Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
18 Cards in this Set
- Front
- Back
- 3rd side (hint)
Hoe kan je poëzie het beste definiëren?
|
Als een specifiek taalspel
|
|
|
In welke twee delen van de analyse van poëzie uiteen?
|
De taalsituatie en de leeshouding
|
|
|
Wat wordt verstaan onder de taalsituatie?
|
De relatie tussen de woordvoerder in een gedicht en de aangesprokene.
|
|
|
Wanneer wordt poezie, poezie?
|
Als lezer en dichter zich bewust zijn van het feit dat hier een taalspel wordt gespeeld.
|
Denk aan teksten van Cris op schilderijen.
|
|
Wat is een lyrisch subject?
|
De woordvoerder/verteller in een gedicht.
|
|
|
Mag een lyrisch subject aangeduid worden als de dichter/schrijver?
|
Nee, het is een tekstuele instantie.
|
|
|
Wat is het verschil tussen een lyrisch subject in een gedicht en een verhalende instantie in een verhalende tekst?
|
Het lyrisch-subject staat het woord niet af. De verhalende instantie in een verhalende tekst doet dat wel.
|
Bijv: Frank zei: "Ik ben gek."
|
|
Hoe noem je een woordvoerder in onderstaande zin?
Frank zei: "Ik ben gek." |
Een ingebedde woordvoerder.
|
|
|
Welke taalsituaties onderscheiden we?
|
1. De poëtische
2. De verhalende 3. De dramatische 4. De betogende |
|
|
Wat kenmerkt de poëtische taalsituatie?
|
Het lyrisch-subject richt zich niet tot de lezer, maar tot een aangesprokene: geliefde, natuur, de dood enz
|
|
|
Wat kenmerkt de verhalende taalsituatie?
|
De woordvoerder/verteller richt zich impliciet of expliciet tot de lezer en vertelt een geschiedenis.
|
|
|
Wat kenmerkt de dramatische taalsituatie?
|
1 Er is een dialoog tussen de personages.
2 Er is geen verteller, 3 De lezer wordt er buiten gehouden. |
|
|
Wat kenmerkt de betogende taalsituatie?
|
De woordvoerder spreekt de lezer aan en vertelt nu geen geschiedenis, maar een visie, opvatting.
|
|
|
Wat is het onderscheid tussen proza / poëzie enerzijds en poëtische / verhalende teksten anderzijds?
|
Proza / poëzie zijn tekstsoorten of genres.
Verhalende/ poetische teksten zijn kwalificaties die op elk van de genres van toepassing kunnen zijn. |
|
|
Wat is een troop?
|
Een stijlfiguur
|
|
|
Hoe noemt men de stijlfiguur van het aanspreken?
|
Een apostrof
|
|
|
Welk middel wordt hiervoor door dichters regelmatig ingezet?
|
Het woordje " Oh " als aanroep.
|
|
|
Welke functies heeft de apostrof?
|
1. Passie van het lyrisch-subject uit drukken.
2. Krachten of machten, waarvan het lyrisch-subject afhankelijk is, te manipuleren 3 De aandacht te vestigen op de bijzondere vermogens van de dichter 4 Poëzie nadrukkelijk te laten gelden als een gebeurtenis van talige aard, in tegenstelling tot een gebeurtenis die een geschiedenis weergeeft. |
|