• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/157

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

157 Cards in this Set

  • Front
  • Back
  • 3rd side (hint)

theoretische perspectieven binnen de psychologie


  1. biologisce psych
    = hedendaagse denkwijze
    => Psychische processen verklaren adhv biologische processen

  2. cognitieve psych
    => mens = informatieverwerker

  3. behaviorisme
  4. psychodynamische psych
  5. humanistische psych

5 stromingen

psychodynamisch perspectief

= psychologische stroming




= gedrag w gemotiveerd door onbewuste


innerlijke krachten,


herinneringen & conflicten

=> nauwelijks bewust


=> geen controle




bestaat uit:


- psycho-analytische methode (freud)


- psychosociale theorie (erikson)

= psychologische stroming

psycho-analytisch methode

= psychodynamisch perspectief


=> FREUD




= onbewuste krachten bepalen persoonlijkheid & gedrag




persoonlijkheid heeft 3 aspecten



  1. ID: aangeboren persoonlijkheid
  2. Ego: rationele persoonlijkheid
  3. Superego: kent verschil tss goed & kwaad



vorming dmv psychoseksuele ontwikkeling


= fasen doorlopen door kinderen waarbij genot steeds gericht is op ander lichaamsdeel


probleem: fixatie


gedrag dat in ontwikkelingsfase is blijven steken => door onopgelost conflict


=> sarcasme, hebberig, afzijdig




opinie



  • logisch onderbouwd
  • goede beschrijving verleden
  • seksistisch
  • slechte voorspelling naar toekomstig gedrag

psycho-sociale theorie

= onderdeel v/h psychodynamisch perspectief


=> ERIKSON




= bekijkt interactie met anderen tov gedrag v anderen & onszelf tov de maatschappij




als volwassene: generativiteit VS stagnatie



  • generativiteit
    => bijdragen aan familie, maatschappij, ....

=> + gevoelens over het leven



  • stagnatie
    => teleurstelling over wat men doorgeeft

=> - gevoelens over het leven


sociaal

psychodynamisch perspectief


FREUD VS ERIKSON

Freud


= psycho-analytische methode
=onbewuste krachten bepalen persoonlijkheid




Erikson


= psycho-sociale theorie


= bekijkt interactie met anderen tov gedrag




12 - 18 maand
F
: oraal: zuigen, eten, bijten, lippen bewegen


E: vertrouwen VS wantrouwen
=> omgeving
+: vertrouwen


- : angst & zorgen




18 maand - 3 jaar


F: anaal: ophouden feces, zindelijkheid


E: autonomie VS schaamte &


twijfel


=> onafhankelijkheid stimuleren




3 j - 5j


F: fallisch: interesse in genitaliën, identificatie pa


E: initiatief VS schuld
+ ontdekken initiatief nemen


- schuldgevoel




5 j - adolescentie


F: latentie: seksualiteit op achtergrond


E: vlijt VS minderwaardigheid


+ besef competenties


- minderwaardigheidsgevoel




adolescentie - volwassenheid


F: genitaal: ontluiken seksuele interesse


E: identiteit


+ uniekheid erkennen


- misidentificatie




1e volwassenheid


E: intimiteit VS isolement


+ seksuele relatie & vriendschappen


- relatieangst




volwassenheid


E: generativiteit VS stagnatie


+ bijdragen


- eigen gedrag afzwakken




rijpheid


E: integratie VS wanhoop
+ gevoel v eenheid


- spijt over gemiste kansen

verloop v 0j tot rijpheid

behavioristisch perspectief

= psychologische stroming


=> WATSON




= waarneembaar gedrag & stimuli in omgeving ontwikkelen individu





  • nutrure VS nature
  • kwantitatieve ontwikkeling
  • grotere mentale capaciteiten



soorten leren:



  1. klassieke conditionering (pavlov)
  2. operante conditionering (skinner)
  3. sociaal-cognitieve leertheorie

(bandura)

= psychologische stroming




behavior = gedrag

klassieke conditionering

= onderdeel v/h behavioristisch perspectief


=> PAVLOV




= leren reageren op neutrale stimulus die normaal deze respons niet uitlokt




=> hond v pavlov

= onderdeel v/h behavioristisch perspectief
=> gedrag




=> pavlov

operante conditionering

= onderdeel v/h behavioristisch perspectief


=> SKINNER




= vrijwillige respons versterken/afzwakken


=> respons is afh v/d consequenties


+ bekrachtiging
= reinforcement
=> herhalen


geen bekrachtiging
= extinctie




= gedragsmodificatie



  • gewenst gedrag verhogen
  • ongewenst gedrag verlagen

= onderdeel v/h behavioristisch perspectief


=> gedrag




=> skinner

sociaal-cognitieve leertheorie

= onderdeel v/h behavioristisch perspectief


= Imitatie


=> BANDURA




= gedrag aanleren dmv te observeren


=> BOBO-pop




4 stappen



  1. gedrag bewust aanleren
  2. aangeleerd gedrag kennen
    => kunnen herinneren en onthouden
  3. gedrag nadoen
  4. moet willen leren





= onderdeel v/h behavioristisch perspectief


=> gedrag




=> Bandura


=> BOBO

cognitief perspectief

= psychologische stroming




= richt zich op processen om de wereld te leren kennen, begrijpen & analyseren




onderdelen



  1. cognitieve ontwikkelingsfase (piaget)
  2. info-verwerkingstheorie
  3. cognitieve neurowetenschap

= psychologische stroming

cognitieve ontwikkelingstheorie

= onderdeel v/ cognitief perspectief


=> PIAGET




= kwantiteit & kwaliteit v kennis nemen toe





  • denken in schema's
  • oudere kinderen & volwassenen
    => abstract & complex
  • adaptatie
    = aanpassen aan nieuwe info
    => assimilatie VS accomodatie

- assimilatie = interpreteren in eigen denkwijze


- accomodatie = anders leren interpreteren




fasen v cognitieve ontwikkeling:



  1. sensomotorisch: 0 - 2j
    => objectpermanentie
  2. pre-operationeel: 2 - 7j
    => taal & symbolisch denken
  3. concreet operationeel: 7 - 12j
    => verduurzaming & onomkeerbaarheid
  4. formeel operationeel: 12 - volw
    => abstract & logisch denken



=> tijdstip ontwikkeling cognitieve vaardigheden zijn cultuurgebonden

4 fasen




adaptatie v denken

informatieverwerkingstheorie

= onderdeel v/ cognitief perspectief




= hoe info opnemen, gebruiken & opslaan




= niet volledig: geen ruimte voor creativiteit

informatie verwerken

cognitieve neurowetenschap

= onderdeel v/ cognitief perspectief




= hoe hersenprocessen gelinkt is aan hersenactiviteit




=> MRI-scan

neuro = hersenen

systemisch perspectief

= psychologische stroming




= observeren v relaties tss mensen & hun sociale, fysieke, cognitieve belevingswereld




bestaat uit:


- bio-ecologisch model (bronfenbrenner)


- socio-culturele theorie (vegotsky)

= psychologische stroming

bio-ecologisch model

= onderdeel v/h systemisch perspectief


=> BRONFENBRENNER




5 omgevingsniveau's


=> beinvloeden organisme tegelijk
=> v binnen nr buiten



  1. Ik
  2. micro: directe omgeving
  3. meso: connecties tss micro
  4. exo: algemene sociale invloed
  5. macro: culturele invloed
  6. chrono: verandering doorheen de tijd



voordelen


- samenhang tss beïnvloedende factoren


- verandering heeft overal effect


- belang cultuur


=> westen: individualisme


=> oosten: collectivisme




=> geen oog voor biologische factor

= onderdeel v/h systemisch perspectief


=> bronfenbrenner




=> 5 omgevingsniveau's

socio-culturele theorie

= onderdeel v/h systemisch perspectief


=> VEGOTSKY




= cognitieve ontwikkeling door sociale interacties


= wederzijdse ontwikkeling tss mensen




=> bewustwording rol


=> geen oog biologische factor


=> rol individu?

= onderdeel v/h systemisch perspectief


=> vegotsky




sociaal & cultuur

evolutionair perspectief

= psychologische stroming


= gedrag w bep door genen v voorouders




LORENZ



  • invloed v biologische factor op gedrag
  • kuiken hecht zich aan 1e iets



DARWIN


= natuurlijke selectie



  • effect gedrag = erfelijk
  • schizofrenie



=> nauwkeurig beschreven


=> te eenzijdig


- te veel: biologisch & genetisch


- te weinig: omgeving & sociaal



= psychologische stroming




Darwin & Lorenz




evolutie

basis sociaal gedrag

=> sociale & persoonlijkheidsontwikkeling
=> in babytijd




sociale interactie


= handelen v mensen/groepen




evolutie basis sociaal gedrag



  1. emoties als baby
  2. social referencing
  3. ontwikkeling IK
  4. theory of mind
  5. relaties aangaan

sociale interactie

emoties babytijd

= non-verbaal: gezichtsuitdrukkingen


=> zelfde emoties tonen anders




beleving


= zelfde emotie
=> andere beleving




differentiële emotietheorie


= eigen emoties tonen door er mee om te gaan


=> vanaf 9 à 10m




vreemdenangst


= angst ontmoeten onbekende


=> teken goede ontwikkeling




scheidingsangst


= angst door afwezigheid opvoeder


=> teken sociale ontwikkeling




glimlachen


sociale lach op reactie: 1,5j


doelbewust: 2j




interpretatie gezichtsuitdrukkingen & stemmen


immitatie = niet begrijpen


5m: droevig VS vrolijk herkennen



wat doet een baby?

social referencing baby

= doelbewust zoeken nr reden v andere zijn emotie om gebeurtenis te kunnen plaatsen


=> referentie zoeken


=> 7 à 8m




=> waarneming lokt reactie uit


=> cognitie begrijpt situatie niet


= stress


vb boze mama & blije papa

sociale referentie zoeken

hechting

= aangaan affectieve band





  • emotionele veiligheid
  • geborgendheid
  • baby: 7 à 8m



behoeftebevrediging


= hechten aan mensen die onze behoefte bevredigen


=> verschillende soorten


  • imprenting
  • contactcomfort
  • veiligheid & zekerheid



vreemdensituatieprocedure


=> hechting tss moeder & kind
=> 4 patronen

imprenting

= wezen hecht zich aan het 1e
bewegende object dat het ziet




LORENZ

type hechting

contactcomfort

= figuur die comfort biedt


= zachte moeder




HARLOW

type hechting

veiligheid & zekerheid

= primair




= genetische bepaalde motivatie om vijanden te ontwijken

vreemdensituatieprocedure

=> AINSWORTH


= illustratie v hechting tss moeder & kind




4 patronen


1: veilig hechtingspatroon


moeder = thuisbasis


moeder weg = kind v streek


=> kind later beter ontwikkeld
- relaties
- sociaal & emotioneel


- taal & motoriek




2: angst-vermijden hechtingspatroon


kind zoekt moeder niet op


moeder verlaat = vermijden haar




3: angstig-ambivalent hechtingspatroon


moeder weg = kind stress


moeder trg = slaan of knuffelen




4: desorganiseerd &
gedesoriënteerd hechtingspatr


kind toont inconsistent
hechtingspatroon & tegenstrijdig gedrag

4 hechtingspatronen


tussen moeder & kind

totstandkoming hechting baby

= emotionele affectieve inbedding bij geboorte




1w: regulatie eten & slaap


2,5m: 1e interactie: gezicht


5,5m: spelen: hand-oog-coördinatie


8m: hechting aan primair verzorgende




=> hechting moeder VS vader

moeders hechting met baby

=> AINSWORTH


= moeders v veilig gehechte baby's reageren snel & positief




ontwikkeling kind is slechter als


  • moeder baby negeert
  • moeder slecht reageert bij tegenstrijdig gedrag v kind



signalen baby


= bel voor succes v moeder's reacties

vaders hechting met baby

=> BOWLBY


= moeder-kind relatie = uniek


=> vroeger patroon waarbij moeder primaire zorgere is





  • vader moet stimuleren, warmte, affectie, steun & bezorgdheid tonen
    => zo niet psych stoornissen
  • sociale hechting

=> niet beperkt tot ouders


=> klassiek model


- moeder = 1e-lijnshechting


- vader = 2e-lijnshechting

interactie tss baby's

= lachen & brabbelen




9 à 12m: spelen


=> kiekeboe, achterna kruipen, speeltjes delen


=> basis sociaal gedrag




oudere kinderen


= imiteren elkaar




voordelen



  • sociale ontwikkeling
  • cognitieve ontwikkeling
    => evt voorsprong in leven

verschillen tussen baby's

obv


- persoonlijkheidsontwikkeling


- temperament


- gender

persoonlijkheidsontwikkeling baby

persoonlijkheid


= eigenschappen die mensen v elkaar onderscheiden




ERIKSON


= betekenis geven aan eigen en anderen hun gedrag


=> anderen begrijpen


=> vertrouwen VS wantrouwen
=> ontwikkeling = afh van hoe zorgers op behoeften reageren

temperament

= prikkelingen & emotionaliteit die individu vormen




= arousal

dimensies bij temperament baby

activiteit


actieve VS inactieve periode




toenadering/terugtrekking


+/- reactie v/e kind op iets nieuw




aanpassing


hoe kind zich aanpast aan situatie




stemming


n plezierige VS onplezierige reacties




sterkte & duur aandacht


tijd & concentratie die een kind a/e activiteit besteed




afleidbaarheid


gedragsverandering tgv stimuli




regelmaat


basisbehoeften moeten regelmatig bevredigd w




intensiteit


energieniveau v/h kind




reactiedrempel


n stimulatie nodig om reactie uit te lokken

temperamentclusters bij baby's

gemakkelijke baby



  • + ingesteldheid
  • lichaamsfuncties = regelmatig
  • kan zich makkelijk aanpassen



moeilijke baby



  • - buien
  • past zich traag aan
  • trekt zich trg bij nieuwe situatie



traag op gang komende baby



  • - stemming
  • inactief & kalm
  • trekt zich trg bij nieuwe situatie en past zich traag aan

censequenties v temperament bij baby

goodness of fit


= ontwikkeling is afh v aanpassen v temperament aan omgeving




cultuurverschil


moeilijke baby's krijgen meer aandacht in oost-afrika dan in westen

biologische basis v temperament bij baby

=> komt uit gedragsgenetica




=> vormen persoonlijkheid


=> bel rol bij ontwikkeling individu

gender

= besef M/V te zijn




=> vaders: fysieke wildere act


=> moeders: traditioneel spel

genderverschillen bij baby's

M vs V


M meestal geagiteerder & actiever


M prikkelbaarder




=> verschil = klein



genderrollen

=> komt tot uiting bij ouder w




1j: meisje of jongen


=> meisjes spelen met knuffels


=> jongens spelen met blokken


=> ouders beslissen speelgoed




2j: jongens zelfstandiger & minder volgzaam


=> verkennend gedrag w gestimuleerd


=> onbewuste blootstelling aan mannelijk hormoon aan M foetus kan leiden tot spelen met "jongensspeelgoed"




genderrol = complex


bel rol in sociale & emotionele ontwikkeling

persoonlijkheidontwikkeling peuter- & kleutertijd

Psychosociale ontwikkeling


= veranderen van kijken tov onszelf & anderen




ERIKSON: 2 stadia


1: autonomie VS schaamte & twijfel


1,5 - 3j
verkenningsdrang stimuleren VS overbeschermd w




2: initiatief VS schuldgevoel


3 - 6j


conflict tussen onafhankelijk willen zijn & schuldgevoel door ongewenste consequenties

impliciet geheugen

= onbewust herinneren

werkgeheugen ifv korte termijn geheugen

werkgeheugen = actief aspect



recent geheugen


ander woorden

recent geheugen


=


lange termijn geheugen
> 10 sec

emotionele structuren zijn vanaf de geboorte ontwikkeld

juist

sociaal leren

= leren dmv imitatie


= modelleren

wat is de basis voor vriendschap in de peuter- & kleutertijd?

stabiliteit & vertrouwen

waardoor w vriendschappen v jongens in de schooltijd gekenmerkt?

statushiërarchie

identity foreclosure

adolescenten die zich voortijdig verbinden aan een bep identiteit zonder alternatieven voldoende hebben te onderzocht

experimentele periode:


2e stadium v Ginzbergs theorie: adolescentie

= nadenken over verschillende beroepen en eigen mogelijkheden die daarbij aansluiten nagaan

helikopterouders

= ouders die zich storend in het leven van hun kinderen mengen

boemerangkinderen

jong volwassenen die na vertrek uit het ouderlijk huis terug bij hun ouders v middelbare leeftijd intrekken

wat is een theoretische perspectief

verklaring/voorspelling om feiten/principes te begrijpen

wat is psychologie

= wetenschappelijk discipline




bestudeert:


- interne geestelijke processen


- externe gedragingen

soorten psychologische stromingen

  1. experimentele psych
  2. klinische psych
  3. arbeidspsych
  4. ontwikkelingspsych
  5. persoonlijkheidspsych
  6. sociale psych

dodo bird verdict

Iedereen wint en iedereen krijgt een prijs




Psychotherapie zoubijna alles voor waar aanhouden

allegiance bias

meeste onderzoeken rond therapie outcomes wordt gedaandoor personen die bij de therapie betrokken zijn.




Vaststelling:


Bij mensen afhankelijk onderzoek blijken theorieën eerder waar dan bij onafhankelijkonderzoek

psychologie VS psychiatrie

Psychologie


Zelfstandig


hoe werken psychische gezonde en/of zieke mensen




Psychiatrie


Geneeskunde


Werking en behandeling van psychische gezonden en/ of ziekemensen

zelfbeeld in peuter- & kleutertijd

zelfbeeld


= identiteit of opvattingen die hij van zichzelf als persoon heeft


=> Peuters en kleuters neigen zichzelf te overschatten




Individualistische oriëntatie


nadruk ligt op persoonlijke identiteit en op de uniekheid zijn




Collectivistische oriëntatie


nadruk ligt op onderlinge afhankelijkheid

Genderidentiteit


  • Geslacht = anatomische kenmerken
  • gender = eigen beleving
  • kinderen spelen liever met eigen geslacht
    => Voorkeuren 2 j
    => gender = dan belangrijker dan etnische factoren
    => weinig flexibiliteit = stereotiep



theorieën



  1. biologische theorie
    => hormonen
  2. psycho-analytische theorie
    => fallische fase met biologische driften
  3. sociale leermethode
    => observatie & imitatie
  4. cognitieve leertheorie
    => ifv gender

biologische theorie

= ifv genderidentiteit




=> Hormonen!
=> Zwangere moeders met jongensbaby, blootgesteld aan vrouwelijk hormoon,vertonen meer meisjesachtig gedrag en vice versa

psycho-analytische theorie

= ifv genderidentiteit




=> fallische fase met biologische driften





  • Oedipuscomplex = Seksuele belangstelling van jongens tegenover moeder, castratieangst
  • Elektracomplex = Seksuele belangstelling van meisjes tegenover moeder



  • oplossen dmv identificatie
    proces waarbij men probeert gelijk te zijn aan de ouder van dezelfde sekse

sociale leermethode

= ifv genderidentiteit




=> observatie & imitatie




=> kinderen zien dat anderen beloond worden als ze het juiste gendergerelateerde gedrag vertonen

cognitieve leertheorie

= ifv genderidentiteit




Genderidentiteit


= perceptie van het zelf als mannelijk of vrouwelijk beschouwen




Genderschema


= cognitief raamwerk waarbinnen genderrelevante informatie wordt geordend


= filtervoor regels te kunnen ontwikkelen




Genderconstante


Het feit dat mensen permanent mannelijk of vrouwelijk zijn


tgv vaste,onveranderlijke biologische factoren

sociaal leven bestaat uit

  1. ontstaan van vriendschappen
  2. theory of mind

ontstaan van vriendschappen


  • Leeftijdsgenoten zijn individuen met eigen kwaliteiten
  • Relatie met volwassene is behoefte gerelateerd
  • Relatie met leeftijdsgenoten gebaseerd op het verlangen speelkameraadje te hebben



ontstaat uit spel



  1. soort spel
    - functioneel
    - constructief
  2. sociale aspecten errond
    => hoe spelen

soorten spel


= spelcategorien



Functioneel spel



  • eenvoudige, herhalende activiteiten
  • typisch zijn voordriejarigen



Constructief spel


objecten manipuleren om iets te produceren of te bouwen

sociale aspecten bij spelen

Parallel spel



  • naast elkaar met hetzelfde materiaal spelen
  • zonder interactie



Toekijkend spel


naar het spel van anderen kijken zonder zelf mee te spelen




Associatief spel



  • Spelvorm waarbij twee of meerdere kinderen daadwerkelijk de interactie aangaan
  • speelgoed of materiaal uitwisselen of lenen hoewel ze niet hetzelfde doen



Coöperatief spel


= echt met elkaar spelen



  • ze wisselen elkaar af, doen spelletjes of bedenken wedstrijdjes
  • Aard van fantasiespelletjes verandert!
    => steeds minder realistisch.
    => niet alleen meer realistische objecten gebruiken, maar ook minder concrete objecten
  • vb: Radio spelen moeten gebeuren met bv een plastic radio die er realistisch uitziet

Theory of mind

= vaardigheid aan jezelf en aan anderen gedachten, gevoelens, ideeën enintenties toe kunnen schrijven


=> kunnen anticiperen op gedrag vananderen




Foute-overtuiging-test


3 jaar: Kinderen die weg waren zoeken geliefd object op plaatswaar het naar verzet is.


4 jarigen geloven dat kinderen die weg waren het object zullenzoeken op de oude standplaats




Ontstaan



  • Ontwikkeling van: Hersenen, taal, sociale interactieen fantasiespel
  • Culturele invloed
    - Westerse culturen schrijven gedrag toe aan soort mensen dat ze zijn. = som van persoonlijke eigenschappen en kenmerken.
    - Niet westerseculturen schrijven het toe aan krachten die buiten hun persoonlijke invloedssfeerliggen zoals ontevreden goden & ongeluk

morele ontwikkeling bij peuters en kleuters

= rijping van rechtvaardigheidsgevoel, van het besef van goed en fout, en zijngedrag met betrekking tot die zaken




verschillende visies



  1. Piagets visie
  2. Sociale leertheorie
  3. Empathie en moreel gedrag


piagets visie op


morele ontwikkeling


bij peuters en kleuters

1: Moreel realisme


kinderen beschouwen regels als vast en onveranderlijk -


2: Beginnende coöperatie:7-10 j


Spelletjes worden socialer


leren formele regels van hun spel en spelen op basis hiervan Autonome coöperatie




3: Autonome coöperatie:10 j


Volledig bewustzijn van formele regels, wijziging mogelijk indien iedereen akkoord gaat




4: Immanente rechtvaardigheid


regels die overtreden worden moeten direct bestraft te worden




=> onderschatting van leeftijd waarop de moraliteit zich ontwikkelt

Sociale leertheorie en morele ontwikkeling


bij peuters en kleuters



Prosociaal gedrag



  • Behulpzaam gedrag
  • ten goede aan anderen
  • = behavioristisch
  • kinderen imiteren eerder het gedrag van liefdevolle, vriendelijke volwassenen

    Abstract modeling
zorgt voor de ontwikkeling van algemenere regels enprincipes



contrast Piaget


  • moreel realisme
  • beginnende cooperatie
  • Autonome coöperatie
  • Immanente rechtvaardigheid

Empathie en moreel gedrag


bij peuters en kleuters

Empathie


emotionele respons die aansluit bij de gevoelens van een andere





  • Kinderen begrijpen oorsprong van de pijn van anderen niet, maar weten weldat ze moeten worden getroost
  • superego van kind kan ontwikkeld w door oedipuscomplex op te lossen
    => dmv Identificatie

soorten Agressie en geweld


bij peuters en kleuters

Agressie


intentioneel toebrengen van verwondingen of schade bij anderen




Emotionele zelfregulatie


vermogen om de aard en de intensiteit van emoties aan te passen


=> De zelfbeheersing wordt niet alleen groter, hun sociale vaardigheden ontwikkelen zich ookverder




Instrumentale agressie


Vooral jongens


agressie wordt om een doel tebereiken




Relationele agressie


Vooral meisjes


niet-fysieke agressie die bedoeld is om een ander psychisch te kwetsen

Oorzaken agressie


bij peuters en kleuters


  • instinctief
  • Freud
    => doodsdrift, die ons agressief doet gedragen
  • Lorenz
    => primitieve drang om territorium te beschermen

Agressie volgens sociale leertheorie


bij peuters en kleuters

= Verbanden tussen wederzijdse agressie




=> behavioristisch perspectief


=> sociale en omgevingsfactoren leren mensen agressief te zijn


=> Bekrachtiging agressief gedrag
=> meer agressie
=> vb bobo-pop van Bandura

effect van Agressie op televisie


bij peuters en kleuters


  • zien van agressie op tv => zelf later agressie
  • verband tussen 8j kinderen die geweld op tv zien & criminaliteit later


Oplossing

kritische kijkvaardigheden bijbrengen


=> beseffen datgeweld niet de echte wereld is
=> vermijden van imitatie

Cognitieve verklaringen agressie


bij peuters en kleuters

Interpretatie


ene ziet het als een ongeluk


andere ziet het provocerend gedrag





  • kinderen leren situaties beter in te schatten,
  • minder snel gedrag als vijandig op te vatten

Psychosociale ontwikkeling


bij kind in schooltijd

Erikson: Vlijt VS minderwaardigheidsstadium



  • 6 - 12j
  • kind probeert competenties te ontwikkelenom problemen aan te kunnen
  • sommige kinderen
    => gevoelens van mislukking & onvermogen
    => afsluiten van andere kinderen

wie ben ik ?


bij kind in schooltijd

1: fysieke => psychologische karakter



  • zoeken eigen identiteit
  • identificeren zich meer met innerlijke & psychische eigenschappen
  • minder aandacht aan externe, fysieke eigenschappen
  • Eigenbeeld wordt complexer
    => ontdekken goede en slechte kanten



2: Sociale vergelijking


= vergelijken van eigen gedrag, capaciteiten, expertise en meningen



  • sociale realiteit = afgeleid van hoe anderen handelen,denken, voelen en naar de wereld aankijken



3: Opwaartse & neerwaartse sociale vergelijking



  • opwaartse vergelijking
    => vergelijken zich met wie beter presteert
    => zelf beter presteren
  • Neerwaartse vergelijking
    => beschermt zelfbeeld
    => vergelijkenmet iemand die minder goed is

Eigenwaarde


bij kind in schooltijd

eigenwaarde


= waardering voor het eigen ik



  • + & - kenmerken &competenties
  • Vergelijking van zelf tov normen v/d maatschappij
    => vormen van eigen maatstaven voor succes



Groei en afname eigenwaarde



  • groei tot 12j
  • erna daling door overstap naar andere school
  • Cycli van eigenwaarde:
    - Zwak:Lage verwachtingen
    => Meer angst & minder inspanning
    => mislukking
    - Sterk:Hoge verwachtingen
    => Minder angst & meer inspanning
    => succes
  • Invloed van opvoedingsstijl
    => ondersteunende opvoeding verhogen eigenwaarde
    => autoritaire ouders stellen te veelgrenzen
    => toegeeflijke ouders geven vals gevoel van eigenwaarde



Etnische afkomst en eigenwaarde


minderheidsgroepen accepteren alleen negatieve beeldvorming van meerderheidsgroep alshet idee er is dat er weinig kans is om de macht- en statusverschillen teveranderen
=> meestal weinig verschil v eigenwaarde tss minderheid & meerderheidsgroep

stadia van vriendschap


bij kind in schooltijd

Vriendschap obv het gedrag van anderen



  • 4 -7 jaar
  • delen met wie ze leuk vinden
  • persoonlijkeeigenschappen maken niets uit


Vriendschap obv vertrouwen
  • 8-10 jaar
  • Persoonlijke eigenschappen spelen mee
  • beloningen in vriendschappen tellen mee
  • Wederzijds vertrouwen is belangrijk
  • vrienden = wie er voor je is


Vriendschap obv psychische nabijheid
  • 11-15 jaar
  • Intimiteit
  • loyaliteit

Individuele verschillen


bij kinderen in de schooltijd


populariteit

=> Populaire kinderen vormen een kliek,
=> exclusief en aantrekkelijk




Karaktereigenschappen populaire kinderen



  • Behulpzaamheid en samenwerking
  • Humor
  • Sociale competent: succesvol functioneren in sociale omgevingen



Vermogen tot probleemoplossing



  • Sociale probleemoplossing
    => strategieën om sociale conflicten op te lossen
    => voor iedereen bevredigend
  • populaire kinderen kunnen gedrag van anderenbeter interpreteren
  • Learned helplessness
    => Reden van impopulariteit niet begrijpen
    => gevoel weinig grip op eigen situatie
    => hulpeloosheid w selffulfilling prophecy
    => kans op impopulariteit daalt



sociale competentie aan te leren



  • Algemeen beeld: Jongens VS meisjes
  • afzondering sekse
  • romantiek => betreden territorium
    => Meisjes dreigen jongens te kussen
    => jongens zorgen dat meisjes achter jagen
    = grensverkeer: grenzen stellen tss seksen
  • Dominantiehiërarchie
    => rangorde sociale macht van groepsleden
    => vooral Jongens
    => zoeken statusverschillen op
    => restrictief spel igv gevoel verlies status
    => Meisjes 1-2 beste vriendinnen

Interetnische vriendschappen


bij kinderen in de schooltijd


  • Meestal vriendschappen tussen zelfde etniciteit

  • 11-12 j: Bewustwording vooroordelen en discriminatie

=> onderlinge acceptatie

Pesten op school


bij kinderen in de schooltijd

  • 8-12 jaar
    - 25% pest
    - 5% pest vaak
    - 25-30% w gepest
    - 10% w vaak gepest
    => Jongens vaker betrokken dan meisjes


Eigenschappen gepeste kinderen
  • Passieve einzelgängers
    => Snel huilen
    => missen sociale vaardigheden


Eigenschappen pestende kinderen
  • mishandeling thuis: 50%
  • Geweld zien en imiteren
  • liegen & weinig spijt hebben
  • populair
    => soms zelf slachtoffer van pesters

Zelfbeeld


bij adolescenten


  • verschil tss manier waarop zij zichzelf zien en anderen hunzien
    = een sprong in ontwikkeling

  • Zelfbesef: beeld van zichzelf dat gestructureerd en samenhangend is



  • 3 soorten zelfbeeld
    - Fysiek zelfbeeld
    - sociaal zelfbeeld
    - schoolgebonden zelfbeeld

  • ideologie nastreven

  • Eind adolescentie: aanvaarden dat verschillende situaties verschillend gedragen gevoelens oproepen

Eigenwaarde


bij adolescenten

Verschil tussen weten wie je bent (Zelfbeeld) en aanvaarden (Eigenwaarde)
=> Aspecten worden verschillend beoordeeld




Genderverschillen eigenwaarde



  • Vroege adolescentie
    - Meisjes: lagere eigenwaarde & kwetsbaarder
    => zelfbeeld, schoolresultaten, vrienden
    - Jongens: hoger eigenwaarde & kwetsbaar
    => onverschilliger, stoer, zelfzeker,
    => mogen niet bang zijn
  • jongens die iets verliest
    => voelt zich slecht en incompetent
    => ik voldoe niet aan het stereotiep gedrag



Sociaaleconomische status eigenwaarde


hogere sociaaleconomische status ifv hoger eigenwaarde




Etniciteit



  • onderzoeken
    - vroeger: status ivm minder eigenwaarde
    - Latere: Weinig verschil
  • sterker besef van etnische identiteit geeft hogere mate vaneigenwaarde
    => Afro-Amerikanen
    => Latijns-Amerikanen
  • etniciteit & combi van factoren

Identiteitsvorming


bij adolescenten

Erikson:Stadium v identiteit VS schuldgevoel


periode waarin tieners ontdekken wat hen uniek maakt en hen vananderen onderscheidt




Maatschappelijke druk & afh van vrienden



  • Hoge maatschappelijke druk
    => Meer keuzes maken: onderwijs
  • gebruiken elkaar als informatiebron
  • minder afh van ouders
  • intimiteit VS isolement
    => vrienden spelen bel rol bij het definiëren van identiteit enhet opbouwen van relaties



Psychosociaal moratorium



  • Erikson: bij te hoge druk
  • = periode waarin men zich tijdelijk wegloopt v verantwoordelijkheden rollen en mogelijkheden uitprobeert



Kritiek op Erikson


mannen zijn pas in staat tot intimiteitnadat ze een stabiele identiteit hebben opgebouwd
=> Normatief patroon

Marcia’s theorie van identiteitsontwikkeling


bij adolescenten


= soort identiteit die men bekomt



=> Constante verandering



4 categorieën



  1. Identity achievement
    verbinding aan specifieke identiteit na crisisperiode waarin ze alternatieven proberen
  2. Identity foreclosure
    voortijdig verbinden aan een identiteit zonder dat ze alternatieven hebben onderzocht
  3. Moratorium
    verschillende identiteiten onderzochtmaar nog niet aan een identiteit hebben verbonden
  4. Identity diffusion
    verschillende identiteiten overwegen maar zich nooit aan een identiteitverbinden
    of nooit nadenken over opties

Kritiek:


  • teveel gericht op finaliteit van identiteit
  • Erikson: geen normatief, eindpunt bestaat niet
  • Identiteit = voortdurende veranderingen
    => zoeken en exploreren

Berzonsky’s theorie van identiteitsontwikkeling


bij adolescenten

=> 3 stijlen





  1. Informatiegeoriënteerde stijl
    Actief zoeken naar info rond hun identiteit om zo weloverwogen keuzes te maken

  2. Normatieve stijl
    Focus op verwachtingen van anderen
    conservatieve enrigide attitude

  3. Verwarde/vermijdende stijl
    Uitstel van beslissingen over identiteit tot opportuniteit zich voortdoet

Culturele identiteit


bij adolescenten


  • Leden van etnische minderheidsgroepen hebben moeite met identiteitsvorming

  • Ideaal: Etniciteit heeft geen invloed op kansen en prestaties

  • Traditioneel culturele assimilatiemodel
    = Smeltkroesmodel
    => Traditioneel één cultuur

  • Pluralistische samenlevingsmodel
    - Maatschappij is opgebouwd uit gelijkwaardige culturele groepen die hunindividuele culturele kenmerken behouden
    - assimilatiemodel dat culturele erfenisv minderheden bagatelliseert en een negatieve invloed heeft op de eigenwaarde

  • Biculturele identiteit
    - gebruiken zaken uit eigen culturele identiteit
    - integreren in dominante cultuur

depressie


bij adolescenten

  • Depressieve gevoelens door verdriet, verlies en rouw
  • Jongens: 20-35%
  • Meisjes: 25-40%

  • 3% lijdt aan een echte depressie
    = Psychische stoornis met ernstige depressieve gevoelensdie lange tijd aanhouden

  • Psychische klachten
    - 12-17 j: Meisjes: 23 % & Jongens: 10 %
    - 18-24 j: Meisjes: 35 % & Jongens: 27 %
    - 25+ j: Meisjes: 50 % & Jongens: 30 %

  • Bij ernstige, langdurige klachten
    - biologische factoren
    - Soms genetisch
    - omgevingsfactoren
    - sociale factoren => vb: impopulariteit

  • Adolescent = kwetsbaar voor eenzaamheid
  • Meisjes meer gevoelens van depressiviteit
    => Meer stress
    => tgv tegenstrijdige genderrol

  • Reactie is verschillend
    - Meisjes w introvert
    => voelen hulpeloos en wanhopig
    - jongens reageren agressief
    => toevlucht in alcohol of drugs

zelfmoord


bij adolescenten


  • 2e meest dodelijke oorzaak
    => 2008: 325 jongeren

  • n zelfmoorden ligt hoger bij jongens
    => zijn succesvoller => Agressiever

  • per succesvolle poging waren er 200 pogingen

  • Factoren die zelfmoord uitlokken:
    => Depressie, wanhoop, sociale remming, perfectionisme, stress, angst, conflictenbinnenshuis, aanpassingsmoeilijkheden, mishandeling, verwaarlozing, verslavingen

familiebanden


bij adolescenten

zoektocht naar autonomie


= Onafhankelijkheid en controle hebben over eigen leven


=> Minder idealisering van ouders
=> meer zelfstandigheid en visie




Cultuur en autonomie



  • Westen: autonomie
  • Azië: Collectivistisch
  • Gender: M mogen sneller zelfstandiger worden

Mythe van de generatiekloof
  • Vrij smal
  • Generatiekloof: verschil in attitudes, waarden, ambities, en wereldbeeld tussen ouders enadolescenten
  • n tijd die adolescenten doorbrengen met elke ouder is stabiel


Ouder-kind conflicten
  • Vele raakvlakken, weinig verschil
    => tenzij persoonlijke
  • Ouders moeten betere argumenten geven
  • Assertieve adolescent gaat continu in discussie


Culturele verschillen in ouder-kind conflicten
  • Traditionele niet-westerse gezinnen minder conflicten
    => collectivistisch

Relaties met leeftijdsgenoten


bij adolescenten


  • Communicatie onmisbaar
  • Sociale vergelijking
    => Meningen, capaciteiten en fysiek
  • autoriteit ouders in twijfel trekken
  • Nieuwe rollen en gedragingen w getest
  • zoeken nr referentiegroep
    => mensen met wie men zichzelf vergelijkt



Vriendenclubs en subculturen




Genderrelaties



  • Seksekloof: vooral omgang met eigen sekse
  • Maatschappelijke druk groeit
    => relaties met andere geslacht
  • leidinggevende tiener met hoogste status doet 1e toenaderingspoging


Vriendenclub

Groep van 2 - 12 mensen van wie de leden frequent sociaal contact met elkaarhebben

Subcultuur

= Grotere groep dan vriendenclub




=> individuen die bepaalde eigenschappengemeen hebben maar die niet per se contact met elkaar hebben

Populariteit en afwijzing


bij adolescenten

  1. Controversiële adolescent
    w door sommige leeftijdsgenoten aardig gevonden en door anderen niet

  2. Afgewezen adolescent
    w niet aardig gevonden en op wie leeftijdsgenoten negatiefreageren

  3. Genegeerde adolescent
    krijgt weinig positieve als negatieve aandacht van leeftijdsgenoten

conformiteit bij adolescenten

Peer pressure


= druk die een adolescent ervaart om zich te conformeren aan anderen hun gedrag en attitudes




=> geen druk bij niet-sociale zaken, op zoek gaannaar een ‘ervaringsdeskundige’
=> geen drastische toename van peer pressure in adolescentie

relaties aangaan


bij vroege volwassenen

Intimiteit & opbouwen van relaties

Bouwstenen van geluk


bij vroege volwassenen


  • Gelukkig gevoel: vervulling van psychologischebehoeften
  • Minst gelukkig: Geen vervulling van de fundamentele psychologische behoeften
  • Associatie met autonomie
  • Korea: collectivistisch
    => ervaringen met anderen
  • VS: Zelfachting
  • = Cultureel bepaald

Sociale klok van volwassenheid


bij vroege volwassenen

Sociale klok


Cultureel bepaald psychologisch uurwerk dat aangeeft of belangrijke mijlpalenbereikt w op het juiste moment


=> Cultureel: maatschappelijke verwachtingen




Sociale klok van vrouwen



  • Helson: Verschillende soorten
  • vrouwen meer zelfdiscipline, betrokkenheid bij verplichtingen, Onafhankelijkheid, zelfvertrouwen, effectiever omgaan met stress en tegenslagen
  • Vrouwen met focus op carrière en gezin
    => meer negatieve persoonlijke ontwikkeling
  • concentreren op een specifiek traject
  • Culturele bepaling: invloed van directe sociale omgeving is groot
  • blijft ontwikkelen van relaties met anderen

Zoektocht naar intimiteit


bij vroege volwassenen


  • Erikson: Stadium van intimiteit VS isolatie
    => Periode van post-adolescentie tot circa 30j
    => ontwikkelen vanhechte relaties

  • Erikson: beperkt intimiteit tussen heteroseksuelen
    => productie kinderen-
    => Andere relatiesoorten = ongelukkig

  • Erikson:continue groei en ontwikkeling van de persoonlijkheidtijdens het hele leven

Vriendschap


bij vroege volwassenen


  • Onderhoud van relaties
    => Fundamentele behoefte aanverwantschap & nabijheid

  • ‘Soort zoekt soort’
    Keuze obv attitudes, waarden & persoonlijke kwaliteiten
    => Vooralloyaliteit, warm, hartelijk, behulpzaam en oprechtheid w geapprecieerd

verliefdheid


bij vroege volwassenen

  • Relaties via media => toevlucht door media

  • Bernard Murstein: Stimulus-waarde-rol theorie
    elke relatie ontwikkelt zich in een vaste volgorde van drie stadia:
    - Stimulus tijdens de 1e ontmoeting
    - waarden tijdens 2e tot 7e ontmoeting
    - rollen vanaf het 8e contact

  • Kritiek:
    Niet elke relatie volgt dit patroon

Gepassioneerde en kameraadschappelijke liefde


bij vroege volwassenen

Liefhebben



  • Allesoverheersende belangstelling voor een ander, terugkerende fantasieën over die ander
  • snelle stemmingswisseling
  • innigheid, passie en exclusiviteit
  • meer dan aardig vinden



Gepassioneerde (romantische) liefde:


Toestand van sterke betrokkenheid bij een ander



  • Elaine Hatfield & Ellen Berscheid: Labelingtheorie: mensen romantische liefde ervaren tijdens twee gebeurtenissen tegelijkertijd
    => intense fysiologische arousal en situationele cues
    => arousal wordt opgeroepen door verliefdheid



Kameraadschappelijke liefde


De diepe genegenheid voor degenen met wie ons leven nauw verbonden is





  • Mensen die voortdurend worden gekwetst door hun geliefde,ervaren intensere verliefdheid
  • Jongvolwassenen zijn geprogrammeerd om liefde in hun leven te ervaren

3-dimensionele theorie van liefde


bij vroege volwassenen


  1. Intimiteit
    gevoelens van innigheid, genegenheid en verbondenheid

  2. Passie
    gemotiveerde drijfveren in verband met seks, lichamelijkenabijheid en romantiek

  3. Beslissing/verbintenis
    perceptie dat men iemand liefheeft, alsbeslissing om de liefde op langere termijn in stand te houden



8 combinaties v liefde



  1. geen liefde > niks
  2. aardig vinden > intimiteit
  3. verblindende liefde > passie
  4. lege liefde > beslissing
  5. romantische liefde > Intimiteit & passie
  6. onbenullige liefde > passie & beslissing
  7. volmaakte liefde > alles

Levenspartner kiezen


bij vroege volwassenen


= Liefde enige wat telt?

Culturele bepaling


Trouwen met iemand die men niet liefheeft



  • VS, Japan, Brazilië = niet
  • Pakistan en India = acceptabel
  • Evolutionaire factor
    = verklaring cross culturele overeenkomst in sekseverschil

  • David Buss
    Mannen kiezen partner obv bepaaldekenmerken
    => vruchtbaarheid
    => Lichamelijke aantrekkelijkheid is bonus. Vrouwen kiezen partners obv hulpgoederen
    => grotere overleving nageslacht
    => Economische welvaart is best

Filtermodel bij keuze van levenspartner


bij vroege volwassenen

Homogamie


Neiging om een levenspartner te kiezen met dezelfde leeftijd, ras, opleiding, religie en anderebasale demografische kenmerken




Huwelijksgradiënt als norm


Neiging van mannen om een vrouw te kiezen die iets jonger, kleiner en lager in status is, envice versa




Filtermodel


Potentiële levenspartner
=> Nabijheid => Potentiële levenspartners in buurt => overeenkomst & complementariteit => Levenspartners in de buurt & homogamie => Interpersoonlijke aantrekkingskracht => Elkaar begeren => Verenigbaarheid => passen Rollen
=> Levenspartner

Hechtingsstijlen en romantische relaties


bij vroege volwassenen


  • Zuigelingen:3 hechtingscategorieën
    => Veilig, vermijdende, ambivalente

  • Hechtingsstijl jeugd: relatievorming

  • Volwassenen
    - ambivalente hechtingsstijl
    => neiging om zich in relaties teverliezen
    => kan meermaals uiteenspatten
    => lage zelfachting
    => meer dwangmatig & grensoverschrijdend gedrag
    - Veilig gehechte volwassenen
    => bieden steun
    => hebben inlevingsvermogen
    => staan open voor de psychologischebehoeften van hun partner

verloop van relaties


bij vroege volwassenen

Kernvraag:


Trouwen of niet?


En wanneer?

Huwelijk, samenwonen en andere relatievormen

  • Afgelopen 50 j: Daling huwelijken
    => Huwelijk is geen statisch instituut

  • Gemiddelde trouwleeftijd in VS:
    => Mannen: 27 jaar & Vrouwen: 25 jaar

  • Huwelijk = relatievorm met meeste kinderen
    => vertraging van huwelijksleeftijd
    => overweging eerst voor carrière te gaan

  • Samenwonen
    = Een huis delen zonder dat er sprake is van een huwelijk

  • Alternatieven
    - Nl: Geregistreerd partnership
    - Be: Samenlevingscontract
    - Fr: Burgerlijk solidariteitsverbond

succesvol huwelijk

  • Gemeenschappelijke kenmerken en affectie
  • zichzelf zien als onderling afhankelijk koppel,
    => ipv 2 onafhankelijkeindividuen + sociale homogamie
  • meeste echtscheidingen binnen 1e 10 j huwelijk

    Vroege huwelijksconflicten
  • start: ernstige conflicten
  • idealiseren elkaar = roze bril
    => w minder enthousiast over de relatie
    => stabilisatie
    => enthousiasme neemt nog meer af
  • Individueel moeilijk om eigen identiteit te ontwikkelen
  • moeilijk tijdsverdeling tussen verschillende rollen

beroepskeuze & werken



  • Status
  • gevoel van eigenwaarde
  • maatschappelijke bijdrage
    => keuze ligt dieperdan alleen geld te verdienen

Identiteit: Rol van werk

George Vaillant: Carrièreconsolidatie:



  • Stadium tussen 20j en 40j
  • wnr jongvolwassenen zichconcentreren op hun carrière
  • aandacht voor carrière vermindert intimiteit
  • volgende stadium generativiteit VS stagnatie




  • Aanvulling op Erikson zijn stadium van intimiteit VS isolatie


Theorie over beroepskeuze

  1. Fantasieperiode
    0 tot circa 11j
    beroepskeuzes w gemaakt & afgedanktzonder oog voor vaardigheden, talenten & mogelijkheden op de arbeidsmarkt

  2. Experimentele periode
    tijdens adolescentie
    na denkenover de eisen van verschillende beroepen & hoe hun eigen mogelijkheden daarbij zoudenaansluiten

  3. Realistische periode
    tijdens de vroege volwassenheid
    specifieke beroepsmogelijkhedenbeginnen te onderzoeken
    => door in die richting aan het werk te gaan
    => door eenopleiding te volgen

Theorie over persoonlijkheidstype voor beroepskeuze



  1. Realistisch
    Nuchter, praktisch, probleemoplossend & lichamelijk sterk.
    Middelmatige socialevaardigheden
    (Arbeiders)

  2. Intellectueel
    Theoretisch en abstract
    Weinig sociale vaardigheden
    (Wiskundigen en natuurkundigen)

  3. Sociaal
    Grote verbale vaardigheden, goede interpersoonlijke relaties.
    Goede sociale vaardigheden
    (Verkopers, leraren, adviseurs)

  4. Conventioneel
    Gestructureerd
    (Administrateurs, secretaresses en caissières)

  5. Ondernemend
    Risico’s
    nemen voortouw
    (Leiders, managers, politici)

  6. Artistiek
    Uitdrukking door kunst boven mensen
    (Kunstberoepen)




=> Zinnige theorie, maar niet iedereen past binnen deze categorieën

Waarom werken mensen? Geld is niet alles

Extrinsieke motivatie


nastreven van tastbare doelen
vb: geld en prestige




Intrinsieke motivatie


om voor hun eigen genoegen te werken
niet voor het loon




Werken is een bron



  • vriendschappen
  • sociale contacten
  • geefteen status: een rol



Bevrediging in het werk



  • Hoe hoger status, hoe hoger tevredenheid in hun werk
  • Gevarieerd werk met veel verschillende vaardigheden worden zijn populair
  • Mensen willen invloed hebben op anderen, en willen gehoord worden als ze ideeën enopvattingen hebben

Persoonlijke ontwikkeling


bij middelbare leeftijd

Zelfbesef niet altijd gemakkelijk
=> Midlifecrisis?

Normatieve crises versus ingrijpende gebeurtenissen

= bij middelbare leeftijd





  • Specifieke crisis
    => ingrijpende vragen
    => psychologische verwarring

  • Modellen gebaseerd op normatieve crises
    persoonlijkheidsontwikkeling obv universele stadiadie samenhangen met een leeftijdgebonden crises

  • Erikson: Tijdens leven => vaste reeks crises
  • Critici: normatieve crises achterhaald
    => variatie in rollen & timing van ontwikkeling

  • Ravenna Helson: modellen obv ingrijpendegebeurtenissen:
    Benadering van persoonlijkheidsontwikkeling obv het moment waaropspecifieke gebeurtenissen in het leven van een volwassene plaatsvinden, en niet enkel op leeftijd
  • Middelbare leeftijd is een periode van voortdurende en belangrijkepsychologische groei

Stadium van zorg voor de volgende generatie versus stagnatie

= bij middelbare leeftijd




Erikson



  • waarop mensen hun bijdrage aan gezin &samenleving in ogenschouw nemen
  • beeld van ontwikkeling in persoonlijkheid
    => veranderingen in persoonlijkheid

    Vaillant
  • 45-55 jarigen
  • Betekenis vasthouden vs rigiditeit
  • Betekenis van het leven achterhalen en deze vasthouden door sterkten en zwakten vananderen te accepteren
    => Mensen zijn relatief tevreden

    Gould
  • Transformatie tijdens de volwassen ontwikkeling

  1. 16-18j: Verlangen naar onafhankelijkheid
  2. 18-22j: Verlaten ouderlijk huis
  3. 22-28j: Ontwikkeling onafhankelijkheid, loopbaan & kinderen
  4. 29-34j: Vragen stellen over eigen ik, rolverwarring, tevredenheid?
  5. 35-43j: Drang levensdoelen te bereiken, besef eindigheid leven
  6. 43-53j: Acceptatie eigen leven
  7. 53-60j: Acceptatie verleden, minder negativiteit, algehele verzachting


Levinson



  • Seizoenen van het menselijke leven
  • Verlaten ouderlijk huis / overgang naar middelbare leeftijd (45-55 jaar)
    => aandacht opeindige van het leven en vragen bij alledaagse en fundamentele aannames
    => kanleiden tot midlifecrisis

midlifecrisis


  • onzekerheid en besluiteloosheid
  • inzicht dat het leven eindig is
  • meesten belevendeze periode redelijk kalm

Stabiliteit en veranderingen in de big five
bij middelbare leeftijd


  1. Neuroticisme
    Laten leiden van negatieve emoties en stress
    => stabiele mensen
    => minder snel opgewonden

  2. Extraversie
    mate men gericht is op anderen
    => positief tov zichzelfof minder sociaal

  3. Openheid
    tov nieuwe ideeën en ervaringen, kunst en creativiteit
    => creatieve, originele mensen
    => conventionele en behoudendedenkers

  4. Aangenaamheid
    Meeleven en werken met anderen
    => belang aan harmonie,tegenover jezelf en anderen

  5. Gewetensvolheid
    Zelfdiscipline vertoont en georganiseerd is. Prestatiemotivatie

    => Globaal is er gedurende gehele volwassenheid stabiliteit

Geluk gedurende het gehele leven

  • Nee
  • Gevoel van subjectief welzijn of algehele tevredenheid
    => algemeen stabiel
  • Winnen van loterij zal gevoel van geluk weinig veranderen
    => eerst intense toename maarsubjectief
  • algemeen ijkpunt van tevredenheid
  • Fundamentele tevredenheid = algemeen hoog
  • conclusie: Geld maakt niet gelukkig

Relaties: familie tijdens de middelbare leeftijd

westerse cultuur


verandering gezinsdynamiek is significant


ouders maken belangrijkeveranderingen door in relaties, met kinderen en andere familieleden
=> periode vanveranderlijke rollen

ups en downs van het huwelijk tijdens middelbare leeftijd

  • U-vorm
    Huwelijksgeluk daalt bij kinderen en stijgt bij lege nest en pensioen

  • Huwelijk = langdurige verbintenis
    => waarde hechting over gelijke doelen & idealen

  • Meeste stellen ontevreden door afname seks

  • Patronen bij lang gelukkige koppels
    - Realistische verwachtingen
    - Focus op het positieve
    - Compromissluiting
    - Vermijden vanlijden in stilte

Echtscheiding bij middelbare leeftijd


  • Be: 3,3 / 1000 inwoners

  • stijging scheiding 50+
    => verdubbeld in 20 j

  • oorzaak
    - Minder tijd voor elkaar
    - individualistische instelling
    - maatschappelijke acceptatievan echtscheiding
    - minder juridische belemmeringen
    - gevoel van liefde die verdwenen is
    - stress
    - buitenechtelijke relaties

Hertrouwen op middelbare leeftijd


  • Vlaanderen 40 %

  • Intercultureel verschil:
    migranten van mediterrane afkomst: 60 %

  • Geslachtsgebonden verschillen:
    Vrouwen hertrouwen moeilijker
    =>minder sociaal acceptabele mannen
    => dubbele std lichamelijke schoonheid

  • Meer opnieuw trouwen
    => Vermijden sociale consequenties, kameraadschap van huwelijkmissen, minderen lichamelijke en psychische problemen die scheiding meebrengt eneconomische voordelen

  • 2e huwelijk minder duurzaam
    => Spanningen die er eerst niet waren
    vb: samenvoegen twee gezinnen

Lege-nestsyndroom

= Ervaring van treurnis, bezorgdheid, eenzaamheid en depressie bij ouders, omdat hunkinderen het ouderlijk huis hebben verlaten




Voordelen kinderen die huis uit zijn


Meer tijd voor elkaar, meer tijd voor werk zonderrekening te houden met hun




=> vooral vrouwgericht


=> soms worden ze helikopterouders

Sandwichgeneratie

  • Mensen die tijdens hun middelbare leeftijd zowel de behoeften van hun kinderen als die vanhun ouders moeten vervullen

  • Zorg voor ouder => psychologisch lastig

  • kan leiden tot kangoeroewonen

  • cultureel
    Azië: voor oudere zorgen = normaal
    westen: voor ouder zorgen = last

kangoeroewonen

Twee aparte woningen in één huis:


één voor de oudere en één voor de jongere generatie

grootouder worden

= Lang verwachte vreugde





  1. Betrokken grootouders
    Actief betrokken bij de relatie met kleinkinderen
    hebben invloed op hun leven
    zijn volverwachtingen

  2. Kameraadschappelijke grootouders
    Ontspannen, supporter en maatjes van de kleinkinderen

  3. Afstandelijke grootouders
    Weinig belangstelling
    Terughoudend en gereserveerd
    Zelden bezoeken van kleinkinderen,en als ze ze zien, wordt er geklaagd over hun kinderachtig gedrag

huiselijk geweld


Omvang van mishandeling door partner


  • In 1/4 v alle huwelijken is er sprake van één of andere vorm van geweld
    => < 1/2 van vrouwen in afgelopen 10j zijn vermoord door hun partner

  • Vnl vrouwelijke slachtoffers

  • Mishandeling in elk segment van samenleving, geen maatschappelijk onderscheid
    => ook zowelhomo- als heteroseksueel

  • Factoren die kans verhogen:
    Grote gezinnen, geldzorgen, geweld was gewoon in eigen jeugd

  • Gevolgen:
    incest, zelf agressie later

  • 3 stadia van huiselijk geweld in huwelijk
    1: Oplopende spanning
    => Partner vaak overstuur, uit ontevredenheid in verbale vorm, vertoont soms lichtelichamelijke agressie
    2: Gewelduitbarsting
    => Werkelijke lichamelijke agressie
    3: Liefde en berouw
    =>Spijt en verontschuldiging, biedt steun en zekerheid dat het niet meer zal gebeuren

huiselijk geweld


cyclus v geweld

  • idee: geweld = acceptabele manier om ruzies te beslechten

  • Hypothese over de cyclus van geweld:
    mishandeling en verwaarlozing van kinderen vergroot de kans dat die later alsvolwassene ook gewelddadig gedrag vertonen
    => 1/3 van de mensen die als kind zijn mishandeld of verwaarloosd, mishandelt later zijnof haar eigen kinderen
    => 2/3 van de mishandelaars is nooit mishandelt als kind

huiselijk geweld


Mishandeling partner in context samenleving: cultuur

  • Gewelddadige reacties op vermoeden van ontrouw w van vrouw aanvaard

  • Azië: Geweld soms normaal & sociaal acceptabel

  • Geweld algemeen in culturen waar vrouwen bezit zijn & inferieur zijn ten opzichte van man

  • Hoe groter het statusverschil tussen mannen en vrouwen in een bepaalde samenleving, hoegroter de kans op mishandeling
    => lage status = makkelijk doelwit

werk & vrije tijd


bij middelbare leeftijd


  • Meer waarde aan familie, gemeenschap ensamenleving als geheel
  • Zich minder moeten bewijzen op het werk

Werk en carrière


bij middelbare leeftijd

  • = Meest productieve en succesvolle periode, met meeste macht

  • Criteria voor een bevredigende job is verandert
    Hier en nu, salaris, arbeidsomstandigheden,beleidzaken

  • Hoe ouder werknemer, hoe meer tevreden
    => Minder mogelijkheid in het veranderen vanwerk
    => Acceptatie van huidige positie
    => uitgroeien tot tevredenheid

Burn-out

= Situatie die optreedt na jarenlange roofbouw van mensen
=> in geestelijk enlichamelijk opzicht
=> meestal door combinatie van werk- en persoonlijkeproblemen





  • Vooral bij gedreven en idealistische personen
  • Gevolg:
    - Groeiend cynisme over eigen werk
    - zichzelf als onverschillig zien
    - minder interessein de kwaliteit van hun werk

  • Vermijden door je in je vrije tijd los te maken van je werk

Ik-integriteit versus wanhoop


bij ouderdom

Erikson: Stadium v ik-integriteit VS wanhoop:


  • terugblikken op het eigen leven, evalueren en er vredemee vinden
  • Succesvol doorlopen = tevredenheid

Ontwikkelingstaken van Peck


bij ouderdom

Herdefiniëren van het ik VS preoccupatie met de werkrol
tijdens de ouderdom opnieuw zich moeten definiëren
=> los van hun werkrol of beroep




Transcendentie van het lichamelijke VS preoccupatie met het lichaam
leren omgaan met, en verder kijken dan, de veranderingen inhun lichamelijke vermogens tgv het ouder worden




Transcendentie van het ik VS preoccupatie met het ik
vrede moeten zien te vinden met hun aanstaande dood

Laatste seizoen: Winter van het leven


= ouderdom


  • Levinson

  • processen die tijdens de ouderdom tot persoonlijkheidsverwarring leiden

  • Overgangsfase bij 60-65 j: mensen gaan zich als oud beschouwen

  • Besef dat ze niet meer midden in het leven staan
    => krijgen vaker bijrollen

  • Verlies van macht, respect en autoriteit
    => kan lastig zijn

  • bron van steun en informatie worden
    => zich ontwikkelen tot eerbiedwaardigeouderen

Omgaan met ouder worden

  • Bernice Neugarten
  • 4 persoonlijkheidstypen




  1. Gedesintegreerd en ongeorganiseerd type
    - Geen acceptatie van het ouder worden
    - wanhoop

  2. Passief-afhankelijk type
    - Angstig voor ziekte en toekomst
    - roept voor alles familie

  3. Afwerend type
    - Proces van ouder worden tegengaan
    => teleurstelling door stellen te hogedoelen

  4. Geïntegreerd type
    - Acceptatie
    - behouden eigenwaarde
    => meest vertegenwoordigd

Life review

punt waarop mensen hun leven onderzoeken en evalueren





  • door vooruitzicht naar eigen dood
  • eigen ervaringen uit het verleden willendelen
  • geheugentraining
  • Negatief: Geobsedeerd door verleden met fouten
    => verslechteren psychologisch functioneren

Leeftijdsstratificatie en ouderdom

Idee dat economische hulpbronnen, macht en privileges ongelijk verdeeld zijn tussen mensenin verschillende leeftijdsstadia





  • Ouderen hebben minder macht en aanzien
  • Ouderen worden soms beschouwd als onproductief
    => in geïndustrialiseerde landen

Wijsheid

  • Deskundige kennis over de praktische aspecten van het leven

  • tijdloze kwaliteit terwijl intelligentie hier en nu is

  • Theory of mind
    => ouderen hebben beter vermogen om gevolgtrekkingen temaken

gelukkig ouder worden

Disengagement theory: geleidelijk terugtrekken
geleidelijke terugtrekking uitde wereld op lichamelijk, psychologisch en sociaal niveau



  • vaker over het eigen leven tereflecteren
  • zich minder te laten beperken door sociale rollen



Activity theory: voortdurende ontwikkeling


mensen w gelukkig ouder wanneer ze hun hobby’s, activiteiten en socialecontacten uit de middelbare leeftijd blijven voortzetten



  • verzetten tegen de inperkingen
    => actief worden
  • Weinig onderscheid tss verschillende soorten activiteiten
  • Soort activiteit belangrijker dan freq van uitvoeren



Continuity theory: een compromis


ouderen voor een maximaal gevoel van welzijn een doorhen gewenst niveau van betrokkenheid met de maatschappij moeten zien vast te houden



  • Goede lichamelijke gezondheid belangrijk
  • financiële middelen
  • gevoelens van autonomieonafhankelijkheid en controle

Selectieve optimalisering met compensatie: algemeen model van gelukkig ouder worden

concentreren op specifieke vaardigheden als compensatie voorverliezen op andere gebieden




Voorwaarden: Selectief en optimaal maken

Gespecialiseerde woonomgevingen

  • Levensloopbestendige woningen
    Woningen waar de bewoner tot op hoge leeftijd in kan wonen

  • Seniorenwoningen
    Woningen die speciaal geschikt zijn voor ouderen om in te wonen, met extra voorzieningenen meestal alles gelijkvloers

  • Aanleunwoningen
    Woningen die dichtbij of tegen een verzorgingshuis zijn gebouwd.
    Bewoner blijft zelfstandigwonen, maar kan gebruikmaken van de voorzieningen van een zorgcentrum

  • Verzorgingshuis
    Tehuis waar de oudere verzorging en indien nodig ook verpleging kan krijgen

  • Verpleeghuis
    Tehuis waar voortdurend zorg en verpleging is

  • Dagopvang voor ouderen
    Voorziening voor ouderen die om verschillende redenen dag bestendig willen

  • Hospitalisering
    psychologische toestand oiv opname in een instelling, waarin mensenapathisch en onverschillig worden en niet meer voor zichzelf zorgen

=> goed verzorgingshuis doet zijn uiterste best om de bewoners de ruimte te geven om zelfte beslissen over basale zaken in hun leven en hun een zeker gevoel van controle te gevenover hun leven

Financiële kwesties: de economische aspecten van ouderdom

  • Afhankelijkheid van vast inkomen wordt zwaar, wat vroeger redelijk inkomen leek, is nu veelminder waard
    => langzame armoede

  • Sociale verschillen worden groter

  • Mensen die tijdens hun werkzame leven welgesteld waren, zijn dat na hun pensionering nog, en armen blijven meestal arm

Werk en pensionering

  • Bepalen op welk moment je wil stoppen met werken

  • Moeilijkheden identiteit te veranderen

  • Gemiddelde pensioenleeftijd: 60,7 jaar

Oudere werknemers: vechten tegen leeftijdsdiscriminatie

  • Weinig bewijs dat ouderen slechter zouden presteren

  • blijven werken blijven vanwege
    - de intellectuele of sociale bevrediging
    - financieel niet redden

Stadia van pensionering

  1. Wittebroodsweken
    Ontplooien diverse activiteiten, als reizen, die eerst onmogelijk waren

  2. Teleurstelling
    Pensioen voldoet niet aan verwachting, missen van prikkels engezelligheid, moeite bezigheid

  3. Heroriëntatie
    Ontplooien nieuwe, bevredigender activiteiten

  4. Pensioenroutine
    Greep op realiteit pensioen en tevredenheid, anderen jarenlangeteleurstelling

  5. Afronding
    Gezondheid en lichaam gaat achteruit
    => niet meer zelfstandig

Omgaan met gepensioneerd huwelijk: te vaak samen is ook niet goed

  • Relatie opnieuw onder de loep
  • Begin relatie: vrouw verlangt naar kameraadschap van man
    => einde relatie: omgekeerd
  • Mannen worden volgzamer en minder competitief na de pensionering
  • Vrouwen wordenassertiever en autonomer

Zorgen voor ouder wordende partner


  • Laatste mogelijkheid om liefde en genegenheid te tonen
  • 1st emotionele spanning
    => neemt af zodra ze zijn aangepast
  • Verzorgen behoeftige partner kan schadelijk zijn voor lichaam en psychische gezondheid
    => verzorgers vaker ontevreden
  • Mannen sterven vroeger en krijgen vroeger ziekten
    => vrouwen aanzien als natuurlijkeverzorgers

De dood van een partner: alleen achterblijven


Aanpassingsproces weduwschap

FASE 1: Voorbereiding


=> Adaptief gedrag aanleren
=> Vaardigheden ontwikkelen
=> Anticiperend gedrag




FASE 2: Verdriet en rouwen
=> Shock
=> Intense pijn
=> Verwerken verdriet


=> Realiteit




FASE 3: Adaptatie


=> Hulpbronnen ontwikkelen en gebruiken


=> Rollen en referentiegroepenreorganiseren


=> Re-integratie


=> Nieuwe imago’s, attitudes en waarden


=> nieuweidentiteit, levensstijl en andere resultaten

vriendschap tijdens de ouderdom

  • flexibeler dan familiebanden
    => groter emotioneel draagvlak

  • gezelschap na partnerverlies
    => helpen bij het verwerkingsproces

  • Traumatische ervaring bij verlies van vriend als deze gedefinieerd was als onvervangbaar

Sociale steun: het belang van anderen

Steun en troost van een individu of van een netwerk van betrokken, geïnteresseerde mensen





  • Aandacht luisteren en als klankbord
  • Mensen die steun bieden, voelen zich nuttig
  • Wederkerigheid!
    => De verwachting dat als iemand iets positiefs doet voor een ander, de gunstuiteindelijk zal worden terugbetaald
  • Klimmen der jaren
    => moeilijker steun te terug te betalen
    => scheefgroeien van relaties
    => ontvanger in lastige psychologische positie

Mishandeling van ouderen

  • Lichamelijke of psychologische mishandeling of verwaarlozing
  • 1/10 oudere
  • vaker mensen met Alzheimer of een andere vorm v dementie