• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/29

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

29 Cards in this Set

  • Front
  • Back

11.2.


Angst

Emotionele gesteldheid die wordt gekenmerkt door fysiologische arousal, onaangename spanning en een gevoel van vrees of bezorgdheid.

11.2.


Angststoornissen

Klasse van psychische stoornissen die zich kenmerkt door buitensporige of ongepaste angstreacties.

11.2.


Specifieke soorten angststoornissen die de DSM-IV onderscheidt (5)

- Paniekstoornis


- Fobische stoornissen


- Gegeneraliseerde angststoornis


- Obsessief-compulsieve stoornis


- Acute en posttraumatische stressstoornissen

11.3.


Paniekstoornis

Angststoornis die zich kenmerk door terugkerende episodes van intense angst of paniek (paniekaanvallen).

11.3.


Paniekaanval

Een intense angstreactie die vergezeld gaat van lichamelijke symptomen als een bonkend hart, snelle ademhaling, kortademigheid of moeite met ademhalen, zware transpiratie en lichamelijke zwakte of duizeligheid.

11.3.


Agorafobie

Buitensporige, irrationele angst om zich in openbare ruimtes te bevinden waar men moeilijk kan ontsnappen en waar hulp onbereikbaar is.

11.3


Niet alle paniekaanvallen wijzen op een paniekstoornis. Voor de diagnose van een paniekstoornis moet iemand terugkerende, onverwachte paniekaanvallen hebben en minstens een van de aanvallen moet gevolgd worden door een van de volgende gebeurtenissen: (3)

- Minstens een maand lang aanhoudende angst voor een volgende aanval


- Bezorgdheid over de gevolgen of consequenties van de aanval (Bijv. angst buiten zichzelf te raken, gek te worden of een hartaanval te krijgen)


- Significante veranderingen in gedrag (Bijv. weigeren om het huis te verlaten of zich in een menigte te begeven uit angst voor een nieuwe aanval)

11.4.


Fobie

Een buitensporige, irrationele vrees.

11.4.


Typen fobieën (3)

- Specifieke fobie


- Sociale fobie


- Agorafobie

11.4.


Specifieke fobie

Een langdurige, buitensporige vrees voor een specifiek object of een specifieke situatie.

11.4.


Tweefactorenmodel (van het leerperspectief over fobische reacties)

Theoretisch model dat de ontwikkeling van fobische reacties verklaart aan de hand van klassieke en operante conditionering.

11.4.


Prepared conditioning

Het concept dat we zodaning geprogrammeerd zijn dat we eerder angstig zijn voor stimuli die een bedreiging inhielden voor de overleving van onze voorouders.

11.4.


Behandelmethoden van specifieke fobieën en angststoornissen komen uit drie hoeken:

- Leerperspectief


- Cognitieve invalshoeken


- Biologische invalshoeken

11.4.


Behandelmethoden voor specifieke fobieën en angststoornissen vanuit het leerperspectief

- Systematische desensitisatie


- Geleidelijke blootstelling


- Flooding

11.4


Systematische desensitisatie

Een Gedragstherapeutisch programma om fobieën mee te behandelen. De patiënt wordt blootgesteld aan steeds angstwekkendere stimuli (imaginair of door dia's) terwijl hij ervoor zorgt dat hij ontspannen blijft.

11.4.


Geleidelijke blootstelling

Een gedragstherapeutische techniek waarbij de patiënt ter behandeling van zijn fobie doelbewust de confrontatie met steeds angstwekkendere stimuli opzoekt.

11.4.


Flooding

Gedragstherapeutische techniek voor het overwinnen van angst door middel van blootstelling aan intens angstaanjagende stimuli.

11.4.


Cognitieve herstructurering

Een cognitieve therapeutische methode die gepaard gaat met het vervangen van irrationele gedachten door rationele gedachten

11.5.


Obsessief-compulsieve stoornis (OCD)

Angststoornis die zich kenmerkt door terugkerende obsessies, compulsies (dwang) of beide

11.5.


Obsessie

Een terugkerende gedachte of een terugkerend beeld dat de betrokkene niet in de hand heeft.

11.5.


Compulsie

Zich herhalend of ritualistisch gedrag dat de betrokkene tegen zijn of haal wil blijft vertonen.

11.5.


Behandelmethoden OCD

- Blootstelling met responspreventie (BRP)


- Cognitieve gedragstherapie (evt. gecombineerd met BRP)


- Antidepressiva van type SSRI

11.5.


Blootstelling met responspreventie (BRP)

Blootstelling is dat patiënten bewust situaties opzoeken die obsessieve gedachten oproepen.


Responspreventie is de poging om te voorkomen dat het compulsieve gedrag zich openbaart.


Door BRP leren mensen met OCD in de periode dat ze hun compulsieve rituelen niet mogen uitvoeren, om de angst die door hun obsessieve gedachten wordt opgeroepen te verdragen. Het onderliggende principe is uitdoving.

11.6.


Gegeneraliseerde angststoornis (GAS)

Angststoornis die zich kenmerkt door een constant gevoel van onrust, nare voorgevoelens en een verhoogde staat van lichamelijke arousal. Een essentieel kenmerk van GAS is piekeren.

11.6.


Behandelmethoden GAS

De belangrijkste behandelmethoden voor GAS zijn behandeling met medicijnen en cognitieve gedragstherapie.

11.7.


Traumatische stressstoornissen (acute- en posttraumatische stressstoornissen)

Acute stressstoornis: Reactie op traumatische stress die optreedt in de maand na blootstelling aan een traumatische gebeurtenis.


Posttraumatische stressstoornis: Langdurige reactie op een traumatische gebeurtenis.

11.7.


Traumatische stressstoornissen

Bij ASS en PTSS gaat de traumatische gebeurtenis gepaard met een feitelijke of dreigende confrontatie met de dood en/of ernstig lichamelijk letsel van zichzelf of anderen. De betrokkene reageert op die dreiging met gevoelens van intense angst, hulpeloosheid of een gevoel van afschuw.

11.7.


Kenmerken van traumatische stressstoornissen (5)

- Vermijdend gedrag


- Herbeleving van het trauma


- Belemmeringen in het functioneren


- Verhoogde arousal


- Emotionele verdoving

11.7.


Grote verschil tussen ASS en PTSS

Bij ASS is duidelijk sprake van dissociatie: het gevoel van zichzelf of van de omgeving afgescheiden te zijn. Mensen met een acute stressstoornis voelen zich dikwijls 'verdoofd', alsof de wereld een droom lijkt.