodig om reactie uit te lokken |
|
|
temperamentclusters bij baby's |
gemakkelijke baby
moeilijke baby
traag op gang komende baby
|
|
|
censequenties v temperament bij baby |
goodness of fit = ontwikkeling is afh v aanpassen v temperament aan omgeving cultuurverschil moeilijke baby's krijgen meer aandacht in oost-afrika dan in westen |
|
|
biologische basis v temperament bij baby |
=> komt uit gedragsgenetica => vormen persoonlijkheid => bel rol bij ontwikkeling individu |
|
|
gender |
= besef M/V te zijn => vaders: fysieke wildere act => moeders: traditioneel spel |
|
|
genderverschillen bij baby's |
M vs V M meestal geagiteerder & actiever M prikkelbaarder => verschil = klein |
|
|
genderrollen |
=> komt tot uiting bij ouder w 1j: meisje of jongen => meisjes spelen met knuffels => jongens spelen met blokken => ouders beslissen speelgoed 2j: jongens zelfstandiger & minder volgzaam => verkennend gedrag w gestimuleerd => onbewuste blootstelling aan mannelijk hormoon aan M foetus kan leiden tot spelen met "jongensspeelgoed" genderrol = complex bel rol in sociale & emotionele ontwikkeling |
|
|
persoonlijkheidontwikkeling peuter- & kleutertijd |
Psychosociale ontwikkeling = veranderen van kijken tov onszelf & anderen ERIKSON: 2 stadia 1: autonomie VS schaamte & twijfel 1,5 - 3j 2: initiatief VS schuldgevoel 3 - 6j conflict tussen onafhankelijk willen zijn & schuldgevoel door ongewenste consequenties |
|
|
impliciet geheugen |
= onbewust herinneren |
|
|
werkgeheugen ifv korte termijn geheugen |
werkgeheugen = actief aspect |
|
|
recent geheugen ander woorden |
recent geheugen = lange termijn geheugen |
|
|
emotionele structuren zijn vanaf de geboorte ontwikkeld |
juist |
|
|
sociaal leren |
= leren dmv imitatie = modelleren |
|
|
wat is de basis voor vriendschap in de peuter- & kleutertijd? |
stabiliteit & vertrouwen |
|
|
waardoor w vriendschappen v jongens in de schooltijd gekenmerkt? |
statushiërarchie |
|
|
identity foreclosure |
adolescenten die zich voortijdig verbinden aan een bep identiteit zonder alternatieven voldoende hebben te onderzocht |
|
|
experimentele periode: 2e stadium v Ginzbergs theorie: adolescentie |
= nadenken over verschillende beroepen en eigen mogelijkheden die daarbij aansluiten nagaan |
|
|
helikopterouders |
= ouders die zich storend in het leven van hun kinderen mengen |
|
|
boemerangkinderen |
jong volwassenen die na vertrek uit het ouderlijk huis terug bij hun ouders v middelbare leeftijd intrekken |
|
|
wat is een theoretische perspectief |
verklaring/voorspelling om feiten/principes te begrijpen |
|
|
wat is psychologie |
= wetenschappelijk discipline bestudeert: - interne geestelijke processen - externe gedragingen |
|
|
soorten psychologische stromingen |
|
|
|
dodo bird verdict |
Iedereen wint en iedereen krijgt een prijs Psychotherapie zoubijna alles voor waar aanhouden |
|
|
allegiance bias |
meeste onderzoeken rond therapie outcomes wordt gedaandoor personen die bij de therapie betrokken zijn. Vaststelling: Bij mensen afhankelijk onderzoek blijken theorieën eerder waar dan bij onafhankelijkonderzoek |
|
|
psychologie VS psychiatrie |
Psychologie Zelfstandig hoe werken psychische gezonde en/of zieke mensen Psychiatrie Geneeskunde Werking en behandeling van psychische gezonden en/ of ziekemensen |
|
|
zelfbeeld in peuter- & kleutertijd |
zelfbeeld = identiteit of opvattingen die hij van zichzelf als persoon heeft => Peuters en kleuters neigen zichzelf te overschatten Individualistische oriëntatie nadruk ligt op persoonlijke identiteit en op de uniekheid zijn Collectivistische oriëntatie nadruk ligt op onderlinge afhankelijkheid |
|
|
Genderidentiteit |
theorieën
|
|
|
biologische theorie |
= ifv genderidentiteit => Hormonen! |
|
|
psycho-analytische theorie |
= ifv genderidentiteit => fallische fase met biologische driften
|
|
|
sociale leermethode |
= ifv genderidentiteit => observatie & imitatie => kinderen zien dat anderen beloond worden als ze het juiste gendergerelateerde gedrag vertonen |
|
|
cognitieve leertheorie |
= ifv genderidentiteit Genderidentiteit = perceptie van het zelf als mannelijk of vrouwelijk beschouwen Genderschema = cognitief raamwerk waarbinnen genderrelevante informatie wordt geordend = filtervoor regels te kunnen ontwikkelen Genderconstante Het feit dat mensen permanent mannelijk of vrouwelijk zijn tgv vaste,onveranderlijke biologische factoren |
|
|
sociaal leven bestaat uit |
|
|
|
ontstaan van vriendschappen |
ontstaat uit spel
|
|
|
soorten spel = spelcategorien |
Functioneel spel
Constructief spel objecten manipuleren om iets te produceren of te bouwen |
|
|
sociale aspecten bij spelen |
Parallel spel
Toekijkend spel naar het spel van anderen kijken zonder zelf mee te spelen Associatief spel
Coöperatief spel = echt met elkaar spelen
|
|
|
Theory of mind |
= vaardigheid aan jezelf en aan anderen gedachten, gevoelens, ideeën enintenties toe kunnen schrijven => kunnen anticiperen op gedrag vananderen Foute-overtuiging-test 3 jaar: Kinderen die weg waren zoeken geliefd object op plaatswaar het naar verzet is. 4 jarigen geloven dat kinderen die weg waren het object zullenzoeken op de oude standplaats Ontstaan
|
|
|
morele ontwikkeling bij peuters en kleuters |
= rijping van rechtvaardigheidsgevoel, van het besef van goed en fout, en zijngedrag met betrekking tot die zaken verschillende visies
|
|
|
piagets visie op morele ontwikkeling bij peuters en kleuters |
1: Moreel realisme kinderen beschouwen regels als vast en onveranderlijk - 2: Beginnende coöperatie:7-10 j Spelletjes worden socialer leren formele regels van hun spel en spelen op basis hiervan Autonome coöperatie 3: Autonome coöperatie:10 j Volledig bewustzijn van formele regels, wijziging mogelijk indien iedereen akkoord gaat 4: Immanente rechtvaardigheid regels die overtreden worden moeten direct bestraft te worden => onderschatting van leeftijd waarop de moraliteit zich ontwikkelt |
|
|
Sociale leertheorie en morele ontwikkeling bij peuters en kleuters |
Prosociaal gedrag
contrast Piaget
|
|
|
Empathie en moreel gedrag bij peuters en kleuters |
Empathie emotionele respons die aansluit bij de gevoelens van een andere
|
|
|
soorten Agressie en geweld bij peuters en kleuters |
Agressie intentioneel toebrengen van verwondingen of schade bij anderen Emotionele zelfregulatie vermogen om de aard en de intensiteit van emoties aan te passen => De zelfbeheersing wordt niet alleen groter, hun sociale vaardigheden ontwikkelen zich ookverder Instrumentale agressie Vooral jongens agressie wordt om een doel tebereiken Relationele agressie Vooral meisjes niet-fysieke agressie die bedoeld is om een ander psychisch te kwetsen |
|
|
Oorzaken agressie bij peuters en kleuters |
|
|
|
Agressie volgens sociale leertheorie bij peuters en kleuters |
= Verbanden tussen wederzijdse agressie => behavioristisch perspectief => sociale en omgevingsfactoren leren mensen agressief te zijn => Bekrachtiging agressief gedrag |
|
|
effect van Agressie op televisie bij peuters en kleuters |
kritische kijkvaardigheden bijbrengen => beseffen datgeweld niet de echte wereld is |
|
|
Cognitieve verklaringen agressie bij peuters en kleuters |
Interpretatie ene ziet het als een ongeluk andere ziet het provocerend gedrag
|
|
|
Psychosociale ontwikkeling bij kind in schooltijd |
Erikson: Vlijt VS minderwaardigheidsstadium
|
|
|
wie ben ik ? bij kind in schooltijd |
1: fysieke => psychologische karakter
2: Sociale vergelijking = vergelijken van eigen gedrag, capaciteiten, expertise en meningen
3: Opwaartse & neerwaartse sociale vergelijking
|
|
|
Eigenwaarde bij kind in schooltijd |
eigenwaarde = waardering voor het eigen ik
Groei en afname eigenwaarde
Etnische afkomst en eigenwaarde minderheidsgroepen accepteren alleen negatieve beeldvorming van meerderheidsgroep alshet idee er is dat er weinig kans is om de macht- en statusverschillen teveranderen |
|
|
stadia van vriendschap bij kind in schooltijd |
Vriendschap obv het gedrag van anderen
|
|
|
Individuele verschillen bij kinderen in de schooltijd populariteit |
=> Populaire kinderen vormen een kliek, Karaktereigenschappen populaire kinderen
Vermogen tot probleemoplossing
sociale competentie aan te leren
|
|
|
Interetnische vriendschappen bij kinderen in de schooltijd |
=> onderlinge acceptatie |
|
|
Pesten op school bij kinderen in de schooltijd |
|
|
|
Zelfbeeld bij adolescenten |
|
|
|
Eigenwaarde bij adolescenten |
Verschil tussen weten wie je bent (Zelfbeeld) en aanvaarden (Eigenwaarde) Genderverschillen eigenwaarde
Sociaaleconomische status eigenwaarde hogere sociaaleconomische status ifv hoger eigenwaarde Etniciteit
|
|
|
Identiteitsvorming bij adolescenten |
Erikson:Stadium v identiteit VS schuldgevoel periode waarin tieners ontdekken wat hen uniek maakt en hen vananderen onderscheidt Maatschappelijke druk & afh van vrienden
Psychosociaal moratorium
Kritiek op Erikson mannen zijn pas in staat tot intimiteitnadat ze een stabiele identiteit hebben opgebouwd |
|
|
Marcia’s theorie van identiteitsontwikkeling bij adolescenten |
= soort identiteit die men bekomt => Constante verandering 4 categorieën
|
|
|
Berzonsky’s theorie van identiteitsontwikkeling bij adolescenten |
=> 3 stijlen
|
|
|
Culturele identiteit bij adolescenten |
|
|
|
depressie bij adolescenten |
|
|
|
zelfmoord bij adolescenten |
|
|
|
familiebanden bij adolescenten |
zoektocht naar autonomie = Onafhankelijkheid en controle hebben over eigen leven => Minder idealisering van ouders Cultuur en autonomie
|
|
|
Relaties met leeftijdsgenoten bij adolescenten |
Vriendenclubs en subculturen Genderrelaties
|
|
|
Vriendenclub |
Groep van 2 - 12 mensen van wie de leden frequent sociaal contact met elkaarhebben |
|
|
Subcultuur |
= Grotere groep dan vriendenclub => individuen die bepaalde eigenschappengemeen hebben maar die niet per se contact met elkaar hebben |
|
|
Populariteit en afwijzing bij adolescenten |
|
|
|
conformiteit bij adolescenten |
Peer pressure = druk die een adolescent ervaart om zich te conformeren aan anderen hun gedrag en attitudes => geen druk bij niet-sociale zaken, op zoek gaannaar een ‘ervaringsdeskundige’ |
|
|
relaties aangaan bij vroege volwassenen |
Intimiteit & opbouwen van relaties |
|
|
Bouwstenen van geluk bij vroege volwassenen |
|
|
|
Sociale klok van volwassenheid bij vroege volwassenen |
Sociale klok Cultureel bepaald psychologisch uurwerk dat aangeeft of belangrijke mijlpalenbereikt w op het juiste moment => Cultureel: maatschappelijke verwachtingen Sociale klok van vrouwen
|
|
|
Zoektocht naar intimiteit bij vroege volwassenen |
|
|
|
Vriendschap bij vroege volwassenen |
|
|
|
verliefdheid bij vroege volwassenen |
|
|
|
Gepassioneerde en kameraadschappelijke liefde bij vroege volwassenen |
Liefhebben
Gepassioneerde (romantische) liefde: Toestand van sterke betrokkenheid bij een ander
Kameraadschappelijke liefde De diepe genegenheid voor degenen met wie ons leven nauw verbonden is
|
|
|
3-dimensionele theorie van liefde bij vroege volwassenen |
8 combinaties v liefde
|
|
|
Levenspartner kiezen bij vroege volwassenen = Liefde enige wat telt? |
Culturele bepaling Trouwen met iemand die men niet liefheeft
|
|
|
Filtermodel bij keuze van levenspartner bij vroege volwassenen |
Homogamie Neiging om een levenspartner te kiezen met dezelfde leeftijd, ras, opleiding, religie en anderebasale demografische kenmerken Huwelijksgradiënt als norm Neiging van mannen om een vrouw te kiezen die iets jonger, kleiner en lager in status is, envice versa Filtermodel Potentiële levenspartner |
|
|
Hechtingsstijlen en romantische relaties bij vroege volwassenen |
|
|
|
verloop van relaties bij vroege volwassenen |
Kernvraag: Trouwen of niet? En wanneer? |
|
|
Huwelijk, samenwonen en andere relatievormen |
|
|
|
succesvol huwelijk |
|
|
|
beroepskeuze & werken |
|
|
|
Identiteit: Rol van werk |
George Vaillant: Carrièreconsolidatie:
|
|
|
Theorie over beroepskeuze |
|
|
|
Theorie over persoonlijkheidstype voor beroepskeuze |
=> Zinnige theorie, maar niet iedereen past binnen deze categorieën |
|
|
Waarom werken mensen? Geld is niet alles |
Extrinsieke motivatie nastreven van tastbare doelen Intrinsieke motivatie om voor hun eigen genoegen te werken Werken is een bron
Bevrediging in het werk
|
|
|
Persoonlijke ontwikkeling bij middelbare leeftijd |
Zelfbesef niet altijd gemakkelijk |
|
|
Normatieve crises versus ingrijpende gebeurtenissen |
= bij middelbare leeftijd
|
|
|
Stadium van zorg voor de volgende generatie versus stagnatie |
= bij middelbare leeftijd Erikson
Levinson
|
|
|
midlifecrisis |
|
|
|
Stabiliteit en veranderingen in de big five |
|
|
|
Geluk gedurende het gehele leven |
|
|
|
Relaties: familie tijdens de middelbare leeftijd |
westerse cultuur verandering gezinsdynamiek is significant ouders maken belangrijkeveranderingen door in relaties, met kinderen en andere familieleden |
|
|
ups en downs van het huwelijk tijdens middelbare leeftijd |
|
|
|
Echtscheiding bij middelbare leeftijd |
|
|
|
Hertrouwen op middelbare leeftijd |
|
|
|
Lege-nestsyndroom |
= Ervaring van treurnis, bezorgdheid, eenzaamheid en depressie bij ouders, omdat hunkinderen het ouderlijk huis hebben verlaten Voordelen kinderen die huis uit zijn Meer tijd voor elkaar, meer tijd voor werk zonderrekening te houden met hun => vooral vrouwgericht => soms worden ze helikopterouders |
|
|
Sandwichgeneratie |
|
|
|
kangoeroewonen |
Twee aparte woningen in één huis: één voor de oudere en één voor de jongere generatie |
|
|
grootouder worden |
= Lang verwachte vreugde
|
|
|
huiselijk geweld Omvang van mishandeling door partner |
|
|
|
huiselijk geweld cyclus v geweld |
|
|
|
huiselijk geweld Mishandeling partner in context samenleving: cultuur |
|
|
|
werk & vrije tijd bij middelbare leeftijd |
|
|
|
Werk en carrière bij middelbare leeftijd |
|
|
|
Burn-out |
= Situatie die optreedt na jarenlange roofbouw van mensen
|
|
|
Ik-integriteit versus wanhoop bij ouderdom |
Erikson: Stadium v ik-integriteit VS wanhoop:
|
|
|
Ontwikkelingstaken van Peck bij ouderdom |
Herdefiniëren van het ik VS preoccupatie met de werkrol Transcendentie van het lichamelijke VS preoccupatie met het lichaam Transcendentie van het ik VS preoccupatie met het ik |
|
|
Laatste seizoen: Winter van het leven = ouderdom |
|
|
|
Omgaan met ouder worden |
|
|
|
Life review |
punt waarop mensen hun leven onderzoeken en evalueren
|
|
|
Leeftijdsstratificatie en ouderdom |
Idee dat economische hulpbronnen, macht en privileges ongelijk verdeeld zijn tussen mensenin verschillende leeftijdsstadia
|
|
|
Wijsheid |
|
|
|
gelukkig ouder worden |
Disengagement theory: geleidelijk terugtrekken
Activity theory: voortdurende ontwikkeling mensen w gelukkig ouder wanneer ze hun hobby’s, activiteiten en socialecontacten uit de middelbare leeftijd blijven voortzetten
Continuity theory: een compromis ouderen voor een maximaal gevoel van welzijn een doorhen gewenst niveau van betrokkenheid met de maatschappij moeten zien vast te houden
|
|
|
Selectieve optimalisering met compensatie: algemeen model van gelukkig ouder worden |
concentreren op specifieke vaardigheden als compensatie voorverliezen op andere gebieden Voorwaarden: Selectief en optimaal maken |
|
|
Gespecialiseerde woonomgevingen |
|
|
|
Financiële kwesties: de economische aspecten van ouderdom |
|
|
|
Werk en pensionering |
|
|
|
Oudere werknemers: vechten tegen leeftijdsdiscriminatie |
|
|
|
Stadia van pensionering |
|
|
|
Omgaan met gepensioneerd huwelijk: te vaak samen is ook niet goed |
|
|
|
Zorgen voor ouder wordende partner |
|
|
|
De dood van een partner: alleen achterblijven Aanpassingsproces weduwschap |
FASE 1: Voorbereiding => Adaptief gedrag aanleren FASE 2: Verdriet en rouwen => Realiteit FASE 3: Adaptatie => Hulpbronnen ontwikkelen en gebruiken => Rollen en referentiegroepenreorganiseren => Re-integratie => Nieuwe imago’s, attitudes en waarden => nieuweidentiteit, levensstijl en andere resultaten |
|
|
vriendschap tijdens de ouderdom |
|
|
|
Sociale steun: het belang van anderen |
Steun en troost van een individu of van een netwerk van betrokken, geïnteresseerde mensen
|
|
|
Mishandeling van ouderen |
|
|