• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/10132

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

10132 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Ia de waard
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wart]



Verbuigingen:

waard|en (meerv.)



Ib de waard|in
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[war'd|ɪn]



Verbuigingen:

waardin|nen (meerv.)
eigenaar van een herberg
buiten de waard gerekend hebben
(je plan zien mislukken door een onverwachte omstandigheid) `Ik had buiten de waard gerekend; door een storing reden er geen treinen.`
waard zijn
(betekenis of geldwaarde hebben) `Dit boek is vijf euro waard.`
voor wat je waard bent
(zo goed als je kunt) `Hij vocht voor wat hij waard was.`
waden
werkw.


Uitspraak:

['wadə(n)]



Verbuigingen:

waadde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft en is gewaad (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door ondiep water lopen


Voorbeeld:

`Verderop is een plaats waar je door de rivier kunt waden.`
waadvogel
zelfst.naamw
[vogels] vogel met waadpoten uit de onderorde 'Charadrii' Voorbeeld: `In het midden van de vijver staan veel waadvogels met hun poten in het water. `

Bron: Wikiwoordenboek - waadvogel.
waadvogel
zelfst.naamw.
[vogels] vogel met waadpoten uit de onderorde 'Charadrii' Voorbeeld: `In het midden van de vijver staan veel waadvogels met hun poten in het water. `

Bron: Wikiwoordenboek - waadvogel.
I de wagen zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['waxə(n)]
Verbuigingen: wagen|s (meerv.)
1) voertuig, meestal op vier wielen en zonder motor
Voorbeelden: `aanhangwagen`,
`winkelwagentje`
Synoniem: kar

2) auto
Voorbeeld: `vrachtwagen`
II wagen werkw.
Uitspraak: ['waxə(n)]
Verbuigingen: waagde (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft gewaagd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
(iets gevaarlijks of iets waarvan je niet goed weet of het zal lukken) doen
Voorbeelden: `een poging wagen`,
`Hij waagde het erop en liet zijn paraplu thuis.`,
`Waag het niet om dichterbij te komen!`,
`Ik waag mij niet op het ijs.`,
`waaghals`
Synoniem: riskeren
I de wagen zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['waxə(n)]
Verbuigingen: wagen|s (meerv.)
1) voertuig, meestal op vier wielen en zonder motor
Voorbeelden: `aanhangwagen`,
`winkelwagentje`
Synoniem: kar

2) auto
Voorbeeld: `vrachtwagen`
II wagen werkw.
Uitspraak: ['waxə(n)]
Verbuigingen: waagde (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft gewaagd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
(iets gevaarlijks of iets waarvan je niet goed weet of het zal lukken) doen
Voorbeelden: `een poging wagen`,
`Hij waagde het erop en liet zijn paraplu thuis.`,
`Waag het niet om dichterbij te komen!`,
`Ik waag mij niet op het ijs.`,
`waaghals`
Synoniem: riskeren
de waaghals zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['waxhɑls]
Verbuigingen: waag|halzen (meerv.)
iemand die graag of vaak iets gevaarlijks doet
waaghalzerij
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `waaghalzerij`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
aanwaaien werkw.
Uitspraak: [ˈanwajə(n)]
Verbuigingen: waaide aan (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: is aangewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
1)
komen aanwaaien (onverwacht op bezoek komen)

2)
het komt iemand aanwaaien (iemand hoeft er geen moeite voor te doen)
inwaaien
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `inwaaien`.

Deze woorden staan wél in de database:
•aanwaaien •waaien

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
meewaaien
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `meewaaien`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
omwaaien werkw.
Uitspraak: ['ɔmwajə(n)]
Verbuigingen: waaide om (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: is omgewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
door harde wind komen te liggen (van iets dat rechtop stond)
Voorbeelden: `De parasols zijn allemaal omgewaaid.`,
`Er ligt een omgewaaide boom over de weg.`
opwaaien werkw.
Uitspraak: ['ɔpwajə(n)]
Verbuigingen: waaide op (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: is opgewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
omhoog waaien
Voorbeeld: `een rok die opwaait`
stof doen opwaaien (voor opschudding zorgen)
overwaaien werkw.
Uitspraak: ['ovərwajə(n)]
Verbuigingen: waaide over, woei over (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: is overgewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
1) (van gebruiken en mode) van elders komen
Voorbeeld: `De gewoonte om hier Halloween te vieren is uit de VS overgewaaid.`

2) na verloop van tijd weer verdwijnen
Voorbeeld: `een hype die wel weer overwaait`
Synoniem: voorbijgaan
uitwaaien
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `uitwaaien`.

Deze woorden staan wél in de database:
•uitdraaien •uitzaaien •waaien

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
aanwaaien werkw.
Uitspraak: [ˈanwajə(n)]
Verbuigingen: waaide aan (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: is aangewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
1)
komen aanwaaien (onverwacht op bezoek komen)

2)
het komt iemand aanwaaien (iemand hoeft er geen moeite voor te doen)
waaien werkw.
Uitspraak: ['wajə(n)]
Verbuigingen: waaide, woei (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft gewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
(van de wind) bewegen
Voorbeeld: `Het waait hard.`
waaie werkw.
aanvoegende wijs van waaien

Bron: Wikiwoordenboek - waaie.
waaien werkw.
Uitspraak: ['wajə(n)]
Verbuigingen: waaide, woei (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft gewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
(van de wind) bewegen
Voorbeeld: `Het waait hard.`
de waaier zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['wajər]
Verbuigingen: waaier|s (meerv.)
1) groep verschillende dingen
Voorbeeld: `een waaier aan mogelijkheden`
Synoniem: spectrum (2)

2) voorwerp dat je op en neer beweegt om je gezicht te verkoelen
Voorbeelden: `een Japanse waaier`,
`Bij de Spaanse dans flamenco worden waaiers door de danseressen gebruikt als attribuut.`
uitwaaieren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `uitwaaieren`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •waaieren

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
uitwaaieren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `uitwaaieren`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •waaieren

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
waaieren werkw.
een waaier gebruiken Voorbeeld: ` Zij waaierde de baby koelte toe. `
[refl] 'zich ~ : zich koelte toewuiven

Bron: Wikiwoordenboek - waaieren.
waaieren werkw.
een waaier gebruiken Voorbeeld: ` Zij waaierde de baby koelte toe. `
[refl] 'zich ~ : zich koelte toewuiven

Bron: Wikiwoordenboek - waaieren
waaierig bijv.naamw.
weerstoestand waarbij er veel wind aanwezig is

Bron: Wikiwoordenboek - waaierig.
de waaier zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['wajər]
Verbuigingen: waaier|s (meerv.)
1) groep verschillende dingen
Voorbeeld: `een waaier aan mogelijkheden`
Synoniem: spectrum (2)

2) voorwerp dat je op en neer beweegt om je gezicht te verkoelen
Voorbeelden: `een Japanse waaier`,
`Bij de Spaanse dans flamenco worden waaiers door de danseressen gebruikt als attribuut.`
waaieren werkw.
een waaier gebruiken Voorbeeld: ` Zij waaierde de baby koelte toe. `
[refl] 'zich ~ : zich koelte toewuiven

Bron: Wikiwoordenboek - waaieren.
waaien werkw.
Uitspraak: ['wajə(n)]
Verbuigingen: waaide, woei (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft gewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
van de wind) bewegen
Voorbeeld: `Het waait hard.`
de waakhond zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['wakhɔnt]
Verbuigingen: waakhond|en (meerv.)
1) hond bij een huis die door te blaffen waarschuwt als er iemand aankomt dierkunde
Voorbeeld: `Het terrein wordt beveiligd met camera's en waakhonden.`

2) persoon of instantie die toezicht houdt
Voorbeeld: `De EU heeft een financiële waakhond nodig.`
de waakhond zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['wakhɔnt]
Verbuigingen: waakhond|en (meerv.)
1) hond bij een huis die door te blaffen waarschuwt als er iemand aankomt dierkunde
Voorbeeld: `Het terrein wordt beveiligd met camera's en waakhonden.`

2) persoon of instantie die toezicht houdt
Voorbeeld: `De EU heeft een financiële waakhond nodig.`
waken werkw.
Uitspraak: ['wakə(n)]
Verbuigingen: waakte (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft gewaakt (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
wakker blijven
Voorbeeld: `Ik heb de hele nacht bij hem gewaakt; tegen de ochtend ijlde hij niet meer.`
Antoniem: slapen
waken werkw.
Uitspraak: ['wakə(n)]
Verbuigingen: waakte (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft gewaakt (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
wakker blijven
Voorbeeld: `Ik heb de hele nacht bij hem gewaakt; tegen de ochtend ijlde hij niet meer.`
Antoniem: slapen
de waakvlam zelfst.naamw. (m./v.)
Uitspraak: ['wakflɑm]
Verbuigingen: waakvlam|men (meerv.)
vlam in een gasinstallatie die aangeeft dat er toevoer van gas is
de waakvlam zelfst.naamw. (m./v.)
Uitspraak: ['wakflɑm]
Verbuigingen: waakvlam|men (meerv.)
vlam in een gasinstallatie die aangeeft dat er toevoer van gas is
waakzaam bijv.naamw.
Uitspraak: ['waksam]
mens die of dier dat goed oplet
Voorbeeld: `De bevolking wordt opgeroepen waakzaam te blijven.`
Synoniem: alert
waakzaamheid zelfst.naamw.
oplettendheid
Bron: Wikiwoordenboek - waakzaamheid.
de Waal zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: [wal]
Verbuigingen: Walen (meerv.)

de Waal|se zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: ['wal|sə]
Verbuigingen: Waalse|n (meerv.)
inwoner van Wallonië
Voorbeeld: `Walen en Vlamingen komen vaak niet goed overeen.`
de Waal zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: [wal]
Verbuigingen: Walen (meerv.)

de Waal|se zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: ['wal|sə]
Verbuigingen: Waalse|n (meerv.)
inwoner van Wallonië
Voorbeeld: `Walen en Vlamingen komen vaak niet goed overeen.`
de Waal zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: [wal]
Verbuigingen: Walen (meerv.)

de Waal|se zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: ['wal|sə]
Verbuigingen: Waalse|n (meerv.)
inwoner van Wallonië
Voorbeeld: `Walen en Vlamingen komen vaak niet goed overeen.`
Waals bijv.naamw.
Uitspraak: [wals]
wat betrekking heeft op Wallonië of de Walen
Voorbeelden: `het Waalse, Vlaamse en het Brusselse Hoofdstedelijke gewest`,
`de Waalse politieke partijen`
de Waal zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: [wal]
Verbuigingen: Walen (meerv.)

de Waal|se zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: ['wal|sə]
Verbuigingen: Waalse|n (meerv.)
inwoner van Wallonië
Voorbeeld: `Walen en Vlamingen komen vaak niet goed overeen.`
de waan zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: [wan]
Verbuigingen: wanen (meerv.)
gedachte die niet overeenkomt met de realiteit
Voorbeelden: `achtervolgingswaan`,
`Ik verkeerde in de waan dat het vandaag vrijdag was.`
iemand in de waan laten (iemand iets laten denken, terwijl je weet dat het niet klopt) `Hij dacht dat hij mij een geheim verklapte en ik liet hem maar in die waan.`
de waan van de dag (wat iedereen op een bepaald moment bezighoudt, maar ook snel kan veranderen) `De politiek en de media laten zich te veel leiden door de waan van de dag.`
wanen werkw.
[refl] 'zich ~': zich iets inbeelden wat niet waar is; een onterechte veronderstelling Voorbeeld: `Hij waande zich in de zevende hemel. ` Voorbeeld: `Het voetbalteam waande zich veilig na de 2-0 voorsprong. `

Bron: Wikiwoordenboek - wanen.
wanen werkw.
[refl] 'zich ~': zich iets inbeelden wat niet waar is; een onterechte veronderstelling Voorbeeld: `Hij waande zich in de zevende hemel. ` Voorbeeld: `Het voetbalteam waande zich veilig na de 2-0 voorsprong. `

Bron: Wikiwoordenboek - wanen.
waanstoornis zelfst.naamw.
[medisch] is een psychische aandoening waarbij een waan het op de voorgrond tredende symptoom is

Bron: Wikiwoordenboek - waanstoornis.
wanen werkw.
[refl] 'zich ~': zich iets inbeelden wat niet waar is; een onterechte veronderstelling Voorbeeld: `Hij waande zich in de zevende hemel. ` Voorbeeld: `Het voetbalteam waande zich veilig na de 2-0 voorsprong. `

Bron: Wikiwoordenboek - wanen.
de waanzin zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['wanzɪn]
1) ziekte in je hoofd waardoor je niet goed weet wat je doet en dingen denkt die niet waar zijn medisch
Voorbeeld: `iemand tot waanzin drijven`
Synoniemen: krankzinnigheid, gekte

2) grote onzin of dwaasheid
Voorbeeld: `Het is waanzin om nog langer geld te steken in dat project.`
I waanzinnig bijv.naamw.
Uitspraak: [wan'zɪnəx]
1) lijdend aan waanzin (1) medisch
Voorbeeld: `Hij stierf waanzinnig, door een onbehandelde syfilis.`
Synoniemen: gek, krankzinnig, gestoord

2) heel raar, overdreven of geweldig goed
Voorbeelden: `waanzinnige bedragen`,
`Wat een waanzinnig boek, ik vond het jammer toen ik het uit had!`
II waanzinnig bijwoord
Uitspraak: [wan'zɪnəx]
in overdreven mate
Voorbeeld: `waanzinnig hoge prijzen`
Synoniemen: krankzinnig, erg
I waar bijwoord
Uitspraak: [war]
op welke plaats?
Voorbeelden: `Waar zullen we afspreken?`,
`Ik weet niet waar mijn sleutels zijn.`
II waar conjunction
Uitspraak: [war]
<als uitdrukking van een lichte tegenstelling>
Voorbeeld: `Het aantal verkochte laptops bedraagt 16 miljoen stuks, waar het vorig jaar nog 11 miljoen was.`
Synoniemen: terwijl, daar waar
rondwaren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `rondwaren`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
waaraan bijwoord
Uitspraak: [war'an]
aan dat wat is genoemd of aan dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `het project waaraan ik werk`,
`Waaraan denk je?`,
`Daaraan kun je dus zien dat het niet werkt!`
waarachter bijwoord
Uitspraak: [war'ɑxtər]
achter dat wat is genoemd of achter dat waar je naar verwijst
Voorbeeld: `De gang leidde naar een deur, waarachter een trap naar boven was.`
waarachtig bijv.naamw.
Uitspraak: [war'ɑxtəx]
echt
Voorbeelden: `een waarachtige liefde`,
`Met de Waarachtige wordt God bedoeld.`
Antoniem: vals
Synoniemen: werkelijk, oprecht
de waarachtigheid zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: [war'ɑxtəxhɛit]
waarheid, oprechtheid
Voorbeelden: `de waarachtigheid of oprechtheid van iemand appreciëren`,
`de waarachtigheid van de Bijbel ter discussie stellen`
waarbij bijwoord
Uitspraak: [war'bɛi]
bij dat wat is genoemd of bij dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `oefeningen waarbij je veel calorieën verbruikt`,
`Het is een van de projecten waarbij ik betrokken ben.`
waarbinnen bijwoord
Uitspraak: [war'bɪnə(n)]
binnen dat wat is genoemd of binnen dat waar je naar verwijst
Voorbeeld: `de termijn waarbinnen moet worden betaald`
de waarborg zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['warbɔrx]
Verbuigingen: waarborg|en (meerv.)
verzekering dat iets goed is of werkt
Voorbeelden: `waarborgsom`,
`brandwaarborg`
Synoniemen: garantie (1), zekerheid
waarborgen werkw.
Uitspraak: ['warbɔrxə(n)]
Verbuigingen: waarborgde (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft gewaarborgd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
als garantie geven
Voorbeeld: `De veiligheid van onze werknemers is gewaarborgd.`
Synoniem: garanderen
waarborgen werkw.
Uitspraak: ['warbɔrxə(n)]
Verbuigingen: waarborgde (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft gewaarborgd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
als garantie geven
Voorbeeld: `De veiligheid van onze werknemers is gewaarborgd.`
Synoniem: garanderen
waarborgen werkw.
Uitspraak: ['warbɔrxə(n)]
Verbuigingen: waarborgde (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft gewaarborgd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
als garantie geven
Voorbeeld: `De veiligheid van onze werknemers is gewaarborgd.`
Synoniem: garanderen
waarborgen werkw.
Uitspraak: ['warbɔrxə(n)]
Verbuigingen: waarborgde (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft gewaarborgd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
als garantie geven
Voorbeeld: `De veiligheid van onze werknemers is gewaarborgd.`
Synoniem: garanderen
waarboven bijwoord
Uitspraak: [war'bovə(n)]
boven dat wat is genoemd of boven dat waar je naar verwijst
Voorbeeld: `Selecteer de regel waarboven je een lege regel wilt toevoegen.`
waarbuiten bijwoord
Uitspraak: [war'bœytə(n)]
buiten dat wat is genoemd of buiten dat waar je naar verwijst
Voorbeeld: `De rode lijn geeft het gebied aan waarbuiten niet gebouwd mag worden.`
Ia de waard zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: [wart]
Verbuigingen: waard|en (meerv.)

Ib de waard|in zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: [war'd|ɪn]
Verbuigingen: waardin|nen (meerv.)
eigenaar van een herberg
buiten de waard gerekend hebben (je plan zien mislukken door een onverwachte omstandigheid) `Ik had buiten de waard gerekend; door een storing reden er geen treinen.`
II waard bijv.naamw.
Uitspraak: [wart]
waard zijn (betekenis of geldwaarde hebben) `Dit boek is vijf euro waard.`
voor wat je waard bent (zo goed als je kunt) `Hij vocht voor wat hij waard was.`
I de waarde zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: ['wardə]
Verbuigingen: waarde|n, waarde|s (meerv.)
1) &
&
&
betekenis als bezit of ruilmiddel
Voorbeelden: `De huizen zijn in waarde gestegen.`,
`handelswaarde`,
`Het schilderijtje heeft een emotionele waarde voor mij.`
naar waarde schatten (appreciëren, waarderen) `Haar werk wordt ook in het buitenland naar waarde geschat.`

2) wat voor jou persoonlijk betekenis heeft
Voorbeelden: `Hij is van grote waarde voor de ploeg.`,
`Het schilderijtje heeft een emotionele waarde voor mij.`,
`normen en waarden`
Synoniem: belang
waarde hechten aan iets (iets belangrijk vinden) `Ze hecht veel waarde aan goede omgangsvormen.`
II waarde bijv.naamw.
Uitspraak: ['wardɘ]
<aanhef die voorafgaat aan de persoon of personen tot wie je je richt in een toespraak of brief>
formeel
Voorbeeld: `Waarde collega's, ...`
Synoniemen: beste, geachte
afwaarderen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `afwaarderen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Dit woord staat wél in de database: •waarderen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
afwaarderen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `afwaarderen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Dit woord staat wél in de database: •waarderen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
opwaarderen werkw.
Uitspraak: [ˈɔpwarderə(n)]
Verbuigingen: waardeerde op (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft opgewaardeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
zorgen dat de waarde van iets toeneemt
Voorbeeld: `je beltegoed opwaarderen`
overwaarderen werkw.
Uitspraak: ['ovərwarderə(n)]
Verbuigingen: waardeerde over (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft overgewaardeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
te hoge waarde toekennen aan
Voorbeeld: `Een overgewaardeerde munt maakt export duurder en import kunstmatig goedkoop.`
afwaarderen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `afwaarderen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Dit woord staat wél in de database: •waarderen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
waarderen werkw.
Uitspraak: [war'derə(n)]
Verbuigingen: waardeerde (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft gewaardeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
1) de waarde inzien van (iets of iemand)
Voorbeelden: `Ik waardeer het enorm dat je gekomen bent.`,
`Ik voel me niet gewaardeerd op het werk.`,
`U kunt uw gewaardeerde bijdrage storten op onderstaand rekeningnummer.`
Synoniemen: appreciëren, op prijs stellen

2) de waarde bepalen van (iets) financieel
Voorbeeld: `Het pand wordt gewaardeerd op twee miljoen euro.`
Synoniemen: taxeren, schatten
waarderen werkw.
Uitspraak: [war'derə(n)]
Verbuigingen: waardeerde (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft gewaardeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
1) de waarde inzien van (iets of iemand)
Voorbeelden: `Ik waardeer het enorm dat je gekomen bent.`,
`Ik voel me niet gewaardeerd op het werk.`,
`U kunt uw gewaardeerde bijdrage storten op onderstaand rekeningnummer.`
Synoniemen: appreciëren, op prijs stellen

2) de waarde bepalen van (iets) financieel
Voorbeeld: `Het pand wordt gewaardeerd op twee miljoen euro.`
Synoniemen: taxeren, schatten
waardeloos bijv.naamw.
Uitspraak: ['wardəlos]
waaraan of aan wie je niets hebt, zonder waarde of van slechte kwaliteit
Voorbeelden: `een waardeloze film`,
`De aandelen waren op slag waardeloos geworden.`
Antoniem: waardevol
waren werkw.
doelloos en rusteloos ronddwalen Voorbeeld: `Nog lang waarden de bendes plunderend door het hulpeloze land. `

Bron: Wikiwoordenboek - waren.
het waardeoordeel zelfst.naamw.
Uitspraak: ['wardəordel]
Verbuigingen: waardeoor|delen (meerv.)
mening of iets goed of slechts is
Voorbeeld: `een waardeoordeel uitspreken over iets`
het waardepapier zelfst.naamw.
Uitspraak: ['wardəpɑpir]
Verbuigingen: waardepapier|en (meerv.)
stuk bedrukt papier met een bepaalde geldwaarde
Voorbeeld: `Bankbilkjetten, cheques een effecten zijn voorbeelden van waardepapieren.`
waarderen werkw.
Uitspraak: [war'derə(n)]
Verbuigingen: waardeerde (verl.tijd enkelv.)
Verbuigingen: heeft gewaardeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen
1) de waarde inzien van (iets of iemand)
Voorbeelden: `Ik waardeer het enorm dat je gekomen bent.`,
`Ik voel me niet gewaardeerd op het werk.`,
`U kunt uw gewaardeerde bijdrage storten op onderstaand rekeningnummer.`
Synoniemen: appreciëren, op prijs stellen

2) de waarde bepalen van (iets) financieel
Voorbeeld: `Het pand wordt gewaardeerd op twee miljoen euro.`
Synoniemen: taxeren, schatten
de waardering zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: [war'derɪŋ]
Verbuigingen: waardering|en (meerv.)
besef dat iets of iemand waardevol is
Voorbeelden: `De burgemeester sprak zijn waardering uit voor de inzet van de vrijwilligers.`,
`Hij kreeg veel waardering voor zijn optreden.`,
`Ik heb weinig waardering voor mensen zoals hij.`
Synoniem: achting
de waardering zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: [war'derɪŋ]
Verbuigingen: waardering|en (meerv.)
besef dat iets of iemand waardevol is
Voorbeelden: `De burgemeester sprak zijn waardering uit voor de inzet van de vrijwilligers.`,
`Hij kreeg veel waardering voor zijn optreden.`,
`Ik heb weinig waardering voor mensen zoals hij.`
Synoniem: achting
I de waarde zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: ['wardə]
Verbuigingen: waarde|n, waarde|s (meerv.)
1)betekenis als bezit of ruilmiddel
Voorbeelden: `De huizen zijn in waarde gestegen.`,
`handelswaarde`,
`Het schilderijtje heeft een emotionele waarde voor mij.`
naar waarde schatten (appreciëren, waarderen) `Haar werk wordt ook in het buitenland naar waarde geschat.`

2) wat voor jou persoonlijk betekenis heeft
Voorbeelden: `Hij is van grote waarde voor de ploeg.`,
`Het schilderijtje heeft een emotionele waarde voor mij.`,
`normen en waarden`
Synoniem: belang
waarde hechten aan iets (iets belangrijk vinden) `Ze hecht veel waarde aan goede omgangsvormen.`
II waarde bijv.naamw.
Uitspraak: ['wardɘ]
<aanhef die voorafgaat aan de persoon of personen tot wie je je richt in een toespraak of brief>
formeel
Voorbeeld: `Waarde collega's, ...`
Synoniemen: beste, geachte
waardevol bijv.naamw.
Uitspraak: ['wardəvɔl]
met een grote waarde of betekenis
Voorbeelden: `een waardevolle bijdrage leveren`,
`Het museum heeft een waardevolle collectie oude manuscripten.`
Antoniem: waardeloos
Synoniemen: betekenisvol, kostbaar
waardig bijv.naamw.
Uitspraak: ['wardəx]
in overeenstemming met of met respect voor de betekenis, waarde of rang van iets of iemand
Voorbeelden: `De penningmeester kreeg een waardig afscheid.`,
`Hij is een waardige opvolger.`,
`je waardig gedragen`
de waardigheid zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: ['wardəxhɛit]
Verbuigingen: waardig|heden (meerv.)
het waardig zijn van iets of iemand
Voorbeelden: `Foltering is de ergste schending van de menselijke waardigheid.`,
`iets of iemand in zijn waardigheid herstellen`
Synoniem: digniteit
waarde hechten aan iets
(iets belangrijk vinden)
naar waarde schatten
(appreciëren, waarderen) `Haar werk wordt ook in het buitenland naar waarde geschat.`
waarmaken
werkw.


Uitspraak:

['warmakə(n)]



Verbuigingen:

maakte waar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft waargemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets wat je belooft of wat van je verwacht wordt) laten gebeuren


Voorbeeld:

`De president heeft de hoge verwachtingen niet waargemaakt.`




Synoniemen:

verwezenlijken, realiseren



zich waarmaken

(tonen wat je kunt en doen wat er van je verwacht wordt) `Ik heb me bij deze club kunnen waarmaken als speler en als trainer.`
waarnemen
werkw.


Uitspraak:

['warnemə(n)]



Verbuigingen:

nam waar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft waargenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zien, horen, ruiken of voelen


Voorbeeld:

`Toen ik de koelkast opende, nam ik een vieze geur waar.`




Synoniemen:

gewaarworden, bemerken, registreren


2) (een taak) tijdelijk vervullen in iemands plaats


Voorbeelden:

`Is er iemand die kan waarnemen tijdens haar zwangerschap?`,
`waarnemen voor iemand`,
`waarnemend burgemeester`
waarzeggen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `waarzeggen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Dit woord staat wél in de database: •waarzegden
de waarheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['warhɛit]



Verbuigingen:

waar|heden (meerv.)
woorden die waar (2) zijn


Voorbeelden:

`de waarheid vertellen/zeggen`,
`naar waarheid antwoorden`




Antoniem:

leugen
een waarheid als een koe
(iets wat vanzelfsprekend is, wat iedereen weet) Synoniem: open deur
halve waarheden
(woorden die niet helemaal waar zijn of niet de hele waarheid vertellen)
De waarheid ligt in het midden.
(noch het een noch het ander is helemaal waar)
het uur van de waarheid
(het beslissende moment) `Het uur van de waarheid is aangebroken voor het Nederlandse elftal.`
waarheen
bijwoord


Uitspraak:

[war'hen]
naar welke plaats


Voorbeeld:

`Ze is verhuisd, maar ik weet niet waarheen.`
de waarheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['warhɛit]



Verbuigingen:

waar|heden (meerv.)
woorden die waar (2) zijn


Voorbeelden:

`de waarheid vertellen/zeggen`,
`naar waarheid antwoorden`




Antoniem:

leugen
een waarheid als een koe
(iets wat vanzelfsprekend is, wat iedereen weet) Synoniem: open deur
halve waarheden
(woorden die niet helemaal waar zijn of niet de hele waarheid vertellen)
De waarheid ligt in het midden.
(noch het een noch het ander is helemaal waar)
het uur van de waarheid
(het beslissende moment) `Het uur van de waarheid is aangebroken voor het Nederlandse elftal.`
waarheidsgetrouw
bijv.naamw.


Uitspraak:

['warhɛitsxətrɑu]
wat overeenkomt met de waarheid


Voorbeelden:

`De afbeeldingen op onze website zijn een waarheidsgetrouwe weergave van de aangeboden producten.`,
`een waarheidsgetrouw beeld schetsen van...`
waarin
bijwoord


Uitspraak:

[war'ɪn]
in dat wat is genoemd of in dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waarin zit het verschil?`,
`een bos waarin je makkelijk kunt verdwalen`
waarlangs
bijwoord


Uitspraak:

[war'lɑŋs]
langs dat wat is genoemd of langs dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Het riviertje waarlangs ik fiets, staat bijna helemaal droog.`,
`het pad waarlangs je de top kunt bereiken`
waardoor
bijwoord


Uitspraak:

[war'dor]
door dat wat is genoemd of door dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waardoor wordt de opwarming van de aarde veroorzaakt?`,
`Weet jij waardoor het komt?`
waarlijk
bijwoord
echt, volgens de waarheid
waarmaken
werkw.


Uitspraak:

['warmakə(n)]



Verbuigingen:

maakte waar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft waargemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets wat je belooft of wat van je verwacht wordt) laten gebeuren


Voorbeeld:

`De president heeft de hoge verwachtingen niet waargemaakt.`




Synoniemen:

verwezenlijken, realiseren



zich waarmaken

(tonen wat je kunt en doen wat er van je verwacht wordt) `Ik heb me bij deze club kunnen waarmaken als speler en als trainer.`
waarmede
bijwoord


Uitspraak:

[war'medə]
met dat wat is genoemd of met dat waar je naar verwijst formeel


Voorbeeld:

`De wet stelt de criteria vast waarmede rekening dient gehouden te worden.`




Synoniem:

waarmee
waarmee
bijwoord


Uitspraak:

[war'me]
met dat wat is genoemd of met dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waarmee kan ik u van dienst zijn?`,
`een printer waarmee je kunt kopiëren`
waarmerken
werkw.


Uitspraak:

['warmɛrkə(n)]



Verbuigingen:

waarmerkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaarmerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een handtekening of stempel officieel bevestigen


Voorbeelden:

`een gewaarmerkt afschrift`,
`een gewaarmerkt document`
waarmerken
werkw.


Uitspraak:

['warmɛrkə(n)]



Verbuigingen:

waarmerkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaarmerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een handtekening of stempel officieel bevestigen


Voorbeelden:

`een gewaarmerkt afschrift`,
`een gewaarmerkt document`
waarmerken
werkw.


Uitspraak:

['warmɛrkə(n)]



Verbuigingen:

waarmerkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaarmerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een handtekening of stempel officieel bevestigen


Voorbeelden:

`een gewaarmerkt afschrift`,
`een gewaarmerkt document`
waarmerken
werkw.


Uitspraak:

['warmɛrkə(n)]



Verbuigingen:

waarmerkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaarmerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een handtekening of stempel officieel bevestigen


Voorbeelden:

`een gewaarmerkt afschrift`,
`een gewaarmerkt document`
waarna
bijwoord


Uitspraak:

[war'na]
na dat wat is genoemd of na dat waar je naar verwijst


Voorbeeld:

`Op het kruispunt ga je linksaf, waarna je de eerste weg rechts neemt.`




Synoniem:

waarop
waarnaar
bijwoord


Uitspraak:

[war'nar]
naar dat wat is genoemd of naar dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`&&&Waarnaar zit je te kijken?`,
`de site waarnaar verwezen wordt`
waarneembaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[war'nembar]
wat je kunt opmerken


Voorbeeld:

`Bepaalde geluiden zijn door de mens niet waarneembaar.`




Synoniem:

merkbaar
waarnemen
werkw.


Uitspraak:

['warnemə(n)]



Verbuigingen:

nam waar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft waargenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zien, horen, ruiken of voelen


Voorbeeld:

`Toen ik de koelkast opende, nam ik een vieze geur waar.`




Synoniemen:

gewaarworden, bemerken, registreren


2) (een taak) tijdelijk vervullen in iemands plaats


Voorbeelden:

`Is er iemand die kan waarnemen tijdens haar zwangerschap?`,
`waarnemen voor iemand`,
`waarnemend burgemeester`
de waarnemer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['warnemər]



Verbuigingen:

waarnemer|s (meerv.)



de waar|neemster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['war|nemstər]



Verbuigingen:

waarneemster|s (meerv.)
iemand die iets waarneemt (1) of waarnemingen doet


Voorbeelden:

`tijdwaarnemer`,
`zaakwaarnemer`,
`regeringswaarnemer`
de waarneming
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['warnemɪŋ]



Verbuigingen:

waarneming|en (meerv.)
iets wat of keer dat je waarneemt (1)


Voorbeeld:

`waarnemingen doen`




Synoniemen:

observatie, perceptie
waarom
bijwoord


Uitspraak:

[war'ɔm]
1) om welke reden of met welk doel(?)


Voorbeelden:

`Waarom geef je geen antwoord?`,
`Ik zie niet in waarom.`




Synoniemen:

hoezo, vanwaar


2) om wat(?)


Voorbeeld:

`de denkbeeldige as waarom de aarde draait`
waaromheen
bijwoord


Uitspraak:

[warɔm'hen]
om dat wat is genoemd heen of om dat heen waar je naar verwijst


Voorbeeld:

`De ring is bezet met een grote saffier, waaromheen 20 briljanten zitten.`
waaronder
bijwoord


Uitspraak:

[war'ɔndər]
onder dat wat is genoemd of onder dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waar valt dit onder?`,
`Er zijn veel kerken in de stad, waaronder enkele middeleeuwse.`
waarop
bijwoord


Uitspraak:

[war'ɔp]
1) op dat wat is genoemd of op dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waar baseer je dat op?`,
`De stoel waarop je zit, is niet stevig.`



2) na dat wat is genoemd of na dat waar je naar verwijst


Voorbeeld:

`Ik begon te lachen, waarop hij kwaad wegliep.`




Synoniem:

waarna
waarover
bijwoord


Uitspraak:

[war'ovər]
over dat wat is genoemd of over dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Het is een kwestie waarover de historici zelf het niet eens zijn.`,
`Waarover gaat dit boek?`
de waarneming
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['warnemɪŋ]



Verbuigingen:

waarneming|en (meerv.)
iets wat of keer dat je waarneemt (1)


Voorbeeld:

`waarnemingen doen`




Synoniemen:

observatie, perceptie
I waarschijnlijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[war'sxɛinlək]
waarvan de kans groot is dat het zo is


Voorbeelden:

`de waarschijnlijke opvolger`,
`de waarschijnlijke oorsprong`,
`Dat het zo is gegaan, is niet erg waarschijnlijk.`




Antoniem:

onwaarschijnlijk



Synoniem:

vermoedelijk
II waarschijnlijk
bijwoord


Uitspraak:

[war'sxɛinlək]
zoals je kunt verwachten of mag aannemen


Voorbeeld:

`Waarschijnlijk gaat het morgen regenen.`




Synoniem:

vermoedelijk
de waarschijnlijkheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[war'sxɛinləkhɛit]



Verbuigingen:

waarschijnlijk|heden (meerv.)
mate waarin iets waarschijnlijk is


naar alle waarschijnlijkheid

(heel waarschijnlijk)
waarschijnlijkheidsdichtheid
zelfst.naamw.
[statistiek] de limietwaarde die de waarschijnlijkheid aanneemt in een infinitesimaal deel van het domein van een continue verdeling
waarschuwen
werkw.


Uitspraak:

['warsxywə(n)]



Verbuigingen:

waarschuwde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaarschuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) &
&
&
(iemand) opmerkzaam maken op dreigen gevaar


Voorbeelden:

`Ik probeerde je te waarschuwen, maar je hoorde me niet.`,
`Ik heb je nog zo gewaarschuwd.`,
`Je bent gewaarschuwd!`,
`waarschuwen voor iets of iemand`



2) (iemand iets) laten weten


Voorbeelden:

`We hebben meteen de dokter gewaarschuwd.`,
`Wil je me even waarschuwen als de film begint?`




Synoniem:

attenderen op
waarschuwen
werkw.


Uitspraak:

['warsxywə(n)]



Verbuigingen:

waarschuwde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaarschuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) &
&
&
(iemand) opmerkzaam maken op dreigen gevaar


Voorbeelden:

`Ik probeerde je te waarschuwen, maar je hoorde me niet.`,
`Ik heb je nog zo gewaarschuwd.`,
`Je bent gewaarschuwd!`,
`waarschuwen voor iets of iemand`



2) (iemand iets) laten weten


Voorbeelden:

`We hebben meteen de dokter gewaarschuwd.`,
`Wil je me even waarschuwen als de film begint?`




Synoniem:

attenderen op
de waarschuwing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['warsxywɪŋ]



Verbuigingen:

waarschuwing|en (meerv.)
keer dat je gewaarschuwd (1) wordt


Voorbeelden:

`Zonder waarschuwing werd ik de klas uitgestuurd.`,
`Je bent dom als je die waarschuwing niet serieus neemt.`
de waarschuwing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['warsxywɪŋ]



Verbuigingen:

waarschuwing|en (meerv.)
keer dat je gewaarschuwd (1) wordt


Voorbeelden:

`Zonder waarschuwing werd ik de klas uitgestuurd.`,
`Je bent dom als je die waarschuwing niet serieus neemt.`
het waarschuwingsbord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['warsxywɪŋsbɔrt]



Verbuigingen:

waarschuwingsbord|en (meerv.)
(verkeers)bord met een symbool en/of een opschrift dat je voor iets waarschuwt


Voorbeeld:

`een geel, driehoekig waarschuwingsbord met een zwarte rand en een zwart symbool in het midden`
waarschuwingsfase
zelfst.naamw.
dat deel van een plan waarin nog slechts een waarschuwing gegeven wordt voor een mogelijke evacuatie Voorbeeld: `Het signaal voor de waarschuwingsfase is al gegeven.
waarschuwingsfase
zelfst.naamw.
dat deel van een plan waarin nog slechts een waarschuwing gegeven wordt voor een mogelijke evacuatie Voorbeeld: `Het signaal voor de waarschuwingsfase is al gegeven. `
waarschuwen
werkw.


Uitspraak:

['warsxywə(n)]



Verbuigingen:

waarschuwde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaarschuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) &
&
&
(iemand) opmerkzaam maken op dreigen gevaar


Voorbeelden:

`Ik probeerde je te waarschuwen, maar je hoorde me niet.`,
`Ik heb je nog zo gewaarschuwd.`,
`Je bent gewaarschuwd!`,
`waarschuwen voor iets of iemand`



2) (iemand iets) laten weten


Voorbeelden:

`We hebben meteen de dokter gewaarschuwd.`,
`Wil je me even waarschuwen als de film begint?`




Synoniem:

attenderen op
waren
werkw.
doelloos en rusteloos ronddwalen Voorbeeld: `Nog lang waarden de bendes plunderend door het hulpeloze land. `
waartegen
bijwoord


Uitspraak:

[war'texə(n)]
tegen dat wat is genoemd of tegen dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waartegen moet ik me laten inenten?`,
`Trouwen was iets waartegen ik altijd opzag.`
waartegenover
bijwoord


Uitspraak:

[wartexə(n)'ovər]
tegenover dat wat is genoemd of tegenover dat waar je naar verwijst


Voorbeeld:

`Ze zijn de school waartegenover ik woon, aan het verbouwen.`
waartoe
bijwoord


Uitspraak:

[war'tu]
tot dat wat is genoemd of tot dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waartoe leidt dit ?`,
`de orde van zoogdieren, waartoe het varken behoort`
waartussen
bijwoord


Uitspraak:

[war'tʏsə(n)]
tussen dat wat is genoemd of tussen dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`eeuwenoude ruïnes waartussen je je in lang vervlogen tijden waant`,
`Het dorpje is nauwelijks toegankelijk door de bergen waartussen het gelegen is.`
waaruit
bijwoord


Uitspraak:

[war'œyt]
uit dat wat is genoemd of uit dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waaruit bestaat het hoofdgerecht?`,
`Er zijn drie opties waaruit je kunt kiezen.`
waarvan
bijwoord


Uitspraak:

[war'vɑn]
van dat wat is genoemd of van dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waarvan kun je aids krijgen?`,
`Er staan vijf woorden, waarvan er maar een juist gespeld is.`,
`Kunnen wij de stukken zien op basis waarvan dit besluit genomen is?`
waarvandaan
bijwoord


Uitspraak:

[warvɑn'dan]
vanaf de plaats die is genoemd of waar je naar verwijst


Voorbeeld:

`Wat is het telefoonnummer waarvandaan je gebeld bent?`




Synoniem:

vanwaar
waarvoor
bijwoord


Uitspraak:

[war'vor]
voor dat wat is genoemd of voor dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waarvoor dient het?`,
`Het is een probleem waarvoor ik geen oplossing heb.`
waarzeggen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `waarzeggen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Dit woord staat wél in de database: •waarzegden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
waarzeggerij
zelfst.naamw.
het voorspellen van de toekomst langs magische weg Voorbeeld: `Geloof jij in waarzeggerij? `
waarzeggerij
zelfst.naamw.
het voorspellen van de toekomst langs magische weg Voorbeeld: `Geloof jij in waarzeggerij?
waas
zelfst.naamw.
een vage weerschijn die over een voorwerp ligt
wablief
tussenwerpsel


Uitspraak:

[ˈwɑblif]
<verzoek om herhaling als je iemand niet goed verstaat>
I de wacht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɑxt]



Verbuigingen:

wacht|en (meerv.)
1) keer dat je iets bewaakt


Voorbeelden:

`op wacht staan`,
`Twee soldaten hielden de wacht bij de poort.`




Synoniem:

bewaking


2) personen die voor de wacht (1) zorgen


Voorbeelden:

`de wacht aflossen`,
`de wisseling van de wacht`,
`burgerwacht`




Synoniem:

bewakers


3)


iets in de wacht slepen

(iets bemachtigen, meestal na een inspanning en ten koste van iemand anders) `De film heeft twee Oscars in de wacht gesleept.`


4)


de wacht aanzeggen

(dwingen te stoppen of zich anders te gedragen) `De renner is door zijn team de wacht aangezegd.`


5)


iemand in de wacht zetten

(iemand met wie je telefoneert laten wachten zodat je een ander telefoongesprek kunt voeren)
afwachten
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwɑxtə(n)]



Verbuigingen:

wachtte af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op iets wachten of wachten tot iets gebeurt


Voorbeelden:

`We wachten op het ontmoetingspunt je komst af.`,
`afwachten of iets een succes wordt`
inwachten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `inwachten`.

Dit woord staat wél in de database: •wachten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
opwachten
werkw.


Uitspraak:

['ɔpwɑxtə(n)]



Verbuigingen:

wachtte op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens op iemand wachten


Voorbeeld:

`je kind opwachten aan de schoolpoort`
wachten
werkw.


Uitspraak:

['wɑxtə(n)]



Verbuigingen:

wachtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
blijven waar je bent of niets doen totdat er iets gebeurt


Voorbeelden:

`voor het stoplicht wachten`,
`Waar wacht je op?`,
`Ik wacht nog even met boeken totdat de reis definitief doorgaat.`,
`wachthokje`
Wacht eens even...
(<dit zeg je als je opeens iets bedenkt>) `Wacht eens even... is dat niet onze nieuwe buurman?`
Het wachten is op...
(<dit zeg je van iets dat je verwacht of waar je naar uitkijkt>) `Het wachten is op de eerste dode.`
je te wachten staan
(je zullen overkomen) `Wat voor rampen staan ons nog meer te wachten?`
niet zitten te wachten op iets of iemand
(niet verlangen naar de komst van iets of iemand of hopen dat iets niet gebeurt, iemand niet komt enz.) `Op zo'n nieuw kookboek zit toch niemand te wachten!`
Wacht maar!
(<als bedreiging of waarschuwing>) `Wacht maar, ze zijn nog niet van me af!`
zich wachten voor
reflexief werkw.


Uitspraak:

['wɑxtə(n) vor]



Verbuigingen:

wachtte zich voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich gewacht voor (volt.deelw.)
oppassen voor


Voorbeeld:

`Wacht je voor mensen die je goede raad willen geven.`




Synoniemen:

uitkijken voor, op je hoede zijn voor
de wachter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑxtər]



Verbuigingen:

wachter|s (meerv.)



de wachter|es
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wɑxtə'r|ɛs]



Verbuigingen:

wachteres|sen (meerv.)
iemand die iets bewaakt


Voorbeelden:

`parkeerwachter`,
`boswachter`




Synoniemen:

bewaker, wacht
inwachten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `inwachten`.

Dit woord staat wél in de database: •wachten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
het wachtgeld
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑxtxɛlt]



Verbuigingen:

wachtgeld|en (meerv.)
1) (tijdelijke) uitkering voor werkloos geworden politici en ambtenaren tot aan hun pensioen of totdat ze een andere betrekking hebben


Voorbeelden:

`wachtgeldregeling`,
`wachtgeldverzekering`



2) (tijdelijke) uitkering voor minderjarige schoolverlaters


Voorbeeld:

`Als je wachtgeld wilt ontvangen, moet je je zo snel mogelijk inschrijven bij de VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling).`
wachtgeldregeling
zelfst.naamw.
•een regeling waarbij iemand die tijdelijk werkloos wordt recht heeft op een uitkering
• Voorbeeld: `Deze wachtgeldregeling is zeker niet slecht te noemen. `
•tweede betekenisomschrijving.
• Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
•enz.
wachtlopen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wachtlopen`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
het wachthuisje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑxthœyʃə]



Verbuigingen:

wachthuisje|s (meerv.)
klein, open huisje dat je beschermt tegen het weer als je op iets wacht


Voorbeeld:

`Bij slecht weer staan alle reizigers in het wachthuisje op de bus te wachten`




Synoniem:

abri
de wachtkamer
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑxtkamər]



Verbuigingen:

wachtkamer|s (meerv.)
ruimte in een gebouw waar je moet wachten, bijvoorbeeld bij de dokter
de wachtkamer
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑxtkamər]



Verbuigingen:

wachtkamer|s (meerv.)
ruimte in een gebouw waar je moet wachten, bijvoorbeeld bij de dokter
de wachtlijst
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑxtlɛist]



Verbuigingen:

wachtlijst|en (meerv.)
lijst van personen die op hun beurt wachten


Voorbeeld:

`Er is een lange wachtlijst voor goedkope huurwoningen.`
de wachtlijst
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑxtlɛist]



Verbuigingen:

wachtlijst|en (meerv.)
lijst van personen die op hun beurt wachten


Voorbeeld:

`Er is een lange wachtlijst voor goedkope huurwoningen.`
de wachtrij
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑxtrɛi]



Verbuigingen:

wachtrij|en (meerv.)
opeenvolging van dingen of mensen die op hun beurt wachten


Voorbeelden:

`Er staan nog drie bestanden in de wachtrij van je printer.`,
`een lange wachtrij voor de ingang van het concertgebouw`
afwachten
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwɑxtə(n)]



Verbuigingen:

wachtte af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op iets wachten of wachten tot iets gebeurt


Voorbeelden:

`We wachten op het ontmoetingspunt je komst af.`,
`afwachten of iets een succes wordt`
wachten
werkw.


Uitspraak:

['wɑxtə(n)]



Verbuigingen:

wachtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
blijven waar je bent of niets doen totdat er iets gebeurt


Voorbeelden:

`voor het stoplicht wachten`,
`Waar wacht je op?`,
`Ik wacht nog even met boeken totdat de reis definitief doorgaat.`,
`wachthokje
Wacht eens even...
(<dit zeg je als je opeens iets bedenkt>) `Wacht eens even... is dat niet onze nieuwe buurman?`
Het wachten is op...
(<dit zeg je van iets dat je verwacht of waar je naar uitkijkt>) `Het wachten is op de eerste dode.`
je te wachten staan
(je zullen overkomen) `Wat voor rampen staan ons nog meer te wachten?`
niet zitten te wachten op iets of iemand
(niet verlangen naar de komst van iets of iemand of hopen dat iets niet gebeurt, iemand niet komt enz.) `Op zo'n nieuw kookboek zit toch niemand te wachten!`
Wacht maar!
(<als bedreiging of waarschuwing>) `Wacht maar, ze zijn nog niet van me af!`
de wachttijd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑxtɛit]



Verbuigingen:

wachttijd|en (meerv.)
periode dat je op iets of iemand moet wachten


Voorbeeld:

`De gemiddelde wachttijd bedraagt een tot twee weken.`
het wachtwoord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑxtwort]



Verbuigingen:

wachtwoord|en (meerv.)
geheim woord dat je moet zeggen of typen voor je toegang krijgt


Voorbeeld:

`een wachtwoord opgeven`




Synoniem:

paswoord
het wachtwoord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑxtwort]



Verbuigingen:

wachtwoord|en (meerv.)
geheim woord dat je moet zeggen of typen voor je toegang krijgt


Voorbeeld:

`een wachtwoord opgeven`




Synoniem:

paswoord
het wad
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɑt]



Verbuigingen:

wad|den (meerv.)
gebied dat bestaat uit zand en slijk en dat bij vloed onder water staat


Voorbeeld:

`wadfauna`
Wadden
zelfst.naamw.
een ondiep deel van de Noordzee tussen het vasteland en de reeks eilanden van Texel tot Rømø Voorbeeld: `De Wadden zijn ecologisch een kwetsbaar gebied.
het waddengebied
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑdə(n)xəbit]



Verbuigingen:

waddengebied|en (meerv.)
geheel van kusten en eilanden waar wadden voorkomen


Voorbeeld:

`Het waddengebied loopt van Den Helder tot aan het Deense Esbjerg.`
waden
werkw.


Uitspraak:

['wadə(n)]



Verbuigingen:

waadde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft en is gewaad (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door ondiep water lopen


Voorbeeld:

`Verderop is een plaats waar je door de rivier kunt waden.`
de wadjan
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑdjɑn]



Verbuigingen:

wadjan|s (meerv.)
diepe koekenpan met een halfronde bodem van gietijzer of staal waarin je groenten en vlees kunt bakken


Voorbeeld:

`groentjes kort bakken in de wadjan`




Synoniem:

wok
wadlopen
zelfst.naamw.
het betreden van het wad bij laagwater
de wafel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wafəl]



Verbuigingen:

wafel|s, wafel|en (meerv.)
1) zoete koek met een patroon van vierkantjes culinair


Voorbeeld:

`een wafel met slagroom`



2) mond anatomieinformeel


Voorbeeld:

`Hou je wafel!`
de wafel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wafəl]



Verbuigingen:

wafel|s, wafel|en (meerv.)
1) zoete koek met een patroon van vierkantjes culinair


Voorbeeld:

`een wafel met slagroom`



2) mond anatomieinformeel


Voorbeeld:

`Hou je wafel!`
wafelijzer
zelfst.naamw.
[kookkunst] een toestel waarin wafels gebakken worden
wafelijzer
zelfst.naamw
[kookkunst] een toestel waarin wafels gebakken worden
de wafel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wafəl]



Verbuigingen:

wafel|s, wafel|en (meerv.)
1) zoete koek met een patroon van vierkantjes culinair


Voorbeeld:

`een wafel met slagroom`



2) mond anatomieinformeel


Voorbeeld:

`Hou je wafel!`
I de wagen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['waxə(n)]



Verbuigingen:

wagen|s (meerv.)
1) voertuig, meestal op vier wielen en zonder motor


Voorbeelden:

`aanhangwagen`,
`winkelwagentje`




Synoniem:

kar


2) auto


Voorbeeld:

`vrachtwagen`
II wagen
werkw.


Uitspraak:

['waxə(n)]



Verbuigingen:

waagde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets gevaarlijks of iets waarvan je niet goed weet of het zal lukken) doen


Voorbeelden:

`een poging wagen`,
`Hij waagde het erop en liet zijn paraplu thuis.`,
`Waag het niet om dichterbij te komen!`,
`Ik waag mij niet op het ijs.`,
`waaghals`




Synoniem:

riskeren
waggelen
werkw.


Uitspraak:

['wɑxələ(n)]



Verbuigingen:

waggelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaggeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
lopen waarbij de bovenkant van je lichaam van links naar rechts beweegt


Voorbeeld:

`De eendjes waggelden achter hun moeder aan.`
waggelen
werkw.


Uitspraak:

['wɑxələ(n)]



Verbuigingen:

waggelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaggeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
lopen waarbij de bovenkant van je lichaam van links naar rechts beweegt


Voorbeeld:

`De eendjes waggelden achter hun moeder aan.`
waggelen
werkw.


Uitspraak:

['wɑxələ(n)]



Verbuigingen:

waggelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaggeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
lopen waarbij de bovenkant van je lichaam van links naar rechts beweegt


Voorbeeld:

`De eendjes waggelden achter hun moeder aan.`
waggelen
werkw.


Uitspraak:

['wɑxələ(n)]



Verbuigingen:

waggelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaggeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
lopen waarbij de bovenkant van je lichaam van links naar rechts beweegt


Voorbeeld:

`De eendjes waggelden achter hun moeder aan.`
de wagon
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wa'xɔn]



Verbuigingen:

wagon|s (meerv.)
treinwagen zonder motor voor goederen of mensen ouderwets


Voorbeeld:

`In de achterste wagon was nog plaats.`




Synoniem:

rijtuig
de wagon
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wa'xɔn]



Verbuigingen:

wagon|s (meerv.)
treinwagen zonder motor voor goederen of mensen ouderwets


Voorbeeld:

`In de achterste wagon was nog plaats.`




Synoniem:

rijtuig
het wak
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɑk]



Verbuigingen:

wak|ken (meerv.)
gat in het ijs


Voorbeeld:

`Er zitten twee eendjes in het wak.`
wake
zelfst.naamw.
een bijeenkomst om een overledene te herdenken Voorbeeld: `Na haar overlijden werd er een wake gehouden. `
wakeboarden
werkw.


Afbreekpatroon:

'wake - boar - den



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wakeboardde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewakeboard (volt.deelw.)
op een board over het water skiën waarbij hoge spectaculaire sprongen worden gemaakt sportwatersport


Voorbeeld:

`bij wakeboarden gaat het juist om de sprong hoog de lucht in`
wakeboarden
werkw.


Afbreekpatroon:

'wake - boar - den



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wakeboardde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewakeboard (volt.deelw.)
op een board over het water skiën waarbij hoge spectaculaire sprongen worden gemaakt sportwatersport


Voorbeeld:

`bij wakeboarden gaat het juist om de sprong hoog de lucht in`
wakeboarden
werkw.


Afbreekpatroon:

'wake - boar - den



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wakeboardde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewakeboard (volt.deelw.)
op een board over het water skiën waarbij hoge spectaculaire sprongen worden gemaakt sportwatersport


Voorbeeld:

`bij wakeboarden gaat het juist om de sprong hoog de lucht in`
wakeboarden
werkw.


Afbreekpatroon:

'wake - boar - den



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wakeboardde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewakeboard (volt.deelw.)
op een board over het water skiën waarbij hoge spectaculaire sprongen worden gemaakt sportwatersport


Voorbeeld:

`bij wakeboarden gaat het juist om de sprong hoog de lucht in`
waken
werkw.


Uitspraak:

['wakə(n)]



Verbuigingen:

waakte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
wakker blijven


Voorbeeld:

`Ik heb de hele nacht bij hem gewaakt; tegen de ochtend ijlde hij niet meer.`




Antoniem:

slapen
waken over
werkw.


Uitspraak:

['wakə(n) ovər]



Verbuigingen:

waakte over (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaakt over (volt.deelw.)
passen op (iets of iemand) en beschermen


Voorbeeld:

`De commissie waakt over het welzijn van proefdieren.`
waken voor
werkw.


Uitspraak:

['wakə(n) vor]



Verbuigingen:

waakte voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaakt voor (volt.deelw.)
1) passen op (iets) en beschermen


Voorbeeld:

`We moeten waken voor onze persoonlijke vrijheid.`



2) proberen te voorkomen


Voorbeelden:

`We moeten waken voor al te voorbarige conclusies.`,
`De regering moet ervoor waken dat de bezuinigingen de zwaksten treffen.`
het wak
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɑk]



Verbuigingen:

wak|ken (meerv.)
gat in het ijs


Voorbeeld:

`Er zitten twee eendjes in het wak.`
wakker
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɑkər]
als je niet slaapt


Voorbeelden:

`Ik ben nog niet helemaal wakker.`,
`wakker worden`,
`Voor zoiets mag je me altijd wakker maken.`




Antoniemen:

slapend, in slaap,



wakker liggen van iets

(je zorgen maken over iets) `Daar lig ik niet wakker van.`
aanwakkeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈanwɑkərə(n)]



Verbuigingen:

wakkerde aan (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (van de wind of van vuur) heviger worden


Verbuigingen:

is aangewakkerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De wind wakkerde aan tot windkracht 7.`




Synoniem:

toenemen


2) heftiger doen worden


Verbuigingen:

heeft aangewakkerd (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`vuur aanwakkeren`,
`een discussie aanwakkeren`
wakvlakte
zelfst.naamw.
groot ijsvrij gebied temidden van pakijs Voorbeeld: `Een wakvlakte kan in de poolzee onstaan als er plek is waar warmer water opwelt
wallen onder de ogen hebben
(dikke, halve kringen onder je ogen hebben, bijvoorbeeld van vermoeidheid)
de wal
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɑl]



Verbuigingen:

wal|len (meerv.)
1) lange, kunstmatig aangelegde hoop grond of de muren rondom een stad of burcht


Voorbeeld:

`stadswal
2) kunstmatig verstevigde begrenzing van water, bijvoorbeeld in een haven


Voorbeeld:

`aan wal gaan`
van wal steken
(beginnen te vertellen)
tussen wal en schip vallen
nergens bij horen) `Veel vroegtijdige schoolverlaters vallen tussen wal en schip.`
de Walletjes
(de hoerenbuurt in Amsterdam)
de Waal
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wal]



Verbuigingen:

Walen (meerv.)



de Waal|se
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wal|sə]



Verbuigingen:

Waalse|n (meerv.)
inwoner van Wallonië


Voorbeeld:

`Walen en Vlamingen komen vaak niet goed overeen.`
Wales
zelfst.naamw.
een van de delen van het Verenigd Koninkrijk, gelegen op een groot eiland in het noordwesten van Europa
walgen
werkw.
hevige afkeer voelen voor iets
walgelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɑlxələk]
waar je een grote afkeer van hebt


Voorbeelden:

`Dat vind ik een walgelijke opmerking.`,
`Die thee is niet vies maar walgelijk.`




Synoniemen:

weerzinwekkend, afschuwelijk
walgen van
werkw.


Uitspraak:

['wɑlxə(n) vɑn]



Verbuigingen:

walgde van (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewalgd van (volt.deelw.)
een sterke afkeer hebben van


Voorbeelden:

`Ik walg van die urinelucht.`,
`Ik walg van dat soort mensen.`
de walging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɑlxɪŋ]



Verbuigingen:

walging|en (meerv.)
sterke afkeer van iets of iemand


Voorbeeld:

`je vol walging van iets afwenden`




Synoniemen:

afgrijzen, afschuw
walken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 5 resultaten voor `walken`.

Deze woorden staan wél in de database:
•alken•balken•stalken•tjalken•valken•waken•wakken•walden•walen•walgden•walgen•walk•walkeri•walkman•walkten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
walkeri
bijv.naamw.
[plantkunde] [dierkunde] Walkers, van Walker, een soortnaam Voorbeeld: `Cryptocoryne walkeri, Mustelus walkeri, Baryonyx walkeri
waren
werkw.
doelloos en rusteloos ronddwalen Voorbeeld: `Nog lang waarden de bendes plunderend door het hulpeloze land. `
waartegen
bijwoord


Uitspraak:

[war'texə(n)]
tegen dat wat is genoemd of tegen dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waartegen moet ik me laten inenten?`,
`Trouwen was iets waartegen ik altijd opzag.`
waartegenover
bijwoord


Uitspraak:

[wartexə(n)'ovər]
tegenover dat wat is genoemd of tegenover dat waar je naar verwijst


Voorbeeld:

`Ze zijn de school waartegenover ik woon, aan het verbouwen.`
waartoe
bijwoord


Uitspraak:

[war'tu]
tot dat wat is genoemd of tot dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waartoe leidt dit ?`,
`de orde van zoogdieren, waartoe het varken behoort`
waartussen
bijwoord


Uitspraak:

[war'tʏsə(n)]
tussen dat wat is genoemd of tussen dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`eeuwenoude ruïnes waartussen je je in lang vervlogen tijden waant`,
`Het dorpje is nauwelijks toegankelijk door de bergen waartussen het gelegen is.`
waaruit
bijwoord


Uitspraak:

[war'œyt]
uit dat wat is genoemd of uit dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waaruit bestaat het hoofdgerecht?`,
`Er zijn drie opties waaruit je kunt kiezen.`
waarvan
bijwoord


Uitspraak:

[war'vɑn]
van dat wat is genoemd of van dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waarvan kun je aids krijgen?`,
`Er staan vijf woorden, waarvan er maar een juist gespeld is.`,
`Kunnen wij de stukken zien op basis waarvan dit besluit genomen is?`
waarvandaan
bijwoord


Uitspraak:

[warvɑn'dan]
vanaf de plaats die is genoemd of waar je naar verwijst


Voorbeeld:

`Wat is het telefoonnummer waarvandaan je gebeld bent?`




Synoniem:

vanwaar
waarvoor
bijwoord


Uitspraak:

[war'vor]
voor dat wat is genoemd of voor dat waar je naar verwijst


Voorbeelden:

`Waarvoor dient het?`,
`Het is een probleem waarvoor ik geen oplossing heb.`
waarzeggen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `waarzeggen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Dit woord staat wél in de database: •waarzegden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
waarzeggerij
zelfst.naamw.
het voorspellen van de toekomst langs magische weg Voorbeeld: `Geloof jij in waarzeggerij? `
waas
zelfst.naamw.
een vage weerschijn die over een voorwerp ligt
wablief
tussenwerpsel


Uitspraak:

[ˈwɑblif]
<verzoek om herhaling als je iemand niet goed verstaat>
I de wacht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɑxt]



Verbuigingen:

wacht|en (meerv.)
1) keer dat je iets bewaakt


Voorbeelden:

`op wacht staan`,
`Twee soldaten hielden de wacht bij de poort.`




Synoniem:

bewaking


2) personen die voor de wacht (1) zorgen


Voorbeelden:

`de wacht aflossen`,
`de wisseling van de wacht`,
`burgerwacht`




Synoniem:

bewakers
3)


iets in de wacht slepen
(iets bemachtigen, meestal na een inspanning en ten koste van iemand anders) `De film heeft twee Oscars in de wacht gesleept.`
4)


de wacht aanzeggen
(dwingen te stoppen of zich anders te gedragen) `De renner is door zijn team de wacht aangezegd.`
5)


iemand in de wacht zetten
(iemand met wie je telefoneert laten wachten zodat je een ander telefoongesprek kunt voeren)
II de wacht
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɑxt]



Verbuigingen:

wacht|en (meerv.)
iemand die iets bewaakt


Voorbeelden:

`De wachten voor het paleis kijken strak voor zich uit.`,
`schildwacht`




Synoniemen:

wachter, bewaker
afwachten
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwɑxtə(n)]



Verbuigingen:

wachtte af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op iets wachten of wachten tot iets gebeurt


Voorbeelden:

`We wachten op het ontmoetingspunt je komst af.`,
`afwachten of iets een succes wordt`
inwachten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `inwachten`.

Dit woord staat wél in de database: •wachten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
opwachten
werkw.


Uitspraak:

['ɔpwɑxtə(n)]



Verbuigingen:

wachtte op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens op iemand wachten


Voorbeeld:

`je kind opwachten aan de schoolpoort
wachten
werkw.


Uitspraak:

['wɑxtə(n)]



Verbuigingen:

wachtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
blijven waar je bent of niets doen totdat er iets gebeurt


Voorbeelden:

`voor het stoplicht wachten`,
`Waar wacht je op?`,
`Ik wacht nog even met boeken totdat de reis definitief doorgaat.`,
`wachthokje`
Wacht eens even...
(<dit zeg je als je opeens iets bedenkt>) `Wacht eens even... is dat niet onze nieuwe buurman?`
Het wachten is op...
(<dit zeg je van iets dat je verwacht of waar je naar uitkijkt>) `Het wachten is op de eerste dode.`
je te wachten staan
(je zullen overkomen) `Wat voor rampen staan ons nog meer te wachten?`
niet zitten te wachten op iets of iemand
(niet verlangen naar de komst van iets of iemand of hopen dat iets niet gebeurt, iemand niet komt enz.) `Op zo'n nieuw kookboek zit toch niemand te wachten!`
Wacht maar!
(<als bedreiging of waarschuwing>) `Wacht maar, ze zijn nog niet van me af!`
zich wachten voor
reflexief werkw.


Uitspraak:

['wɑxtə(n) vor]



Verbuigingen:

wachtte zich voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich gewacht voor (volt.deelw.)
oppassen voor


Voorbeeld:

`Wacht je voor mensen die je goede raad willen geven.`




Synoniemen:

uitkijken voor, op je hoede zijn voor
de wachter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑxtər]



Verbuigingen:

wachter|s (meerv.)



de wachter|es
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wɑxtə'r|ɛs]



Verbuigingen:

wachteres|sen (meerv.)
iemand die iets bewaakt


Voorbeelden:

`parkeerwachter`,
`boswachter`




Synoniemen:

bewaker, wacht
het wachtgeld
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑxtxɛlt]



Verbuigingen:

wachtgeld|en (meerv.)
1) (tijdelijke) uitkering voor werkloos geworden politici en ambtenaren tot aan hun pensioen of totdat ze een andere betrekking hebben


Voorbeelden:

`wachtgeldregeling`,
`wachtgeldverzekering`



2) (tijdelijke) uitkering voor minderjarige schoolverlaters


Voorbeeld:

`Als je wachtgeld wilt ontvangen, moet je je zo snel mogelijk inschrijven bij de VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling).`
wachtgeldregeling
zelfst.naamw.
•een regeling waarbij iemand die tijdelijk werkloos wordt recht heeft op een uitkering
• Voorbeeld: `Deze wachtgeldregeling is zeker niet slecht te noemen. `
•tweede betekenisomschrijving.
• Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
•enz.
wachtlopen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wachtlopen`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
het wachthuisje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑxthœyʃə]



Verbuigingen:

wachthuisje|s (meerv.)
klein, open huisje dat je beschermt tegen het weer als je op iets wacht


Voorbeeld:

`Bij slecht weer staan alle reizigers in het wachthuisje op de bus te wachten`




Synoniem:

abri
de wachtkamer
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑxtkamər]



Verbuigingen:

wachtkamer|s (meerv.)
ruimte in een gebouw waar je moet wachten, bijvoorbeeld bij de dokter
de wachtkamer
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑxtkamər]



Verbuigingen:

wachtkamer|s (meerv.)
ruimte in een gebouw waar je moet wachten, bijvoorbeeld bij de dokter
de wachtlijst
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑxtlɛist]



Verbuigingen:

wachtlijst|en (meerv.)
lijst van personen die op hun beurt wachten


Voorbeeld:

`Er is een lange wachtlijst voor goedkope huurwoningen.`
de wachtlijst
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑxtlɛist]



Verbuigingen:

wachtlijst|en (meerv.)
de wachtlijst
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑxtlɛist]



Verbuigingen:

wachtlijst|en (meerv.)
de wachtrij
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑxtrɛi]



Verbuigingen:

wachtrij|en (meerv.)
opeenvolging van dingen of mensen die op hun beurt wachten


Voorbeelden:

`Er staan nog drie bestanden in de wachtrij van je printer.`,
`een lange wachtrij voor de ingang van het concertgebouw`
afwachten
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwɑxtə(n)]



Verbuigingen:

wachtte af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op iets wachten of wachten tot iets gebeurt


Voorbeelden:

`We wachten op het ontmoetingspunt je komst af.`,
`afwachten of iets een succes wordt`
de wachttijd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑxtɛit]



Verbuigingen:

wachttijd|en (meerv.)
periode dat je op iets of iemand moet wachten


Voorbeeld:

`De gemiddelde wachttijd bedraagt een tot twee weken.`
het wachtwoord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑxtwort]



Verbuigingen:

wachtwoord|en (meerv.)
geheim woord dat je moet zeggen of typen voor je toegang krijgt


Voorbeeld:

`een wachtwoord opgeven`




Synoniem:

paswoord
het wad
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɑt]



Verbuigingen:

wad|den (meerv.)
gebied dat bestaat uit zand en slijk en dat bij vloed onder water staat


Voorbeeld:

`wadfauna`
Wadden
zelfst.naamw.
een ondiep deel van de Noordzee tussen het vasteland en de reeks eilanden van Texel tot Rømø Voorbeeld: `De Wadden zijn ecologisch een kwetsbaar gebied. `
het waddengebied
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑdə(n)xəbit]



Verbuigingen:

waddengebied|en (meerv.)
geheel van kusten en eilanden waar wadden voorkomen


Voorbeeld:

`Het waddengebied loopt van Den Helder tot aan het Deense Esbjerg.`
waden
werkw.


Uitspraak:

['wadə(n)]



Verbuigingen:

waadde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft en is gewaad (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door ondiep water lopen


Voorbeeld:

`Verderop is een plaats waar je door de rivier kunt waden.`
de wadjan
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑdjɑn]



Verbuigingen:

wadjan|s (meerv.)
diepe koekenpan met een halfronde bodem van gietijzer of staal waarin je groenten en vlees kunt bakken


Voorbeeld:

`groentjes kort bakken in de wadjan`




Synoniem:

wok
wadlopen
zelfst.naamw.
het betreden van het wad bij laagwater
de wafel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wafəl]



Verbuigingen:

wafel|s, wafel|en (meerv.)
1) zoete koek met een patroon van vierkantjes culinair


Voorbeeld:

`een wafel met slagroom`



2) mond anatomieinformeel


Voorbeeld:

`Hou je wafel!`
wafelijzer
zelfst.naamw.
[kookkunst] een toestel waarin wafels gebakken worden
I de wagen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['waxə(n)]



Verbuigingen:

wagen|s (meerv.)
1) voertuig, meestal op vier wielen en zonder motor


Voorbeelden:

`aanhangwagen`,
`winkelwagentje`




Synoniem:

kar


2) auto


Voorbeeld:

`vrachtwagen`
II wagen
werkw.


Uitspraak:

['waxə(n)]



Verbuigingen:

waagde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets gevaarlijks of iets waarvan je niet goed weet of het zal lukken) doen


Voorbeelden:

`een poging wagen`,
`Hij waagde het erop en liet zijn paraplu thuis.`,
`Waag het niet om dichterbij te komen!`,
`Ik waag mij niet op het ijs.`,
`waaghals`




Synoniem:

riskeren
waggelen
werkw.


Uitspraak:

['wɑxələ(n)]



Verbuigingen:

waggelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaggeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
lopen waarbij de bovenkant van je lichaam van links naar rechts beweegt


Voorbeeld:

`De eendjes waggelden achter hun moeder aan.`
de wagon
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wa'xɔn]



Verbuigingen:

wagon|s (meerv.)
treinwagen zonder motor voor goederen of mensen ouderwets


Voorbeeld:

`In de achterste wagon was nog plaats.`




Synoniem:

rijtuig
het wak
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɑk]



Verbuigingen:

wak|ken (meerv.)
gat in het ijs


Voorbeeld:

`Er zitten twee eendjes in het wak.`
wake
zelfst.naamw.
een bijeenkomst om een overledene te herdenken Voorbeeld: `Na haar overlijden werd er een wake gehouden. `
wakeboarden
werkw.


Afbreekpatroon:

'wake - boar - den



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wakeboardde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewakeboard (volt.deelw.)
op een board over het water skiën waarbij hoge spectaculaire sprongen worden gemaakt sportwatersport


Voorbeeld:

`bij wakeboarden gaat het juist om de sprong hoog de lucht in
wakeboarden
werkw.


Afbreekpatroon:

'wake - boar - den



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wakeboardde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewakeboard (volt.deelw.)
op een board over het water skiën waarbij hoge spectaculaire sprongen worden gemaakt sportwatersport


Voorbeeld:

`bij wakeboarden gaat het juist om de sprong hoog de lucht in`
waken
werkw.


Uitspraak:

['wakə(n)]



Verbuigingen:

waakte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
wakker blijven


Voorbeeld:

`Ik heb de hele nacht bij hem gewaakt; tegen de ochtend ijlde hij niet meer.`




Antoniem:

slapen
waken over
werkw.


Uitspraak:

['wakə(n) ovər]



Verbuigingen:

waakte over (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaakt over (volt.deelw.)
passen op (iets of iemand) en beschermen


Voorbeeld:

`De commissie waakt over het welzijn van proefdieren.`
waken voor
werkw.


Uitspraak:

['wakə(n) vor]



Verbuigingen:

waakte voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaakt voor (volt.deelw.)
1) passen op (iets) en beschermen


Voorbeeld:

`We moeten waken voor onze persoonlijke vrijheid.`



2) proberen te voorkomen


Voorbeelden:

`We moeten waken voor al te voorbarige conclusies.`,
`De regering moet ervoor waken dat de bezuinigingen de zwaksten treffen.`
het wak
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɑk]



Verbuigingen:

wak|ken (meerv.)
gat in het ijs


Voorbeeld:

`Er zitten twee eendjes in het wak.`
gat in het ijs


Voorbeeld:

`Er zitten twee eendjes in het wak.`
gat in het ijs


Voorbeeld:

`Er zitten twee eendjes in het wak.`
wakker liggen van iets
(je zorgen maken over iets) `Daar lig ik niet wakker van.`
aanwakkeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈanwɑkərə(n)]



Verbuigingen:

wakkerde aan (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (van de wind of van vuur) heviger worden


Verbuigingen:

is aangewakkerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De wind wakkerde aan tot windkracht 7.`




Synoniem:

toenemen


2) heftiger doen worden


Verbuigingen:

heeft aangewakkerd (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`vuur aanwakkeren`,
`een discussie aanwakkeren`
wakvlakte
zelfst.naamw.
groot ijsvrij gebied temidden van pakijs Voorbeeld: `Een wakvlakte kan in de poolzee onstaan als er plek is waar warmer water opwelt. `
de wal
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɑl]



Verbuigingen:

wal|len (meerv.)
1) lange, kunstmatig aangelegde hoop grond of de muren rondom een stad of burcht


Voorbeeld:

`stadswal`
2) kunstmatig verstevigde begrenzing van water, bijvoorbeeld in een haven


Voorbeeld:

`aan wal gaan`
wallen onder de ogen hebben
(dikke, halve kringen onder je ogen hebben, bijvoorbeeld van vermoeidheid)
van wal steken
(beginnen te vertellen)
tussen wal en schip vallen
(nergens bij horen) `Veel vroegtijdige schoolverlaters vallen tussen wal en schip.`
de Walletjes
(de hoerenbuurt in Amsterdam)
de Waal
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wal]



Verbuigingen:

Walen (meerv.)



de Waal|se
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wal|sə]



Verbuigingen:

Waalse|n (meerv.)
inwoner van Wallonië


Voorbeeld:

`Walen en Vlamingen komen vaak niet goed overeen.`
Wales
zelfst.naamw.
een van de delen van het Verenigd Koninkrijk, gelegen op een groot eiland in het noordwesten van Europa
walgen
werkw.
hevige afkeer voelen voor iets
walgen
werkw.
hevige afkeer voelen voor iets
walgelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɑlxələk]
waar je een grote afkeer van hebt


Voorbeelden:

`Dat vind ik een walgelijke opmerking.`,
`Die thee is niet vies maar walgelijk.`




Synoniemen:

weerzinwekkend, afschuwelijk
walgen van
werkw.


Uitspraak:

['wɑlxə(n) vɑn]



Verbuigingen:

walgde van (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewalgd van (volt.deelw.)
een sterke afkeer hebben van


Voorbeelden:

`Ik walg van die urinelucht.`,
`Ik walg van dat soort mensen.`
de walging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɑlxɪŋ]



Verbuigingen:

walging|en (meerv.)
sterke afkeer van iets of iemand


Voorbeeld:

`je vol walging van iets afwenden`




Synoniemen:

afgrijzen, afschuw
walken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 5 resultaten voor `walken`.

Deze woorden staan wél in de database:
•alken•balken•stalken•tjalken•valken•waken•wakken•walden•walen•walgden•walgen•walk•walkeri•walkman•walkten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
walkeri
bijv.naamw.
[plantkunde] [dierkunde] Walkers, van Walker, een soortnaam Voorbeeld: `Cryptocoryne walkeri, Mustelus walkeri, Baryonyx walkeri `
walkman
zelfst.naamw.
een draagbare radio en/of cd-speler met koptelefoon Voorbeeld: `Hij loopt de hele dag met zo'n walkman op. `
Wallisiaans
zelfst.naamw
[taal] een taal die op Wallis en Futuna gesproken wordt Voorbeeld: `Wie kent de taal Wallisiaans? `
de walm
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɑlm]



Verbuigingen:

walm|en (meerv.)
dikke, vette rook of damp


Voorbeeld:

`Uit de snackbar kwam een vieze walm.`
walmen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `walmen`.
We hebben 6 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•galmen•halmen•palmen•psalmen•talmen•walden•walen•walgden•walgen•walkten•wallen•walm•walmden•walsen•walsten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de walnoot
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑlnot]



Verbuigingen:

wal|noten (meerv.)
vrucht van de walnotenboom met een harde, dikke schaal


Voorbeeld:

`een cake met stukjes walnoot`




Synoniem:

okkernoot
de walrus
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑlrʏs]



Verbuigingen:

walrus|sen (meerv.)
roofdier met lange witte slagtanden dat voorkomt bij de Noordpool


Voorbeeld:

`walrussensnor`
de wals
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɑls]



Verbuigingen:

wals|en (meerv.)
1) (machine of voertuig met een) grote, zware cilinder die over iets heen rolt om het plat te maken technisch


Voorbeeld:

`De wals reed langzaam over de nieuwe laag asfalt.`



2) dans voor twee personen in driekwartsmaat muziek


Voorbeelden:

`Engelse wals`,
`Weense wals`
walschot
zelfst.naamw.
•het zaad van een walvis [Weiland]

•spermaceti, de wasachtige substantie eertijds gewonnen uit de kop van de potvis

•tweede betekenisomschrijving.
• Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
•enz
Meer taalsites
Spellingleidraad (Taalunie)
Taaladvies (Taalunie)
Taaltelefoon.be
VRTtaal.net







Opzoeken:












walsen
werkw.


Uitspraak:

['wɑlsə(n)]



Verbuigingen:

walste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewalst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) plat(ter) maken met een wals (1)


Voorbeeld:

`staal walsen
2) de wals dansen


Voorbeeld:

`Ik kan niet walsen, maar ik kan wel salsa en bachata dansen.`
3) je glas wijn in cirkeltjes bewegen zodat het aroma van de wijn vrijkomt


Voorbeeld:

`Eerst walsen voordat je je wijn proeft!`
over iemand heen walsen
(iemand respectloos behandelen) `Ze voelt zich nu veel zelfverzekerder en laat niet meer over zich heen walsen door haar superieuren.`
het walstro
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑlstro
eenjarige kruidachtige plant met kleine gele of witte bloemetjes


Voorbeeld:

`Lievevrouwebedstro is een soort walstro.`
de walvis
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑlvɪs]



Verbuigingen:

walvis|sen (meerv.)
groot zoogdier dat op een vis lijkt en in zee leeft dierkunde


Voorbeeld:

`walvisvangst`
wam
zelfst.naamw.
•[f]/[m] een huidplooi die afhangt van de hals van een rund of een ander dier

•[f]/[m] een opengesneden buik van een vis

•[m] een soort duif; een duikvluchtduif
wamen
werkw.


Afbreekpatroon:

wa - men



Verbuigingen:

waamde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewaamd (volt.deelw.)
het opwellen van modder bij hoog water


Voorbeeld:

`Het woord 'wam' zou zijn afgeleid van 'wamen' ofwel modder doen opwellen.`
wammen
werkw.
de ingewanden van een opengesneden vis verwijderen Voorbeeld: `Die daar moeten nog gewamd worden. `
Wampar
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Papoea-Nieuw-Guinea gesproken wordt Voorbeeld: `Wie kent de taal Wampar goed? `
I wan
zelfst.naamw.
•[landbouw] een mand om koren te zuiveren van kaf en stro

•[techniek] blaasbalg van een smidse

II wan
bijv.naamw.

•[verouderd] schadelijk, slecht, verkeerd
het wanbeleid
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑnbəlɛit]
slecht beheer van iets


Voorbeeld:

`financiële wanbeleid`
wanboffen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wanboffen`.

Dit woord staat wél in de database: •wanboften

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de wand
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɑnt]



Verbuigingen:

wand|en (meerv.)
afscheiding die een ruimte begrenst


Voorbeelden:

`Er hangt een mooi schilderij aan de wand.`,
`wandspiegel`,
`scheepswand`,
`schuifwand`
de wandaad
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑndat]



Verbuigingen:

wan|daden (meerv.)
slechte daad


Voorbeeld:

`Hij besefte niet wat de gevolgen van zijn wandaad waren voor het slachtoffer.`




Synoniem:

misdaad
de wandaad
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑndat]



Verbuigingen:

wan|daden (meerv.)
slechte daad


Voorbeeld:

`Hij besefte niet wat de gevolgen van zijn wandaad waren voor het slachtoffer.`




Synoniem:

misdaad
Wandamen
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Dit bedrijf is gespecialiseerd in de taal Wandamen. `
wandbeen
zelfst.naamw.
[anatomie] één van de beenderen van de schedel Voorbeeld: `Op de afbeelding was het wandbeen duidelijk te zien. `
wannen
werkw.
graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen Voorbeeld: `Zij wannen het graan nog op ouderwetse wijze. `
omwandelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `omwandelen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
rondwandelen
werkw.


Uitspraak:

['rɔntwɑndələ(n)]



Verbuigingen:

wandelde rond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft rondgewandeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(doelloos) in verschillende richtingen wandelen


Voorbeeld:

`in je eentje rondwandelen in het bos om je zinnen te verzetten`
wandelaar
zelfst.naamw.
iemand die buitenshuis een stuk loopt Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er op de dijk een heel aantal wandelaars. `
wandelbrug
zelfst.naamw.
een brug waarover men kan lopen, maar die men niet met grotere voertuigen kan oversteken Voorbeeld: `Anders dan een fietsbrug heeft een wandelbrug nog wel eens trappen. `
wandelbrug
zelfst.naamw.
een brug waarover men kan lopen, maar die men niet met grotere voertuigen kan oversteken Voorbeeld: `Anders dan een fietsbrug heeft een wandelbrug nog wel eens trappen.
omwandelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `omwandelen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wandelen
werkw.


Uitspraak:

['wɑndələ(n)]



Verbuigingen:

wandelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewandeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
langzaam lopen voor je plezier, bijvoorbeeld in de natuur


Voorbeeld:

`Ik ga even een eindje wandelen.`




Synoniem:

een wandeling maken
iemand wandelen sturen
(zeggen dat iemand moet ophoepelen)
wandelend
bijv.naamw.
zich te voet voorbewegend, zich verplaatsend Voorbeeld: `In het Nederlandse Beek werd een wandelend echtpaar getroffen door de bliksem. `
wandelgangen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑndəlxɑŋə(n)]
in de wandelgangen

(<dit zeg je over een gerucht dat je vernomen hebt>) `In de wandelgangen wordt hij genoemd als de nieuwe directeur.`
wandelgebied
zelfst.naamw.
een gebied waarin men kan wandelen Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er in het wandelgebied een heel aantal wandelaars. `
de wandeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɑndəlɪŋ]



Verbuigingen:

wandeling|en (meerv.)
keer dat je wandelt


Voorbeelden:

`een wandeling maken`,
`Tijdens een wandeling in het bos, ontdekte ik een zeldzame paddenstoel.`
wandelkaart
zelfst.naamw.
een kaart waarop wandelpaden en wandelroutes staan aangegeven Voorbeeld: `Zij hadden voor hun wandelvakantie een halve tas vol wandelkaarten aangeschaft. `
wandelpad
zelfst.naamw.
een pad waarover men kan wandelen Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er zoveel mansen op het wandelpad dat het bijna niet meer te begaan was.
wandelpad
zelfst.naamw.
een pad waarover men kan wandelen Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er zoveel mansen op het wandelpad dat het bijna niet meer te begaan was. `
wandelpark
zelfst.naamw.
een park waarin men kan wandelen, en dat doorgaans niet met voertuigen te bezichtigen is Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er in het wandelpark een heel aantal bezoekers. `
wandelpas
zelfst.naamw.
•een manier van lopen waarbij men behoorlijk, maar ongehaast, doorloopt
• Voorbeeld: `Ik dacht dat ze nog vlakbij waren, maar ze hadden de wandelpas ingezet. `
•één stap gezet op een bovengenoemde manier
wandelpas
zelfst.naamw.
•een manier van lopen waarbij men behoorlijk, maar ongehaast, doorloopt
• Voorbeeld: `Ik dacht dat ze nog vlakbij waren, maar ze hadden de wandelpas ingezet. `
•één stap gezet op een bovengenoemde manier
wandelroute
zelfst.naamw.
een route die is uitgezet om bewandeld te worden Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer liepen veel mensen deze wandelroute
wandelschoen
zelfst.naamw.
een schoeisel dat speciaal geschikt is om grote wandelingen mee te maken
wandelschoen
zelfst.naamw.
een schoeisel dat speciaal geschikt is om grote wandelingen mee te maken
wandelsport
zelfst.naamw.
[sport] het wandelen als sport
wandelstaf
zelfst.naamw.
een mooie of bijzondere wandelstok Voorbeeld: `Ik heb mijn wandelstaf gekregen van een man die zolang men zich kan herinneren wandelstokken voor pelgrims maakt. `
wandelstok
zelfst.naamw.
stok die dient als steun bij het wandelen en beschermt tegen vallen Voorbeeld: `De oude man leunt zwaar op zijn wandelstok. `
de wandelstraat
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑndəlstrat]



Verbuigingen:

wandel|straten (meerv.)
straat die alleen door voetgangers gebruikt mag worden


Voorbeeld:

`winkel-wandelstraat`




Synoniem:

voetgangersstraat
de wandelstraat
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑndəlstrat]



Verbuigingen:

wandel|straten (meerv.)
straat die alleen door voetgangers gebruikt mag worden


Voorbeeld:

`winkel-wandelstraat`




Synoniem:

voetgangersstraat
wandelen
werkw.


Uitspraak:

['wɑndələ(n)]



Verbuigingen:

wandelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewandeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
langzaam lopen voor je plezier, bijvoorbeeld in de natuur


Voorbeeld:

`Ik ga even een eindje wandelen.`




Synoniem:

een wandeling maken
iemand wandelen sturen
(zeggen dat iemand moet ophoepelen)
wandeltocht
zelfst.naamw.
een lange wandeling Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren veel mensen een wandeltocht aan het maken. `
wandeltoerisme
zelfst.naamw.
een vorm van toerisme toegelegd op wandelen Voorbeeld: `Vanwege de schijnbare ongereptheid van het gebied komt er veel wandeltoerisme voor.
wandelvakantie
zelfst.naamw.
een vakantie waarin men voornamelijk wandelt, waarschijnlijk om van de ene overnachtingsplek naar de volgende te komen Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er veel mensen op wandelvakantie. `
wandelvakantie
zelfst.naamw.
een vakantie waarin men voornamelijk wandelt, waarschijnlijk om van de ene overnachtingsplek naar de volgende te komen Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er veel mensen op wandelvakantie. `
wandelvereniging
zelfst.naamw.
een vereniging die tot doel heeft de leden samen te laten wandelen Voorbeeld: `De wandelvereniging was leden kwijtgeraakt na de sluiting van het nabijgelegen natuurgebied. `
wandelvereniging
zelfst.naamw
een vereniging die tot doel heeft de leden samen te laten wandelen Voorbeeld: `De wandelvereniging was leden kwijtgeraakt na de sluiting van het nabijgelegen natuurgebied. `
wandelwagen
zelfst.naamw.
een wagen waarin jonge kinderen rondgereden kunnen worden Voorbeeld: `Zij hebben een wandelwagen waar twee kinderen in kunnen zitten. `
wandelwagen
zelfst.naamw.
een wagen waarin jonge kinderen rondgereden kunnen worden Voorbeeld: `Zij hebben een wandelwagen waar twee kinderen in kunnen zitten. `
wandelweer
zelfst.naamw.
•weer waarbij het lekker is om te wandelen
• Voorbeeld: `Het is echt wandelweer vandaag, laten we lekker een stuk gaan lopen. `
•weer in relatie tot de mogelijkheid tot wandelen
• Voorbeeld: `Het is slecht wandelweer vandaag, laten we maar thuisblijven. `
wannen
werkw.
graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen Voorbeeld: `Zij wannen het graan nog op ouderwetse wijze. `
wanderoe
zelfst.naamw.
[zoogdieren] 'Macaca silenus', een zwarte makaak of baardaap Voorbeeld: `Wanderoes worden ook wel leeuwenstaartmakaken genoemd. `
wandelvakantie
zelfst.naamw.
een vakantie waarin men voornamelijk wandelt, waarschijnlijk om van de ene overnachtingsplek naar de volgende te komen Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er veel mensen op wandelvakantie. `
wandelvereniging
zelfst.naamw.
een vereniging die tot doel heeft de leden samen te laten wandelen Voorbeeld: `De wandelvereniging was leden kwijtgeraakt na de sluiting van het nabijgelegen natuurgebied. `
wandelvereniging
zelfst.naamw.
een vereniging die tot doel heeft de leden samen te laten wandelen Voorbeeld: `De wandelvereniging was leden kwijtgeraakt na de sluiting van het nabijgelegen natuurgebied. `
wandelwagen
zelfst.naamw.
een wagen waarin jonge kinderen rondgereden kunnen worden Voorbeeld: `Zij hebben een wandelwagen waar twee kinderen in kunnen zitten. `
wandelwagen
zelfst.naamw.
een wagen waarin jonge kinderen rondgereden kunnen worden Voorbeeld: `Zij hebben een wandelwagen waar twee kinderen in kunnen zitten. `
wandelweer
zelfst.naamw.
•weer waarbij het lekker is om te wandelen
• Voorbeeld: `Het is echt wandelweer vandaag, laten we lekker een stuk gaan lopen. `
•weer in relatie tot de mogelijkheid tot wandelen
• Voorbeeld: `Het is slecht wandelweer vandaag, laten we maar thuisblijven. `
wannen
werkw.
graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen Voorbeeld: `Zij wannen het graan nog op ouderwetse wijze. `
wanderoe
zelfst.naamw.
[zoogdieren] 'Macaca silenus', een zwarte makaak of baardaap Voorbeeld: `Wanderoes worden ook wel leeuwenstaartmakaken genoemd. `
wane
werkw.
•gemakkelijk voelen.

•emotioneel zijn.
wanen
werkw.
[refl] 'zich ~': zich iets inbeelden wat niet waar is; een onterechte veronderstelling Voorbeeld: `Hij waande zich in de zevende hemel. ` Voorbeeld: `Het voetbalteam waande zich veilig na de 2-0 voorsprong. `
de wang
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɑŋ]



Verbuigingen:

wang|en (meerv.)
deel van je gezicht tussen je oren, neus en mond anatomie


Voorbeelden:

`bolle wangen`,
`Hij kuste haar op de wang.`
het wangedrag
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑnxədrɑx]
slecht, vervelend gedrag


Voorbeeld:

`het wangedrag van de supporters`
de wang
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɑŋ]



Verbuigingen:

wang|en (meerv.)
deel van je gezicht tussen je oren, neus en mond anatomie


Voorbeelden:

`bolle wangen`,
`Hij kuste haar op de wang.`
wangunstig
bijv.naamw.
iemand niet gunnen dat die iets heeft dat men zelf wil hebben
de wanhoop
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑnhop]
heftig gevoel dat je niets meer kunt veranderen aan een treurige of gevaarlijke situatie


Voorbeelden:

`Zijn ontslag dreef hem tot wanhoop.`,
`In wanhoop sprong hij naar beneden.`,
`Hij was de wanhoop nabij.`




Synoniem:

vertwijfeling
de wanhoopsdaad
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑnhopsdat]



Verbuigingen:

wanhoops|daden (meerv.)
iets dat je doet als je wanhopig bent


Voorbeeld:

`Zijn zelfmoord was een wanhoopsdaad; hij kon er niet meer tegen.`
wanhopen
werkw.


Uitspraak:

['wɑnhopə(n)]



Verbuigingen:

wanhoopte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewanhoopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voelen dat je niets meer kunt veranderen aan een treurige of gevaarlijke situatie


Voorbeeld:

`Niet wanhopen, het komt allemaal wel in orde!`




Synoniem:

de moed opgeven
wanhopen
werkw.


Uitspraak:

['wɑnhopə(n)]



Verbuigingen:

wanhoopte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewanhoopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voelen dat je niets meer kunt veranderen aan een treurige of gevaarlijke situatie


Voorbeeld:

`Niet wanhopen, het komt allemaal wel in orde!`




Synoniem:

de moed opgeven
wanhopig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɑn'hopəx]
met een gevoel van wanhoop


Voorbeelden:

`Hij deed een wanhopige poging om aandacht te krijgen.`,
`Wanhopig doorzocht ze haar tas.`




Synoniemen:

radeloos, vertwijfeld
wankel
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɑŋkəl]
wie of wat niet stevig staat en gemakkelijk uit balans kan raken


Voorbeelden:

`een wankel tafeltje`,
`De peuter zette enkele wankele pasjes en viel toen voorover.`,
`een wankel evenwicht tussen veiligheid en privacy`




Antoniem:

stabiel



Synoniemen:

instabiel, labiel
wankelbaar
bijv.naamw.
in staat of geneigd te wankelen Voorbeeld: `Zijn wankelbaar optreden zette een vraagteken achter zijn geloofwaardigheid. `
wankelen
werkw.


Uitspraak:

['wɑŋkələ(n)]



Verbuigingen:

wankelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewankeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) heen en weer bewegen en daardoor dreigen het evenwicht te verliezen


Voorbeeld:

`De kostbare vaas wankelde even, maar bleef gelukkig staan.`




Synoniem:

wiebelen


2) niet meer zeker of vast zijn


Voorbeeld:

`Mijn geloof in jou is aan het wankelen gebracht.`
wankelen
werkw.


Uitspraak:

['wɑŋkələ(n)]



Verbuigingen:

wankelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewankeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) heen en weer bewegen en daardoor dreigen het evenwicht te verliezen


Voorbeeld:

`De kostbare vaas wankelde even, maar bleef gelukkig staan.`




Synoniem:

wiebelen


2) niet meer zeker of vast zijn


Voorbeeld:

`Mijn geloof in jou is aan het wankelen gebracht.`
wankelmoedig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɑŋkəl'mudəx]
met weinig zelfvertrouwen en gemakkelijk van mening veranderend


Voorbeeld:

`de wankelmoedige houding van de toenmalige regering`




Synoniem:

onzeker
wankelmotor
zelfst.naamw.
[motortechniek] een verbrandingsmotor die niet met cilindervormige, heen en weer gaande zuigers werkt, maar met een driehoekige, roterende zuiger die in een trommel zit Voorbeeld: `Ik heb gehoord dat een wankelmotor minder trilt. `
wankelmotor
zelfst.naamw.
[motortechniek] een verbrandingsmotor die niet met cilindervormige, heen en weer gaande zuigers werkt, maar met een driehoekige, roterende zuiger die in een trommel zit Voorbeeld: `Ik heb gehoord dat een wankelmotor minder trilt. `
wanklank
zelfst.naamw.
•een geluid dat de muziek verstoort
• Voorbeeld: `De voobijrazende brandweer veroorzaakte met zijn luide sirene een wanklank tijdens het concert. `
•'overdrachtelijk' een gebeurtenis of daad die de sfeer bederft
• Voorbeeld: `De enige wanklank tijdens het geslaagde feest was de ruzie die uitbrak tussen de broer van de bruidegom en die van de bruid. `
I wanneer
bijwoord


Uitspraak:

['wɑ'ner]


op welk moment


Voorbeelden:

`Ik weet nog niet wanneer ik op vakantie ga.`,
`Wanneer is er sprake van een depressie?`





II wanneer
conjunction


Uitspraak:

['wɑ'ner]
op het moment dat


Voorbeelden:

`We beginnen wanneer het helemaal stil is.`,
`Wanneer ik wakker word, weet ik soms nog wat ik gedroomd heb.`




Synoniem:

als
wannen
werkw.
graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen Voorbeeld: `Zij wannen het graan nog op ouderwetse wijze. `
de wanorde
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑnɔrdə]
gebrek aan orde


Voorbeeld:

`Het leger vluchtte in wanorde.`




Antoniem:

orde



Synoniem:

chaos
wanordelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɑn'ɔrdələk]
met een gebrek aan orde


Voorbeelden:

`een wanordelijke toestand`,
`Zijn kleren liggen wanordelijk verspreid over zijn kamer.`




Synoniemen:

chaotisch, rommelig
I de want
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɑnt]



Verbuigingen:

want|en (meerv.)
kledingstuk voor de hand met een aparte ruimte voor de duim


Voorbeelden:

`een paar wollen wanten`,
`ovenwant`
II want
conjunction


Uitspraak:

[wɑnt]
<na dit woord noem je de reden>



Voorbeeld:

`Ik ga niet naar buiten, want het regent.`




Synoniem:

omdat
wanten
werkw.
[scheepvaart], [verouderd] werk aan het scheepswant verrichten
wantij
zelfst.naamw.
een plaats in het rivierengebied die van meer dan één zijde bereikt wordt door de opkomende vloed Voorbeeld: `Ten oosten van Dordrecht ligt een wantij. `
de wantoestand
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑntustɑnt]



Verbuigingen:

wantoestand|en (meerv.)
slechte, onaanvaardbare toestand van iets


Voorbeeld:

`Campagne voeren tegen de wantoestanden in sommige weeshuizen.`




Synoniem:

schande
de wantoestand
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑntustɑnt]



Verbuigingen:

wantoestand|en (meerv.)
slechte, onaanvaardbare toestand van iets


Voorbeeld:

`Campagne voeren tegen de wantoestanden in sommige weeshuizen.`




Synoniem:

schande
I het wantrouwen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑntrɑuwə(n)]
gevoel dat je iets of iemand niet vertrouwt


Voorbeeld:

`een groot wantrouwen tegen de politiek`




Antoniem:

vertrouwen



Synoniemen:

achterdocht, argwaan
II wantrouwen
werkw.


Uitspraak:

['wɑntrɑuwə(n)]



Verbuigingen:

wantrouwde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewantrouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet vertrouwen


Voorbeeld:

`Wantrouw e-mails met bijlagen van onbekende afzenders.`




Antoniem:

vertrouwen
wantrouwend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɑn'trɑuwənt]
als je geen vertrouwen in iets of iemand hebt


Voorbeeld:

`Een wantrouwende houding aannemen als iemand je aan de telefoon zegt dat je een miljoen gewonnen hebt.`




Synoniem:

wantrouwig
wantrust
zelfst.naamw.
[scheepvaart] een stevige klamp of brede rand die buitenboord op dekhoogte van een zeilschip is aangebracht, om er het want aan te bevestigen Voorbeeld: `De bevestigingspunten voor de wanten (puttings) zijn op de wantrust aangebracht. `
de wants
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɑn(t)s]



Verbuigingen:

wants|en (meerv.)
insect dat is veel verschillende soorten voorkomt


Voorbeelden:

`Veel mensen hebben nog nooit een wants gezien en toch komen er hier honderden soorten voor.`,
`bedwants`
wantsenorchis
zelfst.naamw.
[plantkunde] De wantsenorchis [species|Anacamptis coriophora], synoniem: [species|Orchis coriophora] is een vaste plant, die behoort tot de orchideeënfamilie [species|Orchidaceae].
wanttalie
zelfst.naamw.
[scheepvaart] een takel tussen putting en want om het want te spannen Voorbeeld: `De wanttalie is een voorloper van de schroefspanner, een talreep met of zonder blokken. `
wanten
werkw.
[scheepvaart], [verouderd] werk aan het scheepswant verrichten
wanten
werkw
[scheepvaart], [verouderd] werk aan het scheepswant verrichten
Wanukaka
zelfst.naamw.
[taal] een Austronesische taal die gesproken wordt in Indonesië
de WAO
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wea'o]
<Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering>
Nederlandse wet die van toepassing is op zieke of gehandicapte werknemers die voor een lange periode niet kunnen werken


Voorbeeld:

`WAO'er`
wappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'wap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wapte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewapt (volt.deelw.)
1) via een wapverbinding e-mailen en internetten computer


Voorbeeld:

`wappen gaat minder snel dan via een normale internetverbinding`




Synoniem:

internetten op je gsm


2) onder invloed van drugs sex hebben


Voorbeeld:

`XTC en GHB zijn de meest gebruikte drugs bij het wappen omdat ze een ongeremd gevoel geven`
het wapen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wapə(n)]



Verbuigingen:

wapen|s (meerv.)
1) voorwerp waarmee je mensen en dieren kunt aanvallen, of jezelf kunt verdedigen, zoals een geweer


Voorbeelden:

`steekwapen`,
`vuurwapen
2) teken, meestal in de vorm van een gekleurd schild, als symbool voor een familie of een land


Voorbeeld:

`familiewapen`




Synoniem:

blazoen
een wapen in de strijd tegen iets
(een middel om iets te bestrijden) `Onderwijs is een doeltreffend wapen in de strijd tegen kinderarbeid.`
naar de wapens grijpen
(beginnen te vechten)
de wapens neerleggen
(ophouden met vechten of je overgeven)
het wapenarsenaal
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wapə(n)ɑrsənal]



Verbuigingen:

wapenarse|nalen (meerv.)
1) ruimte waarin wapens bewaard worden


Voorbeeld:

`een wapenarsenaal ontdekken met een hele reeks jachtgeweren`




Synoniem:

wapenkamer


2) groot aantal wapens bijeen


Voorbeeld:

`Een huurmoordenaar die een indrukwekkend wapenarsenaal in zijn auto heeft liggen.`
wapenen
werkw.


Uitspraak:

['wapənə(n)]



Verbuigingen:

wapende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewapend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met wapens uitrusten


Voorbeeld:

`een leger soldaten wapenen`



2) tegen iets of iemand beschermen of bestand maken


Voorbeelden:

`je tegen de kou wapenen`,
`Gewapend met de nodige kennis...`
wapenen
werkw.


Uitspraak:

['wapənə(n)]



Verbuigingen:

wapende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewapend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met wapens uitrusten


Voorbeeld:

`een leger soldaten wapenen`



2) tegen iets of iemand beschermen of bestand maken


Voorbeelden:

`je tegen de kou wapenen`,
`Gewapend met de nodige kennis...`
de wapendracht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wapə(n)drɑxt]
het in bezit zijn van één of meerdere wapens


Voorbeeld:

`wapendrachtvergunning`




Synoniem:

wapenbezit
wapenembargo
zelfst.naamw.
[politiek] een internationale sanctie waarbij een partij geen wapens kan aankopen Voorbeeld: `Er werd een wapenembargo afgekondigd. `
wapenkamer
zelfst.naamw.
[bouwkunde] een ruimte ingericht voor het bewaren van wapens Voorbeeld: `Zijn wapenkamer was goed gevuld. `
wapenmeester
zelfst.naamw.
[beroep]
het wapen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wapə(n)]



Verbuigingen:

wapen|s (meerv.)
1) voorwerp waarmee je mensen en dieren kunt aanvallen, of jezelf kunt verdedigen, zoals een geweer


Voorbeelden:

`steekwapen`,
`vuurwapen`
2) teken, meestal in de vorm van een gekleurd schild, als symbool voor een familie of een land


Voorbeeld:

`familiewapen`




Synoniem:

blazoen
een wapen in de strijd tegen iets
(een middel om iets te bestrijden) `Onderwijs is een doeltreffend wapen in de strijd tegen kinderarbeid.`
naar de wapens grijpen
(beginnen te vechten)
de wapens neerleggen
(ophouden met vechten of je overgeven)
het wapenschild
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wapə(n)sxɪlt]



Verbuigingen:

wapenschild|en (meerv.)
bord of schild met daarop een symbool dat verwijst naar een adellijke familie, een stad, een land etc.


Voorbeeld:

`het Wapenschild van de stad Antwerpen`
wapenspreuk
zelfst.naamw.
[adel] een korte tekst die de bedoeling van iets weergeeft
de wapenstilstand
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wapə(n)stɪlstɑnt]



Verbuigingen:

wapenstilstand|en (meerv.)
afspraak om tijdelijk te stoppen met vechten defensie


Voorbeeld:

`Op de Dag van de Wapenstilstand wordt in België het einde van de Eerste Wereldoorlog herdacht.`




Synoniem:

bestand
de wapenstok
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wapə(n)stɔk]



Verbuigingen:

wapenstok|ken (meerv.)
korte, harde staaf waarmee je iemand kunt slaan


Voorbeeld:

`Wapenstokken worden soms door de politie gebruikt bij rellen.`
wapenen
werkw.


Uitspraak:

['wapənə(n)]



Verbuigingen:

wapende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewapend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met wapens uitrusten


Voorbeeld:

`een leger soldaten wapenen`



2) tegen iets of iemand beschermen of bestand maken


Voorbeelden:

`je tegen de kou wapenen`,
`Gewapend met de nodige kennis...`
wapenverkoop
zelfst.naamw.
het verkopen van wapen en toebehoren Voorbeeld: `De VS hebben de grootste wapenverkoop in hun geschiedenis afgesloten met Saoedi-Arabië. `
wappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'wap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wapte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewapt (volt.deelw.)
1) via een wapverbinding e-mailen en internetten computer


Voorbeeld:

`wappen gaat minder snel dan via een normale internetverbinding`




Synoniem:

internetten op je gsm


2) onder invloed van drugs sex hebben


Voorbeeld:

`XTC en GHB zijn de meest gebruikte drugs bij het wappen omdat ze een ongeremd gevoel geven`
wapperen
werkw.


Uitspraak:

['wɑpərə(n)]



Verbuigingen:

wapperde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewapperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van haar of een stuk stof) bewegen in de wind


Voorbeelden:

`wapperende vlaggen`,
`Met wapperende haren draafde ze door het bos.`
in de war
(verward, verstrooid of verstoord) `Je bent in de war: vandaag is het donderdag, niet vrijdag.`
in de war schoppen
(verstoren) `De ziekte schopte haar toekomstplannen danig in de war.`
de waranda
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wa'rɑnda]



Verbuigingen:

waranda|'s (meerv.)
overdekte galerij die aan een huis is gebouwd


Voorbeeld:

`warandadeur`




Synoniem:

veranda
Waray-Waray
zelfst.naamw.
[taal] een taal met 2,5 miljoen sprekers op Samar-Leyte in de Filippijnen Voorbeeld: `Het Waray-Waray is een handelstaal. `
de warboel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑrbul]
grote wanorde


Antoniem:

orde



Synoniem:

chaos
warren
werkw.


Verbuigingen:

warde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geward (volt.deelw.)
het door elkaar roeren van haring en zout (verouderd) visserij


Voorbeeld:

`De verse vis werd vanuit de manden in de warrebak gestort, en vervolgens met zout geward.`




Synoniemen:

verwarren, mengen
wardriven
werkw.


Afbreekpatroon:

'war - dri - ven



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wardrivede (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewardrived (volt.deelw.)
het localiseren en vastleggen van de aanwezigheid van draadloze netwerken


Voorbeeld:

`Wardriven valt onder de vrijheid van de ontvangst van ethersignalen en is dus niet strafbaar.`
wardriven
werkw.


Afbreekpatroon:

'war - dri - ven



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wardrivede (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewardrived (volt.deelw.)
het localiseren en vastleggen van de aanwezigheid van draadloze netwerken


Voorbeeld:

`Wardriven valt onder de vrijheid van de ontvangst van ethersignalen en is dus niet strafbaar.`
waren
werkw
doelloos en rusteloos ronddwalen Voorbeeld: `Nog lang waarden de bendes plunderend door het hulpeloze land. `
het warenhuis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['warə(n)hœys]



Verbuigingen:

waren|huizen (meerv.)
grote winkel of verzameling winkels in één gebouw waar je van alles kunt kopen


Voorbeelden:

`Toen ik het warenhuis verliet, ging het alarm af.`,
`warenhuisketen`
het warenhuis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['warə(n)hœys]



Verbuigingen:

waren|huizen (meerv.)
grote winkel of verzameling winkels in één gebouw waar je van alles kunt kopen


Voorbeelden:

`Toen ik het warenhuis verliet, ging het alarm af.`,
`warenhuisketen`
het warhoofd
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑrhoft]



Verbuigingen:

warhoofd|en (meerv.)
iemand die vaak verstrooid of in de war is


Voorbeeld:

`Mijn jongste dochter is een echt warhoofd. Als ik haar schoolboeken 's morgens niet klaarleg, vergeet ze die nog.`
Warlpiri
zelfst.naamw
[taal] een inheemse taal van het Noordelijk Territorium van Australië met een kleine 3000 sprekers. Voorbeeld: `De sprekers van het Warlpiri leiden een nomadisch bestaan. `
warm
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɑrm]
1) met een tamelijk hoge temperatuur, tussen lauw en heet in


Voorbeelden:

`Het is vrij warm voor de tijd van het jaar.`,
`Ik heb het warm.`,
`een warme jas`,
`warmwaterkraan`




Antoniemen:

koud, koel, fris, ,


2) met een gevoel van sympathie


Voorbeelden:

`Ik koester warme gevoelens voor haar.`,
`Hij is een warm voorstander van economische samenwerking.`,
`een warm aanbevolen boek`




Synoniem:

hartelijk
opwarmen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpwɑrmə(n)]



Verbuigingen:

warmde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgewarmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
opnieuw warm maken


Voorbeeld:

`het restje eten nog even opwarmen in de magnetron`
warmbloedig
bijv.naamw.
•[biologie] de eigen lichaamstemperatuur regulerend
• Voorbeeld: `Warmbloedige dieren hoeven hun lichaamstemperatuur niet te beïnvloeden met hun gedrag. `
•emotioneel betrokken
• Voorbeeld: `Hij is echt een warmbloedige vriend, hij is altijd enorm betrokken als er wat is `
•temperamentvol.
• Voorbeeld: `Hij is erg warmbloedig, als je het niet met hem eens bent moet je je stilhouden of voorbereiden op een heftige discussie.
opwarmen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpwɑrmə(n)]



Verbuigingen:

warmde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgewarmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
opnieuw warm maken


Voorbeeld:

`het restje eten nog even opwarmen in de magnetron`
warmen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `warmen`.

Deze woorden staan wél in de database:
•alarmen•armen•darmen•omarmen•wamen•wammen•warden•waren•warm•warmden•Waropen•warren•wormen•wurmen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
warmlopen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `warmlopen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de warming-up
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɔ:rmɪŋ'ʏp]



Verbuigingen:

warming-up|s (meerv.)
oefeningen die je doet om je spieren los te maken sport


Voorbeeld:

`Een warming-up voor elke training of wedstrijd verkleint de kans op blessures.`




Synoniem:

opwarming
warmen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `warmen`.

Deze woorden staan wél in de database:
•alarmen•armen•darmen•omarmen•wamen•wammen•warden•waren•warm•warmden•Waropen•warren•wormen•wurmen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de warmte
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɑrmtə]
1) tamelijk hoge temperatuur


Voorbeeld:

`Door de warmte zijn enkele wandelaars onwel geworden.`




Antoniem:

koude



Synoniem:

kou


2) warm (2) gevoel


Voorbeeld:

`De menselijke warmte verdwijnt uit de zorg.`
warmte-krachtcentrale
zelfst.naamw.
is een thermische centrale bedoeld waarbij de restwarmte ook wordt gebruikt. Bijvoorbeeld een verbrandingsmotor die een dynamo (generator) aandrijft en waarbij de restwarmte in het koelwater en uitlaatgassen wordt gebruikt om in de omgeving een object (huis, kas) te verwarmen.
warmteoverdracht
zelfst.naamw.
is de flux (stroming) van energie in de vorm van warmte van locaties met een hogere naar locaties met een lagere temperatuur.
de warmtepomp
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑrmtəpɔmp]



Verbuigingen:

warmtepomp|en (meerv.)
apparaat dat warmte verplaatst van de ene omgeving naar een andere


Voorbeeld:

`De warmtepomp die de winkelvitrines koelt, levert 's winters warmte voor de winkelruimte.`
de warmtepomp
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑrmtəpɔmp]



Verbuigingen:

warmtepomp|en (meerv.)
apparaat dat warmte verplaatst van de ene omgeving naar een andere


Voorbeeld:

`De warmtepomp die de winkelvitrines koelt, levert 's winters warmte voor de winkelruimte.`
warmtewisselaar
zelfst.naamw.
een apparaat dat warmte van het ene medium (vloeistof, gas) overbrengt naar het andere
warnet
zelfst.naamw.
•net dat verward is
• Voorbeeld: `Dat warnet dient nergens meer toe; je zou het beter weggooien. `
•gewestelijk fijnmazig net waarin dieren, in het bijzonder vissen, verward geraken
• Voorbeeld: `Vele zalmen raakten verstrikt in het warnet van de visser. `
•[figuurlijk] geheel van verward door elkaar lopende delen
• Voorbeeld: `Een warnet van intriges kenmerkt de meeste soapseries. `
•[letterwoord|ind] internetcafé
Waropen
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Dit bedrijf is gespecialiseerd in de taal Waropen. `
warrelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `warrelen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•dwarrelen•warrel•warrelden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
warren
werkw.


Verbuigingen:

warde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geward (volt.deelw.)
het door elkaar roeren van haring en zout (verouderd) visserij


Voorbeeld:

`De verse vis werd vanuit de manden in de warrebak gestort, en vervolgens met zout geward.`




Synoniemen:

verwarren, mengen
warrig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɑrəx]
verward


Voorbeeld:

`Hij vertelde een warrig verhaal.`




Synoniemen:

onsamenhangend, chaotisch
wars
bijv.naamw.
~ van: afkerig Voorbeeld: `Hij is wars van opsmuk. `
wars van
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɑrs vɑn]
als je iets vervelend vindt


Voorbeeld:

`Hij is wars van geroddel.`




Synoniemen:

afkerig van, niet gesteld op
Warschau
zelfst.naamw.
[toponiem|land=Polen] hoofdstad van Polen Voorbeeld: `Volgende maand gaan we op reis naar Warschau. `
warren
werkw.


Verbuigingen:

warde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geward (volt.deelw.)
het door elkaar roeren van haring en zout (verouderd) visserij


Voorbeeld:

`De verse vis werd vanuit de manden in de warrebak gestort, en vervolgens met zout geward.`




Synoniemen:

verwarren, mengen
de wartaal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑrtal]
onbegrijpelijke woorden


Voorbeeld:

`Hij was zo dronken dat hij alleen maar wartaal uitsloeg.`




Synoniem:

onzin
I de (m)/het was
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɑs]



Verbuigingen:

was|sen (meerv.)
1) zachte, vette stof waarvan bijvoorbeeld kaarsen gemaakt zijn of waarmee je boent


Voorbeelden:

`bijenwas`,
`Elke maand zet hij zijn auto in de was.`
als was in iemands handen zijn
(alles doen wat iemand zegt, zonder je te verzetten)
goed in de slappe was zitten
(veel geld hebben)
II de was
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɑs]
1) keer dat je kleren wast


Voorbeelden:

`de was doen`,
`Ik moet nog een was draaien.`,
`handwas`



2) kleren, handdoeken enz. die gewassen (moeten) worden of net gewassen zijn


Voorbeelden:

`wasmand`,
`wasrek`




Synoniem:

wasgoed



de vuile was buiten hangen

(de problemen in je familie of op je werk openbaar maken)
aanwassen
werkw.
toenemen, aangroeien Voorbeeld: `De rivier wies door de overvloedige regenval sterk aan en trad buiten zijn oevers. ` Voorbeeld: `Het oproer wies aan en verbreidde zich ongehinderd over de stad.'<ref>De patriottentijd, hoofdzakelijk naar buitenlandsche bescheiden..H.Th Colenbrander; Martinus Nijhoff 1899</ref> `
afwassen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwɑsə(n)]



Verbuigingen:

waste af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewassen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door wassen schoonmaken


Voorbeeld:

`Glazen kun je beter met de hand afwassen.`
omwassen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `omwassen`.

Dit woord staat wél in de database: •opwassen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
opwassen
werkw.
groot worden Voorbeeld: `Donald Slovik was de jongen<br>van een Poolse emigrant,<br>die, door broodsgebrek gedwongen,<br>uitweek naar ‘t Beloofde Land.<br><br>Hij wies op in armenwijken<br>als de zondebok der school<br>want boefjes, zijn gelijken,<br>negeerden de schuwe Pool..<ref>De Roode Burcht 1963</ref> `
schoonwassen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `schoonwassen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
uitwassen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 5 resultaten voor `uitwassen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•uitwissen•wassen•witwassen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
witwassen
werkw.


Uitspraak:

['wɪtwɑsə(n)]



Verbuigingen:

waste wit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft witgewassen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de herkomst verbergen van (illegaal verdiend of gestolen geld) om het legaal te kunnen investeren of te beleggen


Synoniem:

witten (2)
de wasautomaat
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑsɑutomat]



Verbuigingen:

wasauto|maten (meerv.)
elektrisch apparaat waarin je kleren, handdoeken enz. kunt stoppen om ze te wassen technisch


Synoniem:

wasmachine
de wasbak
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑzbɑk]



Verbuigingen:

wasbak|ken (meerv.)
bak aan de muur met of onder een waterkraan


Voorbeeld:

`De wasbak is verstopt.`




Synoniem:

wastafel
de wasbeer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑzber]



Verbuigingen:

was|beren (meerv.)
roofdier dat je herkent aan zijn grijze vacht en gestreepte staart


Voorbeeld:

`de gewone wasbeer`
wasbeerhond
zelfst.naamw.
[dierkunde] 'Nycterentes procyonoides', een zoogdier en roofdier uit de familie 'Canidae '
de wasbeer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑzber]



Verbuigingen:

was|beren (meerv.)
roofdier dat je herkent aan zijn grijze vacht en gestreepte staart


Voorbeeld:

`de gewone wasbeer`
wasdraad
zelfst.naamw.
vooral in België en Limburg waslijn, drooglijn
wasdroger
zelfst.naamw.
een toestel om de kleding die uit de wasmachine komt te drogen Voorbeeld: `De wasdroger is alweer kapot. `
uitwasemen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `uitwasemen`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wasemen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `wasemen`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •wasemden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de wasemkap
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wasəmkɑp]



Verbuigingen:

wasemkap|pen (meerv.)
luchtpomp boven de kookplaat om stoom en luchtjes weg te zuigen


Voorbeeld:

`de filter van je wasemkap vervangen`




Synoniemen:

afzuigkap, dampkap
de wasemkap
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wasəmkɑp]



Verbuigingen:

wasemkap|pen (meerv.)
luchtpomp boven de kookplaat om stoom en luchtjes weg te zuigen


Voorbeeld:

`de filter van je wasemkap vervangen`




Synoniemen:

afzuigkap, dampkap
het wasgoed
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑsxut]
kleren, handdoeken enz. die gewassen (moeten) worden of net gewassen zijn


Voorbeeld:

`Overal in de straat hangt wasgoed te drogen.`




Synoniem:

was
de washand
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑshɑnt]



Verbuigingen:

washand|en (meerv.)
zakje waar je je hand in kunt steken om je te wassen


Voorbeeld:

`Hij hield het washandje onder de kraan en wreef het in met zeep.`




Synoniem:

washandje
waskeuken
zelfst.naamw.
een wasruimte aangebouwd aan de eigenlijke keuken
de wasknijper
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑsknɛipər]



Verbuigingen:

wasknijper|s (meerv.)
voorwerp waarmee je wasgoed of andere dingen op een drooglijn of wasrek kunt klemmen


Voorbeeld:

`houten wasknijpers`




Synoniem:

knijper
de waslijn
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑslɛin]



Verbuigingen:

waslijn|en (meerv.)
lang, stevig stuk touw of draad waar je je was aan ophangt


Voorbeeld:

`Je was alleen buiten op de waslijn hangen als het mooi weer is.`
de wasmachine
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɑsmaʃinə]



Verbuigingen:

wasmachine|s (meerv.)
elektrisch apparaat waarin je kleren, handdoeken enz. kunt stoppen om ze te wassen


Voorbeeld:

`Heb je wel zeep in de wasmachine gedaan?`




Synoniem:

wasautomaat
de wasmand
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑsmɑnt]



Verbuigingen:

wasmand|en (meerv.)
mand of bak voor je wasgoed


Voorbeelden:

`een plastic wasmand`,
`je vieze sokken in de wasmand gooien`
het wasmiddel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑsmɪdəl]



Verbuigingen:

wasmiddel|en (meerv.)
stof die je aan water toevoegt om iets te wassen, bijvoorbeeld zeep


Voorbeeld:

`een vloeibaar wasmiddel`
het wasprogramma
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑsproxrɑma]



Verbuigingen:

wasprogramma|'s (meerv.)
reeks functies die een wasmachine bij een bepaalde instelling na elkaar afwerkt


Voorbeeld:

`wolwasprogramma`
het wasrek
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑsrɛk]



Verbuigingen:

wasrek|ken (meerv.)
rek (1) dat dient om je natte wasgoed aan op te hangen


Voorbeeld:

`een wasrek dat je aan je radiator kunt hangen zodat je was sneller droogt`
wassen
werkw.


Uitspraak:

['wɑsə(n)]



Verbuigingen:

waste (verl.tijd )Toon alle vervoegingen
1) (kleren, iemand, een auto enz. ) schoonmaken met water


Voorbeelden:

`Heb je je handen gewassen?`,
`Ik heb me al twee dagen niet gewassen.`



2) groter of meer worden


Synoniem:

groeien
wassend water
(water waarvan het peil hoger wordt, als het vloed is of bij een overstroming)
flink uit de kluiten gewassen zijn
(groot, flink in zijn soort zijn) `een flink uit de kluiten gewassen jongen`
wassende maan
(de maan kort na nieuwe maan, toenemend ) `Wassende maan isde fase waarin de maan ‘groeit’, het rechter gedeelte van de maan is verlicht terwijl aan de linkerkant nog een (klein) deel zwart is.`
wasserette
zelfst.naamw.
een plaats waar men kleding en textiel kan (laten) wassen
de wasspeld
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑspɛlt]



Verbuigingen:

wasspeld|en (meerv.)
voorwerp waarmee je wasgoed of andere dingen op een drooglijn of wasrek kunt klemmen


Voorbeeld:

`je handdoeken met wasspelden op een waslijn hangen zodat ze er niet afvallen`




Synoniemen:

wasknijper, knijper
de wastafel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɑstafəl]



Verbuigingen:

wastafel|s (meerv.)
bak aan de muur met of onder een waterkraan, bijvoorbeeld in een badkamer


Voorbeeld:

`een wastafel van wit porselein met een warm- en koudwaterkraan`




Synoniem:

wasbak
waste
werkw.
•'slang': doden, van kant maken

• geleidelijk wegkwijnen

• woestenij, woestijn

• verspilling
wasten
werkw.


Afbreekpatroon:

'was - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wastete (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewastet (volt.deelw.)
verspillen, verkwisten


Voorbeeld:

`minder voedsel wasten is beter voor het milieu`
het wasvoorschrift
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑsforsxrɪft]



Verbuigingen:

wasvoorschrift|en (meerv.)
aanwijzing over hoe je een bepaald kledingsstuk moet wassen


Voorbeeld:

`Een wasvoorschrift waarop staat dat je het kledingsstuk op veertig graden moet wassen.`
waswater
zelfst.naamw.
water waarin is of wordt gewassen.
I wat
bijwoord


Uitspraak:

[wɑt]
1) een beetje


Voorbeelden:

`Ik ben wat moe.`,
`We komen wat later.`




Synoniemen:

enigszins, iets


2) <in het begin van een zin, om het bijvoeglijk naamwoord dat volgt te benadrukken>



Voorbeelden:

`Wat erg voor je!`,
`Wat is het koud vandaag!`




Synoniem:

hoe


3)


maar wat

(heel erg) `Ik ben maar wát blij dat ik er niet meer werk!` Synoniem: zeer
II wat
pronoun


Uitspraak:

[wɑt]
1) <met dit woord vraag je naar iets>



Voorbeelden:

`Wat zeg je?`,
2) <met dit woord verwijs je aan het begin van een bijzin naar een of meer voorafgaande, volgende of niet-uitgedrukte woorden in de hoofdzin>



Voorbeelden:

`Dat is iets wat ik nooit zou doen.`,
`Doe wat ik zeg.`,
`Het is een drukke stad, wat niet wegneemt dat ik er graag woon.`,
`Wat we hier zien, is een eik.`,
`het leukste wat ik ooit gedaan heb`




Synoniem:

hetgeen


3) iets


Voorbeeld:

`Heb je wat gevonden?`



4) een kleine hoeveelheid


Voorbeelden:

`Ik heb wat aardbeien meegenomen.`,
`Ik heb wat hoofdpijn.`




Synoniemen:

enkele, een beetje, een paar
Wat?
(wat zei je?) Synoniem: wablief?
Wat!
(<uitroep van verbazing, verontwaardiging>) `Wát, ben je nu nog niet klaar!`
Wat nu?
(wat moeten we nu doen?)
het water
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['watər]



Verbuigingen:

water|en, water|s (meerv.)
1) vloeistof die in pure toestand geen kleur of smaak heeft, en een groot deel van de aarde bedekt


Voorbeelden:

`Heb je geen warm water?`,
`Ik zet de bloemen even in het water.`,
`een glas water`,
`onder water zwemmen`,
`Door de overstroming stond de hele kelder onder water.`,
`de elementen vuur, water, aarde en lucht`
2) rivier, meer, kanaal enz. geologie


Voorbeeld:

`We wonen aan het water.`
water en vuur zijn
(elkaar niet kunnen uitstaan of vijanden van elkaar zijn) `Die twee zijn water en vuur.`
water bij de wijn doen
(minder hoge eisen stellen, wat toegeven)
Het water loopt me in de mond.
(<dit zeg je als je aan lekker eten denkt>)
in het water vallen
((van een plan) mislukken, niet doorgaan) `Door het slechte weer is de picknick in het water gevallen.`
boven water komen
(tevoorschijn komen) `Niet alle zoekgeraakte documenten zijn boven water gekomen.` Synoniem: opduiken
van het zuiverste water
(<dit zeg je van iets dat of iemand die heel goed is in zijn of haar soort>) `Het is een oplichter van het zuiverste water.`
afwateren
werkw.
overtollig water afvoeren Voorbeeld: ` Het dak waterde via een regenpijp af naar de regenput. `
inwateren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `inwateren`.

Deze woorden staan wél in de database:
•ijswateren•wateren

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
uitwateren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `uitwateren`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Dit woord staat wél in de database: •wateren

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wateraanvoer
zelfst.naamw.
de aanvoer van water
waterachtig
bijv.naamw.
[figuurlijk] saai
waterafstotend
bijv.naamw.
geen aantrekkingskracht vertonend ten opzichte van water
waterafvoer
zelfst.naamw.
een constructie om water naar een bepaalde plek te geleiden Voorbeeld: `De waterafvoer was verstopt en daardoor stroomde alles de tuin in. `
wateralarm
zelfst.naamw.
[scheepvaart] alarmtoestel dat in werking treedt als er een lek is ontstaan.
waterappel
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Syzygium jambos] De blooskleurige vrucht is knapperig, vol sap en zoet. De waterappel groeit aan kleine tot middelgrote bomen die nogal kronkelig zijn. Je ziet ze op veel plaatsen langs de weg en ze komen in veel tuinen op Bali voor. Als het seizoen is ligt de grond ermee bezaaid. In het droge seizoen hebben de markten verschillende soorten van deze vrucht te koop. De vorm is rond of ovaal met een kroontje, deze kelk zit vaak vol mieren. In de vrucht bevindt zich een enkele pit.<br>De vrucht heeft bijna geen smaak, behalve misschien een flauwe zoetheid. Het is vol sap en wordt gebruikt als dorstlesser, daarom noemen de Balinezen de vrucht ook nyambu air, het laatste woord betekent water. De onrijpe vrucht wordt gebruikt om rujak te maken.
waterbaars
zelfst.naamw.
baars die gekookt en zonder saus gegeten wordt.
waterbad
zelfst.naamw.
inrichting om iets beneden 100° C gelijkmatig te verwarmen door het te plaatsen in of boven warm water.
waterbak
zelfst.naamw.
bak waarin water wordt bewaard of opgevangen.
waterbalans
zelfst.naamw.
[plantkunde] de balans tussen de opname en afgifte van water
waterballet
zelfst.naamw.
•het in of op het water uitgevoerd ballet

•[schertsend] gelegenheid waarbij veel met water gewerkt of gemorst wordt.
waterbed
zelfst.naamw.
een bed waarvan het matras gevuld is met water Voorbeeld: `Ik kan erg goed slapen op dat nieuwe waterbed. `
waterbeheer
zelfst.naamw.
beheer over de waterbeheersing, watervoorziening e.d.
waterbeheersing
zelfst.naamw.
regeling van het tekort of teveel aan water in een gebied.
waterbekken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 4 resultaten voor `waterbekken`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •waterbekkens

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
waterbestendig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɑtərbə'stɛndəx]
als iets niet beschadigd raakt als het nat wordt


Voorbeelden:

`waterbestendige verf`,
`een waterbestendige radio voor in je badkamer`
waterbewoner
zelfst.naamw.
wezen, dier dat het water bewoont.
waterblaas
zelfst.naamw.
een van de vruchtvliezen van o.a. het zoogdierembryo.
I waterblauw
zelfst.naamw.
•[RAL-kleur] een kleur blauw met RAL-nummer 5021.
• Voorbeeld: `Heeft u die ook in het waterblauw? `
II waterblauw
bijv.naamw.

•[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur blauw, met RAL-nummer 5021.
• Voorbeeld: `Hij rijdt in een waterblauwe auto. `
waterbloem
zelfst.naamw.
in of dicht bij het water groeiende bloem.
waterbodem
zelfst.naamw.
bodem van een waterweg.
waterbouw
zelfst.naamw.
[waterstaat] het ontwerpen, bouwen en onderhouden van waterstaatkundige bouwwerken Voorbeeld: `Bruggen, dammen, dijken, sluizen, tunnels enz. zijn de kunstwerken van de waterbouw. `
waterbouwkunde
zelfst.naamw.
wetenschap die zich richt op ontwerp en beheer van waterbouwkundige werken
waterbron
zelfst.naamw.
Een bron of wel is een plaats waar water uit de grond komt.
waterbuffel
zelfst.naamw.
[dierkunde] 'Bubalus bubalis', een tot de runderen behorend trekdier dat veel gebruikt wordt op rijstvelden Voorbeeld: `In Indonesië is een waterbuffel een alledaagse verschijning. `
waterbuffel
zelfst.naamw.
[dierkunde] 'Bubalus bubalis', een tot de runderen behorend trekdier dat veel gebruikt wordt op rijstvelden Voorbeeld: `In Indonesië is een waterbuffel een alledaagse verschijning. `
watercirculatie
zelfst.naamw.
het rondlopen van water in een stelsel van buizen / vaten
watercloset
zelfst.naamw.
een toiletpot met waterspoeling Voorbeeld: `Weet u misschien waar ik het watercloset kan vinden? `
de waterdamp
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['watərdɑmp]



Verbuigingen:

waterdamp|en (meerv.)
water dat niet vloeibaar, maar gasvormig is


Voorbeeld:

`Waterdamp kun je goed zien als je uitademt op een spiegel.`




Synoniem:

stoom
afwateren
werkw.
overtollig water afvoeren Voorbeeld: ` Het dak waterde via een regenpijp af naar de regenput. `
wateren
werkw
•urine uitscheiden

•vers hout enige tijd in water leggen om er ongewenste stoffen uit te laten trekken

•waterachtig vocht afscheiden
• Voorbeeld: `Zijn ogen waterden van de kou. `
waterdicht
bijv.naamw.


Uitspraak:

['watər'dɪxt]
1) zo dat het geen water doorlaat


Voorbeeld:

`waterdichte laarzen`




Antoniemen:

poreus, lek,


2) zo dat het maar op één manier begrepen kan worden


Voorbeeld:

`een waterdicht contract`
een waterdicht alibi
(een alibi dat zo goed is dat het iemands onschuld bewijst)
waterdichtheid
zelfst.naamw.
Waterdichtheid is de mate waarin een materiaal of product water tegenhoudt.
waterdiepte
zelfst.naamw.
De waterdiepte is de afstand tussen waterspiegel en bodem van oppervlaktewater.
waterdier
zelfst.naamw.
dier dat in het water leeft.
waterdoorlatend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[watərdor'latənt]
wat vocht doorlaat


Voorbeelden:

`waterdoorlatende zandgronden`,
`waterdoorlatend beton`
waterdrager
zelfst.naamw.
•[beroep] (wielersport) knecht in een wielerploeg die tijdens de rit de bevoorrading verzorgt.

•[beroep] het beroep dat wordt uitgeoefend daar waar nog geen waterleiding is, om de mensen hun water te brengen
waterdrieblad
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Menyanthes trifoliata] Het waterdrieblad is een plant uit de watergentiaanfamilie (Menyanthaceae).
waterdroppel
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `waterdroppel`.

Deze woorden staan wél in de database:
•waterdroppels•waterdruppel

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
waterdruk
zelfst.naamw.
druk die water uitoefent of waaronder water staat.
waterdruppel
zelfst.naamw.
druppel water, een kleine hoeveelheid water die bolvormig is wanneer hij ergens ligt / vrij valt en die bolvormig met een staart is (druppelvormig) op het moment van loslaten Voorbeeld: `Eén voor één kon je de waterdruppels in de regenton horen vallen. `
waterecht
bijwoord
bestand tegen het contact met water, kleur / vorm verandert niet door nat worden.
wateren
werkw.
•urine uitscheiden

•vers hout enige tijd in water leggen om er ongewenste stoffen uit te laten trekken

•waterachtig vocht afscheiden
• Voorbeeld: `Zijn ogen waterden van de kou. `
waterfiets
zelfst.naamw.
[scheepvaart] een vaartuig met een aandrijving zoals op fietsen waarmee men zich over het water kan voortbewegen door middel van het trappen op pedalen
waterfilter
zelfst.naamw.
filter om water te zuiveren.
waterfitter
zelfst.naamw.
loodgieter die waterleidingen aanlegt en herstelt.
watergang
zelfst.naamw.
•natuurlijk of kunstmatig kanaal waarlangs water vervoerd kan worden
• Voorbeeld: `Rivieren en beken zijn natuurlijke watergangen, en kanaal|kanalen, tochten, weteringen, vaarten, grachten, waterleidingen, openleidingen, gangen, wijken, prielen, geulen, waterloop|waterlopen, monden, sloot|sloten of greppels kunstmatige. `
•[scheepvaart] één van de twee holle zijwanden van een drijvend droogdok waarin water kan worden in- of uitgepompt
• Voorbeeld: `Met de hefkraan op de watergang liet men de nieuwe motor in het scheepje zakken. `
watergang
zelfst.naamw.
•natuurlijk of kunstmatig kanaal waarlangs water vervoerd kan worden
• Voorbeeld: `Rivieren en beken zijn natuurlijke watergangen, en kanaal|kanalen, tochten, weteringen, vaarten, grachten, waterleidingen, openleidingen, gangen, wijken, prielen, geulen, waterloop|waterlopen, monden, sloot|sloten of greppels kunstmatige. `
•[scheepvaart] één van de twee holle zijwanden van een drijvend droogdok waarin water kan worden in- of uitgepompt
• Voorbeeld: `Met de hefkraan op de watergang liet men de nieuwe motor in het scheepje zakken.
watergas
zelfst.naamw.
brandbaar gas van koolmonoxide en waterstof, dat wordt bereid door oververhitte stoom over gloeiende cokes in ovens te leiden.
watergebied
zelfst.naamw.
gebied met veel water.
watergeest
zelfst.naamw.
[mythologie] geest die in of bij het water woont.
watergeus
zelfst.naamw.
[geschiedenis] opstandeling in de tijd van de tachtige-jarige oorlog, gevlucht en van een kapersbrief voorzien gerechtigd om voor de Republiek als kaper tegen de Spanjaarden te vechten
watergezwel
zelfst.naamw.
met lichaamsvocht gevuld gezwel.
watergladheid
zelfst.naamw.
het verschijnsel waarbij een dunne waterfilm ontstaat tussen de band van een rijdend voertuig en het wegdek, waardoor dit voertuig (tijdelijk) onbestuurbaar wordt Voorbeeld: `Als je met versleten banden rijdt, dan loop je meer risico op watergladheid. `
waterglas
zelfst.naamw.
•een drinkglas voor water
• Voorbeeld: `Het waterglas was mooi versierd. `
•(geen meervoud) geconcentreerde oplossing van kalium- of natriumsilicaat.
waterglas
zelfst.naamw.
•een drinkglas voor water
• Voorbeeld: `Het waterglas was mooi versierd. `
•(geen meervoud) geconcentreerde oplossing van kalium- of natriumsilicaat.
watergod
zelfst.naamw.
[mythologie] god van het water, god van de zee. Neptunus (lat); Poseidon, Nereus, Nereïden, Oceanus, Oceaniden (gr); Njord (ger)
watergodin
zelfst.naamw.
[mythologie] nereïde, waternimf.
watergolf
zelfst.naamw.
•een golf aan het wateroppervlak

•een haargolving die kunstmatig is aangebracht
watergruwel
zelfst.naamw.
nagerecht van gort, rozijnen of krenten en bessensap.
waterhaas
zelfst.naamw.
[dierkunde] [species|Dasyproctidae] een familie van Zuid-Amerikaanse knaagdieren.
waterhennep
zelfst.naamw.
[plantkunde], [medisch] [species|Eupatorium perfoliatum] een plant uit de Compositae of Asteraceae Voorbeeld: `Te gebruiken delen van de waterhennep:</br>Gehele plant, gedroogd.</br> Eigenschappen: Koortsverlagend.</br> Als aftreksel: bij griep, verkoudheid, bronchitis. `
het waterhoen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['watərhun]



Verbuigingen:

waterhoen|en (meerv.)
watervogel met een zwarte kleur en rood-gele snavel


Voorbeeld:

`De waterhoen komt veel voor in Nederland en België.`
het waterhoen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['watərhun]



Verbuigingen:

waterhoen|en (meerv.)
watervogel met een zwarte kleur en rood-gele snavel


Voorbeeld:

`De waterhoen komt veel voor in Nederland en België.`
waterhol
zelfst.naamw.
[bouwkunde] een halfronde groef aangebracht aan de onderzijde van uitstekende delen van een gevel bedoeld om regenwater druppelsgewijs af te voeren Voorbeeld: `Een waterhol voorkomt dat regenwater teruggevoerd wordt naar de muur of het raam. `
waterhoofd
zelfst.naamw.
[medisch] een aandoening waarbij in de hersenventrikels teveel hersenvocht aanwezig is Voorbeeld: `Een waterhoofd kan aangeboren zijn of het gevolg van infectie of een ongeluk. `
waterhoogte
zelfst.naamw.
•waterstand

•hoogte van een waterkolom.
waterhoos
zelfst.naamw.
•een verzameling van water
• Voorbeeld: `Het zeil schoot los en er kwam een waterhoos naar beneden van het regenwater dat erop lag. `
•windhoos die water mee omhoog heeft gezogen.
waterhuishouding
zelfst.naamw.
•transport en gebruik van water in het plantenrijk

•het opnemen en afgeven van water door de bodem

•regeling van het gebruik van de beschikbare watervoorziening in de samenleving.
waterhyacint
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Eichhornia crassipes] een waterplant uit de pontederiafamilie ([species|Pontederiaceae]), afkomstig uit Zuid-Amerika Voorbeeld: `In andere werelddelen waar de plant is ingevoerd levert de waterhyacint vaak grote problemen op. `
waterig
bijv.naamw.
•[scheikunde] met water als oplosmiddel
• Voorbeeld: `In waterige oplossing heeft het Cu<sup>2+</sup>-ion een blauwe kleur. `
•uitziend alsof men tranen in de ogen heeft
• Voorbeeld: `Zijn waterige ogen verrieden dat hij een koutje opgelopen had. `
waterijs
zelfst.naamw.
ijs gemaakt op basis van water / vruchtensap / stroop, niet op basis van melk / room
het waterijsje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['watərɛiʃə]



Verbuigingen:

waterijsje|s (meerv.)
lolly van bevroren water met een smaakje
waterijsvogel
zelfst.naamw.
op en bij het water levende ijsvogel.
watering
zelfst.naamw.
(in België) openbaar bestuur dat buiten de polderzones zorgt voor de waterhuishouding.
waterintoxicatie
zelfst.naamw.
Waterintoxicatie, watervergiftiging of hyponatraemia ontstaat wanneer een teveel aan water en te weinig elektrolyten worden ingenomen.
waterjuffer
zelfst.naamw.
[insecten] [species|Coenagrionidae] een dier dat behoort tot een van honderden soorten van de 'Coenagrionidae' Voorbeeld: `De waterjuffers zijn de meest soortenrijke familie van de juffers 'Zygoptera', één van de twee onderordes van de libellen 'Odonata'. `
waterjuffer
zelfst.naamw.
[insecten] [species|Coenagrionidae] een dier dat behoort tot een van honderden soorten van de 'Coenagrionidae' Voorbeeld: `De waterjuffers zijn de meest soortenrijke familie van de juffers 'Zygoptera', één van de twee onderordes van de libellen 'Odonata'. `
waterkaart
zelfst.naamw.
geografische kaart van de wateren in een bepaald gebied.
waterkanon
zelfst.naamw.
apparaat dat een zeer sterke straal water kan produceren. Gebruikt voor brandbestrijding, maar ook voor relbestrijding
waterkans
zelfst.naamw.
(in België) uiterst kleine kans.
waterkant
zelfst.naamw.
daar waar land ophoudt en een water, zoals beek, rivier, meer of kanaal begint Voorbeeld: `We hebben heerlijk een middagje aan de waterkant gezeten. `
waterkastanje
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Eleocharis dulcis] De Chinese waterkastanje is een grasachtige zegge die wordt geteeld voor zijn eetbare knollen.
de waterkering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['watərkerɪŋ]



Verbuigingen:

waterkering|en (meerv.)
geheel van natuurlijke of kunstmatig aangelegde dingen die het water op een bepaalde plaats tegenhouden


Voorbeeld:

`Voorbeelden van waterkeringen zijn: dijken, dammen en duinen.`
waterkers
zelfst.naamw.
[plantkunde] [plantkunde] [species|Rorippa] 'Rorippa', een eetbare kruidachtige plant
waterketel
zelfst.naamw.
ketel waarin men water kan warmen of koken.
waterkever
zelfst.naamw.
[dierkunde] [species|Hydrophilidae] elk van de in het water levende kevers van de geslachten Hydrous en Hydrophilus.
waterklerk
zelfst.naamw.
iemand die belast is met het in- en uitklaren van schepen.
waterkoker
zelfst.naamw.
een elektrisch apparaat waarin men water kan verhitten Voorbeeld: `Doe je nog wat water in de waterkoker? Dan kunnen we zo thee maken. `
waterkoker
zelfst.naamw.
een elektrisch apparaat waarin men water kan verhitten Voorbeeld: `Doe je nog wat water in de waterkoker? Dan kunnen we zo thee maken. `
waterkolom
zelfst.naamw.
kolom water in maatbepalingen van druk.
waterkonijn
zelfst.naamw.
•[schertsend] muskusrat.

•[dierkunde] beverrat of nutria [species|Myocastor coypus] is een groot Zuid-Amerikaans aquatisch knaagdier

•[dierkunde] (haasachtige) [species|Sylvilagus aquaticus]
waterkoud
bijv.naamw.
vochtig en koud Voorbeeld: `Vanochtend op de heenweg was het echt waterkoud buiten. `
waterkraan
zelfst.naamw.
kraan waarmee men water kan tappen.
waterkracht
zelfst.naamw.
arbeidsvermogen dat door stromend of vallend water wordt ontwikkeld, hetzij door gebruik te maken van een hoogteverschil hetzij door gebruik te maken van de stroomsnelheid van water.
waterkrachtenergie
zelfst.naamw.
duurzame energie die door waterkrachtcentrales is opgewekt uit de kracht van water


Voorbeeld:

`waterkrachtenergie opwekken met water dat langs een soort waterrad loopt met een dynamo`
waterkringloop
zelfst.naamw.
[natuurkunde] het proces van verdamping, condensatie, neerslag en terugstroom van water vanuit oppervlaktewater zoals b.v. de zeeën
waterkruiskruid
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Jacobaea aquatica] (voorheen [species|Senecio aquaticus]) is een twee- of eenjarige plant drachtplant die in de periode van juni-augustus bloeit
waterkussen
zelfst.naamw.
[geologie] laag water tussen laagveen en modderveen.
waterkuur
zelfst.naamw.
[medisch] geneeswijze met gebruik van water.
waterkwaliteit
zelfst.naamw.
de samenstelling van het oppervlaktewater en grondwater.
waterland
zelfst.naamw.
waterachtig land.
waterlanders
zelfst.naamw.
schertsend] tranen.
de waterleiding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['watərlɛidɪŋ]



Verbuigingen:

waterleiding|en (meerv.)
stelsel van buizen die drinkwater naar de huizen en binnen de huizen naar de wc en kranen leiden


Voorbeeld:

`Morgen komt een monteur de nieuwe wasmachine op de waterleiding aansluiten.`
waterleidingbedrijf
zelfst.naamw.
een bedrijf voor de productie en distributie van drinkwater en industriewater binnen zijn afzetgebied Voorbeeld: `In Nederland wordt het drinkwater door 10 waterleidingbedrijven geproduceerd en gedistribueerd. `
de waterleiding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['watərlɛidɪŋ]



Verbuigingen:

waterleiding|en (meerv.)
stelsel van buizen die drinkwater naar de huizen en binnen de huizen naar de wc en kranen leiden


Voorbeeld:

`Morgen komt een monteur de nieuwe wasmachine op de waterleiding aansluiten.`
waterleidingsbedrijf
zelfst.naamw.
een bedrijf voor de productie en distributie van drinkwater en industriewater binnen zijn afzetgebied Voorbeeld: `In Nederland wordt het drinkwater door 10 waterleidingsbedrijven geproduceerd en gedistribueerd. `
waterleidingsysteem
zelfst.naamw.
[techniek] een systeem of geheel van systemen voor de drinkwatervoorziening Voorbeeld: `Het waterleidingsysteem voorziet de huishoudens van stad en land van drinkwater. `
waterlelie
zelfst.naamw.
[plantkunde] waterplant met ronde drijvende bladeren en grote witte, wit-rode of lichtrode bloemen behorend tot de familie [species|Nymphaeaceae]
waterlelieblad
zelfst.naamw.
•het drijvende blad van een waterlelieplant
• Voorbeeld: `De vijver was gedeeltelijk bedekt met waterleliebladeren. `
•[heraldiek] een heraldisch element in de vorm van [1]
waterleliefamilie
zelfst.naamw.
[plantkunde] De Waterleliefamilie [species|Nymphaeaceae] is een familie van bedektzadigen.
waterlelie
zelfst.naamw.
[plantkunde] waterplant met ronde drijvende bladeren en grote witte, wit-rode of lichtrode bloemen behorend tot de familie [species|Nymphaeaceae]
waterlijn
zelfst.naamw.
•de grens tussen onder en boven water, of de grens tot waar het water komt (b.v. op het strand)

•op een schip: de lijn die de grens tussen onderwaterschip en bovenwater deel aangeeft (in beladen toestand)

•een watermerk, een lijn bij het scheppen in het papier aangebracht
waterlinie
zelfst.naamw.
door inundaties versterkte verdedigingslinie.
waterloop
zelfst.naamw.
•een – min of meer – lijnvormig watervoerend object met vrij wateroppervlak.

•het lopen of de bewegingsrichting van water.
waterloot
zelfst.naamw.
dunne, snelgroeiende loot aan een oude tak of aan de stam van een boom
waterlozing
zelfst.naamw.
het verwijderen van overtollig water en wat daartoe dient.
waterman
zelfst.naamw.
•sterrenbeeld, het elfde teken van de dierenriem

•[astrologie] iemand die geboren is onder het sterrenbeeld Waterman.
watermantel
zelfst.naamw.
omhullende met water gevulde cilinder of een dergelijk buizenstelsel.
watermeetkunde
zelfst.naamw.
[wetenschap], hydrometrie.
watermeloen
zelfst.naamw.
[fruit] [plantkunde] [species|Citrullus vulgaris], een grote vrucht met vochtig en rood vruchtvlees en zwarte zaden
watermeloen
zelfst.naamw.
[fruit] [plantkunde] [species|Citrullus vulgaris], een grote vrucht met vochtig en rood vruchtvlees en zwarte zaden
watermerk
zelfst.naamw.
bij doorvallend licht helder afstekende figuur in papier. Ook kan het watermerk op het papier liggen: watermerk in opzicht.
watermijn
zelfst.naamw.
zeemijn, drijvende bom die bij contact met een schip ontploft
watermol
zelfst.naamw.
[dierkunde] De desmans of watermollen [species|Desmaninae] zijn een onderfamilie uit de familie der mollen [species|Talpidae].
watermolen
zelfst.naamw
•een windmolen die tot doel heeft de waterstand in een polder te regelen
• Voorbeeld: `Aan de noordzijde van den dijk neemt men een mooien ouden watermolen waar, die de "Laagjesmolen" wordt genoemd en even zooals vele andere lotgenooten, ten doode is opgeschreven, aangezien de polder, de Deijffelbroekschepolder, [...] reeds voor een groot deel ten behoeve der Rotterdamsche havenuitbreiding ongeveer tot dijkshoogte is opgespoten.<ref>blz. 20 Pernis, Hoogvliet, Poortugaal en Rhoon alsmede verdwenen en bestaande merkwaardigheden in het westelijk gedeelte van het Eiland IJsselmonde.<br>J. Verheul Dzn.<br>Uitgeverij Gijsbers $ Van Loon. 1934. ISBN 90-6235-008-9</ref> `
•een molen die door stromend water aangedreven wordt
watermot
zelfst.naamw.
[dierkunde] kokerjuffer.
watermunt
zelfst.naamw.
[plantkunde] De watermunt [species|Mentha aquatica] is een vaste plant uit de lipbloemenfamilie [species|Lamiaceae].
waternavel
zelfst.naamw.
[plantkunde] Waternavel [species|Hydrocotyle] is een plantengeslacht dat tegenwoordig ingedeeld wordt in de klimopfamilie [species|Araliaceae].
waternimf
zelfst.naamw.
•nimf die in het water leeft

•libel

•bepaalde waterplant.
waternoot
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Trapa natans] is een éénjarige waterplant, die groeit in langzaam stromend water van maximaal 5 meter diep. De plant komt van nature voor in warme en gematigde delen van Eurazië en Afrika
waterontharder
zelfst.naamw.
stof die de hardheid van water vermindert.
wateropaal
zelfst.naamw.
[mineraal] een witte veldspaat, veelal schelpvormig
wateropbrengst
zelfst.naamw.
hoeveelheid door een gemaal opgepompt of opgemalen water in kubieke meters per tijdseenheid.
het wateroppervlak
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['watərɔpərvlɑk]



Verbuigingen:

wateroppervlak|ken (meerv.)
bovenkant van het water


Voorbeeld:

`glinsteringen op een wateroppervlak omdat de zon erop weerkaatst`
waterorgel
zelfst.naamw.
•orgel waarin waterdruk toegepast wordt voor regeling van de luchttoevoer.

•serie bestuurbare fonteinen gecombineerd met gekleurd licht in een geprogrammeerde cyclus
wateroverlast
zelfst.naamw.
een verzamelnaam voor situaties waarin mensen overlast ondervinden als gevolg van te veel water.
waterpark
zelfst.naamw.
park met vijvers waarin water wordt opgevangen, bv. om wateroverlast te voorkomen of achterliggende gebieden geleidelijk te kunnen bevloeien.
waterpartij
zelfst.naamw.
vijver, vaak met fonteinen e.d.
I waterpas
zelfst.naamw.
•[gereedschap] een werktuig dat gebruikt wordt om zeker te stellen dat iets loodrecht op de richting van de zwaartekracht komt te staan
• Voorbeeld: `Een waterpas is een met vloeistof gevuld buisje met een luchtbel. `
II waterpas
bijv.naamw.

•horizontaal uitgericht (als) met een waterpas
• Voorbeeld: `Niets is erger dan een niet waterpasse vloer van een kamer. `
waterpasinstrument
zelfst.naamw.
[gereedschap] Een waterpasinstrument of waterpastoestel is een optisch apparaat, verwant aan de theodoliet, waarmee met hoge precisie een horizontaal vlak gerealiseerd kan worden en hoogteverschillen ten opzichte van dit vlak kunnen worden ingemeten.
waterpassen
werkw.
het meten van hoogteverschillen en afstanden (weliswaar met lage nauwkeurigheid) tussen punten in het landschap met behulp van een waterpasinstrument Voorbeeld: `In het "Lutterzand" werd een terrein van 20 ha opgenomen en gewaterpast.<ref>blz 118 Tijdschrift der Nederlandsche Heidematschappij, volumes 14-15, 1902</ref> `
waterpassen
werkw.
het meten van hoogteverschillen en afstanden (weliswaar met lage nauwkeurigheid) tussen punten in het landschap met behulp van een waterpasinstrument Voorbeeld: `In het "Lutterzand" werd een terrein van 20 ha opgenomen en gewaterpast.<ref>blz 118 Tijdschrift der Nederlandsche Heidematschappij, volumes 14-15, 1902</ref> `
waterpastoestel
zelfst.naamw.
Een waterpasinstrument of waterpastoestel is een optisch apparaat, verwant aan de theodoliet, waarmee met hoge precisie een horizontaal vlak gerealiseerd kan worden en hoogteverschillen ten opzichte van dit vlak kunnen worden ingemeten.
waterpeil
zelfst.naamw.
•de hoogte van het water, de waterhoogte
• Voorbeeld: `Het waterpeil is momenteel erg laag. `
•een instrument om de waterhoogte te meten
waterpeilglas
zelfst.naamw.
instrument om het peil van het water binnen een vat te meten.
waterpeper
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Persicaria hydropiper] [species|Polygonum hydropiper] De plant wordt ook wel bitterplant, Muggenkruid en Vlokruid genoemd.<br>De waterpeper behoort tot de familie van de Duizendknoopplanten. Kenmerkend zijn de knopige stengels en de verspreid staande bladeren.<br>Deze plant heeft echter iets heel bijzonders in zich. Vrijwel alle delen van de plant veroorzaken een brandende smaak. Dat is zelfs zo sterk, dat hij gedroogd en vermalen als peper bij het eten kan dienen. In oude tijden gebruikten de mensen de zaden al om hun maaltijden te kruiden.<br>Overigens kan men de Plantendelen het best in verse toestand voor uitwendig gebruik aanwenden.<br>De plant komt vooral voor langs oevers van waterpartijen en langs slootklanten.<br>De nietige bloeiwijze ligt in de maanden juli t/m oktober.<br>Eigenschappen: bloedstelpend, bloedzuiverend, bloeding bevorderend, samentrekkend, urinedrijvend, vaatvernauwend.
waterpers
zelfst.naamw.
hydraulische pers
waterpest
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Elodea sp.|Elodea] een geslacht zoetwaterplanten uit de waterkaardefamilie [species|Hydrocharitaceae] Voorbeeld: `De uit Amerika afkomstige waterpest heeft zich in Europa uitbundig weten te verbreiden. `
waterpijp
zelfst.naamw.
•pijp waardoor water loopt

•tabakspijp waarbij de rook door water geleid wordt.
waterpijpketel
zelfst.naamw.
[techniek] een stoomketel waarbij de hete rookgassen over de met water gevulde pijpen geleid worden Voorbeeld: `door de kleiner waterinhoud zijn de waterpijpketels veel vlugger bedrijfsklaar `
waterpistool
zelfst.naamw.
(speelgoed) pistool waaruit een straal water kan spuiten
waterpistool
zelfst.naamw.
(speelgoed) pistool waaruit een straal water kan spuiten
waterplaats
zelfst.naamw.
•plaats waar men kan urineren

•[scheepvaart] plaats waar zoet water aan boord genomen kan worden.
de waterplant
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['watərplɑnt]



Verbuigingen:

waterplant|en (meerv.)
plant die volledig of gedeeltelijk in water groeit


Voorbeeld:

`waterplanten kopen voor in je aquarium`
waterplas
zelfst.naamw.
natuurlijk, stilstaand waterbekken van niet te grote omvang, vijver, meertje
waterpoel
zelfst.naamw.
ondiep, stilstaand waterbekken van geringe omvang.
de waterpokken
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['watərpɔkə(n)]
besmettelijke ziekte waarbij zich over je hele lichaam rode vlekken vormen


Voorbeeld:

`Waterpokken is een bekende kinderziekte.`
waterpolitie
zelfst.naamw.
politie die waakt voor de orde en veiligheid te water.
het waterpolo
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['watərpolo]
sport die overeenkomt met handbal maar die je zwemmend beoefent


Voorbeeld:

`Waterpolo is zowel een bal- als een watersport.`
sport die overeenkomt met handbal maar die je zwemmend beoefent


Voorbeeld:

`Waterpolo is zowel een bal- als een watersport.`
waterpolo spelen sportwatersport


Voorbeeld:

`Hij waterpoloot om conditie op te bouwen en allerlei trucs met de bal in het water te doen.`
waterpolo spelen sportwatersport


Voorbeeld:

`Hij waterpoloot om conditie op te bouwen en allerlei trucs met de bal in het water te doen.`
werktuig om water te verplaatsen (veelal op te pompen).
de waterpomptang
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['watərpɔmptɑŋ]



Verbuigingen:

waterpomptang|en (meerv.)
verstelbare tang waar je greep krijgt op bouten of buizen van verschillende diameter


Voorbeeld:

`Een waterpomptang kun je kopen in een doe-het-zelfzaak.`
de waterpomptang
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['watərpɔmptɑŋ]



Verbuigingen:

waterpomptang|en (meerv.)
verstelbare tang waar je greep krijgt op bouten of buizen van verschillende diameter


Voorbeeld:

`Een waterpomptang kun je kopen in een doe-het-zelfzaak.`
waterpoort
zelfst.naamw.
•stadspoort die als doorgang dient voor een gracht

•[scheepvaart] naar buiten opengaande deur om overgekomen water te laten uitvloeien.
waterproof
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɔ:tərpruf]
als iets geen water doorlaat of niet beschadigd raakt als het nat wordt


Voorbeelden:

`waterproof make-up opdoen als je gaat zwemmen`,
`een waterproof pleister`
waterput
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 4 resultaten voor `waterput`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•waterpast•waterpest

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
waterrad
zelfst.naamw.
een schoepenrad dat draait door de stroming van het water
waterral
zelfst.naamw.
[vogels] vrij schuwe ral met rode snavel die bij ons vrij algemeen voorkomt in dichte rietvelden.
waterranonkel
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Ranunculus aquatilis]
waterrat
zelfst.naamw.
•[dierkunde], [zoogdieren], [knaagdier] 'Arvicola terrestris' of 'Arvicola amphibius', een knaagdier uit de familie van woelmuizen, dat voornamelijk in de buurt van water leeft en een goede zwemmer en duiker is

•iemand die dol is op zwemmen
waterrat
zelfst.naamw.
•[dierkunde], [zoogdieren], [knaagdier] 'Arvicola terrestris' of 'Arvicola amphibius', een knaagdier uit de familie van woelmuizen, dat voornamelijk in de buurt van water leeft en een goede zwemmer en duiker is

•iemand die dol is op zwemmen
waterrekening
zelfst.naamw.
rekening van het waterbedrijf.
het water
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['watər]



Verbuigingen:

water|en, water|s (meerv.)
1) vloeistof die in pure toestand geen kleur of smaak heeft, en een groot deel van de aarde bedekt


Voorbeelden:

`Heb je geen warm water?`,
`Ik zet de bloemen even in het water.`,
`een glas water`,
`onder water zwemmen`,
`Door de overstroming stond de hele kelder onder water.`,
`de elementen vuur, water, aarde en lucht`
2) rivier, meer, kanaal enz. geologie


Voorbeeld:

`We wonen aan het water.`
water en vuur zijn
(elkaar niet kunnen uitstaan of vijanden van elkaar zijn) `Die twee zijn water en vuur.`
water bij de wijn doen
(minder hoge eisen stellen, wat toegeven)
Het water loopt me in de mond.
(<dit zeg je als je aan lekker eten denkt>)
in het water vallen
((van een plan) mislukken, niet doorgaan) `Door het slechte weer is de picknick in het water gevallen.`
boven water komen
(tevoorschijn komen) `Niet alle zoekgeraakte documenten zijn boven water gekomen.` Synoniem: opduiken
van het zuiverste water
(<dit zeg je van iets dat of iemand die heel goed is in zijn of haar soort>) `Het is een oplichter van het zuiverste water.`
waterschade
zelfst.naamw.
schade door water veroorzaakt, met name bij het blussen van brand en door het lekken van een schip.
het waterschap
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['watərsxɑp]



Verbuigingen:

waterschap|pen (meerv.)
overheidsorgaan dat verantwoordelijk is voor de kwaliteit en de hoogte van het oppervlakte- en grondwater in een bepaald gebied


Voorbeeld:

`waterschapsbelasting`
het waterschap
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['watərsxɑp]



Verbuigingen:

waterschap|pen (meerv.)
overheidsorgaan dat verantwoordelijk is voor de kwaliteit en de hoogte van het oppervlakte- en grondwater in een bepaald gebied


Voorbeeld:

`waterschapsbelasting`
waterscheerling
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Cicuta virosa] giftige schermbloemige moerasplant uit de schermbloemenfamilie [species|Umbelliferae] of [species|Apiaceae].
waterscheiding
zelfst.naamw.
•grenslijn tussen twee stroomgebieden

•keerpunt, omslag.
waterschildpad
zelfst.naamw.
[dierkunde] [reptielen] een familie van waterminnende schildpadden [species|Emydidae]
waterschoen
zelfst.naamw.
plastic sandaal, geschikt om in het water te dragen.
waterschot
zelfst.naamw.
tijdelijke vermindering van de doorvaartwijdte in een kanaal.
waterschot
zelfst.naamw.
tijdelijke vermindering van de doorvaartwijdte in een kanaal.
waterschot
zelfst.naamw.
tijdelijke vermindering van de doorvaartwijdte in een kanaal.
waterschout
zelfst.naamw.
rijksambtenaar met opsporingsbevoegdheid, die o.a. belast is met het toezicht op de monstering van zeelieden.
waterschouw
zelfst.naamw.
onderzoek naar de toestand van de waterwegen.
waterscooter
zelfst.naamw.
door een waterstraal voortbewogen scooterachtig vaartuigje.
de waterski
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['watərski]



Verbuigingen:

waterski|'s (meerv.)
elk van de ski's waarmee je voortgetrokken door een motorboot over het water glijdt


Voorbeeld:

`Waterski's lijken heel erg op gewone ski's maar je gebruikt ze op het water in plaats van op sneeuw.`
waterski`s
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `waterski`s`.

Dit woord staat wél in de database: •waterski's

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
waterskiën
werkw.


Uitspraak:

['watərskijə(n)]



Verbuigingen:

waterskiede (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaterskied (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met waterski's voortgetrokken door een motorboot over water glijden


Voorbeeld:

`skiën in de winter en waterskiën in de zomer`
waterskiën
werkw.


Uitspraak:

['watərskijə(n)]



Verbuigingen:

waterskiede (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewaterskied (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met waterski's voortgetrokken door een motorboot over water glijden


Voorbeeld:

`skiën in de winter en waterskiën in de zomer`
waterslak
zelfst.naamw.
[dierkunde] Slakken of buikpotigen [species|Gastropoda] zijn een klasse uit de stam van weekdieren [species|Mollusca].
waterslang
zelfst.naamw
•[astrologie], [astronomie] sterrenbeeld aan de noordelijke en aan de zuidelijke hemel.

•[dierkunde] slangen uit het Aziatische geslacht [species|Acrochordidae] die vooral in zoet en brak water leven

•slang (van rubber, plastic enz.) waardoor men water kan laten stromen
waterslot
zelfst.naamw.
•gasdichte afsluiting door middel van water, zó dat bij toenemende druk in het vat gas kan ontsnappen.

•een aquastop die de watertoevoer afsluit na het doorlaten van een bepaalde hoeveelheid water of indien er een overstroming wordt gesignaleerd.
watersnip
zelfst.naamw.
[dierkunde] [vogels] De watersnip [species|Gallinago gallinago] is een vogel uit de familie van strandlopers en snippen [species|Scolopacidae] en komt voor in vochtige gebieden in het binnenland.
de watersnood
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['watərsnot]
noodtoestand die het gevolg is van een overstroming


Voorbeeld:

`getroffen worden door de ergste watersnood ooit`
watersnoodramp
zelfst.naamw.
ramp, veroorzaakt door het buiten de oevers treden van een rivier enz.
watersnuffel
zelfst.naamw.
[insecten] 'Enallagma cyathigerum' een in Nederland en Vlaanderen voorkomende soort waterjuffer Voorbeeld: `Er vlogen watersnuffels rond het meertje. `
waterspin
zelfst.naamw.
[dierkunde] [species|Argyroneta aquatica], middelgrote spin die in stilstaande wateren leeft
waterspinazie
zelfst.naamw.
[groente], [plantkunde] 'Ipomoea aquatica' een windesoort die met name in China al vele eeuwen als groente gekweekt wordt Voorbeeld: `Je kunt waterspinazie in Chinese supermarkten krijgen. `
waterspin
zelfst.naamw.
[dierkunde] [species|Argyroneta aquatica], middelgrote spin die in stilstaande wateren leeft
de watersport
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['watərspɔrt]



Verbuigingen:

watersport|en (meerv.)
sport die in of op het water beoefend wordt, zoals zwemmen en zeilen sport
de watersport
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['watərspɔrt]



Verbuigingen:

watersport|en (meerv.)
sport die in of op het water beoefend wordt, zoals zwemmen en zeilen sport
watersporter
zelfst.naamw.
beoefenaar van een watersport
watersporter
zelfst.naamw.
beoefenaar van een watersport
het watersportgebied
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['watərspɔrtxəbit]



Verbuigingen:

watersportgebied|en (meerv.)
groot gebied dat voorzien is voor het beoefenen van verschillende watersporten


Voorbeeld:

`een watersportgebied waar je kunt zeilen, surfen, zwemmen en duiken`
watersportster
zelfst.naamw.
vrouwelijke beoefenaar van een watersport
watersportvereniging
zelfst.naamw.
[sport] vereniging die zich bezig houdt met sporten die in of op het water beoefend worden
waterspreeuw
zelfst.naamw.
[dierkunde] [vogels] De (gewone) waterspreeuw [species|Cinclus cinclus] is een bruine, bolle zangvogel met witte borst uit de familie van waterspreeuwen [species|Cinclidae]. Het zijn vogels die voorkomen bij stromend water.
waterspuwer
zelfst.naamw.
•[bouwkunde] korte buis aan het einde van de dakgoot voor het afvoeren van regenwater

•[bouwkunde] bouwornament ter verfraaiing van het einde van de goot
waterspuwer
zelfst.naamw.
•[bouwkunde] korte buis aan het einde van de dakgoot voor het afvoeren van regenwater

•[bouwkunde] bouwornament ter verfraaiing van het einde van de goot
waterstaat
zelfst.naamw.
•[waterstaat] de toestand van een gebied ten opzichte van het water dat zich erin bevindt en / of dat het omgeeft

•in Nederland: een overheidsdienst die belast is met het beheer van de waterstand, met de bescherming van het land tegen het water, met de waterloop|waterlopen, met de dijk|dijken, brug|bruggen, enzovoorts
waterstand
zelfst.naamw.
hoogte van het water in een rivier, zee of ander water
waterstand
zelfst.naamw.
hoogte van het water in een rivier, zee of ander water
waterstof
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] een chemisch element en een kleur- en smaakloos niet-metaal dat bij kamertemperatuur een zeer brandbaar gas is, met symbool H en atoomnummer 1 Voorbeeld: `Is waterstof een gevaarlijk element? `
waterstofazide
zelfst.naamw.
[scheikunde], waterstofazide is een anorganische verbinding van stikstof en waterstof.
waterstofbom
zelfst.naamw.
atoombom die berust op het vrijkomen van energie bij de kernfusie van waterstofatomen tot helium.
waterstofbrug
zelfst.naamw.
•[scheikunde]: een binding van middelmatige sterkte tussen drie atomen waarvan de middelste een waterstofatoom is
• Voorbeeld: `De eigenschappen van water zouden zonder waterstofbruggen volledig verschillend zijn. `
•tweede betekenisomschrijving.
• Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
•enz.
waterstofcyanide
zelfst.naamw.
[scheikunde] een molecule met de formule HCN en het giftige gas dat uit deze deeltjes bestaat Voorbeeld: `Waterstofcyanide is wel gebruikt om doodvonnissen te voltrekken. `
waterstofdioxide
zelfst.naamw.
[scheikunde] Het radicaal HO<sub>2</sub><sup>·</sup> dat in hogere lagen van de atmosfeer in geringe concentratie wordt aangetroffen
waterstofeconomie
zelfst.naamw.
is een economie waarbij waterstofgas de belangrijkste energiedrager is.
waterstofelektrode
zelfst.naamw.
halfcel, gebaseerd op waterstof.
waterstofelektrode
zelfst.naamw.
halfcel, gebaseerd op waterstof.
waterstoffluoride
zelfst.naamw.
[scheikunde], verbinding van waterstof en fluor (HF)
waterstoffluoride
zelfst.naamw.
[scheikunde], verbinding van waterstof en fluor (HF)
waterstofgas
zelfst.naamw.
gasvormige waterstof.
waterstofnitriet
zelfst.naamw.
[scheikunde], waterstofnitriet, (HNO2), is een zwak zuur dat onstabiel is en uitsluitend in een waterige oplossing kan bestaan.
waterstofopslag
zelfst.naamw.
[wetenschap], [techniek], methodologie om waterstofgas (H2) op te slaan om daarna weer vrij te laten komen en te gebruiken.
waterstofperoxide
zelfst.naamw.
[scheikunde] diwaterstofdioxide (H<sub><small>2</sub></small>O<sub><small>2</sub></small>), middel dat gebruikt kan worden om te bleken, als desinfectiemiddel of als verbrandingshulp (in raketten)
waterstofperoxide
zelfst.naamw.
[scheikunde] diwaterstofdioxide (H<sub><small>2</sub></small>O<sub><small>2</sub></small>), middel dat gebruikt kan worden om te bleken, als desinfectiemiddel of als verbrandingshulp (in raketten)
waterstofproductie
zelfst.naamw.
[wetenschap], [techniek], waterstofproductie is een proces dat over het algemeen koolwaterstoffen via een chemische reactie omvormt tot waterstofgas.
waterstofsulfide
zelfst.naamw.
[scheikunde], verbinding van twee waterstofatomen en één zwavel atoom (H<sub><small>2</sub></small>S). Populaire term, de formeel juiste benaming is diwaterstofsulfide
waterstofsuperoxide
zelfst.naamw.
[scheikunde] een neutraal radicaal met de formule HO<sub>2</sub> dat in lage concentraties in de atmosfeer van de aarde voorkomt Voorbeeld: `Organische verbindingen worden vaak door waterstofsuperoxide in de atmosfeer afgebroken. `
waterstoftechniek
zelfst.naamw.
[wetenschap], [techniek], verzamelnaam voor alle, voor waterstof specifieke, technische aspecten die aan de basis liggen van de waterstofeconomie.
waterstroom
zelfst.naamw.
een – min of meer – lijnvormig watervoerend object met vrij wateroppervlak.
wateren
werkw.
•urine uitscheiden

•vers hout enige tijd in water leggen om er ongewenste stoffen uit te laten trekken

•waterachtig vocht afscheiden
• Voorbeeld: `Zijn ogen waterden van de kou. `
watertanden
werkw.


Uitspraak:

['watərtɑndə(n)]



Verbuigingen:

watertandde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewatertand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
hevig verlangen naar iets wat je ziet of waar je aan denkt


Voorbeelden:

`De zoete geur van wafels deed hem watertanden.`,
`Ze watertandde bij de gedachte aan een vakantie met zon, zee en palmbomen.`
watertanden
werkw.


Uitspraak:

['watərtɑndə(n)]



Verbuigingen:

watertandde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewatertand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
hevig verlangen naar iets wat je ziet of waar je aan denkt


Voorbeelden:

`De zoete geur van wafels deed hem watertanden.`,
`Ze watertandde bij de gedachte aan een vakantie met zon, zee en palmbomen.`
watertaxi
zelfst.naamw.
bootje, ingericht voor het vervoer van personen in een stad.
watertoerisme
zelfst.naamw.
een vorm van sporttoerisme waarbij gebruik wordt gemaakt van het water, meestal om erover heen te varen.
watertoren
zelfst.naamw.
een toren die zorgt voor een gelijkmatige waterdruk in het waterleidingnet Voorbeeld: `De watertoren stond op een heuvel bij de stad. `
watertoren
zelfst.naamw.
een toren die zorgt voor een gelijkmatige waterdruk in het waterleidingnet Voorbeeld: `De watertoren stond op een heuvel bij de stad. `
watertorkruid
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Oenanthe aquatica] is een zwak giftige, twee- of driejarige plant, die behoort tot de schermbloemenfamilie [species|Apiaceae].
watertransport
zelfst.naamw.
•vervoer van water

•vervoer te water.
watertrappelen
werkw.


Uitspraak:

['watərtrɑpələ(n)]



Verbuigingen:

watertrappelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewatertrappeld (volt.deelw.)
je benen telkens op en neer bewegen door ze te buigen en te strekken om met je hoofd boven water te kunnen blijven


Voorbeeld:

`een minuut lang watertrappelen tijdens de zwemles`




Synoniem:

watertrappen
watertrappen
werkw.


Uitspraak:

['watərtrɑpə(n)]



Verbuigingen:

trapte water (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft watergetrapt (volt.deelw.)
je benen telkens op en neer bewegen door ze te buigen en te strekken om met je hoofd boven water te kunnen blijven


Voorbeeld:

`watertrappen met je beide wijsvingers boven water`




Synoniem:

watertrappelen
wateruurwerk
zelfst.naamw.
uurwerk dat door middel van uitlopend water de uren aanwijst.
de waterval
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['watərvɑl]



Verbuigingen:

waterval|len (meerv.)
stromend water in de natuur dat van een hoogte naar beneden stort
de waterval
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['watərvɑl]



Verbuigingen:

waterval|len (meerv.)
stromend water in de natuur dat van een hoogte naar beneden stort
watervang
zelfst.naamw.
•waterwinning uit oppervlaktewater

•waterwinplaats.
watervast
bijwoord
bestand tegen water, lost niet op in water.
waterverbruik
zelfst.naamw.
de hoeveelheid water die in een bepaalde periode wordt gebruikt.
de waterverf
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['watərvɛrf]
verf waar je water aan moet toevoegen om ermee te kunnen schilderen


Voorbeelden:

`waterverfschilderij`,
`waterverftekening`
waterverfschilderij
zelfst.naamw.
schilderij in waterverf.
waterverplaatsing
zelfst.naamw.
het gewicht van de hoeveelheid water die door een ondergedompeld lichaam verplaatst wordt.
waterverval
zelfst.naamw.
verschil in waterstand, bij hoog of laag water.
watervervuiling
zelfst.naamw.
verontreiniging van water.
waterviolier
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Hottonia palustris] is een plant met ondergedoken bladeren die voorkomt in ondiepe wateren.<br>De plant verdraagt geen zout en is daarom recent uit delen van Holland verdwenen, waar het water door polderbemaling en het onttrekken van zoet water voor de drinkwatervoorziening licht brak is geworden
het watervliegtuig
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['watərvlixtœyx]



Verbuigingen:

watervliegtuig|en (meerv.)
vliegtuig dat kan opstijgen vanaf en landen op een watervlakte


Voorbeeld:

`watervliegtuigen die tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikt werden`
watervlo
zelfst.naamw.
[dierkunde], bepaald bladpotig schaaldiertje van de orde [species|Cladocera], een orde van kleine kreeftachtigen uit de klasse van de [species|Branchiopoda] (blad- of kieuwpootkreeftjes).
watervloed
zelfst.naamw.
grote hoeveelheid van overstromend water.
de watervogel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['watərvoxəl]



Verbuigingen:

watervogel|s (meerv.)
vogel die bij water leven en broeden


Voorbeeld:

`Eend, ganzen, flamingo's en meeuwen zijn voorbeelden van watervogels.`
de watervogel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['watərvoxəl]



Verbuigingen:

watervogel|s (meerv.)
vogel die bij water leven en broeden


Voorbeeld:

`Eend, ganzen, flamingo's en meeuwen zijn voorbeelden van watervogels.`
watervoorraad
zelfst.naamw.
voorraad aan drinkwater.
watervoorziening
zelfst.naamw.
het voorzien met drinkwater.
watervrees
zelfst.naamw.
•vrees voor water

•angst om te drinken en te slikken, bv. bij hondsdolheid.
watervrij
bijv.naamw.
•waaraan alle water onttrokken is
• Voorbeeld: `Azijnzuur is in watervrije vorm een vloeistof bij kamertemperatuur. `
•tweede betekenisomschrijving
• Voorbeeld: `Zin met het watervrij in de tweede betekenis erin. `
waterwants
zelfst.naamw.
elk van de wantsen die in het water leven en zich met dierlijke sappen voeden.
waterweegbree
zelfst.naamw.
[plantkunde], waterweegbree [species|Alisma] is een geslacht van kruidachtige waterplanten uit de waterweegbreefamilie [species|Alismataceae].
de waterweg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['watərwɛx]



Verbuigingen:

waterweg|en (meerv.)
lang en smal stuk water waar je met schepen over kunt varen


Voorbeeld:

`Rivieren en kanalen zijn voorbeelden van waterwegen.`
waterwerk
zelfst.naamw.
in het water opgetrokken bouwwerk.
waterwerper
zelfst.naamw.
apparaat dat een zeer sterke straal water kan produceren. De term waterwerper wordt met name gebruikt voor de apparaten gemonteerd op gepantserde voertuigen, ingezet voor relbestrijding
waterwerper
zelfst.naamw.
apparaat dat een zeer sterke straal water kan produceren. De term waterwerper wordt met name gebruikt voor de apparaten gemonteerd op gepantserde voertuigen, ingezet voor relbestrijding
waterwild
zelfst.naamw.
wild dat in of rond het water leeft.
waterwilg
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Salix caprea] een boom uit de wilgenfamilie [species|Salicaceae]. De plant wordt ook wel boswilg genoemd.
waterwingebied
zelfst.naamw.
gebied waar water gewonnen wordt.
waterwinning
zelfst.naamw.
Met waterwinning wordt het onttrekken van water aan het milieu bedoeld, over het algemeen met als doel dit water nuttig toe te passen als drinkwater of in de industrie.
waterwinplaats
zelfst.naamw.
plaats waar water afgetapt wordt
waterwrat
zelfst.naamw.
[medisch], bolvormig wratje (molluscum contagiosum) met een glad oppervlak, gevuld met een witte substantie, vooral bij jonge kinderen.
waterzeil
zelfst.naamw.
•[scheepvaart] zeil gevoerd door langsgetuigde zeilschepen bij ruime en voordewindse koersen, bevestigd met het bovenlijk onder aan de giek

•[scheepvaart] zeil gevoerd door klassieke dwarsgetuigde zeilschepen bij lichte wind onder de onderste lijzeil|lijzeilen
waterzeil
zelfst.naamw.
•[scheepvaart] zeil gevoerd door langsgetuigde zeilschepen bij ruime en voordewindse koersen, bevestigd met het bovenlijk onder aan de giek

•[scheepvaart] zeil gevoerd door klassieke dwarsgetuigde zeilschepen bij lichte wind onder de onderste lijzeil|lijzeilen
waterzooi
zelfst.naamw.
[voeding] een gerecht van vis of kip met aardappelen, groenten, room en water Voorbeeld: `Gent is de stad van de waterzooi, die meestal met brood gegeten wordt. `
waterzucht
zelfst.naamw.
[medisch], oedeem is een opeenhoping van extracellulair vocht in weefsel, leidend tot een zwelling zonder toename van het aantal cellen.
waterzuivering
zelfst.naamw
•het zuiveren, reinigen van water (van organische en chemische stoffen)

•installatie voor het weer zuiver maken van vervuild water.
waterzuiveringsinstallatie
zelfst.naamw.
zuivert het afvalwater van huishoudens en bedrijven.
waterzuring
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Rumex hydrolapathum] zuring die langs de waterkant groeit, behorend tot de duizendknoopfamilie [species|Polygonaceae]
waterzwijn
zelfst.naamw.
[dierkunde], de capibara of waterzwijn [species|Hydrochoerus hydrochaeris] is een knaagdier dat voorkomt in het waterrijke gebied van Brazilië en Noord-Argentinië in Zuid-Amerika.
het watje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑcə]



Verbuigingen:

watje|s (meerv.)
1) propje watten


Voorbeeld:

`Hij had een watje in zijn neusgat gedaan om het bloeden te stoppen.`



2) man die niet sterk is of niet veel kan verdragen


Voorbeeld:

`Wat een watje!`




Synoniemen:

slappeling, mietje, doetje
watsonii
bijv.naamw.
[plantkunde], [dierkunde] Watsons, van Watson, veel voorkomende soortnaam Voorbeeld: `Antirrhinum watsonii → Watsons Leeuwenbek `
watt
zelfst.naamw.
[natuurkunde], [elektronica], [eenheid] SI-eenheid van (arbeids-)vermogen Voorbeeld: `De grootheid "vermogen" (symbool: P) wordt uitgedrukt in de eenheid watt (symbool: W). ` Voorbeeld: `Eén watt is gelijk aan een joule per seconde. `
watteren
werkw.
opvullen met watten
watteren
werkw.
opvullen met watten
watten
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑtə(n)]
zacht, veerkrachtig en pluizig materiaal, waarmee je bijvoorbeeld een wond schoonmaakt


Voorbeelden:

`Voor het concert begon, stopte ze propjes watten in haar oren.`,
`wattenstaafje`
iemand in de watten leggen
(iemand verwennen met aandacht of luxe) `De congresdeelnemers worden door de sponsor flink in de watten gelegd.`
het wattenstaafje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑtə(n)stafjə]



Verbuigingen:

wattenstaafje|s (meerv.)
klein stokje met watten aan de uiteinden waarmee je bijvoorbeeld je oren mee kunt reinigen


Voorbeeld:

`Je mag het wattenstaafje nooit te diep in je oren steken!`




Synoniem:

wattenstokje
het wattenstokje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɑtə(n)stɔkjə]



Verbuigingen:

wattenstokje|s (meerv.)
klein stokje met watten aan de uiteinden waarmee je bijvoorbeeld je oren mee kunt reinigen


Voorbeeld:

`Mijn neefje had een wattenstokje in zijn neus gestoken en het zat zo diep dat we hem naar het ziekenhuis moesten brengen.`




Synoniem:

wattenstaafje
watteren
werkw.
opvullen met watten
wattmeter
zelfst.naamw.
[natuurkunde] [techniek][elektronica] een instrument om het elektrisch vermogen, uitgedrukt in watt, te bepalen Voorbeeld: `Met alle verbruikstoestellen ingeschakeld is het afgenomen vermogen is volgens de wattmeter 3,5 kW. `
wattmeter
zelfst.naamw.
[natuurkunde] [techniek][elektronica] een instrument om het elektrisch vermogen, uitgedrukt in watt, te bepalen Voorbeeld: `Met alle verbruikstoestellen ingeschakeld is het afgenomen vermogen is volgens de wattmeter 3,5 kW. `
watt
zelfst.naamw.
[natuurkunde], [elektronica], [eenheid] SI-eenheid van (arbeids-)vermogen Voorbeeld: `De grootheid "vermogen" (symbool: P) wordt uitgedrukt in de eenheid watt (symbool: W). ` Voorbeeld: `Eén watt is gelijk aan een joule per seconde. `
Watubela
zelfst.naamw.
[taal] een taal die op de Molukken in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Wie kan ik benaderen over de taal Watubela? `
wauw
tussenwerpsel


Uitspraak:

[wɑu]
<uitroep waarmee je uiting geeft aan plotselinge bewondering>



Voorbeeld:

`Wauw, wat een groot huis!`
wauwelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `wauwelen`.
We hebben 13 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•wauwel•wauwelden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de wave
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wef]



Verbuigingen:

wave|s (meerv.)
golvende beweging die toeschouwers in een stadion maken door achtereenvolgens op te staan en weer te gaan zitten


Voorbeeld:

`het leuke effect dat je ziet wanneer toeschouwers een wave doen`
waven
werkw.


Afbreekpatroon:

'wa - ven



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wavede (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewaved (volt.deelw.)
op een tribune om de beurt de handen in de lucht steken zodat een golfbeweging ontstaat


Voorbeeld:

`het publiek bij de voetbalwedstrijd ging waven toen het spel een beetje saai werd`
waven
werkw.


Afbreekpatroon:

'wa - ven



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wavede (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewaved (volt.deelw.)
op een tribune om de beurt de handen in de lucht steken zodat een golfbeweging ontstaat


Voorbeeld:

`het publiek bij de voetbalwedstrijd ging waven toen het spel een beetje saai werd`
waxen
werkw.


Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

waxte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewaxt (volt.deelw.)
1) iets met wax behandelen zodat het waterafstotend wordt


Voorbeelden:

`laarzen of een jas waxen`,
`ski's waxen`



2) ontharen waarbij het haar met wortel en al verwijderd wordt


Voorbeeld:

`waxen om je lichaam van ongewenste beharing te ontdoen `
waxen
werkw.


Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

waxte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewaxt (volt.deelw.)
1) iets met wax behandelen zodat het waterafstotend wordt


Voorbeelden:

`laarzen of een jas waxen`,
`ski's waxen`



2) ontharen waarbij het haar met wortel en al verwijderd wordt


Voorbeeld:

`waxen om je lichaam van ongewenste beharing te ontdoen `
waas
zelfst.naamw.
een vage weerschijn die over een voorwerp ligt
wazig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wazəx]
niet duidelijk of onscherp


Voorbeelden:

`wazig zicht aan beide ogen`,
`een wazige foto scherper maken met een speciaal programma`




Synoniem:

vaag
de wc
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[we'se]



Verbuigingen:

wc|'s (meerv.)
pot waarop je kunt zitten om te poepen en te plassen, en met een waterbak om door te spoelen


Voorbeelden:

`op de wc zitten`,
`Hij moest nodig naar de wc.`,
`wc-bril`




Synoniem:

toilet
de wc-bril
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[we'sebrɪl]



Verbuigingen:

wc-bril|len (meerv.)
ovaal voorwerp met een gat dat op de wc ligt


Voorbeeld:

`Niet op de wc-bril gaan zitten omdat die vies is.`




Synoniem:

bril (2
het wc-papier
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[we'sepapir]
dunne velletjes papier om je billen mee af te vegen als je hebt gepoept


Voorbeeld:

`een rol wc-papier`




Synoniemen:

toiletpapier, closetpapier
wc`s
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wc`s`.

Dit woord staat wél in de database: •wc's

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
we
pronoun


Uitspraak:

[wə]
<het onderwerp in de zin als je over jezelf en andere mensen praat>



Voorbeeld:

`Ze vraagt of we morgen kunnen komen.`




Synoniem:

wij
het web
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɛp]



Verbuigingen:

web|ben (meerv.)
1) net van draden dat een spin maakt om insecten mee te vangen


Voorbeeld:

`De spin had een web in een hoek tegen het plafond gesponnen.`




Synoniem:

spinnenweb


2) verzameling van alle sites die via internet toegankelijk zijn


Voorbeelden:

`zoeken op het web`,
`website`




Synoniem:

world wide web
de webcam
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɛpkɛm]



Verbuigingen:

webcam|s (meerv.)
camera in of aan je computer waarmee anderen waarmee je via internet bent verbonden jou of je omgeving kunnen zien


Voorbeeld:

`je webcam inschakelen als je chat met je vriendinnen`
webcammen
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - cam - men



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webcamde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebcamd (volt.deelw.)
opnames maken met een webcam computer


Voorbeeld:

`oma vindt het leuk om te webcammen met de kleinkinderen`




Synoniem:

contact hebben via een in de laptop ingebouwde of losse webcamera
webcammen
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - cam - men



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webcamde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebcamd (volt.deelw.)
opnames maken met een webcam computer


Voorbeeld:

`oma vindt het leuk om te webcammen met de kleinkinderen`




Synoniem:

contact hebben via een in de laptop ingebouwde of losse webcamera
de webcam
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɛpkɛm]



Verbuigingen:

webcam|s (meerv.)
camera in of aan je computer waarmee anderen waarmee je via internet bent verbonden jou of je omgeving kunnen zien


Voorbeeld:

`je webcam inschakelen als je chat met je vriendinnen`
webcammen
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - cam - men



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webcamde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebcamd (volt.deelw.)
opnames maken met een webcam computer


Voorbeeld:

`oma vindt het leuk om te webcammen met de kleinkinderen`




Synoniem:

contact hebben via een in de laptop ingebouwde of losse webcamera
webcasten
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - cas - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webcastte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebcast (volt.deelw.)
op het web uitzenden, het live uitzenden van beeld en geluid via internet computer


Voorbeeld:

`Webcasten is op dit moment de meest voordelige manier om een zo groot mogelijke doelgroep te bereiken.`
webcasten
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - cas - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webcastte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebcast (volt.deelw.)
op het web uitzenden, het live uitzenden van beeld en geluid via internet computer


Voorbeeld:

`Webcasten is op dit moment de meest voordelige manier om een zo groot mogelijke doelgroep te bereiken.`
webdaten
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - da - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webdatete (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebdatet (volt.deelw.)
via het web contact leggen computercommunicatie


Voorbeeld:

`webdaten lijkt zo mooi, uit zoveel profielen de allerleukste kiezen`




Synoniem:

internetdaten
webdaten
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - da - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webdatete (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebdatet (volt.deelw.)
via het web contact leggen computercommunicatie


Voorbeeld:

`webdaten lijkt zo mooi, uit zoveel profielen de allerleukste kiezen`




Synoniem:

internetdaten
webenablen
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - en - a - blen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webenablede/webenabelde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebenabled/gewebenabeld (volt.deelw.)
aansluiten op het internet computer


Voorbeeld:

`de informatie overal beschikbaar hebben door te webenablen`
webenablen
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - en - a - blen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webenablede/webenabelde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebenabled/gewebenabeld (volt.deelw.)
aansluiten op het internet computer


Voorbeeld:

`de informatie overal beschikbaar hebben door te webenablen`
webenablen
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - en - a - blen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webenablede/webenabelde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebenabled/gewebenabeld (volt.deelw.)
aansluiten op het internet computer


Voorbeeld:

`de informatie overal beschikbaar hebben door te webenablen`
webenablen
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - en - a - blen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webenablede/webenabelde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebenabled/gewebenabeld (volt.deelw
aansluiten op het internet computer


Voorbeeld:

`de informatie overal beschikbaar hebben door te webenablen`
het webformulier
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛpfɔrmylir]



Verbuigingen:

webformulier|en (meerv.)
document of formulier dat op het internet via een website weergegeven wordt


Voorbeeld:

`een webformulier invullen en dan op 'verzenden' klikken`
webhosten
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - hos - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webhostte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebhost (volt.deelw.)
het verhuren van een ruimte op een server die permanent verbonden is met het internet computer


Voorbeeld:

`het webhosten van een website`
webhosten
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - hos - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webhostte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebhost (volt.deelw.)
het verhuren van een ruimte op een server die permanent verbonden is met het internet computer


Voorbeeld:

`het webhosten van een website`
webhosten
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - hos - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webhostte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebhost (volt.deelw.)
het verhuren van een ruimte op een server die permanent verbonden is met het internet computer


Voorbeeld:

`het webhosten van een website`
de (m)/het weblog
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛplɔx]



Verbuigingen:

weblog|s (meerv.)
soort dagboek dat iemand bijhoudt op een website


Synoniem:

blog
webloggen
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - log - gen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

weblogde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geweblogd (volt.deelw.)
het bijhouden van een weblog in dagboekstijl computer


Voorbeeld:

`meerdere malen per dag nieuwe stukjes webloggen`
webloggen
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - log - gen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

weblogde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geweblogd (volt.deelw.)
het bijhouden van een weblog in dagboekstijl computer


Voorbeeld:

`meerdere malen per dag nieuwe stukjes webloggen`
de webmaster
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛpmɑ:stər]



Verbuigingen:

webmaster|s (meerv.)
iemand die websites maakt en onderhoudt


Voorbeeld:

`als webmaster werken in een groot bedrijf`
de webmaster
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛpmɑ:stər]



Verbuigingen:

webmaster|s (meerv.)
iemand die websites maakt en onderhoudt


Voorbeeld:

`als webmaster werken in een groot bedrijf`
de webpagina
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɛpaxina]



Verbuigingen:

webpagina|'s (meerv.)
elk van de verschillende pagina's van een website
de webshop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛpʃɔp]



Verbuigingen:

webshop|s (meerv.)
website waarop je dingen kunt kopen


Voorbeeld:

`een webshop voor studieboeken`




Synoniem:

webwinkel
de website
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwɛpsɑjt]



Verbuigingen:

website|s (meerv.)
verzameling informatie op het internet


Synoniem:

webstek
de website
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwɛpsɑjt]



Verbuigingen:

website|s (meerv.)
verzameling informatie op het internet


Synoniem:

webstek
de webstek
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛpstɛk]



Verbuigingen:

webstek|s (meerv.)
verzameling informatie op het internet


Voorbeeld:

`Welkom op de webstek van...`




Synoniem:

website
de webstek
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛpstɛk]



Verbuigingen:

webstek|s (meerv.)
verzameling informatie op het internet


Voorbeeld:

`Welkom op de webstek van...`




Synoniem:

website
websurfen
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - sur - fen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

websurfte/ websurfde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebsurft/ gewebsurfd (volt.deelw.)
internetten computer


Voorbeeld:

`na het eten nog een half uurtje websurfen om hondensite's te bekijken`




Synoniem:

op het world wide web op zoek gaan naar interessante pagina's
websurfen
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - sur - fen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

websurfte/ websurfde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebsurft/ gewebsurfd (volt.deelw.)
internetten computer


Voorbeeld:

`na het eten nog een half uurtje websurfen om hondensite's te bekijken`




Synoniem:

op het world wide web op zoek gaan naar interessante pagina's
webvertisen
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - ver - ti - sen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webvertisede (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebvertised (volt.deelw.)
op internet adverteren computer


Voorbeeld:

`op een relevante website met veel bezoekers webvertisen`




Synoniem:

reclame maken op internet
webvertisen
werkw.


Afbreekpatroon:

'web - ver - ti - sen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

webvertisede (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewebvertised (volt.deelw.)
op internet adverteren computer


Voorbeeld:

`op een relevante website met veel bezoekers webvertisen`




Synoniem:

reclame maken op internet
de webwinkel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛbwɪŋkəl]



Verbuigingen:

webwinkel|s (meerv.)
website waarop je dingen kunt kopen


Voorbeeld:

`je eigen webwinkel starten`




Synoniem:

webshop
wecken
werkw.
levensmiddelen conserveren door na kokend te steriliseren luchtdicht af te sluiten Voorbeeld: `Die boontjes zijn twee jaar geleden geweckt en nog steeds goed eetbaar. `
wecken
werkw.
levensmiddelen conserveren door na kokend te steriliseren luchtdicht af te sluiten Voorbeeld: `Die boontjes zijn twee jaar geleden geweckt en nog steeds goed eetbaar. `
wedden
werkw.


Uitspraak:

['wɛdə(n)]



Verbuigingen:

wedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets beweren, bijvoorbeeld over de toekomst, waarbij je afspreekt dat je iets krijgt als blijkt dat je gelijk hebt


Voorbeelden:

`Zullen we wedden om een biertje?`,
`wedkantoor`
Wedden dat...
(<dit zeg je voor je iets beweert waarvan je vrijwel zeker bent>) `Wedden dat hij nog ligt te slapen?`
de wedde
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɛdə]



Verbuigingen:

wedde|n, wedde|s (meerv.)
geld dat je ontvangt voor betaald werk


Voorbeelden:

`basiswedde`,
`brutowedde`,
`jaarwedde`




Synoniemen:

loon, salaris
wedden
werkw.


Uitspraak:

['wɛdə(n)]



Verbuigingen:

wedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets beweren, bijvoorbeeld over de toekomst, waarbij je afspreekt dat je iets krijgt als blijkt dat je gelijk hebt


Voorbeelden:

`Zullen we wedden om een biertje?`,
`wedkantoor`
Wedden dat...
(<dit zeg je voor je iets beweert waarvan je vrijwel zeker bent>) `Wedden dat hij nog ligt te slapen?`
de weddenschap
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛdə(n)sxɑp]



Verbuigingen:

weddenschap|pen (meerv.)
keer dat je wedt


Voorbeeld:

`een weddenschap afsluiten`
weder
bijwoord


Uitspraak:

['wedər]
nog een keer formeel


Voorbeeld:

`wederkeren`




Synoniemen:

weer, opnieuw, nogmaals
wedergeboorte
zelfst.naamw.
•het in sommige godsdiensten gangbare idee van het lichamelijk opnieuw geboren worden na de dood

•lichamelijke of geestelijke herleving

•culturele bloei na een tijd van verval
wedergeboorte
zelfst.naamw.
•het in sommige godsdiensten gangbare idee van het lichamelijk opnieuw geboren worden na de dood

•lichamelijke of geestelijke herleving

•culturele bloei na een tijd van verval
wederkeren
werkw.


Uitspraak:

['wedərkerə(n)]



Verbuigingen:

keerde weder (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is wedergekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
terugkomen nadat je bent weggegaan formeel


Voorbeeld:

`We weten dat Christus zal wederkeren.`




Synoniemen:

weerkeren, terugkeren
wederzien
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wederzien`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Dit woord staat wél in de database: •weerzien

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de wederhelft
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wədərhɛlft]



Verbuigingen:

wederhelft|en (meerv.)
man of vrouw waarmee je getrouwd bent


Voorbeeld:

`Dat zal ik eerst met mijn wederhelft moeten bespreken, denk ik.`
wederkeren
werkw.


Uitspraak:

['wedərkerə(n)]



Verbuigingen:

keerde weder (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is wedergekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
terugkomen nadat je bent weggegaan formeel


Voorbeeld:

`We weten dat Christus zal wederkeren.`




Synoniemen:

weerkeren, terugkeren
wederkerend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wedər'kerənt]
wat op jezelf betrekking heeft taalkunde


Voorbeelden:

`het wederkerend voornaamwoord`,
`wederkerende werkwoorden`
wederkerend voornaamwoord
zelfst.naamw.
[grammatica] een voornaamwoord dat gebruikt wordt om te verwijzen naar het onderwerp van de zin zelf. Voorbeeld: `Een wederkerend voornaamwoord kan verplicht bij een werkwoord voorkomen. `
wederkerend werkwoord
zelfst.naamw.
[grammatica] een werkwoord waarbij de handelende persoon tevens het voorwerp van de handeling is Voorbeeld: `Een voorbeeld van een wederkerend werkwoord is 'zich verheugen'. `
wederkerig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wedər'kerəx]
van beide kanten of partijen


Voorbeeld:

`een wederkerige liefde`




Synoniem:

wederzijds
wederkerig voornaamwoord
zelfst.naamw.
[grammatica] een voornaamwoord dat betrekking heeft op meerdere personen/zaken die vaak het onderwerp van de zin zijn. Voorbeeld: `Een wederkerig voornaamwoord drukt een wederzijdse relatie uit. `
wederleggen
werkw.
de ongeldigheid van een gemaakte bewering aantonen Voorbeeld: `Met dit bewijsstuk wederlegde hij de gehele aanklacht. `
de wederopbouw
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wedər'ɔbɑu]
het weer in orde maken van iets dat vernield is


Voorbeelden:

`de wederopbouw van een land na een aardbeving`,
`de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog`




Synoniemen:

reconstructie, herstel (2)
de wederpartij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wedərpɑrtɛi]



Verbuigingen:

wederpartij|en (meerv.)
groep of persoon die andere belangen heeft dan jij juridisch


Voorbeeld:

`een overeenkomst aangaan met je wederpartij`




Synoniem:

tegenpartij
Spellingleidraad (Taalunie)
Taaladvies (Taalunie)
Taaltelefoon.be
VRTtaal.net







Opzoeken:











Doorverwezen van wedervaar > wedervaren


wedervaren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wedervaren`.

Dit woord staat wél in de database: •wedervoeren

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wederverkoop
zelfst.naamw.
[economie] de inkoop van waren in het groot en de verkoop van deze waren in het klein
wederwaardigheden
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wedər'wardəxhedə(n)]
de dingen die je beleefd hebt


Voorbeeld:

`Thuis vertelde hij van zijn wederwaardigheden op kantoor.`




Synoniemen:

belevenissen, avonturen
wederzijds
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wedər'zɛits]
van beide kanten of partijen


Voorbeelden:

`In een relatie zijn communicatie en wederzijds respect belangrijk.`,
`Zij wordt verliefd op hem, en de liefde blijkt wederzijds te zijn.`




Synoniem:

wederkerig
de wedijver
zelfst.naamw. (m.)


Afbreekpatroon:

'wed - ij - ver



Herkomst:

«Duits
het proberen beter te zijn dan anderen, competitie, wedstrijd


Voorbeeld:

`wedijver tussen tegenstanders die hetzelfde doel willen bereiken `




Synoniemen:

rivaliteit, concurrentie
wedijveren
werkw.


Uitspraak:

['wɛtɛivərə(n)]



Verbuigingen:

wedijverde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewedijverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
proberen beter te zijn in iets dan iemand anders


Voorbeeld:

`In dit verhaal wedijveren duister en licht om de macht.`




Synoniem:

strijden
kunnen wedijveren met
(even goed zijn als, of beter zijn dan (iets of iemand)) `Dit team kan wedijveren met de beste clubs van de wereld.`
de wedloop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛtlop]



Verbuigingen:

wed|lopen (meerv.)
snelheidswedstrijd


Voorbeelden:

`deelnemen aan een wedloop voor het goede doel`,
`wapenwedloop`




Synoniem:

race
de wedstrijd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛtstrɛit]



Verbuigingen:

wedstrijd|en (meerv.)
spel waarin je probeert te winnen sport


Voorbeelden:

`voetbalwedstrijd`,
`een wedstrijd spelen`,
`Tijdens de wedstrijd braken er rellen uit.`,
`Ze deden een wedstrijdje wie het langst onder water kon blijven.`




Synoniem:

match
de wedstrijdleider
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛtstrɛitlɛidər]



Verbuigingen:

wedstrijdleider|s (meerv.)
iemand die tijdens een sportwedstrijd oplet of er volgens de spelregels wordt gespeeld


Voorbeeld:

`een opleiding tot gediplomeerd wedstrijdleider volgen`
wedden
werkw.


Uitspraak:

['wɛdə(n)]



Verbuigingen:

wedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets beweren, bijvoorbeeld over de toekomst, waarbij je afspreekt dat je iets krijgt als blijkt dat je gelijk hebt


Voorbeelden:

`Zullen we wedden om een biertje?`,
`wedkantoor
Wedden dat...
(<dit zeg je voor je iets beweert waarvan je vrijwel zeker bent>) `Wedden dat hij nog ligt te slapen?`
de weduwe
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wedywə]



Verbuigingen:

weduwe|n, weduwe|s (meerv.)
vrouw van wie de man overleden is
weduweverbranding
zelfst.naamw.
was een vroeger in India en Indonesië regelmatig voorkomende praktijk waarbij een weduwe om het leven werd gebracht doordat zij - al dan niet in verdoofde toestand - samen met het lichaam van haar echtgenoot werd verbrand
de weduwnaar
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wedywnar]



Verbuigingen:

weduwnaar|s (meerv.)
man van wie de vrouw overleden is
de weduwnaar
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wedywnar]



Verbuigingen:

weduwnaar|s (meerv.)
man van wie de vrouw overleden is
I wee
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[we]



Verbuigingen:

wee|ën (meerv.)
kramp met hevige pijn die komt en gaat in de buik van een vrouw die gaat bevallen


Voorbeelden:

`De eerste weeën kwamen om het kwartier.`,
`perswee`
II wee
tussenwerpsel


Uitspraak:

[we]
O wee!

() `O wee, als ik maar niet te laat kom!`
III wee
bijv.naamw.
onfris


weeë lucht

(onfrisse, licht misselijk makende geur)
inweven
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `inweven`.

Deze woorden staan wél in de database:
•ingeven•inleven•inweken•inwerken•weven

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weven
werkw.


Uitspraak:

[ˈwevə(n)]



Verbuigingen:

weefde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
textiel vervaardigen door draden dooreen te vlechten


Voorbeeld:

`Dit kleed heb ik zelf geweven.`
weeflijn
zelfst.naamw.
[scheepvaart] één van de horizontaal tussen de wanten van een zeilschip gespannen touwen, die samen een ladder vormen om in het want te klimmen
het weefsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wefsəl]



Verbuigingen:

weefsel|s (meerv.)
1) stuk textiel van draden die door elkaar geweven zijn


Voorbeeld:

`een katoenen weefsel`




Synoniem:

stof


2) materiaal waaruit levende wezens bestaan biologie


Voorbeelden:

`Bij huidtransplantatie wordt je eigen weefsel of dat van iemand anders gebruikt.`,
`huidweefsel`,
`spierweefsel`
de weefselkweek
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wefsəlkwek]
methode om cellen te kweken waaruit dan nieuw weefsel ontstaat


Voorbeeld:

`de vermenigvuldiging van planten door middel van weefselkweek`
het weefsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wefsəl]



Verbuigingen:

weefsel|s (meerv.)
1) stuk textiel van draden die door elkaar geweven zijn


Voorbeeld:

`een katoenen weefsel`




Synoniem:

stof


2) materiaal waaruit levende wezens bestaan biologie


Voorbeelden:

`Bij huidtransplantatie wordt je eigen weefsel of dat van iemand anders gebruikt.`,
`huidweefsel`,
`spierweefsel`
weven
werkw.


Uitspraak:

[ˈwevə(n)]



Verbuigingen:

weefde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
textiel vervaardigen door draden dooreen te vlechten


Voorbeeld:

`Dit kleed heb ik zelf geweven.`
afwegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwegə(n)]



Verbuigingen:

woog af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) kijken hoe zwaar iets is


Voorbeeld:

`vier tomaten afwegen op een weegschaal`




Synoniem:

wegen


2) erover nadenken wat het beste is


Voorbeelden:

`de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen`,
`afwegen of je wel of niet verder onderzoek zult doen`,
`afwegen wat de risico's zijn`
afwegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwegə(n)]



Verbuigingen:

woog af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) kijken hoe zwaar iets is


Voorbeeld:

`vier tomaten afwegen op een weegschaal`




Synoniem:

wegen


2) erover nadenken wat het beste is


Voorbeelden:

`de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen`,
`afwegen of je wel of niet verder onderzoek zult doen`,
`afwegen wat de risico's zijn`
inwegen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `inwegen`.

Deze woorden staan wél in de database:
•invoegen•inweken•inwerken•wegen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
opwegen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `opwegen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•omwegen•opvegen•opwekken•opwerken•opwerpen•wegen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
overwegen
werkw.


Uitspraak:

[ovərˈwexə(n)]



Verbuigingen:

overwoog (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft overwogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
nadenken of je iets wilt doen of niet


Voorbeeld:

`overwegen je te laten omscholen tot meubelmaker`
I voortbewegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvordbəwexə(n)]



Verbuigingen:

bewoog voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voortbewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) in een bepaalde richting laten gaan


Voorbeeld:

`Het bootje wordt voortbewogen door middel van een lange stok.`




Synoniem:

aandrijven
II zich voortbewegen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈvordbəwexə(n)]



Verbuigingen:

bewoog zich voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich voortbewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich verplaatsen


Voorbeelden:

`Ze bewoog zich voort op handen en voeten.`,
`Zodra het gips eraf gaat, kan ik me weer gemakkelijker voortbewegen.`




Synoniem:

gaan
de weegbree
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wexbre]



Verbuigingen:

weegbree|ën (meerv.)
plant waarvan de stevige bladeren plat op de grond liggen


Voorbeelden:

`de grote weegbree`,
`de zeeweegbree`,
`de smalle weegbree`
de weegbree
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wexbre]



Verbuigingen:

weegbree|ën (meerv.)
plant waarvan de stevige bladeren plat op de grond liggen


Voorbeelden:

`de grote weegbree`,
`de zeeweegbree`,
`de smalle weegbree`
de weegschaal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wexsxal]



Verbuigingen:

weeg|schalen (meerv.)
toestel waarmee je het gewicht van iets of iemand kunt vaststellen


Voorbeelden:

`De weegschaal gaf 80 kg aan.`,
`personenweegschaal`,
`keukenweegschaal`




Synoniemen:

balans, weegtoestel
wegen
werkw.


Uitspraak:

['wexə(n)]



Verbuigingen:

woog (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) vaststellen hoe zwaar iets of iemand is


Voorbeeld:

`Ik heb me vandaag nog niet gewogen.`



2) een bepaald gewicht hebben


Voorbeeld:

`Ik weeg 80 kg.`



3) zwaar zijn


Voorbeeld:

`Die koffer weegt!`
I de week
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wek]



Verbuigingen:

weken (meerv.)
periode van zeven dagen


Voorbeelden:

`Volgende week ben ik er niet.`,
`Over een week ben ik jarig.`,
`vorige/afgelopen week`,
`Het duurt weken voor het klaar is.`
door de week
(op werkdagen, niet in het weekend) `Door de week ga ik altijd om elf uur naar bed.`
II week
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wek]
1) (van levend weefsel) slap en zacht


Voorbeelden:

`De hersenen zijn niet meer dan een weke massa.`,
`weekdier`



2) gevoelig, ontroerd, vol medelijden enz.


Voorbeeld:

`Hij pakte mijn hand, ik werd helemaal week vanbinnen.`
afweken
werkw.


Uitspraak:

['ɑfwekə(n)]



Verbuigingen:

weekte af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgeweekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(vastgeplakte dingen) door weken losmaken


Voorbeeld:

`etiketten op flessen afweken`




Synoniem:

losweken
losweken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `losweken`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •losbreken

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
het weekblad
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['weɡblɑt]



Verbuigingen:

weekblad|en (meerv.)
tijdschrift dat elke week verschijnt


Voorbeelden:

`je abonneren op een weekblad`,
`een weekblad voor doe-het-zelvers`
het weekblad
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['weɡblɑt]



Verbuigingen:

weekblad|en (meerv.)
tijdschrift dat elke week verschijnt


Voorbeelden:

`je abonneren op een weekblad`,
`een weekblad voor doe-het-zelvers`
de weekdag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wegdɑx]



Verbuigingen:

weekdag|en (meerv.)
elk van de dagen van de week behalve zterdag en zondag


Voorbeeld:

`Openingsuren: alle weekdagen van 10u tot 18u`




Synoniem:

werkdag
de weekdag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wegdɑx]



Verbuigingen:

weekdag|en (meerv.)
elk van de dagen van de week behalve zterdag en zondag


Voorbeeld:

`Openingsuren: alle weekdagen van 10u tot 18u`




Synoniem:

werkdag
het weekdier
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wegdir]



Verbuigingen:

weekdier|en (meerv.)
klein dieren met een week lichaam en zonder inwendig skelet


Voorbeeld:

`Mosselen en slakken zijn weekdieren.`
het weekdier
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wegdir]



Verbuigingen:

weekdier|en (meerv.)
klein dieren met een week lichaam en zonder inwendig skelet


Voorbeeld:

`Mosselen en slakken zijn weekdieren.`
het weekeinde
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wekɛində]



Verbuigingen:

weekeinde|n, weekeinde|s (meerv.)
de laatste twee dagen van de week, waarop veel mensen niet werken


Synoniem:

weekend
het weekeinde
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wekɛində]



Verbuigingen:

weekeinde|n, weekeinde|s (meerv.)
de laatste twee dagen van de week, waarop veel mensen niet werken


Synoniem:

weekend
het weekeinde
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wekɛində]



Verbuigingen:

weekeinde|n, weekeinde|s (meerv.)
de laatste twee dagen van de week, waarop veel mensen niet werken


Synoniem:

weekend
het weekend
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wikɛnt]



Verbuigingen:

weekend|s, weekend|en (meerv.)
de laatste twee dagen van de week, waarop veel mensen niet werken


Voorbeelden:

`Ik ga een weekendje kamperen.`,
`In het weekend kom ik niet voor twaalf uur uit mijn bed.`




Synoniem:

weekeinde
het weekend
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wikɛnt]



Verbuigingen:

weekend|s, weekend|en (meerv.)
de laatste twee dagen van de week, waarop veel mensen niet werken


Voorbeelden:

`Ik ga een weekendje kamperen.`,
`In het weekend kom ik niet voor twaalf uur uit mijn bed.`




Synoniem:

weekeinde
weekendhuwelijk
zelfst.naamw.
een huwelijk waarin het koppel door werkomstandigheden elkaar alleen in het weekend ziet Voorbeeld: `Het weekendhuwelijk beviel hen niet en uiteindelijk scheidden zij. `
weekendhuwelijk
zelfst.naamw
een huwelijk waarin het koppel door werkomstandigheden elkaar alleen in het weekend ziet Voorbeeld: `Het weekendhuwelijk beviel hen niet en uiteindelijk scheidden zij. `
het weekend
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wikɛnt]



Verbuigingen:

weekend|s, weekend|en (meerv.)
de laatste twee dagen van de week, waarop veel mensen niet werken


Voorbeelden:

`Ik ga een weekendje kamperen.`,
`In het weekend kom ik niet voor twaalf uur uit mijn bed.`




Synoniem:

weekeinde
weeklagen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `weeklagen`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•weekdagen•weeklag

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weeklagen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `weeklagen`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•weekdagen•weeklag

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weeklagen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `weeklagen`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•weekdagen•weeklag

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weeklagen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `weeklagen`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•weekdagen•weeklag

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weekmaker
zelfst.naamw.
[scheikunde], [materiaalkunde] een stof met een lage molecuulmassa die toegvoegd wordt aan een amorfe kunststof om het glaspunt ervan te verlagen Voorbeeld: `Zonder weekmakers zouden veel kunststoffen niet verwerken en te bros voor gebruik zijn. `
weekmaker
zelfst.naamw.
[scheikunde], [materiaalkunde] een stof met een lage molecuulmassa die toegvoegd wordt aan een amorfe kunststof om het glaspunt ervan te verlagen Voorbeeld: `Zonder weekmakers zouden veel kunststoffen niet verwerken en te bros voor gebruik zijn. `
weken
werkw.


Uitspraak:

['wekə(n)]



Verbuigingen:

weekte (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) lange tijd in een vloeistof liggen om schoon of zacht te worden


Verbuigingen:

is, heeft geweekt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Laat het T-shirt eerst een nachtje weken in water met chloor.`



2) in een vloeistof leggen om schoon of zacht te worden


Verbuigingen:

heeft geweekt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De maiskorrels worden eerst geweekt en dan gemalen.`
afweken
werkw.


Uitspraak:

['ɑfwekə(n)]



Verbuigingen:

weekte af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgeweekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(vastgeplakte dingen) door weken losmaken


Voorbeeld:

`etiketten op flessen afweken`




Synoniem:

losweken
weken
werkw.


Uitspraak:

['wekə(n)]



Verbuigingen:

weekte (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) lange tijd in een vloeistof liggen om schoon of zacht te worden


Verbuigingen:

is, heeft geweekt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Laat het T-shirt eerst een nachtje weken in water met chloor.`



2) in een vloeistof leggen om schoon of zacht te worden


Verbuigingen:

heeft geweekt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De maiskorrels worden eerst geweekt en dan gemalen.`
afweken
werkw.


Uitspraak:

['ɑfwekə(n)]



Verbuigingen:

weekte af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgeweekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(vastgeplakte dingen) door weken losmaken


Voorbeeld:

`etiketten op flessen afweken`




Synoniem:

losweken
weken
werkw.


Uitspraak:

['wekə(n)]



Verbuigingen:

weekte (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) lange tijd in een vloeistof liggen om schoon of zacht te worden


Verbuigingen:

is, heeft geweekt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Laat het T-shirt eerst een nachtje weken in water met chloor.`



2) in een vloeistof leggen om schoon of zacht te worden


Verbuigingen:

heeft geweekt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De maiskorrels worden eerst geweekt en dan gemalen.`
weekwater
zelfst.naamw.
water waarin iets geweekt is, bv. bonen.
weel
zelfst.naamw.


Verbuigingen:

welen (meerv.)
type oppervlaktewater, ontstaan door afgraving of dijkdoorbraak geografie


Voorbeeld:

`Voorbeeld van een weel is Het Panneweel in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, ontstaan na een dijkdoorbraak in 1627.`




Synoniemen:

wiel, waai, waai, kolk, poel
de weelde
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['weldə]
toestand waarin je (veel) meer hebt dan je nodig hebt


Voorbeelden:

`in weelde leven`,
`weelderig`




Synoniemen:

luxe, rijkdom
in weelde baden
(zeer rijk zijn en dat ook laten zien) `Het hof baadt in weelde, terwijl het volk honger lijdt.`
weelderig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['weldərəx]
met onnodige overvloed


Voorbeelden:

`een weelderige plantengroei`,
`een weelderige haardos`




Synoniemen:

overvloedig, luxueus
weemoedig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[we'mudəx]
met droevige gedachten (aan vroeger)


Voorbeelden:

`Ze denkt vaak weemoedig terug aan haar verlovingstijd.`,
`weemoedige herinneringen`




Synoniemen:

melancholisch, melancholiek
wenen
werkw.


Uitspraak:

['wenə(n)]



Verbuigingen:

weende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
huilen formeel
wenen
werkw.


Uitspraak:

['wenə(n)]



Verbuigingen:

weende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
huilen formeel
I het weer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wer]
temperatuur, bewolking, windsnelheid en vochtigheid op een bepaalde plaats meteorologie


Voorbeelden:

`Het is mooi weer vandaag.`,
`Hoe is het weer daar?`
zwaar weer
(moeilijke omstandigheden) `De bank verkeert in zwaar weer.`
in/door weer en wind
(onder barre weersomstandigheden)
weer of geen weer
(zowel bij goed als bij slecht weer) `Weer of geen weer: we gaan kamperen!`
II weer
bijwoord


Uitspraak:

[wer]
1) nog een keer


Voorbeelden:

`Het is weer zover: mijn computer doet het niet meer.`,
`Nee, niet weer hè!`,
`Wanneer kom je weer eens op bezoek?`,
`Wat nou weer?`




Synoniemen:

opnieuw, nogmaals, terug



ook weer

(<dit zeg je als je vraagt naar iets wat je vergeten bent>) `Hoe heet jij ook weer?` Synoniem: alweer


2) zoals vroeger


Voorbeelden:

`Hij is weer beter.`,
`We zijn weer thuis.`
afweren
werkw.
een aanval neutraliseren Voorbeeld: `De onverhoedse aanval werd ternauwernood afgeweerd. `
weeral
bijwoord


Uitspraak:

['werɑl]
nog een keer


Voorbeeld:

`Haar verjaardagsfeestje was weeral zeer geslaagd.`




Synoniem:

alweer
weerbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

['werbar]
als je je kunt verdedigen


Voorbeeld:

`Hoe maak je kinderen weerbaar zonder dat ze brutaal worden?`




Antoniem:

weerloos
je weerbaar opstellen
(laten zien dat je je kunt verdedigen)
weerbarstig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wer'bɑrstəx]
als iets of iemand zich anders gedraagt dan je wilt


Voorbeelden:

`weerbarstige krullen`,
`een weerbarstige puber`




Synoniem:

lastig
het weerbericht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['werbərɪxt]



Verbuigingen:

weerbericht|en (meerv.)
mededeling over de verwachte weersomstandigheden voor de komende dag(en) meteorologie


Voorbeeld:

`Volgens het weerbericht wordt het zaterdag prachtig weer.`
het weerbericht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['werbərɪxt]



Verbuigingen:

weerbericht|en (meerv.)
mededeling over de verwachte weersomstandigheden voor de komende dag(en) meteorologie


Voorbeeld:

`Volgens het weerbericht wordt het zaterdag prachtig weer.`
afweren
werkw.
een aanval neutraliseren Voorbeeld: `De onverhoedse aanval werd ternauwernood afgeweerd. `
weergalmen
werkw.
•door terugkaatsing bij herhaling hoorbaar zijn
• Voorbeeld: `Het pistoolschot weergalmde door de nauwe kloof. `
• tweede betekenisomschrijving
• Voorbeeld: `Zin met het weergalmen in de tweede betekenis erin. `
• enz.
de weergave
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['werxavə]



Verbuigingen:

weergave|n, weergave|s (meerv.)
manier waarop iets getoond of verteld wordt


Voorbeelden:

`Dat is geen correcte weergave van de feiten.`,
`Je kunt de weergave van het geluid aanpassen.`,
`nummerweergave`




Synoniem:

representatie
weergeven
werkw.


Uitspraak:

['werxevə(n)]



Verbuigingen:

gaf weer (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weergegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een weergave van iets geven


Voorbeelden:

`De film geeft goed weer hoe het er in die tijd aan toe ging.`,
`Mijn woorden zijn verkeerd weergegeven.`




Synoniemen:

weerspiegelen, uitdrukken
weerkeren
werkw.


Uitspraak:

['werkerə(n)]



Verbuigingen:

keerde weer (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weergekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weer gaan in de richting waar iets of iemand vandaan is gekomen


Voorbeelden:

`Hopelijk zal de rust snel weerkeren.`,
`Je koffers pakken, vertrekken en nooit meer weerkeren.`




Synoniemen:

terugkeren, wederkeren
weergeven
werkw.


Uitspraak:

['werxevə(n)]



Verbuigingen:

gaf weer (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weergegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een weergave van iets geven


Voorbeelden:

`De film geeft goed weer hoe het er in die tijd aan toe ging.`,
`Mijn woorden zijn verkeerd weergegeven.`




Synoniemen:

weerspiegelen, uitdrukken
weervinden
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `weervinden`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
het weerzien
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['werzin]
ontmoeting met iemand die je een poos niet hebt gezien


Voorbeeld:

`We verheugen ons enorm op het weerzien met familie en vrienden.`
weerhouden
werkw.


Uitspraak:

[wer'hɑudə(n)]



Verbuigingen:

weerhield (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) tegenhouden, beletten om iets te doen


Voorbeelden:

`Ik laat me door niets weerhouden.`,
`Wat weerhoudt je?`,
`Mijn zachtaardigheid weerhoudt mij ervan om hem een klap te geven.`



2) na een keuze overhouden uit een groter aantal


Voorbeeld:

`de kandidaten die niet weerhouden zijn`
weerhouden
werkw.


Uitspraak:

[wer'hɑudə(n)]



Verbuigingen:

weerhield (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) tegenhouden, beletten om iets te doen


Voorbeelden:

`Ik laat me door niets weerhouden.`,
`Wat weerhoudt je?`,
`Mijn zachtaardigheid weerhoudt mij ervan om hem een klap te geven.`



2) na een keuze overhouden uit een groter aantal


Voorbeeld:

`de kandidaten die niet weerhouden zijn`
weerkaart
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 7 resultaten voor `weerkaart`.

Deze woorden staan wél in de database:
•waterkaart•weerkaatst

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weerkaatsen
werkw.


Uitspraak:

[wer'katsə(n)]
1) (licht of geluid) bij contact in een andere richting laten schijnen of klinken


Verbuigingen:

heeft weerkaatst (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Het water weerkaatst het zonlicht.`




Synoniem:

reflecteren


2) (van licht of geluid) bij contact met iets in een andere richting schijnen of klinken


Verbuigingen:

is weerkaatst (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Het zonlicht weerkaatst op het water.`
weerkaatsen
werkw.


Uitspraak:

[wer'katsə(n)]



Verbuigingen:

weerkaatste (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (licht of geluid) bij contact in een andere richting laten schijnen of klinken


Verbuigingen:

heeft weerkaatst (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Het water weerkaatst het zonlicht.`




Synoniem:

reflecteren


2) (van licht of geluid) bij contact met iets in een andere richting schijnen of klinken


Verbuigingen:

is weerkaatst (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Het zonlicht weerkaatst op het water.`
de weerkaatsing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wer'katsɪŋ]



Verbuigingen:

weerkaatsing|en (meerv.)
het weerkaatsen of dat wat weerkaatst is


Voorbeelden:

`geluidsweerkaatsing`,
`de weerkaatsing van het zonlicht op het water`
de weerkaatsing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wer'katsɪŋ]



Verbuigingen:

weerkaatsing|en (meerv.)
het weerkaatsen of dat wat weerkaatst is


Voorbeelden:

`geluidsweerkaatsing`,
`de weerkaatsing van het zonlicht op het water`
weerkaatsen
werkw.


Uitspraak:

[wer'katsə(n)]



Verbuigingen:

weerkaatste (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (licht of geluid) bij contact in een andere richting laten schijnen of klinken


Verbuigingen:

heeft weerkaatst (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Het water weerkaatst het zonlicht.`




Synoniem:

reflecteren


2) (van licht of geluid) bij contact met iets in een andere richting schijnen of klinken


Verbuigingen:

is weerkaatst (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Het zonlicht weerkaatst op het water.`
weerkeren
werkw.


Uitspraak:

['werkerə(n)]



Verbuigingen:

keerde weer (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weergekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weer gaan in de richting waar iets of iemand vandaan is gekomen


Voorbeelden:

`Hopelijk zal de rust snel weerkeren.`,
`Je koffers pakken, vertrekken en nooit meer weerkeren.`




Synoniemen:

terugkeren, wederkeren
de weerklank
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['werklɑŋk]
weerklank vinden

(een gunstige reactie krijgen) `De wens van de winkeliers vond weerklank bij de gemeente.`
weerklinken
werkw.


Uitspraak:

[wer'klɪŋkə(n)]



Verbuigingen:

weerklonk (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weerklonken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van een geluid) luid en ver hoorbaar zijn


Voorbeeld:

`De luide muziek weerklonk door de straten.`




Synoniem:

galmen
weerklinken
werkw.


Uitspraak:

[wer'klɪŋkə(n)]



Verbuigingen:

weerklonk (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weerklonken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van een geluid) luid en ver hoorbaar zijn


Voorbeeld:

`De luide muziek weerklonk door de straten.`




Synoniem:

galmen
weerkunde
zelfst.naamw.
de studie van het weer en het klimaat
weerkundige
zelfst.naamw.
[beroep] iemand die beroepsmatig het weer bestudeert
weerkundige
zelfst.naamw.
[beroep] iemand die beroepsmatig het weer bestudeert
weerleggen
werkw.


Uitspraak:

[wer'lɛxə(n)]



Verbuigingen:

weerlegde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weerlegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bewijzen dat (iets) niet klopt


Voorbeeld:

`De theorie wordt weerlegd door de feiten.`
weerleggen
werkw.


Uitspraak:

[wer'lɛxə(n)]



Verbuigingen:

weerlegde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weerlegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bewijzen dat (iets) niet klopt


Voorbeeld:

`De theorie wordt weerlegd door de feiten.`
weerlegging
zelfst.naamw.
een betoog waarmee men iets weerlegt Voorbeeld: `Zijn argumenten waren niet erg sterk, want er waren veel weerleggingen. `
weerlegging
zelfst.naamw.
een betoog waarmee men iets weerlegt Voorbeeld: `Zijn argumenten waren niet erg sterk, want er waren veel weerleggingen. `
weerleggen
werkw.


Uitspraak:

[wer'lɛxə(n)]



Verbuigingen:

weerlegde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weerlegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bewijzen dat (iets) niet klopt


Voorbeeld:

`De theorie wordt weerlegd door de feiten.`
weerlichten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `weerlichten`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •weerlichtten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weerlichten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `weerlichten`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •weerlichtten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weerloos
bijv.naamw.


Uitspraak:

['werlos]
wie of wat zich niet kan verdedigen


Voorbeeld:

`De dief berooft alleen maar weerloze slachtoffers.`




Antoniem:

weerbaar
weerom
bijwoord
•nog een keer, opnieuw
• Voorbeeld: `Hij heeft weerom daarover geklaagd. `
•[seppart]: terug
• Voorbeeld: `weeromkeren: De lente keerde weerom en overal waren er bloemen en fluitende vogels in het frisse groen. `
weeromkomen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `weeromkomen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weeromkeren
werkw.
•terugkomen, gewoonlijk op cyclische wijze
• Voorbeeld: `De koekoek was weeromgekeerd uit zijn winterverblijf in Afrika. `
• tweede betekenisomschrijving
• Voorbeeld: `Zin met het weeromkeren in de tweede betekenis erin. `
• enz
de weeromstuit
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wer'ɔmstœyt]
van de weeromstuit

(als reactie op) `Ze waren zo anti-Frans, dat ze van de weeromstuit pro-Duits werden.`
de weersatelliet
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wersatəlit]



Verbuigingen:

weersatelliet|en (meerv.)
onbemand ruimtevaartuig dat buiten de dampkring om de aarde draait met als doel gegevens over het weer te verzamelen
weersgesteldheid
zelfst.naamw.
de gesteldheid van het weer, het soort weer
weersgesteldheid
zelfst.naamw.
de gesteldheid van het weer, het soort weer
weerskanten
zelfst.naamw.
'aan ~': flankerend aan beide zijde Voorbeeld: `Er stonden palmen aan weerskanten van de weg. `
de weerslag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['werslɑx]



Verbuigingen:

weerslag|en (meerv.)
1) (onaangenaam) gevolg


Voorbeelden:

`De storing had een grote weerslag op het treinverkeer.`,
`Maatschappelijke processen vinden hun weerslag in het onderwijs.`,
`De eerste weken na de dood van haar man hield ze zich goed; daarna kwam de weerslag.`




Synoniem:

reactie


2) resultaat of weergave


Voorbeelden:

`Het rapport is een weerslag van een enquête onder honderd organisaties.`,
`De brieven vormen een weerslag van zijn reis naar de Zuidpool.`
weerspannig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wer'spɑnəx]
(van mensen en dieren) tegenwerkend


Voorbeeld:

`weerspannige kinderen`




Antoniem:

meegaand



Synoniemen:

dwars (2), tegendraads
weersomstandigheden
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wersɔmstɑndəxhedə(n)]
kenmerken van het weer in een bepaald gebied op een bepaald tijdstip


Voorbeelden:

`in barre weersomstandigheden`,
`extreme weersomstandigheden`,
`gunstige weersomstandigheden`
weerspiegelen
werkw.


Uitspraak:

[wer'spixələ(n)]



Verbuigingen:

weerspiegelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weerspiegeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) het spiegelbeeld geven van


Voorbeeld:

`Het water weerspiegelde de bomen.`




Synoniem:

reflecteren


2) een beeld geven of weergave zijn van


Voorbeeld:

`De kamer weerspiegelt zijn persoonlijkheid.`




Synoniem:

weergeven
weerspiegelen
werkw.


Uitspraak:

[wer'spixələ(n)]



Verbuigingen:

weerspiegelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weerspiegeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) het spiegelbeeld geven van


Voorbeeld:

`Het water weerspiegelde de bomen.`




Synoniem:

reflecteren


2) een beeld geven of weergave zijn van


Voorbeeld:

`De kamer weerspiegelt zijn persoonlijkheid.`




Synoniem:

weergeven
weerspiegelen
werkw.


Uitspraak:

[wer'spixələ(n)]



Verbuigingen:

weerspiegelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weerspiegeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) het spiegelbeeld geven van


Voorbeeld:

`Het water weerspiegelde de bomen.`




Synoniem:

reflecteren


2) een beeld geven of weergave zijn van


Voorbeeld:

`De kamer weerspiegelt zijn persoonlijkheid.`




Synoniem:

weergeven
de weerspiegeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wer'spixəlɪŋ]



Verbuigingen:

weerspiegeling|en (meerv.)
keer dat of beeld van iets dat weerspiegeld (1), (2) wordt


Voorbeelden:

`Ik keek naar haar in de weerspiegeling van de ruit.`,
`Kunst is niet de weerspiegeling van de werkelijkheid.`




Synoniem:

reflectie
de weerspiegeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wer'spixəlɪŋ]



Verbuigingen:

weerspiegeling|en (meerv.)
keer dat of beeld van iets dat weerspiegeld (1), (2) wordt


Voorbeelden:

`Ik keek naar haar in de weerspiegeling van de ruit.`,
`Kunst is niet de weerspiegeling van de werkelijkheid.`




Synoniem:

reflectie
weerspiegelen
werkw.


Uitspraak:

[wer'spixələ(n)]



Verbuigingen:

weerspiegelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weerspiegeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) het spiegelbeeld geven van


Voorbeeld:

`Het water weerspiegelde de bomen.`




Synoniem:

reflecteren


2) een beeld geven of weergave zijn van


Voorbeeld:

`De kamer weerspiegelt zijn persoonlijkheid.`




Synoniem:

weergeven
weerspreken
werkw.


Uitspraak:

[wer'sprekə(n)]



Verbuigingen:

weersprak (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weersproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeggen of aantonen dat iets niet waar of juist is


Voorbeelden:

`Je mag je mening geven in een hoorcollege maar de prof weerspreken is meestal niet zo een goed idee.`,
`Het betoog van de verdediging wordt weersproken door de bewijsmiddelen.`




Synoniem:

tegenspreken (2
weerspreken
werkw.


Uitspraak:

[wer'sprekə(n)]



Verbuigingen:

weersprak (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weersproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeggen of aantonen dat iets niet waar of juist is


Voorbeelden:

`Je mag je mening geven in een hoorcollege maar de prof weerspreken is meestal niet zo een goed idee.`,
`Het betoog van de verdediging wordt weersproken door de bewijsmiddelen.`




Synoniem:

tegenspreken (2)
weerspreken
werkw.


Uitspraak:

[wer'sprekə(n)]



Verbuigingen:

weersprak (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weersproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeggen of aantonen dat iets niet waar of juist is


Voorbeelden:

`Je mag je mening geven in een hoorcollege maar de prof weerspreken is meestal niet zo een goed idee.`,
`Het betoog van de verdediging wordt weersproken door de bewijsmiddelen.`




Synoniem:

tegenspreken (2)
weerstaan
werkw.


Uitspraak:

[wer'stan]



Verbuigingen:

weerstond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met succes weerstand (1) bieden aan


Voorbeelden:

`De stad weerstond de aanval.`,
`Ik kon de verleiding niet weerstaan om haar even aan te raken.`




Synoniem:

trotseren
weerstaan
werkw.


Uitspraak:

[wer'stan]



Verbuigingen:

weerstond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met succes weerstand (1) bieden aan


Voorbeelden:

`De stad weerstond de aanval.`,
`Ik kon de verleiding niet weerstaan om haar even aan te raken.`




Synoniem:

trotseren
de weerstand
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['werstɑnt]
1) keer dat je je verzet tegen iets of iemand


Voorbeelden:

`weerstand bieden`,
`De weerstand tegen de nieuwe plannen is groot.`




Synoniemen:

verzet, tegenstand


2) mate waarin je lichaam kan voorkomen dat je ziek wordt medisch


Voorbeeld:

`weerstand opbouwen`




Synoniem:

resistentie
de weerstand
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['werstɑnt]
1) keer dat je je verzet tegen iets of iemand


Voorbeelden:

`weerstand bieden`,
`De weerstand tegen de nieuwe plannen is groot.`




Synoniemen:

verzet, tegenstand


2) mate waarin je lichaam kan voorkomen dat je ziek wordt medisch


Voorbeeld:

`weerstand opbouwen`




Synoniem:

resistentie
weerstaan
werkw.


Uitspraak:

[wer'stan]



Verbuigingen:

weerstond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met succes weerstand (1) bieden aan


Voorbeelden:

`De stad weerstond de aanval.`,
`Ik kon de verleiding niet weerstaan om haar even aan te raken.`




Synoniem:

trotseren
weerstreven
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `weerstreven`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weerstreven
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `weerstreven`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de weersverwachting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wersfərwɑxtɪŋ]



Verbuigingen:

weersverwachting|en (meerv.)
verwachte weersomstandigheden voor de volgende dag(en)


Voorbeeld:

`Het weer vandaag en de weersverwachting tot 14 dagen vooruit.`
de weersvoorspelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wersforspɛlɪŋ]



Verbuigingen:

weersvoorspelling|en (meerv.)
voorspelde weersomstandigheid voor de volgende dag(en)


Voorbeeld:

`een gedetailleerde weersvoorspelling`
weerszijden
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wersɛidə(n)]
aan weerszijden

(aan beide kanten) `aan weerszijden van de grens`
de weerwil
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['werwɪl]
in weerwil van iets

(ondanks (iets)) `In weerwil van eerder gemaakte afspraken wordt de huurprijs met 5% verhoogd.` Synoniem: niettegenstaande (iets)
het weerwoord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['werwort]



Verbuigingen:

weerwoord|en (meerv.)
wat je zegt of schrijft in reactie op de bewering van een ander


Voorbeeld:

`een weerwoord geven op`




Synoniem:

repliek
het weerzien
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['werzin]
ontmoeting met iemand die je een poos niet hebt gezien


Voorbeeld:

`We verheugen ons enorm op het weerzien met familie en vrienden.`
de weerzin
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['werzɪn]
gevoel dat je iets niet wilt omdat je het afschuwelijk vindt


Voorbeeld:

`Ik heb een grote weerzin tegen shoppen.`




Synoniemen:

afkeer, hekel
weerzinwekkend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[werzɪn'wɛkənt]
waar je een weerzin tegen hebt


Voorbeelden:

`weerzinwekkende beelden met veel bloed`,
`De burgemeester noemde de aanslag weerzinwekkend.`




Synoniemen:

afschuwelijk, stuitend, walgelijk
de wees
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wes]



Verbuigingen:

wezen (meerv.)
kind of jong dat geen ouders meer heeft


Voorbeeld:

`weeshuis`
het weeshuis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['weshœys]



Verbuigingen:

wees|huizen (meerv.)
instelling waar kinderen zonder ouders opgevangen en verzorgd worden


Voorbeelden:

`Het project omvat de bouw van een weeshuis, een school en een gezondheidscentrum.`,
`wantoestanden in een Bulgaars weeshuis`
het weeshuis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['weshœys]



Verbuigingen:

wees|huizen (meerv.)
instelling waar kinderen zonder ouders opgevangen en verzorgd worden


Voorbeelden:

`Het project omvat de bouw van een weeshuis, een school en een gezondheidscentrum.`,
`wantoestanden in een Bulgaars weeshuis`
weesjongen
zelfst.naamw.
een jongen van wie beide ouders overleden zijn Voorbeeld: `De weesjongen werd in een pleeggezin opgenomen. `
weesjongen
zelfst.naamw.
een jongen van wie beide ouders overleden zijn Voorbeeld: `De weesjongen werd in een pleeggezin opgenomen. `
weesmeisje
zelfst.naamw.
een meisje van wie beide ouders overleden zijn Voorbeeld: `Het weesmeisje werd in een pleeggezin opgenomen. `
weest
werkw.
gebiedende wijs meervoud van zijn Voorbeeld: `Weest niet bevreesd! `
de weet
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wet]
1)


iets aan de weet komen

(iets vernemen) `Ik ben minder leuke dingen over hem aan de weet gekomen.` Synoniem: iets te weten komen


2)


geen weet hebben van iets

(niet weten dat iets bestaat) `Er zijn miljarden planeten waar wij geen weet van hebben.` Synoniem:
iets aan de weet komen
(iets vernemen) `Ik ben minder leuke dingen over hem aan de weet gekomen.` Synoniem: iets te weten komen
geen weet hebben van iets
(niet weten dat iets bestaat) `Er zijn miljarden planeten waar wij geen weet van hebben.` Synoniem:
afweten
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwetə(n)]



Verbuigingen:

liet afweten (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft laten afweten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het laten afweten

(niet doen wat van je verwacht wordt) `De politiek heeft het totaal laten afweten.`
de weetal
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wetɑl]



Verbuigingen:

weetal|len (meerv.)
iemand die denkt dat hij/zij alles beter weet dan iemand anders


Voorbeeld:

`Hem kan ik echt niet uitstaan. Hij is een arrogante weetal!`




Synoniemen:

betweter, wijsneus
weetgierig
bijv.naamw.
•geneigd alles te willen weten
• Voorbeeld: `Jantje is een een heel weetgierig kind. `
•tweede betekenisomschrijving.
• Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
het weetje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wecə]



Verbuigingen:

weetje|s (meerv.)
iets wat je weet en wat meestal niet zo belangrijk is


Voorbeeld:

`Op deze site vind je allerlei leuke weetjes.`




Synoniem:

wetenswaardigheid
aan de weg timmeren
(iets in het openbaar doen en zo aandacht krijgen) `Het bedrijf timmert al jaren aan de weg.`
I de weg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɛx]



Verbuigingen:

weg|en (meerv.)
1) lang en smal stuk grond voor verkeer transport


Voorbeelden:

`een weg aanleggen`,
`De weg loopt dwars door het stadje.`
2) richting waarin je moet gaan


Voorbeelden:

`In het donker raakte ik de weg kwijt.`,
`Kunt u mij de weg naar het dichtstbijzijnde tankstation wijzen?`,
`Op weg naar huis begon het te regenen.`,
`onderweg`,
`terugweg`
iemand op weg helpen
(iemand helpen om iets te beginnen) `Het document helpt je een eind op weg bij het gebruik van deze website.`
naar de bekende weg vragen
(iets vragen wat je al weet)
in de weg
(zo dat je er niet langs kunt) `Hé, ga eens opzij, je staat in de weg.`
nog een lange weg te gaan hebben
(nog ver moeten lopen of veel moeten doen om iets te bereiken) `De trainer zei dat zijn ploeg nog een lange weg te gaan heeft.`
iets of iemand uit de weg gaan
(iets of iemand mijden of vermijden) `Hij gaat discussies het liefst uit de weg.` Synoniem: iets of iemand ontwijken
iemand uit de weg ruimen
(iemand doden) `Politieke tegenstanders liet hij uit de weg ruimen.` Synoniem: iemand vermoorden
iets uit de weg ruimen
(iets oplossen of laten verdwijnen, zodat je er geen last meer van hebt) `In het gesprek werden enkele misverstanden uit de weg geruimd.`
de wegafzetting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛxɑfsɛtɪŋ]



Verbuigingen:

wegafzetting|en (meerv.)
versperring van een weg(gedeelte)


Voorbeeld:

`een gedeeltelijke wegafzetting`
wegblazen
werkw.
iets ~': met een sterke luchtstroom verwijderen Voorbeeld: `Alle tenten op de camping werden door de storm weggeblazen. `
weg van
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɛx vɑn]
als je iemand of iets heel leuk vindt


Voorbeeld:

`Ik ben weg van stripverhalen.`




Synoniemen:

enthousiast over, vol van
wegblijven
werkw.


Uitspraak:

['wɛxblɛivə(n)]



Verbuigingen:

bleef weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggebleven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet aankomen waar je verwacht wordt


Voorbeeld:

`Ze blijven zo lang weg. Er zal toch niets gebeurd zijn?`




Synoniem:

uitblijven
wegbonjouren
werkw.


Uitspraak:

['wɛxbɔ̃ʒurə(n)]



Verbuigingen:

bonjourde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggebonjourd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar een andere plaats sturen


Voorbeeld:

`iemand die je niet kunt uitstaan, wegbonjouren`




Synoniem:

wegsturen (1)


2) ontslaan


Voorbeeld:

`Je secretaresse wegbonjouren omdat ze haar werk niet goed doet.`




Synoniem:

wegsturen (2)
wegbrengen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxbrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een andere plaats brengen


Voorbeelden:

`bouwafval laten ophalen of zelf wegbrengen`,
`We zouden toch eerst de kinderen wegbrengen en dan de honden?`




Synoniem:

afvoeren
de wegcode
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛxkodə]
verkeersreglement
het wegdek
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛxdɛk]



Verbuigingen:

wegdek|ken (meerv.)
bovenste laag van een weg


Voorbeeld:

`een slecht wegdek`
wegdenken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxdɛŋkə(n)]



Verbuigingen:

dacht weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggedacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
fantaseren dat iets er niet meer is


Voorbeelden:

`Als je de geparkeerde auto's wegdenkt, waan je je hier in de middeleeuwen.`,
`De koelkast is niet meer weg te denken uit ons leven.`
wegdoen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxdun]



Verbuigingen:

deed weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet houden of bewaren


Voorbeelden:

`Voor de verhuizing heb ik veel boeken weggedaan.`,
`Toen we naar een flat verhuisden, hebben we de hond weggedaan.`




Synoniemen:

afdanken, afstoten
wegdragen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxdraxə(n)]



Verbuigingen:

droeg weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggedragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een andere plaats dragen


Voorbeeld:

`Iedereen keek toe hoe de zwaargewonde man werd weggedragen.`
wegdrijven
werkw.


Uitspraak:

['wɛxdrɛivə(n)]



Verbuigingen:

dreef weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggedreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je drijvend verplaatsen


Voorbeeld:

`wegdrijven op een luchtmatras in de zee`
wegduwen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxdywə(n)]



Verbuigingen:

duwde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggeduwd (volt.deelw.)
van je af duwen, iets of iemand verplaatsen door te duwen


Voorbeeld:

`iemand wegduwen omdat je niet door kunt`
wegebben
werkw.


Uitspraak:

['wɛxɛbə(n)]



Verbuigingen:

ebde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggeëbd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geleidelijk aan weggaan, verdwijnen


Voorbeeld:

`Na enkele jaren was de verliefdheid weggeëbd.`
wegenis
zelfst.naamw.
de verzamelde wegen onder beheer van een instantie Voorbeeld: `Het gemeentereglement dat verbiedt langs de wegenis te bouwen zonder voorafgaande toelating van het schepencollege, is wettig en toepasselijk op al de openbare wegen, zonder onderscheid, die op het grondgebied der gemeente zijn gelegen.<ref>Gemeentereglementen<br>Toelating tot bouwen - Wegenis- Toepasselijkheid (Arrest Verbrekingshof, 14 januari 1907 - Pas 1907, I, 90).</ref> `
het wegennet
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wexənɛt]



Verbuigingen:

wegennet|ten (meerv.)
geheel van wegen in een gebied (meestal een land)


Voorbeeld:

`het wegennet van België`
wegens
voorzetsel


Uitspraak:

['wexə(n)s]
<na dit woord noem je de oorzaak of reden van iets>



Voorbeelden:

`wegens vakantie gesloten`,
`De woningen zijn ontruimd wegens een gaslek.`




Synoniemen:

vanwege, door
weggaan
werkw.


Uitspraak:

['wɛxan]



Verbuigingen:

ging weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een andere plaats gaan of verdwijnen


Voorbeelden:

`Hoe laat ga je weg?`,
`De pijn gaat niet weg.`




Synoniemen:

ophoepelen, vertrekken
wegblazen
werkw.
'iets ~': met een sterke luchtstroom verwijderen Voorbeeld: `Alle tenten op de camping werden door de storm weggeblazen. `
wegblijven
werkw.


Uitspraak:

['wɛxblɛivə(n)]



Verbuigingen:

bleef weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggebleven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet aankomen waar je verwacht wordt


Voorbeeld:

`Ze blijven zo lang weg. Er zal toch niets gebeurd zijn?`




Synoniem:

uitblijven
wegbonjouren
werkw.


Uitspraak:

['wɛxbɔ̃ʒurə(n)]



Verbuigingen:

bonjourde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggebonjourd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar een andere plaats sturen


Voorbeeld:

`iemand die je niet kunt uitstaan, wegbonjouren`




Synoniem:

wegsturen (1)


2) ontslaan


Voorbeeld:

`Je secretaresse wegbonjouren omdat ze haar werk niet goed doet.`




Synoniem:

wegsturen (2)
wegbergen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegbergen`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegbrengen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxbrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een andere plaats brengen


Voorbeelden:

`bouwafval laten ophalen of zelf wegbrengen`,
`We zouden toch eerst de kinderen wegbrengen en dan de honden?`




Synoniem:

afvoeren
wegbranden
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegbranden`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegbreken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegbreken`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Dit woord staat wél in de database: •wegbrengen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de weggebruiker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛxəbrœykər]



Verbuigingen:

weggebruiker|s (meerv.)
iemand die deel uitmaakt van het wegverkeer


Voorbeeld:

`Voetgangers worden ook wel zwakke weggebruikers genoemd.`
wegcijferen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegcijferen`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegdoen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxdun]



Verbuigingen:

deed weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet houden of bewaren


Voorbeelden:

`Voor de verhuizing heb ik veel boeken weggedaan.`,
`Toen we naar een flat verhuisden, hebben we de hond weggedaan.`




Synoniemen:

afdanken, afstoten
wegdenken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxdɛŋkə(n)]



Verbuigingen:

dacht weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggedacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
fantaseren dat iets er niet meer is


Voorbeelden:

`Als je de geparkeerde auto's wegdenkt, waan je je hier in de middeleeuwen.`,
`De koelkast is niet meer weg te denken uit ons leven.`
wegdoezelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegdoezelen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
het weggedrag
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛxədrɑx]
1) manier waarop iemand rijdt, zich gedraagt in het verkeer


Voorbeeld:

`gevaarlijk/agressief weggedrag`




Synoniem:

rijgedrag


2) manier waarop een auto zich bij hoge snelheden en in bochten gedraagt


Voorbeeld:

`dynamisch weggedrag`




Synoniem:

rijgedrag
wegdragen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxdraxə(n)]



Verbuigingen:

droeg weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggedragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een andere plaats dragen


Voorbeeld:

`Iedereen keek toe hoe de zwaargewonde man werd weggedragen.`
wegdrijven
werkw.


Uitspraak:

['wɛxdrɛivə(n)]



Verbuigingen:

dreef weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggedreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je drijvend verplaatsen


Voorbeeld:

`wegdrijven op een luchtmatras in de zee`
wegdringen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegdringen`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegebben
werkw.


Uitspraak:

['wɛxɛbə(n)]



Verbuigingen:

ebde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggeëbd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geleidelijk aan weggaan, verdwijnen


Voorbeeld:

`Na enkele jaren was de verliefdheid weggeëbd.`
weggaan
werkw.


Uitspraak:

['wɛxan]



Verbuigingen:

ging weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een andere plaats gaan of verdwijnen


Voorbeelden:

`Hoe laat ga je weg?`,
`De pijn gaat niet weg.`




Synoniemen:

ophoepelen, vertrekken
weggeven
werkw.


Uitspraak:

['wɛxevə(n)]



Verbuigingen:

gaf weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geven aan iemand die het mag houden


Voorbeeld:

`Ik heb al mijn platen weggeven.`




Antoniem:

houden
weggooien
werkw.


Uitspraak:

['wɛxojə(n)]



Verbuigingen:

gooide weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggegooid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) in de vuilnisbak of op de grond gooien, omdat je het niet meer nodig hebt


Voorbeeld:

`Hij nam de laatste sigaret en gooide het pakje weg.`
weggrissen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `weggrissen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weghalen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxhalə(n)]



Verbuigingen:

haalde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggehaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van zijn plaats halen


Voorbeelden:

`Hoe kan ik een tatoeage weghalen?`,
`Je moet de pups niet te jong bij de moeder weghalen.`




Synoniemen:

verwijderen, wegnemen
weghelpen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `weghelpen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weghouden
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `weghouden`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •weerhouden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegkapen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegkapen`.
We hebben 17 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegkijken
werkw.
•de blik afwenden, de blik van iemand anders vermijden
• Voorbeeld: `Hij knikt en kijkt weg. `
•negeren, doen of iets niet bestaat
• Voorbeeld: `Het geweld in die regio werd zo hevig, dat de wereld niet meer kon wegkijken. `
•onwelkom laten voelen, zo kijken dat iemand weggaat
• Voorbeeld: `Het gezin met jonge kinderen werd nog net niet weggekeken uit de chique winkel. `
wegkopen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegkopen`.

Deze woorden staan wél in de database:
•wegkomen•weglopen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegkomen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxkomə(n)]



Verbuigingen:

kwam weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat je ergens vandaan raakt


Voorbeeld:

`Maken dat je ergens snel wegkomt.`




ergens mee wegkomen

(ontkomen aan voordehandliggende vervelende gevolgen) `Het is haar zoveelste blunder, maar op een of andere manier komt ze er altijd mee weg.`
wegkruipen
werkw.
•zich kruipend verwijderen

•zich in een kleine ruimte verbergen
wegkwijnen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxkwɛinə(n)]



Verbuigingen:

kwijnde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggekwijnd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van verdriet of pijn) ten onder gaan


Voorbeelden:

`van verdriet wegkwijnen`,
`een gevangene die wegkwijnt in zijn cel`
weglachen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `weglachen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weglaten
werkw.


Uitspraak:

['wɛxlatə(n)]



Verbuigingen:

liet weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggelaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) niet noemen of weergeven


Voorbeelden:

`Die komma, zou ik hier weglaten.`,
`Laat de gruwelijke details maar weg.`




Synoniem:

achterwege laten
wegleggen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxlɛxə(n)]



Verbuigingen:

legde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een andere plaats leggen


Voorbeeld:

`Toen er aangebeld werd, legde ze snel het boek weg.`




niet weggelegd zijn voor

(niet mogelijk zijn voor (iemand)) `Tweemaal per jaar op vakantie gaan is niet voor iedereen weggelegd.`
wegleiden
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegleiden`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weglopen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxlopə(n)]



Verbuigingen:

liep weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) weggaan en niet meer terugkomen


Voorbeelden:

`Onze kat is gisteren weggelopen.`,
`Op haar zestiende is ze van huis weggelopen.`,
`Hij is kwaad uit de vergadering weggelopen.`



2) (van een vloeistof) door een opening verdwijnen


Voorbeeld:

`Het putje is verstopt; het water loopt langzaam weg.`




Synoniem:

wegvloeien
wegmaaien
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegmaaien`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegmaken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegmaken`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•leegmaken•wegraken

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet
wegmoffelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegmoffelen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegnemen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxnemə(n)]



Verbuigingen:

nam weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verwijderen


Voorbeelden:

`een gezwel laten wegnemen`,
`Er is geld uit de kassa weggenomen.`,
`Mijn twijfels zijn nog niet helemaal weggenomen.`




Synoniem:

weghalen
iets neemt niet weg dat (...)
(iets verandert niets aan het feit dat (...)) `Het verhaal klopt niet, maar dat neemt niet weg dat hij goed kan schrijven.` Synoniem: iets doet niets af aan het feit dat (...)
wegpakken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxpɑkə(n)]



Verbuigingen:

pakte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggepakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets ergens wegnemen


Voorbeeld:

`al het speelgoed van je kind wegpakken als het stout geweest is`
wegpesten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegpesten`.

Dit woord staat wél in de database: •wegroesten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegpinken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxpɪŋkə(n)]



Verbuigingen:

pinkte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggepinkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een traantje wegpinken

(door ontroering een beetje huilen) `een traantje wegpinken bij het zien van een droevige film`
wegpraten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegpraten`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegpromoveren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegpromoveren`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegrijden
werkw.


Uitspraak:

['wɛxrɛidə(n)]



Verbuigingen:

reed weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggereden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een andere plaats rijden


Voorbeeld:

`wegrijden als het donker is en vergeten je lichten aan te zetten`
wegrennen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxrɛnə(n)]



Verbuigingen:

rende weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggerend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van iets of iemand weg lopen


Voorbeeld:

`heel hard wegrennen als er een agressieve hond achter je aan komt`




Synoniem:

weghollen
wegroepen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegroepen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Dit woord staat wél in de database: •wegroesten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegroesten
werkw.


Uitspraak:

['wɛxrustə(n)]



Verbuigingen:

roestte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggeroest (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door roesten helemaal verdwijnen


Voorbeeld:

`kapotte auto's die staan weg te roesten op een autokerkhof`
wegrotten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegrotten`.
We hebben 12 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •wegroesten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegruimen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegruimen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegrukken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegrukken`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegscheuren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegscheuren`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegschenken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegschenken`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegscheren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegscheren`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet
wegschieten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegschieten`.
We hebben 7 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegschrappen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegschrappen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegschrijven
werkw.


Uitspraak:

['wɛxsxrɛivə(n)]



Verbuigingen:

schreef weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggeschreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(gegevens) opslaan


Voorbeeld:

`belangrijke documenten op een cd'tje wegschrijven`
wegslaan
werkw.


Uitspraak:

['wɛxslan]



Verbuigingen:

sloeg weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggeslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van je af slaan of door te slaan doen verdwijnen


Voorbeeld:

`Ik heb de hele nacht muggen moeten wegslaan.`
wegslepen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxslepə(n)]



Verbuigingen:

sleepte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggesleept (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een andere plaats slepen


Voorbeeld:

`Fout geparkeerde auto's worden weggesleept.`
wegslinken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegslinken`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegsluipen
werkw.
•ongemerkt en behoedzaam weggaan
• Voorbeeld: `De gevangene trachtte weg te sluipen, maar werd daarbij betrapt. `
• tweede betekenisomschrijving
• Voorbeeld: `Zin met het wegsluipen in de tweede betekenis erin. `
• enz.
wegsluiten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegsluiten`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •wegsluipen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegsmelten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegsmelten`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegsnijden
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegsnijden`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegsnellen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegsnellen`.
We hebben 7 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegspoelen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxspulə(n)]



Verbuigingen:

spoelde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggespoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
laten verdwijnen met een grote hoeveelheid vloeistof


Voorbeelden:

`De vloedgolf had bijna heel het eiland weggespoeld.`,
`de vieze smaak wegspoelen met een glas cola`
wegstemmen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegstemmen`.
We hebben 7 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegsteken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxstekə(n)]



Verbuigingen:

stak weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggestoken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iets opbergen


Voorbeeld:

`Steek jij de tickets weg, want ik raak altijd alles kwijt.`




Synoniem:

wegstoppen


2) iets achterhouden, niet vertellen


Voorbeeld:

`je tatoeage wegsteken voor je ouders`




Synoniem:

achterhouden
wegstoppen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxstɔpə(n)]



Verbuigingen:

stopte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggestopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iets opbergen


Voorbeeld:

`het wisselgeld in je broekzak wegstoppen`




Synoniem:

wegsteken (1)


2) iets achterhouden, niet vertellen


Voorbeeld:

`je angsten niet kunnen wegstoppen`




Synoniem:

wegsteken (2)
wegsterven
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegsterven`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegstuiven
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegstuiven`.
We hebben 7 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegsturen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxstyrə(n)]



Verbuigingen:

stuurde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggestuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar een andere plaats sturen


Voorbeeld:

`Toen hij vervelend begon te worden, stuurde ze hem weg.`



2) ontslaan


Voorbeeld:

`Omdat de resultaten tegenvielen, werd de trainer weggestuurd.`
wegteren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegteren`.

Deze woorden staan wél in de database:
•wegteken•wegvoeren

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet
wegtrekken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxtrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok weg (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) wegnemen door te trekken


Verbuigingen:

heeft weggetrokken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`je hand wegtrekken`



2) naar een andere plaats gaan


Verbuigingen:

is weggetrokken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Het onweer zal straks hopelijk wel wegtrekken.`
wegvagen
werkw.
zodanig vernietigen dat er vrijwel niets overblijft Voorbeeld: `De atoombom van augustus '45 vaagde de stad Hiroshima weg. `
wegvallen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxfɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verdwijnen of niet meer beschikbaar zijn


Voorbeelden:

`Het beeld van mijn computer valt steeds weg.`,
`Er zijn een paar regels weggevallen.`,
`Door het wegvallen van de subsidie draaien we nu met verlies.`
wegvegen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegvegen`.
We hebben 8 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •wegvagen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weggeven
werkw.


Uitspraak:

['wɛxevə(n)]



Verbuigingen:

gaf weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geven aan iemand die het mag houden


Voorbeeld:

`Ik heb al mijn platen weggeven.`




Antoniem:

houden
wegvloeien
werkw.


Uitspraak:

['wɛxflujə(n)]



Verbuigingen:

vloeide weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggevloeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar een andere plaats stromen


Voorbeeld:

`het water naar buiten laten wegvloeien`




Synoniem:

weglopen


2) geleidelijk aan verdwijnen


Voorbeeld:

`grote geldsommen die wegvloeien naar het buitenland`
wegvliegen
werkw.
•een plaats vliegend verlaten
• Voorbeeld: `Voor hij de foto kon nemen vloog de zeldzame vogel weg. `
•heel snel en plotseling een plaats verlaten
• Voorbeeld: `Toen hij het slechte nieuws hoorde vloog hij weg. `
•een hoge verkoopsnelheid hebben
• Voorbeeld: `Zo rond deze tijd van het jaar vliegen de boeken gewoon weg. `
wegvoeren
werkw.
•op geleide wijze iets of iemand weg doen gaan
• Voorbeeld: `De gevangenen werden weggevoerd naar een kamp. `
• tweede betekenisomschrijving
• Voorbeeld: `Zin met het wegvoeren in de tweede betekenis erin. `
• enz.
wegwaaien
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegwaaien`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegvreten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegvreten`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegwerken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxwɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) door te werken laten verdwijnen


Voorbeeld:

`We hebben alle post weggewerkt.`



2) opeten


Voorbeeld:

`In de pauze heb ik snel een broodje weggewerkt.`
wegwissen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegwissen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegwerpen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegwerpen`.

Dit woord staat wél in de database: •wegwerken

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegwuiven
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegwuiven`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegzakken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxsɑkə(n)]



Verbuigingen:

zakte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggezakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door een beweging naar beneden van je plaats raken of verdwijnen


Voorbeelden:

`wegzakken in drijfzand`,
`Vroeger sprak ik vrij goed Duits, maar die kennis is helemaal weggezakt.`
wegzetten
werkw.
•[ov]: ter zijde zetten

•[ov]: op zijn plaats zetten

•[ov]: iemand onterecht kwalificeren als ongeschikt of onbekwaam om hem of haar buiten spel te zetten
• Voorbeeld: `Het werd de politicus kwalijk genomen dat hij de andere kandidaat als een "brekebeen" probeerde weg te zetten. `
wegzuigen
werkw.
door onderdruk aan te leggen een (vloei)stof verwijderen
wegzenden
werkw.


Uitspraak:

['wɛxsɛndə(n)]



Verbuigingen:

zond weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een andere plaats sturen


Voorbeeld:

`iemand wegzenden omdat je het te druk hebt`
wegzinken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegzinken`.
We hebben 6 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •wegpinken

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegglijden
werkw.


Uitspraak:

['wɛxlɛidə(n)]



Verbuigingen:

gleed weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggegleden (volt.deelw.)
geleidelijk verdwijnen


Voorbeelden:

`Tijdens de massage voel ik alle stress zo wegglijden.`,
`Het leek alsof de grond onder mijn voeten weggleed.`,
`wegglijden in een diepe rust`
weggooien
werkw.


Uitspraak:

['wɛxojə(n)]



Verbuigingen:

gooide weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggegooid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) in de vuilnisbak of op de grond gooien, omdat je het niet meer nodig hebt


Voorbeeld:

`Hij nam de laatste sigaret en gooide het pakje weg.`
weggraven
werkw.
•door graven verwijderen
• Voorbeeld: `De bovenste laag werd weggegraven, waardoor de diamanthoudende zandlaag bloot kwam te liggen. `
• tweede betekenisomschrijving
• Voorbeeld: `Zin met het weggraven in de tweede betekenis erin. `
• enz.
weghalen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxhalə(n)]



Verbuigingen:

haalde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggehaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van zijn plaats halen


Voorbeelden:

`Hoe kan ik een tatoeage weghalen?`,
`Je moet de pups niet te jong bij de moeder weghalen.`




Synoniemen:

verwijderen, wegnemen
de weghelft
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɛxhɛlft]



Verbuigingen:

weghelft|en (meerv.)
elk van de twee delen van een weg waarop in tegenovergestelde richtingen wordt gereden


Voorbeelden:

`Beginnen te slippen en op de andere weghelft terechtkomen.`,
`Blijf op de rechter weghelft en haal niet in.`
weghollen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxhɔlə(n)]



Verbuigingen:

holde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggehold (volt.deelw.)
van iets of iemand weg lopen


Synoniem:

wegrennen
wegjagen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxjaxə(n)]



Verbuigingen:

jaagde, joeg weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggejaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat iemand weg gaat


Voorbeeld:

`De kat van de buren wegjagen omdat die vissen uit je vijver vangt.`




Synoniemen:

verdrijven, verjagen
wegkijken
werkw.
•de blik afwenden, de blik van iemand anders vermijden
• Voorbeeld: `Hij knikt en kijkt weg. `
•negeren, doen of iets niet bestaat
• Voorbeeld: `Het geweld in die regio werd zo hevig, dat de wereld niet meer kon wegkijken. `
•onwelkom laten voelen, zo kijken dat iemand weggaat
• Voorbeeld: `Het gezin met jonge kinderen werd nog net niet weggekeken uit de chique winkel. `
wegkomen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxkomə(n)]



Verbuigingen:

kwam weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat je ergens vandaan raakt


Voorbeeld:

`Maken dat je ergens snel wegkomt.`




ergens mee wegkomen

(ontkomen aan voordehandliggende vervelende gevolgen) `Het is haar zoveelste blunder, maar op een of andere manier komt ze er altijd mee weg.`
wegkruipen
werkw.
•zich kruipend verwijderen

•zich in een kleine ruimte verbergen
wegkwijnen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxkwɛinə(n)]



Verbuigingen:

kwijnde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggekwijnd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van verdriet of pijn) ten onder gaan


Voorbeelden:

`van verdriet wegkwijnen`,
`een gevangene die wegkwijnt in zijn cel`
weglaten
werkw.


Uitspraak:

['wɛxlatə(n)]



Verbuigingen:

liet weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggelaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) niet noemen of weergeven


Voorbeelden:

`Die komma, zou ik hier weglaten.`,
`Laat de gruwelijke details maar weg.`




Synoniem:

achterwege laten
wegleggen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxlɛxə(n)]



Verbuigingen:

legde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een andere plaats leggen


Voorbeeld:

`Toen er aangebeld werd, legde ze snel het boek weg.`




niet weggelegd zijn voor

(niet mogelijk zijn voor (iemand)) `Tweemaal per jaar op vakantie gaan is niet voor iedereen weggelegd.`
weglekken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxlɛkə(n)]



Verbuigingen:

lekte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggelekt (volt.deelw.)
onbedoeld met kleine hoeveelheden tegelijk verdwijnen


Voorbeeld:

`voorkomen dat warmte en energie weglekken door je huis goed te isoleren`
weglopen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxlopə(n)]



Verbuigingen:

liep weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) weggaan en niet meer terugkomen


Voorbeelden:

`Onze kat is gisteren weggelopen.`,
`Op haar zestiende is ze van huis weggelopen.`,
`Hij is kwaad uit de vergadering weggelopen.`



2) (van een vloeistof) door een opening verdwijnen


Voorbeeld:

`Het putje is verstopt; het water loopt langzaam weg.`




Synoniem:

wegvloeien
weglopen met
werkw.


Uitspraak:

['wɛxlopə(n) mɛt]



Verbuigingen:

liep weg met (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggelopen met (volt.deelw.)
heel leuk vinden of bewonderen


Voorbeeld:

`Iedereen loopt weg met hem.`




Synoniem:

op handen dragen
weglopen voor
werkw.


Uitspraak:

['wɛxlopə(n) vor]



Verbuigingen:

liep weg voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggelopen voor (volt.deelw.)
(iets waar je bang voor bent of geen zin in hebt) niet doen of aanpakken


Voorbeeld:

`Je kunt niet voor je problemen blijven weglopen.`
wegnemen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxnemə(n)]



Verbuigingen:

nam weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verwijderen


Voorbeelden:

`een gezwel laten wegnemen`,
`Er is geld uit de kassa weggenomen.`,
`Mijn twijfels zijn nog niet helemaal weggenomen.`




Synoniem:

weghalen
iets neemt niet weg dat (...)
(iets verandert niets aan het feit dat (...)) `Het verhaal klopt niet, maar dat neemt niet weg dat hij goed kan schrijven.` Synoniem: iets doet niets af aan het feit dat (...)
de wegomlegging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛxɔmlɛxɪŋ]



Verbuigingen:

wegomlegging|en (meerv.)
plaats waar je als weggebruiker niet door kunt en je een andere route moet nemen


Voorbeeld:

`Een oranje bordje met het opschrift 'Wegomlegging'.`
wegpakken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxpɑkə(n)]



Verbuigingen:

pakte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggepakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets ergens wegnemen


Voorbeeld:

`al het speelgoed van je kind wegpakken als het stout geweest
wegpinken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxpɪŋkə(n)]



Verbuigingen:

pinkte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggepinkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een traantje wegpinken

(door ontroering een beetje huilen) `een traantje wegpinken bij het zien van een droevige film`
de wegpiraat
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛxpirat]



Verbuigingen:

wegpi|raten (meerv.)



de weg|pirate
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛx|piratə]



Verbuigingen:

wegpirate|s (meerv.)
iemand die levensgevaarlijk rijdt
wegraken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxrakə(n)]



Verbuigingen:

raakte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggeraakt (volt.deelw.)
1) ervoor zorgen dat je ergens wegkomt


Voorbeeld:

`Ik zal proberen op tijd weg te raken maar als het druk is, dan zal ik toch moeten overwerken.`



2) ergens terechtkomen waar je het niet meer kan vinden


Voorbeeld:

`Bij de verhuizing is een doos met bladmuziek weggeraakt.`
wegrennen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxrɛnə(n)]



Verbuigingen:

rende weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggerend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van iets of iemand weg lopen


Voorbeeld:

`heel hard wegrennen als er een agressieve hond achter je aan komt`




Synoniem:

weghollen
wegrijden
werkw.


Uitspraak:

['wɛxrɛidə(n)]



Verbuigingen:

reed weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggereden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een andere plaats rijden


Voorbeeld:

`wegrijden als het donker is en vergeten je lichten aan te zetten`
wegroesten
werkw.


Uitspraak:

['wɛxrustə(n)]



Verbuigingen:

roestte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggeroest (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door roesten helemaal verdwijnen


Voorbeeld:

`kapotte auto's die staan weg te roesten op een autokerkhof`
wegschrijven
werkw.


Uitspraak:

['wɛxsxrɛivə(n)]



Verbuigingen:

schreef weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggeschreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(gegevens) opslaan


Voorbeeld:

`belangrijke documenten op een cd'tje wegschrijven`
wegslaan
werkw.


Uitspraak:

['wɛxslan]



Verbuigingen:

sloeg weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggeslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van je af slaan of door te slaan doen verdwijnen


Voorbeeld:

`Ik heb de hele nacht muggen moeten wegslaan.`
wegslepen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxslepə(n)]



Verbuigingen:

sleepte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggesleept (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een andere plaats slepen


Voorbeeld:

`Fout geparkeerde auto's worden weggesleept.`
wegslingeren
werkw.
•met een tollende beweging van zich af werpen
• Voorbeeld: `In een centrifuge wordt vloeistof uit een materiaal weggeslingerd. `
• tweede betekenisomschrijving
• Voorbeeld: `Zin met het wegslingeren in de tweede betekenis erin. `
• enz.
wegsluipen
werkw.
•ongemerkt en behoedzaam weggaan
• Voorbeeld: `De gevangene trachtte weg te sluipen, maar werd daarbij betrapt. `
• tweede betekenisomschrijving
• Voorbeeld: `Zin met het wegsluipen in de tweede betekenis erin. `
• enz.
wegspoelen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxspulə(n)]



Verbuigingen:

spoelde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggespoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
laten verdwijnen met een grote hoeveelheid vloeistof


Voorbeelden:

`De vloedgolf had bijna heel het eiland weggespoeld.`,
`de vieze smaak wegspoelen met een glas cola`
wegsteken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxstekə(n)]



Verbuigingen:

stak weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggestoken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iets opbergen


Voorbeeld:

`Steek jij de tickets weg, want ik raak altijd alles kwijt.`




Synoniem:

wegstoppen


2) iets achterhouden, niet vertellen


Voorbeeld:

`je tatoeage wegsteken voor je ouders`




Synoniem:

achterhouden
Opzoeken:












wegstoppen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxstɔpə(n)]



Verbuigingen:

stopte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggestopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iets opbergen


Voorbeeld:

`het wisselgeld in je broekzak wegstoppen`




Synoniem:

wegsteken (1)


2) iets achterhouden, niet vertellen


Voorbeeld:

`je angsten niet kunnen wegstoppen`




Synoniem:

wegsteken (2)
wegstrepen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxstrepə(n)]



Verbuigingen:

streepte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggestreept (volt.deelw.)
(deel van een programma of een tekst) laten vervallen


Voorbeeld:

`Pagina 1 en 2 mag je wegstrepen en hoef je dus ook niet te leren.`




Synoniem:

schrappen (1)
wegsturen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxstyrə(n)]



Verbuigingen:

stuurde weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggestuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar een andere plaats sturen


Voorbeeld:

`Toen hij vervelend begon te worden, stuurde ze hem weg.`



2) ontslaan


Voorbeeld:

`Omdat de resultaten tegenvielen, werd de trainer weggestuurd.`
wegteken
zelfst.naamw.
steen of bord langs een weg waarop aangegeven is in welke richting een bepaalde plaats ligt en vaak hoe ver het is Voorbeeld: `Somtijds kwamen zij op ontblote groene velden waar de wegtekens en heuvels boven de sneeuw met eerdestof bedekt waren. `
wegtrekken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxtrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok weg (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) wegnemen door te trekken


Verbuigingen:

heeft weggetrokken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`je hand wegtrekken`



2) naar een andere plaats gaan


Verbuigingen:

is weggetrokken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Het onweer zal straks hopelijk wel wegtrekken.`
wegvagen
werkw.
zodanig vernietigen dat er vrijwel niets overblijft Voorbeeld: `De atoombom van augustus '45 vaagde de stad Hiroshima weg. `
wegval
zelfst.naamw.
het feit dat iets opeens niet meer tegenwoordig is Voorbeeld: `Dit woord is met dit voorvoegsel gevormd met wegval van de laatste klinker.
wegvallen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxfɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verdwijnen of niet meer beschikbaar zijn


Voorbeelden:

`Het beeld van mijn computer valt steeds weg.`,
`Er zijn een paar regels weggevallen.`,
`Door het wegvallen van de subsidie draaien we nu met verlies.`
de wegversperring
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛxfərspɛrɪŋ]



Verbuigingen:

wegversperring|en (meerv.)
voorwerpen die een weg blokkeren


Synoniem:

barricade
wegvliegen
werkw.
•een plaats vliegend verlaten
• Voorbeeld: `Voor hij de foto kon nemen vloog de zeldzame vogel weg. `
•heel snel en plotseling een plaats verlaten
• Voorbeeld: `Toen hij het slechte nieuws hoorde vloog hij weg. `
•een hoge verkoopsnelheid hebben
• Voorbeeld: `Zo rond deze tijd van het jaar vliegen de boeken gewoon weg. `
wegvloeien
werkw.


Uitspraak:

['wɛxflujə(n)]



Verbuigingen:

vloeide weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggevloeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar een andere plaats stromen


Voorbeeld:

`het water naar buiten laten wegvloeien`




Synoniem:

weglopen


2) geleidelijk aan verdwijnen


Voorbeeld:

`grote geldsommen die wegvloeien naar het buitenland`
wegvoeren
werkw
•op geleide wijze iets of iemand weg doen gaan
• Voorbeeld: `De gevangenen werden weggevoerd naar een kamp. `
• tweede betekenisomschrijving
• Voorbeeld: `Zin met het wegvoeren in de tweede betekenis erin. `
• enz.
wegwerken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxwɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) door te werken laten verdwijnen


Voorbeeld:

`We hebben alle post weggewerkt.`



2) opeten


Voorbeeld:

`In de pauze heb ik snel een broodje weggewerkt.`
wegwerkzaamheden
zelfst.naamw.
werkzaamheden die worden uitgevoerd aan wegen Voorbeeld: `Door langdurige wegwerkzaamheden stond er op dat traject al een half jaar lang elke dag een file. `
het wegwerpbestek
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛxwɛrbəstɛk]
bestek (1) dat je maar één keer gebruikt en daarna weggooit


Voorbeeld:

`Wegwerpbestek kopen als je een verjaardagsfeestje geeft omdat je dan achteraf niets moet afwassen.`
wegwezen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxwezə(n)]



Verbuigingen:

was weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggeweest (volt.deelw.)
weggaan of weg zijn


Voorbeeld:

`We moeten hier wegwezen, het wordt te gevaarlijk.`
Wegwezen!
(ga weg!)
terug van weggeweest
(weer terug) `De herenhoed is terug van weggeweest.`
wegwijs
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɛxwɛis]
iemand wegwijs maken

(iemand kennis laten maken met iets, waardoor hij of zij weet waar alles is of hoe iets werkt) `In deze cursus wordt de beginnende ruiter wegwijs gemaakt in de paardensport.`
de wegwijzer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛxwɛizər]



Verbuigingen:

wegwijzer|s (meerv.)
bord langs een weg waarop aangegeven is in welke richting een bepaalde plaats ligt en hoe ver het is
wegzakken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxsɑkə(n)]



Verbuigingen:

zakte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggezakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door een beweging naar beneden van je plaats raken of verdwijnen


Voorbeelden:

`wegzakken in drijfzand`,
`Vroeger sprak ik vrij goed Duits, maar die kennis is helemaal weggezakt.`
wegzenden
werkw.


Uitspraak:

['wɛxsɛndə(n)]



Verbuigingen:

zond weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een andere plaats sturen


Voorbeeld:

`iemand wegzenden omdat je het te druk hebt`
wegzetten
werkw.
•[ov]: ter zijde zetten

•[ov]: op zijn plaats zetten

•[ov]: iemand onterecht kwalificeren als ongeschikt of onbekwaam om hem of haar buiten spel te zetten
• Voorbeeld: `Het werd de politicus kwalijk genomen dat hij de andere kandidaat als een "brekebeen" probeerde weg te zetten. `
wegzuigen
werkw.
door onderdruk aan te leggen een (vloei)stof verwijderen
de wei
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɛi]



Verbuigingen:

wei|den (meerv.)



de wei|de
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɛi|də]



Verbuigingen:

weide|n, weide|s (meerv.)
veld met gras waar dieren grazen landbouw


Voorbeeld:

`Koeien grazen in de wei.`




Synoniemen:

weiland, weide
uitweiden
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytwɛidə(n)]



Verbuigingen:

weidde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeweid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uitvoerig spreken


Voorbeeld:

`uitweiden over de vele voordelen van het nieuwe product`
uitweiden
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytwɛidə(n)]



Verbuigingen:

weidde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeweid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uitvoerig spreken


Voorbeeld:

`uitweiden over de vele voordelen van het nieuwe product`
weiden
werkw.


Uitspraak:

['wɛidə(n)]



Verbuigingen:

weidde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweid (volt.deelw.)
(vee) laten grazen


Voorbeeld:

`je koeien overdag weiden en 's avonds naar de stal brengen`
de weide
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɛidə]



Verbuigingen:

weide|n, weide|s (meerv.)
veld met gras waar dieren grazen


Voorbeeld:

`bloemenweide`




Synoniemen:

weide, weiland
weiden
werkw.


Uitspraak:

['wɛidə(n)]



Verbuigingen:

weidde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweid (volt.deelw.)
(vee) laten grazen


Voorbeeld:

`je koeien overdag weiden en 's avonds naar de stal brengen`
de weide
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɛidə]



Verbuigingen:

weide|n, weide|s (meerv.)
veld met gras waar dieren grazen


Voorbeeld:

`bloemenweide`




Synoniemen:

weide, weiland
de weidevogel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛidəvoxəl]



Verbuigingen:

weidevogel|s (meerv.)
vogel die broedt in grasland


Voorbeeld:

`De kievit en de kemphaan zijn voorbeelden van weidevogels.`
weids
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛits]
groot en ruim


Voorbeelden:

`een weids uitzicht`,
`weidse polders
weiden
werkw.


Uitspraak:

['wɛidə(n)]



Verbuigingen:

weidde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweid (volt.deelw.)
(vee) laten grazen


Voorbeeld:

`je koeien overdag weiden en 's avonds naar de stal brengen`
de wei
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɛi]



Verbuigingen:

wei|den (meerv.)



de wei|de
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɛi|də]



Verbuigingen:

weide|n, weide|s (meerv.)
veld met gras waar dieren grazen landbouw


Voorbeeld:

`Koeien grazen in de wei.`




Synoniemen:

weiland, weide
weifelen
werkw.


Uitspraak:

['wɛifələ(n)]



Verbuigingen:

weifelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweifeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet kunnen beslissen


Voorbeeld:

`Hij weifelde even en besloot toen niet te gaan.`




Synoniem:

aarzelen
weifelen
werkw.


Uitspraak:

['wɛifələ(n)]



Verbuigingen:

weifelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweifeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet kunnen beslissen


Voorbeeld:

`Hij weifelde even en besloot toen niet te gaan.`




Synoniem:

aarzelen
weigeren
werkw.


Uitspraak:

['wɛixərə(n)]



Verbuigingen:

weigerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweigerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet willen doen, toestaan of accepteren, en dat zeggen


Voorbeelden:

`Hij weigerde te betalen.`,
`Ze weigerde alle hulp.`




Antoniemen:

instemmen met, toestaan, accepteren, ,



Synoniem:

afslaan
weigeren
werkw.


Uitspraak:

['wɛixərə(n)]



Verbuigingen:

weigerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweigerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet willen doen, toestaan of accepteren, en dat zeggen


Voorbeelden:

`Hij weigerde te betalen.`,
`Ze weigerde alle hulp.`




Antoniemen:

instemmen met, toestaan, accepteren, ,



Synoniem:

afslaan
de weigering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛixərɪŋ]



Verbuigingen:

weigering|en (meerv.)
keer dat je iets niet wilt doen, toestaan of accepteren, en dat zegt


Voorbeelden:

`een halsstarrige weigering`,
`de weigering van een kind door de basisschool`
weigeren
werkw.


Uitspraak:

['wɛixərə(n)]



Verbuigingen:

weigerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweigerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet willen doen, toestaan of accepteren, en dat zeggen


Voorbeelden:

`Hij weigerde te betalen.`,
`Ze weigerde alle hulp.`




Antoniemen:

instemmen met, toestaan, accepteren, ,



Synoniem:

afslaan
weightwatchen
werkw.


Afbreekpatroon:

'weight - wat - chen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

weightwatchte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geweightwatcht (volt.deelw.)
in clubverband en onder begeleiding proberen af te vallen


Voorbeeld:

`ze is al vijf kilo afgevallen sinds ze weightwatcht`




Synoniem:

aan de lijn doen
weightwatchen
werkw.


Afbreekpatroon:

'weight - wat - chen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

weightwatchte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geweightwatcht (volt.deelw.)
in clubverband en onder begeleiding proberen af te vallen


Voorbeeld:

`ze is al vijf kilo afgevallen sinds ze weightwatcht`




Synoniem:

aan de lijn doen
weightwatchen
werkw.


Afbreekpatroon:

'weight - wat - chen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

weightwatchte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geweightwatcht (volt.deelw.)
in clubverband en onder begeleiding proberen af te vallen


Voorbeeld:

`ze is al vijf kilo afgevallen sinds ze weightwatcht`




Synoniem:

aan de lijn doen
het weiland
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛilɑnt]



Verbuigingen:

weiland|en (meerv.)
veld met gras waar dieren grazen


Voorbeeld:

`Koeien in een wei is ook natuur.`




Synoniem:

wei
het weiland
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛilɑnt]



Verbuigingen:

weiland|en (meerv.)
veld met gras waar dieren grazen


Voorbeeld:

`Koeien in een wei is ook natuur.`




Synoniem:

wei
weinig
telwoord


Uitspraak:

['wɛinəx]
een klein aantal of een kleine hoeveelheid


Voorbeelden:

`Er was weinig belangstelling voor zijn nieuwe film.`,
`Er zijn weinig mensen.`




Antoniemen:

veel, talrijk,
Wejewa
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Wie kan ik benaderen over de taal Wejewa? `
de weigering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛixərɪŋ]



Verbuigingen:

weigering|en (meerv.)
keer dat je iets niet wilt doen, toestaan of accepteren, en dat zegt


Voorbeelden:

`een halsstarrige weigering`,
`de weigering van een kind door de basisschool`
weigeren
werkw.


Uitspraak:

['wɛixərə(n)]



Verbuigingen:

weigerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweigerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet willen doen, toestaan of accepteren, en dat zeggen


Voorbeelden:

`Hij weigerde te betalen.`,
`Ze weigerde alle hulp.`




Antoniemen:

instemmen met, toestaan, accepteren, ,



Synoniem:

afslaan
weightwatchen
werkw.


Afbreekpatroon:

'weight - wat - chen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

weightwatchte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geweightwatcht (volt.deelw.)
in clubverband en onder begeleiding proberen af te vallen


Voorbeeld:

`ze is al vijf kilo afgevallen sinds ze weightwatcht`




Synoniem:

aan de lijn doen
het weiland
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛilɑnt]



Verbuigingen:

weiland|en (meerv.)
veld met gras waar dieren grazen


Voorbeeld:

`Koeien in een wei is ook natuur.`




Synoniem:

wei
weinig
telwoord


Uitspraak:

['wɛinəx]
een klein aantal of een kleine hoeveelheid


Voorbeelden:

`Er was weinig belangstelling voor zijn nieuwe film.`,
`Er zijn weinig mensen.`




Antoniemen:

veel, talrijk,
Wejewa
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Wie kan ik benaderen over de taal Wejewa? `
opwekken
werkw.


Uitspraak:

['ɔpwɛkə(n)]



Verbuigingen:

wekte op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgewekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iets doen ontstaan of veroorzaken


Voorbeelden:

`de lust opwekken`,
`elektriciteit opwekken`,
`de weeën opwekken`



2) iemand aansporen om iets te doen


Voorbeeld:

`iemand tot beter gedrag opwekken`
opwekken
werkw.


Uitspraak:

['ɔpwɛkə(n)]



Verbuigingen:

wekte op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgewekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iets doen ontstaan of veroorzaken


Voorbeelden:

`de lust opwekken`,
`elektriciteit opwekken`,
`de weeën opwekken`



2) iemand aansporen om iets te doen


Voorbeeld:

`iemand tot beter gedrag opwekken`
weke
bijv.naamw.
meervoud van week.
I wekelijks
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wekələks]
wat iedere week gebeurt, verschijnt enz.


Voorbeeld:

`een wekelijkse column`
II wekelijks
bijwoord


Uitspraak:

['wekələks]
eenmaal per week of elke week


Voorbeeld:

`We komen wekelijks bij elkaar.`
weken
werkw.


Uitspraak:

['wekə(n)]



Verbuigingen:

weekte (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) lange tijd in een vloeistof liggen om schoon of zacht te worden


Verbuigingen:

is, heeft geweekt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Laat het T-shirt eerst een nachtje weken in water met chloor.`



2) in een vloeistof leggen om schoon of zacht te worden


Verbuigingen:

heeft geweekt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De maiskorrels worden eerst geweekt en dan gemalen.`
wekken
werkw.


Uitspraak:

['wɛkə(n)]



Verbuigingen:

wekte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
2) laten ontstaan


Voorbeelden:

`Zijn interesse werd gewekt door een artikel in de krant.`,
`argwaan wekken`




Synoniem:

veroorzaken
de wekker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛkər]



Verbuigingen:

wekker|s (meerv.)
klok die een geluid maakt om je te wekken


Voorbeelden:

`Ze zette de wekker op halfzes.`,
`Om acht uur ging de wekker.`,
`Ik gebruik mijn mobieltje als wekker.`,
`wekkerradio`
de wekker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛkər]



Verbuigingen:

wekker|s (meerv.)
klok die een geluid maakt om je te wekken


Voorbeelden:

`Ze zette de wekker op halfzes.`,
`Om acht uur ging de wekker.`,
`Ik gebruik mijn mobieltje als wekker.`,
`wekkerradio`
wekken
werkw.


Uitspraak:

['wɛkə(n)]



Verbuigingen:

wekte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) wakker maken


Voorbeelden:

`Hij werd gewekt door een harde knal.`,
`Wek mij morgen om zeven uur.`



2) laten ontstaan


Voorbeelden:

`Zijn interesse werd gewekt door een artikel in de krant.`,
`argwaan wekken`




Synoniem:

veroorzaken
opwekken
werkw.


Uitspraak:

['ɔpwɛkə(n)]



Verbuigingen:

wekte op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgewekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iets doen ontstaan of veroorzaken


Voorbeelden:

`de lust opwekken`,
`elektriciteit opwekken`,
`de weeën opwekken`



2) iemand aansporen om iets te doen


Voorbeeld:

`iemand tot beter gedrag opwekken`
I het wel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɛl]
II wel
bijwoord


Uitspraak:

[wɛl]
II wel
bijwoord


Uitspraak:

[wɛl]
II wel
bijwoord


Uitspraak:

[wɛl]
1) goed


Voorbeelden:

`welgevormd`,
`welluidend`,
`Wel thuis!`
2) <dit woord drukt uit dat iets waarvan gezegd of gedacht wordt dat het niet waar is, toch waar is>



Voorbeeld:

`Ze zegt van niet, maar ze heeft het wél gedaan.`




Antoniem:

niet


3) <dit woord drukt uit dat iets waar is, ondanks iets anders>



Voorbeelden:

`Het is misschien streng, maar wel rechtvaardig.`,
`Je mag dan wel geluk gehad hebben, maar je hebt er ook hard voor gewerkt. Ja, dat wel.`



4) een beetje, tamelijk


Voorbeelden:

`Ze is wel aardig.`,
`Het gaat wel.`




Synoniemen:

best (III, 3)


5) <dit woord drukt een vermoeden of twijfel uit>



Voorbeelden:

`We zullen wel voor donker thuis zijn.`,
`Hij zal wel weer niet komen.`,
`Kun je het wel aan?`



6) <dit woord drukt uit dat het om een grote hoeveelheid, afstand, lange tijd, hoge prijs enz. gaat>



Voorbeelden:

`Hoeveel zijn het er wel niet? Het zijn er wel duizend!`,
`Ik
goed en wel
(helemaal, volledig) `Het project is al mislukt voordat het goed en wel is begonnen.`
Alles goed en wel, maar (...)
(<hierna volgt een bezwaar>) `Alles goed en wel, maar wie moet dat betalen?` Synoniem: allemaal leuk en aardig, maar (...)
Laten we wel wezen.
(<aansporing om eerlijk of realistisch te zijn>) `Want laten we wel wezen, zonder hulp was het hem nooit gelukt.` Synoniem:
opwellen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `opwellen`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•opbellen•opstellen•optellen•opzwellen•wellen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
welbespraakt
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɛlbəsprakt, wɛlbə'sprakt]
als je makkelijk goed en vlot kunt spreken


Voorbeelden:

`Hij is zeer welbespraakt, hij houdt een heel goede toespraak zonder geheugensteuntje.`,
`een welbespraakt politicus`,
`een welbespraakte oplichter die veel geld lospraat`
welbespraaktheid
zelfst.naamw.
de kunst om iets goed te kunnen verwoorden Voorbeeld: `Zijn welbespraaktheid was ver ontwikkeld. `
welbewust
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛlbə'wʏst]
als je heel goed beseft wat je doet


Voorbeelden:

`De aanslag was een welbewuste actie.`,
`welbewuste discriminatie van gehandicapten`




Synoniem:

opzettelijk
weldaad
zelfst.naamw.
•een goede daad voor iemand doen

•iets dat bijzonder aangenaam of nuttig is
weldaad
zelfst.naamw.
•een goede daad voor iemand doen

•iets dat bijzonder aangenaam of nuttig is
weldadig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛl'dadəx]
wat je aangenaam vindt


Voorbeeld:

`Geniet van de weldadige rust in dit ongerepte gebied.`




Synoniemen:

aangenaam, lekker
weldadigheid
zelfst.naamw.
een daad die iemand iets goeds doet Voorbeeld: `Door de weldadigheid beoefent de gever rechtvaardigheid. `
weldadigheid
zelfst.naamw.
een daad die iemand iets goeds doet Voorbeeld: `Door de weldadigheid beoefent de gever rechtvaardigheid. `
opwellen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `opwellen`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•opbellen•opstellen•optellen•opzwellen•wellen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
weldoen
werkw.


Uitspraak:

['wɛldun]



Verbuigingen:

deed wel (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft welgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
goede dingen doen zonder eigenbelang


Voorbeeld:

`Weldoen is een beginsel in de geneeskunde, een allesomvattende term die verwijst naar de morele plicht om welzijn te bevorderen.`




Synoniem:

goeddoen
de weldoener
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛldunər]



Verbuigingen:

weldoener|s (meerv.)



de weldoen|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛldun|stər]



Verbuigingen:

weldoenster|s (meerv.)
iemand die goede dingen doet zonder eigenbelang


Voorbeeld:

`Zij helpen waar ze kunnen en geven veel aan goede doelen; het zijn echte weldoeners.`




Synoniem:

filantroop
weldoordacht
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɛldordɑxt]
waar je goed over nagedacht hebt


Voorbeelden:

`tewerkgaan volgens een weldoordachte methode`,
`innovatieve en weldoordachte functionaliteiten van een systeem`




Synoniemen:

goed doordacht, weloverwogen
weldra
bijwoord


Uitspraak:

['wɛldra]
na of over een korte tijd


Voorbeelden:

`Weldra begint de vakantie.`,
`Ze ging op het bed liggen en weldra sliep ze.`




Synoniemen:

binnenkort, gauw
weleens
bijwoord


Uitspraak:

['wɛlens, wɛl'ens]
1) soms


Voorbeeld:

`Het gebeurt weleens dat het maanden niet regent.`




Synoniem:

nu en dan


2) wel een keer


Voorbeelden:

`Ik heb weleens een sigaret gerookt, maar ik vond het zo vies dat ik het nooit meer gedaan heb.`,
`Ik wil weleens zien hoe je dat doet.`




Synoniemen:

eens, ooit
weleer
bijwoord
in lang vervlogen dagen Voorbeeld: `Dat is weleer ooit wel de gewoonte geweest. `
weel
zelfst.naamw.


Verbuigingen:

welen (meerv.)
type oppervlaktewater, ontstaan door afgraving of dijkdoorbraak geografie


Voorbeeld:

`Voorbeeld van een weel is Het Panneweel in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, ontstaan na een dijkdoorbraak in 1627.`




Synoniemen:

wiel, waai, waai, kolk, poel
welven
werkw.
het geleidelijk buigen van een gebogen oppervlak Voorbeeld: `Hij bewonderde de zacht welvende vormen van haar lichaam. `
welven
werkw.
het geleidelijk buigen van een gebogen oppervlak Voorbeeld: `Hij bewonderde de zacht welvende vormen van haar lichaam. `
welgemanierd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛlxəma'nirt]
met goede manieren


Voorbeelden:

`een welgemanierde jongeman`,
`Het personeel in dit hotel is zeer welgemanierd.`




Antoniem:

ongemanierd



Synoniemen:

beleefd, fatsoenlijk
de welgemanierdheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wɛlxəma'nirthɛit]
eigenschap dat je goede manieren hebt


Voorbeeld:

`Zij straalt decorum en welgemanierdheid uit.`




Synoniem:

beschaafdheid
welgesteld
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛlxə'stɛlt]
als je veel geld hebt


Synoniem:

rijk
welgeteld
bijwoord
volgens nauwkeurige telling
welvaren
werkw.
~ bij' voorspoed beleven Voorbeeld: `Daar voer hij tegen zijn eigen verwachting wel bij. `
welgezind
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɛlxəzɪnt, wɛlxə'zɪnt]
als iemand het goede voor je wil


Voorbeelden:

`Ik vertrouw op hem, hij is mij welgezind.`,
`Tijdens ons uitje waren de weergoden ons welgezind.`




Synoniemen:

goedgezind, gunstig gezind
weliswaar
bijwoord


Uitspraak:

['wɛlɪswar, wɛlɪs'war]
<dit woord gebruik je om iets toe te geven, voordat je iets anders zegt>



Voorbeeld:

`Het is weliswaar laat, maar nog niet te laat.`
welk
pronoun


Uitspraak:

[wɛlk]
1) <met dit woord vraag je naar een bepaald exemplaar van iets of iemand>



Voorbeelden:

`Heb je die man gezien? Welke man?`,
`Hij vroeg welk boek ik aan het lezen was.`,
`In welke films speelt ze nog meer?`



2) <met dit woord verwijs je aan het begin van een bijzin naar een of meer voorafgaande zelfstandige naamwoorden in de hoofdzin>



Voorbeelden:

`Hij zocht zijn bril, zonder welke hij niets zag.`,
`Hij vroeg of ik last van slapeloosheid had, welke vraag ik met ja moest beantwoorden.`
om welke reden dan ook
(om een of andere reden, het maakt niet uit wat de reden is) `Mocht u om welke reden dan ook niet tevreden zijn over dit product, dan kunt u het binnen tien dagen retourneren.` Synoniem: ongeacht de reden
welkom
tussenwerpsel


Uitspraak:

['wɛlkɔm]
<dit zeg je als je een gast ontvangt>



Voorbeelden:

`Welkom in Nederland!`,
`Hartelijk welkom!`
welkomstbericht
zelfst.naamw.
een bericht dat de functie heeft om iemand welkom te heten Voorbeeld: `Hij kreeg een welkomstbericht toegestuurd. `
welken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `welken`.

Deze woorden staan wél in de database:
•kelken•melken•wecken•weken•wekken•weldoen•welen•welfden•welk•welkten•wellen•welpen•welven•wenken•werken

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wellen
werkw.
iets in water leggen om het zachter te maken Voorbeeld: `Nu die aardappels geweld zijn, zijn ze makkelijker te schrappen. `
weller
zelfst.naamw.
een apparaat om nietjes uit papier te verwijderen
welletjes
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɛləcəs]
<dit zeg je als je vindt dat iets moet ophouden>



Voorbeeld:

`Nu is het welletjes!`




Synoniem:

genoeg
wellicht
bijwoord


Uitspraak:

['wɛlɪxt, wɛ'lɪxt]
zoals het zou kunnen formeel


Voorbeeld:

`Wat een donkere wolken! Het gaat wellicht regenen.`




Synoniemen:

mogelijk (II), misschien (1)
welluidend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛ'lœydənt]
aangenaam klinkend formeel


Voorbeelden:

`welluidende muziek`,
`een welluidende stem hebben`
de wellust
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛlʏst]



Verbuigingen:

wellust|en (meerv.)
lichamelijk, meestal seksueel genot


Voorbeelden:

`Hebzucht, wellust en gulzigheid worden wel als ondeugden beschouwd.`,
`met wellust naar een lekker mokkel kijken`
wellustig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛ'lʏstəx]
vol verlangen naar lichamelijk, meestal seksueel genot


Voorbeeld:

`een wellustige blik`




Synoniem:

geil
weloverwogen
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɛlovərwoxə(n), wɛlovər'woxə(n)]
waarover goed nagedacht is


Voorbeeld:

`een weloverwogen beslissing`




Synoniemen:

doordacht, weldoordacht
de welp
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɛlp]



Verbuigingen:

welp|en (meerv.)
1) jong van een leeuw, tijger of wolf


Voorbeeld:

`een leeuwin met twee welpen`



2) jongenslid bij de scouting


Voorbeeld:

`Om welp te worden moet je minstens zeven jaar zijn en als je elf wordt ga je naar de scouts.`
de welp
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɛlp]



Verbuigingen:

welp|en (meerv.)
1) jong van een leeuw, tijger of wolf


Voorbeeld:

`een leeuwin met twee welpen`



2) jongenslid bij de scouting


Voorbeeld:

`Om welp te worden moet je minstens zeven jaar zijn en als je elf wordt ga je naar de scouts.`
I Welsh
zelfst.naamw.
•[taal] een Keltische taal die wordt gesproken in Wales
• Voorbeeld: `Het Welsh is niet zo'n bekende taal. `
II Welsh
bijv.naamw.

•met betrekking tot Wales
• Voorbeeld: `Zij heeft verkering met een Welshe jongen. `
het welslagen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛlslɑxə(n)]
goede afloop


Voorbeeld:

`Een goed contract is een absolute voorwaarde voor het welslagen van IT-projecten.`




Synoniem:

succes
het weltergewicht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛltərxəwɪxt]
gewichtsklasse bij verschillende vechtsporten tussen lichtgewicht en zwaargewicht sport
welterusten
tussenwerpsel


Uitspraak:

['wɛltərʏstə(n), wɛltə'rʏstə(n)]
<wens bij het slapengaan>



Voorbeeld:

`iemand welterusten wensen`




Synoniemen:

goedenacht, slaapwel
weltschmerz
zelfst.naamw.
smart om het leven als zoals het is Voorbeeld: `Hij zat de hele tijd maar te zeuren over zijn weltschmerz. `
de welvaart
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɛlvart]
toestand dat het economisch goed gaat met een gebied en zijn bewoners


Voorbeeld:

`De welvaart is toegenomen, maar het milieu is vervuild.`
welvaren
werkw.
'~ bij' voorspoed beleven Voorbeeld: `Daar voer hij tegen zijn eigen verwachting wel bij. `
Opzoeken:












welvarend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛl'varənt]
waar of met wie het economisch goed gaat


Voorbeeld:

`welvarende landen`




Synoniem:

rijk
welven
werkw.
het geleidelijk buigen van een gebogen oppervlak Voorbeeld: `Hij bewonderde de zacht welvende vormen van haar lichaam. `
welverdiend
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɛlvərdint]
waarvan je vindt dat iemand het verdient, bijvoorbeeld omdat hij of zij er hard voor gewerkt heeft


Voorbeelden:

`Bij zijn afscheid kreeg hij een welverdiend applaus.`,
`Hij genoot van zijn welverdiende rust.`
de welving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛlvɪŋ]



Verbuigingen:

welving|en (meerv.)
lichte boogvorm


Voorbeeld:

`De onderkant van de voet heeft een welving.`




Synoniem:

boog
welwater
zelfst.naamw.
water dat uit de grond welt.
welwillend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛl'wɪlənt]
gunstig gezind en vriendelijk


Voorbeeld:

`De ambtenaar had hem welwillend aangehoord.`
welwillendheid
zelfst.naamw.
het welwillend zijn Voorbeeld: `De welwillendheid van de ander. `
welwillendheid
zelfst.naamw.
het welwillend zijn Voorbeeld: `De welwillendheid van de ander. `
het welzijn
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛlzɛin]
toestand waarin het geestelijk, lichamelijk en sociaal goed met je gaat


Voorbeeld:

`dierenwelzijn`
I wem
afkorting
Wet Economische Mededinging


II wem
zelfst.naamw.
deel van een anker, deel van een schip scheepvaart


Voorbeeld:

`De verbrede handen van een ouderwets stokanker heten "wem".`




Synoniemen:

ankerhand, ankertand
wemelen
werkw.
•door elkaar heen bewegen
• Voorbeeld: `De kevers wemelden over de mesthoop. `
•'~ van': in grote getale aanwezig zijn
• Voorbeeld: `Buiten ons zonnestelsel wemelt het waarschijnlijk van de zwerfplaneten. `
•boren met een wemel, een omslagboor
• Voorbeeld: `Er werden een paar gaten gewemeld. `
• tweede betekenisomschrijving
• Voorbeeld: `Zin met het wemelen in de tweede betekenis erin. `
• enz.
wemelen
werkw.
•door elkaar heen bewegen
• Voorbeeld: `De kevers wemelden over de mesthoop. `
•'~ van': in grote getale aanwezig zijn
• Voorbeeld: `Buiten ons zonnestelsel wemelt het waarschijnlijk van de zwerfplaneten. `
•boren met een wemel, een omslagboor
• Voorbeeld: `Er werden een paar gaten gewemeld. `
• tweede betekenisomschrijving
• Voorbeeld: `Zin met het wemelen in de tweede betekenis erin. `
• enz.
wemelen van
werkw.


Uitspraak:

['wemələ(n) vɑn]



Verbuigingen:

wemelde van (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewemeld van (volt.deelw.)
veel (...) bevatten


Voorbeelden:

`Die tekst wemelt van de fouten.`,
`Het wemelt hier van de toeristen.`




Synoniemen:

vol zitten met, stikken van, sterven van
zich aanwennen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈanwɛnə(n)]



Verbuigingen:

wende zich aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich aangewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) tot een gewoonte maken


Voorbeeld:

`zich een gezonde manier van leven aanwennen`
zich aanwennen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈanwɛnə(n)]



Verbuigingen:

wende zich aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich aangewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) tot een gewoonte maken


Voorbeeld:

`zich een gezonde manier van leven aanwennen`
afwennen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `afwennen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•aanwennen•afwenden•wennen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
aanwenden
werkw.


Uitspraak:

[ˈanwɛndə(n)]



Verbuigingen:

wendde aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gebruiken


Voorbeeld:

`alle middelen aanwenden om je doel te bereiken`
aanwenden
werkw.


Uitspraak:

[ˈanwɛndə(n)]



Verbuigingen:

wendde aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gebruiken


Voorbeeld:

`alle middelen aanwenden om je doel te bereiken`
afwenden
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwɛndə(n)]



Verbuigingen:

wendde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in een andere richting brengen


Voorbeelden:

`je ogen niet kunnen afwenden van een prikkelende film`,
`de blik afwenden van het heden en vooruitzien`



2) zorgen dat iets je niet overkomt of iets niet gebeurt


Voorbeeld:

`een klimaatramp afwenden`




Synoniem:

voorkomen
omwenden
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `omwenden`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•omwinden•ontwenden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
toewenden
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `toewenden`.

Deze woorden staan wél in de database:
•toewensen•toezenden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
voorwenden
werkw.


Uitspraak:

['vorwɛndə(n)]



Verbuigingen:

wendde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
als echt voorstellen door te doen alsof of te liegen


Voorbeelden:

`Hij wendde voor dat hij gek was.`,
`Zijn baas dacht dat hij de ziekte voorwendde.`,
`Ze wendde voor dat ze dringend weg moest.`




Synoniemen:

veinzen, simuleren
wendbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɛndbar]
als iets makkelijk aangepast of van richting veranderd kan worden


Voorbeelden:

`een wendbaar zeiljacht`,
`De organisatie moet wendbaar zijn en ingericht op verandering.`
aanwenden
werkw.


Uitspraak:

[ˈanwɛndə(n)]



Verbuigingen:

wendde aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gebruiken


Voorbeeld:

`alle middelen aanwenden om je doel te bereiken`
wenden
werkw.
•een andere richting inslaan

•[scheepvaart] van koers veranderen, bij zeilen vooral ook "door de wind gaan": "overstag gaan" of "gijpen"
• Voorbeeld: `Klaar om te wenden? Ree! `
•[refl] 'zich ~ tot': een persoon of instelling aanspreken
• Voorbeeld: `Hij wendde zich tot de bisschop. `
zich aanwennen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈanwɛnə(n)]



Verbuigingen:

wende zich aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich aangewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) tot een gewoonte maken


Voorbeeld:

`zich een gezonde manier van leven aanwennen`
wenden
werkw.
•een andere richting inslaan

•[scheepvaart] van koers veranderen, bij zeilen vooral ook "door de wind gaan": "overstag gaan" of "gijpen"
• Voorbeeld: `Klaar om te wenden? Ree! `
•[refl] 'zich ~ tot': een persoon of instelling aanspreken
• Voorbeeld: `Hij wendde zich tot de bisschop. `
zich wenden tot
reflexief werkw.


Uitspraak:

['wɛndə(n) tɔt]



Verbuigingen:

wendde zich tot (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich gewend tot (volt.deelw.)
benaderen om iets te vragen of te zeggen


Voorbeeld:

`Voor meer informatie kunt u zich wenden tot uw arts.`




Synoniem:

je richten tot
de wending
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛndɪŋ]



Verbuigingen:

wending|en (meerv.)
verandering waardoor een gesprek, verhaal, leven enz. heel anders verder gaat


Voorbeeld:

`In het tweede deel neemt de film een andere wending.`
de wending
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛndɪŋ]



Verbuigingen:

wending|en (meerv.)
verandering waardoor een gesprek, verhaal, leven enz. heel anders verder gaat


Voorbeeld:

`In het tweede deel neemt de film een andere wending.`
wenden
werkw.
•een andere richting inslaan

•[scheepvaart] van koers veranderen, bij zeilen vooral ook "door de wind gaan": "overstag gaan" of "gijpen"
• Voorbeeld: `Klaar om te wenden? Ree! `
•[refl] 'zich ~ tot': een persoon of instelling aanspreken
• Voorbeeld: `Hij wendde zich tot de bisschop. `
wenen
werkw.


Uitspraak:

['wenə(n)]



Verbuigingen:

weende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
huilen formeel
de wenk
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɛŋk]



Verbuigingen:

wenk|en (meerv.)
1) beweging met je hoofd, handen, ogen enz. om iemand iets duidelijk te maken


Voorbeeld:

`Hij deed alsof hij haar wenk niet gezien had.`




Synoniem:

teken
2) waarschuwing of raad


Voorbeelden:

`enkele praktische wenken voor de verzorging van zangvogels`,
`taalwenk`




Synoniemen:

tip, advies
iemand op zijn wenken bedienen
(meteen doen wat hij of zij vraagt) `We werden op onze wenken bediend: de volgende dag scheen de zon.`
een stille wenk
(iets wat je op een indirecte manier probeert duidelijk te maken) `Ze verscheen met een vriend op de afspraak. Was het een stille wenk?`
de wenkbrauw
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɛŋɡbrɑu]



Verbuigingen:

wenkbrauw|en (meerv.)
streep haar boven je ogen anatomie


je wenkbrauwen fronsen

(bedenkingen hebben bij of verbaasd zijn) `Toen hij het bericht las, fronste hij zijn wenkbrauwen.`
de wenkbrauw
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɛŋɡbrɑu]



Verbuigingen:

wenkbrauw|en (meerv.)
streep haar boven je ogen anatomie


je wenkbrauwen fronsen

(bedenkingen hebben bij of verbaasd zijn) `Toen hij het bericht las, fronste hij zijn wenkbrauwen.`
wenken
werkw.


Uitspraak:

['wɛŋkə(n)]



Verbuigingen:

wenkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewenkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een wenk (1) geven, bijvoorbeeld als uitnodiging om dichterbij te komen


Voorbeeld:

`Hij wenkte de barman.`
wenken
werkw.


Uitspraak:

['wɛŋkə(n)]



Verbuigingen:

wenkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewenkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een wenk (1) geven, bijvoorbeeld als uitnodiging om dichterbij te komen


Voorbeeld:

`Hij wenkte de barman.`
wennen
werkw.


Uitspraak:

['wɛnə(n)]



Verbuigingen:

wende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is gewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zo worden dat je het normaal vindt of er geen last meer van hebt


Voorbeelden:

`De eenzaamheid wende niet.`,
`Als het poesje een beetje gewend is, mag het naar buiten.`,
`Het was even wennen, maar ik zou nu niet anders meer willen.`
wennen aan
werkw.


Uitspraak:

['wɛnə(n) an]



Verbuigingen:

wende aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is, heeft gewend aan (volt.deelw.)
&
&
&
gewoon gaan vinden of gewoon laten vinden


Voorbeelden:

`Na een week was ik aan het lawaai gewend.`,
`je hond eraan wennen dat er een baby bij gekomen is`,
`je kind wennen aan het verkeer in je straat`
de wens
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɛns]



Verbuigingen:

wens|en (meerv.)
1) iets wat je heel graag wilt


Voorbeelden:

`een wens hebben/koesteren`,
`een wens uiten/uitspreken`,
`Het was zijn wens om ooit eens in een luchtballon te vliegen.`




Synoniem:

verlangen
2) <woord waarmee je iemand feliciteert of zegt te hopen dat het goed met hem of haar zal gaan>



Voorbeeld:

`De beste wensen voor het nieuwe jaar!`




Synoniem:

gelukwens
naar wens
zoals je het wilt) `De ober vroeg of alles naar wens was.`
gelukwensen
werkw.


Uitspraak:

[xəˈlʏkwɛnse(n)]



Verbuigingen:

wenste geluk (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gelukgewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) zeggen dat je het fijn vindt dat hij of zij iets goeds beleeft


Voorbeeld:

`Ik wens de ouders geluk met de geboorte van hun dochter.`




Synoniem:

feliciteren
toewensen
werkw.


Uitspraak:

['tuwɛnsə(n)]



Verbuigingen:

wenste toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets voor iemand willen of verlangen


Voorbeeld:

`Dat wens ik zelfs mijn ergste vijand niet toe!`




Synoniem:

wensen
wensbron
zelfst.naamw.
een bron die een wens kan vervullen Voorbeeld: ` Alaric wierp zijn harnas in de wensbron en deed een wens. `
wenselijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɛnsələk]
wat gewenst wordt


Voorbeeld:

`We achten/vinden het wenselijk dat u alleen komt.`




Antoniem:

onwenselijk



Synoniem:

gewenst
wensen
werkw.


Uitspraak:

['wɛnsə(n)]



Verbuigingen:

wenste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) graag willen


Voorbeelden:

`Ik wens een eenpersoonskamer.`,
`Ik wens niet langer gebruik te maken van uw diensten.`
2) als wens (2) uitspreken


Voorbeeld:

`Ik wens je een goede gezondheid.`




Synoniem:

toewensen
te wensen overlaten
(niet goed (gemaakt, geregeld enz.) zijn) `Zijn gedrag laat veel te wensen over.`
wensput
zelfst.naamw.
een put die een wens kan vervullen Voorbeeld: ` Hendrik wierp een muntje in de wensput en deed een wens. `
wensen
werkw.


Uitspraak:

['wɛnsə(n)]



Verbuigingen:

wenste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) graag willen


Voorbeelden:

`Ik wens een eenpersoonskamer.`,
`Ik wens niet langer gebruik te maken van uw diensten.`
2) als wens (2) uitspreken


Voorbeeld:

`Ik wens je een goede gezondheid.`




Synoniem:

toewensen
te wensen overlaten
(niet goed (gemaakt, geregeld enz.) zijn) `Zijn gedrag laat veel te wensen over.`
gelukwensen
werkw.


Uitspraak:

[xəˈlʏkwɛnse(n)]



Verbuigingen:

wenste geluk (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gelukgewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) zeggen dat je het fijn vindt dat hij of zij iets goeds beleeft


Voorbeeld:

`Ik wens de ouders geluk met de geboorte van hun dochter.`




Synoniem:

feliciteren
wensen
werkw.


Uitspraak:

['wɛnsə(n)]



Verbuigingen:

wenste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) graag willen


Voorbeelden:

`Ik wens een eenpersoonskamer.`,
`Ik wens niet langer gebruik te maken van uw diensten.`
2) als wens (2) uitspreken


Voorbeeld:

`Ik wens je een goede gezondheid.`




Synoniem:

toewensen
te wensen overlaten
(niet goed (gemaakt, geregeld enz.) zijn) `Zijn gedrag laat veel te wensen over.`
wennen
werkw.


Uitspraak:

['wɛnə(n)]



Verbuigingen:

wende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is gewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zo worden dat je het normaal vindt of er geen last meer van hebt


Voorbeelden:

`De eenzaamheid wende niet.`,
`Als het poesje een beetje gewend is, mag het naar buiten.`,
`Het was even wennen, maar ik zou nu niet anders meer willen.`
afwentelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 4 resultaten voor `afwentelen`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •wentelen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
afwentelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 4 resultaten voor `afwentelen`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •wentelen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
omwentelen
werkw.
om zijn as draaien
wentelen
werkw.


Uitspraak:

['wɛntələ(n)]



Verbuigingen:

wentelde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) laten draaien


Verbuigingen:

heeft gewenteld (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`Wentel de gehaktballen door de bloem.`,
`Het varken wentelde zich in de modder.`
2) draaien (om iets)


Verbuigingen:

is gewenteld (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De aarde wentelt in 365 dagen om de zon.`
je wentelen in iets
(erg genieten van iets of je volledig laten beheersen door iets) `Hij wentelde zich in zelfmedelijden.` Synoniem: zwelgen in iets, je overgeven aan iets
wentelen
werkw.


Uitspraak:

['wɛntələ(n)]



Verbuigingen:

wentelde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) laten draaien


Verbuigingen:

heeft gewenteld (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`Wentel de gehaktballen door de bloem.`,
`Het varken wentelde zich in de modder.`
2) draaien (om iets)


Verbuigingen:

is gewenteld (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De aarde wentelt in 365 dagen om de zon.`
je wentelen in iets
(erg genieten van iets of je volledig laten beheersen door iets) `Hij wentelde zich in zelfmedelijden.` Synoniem: zwelgen in iets, je overgeven aan iets
het wentelteefje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛntəltefjə]



Verbuigingen:

wentelteefje|s (meerv.)
in boter gebakken zoet broodgerecht culinair


Voorbeeld:

`wentelteefje van suikerbrood met roomijs`
wentelwiek
zelfst.naamw.
[luchtvaart], zelden een luchtvaartuig dat door middel van een hefschroef verticaal kan opstijgen en landen Voorbeeld: `De landende wentelwiek liet het stof opvliegen. `
wentelwiek
zelfst.naamw.
[luchtvaart], zelden een luchtvaartuig dat door middel van een hefschroef verticaal kan opstijgen en landen Voorbeeld: `De landende wentelwiek liet het stof opvliegen. `
het web
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɛp]



Verbuigingen:

web|ben (meerv.)
1) net van draden dat een spin maakt om insecten mee te vangen


Voorbeeld:

`De spin had een web in een hoek tegen het plafond gesponnen.`




Synoniem:

spinnenweb


2) verzameling van alle sites die via internet toegankelijk zijn


Voorbeelden:

`zoeken op het web`,
`website`




Synoniem:

world wide web
I Wepsisch
zelfst.naamw.
•[taal] de Finno-Oegrische taal met circa 8000 sprekers gesproken in het Noord-Westen van Rusland

II Wepsisch
bijv.naamw.

•betreffende het Wepsische volk
worden
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɔrdə(n)]



Verbuigingen:

werd (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is geworden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) <koppelwerkwoord dat aangeeft dat iets in een bepaalde toestand komt, begint te zijn of in de toekomst zal zijn>



Voorbeelden:

`Ik word ziek.`,
`Hij wil later piloot worden.`,
`door de zon lekker bruin worden`



2) <hulpwerkwoord van de lijdende vorm>



Voorbeelden:

`Er wordt veel gelachen tijdens de voorstelling.`,
`Tijdens de oorlog werden veel burgers gedood.`
were
werkw.
eerste en derde persoon meervoud tegenwoordige tijd van be|'to be'

•: 'We were in Seattle, but they were still underway.'

•:: «Wij waren in Seattle, maar zij waren nog onderweg.»

• tweede persoon tegenwoordige tijd van be|'to be'

•: 'Were you there too?'

•:: «Was je daar ook?»
de wereld
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['werəlt]



Verbuigingen:

werelden (meerv.)
1) de aarde of het heelal geografie


Voorbeelden:

`wereldkaart`,
`wereldmacht`,
`Er wonen 6 miljard mensen op de wereld.`
2) mensen, dieren of zaken die een geheel vormen


Voorbeelden:

`de wereld van de mode`,
`dierenwereld`,
`filmwereld`




Synoniem:

domein
ter wereld
(in de wereld) `de langste brug ter wereld` Synoniem: van de wereld
naar de andere wereld helpen
(doden of kapotmaken) `Iedereen die protesteert tegen het regime, wordt naar de andere wereld geholpen.`
iets uit de wereld helpen
(een einde maken aan iets) `Na het gesprek was het misverstand uit de wereld geholpen.`
de hele wereld
(iedereen) Synoniem:
de derde wereld
(de arme landen) Synoniem: ontwikkelingslanden
Een wereld gaat voor me open.
(<dit zeg je als je iets interessants ontdekt>) `Op het conservatorium ging een wereld voor haar open.`
een wereld van verschil
(<dit zeg je van twee situaties, culturen enz. die heel erg van elkaar verschillen>) `Met of zonder versnellingen is een wereld van verschil.`
het Wereld Natuur Fonds
zelfst.naamw.
natuurbeschermingsorganisatie


Synoniemen:

WNF, WWF, World Wide Fund for Nature, World Wildlife Fund
het wereldbeeld
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['werəldbelt]



Verbuigingen:

wereldbeeld|en (meerv.)
manier waarop je denkt over de wereld, hoe die eruit ziet of eruit zou moeten zien.


Voorbeelden:

`het middeleeuwse wereldbeeld`,
`een Bijbels wereldbeeld`,
`een poëtisch wereldbeeld ontdekken door werk van filosofische dichters`
de wereldbeker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['werəldbekər]



Verbuigingen:

wereldbeker|s (meerv.)
beker (2) als hoofdprijs van een wereldkampioenschap sport


Voorbeeld:

`de strijd om de wereldbeker`




Synoniem:

wereldcup
wereldberoemd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[werəldbə'rumt]
beroemd in de hele wereld


Voorbeeld:

`wereldberoemde sterren`
de wereldbevolking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['werəldbəvɔlkɪŋ]
alle mensen op de wereld samen


Voorbeeld:

`De wereldbevolking groeit harder dan gedacht.`
wereldbol
zelfst.naamw.
•een kaart van het oppervlak van de aarde in de vorm van een bol
• Voorbeeld: `Op de tafel stond een wereldbol. `
•[informeel] de wereld zelf
• Voorbeeld: `Er zijn maar een paar mensen op de hele wereldbol die een wereldrecord neerzetten. `
wereldbol
zelfst.naamw.
•een kaart van het oppervlak van de aarde in de vorm van een bol
• Voorbeeld: `Op de tafel stond een wereldbol. `
•[informeel] de wereld zelf
• Voorbeeld: `Er zijn maar een paar mensen op de hele wereldbol die een wereldrecord neerzetten. `
de wereldburger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['werəldbʏrxər]



Verbuigingen:

wereldburger|s (meerv.)
1) mens


nieuwe wereldburger

(pasgeborene) Synoniem: baby


2) iemand die zich overal ter wereld thuis voelt en niet zo gehecht is aan zijn geboortegrond


Voorbeeld:

`Door zijn lange internationale ervaring heeft hij zich ontwikkeld tot wereldburger.`




Synoniem:

kosmopoliet
de wereldcup
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['werəltkʏp]



Verbuigingen:

wereldcup|s (meerv.)
beker (2) als hoofdprijs van een wereldkampioenschap sport


Voorbeeld:

`de wereldcup winnen`




Synoniem:

wereldbeker
het werelddeel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['werəldel]



Verbuigingen:

wereld|delen (meerv.)
elk van de zes grote stukken land waarin de aarde is verdeeld


Voorbeeld:

`Azië en Europa zijn werelddelen.`




Synoniem:

continent
het werelddeel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['werəldel]



Verbuigingen:

wereld|delen (meerv.)
elk van de zes grote stukken land waarin de aarde is verdeeld


Voorbeeld:

`Azië en Europa zijn werelddelen.`




Synoniem:

continent
de wereldeconomie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['werəltekonomi]
geheel van productie en handel in de hele wereld


Voorbeelden:

`de sterke groei van de wereldeconomie`,
`de recessie in de wereldeconomie`,
`signalen dat de wereldeconomie afkoelt`
de wereld
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['werəlt]



Verbuigingen:

werelden (meerv.)
1) de aarde of het heelal geografie


Voorbeelden:

`wereldkaart`,
`wereldmacht`,
`Er wonen 6 miljard mensen op de wereld.`
2) mensen, dieren of zaken die een geheel vormen


Voorbeelden:

`de wereld van de mode`,
`dierenwereld`,
`filmwereld`




Synoniem:

domein
ter wereld
(in de wereld) `de langste brug ter wereld` Synoniem: van de wereld
naar de andere wereld helpen
(doden of kapotmaken) `Iedereen die protesteert tegen het regime, wordt naar de andere wereld geholpen.`
iets uit de wereld helpen
(een einde maken aan iets) `Na het gesprek was het misverstand uit de wereld geholpen.`
de hele wereld
(iedereen) Synoniem:
de derde wereld
(de arme landen) Synoniem: ontwikkelingslanden
Een wereld gaat voor me open.
(<dit zeg je als je iets interessants ontdekt>) `Op het conservatorium ging een wereld voor haar open.`
een wereld van verschil
(<dit zeg je van twee situaties, culturen enz. die heel erg van elkaar verschillen>) `Met of zonder versnellingen is een wereld van verschil.`
werelderfgoed
zelfst.naamw.
[cultuur] uniek en als collectief bezit beschouwd cultureel of natuurlijk erfgoed Voorbeeld: `De Waddenzee is nu werelderfgoed. `
wereldhandelssysteem
zelfst.naamw.
een systeem en of systematiek voor de wereldhandel Voorbeeld: `De werking van het wereldhandelssysteem kan worden vergeleken met een leeglopend stuwmeer: naarmate de invoertarieven en -quota worden verlaagd (het waterniveau), komen allerlei andere obstakels boven water.<ref>Uit: 'RLG98/7: 'Zorg en vertrouwen', de basis voor voedselproductie in de 21e eeuw'. Advies van Raad voor Landelijk Gebied, 1998.</ref> `
e wereldkampioen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['werəltkɑmpijun]



Verbuigingen:

wereldkampioen|en (meerv.)
beste ter wereld in een bepaalde tak van sport


Voorbeeld:

`de strijd om het wereldkampioenschap winnen en wereldkampioen zijn`
wereldkampioenschap
zelfst.naamw.
een kampioenschap waarin de besten van de wereld het tegen elkaar opnemen Voorbeeld: `Het wereldkampioenschap voetbal is een evenement dat een groot aantal mensen belangrijk vindt. `
wereldkampioenschap
zelfst.naamw.
een kampioenschap waarin de besten van de wereld het tegen elkaar opnemen Voorbeeld: `Het wereldkampioenschap voetbal is een evenement dat een groot aantal mensen belangrijk vindt. `
wereldkundig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[werəlt'kʏndəx]
iets wereldkundig maken

(iets bekendmaken) `Hij heeft zijn beslissing nog niet wereldkundig gemaakt.`
wereldlijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

['werəltlək]
de wereld betreffend en niet het geestelijk of kerkelijk leven


Voorbeelden:

`Een koning heeft wereldlijke macht.`,
`Volksmuziek is wereldlijke muziek.`




Antoniemen:

geestelijk, kerkelijk,



Synoniemen:

werelds, profaan
de wereldoorlog
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['werəltorlɔx]



Verbuigingen:

wereldoorlog|en (meerv.)
oorlog waarbij een groot aantal landen van de wereld (1) betrokken is
de Tweede Wereldoorlog
(oorlog tussen 1939 en 1945, waarbij onder andere Duitsland, Japan en Italië samen vochten tegen veel andere landen)
de wereldoorlog
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['werəltorlɔx]



Verbuigingen:

wereldoorlog|en (meerv.)
oorlog waarbij een groot aantal landen van de wereld (1) betrokken is
de Tweede Wereldoorlog
Wereldoorlog

(oorlog tussen 1939 en 1945, waarbij onder andere Duitsland, Japan en Italië samen vochten tegen veel andere landen)
de wereldranglijst
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['werəltrɑŋlɛist]



Verbuigingen:

wereldranglijst|en (meerv.)
lijst van sporters in een bepaalde tak van sport met bovenaan de beste sport


Voorbeelden:

`als nummer 130 op de wereldranglijst staan`,
`Je positie op de wereldranglijst wordt niet bepaald door één wedstrijd, maar door het geheel van je prestaties in een bepaalde periode.`
het wereldrecord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['werəltrəkɔ:r]



Verbuigingen:

wereldrecord|s (meerv.)
beste prestatie ter wereld tot nu toe in een bepaalde tak van sport sport


Voorbeelden:

`het wereldrecord verspringen`,
`een nieuw wereldrecord op de halve marathon lopen`,
`een wereldrecord vestigen`
de wereldrecordhouder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['werəltrəkɔ:rhɑudər]



Verbuigingen:

wereldrecordhouder|s (meerv.)
de wereldrecordhoud|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['werəltrəkɔ:rhɑut|stər]



Verbuigingen:

wereldrecordhoudster|s (meerv.)
iemand die op dat moment de beste prestatie ter wereld heeft geleverd in een bepaalde tak van sport sport


Voorbeeld:

`Ze was maar kort wereldrecordhoudster: de volgende dag al vestigde iemand anders een nieuw wereldrecord.`
werelds
bijv.naamw.


Uitspraak:

[werəlts]
1) de wereld betreffend en niet het geestelijk of kerkelijk leven


Voorbeeld:

`wereldse kwesties`




Antoniemen:

geestelijk, kerkelijk,



Synoniemen:

wereldlijk, profaan


2) met luxe en genot te maken hebbend


Voorbeelden:

`Parijs is een wereldse stad.`,
`een wereldse vrouw met dure kleren en kostbare sieraden`




Synoniem:

mondain
wereldschokkend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[werəlt'sxɔkənt]
die of dat iedereen over de hele wereld schokt (2)


Voorbeelden:

`De tsunami gevolgd door een kernramp was een wereldschokkende gebeurtenis.`,
`wereldschokkende calamiteiten`
Wereldspelen
zelfst.naamw.
De Wereldspelen] zijn een internationaal sportevenement bedoeld voor sporten en sportonderdelen die niet binnen de Olympische Spelen vallen.
de wereldstad
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['werəltstɑt]



Verbuigingen:

wereld|steden (meerv.)
heel grote en economisch en cultureel belangrijke stad


Voorbeeld:

`Parijs is een wereldstad.`




Synoniem:

metropool
de wereldtaal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['werəltal]



Verbuigingen:

wereld|talen (meerv.)
taal waarmee je in zeer grote delen van de wereld kunt communiceren


Voorbeelden:

`Engels en Spaans zijn wereldtalen, Nederlands niet.`,
`Het Esperanto is een kunsttaal die bedoeld was als wereldtaal, maar dat is niet erg gelukt.`
wereldtentoonstelling
zelfst.naamw.
een tentoonstelling waaraan landen uit de wereld aan kunnen deelnemen Voorbeeld: `De wereldtentoonstelling werd in Parijs gehouden. `
wereldtentoonstelling
zelfst.naamw.
een tentoonstelling waaraan landen uit de wereld aan kunnen deelnemen Voorbeeld: `De wereldtentoonstelling werd in Parijs gehouden. `
de wereldtitel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['werəltitəl]



Verbuigingen:

wereldtitel|s (meerv.)
titel van wereldkampioen sport


Voorbeeld:

`de wereldtitel boksen halen`
wereldvreemd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[werəlt'fremt]
als iemand niet past in het alledaagse leven en weinig contact heeft met anderen


Voorbeelden:

`een wereldvreemde kluizenaar`,
`wereldvreemde bankiers die maar bonussen blijven ontvangen, terwijl dat moreel niet meer kan`
wereldwijd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[werəlt'wɛit]
verspreid over de hele wereld (1)


Voorbeelden:

`een wereldwijd netwerk`,
`Wereldwijd zijn er maar 800 van verkocht.`




Synoniemen:

mondiaal, globaal (2)
de wereldwinkel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[werəltwɪŋkəl]



Verbuigingen:

wereldwinkel|s (meerv.)
winkel waar producten uit en informatie over derdewereldlanden verkrijgbaar zijn


Voorbeeld:

`in de wereldwinkel een Afrikaans beeldje kopen als cadeautje`
de wereldzee
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['werəltse]



Verbuigingen:

wereldzee|ën (meerv.)
grote zee tussen werelddelen


Synoniem:

oceaan
wereldzwerver
zelfst.naamw.
[dierkunde] 'Pantala flavescens' een veelvoorkomende libel die de langst bekende migratieroute heeft van alle insecten
wereldzwerver
zelfst.naamw.
[dierkunde] 'Pantala flavescens' een veelvoorkomende libel die de langst bekende migratieroute heeft van alle insecten
I weren
werkw.


Uitspraak:

['werə(n)]



Verbuigingen:

weerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweerd (volt.deelw.)
beletten ergens te komen


Voorbeelden:

`Bijdragen die beledigend zijn, worden geweerd.`,
`Het vrachtverkeer wordt geweerd uit de binnenstad.`




Antoniem:

toelaten



Synoniem:

tegenhouden
II zich weren
reflexief werkw.


Uitspraak:

['werə(n)]



Verbuigingen:

weerde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich geweerd (volt.deelw.)
je inspannen


Voorbeeld:

`Hij weerde zich kranig, maar verloor uiteindelijk.`




Synoniem:

je best doen
de werf
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɛrf]



Verbuigingen:

werven (meerv.)
1) plaats waar schepen gebouwd of hersteld worden


Voorbeeld:

`elke twee jaar voor onderhoud naar de werf`




Synoniem:

scheepswerf


2) plaats of terrein waar iets gebouwd of aangelegd wordt


Voorbeeld:

`Verboden op de werf te komen.`




Synoniemen:

bouwplaats, bouwterrein
aanwerven
werkw.


Uitspraak:

['anwɛrvə(n)]



Verbuigingen:

wierf aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangeworven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(bij je organisatie) proberen te krijgen


Voorbeeld:

`leden aanwerven`




Synoniem:

werven
werven
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛrvə(n)]



Verbuigingen:

wierf (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geworven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zoeken om in dienst te nemen of te gebruiken


Voorbeelden:

`personeel werven`,
`fondsen werven`




Synoniem:

aantrekken (2)
het werk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɛrk]
1) keer dat je werkt


Voorbeelden:

`Tijdens het werk mag niet gerookt worden.`,
`Is je werk af?`,
`Het is veel werk.`,
`Hij heeft plezier in zijn werk.`,
`werk zoeken`,
`Na een korte pauze ging hij weer aan het werk.`,
`zwartwerk`,
`werkvloer`




Synoniemen:

arbeid, baan, job

2) plaats waar je werkt


Voorbeelden:

`Het was druk op het werk.`,
`Ik ga altijd met de auto naar mijn werk.`
3) kunstvoorwerp of boek


Verbuigingen:

werk|en (meerv.)



Voorbeelden:

`het verzameld werk van Shakespeare`,
`een vroeg werk van Picasso`
4)


in zijn werk gaan

(gedaan worden of gebeuren) `Hoe gaat het klonen precies in zijn werk?`
het vuile werk
(het onaangename, lastige werk) `Ik moet altijd het vuile werk opknappen!`
te werk gaan
(handelen) `Om zijn doel te bereiken ging hij heel voorzichtig te werk.`
alles in het werk stellen om (...)
(heel veel moeite doen om (...)) `De politie stelt alles in het werk om de dader te vinden.`
werk van iets of iemand maken
(veel tijd en moeite besteden aan iets of iemand) `Hij maakte veel werk van zijn brief.`
Er is (veel) werk aan de winkel.
(er is veel te doen)
in zijn werk gaan
gedaan worden of gebeuren) `Hoe gaat het klonen precies in zijn werk?`
afwerken
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) netjes afmaken


Voorbeeld:

`een rok in elkaar naaien en dan netjes afwerken`



2) helemaal doen en afmaken


Voorbeeld:

`een opleiding afwerken in drie jaar`




Synoniem:

voltooien
bijwerken
werkw.


Uitspraak:

['bɛiwɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte bij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft bijgewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
kleine vlekjes en beschadigingen wegwerken


Voorbeelden:

`een kras in de lak bijwerken`,
`make-up bijwerken`
inwerken
werkw.


Uitspraak:

['ɪnwɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) vertrouwd maken met de werkwijze


Voorbeelden:

`nieuw personeel inwerken`,
`startende leraren inwerken`
loswerken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `loswerken`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
medewerken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `medewerken`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•medewerker•medewerkers•meewerken

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
meewerken
werkw.


Uitspraak:

['mewɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte mee (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft meegewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
samen werken met anderen


Voorbeeld:

`meewerken in het bedrijf van zijn vader`
het weer werkte niet mee
(het was geen prettig weer)
nawerken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `nawerken`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •netwerken

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
omwerken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `omwerken`.
We hebben 11 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •opwerken

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
zich opwerken
reflexief werkw.


Uitspraak:

['ɔpwɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte zich op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich opgewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een betere baan streven en carrière maken


Voorbeeld:

`je opwerken tot afdelingshoofd`
openwerken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `openwerken`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
overwerken
werkw.


Uitspraak:

['ovərwɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte over (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft overgewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
werken voor je werkgever buiten de normale werkuren


Voorbeelden:

`Om de planning te halen hebben we twee weekeinden met de hele ploeg moeten overwerken.`,
`Nu ik vader ben geworden, wil ik 's avonds liever niet meer overwerken.`
samenwerken
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)wɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een of meer anderen werken aan hetzelfde


Voorbeeld:

`goed met iemand kunnen samenwerken`
tegenwerken
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)wɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tegengewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat iemand niet kan doen wat hij of zij wil


Voorbeelden:

`De overheid heeft de varkenshouderij jarenlang tegenwerkt.`,
`In plaats van samen te werken, werkten de gemeenten elkaar juist tegen.`




Antoniem:

meewerken



Synoniemen:

dwarsbomen, dwarsligge
uitwerken
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytwɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets dat al in grote lijnen bestaat, nauwkeuriger maken


Voorbeeld:

`Dit is een voorlopige versie die ik nog moet uitwerken.`
voorwerken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `voorwerken`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•doorwerken•voorwerpen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegwerken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxwɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft weggewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) door te werken laten verdwijnen


Voorbeeld:

`We hebben alle post weggewerkt.`



2) opeten


Voorbeeld:

`In de pauze heb ik snel een broodje weggewerkt.`
werkbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɛrgbar]
waarmee of waarin iets zinvols gedaan kan worden


Voorbeelden:

`een werkbaar alternatief`,
`een werkbare oplossing voor een probleem`,
`werkbare webapplicaties`,
`In de kruipruimte moet voldoende werkbare ruimte zijn.`




Antoniem:

onwerkbaar
werkbank
zelfst.naamw.
bank waaraan het werk verricht wordt
het werkblad
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛrgblɑt]



Verbuigingen:

werkblad|en (meerv.)
1) bovenblad van je bureau, tafel of aanrecht om op te werken


Voorbeelden:

`je werkblad leegruimen als je klus af is`,
`een werkblad van graniet in de keuken`



2) reeks plaatjes om oefeningen mee te doen educatie


Voorbeelden:

`een werkblad rekenen`,
`een werkblad klokkijken`,
`werkbladen aardrijkskunde`



3) computerprogramma voor boekhouden of rekenen


Voorbeeld:

`je inkomsten en uitgaven bijhouden in een werkblad`




Synoniemen:

spreadsheet, rekenblad
het werkcollege
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛrkɔleʒə]



Verbuigingen:

werkcollege|s (meerv.)
college waarin je niet alleen luistert maar vooral dingen doet


Voorbeeld:

`een gedicht analyseren tijdens het werkcollege moderne poëzie`




Antoniem:

hoorcollege
de werkdag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛrgdɑx]



Verbuigingen:

werkdag|en (meerv.)
dag waarop je werkt


Synoniem:

weekdag
de werkdruk
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛrgdrʏk]
belasting die je ondervindt van je werk


Voorbeeld:

`ziek worden door te langdurige hoge werkdruk`
I werkelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛrkələk]
echt bestaand


Voorbeeld:

`de werkelijke kosten`




Synoniem:

reëel
II werkelijk
bijwoord


Uitspraak:

[ˈwɛrkələk]
echt


Voorbeeld:

`iets werkelijk veranderen`




Antoniem:

schijnbaar
de werkelijkheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwɛrkələkhɛit]



Verbuigingen:

werkelijk|heden (meerv.)
werkelijke situatie


Voorbeeld:

`de harde/rauwe werkelijkheid`




Synoniem:

realiteit
in werkelijkheid
(in feite)
in strijd met de werkelijkheid
(niet waar)
werkeloos
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛrkəlos]
1) zonder iets te doen


Voorbeeld:

`werkeloos toezien`




Synoniem:

passief
2) zonder werk


Voorbeeld:

`Na mijn ontslag ben ik anderhalf jaar werkeloos geweest.`




Synoniem:

werkloos
het werkgeheugen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛrkxəhøxə(n)]



Verbuigingen:

werkgeheugen|s (meerv.)
deel van het geheugen van een computer dat een programma gebruikt als tijdelijke opslagplaats voor gegevens


Voorbeeld:

`het werkgeheugen uitbreiden`
de werkgelegenheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wɛrkxəˈlexə(n)hɛit]
mogelijkheid in een gebied om betaald werk te vinden


Voorbeeld:

`De fabriek biedt werkgelegenheid aan ruim tweehonderd werknemers.`
de werkgever
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɛrkˈxevər]



Verbuigingen:

werkgever|s
de wergeefster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wɛrkˈxefstər]



Verbuigingen:

werkgeefster|s (meerv.)
persoon of organisatie die mensen in dienst heeft


Voorbeeld:

`onderhandelingen tussen werknemers en werkgevers`
de werkgever
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɛrkˈxevər]



Verbuigingen:

werkgever|s



de wergeefster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wɛrkˈxefstər]



Verbuigingen:

werkgeefster|s (meerv.)
persoon of organisatie die mensen in dienst heeft


Voorbeeld:

`onderhandelingen tussen werknemers en werkgevers`
werkgeversvereniging
zelfst.naamw.
[economie] is een organisatie die doet aan belangenbehartiging voor en dienstverlening aan de aangesloten werkgevers
de werkgroep
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwɛrkxrup]



Verbuigingen:

werkgroep|en (meerv.)
groep mensen die gezamenlijk een taak uitvoeren


Voorbeeld:

`Het bestuur heeft een werkgroep opgericht die nieuwe statuten zal schrijven.`
de werkgroep
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwɛrkxrup]



Verbuigingen:

werkgroep|en (meerv.)
groep mensen die gezamenlijk een taak uitvoeren


Voorbeeld:

`Het bestuur heeft een werkgroep opgericht die nieuwe statuten zal schrijven.`
de werkhypothese
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛrkhipotesə]



Verbuigingen:

werkhypothese|n (meerv.)
veronderstelling als voorlopig uitgangspunt voor onderzoek


Voorbeelden:

`bij gebrek aan objectieve gegevens vooralsnog uitgaan van een werkhypothese`,
`een werkhypothese toetsen`
de werking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwɛrkɪŋ]



Verbuigingen:

werking|en (meerv.)
1) het werken (3)


Voorbeeld:

`De werking van het apparaat is heel simpel.`



2) het werken (4)


Voorbeeld:

`een chemische stof met een langdurige werking`
de werking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwɛrkɪŋ]



Verbuigingen:

werking|en (meerv.)
1) het werken (3)


Voorbeeld:

`De werking van het apparaat is heel simpel.`



2) het werken (4)


Voorbeeld:

`een chemische stof met een langdurige werking`
de werkingssfeer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛrkɪŋsfer]



Verbuigingen:

werkings|sferen (meerv.)
domein waarover de invloed (van iets of iemand) zich uitstrekt


Voorbeelden:

`bedrijfstakken met een eigen werkingssfeer en eigen cao's en pensioenregelingen`,
`de werkingssfeer van een regeling`,
`uitbreiding van de werkingssfeer voor ondernemingspensioenfondsen`




Synoniem:

actieradius
de werkkamer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛrkamər]



Verbuigingen:

werkkamer|s (meerv.)
kamer waar je werk doet, in het bijzonder aan een bureau


Voorbeeld:

`in je huis geen ruimte hebben voor een aparte werkkamer`
het werkkapitaal
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛrkɑpɪtal]



Verbuigingen:

werkkapi|talen (meerv.)
geld dat een onderneming nodig heeft om te kunnen draaien


Voorbeelden:

`De behoefte aan werkkapitaal vormt bij dit bedrijf de grootste druk op de contante middelen.`,
`het werkkapitaal dat vastzit in voorraden verlagen`




Synoniem:

bedrijfskapitaal
werkkast
zelfst.naamw.
een kast voor het opbergen van schoonmaakmateriaal Voorbeeld: `Deze werkkast is precies de juiste grootte voor al mijn schoonmaakmateriaal. `
werkkast
zelfst.naamw.
een kast voor het opbergen van schoonmaakmateriaal Voorbeeld: `Deze werkkast is precies de juiste grootte voor al mijn schoonmaakmateriaal. `
de werkkleding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛrkledɪŋ]
speciale kleding die je op je werk draagt


Voorbeelden:

`Een witte overall is de werkkleding van een huisschilder.`,
`In die winkel draagt het personeel werkkleding met het logo van de zaak.`
het werkklimaat
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛrklimat]
omstandigheden en sfeer waarin je werkt


Voorbeelden:

`een instituut met een slecht werkklimaat, waar iedereen ontevreden is`,
`door te weinig ventilatie moeten werken in een ongezond werkklimaat`,
`Een goed werkklimaat is motiverend en leidt tot betere resultaten.`
werkkracht
zelfst.naamw.
•een persoon die gewoonlijk tegen betaling werk verricht
• Voorbeeld: `Dat is duur omdat het veel werkkrachten vereist. `
•het vermogen om te werken
• Voorbeeld: `Dat apparaat heeft weinig werkkracht. `
werkkracht
zelfst.naamw.
•een persoon die gewoonlijk tegen betaling werk verricht
• Voorbeeld: `Dat is duur omdat het veel werkkrachten vereist. `
•het vermogen om te werken
• Voorbeeld: `Dat apparaat heeft weinig werkkracht. `
werkkring
zelfst.naamw.
de plaats waar men werkt Voorbeeld: `Onze werkkring is altijd erg gezellig. `
werkkring
zelfst.naamw.
de plaats waar men werkt Voorbeeld: `Onze werkkring is altijd erg gezellig. `
werkloos
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛrklos]
zonder baan


Synoniem:

werkeloos (2)
de werkloosheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wɛrk'loshɛit]
&
&
&
mate waarin er werklozen zijn


Voorbeelden:

`De werkloosheid in Nederlands is het laagst in Europa`,
`De stijgende werkloosheid onder jongeren.`
werkloosheidscijfer
zelfst.naamw.
[economie] het totaal aantal geregistreerde werklozen Voorbeeld: `Het Centraal Bureau voor de Statistiek maakt het nieuwe werkloosheidscijfer bekend. `
werkloosheidsgraad
zelfst.naamw.
[economie] het procentuele aandeel van werklozen binnen de beroepsbevolking Voorbeeld: `In juni 2010 bedroeg de werkloosheidsgraad in de eurozone nog 10,2 procent. `
werkloosheidspercentage
zelfst.naamw.
[economie] het percentage van de beroepsbevolking dat werkloos is Voorbeeld: `Het gedaalde werkloosheidspercentage. `
werkloosheidsregeling
zelfst.naamw.
[economie] wettelijke regeling met betrekking tot werkloosheid Voorbeeld: `De loaz-uitkering is een werkloosheidsregeling voor gewezen zelfstandigen. `
de werkloosheidsuitkering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wɛrkˈloshɛitsœytkerɪŋ]



Verbuigingen:

werkloosheidsuitkering|en (meerv.)
geld dat je krijgt van de overheid als je geen baan hebt


Voorbeeld:

`Als je bent ontslagen kun je een werkloosheidsuitkering aanvragen.`
werkloosheidsverzekering
zelfst.naamw.
[economie] verzekering die in geval van werkloosheid wordt uitgekeerd Voorbeeld: `Een werkloosheidsverzekering afsluiten.
werkloosheidswet
zelfst.naamw.
[economie], [politiek] wettelijke regeling met betrekking tot werkloosheid Voorbeeld: `Premier Mark Rutte ziet geen ruimte om de werkloosheidswet en het ontslagrecht aan te passen. `
de werkloze
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɛrkˈlozə, 'wɛrklozə]



Verbuigingen:

werkloze|n (meerv.)
iemand die zou kunnen en willen werken zonder een betaalde baan
de werklozensteun
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɛrk'lɔzə(n)støn]
werkloosheidsuitkering


Voorbeelden:

`werklozensteun genieten`,
`Eens 65 krijgt men geen werklozensteun meer en mag er dus bijverdiend worden.`
de werknemer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛrknemər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)


de werkneemster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛrknemstər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)
iemand die in dienst van een ander werk verricht


Voorbeeld:

`de werknemers van de verzekeringsmaatschappij`
de werknemer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛrknemər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)



de werkneemster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛrknemstər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)
iemand die in dienst van een ander werk verricht


Voorbeeld:

`de werknemers van de verzekeringsmaatschappij`
e werkonbekwaamheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wɛrkɔnbə'kwamhɛit]
situatie dat je arbeidsongeschikt bent


Voorbeeld:

`Met dit formulier kan je een attest werkonbekwaamheid opvragen.`




Synoniem:

arbeidsongeschiktheid
de werkonderbreking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛrkɔndɛrbrekɪŋ]



Verbuigingen:

werkonderbreking|en (meerv.)
onderbreking van je werk als protest of actiemiddel


Voorbeeld:

`Als werkonderbrekingen niet helpen gaan we staken.`
de werkplaats
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwɛrkplats]



Verbuigingen:

werkplaats|en (meerv.)
plaats met machines en gereedschappen waar je (ambachtelijk) werk doet


Voorbeeld:

`De werkplaats van de schoenmaker is achter de winkel.`
het werkprogramma
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛrkproxrɑma]



Verbuigingen:

werkprogramma|'s (meerv.)
schematische onderverdeling van werk dat in een bepaalde periode gedaan moet worden


Voorbeelden:

`De raad stelt elk jaar een werkprogramma op met daarin een overzicht van de vraagstukken die in het komende kalenderjaar onderwerp van advisering zijn.`,
`een gezamenlijk werkprogramma 2012-2014 opstellen voor een project`




Synoniem:

werkplan
het werkstation
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛrksta(t)ʃɔn]



Verbuigingen:

werkstation|s (meerv.)
krachtige computer die groter is dan een pc computers
de werkster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwɛrkstər]



Verbuigingen:

werkster|s (meerv.)
vrouw die tegen betaling bij iemand anders het huis schoonmaakt


Synoniemen:

schoonmaakster, interieurverzorgster, hulp in de huishouding
de werkstudent
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛrkstydɛnt]



Verbuigingen:

werkstudent|en (meerv.)



de werkstudent|e
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwɛrkstydɛnt|ə]



Verbuigingen:

werkstudente|n, werkstudente|s (meerv.)
student met een baantje naast de studie


Voorbeeld:

`als werkstudent in de horeca geld verdienen om een leuk leventje te kunnen leiden`




Synoniem:

jobstudent
het werkstuk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛrkstʏk]



Verbuigingen:

werkstuk|ken (meerv.)
tekst over een bepaald onderwerp in het kader van een opleiding


Voorbeelden:

`een werkstuk maken over de Rijksgebouwendienst.`,
`profielwerkstuk`




Synoniem:

scriptie
werken
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) taken verrichten


Voorbeelden:

`Ik heb de hele dag gewerkt, en nu ben ik doodmoe.`,
`werken aan een schilderij`




Synoniemen:

arbeiden, werk doen
2) geld verdienen door werk te doen


Voorbeeld:

`bij een bank werken`



3) doen waarvoor iets bedoeld is


Voorbeeld:

`In een lange tunnel werkt het navigatiesysteem niet.`




Synoniemen:

functioneren, het doen


4) gewenste effect hebben


Voorbeeld:

`De verdoving werkte snel, ik voelde niets meer.`



5) actief zijn


Voorbeeld:

`Die vulkaan werkt niet meer.`
zich krom/kapot/rot/de pokken/het schompes/lam werken
(heel hard werken)
werktafel
zelfst.naamw.
tafel waaraan men werkt, met name die daarvoor ingericht is.
afwerken
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) netjes afmaken


Voorbeeld:

`een rok in elkaar naaien en dan netjes afwerken`



2) helemaal doen en afmaken


Voorbeeld:

`een opleiding afwerken in drie jaar`




Synoniem:

voltooien
de werktekening
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛrktekənɪŋ]



Verbuigingen:

werktekening|en (meerv.)
technische tekening als ontwerp voor iets dat gemaakt gaat worden


Voorbeelden:

`werktekeningen voor zelf te bouwen meubels`,
`de werktekening voor een gevel`
werken
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) taken verrichten


Voorbeelden:

`Ik heb de hele dag gewerkt, en nu ben ik doodmoe.`,
`werken aan een schilderij`




Synoniemen:

arbeiden, werk doen
2) geld verdienen door werk te doen


Voorbeeld:

`bij een bank werken`



3) doen waarvoor iets bedoeld is


Voorbeeld:

`In een lange tunnel werkt het navigatiesysteem niet.`




Synoniemen:

functioneren, het doen


4) gewenste effect hebben


Voorbeeld:

`De verdoving werkte snel, ik voelde niets meer.`



5) actief zijn


Voorbeeld:

`Die vulkaan werkt niet meer.`
zich krom/kapot/rot/de pokken/het schompes/lam werken
(heel hard werken)
de werktijd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛrktɛit]



Verbuigingen:

werktijd|en (meerv.)
tijd die je per dag werkt


Voorbeelden:

`De werktijden zijn van negen tot twaalf en van één tot zes uur.`,
`variabele/flexibele werktijden`
het werktuig
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛrktœyx]



Verbuigingen:

werktuig|en (meerv.)
stuk gereedschap
werktuigbouwkunde
zelfst.naamw.
[wetenschap], [techniek], leer van het ontwerpen, vervaardigen en in bedrijf houden van machines (machinebouw, scheepsbouw, energie- en aandrijftechniek) en staal- en constructiebouw (b.v. offshore, olie- en gaswinning).
het werktuig
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛrktœyx]



Verbuigingen:

werktuig|en (meerv.)
stuk gereedschap
werktuigmachine
zelfst.naamw.
[gereedschap] machine voor het mechanisch bewerken van materialen
werkverband
zelfst.naamw.
een -vaak landelijke- vereniging die de belangen tracht te behartigen van een bepaalde beroepsgroep Voorbeeld: `Het werkverband Ricoeur, opgericht 19 januari 2007, verenigt filosofen en theologen in het Nederlandstalige gebied, die zich bezighouden met de filosofie van [Paul] Ricoeur. `
werkverband
zelfst.naamw.
een -vaak landelijke- vereniging die de belangen tracht te behartigen van een bepaalde beroepsgroep Voorbeeld: `Het werkverband Ricoeur, opgericht 19 januari 2007, verenigt filosofen en theologen in het Nederlandstalige gebied, die zich bezighouden met de filosofie van [Paul] Ricoeur. `
de werkvloer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛrkflur]



Verbuigingen:

werkvloer|en (meerv.)
1) plaats waar je werkt


Voorbeelden:

`Liefde op de werkvloer is niet altijd even handig.`,
`discriminatievrije werkvloer`




Synoniem:

werkplek


2) plaat beton als ondergrond voor andere delen van een betonconstructie constructie
de werkvorm
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛrkfɔrm]



Verbuigingen:

werkvorm|en (meerv.)
manier waarop een bepaalde taak uitgevoerd wordt


Voorbeelden:

`Traditionele didactische werkvormen zijn doceren en het onderwijsleergesprek; modernere zijn groepswerk, duowerk en begeleid zelfstandig leren.`,
`werkvormen die erop gericht zijn de creativiteit in een team te verhogen`,
`Vakken: tekenen, handenarbeid en textiele werkvormen.`
de werkvrouw
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛrkfrɑu]



Verbuigingen:

werkvrouw|en (meerv.)
vrouw die tegen betaling bij iemand anders het huis schoonmaakt


Voorbeeld:

`Vlaamse werkvrouw heeft nog enkele uren vrij om uw woning proper te houden.`




Synoniemen:

werkster, interieurverzorgster, schoonmaakster
de werkweek
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwɛrkwek]



Verbuigingen:

werk|weken (meerv.)
1) aantal dagen dat je per week werkt


Voorbeeld:

`een vijfdaagse werkweek`



2) week waarin leerlingen aan een project werken, vaak buiten school


Voorbeeld:

`De zesde klas van het gymnasium gaat op werkweek naar Rome of Athene.`
de werkwijze
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwɛrkwɛizə]



Verbuigingen:

werkwijze|n (meerv.)
manier waarop je iets doet


Voorbeeld:

`een efficiënte werkwijze met goede resultaten`
de werkwijze
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwɛrkwɛizə]



Verbuigingen:

werkwijze|n (meerv.)
manier waarop je iets doet


Voorbeeld:

`een efficiënte werkwijze met goede resultaten`
het werkwoord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛrkwort]



Verbuigingen:

werkwoord|en (meerv.)
woord dat een handeling, proces of een toestand aanduidt, bijvoorbeeld 'doen', 'eten' of 'paardrijden'


Voorbeelden:

`regelmatige en onregelmatige werkwoorden`,
`'Zich wassen' is een wederkerend werkwoord.`




Synoniem:

verbum
een overgankelijk/transitief werkwoord
(een werkwoord dat een object bij zich kan hebben zoals 'geven')
een onovergankelijk/intransitief werkwoord
(een werkwoord dat geen object bij zich kan hebben zoals 'zitten')
de werkwoordsvorm
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛrkwortsfɔrm]



Verbuigingen:

werkwoordsvorm|en (meerv.)
vorm die een werkwoord kan hebben door het te vervoegen


Voorbeeld:

`Werkwoordsvormen van vertellen zijn 'vertel', 'vertelt', 'vertellen', 'vertelde', 'vertelden', 'verteld', 'vertellend'.`
werkzaam
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛrksam]
1) werkend (2)


Voorbeeld:

`werkzaam zijn op de afdeling marketing`



2) met een bepaald effect


Voorbeeld:

`de werkzame bestanddelen van een medicijn`
werkzaamheden
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛrksamhedə(n)]
taken die je uitvoert


Voorbeeld:

`drukke werkzaamheden`




Synoniem:

bezigheden
de werkzaamheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛrksamhɛit]
manier waarop (iets) effect heeft


Voorbeelden:

`de werkzaamheid van de pil`,
`de werkzaamheid en bijwerkingen van geneesmiddelen`
de werkzoekende
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɛrk'sukəndə]



Verbuigingen:

werkzoekende|n (meerv.)
iemand die betaald werk zoekt
afwerpen
werkw.
•iets van zich afschudden
• Voorbeeld: `Zij slaagden erin het juk van de bezetter af te werpen. `
• tweede betekenisomschrijving
• Voorbeeld: `Zin met het afwerpen in de tweede betekenis erin. `
• enz.
neerwerpen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `neerwerpen`.

Dit woord staat wél in de database: •speerwerpen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
omwerpen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `omwerpen`.
We hebben 5 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•ontwerpen•opwerpen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
omverwerpen
werkw.


Uitspraak:

[ɔmˈvɛrwɛrpə(n)]



Verbuigingen:

wierp omver (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft omvergeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een regering) onvrijwillig laten aftreden
opwerpen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpwɛrpə(n)]



Verbuigingen:

wierp op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een idee of suggestie) ter sprake brengen


Voorbeeld:

`de door de onderzoekscommissie opgeworpen vragen`



2) (een dijk of heuvel) bouwen


Voorbeeld:

`een aarden wal opwerpen`
tegenwerpen
werkw.


Uitspraak:

['texə(n)wɛrpə(n)]



Verbuigingen:

wierp tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tegengeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) als bezwaar uiten


Voorbeeld:

`We zouden op pad gaan, maar ik wierp tegen dat het weer wel erg slecht was.`
terugwerpen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxwɛrpə(n)]



Verbuigingen:

wierp terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) weer gooien naar de plaats waar iets vandaan komt


Voorbeeld:

`de bal van je buurjongen terugwerpen`
2)


teruggeworpen worden op
(geconfronteerd worden met iets uit het verleden)
3)


op zichzelf teruggeworpen worden
(iets in je eentje moeten doen) `na de dood van je partner op jezelf teruggeworpen worden`
toewerpen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `toewerpen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
uitwerpen
werkw.
•met kracht naar buiten brengen
• Voorbeeld: `De vulkaan wierp grote hoeveelheden puin uit. `
•overboord gooien
• Voorbeeld: `Zij wierpen het anker van het schip uit. `
•[ov], [sport] met een worp buiten de grenzen van het speelveld brengen
• Voorbeeld: `Die bal werd uitgeworpen. `
het voorwerp
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorwɛrp]



Verbuigingen:

voorwerp|en (meerv.)
1) iets dat je kunt aanraken, dat niet leeft en dat meestal niet heel groot is


Voorbeeld:

`gevonden voorwerpen`




Synoniemen:

ding, object


2) iets dat of iemand die iets ondergaat


Voorbeelden:

`Op het werk is hij het voorwerp van spot.`,
`lijdend voorwerp`




Synoniem:

object
vooruitwerpen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `vooruitwerpen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegwerpen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegwerpen`.

Dit woord staat wél in de database: •wegwerken

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
werpen
werkw.


Uitspraak:

['wɛrpə(n)]



Verbuigingen:

wierp (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iets) met je arm en hand krachtig van je af laten bewegen


Voorbeeld:

`een steen werpen`




Synoniem:

gooien


2) (een jong dier) ter wereld brengen


Voorbeeld:

`Een poes die jongen wil werpen zoekt een goede plaats uit.`




Synoniem:

baren
werplood
zelfst.naamw.
[scheepvaart][verouderd] staafvormig gewicht aan een touw (de loodlijn) om de waterdiepte te peilen, en tevens kan in de vetgemaakte holle onderkant een monster van de bodem worden genomen Voorbeeld: `Bij het opvaren van de rivier werd met het werplood regelmatig gecontroleerd of er nog voldoende water onder de kiel stond. `
werplood
zelfst.naamw.
[scheepvaart][verouderd] staafvormig gewicht aan een touw (de loodlijn) om de waterdiepte te peilen, en tevens kan in de vetgemaakte holle onderkant een monster van de bodem worden genomen Voorbeeld: `Bij het opvaren van de rivier werd met het werplood regelmatig gecontroleerd of er nog voldoende water onder de kiel stond. `
werpnet
zelfst.naamw.
een met kogels verzwaard net dat, op het water geworpen, snel zinkt en alle vissen insluit Voorbeeld: `Het werpnet is een populair middel om veel vissen tegelijk te vangen. `
werpnet
zelfst.naamw.
een met kogels verzwaard net dat, op het water geworpen, snel zinkt en alle vissen insluit Voorbeeld: `Het werpnet is een populair middel om veel vissen tegelijk te vangen. `
de werpnummer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛrpnʏmər]



Verbuigingen:

werpnummer|s (meerv.)
onderdeel van atletiek waarbij je iets zo ver mogelijk moet werpen sport


Voorbeeld:

`de werpnummers kogelstoten, discuswerpen en speerwerpen`
werpen
werkw.


Uitspraak:

['wɛrpə(n)]



Verbuigingen:

wierp (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iets) met je arm en hand krachtig van je af laten bewegen


Voorbeeld:

`een steen werpen`




Synoniem:

gooien


2) (een jong dier) ter wereld brengen


Voorbeeld:

`Een poes die jongen wil werpen zoekt een goede plaats uit.`




Synoniem:

baren
de wervel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛrvəl]



Verbuigingen:

wervel|s (meerv.)
elk van de botjes waaruit je ruggengraat is samengesteld
wervelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛrvələ(n)]



Verbuigingen:

wervelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewerveld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
rond een middelpunt draaien


Voorbeeld:

`De dansers wervelden in het rond.`
wervelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛrvələ(n)]



Verbuigingen:

wervelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewerveld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
rond een middelpunt draaien


Voorbeeld:

`De dansers wervelden in het rond.`
wervelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛrvələ(n)]



Verbuigingen:

wervelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewerveld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
rond een middelpunt draaien


Voorbeeld:

`De dansers wervelden in het rond.`
de wervelkolom
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwɛrvəlkolɔm]



Verbuigingen:

wervelkolom|men (meerv.)
gestapelde wervels in je rug die je romp en hoofd ondersteunen en waarlangs belangrijke zenuwen lopen


Synoniem:

ruggengraat
de wervel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛrvəl]



Verbuigingen:

wervel|s (meerv.)
elk van de botjes waaruit je ruggengraat is samengesteld
de wervelstorm
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛrvəlstɔrm]



Verbuigingen:

wervelstorm|en (meerv.)
zware en ronddraaiende storm


Voorbeeld:

`In het Caribisch gebied zijn vaak wervelstormen.`




Synoniem:

cycloon
wervelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛrvələ(n)]



Verbuigingen:

wervelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewerveld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
rond een middelpunt draaien


Voorbeeld:

`De dansers wervelden in het rond.`
de wervelwind
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛrvəlwɪnt]



Verbuigingen:

wervelwind|en (meerv.)
ronddraaiende storm


Voorbeeld:

`Een wervelwind is zichtbaar als een trechtervormige uitstulping onder een wolk.`




Synoniem:

cycloon
de wervelwind
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛrvəlwɪnt]



Verbuigingen:

wervelwind|en (meerv.)
ronddraaiende storm


Voorbeeld:

`Een wervelwind is zichtbaar als een trechtervormige uitstulping onder een wolk.`




Synoniem:

cycloon
werven
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛrvə(n)]



Verbuigingen:

wierf (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geworven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zoeken om in dienst te nemen of te gebruiken


Voorbeelden:

`personeel werven`,
`fondsen werven`




Synoniem:

aantrekken (2)
de wesp
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɛsp]



Verbuigingen:

wesp|en (meerv.)
insect met zwartgeel gestreepte romp dat steekt wanneer het zich aangevallen voelt
de wesp
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɛsp]



Verbuigingen:

wesp|en (meerv.)
insect met zwartgeel gestreepte romp dat steekt wanneer het zich aangevallen voelt
het wespennest
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛspənɛst]



Verbuigingen:

wespennest|en (meerv.)
1) nest van wespen biologie


Voorbeeld:

`een ondergronds wespennest`
2)


je in een wespennest steken
(je in een hachelijke situatie begeven)
het wespennest
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛspənɛst]



Verbuigingen:

wespennest|en (meerv.)
1) nest van wespen biologie


Voorbeeld:

`een ondergronds wespennest`
2)


je in een wespennest steken
(je in een hachelijke situatie begeven)
wespenorchis
zelfst.naamw.
[plantkunde] Wespenorchis [species|Epipactis] is een geslacht van ongeveer 70 soorten uit de orchideeënfamilie [species|Orchidaceae].
west
bijwoord
[windstreek] de richting waarin de zon ondergaat
West-Circassisch
zelfst.naamw.
[taal] een met name in Adygea, een Russische autonome republiek, maar ook in Turkije en in het Midden-Oosten gesproken Noordwest-Kaukasische taal met een klein half miljoen sprekers
West-Damar
zelfst.naamw.
[taal] een taal die op de Molukken in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Wie spreekt de taal West-Damar vloeiend? `
West-Dani
zelfst.naamw.
•[taal] een taal met een kleine 200.000 sprekers in westelijk Nieuw-Guinea
• Voorbeeld: `Er is een vertaling van de Bijbel in het West-Dani.<ref>[http://www.youtube.com/watch?v=8hKnDsJHkQc&feature=player_embedded
•at=217 Uitreiking van de Bijbelvertaling]</ref> `
I West-Germaans
zelfst.naamw.
•[taal] de taal die de voorouder is van de huidige West-Germaanse talen

•[taal] de gereconstrueerde taal die de voorouder is van de huidige West-Germaanse talen
• Voorbeeld: `Het West-Germaans werd rond het begin van de jaartelling gesproken. `
II West-Germaans
bijv.naamw.

•betrekking hebbend op dat deel van de Germaanse taalfamilie waar het Nederlands, Fries en Duits toe horen, maar niet het Gotisch of het Noors
West-Nederfrankisch
zelfst.naamw.
[taal] de westelijke tak van het Nederfrankisch Voorbeeld: `Het West-Nederfrankisch is één van de Nederfrankische taalvariëteiten. `
West-Tochaars
zelfst.naamw.
[taal] een uitgestorven taal, bekend uit handschriften uit de 7e of 8e eeuw uit Turkestan Voorbeeld: `De geschriften in Oost- en West-Tochaars waren een volslagen verrassing. `
I West-Vlaams
zelfst.naamw.
•[taal] een verzameling Vlaamse dialecten gesproken in West-Vlaanderen en een klein deel van Nederland en Frankrijk
• Voorbeeld: `Het West-Vlaams bevat veel invloeden uit het Picardisch. `
II West-Vlaams
bijv.naamw.

•[demoniem] verwant aan of met betrekking tot de provincie West-Vlaanderen
• Voorbeeld: `De West-Vlaamse Intercommunale staat. `
westelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛstələk]
aan de kant van het westen


Voorbeelden:

`het westelijk halfrond`,
`de westelijke Jordaanoever`




Antoniem:

oostelijk
Westelijk Bukidnon-Manobo
zelfst.naamw.
[taal] een taal die op de Filipijnen gesproken wordt Voorbeeld: `Wie kent enkele woorden uit de taal Westelijk Bukidnon-Manobo? `
westelijken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `westelijken`.

Deze woorden staan wél in de database:
•geestelijken•westelijk•westelijkten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
westelijken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `westelijken`.

Deze woorden staan wél in de database:
•geestelijken•westelijk•westelijkten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
het westen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛstə(n)]
richting waar om zes uur 's avonds de zon staat


Voorbeeld:

`ten westen van`




Antoniem:

oosten
de westerling
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛstərlɪŋ]



Verbuigingen:

westerling|en (meerv.)
bewoner van West-Europa en Noord-Amerika
westers
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛstərs]
van de westerlingen


Voorbeeld:

`de westerse cultuur`
westnoordwest
bijwoord
[windstreek] tussen noordwest en west Voorbeeld: `Het "Rennibister Earth House", gelegen 6,5 km westnoordwest van Kirkwall, Mainland (Orkney) op een boerenerf, is een ondergrondse constructie uit de ijzertijd. `
westwaarts
bijwoord
in een westelijke richting, naar het westen
westzuidwest
bijwoord
[windstreek] tussen zuidwest en west
e wet
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɛt]



Verbuigingen:

wet|ten (meerv.)
1) regel die door de overheid is vastgesteld en waaraan iedereen zich moet houden


Voorbeelden:

`volgens de wet verboden`,
`de wet ontduiken`
2) regel die voortvloeit uit een godsdienst religie


Voorbeelden:

`de joodse spijswetten`,
`de wet van Mozes`



3) een regel die op wetenschappelijke wijze een bepaald (natuur)verschijnsel verklaart natuurkunde


Voorbeeld:

`de wet van de zwaartekracht`
een wet van Meden en Perzen
(regel die altijd en voor iedereen geldt)
wetb.
afkorting
wetboek
het wetboek
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛdbuk]



Verbuigingen:

wetboek|en (meerv.)
verzameling wetten (1) die een groot domein binnen het totale recht regelt


Voorbeelden:

`het Wetboek van Strafrecht`,
`het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering`,
`het Wetboek van Koophandel`
Wetboek van Strafrecht
zelfst.naamw.
[juridisch] de verzameling wetten die met het Wetboek van Strafvordering de basis van het Nederlandse strafrecht vormt Voorbeeld: `Het huidige Wetboek van Strafrecht werd in 1881 voor het eerst vastgesteld. `
wete
werkw.
aanvoegende wijs van weten
weten
werkw.


Uitspraak:

[ˈwetə(n)]



Verbuigingen:

wist (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
kennis hebben van iets
het altijd beter weten
(eigenwijs zijn)
Ik wist niet beter dan dat...
(ik dacht dat...)
Wat niet weet, dat niet deert.
(je hebt geen last van de dingen die je niet bekend zijn)
Je zult het weten!
(je zult ervoor boeten)
iets te weten komen
(iets vernemen)
Je kunt maar nooit weten.
(niets staat van tevoren vast)
Weet ik veel!
(<dit zeg je als je geïrriteerd bent omdat je iets niet weet>)
Zeker weten!
(<hiermee bevestig je dat je ergens van overtuigd bent>)
weten te
werkw.


Uitspraak:

[ˈwetə(n) tə]



Verbuigingen:

wist te (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweten te (volt.deelw.)
in staat zijn


Voorbeelden:

`Hij wist eerder over de eindstreep te komen.`,
`zich staande weten te houden`




Synoniemen:

kunnen, erin slagen
wetens
Uitspraak:

[ˈwetəns]
de wetenschap
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwetənsxɑp]



Verbuigingen:

wetenschap|pen (meerv.)
1) alle kennis die we hebben op een bepaald gebied en de systematische manier waarop we verdere kennis kunnen verkrijgen


Voorbeeld:

`de wetenschap beoefenen`
de bètawetenschappen
(de exacte wetenschappen zoals natuurkunde en scheikunde)
2)


in de wetenschap dat
(wetende dat) `ongezond leven in de wetenschap dat je eerder ziek wordt en vroeger sterft.`
wetenschappelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wetənˈsxɑpələk]
1) van of door de wetenschap


Voorbeeld:

`wetenschappelijk onderzoek`



2) universitair


Voorbeeld:

`wetenschappelijk onderwijs`




Synoniem:

academisch



voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

(atheneum en gymnasium) Synoniem: VWO
de wetenschap
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwetənsxɑp]



Verbuigingen:

wetenschap|pen (meerv.)
1) alle kennis die we hebben op een bepaald gebied en de systematische manier waarop we verdere kennis kunnen verkrijgen


Voorbeeld:

`de wetenschap beoefenen`
de bètawetenschappen
(de exacte wetenschappen zoals natuurkunde en scheikunde)
2)


in de wetenschap dat
(wetende dat) `ongezond leven in de wetenschap dat je eerder ziek wordt en vroeger sterft.`
de wetenschapper
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwetənsxɑpər]



Verbuigingen:

wetenschapper|s (meerv.)
iemand die als beroep wetenschappelijk werk doet
de wetenschapper
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwetənsxɑpər]



Verbuigingen:

wetenschapper|s (meerv.)
iemand die als beroep wetenschappelijk werk doet
wetenschapsgeschiedenis
zelfst.naamw.
•het verschijnsel van de afgelopen ontwikkeling van de wetenschap

•[wetenschap] de studie naar de geschiedenis van de wetenschap

•de informatie over het verleden van wetenschap, de geschiedenis van wetenschap en techniek
de wetenswaardigheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wetə(n)sˈwardəxhɛit]



Verbuigingen:

wetenswaardig|heden (meerv.)
interessant feit om te weten


Voorbeeld:

`wetenswaardigheden vertellen over de Nederlandse geschiedenis`




Synoniem:

weetje
de wetering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wetərɪŋ]



Verbuigingen:

wetering|en (meerv.)
brede sloot


Voorbeeld:

`met een roeibootje door de wetering varen`
wetgeven
werkw.
•het voorbereiden, behandelen en eventueel aannemen van nieuwe wetten
• Voorbeeld: `Er is niet erg zorgvuldig wetgegeven. `
• tweede betekenisomschrijving
• Voorbeeld: `Zin met het wetgeven in de tweede betekenis erin. `
• enz.
wetgevend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛt'xevənt]
als iets te maken heeft met het maken en uitvaardigen van wetten (1)


Voorbeeld:

`De regering heeft zowel een uitvoerende als een wetgevende taak.`
wetgevende macht
(staatsorgaan dat de inhoud van de wetten en het recht in een land bepaalt) `Naast de wetgevende macht heb je nog de uitvoerende macht en de rechterlijke macht. Samen vormen ze de trias politica.` Synoniem: wetgever
de wetgever
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛtxevər]



Verbuigingen:

wetgever|s (meerv.)
staatsorgaan dat de inhoud van de wetten en het recht in een land bepaalt juridisch


Synoniem:

wetgevende macht
de wetgeving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwɛtxevɪŋ]



Verbuigingen:

wetgeving|en (meerv.)
totaal aan wetten (1)


Voorbeeld:

`de fiscale wetgeving`
de wetgeving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwɛtxevɪŋ]



Verbuigingen:

wetgeving|en (meerv.)
totaal aan wetten (1)


Voorbeeld:

`de fiscale wetgeving`
de wethouder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛthɑudər]



Verbuigingen:

wethouder|s (meerv.)
lid van het dagelijks bestuur van een gemeente


Voorbeeld:

`de burgemeester en wethouders van de stad`




Synoniem:

schepen
de wethouder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛthɑudər]



Verbuigingen:

wethouder|s (meerv.)
lid van het dagelijks bestuur van een gemeente


Voorbeeld:

`de burgemeester en wethouders van de stad`




Synoniem:

schepen
wetmatig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛt'matəx]
1) volgens een wet (1) juridisch


Voorbeelden:

`Eigendomsrechten bepalen wie de wetmatige eigenaar is.`,
`Een politieoptreden moet wetmatig zijn.`



2) volgens een vast patroon


Voorbeelden:

`Deze aandoening heeft een geleidelijk wetmatig verloop.`,
`Newton wees erop dat de kosmos een wetmatig geordend systeem is.`




Synoniem:

stelselmatig
het wetsartikel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛtsɑrtikəl]



Verbuigingen:

wetsartikel|s, wetsartikel|en (meerv.)
onderdeel van een wet (1) juridisch


Voorbeeld:

`Wetboek van Strafrecht Artikel 111: Opzettelijke belediging van de Koning wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie.`
de wetsdokter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛtsdɔktər]



Verbuigingen:

wetsdokter|s (meerv.)
politiearts


Voorbeeld:

`Hij onderzocht als wetsdokter alle veertien slachtoffers en de dader.`
het wetsontwerp
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛtsɔntwɛrp]



Verbuigingen:

wetsontwerp|en (meerv.)
voorstel voor een wet, dat in Nederland en België een verschillende status heeft en waarover door verschillende staatsorganen wordt besloten


Voorbeelden:

`een wetsontwerp indienen`,
`een wetsontwerp verdedigen`,
`een wetsontwerp verwerpen`




Synoniem:

wetsvoorstel
het wetsontwerp
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛtsɔntwɛrp]



Verbuigingen:

wetsontwerp|en (meerv.)
voorstel voor een wet, dat in Nederland en België een verschillende status heeft en waarover door verschillende staatsorganen wordt besloten


Voorbeelden:

`een wetsontwerp indienen`,
`een wetsontwerp verdedigen`,
`een wetsontwerp verwerpen`




Synoniem:

wetsvoorstel
wettelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛtələk]
volgens de wet (1)


Voorbeelden:

`wettelijk aansprakelijk zijn`,
`wettelijk bevoegd`




Antoniem:

onwettelijk



Synoniemen:

legaal, rechtmatig, wettig
wetten
werkw.
•het aanscherpen van een mes op een wetsteen
• Voorbeeld: `Mijn opa wette het keukenmes. `
•'~, dass'; wedden, er zeker van zijn
wettig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈwetəx]
wettelijk


Voorbeelden:

`de wettige erfgenamen`,
`mijn wettige echtgenoot`




Antoniem:

onwettig
een wettig gedeponeerd handelsmerk
(een handelsmerk dat niet door anderen als naam mag worden gebruikt)
wettigen
werkw.
•wettig maken
• Voorbeeld: `Mijn handtekening op dat document werd meteen gewettigd. `
•rechtvaardigen
• Voorbeeld: `Ook dat kan jouw actie niet wettigen! `
wettigen
werkw.
•wettig maken
• Voorbeeld: `Mijn handtekening op dat document werd meteen gewettigd. `
•rechtvaardigen
• Voorbeeld: `Ook dat kan jouw actie niet wettigen! `
wettigen
werkw.
•wettig maken
• Voorbeeld: `Mijn handtekening op dat document werd meteen gewettigd. `
•rechtvaardigen
• Voorbeeld: `Ook dat kan jouw actie niet wettigen! `
wettigheid
zelfst.naamw.
het in overeenkomst met de wet zijn Voorbeeld: `De wettigheid van dit optreden is te betwijfelen. `
weven
werkw.


Uitspraak:

[ˈwevə(n)]



Verbuigingen:

weefde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
textiel vervaardigen door draden dooreen te vlechten


Voorbeeld:

`Dit kleed heb ik zelf geweven.`
weverij
zelfst.naamw.
•[beroep] een bedrijf dat met behulp van weefgetouwen textiel vervaardigt
• Voorbeeld: `In deze straat was vroeger een weverij gevestigd. `
•[beroep] het ambacht waarbij textiel vervaardigd wordt op een weefgetouw
weverij
zelfst.naamw.
•[beroep] een bedrijf dat met behulp van weefgetouwen textiel vervaardigt
• Voorbeeld: `In deze straat was vroeger een weverij gevestigd. `
•[beroep] het ambacht waarbij textiel vervaardigd wordt op een weefgetouw
de wezel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wezɛl]



Verbuigingen:

wezel|s (meerv.)
kleinste roofzoogdier ter wereld


Voorbeeld:

`Een vrouwtjeswezel weegt minder dan een veldmuis.`
zo bang als een wezel
(erg bang)
I het wezen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwezə(n)]



Verbuigingen:

wezen|s (meerv.)
1) levend schepsel, zoals een mens of dier


Voorbeelden:

`een menselijk wezen`,
`een buitenaards wezen`



2) de essentie (van iets of iemand)


Voorbeeld:

`oorsprong en wezen van de dingen`




Synoniemen:

kern, kwintessens
II wezen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwezə(n)]
1) zijn


Voorbeeld:

`Dat zal wel wezen.`
2) gaan


Voorbeeld:

`We zijn wezen fietsen.`
Ze mag er wezen.
(ze is mooi, aardig enz.)
Het zal mij een zorg wezen.
(het kan me niets schelen)
wezenlijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈwezə(n)lək]
eigen aan het wezen (1,2) van iemand of iets


Voorbeeld:

`een wezenlijk verschil`




Synoniemen:

essentieel, fundamenteel
wezenloos
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈwezə(n)los]
zonder besef te hebben van je omgeving


Voorbeeld:

`wezenloos voor je uit staren`
I het wezen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwezə(n)]



Verbuigingen:

wezen|s (meerv.)
1) levend schepsel, zoals een mens of dier


Voorbeelden:

`een menselijk wezen`,
`een buitenaards wezen`



2) de essentie (van iets of iemand)


Voorbeeld:

`oorsprong en wezen van de dingen`




Synoniemen:

kern, kwintessens
II wezen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwezə(n)]
1) zijn


Voorbeeld:

`Dat zal wel wezen.`
2) gaan


Voorbeeld:

`We zijn wezen fietsen.`
Ze mag er wezen.
(ze is mooi, aardig enz.)
Het zal mij een zorg wezen.
(het kan me niets schelen)
whatsappen
werkw.


Afbreekpatroon:

whats - 'ap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

whatsappte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewhatsappt (volt.deelw.)
het gebruikmaken van de berichtendienst WhatsApp communicatie


Voorbeeld:

`ze zijn druk met elkaar aan het whatsappen`




Synoniem:

communiceren via een applicatie op de mobiele telefoon
whatsappen
werkw.


Afbreekpatroon:

whats - 'ap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

whatsappte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewhatsappt (volt.deelw.)
het gebruikmaken van de berichtendienst WhatsApp communicatie


Voorbeeld:

`ze zijn druk met elkaar aan het whatsappen`




Synoniem:

communiceren via een applicatie op de mobiele telefoon
wheelen en dealen
werkw.


Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wheelde en dealde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewheeld en gedeald (volt.deelw.)
iets ritselen, iets voor elkaar krijgen


Voorbeeld:

`wheelen en dealen tot hij de auto voor de hele week meekreeg`
wheelen en dealen
werkw.


Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wheelde en dealde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewheeld en gedeald (volt.deelw.)
iets ritselen, iets voor elkaar krijgen


Voorbeeld:

`wheelen en dealen tot hij de auto voor de hele week meekreeg`
wheelie
zelfst.naamw.
het op één wiel rijden van een motor Voorbeeld: `Een wheelie is een gevaarlijke motorstunt. `
wheelen en dealen
werkw.


Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wheelde en dealde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewheeld en gedeald (volt.deelw.)
iets ritselen, iets voor elkaar krijgen


Voorbeeld:

`wheelen en dealen tot hij de auto voor de hele week meekreeg`
whiffen
werkw.


Afbreekpatroon:

'whif - fen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

whiffte/whifte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewhifft/gewhift (volt.deelw.)
de bal missen sportgolf


Voorbeeld:

`niemand wil whiffen op de golfbaan`




Synoniem:

misslaan
whiffen
werkw.


Afbreekpatroon:

'whif - fen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

whiffte/whifte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewhifft/gewhift (volt.deelw.)
de bal missen sportgolf


Voorbeeld:

`niemand wil whiffen op de golfbaan`




Synoniem:

misslaan
de whiskey
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪski]



Verbuigingen:

whiskey|'s (meerv.)
Ierse of Amerikaanse sterkedrank die gestookt wordt uit graan


Voorbeeld:

`een Ierse whiskey van twaalf jaar oud`
whisky
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪski]



Verbuigingen:

whisky|'s (meerv.)
Schotse sterkedrank die gestookt wordt uit graan


Voorbeeld:

`een dubbele whisky met een blokje ijs`
whisky`s
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `whisky`s`.

Dit woord staat wél in de database: •whisky's

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
whisten
werkw.


Afbreekpatroon:

` whis - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

whistte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewhist (volt.deelw.)
het kaartspel whist spelen vrije tijd


Voorbeeld:

`whisten met de dames van de kaartclub`
whisten
werkw.


Afbreekpatroon:

` whis - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

whistte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewhist (volt.deelw.)
het kaartspel whist spelen vrije tijd


Voorbeeld:

`whisten met de dames van de kaartclub`
whitelisten
werkw.


Afbreekpatroon:

'white - lis - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

whitelistte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewhitelist (volt.deelw.)
e-mailadressen op een witte lijst zetten zodat alle mail van of naar die bepaalde adressen wordt doorgelaten computer


Voorbeeld:

`whitelisten zodat een email, verzonden vanaf een bepaald email adres, steeds terecht komt in je Inbox`




Antoniem:

blacklisten



Synoniem:

markeren als betrouwbaar
whitelisten
werkw.


Afbreekpatroon:

'white - lis - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

whitelistte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewhitelist (volt.deelw.)
e-mailadressen op een witte lijst zetten zodat alle mail van of naar die bepaalde adressen wordt doorgelaten computer


Voorbeeld:

`whitelisten zodat een email, verzonden vanaf een bepaald email adres, steeds terecht komt in je Inbox`




Antoniem:

blacklisten



Synoniem:

markeren als betrouwbaar
whitelisten
werkw.


Afbreekpatroon:

'white - lis - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

whitelistte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewhitelist (volt.deelw.)
e-mailadressen op een witte lijst zetten zodat alle mail van of naar die bepaalde adressen wordt doorgelaten computer


Voorbeeld:

`whitelisten zodat een email, verzonden vanaf een bepaald email adres, steeds terecht komt in je Inbox`




Antoniem:

blacklisten



Synoniem:

markeren als betrouwbaar
whitepaper
zelfst.naamw.


Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

whitepapers (meerv.)
technisch document dat bedrijven helpt een probleem op te lossen


Voorbeeld:

`Whitepapers worden zowel in de politiek en in het bedrijfsleven gebruikt en helpen de lezer bij het nemen van een beslissing.`




Synoniem:

witboek; white paper
whizzkid
zelfst.naamw.
een kind dat erg gedreven is in het werken met de computer Voorbeeld: `Hij is al vanaf 10-jarige leeftijd een whizzkid. `
whizzkid
zelfst.naamw.
een kind dat erg gedreven is in het werken met de computer Voorbeeld: `Hij is al vanaf 10-jarige leeftijd een whizzkid. `
whodunit
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[hu'dʏnɪt]



Verbuigingen:

whodunit|s (meerv.)
detective (2) met nadruk op het vinden van de dader
wichelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 4 resultaten voor `wichelen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•huichelen•wichel•wichelden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wichelarij
zelfst.naamw.
het verkrijgen van informatie door middel van bovennatuurlijke of niet wetenschappelijk aantonen|aangetoonde middelen
wichelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 4 resultaten voor `wichelen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•huichelen•wichel•wichelden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
het wicht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɪxt]



Verbuigingen:

wicht|en (meerv.)
meisje


Voorbeeld:

`De zeventienjarige actrice speelt op een verbluffende manier tegelijk onnozel wicht en vroeg wereldwijze vrouw.`
wie
pronoun


Uitspraak:

[wi]
1) welke persoon


Voorbeeld:

`Wie heeft de wedstrijd gewonnen?`



2) <woord waarmee je verwijst naar een persoon die je al eerder hebt genoemd>



Voorbeeld:

`De man aan wie ik denk.`
Wie wil, mag komen.
(De mensen die willen, mogen komen.)
wiebelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwibələ(n)]



Verbuigingen:

wiebelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewiebeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
heen en weer bewegen bij het staan of zitten


Voorbeelden:

`De vaas wiebelde en viel.`,
`Op je stoel zitten te wiebelen.`




Synoniem:

wankelen
wiebelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwibələ(n)]



Verbuigingen:

wiebelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewiebeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
heen en weer bewegen bij het staan of zitten


Voorbeelden:

`De vaas wiebelde en viel.`,
`Op je stoel zitten te wiebelen.`




Synoniem:

wankelen
de wiebelkont
zelfst.naamw. (m./v.)


Verbuigingen:

wiebelkont|en (meerv.)
iemand die steeds zit te wiebelen informeel


Synoniemen:

draaier, draaikont
wiebelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwibələ(n)]



Verbuigingen:

wiebelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewiebeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
heen en weer bewegen bij het staan of zitten


Voorbeelden:

`De vaas wiebelde en viel.`,
`Op je stoel zitten te wiebelen.`




Synoniem:

wankelen
wieden
werkw.


Uitspraak:

[ˈwidə(n)]



Verbuigingen:

wiedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewied (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onkruid weghalen


Voorbeeld:

`je tuin wieden`
wieden
werkw.


Uitspraak:

[ˈwidə(n)]



Verbuigingen:

wiedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewied (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onkruid weghalen


Voorbeeld:

`je tuin wieden`
de wieg
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wix]



Verbuigingen:

wieg|en (meerv.)
klein bed voor een baby
van de wieg tot het graf
(je hele leven)
Daarvoor ben ik niet in de wieg gelegd.
(daar heb ik geen talent voor)
aan de wieg staan van iets
(ergens vanaf het eerste begin bij zijn geweest)
wiegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwixə(n)]



Verbuigingen:

wiegde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewiegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zachtjes heen en weer bewegen op je armen of in een wieg


Voorbeeld:

`een kind wiegen`



2) heen en weer bewegen


Voorbeeld:

`De boot wiegde zachtjes op de golven.`
wiegelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `wiegelen`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•spiegelen•wiebelen•wiegel•wiegelden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wiegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwixə(n)]



Verbuigingen:

wiegde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewiegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zachtjes heen en weer bewegen op je armen of in een wieg


Voorbeeld:

`een kind wiegen`



2) heen en weer bewegen


Voorbeeld:

`De boot wiegde zachtjes op de golven.`
de wiegendood
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwixə(n)dot]
plotselinge dood van een baby waar geen medische verklaring voor is
wiegenlied
zelfst.naamw.
een lied dat bij het wiegen wordt gezongen
wiegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwixə(n)]



Verbuigingen:

wiegde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewiegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zachtjes heen en weer bewegen op je armen of in een wieg


Voorbeeld:

`een kind wiegen`



2) heen en weer bewegen


Voorbeeld:

`De boot wiegde zachtjes op de golven.`
de wiek
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wik]



Verbuigingen:

wiek|en (meerv.)
1) elk van de uitstekende bladen van een windmolen die draaien als de wind waait


Voorbeeld:

`De meeste windturbines hebben drie wieken.`



2) vleugel
op eigen wieken
(zelfstandig en onafhankelijk van je ouders)
in je wiek geschoten zijn
(geïrriteerd zijn)
de wiek
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wik]



Verbuigingen:

wiek|en (meerv.)
1) elk van de uitstekende bladen van een windmolen die draaien als de wind waait


Voorbeeld:

`De meeste windturbines hebben drie wieken.`



2) vleugel
op eigen wieken
(zelfstandig en onafhankelijk van je ouders)
in je wiek geschoten zijn
(geïrriteerd zijn)
het wiel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wil]



Verbuigingen:

wiel|en (meerv.)
ronde schijf die aan een as draait en over de grond rijdt, bijvoorbeeld van een auto of fiets


Voorbeeld:

`een stoel op wieltjes`
iemand in de wielen rijden
(iemand hinderen)
&&&het vijfde wiel aan de wagen zijn
((van iemand) overbodig en ongewenst zijn)
het wiel weer/opnieuw uitvinden
(iets bedenken wat een ander al heeft bedacht)
wielbasis
zelfst.naamw.
[verkeer] de afstand tussen de twee middelpunten van de voor- en achteras Voorbeeld: `Een te grote wielbasis waakt het voertuig minder wendbaar. `
het wiel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wil]



Verbuigingen:

wiel|en (meerv.)
ronde schijf die aan een as draait en over de grond rijdt, bijvoorbeeld van een auto of fiets


Voorbeeld:

`een stoel op wieltjes`
iemand in de wielen rijden
(iemand hinderen)
&&&het vijfde wiel aan de wagen zijn
((van iemand) overbodig en ongewenst zijn)
het wiel weer/opnieuw uitvinden
(iets bedenken wat een ander al heeft bedacht)
wielerland
zelfst.naamw.
[sport] een land dat een betekenis in de wielersport heeft Voorbeeld: `Bij een groot wielerevenement wordt er gebruik gemaakt van een wielerland. `
de wielersport
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwilərspɔrt]
hardrijden op de fiets


Synoniem:

wielrennen
de wielewaal
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wiləwal]



Verbuigingen:

wiele|walen (meerv.)
gele zangvogel met donkere vleugels


Voorbeeld:

`De wielewaal is een trekvogel die in Afrika overwintert.`
de wielklem
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwilklɛm]



Verbuigingen:

wielklem|men (meerv.)
ding aan het wiel van een auto, waardoor je er niet mee kunt rijden


Voorbeelden:

`Foutparkeerders worden weggesleept of krijgen een wielklem.`,
`Om de wielklem te laten verwijderen moest ik een boete betalen.`
wielrennen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwilrɛnə(n)]
wielersport


Voorbeeld:

`aan wielrennen doen`
de wielrenner
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wilrɛnər]



Verbuigingen:

wielrenner|s (meerv.)
de wielren|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wilrɛn|stər]



Verbuigingen:

wielrenster|s (meerv.)
iemand die aan wielrennen doet


Voorbeeld:

`De wielrenster raakte de rand langs de weg, viel en kwam in de berm terecht.`
de wielrenner
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wilrɛnər]



Verbuigingen:

wielrenner|s (meerv.)



de wielren|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wilrɛn|stər]



Verbuigingen:

wielrenster|s (meerv.)
iemand die aan wielrennen doet


Voorbeeld:

`De wielrenster raakte de rand langs de weg, viel en kwam in de berm terecht.`
wielrijden
werkw.
•[sport] het rijden op een fiets als sport of recreatie
• Voorbeeld: `Ben je nog wezen wielrijden dit weekeinde? `
•tweede betekenisomschrijving.
• Voorbeeld: `Zin met het wielrijden in de tweede betekenis erin. `
•enz.
de wielrijder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wilrɛidər]



Verbuigingen:

wielrijder|s (meerv.)



de wielrijd|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wilrɛit|stər]



Verbuigingen:

wielrijdster|s (meerv.)
iemand die op een fiets rijdt


Voorbeeld:

`een fietspad voor wielrijders`




Synoniemen:

fietser, fietsster
het wiel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wil]



Verbuigingen:

wiel|en (meerv.)
ronde schijf die aan een as draait en over de grond rijdt, bijvoorbeeld van een auto of fiets


Voorbeeld:

`een stoel op wieltjes`
iemand in de wielen rijden
(iemand hinderen)
&&&het vijfde wiel aan de wagen zijn
((van iemand) overbodig en ongewenst zijn)
het wiel weer/opnieuw uitvinden
(iets bedenken wat een ander al heeft bedacht)
de wienerschnitzel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[winərˈʃnitsəl]



Verbuigingen:

wienerschnitzel|s (meerv.)
gebakken gepaneerd lapje kalfsvlees met een schijfje citroen
wiens
pronoun


Uitspraak:

[wins]
van wie


Voorbeeld:

`De man wiens dochter ik tegenkwam, is een collega van me.`
I het wier
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wir]
plant die in water of heel natte plaatsen groeit


Synoniem:

alg
II wier
pronoun


Uitspraak:

[wir]
van wie


Voorbeelden:

`de ouders wier kinderen hier op school zitten`,
`de vrouw wier ouders omkwamen`
de wierook
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwirok]
reukstof gemaakt van een harssoort


Voorbeeld:

`wierook branden`
werpen
werkw.


Uitspraak:

['wɛrpə(n)]



Verbuigingen:

wierp (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iets) met je arm en hand krachtig van je af laten bewegen


Voorbeeld:

`een steen werpen`




Synoniem:

gooien


2) (een jong dier) ter wereld brengen


Voorbeeld:

`Een poes die jongen wil werpen zoekt een goede plaats uit.`




Synoniem:

baren
wiers
zelfst.naamw.
ophoping van gedroogd gras
de wiet
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wit]
softdrug gemaakt uit de hennepplant


Synoniemen:

marihuana, hasj
wifeswappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'wife - swap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wifeswapte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewifeswapt (volt.deelw.)
van partner ruilen mens


Voorbeeld:

`als je wel houdt van afwisseling en je huwelijk is toch al niet zo best kun je misschien gaan wifeswappen`
wifeswappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'wife - swap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wifeswapte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewifeswapt (volt.deelw.)
van partner ruilen mens


Voorbeeld:

`als je wel houdt van afwisseling en je huwelijk is toch al niet zo best kun je misschien gaan wifeswappen`
wifeswappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'wife - swap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wifeswapte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewifeswapt (volt.deelw.)
van partner ruilen mens


Voorbeeld:

`als je wel houdt van afwisseling en je huwelijk is toch al niet zo best kun je misschien gaan wifeswappen`
WiFi
afkorting
technologie waarmee het mogelijk is op korte afstand draadloos gegevens te versturen ict


Voorbeeld:

`WiFi maakt het mogelijk om zonder internetkabels met een laptop, tablet of smartphone in de tuin te internetten.`




Synoniem:

Wireless Fidelity
wiggebeen
zelfst.naamw.
verouderde spelling van wiggenbeen
wig
zelfst.naamw.
[gereedschap] een metalen of houten voorwerp in de vorm van een driehoekig blok met een scherpe hoek van 5 to 20 graden Voorbeeld: `Hoe scherper of spitser de wig is, des te sterker de splijtwerking. `
wig
zelfst.naamw.
[gereedschap] een metalen of houten voorwerp in de vorm van een driehoekig blok met een scherpe hoek van 5 to 20 graden Voorbeeld: `Hoe scherper of spitser de wig is, des te sterker de splijtwerking. `
wiggenbeen
zelfst.naamw.
[anatomie] één van de beenderen van de schedel Voorbeeld: `Waar bevindt het wiggenbeen zich, mevrouw? `
de wigwam
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪxwɑm]



Verbuigingen:

wigwam|s (meerv.)
koepelvormige hut van Noord-Amerikaanse indianen


Voorbeeld:

`Als kinderen met een wigwam spelen is dat een kegelvormige tent.`
de wigwam
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪxwɑm]



Verbuigingen:

wigwam|s (meerv.)
koepelvormige hut van Noord-Amerikaanse indianen


Voorbeeld:

`Als kinderen met een wigwam spelen is dat een kegelvormige tent.`
wiiën
werkw.


Afbreekpatroon:

'wii - ën



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wiide (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewiid (volt.deelw.)
spelen met de console van de Nintndo Wii vrije tijd


Voorbeeld:

`zij wiit het liefst met haar kleine zusje omdat ze dan makkelijker kan winnen met het spelletje Mario Kart Wii`
wiiën
werkw.


Afbreekpatroon:

'wii - ën



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wiide (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewiid (volt.deelw.)
spelen met de console van de Nintndo Wii vrije tijd


Voorbeeld:

`zij wiit het liefst met haar kleine zusje omdat ze dan makkelijker kan winnen met het spelletje Mario Kart Wii`
ij
pronoun


Uitspraak:

[wɛi]
<het onderwerp in de zin als je over jezelf en andere mensen praat>



Voorbeeld:

`Wij fietsen.`




Synoniem:

we
wijd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛit]
met meer dat voldoende inhoud of ruimte


Voorbeelden:

`een wijde trui`,
`de ramen wijd openzetten`




Antoniem:

nauw



Synoniem:

ruim
in de wijde omtrek
(tot ver in de omgeving)
inwijden
werkw.


Uitspraak:

[ˈɪnwɛidə(n)]



Verbuigingen:

wijdde in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingewijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) officieel in gebruik nemen


Voorbeeld:

`het nieuwe gemeentehuis inwijden`



2) (iemand) vertrouwd maken met


Voorbeeld:

`Wie wil mij inwijden in het homoleven?`
toewijden
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `toewijden`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •toewijzen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
inwijden
werkw.


Uitspraak:

[ˈɪnwɛidə(n)]



Verbuigingen:

wijdde in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingewijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) officieel in gebruik nemen


Voorbeeld:

`het nieuwe gemeentehuis inwijden`



2) (iemand) vertrouwd maken met


Voorbeeld:

`Wie wil mij inwijden in het homoleven?`
wijden
werkw.


Uitspraak:

[wɛidə(n)]



Verbuigingen:

wijdde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met religieuze handelingen zegenen


Voorbeelden:

`het zaaigoed laten wijden door een priester voordat het uitgezaaid wordt`,
`iemand tot priester wijden`




Synoniem:

inzegenen
wijden
werkw.


Uitspraak:

[wɛidə(n)]



Verbuigingen:

wijdde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met religieuze handelingen zegenen


Voorbeelden:

`het zaaigoed laten wijden door een priester voordat het uitgezaaid wordt`,
`iemand tot priester wijden`




Synoniem:

inzegenen
zich wijden aan
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛidə(n) an]



Verbuigingen:

wijdde zich aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich gewijd aan (volt.deelw.)
aandachtig ergens mee bezig zijn of als onderwerp hebben


Voorbeelden:

`je aan de literatuur wijden`,
`Het eerste hoofdstuk is gewijd aan de geschiedenis van het dorp.`
wijds
bijv.naamw.
partitief van wijd Voorbeeld: `Ze trok bij deze warmte liever iets wijds aan. `

Bron: Wikiwoordenboek - wijds.
wijden
werkw.


Uitspraak:

[wɛidə(n)]



Verbuigingen:

wijdde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met religieuze handelingen zegenen


Voorbeelden:

`het zaaigoed laten wijden door een priester voordat het uitgezaaid wordt`,
`iemand tot priester wijden`




Synoniem:

inzegenen
wijdverbreid
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛitfərˈbrɛit]
verspreid over een groot gebied of over een grote hoeveelheid mensen


Voorbeeld:

`een wijdverbreid misverstand`
wijdverspreid
bijv.naamw.
overal aanwezig, vindbaar Voorbeeld: `Het land kampt met wijdverspreide corruptie en hoge werkeloosheid. `

Bron: Wikiwoordenboek - wijdverspreid.
het wijf
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɛif]



Verbuigingen:

wijven (meerv.)
vrouw informeel


Voorbeeld:

`een oud wijf`
een lekker wijf
(een aantrekkelijke vrouw)
het wijfje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛifjə]



Verbuigingen:

wijfje|s (meerv.)
vrouwtjesdier


Voorbeeld:

`Het wijfje van de pauw heeft niet zulke gekleurde veren.`
wijfjesdier
zelfst.naamw.
een wijfje van de diersoort Voorbeeld: `Het wijfjesdier heeft vaak een minder opvallende vacht of verenkleed dan het mannetjesdier. `
wijfjesdier
zelfst.naamw.
een wijfje van de diersoort Voorbeeld: `Het wijfjesdier heeft vaak een minder opvallende vacht of verenkleed dan het mannetjesdier. `
het wijgeschenk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɛixəsxɛŋk]



Verbuigingen:

wijgeschenk|en (meerv.)
voorwerp voor God, goden of een heilige als dankbetuiging religie


Voorbeeld:

`een wijgeschenk bij het altaar of een heiligenbeeld zetten`
de wijk
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɛik]



Verbuigingen:

wijk|en (meerv.)
deel van een stad of dorp


Synoniemen:

buurt, kwartier
achteromkijken
werkw.
•het hoofd en het bovenlijf omdraaien om in achterwaartse richting een blik te werpen
• Voorbeeld: `Hoewel hij het geroep wel hoorde weigerde hij om achterom te kijken. `
•tweede betekenisomschrijving.
• Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
•enz.
achteruitwijken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `achteruitwijken`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
afwijken
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwɛikə(n)]



Verbuigingen:

week af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is afgeweken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
anders zijn (dan iemand of iets anders)


Voorbeelden:

`een afwijkende mening hebben`,
`afwijken van de rest`




Synoniem:

verschillen
inwijken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `inwijken`.

Deze woorden staan wél in de database:
•inkijken•inwijden•wijken

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
uitwijken
werkw.


Uitspraak:

['œytwɛikə(n)]



Verbuigingen:

week uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgeweken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) je koers veranderen om niet ergens tegenaan te botsen


Voorbeeld:

`naar rechts uitwijken om de tegenligger te ontwijken`



2) noodgedwongen naar een andere plaats gaan of overgaan op een andere oplossing


Voorbeelden:

`De president was in zijn land niet meer te handhaven en hij week uit naar een bevriend land.`,
`bij een afgelasting uitwijken naar kunstgras`
de wijkagent
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛikɑxɛnt]



Verbuigingen:

wijkagent|en (meerv.)



de wijkagent|e
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛikɑxɛnt|ə]



Verbuigingen:

wijkagente|n, wijkagente|s (meerv.)
politieagent(e) die het grootste deel van de werktijd in een bepaalde wijk werkt


Voorbeeld:

`De wijkagent let op de leefbaarheid en veiligheid in de wijk en is het eerste aanspreekpunt voor de bewoners.`
wijkcentrum
zelfst.naamw.
een sociaal-culturele instelling in een stadswijk

Bron: Wikiwoordenboek - wijkcentrum.
wijkcentrum
zelfst.naamw
een sociaal-culturele instelling in een stadswijk

Bron: Wikiwoordenboek - wijkcentrum.
wijken
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛikə(n)]



Verbuigingen:

week (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is geweken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) je terugtrekken


Voorbeeld:

`wijken voor het gevaar`




Synoniem:

achteruitgaan



niet van zijn zijde wijken

(steeds bij hem blijven)


2) afwijken van de rechte lijn


Voorbeeld:

`die muur wijkt een beetje`
wijken
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛikə(n)]



Verbuigingen:

week (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is geweken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) je terugtrekken


Voorbeeld:

`wijken voor het gevaar`




Synoniem:

achteruitgaan



niet van zijn zijde wijken

(steeds bij hem blijven)


2) afwijken van de rechte lijn


Voorbeeld:

`die muur wijkt een beetje`
de wijkverpleegster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛikfərplexstər]



Verbuigingen:

wijkverpleegster|s (meerv.)
vrouwelijke wijkverpleegkundige
de wijkverpleegkundige
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɛikfərplexkʏndəxə]



Verbuigingen:

wijkverpleegkundige|n (meerv.)
verpleegkundige die in een bepaalde wijk mensen thuis medische hulp geeft
de wijkverpleging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛikfərplɛxɪŋ]
het geven van paramedische hulp bij mensen thuis


Voorbeeld:

`Door wijkverpleging en thuiszorg kunnen mensen langer thuis blijven wonen.`
wijl
zelfst.naamw.
•een poosje

•[verouderd] geeft onderschikkend een reden aan
• Voorbeeld: `En zie, gij hebt haar gedaante gezien, en wijl zij om haar zoon treurde, zijt gij begonnen haar te troosten, en van deze dingen die gebeurd zijn, moest u dit geopenbaard worden.
wijlen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛilə(n)]
overleden


Voorbeelden:

`wijlen mijn moeder`,
`wijlen mevrouw Pieterse`
wijlen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛilə(n)]
overleden


Voorbeelden:

`wijlen mijn moeder`,
`wijlen mevrouw Pieterse`
de wijn
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɛin]



Verbuigingen:

wijn|en (meerv.)
alcoholische drank van gegist druivensap


Voorbeelden:

`rode wijn`,
`witte wijn`
koppige wijn
(sterke wijn)
Goede wijn behoeft geen krans.
(iets wat goed is, hoef je niet extra te prijzen)
de wijnazijn
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛinazɛin]
azijn gemaakt uit wijn


Voorbeelden:

`rode wijnazijn`,
`Als je wijn lang genoeg open laat staan wordt die vanzelf wijnazijn.`
wijnbeker
zelfst.naamw.
een beker waaruit wijn gedronken kan worden Voorbeeld: `Een wijnbeker is een wijnglas, maar dan gemaakt van aardewerk i.p.v. glas. `
een beker waaruit wijn gedronken kan worden Voorbeeld: `Een wijnbeker is een wijnglas, maar dan gemaakt van aardewerk i.p.v. glas. `
[oenologie] het verbouwen van druiven voor de productie van wijn Voorbeeld: `Behalve Zuid-Limburg ligt Nederland te noordelijk voor serieuze wijnbouw. `
wijndruif
zelfst.naamw.
een druif die wordt gebruikt om wijn van te maken Voorbeeld: `Niet alle druiven zijn geschikt als wijndruif. `
wijndruif
zelfst.naamw.
een druif die wordt gebruikt om wijn van te maken Voorbeeld: `Niet alle druiven zijn geschikt als wijndruif. `
de wijn
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɛin]



Verbuigingen:

wijn|en (meerv.)
alcoholische drank van gegist druivensap


Voorbeelden:

`rode wijn`,
`witte wijn`
koppige wijn
(sterke wijn)
Goede wijn behoeft geen krans.
(iets wat goed is, hoef je niet extra te prijzen)
wijnfles
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wijnfles`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de wijngaard
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛinxart]



Verbuigingen:

wijngaard|en (meerv.)
stuk grond waar druiven voor wijn worden geteeld


Voorbeeld:

`de wijngaarden langs de Loire`
wijnglas
zelfst.naamw.
een glas dat speciaal ontworpen is om wijn uit te drinken Voorbeeld: `Dit is een wijnglas speciaal bedoeld voor het drinken van rode wijn. `
wijnglas
zelfst.naamw.
een glas dat speciaal ontworpen is om wijn uit te drinken Voorbeeld: `Dit is een wijnglas speciaal bedoeld voor het drinken van rode wijn. `
wijnhelling
zelfst.naamw.
een berghelling waarop wijngaarden geplant zijn Voorbeeld: `Het is een prachtig dal met uitgestrekte wijnhellingen. `
wijnkaart
zelfst.naamw.
een lijst waarop men de wijnen die te verkrijgen zijn in een restaurant, wijnhuis, enz... vermeldt in soorten, jaartallen en prijzen Voorbeeld: `Het restaurant heeft goed eten en een aardige wijnkaart. `
de wijnkoeler
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛinkulər]



Verbuigingen:

wijnkoeler|s (meerv.)
vat om een fles wijn koel te maken of te houden


Voorbeeld:

`een wijnkoeler vullen met water en ijs om je witte wijn te koelen`
wijnoogst
zelfst.naamw.
het inzamelen van de druiven voor het maken van wijn
I wijnrood
zelfst.naamw.
•[RAL-kleur] een kleur rood met RAL-nummer 3005, een rode kleur zoals die van wijn.
• Voorbeeld: `Heeft u die ook in het wijnrood? `
II wijnrood
bijv.naamw.

•[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur rood, met RAL-nummer 3005.
• Voorbeeld: `Hij rijdt in een wijnrode auto. `
de wijnstok
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛinstɔk]



Verbuigingen:

wijnstok|ken (meerv.)
klimplant waar druiven aan komen waar je wijn van kunt maken


Voorbeeld:

`Wijnstokken werden al lang voor onze tijdrekening aangeplant in de landen rond de Middellandse Zee.`
wijnvlek
zelfst.naamw.
•een vlek ontstaan door het morsen van wijn

•een roodachtige afwijking van de huid die op een rode wijnvlek lijkt


Bron: Wikiwoordenboek - wijnvlek.
I de wijs
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɛis]



Verbuigingen:

wijzen (meerv.)
melodie


Voorbeelden:

`een bekend wijsje`,
`op de wijs van een oud volksliedje`




Synoniem:

deun
geen wijs kunnen houden
(vals zingen)
helemaal van de wijs raken
(erg in de war raken)
II wijs
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɛis]
met veel kennis en inzicht


Voorbeelden:

`zo wijs als Salomo`,
`door ervaring wijs geworden`




Synoniem:

verstandig
Je bent niet goed wijs.
(doe niet zo dom)
wijnvlek
zelfst.naamw.
•een vlek ontstaan door het morsen van wijn

•een roodachtige afwijking van de huid die op een rode wijnvlek lijkt
aanwijzen
werkw.


Uitspraak:

[ˈanwɛizə(n)]



Verbuigingen:

wees aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met de wijsvinger wijzen naar (iets of iemand)


Voorbeeld:

`een woord in een tekst aanwijzen`
2) (iemand) uitkiezen


Voorbeeld:

`voor je pensionering een opvolger aanwijzen`



3) laten zien


Voorbeelden:

`De klok wijst aan hoe laat het is.`,
`Boeien wijzen aan waar de vaargeul is.`




Synoniemen:

tonen, aangeven
aanwijzend voornaamwoord
(<woord waarmee je duidelijk maakt wie of welke je precies bedoelt>) `De aanwijzende voornaamwoorden zijn: die, dit, dat en deze.`
afwijzen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwɛizə(n)]



Verbuigingen:

wees af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeggen dat je (iets of iemand) niet wilt


Voorbeelden:

`Ik ben zo populair dat ik veel vrouwen moet afwijzen.`,
`een subsidieaanvraag afwijzen`




Synoniem:

verwerpen
doorverwijzen
werkw.


Uitspraak:

[ˈdorverwɛizə(n)]



Verbuigingen:

verwees door (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft doorverwezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar iemand anders sturen


Voorbeeld:

`De huisarts verwijst me door naar de specialist.`




Synoniem:

verwijzen naar
nawijzen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `nawijzen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
terechtwijzen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrɛxtwɛizə(n)]



Verbuigingen:

wees terecht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft terechtgewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand zeggen dat hij of zij iets fout heeft gedaan


Voorbeeld:

`Nadat het Kamerlid hem had terechtgewezen, beloofde de minister voortaan anders te handelen.`




Synoniemen:

berispen, een standje geven
terugverwijzen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `terugverwijzen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
toewijzen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuwɛizə(n)]



Verbuigingen:

wees toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
officieel bepalen dat iemand iets krijgt


Voorbeelden:

`een minderjarig kind een voogd toewijzen`,
`de Olympische Spelen aan een land toewijzen`




Synoniem:

toekennen
uitwijzen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytwɛizə(n)]



Verbuigingen:

wees uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) door middel van een vonnis van de rechtbank het land uit sturen


Voorbeeld:

`De illegale vluchtelingen werden na jaren alsnog uitgewezen.`



2) laten zien, aantonen


Voorbeelden:

`Onderzoek wijst uit dat het alcoholgebruik bij jongeren de laatste jaren is afgenomen.`,
`De toekomst zal het uitwijzen.`
de wijsbegeerte
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɛisbəxertə]
wetenschap die zich bezig houdt met het wezen van alle dingen en het leven


Voorbeeld:

`wijsbegeerte studeren`




Synoniem:

filosofie
wijselijk
bijwoord


Uitspraak:

[ˈwɛisələk]
op een verstandige manier


Voorbeeld:

`wijselijk geen commentaar leveren`
de wijsgeer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛisxer]



Verbuigingen:

wijs|geren (meerv.)
iemand die zich bezighoudt met filosofie


Synoniem:

filosoof
wijsmaken
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛismakə(n)]



Verbuigingen:

maakte wijs (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft wijsgemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
laten geloven


Voorbeeld:

`Wie heeft je die lariekoek wijsgemaakt?`
Maak dat je grootje wijs!
(<dit zeg je als je helemaal niet gelooft wat iemand zegt>)
de wijsheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwɛishɛit]
1) vermogen om de dingen met kennis en inzicht te doen


de wijsheid in pacht hebben

(denken alles beter te weten dan een ander)
2) wijze uitspraak


Verbuigingen:

wijs|heden (meerv.)



Voorbeeld:

`een site met wijsheden, spreuken en citaten`
meer geluk dan wijsheid
(<dit zeg je als iemand meer door toeval dan door verstandig handelen iets bereikt>)
de wijsheid in pacht hebben
(denken alles beter te weten dan een ander)
de wijsheidstand
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛishɛitstɑnt]



Verbuigingen:

wijsheidstand|en (meerv.)
elk van de vier achterste kiezen bij een volwassen gebit


Synoniem:

verstandskies
wijsmaken
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛismakə(n)]



Verbuigingen:

maakte wijs (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft wijsgemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
laten geloven


Voorbeeld:

`Wie heeft je die lariekoek wijsgemaakt
Maak dat je grootje wijs!
(<dit zeg je als je helemaal niet gelooft wat iemand zegt>)
de wijsneus
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛisnøs]



Verbuigingen:

wijs|neuzen (meerv.)
iemand die denkt alles te weten


Voorbeeld:

`Dat jongetje is een enorme wijsneus.`




Synoniemen:

betweter, weetal
de wijsneus
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛisnøs]



Verbuigingen:

wijs|neuzen (meerv.)
iemand die denkt alles te weten


Voorbeeld:

`Dat jongetje is een enorme wijsneus.`




Synoniemen:

betweter, weetal
wijzen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛizə(n)]



Verbuigingen:

wees (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met je arm en hand of vinger aanduiden


Voorbeeld:

`wijzen naar de klok`
naar/op je voorhoofd wijzen
(een gebaar maken dat iemand gek is)
dat wijst zich vanzelf
(dat wordt vanzelf duidelijk als je ermee bezig bent) `Je klikt op de link en dan wijst het zich verder vanzelf.`
de wijsvinger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛisfɪŋər]



Verbuigingen:

wijsvinger|s (meerv.)
eerste vinger naast de duim


Voorbeeld:

`iets met je wijsvinger aanwijzen`
de wijsvinger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛisfɪŋər]



Verbuigingen:

wijsvinger|s (meerv.)
eerste vinger naast de duim


Voorbeeld:

`iets met je wijsvinger aanwijzen`
wijten
werkw.
'~ aan': toeschrijven aan Voorbeeld: `Dat is te wijten aan het slechte overheidsbeleid. `
wijten
werkw.
'~ aan': toeschrijven aan Voorbeeld: `Dat is te wijten aan het slechte overheidsbeleid. `
wijten aan
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛitə(n) an]



Verbuigingen:

weet aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweten aan (volt.deelw.)
toeschrijven aan


aan jezelf te wijten

(eigen schuld) `Dat ongeluk heb je aan jezelf te wijten.`
de wijting
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛitɪŋ]



Verbuigingen:

wijting|en (meerv.)
zoutwatervis


Voorbeeld:

`Wijting wordt als kattenvoer gebruikt, maar je kunt wijting ook stoven of bakken.`
de wijting
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɛitɪŋ]



Verbuigingen:

wijting|en (meerv.)
zoutwatervis


Voorbeeld:

`Wijting wordt als kattenvoer gebruikt, maar je kunt wijting ook stoven of bakken.`
het wijf
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɛif]



Verbuigingen:

wijven (meerv.)
vrouw informeel


Voorbeeld:

`een oud wijf`
een lekker wijf
(een aantrekkelijke vrouw)
het wijwater
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɛiwatər]
door een priester gewijd water dat in de katholieke kerk bij zegeningen wordt gebruikt


Voorbeeld:

`je hand in het wijwater dopen en een kruisteken slaan`
wijwaterkwast
zelfst.naamw.
kwast waarmee in de liturgie van de Rooms-katholieke Kerk door de priester wijwater over de gelovigen wordt gesprenkeld.
wijwatervat
zelfst.naamw
[religie] een meestal aan de muur van een kerk bevestigd vat met water waarmee gelovigen zich besprenkelen Voorbeeld: `Hij vulde het wijwatervat met water. `
de wijze
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛizə]



Verbuigingen:

wijze|n (meerv.)
1) manier


Voorbeeld:

`iets op een andere wijze doen`
2) wijze man
bij wijze van spreken
(om het zo maar te zeggen)
de drie wijzen uit het oosten
(de drie koningen die volgens het kerstverhaal wierook, goud en mirre naar Jezus brachten)
wijzen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛizə(n)]



Verbuigingen:

wees (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met je arm en hand of vinger aanduiden


Voorbeeld:

`wijzen naar de klok`
2) op een bepaald punt gericht zijn


Voorbeeld:

`De naald van het kompas wijst naar het noorden.`
naar/op je voorhoofd wijzen
(een gebaar maken dat iemand gek is)
dat wijst zich vanzelf
(dat wordt vanzelf duidelijk als je ermee bezig bent) `Je klikt op de link en dan wijst het zich verder vanzelf.`
wijzen op
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛizən ɔp]



Verbuigingen:

wees op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewezen op (volt.deelw.)
doen vermoeden


Voorbeelden:

`Deze rode uitslag wijst op een allergische reactie.`,
`Niets wees op sabotage.`




Synoniem:

duiden op
de wijzer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɛizər]



Verbuigingen:

wijzer|s (meerv.)
aaf op de plaat van een klok of kompas die ergens naar wijst


Voorbeeld:

`de grote en de kleine wijzer van de klok`
wijzigen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛizəxə(n)]



Verbuigingen:

wijzigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewijzigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
anders maken


Voorbeeld:

`de aanvangstijden wijzigen`




Synoniem:

veranderen
wijzigen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛizəxə(n)]



Verbuigingen:

wijzigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewijzigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
anders maken


Voorbeeld:

`de aanvangstijden wijzigen`




Synoniem:

veranderen
de wijziging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwɛizəxɪŋ]



Verbuigingen:

wijziging|en (meerv.)
verandering


Voorbeeld:

`wijzigingen doorvoeren`
wik
zelfst.naamw.
•een doodlopend stuk sloot dat als haventje kan fungeren

•datgene wat op een waag gewogen wordt
wiki
zelfst.naamw.
[wikitaal] een constructiesysteem voor internetpagina's waar, in het algemeen, iedereen alle pagina's kan wijzigen Voorbeeld: `Het WikiWoordenboek is een voorbeeld van een wiki. `
Wikibooks
zelfst.naamw.
een verzameling boeken, cursussen en handleidingen op het internet (een project van de Wikimedia Foundation) Voorbeeld: `De cursus Spaans is erg populair op Wikibooks. `
wikificeren
werkw.
•[wikitaal] een tekst aanpassen aan het wikisysteem, bijvoorbeeld door het aanbrengen van dubbele rechte <nowiki>haken</nowiki>
• Voorbeeld: `We moeten deze bijdrage nog wikificeren. `
•tweede betekenisomschrijving.
• Voorbeeld: `Zin met het wikificeren in de tweede betekenis erin. `
•enz.
wikijargon
zelfst.naamw.
het geheel aan termen waarvan de gebruikers van het wikisysteem zich bedienen Voorbeeld: `Het woord lijkt inmiddels ingesleten in het wikijargon. `
Wikimedia Commons
zelfst.naamw.
een verzameling afbeeldingen en dergelijke op internet (een project van de Wikimedia Foundation) Voorbeeld: `Er zijn nu al meer dan vier miljoen geüploade bestanden op Wikimedia Commons aanwezig. `
Wikimedia Foundation
zelfst.naamw.
de organisatie achter het beheer van wiki's als bijvoorbeeld Wikipedia en WikiWoordenboek Voorbeeld: `Als je vrijwilliger wilt worden van de Wikimedia Foundation kan dat via de hoofdpagina van de site. `
Wikinews
zelfst.naamw.
een verzameling van de actualiteiten (een project van de Wikimedia Foundation) Voorbeeld: `Ik heb op Wikinews gezien dat de verkiezingen in Zuid-Afrika er weer aankomen. `
Wikipedia
zelfst.naamw.
een door de Wikimedia Foundation gecreëerde rechtenvrije encyclopedie op het internet, die door iedereen te wijzigen en aan te vullen is
Wikiquote
zelfst.naamw.
een grote verzameling citaten (een project van de Wikimedia Foundation) Voorbeeld: `Wikiquote heeft nu al 747 pagina's. `
Wikisource
zelfst.naamw.
een online bibliotheek (een project van de Wikimedia Foundation) Voorbeeld: `Wikisource is een open online bibliotheek met vele boeken en bronnen. `
Wikispecies
zelfst.naamw.
een samenvatting van allerlei soorten levende wezens (een project van de Wikimedia Foundation) Voorbeeld: `Door middel van Wikispecies kan men informatie verkrijgen over allerlei levende wezens. `
wikisyntax
zelfst.naamw.
Spellingleidraad (Taalunie)
Taaladvies (Taalunie)
Taaltelefoon.be
VRTtaal.net







Opzoeken:












wikisyntax
zelfst.naamw.
[wikitaal] een opmaaktaal die gebruikt wordt om pagina's te schrijven in wikiwebsites zoals Wikipedia.
wikitaal
zelfst.naamw.
geheel aan termen waarvan de gebruikers van het wikisysteem zich bedienen Voorbeeld: `Recente wijzigingen, hoofdtaalsjablonen en doorverwijspagina's horen tot de wikitaal. `
wikitekst
zelfst.naamw.
[wikitaal] een opmaaktaal die gebruikt wordt om pagina's te schrijven in wikiwebsites zoals Wikipedia.
Wikiversity
zelfst.naamw.
een online universiteit (een project van de Wikimedia Foundation) Voorbeeld: `Wikiversity biedt een goede voorbereiding op de universiteit. `
de wikke
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɪkə]



Verbuigingen:

wikke|s (meerv.)
kruidachtige plant die met zijn ranken in andere planten klimt


Voorbeeld:

`Een van de wikkesoorten is de tuinboon.`
kruidachtige plant die met zijn ranken in andere planten klimt


Voorbeeld:

`Een van de wikkesoorten is de tuinboon.`
tot een einde brengen


Voorbeeld:

`de onderhandelingen afwikkelen`




Synoniem:

afhandelen
inwikkelen
werkw.


Uitspraak:

['ɪnwɪkələ(n)]



Verbuigingen:

wikkelde in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingewikkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in een omhulsel doen


Voorbeelden:

`een baby inwikkelen in een deken`,
`machine voor het inwikkelen van balen stro`




Synoniemen:

wikkelen, inrollen
afwikkelen
werkw.


Uitspraak:

['ɑfwɪkələ(n)]



Verbuigingen:

wikkelde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewikkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tot een einde brengen


Voorbeeld:

`de onderhandelingen afwikkelen`




Synoniem:

afhandelen
wikkelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪkələ(n)]



Verbuigingen:

wikkelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewikkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens omheen doen


Voorbeelden:

`een kind in doeken wikkelen`,
`je in een warme sjaal wikkelen`




Synoniem:

winden
wikkelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪkələ(n)]



Verbuigingen:

wikkelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewikkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens omheen doen


Voorbeelden:

`een kind in doeken wikkelen`,
`je in een warme sjaal wikkelen`




Synoniem:

winden
wikken
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪkə(n)]
na wikken en wegen

(na de voor- en nadelen goed overdacht te hebben) `na lang wikken en wegen een nieuw contract tekenen`
de wil
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɪl]
vermogen iets bewust te wensen of te begeren


Voorbeeld:

`een sterke wil hebben`
uit vrije wil
(niet gedwongen)
Met een beetje goede wil lukt het wel.
(als iedereen meewerkt lukt het wel)
tegen wil en dank
(met tegenzin) Synoniem: gedwongen, onvrijwillig
meewillen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `meewillen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
I het wild
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɪlt]
1) dieren die leven in de vrije natuur en waarop mensen jagen


Voorbeeld:

`De poelier verkoopt wild en gevogelte.`
aangeschoten wild zijn
(niet meer kunnen functioneren omdat er geen vertrouwen meer in je is) `Na het schandaal was hij aangeschoten wild.`
2)


in het wild
(in de vrije natuur)
II wild
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɪlt]
1) (van dieren) niet getemd


Voorbeeld:

`wilde dieren`




Antoniem:

tam



Synoniem:

ongetemd


2) (van planten) in de vrije natuur voorkomend en niet door mensen gekweekt


Voorbeeld:

`een wilde roos`




Antoniem:

gecultiveerd


3) woest en ruw


Voorbeeld:

`wilde gebaren maken`




Antoniem:

kalm



Synoniemen:

onbeheerst, onstuimig
wilde verhalen
wilde verhalen
wild enthousiast
(erg enthousiast)
in het wilde weg
(lukraak, op goed geluk)
wilde staking
(staking die niet door de vakbonden is georganiseerd en gesteund)
wild zwijn
zelfst.naamw.
[dierkunde] 'Sus scrofa', de voorouder van het varken
het wildbraad
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪldbrat]
gebraden wild (I,1)


Voorbeeld:

`De smaak van wildbraad hangt af van de voeding van het dier.`
de wildcard
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wajltkɑ:rt]



Verbuigingen:

wildcard|s (meerv.)
teken in een zoekvraag bij zoekacties op je computer, dat staat voor alle letters en tekens computers


Voorbeeld:

`De wildcard '?' staat voor één teken, de wildcard '*' voor één of meer.`




Synoniem:

joker
wilde
zelfst.naamw.
iemand zonder beschaving Voorbeeld: `Het is weinig beleefd mensen voor wilden uit te maken. `
wilde hond
zelfst.naamw.
[zoogdieren] 'Lycaon pictus', een zoogdier en roofdier uit de orde 'Carnivora ' dat veel op een hond lijkt maar daar toch niet onmiddellijk aan verwant is
willen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪlə(n)]



Verbuigingen:

wilde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) verlangen


Voorbeeld:

`Ze wil een pop voor haar verjaardag.`




Synoniem:

wensen
2) zullen
3) <hulpwerkwoord dat een mogelijkheid aanduidt>



Voorbeeld:

`het wil wel eens gebeuren dat...`
Ik wil het niet hebben.
(ik verbied het)
Dat mocht je willen!
(<dit zeg je als iemand iets wenst wat niet mogelijk is>)
Willen we er nog eentje nemen?
(zullen we nog een drankje nemen?)
Het wil maar niet zomeren.
(het wordt maar geen zomer)
wilden br Noot:
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Is het wellicht een zin in plaats van een woord?
Het woord komt ook niet voor in de woordenlijsten die zijn goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wilden br Noot:`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wilden br Noot:
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Is het wellicht een zin in plaats van een woord?
Het woord komt ook niet voor in de woordenlijsten die zijn goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wilden br Noot:`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de wildernis
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwɪldərnɪs]



Verbuigingen:

wildernis|sen (meerv.)
gebied met een ruige natuur die nog niet door de mens is aangetast


Voorbeeld:

`de wildernis van Afrika`




Synoniem:

jungle
wildgroei
zelfst.naamw.
onstuimige, ongebreidelde groei Voorbeeld: `Na een meteorietinslag is er vaak sprake van een enorme wildgroei van varens. `
wildplassen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪltplɑsə(n)]



Verbuigingen:

plaste wild (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft wildgeplast (volt.deelw.)
in het openbaar plassen op een plaats die daarvoor niet bedoeld is, bijvoorbeeld tegen huizen


Voorbeelden:

`Het zijn meestal mannen die wildplassen.`,
`Wildplassen komt 's nachts voor in steden als het uitgaanspubliek het nodige gedronken heeft.`
de (m)/het wildviaduct
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪltfijadʏkt]



Verbuigingen:

wildviaduct|en (meerv.)
begroeid viaduct over een drukke snelweg waardoor wild veilig kan oversteken


Synoniem:

ecoduct
wildvreemd
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɪltfremt, wɪlt'fremt]
helemaal onbekend (voor je)


Voorbeelden:

`Een wildvreemde man sprak me aan en vroeg me om geld.`,
`Ik ben hier wildvreemd.`
de wildwaterbaan
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɪlt'watərban]



Verbuigingen:

wildwater|banen (meerv.)
speciaal aangelegde vaarroute met wild stromend water en hindernissen


Voorbeeld:

`Wildwaterbanen zie je in attractieparken.`
wildwaterraften
werkw.


Afbreekpatroon:

wild - 'wa - ter - raf - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wildwaterraftte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewildwaterraft (volt.deelw.)
over een stromende rivier varen op een vlot sport


Voorbeeld:

`echte avonturiers wildwaterraften graag; je moet niet bang zijn om nat te worden of te kapseizen`
wildwaterraften
werkw.


Afbreekpatroon:

wild - 'wa - ter - raf - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wildwaterraftte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewildwaterraft (volt.deelw.)
over een stromende rivier varen op een vlot sport


Voorbeeld:

`echte avonturiers wildwaterraften graag; je moet niet bang zijn om nat te worden of te kapseizen`
wilfen
werkw.


Afbreekpatroon:

'wil - fen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wilfte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewilft (volt.deelw.)
al surfende over het internet vergeten wat je ook al weer wilde opzoeken computer


Voorbeeld:

`toen mijn oma net internet had, wilfte ze geregeld omdat ze steeds weer leukere sites tegenkwam`




Synoniem:

afgeleid raken op internet en vervolgens op onbekende sites verzeild raken
wilfen
werkw.


Afbreekpatroon:

'wil - fen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wilfte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewilft (volt.deelw.)
al surfende over het internet vergeten wat je ook al weer wilde opzoeken computer


Voorbeeld:

`toen mijn oma net internet had, wilfte ze geregeld omdat ze steeds weer leukere sites tegenkwam`




Synoniem:

afgeleid raken op internet en vervolgens op onbekende sites verzeild raken
de wilg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɪlx]



Verbuigingen:

wilg|en (meerv.)
loofboom met dunne, buigzame takken die in de lente katjes draagt


Voorbeeld:

`treurwilg`
wilgen knotten
(wilgen regelmatig van takken ontdoen waardoor boven aan de stam een verdikking ontstaat)
de wilg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɪlx]



Verbuigingen:

wilg|en (meerv.)
loofboom met dunne, buigzame takken die in de lente katjes draagt


Voorbeeld:

`treurwilg`
wilgen knotten
(wilgen regelmatig van takken ontdoen waardoor boven aan de stam een verdikking ontstaat)
de willekeur
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwɪləkør]



Verbuigingen:

willekeur|en (meerv.)
vrije, toevallige keuze
iemand naar willekeur behandelen
(iemand zo behandelen zoals je dat op het moment toevallig uitkomt, ook als dat niet eerlijk is)
willekeurig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɪləˈkørəx]
bepaald door willekeur


Voorbeeld:

`op een willekeurige dag`




Synoniem:

toevallig
Willem
zelfst.naamw.
[naam-m] een jongensnaam
Voorbeeld: `Willem ging meestal met de motor naar zijn werk. `
[spellingsalfabet] spelwoord van het Nederlandse spellingalfabet voor de letter w
willen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪlə(n)]



Verbuigingen:

wilde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) verlangen


Voorbeeld:

`Ze wil een pop voor haar verjaardag.`




Synoniem:

wensen
3) <hulpwerkwoord dat een mogelijkheid aanduidt>



Voorbeeld:

`het wil wel eens gebeuren dat...`
Ik wil het niet hebben.
(ik verbied het)
Dat mocht je willen!
(<dit zeg je als iemand iets wenst wat niet mogelijk is>)
2) zullen


Willen we er nog eentje nemen?
(zullen we nog een drankje nemen?)
Het wil maar niet zomeren
(het wordt maar geen zomer)
willig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɪləx]
1) bereid om te doen wat van je wordt gevraagd
2) als er goede handel is commercie


Voorbeeld:

`Die aandelen zijn favoriet op een willige beurs.`




Synoniem:

levendig



Voorbeeld:

`een geestelijk leider met willige volgelingen`
een willig oor vinden
(merken dat er bereidwillig naar je geluisterd wordt) `een instantie bij wie deze klachten een willig oor kunnen vinden`
inwilligen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɪnwɪləxə(n)]



Verbuigingen:

willigde in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingewilligd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
positief beslissen over (een verzoek)


Voorbeeld:

`De looneisen werden na lang overleg ingewilligd.`




Antoniem:

weigeren



Synoniemen:

toestemmen in, honoreren
inwilligen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɪnwɪləxə(n)]



Verbuigingen:

willigde in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingewilligd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
positief beslissen over (een verzoek)


Voorbeeld:

`De looneisen werden na lang overleg ingewilligd.`




Antoniem:

weigeren



Synoniemen:

toestemmen in, honoreren
willigen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `willigen`.

Deze woorden staan wél in de database:
•willig•willig in•willigden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de wilskracht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwɪlskrɑxt]
het vermogen om iets te willen en die wil ook uit te voeren


Voorbeeld:

`Stoppen met roken vereist veel wilskracht.`




Synoniemen:

doorzettingsvermogen, volharding
wilt
werkw.
tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van willen
Voorbeeld: `Jij wilt. `
tweede persoon gij-vorm tegenwoordige tijd van willen
Voorbeeld: `Gij wilt. `
[verouderd] gebiedende wijs meervoud van willen
Voorbeeld: `Wilt! `
de wimpel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɪmpəl]



Verbuigingen:

wimpel|s (meerv.)
vlag die veel langer dan breed is


Voorbeeld:

`Op Koninginnedag steken veel mensen in Nederland de vlag en de oranje wimpel uit.`
slagen met vlag en wimpel
(glorieus slagen)
afwimpelen
werkw.


Uitspraak:

['ɑfwɪmpələ(n)]



Verbuigingen:

wimpelde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewimpeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeggen dat je iets niet wilt


Voorbeeld:

`een aanbod afwimpelen`




Synoniem:

afwijzen
de wimpel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɪmpəl]



Verbuigingen:

wimpel|s (meerv.)
vlag die veel langer dan breed is


Voorbeeld:

`Op Koninginnedag steken veel mensen in Nederland de vlag en de oranje wimpel uit.`
slagen met vlag en wimpel
(glorieus slagen)
wimper
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwɪmpər]



Verbuigingen:

wimper|s (meerv.)
haartjes langs de rand van je ooglid


Voorbeeld:

`mascara op je wimpers doen`
wimperkruller
zelfst.naamw.
klein, tangachtig voorwerp om de bovenste wimpers mee om te buigen zodat ze gaan krullen Voorbeeld: `Een elektrische wimperkruller. `
de wimper
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwɪmpər]



Verbuigingen:

wimper|s (meerv.)
haartjes langs de rand van je ooglid


Voorbeeld:

`mascara op je wimpers doen`
aanwinnen
werkw.
gebiedswinst boeken door verlanding
Voorbeeld: `Daarbij werd ze uitstekend geholpen door Sliedrechters die op genoemde oever voortdurend land aanwonnen voor riet- en griendcultuur. `
iets nieuws verwerven
Voorbeeld: `Zij wonnen daardoor veel nieuwe leden aan. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het aanwinnen in de tweede betekenis erin. `
enz.
inwinnen
werkw.


Uitspraak:

['ɪnwɪnə(n)]



Verbuigingen:

won in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingewonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verzoeken om (iets) te krijgen


Voorbeelden:

`informatie inwinnen`,
`fiscaal advies inwinnen`




Synoniem:

opvragen
terugwinnen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxwɪnə(n)]



Verbuigingen:

won terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggewonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat iets of iemand weer van jou is


Voorbeelden:

`je ex-vriendin terugwinnen`,
`je zelfvertrouwen terugwinnen`
uitwinnen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `uitwinnen`.

Dit woord staat wél in de database: •winnen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
win-winsituatie
zelfst.naamw.


Afbreekpatroon:

win - 'win - si - tu - a - tie
situatie waar voor beide partijen voordeel te behalen is marketing


Voorbeeld:

`Een duurzaam beleid levert niet alleen een kostenbesparing op, maar draagt ook gelijk bij tot een beter leefmilieu; een win-winsituatie.`
de wind
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɪnt]



Verbuigingen:

wind|en (meerv.)
1) voelbare horizontale luchtstroming buiten meteorologie
2) (stinkende) lucht die hoorbaar ontsnapt uit je darmen


Voorbeeld:

`een wind laten`




Synoniem:

scheet


Voorbeelden:

`westenwind`,
`een harde/straffe wind`
de wind mee hebben
(voorspoed hebben)
Het gaat mij voor de wind.
(ik heb veel voorspoed)
in de wind slaan
((van advies/raad) afwijzen)
de wind van voren krijgen
(zware kritiek krijgen)
iemand de wind uit de zeilen nemen
(wat iemand anders wilde doen, zelf eerder doen)
met alle winden mee waaien
(steeds weer een andere mening verkondigen, naargelang dat zo uitkomt)
uit de wind
op een plek waar je de wind niet voelt)
van de wind leven
(van weinig geld leven)
De wind steekt op.
(het begint te waaien)
De wind gaat liggen.
(het houdt op te waaien)
Oh, waait de wind uit die hoek?
(oh, gaat het zo?)
de wind eronder hebben
(veel gezag hebben)
een uur in de wind stinken
(heel erg stinken)
afwinden
werkw.
een opgewonden draad van een klos afwikkelen
Voorbeeld: `Ik heb dit garen nog niet afgewonden. `
[scheepvaart] met winden een schip weer vlot zien te krijgen
Voorbeeld: `Zij slaagden erin het schip af te winden. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het afwinden in de tweede betekenis erin. `
enz.
omwinden
werkw.
verhullend spreken.
Voorbeeld: `Hij omwond de slechte boodschap met vele weinig ter zake doende verhalen. `
[refl] 'zich iets ~' iets rond een lichaamsdeel wikkelen.
Voorbeeld: `Ook de augur omwond zich het hoofd want het minste geraas stoorde de waarnemingen. `
iets omwikkelen met bijvoorbeeld een lap stok.
Voorbeeld: `Hij omwond de bloedende hand met een afgescheurd stuk laken. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het omwinden in de tweede betekenis erin. `
enz.

'iets ~ om' rond iets heen wikkelen.
Voorbeeld: `We namen de spoel en de koperen draad werd er strak omgewonden. `
'er doekjes ~': verhullend spreken.
Voorbeeld: `Er werden geenszins doekjes omgewonden. `
I opwinden
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpwɪndə(n)]



Verbuigingen:

wond op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgewonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zorgen dat het gewicht of de veer een uurwerk blijft aandrijven


Voorbeeld:

`de antieke klok opwinden voordat je naar bed gaat`



2) (draad of touw) tot een kluwen maken
3) (iemand) seksueel prikkelen


Voorbeeld:

`Dit soort plaatjes winden mij helemaal niet op.`
II zich opwinden
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpwɪndə(n)]



Verbuigingen:

wond zich op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich opgewonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van ergernis zichtbaar boos worden


Voorbeeld:

`Wind je toch niet zo op over die hondenpoep op straat!`
windas
zelfst.naamw.
[techniek], [scheepvaart] een werktuig met een horizontaal opgestelde spil waaromheen een touw wordt opgewikkeld om lasten te heffen of te verschuiven Voorbeeld: `Naast het huis stond een waterput met een windas die nogal kon piepen. `
windbuil
zelfst.naamw.
een opschepper Voorbeeld: `Ga toch weg, windbuil! `
windbuil
zelfst.naamw.
een opschepper Voorbeeld: `Ga toch weg, windbuil! `
de winde
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɪndə]



Verbuigingen:

winde|s (meerv.)
) karperachtige zoetwatervis


Voorbeeld:

`Windes kunnen na een paar jaar zo'n halve meter lang zijn.`




Synoniem:

zilverwinde


2) plant met witte, blauwe of paarswitte bloemen


Voorbeelden:

`klimmende winde`,
`driekleurige winde`
het windei
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɪntɛi]



Verbuigingen:

windei|eren (meerv.)
ei zonder kalkschaal


Voorbeeld:

`Soms legt een kip een ei zonder schaal, een windei.`
Dat legt haar geen windeieren.
(daar heeft ze veel voordeel van)
winden
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪndə(n)]



Verbuigingen:

wond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
om iets heen draaien


Voorbeeld:

`een verband om de zere vinger winden`




Synoniem:

wikkelen
er geen doekjes omheen winden
(duidelijk zeggen wat je wilt)
(iemand) om je vinger winden
((iemand) laten doen wat je wil) `Mijn dochter windt haar vader om haar vinger.`
windenergie
zelfst.naamw.
in de meest algemene betekenis is windenergie de energie die gewonnen wordt door de bewegingsenergie van de wind om te zetten in een bruikbare vorm
winderig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɪndərəx]
1) als er veel wind is


Voorbeelden:

`winderig weer`,
`Het terras is te winderig om er prettig te kunnen zitten.`



2) als je veel winden (2) moet laten


Voorbeeld:

`Ik ben erg winderig vandaag.`
de winde
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɪndə]



Verbuigingen:

winde|s (meerv.)
1) karperachtige zoetwatervis


Voorbeeld:

`Windes kunnen na een paar jaar zo'n halve meter lang zijn.`




Synoniem:

zilverwinde


2) plant met witte, blauwe of paarswitte bloemen


Voorbeelden:

`klimmende winde`,
`driekleurige winde`
windhondenrennen
zelfst.naamw
Windhondenrennen is een sport waarbij honden een kunsthaas moeten achtervolgen op een baan.
de (m)/het windjack
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪntjɛk]



Verbuigingen:

windjack|s (meerv.)
korte jas die wind goed tegenhoudt


Voorbeeld:

`voor een strandwandeling je windjack aandoen`
de windkracht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɪntkrɑxt]



Verbuigingen:

windkracht|en (meerv.)
1) sterkte van de wind


Voorbeelden:

`De windkracht wordt uitgedrukt in de schaal van Beaufort, die de windkracht baseerde op de hoeveelheid zeil die een groot schip kon voeren.`,
`Bij windkracht 12 is sprake van een orkaan, bij windkracht 9 van storm.`



2) energie uit wind


Voorbeeld:

`Windkracht laat deze turbines functioneren.`




Synoniem:

windenergie
de windmolen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɪntmol(ən)]



Verbuigingen:

windmolen|s (meerv.)
molen die door windkracht wordt bewogen
windmolenpark
zelfst.naamw.
een gebied waar windenergie gewonnen wordt met behulp van een aantal molens Voorbeeld: `Er zijn plannen voor een groot windmolenpark op de Doggersbank. `
windowdressen
werkw.


Afbreekpatroon:

'win - dow - dres - sen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

windowdresste/windowdreste (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewindowdresst/gewindowdrest (volt.deelw.)
resultaten gunstiger laten uitkomen dan ze in werkelijkheid zijn economie


Voorbeeld:

`ondernemers gaan windowdressen om elk jaar precies de benodigde cijfers te overhandigen`




Synoniem:

mooi weer spelen
windowdressen
werkw.


Afbreekpatroon:

'win - dow - dres - sen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

windowdresste/windowdreste (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewindowdresst/gewindowdrest (volt.deelw.)
resultaten gunstiger laten uitkomen dan ze in werkelijkheid zijn economie


Voorbeeld:

`ondernemers gaan windowdressen om elk jaar precies de benodigde cijfers te overhandigen`




Synoniem:

mooi weer spelen
windowshoppen
werkw.


Afbreekpatroon:

'win - dow - shop - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

windowshopte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewindowshopt (volt.deelw.)
winkeletalages bekijken vrije tijd


Voorbeeld:

`windowshoppen met vriendinnen om te kijken of er iets leuks bij is`
windowshoppen
werkw.


Afbreekpatroon:

'win - dow - shop - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

windowshopte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewindowshopt (volt.deelw.)
winkeletalages bekijken vrije tijd


Voorbeeld:

`windowshoppen met vriendinnen om te kijken of er iets leuks bij is`
het windpark
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪntpɑrk]



Verbuigingen:

windpark|en (meerv.)
terrein met windturbines


Voorbeeld:

`Er komen steeds meer windparken; ze zijn nuttig maar ook wel erg lelijk in het landschap.`




Synoniem:

windmolenpark
de windrichting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪntrɪxtɪŋ]



Verbuigingen:

windrichting|en (meerv.)
richting waaruit de wind waait


Voorbeelden:

`Vandaag waait een zwakke wind uit verschillende windrichtingen.`,
`De windrichting is noord.`
de windrichting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪntrɪxtɪŋ]



Verbuigingen:

windrichting|en (meerv.)
richting waaruit de wind waait


Voorbeelden:

`Vandaag waait een zwakke wind uit verschillende windrichtingen.`,
`De windrichting is noord.`
de windroos
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɪntros]



Verbuigingen:

wind|rozen (meerv.)
figuur waarop de windrichtingen zijn aangegeven


Voorbeeld:

`Een kompas heeft een windroos.`
windroos
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɪntros]



Verbuigingen:

wind|rozen (meerv.)
figuur waarop de windrichtingen zijn aangegeven


Voorbeeld:

`Een kompas heeft een windroos.`
de windsnelheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪntsnɛlhɛit]



Verbuigingen:

windsnel|heden (meerv.)
snelheid van de wind


Voorbeelden:

`De windsnelheid op zee wordt uitgedrukt in knopen.`,
`Bij windkracht 9 is de windsnelheid 75 - 88 kilometer per uur.`
windstil
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɪntˈstɪl]
zonder wind (1)


Voorbeeld:

`Als het windstil is, kun je niet zeilen.`
de windstoot
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɪntstot]



Verbuigingen:

wind|stoten (meerv.)
plotselinge hoeveelheid extra wind


Voorbeeld:

`regen en nu en dan hevige windstoten`




Synoniem:

windvlaag
windstreek
zelfst.naamw.
een van de richtingen van het kompas Voorbeeld: `De voornaamste windstreken zijn noord, oost, zuid en west. `
windstreken
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪntstrekə(n)]
alle richtingen samen waaruit de wind kan komen


Voorbeelden:

`De windstreken staan op een kompas; de naald wijst altijd naar het noorden.`,
`De hoofdwindstreken zijn noord, oost, zuid en west; andere windstreken liggen er tussenin.`




Synoniem:

kompasstreken
windsurfen
werkw.


Uitspraak:

['wɪntsʏrfə(n)]



Verbuigingen:

windsurfte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewindsurft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeilen op een surfplank met een zeil sport


Voorbeeld:

`windsurfen op zee`




Synoniem:

plankzeilen
windsurfen
werkw.


Uitspraak:

['wɪntsʏrfə(n)]



Verbuigingen:

windsurfte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewindsurft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeilen op een surfplank met een zeil sport


Voorbeeld:

`windsurfen op zee`




Synoniem:

plankzeilen
de windsurfer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪntsʏrfər]



Verbuigingen:

windsurfer|s (meerv.)
iemand die aan windsurfen doet sport


Voorbeeld:

`Door de mooie wind zijn er veel windsurfers op het water.`




Synoniem:

plankzeiler
windsurfen
werkw.


Uitspraak:

['wɪntsʏrfə(n)]



Verbuigingen:

windsurfte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewindsurft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeilen op een surfplank met een zeil sport


Voorbeeld:

`windsurfen op zee`




Synoniem:

plankzeilen
windsurfen
werkw.


Uitspraak:

['wɪntsʏrfə(n)]



Verbuigingen:

windsurfte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewindsurft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeilen op een surfplank met een zeil sport


Voorbeeld:

`windsurfen op zee`




Synoniem:

plankzeilen
windsurfen
werkw.


Uitspraak:

['wɪntsʏrfə(n)]



Verbuigingen:

windsurfte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewindsurft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeilen op een surfplank met een zeil sport


Voorbeeld:

`windsurfen op zee`




Synoniem:

plankzeilen
winden
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪndə(n)]



Verbuigingen:

wond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
om iets heen draaien


Voorbeeld:

`een verband om de zere vinger winden`




Synoniem:

wikkelen
er geen doekjes omheen winden
(duidelijk zeggen wat je wilt)
(iemand) om je vinger winden
((iemand) laten doen wat je wil) `Mijn dochter windt haar vader om haar vinger.`
de windturbine
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪntʏrbinə]



Verbuigingen:

windturbine|s (meerv.)
moderne hoge windmolen om elektriciteit op te wekken


Voorbeelden:

`Er komen steeds meer windturbines om groene stroom op te wekken.`,
`Langs deze snelweg staan een traditionele windmolen en een windturbine vlakbij elkaar.`
windvlaag
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪntflax]



Verbuigingen:

wind|vlagen (meerv.)
plotselinge hoeveelheid extra wind


Voorbeeld:

`door een harde windvlaag bijna omslaan bij het zeilen`




Synoniem:

windstoot
I windwaarts
bijv.naamw.
naar de windzijde, aan de windzijde
II windwaarts
bijwoord
naar de windzijde, aan de windzijde
de windzak
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪntsɑk]



Verbuigingen:

windzak|ken (meerv.)
aan beide zijden open zak op een paal waaraan je de windrichting en windkracht kunt zien


Voorbeeld:

`een windzak langs de weg bij een viaduct om je te waarschuwen voor plotselinge harde wind`
de windzak
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪntsɑk]



Verbuigingen:

windzak|ken (meerv.)
aan beide zijden open zak op een paal waaraan je de windrichting en windkracht kunt zien


Voorbeeld:

`een windzak langs de weg bij een viaduct om je te waarschuwen voor plotselinge harde wind`
de wingerd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪŋɛrt]



Verbuigingen:

wingerd|s (meerv.)
klimplant waarvan de bladeren in de herfst mooi rood worden
het wingewest
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪnxəwɛst]



Verbuigingen:

wingewest|en (meerv.)
gebied dat economisch geëxploiteerd wordt


Voorbeelden:

`Veel voormalige koloniën werden gebruikt als wingewest.`,
`een wingewest gebruiken om er grote koffieplantages op vruchtbare grond aan te leggen
het winkelcentrum
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɪŋkəlsɛntrʏm]



Verbuigingen:

winkelcen|tra (meerv.)
aantal winkels bij elkaar in één (soms overdekte) ruimte
het winkelcentrum
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɪŋkəlsɛntrʏm]



Verbuigingen:

winkelcen|tra (meerv.)
aantal winkels bij elkaar in één (soms overdekte) ruimte
winkelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪŋkələ(n)]



Verbuigingen:

winkelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewinkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voor je plezier winkels bezoeken


Synoniem:

shoppen
winkelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪŋkələ(n)]



Verbuigingen:

winkelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewinkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voor je plezier winkels bezoeken


Synoniem:

shoppen
de winkeldief
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪŋkəldif]



Verbuigingen:

winkel|dieven (meerv.)



de winkel|dievegge
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪŋkəl|divɛxə]



Verbuigingen:

winkeldievegge|n, winkeldievegge|s (meerv.)
iemand die één of meer dingen steelt uit een winkel tijdens openingsuren


Voorbeeld:

`Het aantal winkeldieven neemt toe en dat kost de winkelier veel geld.`
de winkeldochter
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪŋkəldɔtər]



Verbuigingen:

winkeldochter|s (meerv.)
onverkoopbaar artikel dat te lang in de winkel ligt


Voorbeelden:

`je winkeldochters erg goedkoop in de uitverkoop doen`,
`Soms is een winkeldochter voor een klant interessant omdat er nog een oude prijs op staat.`
winkelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪŋkələ(n)]



Verbuigingen:

winkelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewinkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voor je plezier winkels bezoeken


Synoniem:

shoppen
winkelgalerij
zelfst.naamw.
een overdekte gang met winkels aan alle kanten Voorbeeld: `De winkelgalerij is gisteren door de burgemeester geopend. `
winkelgalerij
zelfst.naamw.
een overdekte gang met winkels aan alle kanten Voorbeeld: `De winkelgalerij is gisteren door de burgemeester geopend. `
de winkelhaak
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɪŋkəlhak]



Verbuigingen:

winkel|haken (meerv.)
1) scheur in textiel in de vorm van een rechte hoek


Voorbeeld:

`Je hebt een winkelhaak in je broek.`



2) gereedschap waarmee je rechte hoeken kunt maken


Voorbeeld:

`een stalen winkelhaak`
de winkelhaak
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɪŋkəlhak]



Verbuigingen:

winkel|haken (meerv.)
1) scheur in textiel in de vorm van een rechte hoek


Voorbeeld:

`Je hebt een winkelhaak in je broek.`



2) gereedschap waarmee je rechte hoeken kunt maken


Voorbeeld:

`een stalen winkelhaak`
de winkelier
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɪŋkəˈlir]



Verbuigingen:

-s (meerv.)



de winkelierster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wɪŋkəˈlirstər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)
iemand die als beroep een winkel heeft


Synoniem:

detaillist
de winkelier
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɪŋkəˈlir]



Verbuigingen:

-s (meerv.)



de winkelierster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wɪŋkəˈlirstər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)
iemand die als beroep een winkel heeft


Synoniem:

detaillist
de winkelketen
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɪŋkəlketə(n)]



Verbuigingen:

winkelketen|s (meerv.)
verzameling winkels van één groot bedrijf


Voorbeeld:

`De meeste winkels behoren tot een winkelketen.`
de winkel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɪŋkəl]



Verbuigingen:

winkel|s (meerv.)
bedrijf waar je dingen kunt kopen


Voorbeeld:

`speelgoedwinkel`
op de winkel passen
(zorgen dat alles blijft gaan zoals het ging en verder niets veranderen)
de winkelstraat
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɪŋkəlstrat]



Verbuigingen:

winkel|straten (meerv.)
straat met veel winkels


Voorbeeld:

`autovrije winkelstraten in het centrum van de stad`
winkelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪŋkələ(n)]



Verbuigingen:

winkelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewinkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voor je plezier winkels bezoeken


Synoniem:

shoppen
de winkelwagen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪŋkəlwaxə(n)]



Verbuigingen:

winkelwagen|s (meerv.)
kar in een supermarkt om je boodschappen in te doen


Voorbeeld:

`je winkelwagen volladen met boodschappen voor een week`
de winkelwagen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪŋkəlwaxə(n)]



Verbuigingen:

winkelwagen|s (meerv.)
kar in een supermarkt om je boodschappen in te doen


Voorbeeld:

`je winkelwagen volladen met boodschappen voor een week`
de winnaar
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪnar]



Verbuigingen:

-s (meerv.)



de winnares
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪnarɛs]



Verbuigingen:

-sen (meerv.)
iemand die heeft gewonnen


Voorbeeld:

`de winnaar van de prijsvraag`
de winnaar
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪnar]



Verbuigingen:

-s (meerv.)



de winnares
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪnarɛs]



Verbuigingen:

-sen (meerv.)
iemand die heeft gewonnen


Voorbeeld:

`de winnaar van de prijsvraag`
winnares
zelfst.naamw.
een vrouwelijk persoon die een (wed)strijd in haar voordeel beslist
winnares
zelfst.naamw.
een vrouwelijk persoon die een (wed)strijd in haar voordeel beslist
winnen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪnə(n)]



Verbuigingen:

won (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) de beste zijn in een wedstrijd of een spel
2) (iets) ergens met moeite uit halen


Voorbeeld:

`aardgas uit de Noordzee winnen`


Voorbeeld:

`De voetbalclub heeft de Europacup gewonnen.`




Antoniem:

verliezen
3)


aan gezag winnen
(meer gezag krijgen)
je gewonnen geven
(het opgeven, de wedstrijd staken)
iemand voor je winnen
(iemand zo overtuigen dat hij of zij jouw kant kiest)
de winning
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪnɪŋ]



Verbuigingen:

winning|en (meerv.)
keer dat je (iets) ergens met moeite uit haalt


Voorbeelden:

`de winning van aardolie`,
`zandwinning`
de winst
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wɪnst]



Verbuigingen:

winst|en (meerv.)
1) geld dat je overhoudt als je van de opbrengst de kosten aftrekt
2) voordeel


Voorbeeld:

`stemmenwinst`



Voorbeelden:

`iets met winst verkopen`,
`netto winst`




Antoniem:

verlies
Tel uit je winst!
(dat is goed verdiend!)
de winstcijfer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪnstsɛifər]



Verbuigingen:

winstcijfer|s (meerv.)
bedrag van de gemaakte winst


Voorbeeld:

`Het bedrijf verrast de aandeelhouders met onverwacht hoge winstcijfers.`
de winstdaling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪnsdalɪŋ]



Verbuigingen:

winstdaling|en (meerv.)
daling van de winst


Voorbeeld:

`geconfronteerd worden met een forse winstdaling`
de winstdeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪnsdelɪŋ]



Verbuigingen:

winstdeling|en (meerv.)
het laten meedelen in de winst van een bedrijf door de werknemers


Voorbeeld:

`met winstdeling proberen je personeel te houden en te stimuleren tot goede prestaties`
de winstderving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪnsdɛrvɪŋ]



Verbuigingen:

winstderving|en (meerv.)
keer dat je winst misloopt (2)


Voorbeeld:

`In raffinaderijen kunnen defecten winstderving veroorzaken.`
de winst
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wɪnst]



Verbuigingen:

winst|en (meerv.)
1) geld dat je overhoudt als je van de opbrengst de kosten aftrekt
2) voordeel


Voorbeeld:

`stemmenwinst`



Voorbeelden:

`iets met winst verkopen`,
`netto winst`




Antoniem:

verlies
Tel uit je winst!
(dat is goed verdiend!)
winstgevend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɪns(t)ˈxevənt]
als (iets) winst oplevert


Voorbeeld:

`een winstgevende zaak`




Antoniem:

verliesgevend



Synoniem:

rendabel
de winstgroei
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɪns(t)xruj]
toename van de winst


Voorbeeld:

`winstgroei verwachten`
de winstmarge
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɪnstmɑrʒə]



Verbuigingen:

winstmarge|s (meerv.)
percentage van de omzet dat overblijft als winst


Voorbeeld:

`Winstmarges verschillen aanzienlijk per branche.`
de winststijging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪn(st)stɛixɪŋ]



Verbuigingen:

winststijging|en (meerv.)
keer dat de winst stijgt


Voorbeeld:

`een grote winststijging boeken`
de winstuitkering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪnstœytkerɪŋ]



Verbuigingen:

winstuitkering|en (meerv.)
uitkering op basis van de behaalde winst


Voorbeeld:

`Elk jaar krijgt het personeel een winstuitkering als de winst het toelaat.`
de winter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɪntər]



Verbuigingen:

winter|s (meerv.)
koudste jaargetijde, na de herfst en vóór de lente


Voorbeeld:

`een strenge winter`
hartje winter
(midden in de winter)
Pik in, het is winter.
(<dit zeg je tegen iemand die een onverwacht voordeeltje behaalt>)
winterbed
zelfst.naamw
de bedding van een rivier, die doorgaans door de rivier wordt gebruikt in de winter
winterdag
zelfst.naamw.
[meteorologie] een dag in december, januari of februari
winterdag
zelfst.naamw.
[meteorologie] een dag in december, januari of februari
winteren
werkw.
[onpr] typisch winterweer vertonen
Voorbeeld: `Als het vroeger lang winterde, vele dagen achtereen met strenge vorst, dan had je van die zogenaamde vorstvluchten van vogels. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het winteren in de tweede betekenis erin. `
enz.
winteren
werkw.
[onpr] typisch winterweer vertonen
Voorbeeld: `Als het vroeger lang winterde, vele dagen achtereen met strenge vorst, dan had je van die zogenaamde vorstvluchten van vogels. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het winteren in de tweede betekenis erin. `
enz.
de winterkoning
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪntərkonɪŋ]



Verbuigingen:

winterkoning|en (meerv.)
klein bruin zangvogeltje


Synoniem:

winterkoninkje
het winterkoninkje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪntərkonɪŋkjə]



Verbuigingen:

winterkoninkje|s (meerv.)
klein bruin zangvogeltje


Voorbeelden:

`Een winterkoninkje is ongeveer tien centimeter groot.`,
`De winterkoning is een heel algemeen voorkomende vogel.`




Synoniem:

winterkoning
wintermaand
zelfst.naamw.
[meteorologie] de eerste, tweede of de twaalfde maand van het jaar Voorbeeld: `December, januari en februari zijn wintermaanden. `
wintermaand
zelfst.naamw.
[meteorologie] de eerste, tweede of de twaalfde maand van het jaar Voorbeeld: `December, januari en februari zijn wintermaanden. `
winternacht
zelfst.naamw.
[meteorologie] een nacht in december, januari of februari
winterpeen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪntərpen]



Verbuigingen:

winter|penen (meerv.)
grote eetbare oranje wortel


Voorbeeld:

`winterpeen in de erwtensoep doen`
winterpunt
zelfst.naamw.
[astronomie]de gebeurtenis waarbij de zon, vanuit de aarde gezien, de meest zuidelijke positie (de Steenbokskeerkring) bereikt Voorbeeld: `In 2007 was het winterpunt op 22 december, dat was de kortste dag van het jaar. `
winters
bijv.naamw.
typerend voor de winter
de winterslaap
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɪntərslap]
toestand waarin sommige dieren in de winter half verdoofd zijn, om energie te sparen


Voorbeeld:

`De egel houdt in zijn hol een winterslaap.`
winterspelen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪntərspelə(n)]
deel van de Olympische Spelen met wintersporten (1) dat in de winter gehouden wordt sport
de wintersport
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɪntərspɔrt]



Verbuigingen:

wintersport|en (meerv.)
sport die 's winters beoefend wordt


Voorbeeld:

`Snowboarden en skiën zijn wintersporten.`
met/op wintersport gaan
('s winters met vakantie naar een berggebied gaan om aan wintersport te doen) `met wintersport naar Oostenrijk gaan om te skiën en te langlaufen`
wintersportgebied
zelfst.naamw.
[sport], Een wintersportgebied of skigebied is een gebied dat is vrijgegeven voor de wintersport.
de winterstop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪntərstɔp]



Verbuigingen:

winterstop|s (meerv.)
periode in de winter dat er niet gewerkt of gesport wordt


Voorbeelden:

`winterstop in de bouwvak`,
`De eredivisie voetbal nadert de winterstop.`
winteren
werkw.
[onpr] typisch winterweer vertonen
Voorbeeld: `Als het vroeger lang winterde, vele dagen achtereen met strenge vorst, dan had je van die zogenaamde vorstvluchten van vogels. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het winteren in de tweede betekenis erin. `
enz.
wintertijd
zelfst.naamw.
de tijd zoals die geldt in de winter Voorbeeld: `In Nederland is de wintertijd geldig van eind oktober tot en met eind maart. `
winterweer
zelfst.naamw.
[meteorologie] koud weer zoals dat in de winter voorkomt. Voorbeeld: `Het winterweer bleef tot in maart. `
winterwende
zelfst.naamw.
[astronomie]de gebeurtenis waarbij de zon, vanuit de aarde gezien, de meest zuidelijke positie (de Steenbokskeerkring) bereikt Voorbeeld: `In 2007 was de winterwende op 22 december, dat was de kortste dag van het jaar. `
winterwende
zelfst.naamw.
[astronomie]de gebeurtenis waarbij de zon, vanuit de aarde gezien, de meest zuidelijke positie (de Steenbokskeerkring) bereikt Voorbeeld: `In 2007 was de winterwende op 22 december, dat was de kortste dag van het jaar. `
winterzonnestilstand
zelfst.naamw.
[astronomie]de gebeurtenis waarbij de zon, vanuit de aarde gezien, de meest zuidelijke positie (de Steenbokskeerkring) bereikt Voorbeeld: `In 2007 was de winterzonnestilstand op 22 december, dat was de kortste dag van het jaar. `
winterzonnewende
zelfst.naamw.
[astronomie]de gebeurtenis waarbij de zon, vanuit de aarde gezien, de meest zuidelijke positie (de Steenbokskeerkring) bereikt Voorbeeld: `In 2007 was de winterzonnewende op 22 december, dat was de kortste dag van het jaar. `
winterzonnewende
zelfst.naamw.
[astronomie]de gebeurtenis waarbij de zon, vanuit de aarde gezien, de meest zuidelijke positie (de Steenbokskeerkring) bereikt Voorbeeld: `In 2007 was de winterzonnewende op 22 december, dat was de kortste dag van het jaar. `
de wip
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɪp]



Verbuigingen:

wip|pen (meerv.)
1) lange balk die in het midden op een standaard balanceert als speeltoestel


Synoniem:

wipwap



op de wip zitten

(in onzekerheid verkeren, vooral over je baan)


2) geslachtsgemeenschap


Voorbeeld:

`een wip maken`
3)


in een wip
(heel snel)
aanwippen
werkw.
kort bezoeken Voorbeeld: `Toen ze toch in de buurt waren kwamen ze even aanwippen. `
omwippen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `omwippen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
overwippen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `overwippen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
uitwippen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `uitwippen`.

Deze woorden staan wél in de database:
•uitknippen•wippen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
Wippelgem
zelfst.naamw.
een dorpskern in de Oost-Vlaamse deelgemeente en gemeente Evergem
wippen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪpə(n)]



Verbuigingen:

wipte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewipt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) op een wip (1) spelen


Voorbeeld:

`Wil je schommelen of wippen?`



2) heen en weer bewegen


Voorbeeld:

`De mees wipte van de ene tak naar de andere.`



3) je stoel op de twee achterste poten laten wiebelen terwijl je erop zit


Voorbeeld:

`Zit niet te wippen!`



4) geslachtsgemeenschap hebben


Voorbeeld:

`Ze liggen te wippen in de caravan.`



5) (iets) ergens met een snelle beweging uitlichten


Voorbeeld:

`de toetsen voorzichtig uit het toetsenbord wippen`
6)


even bij iemand naar binnen wippen
(iemand een kort bezoek brengen)
wippen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪpə(n)]



Verbuigingen:

wipte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewipt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) op een wip (1) spelen


Voorbeeld:

`Wil je schommelen of wippen?`



2) heen en weer bewegen


Voorbeeld:

`De mees wipte van de ene tak naar de andere.`



3) je stoel op de twee achterste poten laten wiebelen terwijl je erop zit


Voorbeeld:

`Zit niet te wippen!`



4) geslachtsgemeenschap hebben


Voorbeeld:

`Ze liggen te wippen in de caravan.`



5) (iets) ergens met een snelle beweging uitlichten


Voorbeeld:

`de toetsen voorzichtig uit het toetsenbord wippen`
6)


even bij iemand naar binnen wippen
(iemand een kort bezoek brengen)
aanwippen
werkw.
kort bezoeken Voorbeeld: `Toen ze toch in de buurt waren kwamen ze even aanwippen. `
de wipwap
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɪpwɑp]



Verbuigingen:

wipwap|pen (meerv.)
lange balk die in het midden op een standaard balanceert als speeltoestel informeel


Synoniem:

wip (1)
wiren
werkw.


Afbreekpatroon:

'wi - ren



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wirede (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewired (volt.deelw.)
telegraferen, per telegraaf berichten doorseinen communicatie


Voorbeeld:

`iemand telegraferen over een belangrijke gebeurtenis`
wiren
werkw.


Afbreekpatroon:

'wi - ren



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wirede (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewired (volt.deelw.)
telegraferen, per telegraaf berichten doorseinen communicatie


Voorbeeld:

`iemand telegraferen over een belangrijke gebeurtenis`
wirewrappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'wire - wrap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wirewrapte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewirewrapt (volt.deelw.)
1) sieraden maken waarbij je gebruik maakt van metaaldraad en kralen hobby


Voorbeeld:

`ze heeft prachtige oorbellen gewirewrapt`



2) bedrading omwikkelen techniek


Voorbeeld:

`electrische bedrading omwikkelen zodat solderen niet nodig is`
wirewrappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'wire - wrap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wirewrapte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewirewrapt (volt.deelw.)
1) sieraden maken waarbij je gebruik maakt van metaaldraad en kralen hobby


Voorbeeld:

`ze heeft prachtige oorbellen gewirewrapt`



2) bedrading omwikkelen techniek


Voorbeeld:

`electrische bedrading omwikkelen zodat solderen niet nodig is`
wirewrappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'wire - wrap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wirewrapte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewirewrapt (volt.deelw.)
1) sieraden maken waarbij je gebruik maakt van metaaldraad en kralen hobby


Voorbeeld:

`ze heeft prachtige oorbellen gewirewrapt`



2) bedrading omwikkelen techniek


Voorbeeld:

`electrische bedrading omwikkelen zodat solderen niet nodig is`
wirewrappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'wire - wrap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wirewrapte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewirewrapt (volt.deelw.)
1) sieraden maken waarbij je gebruik maakt van metaaldraad en kralen hobby


Voorbeeld:

`ze heeft prachtige oorbellen gewirewrapt`



2) bedrading omwikkelen techniek


Voorbeeld:

`electrische bedrading omwikkelen zodat solderen niet nodig is`
een wirwar van
(een onoverzichtelijk geheel van) `een wirwar van elektriciteitsdraden`
afwissen
werkw.
met een vegende beweging verwijderen of schoonmaken
Voorbeeld: `Hij wiste de gevallen bloemblaadjes van de tafel af. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het afwissen in de tweede betekenis erin. `
enz.
uitwissen
werkw.


Uitspraak:

['œytwɪsə(n)]



Verbuigingen:

wiste uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doen verdwijnen


Voorbeeld:

`Die slechte herinnering wil ik liever uit mijn geheugen wissen.`
wegwissen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegwissen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de wiskunde
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwɪskʏndə]
wetenschap van de eigenschappen van getallen en het meten van grootheden


Voorbeeld:

`Algebra en meetkunde maken deel uit van de wiskunde.`




Synoniem:

mathematica
wiskundig
bijv.naamw.
[wiskunde] op wiskunde betrekking hebbend of er gebruik van makend Voorbeeld: `De fysische chemie tracht chemische verschijnselen met wiskundige modellen te verklaren. `
wiskundige
zelfst.naamw.
[wiskunde], [beroep] een wetenschapper die de wiskunde beoefent
wiskundige
zelfst.naamw.
[wiskunde], [beroep] een wetenschapper die de wiskunde beoefent
de wispelturigheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wɪspəl' tyrəxhɛit]



Verbuigingen:

wispelturig|heden (meerv.)
eigenschap dat of keer dat iets of iemand wispelturig is, of wat daar blijk van geeft


Voorbeeld:

`de wispelturigheden van het weer`
de (m)/het wissel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɪsəl]



Verbuigingen:

wissel|s (meerv.)
1) beweegbare constructie waardoor een trein of tram van het ene op het andere spoor kan rijden transport


Voorbeeld:

`vertraging door een vastgevroren wissel`



2) officieel waardepapier dat je kunt ruilen tegen een bepaald geldbedrag
een zware wissel op iemand trekken
(veel van iemand eisen)
afwisselen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwɪsələ(n)]



Verbuigingen:

wisselde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) om de beurt vervangen (door iets anders)


Voorbeeld:

`theorie afwisselen met praktijkoefeningen`
inwisselen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɪnwɪsələ(n)]



Verbuigingen:

wisselde in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) ruilen voor iets anders


Voorbeeld:

`gespaarde zegels inwisselen voor geld`
omwisselen
werkw.


Uitspraak:

['ɔmwɪsələ(n)]



Verbuigingen:

wisselde om (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft omgewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) vervangen door iets anders


Voorbeelden:

`alle dollars die je bij je hebt omwisselen in euro's`,
`bij de balie je vouchers omwisselen voor toegangskaartjes`




Synoniem:

omruilen
uitwisselen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytwɪsələ(n)]



Verbuigingen:

wisselde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het ene ruilen voor het andere


Voorbeeld:

`recepten met elkaar uitwisselen`
ervaringen uitwisselen
(aan elkaar vertellen wat je hebt meegemaakt)
het wisselbad
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪsəlbɑt]



Verbuigingen:

wisselbad|en (meerv.)
bad (2) in afwisselend heet en koud water


Voorbeelden:

`Een wisselbad stimuleert de bloedsomloop.`,
`het heilzame effect van wisselbaden`
de wisselbeker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪsəlbekər]



Verbuigingen:

wisselbeker|s (meerv.)
beker (2) die door de vorige winnaar aan de nieuwe winnaar gegeven wordt
wisselbloem
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Lantana camara] is een plant uit de ijzerhardfamilie [species|Verbenaceae]
afwisselen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfwɪsələ(n)]



Verbuigingen:

wisselde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) om de beurt vervangen (door iets anders)


Voorbeeld:

`theorie afwisselen met praktijkoefeningen`
wisselen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪsələ(n)]



Verbuigingen:

wisselde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het ene geven voor het andere


Voorbeelden:

`van baan wisselen`,
`dollars voor euro's wisselen`




Synoniem:

ruilen
(tanden) wisselen
(je melkgebit verliezen en er een volwassen gebit voor in de plaats krijgen)
wisselden om
werkw.
meervoud verleden tijd van omwisselen
wissele om
werkw.
aanvoegende wijs van omwisselen
wisselen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪsələ(n)]



Verbuigingen:

wisselde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het ene geven voor het andere


Voorbeelden:

`van baan wisselen`,
`dollars voor euro's wisselen`




Synoniem:

ruilen
(tanden) wisselen
(je melkgebit verliezen en er een volwassen gebit voor in de plaats krijgen)
wisselen om
werkw.
enkelvoud tegenwoordige tijd van omwisselen
wisselend
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɪsələnt]
als iets steeds verandert


Voorbeelden:

`wisselende stemmingen`,
`wisselend weer`,
`een wisselende bloeddruk`




Synoniemen:

veranderlijk, variërend
het wisselgeld
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɪsəlxɛlt]
1) geld dat je terugkrijgt als je meer hebt betaald dan je verschuldigd was


Voorbeeld:

`Ik betaalde met een biljet van honderd euro en kreeg twintig euro wisselgeld terug.`



2) munten


Voorbeeld:

`Ik heb geen wisselgeld voor de parkeermeter, heb jij een euro?`




Synoniem:

kleingeld
de wisselkoers
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɪsəlkurs]



Verbuigingen:

wisselkoers|en (meerv.)
waarde van geld van een bepaald land in vergelijking met dat van een ander land


Voorbeeld:

`de wisselkoers van de dollar`




Synoniem:

koers
de wisselkoers
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɪsəlkurs]



Verbuigingen:

wisselkoers|en (meerv.)
waarde van geld van een bepaald land in vergelijking met dat van een ander land


Voorbeeld:

`de wisselkoers van de dollar`




Synoniem:

koers
wisselkoersstelsel
zelfst.naamw.
[economie] een stelsel en systematiek voor de regulering van wisselkoersen
wisselkoerssysteem
zelfst.naamw.
[economie] een systeem en of systematiek voor de regulering van wisselkoersen
wisselruiterij
zelfst.naamw.
[economie] Het met oneerlijke bedoelingen trekken en doen accepteren van wissels waaraan geen reële transactie ten grondslag ligt. Dit kan plaatsvinden tussen meerdere partijen die over en weer wissels van elkaar accepteren
de (m)/het wissel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɪsəl]



Verbuigingen:

wissel|s (meerv.)
1) beweegbare constructie waardoor een trein of tram van het ene op het andere spoor kan rijden transport


Voorbeeld:

`vertraging door een vastgevroren wissel`



2) officieel waardepapier dat je kunt ruilen tegen een bepaald geldbedrag
een zware wissel op iemand trekken
(veel van iemand eisen)
de wisselslag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪsəlslɑx]
nummer in een zwemwedstrijd met afwisselend vlinderslag, rugslag, schoolslag en vrije slag sport
de wisselslag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪsəlslɑx]
nummer in een zwemwedstrijd met afwisselend vlinderslag, rugslag, schoolslag en vrije slag sport
wisselspanning
zelfst.naamw.
[elektrotechniek] een elektrische spanning die afhankelijk van de tijd van teken wisselt
de wisselspeler
zelfst.naamw. (m.)
de wissel|speelster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪsəlspel|stər]



Verbuigingen:

wisselspeelster|s (meerv


Uitspraak:

['wɪsəlspelər]



Verbuigingen:

wisselspeler|s (meerv.)
sporter die een teamgenoot vervangt als die uitvalt


Voorbeeld:

`als wisselspeler een hele tijd op de bank zitten`




Synoniem:

reserve
de wisselstroom
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪsəlstrom]



Verbuigingen:

wissel|stromen (meerv.)
elektrische stroom met regelmatig wisselende richting


Voorbeeld:

`Het elektriciteitsnet levert wisselstroom aan huishoudens en industrie.`




Antoniem:

gelijkstroom
wisselstroomgenerator
zelfst.naamw.
[elektrotechniek] is een machine waarin mechanische energie, binnenkomend via een draaiende as, omgezet wordt in elektrische wisselstroomenergie
wisselstroommotor
zelfst.naamw.
[elektrotechniek] is een elektrische motor die uitsluitend op wisselstroom loopt
wisselen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪsələ(n)]



Verbuigingen:

wisselde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het ene geven voor het andere


Voorbeelden:

`van baan wisselen`,
`dollars voor euro's wisselen`




Synoniem:

ruilen
(tanden) wisselen
(je melkgebit verliezen en er een volwassen gebit voor in de plaats krijgen)
wisseltonig
bijv.naamw.
[muziek] een andere toon voortbrengend bij in- en uitblazen
Voorbeeld: `Mondharmonica's en bandoneons zijn wisseltonige instrumenten. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het wisseltonig in de tweede betekenis erin. `
wisselvallig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɪsəlˈvɑləx]
veranderlijk


Voorbeeld:

`Beide ploegen hebben een wisselvallig seizoen achter de rug.`




Synoniem:

onbestendig
wisselvallig weer
(weer dat steeds verandert van zonnig naar regen)
wisselvalligheid
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wisselvalligheid`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wisselwachter
zelfst.naamw.
een persoon die voor één of meer wissels zorgt Voorbeeld: `De wisselwachter lette niet goed op, waardoor twee treinen tegen elkaar aan reden. `
wisselwachter
zelfst.naamw.
een persoon die voor één of meer wissels zorgt Voorbeeld: `De wisselwachter lette niet goed op, waardoor twee treinen tegen elkaar aan reden. `
de wisselwerking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwɪsəlwɛrkɪŋ]



Verbuigingen:

wisselwerking|en (meerv.)
toestand waarbij het ene het andere beïnvloedt


Voorbeeld:

`de wisselwerking tussen mens en milieu`




Synoniem:

interactie
wissen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪsə(n)]



Verbuigingen:

wiste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) weghalen door te vegen

2) (gegevens) verwijderen uit een geheugen computers


Voorbeeld:

`alle bestanden van een USB-stick wissen`

Voorbeeld:

`het water van de ramen wissen`
het schoolbord wissen
(het krijt van het schoolbord vegen)
het wissewasje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɪsəwɑʃə]



Verbuigingen:

wissewasje|s (meerv.)
onbelangrijk iets


Voorbeeld:

`iemand voor ieder wissewasje lastig vallen`




Synoniem:

kleinigheid
wist
werkw.
tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wissen

derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wissen

eerste, tweede en derde persoon enkelvoud verleden tijd van weten
wist-je-datje
zelfst.naamw
een kleine wetenswaardigheid die belicht wordt in de krant of op een webstek Voorbeeld: `Er staat altijd een wist-je-datje op de tweede bladzijde.
afwissen
werkw.
met een vegende beweging verwijderen of schoonmaken
Voorbeeld: `Hij wiste de gevallen bloemblaadjes van de tafel af. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het afwissen in de tweede betekenis erin. `
enz.
weten
werkw.


Uitspraak:

[ˈwetə(n)]



Verbuigingen:

wist (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
kennis hebben van iets
het altijd beter weten
(eigenwijs zijn)
Ik wist niet beter dan dat...
(ik dacht dat...)
Wat niet weet, dat niet deert.
(je hebt geen last van de dingen die je niet bekend zijn)
Je zult het weten!
(je zult ervoor boeten)
iets te weten komen
(iets vernemen)
Je kunt maar nooit weten.
(niets staat van tevoren vast)
Weet ik veel!
(<dit zeg je als je geïrriteerd bent omdat je iets niet weet>)
Zeker weten!
(<hiermee bevestig je dat je ergens van overtuigd bent>)
wit
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɪt]
1) met de kleur van verse sneeuw
2) zonder kleur


Voorbeeld:

`Je ziet wit, ben je ziek?`




Synoniem:

bleek


3) toegestaan door de wet


Voorbeeld:

`wit werk`




Antoniem:

zwart



Synoniem:

legaal


Voorbeelden:

`De bruid droeg een witte jurk.`,
`witte wijn`




Antoniem:

zwart
een witte kerst
(een kerst met sneeuw)
gebroken wit
(niet helder wit)
witte boorden
(hoger administratief personeel)
een half wit gesneden
(een half gesneden witbrood)
de Wit-Rus
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪtrʏs]



Verbuigingen:

Wit-Rus|sen (meerv.)



de Wit-|Russische
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪt|rʏsiʃə]



Verbuigingen:

Wit-Russinnen (meerv.)
iemand met de Wit-Russische nationaliteit


Synoniem:

Belarus
Wit-Rusland
zelfst.naamw.
[land] een land in Oost-Europa
de Wit-Rus
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɪtrʏs]



Verbuigingen:

Wit-Rus|sen (meerv.)



de Wit-|Russische
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɪt|rʏsiʃə]



Verbuigingen:

Wit-Russinnen (meerv.)
iemand met de Wit-Russische nationaliteit


Synoniem:

Belarus
I het Wit-Russisch
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɪt'rʏsis]
Slavische taal die in Wit-Rusland en daarbuiten gesproken wordt
Opzoeken:












I het Wit-Russisch
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɪt'rʏsis]


Slavische taal die in Wit-Rusland en daarbuiten gesproken wordt


II Wit-Russisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɪt'rʏsis]
als iets of iemand uit Wit-Rusland komt of met Wit-Rusland te maken heeft


Voorbeeld:

`Wit-Russische minderheden in Rusland`




Synoniem:

Belarussisch
Wit-Russische
zelfst.naamw.
[demoniem] een inwoonster van Wit-Rusland, of een vrouw afkomstig uit Wit-Rusland
het witbier
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪtbir]
lichtgekleurd bier dat een beetje kruidig smaakt


Voorbeeld:

`'s zomers een koel glas witbier drinken`
het witbrood
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪtbrot]
wit gekleurd brood zonder vezels


Voorbeeld:

`Ik houd meer van bruinbrood dan van witbrood.`




Antoniem:

bruinbrood



Synoniem:

wittebrood
witwassen
werkw.


Uitspraak:

['wɪtwɑsə(n)]



Verbuigingen:

waste wit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft witgewassen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de herkomst verbergen van (illegaal verdiend of gestolen geld) om het legaal te kunnen investeren of te beleggen


Synoniem:

witten (2)
witgoed
zelfst.naamw.
wit gekleurde kleding Voorbeeld: `Heb jij nog witgoed voor in de was? `
I witgroen
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur groen met RAL-nummer 6019.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het witgroen? `
II witgroen
bijv.naamw.

[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur groen, met RAL-nummer 6019.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een witgroene auto. `
withdrawal
zelfst.naamw.
[medisch]: terugtrekking, daling van gehalte van hormoon,drug of geneesmiddel in bloed, soms met ontwennings of afkickverschijnselen

opname van geld uit een bankrekening.

terugtrekking
witje
zelfst.naamw.
[vlinders] een vlinder behorende tot een van de soorten van de 'Pieridae' Voorbeeld: `Witjes zijn een vrij gewone verschijning in de Lage Landen. `
de/het witlof
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɪtlɔf]
witte, een beetje bitter smakende bladgroente


Voorbeeld:

`een stronk witlof`
witte haai
zelfst.naamw.
[dierkunde] Carcharodon carcharias, de bekenste en de meest gevreesde haai
witte kool
zelfst.naamw.
een sluitkoolgewas dat lichtgroen tot wit van kleur is
witte wijn
zelfst.naamw.
een alcoholhoudende drank die verkregen wordt door de gisting van witte druiven
witteboordencriminaliteit
zelfst.naamw.
criminaliteit die gepleegd wordt door personen uit hogere milieus (zoals advocaten en notarissen) Voorbeeld: `Vaak vinden mensen witteboordencriminaliteit nog erger dan gewone criminaliteit. `
het wittebrood
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wɪtəbrot]
wit gekleurd brood zonder vezels


Antoniem:

bruinbrood



Synoniem:

witbrood
wittebroodsweken
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɪtəbrotswekə(n)]
eerste zes weken na het huwelijk van een pasgetrouwd stel
witteke
zelfst.naamw.
een glas witbier Voorbeeld: `Gaan we een witteke vatten? `
witten
werkw.


Uitspraak:

[wɪtə(n)]



Verbuigingen:

witte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewit (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) bedekken met witte verf


Voorbeeld:

`het plafond witten`



2) de herkomst verbergen van (illegaal verdiend of gestolen geld) om het legaal te kunnen investeren of te beleggen


Voorbeeld:

`crimineel zwart geld witten in bedrijven waarin veel contant geld omgaat`




Synoniem:

witwassen
witwassen
werkw.


Uitspraak:

['wɪtwɑsə(n)]



Verbuigingen:

waste wit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft witgewassen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de herkomst verbergen van (illegaal verdiend of gestolen geld) om het legaal te kunnen investeren of te beleggen


Synoniem:

witten (2)
het WK
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[we'ka]



Verbuigingen:

WK|'s (meerv.)
wereldkampioenschap sport
WK-wedstrijd
zelfst.naamw.
[sport] een wedstrijd die deel uitmaakt van het wereldkampioenschap Voorbeeld: `Een aantal WK-wedstrijden werden in Kaapstad gespeeld, andere in Johannesburg. `
het WNF
zelfst.naamw.
de natuurorganisatie 'Wereld Natuur Fonds'


Synoniem:

WWF
wo
afkorting
woensdag


Voorbeeld:

`geopend: wo - za van 10.00 - 17.00 uur`
uitwoeden
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `uitwoeden`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•uitbroeden•uitwoeden•woeden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
uitwoeden
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `uitwoeden`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•uitbroeden•uitwoeden•woeden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
woeden
werkw.


Uitspraak:

[ˈwudə(n)]



Verbuigingen:

woedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
wild bezig zijn


Voorbeelden:

`De storm woedde de hele nacht door.`,
`De oorlog heeft meer dan vijf jaar gewoed.`




Synoniem:

tekeergaan
de woede
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwudə]
grote boosheid


Voorbeeld:

`in woede ontsteken/uitbarsten`




Synoniem:

nijd
koken van woede
(heel erg boos zijn)
je woede op iemand of iets koelen
(je boosheid op iemand of iets afreageren)
woeden
werkw.


Uitspraak:

[ˈwudə(n)]



Verbuigingen:

woedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
wild bezig zijn


Voorbeelden:

`De storm woedde de hele nacht door.`,
`De oorlog heeft meer dan vijf jaar gewoed.`




Synoniem:

tekeergaan
woedend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈwudənt]
heel erg kwaad


Synoniemen:

razend, laaiend, woest
woeden
werkw.


Uitspraak:

[ˈwudə(n)]



Verbuigingen:

woedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
wild bezig zijn


Voorbeelden:

`De storm woedde de hele nacht door.`,
`De oorlog heeft meer dan vijf jaar gewoed.`




Synoniem:

tekeergaan
woei
werkw.
derde persoon enkelvoud verleden tijd van waaien
voortwoekeren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `voortwoekeren`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
woekeraar
zelfst.naamw.
[juridisch] iemand die woeker drijft
Voorbeeld: `Een woekeraar is iemand die geld uitleent aan een ander en daarvoor een abnormale, onredelijk hoge rente terugvraagt. `
iemand die met zijn talenten woekert
Voorbeeld: `Ja, ik ben momenteel een echte woekeraar, zowel met mijn tijd als met de beschikbare ruimte in de boot. `
[plantkunde] een plant die woekert
Voorbeeld: `Vaak is een gekregen plant een onverbeterlijke woekeraar. `
woekeraar
zelfst.naamw.
[juridisch] iemand die woeker drijft
Voorbeeld: `Een woekeraar is iemand die geld uitleent aan een ander en daarvoor een abnormale, onredelijk hoge rente terugvraagt. `
iemand die met zijn talenten woekert
Voorbeeld: `Ja, ik ben momenteel een echte woekeraar, zowel met mijn tijd als met de beschikbare ruimte in de boot. `
[plantkunde] een plant die woekert
Voorbeeld: `Vaak is een gekregen plant een onverbeterlijke woekeraar. `
voortwoekeren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `voortwoekeren`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
woekeren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `woekeren`.

Dit woord staat wél in de database: •woekerden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
woekeren met
werkw.


Uitspraak:

[ˈwukərə(n) mɛt]



Verbuigingen:

woekerde met (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewoekerd met (volt.deelw.)
proberen om zo veel en zo goed mogelijk gebruik te maken van (het weinige dat je hebt)


Voorbeeld:

`In een klein huis woekeren met de ruimte.`
woekeren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `woekeren`.

Dit woord staat wél in de database: •woekerden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
woekerwijn
zelfst.naamw.
een minderwaardige wijn die verkocht wordt voor een hoge prijs Voorbeeld: `Steeds meer eetgelegenheden schenken woekerwijn. `
loswoelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `loswoelen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
loswoelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `loswoelen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
omwoelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `omwoelen`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
woelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwulə(n)]



Verbuigingen:

woelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onrustig bewegen


Voorbeelden:

`in je bed liggen te woelen`,
`met je handen in de aarde woelen`
woelig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wuləx]
vol onrust


Voorbeelden:

`een politiek woelig jaar`,
`Hij had zich verslapen na een woelige nacht.`




Antoniem:

rustig



Synoniem:

onrustig



woelige baren

() Synoniem: onstuimig hoge golven
de woensdag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwunzdɑx]



Verbuigingen:

woensdag|en (meerv.)
derde dag van de week, tussen dinsdag en donderdag


's woensdags

(op woensdag plaatsvindend, elke woensdag) Synoniem: woensdags
I woensdagavond
zelfst.naamw.
[tijdrekening] de latere uren van de woensdag
Voorbeeld: `We hebben die hele woensdagavond in het ziekenhuis doorgebracht. `
II woensdagavond
bijwoord

[tijdrekening] op de avond van de woensdag
Voorbeeld: `Kun je woensdagavond ook komen? `
de woensdag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwunzdɑx]



Verbuigingen:

woensdag|en (meerv.)
derde dag van de week, tussen dinsdag en donderdag


's woensdags

(op woensdag plaatsvindend, elke woensdag) Synoniem: woensdags
I woensdagmiddag
zelfst.naamw.
[tijdrekening] de uren van een woensdag tussen het middaguur en de avond
Voorbeeld: `We hebben die hele woensdagmiddag in het ziekenhuis doorgebracht. `
II woensdagmiddag
bijwoord

[tijdrekening] op de middag van de woensdag
Voorbeeld: `Kun je woensdagmiddag ook komen? `
I woensdagmorgen
zelfst.naamw.
[tijdrekening] de uren van een woensdag tussen de nachtelijke uren en de middag, de morgen van woensdag
Voorbeeld: `We hebben die hele woensdagmorgen in het ziekenhuis doorgebracht. `
II woensdagmorgen
bijwoord

[tijdrekening] in de morgen van de woensdag
Voorbeeld: `Kun je woensdagmorgen ook komen?
I woensdagnacht
zelfst.naamw.
[tijdrekening] de nacht van woensdag op donderdag.
Voorbeeld: `Na de woensdagnacht volgt de donderdagmorgen. `
II woensdagnacht
bijwoord

[tijdrekening] in de nacht van de woensdag
Voorbeeld: `Kun je woensdagnacht ook komen?
woensdagnamiddag
zelfst.naamw.
[tijdrekening] op woensdag de tijd aan het einde van de middag of in het tweede deel van de woensdagmiddag

[tijdrekening] op woensdag de tijd na 12:00
I woensdagochtend
zelfst.naamw.
[tijdrekening] de uren van een woensdag tussen de nachtelijke uren en de middag, de ochtend van woensdag
Voorbeeld: `We hebben die hele woensdagochtend in het ziekenhuis doorgebracht. `
II woensdagochtend
bijwoord

[tijdrekening] in de ochtend van de woensdag
Voorbeeld: `Kun je woensdagochtend ook komen? `
I woensdags
bijv.naamw.
[tijdrekening] op de woensdag betrekking hebbend
Voorbeeld: `Lekker onbezorgd een woensdags terrasje doen in Leuven! `
II woensdags
bijwoord

[tijdrekening] op woensdagen
Voorbeeld: `We gaan woensdags meestal winkelen. `
woensdagsavonds
bijwoord
[tijdrekening] geregeld op de avonden van de woensdagen Voorbeeld: `Zij gingen woensdagsavonds meestal bridgen. `
woensdagsmiddags
bijwoord
[tijdrekening] geregeld op de middagen van de woensdagen Voorbeeld: `Zij gingen woensdagsmiddags meestal bridgen. `
woensdagsmorgens
bijwoord
[tijdrekening] geregeld op de ochtenden van de woensdagen Voorbeeld: `Zij gingen woensdagsmorgens meestal bridgen. `
woensdagsnachts
bijwoord
[tijdrekening] geregeld in de nachten van de woensdagen Voorbeeld: `Zij gingen woensdagsnachts meestal uit. `
woensdagsochtends
bijwoord
[tijdrekening] geregeld op de ochtenden van de woensdagen Voorbeeld: `Zij gingen woensdagsochtends meestal bridgen. `
woerd
zelfst.naamw.
het mannetje van een eendensoort

Bron: Wikiwoordenboek - woerd.
woerd
zelfst.naamw.
het mannetje van een eendensoort

Bron: Wikiwoordenboek - woerd.
woest
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wust]
1) woedend


Voorbeeld:

`Caféhouders woest om rookverbod.`



2) wild


Voorbeelden:

`de woeste zee`,
`er woest uitzien`




Synoniemen:

ruw, onstuimig


3) niet in cultuur gebracht


Voorbeeld:

`woeste gronden`




Synoniem:

ongecultiveerd
de woesteling
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wustəlɪŋ]



Verbuigingen:

woesteling|en (meerv.)
wild en ruw persoon


Voorbeeld:

`De woesteling verzette zich hevig tijdens zijn aanhouding.`
de woestenij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wustə'nɛi]



Verbuigingen:

woestenij|en (meerv.)
onherbergzaam landschap


Voorbeelden:

`Een vrouw heeft wekenlang overleefd in de woestenij totdat hulpverleners haar terugvonden.`,
`een dorre woestenij omvormen tot een groen paradijs`
de woestenij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wustə'nɛi]



Verbuigingen:

woestenij|en (meerv.)
onherbergzaam landschap


Voorbeelden:

`Een vrouw heeft wekenlang overleefd in de woestenij totdat hulpverleners haar terugvonden.`,
`een dorre woestenij omvormen tot een groen paradijs`
de woestijn
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wusˈtɛin]



Verbuigingen:

woestijn|en (meerv.)
droog en dor gebied waar het bijna nooit regent
Ik voel me net een roepende in de woestijn.
(ik heb het gevoel dat niemand naar me luistert)
Wogeo
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Papoea-Nieuw-Guinea gesproken wordt Voorbeeld: `U kunt 500 euro winnen als u een woord in het Wogeo weet op te noemen. `
de wok
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɔk]



Verbuigingen:

wok|ken (meerv.)
diepe koekenpan met een halfronde bodem van gietijzer of staal waarin je groenten en vlees kunt bakken


Synoniem:

wadjan
wokken
werkw.


Uitspraak:

['wɔkə(n)]



Verbuigingen:

wokte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewokt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
eten in een wok klaarmaken


Voorbeeld:

`groentjes en kip wokken`
de wok
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɔk]



Verbuigingen:

wok|ken (meerv.)
diepe koekenpan met een halfronde bodem van gietijzer of staal waarin je groenten en vlees kunt bakken


Synoniem:

wadjan
wokken
werkw.


Uitspraak:

['wɔkə(n)]



Verbuigingen:

wokte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewokt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
eten in een wok klaarmaken


Voorbeeld:

`groentjes en kip wokken`
de wol
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɔl]
2) garen of weefsel van wol (1)


Voorbeelden:

`een deken van wol`,
`een knot/bol wol`
onder de wol kruipen
(in bed gaan liggen)
je kind onder de wol stoppen
(je kind in bed doen)
door de wol geverfd
(met veel ervaring)
de wolf
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɔlf]



Verbuigingen:

wolven (meerv.)
roofdier dat op een hond lijkt met oren die rechtop staan, een spitse snuit en een harige staart


Voorbeeld:

`Roodkapje en de boze wolf`
een wolf in schaapskleren
(iemand die er ongevaarlijk uitziet, maar wel gevaarlijk is)
huilen met de wolven in het bos
(meedoen met de anderen omdat dat je voordeel oplevert)
honger als een wolf
(veel honger)
wolfraam
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool W en atoomnummer 74. Het is een grijswit overgangsmetaal
de wolfskers
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɔlfskɛrs]
giftige plant uit de nachtschadefamilie met zwarte besjes


Voorbeeld:

`Als een kind drie bessen eet van de wolfskers, dan kan het ervan doodgaan.`
wolfsklauw
zelfst.naamw.
[dierkunde] sporenplant van het geslacht [species|Lycopodium]

[dierkunde] vijfde teen van een hondenpoot
de wolfsmelk
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wɔlfsmɛlk]
plant met een giftig, wit vocht in de stengel


Voorbeeld:

`amandelwolfsmelk`
de wolf
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɔlf]



Verbuigingen:

wolven (meerv.)
roofdier dat op een hond lijkt met oren die rechtop staan, een spitse snuit en een harige staart


Voorbeeld:

`Roodkapje en de boze wolf`
een wolf in schaapskleren
(iemand die er ongevaarlijk uitziet, maar wel gevaarlijk is)
huilen met de wolven in het bos
(meedoen met de anderen omdat dat je voordeel oplevert)
honger als een wolf
(veel honger)
Wolio
zelfst.naamw.
[taal] een taal die op Sulawesi in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `U kunt 1000 euro winnen als u een woord in het Wolio weet op te noemen. `
de wolk
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɔlk]



Verbuigingen:

wolk|en (meerv.)
witte of grijze massa hoog in de lucht van zwevende druppeltjes water


Voorbeeld:

`Aan het begin van de dag was de hemel blauw, maar later kwamen er steeds meer wolken.`
Achter de wolken schijnt de zon
(<dit zeg je als je iemand wil opvrolijken als de dingen niet goed gaan>)
in de wolken
(heel erg gelukkig)
met je hoofd in de wolken lopen
(zo gelukkig zijn dat je niet goed op de praktische dingen let)
Er is geen wolkje aan de lucht.
(alles gaat goed)
een wolkje melk in de thee
(een scheutje melk in de thee)
een wolk van een baby
(een prachtige baby)
de wolkbreuk
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwɔlkbrøk]



Verbuigingen:

wolkbreuk|en (meerv.)
plotselinge, heftige regenbui


Voorbeeld:

`Door de wolkbreuk liepen de straten onder.`




Synoniem:

stortbui
wolkeloos
bijv.naamw.
zonder wolken Voorbeeld: `In dit gebied is het vrijwel altijd wolkeloos. `
de wolkenkrabber
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɔlkə(n)krɑbər]



Verbuigingen:

wolkenkrabber|s (meerv.)
heel hoog flatgebouw
de wolkenkrabber
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwɔlkə(n)krɑbər]



Verbuigingen:

wolkenkrabber|s (meerv.)
heel hoog flatgebouw
wollen
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wɔlə(n)]
van wol gemaakt


Voorbeelden:

`wollen kousen`,
`een wollen dekentje`
wollig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɔləx]
(van taal) verhullend


Synoniem:

verdoezelend
wollig formuleren
(met veel woorden iets onduidelijk zeggen)
wolmaniseren
werkw.


Uitspraak:

[wɔlmani'zerə(n)]



Verbuigingen:

wolmaniseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewolmaniseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van hout) met een zoutmengsel behandelen zodat het bestand is tegen schimmels en insecten


Voorbeeld:

`Als je hout wolmaniseert blijft het langer mooi en is het beter beschermd.`
wolmaniseren
werkw.


Uitspraak:

[wɔlmani'zerə(n)]



Verbuigingen:

wolmaniseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewolmaniseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van hout) met een zoutmengsel behandelen zodat het bestand is tegen schimmels en insecten


Voorbeeld:

`Als je hout wolmaniseert blijft het langer mooi en is het beter beschermd.`
Wolof
zelfst.naamw.
[taal] een Afrikaanse taal uit de Atlantische tak van de Niger-Congotalen met 3,5 miljoen sprekers, voornamelijk in Senegal
de wolf
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɔlf]



Verbuigingen:

wolven (meerv.)
roofdier dat op een hond lijkt met oren die rechtop staan, een spitse snuit en een harige staart


Voorbeeld:

`Roodkapje en de boze wolf`
een wolf in schaapskleren
(iemand die er ongevaarlijk uitziet, maar wel gevaarlijk is)
huilen met de wolven in het bos
(meedoen met de anderen omdat dat je voordeel oplevert)
honger als een wolf
(veel honger)
wolvin
zelfst.naamw.
[zoogdieren] vrouwelijke wolf
wolvin
zelfst.naamw.
[zoogdieren] vrouwelijke wolf
de wond
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɔnt]



Verbuigingen:

wond|en (meerv.)
beschadigde plek in de huid waar soms bloed uit komt


Voorbeelden:

`een open wond`,
`een schaafwond`




Synoniem:

wonde
oude wonden
(oud verdriet)
je wonden likken
(in stilte in je eentje je nederlaag of verdriet verwerken)
winden
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪndə(n)]



Verbuigingen:

wond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
om iets heen draaien


Voorbeeld:

`een verband om de zere vinger winden`




Synoniem:

wikkelen
er geen doekjes omheen winden
(duidelijk zeggen wat je wilt)
(iemand) om je vinger winden
((iemand) laten doen wat je wil) `Mijn dochter windt haar vader om haar vinger.`
het wonder
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɔndər]



Verbuigingen:

wonder|en (meerv.)


Verbuigingen:

wonde|n (meerv.)
bovennatuurlijke gebeurtenis die door goddelijke krachten wordt veroorzaakt


Voorbeeld:

`wonderen verrichten`




Synoniem:

mirakel
wonder boven wonder


Verbuigingen:

wonder|en (meerv.)
(<dit zeg je als iets heel onwaarschijnlijks toch gebeurd is>) `Wonder boven wonder vielen er geen gewonden.`
wonderbaarlijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wɔndərˈbarlək]
bijna niet te geloven


Voorbeeld:

`de wonderbaarlijke visvangst`




Synoniem:

miraculeus
wonderboom
zelfst.naamw.
[plantkunde] 'Ricinus cummunis', een snelgroeiende boom van tropische oorsprong uit de wolfsmelkachtigen Voorbeeld: `De zaden van de wonderboom zijn de bron van wonderolie. `
wonderboom
zelfst.naamw.
[plantkunde] 'Ricinus cummunis', een snelgroeiende boom van tropische oorsprong uit de wolfsmelkachtigen Voorbeeld: `De zaden van de wonderboom zijn de bron van wonderolie. `
het wonder
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɔndər]



Verbuigingen:

wonder|en (meerv.)
bovennatuurlijke gebeurtenis die door goddelijke krachten wordt veroorzaakt


Voorbeeld:

`wonderen verrichten`




Synoniem:

mirakel
wonder boven wonder
(<dit zeg je als iets heel onwaarschijnlijks toch gebeurd is>) `Wonder boven wonder vielen er geen gewonden.`
het wonderkind
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɔndərkɪnt]



Verbuigingen:

wonderkind|eren (meerv.)
kind met zeer bijzondere talenten


Voorbeeld:

`Mozart was een muzikaal wonderkind.`




Synoniem:

hoogbegaafde
wonderlijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈwɔndərlək]
vreemd en bijzonder


Voorbeeld:

`een wonderlijk verhaal`




Synoniem:

bizar
winden
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɪndə(n)]



Verbuigingen:

wond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
om iets heen draaien


Voorbeeld:

`een verband om de zere vinger winden`
er geen doekjes omheen winden
(duidelijk zeggen wat je wilt)
(iemand) om je vinger winden
((iemand) laten doen wat je wil) `Mijn dochter windt haar vader om haar vinger.`
wonen
werkw.


Uitspraak:

[wonə(n)]



Verbuigingen:

woonde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens je huis, appartement of etage hebben en daar permanent leven


Voorbeeld:

`in Amsterdam wonen`




Synoniem:

gehuisvest zijn
klein wonen
een kleine woning hebben)
op stand wonen
(in een deftige buurt wonen)
op jezelf gaan wonen
(uit het ouderlijk huis gaan en in een eigen woning gaan leven)
de woning
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwonɪŋ]



Verbuigingen:

woning|en (meerv.)
huis, appartement of etage waar je woont


Synoniemen:

woonruimte, woonst
de woningbouw
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wonɪŋbɑu]
het bouwen van huizen of geheel van gebouwde huizen


Voorbeelden:

`de sociale woningbouw`,
`de particuliere woningbouw`
de woningbouwvereniging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwonɪŋbɑuvərenəxɪŋ]



Verbuigingen:

woningbouwvereniging|en (meerv.)
vereniging die de opdracht geeft om woningen te bouwen en deze vervolgens verhuurt


Synoniem:

woningstichting
de woning
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwonɪŋ]



Verbuigingen:

woning|en (meerv.)
huis, appartement of etage waar je woont


Synoniemen:

woonruimte, woonst
de woningmarkt
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wonɪŋmɑrkt]



Verbuigingen:

woningmarkt|en (meerv.)
geheel van huizen die verkocht en gekocht worden


Voorbeeld:

`de Vlaamse woningmarkt`
de woningnood
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwonɪŋnot]
gebrek aan woonruimtes
de woningwet
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wonɪŋwɛt]
wet die de volkshuisvesting in Nederland regelt


Voorbeelden:

`woningwetwoning`,
`woningwetbouw`
bijwonen
werkw.


Uitspraak:

[ˈbɛiwonə(n)]



Verbuigingen:

woonde bij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft bijgewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aanwezig zijn bij


Voorbeeld:

`een theatervoorstelling bijwonen`
inwonen
werkw.


Uitspraak:

['ɪnwonə(n)]



Verbuigingen:

woonde in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in het huis van iemand anders wonen


Voorbeelden:

`Omdat we geen betaalbaar huis konden vinden, hebben we eerst ingewoond bij mijn ouders.`,
`een internationale school met inwonende leerlingen`
samenwonen
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)wonə(n)]



Verbuigingen:

woonde samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met elkaar een huis bewonen alsof je getrouwd bent


Voorbeeld:

`Met mijn eerste vriendin heb ik nooit samengewoond.`
uitwonen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `uitwonen`.

Deze woorden staan wél in de database:
•uitwoeden•uitwonend•wonen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
het woon-werkverkeer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[won'wɛrkfərker]
het van je huis naar je werk reizen en omgekeerd
woonachtig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wonˈɑxtəx]
woonachtig zijn te

(wonen in (een plaats of land)) `woonachtig te Rotterdam`
de woonboot
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwombot]



Verbuigingen:

woon|boten (meerv.)
boot die als huis is ingericht en waarin je kunt wonen


Voorbeeld:

`In de grachten van Amsterdam liggen veel woonboten.`
bijwonen
werkw.


Uitspraak:

[ˈbɛiwonə(n)]



Verbuigingen:

woonde bij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft bijgewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aanwezig zijn bij


Voorbeeld:

`een theatervoorstelling bijwonen`
wonen
werkw.


Uitspraak:

[wonə(n)]



Verbuigingen:

woonde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens je huis, appartement of etage hebben en daar permanent leven


Voorbeeld:

`in Amsterdam wonen`




Synoniem:

gehuisvest zijn
klein wonen
(een kleine woning hebben)
op stand wonen
(in een deftige buurt wonen)
op jezelf gaan wonen
(uit het ouderlijk huis gaan en in een eigen woning gaan leven)
het woonerf
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wonɛrf]



Verbuigingen:

woon|erven (meerv.)
straat of straten waar je heel langzaam moet rijden zodat kinderen er op een veilige manier kunnen spelen


Voorbeeld:

`In België mag je in een woonerf niet meer dan 20 km/u rijden.`
het woonhuis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwonhœys]



Verbuigingen:

woon|huizen (meerv.)
gebouw of deel van een gebouw dat iwordt gebruikt als woonhuis


Voorbeeld:

`Onder het woonhuis van de tandarts bevindt zich haar praktijkruimte.`




Antoniem:

bedrijfspand
de woonkamer
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwonkamər]



Verbuigingen:

woonkamer|s (meerv.)
kamer in je huis waar je meestal overdag bent


Synoniemen:

huiskamer, living, zitkamer
de woonkamer
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwonkamər]



Verbuigingen:

woonkamer|s (meerv.)
kamer in je huis waar je meestal overdag bent


Synoniemen:

huiskamer, living, zitkamer
de woonkeuken
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wonkøkə(n)]



Verbuigingen:

woonkeuken|s (meerv.)
ruimte in je huis waar je kookt maar die ook als woonruimte gebruikt wordt


Voorbeeld:

`Een woonkeuken met een grote eettafel in het midden waar je met de hele familie samen aan kunt eten.`
de woonlaag
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wonlax]



Verbuigingen:

woon|lagen (meerv.)
verdieping van een gebouw met verschillende woningen


Voorbeeld:

`een flatgebouw met verschillende woonlagen`
de woonomgeving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wonɔmxevɪŋ]



Verbuigingen:

woonomgeving|en (meerv.)
gebied rondom je huis


Voorbeelden:

`Een rustige woonomgeving waar weinig verkeer is met veel parken, speeltuinen en een groot bos.`,
`je directe woonomgeving`
de woonplaats
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwomplats]



Verbuigingen:

woonplaats|en (meerv.)
stad of dorp waar je woont


Voorbeeld:

`woonplaats onbekend`
zonder vaste woon- of verblijfplaats
(zwervend)
de woonruimte
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwonrœymtə]



Verbuigingen:

woonruimte|n, woonruimte|s (meerv.)
huis of kamer om te wonen


Voorbeeld:

`een aangepaste woonruimte voor iemand in een rolstoel`




Synoniem:

woning
woonschip
zelfst.naamw.
schip dat speciaal gebouwd en uitgerust is om in te wonen en niet zozeer om mee te varen
de woonsituatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wonsituwa(t)si]



Verbuigingen:

woonsituatie|s (meerv.)
toestand waarin mensen wonen


Voorbeelden:

`de verslechtering van de woonsituatie in de oude wijken`,
`de leef- en woonsituatie van mensen met een laag inkomen`




Synoniem:

onderdak
de woonst
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[wonst]



Verbuigingen:

woonst|en (meerv.)
huis, appartement of etage waar je woont


Synoniem:

woning
woonstede
zelfst.naamw.
het gebouw waarin men woont
Voorbeeld: `Juridisch is opname in een psychiatrische inrichting nog geen verlies van woonstede. `
de woning op een boerderij
Voorbeeld: `De woonstede stond aan de rechterkant van het erf. `
woonstede
zelfst.naamw.
het gebouw waarin men woont
Voorbeeld: `Juridisch is opname in een psychiatrische inrichting nog geen verlies van woonstede. `
de woning op een boerderij
Voorbeeld: `De woonstede stond aan de rechterkant van het erf. `
woonstee
zelfst.naamw.
het gebouw waarin men woont

de woning op een boerderij
Voorbeeld: `De woonstee stond aan de rechterkant van het erf. `
wonen
werkw.


Uitspraak:

[wonə(n)]



Verbuigingen:

woonde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens je huis, appartement of etage hebben en daar permanent leven


Voorbeeld:

`in Amsterdam wonen`




Synoniem:

gehuisvest zijn
klein wonen
(een kleine woning hebben)
op stand wonen
(in een deftige buurt wonen)
op jezelf gaan wonen
(uit het ouderlijk huis gaan en in een eigen woning gaan leven)
de woonvergunning
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wonvərxʏnɪŋ]



Verbuigingen:

woonvergunning|en (meerv.)
officiële toestemming om ergens wonen


Voorbeelden:

`een woonvergunning aanvragen`,
`een woonvergunning verstrekken (aan iemand)`
de woonwagen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwonwaxə(n)]



Verbuigingen:

woonwagen|s (meerv.)
huis op wielen dat je kunt verplaatsen


Voorbeeld:

`Mensen die bij een circus werken, wonen vaak in woonwagens.`
de woonwijk
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwonwɛik]



Verbuigingen:

woonwijk|en (meerv.)
buurt waar vooral woonhuizen staan


Antoniemen:

kantoorwijk, industrieterrein,
de woonwijk
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwonwɛik]



Verbuigingen:

woonwijk|en (meerv.)
buurt waar vooral woonhuizen staan


Antoniemen:

kantoorwijk, industrieterrein,
het woord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wort]



Verbuigingen:

woord|en (meerv.)
1) groep klanken of letters die samen een betekenis vormen taalkunde
2) belofte


Voorbeeld:

`iemand op zijn woord geloven`



Voorbeeld:

`geen woorden maar daden`
iets onder woorden brengen
(iets zeggen)
iemand aan het woord laten
(iemand in de gelegenheid stellen iets te zeggen)
niet uit je woorden komen
(niet in staat zijn te zeggen wat je wil zeggen)
woord voor woord
(letterlijk) Synoniem: letterlijk
woord vooraf
(voorwoord) Synoniem: voorwoord
met twee woorden spreken
(niet alleen 'ja' of 'nee' antwoorden, maar met een woord voor de persoon die je antwoord geeft)
met andere woorden
(op een andere manier gezegd)
woorden hebben met iemand
(ruzie maken met iemand)
het hoogste woord hebben
(druk en zelfbewust praten)
het laatste woord hebben
(degene zijn die de uiteindelijke beslissing neemt)
een aardig woordje Nederlands spreken
(redelijk goed Nederlands spreken)
er geen woord tussen krijgen
(geen kans krijgen om ook iets te zeggen)
Je haalt me de woorden uit de mond.
(wat jij zegt, had ik ook willen zeggen)
je woord geven
(beloven)
je (aan je) woord houden
(je belofte nakomen)
je woord breken
(je belofte niet nakomen)
woord1
zelfst.naamw.
het eerste woord testkunde


Voorbeeld:

`doe eens een woord1 als voorbeeld`
woord2
zelfst.naamw.
het "tweede" woord testkunde


Voorbeeld:

`doe eens een woord2 als voorbeeld`
woord3
zelfst.naamw.
het derde woord testkunde


Voorbeeld:

`doe eens een woord3 als voorbeeld`
het woordaccent
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wortɑksɛnt]



Verbuigingen:

woordaccent|en (meerv.)
plaats in een woord die de nadruk krijgt als je het uitspreekt


Voorbeeld:

`een vast/dynamisch woordaccent`




Synoniem:

klemtoon
woordafleiding
zelfst.naamw.
[taalkunde], onderzoek naar de oorsprong van de woorden.
de woordbetekenis
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wordbətekənɪs]



Verbuigingen:

woordbetekenis|sen (meerv.)
dat waar een woord naar verwijst, de inhoud ervan


Voorbeelden:

`woordbetekenissen opzoeken in een woordenboek`,
`verschillende woordbetekenissen`
de woordbetekenis
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wordbətekənɪs]



Verbuigingen:

woordbetekenis|sen (meerv.)
dat waar een woord naar verwijst, de inhoud ervan


Voorbeelden:

`woordbetekenissen opzoeken in een woordenboek`,
`verschillende woordbetekenissen`
woordblind
bijv.naamw.


Uitspraak:

['wortblɪnt]
als je niet in staat bent om woorden en zinnen goed te lezen door een gebrekkige verwerking van de informatie in de hersenen


Synoniem:

dyslectisch
de woordblindheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwordblɪnthɛit]
onvermogen om woorden en zinnen goed te lezen door een gebrekkige verwerking van de informatie in de hersenen


Synoniem:

dyslexie
woorddeel
zelfst.naamw.
[taalkunde] een bepaald gedeelte van een woord.
het woordenboek
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwordə(n)buk]



Verbuigingen:

woordenboek|en (meerv.)
verzameling woorden waarin je kunt opzoeken wat woorden en uitdrukkingen betekenen of hoe je ze in een andere taal kunt vertalen


Voorbeelden:

`een woordenboek Nederlands-Duits`,
`een online woordenboek`,
`puzzelwoordenboek`




Synoniem:

lexicon
een etymologisch woordenboek
(woordenboek dat de herkomst van woorden verklaart)
het woordenboek
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈwordə(n)buk]



Verbuigingen:

woordenboek|en (meerv.)
verzameling woorden waarin je kunt opzoeken wat woorden en uitdrukkingen betekenen of hoe je ze in een andere taal kunt vertalen


Voorbeelden:

`een woordenboek Nederlands-Duits`,
`een online woordenboek`,
`puzzelwoordenboek`




Synoniem:

lexicon
een etymologisch woordenboek
(woordenboek dat de herkomst van woorden verklaart)
de woordenlijst
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wordə(n)lɛist]



Verbuigingen:

woordenlijst|en (meerv.)
verzameling (alfabetisch geordende) woorden


Woordenlijst Nederlandse taal

(officiële spellinggids voor het Nederlands) Synoniem: Groene Boekje
woordenlijstaanval
zelfst.naamw.
[informatica] een methode om te proberen versleutelingstechnieken te breken door middel van het doorzoeken van een samengestelde (en daardoor beperkte) lijst van mogelijkheden.
de woordenlijst
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['wordə(n)lɛist]



Verbuigingen:

woordenlijst|en (meerv.)
verzameling (alfabetisch geordende) woorden


Woordenlijst Nederlandse taal

(officiële spellinggids voor het Nederlands) Synoniem: Groene Boekje
de woordenschat
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈwordə(n)sxɑt]
totaal aan woorden waarover een taal of iemand beschikt


Voorbeeld:

`een rijke woordenschat`




Synoniemen:

vocabulaire, lexicon
woordenstroom
zelfst.naamw.
stortvloed van woorden.
de woordenwisseling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈwordə(n)wɪsəlɪŋ]



Verbuigingen:

woordenwisseling|en (meerv.)
kleine ruzie


Voorbeeld:

`een heftige woordenwisseling hebben met je schoonvader`




Synoniem:

meningsverschil
de woordfamilie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wortfamili]



Verbuigingen:

woordfamilie|s (meerv.)
verzameling woorden die aan elkaar verwant zijn


Voorbeeld:

`De woorden weggaan, binnengaan, uitgaan en neergaan vormen samen met nog een aantal andere woorden een woordfamilie.`
het woordgeslacht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wortxəslɑxt]



Verbuigingen:

woordgeslacht|en (meerv.)
(van een woord) feit dat het mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is


Voorbeeld:

`Het woordgeslacht van 'ballon' is mannelijk.`




Synoniemen:

geslacht (4), genus
het woordgeslacht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wortxəslɑxt]



Verbuigingen:

woordgeslacht|en (meerv.)
(van een woord) feit dat het mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is


Voorbeeld:

`Het woordgeslacht van 'ballon' is mannelijk.`




Synoniemen:

geslacht (4), genus
woordgroep
zelfst.naamw.
[taalkunde], Een constituent of woordgroep is een deel van een zin (vaak een zinsdeel of anders een deel hiervan ) dat zich in syntactisch opzicht als eenheid manifesteert.
woordherkomst
zelfst.naamw.
[taalkunde], de oorsprong en ontwikkeling van een woord Voorbeeld: `Ook de woordherkomst staat in dit woordenboek vermeld. `
woordkeus
zelfst.naamw.
keuze van de woorden in een bepaald verband.
woordkunst
zelfst.naamw.
[formeel] literaire kunst d.w.z. het gearticuleerd, gevoelvol voordragen van poëzie of monologen
woordraadsel
zelfst.naamw.
raadsel waarbij men een woord moet vormen uit de afzonderlijk gegeven delen.
de woordsoort
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwortsort]



Verbuigingen:

woordsoort|en (meerv.)
elk van de groepen waarin woorden worden verdeeld die in een zin op een vergelijkbare manier worden gebruikt, zoals werkwoorden, zelfstandige naamwoorden of bijvoeglijke naamwoorden


Voorbeeld:

`De woordsoort van 'huis' is zelfstandige naamwoord.`
de woordsoort
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈwortsort]



Verbuigingen:

woordsoort|en (meerv.)
elk van de groepen waarin woorden worden verdeeld die in een zin op een vergelijkbare manier worden gebruikt, zoals werkwoorden, zelfstandige naamwoorden of bijvoeglijke naamwoorden


Voorbeeld:

`De woordsoort van 'huis' is zelfstandige naamwoord.`
de woordspeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wortspelɪŋ]



Verbuigingen:

woordspeling|en (meerv.)
het wisselen of combineren van de betekenissen van twee of meer woorden (meestal met een grappig effect)


Voorbeeld:

`'Wie niet slim is, moet sterk zijn' is een woordspeling op de uitdrukking 'Wie niet sterk is, moet slim zijn'.`
de woordspeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wortspelɪŋ]



Verbuigingen:

woordspeling|en (meerv.)
het wisselen of combineren van de betekenissen van twee of meer woorden (meestal met een grappig effect)


Voorbeeld:

`'Wie niet slim is, moet sterk zijn' is een woordspeling op de uitdrukking 'Wie niet sterk is, moet slim zijn'.`
de woordverklaring
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wortfərklarɪŋ]



Verbuigingen:

woordverklaring|en (meerv.)
verklarende beschrijving van de betekenis(sen) van een woord


Voorbeeld:

`een lijst met woorden met de bijbehorende synoniemen en woordverklaringen`
de woordvoerder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wortfurdər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)



de woordvoerster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wortfurstər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)
iemand die namens een ander of anderen spreekt


de woordvoerder van het bestuur

()
woordvoerster
zelfst.naamw.
een vrouwelijk persoon die namens anderen spreekt Voorbeeld: `De woordvoerster ontweek de aanvallende vraag. `
woordvoerster
zelfst.naamw.
een vrouwelijk persoon die namens anderen spreekt Voorbeeld: `De woordvoerster ontweek de aanvallende vraag. `
woordvorming
zelfst.naamw.
[taalkunde], de vorming van nieuwe woorden en de verandering in de structuur van bestaande woorden, in het bijzonder in de manier waarop ze zijn opgebouwd uit morfemen. Voorbeeld: `Woordvorming breidt het aantal woorden van de taal uit. `
gewaarworden
werkw.


Uitspraak:

[xə'warwɔrdə(n)]



Verbuigingen:

werd gewaar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is gewaargeworden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
beginnen te zien, horen, ruiken of voelen formeel


Voorbeelden:

`pijn gewaarworden`,
`wat langer kijken en dan gewaarworden dat ganzen en zwanen imposante vogels zijn`




Synoniem:

waarnemen
worden
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɔrdə(n)]



Verbuigingen:

werd (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is geworden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) <koppelwerkwoord dat aangeeft dat iets in een bepaalde toestand komt, begint te zijn of in de toekomst zal zijn>



Voorbeelden:

`Ik word ziek.`,
`Hij wil later piloot worden.`,
`door de zon lekker bruin worden`



2) <hulpwerkwoord van de lijdende vorm>



Voorbeelden:

`Er wordt veel gelachen tijdens de voorstelling.`,
`Tijdens de oorlog werden veel burgers gedood.`
het wordfeud
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['wørdfɔjt]
digitaal woordspel. letterlijk: woordvete


Voorbeelden:

`wordfeud is een online variant van het spel scrabble`,
`heb je vandaag nog gewordfeud?`
wordfeuden
werkw.


Uitspraak:

['wørdfɔjdə(n)]



Afbreekpatroon:

'word - feu - den



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wordfeudde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewordfeud (volt.deelw.)
het woordspel `wordfeud` spelen


Voorbeelden:

`met een grote woordenschat kun je beter wordfeuden`,
`hij wordfeudde mij met een nieuw woord`
I worgen
werkw.


Verbuigingen:

worgde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geworgd (volt.deelw.)
wurgen algemeen


Synoniem:

kelen; smoren; stranguleren
II worgen
zelfst.naamw.


Herkomst:

«Engels
weerwolven


Voorbeeld:

`In het spel World of Warcraft spelen worgen een belangrijke rol, zij hebben typische kenmerken van zowel mensen als wolven.`
I worgen
werkw.


Verbuigingen:

worgde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geworgd (volt.deelw.)
wurgen algemeen


Synoniem:

kelen; smoren; stranguleren
II worgen
zelfst.naamw.


Herkomst:

«Engels
weerwolven


Voorbeeld:

`In het spel World of Warcraft spelen worgen een belangrijke rol, zij hebben typische kenmerken van zowel mensen als wolven.`
de workshop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wʏ:rkʃɔp]



Verbuigingen:

workshop|s (meerv.)
korte, praktische cursus


Voorbeelden:

`Een workshop waarin je leert hoe je bonbons moet maken.`,
`een workshop voor beginners/gevorderden`
workshoppen
werkw.


Afbreekpatroon:

'work - shop - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

workshopte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geworkshopt (volt.deelw.)
het volgen van een workshop, een korte cursus volgen arbeidvrije tijd


Voorbeeld:

`ze heeft intensief geworkshopt en kan nu veel beter omgaan met problemen op de werkvloer`
workshoppen
werkw.


Afbreekpatroon:

'work - shop - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

workshopte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geworkshopt (volt.deelw.)
het volgen van een workshop, een korte cursus volgen arbeidvrije tijd


Voorbeeld:

`ze heeft intensief geworkshopt en kan nu veel beter omgaan met problemen op de werkvloer`
de worm
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɔrm]



Verbuigingen:

worm|en (meerv.)
langwerpig, dun, rond en zeer buigzaam diertje zonder wervels dat over de grond kruipt en in de aarde woelt


Voorbeeld:

`regenworm`




Synoniemen:

pier, wurm
wormgat
zelfst.naamw.
[natuurkunde] is een hypothetische mogelijkheid binnen de ruimte-tijd. In de normale ruimte kan men tussen twee punten niet sneller reizen dan het licht, maar volgens de theorie van een wormgat bestaat er een "korte weg" in het universum.<br>Science-fictionlezers blijven hopen op hun bestaan...
wormgat
zelfst.naamw.
[natuurkunde] is een hypothetische mogelijkheid binnen de ruimte-tijd. In de normale ruimte kan men tussen twee punten niet sneller reizen dan het licht, maar volgens de theorie van een wormgat bestaat er een "korte weg" in het universum.<br>Science-fictionlezers blijven hopen op hun bestaan...
wormvormig
bijv.naamw.
de vorm van een worm hebbend
Voorbeeld: `Het wormvormig aanhangsel is een zakvormig uitstulpsel van de dikke darm. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het wormvormig in de tweede betekenis erin. `
wormwiel
zelfst.naamw.
[techniek] tandwiel waarin de gang van een schroef zonder eind grijpt (de worm), die dit in beweging brengt of erdoor wordt aangedreven. Voorbeeld: `Dit onderdeel onderscheidt zich niet veel van een gewoon tandwiel maar wordt toch wormwiel genoemd. `
de worp
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɔrp]



Verbuigingen:

worp|en (meerv.)
beweging van gooien


Voorbeeld:

`een worp met de dobbelsteen`




Synoniem:

gooi
worstelen met
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɔrstələ(n) mɛt]



Verbuigingen:

worstelde met (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geworsteld met (volt.deelw.)
het heel moeilijk hebben met, of heel onzeker zijn over


Voorbeeld:

`worstelen met de grammatica van de Nederlandse taal`
worryen
werkw.


Afbreekpatroon:

'wor - ry - en



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

worryde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geworryd (volt.deelw.)
zich zorgen maken, bezorgd zijn mens


Voorbeeld:

`moeders worryen over kinderen die laat thuiskomen`
de worst
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɔrst]



Verbuigingen:

worst|en (meerv.)
rolletje vlees dat in een vlies is samengeperst


Voorbeelden:

`rookworst`,
`braadworst`
Het zal me worst wezen.
(het kan me niets schelen)
Of je worst lust.
(dit zeg je tegen iemand die niet goed naar je heeft geluisterd en dan vraagt of je nog eens wil herhalen wat je hebt gezegd)
worstelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɔrstələ(n)]



Verbuigingen:

worstelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geworsteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vechten volgens bepaalde regels waarbij je de tegenstander met beide schouders op de grond moet krijgen sport


Voorbeeld:

`vrij worstelen`
de worstelaar
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɔrstəlar]



Verbuigingen:

worstelaar|s (meerv.)



de worstelaar|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['wɔrstəlar|stər]



Verbuigingen:

worstelaarster|s (meerv.)
iemand die worstelt (als beroep of als sport)


Voorbeelden:

`een professionele worstelaar`,
`worstelaars worden ingedeeld in groepen afhankelijk van hun gewicht en leeftijd`
worstelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɔrstələ(n)]



Verbuigingen:

worstelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geworsteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vechten volgens bepaalde regels waarbij je de tegenstander met beide schouders op de grond moet krijgen sport


Voorbeeld:

`vrij worstelen`
worstelen met
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɔrstələ(n) mɛt]



Verbuigingen:

worstelde met (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geworsteld met (volt.deelw.)
het heel moeilijk hebben met, of heel onzeker zijn over


Voorbeeld:

`worstelen met de grammatica van de Nederlandse taal`
worstelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɔrstələ(n)]



Verbuigingen:

worstelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geworsteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vechten volgens bepaalde regels waarbij je de tegenstander met beide schouders op de grond moet krijgen sport


Voorbeeld:

`vrij worstelen`
de worst
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[wɔrst]



Verbuigingen:

worst|en (meerv.)
rolletje vlees dat in een vlies is samengeperst


Voorbeelden:

`rookworst`,
`braadworst`
Het zal me worst wezen.
(het kan me niets schelen)
Of je worst lust.
dit zeg je tegen iemand die niet goed naar je heeft geluisterd en dan vraagt of je nog eens wil herhalen wat je hebt gezegd
de wortel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɔrtəl]



Verbuigingen:

wortel|s (meerv.)
1) onderste deel van planten waarmee deze in de grond staan en daar water en voeding uit halen biologie

2) oranje wortel (1) van een bepaalde plant die je rauw of gekookt kan eten


Voorbeeld:

`Vanavond eten we kabeljauw met worteltjes.`




Synoniem:

peen


3) deel waarmee iets ergens in vastgehecht is


Voorbeelden:

`de wortel van een kies`,
`haarwortel`



4) getal dat je met zichzelf moet vermenigvuldigen om het getal te krijgen dat onder het √-teken staat wiskunde


Voorbeeld:

`de wortel uit 16 is 4 (√16=4)`


Voorbeeld:

`boomwortels`
ergens wortel schieten
(je ergens thuis voelen en er lang blijven wonen)
Ik heb mijn wortels in Amsterdam.
(ik ben geboren en opgegroeid in Amsterdam)
wortelen
werkw.
wortel schieten
wortelen in
werkw.


Uitspraak:

['wɔrtələ(n) ɪn]



Verbuigingen:

wortelde in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is geworteld in (volt.deelw.)
voortkomen uit en nog sterk verbonden zijn met


Voorbeelden:

`Religie is diep geworteld in de aard van de mens.`,
`Hij is stevig geworteld in de reformistische traditie.`
wortelmutsje
zelfst.naamw.
[plantkunde] bescherming rond het tere worteluiteinde Voorbeeld: `Als de wortelmutsjes beschadigd zijn, kunnen de wortels niet groeien. `
wortelnomen
zelfst.naamw.
[taalkunde] een zelfstandig naamwoord dat geen wortelvocaal bezit en waarbij de naamvalsuitgangen daarom onmiddellijk op de wortel volgen Voorbeeld: `Het Gotische woord 'baurgs' is een wortelnomen omdat op de wortel 'baurg-' meteen de nominatiefuitgang '-s' volgt. `
de wortel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɔrtəl]



Verbuigingen:

wortel|s (meerv.)
1) onderste deel van planten waarmee deze in de grond staan en daar water en voeding uit halen biologie
2) oranje wortel (1) van een bepaalde plant die je rauw of gekookt kan eten


Voorbeeld:

`Vanavond eten we kabeljauw met worteltjes.`




Synoniem:

peen


3) deel waarmee iets ergens in vastgehecht is


Voorbeelden:

`de wortel van een kies`,
`haarwortel`



4) getal dat je met zichzelf moet vermenigvuldigen om het getal te krijgen dat onder het √-teken staat wiskunde


Voorbeeld:

`de wortel uit 16 is 4 (√16=4)`



Voorbeeld:

`boomwortels`
ergens wortel schieten
(je ergens thuis voelen en er lang blijven wonen)
Ik heb mijn wortels in Amsterdam.
(ik ben geboren en opgegroeid in Amsterdam)
de wortelstok
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɔrtəlstɔk]



Verbuigingen:

wortelstok|ken (meerv.)
stuk stengel dat (horizontaal) onder de grond loopt


Voorbeeld:

`een dikke, vertakte wortelstok`
Wotisch
zelfst.naamw.
[taal] een Finoegrische taal die door de Woten in Ingrië gesproken werd
wou
werkw.


Uitspraak:

[wɑu]
verleden tijd van willen informeel


Voorbeeld:

``hij wou` is spreektaal. `hij wilde` is schrijftaal.`
het woud
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɑut]



Verbuigingen:

woud|en (meerv.)
groot (oud) bos met hoge bomen die dicht op elkaar staan


Voorbeeld:

`oerwoud`
het woud
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[wɑut]



Verbuigingen:

woud|en (meerv.)
groot (oud) bos met hoge bomen die dicht op elkaar staan


Voorbeeld:

`oerwoud`
de woudreus
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['wɑutrøs]



Verbuigingen:

woud|reuzen (meerv.)
grote, hoge boom in een bos
de wouw
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɑu]



Verbuigingen:

wouw|en (meerv.)
roofvogel die tot de familie van de arend- of de sperwerachtigen behoort


Voorbeelden:

`de zwarte wouw`,
`de rode wouw`
de wouw
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wɑu]



Verbuigingen:

wouw|en (meerv.)
roofvogel die tot de familie van de arend- of de sperwerachtigen behoort


Voorbeelden:

`de zwarte wouw`,
`de rode wouw`
wow
tussenwerpsel


Uitspraak:

[wɔw]
dit zeg je als je van iets onder de indruk bent

Voorbeeld:

`Wow, wat een gigantisch groot huis!`




Synoniem:

wauw
de wraak
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vrak]
nare handeling waarmee je iemand straft die jou onrecht heeft aangedaan


Voorbeelden:

`wraak nemen op iemand`,
`wraak nemen voor`




Synoniemen:

revanche, vergelding
op wraak zinnen
(bedenken hoe je iemand het onrecht wat hij of zij jou heeft aangedaan kunt terugbetalen)
wraken
werkw.


Uitspraak:

['vrakə(n)]



Verbuigingen:

wraakte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewraakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) afwijzen in een bepaalde rol om formele juridische redenen juridisch


Voorbeeld:

`De rechter kan een tolk wraken als die niet onpartijdig geacht wordt.`
wraakzuchtig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wrak'sʏxtəx]
als je vindt dat wraak een passende reactie is op onrecht dat je is aangedaan


Voorbeelden:

`een wraakzuchtige vrouw die de minnares van haar echtgenoot wil vermoorden`,
`Sommige Zeeuwen zagen de Watersnoodramp als de straf van een wraakzuchtige God.`




Antoniem:

vergevingsgezind
het wrak
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vrɑk]



Verbuigingen:

wrak|ken (meerv.)
restant van een verongelukt vervoermiddel


Voorbeelden:

`scheepswrak`,
`autowrak`
een menselijk wrak
(iemand die door ziekte of uitputting niets meer kan)
wraken
werkw.


Uitspraak:

['vrakə(n)]



Verbuigingen:

wraakte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewraakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) afwijzen in een bepaalde rol om formele juridische redenen juridisch


Voorbeeld:

`De rechter kan een tolk wraken als die niet onpartijdig geacht wordt.`
wrang
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vrɑŋ]
1) met een scherpe, zure smaak waardoor je mond samentrekt


Voorbeeld:

`De wijn is wrang.`



2) akelig en moeilijk te accepteren


Voorbeeld:

`Het is wrang dat het zebrapad vlak na het ongeluk werd aangelegd.`
wrappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'wrap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wrapte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewrapt (volt.deelw.)
1) inpakken met folie


Voorbeeld:

`Je motor wrappen is de manier om je motor een andere look te geven`



2) het bereiden van wraps om op te eten voeding


Voorbeeld:

`ham-kaasflapjes wrappen om te lunchen`
wrappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'wrap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

wrapte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewrapt (volt.deelw.)
1) inpakken met folie


Voorbeeld:

`Je motor wrappen is de manier om je motor een andere look te geven`



2) het bereiden van wraps om op te eten voeding


Voorbeeld:

`ham-kaasflapjes wrappen om te lunchen`
de wrat
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vrɑt]



Verbuigingen:

wrat|ten (meerv.)
klein, onschuldig bobbeltje op je huid dat op eelt lijkt en door een virus wordt veroorzaakt
de wrat
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vrɑt]



Verbuigingen:

wrat|ten (meerv.)
klein, onschuldig bobbeltje op je huid dat op eelt lijkt en door een virus wordt veroorzaakt
wrattenzwijn
zelfst.naamw.
[zoogdieren] 'Phacochoerus sp.' een aantal nauwverwante Afrikaanse wilde zwijnen
Voorbeeld: `Het wrattenzwijn wordt in Zuid-Afrika veel aangetroffen. `
[zoogdieren] 'Sus sp.' een aantal verwante Aziatische soorten wilde zwijnen
wrattenzwijn
zelfst.naamw.
[zoogdieren] 'Phacochoerus sp.' een aantal nauwverwante Afrikaanse wilde zwijnen
Voorbeeld: `Het wrattenzwijn wordt in Zuid-Afrika veel aangetroffen. `
[zoogdieren] 'Sus sp.' een aantal verwante Aziatische soorten wilde zwijnen
wreed
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vret]
1) (van iemand) met opzet hard en zonder medelijden


Voorbeeld:

`een wrede dictator`



2) geweldig goed


Voorbeeld:

`Dat computerspel is wreed man!`




Synoniemen:

vet, cool, gaaf
de wreedheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvrethɛit]



Verbuigingen:

wreed|heden (meerv.)
keer dat je wreed (1) bent.


Voorbeeld:

`wreedheden begaan`
de wreedheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvrethɛit]



Verbuigingen:

wreed|heden (meerv.)
keer dat je wreed (1) bent.


Voorbeeld:

`wreedheden begaan`
de wreef
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vref]



Verbuigingen:

wreven (meerv.)
hoogste deel van de bovenkant van je voet
wreken
werkw.


Uitspraak:

[ˈvrekə(n)]



Verbuigingen:

wreekte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewroken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand straffen om het onrecht dat hij of zij je heeft aangedaan


Voorbeelden:

`Hij wil de moord op zijn ouders wreken.`,
`je wreken op iemand`




Synoniem:

vergelden
wreken
werkw.


Uitspraak:

[ˈvrekə(n)]



Verbuigingen:

wreekte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewroken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand straffen om het onrecht dat hij of zij je heeft aangedaan


Voorbeelden:

`Hij wil de moord op zijn ouders wreken.`,
`je wreken op iemand`




Synoniem:

vergelden
wrensen
werkw.


Afbreekpatroon:

wren - sen



Verbuigingen:

wrenste (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewrenst (volt.deelw.)
de wijze waarop een hengst hinnikt naar een merrie Fauna


Voorbeeld:

`Wrensen doet de hengst als hij begerig naar een merrie kijkt. `
wrensen
werkw.


Afbreekpatroon:

wren - sen



Verbuigingen:

wrenste (verl.tijd )



Verbuigingen:

gewrenst (volt.deelw.)
de wijze waarop een hengst hinnikt naar een merrie Fauna


Voorbeeld:

`Wrensen doet de hengst als hij begerig naar een merrie kijkt. `
wrijven
werkw.


Uitspraak:

[ˈvrɛivə(n)]



Verbuigingen:

wreef (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met kracht over iets heen en weer strijken


Voorbeelden:

`het parket wrijven`,
`de crème goed in de huid wrijven`
wriemelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `wriemelen`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•friemelen•wriemel•wriemelden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wriemelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `wriemelen`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•friemelen•wriemel•wriemelden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wriggelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wriggelen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•wriggel•wriggelden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wriggelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wriggelen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•wriggel•wriggelden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
aanwrijven
werkw.


Uitspraak:

[ˈanvrɛivə(n)]



Verbuigingen:

wreef aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangewreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verwijten


Voorbeelden:

`iemand slordigheid aanwrijven`,
`iemand aanwrijven dat hij fouten gemaakt heeft`
aanwrijven
werkw.


Uitspraak:

[ˈanvrɛivə(n)]



Verbuigingen:

wreef aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangewreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verwijten


Voorbeelden:

`iemand slordigheid aanwrijven`,
`iemand aanwrijven dat hij fouten gemaakt heeft`
afwrijven
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `afwrijven`.

Deze woorden staan wél in de database:
•aanwrijven•afdrijven•wrijven

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
fijnwrijven
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `fijnwrijven`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
inwrijven
werkw.


Uitspraak:

['ɪnvrɛivə(n)]



Verbuigingen:

wreef in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingewreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) insmeren (met iets)


Voorbeeld:

`je huid insmeren met zonnebrandcrème`



2) beschuldigen van (iets)


Voorbeeld:

`Hij blijft mij maar inwrijven dat ik te veel geld uitgeef.`




Synoniem:

verwijten
opwrijven
werkw.
door wrijven glanzend maken
uitwrijven
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `uitwrijven`.

Deze woorden staan wél in de database:
•uitdrijven•wrijven

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wrijfklank
zelfst.naamw.
[taalkunde] een medeklinker die geproduceerd wordt met een gedeeltelijke obstructie ergens in het spraakkanaal Voorbeeld: `In het Nederlands worden stemhebbende wrijfklanken, net als stemhebbende plofklanken, aan het eind van een lettergreep stemloos gemaakt. `
wrijfklank
zelfst.naamw.
[taalkunde] een medeklinker die geproduceerd wordt met een gedeeltelijke obstructie ergens in het spraakkanaal Voorbeeld: `In het Nederlands worden stemhebbende wrijfklanken, net als stemhebbende plofklanken, aan het eind van een lettergreep stemloos gemaakt. `
wrijven
werkw.


Uitspraak:

[ˈvrɛivə(n)]



Verbuigingen:

wreef (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met kracht over iets heen en weer strijken


Voorbeelden:

`het parket wrijven`,
`de crème goed in de huid wrijven`
wrijven
werkw.


Uitspraak:

[ˈvrɛivə(n)]



Verbuigingen:

wreef (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met kracht over iets heen en weer strijken


Voorbeelden:

`het parket wrijven`,
`de crème goed in de huid wrijven`
de wrijving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvrɛivɪŋ]



Verbuigingen:

wrijving|en (meerv.)
1) weerstand die je ondervindt als je ergens langs strijkt natuurkunde


Voorbeeld:

`door de wrijving warm worden`




Synoniem:

frictie


2) klein meningsverschil


Voorbeeld:

`wrijving tussen de collega's van de twee afdelingen`




Synoniem:

frictie
wrik
zelfst.naamw.
een wrikkende beweging Voorbeeld: `Ik kan met een wrik zo'n 2 a 3 cm speling maken tussen motor en versnellingsbak. `
wrikken
werkw.


Uitspraak:

[ˈvrɪkə(n)]



Verbuigingen:

wrikte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewrikt (volt.deelw.)
(iets) losmaken door het heen en weer te bewegen


Voorbeeld:

`loswrikken`
uitwringen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytfrɪŋə(n)]



Verbuigingen:

wrong uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door wringen ergens het vocht uithalen


Voorbeeld:

`Je kunt je badpak beter eerst uitwringen en dan pas ophangen.`




Synoniem:

wringen
wringen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvrɪŋə(n)]



Verbuigingen:

wrong (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) te strak zitten


Synoniem:

knellen
Daar wringt hem de schoen.
(dat is het probleem)
Daar wringt het schoentje.
(dat is het probleem) `De stukken komen vaak te laat beschikbaar. Het is precies op dit punt dat het schoentje wringt.`
het wringt
(het contact verloopt moeilijk waardoor problemen kunnen ontstaan) `Het wringt een beetje tussen die twee.`
wrochten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `wrochten`.

Deze woorden staan wél in de database:
•krochten•wrocht•wrochtten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wrochten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `wrochten`.

Deze woorden staan wél in de database:
•krochten•wrocht•wrochtten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de wroeging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvruxɪŋ]



Verbuigingen:

wroeging|en (meerv.)
diepe spijt
omwroeten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `omwroeten`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
omwroeten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `omwroeten`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wroeten
werkw.


Uitspraak:

[ˈvrutə(n)]



Verbuigingen:

wroette (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewroet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zoekend graven


Voorbeeld:

`De varkens wroeten met hun neus in de grond.`




Synoniem:

woelen


2) hard werken


Voorbeeld:

`Die mensen hebben ervoor moeten wroeten, hoor!`




Synoniemen:

ploeteren, zwoegen
omwroeten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `omwroeten`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wroeten
werkw.


Uitspraak:

[ˈvrutə(n)]



Verbuigingen:

wroette (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewroet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zoekend graven


Voorbeeld:

`De varkens wroeten met hun neus in de grond.`




Synoniem:

woelen


2) hard werken


Voorbeeld:

`Die mensen hebben ervoor moeten wroeten, hoor!`




Synoniemen:

ploeteren, zwoegen
de wrok
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vrɔk]
gevoel van wraak


Voorbeeld:

`wrok koesteren jegens/tegen iemand`




Synoniemen:

verbittering, rancune
wrokken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wrokken`.

Deze woorden staan wél in de database:
•berokken•brokken•grokken•rokken•trokken•wokken•wrakken•wrikken•wrokten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wrokken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wrokken`.

Deze woorden staan wél in de database:
•berokken•brokken•grokken•rokken•trokken•wokken•wrakken•wrikken•wrokten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wrokken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `wrokken`.

Deze woorden staan wél in de database:
•berokken•brokken•grokken•rokken•trokken•wokken•wrakken•wrikken•wrokten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wrong
zelfst.naamw.
[heraldiek] oorspronkelijk een rol van twee ineengedraaide repen stof, gevuld met haar of wol, aangebracht bovenop de helm om vijandelijke slagen te breken Voorbeeld: `Wanneer de helm, in welk land ook, niet door een kroon gedekt is, draagt hij meestal een wrong.<ref>Rietstaps Handboek der heraldiek<br> `
wringen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvrɪŋə(n)]



Verbuigingen:

wrong (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) te strak zitten


Synoniem:

knellen
Daar wringt hem de schoen.
(dat is het probleem)
Daar wringt het schoentje.
(dat is het probleem) `De stukken komen vaak te laat beschikbaar. Het is precies op dit punt dat het schoentje wringt.`
het wringt
(het contact verloopt moeilijk waardoor problemen kunnen ontstaan) `Het wringt een beetje tussen die twee.`
WSW`er
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het woord komt ook niet voor in de woordenlijsten die zijn goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `WSW`er`.

Dit woord staat wél in de database: •WSW'er

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wuft
bijv.naamw.
[verouderd] licht van bewegingen
Voorbeeld: `De wufte vogels fladderden door de lentehemel. `
[figuurlijk] licht en oppervlakkig in overtuigingen en gedragingen, wispelturig<ref>[http://books.google.be/books?id=R40NAAAAQAAJ&pg=PA265&dq=woordenboek+wuft&lr=&as_brr=3&ei=tur0SYv_BJjSzATXxqG0Cw Weiland, P. (1811), 'Nederduitsch taalkundig woordenboek.' Johannes Allart]</ref>
Voorbeeld: `Zoo is het wuft geslacht der zwakke stervelingen, wier hoogmoed zich verbeeldt den loop van 't lot te dwingen.<ref>[http://nl.wikisource.org/wiki/Da_Costa/Ca%C3%AFn Da Costa, I., 'Caïn']</ref> `
wui
zelfst.naamw.
Verbuigingen:

wuien (meerv.)
haspel om schiemansgaren te vervaardigen


Voorbeeld:

`Met een wui vervaardigt men dun touw van twee of drie draden, dat voornamelijk dient om staand want te bekleden.`
toewuiven
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `toewuiven`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
toewuiven
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `toewuiven`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
uitwuiven
werkw.


Uitspraak:

['œytwœyvə(n)]



Verbuigingen:

wuifde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewuifd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
wuiven naar iemand die vertrekt


Voorbeeld:

`De jongen was teleurgesteld omdat niemand hem was komen uitwuiven.`




Synoniem:

uitzwaaien
wegwuiven
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegwuiven`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wuiven
werkw.


Uitspraak:

[ˈwœyvə(n)]



Verbuigingen:

wuifde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewuifd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) heen en weer buigen, vooral door de wind


Voorbeeld:

`De bladeren van de palmboom wuiven in de wind.`




Synoniem:

zwaaien


2) je hand heen en weer bewegen als groet


Voorbeeld:

`Sinterklaas wuifde naar de kinderen langs de kade.`




Synoniem:

zwaaien
wulk
zelfst.naamw.
[buikpotigen] 'Buccinum undatum' (of enige verwante soorten), een vrij grote zeeslak uit de Noordzee die eetbaar is en tot de Buccinidae Voorbeeld: `De wulk wordt in Normandië vaak met mayonaise genuttigd als voorafje. `
wulk
zelfst.naamw.
[buikpotigen] 'Buccinum undatum' (of enige verwante soorten), een vrij grote zeeslak uit de Noordzee die eetbaar is en tot de Buccinidae Voorbeeld: `De wulk wordt in Normandië vaak met mayonaise genuttigd als voorafje. `
wulp
zelfst.naamw.
[vogels] 'Numenius arquata', een vogel uit de familie van de snipachtigen ('Scolopacidae')
wulp
zelfst.naamw.
[vogels] 'Numenius arquata', een vogel uit de familie van de snipachtigen ('Scolopacidae')
wulps
bijv.naamw.


Uitspraak:

[wʏlps]
(van een vrouw) verlangend naar seksueel genot


Synoniem:

wellustig
wurgen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwʏrxə(n)]



Verbuigingen:

wurgde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewurgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doden door de strot dicht te knijpen


Synoniem:

kelen
wurgen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwʏrxə(n)]



Verbuigingen:

wurgde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewurgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doden door de strot dicht te knijpen


Synoniem:

kelen
wurgen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwʏrxə(n)]



Verbuigingen:

wurgde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewurgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doden door de strot dicht te knijpen


Synoniem:

kelen
de wurm
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[wʏrm]



Verbuigingen:

wurm|en (meerv.)
langwerpig, dun, rond en zeer buigzaam diertje zonder wervels dat over de grond kruipt en in de aarde woelt


Voorbeelden:

`oorwurm`,
`boekenwurm`




Synoniemen:

worm, pier
wurmen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwʏrmə(n)]



Verbuigingen:

wurmde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewurmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met veel moeite ergens in doen of uit halen


Voorbeeld:

`de knoop door het knoopsgat wurmen`
wurmen
werkw.


Uitspraak:

[ˈwʏrmə(n)]



Verbuigingen:

wurmde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gewurmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met veel moeite ergens in doen of uit halen


Voorbeeld:

`de knoop door het knoopsgat wurmen`
Wuvulu-Aua
zelfst.naamw.
[taal] een taal uit de Oceanische tak van de Austronesische taalfamilie die door ongeveer 1000 mensen gesproken wordt op een aantal eilanden (Wuvulu, Aua e.a.) die tot Papoea-Nieuw-Guinea behoren
www
afkorting


Uitspraak:

[wewe'we]
wereldwijd web


Voorbeeld:

`De meeste internetadressen beginnen met de afkorting 'www'.`
wybertje
zelfst.naamw.
een bepaald soort hoestbonbon in de vorm van een ruit

(overdrachtelijk) een ruit
va
eigennaam


Herkomst:

«Chinees
etnische groep in de Volksrepubliek China Volkenkunde


Voorbeeld:

`De Va zijn een volk in China en Myanmar.`




Synoniemen:

volk, Wa
va-et-vient
bijwoord


Uitspraak:

[va-e-'viɛnt]



Herkomst:

«Frans
komen en gaan


Voorbeeld:

`Op zijn honderdste verjaardag was het een “va-et-vient” van kennissen en familieleden`
vaag
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vax]
niet duidelijk


Voorbeeld:

`Ik heb alleen vage herinneringen aan die tijd.`




Antoniem:

helder



Synoniemen:

onduidelijk, wazig, duister
wegvagen
werkw.
zodanig vernietigen dat er vrijwel niets overblijft Voorbeeld: `De atoombom van augustus '45 vaagde de stad Hiroshima weg. `
wegvagen
werkw.
zodanig vernietigen dat er vrijwel niets overblijft Voorbeeld: `De atoombom van augustus '45 vaagde de stad Hiroshima weg. `
vaak
bijwoord


Uitspraak:

[vak]
vele keren


Voorbeeld:

`Als het mooi weer is, ga ik vaak wandelen.`




Antoniemen:

zelden, soms,



Synoniem:

dikwijls
vaal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[val]
met minder felle kleuren dan gewoonlijk of zou moeten


Voorbeeld:

`Door het vele wassen is mijn spijkerbroek vaal geworden.`




Synoniem:

flets
I vaalgeel
zelfst.naamw.
[kleur] een vaal geworden kleur geel
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het vaalgeel? `
II vaalgeel
bijv.naamw.

[kleur] de kleur vaalgeel] hebbend
Voorbeeld: `Hij rijdt in een vaalgele auto. `
vaalt
zelfst.naamw.
een hoop waarop stalmest opgestapeld wordt Voorbeeld: `Gooi dat maar op de vaalt! `
vaalt
zelfst.naamw.
een hoop waarop stalmest opgestapeld wordt Voorbeeld: `Gooi dat maar op de vaalt! `
het vaandel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvandəl]



Verbuigingen:

vaandel|s (meerv.)
vlag met een afbeelding erop
iets hoog in het vaandel hebben staan
(iets erg belangrijk vinden)
vaandrig
zelfst.naamw.
[militair] een aspirant-reserveofficier bij de luchtmacht of landmacht die voor het examen voor reserveluitenant geslaagd is
Voorbeeld: `Tegenover het gebouw liep een vaandrig. `
een assistent-leider bij de scouting
Voorbeeld: `Wij werden begeleid door onze vaandrig. `
vaandrig
zelfst.naamw.
[militair] een aspirant-reserveofficier bij de luchtmacht of landmacht die voor het examen voor reserveluitenant geslaagd is
Voorbeeld: `Tegenover het gebouw liep een vaandrig. `
een assistent-leider bij de scouting
Voorbeeld: `Wij werden begeleid door onze vaandrig. `
het vaantje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vancə]



Verbuigingen:

vaantje|s (meerv.)
vlaggetje dat als versiering wordt gebruikt


Voorbeeld:

`Vaantjes kan je krijgen in verschillende kleuren en maten.`
afvaren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 4 resultaten voor `afvaren`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•aanvaren•afvallen•afvoeren•afvuren•varen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
blindvaren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `blindvaren`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
meevaren
werkw.
anderen vergezellen op een boottocht
Voorbeeld: `Zij voeren met hen mee tot de volgende haven. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
omvaren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `omvaren`.

Deze woorden staan wél in de database:
•omvallen•omvatten•opvaren

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
opvaren
werkw.
een rivier stroomopwaarts bevaren
Voorbeeld: `Zij voeren de rivier de Neuse op. `
een groot water, bijvoorbeeld een zee of oceaan gaan bevaren
Voorbeeld: `Zij voeren bij Hoek van Holland de Noordzee op. `
overvaren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `overvaren`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•onervaren•overvallen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
uitvaren
werkw.
met een vaartuig een nauw water, zoals een haven verlaten
Voorbeeld: `Zij voeren de sluis uit. `
zijn zelfbeheersing verliezen en meer zeggen dan verstandig is
Voorbeeld: `Toen hij dat hoorde voer hij uit tegen haar dat de glazen er van rinkelden. `
'arch.' een uitvaart houden, naar het graf vervoerd worden
voortvaren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `voortvaren`.

Dit woord staat wél in de database: •voortvarend

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
welvaren
werkw.
'~ bij' voorspoed beleven Voorbeeld: `Daar voer hij tegen zijn eigen verwachting wel bij. `
vaardig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈvardəx]
snel en zonder moeite


Voorbeeld:

`vaardige vingers`




Synoniemen:

behendig, bedreven
afvaardigen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfardəxə(n)]



Verbuigingen:

vaardigde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgevaardigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) als vertegenwoordiger van een groep sturen


Voorbeelden:

`twee personeelsleden afvaardigen naar een landelijke commissie`,
`Nederland mag drie schaatsers afvaardigen voor de wereldkampioenschappen.`
uitvaardigen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytfardəxə(n)]



Verbuigingen:

vaardigde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevaardigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een wet of besluit) officieel afkondigen


Voorbeeld:

`een verbod uitvaardigen`
afvaardigen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfardəxə(n)]



Verbuigingen:

vaardigde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgevaardigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) als vertegenwoordiger van een groep sturen


Voorbeelden:

`twee personeelsleden afvaardigen naar een landelijke commissie`,
`Nederland mag drie schaatsers afvaardigen voor de wereldkampioenschappen.`
de vaardigheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvardəxhɛit]



Verbuigingen:

vaardig|heden (meerv.)
het vaardig zijn in iets


Synoniemen:

behendigheid, bedrevenheid, kunst
een goede Nederlandse communicatieve vaardigheid hebben
(makkelijk een gesprek in het Nederlands kunnen voeren)
de vaargeul
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['varxøl]



Verbuigingen:

vaargeul|en (meerv.)
diep stroomgedeelte waar gevaren kan worden


Voorbeeld:

`Enkele duikers werden betrapt toen ze aan het duiken waren in een vaargeul.`
de vaargeul
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['varxøl]



Verbuigingen:

vaargeul|en (meerv.)
diep stroomgedeelte waar gevaren kan worden


Voorbeeld:

`Enkele duikers werden betrapt toen ze aan het duiken waren in een vaargeul.`
aanvaren
werkw.


Uitspraak:

['anvarə(n)]



Verbuigingen:

voer aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is aangevaren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) varend naderen


Voorbeeld:

`Daar komt in de verte een schip aanvaren.`



2) terwijl je vaart op of tegen iets botsen


Voorbeelden:

`door de mist een schip aanvaren`,
`tegen een boei aanvaren`
vaarn
zelfst.naamw.
vaandel bij de schutterij

Limburg varen
vaars
zelfst.naamw.
[veeteelt] koe die nog niet gekalfd heeft
de vaart
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vart]
1) kunstmatig aangelegde waterweg
3) het varen met schepen


Voorbeeld:

`kustvaart`




Synoniem:

scheepvaart


Verbuigingen:

vaart|en (meerv.)



Voorbeeld:

`de vaart is gesloten door het ijs`




Synoniem:

kanaal


2) grote snelheid


Voorbeeld:

`Met een enorme vaart botste de vrachtwagen tegen de muur.`
Het zal zo'n vaart niet lopen.
geruststellend commentaar dat het allemaal niet zo erg zal worden
op de grote vaart zitten
(op schepen varen naar bestemmingen buiten Europa)
de vaart
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vart]
1) kunstmatig aangelegde waterweg
3) het varen met schepen


Voorbeeld:

`kustvaart`




Synoniem:

scheepvaart


Verbuigingen:

vaart|en (meerv.)



Voorbeeld:

`de vaart is gesloten door het ijs`




Synoniem:

kanaal


2) grote snelheid


Voorbeeld:

`Met een enorme vaart botste de vrachtwagen tegen de muur.`
Het zal zo'n vaart niet lopen.
geruststellend commentaar dat het allemaal niet zo erg zal worden
op de grote vaart zitten
(op schepen varen naar bestemmingen buiten Europa)
het vaartuig
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvartœyx]



Verbuigingen:

vaartuig|en (meerv.)
vervoermiddel voor op het water


Synoniemen:

schip, boot
het vaartuig
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvartœyx]



Verbuigingen:

vaartuig|en (meerv.)
vervoermiddel voor op het water


Synoniemen:

schip, boot
het vaarwater
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvarwatər]
in iemands vaarwater zitten

(iemand hinderen)
de vaarweg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['varwɛx]



Verbuigingen:

vaarweg|en (meerv.)
waterweg die je kan bevaren


Voorbeeld:

`Het is belangrijk dat vaarwegen goed onderhouden worden.`
vaars
zelfst.naamw.
[veeteelt] koe die nog niet gekalfd heeft
de vaas
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vas]



Verbuigingen:

vazen (meerv.)
kan of vat om bloemen in te zetten


Voorbeeld:

`een vaas met rozen`
Vaassen
zelfst.naamw.
een dorp op de Veluwe
vaastrommel
zelfst.naamw.
[muziekinstrument] van oorsprong een aardenwerken vaas aan één zijde bespannen met een trommelvlies, nu ook in andere uitvoeringen verkrijgbaar Voorbeeld: `De vaastrommel is in het Midden-Oosten erg populair. `
de vaat
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vat]
vuil servies, bestek, pannen enz.


Voorbeeld:

`Ik heb gekookt, was jij de vaat af?`




Synoniem:

afwas
vaatbundel
zelfst.naamw.
[biologie] het transportsysteem van vaatplanten Voorbeeld: `Het vaatbundel is beschadigd door de chemische stoffen. `
vaatbundel
zelfst.naamw.
[biologie] het transportsysteem van vaatplanten Voorbeeld: `Het vaatbundel is beschadigd door de chemische stoffen. `
de vaatdoek
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈvaduk]



Verbuigingen:

vaatdoek|en (meerv.)
lapje waarmee je het aanrecht, de gootsteen en het fornuis schoonmaakt
je zo slap als een vaatdoek voelen
(je erg slap en zwak voelen)
de vaatkramp
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vatkrɑmp]



Verbuigingen:

vaatkramp|en (meerv.)
kramp in de bloedvaten


Voorbeeld:

`Een aanval van vaatkramp kan vijf tot dertig minuten duren.`
het vat
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɑt]



Verbuigingen:

vat|en (meerv.)
1) afsluitbare ton om bijvoorbeeld bier of wijn in te bewaren
2) bloedvat


Voorbeeld:

`een vat afbinden tijdens een operatie`



Voorbeelden:

`houten vaten`,
`een nieuw vat aanslaan/openen`
3)


geen vat op iemand krijgen
(iemand niet kunnen beïnvloeden)
uit een ander vaatje tappen
(het anders doen)
Wat in het vat zit verzuurt niet.
(als je iets uitstelt, kan het nog wel gebeuren)
de vaatvernauwing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vatfərnɑuwɪŋ]



Verbuigingen:

vaatvernauwing|en (meerv.)
vernauwing van de bloedvaten


Voorbeeld:

`Hartproblemen kunnen ontstaan door vaatvernauwing.`
de vaatverwijding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vatfərwɛidɪŋ]



Verbuigingen:

vaatverwijding|en (meerv.)
verwijding van de bloedvaten


Voorbeeld:

`Hoofdpijn kan het gevolg zijn van vaatverwijding.`
de vaatwasmachine
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vatwɑsmɑʃinə]



Verbuigingen:

vaatwasmachine|s (meerv.)
machine die de afwas doet


Voorbeeld:

`Zet alle borden maar in de vaatwasmachine.`




Synoniemen:

afwasmachine, vaatwasser
de vaatwasmachine
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vatwɑsmɑʃinə]



Verbuigingen:

vaatwasmachine|s (meerv.)
machine die de afwas doet


Voorbeeld:

`Zet alle borden maar in de vaatwasmachine.`




Synoniemen:

afwasmachine, vaatwasser
de vaatwasser
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈvatwɑsər]



Verbuigingen:

vaatwasser|s (meerv.)
machine die de afwas doet


Synoniemen:

vaatwasmachine, afwasmachine
de vaatwasser
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈvatwɑsər]



Verbuigingen:

vaatwasser|s (meerv.)
machine die de afwas doet


Synoniemen:

vaatwasmachine, afwasmachine
het vaatwerk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vatwɛrk]
borden, schalen, kopjes en dergelijke


Voorbeelden:

`Er is bronzen vaatwerk opgegraven uit de Romeinse tijd.`,
`kostbaar porseleinen vaatwerk`




Synoniem:

serviesgoed
de vaatziekte
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vatsiktə]



Verbuigingen:

vaatziekte|n (meerv.)
ziekte van de bloedvaten


Voorbeeld:

`Hij heeft een verhoogd risico op het krijgen van hart- en vaatziekten.`
vacant
bijv.naamw.


Uitspraak:

[va'kɑnt]
nog niet bezet


Voorbeeld:

`Er waren twee vacante plaatsen voor die afdeling.`
het vacatiegeld
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[va'ka(t)sixɛlt]



Verbuigingen:

vacatiegeld|en (meerv.)
vergoeding voor het bijwonen van een vergadering


Voorbeeld:

`Het maximumbedrag aan vacatiegeld per vergadering is vastgelegd in een besluit.`
de vacature
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vakaˈtyrə]



Verbuigingen:

vacature|s (meerv.)
baan waar een werkgever iemand voor zoekt


Voorbeeld:

`op internet naar vacatures zoeken`
het vaccin
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɑkˈsɛ̃]



Verbuigingen:

vaccin|s (meerv.)
vloeistof die je gebruikt om iemand in te enten waardoor hij of zij immuun wordt voor bepaalde ziektes


Voorbeeld:

`een vaccin tegen polio`




Synoniem:

entstof
de vaccinatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɑksi'na(t)si]



Verbuigingen:

vaccinatie|s (meerv.)
het toedienen van een vaccin (aan iemand)


Voorbeelden:

`vaccinatiebewijs`,
`vaccinatiereactie`
de vaccinatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɑksi'na(t)si]



Verbuigingen:

vaccinatie|s (meerv.)
het toedienen van een vaccin (aan iemand)


Voorbeelden:

`vaccinatiebewijs`,
`vaccinatiereactie`
vaccineren
werkw.


Uitspraak:

[vɑksi'nerə(n)]



Verbuigingen:

vaccineerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevaccineerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand een vaccin toedienen


Voorbeeld:

`je laten vaccineren tegen hepatitis A`




Synoniem:

inenten
vaccineren
werkw.


Uitspraak:

[vɑksi'nerə(n)]



Verbuigingen:

vaccineerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevaccineerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand een vaccin toedienen


Voorbeeld:

`je laten vaccineren tegen hepatitis A`




Synoniem:

inenten
vaccinia
zelfst.naamw.
[medisch] ziektetoestand na inenting
het vaccin
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɑkˈsɛ̃]



Verbuigingen:

vaccin|s (meerv.)
vloeistof die je gebruikt om iemand in te enten waardoor hij of zij immuun wordt voor bepaalde ziektes


Voorbeeld:

`een vaccin tegen polio`




Synoniem:

entstof
vaceren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `vaceren`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•glaceren•traceren•variëren

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vaceren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `vaceren`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•glaceren•traceren•variëren

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vaceren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `vaceren`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•glaceren•traceren•variëren

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de vacht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɑxt]



Verbuigingen:

vacht|en (meerv.)
huid met haren erop van bepaalde dieren


Voorbeeld:

`de warme wollen vacht van een schaap`




Synoniem:

pels
het vacuüm
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvakywʏm]



Verbuigingen:

vacuüm|s, va|cua (meerv.)
1) ruimte zonder lucht


Voorbeelden:

`vacuümpomp`,
`een experiment uitvoeren in een vacuüm`




Synoniem:

luchtledigheid


2) periode zonder sturing of duidelijk doel


Voorbeeld:

`Na jaren van hard werken plotseling in een vacuüm terechtkomen.`
het vacuüm
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvakywʏm]



Verbuigingen:

vacuüm|s, va|cua (meerv.)
1) ruimte zonder lucht


Voorbeelden:

`vacuümpomp`,
`een experiment uitvoeren in een vacuüm`




Synoniem:

luchtledigheid


2) periode zonder sturing of duidelijk doel


Voorbeeld:

`Na jaren van hard werken plotseling in een vacuüm terechtkomen.`
het vacuüm
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvakywʏm]



Verbuigingen:

vacuüm|s, va|cua (meerv.)
1) ruimte zonder lucht


Voorbeelden:

`vacuümpomp`,
`een experiment uitvoeren in een vacuüm`




Synoniem:

luchtledigheid


2) periode zonder sturing of duidelijk doel


Voorbeeld:

`Na jaren van hard werken plotseling in een vacuüm terechtkomen.`
vacuümverpakking
zelfst.naamw.
een verpakking in een luchtdicht omhulsel waarin een sterk verminderde luchtdruk heerst Voorbeeld: `Niet veel mensen gebruiken dagelijks vacuümverpakking. `
vacuümverpakking
zelfst.naamw.
een verpakking in een luchtdicht omhulsel waarin een sterk verminderde luchtdruk heerst Voorbeeld: `Niet veel mensen gebruiken dagelijks vacuümverpakking. `
vacuümvet
zelfst.naamw.
[natuurkunde] vet dat gebruikt wordt om luchtbellen bij slijpstukken te vermijden en zo een hoog vacuüm te garanderen

tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
vadem
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 10 resultaten voor `vadem`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•adem•beadem•vadem•vademt•vader•vaders

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vadem
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 10 resultaten voor `vadem`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•adem•beadem•vadem•vademt•vader•vaders

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de vader
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈvadər]



Verbuigingen:

vader|s (meerv.)
man die een kind heeft verwekt


Voorbeeld:

`mijn vader en moeder`




Synoniem:

papa
van vader op zoon
(van generatie op generatie)
zo vader, zo zoon
(zonen lijken op hun vaders)
geestelijke vader
(bedenker of grondlegger) `Einstein is de geestelijke vader van de relativiteitstheorie.`
de Vader des Vaderlands
(de grondlegger van de natie)
De wens is de vader van de gedachte.
dit zeg je als iemand iets voor waar aanneemt omdat hij of zij graag wil dat het waar is
Vaderdag
zelfst.naamw.
[feest] een dag waarop vaders extra verwend worden
het vaderland
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvadərlɑnt]



Verbuigingen:

vaderland|en (meerv.)
land waar je geboren (en opgegroeid) bent


Synoniem:

geboorteland
mijn tweede vaderland
(het land waarin ik mij net zo thuis voel als in mijn geboorteland)
het vaderland
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvadərlɑnt]



Verbuigingen:

vaderland|en (meerv.)
land waar je geboren (en opgegroeid) bent


Synoniem:

geboorteland
mijn tweede vaderland
(het land waarin ik mij net zo thuis voel als in mijn geboorteland)
de vader
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈvadər]



Verbuigingen:

vader|s (meerv.)
man die een kind heeft verwekt


Voorbeeld:

`mijn vader en moeder`




Synoniem:

papa
van vader op zoon
(van generatie op generatie)
zo vader, zo zoon
(zonen lijken op hun vaders)
geestelijke vader
(bedenker of grondlegger) `Einstein is de geestelijke vader van de relativiteitstheorie.`
de Vader des Vaderlands
(de grondlegger van de natie)
De wens is de vader van de gedachte.
dit zeg je als iemand iets voor waar aanneemt omdat hij of zij graag wil dat het waar is
vadsig
bijv.naamw.
loom, lui, slaperig, traag
Vaduz
zelfst.naamw.
[toponiem|land=Liechtenstein] Vaduz is de hoofdstad van Liechtenstein
vagaal
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot de tiende hersenzenuw, de vaguszenuw Voorbeeld: `Die ingreep zal vagale gevolgen hebben! `
vagevuur
zelfst.naamw.
[religie] een plaats waar de zielen van gestorven personen gereinigd worden Voorbeeld: `Toen hij kwam te overlijden, ging zijn ziel naar het vagevuur. `
Vaghua
zelfst.naamw.
[taal] een taal die op de Solomon-eilanden gesproken wordt Voorbeeld: `De taal Vaghua is niet erg bekend. `
de vagina
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvaxina]



Verbuigingen:

vagina|'s (meerv.)
inwendig geslachtsorgaan van de vrouw dat de toegang vormt tot de baarmoeder


Voorbeeld:

`Tijdens de bevalling rekt de vagina op, zodat de baby naar buiten kan.`




Synoniemen:

schede, kut
vagina`s
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `vagina`s`.

Dit woord staat wél in de database: •vagina's

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vaginaal
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot de schede van de vrouw
vagolitisch
bijv.naamw.
[medisch] alsof de werking van de tiende hersenzenuw onderbroken is
vagotenie
zelfst.naamw.
[medisch] verschuiving van het evenwicht in het zenuwstelsel Voorbeeld: `Zij heeft last van vagotenie. `
vair
zelfst.naamw.
[heraldiek] een pelswerk, een heraldische kleur die een regelmatige verdeling is van twee tinten Voorbeeld: `Er zijn een aantal varianten van het vair. `
het vak
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɑk]



Verbuigingen:

vak|ken (meerv.)
2) een door lijnen begrensd deel van een vlak
4) deel van een opleiding of wetenschap


Voorbeeld:

`Natuurkunde, scheikunde en biologie zijn exacte vakken.`




Synoniem:

discipline


Voorbeeld:

`Maak het vakje achter het juiste antwoord zwart.`



3) beroep


Voorbeelden:

`bakkersvak`,
`een vak uitoefenen`,
`Zij is ontwerpster van haar vak.`




Synoniem:

beroep
je vak verstaan
(goed zijn in je werk)
de vakantie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vaˈkɑn(t)si]



Verbuigingen:

vakantie|s (meerv.)
1) periode van een aantal dagen waarin je vrij bent en niet hoeft te werken
2) vakantiereis


Voorbeeld:

`op/met vakantie gaan naar Italië`



Voorbeelden:

`gesloten wegens vakantie`,
`zomervakantie`
kerstvakantie
(vakantie rond Kerstmis en Nieuwjaar)
de vakantiebaan
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[va'kɑn(t)siban]



Verbuigingen:

vakantie|banen (meerv.)
werk dat scholieren of studenten doen tijdens de zomervakantie om wat geld bij te verdienen


Voorbeeld:

`een vakantiebaan als verkoopster in een kledingzaak`
de vakantiebestemming
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[va'kɑn(t)sibəstɛmɪŋ]



Verbuigingen:

vakantiebestemming|en (meerv.)
plaats waar je op vakantie gaat


Voorbeeld:

`Spanje is een populaire vakantiebestemming`




Synoniemen:

reisbestemming, reisdoel, vakantieoord
het vakantiegeld
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vaˈkɑn(t)sixɛlt]
jaarlijkse extra betaling bovenop het normale salaris voor de vakantie


Voorbeeld:

`Het vakantiegeld is ongeveer acht procent van het bruto loon.`
het vakantieoord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[va'kɑn(t)siort]



Verbuigingen:

vakantieoord|en (meerv.)
plaats waar je op vakantie gaat


Voorbeeld:

`tropische vakantieoorden`




Synoniem:

vakantiebestemming
de vakantie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vaˈkɑn(t)si]



Verbuigingen:

vakantie|s (meerv.)
1) periode van een aantal dagen waarin je vrij bent en niet hoeft te werken
2) vakantiereis


Voorbeeld:

`op/met vakantie gaan naar Italië`



Voorbeelden:

`gesloten wegens vakantie`,
`zomervakantie`
kerstvakantie
(vakantie rond Kerstmis en Nieuwjaar)
de vakbekwaamheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɑgbə'kwamhɛit]



Verbuigingen:

vakbekwaam|heden (meerv.)
mate waarin iemand goed is in zijn vak


Voorbeelden:

`de vakbekwaamheid van een schoenmaker`,
`een certificaat van vakbekwaamheid`




Synoniem:

expertise
de vakbeweging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɑgbəwexɪŋ]



Verbuigingen:

vakbeweging|en (meerv.)
geheel van alle vakverenigingen


Voorbeelden:

`de nationale vakbewegingen`,
`studentenvakbeweging`
het vakblad
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɑgblɑt]



Verbuigingen:

vakblad|en (meerv.)
tijdschrift dat gewijd is aan een bepaald beroep of vak


Voorbeelden:

`medische vakbladen`,
`vakbladen over de toeristische sector`




Synoniem:

vaktijdschrift
de vakbond
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈvɑgbɔnt]



Verbuigingen:

vakbond|en (meerv.)
vereniging van werknemers om hun belangen te verdedigen


Synoniem:

vakvereniging
de vakbond
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈvɑgbɔnt]



Verbuigingen:

vakbond|en (meerv.)
vereniging van werknemers om hun belangen te verdedigen


Synoniem:

vakvereniging
de vakcentrale
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈvɑksɛntralə]



Verbuigingen:

vakcentrales (meerv.)
landelijke vereniging van verschillende vakbonden


Synoniem:

vakfederatie
de vakfederatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɑkfedəra(t)si]



Verbuigingen:

vakfederatie|s (meerv.)
landelijke vereniging van verschillende vakbonden


Voorbeeld:

`wereldvakfederatie`




Synoniem:

vakcentrale
het vakgebied
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvɑkxəbit]



Verbuigingen:

vakgebied|en (meerv.)
onderdeel van een bepaald vak (3)


Voorbeeld:

`een specialist op zijn vakgebied`




Synoniem:

discipline
het vakgebied
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvɑkxəbit]



Verbuigingen:

vakgebied|en (meerv.)
onderdeel van een bepaald vak (3)


Voorbeeld:

`een specialist op zijn vakgebied`




Synoniem:

discipline
de vakgroep
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈvɑkxrup]



Verbuigingen:

vakgroep|en (meerv.)
kleine afdeling van een universitaire faculteit


Voorbeeld:

`de vakgroep Romaanse talen`
het vakjargon
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɑgjɑrxɔn]
woorden die alleen binnen een bepaald vakgebied gebruikt worden


Voorbeelden:

`Deze met een soort gel gevulde groefjes heten in wetenschappelijk vakjargon de ampullen van Lorenzini.`,
`het juridisch vakjargon`




Synoniem:

vaktaal
het vak
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɑk]



Verbuigingen:

vak|ken (meerv.)
1) kleine, afgeschermde ruimte in een kast, doos of lade
4) deel van een opleiding of wetenschap


Voorbeeld:

`Natuurkunde, scheikunde en biologie zijn exacte vakken.`




Synoniem:

discipline


Voorbeeld:

`De formulieren liggen in het bovenste vak rechts.`



2) een door lijnen begrensd deel van een vlak


Voorbeeld:

`Maak het vakje achter het juiste antwoord zwart.`



3) beroep


Voorbeelden:

`bakkersvak`,
`een vak uitoefenen`,
`Zij is ontwerpster van haar vak.`




Synoniem:

beroep
je vak verstaan
(goed zijn in je werk)
het vakkenpakket
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvɑkə(n)pɑkɛt]



Verbuigingen:

vakkenpakket|ten (meerv.)
totaal aan schoolvakken waarin een leerling eindexamen doet


Voorbeeld:

`wiskunde en economie in je vakkenpakket hebben`




Synoniem:

keuzepakket
vakkundig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɑˈkʏndəx]
bekwaam in je vak (3)


Voorbeeld:

`een kapotte radio vakkundig repareren`
de vakman
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɑkmɑn]



Verbuigingen:

-nen, vaklui, vaklieden (meerv.)



de vakvrouw
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɑkfrɑu]



Verbuigingen:

-en (meerv.)
iemand die goed is in zijn vak (3)
de vakliteratuur
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɑklitəratyr]
publicaties die betrekking hebben op een bepaald vakgebied


Voorbeeld:

`vakliteratuur voor medisch specialisten`




Synoniem:

literatuur (2)
de vakman
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɑkmɑn]



Verbuigingen:

-nen, vaklui, vaklieden (meerv.)



de vakvrouw
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɑkfrɑu]



Verbuigingen:

-en (meerv.)
iemand die goed is in zijn vak (3)
vakmanschap
zelfst.naamw.
vaardigheid in een beroep of handel, de vaardigheid om hoog kwalitatief werk af te leveren Voorbeeld: `Het kunnen inkleden van een onderwerp met behulp van personificaties en door het gebruik van beeldelementen (dieren, planten, voorwerpen, kleuren) met een diepere betekenis maakte deel uit van het vakmanschap van schilder en dichter. <ref>Bron:<br />Tijdschrift Literatuur<br />Jaargang 5<br />Amsterdam University Press, Amsterdam 1988<br />[http://www.dbnl.org/tekst/_lit003198801_01/_lit003198801_01_0020.php DBNL - Digitale bibliothek voor de Nederlandse letteren]</ref> `
de vakman
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɑkmɑn]



Verbuigingen:

-nen, vaklui, vaklieden (meerv.)



de vakvrouw
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɑkfrɑu]



Verbuigingen:

-en (meerv.)
iemand die goed is in zijn vak (3)
de vakopleiding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɑkɔplɛidɪŋ]



Verbuigingen:

vakopleiding|en (meerv.)
(praktische) opleiding die je volgt om een bepaald vak of beroep te leren


Voorbeelden:

`Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB)`,
`een vakopleiding bloemschikken volgen`
de vaktaal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɑktal]



Verbuigingen:

vak|talen (meerv
woorden die alleen binnen een bepaald vakgebied gebruikt worden


Voorbeelden:

`de vaktaal van informatici`,
`het Centrum voor Vaktaal en Communicatie (CVC)`




Synoniemen:

vakjargon, jargon
de vaktaal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɑktal]



Verbuigingen:

vak|talen (meerv.)
woorden die alleen binnen een bepaald vakgebied gebruikt worden


Voorbeelden:

`de vaktaal van informatici`,
`het Centrum voor Vaktaal en Communicatie (CVC)`




Synoniemen:

vakjargon, jargon
het vaktijdschrift
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɑktɛitsxrɪft]



Verbuigingen:

vaktijdschrift|en (meerv.)
tijdschrift dat gewijd is aan een bepaald beroep of vak


Voorbeelden:

`een filosofisch vaktijdschrift`,
`een juridisch vaktijdschrift`




Synoniem:

vakblad
de vakvereniging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɑkfərenəxɪŋ]



Verbuigingen:

vakvereniging|en (meerv.)
vereniging van werknemers om hun belangen te verdedigen


Voorbeelden:

`vakverenigingsman`,
`arbeidersvakvereniging`




Synoniem:

vakbond
de val
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɑl]
1) keer dat je valt (1)
2) apparaat om dieren mee te vangen


Voorbeelden:

`muizenval`,
`een val zetten`


Voorbeeld:

`een dodelijke val maken`
het kabinet ten val brengen
(zorgen dat het kabinet aftreedt)
aanvallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈanvɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
proberen iemand of iets te overheersen


Voorbeelden:

`aanvallend voetballen`,
`in een debat je tegenstander aanvallen`




Antoniem:

verdedigen



Synoniem:

attaqueren
achterovervallen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `achterovervallen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
afvallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is afgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) gewicht verliezen, minder zwaar worden


Voorbeeld:

`door een streng dieet 20 kilo afgevallen zijn`




Antoniem:

aankomen



Synoniemen:

vermageren, afslanken


2) niet meer loyaal zijn aan (iemand)


Voorbeeld:

`elkaar afvallen waar vrienden bij zijn`




Synoniem:

verloochenen


3) geen onderdeel meer zijn van (een groep)


Voorbeeld:

`Van de honderd deelnemers vielen er twintig af.`




Synoniem:

uitvallen
bijvallen
werkw.
nog meer vallen
Voorbeeld: `Er was nog zeker 20 cm sneeuw bijgevallen. `
iemands zijde kiezen in een discussie
Voorbeeld: `Het verwonderde hem dat een aantal mensen hem bijgevallen waren, waarvan hij dat niet verwacht had. `
iemands zijde kiezen in een discussie
Voorbeeld: `Het verwonderde hem dat hij door een aantal mensen werd bijgevallen, waarvan hij dat niet verwacht had. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het bijvallen in de tweede betekenis erin. `
enz.
binnenvallen
werkw.


Uitspraak:

['bɪnə(n)vɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel binnen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is binnengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) onverwacht bezoeken


Voorbeelden:

`Ze kwamen mijn huis binnenvallen om me te feliciteren.`,
`Als we niet uitgenodigd worden, kunnen we er niet zomaar met zijn allen binnenvallen.`



2) onverwacht een gebied veroveren


Voorbeelden:

`De koning wilde ons land binnenvallen.`,
`Het leger is het buurland binnengevallen.`
doodvallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈdotfɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel dood (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is doodgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
dood neervallen


Voorbeeld:

`door een hartinfarct doodvallen op de tennisbaan`
Val dood! informeel
dat zeg je als je iemand iets slechts toewenst
droogvallen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `droogvallen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
flauwvallen
werkw.


Uitspraak:

['flɑuvɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel flauw (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is flauwgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voor korte tijd je bewustzijn verliezen


Voorbeeld:

`Als je te weinig eet, kun je flauwvallen.`
invallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɪnvɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is ingevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) tijdelijk het werk overnemen (van een ander)


Voorbeeld:

`Ik val in voor een zieke medewerker.`




Synoniem:

tijdelijk vervangen


2) plotseling beginnen


Voorbeeld:

`In de loop van de dag viel de dooi in.`
meevallen
werkw.


Uitspraak:

['mevɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel mee (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is meegevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
beter of gunstiger zijn dan je had verwacht


Voorbeelden:

`Het valt gelukkig mee met de schade.`,
`Het valt me mee dat je gekomen bent.`




Antoniem:

tegenvallen
neervallen
werkw.


Uitspraak:

['nervɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel neer (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is neergevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
plotseling, onbedoeld op de grond terechtkomen


Voorbeeld:

`neervallend puin`




Synoniem:

vallen
doorgaan tot je erbij neervalt
(je zeer langdurig inspannen)
omvallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔmvɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel om (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is omgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door vallen onbedoeld gaan liggen


Voorbeeld:

`een omgevallen fiets`
omvallen van de slaap
(heel slaperig zijn)
omhoogvallen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `omhoogvallen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
opvallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpfɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is opgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aandacht trekken door bepaalde kenmerken


Voorbeeld:

`Er hangt wel een naambordje naast de deur, maar dat valt nauwelijks op.`
openvallen
werkw.


Uitspraak:

['opə(n)vɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel open (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) al vallend opengaan


Verbuigingen:

is opengevallen (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Het boek viel open op hoofdstuk zeven.`



2) zich al vallend verwonden


Verbuigingen:

heeft opengevallen (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De jongens struikelden en één van hen viel zijn knie open.`
3)


zijn mond viel open
(hij was erg verbaasd) `Zijn mond viel open toen hij zag dat hij een auto voor zijn verjaardag gekregen had.`
samenvallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)vɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is samengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op hetzelfde tijdstip gebeuren


Voorbeelden:

`Goede Vrijdag en mijn verjaardag vallen dit jaar samen.`,
`Het presidentiële bezoek viel samen met een hittegolf.`
stilvallen
werkw.


Uitspraak:

['stɪlvɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel stil (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is stilgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) onbedoeld tot stilstand komen of ophouden


Voorbeelden:

`Door de ijzel is al het openbaar vervoer stilgevallen.`,
`het stilvallen van de leverantie van onderdelen`



2) ophouden met praten en zwijgen


Voorbeelden:

`Door de ongepaste vraag viel de spreker stil.`,
`een gesprek laten stilvallen`
stukvallen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `stukvallen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
tegenvallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)vɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is tegengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet zo goed, mooi of leuk zijn als je had gedacht


Voorbeelden:

`tegenvallende rapportcijfers`,
`Het aantal bezoekers van het benefietconcert viel fors tegen.`




Antoniem:

meevallen



Synoniem:

teleurstellen
terugvallen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxfɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) weer in de oude toestand terechtkomen


Voorbeeld:

`terugvallen in je slechte gewoontes`



2) het minder goed doen


Voorbeeld:

`heel lang op kop rijden maar na dertig kilometer toch terugvallen`
I het toeval
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtuvɑl]
gebeurtenis die plaatsvindt zonder bedoeling, terwijl die er wel lijkt te zijn


Voorbeelden:

`Wat een toeval dat jij hier ook bent!`,
`elkaar bij toeval tegenkomen`,
`Door puur toeval kwam ik op deze site terecht.`
II de (m)/het toeval
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtuvɑl]



Verbuigingen:

toeval|len (meerv.)
aanval van epilepsie
niets aan het toeval overlaten
(alles zeer grondig voorbereiden en regelen)
uitvallen
werkw.


Uitspraak:

['œytfɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van haar en veren) loslaten van de huid


Voorbeeld:

`Mijn haar valt uit.`



2) niet meer mee kunnen doen of niet meer functioneren


Voorbeelden:

`Bij de Nijmeegse Vierdaagse vallen altijd honderden mensen uit.`,
`Er is een trein uitgevallen door een storing.`,
`De stroom is uitgevallen en nu zitten we in het donker.`



3) je plotseling en onbeheerst uiten


Voorbeeld:

`driftig uitvallen tegen je kind omdat het maar blijft huilen`



4) genoemde afloop of uitkomst hebben


Voorbeelden:

`De jaarcijfers van het bedrijf zijn beter uitgevallen dan verwacht.`,
`De veranderingen op het werk vallen in haar nadeel uit.`
5)


... uitgevallen zijn
(... zijn) `Van hem kun je niet veel verwachten, want hij is nogal lui uitgevallen.`
uiteenvallen
werkw.


Uitspraak:

[œyt'envɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel uiteen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uiteengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uit elkaar vallen in onderdelen


Voorbeelden:

`een rijk dat uiteengevallen is door burgeroorlogen`,
`uiteenvallen in duizend kleine stukjes`
voorvallen
werkw.


Uitspraak:

['vorvɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voorgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
spontaan plaatsvinden


Voorbeeld:

`Hij kan zich niet meer herinneren wat er toen is voorgevallen.`




Synoniemen:

zich voordoen, gebeuren
wegvallen
werkw.


Uitspraak:

['wɛxfɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verdwijnen of niet meer beschikbaar zijn


Voorbeelden:

`Het beeld van mijn computer valt steeds weg.`,
`Er zijn een paar regels weggevallen.`,
`Door het wegvallen van de subsidie draaien we nu met verlies.`
de valavond
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈvɑlavɔnt]
periode tussen licht en donker in de avond


Synoniem:

avondschemering
vale
bijv.naamw.
(Latijns-Amerika) makker, vriend
Valenciaans
zelfst.naamw.
een Catalaans dialect dat gesproken wordt in Spanje
de valentie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[va'lɛn(t)si]



Verbuigingen:

valentie|s (meerv.)
1) aantal univalente atomen waarmee een atoom zich kan binden scheikunde


Voorbeelden:

`valentiegetal`,
`valentie-elektron`




Synoniem:

waardigheid


2) geheel aan verbindingsmogelijkheden van een woord taalkunde


Voorbeeld:

`In de zin "Ik geef mijn oma een cadeautje." heeft het werkwoord 'geven' een valentie van drie, omdat het met een onderwerp (Ik), een lijdend voorwerp (een cadeautje) en een meewerkend voorwerp (mijn oma) verbonden wordt.`
Valentijnsdag
zelfst.naamw.
14 februari, de dag van de verliefden.
valer
werkw.
[intr|spa] kosten, waard zijn
de valeriaan
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[valeri'jan]



Verbuigingen:

valeri|anen (meerv.)
1) plant die tot de valeriaan- of de kamperfoeliefamilie behoort met bloemen die een sterke, zoete geur afgeven


Voorbeelden:

`de echte valeriaan`,
`de kleine valeriaan`



2) kalmeringsmiddel op basis van de wortel van valeriaan (1)


Verbuigingen:

g.mv. ()



Voorbeelden:

`Valeriaan werkt kalmerend als je angstig of zenuwachtig bent.`,
`valeriaantabletje`
valeriaanzuur
zelfst.naamw.
[scheikunde] een verzadigd carbonzuur met de formule CH<sub>3</sub>(CH<sub>2</sub>)<sub>3</sub>COOH Voorbeeld: `Het gebruik van valeriaanzuur beperkt zich tot de synthese van esters, die in tegenstelling tot het zuur, aangenaam fruitig ruiken en daarom als geurstof gebruikt kunnen worden. `
valeriaat
zelfst.naamw.
[scheikunde] een ester of zout afgeleid van valeriaanzuur Voorbeeld: `Een valeriaat bevat ofwel het ion CH<sub>3</sub>(CH<sub>2</sub>)<sub>3</sub>COO<sup>-</sup> ofwel een functionele groep CH<sub>3</sub>(CH<sub>2</sub>)<sub>3</sub>COO-. `
de valhelm
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈvɑlhɛlm]



Verbuigingen:

valhelm|en (meerv.)
helm die je hoofd beschermt als je valt
de validatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vali'da(t)si]



Verbuigingen:

validatie|s (meerv.)
het geldig verklaren (van iets)


Voorbeelden:

`de validatie van analysemethoden`,
`de validatie van formulieren`
valide
bijv.naamw.


Uitspraak:

[va'lidə]
geldig of aannemelijk


Voorbeelden:

`valide argumenten`,
`een valide reden`,
`valide certificaten`




Synoniem:

geldig
valideren
werkw.


Uitspraak:

[vali'derə(n)]



Verbuigingen:

valideerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevalideerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) geldig verklaren


Voorbeelden:

`een vingerafdruk valideren`,
`documenten valideren`
valideren
werkw.


Uitspraak:

[vali'derə(n)]



Verbuigingen:

valideerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevalideerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) geldig verklaren


Voorbeelden:

`een vingerafdruk valideren`,
`documenten valideren`
valideren
werkw.


Uitspraak:

[vali'derə(n)]



Verbuigingen:

valideerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevalideerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) geldig verklaren


Voorbeelden:

`een vingerafdruk valideren`,
`documenten valideren`
valideren
werkw.


Uitspraak:

[vali'derə(n)]



Verbuigingen:

valideerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevalideerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) geldig verklaren


Voorbeelden:

`een vingerafdruk valideren`,
`documenten valideren`
validiteit
zelfst.naamw.
geldigheid.
het valies
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[va'lis]



Verbuigingen:

va|liezen (meerv.)
stevige draagbare doos om bagage in mee te nemen


Voorbeeld:

`valieskoffer`




Synoniem:

koffer (1)
je valiezen maken
(je koffers pakken)
valine
zelfst.naamw.
[scheikunde] een proteïnogeen aminozuur
de valk
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɑlk]



Verbuigingen:

valk|en (meerv.)
roofvogel met lange vleugels


Voorbeelden:

`torenvalk`,
`boomvalk`,
`In Nederland en België komen ook enige valkensoorten voor.`
de valk
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɑlk]



Verbuigingen:

valk|en (meerv.)
roofvogel met lange vleugels


Voorbeelden:

`torenvalk`,
`boomvalk`,
`In Nederland en België komen ook enige valkensoorten voor.`
valkenier
zelfst.naamw.
iemand die de valkerij beoefent Voorbeeld: `Een valkenier moet in staat zijn vogel daadwerkelijk te laten jagen. `
valkenier
zelfst.naamw.
iemand die de valkerij beoefent Voorbeeld: `Een valkenier moet in staat zijn vogel daadwerkelijk te laten jagen. `
valkeniershandschoen
zelfst.naamw.
dikke leren handschoen gebruikt door valkeniers om in staat te zijn hun vogel op de hand te laten landen
Voorbeeld: `Zonder een goede valkeniershandschoen kan een roofvogel je handen flink toetakelen met zijn klauwen. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
valkerij
zelfst.naamw.
de kunst van het africhten van en jagen met roofvogels
Voorbeeld: `In Dubai is valkerij een belangrijk tijdverdrijf. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
valkerij
zelfst.naamw.
de kunst van het africhten van en jagen met roofvogels
Voorbeeld: `In Dubai is valkerij een belangrijk tijdverdrijf. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
de valkuil
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈvɑlkœyl]



Verbuigingen:

valkuil|en (meerv.)
1) verborgen kuil in de grond om dieren in te vangen


Voorbeeld:

`in een valkuil lopen`



2) omstandigheid waardoor je in moeilijkheden raakt als je niet goed oplet


Voorbeeld:

`Een bekende valkuil voor beginnende hulpverleners is een te grote identificatie met hun cliënten.`
de vallei
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɑˈlɛi]



Verbuigingen:

vallei|en (meerv.)
breed en glooiend dal


Voorbeeld:

`een vruchtbare vallei`
de vallei
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɑˈlɛi]



Verbuigingen:

vallei|en (meerv.)
breed en glooiend dal


Voorbeeld:

`een vruchtbare vallei`
vallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is gevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) plotseling, onbedoeld op de grond terechtkomen
2) doodgaan in de strijd


Voorbeeld:

`gevallen voor het vaderland`




Synoniem:

sneuvelen



Voorbeelden:

`vallen over een losse tegel`,
`Het glas viel in stukken.`




Synoniem:

neervallen
3) in een bepaalde toestand komen
De regen valt met bakken naar beneden.
(het regent heel hard)
met vallen en opstaan leren
(leren door het steeds weer opnieuw te proberen)
De regering is gevallen.
(de regering is afgetreden)
iemand als een baksteen laten vallen
(iemand helemaal in de steek laten)
al naar het valt
(zoals het uitkomt)
in slaap vallen
(beginnen te slapen)
Die opmerking viel helemaal verkeerd.
(die opmerking werd absoluut niet gewaardeerd)
Pasen valt laat dit jaar.
(dit jaar is het laat Pasen)
buiten de prijzen vallen
(geen prijs winnen)
Het valt me zwaar.
(ik vind het moeilijk)
Er valt niets meer aan te doen.
(het kan niet meer worden veranderd of teruggedraaid)
iemand lastig vallen
(iemand hinderen)
vallende ziekte
(epilepsie)
vallen onder
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑlə(n) ɔndər]



Verbuigingen:

viel onder (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is gevallen onder (volt.deelw.)
tot een bepaalde categorie behoren


Voorbeelden:

`Dat valt niet onder mijn verantwoordelijkheid.`,
`onder de garantie vallen`
vallen op
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑlə(n) ɔp]



Verbuigingen:

viel op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is gevallen op (volt.deelw.)
aantrekkelijk vinden


Voorbeeld:

`op donkere mannen vallen`
vallen over
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑlə(n) ovər]



Verbuigingen:

viel over (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is gevallen over (volt.deelw.)
zich ergeren aan


Voorbeeld:

`over iemands slordige houding vallen`
Opzoeken:












de valorisatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[valori'za(t)si]



Verbuigingen:

valorisatie|s (meerv.)
1) het opnieuw bepalen van de waarde van een schuldvordering


Voorbeeld:

`Als we financiële participaties valoriseren, kan de schuldgraad binnen vijf jaar onder 84% dalen.`



2) het op een bepaald niveau brengen van de prijzen van producten zodat de productie weer lonend wordt


Voorbeeld:

`de valorisatie van koffie`



3) het tot maatschappelijke waarde brengen van wetenschappelijke en technologische kennis


Voorbeeld:

`Meer aandacht voor valorisatie kan helpen om investeringen in fundamenteel onderzoek te rechtvaardigen.`
de valorisatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[valori'za(t)si]



Verbuigingen:

valorisatie|s (meerv.)
1) het opnieuw bepalen van de waarde van een schuldvordering


Voorbeeld:

`Als we financiële participaties valoriseren, kan de schuldgraad binnen vijf jaar onder 84% dalen.`



2) het op een bepaald niveau brengen van de prijzen van producten zodat de productie weer lonend wordt


Voorbeeld:

`de valorisatie van koffie`



3) het tot maatschappelijke waarde brengen van wetenschappelijke en technologische kennis


Voorbeeld:

`Meer aandacht voor valorisatie kan helpen om investeringen in fundamenteel onderzoek te rechtvaardigen.`
valoriseren
werkw.


Uitspraak:

[valori'zerə(n)]



Verbuigingen:

valoriseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevaloriseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (kennis) tot maatschappelijke waarde brengen


Voorbeeld:

`onderzoek valoriseren`



2) benutten of bruikbaar maken


Voorbeeld:

`afval recycleren en valoriseren`
valoriseren
werkw.


Uitspraak:

[valori'zerə(n)]



Verbuigingen:

valoriseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevaloriseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (kennis) tot maatschappelijke waarde brengen


Voorbeeld:

`onderzoek valoriseren`



2) benutten of bruikbaar maken


Voorbeeld:

`afval recycleren en valoriseren`
de valpartij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvɑlpɑrtɛi]



Verbuigingen:

valpartij|en (meerv.)
heleboel mensen die tegelijk vallen


Voorbeeld:

`De finish van de Tour de France eindigde in een enorme valpartij.`
op de valreep
(op het allerlaatste moment)
vals
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈvɑls]
1) onbetrouwbaar en kwaadaardig


Voorbeelden:

`een valse hond`,
`Vroeger vond ik haar een vals kreng, maar nu is ze mijn beste vriendin.`




Synoniemen:

gemeen, onbetrouwbaar


2) niet echt


Voorbeelden:

`een vals paspoort`,
`Die handtekening is vals.`,
`iemand vals beschuldigen`,
`vals geld`




Antoniem:

waar



Synoniemen:

onecht, nep


3) niet harmonisch, onzuiver muziek


Voorbeelden:

`zo vals als een kraai`,
`een valse noot`




Antoniem:

zuiver
valse kamille
zelfst.naamw.
[plantkunde] 'Anthemis arvensis', een vrij algemeen voorkomende plant behorend tot de Composietenfamilie
valselijk
bijwoord
op basis van onwaarheden Voorbeeld: `Hij werd valselijk voor moordenaar uitgemaakt. `
de valsemunter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɑlsəmʏntər]



Verbuigingen:

valsemunter|s (meerv.)
iemand die geld namaakt


Voorbeeld:

`Valsemunters en belastingontduikers konden rekenen op zware straffen.`
de valsheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɑlshɛit]
het vals zijn (van iets of iemand)


Voorbeelden:

`de valsheid hebben iemand te belazeren`,
`de valsheid van nagemaakte designproducten`
valsheid in geschrifte
(het opzettelijk foute gegevens zetten in officiële stukken) `iemand valsheid in geschrifte ten laste leggen`
valsspelen
werkw.
het heimelijk overtreden van de regels van een spel om zo de uitkomst te beïnvloeden
de valstrik
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈvɑlstrɪk]



Verbuigingen:

valstrik|ken (meerv.)
valse manier om iemand in de problemen te brengen


Voorbeelden:

`een valstrik spannen voor iemand`,
`in een valstrik lopen`
vallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is gevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) plotseling, onbedoeld op de grond terechtkomen
2) doodgaan in de strijd

3) in een bepaalde toestand komen
Voorbeeld:

`gevallen voor het vaderland`




Synoniem:

sneuvelen


Voorbeelden:

`vallen over een losse tegel`,
`Het glas viel in stukken.`




Synoniem:

neervallen
De regen valt met bakken naar beneden.
(het regent heel hard)
met vallen en opstaan leren
(leren door het steeds weer opnieuw te proberen)
De regering is gevallen.
(de regering is afgetreden)
iemand als een baksteen laten vallen
(iemand helemaal in de steek laten)
al naar het valt
(zoals het uitkomt)
in slaap vallen
(beginnen te slapen)
Die opmerking viel helemaal verkeerd.
(die opmerking werd absoluut niet gewaardeerd)
Pasen valt laat dit jaar.
(dit jaar is het laat Pasen)
buiten de prijzen vallen
(geen prijs winnen)
Het valt me zwaar.
(ik vind het moeilijk)
Er valt niets meer aan te doen.
het kan niet meer worden veranderd of teruggedraaid)
iemand lastig vallen
(iemand hinderen)
vallende ziekte
(epilepsie)
de valuta
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vaˈlyta]



Verbuigingen:

valuta|'s (meerv.)
geld waarmee je in een bepaald land betaalt, bijvoorbeeld de euro


Voorbeeld:

`vreemde valuta`




Synoniem:

munteenheid
valuteren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `valuteren`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
valuteren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `valuteren`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de valversnelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɑlvərsnɛlɪŋ]
toenemende snelheid waarmee voorwerpen of personen vallen


Voorbeeld:

`De valversnelling (op aarde) wordt weergegeven met het symbool g.`
vamen
werkw.


Verbuigingen:

vaamde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gevaamd (volt.deelw.)
(draad) door het oog van de naald rijgen


Voorbeeld:

`Ik krijg het garen niet gevaamd zonder leesbril.`
de vampier
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɑm'pir]



Verbuigingen:

vampier|s (meerv.)
(mythische) dode die 's nacht uit het graf komt en zich dan voedt met mensenbloed literatuur


Voorbeeld:

`Een griezelverhaal met spoken en vampiers.`
de vampier
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɑm'pir]



Verbuigingen:

vampier|s (meerv.)
(mythische) dode die 's nacht uit het graf komt en zich dan voedt met mensenbloed literatuur


Voorbeeld:

`Een griezelverhaal met spoken en vampiers.`
de vampier
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɑm'pir]



Verbuigingen:

vampier|s (meerv.)
(mythische) dode die 's nacht uit het graf komt en zich dan voedt met mensenbloed literatuur


Voorbeeld:

`Een griezelverhaal met spoken en vampiers.`
van
voorzetsel


Uitspraak:

[vɑn]
1) <om aan te geven waar iemand of iets vandaan komt>
3) <om het materiaal aan te geven waarmee iets is gemaakt>



Voorbeeld:

`een tafel van hout`



4) <om een eigenschap aan te geven>



Voorbeelden:

`een jongen van ongeveer twaalf jaar oud`,
`een kamer van vijftien vierkante meter`,
`het beroep van schrijver`



Voorbeelden:

`van Amsterdam`,
`Ik hoorde het van mijn collega.`



2) <om aan te geven wie iets bezit of waar het bij hoort>



Voorbeelden:

`de jas van mijn zus`,
`de moeder van mijn buurvrouw`
het verhaal van de schepping
(het verhaal over de schepping)
5)


van de zomer
(deze zomer)
6)


rillen van de kou
(rillen omdat je het koud hebt)
7)


van slag zijn
(niet meer weten wat je moet doen) Synoniem: de kluts kwijt zijn
8)


van plan zijn om iets te doen
(je iets voornemen) Synoniem:
tevoren
bijwoord


Uitspraak:

[təˈvorə(n)]
eerder


Voorbeeld:

`een maand tevoren`




Antoniem:

achteraf
daags tevoren
(een dag eerder)
van tevoren waarschuwen
(vooraf waarschuwen)
vannacht
bijwoord


Uitspraak:

[vɑˈnɑxt]
1) tijdens de nacht na vandaag


Voorbeeld:

`Vannacht gaat de zomertijd in.`



2) tijdens de nacht vóór vandaag


Voorbeeld:

`Ik heb vannacht nauwelijks geslapen.`
vanachter
bijwoord


Uitspraak:

[vɑn'ɑxtər]
aan de achterkant


Voorbeeld:

`Ik denk dat ik vanachter op mijn rug een muggenbeet heb.`




Antoniem:

vanvoor
vanadium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool V en atoomnummer 23. Het is een zilvergrijs overgangsmetaal
vanaf
voorzetsel


Uitspraak:

[vɑnˈɑf]
1) <om een beginpunt in de ruimte aan te geven>



Voorbeeld:

`Vanaf de brug maakt de weg een flauwe bocht naar rechts.`



2) <om een beginpunt in de tijd aan te geven>



Voorbeeld:

`Vanaf morgen ga ik een dieet volgen.`
vanavond
bijwoord


Uitspraak:

[vɑnˈavɔnt]
op de avond van vandaag


Voorbeelden:

`Vanavond ga ik bij mijn ouders eten.`,
`Vanavond ga ik vroeg naar bed.`
vanbinnen
bijwoord


Uitspraak:

[vɑm'bɪnə(n)]
aan de binnenkant


Voorbeeld:

`een stukje cake met vanbinnen stukjes chocolade`




Antoniem:

vanbuiten
vanboven
bijwoord


Uitspraak:

[vɑm'bovə(n)]
aan de bovenkant


Voorbeeld:

`Vanboven op de berg hadden we een prachtig uitzicht.`




Antoniem:

vanonder
vanbuiten
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɑm'bœytə(n)]
aan de buitenkant


Voorbeeld:

`Vanbuiten lijkt het mij een mooi huis.`




Antoniem:

vanbinnen
vandaag
bijwoord


Uitspraak:

[vɑnˈdax]
op deze dag


Voorbeeld:

`Vandaag is het nog mooi weer, maar morgen gaat het regenen.`
vandaag de dag
(tegenwoordig)
niet van vandaag of gisteren zijn
(al lang bestaan)
de vandaal
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɑnˈdal]



Verbuigingen:

van|dalen (meerv.)
iemand die zich aan vandalisme schuldig maakt


Voorbeeld:

`Vandalen hebben het interieur van de trein vernield.`
vandaan
bijwoord


Uitspraak:

[vɑnˈdan]
uit de richting van


Voorbeeld:

`Waar kom jij vandaan?`
Waar heb je die rok vandaan?
(waar heb je die rok gekocht?)
Waar haal je het vandaan?
schamper commentaar tegen iemand die onzin vertelt
vandaar
bijwoord


Uitspraak:

[vɑnˈdar]
1) van die plek


Voorbeeld:

`Vandaar heb je uitzicht over het hele meer.`



2) om die reden


Voorbeeld:

`Er zijn veel files op de snelweg, vandaar dat ik wat eerder vertrek.`




Synoniemen:

daarom, zodoende
het vandalisme
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɑndaˈlɪsmə]
het vernielen van dingen op straat of andere openbare ruimtes omdat je je verveelt


Voorbeeld:

`De politie treedt hard op tegen vandalisme.`
vandoor
bijwoord
[pronadvpart]. Voorbeeld: `ervandoor: Hij is er met de centen vandoor. `
aanvangen
werkw.


Uitspraak:

['anvɑŋə(n)]



Verbuigingen:

ving aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is aangevangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
beginnen formeel


Voorbeelden:

`deze week aanvangen met de administratie`,
`Je moet weten wanneer de termijn waarop je bezwaar kunt indienen aanvangt.`




Antoniem:

eindigen
afvangen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `afvangen`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•aanvangen•afhangen•vangen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
opvangen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpfɑŋə(n)]



Verbuigingen:

ving op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgevangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iets dat valt of zweeft) in je handen pakken


Voorbeeld:

`Ze struikelde, maar ik kon haar gelukkig opvangen.`



2) (een bericht of nieuwtje) horen


Voorbeeld:

`Ik ving toevallig iets op over plannen om te verhuizen.`




Synoniem:

vernemen


3) (iemand die mogelijk hulp nodig heeft) helpen


Voorbeelden:

`Ze werd na de overval goed opgevangen door een vrouwelijke agent.`,
`De delegatie werd op de luchthaven opgevangen door een medewerker van de ambassade.`
de vangbal
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɑŋbɑl]



Verbuigingen:

vangbal|len (meerv.)
bal die gevangen wordt (door de tegenpartij) voordat die de grond raakt


Voorbeeld:

`een goede vangbal bij een honkbalwedstrijd`
vangen
werkw.


Uitspraak:

['vɑŋə(n)]



Verbuigingen:

ving (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zo pakken dat je het niet meer loslaat


Voorbeelden:

`vlooien vangen`,
`dieven vangen`




geld vangen

(geld krijgen)


2) uit de lucht grijpen


Voorbeeld:

`een bal vangen`
de vanger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɑŋər]



Verbuigingen:

vanger|s (meerv.)



de vang|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɑŋ|stər]



Verbuigingen:

vangster|s (meerv.)
iemand die iets of iemand vangt


Voorbeelden:

`achtervanger`,
`ballenvanger`,
`dievenvanger`,
`muizenvanger`
de vandaal
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɑnˈdal]



Verbuigingen:

van|dalen (meerv.)
iemand die zich aan vandalisme schuldig maakt


Voorbeeld:

`Vandalen hebben het interieur van de trein vernield.`
het vangnet
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɑŋnɛt]



Verbuigingen:

vangnet|ten (meerv.)
1) groot net om personen in op te vangen


Voorbeeld:

`Als mensen uit een brandend gebouw moeten springen, dan worden ze opgevangen door een vangnet.`



2) geheel van regelingen om mensen met (financiële) problemen te helpen


Voorbeelden:

`een sociaal vangnet`,
`de afdeling Vangnet Jeugd`
de vangrail
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈvɑŋrel]



Verbuigingen:

vangrail|s (meerv.)
laag metalen hek langs de snelweg dat voorkomt dat auto's op de rijbaan van de tegenliggers komen
de vangrail
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈvɑŋrel]



Verbuigingen:

vangrail|s (meerv.)
laag metalen hek langs de snelweg dat voorkomt dat auto's op de rijbaan van de tegenliggers komen
de vangst
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɑŋst]



Verbuigingen:

vangst|en (meerv.)
1) keer dat je vangt (1)


Voorbeeld:

`een goede vangst doen`



2) wat je hebt gevangen


Voorbeeld:

`de visvangst`
de vangst
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɑŋst]



Verbuigingen:

vangst|en (meerv.)
1) keer dat je vangt (1)


Voorbeeld:

`een goede vangst doen`



2) wat je hebt gevangen


Voorbeeld:

`de visvangst`
vangen
werkw.


Uitspraak:

['vɑŋə(n)]



Verbuigingen:

ving (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zo pakken dat je het niet meer loslaat
2) uit de lucht grijpen


Voorbeeld:

`een bal vangen`


Voorbeelden:

`vlooien vangen`,
`dieven vangen`
geld vangen
(geld krijgen)
de vanille
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vaˈnijə]
lichtgele, zoete en geurige specerij, gemaakt van een tropische plant


Voorbeelden:

`vanillesuiker`,
`vanillepudding`
vanilleplant
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Vanilla planifolia] een orchideeënsoort oorspronkelijk uit Mexico, nu vooral op Madagaskar gekweekt voor zijn vruchten Voorbeeld: `De vanilleplant moet elders met de hand bevrucht worden omdat de bijensoort Melipona beechii die dat normaal doet alleen in Mexico voorkomt. `
de vanillepudding
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[va'nijəpʏdɪŋ]
zoet nagerecht of pudding met een vanillesmaak


Voorbeeld:

`Wat heb je het liefste: vanillepudding of chocolademousse?`
vanmiddag
bijwoord


Uitspraak:

[vɑˈmɪdɑx]
in de middag van vandaag


Voorbeeld:

`Vanmiddag om 16.00 uur komt hij aan.`
vanmorgen
bijwoord


Uitspraak:

[vɑˈmɔrxə(n)]
in de morgen van vandaag


Voorbeeld:

`Ik was vanmorgen pas om elf uur wakker.`




Synoniem:

vanochtend
vannacht
bijwoord


Uitspraak:

[vɑˈnɑxt]
1) tijdens de nacht na vandaag


Voorbeeld:

`Vannacht gaat de zomertijd in.`



2) tijdens de nacht vóór vandaag


Voorbeeld:

`Ik heb vannacht nauwelijks geslapen.`
vanochtend
bijwoord


Uitspraak:

[vɑnˈɔxtənt]
de ochtend van vandaag


Synoniem:

vanmorgen
vanonder
bijwoord


Uitspraak:

[vɑn'ɔndər]
aan de onderkant


Voorbeeld:

`Vanonder op je computerscherm kun je zien hoe laat en welke datum het is.`




Antoniem:

vanboven



Synoniem:

onderaan
vanouds
bijwoord
traditioneel gesproken; sinds zeer lange tijd Voorbeeld: `In sommige plaatsen zoals Siddeburen is het vanouds het gebruik op oudjaarsavond de 'klok te smeren'; de kerkklok wordt dan vele uren zonder ophouden geluid. `
Vanuatu
zelfst.naamw.
[land] een land in Oceanië, officieel de Republiek Vanuatu
Vanuatuaan
zelfst.naamw.
[demoniem] een inwoner van Vanuatu, of iemand afkomstig uit Vanuatu
Vanuatuaans
bijv.naamw.
[demoniem] op Vanuatu betrekking hebbend
Vanuatuaanse
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Vanuatu, of een vrouw afkomstig uit Vanuatu
vanuit
voorzetsel


Uitspraak:

[vɑnˈœyt]
<om aan te geven vanaf welke plek iets gebeurt>



Voorbeelden:

`Vanuit het raam naar buiten kijken`,
`vanuit je eigen huis werken`
vanvoor
bijwoord


Uitspraak:

[vɑn'vor]
aan de voorkant


Voorbeeld:

`vanvoor zitten in de auto`




Antoniem:

vanachter



Synoniem:

voorin
vanwaar
bijwoord


Uitspraak:

[vɑnˈwar]
om welke reden


Voorbeeld:

`Vanwaar die vraag?`




Synoniemen:

waarom, waarvandaan
vanwege
voorzetsel


Uitspraak:

[vɑnˈwexə]
door


Voorbeeld:

`Vanwege de vakantie zijn wij gesloten tot 1 september.`




Synoniemen:

wegens, op grond van, omwille van
vanzelf
bijwoord


Uitspraak:

[vɑnˈzɛlf]
1) zonder hulp of invloed van buiten


Voorbeeld:

`Die kras verdwijnt niet vanzelf.`




Synoniemen:

uit zichzelf, automatisch, uit eigen beweging


2) vanzelfsprekend


Voorbeeld:

`Ga jij ook mee naar de bioscoop? Vanzelf!`




Synoniem:

vanzelfsprekend
vanzelfsprekend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɑnzɛlfˈsprekənt]
dat hoeft niet verder worden uitgelegd


Voorbeeld:

`Vanzelfsprekend is het ontbijt bij de prijs inbegrepen.`




Synoniemen:

vanzelf (2), natuurlijk, uiteraard, allicht
vaporiseren
werkw.


Uitspraak:

[vapori'zerə(n)]



Verbuigingen:

vaporiseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevaporiseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een vloeistof) tot nevel maken (met een verstuiver)


Synoniem:

verstuiven
vaporiseren
werkw.


Uitspraak:

[vapori'zerə(n)]



Verbuigingen:

vaporiseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevaporiseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een vloeistof) tot nevel maken (met een verstuiver)


Synoniem:

verstuiven
VAR
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het woord komt ook niet voor in de woordenlijsten die zijn goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 18 resultaten voor `VAR`.

Deze woorden staan wél in de database:
•aar•Afar•ar•baar•bar•daar•dar•far•gaar•haar•har•jaar•kaar•kar•kwar

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
VARA
zelfst.naamw.
[letterwoord], [afkorting] de afkorting voor 'Vereniging Arbeiders Radio Amateurs', een Nederlandse publieke radio- en televisieomroep
Voorbeeld: `De VARA zendt een actualiteitenprogramma uit. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
de varaan
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[va'ran]



Verbuigingen:

va|ranen (meerv.)
grote hagedis


Voorbeelden:

`komodovaraan`,
`reuzenvaraan`
de varaan
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[va'ran]



Verbuigingen:

va|ranen (meerv.)
grote hagedis


Voorbeelden:

`komodovaraan`,
`reuzenvaraan`
I de varen
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['varə(n)]



Verbuigingen:

varen|s (meerv.)
groene plant met lange bladeren met sporen
II varen
werkw.


Uitspraak:

['varə(n)]



Verbuigingen:

voer (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevaren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) je met een boot over het water bewegen


Voorbeeld:

`op de Noordzee varen`
ergens wel bij varen
(in een situatie zijn dat het goed met je gaat)
een plan laten varen
(een plan niet door laten gaan)
I varengroen
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur groen met RAL-nummer 6025.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het varengroen? `
II varengroen
bijv.naamw.

[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur groen, met RAL-nummer 6025.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een varengroene auto. `
I de varen
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['varə(n)]



Verbuigingen:

varen|s (meerv.)
groene plant met lange bladeren met sporen
II varen
werkw.


Uitspraak:

['varə(n)]



Verbuigingen:

voer (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevaren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) je met een boot over het water bewegen


Voorbeeld:

`op de Noordzee varen`
ergens wel bij varen
(in een situatie zijn dat het goed met je gaat)
een plan laten varen
(een plan niet door laten gaan)
variabel
bijv.naamw.


Uitspraak:

[variˈjabəl]
in staat om te variëren


Voorbeeld:

`variabele kosten`




Antoniem:

invariabel



Synoniem:

veranderlijk
de variabele
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vari'jabələ]



Verbuigingen:

variabele|n (meerv.)
grootheid met een waarde die niet constant is maar variabel


Voorbeelden:

`afhankelijke en onafhankelijke variabelen`,
`toevalsvariabele`
variabiliteit
zelfst.naamw.
[medisch] veranderlijkheid
de variant
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[variˈjɑnt]



Verbuigingen:

variant|en (meerv.)
iets met een andere vorm of andere eigenschappen dan de gewone versie


Voorbeelden:

`spelvariant`,
`een variant zijn op de oude uitvoering`
variantie
zelfst.naamw.
[statistiek] de gemiddelde waarde van het kwadraat van de afwijking van de variabele van de verwachte waarde of het gemiddelde
de variatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[variˈja(t)si]



Verbuigingen:

variatie|s (meerv.)
verschil tussen dingen die verder gelijk zijn


Voorbeelden:

`ergens variatie in brengen`,
`variaties op een thema`,
`voor de variatie`




Synoniem:

afwisseling
de variatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[variˈja(t)si]



Verbuigingen:

variatie|s (meerv.)
verschil tussen dingen die verder gelijk zijn


Voorbeelden:

`ergens variatie in brengen`,
`variaties op een thema`,
`voor de variatie`




Synoniem:

afwisseling
variëren
werkw.


Uitspraak:

[variˈjerə(n)]



Verbuigingen:

varieerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevarieerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iedere keer (een beetje) verschillen


Voorbeeld:

`De prijzen variëren van tien tot vijfendertig euro.`



2) een beetje anders maken


Voorbeeld:

`Kun je het tempo niet een beetje variëren?`
variëren
werkw.


Uitspraak:

[variˈjerə(n)]



Verbuigingen:

varieerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevarieerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iedere keer (een beetje) verschillen


Voorbeeld:

`De prijzen variëren van tien tot vijfendertig euro.`



2) een beetje anders maken


Voorbeeld:

`Kun je het tempo niet een beetje variëren?`
de variëteit
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[varijə'tɛit]



Verbuigingen:

variëteit|en (meerv.)
verschil tussen dingen die verder gelijk zijn


Voorbeelden:

`kleurvariëteit`,
`taalvariëteit`,
`vormvariëteit`




Synoniemen:

afwisseling, variatie
Varisi
zelfst.naamw.
[taal] een taal die op de Solomon-eilanden gesproken wordt Voorbeeld: `De taal Varisi wordt nog door 5000 mensen gesproken. `
varix
zelfst.naamw.
[medisch]: spatader
het varken
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvɑrkə(n)]



Verbuigingen:

varken|s (meerv.)
tam, dik, roze zwijn met een stompe neus en een krulstaartje dat vooral vanwege het vet en vlees wordt gefokt


Voorbeeld:

`varkens houden`
Zo dom als het achtereind van een varken.
(erg dom)
Vele varkens maken de spoeling dun.
(als je met veel mensen iets moet delen, krijgt iedereen maar weinig)
zo lui als een varken
(erg lui)
Dat slaat als een tang op een varken.
(dat is grote onzin)
varkensgras
zelfst.naamw.
[plantkunde] 'Polygonum', een geslacht van kruidachtige planten uit de duizendknoopfamilie 'Polygonaceae', dat wereldwijd zeer algemeen voorkomt, met name in de gematigde streken
varkenshaas
zelfst.naamw.
haas van een varken
de varkenshouderij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɑrkə(n)shɑudə'rɛi]



Verbuigingen:

varkenshouderij|en (meerv.)
agrarisch bedrijf waar varkens gefokt worden


Voorbeeld:

`De meeste varkenshouderijen werken volgens de methoden van de intensieve veehouderij.`
varkensleren
bijv.naamw.
van varkensleer vervaardigd
varkenslintworm
zelfst.naamw.
[dierkunde] [species|Taenia solium] is een lintworm die als gastheren de mens en varkens heeft
het varkensvlees
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvɑrkə(n)sfles]
vlees van een varken


Voorbeeld:

`Varkensvlees is erg vet.`
varroamijt
zelfst.naamw.
[imkerij], 'Varroa destructor' een uitwendige parasiet die voorkomt op insecten, maar zich alleen voort kan planten op het broed van honingbijen Voorbeeld: `Onbehandeld kan infectie met de varroamijt een bijenvolk vrijwel vernietigen. `
de varsity
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɑ:rsəti]



Verbuigingen:

varsity|'s (meerv.)
roeiwedstrijd waaraan alleen studenten mogen deelnemen


Voorbeeld:

`een varsity met Nederlandse studentenploegen`
vasculair
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɑsky'lɛ:r]
wat betrekking heeft op de (bloed)vaten


Voorbeelden:

`vasculaire aandoeningen`,
`cardiovasculair`
vasculitis
zelfst.naamw.
[medisch] vaatonsteking
de vaseline
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vazəˈlinə]
witte, vette zalf gemaakt uit petroleum en die veel in cosmetica wordt gebruikt
vasoactief
bijv.naamw.
[medisch] van invloed op de omvang van bloedvaten (samentrekking of verwijding) Voorbeeld: `Die ingreep zal vasoactieve gevolgen hebben. `
vasoconstrictie
zelfst.naamw.
[medisch] vaatvernauwing
vasoconstrictie
zelfst.naamw.
[medisch] vaatvernauwing
vasodilatatie
zelfst.naamw.
vaatverwijding.
vasodilatatie
zelfst.naamw.
vaatverwijding.
vasodilitatie
zelfst.naamw.
[medisch] vaatverwijding
vasomotorisch
bijv.naamw.
[medisch] invloed hebbend op de omvang van bloedvaten
vasopressine
zelfst.naamw.
bepaald hormoon in het menselijk lichaam, dat o.a. een belangrijke rol speelt bij de retentie van water
vasopressor
zelfst.naamw.
[medisch] een stof die de samentrekking van spierweefsel bevordert
I vast
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɑst]
1) goed verbonden met iets

2) stevig

3) onveranderlijk


Voorbeelden:

`een vaste baan hebben`,
`een vaste klant van de kroeg`,
`de vaste kosten/lasten`




Synoniemen:

blijvend, gegarandeerd

Voorbeeld:

`vast in het zadel zitten`




Antoniem:

onvast

Voorbeeld:

`De dop zit vast; ik krijg hem er niet af.`




Antoniemen:

vrij, los,
muurvast
(heel vast)
met vaste hand schrijven
(schrijven zonder te beven)
II vast
bijwoord


Uitspraak:

[vɑst]
1) zeer waarschijnlijk

2) zonder verder te wachten op iemand of iets


Voorbeeld:

`Begin maar vast, ik kom je zó helpen.`




Antoniem:

nog niet



Synoniem:

alvast

Voorbeeld:

`Je wordt vast de winnaar van het concours.`
vast en zeker
(zonder twijfel)
vastberaden
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɑs(t)bəˈradə(n)]
zonder te aarzelen


Voorbeeld:

`met vastberaden stappen de trap oplopen`




Synoniemen:

vastbesloten, gedecideerd, doortastend, resoluut
vastbesloten
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈvɑs(t)bəslotə(n)]
met het vaste voornemen iets te doen


Voorbeeld:

`Ik ben vastbesloten om die cursus te gaan volgen.`




Synoniem:

vastberaden
vastbinden
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑs(t)bɪndə(n)]



Verbuigingen:

bond vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgebonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vastmaken met touw


Voorbeeld:

`De ontvoerders hadden hem vastgebonden aan een verwarmingsbuis.`
het vasteland
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɑstəˈlɑnt]
groot stuk aaneengesloten land


Voorbeeld:

`Engeland en Ierland behoren niet tot het vasteland van Europa.`




Antoniem:

zee



Synoniem:

continent
vasten
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑstə(n)]



Verbuigingen:

vastte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met opzet niets of weinig eten gedurende een bepaalde periode


Voorbeeld:

`tijdens de ramadan vasten van zonsopgang tot zonsondergang`
de vastenmaand
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɑstə(n)mant]



Verbuigingen:

vastenmaand|en (meerv.)
maand waarin je als gelovige moslim overdag niet eet of drinkt


Voorbeeld:

`De vastenmaand valt op de negende maand van het islamitische jaar.`




Synoniem:

ramadan
vastbakken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `vastbakken`.

Dit woord staat wél in de database: •vastpakken

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vastbinden
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑs(t)bɪndə(n)]



Verbuigingen:

bond vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgebonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vastmaken met touw


Voorbeeld:

`De ontvoerders hadden hem vastgebonden aan een verwarmingsbuis.`
vastdraaien
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastdraaien`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vastgespen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastgespen`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Deze woorden staan wél in de database:
•vastgelopen•vastgespeld

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vastgrijpen
werkw
iets stevig in de handen pakken
Voorbeeld: `Uzzia greep de Ark des Verbonds vast en werd op slag gedood. `
[refl] 'zich ~ aan': zich verankeren door iets stevig beet te pakken
Voorbeeld: `Zij trachtten zich eraan vast te grijpen, maar de stroming was te sterk. `
vasthechten
werkw.


Uitspraak:

['vɑsthɛxtə(n)]



Verbuigingen:

hechtte vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgehecht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets aan iets anders vastmaken


Voorbeeld:

`twee bladen papier met nietjes aan elkaar vasthechten`
vasthouden
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑsthɑudə(n)]



Verbuigingen:

hield vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in je handen houden zonder los te laten


Voorbeeld:

`Hou jij die plank vast, dan timmer ik hem aan de muur.`
Ik hou mijn hart vast.
dit zeg je als je angstig bent over iets
vastklemmen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `vastklemmen`.
We hebben 6 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vastknopen
werkw.


Uitspraak:

['vɑs(t)knopə(n)]



Verbuigingen:

knoopte vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgeknoopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) twee of meerdere dingen aan elkaar knopen


Voorbeeld:

`twee stukken touw vastknopen`




Synoniem:

knopen


2) twee dingen samenvoegen, verbinden


Voorbeeld:

`ergens een waardeoordeel aan vastknopen`
vastkoeken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `vastkoeken`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vastleggen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑstlɛxə(n)]



Verbuigingen:

legde vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) registreren op papier, film, cd of foto


Voorbeeld:

`iets op schrift vastleggen`



2) zó leggen dat het niet kan worden weggehaald of veranderd


Voorbeeld:

`de boot vastleggen`
vastliggen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `vastliggen`.

Dit woord staat wél in de database: •vastleggen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vastlopen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑstlopə(n)]



Verbuigingen:

liep vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vastgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in een situatie komen dat je niet verder kunt


Voorbeelden:

`Het schip liep vast in de modderige bodem.`,
`De computer is vastgelopen.`,
`Het overleg liep vast op de weigering van de werkgevers.`
vastmaken
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑstmakə(n)]



Verbuigingen:

maakte vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat iets vast zit


Voorbeeld:

`de kabel vastmaken aan de paal`




Antoniem:

losmaken



Synoniem:

bevestigen
vastmeren
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastmeren`.
We hebben 7 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vastnaaien
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastnaaien`.
We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vastpennen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `vastpennen`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vastpinnen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastpinnen`.
We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vastplakken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastplakken`.
We hebben 12 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •vastpakken

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vastpraten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `vastpraten`.

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vastraken
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastraken`.

Dit woord staat wél in de database: •vastmaken

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vastschroeven
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastschroeven`.
We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
vastspelden
werkw.
met een of meer spelden vastmaken Voorbeeld: `Met een broche speldde ze haar hoofddoek vast op haar schouder. `
vaststaan
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑstan]



Verbuigingen:

stond vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zeker zijn


Voorbeeld:

`een vaststaand feit`



2) niet veranderen


Voorbeeld:

`Mijn besluit staat vast.`
vastvriezen
werkw.


Uitspraak:

['vɑs(t)frizə(n)]



Verbuigingen:

vroor vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vastgevroren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(in ijs) vast komen te zitten bij vriesweer


Voorbeeld:

`Deze morgen kon ik niet in mijn auto omdat de portieren vastgevroren waren.`
vastzetten
werkw.


Uitspraak:

['vɑstsɛtə(n)]



Verbuigingen:

zette vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) ervoor zorgen dat iets goed vast zit


Voorbeeld:

`een ladder eerst goed vastzetten voordat je erop klimt`




Synoniem:

blokkeren


2) (geld) op een spaarrekening zetten zodat je het een tijdje niet kunt gebruiken


Voorbeeld:

`je spaargeld vastzetten voor een lange periode en een hogere rente krijgen`



3) (bij schaken, dammen) een zet doen waardoor je tegenstander niet meer verder kan


Voorbeeld:

`je tegenstander vastzetten in een schaakspel`
vastzitten
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑstsɪtə(n)]



Verbuigingen:

zat vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgezeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zó zitten dat je het niet kunt bewegen


Voorbeeld:

`Die dop zit vast, ik krijg hem niet van de fles.`




Antoniem:

loslaten


2) in de gevangenis zitten


Voorbeeld:

`vastzitten wegens rijden onder invloed van alcohol`




Synoniem:

gevangenzitten


3) in moeilijkheden zitten en geen oplossing weten


Voorbeeld:

`Door een te optimistische planning kwam ik helemaal vast te zitten.`




Synoniemen:

klem zitten, in het nauw zitten
het vastgoed
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɑs(t)xut]
gebouwen en land


Voorbeelden:

`vastgoedmakelaar`,
`vastgoedsector`




Synoniem:

onroerend goed
de vastgoedmakelaar
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɑs(t)xutmakəlar]



Verbuigingen:

vastgoedmakelaar|s (meerv.)
beroep van iemand die helpt bij het kopen of verkopen van onroerend goed


Voorbeelden:

`je vestigen als vastgoedmakelaar`,
`een erkende vastgoedmakelaar`




Synoniem:

makelaar
de vastgoedsector
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɑs(t)xutsɛktɔr]
economische sector die betrekking heeft op het kopen en verkopen van onroerend goed


Voorbeeld:

`de nationale vastgoedsector`
vastgoedzeepbel
zelfst.naamw.
een economische zeepbel die periodiek voorkomt in vastgoedmarkten Voorbeeld: `De vastgoedzeepbel in de Verenigde Staten is een bedreiging voor de gehele economie. `
vastgrijpen
werkw.
iets stevig in de handen pakken
Voorbeeld: `Uzzia greep de Ark des Verbonds vast en werd op slag gedood. `
[refl] 'zich ~ aan': zich verankeren door iets stevig beet te pakken
Voorbeeld: `Zij trachtten zich eraan vast te grijpen, maar de stroming was te sterk. `
vasthechten
werkw.


Uitspraak:

['vɑsthɛxtə(n)]



Verbuigingen:

hechtte vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgehecht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets aan iets anders vastmaken


Voorbeeld:

`twee bladen papier met nietjes aan elkaar vasthechten`
vasthouden
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑsthɑudə(n)]



Verbuigingen:

hield vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in je handen houden zonder los te laten


Voorbeeld:

`Hou jij die plank vast, dan timmer ik hem aan de muur.`
Ik hou mijn hart vast
dit zeg je als je angstig bent over iets
vasthoudend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɑst'hɑudənt]
als je niet snel opgeeft


Voorbeeld:

`je op een vasthoudende manier inzetten voor iets`




Synoniemen:

volhardend, koppig
vastklampen
werkw.
door middel van klampen vast zetten

zich met inspanning ergens aan vasthouden
Voorbeeld: ` Het kind klampte zich aan zijn moeder vast . `
zich vastklampen aan
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑs(t)klɑmpə(n) an]



Verbuigingen:

klampte zich vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich vastgeklampt (volt.deelw.)
je krampachtig (ergens aan) vasthouden


Voorbeeld:

`zich aan de rand van het zwembad vastklampen`




Synoniem:

zich vastklemmen
zich vastklampen aan een illusie
(blijven geloven in iets dat niet meer geldt of waar is)
vastknopen
werkw.


Uitspraak:

['vɑs(t)knopə(n)]



Verbuigingen:

knoopte vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgeknoopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) twee of meerdere dingen aan elkaar knopen


Voorbeeld:

`twee stukken touw vastknopen`




Synoniem:

knopen


2) twee dingen samenvoegen, verbinden


Voorbeeld:

`ergens een waardeoordeel aan vastknopen`
vastleggen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑstlɛxə(n)]



Verbuigingen:

legde vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) registreren op papier, film, cd of foto


Voorbeeld:

`iets op schrift vastleggen`



2) zó leggen dat het niet kan worden weggehaald of veranderd


Voorbeeld:

`de boot vastleggen`
vastlijmen
werkw.


Uitspraak:

['vɑstlɛimə(n)]



Verbuigingen:

lijmde vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgelijmd (volt.deelw.)
iets met lijm vastmaken aan of op iets anders


Voorbeeld:

`twee houten plankjes vastlijmen`
vastlopen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑstlopə(n)]



Verbuigingen:

liep vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vastgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in een situatie komen dat je niet verder kunt


Voorbeelden:

`Het schip liep vast in de modderige bodem.`,
`De computer is vastgelopen.`,
`Het overleg liep vast op de weigering van de werkgevers.`
vastmaken
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑstmakə(n)]



Verbuigingen:

maakte vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat iets vast zit


Voorbeeld:

`de kabel vastmaken aan de paal`




Antoniem:

losmaken



Synoniem:

bevestigen
vastnemen
werkw.


Uitspraak:

['vɑstnemə(n)]



Verbuigingen:

nam vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgenomen (volt.deelw.)
met je handen pakken, nemen


Voorbeeld:

`de baby van je zus vastnemen`




Synoniem:

vastpakken
vastpakken
werkw.


Uitspraak:

['vɑs(t)pɑkə(n)]



Verbuigingen:

pakte vast (enkelv.volt.deelw.)



Verbuigingen:

heeft vastgepakt (volt.deelw.)
grijpen en vasthouden


Voorbeelden:

`iets vastpakken en het niet meer los laten`,
`De hond pakte zijn speeltje vast en bracht het naar zijn baasje.`




Synoniemen:

beetpakken, vastgrijpen, vastnemen
I vastrijden
werkw.


Uitspraak:

['vɑstrɛidə(n)]



Verbuigingen:

reed vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vastgereden (volt.deelw.)
al rijdend vastraken (in iets)


Voorbeeld:

`De auto was vastgereden in een maisveld.`
II zich vastrijden
reflexief werkw.


Uitspraak:

['vɑstrɛidə(n)]



Verbuigingen:

reed zich vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich vastgereden (volt.deelw.)
je al rijdend (ergens in) vastzetten


Voorbeeld:

`Ik heb mij vanmorgen vastgereden in de modder.`
vastspelden
werkw.
met een of meer spelden vastmaken Voorbeeld: `Met een broche speldde ze haar hoofddoek vast op haar schouder. `
vastspijkeren
werkw.
met spijkers bevestigen Voorbeeld: `Hij spijkerde de klamp vast met betonspijkers. `
vaststaan
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑstan]



Verbuigingen:

stond vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zeker zijn


Voorbeeld:

`een vaststaand feit`



2) niet veranderen


Voorbeeld:

`Mijn besluit staat vast.`
vaststaand
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vɑstant]
1) als iets zeker is


Voorbeeld:

`vaststaande feiten die niemand kan ontkennen`



2) als iets niet meer verandert


Voorbeeld:

`een vaststaande bonus krijgen`



3) als iets niet (meer) beweegt of kan bewegen


Voorbeelden:

`vaststaande handdoekhouder`,
`vaststaande messen`
vaststellen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑstɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bepalen of merken dat iets op een bepaalde manier is


Voorbeelden:

`de prijs vaststellen`,
`vaststellen dat hij al is vertrokken`




Synoniem:

constateren
de vaststelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɑstɛlɪŋ]



Verbuigingen:

vaststelling|en (meerv.)
het vaststellen of dat wat vastgesteld is


Voorbeelden:

`de vaststelling van een grondwet`,
`vaststellingsovereenkomst`
tot de vaststelling komen dat
(constateren dat)
vasten
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑstə(n)]



Verbuigingen:

vastte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met opzet niets of weinig eten gedurende een bepaalde periode


Voorbeeld:

`tijdens de ramadan vasten van zonsopgang tot zonsondergang`
vastvriezen
werkw.


Uitspraak:

['vɑs(t)frizə(n)]



Verbuigingen:

vroor vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vastgevroren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(in ijs) vast komen te zitten bij vriesweer


Voorbeeld:

`Deze morgen kon ik niet in mijn auto omdat de portieren vastgevroren waren.`
vastvriezen
werkw.


Uitspraak:

['vɑs(t)frizə(n)]



Verbuigingen:

vroor vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vastgevroren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(in ijs) vast komen te zitten bij vriesweer


Voorbeeld:

`Deze morgen kon ik niet in mijn auto omdat de portieren vastgevroren waren.`
vastzetten
werkw.


Uitspraak:

['vɑstsɛtə(n)]



Verbuigingen:

zette vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) ervoor zorgen dat iets goed vast zit


Voorbeeld:

`een ladder eerst goed vastzetten voordat je erop klimt`




Synoniem:

blokkeren


2) (geld) op een spaarrekening zetten zodat je het een tijdje niet kunt gebruiken


Voorbeeld:

`je spaargeld vastzetten voor een lange periode en een hogere rente krijgen`



3) (bij schaken, dammen) een zet doen waardoor je tegenstander niet meer verder kan


Voorbeeld:

`je tegenstander vastzetten in een schaakspel`
vastzitten
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑstsɪtə(n)]



Verbuigingen:

zat vast (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgezeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zó zitten dat je het niet kunt bewegen


Voorbeeld:

`Die dop zit vast, ik krijg hem niet van de fles.`




Antoniem:

loslaten


2) in de gevangenis zitten


Voorbeeld:

`vastzitten wegens rijden onder invloed van alcohol`




Synoniem:

gevangenzitten


3) in moeilijkheden zitten en geen oplossing weten


Voorbeeld:

`Door een te optimistische planning kwam ik helemaal vast te zitten.`




Synoniemen:

klem zitten, in het nauw zitten
vastzitten aan
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑstsɪtə(n) an]



Verbuigingen:

zat vast aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vastgezeten aan (volt.deelw.)
verplicht zijn iets te doen


Voorbeelden:

`vastzitten aan een contract`,
`Daar zitten verplichtingen aan vast.`




Synoniem:

gebonden zijn aan
het vat
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɑt]



Verbuigingen:

vat|en (meerv.)
1) afsluitbare ton om bijvoorbeeld bier of wijn in te bewaren
2) bloedvat


Voorbeeld:

`een vat afbinden tijdens een operatie`



Voorbeelden:

`houten vaten`,
`een nieuw vat aanslaan/openen`
uit een ander vaatje tappen
(het anders doen)
Wat in het vat zit verzuurt niet.
(als je iets uitstelt, kan het nog wel gebeuren)
geen vat op iemand krijgen
(iemand niet kunnen beïnvloeden)
aanvatten
werkw.


Uitspraak:

['anvɑtə(n)]



Verbuigingen:

vatte aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangevat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) aanpakken


Voorbeeld:

`Bedrijven moeten tijdens een economische crisis elk voordeel aanvatten.`




Synoniem:

aangrijpen


2) beginnen


Voorbeeld:

`een stage al de volgende dag kunnen aanvatten`
opvatten
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpfɑtə(n)]



Verbuigingen:

vatte op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgevat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iets) op een bepaalde manier interpreteren


Voorbeelden:

`Dat moet je niet persoonlijk opvatten.`,
`iets niet te licht opvatten`



2) (weer) met iets beginnen


Voorbeelden:

`je gewone leven weer opvatten`,
`de werkzaamheden weer opvatten`,
`je studie weer opvatten`
een plan opvatten
(iets van plan zijn)
samenvatten
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)vɑtə(n)]



Verbuigingen:

vatte samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengevat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een tekst) inkorten tot de belangrijkste elementen


Voorbeeld:

`Ik heb een aflevering gemist. Kun je de inhoud even voor me samenvatten?`
vatbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈvɑdbar]
gevoelig voor ziektes, bederf en andere (negatieve) dingen


Voorbeelden:

`erg vatbaar voor ontstekingen zijn`,
`zonder bescherming is het systeem vatbaar voor computervirussen`




Antoniem:

immuun
de vatbaarheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɑdbarhɛit]
mate waarin je voor iets vatbaar bent


Voorbeelden:

`levensvatbaarheid`,
`toerekeningsvatbaarheid`
het vat
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɑt]



Verbuigingen:

vat|en (meerv.)
1) afsluitbare ton om bijvoorbeeld bier of wijn in te bewaren
2) bloedvat


Voorbeeld:

`een vat afbinden tijdens een operatie`






Voorbeelden:

`houten vaten`,
`een nieuw vat aanslaan/openen`
uit een ander vaatje tappen
(het anders doen)
Wat in het vat zit verzuurt niet.
(als je iets uitstelt, kan het nog wel gebeuren)
geen vat op iemand krijgen
(iemand niet kunnen beïnvloeden)
Vaticaans
bijv.naamw.
[demoniem] op Vaticaanstad betrekking hebbend
Vatra Dornei
zelfst.naamw.
[toponiem|land=Roemenië] een stadje in het noorden van Roemenië in het district van Suceava
aanvatten
werkw.


Uitspraak:

['anvɑtə(n)]



Verbuigingen:

vatte aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangevat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) aanpakken


Voorbeeld:

`Bedrijven moeten tijdens een economische crisis elk voordeel aanvatten.`




Synoniem:

aangrijpen


2) beginnen


Voorbeeld:

`een stage al de volgende dag kunnen aanvatten`
vatten
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑtə(n)]



Verbuigingen:

vatte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) vastpakken
2) begrijpen


Voorbeeld:

`Ik vat het nog steeds niet.`




Synoniemen:

bevatten, snappen


Voorbeeld:

`iemand bij de schouders vatten`
kou vatten
(verkouden worden)
de vaudeville
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vodə'vil]



Verbuigingen:

vaudeville|s (meerv.)
toneelstuk waarin vrolijke en komische liedjes gezongen worden


Voorbeeld:

`Vaudeville is ontstaan in New York in de negentiende eeuw.`
de vaudeville
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vodə'vil]



Verbuigingen:

vaudeville|s (meerv.)
toneelstuk waarin vrolijke en komische liedjes gezongen worden


Voorbeeld:

`Vaudeville is ontstaan in New York in de negentiende eeuw.`
de vazal
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[va'zɑl]



Verbuigingen:

vazal|len (meerv.)
(in de middeleeuwen) iemand die onder de bescherming van een heer stond en die hem daarvoor in ruil diensten bewees


Voorbeelden:

`vazallenplicht`,
`vazallenstaat`,
`kroonvazal`




Synoniem:

leenman
de vaas
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vas]



Verbuigingen:

vazen (meerv.)
kan of vat om bloemen in te zetten


Voorbeeld:

`een vaas met rozen`
VDSL
zelfst.naamw.
[initiaalwoord], [afkorting] de afkorting voor 'Very-high-bitrate Digital Subscriber Line', een snelle internetverbinding via de telefoonlijn Voorbeeld: `VDSL heeft een asymetrische bandbreedte net als ADSL, maar een hogere datasnelheid. `
ve
afkorting
vervuilingseenheid water


Voorbeeld:

`Aan de hand van de v.e. worden in Nederland de verontreinigingsheffing en zuiveringsheffing vastgesteld.`
aanvechten
werkw.


Uitspraak:

['anvɛxtə(n)]



Verbuigingen:

vocht aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangevochten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeggen dat iets niet juist is


Voorbeelden:

`een staking juridisch aanvechten`,
`een parkeerboete aanvechten`




Synoniem:

betwisten
invlechten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `invlechten`.

Dit woord staat wél in de database: •vlechten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
uitvechten
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytfɛxtə(n)]



Verbuigingen:

vocht uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevochten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door vechten of discussiëren tot een oplossing komen


Voorbeeld:

`Dat vechten jullie maar buiten uit.`
vechten
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɛxtə(n)]



Verbuigingen:

vocht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevochten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
strijden met lichamelijk geweld


Voorbeelden:

`Toen ze er met woorden niet uitkwamen, begonnen ze te vechten.`,
`een robbertje/potje/partijtje vechten`
vechten voor een betere samenleving
(je hevig inspannen voor een betere samenleving)
de vechtpartij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvɛx(t)pɑrtɛi]



Verbuigingen:

vechtpartij|en (meerv.)
gevecht


Voorbeeld:

`een blauw oog oplopen bij een vechtpartij`
de vechtsport
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɛx(t)spɔrt]



Verbuigingen:

vechtsport|en (meerv.)
het vechten tegen anderen als sport


Voorbeelden:

`Judo, karate, boksen en worstelen zijn voorbeelden van vechtsporten.`,
`oosterse vechtsporten`
Vechtstreek
zelfst.naamw.
het gebied rond de Vecht tussen Utrecht en Muiden
vectoriseren
werkw.
omzetten van rasterafbeeldingen naar lijnafbeeldingen Voorbeeld: `Het verdient aanbeveling om die afbeelding te vectoriseren. `
de veda
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['veda]



Verbuigingen:

Veda|'s (meerv.)
heilig boek dat een belangrijk onderdeel is van het hindoeïsme


Voorbeeld:

`De Rig Veda is de oudste Veda die bij de Ariërs ontstaan zou zijn.`
vedel
zelfst.naamw.
[muziekinstrument], [verouderd] een eenvoudig strijkinstrument in verschillende uitvoeringen Voorbeeld: `De vedel is een voorloper van de huidige viool. `
vedelen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `vedelen`.

Deze woorden staan wél in de database:
•bedelen•meedelen•poedelen•vedel•vedelden•verdelen•vergelen•vervelen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de veder
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vedər]



Verbuigingen:

veder|s (meerv.)
elk van de pennen met haren die de huid van vogels bedekken


Voorbeelden:

`vederbont`,
`vedergewicht`




Synoniem:

veer (2)
het vedergewicht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vedərxəwɪxt]



Verbuigingen:

vedergewicht|en (meerv.)
(bij het boksen) één gewichtsklasse lager dan het lichtgewicht of een bokser in die gewichtsklasse sport


Voorbeeld:

`De Cubaanse bokser verdedigde zijn titel bij de vedergewichten.`




Antoniemen:

lichtgewicht, zwaargewicht,



Synoniem:

pluimgewicht
de vedette
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[və'dɛtə]



Verbuigingen:

vedette|n, vedette|s (meerv.)
vooraanstaand of bekend persoon


Voorbeelden:

`sportvedette`,
`filmvedette`
vedisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vedis]
wat betrekking heeft op de Veda's


Voorbeelden:

`vedische geschriften`,
`vedische astrologie`
het vee
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ve]
tamme dieren die je houdt voor het vlees, de melk, de wol enz.


Voorbeeld:

`In de winter staat het vee op stal.`
de vee-industrie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['veɪndʏstri]
het houden en fokken van veel vee op een kleine oppervlakte, waarbij de dieren als een industrieel product behandeld worden en niet als levende wezens


Voorbeeld:

`campagne voeren tegen de slechte omstandigheden in de vee-industrie`
veearts
zelfst.naamw.
[medisch] iemand die zich specialiseert in de geneeskunst van dieren Voorbeeld: `Hij wil veearts worden. `
veearts
zelfst.naamw.
[medisch] iemand die zich specialiseert in de geneeskunst van dieren Voorbeeld: `Hij wil veearts worden. `
veeartsenij
zelfst.naamw.
de gezondheidszorg van dieren Voorbeeld: `De veeartsenij is altijd haar grote liefde geweest. `
de veeg
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vex]



Verbuigingen:

vegen (meerv.)
1) beweging waarbij je langs iets strijkt
2) vlek in de vorm van een streep die je maakt door ergens langs te vegen


Voorbeeld:

`Er zit een zwarte veeg op je mouw.`


Voorbeeld:

`Met één veeg alles uitwissen`
iemand een veeg uit de pan geven
iemand op een hatelijke manier bekritiseren)
aanvegen
werkw.
vegend reinigen Voorbeeld: `Tijdens mijn schooltijd heb ik vaak voor straf het schoolplein moeten aanvegen. `
afvegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfexə(n)]



Verbuigingen:

veegde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgeveegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een vegende beweging weghalen of schoonmaken


Voorbeelden:

`je tranen afvegen`,
`je mond afvegen aan een servet`
opvegen
werkw.


Uitspraak:

['ɔpfexə(n)]



Verbuigingen:

veegde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgeveegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) schoonmaken door te vegen


Voorbeeld:

`Als je iets vuil maakt, dan moet je het ook zelf opvegen!`
je kunt me opvegen
(ik ben aan het eind van mijn krachten)
schoonvegen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `schoonvegen`.
We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Er zijn geen spellingsuggesties gevonden

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
uitvegen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `uitvegen`.
We hebben 6 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Deze woorden staan wél in de database:
•uitwegen•vegen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
wegvegen
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegvegen`.
We hebben 8 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder

Dit woord staat wél in de database: •wegvagen

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
aanvegen
werkw.
vegend reinigen Voorbeeld: `Tijdens mijn schooltijd heb ik vaak voor straf het schoolplein moeten aanvegen. `
vegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvexə(n)]



Verbuigingen:

veegde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geveegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) schoonmaken door met een bezem of borstel ergens langs te strijken


Voorbeelden:

`de vloer vegen`,
`de schoorsteen vegen`,
`je voeten vegen aan de deurmat`



2) door ergens langs te strijken verplaatsen of verwijderen


Voorbeeld:

`de tranen van je wangen vegen`
van de kaart vegen
(totaal vernietigen)
onder het tapijt vegen
(doen alsof (een lastige kwestie) niet bestaat) Synoniem: negeren
veehoeve
zelfst.naamw.
een boerenbedrijf waar met name veeteelt bedreven wordt
veehoeve
zelfst.naamw.
een boerenbedrijf waar met name veeteelt bedreven wordt
de veehouderij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vehɑudə'rɛi]



Verbuigingen:

veehouderij|en (meerv.)
bedrijf waar vee gehouden en gefokt wordt


Voorbeeld:

`melkveehouderij`




Synoniem:

veeteelt
I veel
bijwoord


Uitspraak:

[vel]
1) in grote mate

2) vaak


Voorbeeld:

`veel naar het theater gaan`

Voorbeeld:

`Zij is veel jonger dan haar broer.`
veel geven om (iemand)
(veel houden van iemand)
veel houden van (iets of iemand)
(dol zijn op (iets of iemand))
II veel
telwoord


Uitspraak:

[vel]
1) groot aantal
2) grote hoeveelheid


Voorbeeld:

`veel melk`


Voorbeeld:

`veel mensen`




Synoniem:

tig
Weet ik veel!
geïrriteerde reactie als je iets niet weet
Het werd hem te veel.
(hij kon het niet meer verdragen)
veelal
bijwoord


Uitspraak:

['velɑl]
in de meeste gevallen, grotendeels


Voorbeeld:

`Meisjes zijn veelal rustiger dan jongens.`
veelbelovend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[velbəˈlovənt]
met veel mogelijkheden in de toekomst


Voorbeeld:

`Als jongetje was hij al een veelbelovende voetballer.`
veelbesproken
bijv.naamw.


Uitspraak:

[velbə'sprokə(n)]
als er veel over iets of iemand gesproken wordt


Voorbeelden:

`een veelbesproken onderwerp`,
`veelbesproken personen`
veelbetekenend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[velbəˈtekənənt]
met een duidelijke, maar niet uitgesproken bedoeling of betekenis


Voorbeeld:

`De keuze voor die plek is veelbetekenend.`




Synoniemen:

veelzeggend, betekenisvol
iemand een veelbetekenende blik toewerpen
(iemand met bijbedoelingen aankijken)
veelbewogen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[velbə'woxə(n)]
met veel ingrijpende gebeurtenissen


Voorbeelden:

`een veelbewogen leven`,
`een veelbewogen jaar achter de rug hebben`
veeleer
bijwoord


Uitspraak:

['veler]
wat meer overeenkomt met de werkelijkheid


Voorbeeld:

`Het was veeleer zijn schuld dan de onze.`




Synoniem:

eerder (2)
veeleisend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vel'ɛisənt]
met veel of hoge eisen


Voorbeeld:

`de veeleisende gebruikers van het computerprogramma`




Synoniem:

kieskeurig
veelgeprezen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[velxə'prezə(n)]
waar met veel lof over gesproken wordt


Voorbeelden:

`een veelgeprezen film`,
`een veelgeprezen schrijver`
veelhoek
zelfst.naamw.
[wiskunde] een gesloten stelsel lijnsegmenten die samen een plat vlak omsluiten
veelhoek
zelfst.naamw.
[wiskunde] een gesloten stelsel lijnsegmenten die samen een plat vlak omsluiten
veelkleurig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vel'klørəx]
met veel verschillende (felle) kleuren


Voorbeelden:

`een veelkleurige vlinder`,
`een veelkleurig dekentje`
veelomvattend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[velɔmˈvɑtənt]
uitgebreid


Voorbeeld:

`veelomvattende begeleiding bieden`




Synoniemen:

ruim, uitvoerig
de veelpleger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['velplexər]



Verbuigingen:

veelpleger|s (meerv.)
iemand die al veel misdaden gepleegd heeft


Voorbeelden:

`een minderjarige veelpleger`,
`bekend staan als veelpleger`




Synoniem:

draaideurcrimineel
het veelvoud
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvelvɑut]



Verbuigingen:

veelvoud|en (meerv.)
getal dat een aantal keren een bepaald getal is


Voorbeeld:

`Veertien en eenentwintig zijn veelvouden van zeven.`
veelvraat
zelfst.naamw.
[dierkunde] 'Gulo gulo', een marterachtig roofdier, de grootste in de familie 'Mustelidae'
veelvraat
zelfst.naamw.
[dierkunde] 'Gulo gulo', een marterachtig roofdier, de grootste in de familie 'Mustelidae'
veelvuldig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[velˈvʏldəx]
vaak


Voorbeeld:

`veelvuldig gestelde vragen`




Synoniemen:

frequent, talrijk
veelzeggend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[velˈzɛxənt]
met een duidelijke, maar niet uitgesproken bedoeling of betekenis


Voorbeeld:

`Een veelzeggend gebaar maken.`




Antoniem:

nietszeggend



Synoniem:

veelbetekenend
veelzijdig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[velˈzɛidəx]
goed in of bruikbaar voor verschillende dingen


Voorbeelden:

`Zij is een veelzijdige zangeres, ze zingt zowel jazz als klassieke muziek.`,
`een veelzijdig stuk gereedschap`
veem
zelfst.naamw.
[verouderd], [juridisch], [middeleeuwen] een veemgericht, een vaak geheime rechtbank van vrije burgers voor strafzaken

[verouderd] een groep eedgenoten of vennoten

vennootschap of gebouw voor het opslaan van goederen
Voorbeeld: `Op de kaasmarkt zijn de dragers van de verschillende vemen te herkennen aan de kleur van hun linten. `
het veen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ven]



Verbuigingen:

venen (meerv.)
natte, zuurstofarme grondsoort waarvan de gedroogde variant turf genoemd wordt


Voorbeelden:

`veengrond`,
`laagveen`,
`hoogveen`
de veenbes
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['venbɛs]



Verbuigingen:

veenbes|sen (meerv.)
soort bosbes waarvan onder andere drankjes gemaakt worden


Voorbeelden:

`veenbessensap`,
`de kleine veenbes`




Synoniem:

cranberry
I het veer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ver]



Verbuigingen:

veren (meerv.)
vaartuig waarmee je een water (2) over kunt steken


Voorbeeld:

`Daar kun je het veer over de Lek nemen.`




Synoniem:

veerpont
zo licht als een veertje
(zeer licht)
vroeg uit de veren moeten
(vroeg moeten opstaan)
iemand een veer in zijn kont steken
(iemand een compliment geven)
pronken met andermans veren
(een goede indruk maken met wat van anderen is of wat anderen hebben gedaan)
een veer moeten laten
(tevreden moeten zijn met minder dan je had gewild)
II de veer
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ver]



Verbuigingen:

veren (meerv.)
1) elk van de pennen met haren die de huid van vogels bedekken


Voorbeelden:

`ganzenveer`,
`de veren van een pauw`
2) metalen draad die in een spiraal is gewonden die kan uitrekken en weer terugspringen


Voorbeelden:

`De veer is gesprongen.`,
`horlogeveer`




Synoniem:

springveer
de veerboot
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['verbot]



Verbuigingen:

veer|boten (meerv.)
boot of schip waarmee je een water (2) kunt oversteken


Voorbeeld:

`een veerboot waarmee je mensen naar de overkant van de rivier brengt`




Synoniem:

veerpont
veren
bijv.naamw.


Uitspraak:

['verə(n)]
met of uit veren (gemaakt)


Voorbeelden:

`een veren dekbed`,
`een veren kussen`
veren
bijv.naamw.


Uitspraak:

['verə(n)]
met of uit veren (gemaakt)


Voorbeelden:

`een veren dekbed`,
`een veren kussen`
de veerkracht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈverkrɑxt]
1) (van iets) vermogen om na te zijn uitgerekt of ingedrukt, weer de oorspronkelijke vorm of positie aan te nemen technisch


Voorbeeld:

`een kabel met veel veerkracht`



2) (van iemand) vermogen om snel te herstellen psychologie


Voorbeeld:

`Na een lange beklimming de veerkracht van de wielrenners op de proef stellen.`
veerkrachtig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ver'krɑxtəx]
met veerkracht (van iets of iemand)


Voorbeelden:

`een veerkrachtige persoonlijkheid`,
`een veerkrachtig stukje draad`
veerman
zelfst.naamw.
[beroep] een persoon die een veer bedient Voorbeeld: `Op weg naar de onderwereld ontmoette Enlil de veerman die hem over de rivier zette die de werelden van de levenden en de doden scheidt. `
veerman
zelfst.naamw.
[beroep] een persoon die een veer bedient Voorbeeld: `Op weg naar de onderwereld ontmoette Enlil de veerman die hem over de rivier zette die de werelden van de levenden en de doden scheidt. `
veerman
zelfst.naamw.
[beroep] een persoon die een veer bedient Voorbeeld: `Op weg naar de onderwereld ontmoette Enlil de veerman die hem over de rivier zette die de werelden van de levenden en de doden scheidt. `
de veerpont
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['verpɔnt]



Verbuigingen:

veerpont|en (meerv.)
boot of schip waarmee je een water (2) kunt oversteken


Voorbeeld:

`een veerpont die auto's vervoert`




Synoniemen:

veerboot, pont
de veerpont
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['verpɔnt]



Verbuigingen:

veerpont|en (meerv.)
boot of schip waarmee je een water (2) kunt oversteken


Voorbeeld:

`een veerpont die auto's vervoert`




Synoniemen:

veerboot, pont
de veerring
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['verɪŋ]



Verbuigingen:

veerringetjes (verkleinwoord)



Verbuigingen:

veerringen (meerv.)
open ring gebruikt bij moerverbindingen


Voorbeeld:

`de veerring voorkomt dat de moer lostrilt`
veren
bijv.naamw.


Uitspraak:

['verə(n)]
met of uit veren (gemaakt)


Voorbeelden:

`een veren dekbed`,
`een veren kussen`
veertien
telwoord


Uitspraak:

[ˈvertin]
het getal 14


Voorbeeld:

`betalen binnen veertien dagen`
veertiende
rangtelwoord


Uitspraak:

[ˈvertində]
in een volgorde>
nummer 14


Voorbeeld:

`koning Lodewijk de Veertiende`
vees
zelfst.naamw.


Herkomst:

Vlaams
buikwind biologie


Voorbeeld:

`Nadat hij de avond tevoren capucijners had gegeten liet hij de dag erna de éne vees na de andere.`




Synoniemen:

scheet, veest
de veestapel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈvestapəl]



Verbuigingen:

veestapel|s (meerv.)
al het vee van een boerderij of een gebied


Voorbeeld:

`De veestapel omvat schapen, rundvee, kippen en enkele varkens.`
veesten
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie.
Op encyclo vindt u één resultaat voor `veesten`.

Deze woorden staan wél in de database:
•beesten•eesten•feesten•geesten•leesten•queesten•veestten•verasten•vesten

Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten:
Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`)
Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet.
de veeteelt
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈvetelt]
het fokken en houden van vee


Voorbeeld:

`landbouw en veeteelt`




Synoniem:

veehouderij
intensieve veeteelt
(het fokken en houden van vee met een maximale productie als doel)
de veewagen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vewaxə(n)]



Verbuigingen:

veewagen|s (meerv.)
voertuig waarin vee vervoerd wordt


Voorbeeld:

`een veewagen met varkens`
veg
afkorting
Vrije Evangelische Gemeenten religie


Voorbeeld:

`De VEG behoren tot het protestantisme, welke vaak samenwerken in een overkoepelende organisatie.`
de veganist
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vexa'nɪst]



Verbuigingen:

veganist|en (meerv.)



de veganist|e
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vexa'nɪst|ə]



Verbuigingen:

veganiste|s (meerv.)
iemand die geen vlees eet maar ook geen andere dingen gebruikt die van dieren afkomstig zijn


Voorbeeld:

`Een veganist eet bijvoorbeeld geen eieren en drinkt geen melk.`
vegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvexə(n)]



Verbuigingen:

veegde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geveegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) schoonmaken door met een bezem of borstel ergens langs te strijken


Voorbeelden:

`de vloer vegen`,
`de schoorsteen vegen`,
`je voeten vegen aan de deurmat`



2) door ergens langs te strijken verplaatsen of verwijderen


Voorbeeld:

`de tranen van je wangen vegen`
van de kaart vegen
(totaal vernietigen)
onder het tapijt vegen
(doen alsof (een lastige kwestie) niet bestaat) Synoniem: negeren
de vegetariër
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vexəˈtarijər]



Verbuigingen:

vegetariër|s (meerv.)
iemand die geen voedsel eet dat van gedode dieren afkomstig is
vegetarisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vexəˈtaris]
van of voor vegetariërs


Voorbeeld:

`een vegetarische maaltijd`
vegetarisch zijn
(vegetariër zijn)
de vegetatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vexə'ta(t)si]



Verbuigingen:

vegetatie|s (meerv.)
geheel van planten die in een bepaalde omgeving voorkomen


Voorbeelden:

`moerasvegetatie`,
`woestijnvegetatie`,
`vegetatiegebied`
vegetatief
bijv.naamw.
[medisch] buiten het bewustzijn om
vegeteren
werkw.


Uitspraak:

[vexəˈterə(n)]



Verbuigingen:

vegeteerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevegeteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
leven als een plant


Voorbeeld:

`in coma raken en de rest van je leven vegeteren`
vegeteren
werkw.


Uitspraak:

[vexəˈterə(n)]



Verbuigingen:

vegeteerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevegeteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
leven als een plant


Voorbeeld:

`in coma raken en de rest van je leven vegeteren`
vehement
bijv.naamw.
Sterk, onstuimig, hevig, geweldig, heftig, hartstochtelijk, gewelddadig
vehiculum
zelfst.naamw.
[medisch] een drager
het vehikel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ve'hikəl]



Verbuigingen:

vehikel|s (meerv.)
auto of ander vervoermiddel voor op het land


Voorbeeld:

`vehikels voor grote gezinnen`




Synoniem:

voertuig
I vei
afkorting
het kenniscentrum voor de elektro-sector in Vlaanderen elektrotechniek


Voorbeeld:

`VEI is opgericht onder impuls van de 3 beroepsfederaties voor elektro-installatiebedrijven.`
II VEI
afkorting
vulkanische explosiviteits index (een maat voor de explosieve kracht van een vulkaanuitbarsting) geografie


Voorbeeld:

`De VEI bestaat uit acht klasses, onder andere gebaseerd op het volume van het uitgeworpen tefra.`
III vei
bijv.naamw.
vettig (van aarde), vruchtbaar (van grond)


Voorbeeld:

`Na het ploegen liggen er rijen vettige veie aarde op het land.`




Synoniem:

groeizaam
I veil
zelfst.naamw.
[plantkunde] klimop
Voorbeeld: `Een vloer van donzig mos; de doorgang wild gesierd<br>Met geitenblad; het veil, dat aan de wanden zwiert, <ref>A.C.W. Staring</ref> `
II veil
bijv.naamw.

[verouderd] te koop, beschikbaar tegen geld
veilen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɛilə(n)]



Verbuigingen:

veilde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geveild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in het openbaar (iets) verkopen aan degene die er het meest voor wil betalen


Voorbeeld:

`een huis veilen`
veilen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɛilə(n)]



Verbuigingen:

veilde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geveild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in het openbaar (iets) verkopen aan degene die er het meest voor wil betalen


Voorbeeld:

`een huis veilen`
veilig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈvɛiləx]
zonder of buiten gevaar


Voorbeelden:

`Via een zebrapad de straat veilig oversteken.`,
`We zijn veilig en wel op onze bestemming aangekomen.`
Het sein staat op veilig.
(het sein geeft aan dat er geen gevaar is)
De kust is veilig.
(je kunt er veilig door of langs)
de veiligheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvɛiləxhɛit]



Verbuigingen:

veilig|heden (meerv.)
veilige toestand of situatie


Voorbeeld:

`de kinderen in veiligheid brengen`
het veiligheidsbeleid
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɛiləxhɛitsbəlɛit]
manier waarop de algemene veiligheid in een land of gebied geregeld wordt (door de overheid)


Voorbeelden:

`het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB)`,
`een integraal veiligheidsbeleid`
veiligheidsdienst
zelfst.naamw.
dienst om de veiligheid van een land, een gebouw enz. te verzekeren

[verouderd] voorpostendienst
de veiligheidsgordel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɛiləxhɛitsxɔrdəl]



Verbuigingen:

veiligheidsgordel|s (meerv.)
smalle band van stevig materiaal om jezelf in de auto vast te maken


Voorbeeld:

`In de meeste auto's zijn vijf veiligheidsgordels aanwezig: twee voorin en drie achterin.`




Synoniem:

veiligheidsriem
de veiligheidsgordel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɛiləxhɛitsxɔrdəl]



Verbuigingen:

veiligheidsgordel|s (meerv.)
smalle band van stevig materiaal om jezelf in de auto vast te maken


Voorbeeld:

`In de meeste auto's zijn vijf veiligheidsgordels aanwezig: twee voorin en drie achterin.`




Synoniem:

veiligheidsriem
veiligheidshalve
bijwoord
uit veiligheid Voorbeeld: `Na meldingen over een penetrante gaslucht werd veiligheidshalve een school ontruimd. `
veiligheidsklep
zelfst.naamw.
een klep die een opening in een reservoir of een leiding afsluit en die geopend wordt als de inwendige spanning te hoog wordt Voorbeeld: `Stoomketels moeten wettelijk voorzien zijn van veiligheidskleppen. `
veiligheidsklep
zelfst.naamw.
een klep die een opening in een reservoir of een leiding afsluit en die geopend wordt als de inwendige spanning te hoog wordt Voorbeeld: `Stoomketels moeten wettelijk voorzien zijn van veiligheidskleppen. `
veiligheidsreden
zelfst.naamw.
een beweegreden die de bevordering van de veiligheid betreft Voorbeeld: `Is daar een degelijke veiligheidsreden voor te noemen? `
de veiligheidsriem
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɛiləxhɛitsrim]



Verbuigingen:

veiligheidsriem|en (meerv.)
smalle band van stevig materiaal om jezelf in de auto vast te maken


Voorbeeld:

`je veiligheidsriem vastmaken`




Synoniem:

veiligheidsgordel
veiligheidsschoen
zelfst.naamw.
[kleding] een stevige schoen, hoog of laag, met versterkte zool en bescherming van de tenen
veiligheidsschoen
zelfst.naamw.
[kleding] een stevige schoen, hoog of laag, met versterkte zool en bescherming van de tenen
de veiligheidsspeld
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈvɛiləxhɛitspɛlt]



Verbuigingen:

veiligheidsspeld|en (meerv.)
speld waarmee je iets kunt vastmaken en waarvan de scherpe punt in een kapje zit zodat je je niet kunt bezeren


Voorbeeld:

`de luier vastzetten met een veiligheidsspeld`
de veiligheidsspeld
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈvɛiləxhɛitspɛlt]



Verbuigingen:

veiligheidsspeld|en (meerv.)
speld waarmee je iets kunt vastmaken en waarvan de scherpe punt in een kapje zit zodat je je niet kunt bezeren


Voorbeeld:

`de luier vastzetten met een veiligheidsspeld`
de veiling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvɛilɪŋ]



Verbuigingen:

veiling|en (meerv.)
plaats waar wordt geveild


Voorbeelden:

`veilinghuis`,
`bloemenveiling`,
`Christie's is een van de bekendste internationale veilingen.`
veiling bij afslag
zelfst.naamw.
een veiling waar de voorgestelde prijs steeds door de veilingmeester verlaagd wordt Voorbeeld: `Bloemen en vis worden vaak op een veiling bij afslag verhandeld. `
veiling bij opbod
zelfst.naamw.
een veiling waarbij de voorgestelde prijs steeds verhoogd wordt door de bieders Voorbeeld: `Antiquiteiten worden vaak door veiling bij opbod verkocht. `
de veiling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvɛilɪŋ]



Verbuigingen:

veiling|en (meerv.)
plaats waar wordt geveild


Voorbeelden:

`veilinghuis`,
`bloemenveiling`,
`Christie's is een van de bekendste internationale veilingen.`
veilen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɛilə(n)]



Verbuigingen:

veilde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geveild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in het openbaar (iets) verkopen aan degene die er het meest voor wil betalen
veinzen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɛinzə(n)]



Verbuigingen:

veinsde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geveinsd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doen alsof


Voorbeelden:

`buikpijn veinzen`,
`veinzen dat je niks hebt gehoord`




Synoniem:

voorwenden
het vel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɛl]



Verbuigingen:

vel|len (meerv.)
1) huid van mensen of dieren


Voorbeeld:

`een trommel bespannen met een nieuw vel`




Synoniem:

huid
2) blad papier


Voorbeelden:

`500 vel A4`,
`een vel groen papier`,
`in de grafische industrie noemt men A2 een `vel` en A5 een `blad``




Synoniem:

blad


3) vlies op melkproducten, verf e.d.


Voorbeeld:

`een vel op de pudding`



4) vlies dat iets omhult


Voorbeeld:

`het velletje van de worst trekken`
lekker in je vel zitten
(je lekker en gezond voelen)
strak in het vel zitten
(slank zijn)
vel over been
(erg mager)
uit je vel springen
(erg kwaad worden)
iemand het vel over de oren trekken/halen
(iemand veel te veel laten betalen)
de velcro
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɛlkro]
band dat zich met heel kleine kaakjes hecht aan textiel


Voorbeeld:

`schoenen die je met velcro sluit in plaats van met veters`




Synoniem:

klittenband
het veld
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɛlt]



Verbuigingen:

veld|en (meerv.)
1) open en vlak land zonder gebouwen, bomen of struiken buiten steden en dorpen


Voorbeeld:

`De velden zijn in de winter bedekt met een dik pak sneeuw`
2) terrein met een bepaald doel


Voorbeelden:

`maïsveld`,
`voetbalveld
3) (vak)gebied


Voorbeeld:

`op meer dan één veld actief zijn`



4) begrensd vlak op een speelbord


Voorbeeld:

`de witte en zwarte velden op het schaakbord`
in geen velden of wegen te bekennen
(nergens te vinden)
uit het veld geslagen zijn
(de moed hebben verloren of in de war zijn door een tegenslag)
het veld ruimen
(weggaan na een nederlaag)
veldbed
zelfst.naamw.
een simpel opvouwbaar bed op pootjes dat snel geplaatst kan worden Voorbeeld: `Toen de vliegtuigen vertraging hadden van de aswolk konden we gelukkig op veldbedden slapen. `
veldbed
zelfst.naamw.
een simpel opvouwbaar bed op pootjes dat snel geplaatst kan worden Voorbeeld: `Toen de vliegtuigen vertraging hadden van de aswolk konden we gelukkig op veldbedden slapen. `
de veldbloem
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɛldblum]



Verbuigingen:

veldbloem|en (meerv.)
benaming voor alle bloemen die in een veld of een weide voorkomen


Voorbeeld:

`Paardenbloemen, boterbloemen en margrietjes zijn voorbeelden van veldbloemen.`
vellen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɛlə(n)]



Verbuigingen:

velde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geveld (volt.deelw.)
1) (een boom) laten omvallen


Synoniem:

kappen
2) (een oordeel of vonnis) uitspreken


Voorbeeld:

`een oordeel vellen over het gedrag van iemand anders`
geveld door een longontsteking
(met een longontsteking op bed liggen)
de veldfles
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈvɛltflɛs]



Verbuigingen:

veldfles|sen (meerv.)
metalen of plastic, afsluitbare fles die je meeneemt voor onderweg
de veldfles
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈvɛltflɛs]



Verbuigingen:

veldfles|sen (meerv.)
metalen of plastic, afsluitbare fles die je meeneemt voor onderweg
het veldhospitaal
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɛlthɔspital]



Verbuigingen:

veldhospi|talen (meerv.)
tijdelijk en verplaatsbaar ziekenhuis (in gevechts- of rampgebieden)


Voorbeeld:

`het (Belgische) B-FAST veldhospitaal in Haïti`
veldlijn
zelfst.naamw.
[natuurkunde], een veldlijn] is een denkbeeldige lijn in een vectorveld die voor elk punt de richting van het veld aangeeft.
de veldloop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɛldlop]



Verbuigingen:

veld|lopen (meerv.)
wedloop op een onverhard parcours met hindernissen


Voorbeeld:

`veldloopwedstrijd`
veldmuis
zelfst.naamw.
[dierkunde] 'Microtus arvalis', familie van de woelmuis
veldmuis
zelfst.naamw.
[dierkunde] 'Microtus arvalis', familie van de woelmuis
het veldoverwicht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɛltovərwɪxt]
toestand waarin een ploeg sterker is doordat die de bal voortdurend in zijn bezit heeft sport


Voorbeeld:

`het veldoverwicht van een van beide voetbalploegen in een wedstrijd`
veldrijden
werkw.


Uitspraak:

['vɛldrɛidə(n)]
wielrennen op een onverhard parcours met hindernissen


Voorbeeld:

`het WK veldrijden`
de veldsla
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɛltsla]
plant uit de kamperfoeliefamilie waarvan de bladeren als groente gegeten worden


Voorbeeld:

`de gewone veldsla`
de veldslag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈvɛltslɑx]



Verbuigingen:

veldslag|en (meerv.)
groot gevecht tussen vijandelijke legers


Voorbeelden:

`een veldslag leveren`,
`Er brak een veldslag uit.`
veldsterkte
zelfst.naamw.
[natuurkunde] de vectoriële grootte die een veld op een bepaald punt en een bepaald tijdstip heeft

[natuurkunde], [elektronica] de intensiteit van de plaatselijke elektromagnetische straling waarmee in een ontvangantenne een signaalspanning wordt opwekt. De elektrische veldsterkte wordt uit gedrukt in volt per meter, de magnetische veldsterkte in ampère per meter
Voorbeeld: `Bij de antenne meten we nu een beduidend lagere veldsterkte doordat nu wordt uitgezonden met een minder krachtige reservezender. `
veldsterkte
zelfst.naamw.
[natuurkunde] de vectoriële grootte die een veld op een bepaald punt en een bepaald tijdstip heeft

[natuurkunde], [elektronica] de intensiteit van de plaatselijke elektromagnetische straling waarmee in een ontvangantenne een signaalspanning wordt opwekt. De elektrische veldsterkte wordt uit gedrukt in volt per meter, de magnetische veldsterkte in ampère per meter
Voorbeeld: `Bij de antenne meten we nu een beduidend lagere veldsterkte doordat nu wordt uitgezonden met een minder krachtige reservezender. `
veldtocht
zelfst.naamw.
een trektocht van een leger met het doel de vijand te verslaan Voorbeeld: `Er werd direct een veldtocht gepland. `
veldtocht
zelfst.naamw.
een trektocht van een leger met het doel de vijand te verslaan Voorbeeld: `Er werd direct een veldtocht gepland. `
de veldtraining
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɛltrenɪŋ]



Verbuigingen:

veldtraining|en (meerv.)
het trainen op een veld sport


Voorbeeld:

`een veldtraining op een voetbalveld`
veldzuring
zelfst.naamw.
[groente], [plantkunde] 'Rumex acetosa', een overblijvende plant uit het geslacht van de zuring die meer dan een halve meter hoog kan worden en waarvan de bladeren in salades verwerkt worden
velen
werkw.


Uitspraak:

['velə(n)]
verdragen of bestand zijn tegen


Voorbeeld:

`een stootje kunnen velen`
velerlei
bijv.naamw.


Uitspraak:

[velər'lɛi]
verschillende, allerhande


Voorbeeld:

`armbanden in velerlei soorten en kleuren`
de velg
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɛlx]



Verbuigingen:

velg|en (meerv.)
deel van het wiel waar de band op ligt


Voorbeelden:

`achtervelg`,
`voorvelg`,
`autovelg`
velklinker
zelfst.naamw.
[muziekinstrument] een verzamelnaam voor muziekinstrumenten die toon/geluid voortbrengen door het trillen van een gespannen vel
velle
werkw.
de voorkeur geven aan
vellen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɛlə(n)]



Verbuigingen:

velde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geveld (volt.deelw.)
1) (een boom) laten omvallen

2) (een oordeel of vonnis) uitspreken


Voorbeeld:

`een oordeel vellen over het gedrag van iemand anders`

Synoniem:

kappen
geveld door een longontsteking
(met een longontsteking op bed liggen)
vellenploter
zelfst.naamw.
iemand die in een leerlooierij werkt Voorbeeld: `Vellenploter is een oud beroep. `
vélocipède
zelfst.naamw.
aanduiding voor de vroege modellen van de fiets

[verouderd] fiets

[verouderd|fra] fiets
de (m)/het velours
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vəˈlur]
zachte, glimmende stof met haartjes die rechtop staan


Voorbeeld:

`gordijnen van velours`




Synoniem:

fluweel
vellen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɛlə(n)]



Verbuigingen:

velde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geveld (volt.deelw.)
1) (een boom) laten omvallen

2) (een oordeel of vonnis) uitspreken


Voorbeeld:

`een oordeel vellen over het gedrag van iemand anders`

Synoniem:

kappen
geveld door een longontsteking
(met een longontsteking op bed liggen)
Veluws
zelfst.naamw.
[taal] een dialect dat wordt gesproken in verschillende dorpen op de Veluwe
veem
zelfst.naamw.
[verouderd], [juridisch], [middeleeuwen] een veemgericht, een vaak geheime rechtbank van vrije burgers voor strafzaken

[verouderd] een groep eedgenoten of vennoten

vennootschap of gebouw voor het opslaan van goederen
Voorbeeld: `Op de kaasmarkt zijn de dragers van de verschillende vemen te herkennen aan de kleur van hun linten. `
het ven
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɛn]



Verbuigingen:

ven|nen (meerv.)
klein, ondiep meer met een wisselend waterpeil


Voorbeeld:

`stroomdalvennen`
Venda
zelfst.naamw.
[taal] een Bantoetaal die in Zuid-Afrika gesproken wordt Voorbeeld: `Hij spreekt redelijk Venda. `
venerisch
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot de geslachtsziekten Voorbeeld: `Een winkelwandelstraat voor venerisch toerisme noemt de politie de gedoogbuurt, mooi toch?<ref>[http://www.anneprovoost.be/nl/index.php/Auteur/IntGva110808 Anne Provoost 11 augustus 2008] `
de venerologie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[venerolo'xi]
deel van de geneeskunde dat of leer die betrekking heeft op de geslachtsziekten


Voorbeeld:

`een opleiding dermatologie en venerologie volgen`
de veneroloog
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[venero'lox]



Verbuigingen:

venero|logen (meerv.)



de venero|loge
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[venero'|loxə]



Verbuigingen:

venerologe|n (meerv.)
specialist in de venerologie


Voorbeeld:

`Een dokter die zowel dermatoloog als veneroloog is.`
I Venetiaans
bijv.naamw.
betrekking hebbend op de Veneto-regio in het noorden van Italië
II Venetiaans
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in de Veneto-regio gesproken wordt
veneus
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot de aders
het veen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ven]



Verbuigingen:

venen (meerv.)
natte, zuurstofarme grondsoort waarvan de gedroogde variant turf genoemd wordt


Voorbeelden:

`veengrond`,
`laagveen`,
`hoogveen`
de Venezolaan
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[venezo'lan]



Verbuigingen:

Venezo|lanen (meerv.)



de Venezolaan|se
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[venezo'lan|sə]



Verbuigingen:

Venezolaanse|n (meerv.)
iemand met de Venezolaanse nationaliteit
venezolaans
bijv.naamw.


Uitspraak:

[venezo'lans]
als iets of iemand uit Venezuela komt of met Venezuela te maken heeft


Voorbeelden:

`de Venezolaanse keuken`,
`de Venezolaanse nationaliteit hebben`
Venezolaanse
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Venezuela, of een vrouw afkomstig uit Venezuela
Venezuela
zelfst.naamw.
[land] een land in het noorden van Zuid-Amerika
het venijn
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vəˈnɛin]
verborgen, scherpe woede


Voorbeeld:

`cabaretteksten met veel venijn`
venijn spuwen over iemand
(gemene dingen over iemand zeggen)
het venijn zit in de staart
(de gemene dingen komen aan het eind)
venijnig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vəˈnɛinəx]
met verborgen, scherpe woede


Voorbeeld:

`een venijnig mens`
venijnige kou
(felle kou)
de venkel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈvɛŋkəl]



Verbuigingen:

venkel|s (meerv.)
1) kruid van de venkelplant dat naar anijs smaakt


Voorbeeld:

`Voor de garnering gebruiken we een takje venkel.`



2) knol van de venkelplant die je als groente kan eten


Voorbeeld:

`venkelsoep`
I Venloos
bijv.naamw.
gerelateerd aan of afkomstig uit Venlo
II Venloos
zelfst.naamw.
het Kreverlands dialect van de stad Venlo
het ven
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɛn]



Verbuigingen:

ven|nen (meerv.)
klein, ondiep meer met een wisselend waterpeil


Voorbeeld:

`stroomdalvennen`
de vennoot
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɛnot]



Verbuigingen:

ven|noten (meerv.)
iemand die aandelen (2) heeft


Voorbeelden:

`medevennoot`,
`ondervennoot`




Synoniem:

aandeelhouder
de vennootschap
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvɛnotsxɑp]



Verbuigingen:

vennootschap|pen (meerv.)
bedrijf dat is opgericht met kapitaal van mensen die daarvoor in ruil aandelen in het bedrijf krijgen


Voorbeeld:

`deelnemen in een vennootschap`
naamloze vennootschap
(vennootschap waarvan de aandelen in het openbaar kunnen worden gekocht en verkocht)
besloten vennootschap
(vennootschap waarvan de aandelen niet in het openbaar kunnen worden gekocht en verkocht)
het venster
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvɛnstər]



Verbuigingen:

venster|s (meerv.)
1) glasplaat met (houten) lijst in een opening van een muur


Voorbeelden:

`dakvenster`,
`Doe jij het venster dicht?`




Synoniem:

raam


2) apart deel van een computerscherm voor bepaalde gegevens of functies


Voorbeeld:

`Klik op het icoontje linksboven om het venster te openen.`




Synoniem:

window
de vensterbank
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈvɛnstərbɑŋk]



Verbuigingen:

vensterbank|en (meerv.)
brede plank onderaan het kozijn van een venster


Voorbeeld:

`in de vensterbank zitten`
I venstergrijs
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur grijs met RAL-nummer 7040.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het venstergrijs? `
II venstergrijs
bijv.naamw.

[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur grijs, met RAL-nummer 7040.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een venstergrijze auto. `
het venster
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈvɛnstər]



Verbuigingen:

venster|s (meerv.)
1) glasplaat met (houten) lijst in een opening van een muur


Voorbeelden:

`dakvenster`,
`Doe jij het venster dicht?`




Synoniem:

raam


2) apart deel van een computerscherm voor bepaalde gegevens of functies


Voorbeeld:

`Klik op het icoontje linksboven om het venster te openen.`




Synoniem:

window
de vent
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɛnt]



Verbuigingen:

vent|en (meerv.)
man


Synoniem:

kerel
een boom van een vent
(een heel grote man)
venten
werkw.
[inerg], [handel] op straat of huis aan huis iets verkopen Voorbeeld: `Hij ventte met koek en snoepgoed, maar de zaken gingen slecht. `
het ventiel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɛnˈtil]



Verbuigingen:

ventiel|en (meerv.)
1) klep waardoor je lucht naar binnen kunt pompen of naar buiten kunt laten technisch


Voorbeeld:

`het ventiel van een fietsband`



2) klepje op een blaasinstrument dat je moet sluiten om een lagere toon te krijgen muziek


Voorbeeld:

`een tuba met zes ventielen`
ventilatie
zelfst.naamw.
[medisch] luchtverplaatsing bij het ademen

luchtverplaatsing bij het verluchten van een ruimte

hyperventilatie
de ventilator
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɛntiˈlatɔr]



Verbuigingen:

ventilator|s, ventilator|en (meerv.)
apparaat dat bestaat uit een molentje dat de lucht in beweging brengt
ventilatorriem
zelfst.naamw.
ringvormige riem, meestal van rubber of kunststof, die gebruikt word om een ventilator aan te drijven Voorbeeld: `De ventilatorriem loopt aan. `
ventileren
werkw.


Uitspraak:

[vɛntiˈlerə(n)]



Verbuigingen:

ventileerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geventileerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) verse lucht in een ruimte brengen


Voorbeeld:

`de ramen openzetten om de kamer te ventileren`




Synoniem:

luchten


2) duidelijk en hardop zeggen


Voorbeeld:

`een mening ventileren`
ventileren
werkw.


Uitspraak:

[vɛntiˈlerə(n)]



Verbuigingen:

ventileerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geventileerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) verse lucht in een ruimte brengen


Voorbeeld:

`de ramen openzetten om de kamer te ventileren`




Synoniem:

luchten


2) duidelijk en hardop zeggen


Voorbeeld:

`een mening ventileren`
ventraal
bijv.naamw.
[medisch] aan de buikzijde
ventriculair
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot de orgaanholte
ventrikel
zelfst.naamw.
[anatomie] één van twee kamers van het hart
ventrikel
zelfst.naamw.
[anatomie] één van twee kamers van het hart
venten
werkw.
[inerg], [handel] op straat of huis aan huis iets verkopen Voorbeeld: `Hij ventte met koek en snoepgoed, maar de zaken gingen slecht. `
de ventweg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɛntwɛx]



Verbuigingen:

ventweg|en (meerv.)
aparte weg die langs huizen loopt en die voor het lokale verkeer bestemd is


Voorbeeld:

`een ventweg die langs een reeks winkels loopt`
ver
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛr]
op grote afstand


Voorbeeld:

`Rotterdam ligt niet ver van Den Haag.`




Antoniemen:

dichtbij, nabij,
te ver gaan
(overdrijven)
De waarheid is ver te zoeken.
(de waarheid is niet te vinden)
verre van ideaal
(helemaal niet ideaal)
ver heen zijn
(erg dronken of gek zijn)
het ver schoppen
(een hoge of goede maatschappelijke positie bereiken)
in de verre toekomst
(over een lange tijd)
verre neef
(een mannelijk familielid dat niet nauw verwant is)
veraangenamen
werkw.
plezieriger maken Voorbeeld: `De avond werd veraangenaamd door een optreden van een aantal artiesten. `
veraangenamen
werkw.
plezieriger maken Voorbeeld: `De avond werd veraangenaamd door een optreden van een aantal artiesten. `
veraangenamen
werkw.
plezieriger maken Voorbeeld: `De avond werd veraangenaamd door een optreden van een aantal artiesten. `
verabsoluteren
werkw.


Uitspraak:

[vərɑpsoly'terə(n)]



Verbuigingen:

verabsoluteerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verabsoluteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets absoluut maken


Voorbeelden:

`vrijheid en gelijkheid verabsoluteren`,
`een beschouwing verabsoluteren`
verabsoluteren
werkw.


Uitspraak:

[vərɑpsoly'terə(n)]



Verbuigingen:

verabsoluteerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verabsoluteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets absoluut maken


Voorbeelden:

`vrijheid en gelijkheid verabsoluteren`,
`een beschouwing verabsoluteren`
verachtelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'ɑxtələk]
die of dat je sterk minacht


Voorbeelden:

`een verachtelijk volk`,
`een verachtelijk persoon`
verachten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɑxtə(n)]



Verbuigingen:

verachtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft veracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
sterk minachten


Voorbeeld:

`Ik veracht die ellendelingen met heel mijn hart.`
verachten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɑxtə(n)]



Verbuigingen:

verachtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft veracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
sterk minachten


Voorbeeld:

`Ik veracht die ellendelingen met heel mijn hart.`
verachtvoudigen
werkw.
achtmaal zo groot worden
Voorbeeld: `De prijzen verachtvoudigden in die periode. `
achtmaal zo groot maken
Voorbeeld: `De opbrengst werd door de nieuwe landbouwmethode verachtvoudigd. `
de verademing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈadəmɪŋ]



Verbuigingen:

verademing|en (meerv.)
gelukkig gevoel omdat iets vervelends voorbij is of niet gaat gebeuren


Voorbeeld:

`Het zal een hele verademing zijn als deze klus af is.`




Synoniem:

opluchting
verafgelegen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛr'ɑfxəlexə(n)]
wat heel ver weg ligt


Voorbeeld:

`een verafgelegen vakantiebestemming`




Synoniem:

afgelegen
verafgoden
werkw.


Uitspraak:

[vər'ɑfxodə(n)]



Verbuigingen:

verafgoodde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verafgood (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) erg bewonderen of liefhebben


Voorbeeld:

`je idool verafgoden`




Synoniemen:

aanbidden, adoreren
verafschuwen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɑfsxywə(n)]



Verbuigingen:

verafschuwde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verafschuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
afschuwelijk vinden


Voorbeeld:

`schendingen van de mensenrechten verafschuwen`




Synoniemen:

gruwen van, verfoeien
veralgemenen
werkw.


Uitspraak:

[vərɑlxə'menə(n)]



Verbuigingen:

veralgemeende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft veralgemeend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tot iets algemeens maken


Voorbeeld:

`Vrouwen kunnen niet rijden, zeg je? Ik zou dat niet veralgemenen als ik jou was.`




Synoniemen:

veralgemeniseren, generaliseren
veralgemeniseren
werkw.


Uitspraak:

[vərɑlxəmeni'zerə(n)]



Verbuigingen:

veralgemeniseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft veralgemeniseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tot iets algemeens maken


Voorbeeld:

`Hij heeft de neiging om dingen die hem persoonlijk aangaan te veralgemeniseren.`




Synoniemen:

veralgemenen, generaliseren
veramerikaansen
werkw.
Amerikaans maken

Amerikaans worden
veramerikaansen
werkw.
Amerikaans maken

Amerikaans worden
de veranda
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vəˈrɑnda]



Verbuigingen:

veranda|'s (meerv.)
overdekte galerij die aan een huis is gebouwd


Voorbeeld:

`in een schommelstoel op de veranda een dutje doen`




Synoniem:

waranda
veranderen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɑndərə(n)]



Verbuigingen:

veranderde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) anders maken


Verbuigingen:

heeft veranderd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Ze zijn verhuisd, verander jij het adres even?`



2) anders worden


Verbuigingen:

is veranderd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Met de verbouwing is de woonkamer helemaal veranderd.`
de verandering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈɑndərɪŋ]



Verbuigingen:

verandering|en (meerv.)
keer dat iets verandert


Voorbeeld:

`grote veranderingen teweegbrengen`




Synoniemen:

wijziging, aanpassing
voor de verandering
(voor de afwisseling)
veranderlijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈɑndərlək]
makkelijk veranderend


Voorbeeld:

`veranderlijk weer`




Antoniem:

onveranderlijk



Synoniemen:

onbestendig, onstabiel, variabel
veranderlijke feestdagen
(feestdagen die ieder jaar op een andere datum vallen)
veranderen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɑndərə(n)]



Verbuigingen:

veranderde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) anders maken


Verbuigingen:

heeft veranderd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Ze zijn verhuisd, verander jij het adres even?`



2) anders worden


Verbuigingen:

is veranderd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Met de verbouwing is de woonkamer helemaal veranderd.`
verankeren
werkw.


Uitspraak:

[vər'ɑŋkərə(n)]



Verbuigingen:

verankerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verankerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) vastleggen of vastzetten


Voorbeeld:

`enkele rechten en plichten van de mens verankeren in een wet`
verankeren
werkw.


Uitspraak:

[vər'ɑŋkərə(n)]



Verbuigingen:

verankerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verankerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) vastleggen of vastzetten


Voorbeeld:

`enkele rechten en plichten van de mens verankeren in een wet`
verantwoord
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈɑntwort]
goed overwogen en veilig


Voorbeelden:

`Met deze storm is het niet verantwoord te gaan zeilen.`,
`een juridisch verantwoorde beslissing`




Antoniem:

onverantwoord
verantwoordelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərɑntˈwordələk]
met de verplichting iets te verantwoorden


Voorbeeld:

`verantwoordelijk zijn voor de boekhouding`




Synoniemen:

aansprakelijk, responsabel
een verantwoordelijke baan
(een baan waarbij veel mensen afhankelijk zijn van hoe je je werk doet)
de verantwoordelijkheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərɑntˈwordələkhɛit]



Verbuigingen:

verantwoordelijk|heden (meerv.)
het feit dat je je moet verantwoorden


Voorbeelden:

`&&&de verantwoordelijkheid dragen voor een miljoenenproject`,
`de verantwoordelijkheid niet aankunnen`,
`de verantwoordelijkheid op een ander afschuiven`




Synoniem:

aansprakelijkheid
de verantwoordelijkheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərɑntˈwordələkhɛit]



Verbuigingen:

verantwoordelijk|heden (meerv.)
het feit dat je je moet verantwoorden


Voorbeelden:

`&&&de verantwoordelijkheid dragen voor een miljoenenproject`,
`de verantwoordelijkheid niet aankunnen`,
`de verantwoordelijkheid op een ander afschuiven`




Synoniem:

aansprakelijkheid
het verantwoordelijkheidsgevoel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərɑnt'wordələkhɛitsxəvul]
besef dat je een verantwoordelijkheid voor iets of iemand draagt


Voorbeeld:

`het verantwoordelijkheidsgevoel van ouders om voor hun kind te zorgen`
verantwoorden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɑntwordə(n)]



Verbuigingen:

verantwoordde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verantwoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vertellen waarom iets verantwoord is


Voorbeeld:

`je keuze verantwoorden`
zich verantwoorden voor
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'ɑntwordə(n) vor]



Verbuigingen:

verantwoordde zich voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verantwoord voor (volt.deelw.)
zeggen hoe je hebt gehandeld en waarom je handelingen juist waren


Voorbeeld:

`je verantwoorden voor de begroting`




Synoniem:

rekenschap geven
de verantwoording
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈɑntwordɪŋ]



Verbuigingen:

verantwoording|en (meerv.)
keer dat je je verantwoordt voor iets


Voorbeelden:

`verantwoording afleggen voor je daden`,
`iemand ter verantwoording roepen voor iets`
op eigen verantwoording
(op eigen risico)
verarmen
werkw.
armer worden
Voorbeeld: `De bevolking verarmt sterk door de economische crisis. `
minder divers worden, in aanbod verminderen
Voorbeeld: `Door de kruisbestuiving verarmt de biodiversiteit. `
verassen
werkw.
verbranden tot er slechts as overblijft, met name van lijken
Voorbeeld: `Zijn lichaam werd verast in die hevige brand. `
[ov], [scheikunde] door verbranding omzetten in as, bijvoorbeeld ter gravimetrische bepaling
Voorbeeld: `Je kunt het nikkelhoudende neerslag affiltreren en dan het asvrije filteerpapier met het residu verassen en dan wegen als het oxide. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verassen in de tweede betekenis erin. `
enz.
verassen
werkw.
verbranden tot er slechts as overblijft, met name van lijken
Voorbeeld: `Zijn lichaam werd verast in die hevige brand. `
[ov], [scheikunde] door verbranding omzetten in as, bijvoorbeeld ter gravimetrische bepaling
Voorbeeld: `Je kunt het nikkelhoudende neerslag affiltreren en dan het asvrije filteerpapier met het residu verassen en dan wegen als het oxide. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verassen in de tweede betekenis erin. `
enz.
verassing
zelfst.naamw.
de verbranding van een lijk Voorbeeld: `De mensen die de verassing uitvoerden waren nogal nuchter ingesteld. `
verassing
zelfst.naamw.
de verbranding van een lijk Voorbeeld: `De mensen die de verassing uitvoerden waren nogal nuchter ingesteld. `
verbaal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛr'bal]
wat betrekking heeft op het spreken


Voorbeelden:

`verbaal geweld`,
`verbale uitingen`,
`verbale agressie`




Synoniem:

mondeling
verbazen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbazə(n)]



Verbuigingen:

verbaasde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbaasd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
maken dat je iets vreemd vindt omdat je het niet verwacht


Voorbeelden:

`Je typische gedrag verbaast me.`,
`Het verbaast me dat er zo veel mensen naar dat saaie programma kijken.`




Synoniemen:

verwonderen, bevreemden
verbaasd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈbast]
met verbazing


Voorbeeld:

`verbaasd staan te kijken`




Synoniem:

verwonderd
verbakken
werkw.
verbruiken voor het bakken van iets
Voorbeeld: `Uiteraard mocht niemand meel om te verbakken in zijn huis opslaan, zonder hierover de accijns te hebben betaald. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het verbakken in de tweede betekenis erin. `
enz.
verbaal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛr'bal]
wat betrekking heeft op het spreken


Voorbeelden:

`verbaal geweld`,
`verbale uitingen`,
`verbale agressie`




Synoniem:

mondeling
verbaliseren
werkw.


Uitspraak:

[vɛrbali'zerə(n)]



Verbuigingen:

verbaliseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geverbaliseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(tegen iemand) een proces-verbaal opmaken


Voorbeeld:

`geverbaliseerd worden omdat je dronken achter het stuur zat`
het verband
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈbɑnt]



Verbuigingen:

verband|en (meerv.)
1) reep stof waarmee je een wond kunt verbinden medisch


Voorbeelden:

`noodverband`,
`een verband aanleggen`



2) manier waarop dingen met elkaar te maken hebben


Voorbeelden:

`in verband staan met`,
`verband houden met`,
`In verband met een storing rijden er geen treinen naar Amsterdam.`




Synoniemen:

samenhang, betrekking, relatie, connectie
3) samenwerking tussen groepen of landen


Voorbeelden:

`samenwerkingsverband`,
`in internationaal verband het probleem van de honger aanpakken`
iets volledig uit zijn verband rukken
(iets zonder context vertellen waardoor je een verkeerde indruk geeft van de zaak)
verbannen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbɑnə(n)]



Verbuigingen:

verbande (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbannen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) voor altijd wegsturen uit een land of plaats poliek


Voorbeeld:

`iemand verbannen naar Siberië`
de verbandtrommel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vər'bɑntrɔməl]



Verbuigingen:

verbandtrommel|s (meerv.)
doos waarin onder andere verbanden (1) en pleisters zitten


Voorbeeld:

`In sommige landen is het verplicht om een verbandtrommel in je auto te hebben.`
verbannen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbɑnə(n)]



Verbuigingen:

verbande (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbannen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) voor altijd wegsturen uit een land of plaats poliek


Voorbeeld:

`iemand verbannen naar Siberië`
verbanning
zelfst.naamw.
het verbod opgelegd krijgen naar een bepaalde plaats terug te keren
verbasteren
werkw.
door inbreng van vele fouten of vreemde elementen doen verloederen
Voorbeeld: `Ze hebben m'n naam weer eens verbasterd. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verbasteren in de tweede betekenis erin. `
enz.
verbazen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbazə(n)]



Verbuigingen:

verbaasde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbaasd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
maken dat je iets vreemd vindt omdat je het niet verwacht


Voorbeelden:

`Je typische gedrag verbaast me.`,
`Het verbaast me dat er zo veel mensen naar dat saaie programma kijken.`




Synoniemen:

verwonderen, bevreemden
zich verbazen over
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈbazə(n) ovər]



Verbuigingen:

verbaasde zich over (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verbaasd over (volt.deelw.)
vreemd vinden omdat je het niet verwacht


Voorbeeld:

`Ik verbaas me over de grote belangstelling.`
verbazend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'bazənt]
verbazing veroorzakend


Voorbeelden:

`een verbazend groot huis`,
`een auto die verbazend snel rijdt`




Synoniemen:

verbazingwekkend, fenomenaal, verbijsterend
de verbazing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈbazɪŋ]
keer dat je je verbaast


Voorbeeld:

`Tot zijn grote verbazing slaagde hij voor zijn rijexamen.`




Synoniem:

verwondering
van verbazing achteroverslaan
(erg verbaasd zijn)
verbazingwekkend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərbazɪŋ'wɛkənt]
verbazing veroorzakend


Voorbeeld:

`een verbazingwekkende hoeveelheid toeschouwers`




Synoniemen:

bevreemdend, verwonderlijk, verbazend, fenomenaal, verbijsterend
I verbeelden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbeldə(n)]



Verbuigingen:

verbeeldde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
beeld vormen van


Voorbeeld:

`Dit diagram verbeeldt de jaarlijkse groei.`




Synoniemen:

uitbeelden, voorstellen
II zich verbeelden
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈbeldə(n)]



Verbuigingen:

verbeeldde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verbeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
jezelf (iets) voorstellen dat er niet is


Voorbeeld:

`Er zitten geen spoken onder je bed, dat verbeeld je je maar.`




Synoniem:

zich inbeelden
zich veel verbeelden
(verwaand zijn)
de verbeelding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈbeldɪŋ]



Verbuigingen:

verbeelding|en (meerv.)
1) vermogen je ergens een voorstelling van te maken


Voorbeeld:

`een rijke verbeelding hebben`




Synoniem:

fantasie



2) verwaandheid


Voorbeeld:

`Die dame heeft te veel verbeelding, ze vindt zichzelf erg goed.`
tot de verbeelding spreken
(veel indruk maken)
de verbeeldingskracht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vər'beldɪŋskrɑxt]
het vermogen om dingen te verzinnen


Voorbeeld:

`veel verbeeldingskracht hebben`




Synoniem:

fantasie (2)
verbijten
werkw.


Uitspraak:

[vər'bɛitə(n)]



Verbuigingen:

verbeet (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets met moeite inhouden


Voorbeeld:

`de pijn verbijten`
verbeiden
werkw.


Uitspraak:

[vər'bɛidə(n)]



Verbuigingen:

verbeidde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op iets wachten of wachten tot iets gebeurt


Voorbeeld:

`de tijd verbeiden`




Synoniem:

afwachten
verbergen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbɛrxə(n)]



Verbuigingen:

verborg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verborgen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens zo opbergen dat niemand het kan vinden


Voorbeelden:

`een schat op zolder verbergen`,
`zich verbergen achter een boom`,
`je vreugde nauwelijks kunnen verbergen`




Antoniem:

te voorschijn halen



Synoniemen:

verstoppen, camoufleren, verhullen
verbeten
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈbetə(n)]
grimmig en vastberaden


Voorbeeld:

`met een verbeten gezicht de wedstrijd uitlopen`
verbeteren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbetərə(n)]



Verbuigingen:

verbeterde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) beter maken


Verbuigingen:

heeft verbeterd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Je moet je prestaties echt verbeteren, anders word je nooit kampioen.`



2) beter worden


Verbuigingen:

is verbeterd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De conditie van de patiënt is zeer verbeterd.`




Antoniem:

verslechteren
de verbetering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'betərɪŋ]



Verbuigingen:

verbetering|en (meerv.)
het verbeteren of dat wat verbeterd is


Voorbeelden:

`klimaatverbetering`,
`tekstverbetering`,
`positieverbetering`
het verbeterpunt
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'betərpʏnt]



Verbuigingen:

verbeterpunt|en (meerv.)
aspect (van iets of iemand) waar nog aan gewerkt moet worden


Voorbeeld:

`iemands goede eigenschappen en verbeterpunten opsommen in een functioneringsgesprek`
verbeteren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbetərə(n)]



Verbuigingen:

verbeterde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) beter maken


Verbuigingen:

heeft verbeterd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Je moet je prestaties echt verbeteren, anders word je nooit kampioen.`



2) beter worden


Verbuigingen:

is verbeterd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De conditie van de patiënt is zeer verbeterd.`




Antoniem:

verslechteren
verbeuren
werkw.


Uitspraak:

[vər'børə(n)]



Verbuigingen:

verbeurde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbeurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) als straf verliezen


Voorbeelden:

`pandverbeuren`,
`een dwangsom verbeuren`
verbeurdverklaren
werkw.


Uitspraak:

[vər'børtfərklarə(n)]



Verbuigingen:

verklaarde verbeurd (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbeurdverklaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
officieel verklaren dat iemands spullen in beslag genomen worden juridisch


Voorbeeld:

`Zijn bezittingen werden verbeurdverklaard.`




Synoniem:

confisqueren
verbeuzelen
werkw.
aan onbeduidende zaken verspillen Voorbeeld: ` Hij verbeuzelde zijn tijd. `
verbeuzelen
werkw.
aan onbeduidende zaken verspillen Voorbeeld: ` Hij verbeuzelde zijn tijd. `
verbidden
werkw.
door bidden tot andere gedachten brengen
Voorbeeld: `En Izak bad den HEERE zeer in de tegenwoordigheid van zijn huisvrouw; want zij was onvruchtbaar; en de HEERE liet zich van hem verbidden, zodat Rebekka, zijn huisvrouw, zwanger werd.<ref>Genesis 25:21 `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verbidden in de tweede betekenis erin. `
enz.
verbieden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbidə(n)]



Verbuigingen:

verbood (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verboden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeggen dat iets niet mag


Voorbeelden:

`verboden te vissen`,
`verboden toegang`,
`Het park is verboden voor honden.`




Antoniem:

toestaan
verbijsteren
werkw.
in verwarring of extreme verbazing brengen Voorbeeld: `Hij werd verbijsterd door deze plotselinge ommekeer. `
verbijsterd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈbɛistərt]
heel erg verbaasd en in de war


Voorbeeld:

`Ik ben verbijsterd over zijn dood.`
verbijsteren
werkw.
in verwarring of extreme verbazing brengen Voorbeeld: `Hij werd verbijsterd door deze plotselinge ommekeer. `
verbijsterend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈbɛistərənt]
zeer grote verbazing en verwarring veroorzakend


Voorbeeld:

`een verbijsterend staaltje van ambtelijke corruptie`




Synoniemen:

verbazingwekkend, verpletterend, verbazend
de verbijstering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈbɛistərɪŋ]
grote verbazing en verwarring
verbijten
werkw.


Uitspraak:

[vər'bɛitə(n)]



Verbuigingen:

verbeet (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets met moeite inhouden


Voorbeeld:

`de pijn verbijten`
verbijzonderen
werkw.


Uitspraak:

[vərbi'zɔndərə(n)]



Verbuigingen:

verbijzonderde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbijzonderd (volt.deelw.)
tot iets bijzonders worden of maken


Voorbeeld:

`een alledaags, gewoon product verbijzonderen`
de verbijzondering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərbi'zɔndərɪŋ]



Verbuigingen:

verbijzondering|en (meerv.)
het verbijzonderen (van iets) of wat verbijzonderd is


Voorbeelden:

`de verbijzondering van iets algemeens`,
`Binnen de fysiotherapie worden drie verbijzonderingen onderscheiden: manuele therapie, kinderfysiotherapie en sportfysiotherapie.`
doorverbinden
werkw.


Uitspraak:

['dorvərbɪndə(n)]



Verbuigingen:

verbond door (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft doorverbonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen voor een verdere verbinding, vooral telefonisch


Voorbeelden:

`aan de secretaresse vragen of ze je wil doorverbinden met de directeur`,
`een lamp doorverbinden met een andere lamp`
verbinden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbɪndə(n)]



Verbuigingen:

verbond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) aan elkaar vastmaken of in samenhang brengen


Voorbeelden:

`voorwaarden aan een afspraak verbinden`,
`We voelen ons sterk met elkaar verbonden.`




Synoniem:

koppelen
2) een verband (1) aanbrengen medisch


Voorbeeld:

`een arm verbinden`
in de echt verbonden
(getrouwd)
de verbinding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈbɪndɪŋ]
1) mogelijkheid om ergens te komen met de trein, bus, het vliegtuig e.d. transport


Voorbeeld:

`Vanuit Amsterdam is er een directe verbinding met Berlijn.`



2) mogelijkheid om per telefoon, computer, radio e.d. te communiceren telecommunicatie


Voorbeelden:

`Ik krijg geen verbinding, probeert u het later nog eens.`,
`U moet zich in verbinding stellen met de klantenservice.`



3) uit verschillende chemische elementen samengestelde stof scheikunde


Voorbeeld:

`Water is een verbinding van waterstof en zuurstof.`



4) groep woorden die samen iets betekenen


Voorbeeld:

`"Met hart en ziel" is een vaste verbinding.`
verbindings-s
zelfst.naamw.
[grammatica] De letter 's' die optreedt tussen beide delen van sommige samenstellingen in het Nederlands Voorbeeld: `Moet er tussen "recht" en "zaak" nu een verbindings-s of niet? `
het verbindingsstuk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'bɪndɪŋstʏk]



Verbuigingen:

verbindingsstuk|ken (meerv.)
voorwerp dat twee dingen met elkaar verbindt


Voorbeeld:

`Het verbindingsstuk tussen de glazen van een bril, noem je de brug.`
de verbindingsweg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'bɪndɪŋswɛx]



Verbuigingen:

verbindingsweg|en (meerv.)
weg die twee plaatsen met elkaar verbindt


Voorbeeld:

`een verbindingsweg tussen de rijkswegen A8 en A9`
verbinden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbɪndə(n)]



Verbuigingen:

verbond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) aan elkaar vastmaken of in samenhang brengen


Voorbeelden:

`voorwaarden aan een afspraak verbinden`,
`We voelen ons sterk met elkaar verbonden.`




Synoniem:

koppelen
2) een verband (1) aanbrengen medisch


Voorbeeld:

`een arm verbinden`
in de echt verbonden
(getrouwd)
de verbintenis
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈbɪntənɪs]



Verbuigingen:

verbintenis|sen (meerv.)
verplichting of belofte met iets of iemand een band te hebben


Voorbeeld:

`een verbintenis aangaan`




Synoniem:

gebondenheid
verbitteren
werkw.
bitter maken
verbitterd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈbɪtərt]
met wrok


Voorbeeld:

`Na haar echtscheiding was zij lange tijd verbitterd.`




Synoniem:

bitter
de verbittering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'bɪtərɪŋ]
het verbitterd zijn (van iemand)


Voorbeeld:

`Haar verbittering was het gevolg van een jarenlange ruzie met haar familie.`




Synoniem:

wrok
I verblauw
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur blauw met RAL-nummer 5023.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verblauw? `
II verblauw
bijv.naamw.

[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur blauw, met RAL-nummer 5023.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een verblauwe auto. `
verblijven
werkw.


Uitspraak:

[vərˈblɛivə(n)]



Verbuigingen:

verbleef (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft/is verbleven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(ergens) gedurende een bepaalde tijd wonen of logeren


Voorbeeld:

`U verblijft in een hotel in het centrum van de stad.`
verbleken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈblekə(n)]



Verbuigingen:

verbleekte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verbleekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bleek of bleker worden


Voorbeeld:

`Haar gezicht verbleekte van schrik.`




Synoniem:

verschieten (1)
Bij die herinnering verbleken alle andere vakanties.
(vergeleken met die herinnering zijn alle andere vakanties minder de moeite waard)
verbleking
zelfst.naamw.
het bleker worden
verblijven
werkw.


Uitspraak:

[vərˈblɛivə(n)]



Verbuigingen:

verbleef (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft/is verbleven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(ergens) gedurende een bepaalde tijd wonen of logeren


Voorbeeld:

`U verblijft in een hotel in het centrum van de stad.`
verblijden
werkw.


Uitspraak:

[vər'blɛidə(n)]



Verbuigingen:

verblijdde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verblijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
blij of gelukkig maken


Voorbeeld:

`Je oma verblijden met een bezoekje.`
verblijden
werkw.


Uitspraak:

[vər'blɛidə(n)]



Verbuigingen:

verblijdde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verblijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
blij of gelukkig maken


Voorbeeld:

`Je oma verblijden met een bezoekje.`
het verblijf
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈblɛif]



Verbuigingen:

ver|blijven (meerv.)
1) keer dat je ergens verblijft


Voorbeeld:

`een verblijf van enkele dagen`



2) plaats waar je verblijft


Voorbeeld:

`In de dierentuin is het verblijf van de gorilla's gemoderniseerd.`




Synoniem:

verblijfplaats
de verblijfplaats
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vərˈblɛifplats]



Verbuigingen:

verblijfplaats|en (meerv.)
plaats waar je een tijd woont of logeert


Voorbeeld:

`verblijfplaats onbekend`




Synoniem:

verblijf (2)
zonder vaste woon- of verblijfplaats
(zwervend)
de verblijfsregeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'blɛifsrexəlɪŋ]
regeling waarin staat wanneer een kind van gescheiden ouders bij de vader verblijft en wanneer bij de moeder


Voorbeeld:

`de verblijfsregeling voor minderjarige kinderen`
de verblijfsvergunning
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈblɛifsfərxʏnɪŋ]



Verbuigingen:

verblijfsvergunning|en (meerv.)
officiële toestemming om (enige tijd) in een bepaald land te wonen


Voorbeeld:

`bij de gemeente een verblijfsvergunning aanvragen`
verblijven
werkw.


Uitspraak:

[vərˈblɛivə(n)]



Verbuigingen:

verbleef (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft/is verbleven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(ergens) gedurende een bepaalde tijd wonen of logeren


Voorbeeld:

`U verblijft in een hotel in het centrum van de stad.`
verblind
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈblɪnt]
niet in staat (iets) te zien door fel licht, regen e.d.


Voorbeeld:

`verblind worden door de koplampen van de auto`
verblind door woede
(door woede niet in staat te zien wat er aan de hand is)
verblinden
werkw.


Uitspraak:

[vər'blɪndə(n)]



Verbuigingen:

verblindde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verblind (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand) beletten (iets) te zien door fel licht, regen e.d.


Voorbeeld:

`met groot licht je tegenliggers verblinden`



2) ervoor zorgen dat iemand iets niet meer ziet zoals het werkelijk is


Voorbeeld:

`Liefde kan je helemaal verblinden.`
verbloeden
werkw.
door bloedverlies om het leven komen
Voorbeeld: `Doordat de halsslagader onherstelbaar beschadigd was, was hij jammerlijk verbloed. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verbloeden in de tweede betekenis erin. `
enz.
verbloeden
werkw.
door bloedverlies om het leven komen
Voorbeeld: `Doordat de halsslagader onherstelbaar beschadigd was, was hij jammerlijk verbloed. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verbloeden in de tweede betekenis erin. `
enz.
verbluffen
werkw.


Uitspraak:

[vər'blʏfə(n)]



Verbuigingen:

verblufte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbluft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
heel erg verbazen


Voorbeeld:

`de jury van een zangwedstrijd verbluffen met je prachtige stem`




Synoniem:

versteld doen staan
verbluffend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈblʏfənt]
heel erg verbazingwekkend


Voorbeeld:

`De nieuwe computer werkt verbluffend snel.`
verbluft
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈblʏft]
heel erg verbaasd


Voorbeeld:

`verbluft staan over het pianospel van het kleine meisje`




Synoniemen:

stomverbaasd, perplex, versteld
het verbod
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈbɔt]



Verbuigingen:

verbod|en (meerv.)
wat verboden is


Voorbeelden:

`een verbod instellen`,
`een verbod op het nuttigen van etenswaren in de tram`,
`parkeerverbod`
verboden
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'bodə(n)]
wat je niet mag


Voorbeelden:

`verboden toegang voor onbevoegden`,
`de verboden vrucht`,
`het dragen van verboden wapens`




Antoniemen:

geoorloofd, toegestaan,
het verbodsbord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'bɔtsbɔrt]



Verbuigingen:

verbodsbord|en (meerv.)
verkeersbord dat aangeeft dat iets verboden is


Voorbeeld:

`Een verbodsbord met een sigaret in het midden en een rode streep erdoor wil zeggen dat je op die plaats niet mag roken.`
verbuigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbœyxə(n)]



Verbuigingen:

verboog (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in een andere vorm buigen


Voorbeeld:

`het aluminium een beetje verbuigen`




Synoniem:

ombuigen


2) de uitgang van een woord veranderen volgens de grammatica taalkunde


Voorbeeld:

`Verbogen vormen van 'groot' zijn bijvoorbeeld 'grote' en 'groter'.`
verbolgen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'bɔlxə(n)]
boos, kwaad


Voorbeelden:

`een verbolgen reactie`,
`over iets verbolgen zijn`,
`op iemand verbolgen zijn`
het verbond
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈbɔnt]



Verbuigingen:

verbond|en (meerv.)
1) officiële overeenkomst, vooral tussen landen


Voorbeeld:

`een verbond sluiten met je vroegere vijanden`



2) vereniging van personen met een bepaald doel


Voorbeeld:

`het Humanistisch Verbond`
verbinden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbɪndə(n)]



Verbuigingen:

verbond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) aan elkaar vastmaken of in samenhang brengen


Voorbeelden:

`voorwaarden aan een afspraak verbinden`,
`We voelen ons sterk met elkaar verbonden.`




Synoniem:

koppelen
2) een verband (1) aanbrengen medisch


Voorbeeld:

`een arm verbinden`
in de echt verbonden
(getrouwd)
de verbondenheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'bɔndənhɛit]



Verbuigingen:

verbonden|heden (meerv.)
het gevoel dat je bij elkaar hoort


Voorbeelden:

`verbondenheidsgevoel`,
`lotsverbondenheid`




Synoniem:

saamhorigheid
verbieden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbidə(n)]



Verbuigingen:

verbood (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verboden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeggen dat iets niet mag


Voorbeelden:

`verboden te vissen`,
`verboden toegang`,
`Het park is verboden voor honden.`




Antoniem:

toestaan
verbuigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbœyxə(n)]



Verbuigingen:

verboog (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in een andere vorm buigen


Voorbeeld:

`het aluminium een beetje verbuigen`




Synoniem:

ombuigen


2) de uitgang van een woord veranderen volgens de grammatica taalkunde


Voorbeeld:

`Verbogen vormen van 'groot' zijn bijvoorbeeld 'grote' en 'groter'.`
verbergen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbɛrxə(n)]



Verbuigingen:

verborg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verborgen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens zo opbergen dat niemand het kan vinden


Voorbeelden:

`een schat op zolder verbergen`,
`zich verbergen achter een boom`,
`je vreugde nauwelijks kunnen verbergen`




Antoniem:

te voorschijn halen



Synoniemen:

verstoppen, camoufleren, verhullen
verborgen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'bɔrxə(n)]
1) als iets zo is maar niet gezegd wordt


Voorbeeld:

`een verborgen boodschap`




Antoniem:

expliciet



Synoniem:

impliciet


2) als iets ergens is waar je het niet kunt zien


Voorbeelden:

`een verborgen camera`,
`verborgen schatten`




Synoniem:

verscholen
verbouwen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbɑuwə(n)]



Verbuigingen:

verbouwde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een gebouw of ruimte) ingrijpend veranderen architectuur


Voorbeeld:

`de badkamer verbouwen`
2) (gewassen) telen landbouw


Voorbeeld:

`op een klein lapje grond je eigen groente verbouwen`
Als je niet aan hun eisen voldoet, komen ze de boel even verbouwen.
(als je niet doet wat ze zeggen, komen ze alles vernielen)
verbouwereerd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərbɑuwəˈrert]
verbijsterd


Voorbeeld:

`verbouwereerd staan te kijken naar de schade`
de verbouwing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈbɑuwɪŋ]



Verbuigingen:

verbouwing|en (meerv.)
keer dat een gebouw of ruimte ingrijpend wordt veranderd


Voorbeeld:

`De verbouwing van de badkamer duurde drie weken.`
verbreken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbrekə(n)]



Verbuigingen:

verbrak (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbroken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een einde maken aan


Voorbeelden:

`het contract verbreken`,
`de stilte verbreken`
verbreken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbrekə(n)]



Verbuigingen:

verbrak (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbroken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een einde maken aan


Voorbeelden:

`het contract verbreken`,
`de stilte verbreken`
verbranden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbrɑndə(n)]



Verbuigingen:

verbrandde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) door vuur kapotmaken


Verbuigingen:

heeft verbrand (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`geheime papieren verbranden`



2) door vuur vernietigd of gedood worden


Verbuigingen:

is verbrand (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Al hun bezittingen zijn verbrand.`



3) door de zon een rode huid krijgen


Verbuigingen:

is verbrand (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Door dat uurtje felle zon is mijn neus helemaal verbrand.`
de verbranding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'brɑndɪŋ]



Verbuigingen:

verbranding|en (meerv.)
het verbranden of verbrand worden van iets


Voorbeelden:

`je insmeren met zonnebrandolie tegen verbranding van je huid`,
`verbrandingsmotor`,
`verbrandingswarmte`,
`vuilverbranding`,
`lijkverbranding`
verbrandingsmotor
zelfst.naamw.
[motortechniek] motor waarbij de kracht wordt opgewekt door verbranding van een brandstof
verbrassen
werkw.


Uitspraak:

[vər'brɑsə(n)]



Verbuigingen:

verbraste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbrast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(geld) gebruiken zonder dat je het goed of volledig benut


Voorbeeld:

`je maandloon in een week verbrassen`




Synoniemen:

verspillen, verkwisten
verbrassen
werkw.


Uitspraak:

[vər'brɑsə(n)]



Verbuigingen:

verbraste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbrast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(geld) gebruiken zonder dat je het goed of volledig benut


Voorbeeld:

`je maandloon in een week verbrassen`




Synoniemen:

verspillen, verkwisten
verbreden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbredə(n)]



Verbuigingen:

verbreedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbreed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) breder maken


Voorbeeld:

`de stoep verbreden`




Antoniem:

versmallen


2) ruimer maken


Voorbeeld:

`kennis verbreden en verdiepen`




Synoniem:

uitbreiden
verbreken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbrekə(n)]



Verbuigingen:

verbrak (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbroken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een einde maken aan


Voorbeelden:

`het contract verbreken`,
`de stilte verbreken`
zich verbreiden
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'brɛidə(n)]



Verbuigingen:

verbreidde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verbreid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich in verschillende richtingen uitbreiden of verdelen


Voorbeelden:

`een ziekte die zich snel verbreidt`,
`Het bericht verbreidde zich als een lopend vuurtje.`




Synoniem:

zich verspreiden
(een geloof) verbreiden

(zorgen dat velen kennismaken (met een geloof))
verbrijzelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbrɛizələ(n)]



Verbuigingen:

verbrijzelde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) vernielen door in hele kleine stukjes te slaan


Verbuigingen:

heeft verbrijzeld (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`een steen verbrijzelen`




Synoniem:

versplinteren


2) in hele kleine stukjes uiteenvallen


Verbuigingen:

is verbrijzeld (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Door de botsing was de voorruit van de auto verbrijzeld.`




Synoniem:

versplinteren
verbrijzeld
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'brɛizəlt]
in kleine stukjes vernield of kapotgegaan


Voorbeelden:

`verbrijzelde botten`,
`een verbrijzelde voorruit`
een verbrijzeld hart
(een gebroken hart (door liefdesverdriet))
verbrijzelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbrɛizələ(n)]



Verbuigingen:

verbrijzelde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) vernielen door in hele kleine stukjes te slaan


Verbuigingen:

heeft verbrijzeld (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`een steen verbrijzelen`




Synoniem:

versplinteren


2) in hele kleine stukjes uiteenvallen


Verbuigingen:

is verbrijzeld (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Door de botsing was de voorruit van de auto verbrijzeld.`




Synoniem:

versplinteren
verbrodden
werkw.


Uitspraak:

[vər'brɔdə(n)]



Verbuigingen:

verbrodde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbrod (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat iets minder goed of helemaal waardeloos wordt


Voorbeeld:

`De verjaardag van het kind was verbrod door de heftige ruzie van zijn ouders.`




Synoniemen:

verknoeien, verpesten, bederven, verbruien
verbroederen
werkw.
[refl] 'zich ~ met' bijzonder sterke banden aanknopen
Voorbeeld: `Geconfronteerd met een gemeenschappelijke vijand verbroederden zij zich met elkaar. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verbroederen in de tweede betekenis erin. `
enz.
verbrokkelen
werkw.


Uitspraak:

[vər'brɔkələ(n)]


Toon alle vervoegingen
1) iets in kleine stukjes verdelen


Verbuigingen:

verbrokkelde (verl.tijd enkelv.) heeft verbrokkeld (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`een sneetje brood verbrokkelen en de stukjes een voor een aan de eenden geven`



2) in kleine stukjes uit elkaar vallen


Verbuigingen:

verbrokkelde (verl.tijd enkelv.) is verbrokkeld (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`een koekje dat helemaal verbrokkeld is doordat je het op de grond hebt laten vallen`
verbronzen
werkw.
een voorwerp bedekken met een dun laagje brons
Voorbeeld: `Voorwerpen worden vooral voor de verfraaiing van het uiterlijk verbronsd. `
'overdrachtelijk' een bruine kleur krijgen in de zon
Voorbeeld: `De zon had haar verbronsd tijdens haar strandvakantie en zij zag er extra aantrekkelijk uit. `
verbruien
werkw.


Uitspraak:

[vər'brœyjə(n)]



Verbuigingen:

verbruide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbruid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat iets minder goed of helemaal waardeloos wordt


Voorbeelden:

`Het slechte weer heeft mijn vrije dag verbruid.`,
`Onze vriendschap is voorbij. Je hebt het helemaal verbruid bij mij.`




Synoniemen:

verknoeien, verpesten, bederven, verbrodden
het verbruik
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'brœyk]
het opmaken van iets door het te gebruiken


Voorbeelden:

`stroomverbruik`,
`benzineverbruik`
verbruiken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbrœykə(n)]



Verbuigingen:

verbruikte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbruikt (volt.deelw.)
opmaken door te gebruiken


Voorbeeld:

`veel energie verbruiken`
de verbruiker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'brœykər]



Verbuigingen:

verbruiker|s (meerv.)



de verbruik|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'brœyk|stər]



Verbuigingen:

verbruikster|s (meerv.)
iemand die iets opmaakt door het te gebruiken


Voorbeelden:

`eindverbruiker`,
`grootverbruiker`,
`kleinverbruiker`,
`stroomverbruiker`




Antoniem:

producent



Synoniem:

consument
verbruiksgoederen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'brœyksxudərə(n)]
producten die je opmaakt door ze te gebruiken


Voorbeeld:

`voedsel en drank zijn verbruiksgoederen`




Antoniem:

gebruiksgoederen



Synoniem:

consumptiegoederen
de verbruikszaal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vər'brœyksal]



Verbuigingen:

verbruiks|zalen (meerv.)
vertrek (in een winkel) waar je dingen kunt eten en drinken


Voorbeeld:

`Een bakkerij met een verbruikszaal waar je je net gekochte gebakje meteen kunt opeten.`
verbruien
werkw.


Uitspraak:

[vər'brœyjə(n)]



Verbuigingen:

verbruide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbruid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat iets minder goed of helemaal waardeloos wordt


Voorbeelden:

`Het slechte weer heeft mijn vrije dag verbruid.`,
`Onze vriendschap is voorbij. Je hebt het helemaal verbruid bij mij.`




Synoniemen:

verknoeien, verpesten, bederven, verbrodden
verbuigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbœyxə(n)]



Verbuigingen:

verboog (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in een andere vorm buigen


Voorbeeld:

`het aluminium een beetje verbuigen`




Synoniem:

ombuigen


2) de uitgang van een woord veranderen volgens de grammatica taalkunde


Voorbeeld:

`Verbogen vormen van 'groot' zijn bijvoorbeeld 'grote' en 'groter'.`
de verbuiging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'bœyxɪŋ]



Verbuigingen:

verbuiging|en (meerv.)
verandering van de uitgang van een woord volgens de grammatica taalkunde


Voorbeelden:

`de verbuiging van adjectieven`,
`Latijnse vervoegingen en verbuigingen`




Synoniemen:

inflectie, flexie
verbuigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈbœyxə(n)]



Verbuigingen:

verboog (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in een andere vorm buigen


Voorbeeld:

`het aluminium een beetje verbuigen`




Synoniem:

ombuigen


2) de uitgang van een woord veranderen volgens de grammatica taalkunde


Voorbeeld:

`Verbogen vormen van 'groot' zijn bijvoorbeeld 'grote' en 'groter'.`
het verbum
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɛrbum]



Verbuigingen:

ver|ba (meerv.)
woord dat een handeling, proces of een toestand aanduidt taalkunde


Voorbeelden:

`Een andere benaming voor de onbepaalde wijs is het verbum infinitum.`,
`Lopen, springen en huppelen zijn voorbeelden van verba.`




Synoniem:

werkwoord
verburgerlijken
werkw.
als gewone burger worden
verburgerlijken
werkw.
als gewone burger worden
verchromen
werkw.
met een laagje chroom bedekken Voorbeeld: `Hij was bezig een groot deel van zijn motorfiets te verchromen. `
verchromen
werkw.
met een laagje chroom bedekken Voorbeeld: `Hij was bezig een groot deel van zijn motorfiets te verchromen. `
vercijferen
werkw.
[encryptie] een bericht zodanig bewerken dat het alleen begrijpelijk is als men de beschikking heeft over de toegepaste code Voorbeeld: `De radioberichten waren vaak niet vercijferd en waren gemakkelijk te kraken. `
vercokesen
werkw.
ontgassen van een vaste brandstof, met name steenkool
Voorbeeld: `Ook turf kan wel vercokest worden. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vercokesen in de tweede betekenis erin. `
enz.
verdagen
werkw.
[juridisch] een zitting opschorten tot een nadere datum
Voorbeeld: `Er werd besloten de zitting te verdagen. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verdagen in de tweede betekenis erin. `
enz.
verdagen
werkw.
[juridisch] een zitting opschorten tot een nadere datum
Voorbeeld: `Er werd besloten de zitting te verdagen. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verdagen in de tweede betekenis erin. `
enz.
verdoen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdun]



Verbuigingen:

verdeed (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(tijd) verbruiken zonder er nut van te hebben


Voorbeeld:

`je tijd verdoen met lanterfanten`




Synoniemen:

verspillen, verkwisten
verdacht
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈdɑxt]
niet betrouwbaar


Voorbeeld:

`Dat vlees ziet er verdacht uit, volgens mij is het bedorven.`




Synoniemen:

louche, twijfelachtig
verdacht op
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈdɑxt ɔp]
voorbereid op


Voorbeeld:

`verdacht op een inbraak`




Synoniem:

bedacht op
de verdachte
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vərˈdɑxtə]



Verbuigingen:

verdachte|n (meerv.)
iemand die ervan wordt verdacht iets strafbaars te hebben gedaan


Voorbeeld:

`de verdachte van een overval aanhouden`
verdenken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdɛŋkə(n)]



Verbuigingen:

verdacht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
denken dat iemand iets verkeerds heeft gedaan


Voorbeelden:

`iemand verdenken van moord`,
`De politie verdenkt de buurman, maar er is geen bewijs dat hij het gedaan heeft.`
verdagen
werkw.
[juridisch] een zitting opschorten tot een nadere datum
Voorbeeld: `Er werd besloten de zitting te verdagen. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verdagen in de tweede betekenis erin. `
enz.
verdampen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdɑmpə(n)]



Verbuigingen:

verdampte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verdampt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van vloeistof) in damp veranderen


Voorbeeld:

`Tijdens het opwarmen verdampt de alcohol`
Het bedrijf zag de hele winst verdampen.
(het bedrijf zag de hele winst verdwijnen)
verdoen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdun]



Verbuigingen:

verdeed (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(tijd) verbruiken zonder er nut van te hebben


Voorbeeld:

`je tijd verdoen met lanterfanten`




Synoniemen:

verspillen, verkwisten
uitverdedigen
werkw.
[sport] uit de verdediging wegwerken van de bal, zodat een aanval kan beginnen Voorbeeld: `Nadat het team knullig uitverdedigde, viel de beslissende treffer. `
verdedigbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'dedəxbar]
wat je kunt verdedigen


Voorbeelden:

`Het leger neemt een goed verdedigbare positie in.`,
`een verdedigbare stelling`,
`een verdedigbare houding`
verdedigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdedəxə(n)]



Verbuigingen:

verdedigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdedigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
beschermen tegen een aanval


Voorbeelden:

`je land verdedigen`,
`het doel verdedigen`,
`een standpunt verdedigen`,
`zich verdedigen tegen aanvallers`




Antoniem:

aanvallen
zich met hand en tand verdedigen
(zich heel goed verdedigen)
uitverdedigen
werkw.
[sport] uit de verdediging wegwerken van de bal, zodat een aanval kan beginnen Voorbeeld: `Nadat het team knullig uitverdedigde, viel de beslissende treffer. `
verdedigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdedəxə(n)]



Verbuigingen:

verdedigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdedigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
beschermen tegen een aanval


Voorbeelden:

`je land verdedigen`,
`het doel verdedigen`,
`een standpunt verdedigen`,
`zich verdedigen tegen aanvallers`




Antoniem:

aanvallen
zich met hand en tand verdedigen
(zich heel goed verdedigen)
verdedigend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'dedəxənt]
die of dat in de verdediging is


Voorbeelden:

`een verdedigende middenvelder`,
`een verdedigende houding aannemen`




Synoniem:

defensief
de verdediger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'dedəxər]



Verbuigingen:

verdediger|s (meerv.)



de verdedig|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'dedəx|stər]



Verbuigingen:

verdedigster|s (meerv.)
1) advocaat die een verdachte verdedigt in een rechtszaak


Voorbeeld:

`een verdediger met jarenlange ervaring in echtscheidingen`




Synoniem:

pleiter


2) iemand die iets of iemand anders verdedigt


Voorbeeld:

`de titel 'Verdediger van het Geloof' dragen`



3) achterhoedespeler die verdedigt sport


Voorbeeld:

`uitgeroepen worden tot verdediger van het jaar`




Antoniem:

aanvaller
de verdediging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈdedəxɪŋ]



Verbuigingen:

verdediging|en (meerv.)
keer dat je (je) verdedigt


Voorbeeld:

`in de verdediging zijn`




Synoniem:

defensie
verdedigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdedəxə(n)]



Verbuigingen:

verdedigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdedigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
beschermen tegen een aanval


Voorbeelden:

`je land verdedigen`,
`het doel verdedigen`,
`een standpunt verdedigen`,
`zich verdedigen tegen aanvallers`




Antoniem:

aanvallen
zich met hand en tand verdedigen
(zich heel goed verdedigen)
verdoen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdun]



Verbuigingen:

verdeed (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(tijd) verbruiken zonder er nut van te hebben


Voorbeeld:

`je tijd verdoen met lanterfanten`




Synoniemen:

verspillen, verkwisten
verdelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdelə(n)]



Verbuigingen:

verdeelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in stukken delen


Voorbeeld:

`de taart in acht punten verdelen`



2) iedereen een deel geven


Voorbeelden:

`de lasten verdelen`,
`de geldprijs verdelen over alle leden van het team`




Synoniem:

delen
verdeel en heers
tactiek die ervoor zorgt dat twee vijanden niet tegen je zullen samenspannen Geschiedenis


Voorbeelden:

`Verdeel en heers komt van de Latijnse uitdrukking `Divide et impere``,
`Geef een vijand meer rechten dan je andere vijand. Ze zullen dan elkaars vijand zijn en niet de jouwe.`
verdeeld
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈdelt]
niet eensgezind


Voorbeeld:

`De meningen over de nieuwe regering zijn verdeeld.`




Synoniem:

onenig
verdelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdelə(n)]



Verbuigingen:

verdeelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in stukken delen


Voorbeeld:

`de taart in acht punten verdelen`



2) iedereen een deel geven


Voorbeelden:

`de lasten verdelen`,
`de geldprijs verdelen over alle leden van het team`




Synoniem:

delen
de verdeelsleutel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'delsløtəl]



Verbuigingen:

verdeelsleutel|s (meerv.)
maatstaf waarmee je aanduidt hoe iets verdeeld is


Voorbeelden:

`een verdeelsleutel van 50-50`,
`een erfenis die volgens een verdeelsleutel over alle kinderen verdeeld wordt`,
`de totale gemeenschappelijke kosten van een flatgebouw volgens een vaste verdeelsleutel verdelen onder de bewoners`
verdeelstekker
zelfst.naamw.
een elektriciteitssnoer met stekkerdoos eraan Voorbeeld: `Zij hadden een verdeelstekker bij de computer om daarmee alle onderdelen van stroom te kunnen voorzien. `
verdeemoedigen
werkw.
tot nederigheid aanzetten

vernederen.
verdeemoedigen
werkw.
tot nederigheid aanzetten

vernederen.
verdekt
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'dɛkt]
wat je niet ziet
je verdekt opstellen
(je zo opstellen dat niemand je ziet)
verdelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdelə(n)]



Verbuigingen:

verdeelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in stukken delen


Voorbeeld:

`de taart in acht punten verdelen`



2) iedereen een deel geven


Voorbeelden:

`de lasten verdelen`,
`de geldprijs verdelen over alle leden van het team`




Synoniem:

delen
verdelgen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdɛlxə(n)]



Verbuigingen:

verdelgde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdelgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
definitief vernietigen


Voorbeeld:

`onkruid verdelgen`




Synoniem:

uitroeien
verdelingsgetal
zelfst.naamw.
[taalkunde] een telwoord dat aangeeft dat er wordt uitgedeeld met een x-aantal per item tegelijk Voorbeeld: `De woordsoort verdelingsgetal komt voor in de talen Latijn en Turks. `
de verdeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'delɪŋ]



Verbuigingen:

verdeling|en (meerv.)
het verdelen of verdeeld worden van iets


Voorbeelden:

`een ongelijke verdeling`,
`arbeidsverdeling`,
`rolverdeling`,
`taakverdeling`
verdenken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdɛŋkə(n)]



Verbuigingen:

verdacht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
denken dat iemand iets verkeerds heeft gedaan


Voorbeelden:

`iemand verdenken van moord`,
`De politie verdenkt de buurman, maar er is geen bewijs dat hij het gedaan heeft.`
de verdenking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'dɛŋkiŋ]



Verbuigingen:

verdenking|en (meerv.)
het verdenken of dat waar iemand van verdacht wordt


Voorbeelden:

`iemand van iets in verdenking stellen`,
`iemand arresteren op verdenking van moord`
verdeluwen
werkw.
[verouderd] het slap worden en wegteren, meestal van afgesneden plantenmateriaal door uitdroging Voorbeeld: `De bloemen waren reeds verdeluwd. `
I verder
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈvɛrdər]
erig


Voorbeeld:

`de verdere aanpak van de onderhandelingen`




Synoniem:

resterend
II verder
bijwoord


Uitspraak:

[ˈvɛrdər]
1) daarna


Voorbeeld:

`Verder had hij weinig nieuws.`




Synoniemen:

vervolgens, voorts


2) bovendien


Voorbeeld:

`Hij verkoopt frisdrank, tabak en verder heeft hij ook nog broodjes.`




Synoniemen:

ook nog, voor de rest, overigens


3) <woord waarmee je aangeeft dat de handeling nog langer zal duren>



Voorbeeld:

`verder lopen`
verderfelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈdɛrfələk]
erg slecht


Voorbeeld:

`een verderfelijke invloed op iemand hebben`
verderven
werkw.
voorgoed bederven, te gronde richten
Voorbeeld: `Zij verdierf het land met haar hoererij. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het verderven in de tweede betekenis erin. `
enz.
verderzetten
werkw.


Uitspraak:

['vɛrdərzɛtə(n)]



Verbuigingen:

zette verder (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdergezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets blijven doen


Voorbeelden:

`een medische behandeling verderzetten`,
`een project verderzetten`




Antoniemen:

stopzetten, ophouden met,



Synoniemen:

voortzetten, doorgaan met
verderop
bijwoord


Uitspraak:

[vɛrdərˈɔp]
op een verder gelegen plaats


Voorbeeld:

`een eindje verderop wonen`
verderven
werkw.
voorgoed bederven, te gronde richten
Voorbeeld: `Zij verdierf het land met haar hoererij. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het verderven in de tweede betekenis erin. `
enz.
verderzetten
werkw.


Uitspraak:

['vɛrdərzɛtə(n)]



Verbuigingen:

zette verder (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdergezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets blijven doen


Voorbeelden:

`een medische behandeling verderzetten`,
`een project verderzetten`




Antoniemen:

stopzetten, ophouden met,



Synoniemen:

voortzetten, doorgaan met
verdichten
werkw.


Uitspraak:

[vər'dɪxtə(n)]


Toon alle vervoegingen
1) (van grond) dichter maken


Verbuigingen:

verdichtte (verl.tijd enkelv.) heeft verdicht (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`grond verdichten om te voorkomen dat een gebouw gaat verzakken`



2) dichter worden


Verbuigingen:

verdichtte (verl.tijd enkelv.) is verdicht (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`gas dat tot een vloeistof verdicht`
verdichtsel
zelfst.naamw.
iets dat niet bestaat
verdichten
werkw.


Uitspraak:

[vər'dɪxtə(n)]


Toon alle vervoegingen
1) (van grond) dichter maken


Verbuigingen:

verdichtte (verl.tijd enkelv.) heeft verdicht (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`grond verdichten om te voorkomen dat een gebouw gaat verzakken`



2) dichter worden


Verbuigingen:

verdichtte (verl.tijd enkelv.) is verdicht (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`gas dat tot een vloeistof verdicht`
verdienen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdinə(n)]



Verbuigingen:

verdiende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdiend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) geld krijgen voor werk dat je hebt gedaan


Voorbeeld:

`tweeduizend euro netto per maand verdienen`
2) behoren te krijgen in ruil voor iets dat je gedaan hebt


Voorbeelden:

`Jij verdient een complimentje.`,
`straf verdienen`
ergens dik aan verdienen
(ergens veel winst op maken)
geld als water verdienen
(veel geld verdienen)
Die oplossing verdient geen schoonheidsprijs.
(dat is niet de ideale oplossing)
het verdient aanbeveling om
(het is beter om)
verdiend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'dint]
wat je behoort te krijgen in ruil voor iets dat je gedaan hebt


Voorbeelden:

`Dat is je verdiende loon!`,
`een verdiende overwinning`,
`een verdiende straf`
verdienen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdinə(n)]



Verbuigingen:

verdiende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdiend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) geld krijgen voor werk dat je hebt gedaan


Voorbeeld:

`tweeduizend euro netto per maand verdienen`
2) behoren te krijgen in ruil voor iets dat je gedaan hebt


Voorbeelden:

`Jij verdient een complimentje.`,
`straf verdienen`
ergens dik aan verdienen
(ergens veel winst op maken)
geld als water verdienen
(veel geld verdienen)
Die oplossing verdient geen schoonheidsprijs.
(dat is niet de ideale oplossing)
het verdient aanbeveling om
(het is beter om)
de verdienste
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈdinstə]



Verbuigingen:

verdienste|n (meerv.)
goede prestatie die je hebt geleverd en waarvoor je lof verdient


Voorbeeld:

`een vrouw van grote verdiensten`
verdienstelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈdinstələk]
vrij goed


Voorbeeld:

`een verdienstelijk pianist`




Synoniem:

redelijk (2)
de verdienste
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈdinstə]



Verbuigingen:

verdienste|n (meerv.)
goede prestatie die je hebt geleverd en waarvoor je lof verdient


Voorbeeld:

`een vrouw van grote verdiensten`
het verdiep
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'dip]



Verbuigingen:

verdiep|en (meerv.)
ruimte tussen vloer en plafond in een gebouw


Voorbeeld:

`Ik woon op het tweede verdiep van een flatgebouw.`




Synoniemen:

verdieping, woonlaag
zich verdiepen in
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈdipə(n) ɪn]



Verbuigingen:

verdiepte zich in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verdiept in (volt.deelw.)
grondig bestuderen


Voorbeeld:

`zich verdiepen in het werk van Spinoza`




Synoniem:

zich buigen over
de verdieping
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈdipɪŋ]



Verbuigingen:

verdieping|en (meerv.)
ruimte tussen vloer en plafond in een gebouw


Voorbeelden:

`Ik woon op de tweede verdieping.`,
`een gebouw van zestien verdiepingen`




Synoniemen:

etage, woonlaag
verdiepen
werkw.


Uitspraak:

[vər'dipə(n)]



Verbuigingen:

verdiepte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdiept (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iets dieper maken


Voorbeeld:

`een vijver verdiepen`



2) iets uitbreiden of sterker maken


Voorbeelden:

`een vriendschap verdiepen`,
`je algemene kennis verdiepen`
verdierlijken
werkw.
verworden tot iemand met dierlijke instincten

dierlijke instincten de overhand doen krijgen
verdierlijken
werkw.
verworden tot iemand met dierlijke instincten

dierlijke instincten de overhand doen krijgen
verdierlijking
zelfst.naamw.
verworden tot iemand met dierlijke instincten
Voorbeeld: `Het was alsof het kind een volledige verdierlijking onderging. `
dierlijke instincten de overhand doen krijgen
verderven
werkw.
voorgoed bederven, te gronde richten
Voorbeeld: `Zij verdierf het land met haar hoererij. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het verderven in de tweede betekenis erin. `
enz.
verdikken
werkw.


Uitspraak:

[vər'dɪkə(n)]
1) (een vloeistof) dikker maken


Verbuigingen:

verdikte (verl.tijd enkelv.) heeft verdikt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`de saus verdikken`




Synoniem:

indikken


2) dikker worden (van iets)


Verbuigingen:

verdikte (verl.tijd enkelv.) is verdikt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`bloedvaten die verdikken`




(van iemand) verdikken

(toenemen in gewicht) Synoniem: aankomen, dikker worden Antoniem: vermageren
de verdikking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈdɪkɪŋ]



Verbuigingen:

verdikking|en (meerv.)
plek waar iets dikker is


Voorbeeld:

`een plaatselijke verdikking door ontsteking`
verdisconteren
werkw.


Uitspraak:

[vərdɪskɔn'terə(n)]



Verbuigingen:

verdisconteerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdisconteerd (volt.deelw.)
rekening houden met (iets nadeligs)


Voorbeeld:

`de milieukosten in de prijs verdisconteren`
verdoen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdun]



Verbuigingen:

verdeed (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(tijd) verbruiken zonder er nut van te hebben


Voorbeeld:

`je tijd verdoen met lanterfanten`




Synoniemen:

verspillen, verkwisten
verdoemen
werkw.
tot een onfortuinlijk en onvermijdelijk einde veroordelen
Voorbeeld: `De onwil van met name de Franse koning om een bondgenootschap aan te gaan met Arghun Khan verdoemde het laatste bolwerk van de kruisvaarders, Akko, tot de ondergang. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verdoemen in de tweede betekenis erin. `
enz.
de verdoemenis
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'dumənɪs]



Verbuigingen:

verdoemenis|sen (meerv.)
rijk van de duivels waar (volgens sommigen) slechte mensen wonen na hun dood


Voorbeeld:

`de eeuwige verdoemenis`




Synoniemen:

verdommenis, hel



(iets of iemand) naar de verdoemenis helpen

((iets of iemand) helemaal kapot maken, ten onder doen gaan)
verdoezelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈduzələ(n)]



Verbuigingen:

verdoezelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdoezeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets onaangenaams verbergen door het niet of nauwelijks te vertellen


Voorbeeld:

`de waarheid verdoezelen`
verdoezelend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'duzələnt]
(van taal) verhullend


Voorbeeld:

`iets op een verdoezelende manier formuleren`




Synoniemen:

wollig, bedekt
verdommen
werkw.


Uitspraak:

[vər'dɔmə(n)]



Verbuigingen:

verdomde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdomd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets of iemand vervloeken


Voorbeeld:

`de persoon die je kat omvergereden heeft verdommen`




Synoniemen:

vervloeken, verwensen
verdomd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'dɔmt]
dit zeg je als je iets of iemand vervloekt>



Voorbeelden:

`Die verdomde wespen komen mij altijd lastigvallen als ik aan het eten ben.`,
`een verdomd rotjoch`




Synoniem:

vervloekt
verdomme
tussenwerpsel


Uitspraak:

[vərdɔmə]
term waarmee je uiting geeft aan je boosheid of teleurstelling>



Voorbeeld:

`Verdomme, ik heb het je al tien keer gezegd.`




Synoniem:

verdorie
de verdommenis
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈdɔmənɪs]
rijk van de duivels waar (volgens sommigen) slechte mensen wonen na hun dood


Synoniemen:

hel, verdoemenis
iets naar de verdommenis helpen
(iets helemaal kapotmaken)
verdonkeren
werkw.


Uitspraak:

[vər'dɔŋkərə(n)]



Verbuigingen:

verdonkerde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) donker(der) maken


Verbuigingen:

heeft verdonkerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`een te lichte verf verdonkeren door er een donkere kleur aan toe te voegen`



2) donker(der) worden


Verbuigingen:

is verdonkerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`een houten tafel die in de loop der tijd verdonkerd is`
verdonkeremanen
werkw.


Uitspraak:

[vərdɔŋkərəˈmanə(n)]



Verbuigingen:

verdonkeremaande (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdonkeremaand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
stiekem inpikken


Voorbeeld:

`een kritisch rapport verdonkeremanen`




Synoniemen:

achteroverdrukken, verduisteren
verdonkeren
werkw.


Uitspraak:

[vər'dɔŋkərə(n)]



Verbuigingen:

verdonkerde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) donker(der) maken


Verbuigingen:

heeft verdonkerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`een te lichte verf verdonkeren door er een donkere kleur aan toe te voegen`



2) donker(der) worden


Verbuigingen:

is verdonkerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`een houten tafel die in de loop der tijd verdonkerd is`
verdoven
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdovə(n)]



Verbuigingen:

verdoofde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdoofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een deel) van het lichaam (tijdelijk) gevoelloos maken


Voorbeeld:

`De tandarts verdoofde mijn kaak voordat hij de kies trok.`




verdovende middelen

(stoffen die je rookt, slikt of inspuit en die je bewustzijn beïnvloeden) Synoniem: drugs
verdorren
werkw.


Uitspraak:

[vər'dɔrə(n)]



Verbuigingen:

verdorde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verdord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
droog of dor (1) worden


Voorbeeld:

`een bos bloemen die na een paar dagen al helemaal verdord is`
verdorie
tussenwerpsel


Uitspraak:

[vər'dori]
term waarmee je uiting geeft aan je boosheid of teleurstelling>



Voorbeeld:

`Verdorie, waar heb ik mijn autosleutels nu weer gelegd!`




Synoniem:

verdomme
verdorven
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'dɔrvə(n)]
wat zedelijk heel erg slecht is


Voorbeelden:

`een verdorven wereld`,
`Veel mensen vinden pedofielen verdorven mensen.`




Synoniem:

immoreel
de verdorvenheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈdɔrvənhɛit]



Verbuigingen:

verdorven|heden (meerv.)
iets dat zedelijk heel erg slecht is


Voorbeeld:

`De orthodoxe dominee vindt seks buiten het huwelijk een verdorvenheid.`




Synoniem:

immoraliteit
verdoven
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdovə(n)]



Verbuigingen:

verdoofde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdoofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een deel) van het lichaam (tijdelijk) gevoelloos maken


Voorbeeld:

`De tandarts verdoofde mijn kaak voordat hij de kies trok.`
verdovende middelen
(stoffen die je rookt, slikt of inspuit en die je bewustzijn beïnvloeden) Synoniem: drugs
de verdoving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈdovɪŋ]



Verbuigingen:

verdoving|en (meerv.)
keer dat je verdooft


Voorbeelden:

`plaatselijke verdoving`,
`Na twee uur is de verdoving uitgewerkt.`




Synoniem:

anesthesie
verdragen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdraxə(n)]



Verbuigingen:

verdroeg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vervelende dingen dulden


Voorbeeld:

`geen lawaai verdragen`




Synoniemen:

ertegen kunnen, kunnen hebben, verduren
verdraagzaam
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈdraxsam]
bereid veel te verdragen


Voorbeeld:

`een liberale en verdraagzame samenleving`




Synoniemen:

tolerant, lankmoedig
de verdraagzaamheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈdraxsamhɛit]
het verdraagzaam zijn
verdraaien
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdrajə(n)]



Verbuigingen:

verdraaide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdraaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) door draaien stukmaken


Voorbeeld:

`ik heb mijn pols verdraaid`



2) door draaien veranderen


Voorbeeld:

`je stem verdraaien`
iemands woorden verdraaien
(iemands woorden verkeerd weergeven)
de verdraaiing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'drajɪŋ]



Verbuigingen:

verdraaiing|en (meerv.)
het verdraaien of iets dat verdraaid is


Voorbeelden:

`een verdraaiing van de feiten`,
`een verdraaiing van de werkelijkheid`,
`pijn als gevolg van verdraaiing van mijn pols`
het verdrag
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈdrɑx]



Verbuigingen:

verdrag|en (meerv.)
officiële overeenkomst tussen landen


Voorbeeld:

`Het Verdrag van Rome werd gesloten in 1957.`




Synoniemen:

pact, conventie
verdragen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdraxə(n)]



Verbuigingen:

verdroeg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vervelende dingen dulden


Voorbeeld:

`geen lawaai verdragen`




Synoniemen:

ertegen kunnen, kunnen hebben, verduren
verdrijven
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdrɛivə(n)]



Verbuigingen:

verdreef (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat iets of iemand weggaat


Voorbeelden:

`De bewoners werden uit hun dorpen verdreven.`,
`de pijn verdrijven`




Synoniemen:

wegjagen, verjagen
de tijd verdrijven
(iets doen waardoor de tijd sneller voorbij lijkt te gaan)
het verdriet
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈdrit]
naar gevoel waardoor je soms moet huilen


Voorbeelden:

`verdriet hebben`,
`iemand veel verdriet bezorgen/doen`




Antoniem:

vreugde



Synoniemen:

leed, smart, droefenis
stuk verdriet
(ellendeling)
verdrieten
werkw.
Verdriet doen, somber stemmen. Voorbeeld: `De dood van zijn moeder verdroot hem zeer. `
verdrietig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈdritəx]
1) met verdriet


Voorbeeld:

`een verdrietig meisje`




Synoniemen:

bedroefd, triest


2) verdriet gevend


Voorbeeld:

`het verdrietige bericht over het overlijden van je vader`




Synoniemen:

droevig, triest
verdrievoudigen
werkw.


Uitspraak:

[vərdri'vɑudəxə(n)]



Verbuigingen:

verdrievoudigde (verl.tijd enkelv.)
1) drie keer zo groot of zo veel maken


Verbuigingen:

heeft verdrievoudigd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`het aantal werknemers van je bedrijf verdrievoudigen`



2) drie keer zo groot of zo veel worden


Verbuigingen:

is verdrievoudigd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Zijn gewicht is in enkele jaren tijd verdrievoudigd.`
verdringen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdrɪŋə(n)]



Verbuigingen:

verdrong (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand of iets) van zijn of haar oorspronkelijke plek dringen


Voorbeelden:

`de winnaar van vorig jaar van zijn plaats verdringen`,
`De kopers verdrongen zich rond de bak met aanbiedingen.`



2) (gevoelens) onderdrukken


Voorbeeld:

`Ik heb die nare herinneringen verdrongen.`
verdrinken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdrɪŋkə(n)]



Verbuigingen:

verdronk (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verdronken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doodgaan door gebrek aan lucht onder water


Voorbeeld:

`Vorig jaar zijn hier twee kinderen verdronken in het zwembad.`




Synoniem:

verzuipen
Ik verdrink in die jas.
(Die jas is veel te groot voor mij.)
verdrinking
zelfst.naamw.
een gebeurtenis waarbij iemand de dood vindt door te veel water in de longen Voorbeeld: `Er werd vastgesteld dat het een geval van verdrinking was. `
verdrinken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdrɪŋkə(n)]



Verbuigingen:

verdronk (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verdronken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doodgaan door gebrek aan lucht onder water


Voorbeeld:

`Vorig jaar zijn hier twee kinderen verdronken in het zwembad.`




Synoniem:

verzuipen
Ik verdrink in die jas.
(Die jas is veel te groot voor mij.)
verdragen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdraxə(n)]



Verbuigingen:

verdroeg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vervelende dingen dulden


Voorbeeld:

`geen lawaai verdragen`




Synoniemen:

ertegen kunnen, kunnen hebben, verduren
verdrogen
werkw.
gevaarlijk veel water verliezen Voorbeeld: `Door de hitte en het uitblijven van de regen is het gras helemaal aan het verdrogen, er zijn zelfs al stukken geel. `
verdringen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdrɪŋə(n)]



Verbuigingen:

verdrong (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand of iets) van zijn of haar oorspronkelijke plek dringen


Voorbeelden:

`de winnaar van vorig jaar van zijn plaats verdringen`,
`De kopers verdrongen zich rond de bak met aanbiedingen.`



2) (gevoelens) onderdrukken


Voorbeeld:

`Ik heb die nare herinneringen verdrongen.`
verdrinken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdrɪŋkə(n)]



Verbuigingen:

verdronk (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verdronken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doodgaan door gebrek aan lucht onder water


Voorbeeld:

`Vorig jaar zijn hier twee kinderen verdronken in het zwembad.`




Synoniem:

verzuipen
Ik verdrink in die jas.
(Die jas is veel te groot voor mij.)
verdrogen
werkw.
gevaarlijk veel water verliezen Voorbeeld: `Door de hitte en het uitblijven van de regen is het gras helemaal aan het verdrogen, er zijn zelfs al stukken geel. `
in de verdrukking raken
(het risico lopen verwaarloosd te worden)
verdubbelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdʏbələ(n)]



Verbuigingen:

verdubbelde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) twee keer zo veel of zo groot maken


Verbuigingen:

heeft verdubbeld (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`je inzet verdubbelen bij het pokeren`



2) twee keer zo veel of zo groot worden


Verbuigingen:

is verdubbeld (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Het aantal leerlingen is verdubbeld.`
verduidelijken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdœydələkə(n)]



Verbuigingen:

verduidelijkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verduidelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
begrijpelijk maken


Voorbeeld:

`iets met een voorbeeld verduidelijken`




Synoniemen:

toelichten, verklaren
de verduidelijking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'dœydələkɪŋ]



Verbuigingen:

verduidelijking|en (meerv.)
het verduidelijken of iets dat verduidelijkt is


Voorbeelden:

`ter verduidelijking een voorbeeldje geven`,
`Er is nog enige verduidelijking nodig bij dit stukje tekst.`




Synoniem:

verklaring
verduisteren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdœystərə(n)]



Verbuigingen:

verduisterde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verduisterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zo afsluiten dat er geen licht bij kan


Voorbeeld:

`de kamer verduisteren met dikke gordijnen`



2) stelen


Voorbeeld:

`De kassier heeft meer dan vijfduizend euro verduisterd.`




Synoniemen:

verdonkeremanen, achteroverdrukken
de verduistering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈdœystərɪŋ]



Verbuigingen:

verduistering|en (meerv.)
1) het donker maken


Voorbeeld:

`de verduistering van de kamer`




Antoniem:

verlichting


2) het onzichtbaar worden van hemellichamen astronomie


Voorbeeld:

`zonsverduistering`



3) het stelen


Voorbeeld:

`je schuldig maken aan de verduistering van bewijsstukken`
verdunnen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdʏnə(n)]



Verbuigingen:

verdunde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verdund (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
minder geconcentreerd maken door met een andere vloeistof te mengen


Voorbeeld:

`verf verdunnen met terpentijn`




Antoniem:

concentreren
verdund
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'dʏnt]
wat minder geconcentreerd gemaakt is


Voorbeelden:

`met water verdund fruitsap`,
`met olie verdunde verf`
verdunning
zelfst.naamw.
[scheikunde] het verlagen van de concentratie van een oplossing door toevoeging van meer oplosmiddel
Voorbeeld: `Je kunt een seriële verdunning toepassen. `
[scheikunde] een verlaagde concentratie
Voorbeeld: `We hebben zowel de vijf- als de tienvoudige verdunning getitreerd. `
een plaats waar iets dunner is dan elders
Voorbeeld: `Op die plaats treedt vaak een verdunning in de huid op. `
verduren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdyrə(n)]



Verbuigingen:

verduurde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verduurd (volt.deelw.)
(vervelende dingen) meemaken


Voorbeeld:

`heel wat te verduren hebben`




Synoniem:

verdragen
verdwalen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdwalə(n)]



Verbuigingen:

verdwaalde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verdwaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de weg kwijtraken


Voorbeeld:

`in een doolhof verdwalen`
een verdwaalde kogel
(een kogel die een ander dan het beoogde doel raakt)
verdwazen
werkw.
dwaas maken/dwaas worden
verdwijnen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈdwɛinə(n)]



Verbuigingen:

verdween (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verdwenen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weggaan


Voorbeelden:

`De gasten waren allemaal binnen tien minuten verdwenen.`,
`Verdwijn uit mijn ogen!`
in het niets verdwijnen
(helemaal wegraken)
verdwijnen als sneeuw voor de zon
(helemaal en snel wegraken)
spoorloos verdwijnen
(wegraken zonder een spoor achter te laten)
verdwijnen in
(door vermenging onzichtbaar worden) Synoniem: opgaan in
verdwijngat
zelfst.naamw.
[aardrijkskunde] gat, holte, put waarin een beek stroomt en in de grond verdwijnt.
verdwijning
zelfst.naamw.
het verdwijnen
vere
werkw.
[auxl|nno] zijn
veredelen
werkw.


Uitspraak:

[vər'edələ(n)]



Verbuigingen:

veredelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft veredeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iets) beter of waardevoller maken


Voorbeeld:

`hout veredelen zodat het bestand is tegen insecten en het langer meegaat`
2) (grondstoffen en halffabricaten) tot een afgewerkt product maken


Voorbeeld:

`textiel veredelen door het te bleken of te verven`
planten veredelen
(planten kweken om een beter ras te krijgen)
dieren veredelen
(dieren fokken om een beter ras te krijgen)
vereelten
werkw.
met eelt bedekt worden
verenen
werkw.


Uitspraak:

[vər'enə(n)]



Verbuigingen:

vereende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vereend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(dingen of personen) bij elkaar brengen


Synoniemen:

samenbrengen, verenigen
met vereende krachten
(met gebundelde krachten) `Met vereende krachten een moeilijke opdracht zonder problemen volbrengen.`
vereenvoudigen
werkw.


Uitspraak:

[vəren'vɑudəxə(n)]



Verbuigingen:

vereenvoudigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vereenvoudigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat iets makkelijker, duidelijker of eenvoudiger is


Voorbeelden:

`een procedure vereenvoudigen`,
`een wiskundige formule vereenvoudigen`,
`een moeilijke tekst vereenvoudigen door er een samenvatting van te maken`




Synoniem:

vergemakkelijken
de vereenvoudiging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vəren'vɑudəxɪŋ]



Verbuigingen:

vereenvoudiging|en (meerv.)
het vereenvoudigen of iets dat vereenvoudigd is


Voorbeelden:

`een administratieve vereenvoudiging`,
`algemeen kader voor de vereenvoudiging van wetgeving, procedures en regels`
vereenzelvigen met
werkw.


Uitspraak:

[vəren'zɛlvəxə(n) mɛt]



Verbuigingen:

vereenzelvigde met (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vereenzelvigd met (volt.deelw.)
(dingen of personen) als gelijk beschouwen


Voorbeeld:

`twee historische gebeurtenissen met elkaar vereenzelvigen`




Synoniem:

identificeren met
je vereenzelvigen met (iets of iemand)
(je identificeren met (iets of iemand)) `je vereenzelvigen met het personage dat je speelt in een toneelstuk`
vereren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈerə(n)]



Verbuigingen:

vereerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vereerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
grote bewondering hebben (voor iemand)


Voorbeeld:

`de maagd Maria vereren`




Synoniem:

eren
zich zeer vereerd voelen
(zeer gevleid zijn)
iemand vereren met een bezoek
(iemand bezoeken)
vereeuwigen
werkw.


Uitspraak:

[vər'ewəxə(n)]



Verbuigingen:

vereeuwigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vereeuwigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) zo maken dat het eeuwig blijft bestaan


Voorbeeld:

`je naam vereeuwigen`
je laten vereeuwigen
(een foto, beeld of portret van je laten maken)
vereffenen
werkw.


Uitspraak:

[vər'ɛfənə(n)]



Verbuigingen:

vereffende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vereffend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) financieel afhandelen


Voorbeelden:

`een rekening meteen in zijn geheel vereffenen`,
`een nalatenschap vereffenen`




Synoniemen:

verevenen, betalen


2) (een geschil) oplossen


Voorbeeld:

`een geschil tussen twee personen proberen te vereffenen`




Synoniem:

schikken
vereisen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɛisə(n)]



Verbuigingen:

vereiste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vereist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
noodzakelijk zijn of maken


Voorbeelden:

`veel inspanning vereisen`,
`Enige technische kennis is vereist.`




Synoniemen:

vergen, eisen, kosten
de/het vereiste
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈɛiste]



Verbuigingen:

vereiste|n (meerv.)
voorwaarde die noodzakelijk is


Voorbeelden:

`een eerste vereiste`,
`de technische vereisten`
de/het vereiste
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈɛiste]



Verbuigingen:

vereiste|n (meerv.)
voorwaarde die noodzakelijk is


Voorbeelden:

`een eerste vereiste`,
`de technische vereisten`
veren
bijv.naamw.


Uitspraak:

['verə(n)]
met of uit veren (gemaakt)


Voorbeelden:

`een veren dekbed`,
`een veren kussen`
verenen
werkw.


Uitspraak:

[vər'enə(n)]



Verbuigingen:

vereende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vereend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(dingen of personen) bij elkaar brengen


Synoniemen:

samenbrengen, verenigen
met vereende krachten
(met gebundelde krachten) `Met vereende krachten een moeilijke opdracht zonder problemen volbrengen.`
verenigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈenəxə(n)]



Verbuigingen:

verenigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verenigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
samenbrengen


Voorbeelden:

`de Verenigde Naties`,
`zich verenigen in een vakbond`
je niet kunnen verenigen met de doelstellingen van de organisatie
(de doelstellingen van de organisatie afwijzen)
Verenigde Arabische Republiek
zelfst.naamw.
unie van Egypte en Syrië van 1958 tot 1961, en de officiële naam van Egypte van 1961 tot 1971
Verenigde Staten
zelfst.naamw.
[land] een land dat een groot deel van het Noord-Amerikaanse continent beslaat en opgedeeld is in vijftig staten. In het zuiden grenst het aan Mexico en in het noorden aan Canada. De officiële naam is de 'Verenigde Staten van Amerika'
de vereniging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈenəxɪŋ]



Verbuigingen:

vereniging|en (meerv.)
organisatie met leden die een gemeenschappelijk doel nastreven


Voorbeelden:

`sportvereniging`,
`muziekvereniging`
de vereniging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈenəxɪŋ]



Verbuigingen:

vereniging|en (meerv.)
organisatie met leden die een gemeenschappelijk doel nastreven


Voorbeelden:

`sportvereniging`,
`muziekvereniging`
vereren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈerə(n)]



Verbuigingen:

vereerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vereerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
grote bewondering hebben (voor iemand)


Voorbeeld:

`de maagd Maria vereren`




Synoniem:

eren
zich zeer vereerd voelen
(zeer gevleid zijn)
iemand vereren met een bezoek
(iemand bezoeken)
vererven
werkw.


Uitspraak:

[vər'ɛrvə(n)]



Verbuigingen:

vererfde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vererfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) als erfenis toekomen of doen toekomen (aan iemand)


Voorbeelden:

`e bedrijf laten vererven aan je kinderen`,
`Als de ondernemer komt te overlijden, vererven de aandelen in principe voor gelijke delen aan alle erfgenamen.`



2) kenmerken van iets of iemand (op iets of iemand anders) doen overgaan


Voorbeeld:

`een achternaam die in de meeste gevallen van vader op zoon of dochter vererfd wordt`
verergeren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɛrxərə(n)]



Verbuigingen:

verergerde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) erger maken


Verbuigingen:

heeft verergerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Roken verergert de klachten.`



2) erger worden


Verbuigingen:

is verergerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De situatie is verergerd.`
verergeren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɛrxərə(n)]



Verbuigingen:

verergerde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) erger maken


Verbuigingen:

heeft verergerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Roken verergert de klachten.`



2) erger worden


Verbuigingen:

is verergerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De situatie is verergerd.`
vererven
werkw.


Uitspraak:

[vər'ɛrvə(n)]



Verbuigingen:

vererfde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vererfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) als erfenis toekomen of doen toekomen (aan iemand)


Voorbeelden:

`e bedrijf laten vererven aan je kinderen`,
`Als de ondernemer komt te overlijden, vererven de aandelen in principe voor gelijke delen aan alle erfgenamen.`



2) kenmerken van iets of iemand (op iets of iemand anders) doen overgaan


Voorbeeld:

`een achternaam die in de meeste gevallen van vader op zoon of dochter vererfd wordt`
verevenen
werkw.


Uitspraak:

[vər'evənə(n)]



Verbuigingen:

verevende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verevend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
financieel afhandelen


Voorbeelden:

`rekeningen verevenen`,
`de pensioenrechten verevenen bij een scheiding`




Synoniem:

vereffenen (1)
de verf
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɛrf]



Verbuigingen:

verven (meerv.)
vloeibare kleurstof die je met een kwast ergens op doet om het te beschermen en een kleur te geven


Voorbeelden:

`iets goed in de verf zetten`,
`olieverf`,
`waterverf`
verfbaarheid
zelfst.naamw.
de mate waarin of het gemak waarmee iets geverfd kan worden Voorbeeld: `De grote verfbaarheid van deze vezel maakt haar uitstekend geschikt voor dit doel. `
verven
werkw.


Uitspraak:

['vɛrvə(n)]



Verbuigingen:

verfde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geverfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met verf bedekken


Voorbeelden:

`Weet je dat hij zijn haar verft?`,
`De vloer heb ik rood geverfd.`




Synoniem:

schilderen
verfijnen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈfɛinə(n)]



Verbuigingen:

verfijnde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verfijnd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
fijner of gevoeliger maken


Voorbeeld:

`een verfijnde smaak hebben`
verfijnd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'fɛint]
van heel goede kwaliteit


Voorbeeld:

`het verfijnde gehoor van een kat`




Synoniem:

fijn (3)
een verfijnde keuken
(keuken (2) met verfijnde gerechten)
verfilmen
werkw.


Uitspraak:

[vər'fɪlmə(n)]



Verbuigingen:

verfilmde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verfilmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van iets) een film maken


Voorbeelden:

`een boek verfilmen`,
`het leven van een bekend persoon verfilmen`
verflaag
zelfst.naamw.
een laag verhard, vaak met pigment gekleurd materiaal ooit aangebracht in vloeibare vorm Voorbeeld: `Ik heb er wel zeven verflagen van af staan schrappen. `
verflensen
werkw.
het slap worden en wegteren, meestal van afgesneden plantenmateriaal door uitdroging Voorbeeld: `De bloemen waren reeds verflenst. `
verfoeien
werkw.


Uitspraak:

[vər'fujə(n)]



Verbuigingen:

verfoeide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verfoeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets of iemand) afschuwelijk vinden


Voorbeelden:

`de nieuwe vriendin van je broer verfoeien omdat ze een snob is`,
`het eten van vlees en vis verfoeien`




Synoniemen:

verafschuwen, gruwen van
verfoeilijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'fujlək]
heel naar


Voorbeelden:

`in verfoeilijke omstandigheden proberen te overleven`,
`een verfoeilijk verleden hebben omdat je ouders gestorven zijn toen je acht jaar was`




Synoniemen:

afschuwelijk, verschrikkelijk
verfoeien
werkw.


Uitspraak:

[vər'fujə(n)]



Verbuigingen:

verfoeide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verfoeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets of iemand) afschuwelijk vinden


Voorbeelden:

`de nieuwe vriendin van je broer verfoeien omdat ze een snob is`,
`het eten van vlees en vis verfoeien`




Synoniemen:

verafschuwen, gruwen van
verfomfaaien
werkw.


Uitspraak:

[vərˈfɔmfajə(n)]



Verbuigingen:

verfomfaaide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verfomfaaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(kleding) verkreuken en slordig maken


Voorbeeld:

`Die lange vliegreis heeft mijn jurk helemaal verfomfaaid.`
verfomfaaid
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'fɔmfajt]
slordig of verkreukeld


Voorbeelden:

`er verfomfaaid uitzien omdat je vanmorgen je haren niet gekamd hebt`,
`een verfomfaaid blad papier`
verfomfaaien
werkw.


Uitspraak:

[vərˈfɔmfajə(n)]



Verbuigingen:

verfomfaaide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verfomfaaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(kleding) verkreuken en slordig maken


Voorbeeld:

`Die lange vliegreis heeft mijn jurk helemaal verfomfaaid.`
verfraaien
werkw.


Uitspraak:

[vər'frajə(n)]



Verbuigingen:

verfraaide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verfraaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
mooi(er) maken


Voorbeelden:

`de gevels van oude gebouwen verfraaien door ze opnieuw te verven`,
`je slaapkamer verfraaien met nieuwe meubels`




Synoniem:

sieren
verfransen
werkw.
[intr], Franstalig maken/worden
verfransen
werkw.
[intr], Franstalig maken/worden
I verfrissen
werkw.


Uitspraak:

[vər'frɪsə(n)]



Verbuigingen:

verfriste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verfrist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(weer) fris maken


Voorbeeld:

`de airco aanzetten om je auto te verfrissen`
II zich verfrissen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'frɪsə(n)]



Verbuigingen:

verfriste zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verfrist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets doen waardoor je je, bijvoorbeeld na een vermoeiende reis, weer prettiger voelt


Voorbeeld:

`je verfrissen voor het avondmaal`




Synoniem:

opfrissen (2)
I verfrissen
werkw.


Uitspraak:

[vər'frɪsə(n)]



Verbuigingen:

verfriste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verfrist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(weer) fris maken


Voorbeeld:

`de airco aanzetten om je auto te verfrissen`
II zich verfrissen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'frɪsə(n)]



Verbuigingen:

verfriste zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verfrist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets doen waardoor je je, bijvoorbeeld na een vermoeiende reis, weer prettiger voelt


Voorbeeld:

`je verfrissen voor het avondmaal`




Synoniem:

opfrissen (2)
verfrissend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈfrɪsənt]
fris makend


Voorbeelden:

`een verfrissend drankje`,
`een verfrissende deodorant`




Synoniemen:

verkoelend, opfrissend
een verfrissende en creatieve collectie
(een moderne en creatieve collectie)
verfroller
zelfst.naamw.
een rol zwart materiaal die om een vaak metalen as wentelt, bedoeld voor het aanbrengen van verf op grote oppervlakken Voorbeeld: `Met een verfroller zijn grote rechte vlakken snel te verven, maar de hoeken en stekkerdozen vergen vaak wat meer tijd. `
verfrommelen
werkw.
iets pletten, in elkaar drukken en/of samenknijpen tot een bolletje Voorbeeld: `Ze verfrommelde haar mislukte aantekening en gooide het ding in de prullenbak. `
verfrommelen
werkw.
iets pletten, in elkaar drukken en/of samenknijpen tot een bolletje Voorbeeld: `Ze verfrommelde haar mislukte aantekening en gooide het ding in de prullenbak. `
verfspuit
zelfst.naamw.
een werktuig voor het aanbrengen van een verflaag Voorbeeld: `Een verfspuit bestaat vaak uit een hervulbaar vat waarop een spuitdeel is geplaatst dat via een slang met een compressor of met een vat met gecomprimeerde lucht is verbonden. `
verfspuit
zelfst.naamw.
een werktuig voor het aanbrengen van een verflaag Voorbeeld: `Een verfspuit bestaat vaak uit een hervulbaar vat waarop een spuitdeel is geplaatst dat via een slang met een compressor of met een vat met gecomprimeerde lucht is verbonden. `
verven
werkw.


Uitspraak:

['vɛrvə(n)]



Verbuigingen:

verfde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geverfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met verf bedekken


Voorbeelden:

`Weet je dat hij zijn haar verft?`,
`De vloer heb ik rood geverfd.`




Synoniem:

schilderen
vergaan
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxan]



Verbuigingen:

verging (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vergaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) ophouden te bestaan
vergane glorie
(restant van een luisterrijk verleden) `Je kunt nog zien dat de stad erg mooi geweest is, maar het is wel vergane glorie.`
Onkruid vergaat niet.
(Slechte mensen blijven lang in leven.)
vergaan van
(omkomen van) Synoniem: sterven van
2)


Hoe vergaat het je ouders?
(hoe gaat het met je ouders?)
vergaan van
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxan vɑn]



Verbuigingen:

verging van (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vergaan van (volt.deelw.)
lijden onder een teveel van iets


Voorbeelden:

`Ik verga van de dorst.`,
`vergaan van de pijn`
vergaand
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈvɛrxant]
grote gevolgen hebbend


Voorbeeld:

`vergaande maatregelen nemen`




Synoniemen:

verstrekkend, ingrijpend
vergapen
werkw.
[refl] 'zich ~ aan' gefascineerd naar iets staren Voorbeeld: `De massa vergaapte zich aan het spectaculaire optreden van de beroepsworstelaars. `
vergaren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxarə(n)]



Verbuigingen:

vergaarde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bijeenbrengen


Voorbeeld:

`fortuin vergaren`




Synoniem:

verzamelen
vergaderen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxadərə(n)]



Verbuigingen:

vergaderde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergaderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij elkaar komen om te overleggen


Voorbeeld:

`De directie vergadert iedere woensdagochtend.`
de vergadering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈxadərɪŋ]



Verbuigingen:

vergadering|en (meerv.)
bijeenkomst voor overleg


Voorbeelden:

`ledenvergadering`,
`bestuursvergadering`,
`een vergadering beleggen/uitschrijven/bijeenroepen/organiseren`,
`een algemene vergadering`




Synoniem:

sessie
vergaderen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxadərə(n)]



Verbuigingen:

vergaderde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergaderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij elkaar komen om te overleggen


Voorbeeld:

`De directie vergadert iedere woensdagochtend.`
de vergaderzaal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vərˈxadərzal]



Verbuigingen:

vergader|zalen (meerv.)
zaal voor vergaderingen
vergallen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxɑlə(n)]



Verbuigingen:

vergalde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bederven


Voorbeeld:

`iemands plezier vergallen`




Synoniem:

verpesten
vergallen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxɑlə(n)]



Verbuigingen:

vergalde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bederven


Voorbeeld:

`iemands plezier vergallen`




Synoniem:

verpesten
vergeven
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxevə(n)]



Verbuigingen:

vergaf (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heef vergeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet meer boos op iemand zijn omdat hij of zij iets vervelends heeft gedaan


Voorbeeld:

`Die fout vergeef ik je nooit!`
vergankelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'xɑŋkələk]
wat niet blijvend of duurzaam is


Voorbeelden:

`een vergankelijke schoonheid`,
`een vergankelijke liefde`




Antoniem:

onvergankelijk
de vergankelijkheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'xɑŋkələkhɛit]
het vergankelijk zijn (van iets of iemand)


Voorbeelden:

`de vergankelijkheid van alle levende wezens`,
`de vergankelijkheid van het verliefd zijn`
vergapen
werkw.
[refl] 'zich ~ aan' gefascineerd naar iets staren Voorbeeld: `De massa vergaapte zich aan het spectaculaire optreden van de beroepsworstelaars. `
vergaren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxarə(n)]



Verbuigingen:

vergaarde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bijeenbrengen


Voorbeeld:

`fortuin vergaren`




Synoniem:

verzamelen
vergassen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxɑsə(n)]



Verbuigingen:

vergaste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met gas vermoorden


Voorbeeld:

`In de oorlog zijn er miljoenen joden vergast.`



2) in gas veranderen


Voorbeeld:

`mest vergassen`
vergaren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxarə(n)]



Verbuigingen:

vergaarde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bijeenbrengen


Voorbeeld:

`fortuin vergaren`




Synoniem:

verzamelen
vergasten
werkw.
'iemand ~ op' iemand als gast behandelen met een maaltijd of feestelijkheid
Voorbeeld: `Daar werden we vergast op een heerlijk diner. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vergasten in de tweede betekenis erin. `
enz.
vergasten op
werkw.


Uitspraak:

[vər'xɑstə(n) ɔp]



Verbuigingen:

vergastte op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergast op (volt.deelw.)
trakteren op


Voorbeeld:

`alle genodigden bij aankomst vergasten op een verfrissend drankje`




Synoniem:

onthalen op
vergasten
werkw.
'iemand ~ op' iemand als gast behandelen met een maaltijd of feestelijkheid
Voorbeeld: `Daar werden we vergast op een heerlijk diner. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vergasten in de tweede betekenis erin. `
enz.
vergeten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxetə(n)]



Verbuigingen:

vergat (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is, heeft vergeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) niet meer in je geheugen hebben


Voorbeelden:

`Ik ben vergeten hoe je heet.`,
`Alles is vergeten en vergeven.`




Antoniem:

onthouden


2) niet aan iets denken terwijl dat wel moest


Voorbeelden:

`Ik heb mijn jas vergeten mee te nemen.`,
`een afspraak straal vergeten`
Vergeet het maar!
uitdrukking om aan te geven dat iets niet zal gebeuren
vergeven
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxevə(n)]



Verbuigingen:

vergaf (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heef vergeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet meer boos op iemand zijn omdat hij of zij iets vervelends heeft gedaan


Voorbeeld:

`Die fout vergeef ik je nooit!`
vergen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɛrxə(n)]



Verbuigingen:

vergde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevergd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
nodig zijn


Voorbeeld:

`De inspanning heeft te veel van haar krachten gevergd.`




Synoniemen:

vereisen, vragen
vergeefs
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈxefs]
zonder het gewenste resultaat


Voorbeeld:

`vergeefse pogingen`




Synoniemen:

vruchteloos, zinloos, voor niets
vergelen
werkw.
geel worden door veroudering of invloed van de omgeving Voorbeeld: ` Alle oude foto's waren vergeeld. `
het vergeet-mij-nietje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'xetmɛinicə]



Verbuigingen:

vergeet-mij-nietje|s (meerv.)
plant uit de ruwbladigenfamilie, die ook in Nederland en België voorkomt


Voorbeelden:

`bosvergeet-mij-nietje`,
`moerasvergeet-mij-nietje`,
`akkervergeet-mij-nietje`
vergeetachtig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'xetɑxtəx]
als je snel dingen vergeet


Voorbeeld:

`Mijn opa is nogal vergeetachtig maar hij is dan ook al negentig jaar oud.`
vergelden
werkw.


Uitspraak:

[vər'xɛldə(n)]



Verbuigingen:

vergold (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergolden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iemand straffen om het onrecht dat hij of zij je heeft aangedaan


Voorbeeld:

`het leven van je vermoorde broer vergelden door de dader te laten boeten`




Synoniem:

wreken


2) (iemand) iets teruggeven of belonen voor wat je gekregen hebt


Voorbeelden:

`kosten/schulden vergelden`,
`je vriendin vergelden omdat ze er voor je was toen je het moeilijk had`




Synoniem:

vergoeden
vergelden
werkw.


Uitspraak:

[vər'xɛldə(n)]



Verbuigingen:

vergold (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergolden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iemand straffen om het onrecht dat hij of zij je heeft aangedaan


Voorbeeld:

`het leven van je vermoorde broer vergelden door de dader te laten boeten`




Synoniem:

wreken


2) (iemand) iets teruggeven of belonen voor wat je gekregen hebt


Voorbeelden:

`kosten/schulden vergelden`,
`je vriendin vergelden omdat ze er voor je was toen je het moeilijk had`




Synoniem:

vergoeden
de vergelding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'xɛldɪŋ]



Verbuigingen:

vergelding|en (meerv.)
1) nare handeling waarmee je iemand straft die jou onrecht heeft aangedaan


Voorbeelden:

`vergeldingsactie`,
`vergeldingswapen`




Synoniemen:

wraak, revanche


2) dat waarmee je beloont of waarmee je beloond wordt


Voorbeeld:

`je buurman een vergelding geven omdat hij je geholpen heeft met verhuizen`




Synoniem:

beloning
vergelden
werkw.


Uitspraak:

[vər'xɛldə(n)]



Verbuigingen:

vergold (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergolden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iemand straffen om het onrecht dat hij of zij je heeft aangedaan


Voorbeeld:

`het leven van je vermoorde broer vergelden door de dader te laten boeten`




Synoniem:

wreken


2) (iemand) iets teruggeven of belonen voor wat je gekregen hebt


Voorbeelden:

`kosten/schulden vergelden`,
`je vriendin vergelden omdat ze er voor je was toen je het moeilijk had`




Synoniem:

vergoeden
vergelijken
werkw.


Uitspraak:

[vɛrxəˈlɛikə(n)]



Verbuigingen:

vergeleek (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergeleken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de verschillen en overeenkomsten tussen dingen bepalen


Voorbeeld:

`een vergelijkend onderzoek`
vergelen
werkw.
geel worden door veroudering of invloed van de omgeving Voorbeeld: ` Alle oude foto's waren vergeeld. `
vergelijkbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛrxəˈlɛigbar]
met weinig of geen verschil


Voorbeeld:

`Deze modellen zijn in vorm en kleur vergelijkbaar.`




Antoniem:

onvergelijkbaar



Synoniem:

overeenkomstig
vergelijken
werkw.


Uitspraak:

[vɛrxəˈlɛikə(n)]



Verbuigingen:

vergeleek (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergeleken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de verschillen en overeenkomsten tussen dingen bepalen


Voorbeeld:

`een vergelijkend onderzoek`
vergelijkend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərxə'lɛikənt]
als twee of meer dingen met elkaar vergeleken worden


Voorbeeld:

`een vergelijkende studie naar...`
vergelijkende trap
zelfst.naamw.
[taalkunde] de vorm die een bijvoeglijk naamwoord aanneemt als het in een vergelijking gebruikt wordt Voorbeeld: `Beter is de vergelijkende trap van goed'. `
vergelijkenderwijs
bijwoord
al vergelijkend, door vergelijking Voorbeeld: `De teksten werden vergelijkenderwijs bestudeerd. `
de vergelijking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɛrxəˈlɛikɪŋ]



Verbuigingen:

vergelijking|en (meerv.)
keer dat je dingen of mensen met elkaar vergelijkt


Voorbeelden:

`in vergelijking met`,
`een vergelijking maken/trekken tussen twee dingen`,
`'zo groen als gras' is een vergelijking`
de vergelijking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɛrxəˈlɛikɪŋ]



Verbuigingen:

vergelijking|en (meerv.)
keer dat je dingen of mensen met elkaar vergelijkt


Voorbeelden:

`in vergelijking met`,
`een vergelijking maken/trekken tussen twee dingen`,
`'zo groen als gras' is een vergelijking`
vergelijken
werkw.


Uitspraak:

[vɛrxəˈlɛikə(n)]



Verbuigingen:

vergeleek (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergeleken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de verschillen en overeenkomsten tussen dingen bepalen


Voorbeeld:

`een vergelijkend onderzoek`
vergeling
zelfst.naamw.
het geel worden, m.n. door veroudering Voorbeeld: `De vergeling van het papier. `
vergemakkelijken
werkw.


Uitspraak:

[vərxə'mɑkələkə(n)]



Verbuigingen:

vergemakkelijkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergemakkelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat iets makkelijker, duidelijker of eenvoudiger is


Voorbeelden:

`een wetenschappelijk artikel vergemakkelijken en toegankelijk maken voor een groter publiek`,
`een voorstel doen om de ingewikkelde adoptieprocedure te vergemakkelijken`




Synoniem:

vereenvoudigen
vergemakkelijken
werkw.


Uitspraak:

[vərxə'mɑkələkə(n)]



Verbuigingen:

vergemakkelijkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergemakkelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat iets makkelijker, duidelijker of eenvoudiger is


Voorbeelden:

`een wetenschappelijk artikel vergemakkelijken en toegankelijk maken voor een groter publiek`,
`een voorstel doen om de ingewikkelde adoptieprocedure te vergemakkelijken`




Synoniem:

vereenvoudigen
vergen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɛrxə(n)]



Verbuigingen:

vergde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevergd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
nodig zijn


Voorbeeld:

`De inspanning heeft te veel van haar krachten gevergd.`




Synoniemen:

vereisen, vragen
iets aan de vergetelheid ontrukken
(zorgen dat iets niet wordt vergeten)
vergeten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxetə(n)]



Verbuigingen:

vergat (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is, heeft vergeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) niet meer in je geheugen hebben


Voorbeelden:

`Ik ben vergeten hoe je heet.`,
`Alles is vergeten en vergeven.`




Antoniem:

onthouden
2) niet aan iets denken terwijl dat wel moest


Voorbeelden:

`Ik heb mijn jas vergeten mee te nemen.`,
`een afspraak straal vergeten`
Vergeet het maar!
uitdrukking om aan te geven dat iets niet zal gebeuren
vergeven
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxevə(n)]



Verbuigingen:

vergaf (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heef vergeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet meer boos op iemand zijn omdat hij of zij iets vervelends heeft gedaan


Voorbeeld:

`Die fout vergeef ik je nooit!`
vergevensgezind
bijv.naamw.
klaar om anderen te vergeven Voorbeeld: `Een bedrogen vrouw lijkt onbegrijpelijk vergevensgezind voor haar exvriend. `
de vergeving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'xevɪŋ]
het vergeven of vergeven worden


Voorbeelden:

`vergevingsgezind`,
`schuldvergeving`,
`zondevergeving`




Synoniem:

vergiffenis
vergevorderd
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vɛrxəvɔrdərt]
wat ver vooruit gekomen is


Voorbeelden:

`al in een vergevorderd stadium van kanker zitten`,
`vergevorderde plannen hebben`
vergewissen
werkw.
[refl] 'zich ~ van': zekerheid over iets pogen te verkrijgen
Voorbeeld: `Hij vergewiste zich ervan dat hij zijn sleutel op zak had. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vergewissen in de tweede betekenis erin. `
enz.
zich vergewissen van
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vɛrxə'wɪsə(n) vɑn]



Verbuigingen:

vergewiste zich van (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich vergewist van (volt.deelw.)
ervoor zorgen dat je ergens zeker van bent


Voorbeeld:

`je ervan vergewissen dat je alles gedaan hebt wat je moest doen`
vergezellen
werkw.


Uitspraak:

[vɛrxə'zɛlə(n)]



Verbuigingen:

vergezelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergezeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) meegaan (met iemand)


Voorbeeld:

`een ziek familielid vergezellen als hij of zij naar de dokter moet`




Synoniem:

begeleiden
2)


vergezeld gaan van/met
(gepaard gaan met) `psychische problemen die vergezeld gaan met een aantal lichamelijke klachten` Synoniem: samengaan met
het vergezicht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɛrxəzɪxt]



Verbuigingen:

vergezicht|en (meerv.)
mogelijkheid om ver en in verschillende richtingen te kunnen zien


Voorbeeld:

`prachtige vergezichten op de top van een berg`




Synoniem:

panorama
de/het vergiet
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈxit]



Verbuigingen:

vergiet|en (meerv.)
ronde bak met gaatjes die je gebruikt om het vocht uit iets te laten weglopen culinair


Voorbeeld:

`de sla laten uitlekken in een vergiet`
vergieten
werkw.
een vloeistof verloren doen gaan door deze weg te laten lopen. Voorbeeld: `Er wordt in Irak erg veel bloed vergoten. `
het vergif
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈxɪf]



Verbuigingen:

vergif|fen (meerv.)
stof die zeer schadelijk of zelfs dodelijk is


Voorbeeld:

`Cyaankali is een dodelijk vergif.`




Synoniem:

gif
Daar kun je vergif op innemen.
(dat gaat zeker gebeuren)
de vergiffenis
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈxɪfənɪs]



Verbuigingen:

vergiffenis|sen (meerv.)
keer dat je iemand vergeeft


Voorbeeld:

`iemand vergiffenis schenken`




Synoniem:

vergeving
vergift
zelfst.naamw.
een stof die in kleine hoeveelheden toegediend een zeer schadelijke of zelfs dodelijke werking heeft Voorbeeld: `Een kwikzout is in de regel een zwaar vergift. `
vergiftig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'xɪftəx]
als iets gif bevat


Voorbeelden:

`vergiftige planten`,
`vergiftige chemische stoffen`




Synoniem:

giftig
vergiftigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxɪftəxə(n)]



Verbuigingen:

vergiftigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergiftigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doodmaken door vergif


Voorbeeld:

`iemand met arsenicum vergiftigen`
een vergiftigd geschenk
(iets dat een geschenk lijkt maar dat niet altijd is) `een hogere functie aangeboden krijgen kan een vergiftigd geschenk zijn wanneer je de verantwoordelijkheid en het extra werk niet aankunt`
de vergiftiging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈxɪftəxɪŋ]



Verbuigingen:

vergiftiging|en (meerv.)
keer dat je ziek wordt of doodgaat door vergif


Voorbeelden:

`aan vergiftiging overlijden`,
`voedselvergiftiging`
vergaan
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxan]



Verbuigingen:

verging (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vergaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) ophouden te bestaan
Het schip is met man en muis vergaan.
(het schip is met alle passagiers gezonken)
vergane glorie
(restant van een luisterrijk verleden) `Je kunt nog zien dat de stad erg mooi geweest is, maar het is wel vergane glorie.`
Onkruid vergaat niet.
(Slechte mensen blijven lang in leven.)
vergaan van
(omkomen van) Synoniem: sterven van
2)


Hoe vergaat het je ouders?
(hoe gaat het met je ouders?)
zich vergissen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈxɪsə(n)]



Verbuigingen:

vergiste zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich vergist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
per ongeluk iets fout doen


Voorbeeld:

`Ik heb me vergist in de datum: het was acht september en niet de negende.`
zich in iemand vergissen
(denken dat iemand anders is dan hij in werkelijkheid is)
de vergissing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈxɪsɪŋ]



Verbuigingen:

vergissing|en (meerv.)
keer dat je je vergist


Voorbeeld:

`een stomme vergissing`
per/bij vergissing
(zonder opzet)
vergisten
werkw.
een suiker of koolhydraat omzetten door blootstelling aan de werking van een gist
Voorbeeld: `Vervolgens vergisten we alle aanwezige suikers tot alcohol. `
het proces van omzetting van koolhydraten
Voorbeeld: `Alle suikers vergistten daarbij tot alcohol. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het vergisten in de tweede betekenis erin. `
enz.
vergoeden
werkw.


Uitspraak:

[vər'xudə(n)]



Verbuigingen:

vergoedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand) iets teruggeven of belonen voor wat je gekregen hebt


Voorbeeld:

`de geleden schade van iemand vergoeden`




Synoniem:

vergelden (2)


2) willen betalen


Voorbeeld:

`een deel van de ziektekosten worden vergoed door het ziekenfonds`




Synoniem:

dekken (2)
de vergoeding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈxudɪŋ]



Verbuigingen:

vergoeding|en (meerv.)
geldbedrag dat je krijgt voor iets dat je gedaan hebt of voor kosten die je hebt gemaakt


Voorbeeld:

`reiskostenvergoeding`




Synoniem:

compensatie
de vergoeding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈxudɪŋ]



Verbuigingen:

vergoeding|en (meerv.)
geldbedrag dat je krijgt voor iets dat je gedaan hebt of voor kosten die je hebt gemaakt


Voorbeeld:

`reiskostenvergoeding`




Synoniem:

compensatie
vergoeden
werkw.


Uitspraak:

[vər'xudə(n)]



Verbuigingen:

vergoedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand) iets teruggeven of belonen voor wat je gekregen hebt


Voorbeeld:

`de geleden schade van iemand vergoeden`




Synoniem:

vergelden (2)


2) willen betalen


Voorbeeld:

`een deel van de ziektekosten worden vergoed door het ziekenfonds`




Synoniem:

dekken (2)
vergoelijken
werkw.


Uitspraak:

[vər'xuləkə(n)]



Verbuigingen:

vergoelijkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergoelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zo over iets praten zodat het niet meer verkeerd lijkt


Voorbeeld:

`Het gedrag van de leerling is niet te vergoelijken; hij wordt van school gestuurd.`




Synoniem:

goedpraten
vergokken
werkw.
bij het gokken verliezen
Voorbeeld: `Zijn hele erfenis was al vergokt. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vergokken in de tweede betekenis erin. `
enz.
vergelden
werkw.


Uitspraak:

[vər'xɛldə(n)]



Verbuigingen:

vergold (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergolden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iemand straffen om het onrecht dat hij of zij je heeft aangedaan


Voorbeeld:

`het leven van je vermoorde broer vergelden door de dader te laten boeten`




Synoniem:

wreken


2) (iemand) iets teruggeven of belonen voor wat je gekregen hebt


Voorbeelden:

`kosten/schulden vergelden`,
`je vriendin vergelden omdat ze er voor je was toen je het moeilijk had`




Synoniem:

vergoeden
vergooien
werkw.


Uitspraak:

[vər'xojə(n)]



Verbuigingen:

vergooide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergooid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(door je onverantwoorde gedrag) zorgen dat iets minder goed of helemaal waardeloos wordt


Voorbeeld:

`je leven, je toekomst vergooien`




Synoniemen:

verknoeien, verpesten
vergieten
werkw.
een vloeistof verloren doen gaan door deze weg te laten lopen. Voorbeeld: `Er wordt in Irak erg veel bloed vergoten. `
vergieten
werkw.
een vloeistof verloren doen gaan door deze weg te laten lopen. Voorbeeld: `Er wordt in Irak erg veel bloed vergoten. `
vergrijpen
werkw.
[refl] 'zich ~ aan': iemands iets onoorbaars of onzedigs aandoen Voorbeeld: `Hij had zich wel degelijk aan haar vergrepen. `
vergrendelen
werkw.


Uitspraak:

[vər'xrɛndələ(n)]



Verbuigingen:

vergrendelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergrendeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets vastzetten of tijdelijk ontoegankelijk maken


Voorbeelden:

`je mobiele telefoon vergrendelen met een cijfercode`,
`je auto vergrendelen met je sleutel`




Antoniem:

ontgrendelen
vergrijpen
werkw.
[refl] 'zich ~ aan': iemands iets onoorbaars of onzedigs aandoen Voorbeeld: `Hij had zich wel degelijk aan haar vergrepen. `
het vergrijp
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈxrɛip]



Verbuigingen:

vergrijp|en (meerv.)
overtreding van de regels of de wet


Voorbeeld:

`een klein vergrijp licht bestraffen`
vergrijpen
werkw.
[refl] 'zich ~ aan': iemands iets onoorbaars of onzedigs aandoen Voorbeeld: `Hij had zich wel degelijk aan haar vergrepen. `
zich vergrijpen aan
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈxrɛipə(n) an]



Verbuigingen:

vergreep zich aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich vergrepen aan (volt.deelw.)
dwingen tot seksueel contact


Voorbeeld:

`De priester zou zich hebben vergrepen aan jongens uit zijn parochie.`
vergrijpen
werkw.
[refl] 'zich ~ aan': iemands iets onoorbaars of onzedigs aandoen Voorbeeld: `Hij had zich wel degelijk aan haar vergrepen. `
vergrijzen
werkw.
grijs worden

ouder worden
de vergrijzing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈxrɛizɪŋ]
toename van het aantal ouderen op de totale bevolking


Voorbeeld:

`Door de vergrijzing stijgen de pensioenuitgaven.`
het vergrootglas
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'xrotxlɑs]



Verbuigingen:

vergroot|glazen (meerv.)
voorwerp om dingen groter te kunnen zien dan ze werkelijk zijn


Voorbeelden:

`Een vergrootglas bestaat uit een handvatje met daarop een rond stuk glas met een bolle lens.`,
`Een loep is een klein vergrootglas in een houder.`
vergroten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈxrotə(n)]



Verbuigingen:

vergrootte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vergroot (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
groter of meer maken


Voorbeelden:

`je aandeel in het bedrijf vergroten`,
`een afbeelding vergroten`
vergrootwoord
zelfst.naamw.
[taalkunde] een woord afgeleid van een ander woord dat er een grotere versie van beduidt Voorbeeld: `De Italiaanse woorden "matrone" en "milione" zijn vergrootwoorden van "madre" en "mille". `
vergrotende trap
zelfst.naamw.
[taalkunde] de vorm die het bijvoeglijk naamwoord aanneemt in vergelijkingen
de vergroting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈxrotɪŋ]



Verbuigingen:

vergroting|en (meerv.)
1) keer dat je iets vergroot of dat iets groter wordt


Voorbeeld:

`borstvergroting`



2) afdruk van grotere afmetingen fotografie


Voorbeeld:

`een vergroting van het portret`
vergen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɛrxə(n)]



Verbuigingen:

vergde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevergd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
nodig zijn


Voorbeeld:

`De inspanning heeft te veel van haar krachten gevergd.`




Synoniemen:

vereisen, vragen
verguizen
werkw.


Uitspraak:

[vər'xœyzə(n)]



Verbuigingen:

verguisde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verguisd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een spottende manier beledigende dingen tegen iemand zeggen


Voorbeeld:

`mensen die minder geld hebben dan jij verguizen`




Synoniem:

beschimpen
verguld
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'xʏlt]
met een laagje goud bedekt


Voorbeelden:

`een vergulde beker`,
`een verguld beeldje`
vergulden
werkw.


Uitspraak:

[vər'xʏldə(n)]



Verbuigingen:

verguldde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verguld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een laagje goud bedekken


Voorbeeld:

`het eerste schoentje van je dochter laten vergulden`
de vergunning
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈxʏnɪŋ]



Verbuigingen:

vergunning|en (meerv.)
officiële toestemming ergens voor


Voorbeelden:

`verblijfsvergunning`,
`bouwvergunning`
de vergunninghouder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'xʏnɪŋhɑudər]



Verbuigingen:

vergunninghouder|s (meerv.)
persoon of organisatie die een vergunning (voor iets) heeft


Voorbeelden:

`vergunninghouders of organisaties die aangesteld worden om te bemiddelen bij de adoptie van een buitenlands kind`,
`Een vergunninghouder is verplicht zijn wapens thuis in een kluis te bewaren.`
het verhaal
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈhal]



Verbuigingen:

ver|halen (meerv.)
1) verslag van echte of gefantaseerde gebeurtenissen


Voorbeelden:

`verhalen vertellen`,
`het scheppingsverhaal`




Synoniemen:

vertelling, geschiedenis
je verhaal doen
(je persoonlijke verslag geven)
op verhaal komen
(herstellen van een indrukwekkende of vermoeiende gebeurtenis)
2)


verhaal halen
(financiële compensatie eisen)
verhalen
werkw.


Uitspraak:

[vər'halə(n)]



Verbuigingen:

verhaalde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verhaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (het verhaal van) iets vertellen


Voorbeeld:

`de geschiedenis van je voorvaderen verhalen`
de schade op iemand verhalen
(iemand voor de schade laten betalen)
de kosten op iemand verhalen
(iemand de kosten laten betalen)
de verhaallijn
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vər'halɛin]



Verbuigingen:

verhaallijn|en (meerv.)
onderwerp van een verhaal dat van het begin tot het einde aanwezig is en een zekere evolutie doormaakt


Voorbeeld:

`een boek met verschillende verhaallijnen`
verhabbezakken
werkw.
'iets ~': iets laten verslonzen of in de war brengen
verhandelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈhɑndələ(n)]



Verbuigingen:

verhandelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verhandeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
handelen in


Voorbeeld:

`antiek verhandelen`
de verhandeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈhɑndəlɪŋ]



Verbuigingen:

verhandeling|en (meerv.)
geschreven of gesproken tekst over een bepaald (wetenschappelijk) onderwerp


Synoniemen:

referaat, beschouwing
verhangen
werkw.
[refl] 'zich ~': zelfmoord plegen door zichzelf te hangen
Voorbeeld: `Uit pure wanhoop verhing hij zich. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het verhangen in de tweede betekenis erin. `
enz.
verhard
bijv.naamw.
bedekt met een hardere laag
Voorbeeld: `Asfalt en beton worden gebruikt om verharde wegen aan te leggen. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verhard in de tweede betekenis erin. `
verharden
werkw.


Uitspraak:

[vər'hɑrdə(n)]



Verbuigingen:

verhardde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) hard(er) maken


Verbuigingen:

heeft verhard (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`je oprit verharden met kiezelsteentjes`



2) hard(er) worden


Verbuigingen:

is verhard (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`leer dat verhard is, kun je weer soepel maken met een speciaal smeerseltje`
de verharding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'hɑrdɪŋ]



Verbuigingen:

verharding|en (meerv.)
het hard maken of worden, of plaats waar iets verhard is


Voorbeelden:

`verhardingsmateriaal`,
`klierverharding`,
`grindverharding`
verheffen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈhɛfə(n)]



Verbuigingen:

verhief (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verheven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een hoger niveau brengen
iemand in de adelstand verheffen
(iemand een adellijke titel geven)
boven elke verdenking verheven

(absoluut niet verdacht)
verhelderen
werkw.


Uitspraak:

[vər'hɛldərə(n)]



Verbuigingen:

verhelderde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) helder(der) maken


Verbuigingen:

heeft verhelderd (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`donkerblond haar verhelderen met een speciale shampoo die je haar enkele tinten lichter doet lijken`,
`je speech verhelderen door er enkele voorbeelden aan toe te voegen`



2) helder(der) worden


Verbuigingen:

is verhelderd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De teint is verhelderd en stralend mooi na drie weken.`
verhelpen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈhɛlpə(n)]



Verbuigingen:

verhielp (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verholpen (volt.deelw.)
weer goed maken


Voorbeeld:

`een storing verhelpen`




Synoniem:

herstellen
het verhemelte
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈheməltə]



Verbuigingen:

verhemelte|s (meerv.)
bovenste deel van de binnenkant van je mond


Synoniem:

gehemelte
verheugen
werkw.
[refl] 'zich ~': blijdschap ervaren
Voorbeeld: `Hij verheugde zich enorm toen zij onverwachts belde. `
[refl] 'zich ~ op': reikhalzend uitzien naar iets
Voorbeeld: `Hij verheugde zich op haar aangekondigde bezoek. `
'iemand ~' vreugde bereiden
Voorbeeld: `Hij verheugde zijn moeder met een onverwacht bezoekje. `
verheugd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈhøxt]
blij


Voorbeeld:

`Wij zijn verheugd over de geboorte van onze dochter.`
zich verheugen op
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈhøxə(n) ɔp]



Verbuigingen:

zich verheugde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verheugd op (volt.deelw.)
met veel plezier uitkijken naar


Voorbeeld:

`Ik verheug me op je komst.`
verheven
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈhevə(n]
belangrijker en beter dan het alledaagse


Voorbeeld:

`in verheven woorden`




Synoniem:

hoogstaand
de verhevenheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'hevənhɛit]



Verbuigingen:

verheven|heden (meerv.)
1) iets dat een beetje hoger is dan de omgeving


Voorbeelden:

`Het begint met een kleine, rode verhevenheid op de huid die verschrikkelijk jeukt.`,
`De grafheuvels vormen onopvallende verhevenheden in het landschap.`



2) het verheven zijn (boven anderen)


Voorbeeld:

`de verhevenheid van de Boeddha`
verhevigen
werkw.


Uitspraak:

[vər'hevəxə(n)]



Verbuigingen:

verhevigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verhevigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
erger worden, sterker worden


Voorbeeld:

`Op deze website zijn hulpmiddelen te koop om een orgasme te verhevigen.`
verheffen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈhɛfə(n)]



Verbuigingen:

verhief (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verheven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een hoger niveau brengen
iemand in de adelstand verheffen
(iemand een adellijke titel geven)
boven elke verdenking verheven
(absoluut niet verdacht)
verhinderen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈhɪndərə(n)]



Verbuigingen:

verhinderde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verhinderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat (iets) niet gebeurt


Voorbeeld:

`de sloop van de oude huizen verhinderen`




Synoniemen:

voorkomen, belemmeren, beletten, tegenhouden



verhinderd zijn

(helaas niet kunnen komen) `Morgen ben ik helaas verhinderd.`
verhangen
werkw.
[refl] 'zich ~': zelfmoord plegen door zichzelf te hangen
Voorbeeld: `Uit pure wanhoop verhing hij zich. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het verhangen in de tweede betekenis erin. `
enz.
verhit
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈhɪt]
opgewonden


Voorbeelden:

`de verhitte gemoederen`,
`een verhit debat`




Synoniem:

opgezweept
verhitten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈhɪtə(n)]



Verbuigingen:

verhitte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verhit (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
heet maken


Voorbeeld:

`de vloeistof verhitten tot het kookpunt`
verhogen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈhoxə(n)]



Verbuigingen:

verhoogde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verhoogd (volt.deelw.)
1) hoger maken


Voorbeeld:

`de stoep verhogen`




Antoniem:

verlagen



Synoniem:

ophogen


2) groter of meer maken


Voorbeeld:

`de salarissen verhogen met 2%`




Antoniem:

verlagen



Synoniem:

vermeerderen
de verhoging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈhoxɪŋ]



Verbuigingen:

verhoging|en (meerv.)
1) het hoger maken


Voorbeeld:

`de verhoging van het terras`




Antoniem:

verlaging



Synoniem:

ophoging


2) hogere plaats


Voorbeeld:

`een kleine verhoging in het terrein`



3) het groter of meer maken financieel


Voorbeelden:

`onderhandeling over de verhoging van de salarissen`,
`tariefsverhoging`




Synoniem:

vermeerdering


4) lichte stijging van de lichaamstemperatuur


Voorbeeld:

`Je hebt 37,8; dat is geen koorts, maar een beetje verhoging.`
verholen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'holə(n)]
niet openlijk zichtbaar


Voorbeeld:

`een verholen glimlach`




Synoniemen:

verhuld, verborgen
verhongeren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈhɔŋərə(n)]



Verbuigingen:

verhongerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verhongerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doodgaan door de honger


Voorbeeld:

`Elke dag verhongeren er in de wereld achttienduizend kinderen.`
verhoog
zelfst.naamw.
een verhoogde plaats, een podium Voorbeeld: `Zij was op het verhoog gaan staan om beter de mensen te kunnen toespreken. `
het verhoor
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈhor]



Verbuigingen:

ver|horen (meerv.)
officiële ondervraging bijvoorbeeld door de politie


Voorbeeld:

`een verhoor afnemen`
een derdegraads verhoor
(een strenge en agressieve ondervraging)
verhoren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈhorə(n)]



Verbuigingen:

verhoorde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verhoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) officieel ondervragen


Voorbeeld:

`De rechter-commissaris heeft hem al verhoord.`



2) in vervulling laten gaan


Voorbeeld:

`God heeft hun gebeden verhoord.`




Synoniem:

inwilligen
verhouden
werkw.
[refl] 'zich ~': een betrekking hebben tot iets of iemand
Voorbeeld: `Zij verhouden zich als kat en hond. `
[refl] [wiskunde] 'zich ~' getalsmatig een bepaalde verhouding hebben
Voorbeeld: `In een driehoek met hoeken van dertig, zestig en negentig graden verhouden de zijden zich als één staat tot twee staat tot wortel drie. `
zich verhouden tot
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈhɑudə(n) tɔt]



Verbuigingen:

verhield zich tot (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verhouden tot (volt.deelw.)
in betrekking staan (ten opzichte van elkaar)


Voorbeeld:

`De hoogte verhoudt zich tot de breedte als één staat tot drie.`
de verhouding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈhɑudɪŋ]



Verbuigingen:

verhouding|en (meerv.)
1) onderling verband


Voorbeeld:

`Meng olie en azijn in de verhouding 2 : 1.`




Synoniem:

proportie
2) betrekking tussen mensen


Voorbeeld:

`De verhouding met mijn ouders is prima.`




Synoniemen:

relatie, band
naar verhouding
(in vergelijking met anderen of iets anders) `naar verhouding weinig verdienen`
De verhouding tussen kosten en baten is zoek.
(er wordt veel te veel uitgegeven en veel te weinig verdiend)
Zij hadden dertig jaar geleden een verhouding.
(dertig jaar geleden waren zij elkaars geliefden)
verhuizen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈhœyzə(n)]



Verbuigingen:

verhuisde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (iemands spullen) definitief naar een ander huis brengen


Verbuigingen:

heeft verhuisd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`de meubels verhuizen met een vrachtwagen`



2) in een ander huis gaan wonen


Verbuigingen:

is verhuisd (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`van een flat naar een vrijstaande woning verhuizen`,
`van Rotterdam naar Amsterdam verhuizen`,
`Mijn ouders zijn sinds hun huwelijk nooit verhuisd.`
de verhuizing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈhœyzɪŋ]



Verbuigingen:

verhuizing|en (meerv.)
keer dat je verhuist
verhullen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈhʏlə(n)]



Verbuigingen:

verhulde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verhuld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet openlijk zeggen of tonen


Voorbeeld:

`in verhullende termen`




Antoniem:

verbergen
verhuren
werkw.


Uitspraak:

[verˈhyrə(n)]



Verbuigingen:

verhuurde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verhuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) tijdelijk door iemand tegen betaling laten gebruiken


Voorbeeld:

`een vakantiehuisje verhuren`
de verhuurder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'hyrdər]



Verbuigingen:

verhuurder|s (meerv.)
iemand die iets verhuurt, de eigenaar


Voorbeelden:

`De verhuurder is aansprakelijk voor gebreken aan de woning.`,
`Hij werkt elke zomer op het strand als verhuurder van ligstoelen en parasols.`
de verificatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[verifi'ka(t)si]



Verbuigingen:

verificatie|s (meerv.)
onderzoek naar de waarheid of authenticiteit van iets


Voorbeeld:

`verificatie van documenten`
verifiëren
werkw.


Uitspraak:

[verifiˈjerə(n)]



Verbuigingen:

verifieerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geverifieerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
controleren of iets echt of waar is


Voorbeeld:

`Verifieer of uw gegevens juist zijn ingevoerd.`
verijdelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɛidələ(n)]



Verbuigingen:

verijdelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verijdeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat iets gewelddadigs mislukt


Voorbeeld:

`een bomaanslag verijdelen`
de vering
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['verɪŋ]



Verbuigingen:

veringen (meerv.)



Verbuigingen:

verinkje (verkleinwoord)
mechanisme dat dient om schokken op te vangen


Voorbeelden:

`een stugge vering`,
`een slappe vering`
verinnerlijken
werkw.


Uitspraak:

[vər'ɪnərləkə(n)]



Verbuigingen:

verinnerlijkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verinnerlijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je helemaal eigen maken


Voorbeelden:

`Het geloof is bij hem verinnerlijkt.`,
`Het is de taak van ouders om hun kinderen te helpen de normen en regels te verinnerlijken.`
verinnerlijken
werkw.


Uitspraak:

[vər'ɪnərləkə(n)]



Verbuigingen:

verinnerlijkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verinnerlijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je helemaal eigen maken


Voorbeelden:

`Het geloof is bij hem verinnerlijkt.`,
`Het is de taak van ouders om hun kinderen te helpen de normen en regels te verinnerlijken.`
verjagen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈjaxə(n)]



Verbuigingen:

verjoeg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verjaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
dwingen weg te gaan


Voorbeeld:

`Met dat lawaai verjaag je alle vogels.`




Synoniemen:

wegjagen, verdrijven
verjaren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈjarə(n)]



Verbuigingen:

verjaarde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verjaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
na verloop van een aantal jaren niet meer geldig of van kracht zijn juridisch


Voorbeeld:

`Het misdrijf is verjaard.`
de verjaardag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vərˈjardɑx]



Verbuigingen:

verjaardag|en (meerv.)
datum waarop je geboren bent en waarop je dus jarig bent


Voorbeeld:

`je twintigste verjaardag vieren`
de verjaardagskalender
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vərˈjardɑxskalɛndər]



Verbuigingen:

verjaardagskalender|s (meerv.)
kalender waarop je de datum waarop familieleden en vrienden jarig zijn schrijft


Voorbeeld:

`Bij de meeste Nederlanders hangt een verjaardagskalender op de wc.`




Synoniem:

verjaarskalender
de verjaarskalender
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'jarskalɛndər]



Verbuigingen:

verjaarskalender|s (meerv.)
kalender waarop je verjaardagen van familie en vrienden opschrijft


Voorbeeld:

`Nederlanders hangen een verjaarskalender vaak op de deur van de wc.`




Synoniem:

verjaardagskalender
verjagen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈjaxə(n)]



Verbuigingen:

verjoeg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verjaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
dwingen weg te gaan


Voorbeeld:

`Met dat lawaai verjaag je alle vogels.`




Synoniemen:

wegjagen, verdrijven
verjaren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈjarə(n)]



Verbuigingen:

verjaarde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verjaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
na verloop van een aantal jaren niet meer geldig of van kracht zijn juridisch


Voorbeeld:

`Het misdrijf is verjaard.`
verjongen
werkw.
jonger maken
de verjonging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'jɔŋɪŋ]
het jong(er) worden, het jong(er) maken


Voorbeeld:

`De belofte van verjonging door een facelift wordt niet altijd waargemaakt.`




Antoniem:

veroudering
verkalken
werkw.
kalkachtig worden Voorbeeld: ` Het systeem was totaal verkalkt. `
de verkalking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'kɑlkɪŋ]
afzetting en daardoor ophoping van calcium in weefsels


Voorbeeld:

`Uit onderzoek blijkt dat bij koffiedrinkers minder verkalking optreedt in de bloedvaten.`
verkapt
bijv.naamw.
niet openlijk, ondergronds Voorbeeld: `Die actie werd gezien als verkapte steun aan de rebellen. `
verkassen
werkw.


Uitspraak:

[vər'kɑsə(n)]



Verbuigingen:

verkaste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verkast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een andere plek gaan


Voorbeeld:

`Op dit kampeerterrein moet je elke drie dagen verkassen om het gras mooi te houden.`




Synoniemen:

verplaatsen, verhuizen
het verkeer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈker]
1) alle mensen en vervoertuigen, vooral op de openbare weg transport


Voorbeelden:

`snelverkeer`,
`treinverkeer`,
`deelnemen aan het verkeer`,
`Tijdens het spitsuur is er veel verkeer.`
2) het omgaan met mensen


Voorbeeld:

`seksueel verkeer`
zwaar verkeer
(vrachtwagens)
het vrije verkeer van personen
(de mogelijkheid om zonder belemmeringen te reizen)
verkeerd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈkert]
niet zoals het moet


Voorbeeld:

`de verkeerde weg inslaan`




Antoniem:

goed



Synoniemen:

fout, onjuist
verkeerd verbonden
(<dit zeg je als je het verkeerde telefoonnummer hebt gedraaid
de verkeersader
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'kersadər]



Verbuigingen:

verkeersader|s (meerv.)
belangrijke doorgaande verkeersweg


Voorbeeld:

`Gelderland is in overleg met het Rijk over een nieuwe verkeersader door de provincie.`
de verkeersagent
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'kersaxɛnt]



Verbuigingen:

verkeersagent|en (meerv.)



de verkeersagent|e
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'kersaxɛnt|ə]



Verbuigingen:

verkeersagente|s (meerv.)
politieman of -vrouw die bij de verkeerspolitie werkt


Voorbeeld:

`Een verkeersagent verving de uitgevallen stoplichten.`
het verkeersbord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈkersbɔrt]



Verbuigingen:

verkeersbord|en (meerv.)
bord langs de weg waarop staat hoe je je kunt of moet gedragen in het verkeer


Voorbeeld:

`een verkeersbord met "verboden linksaf" erop`
de verkeersbrigadier
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'kersbrixadir]



Verbuigingen:

verkeersbrigadier|s (meerv.)
man of vrouw die op een gevaarlijke oversteekplaats regelt dat voetgangers veilig over kunnen steken


Voorbeeld:

`Verkeersbrigadiers kun je herkennen aan hun oranje hesje.`
de verkeerscentrale
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vər'kersɛntralə]



Verbuigingen:

verkeerscentrale|s (meerv.)
plaats waar het verkeer in een bepaald gebied in de gaten wordt gehouden en van waaruit zo nodig maatregelen worden getroffen om de verkeersstromen in goede banen te leiden


Voorbeeld:

`Filemeldingen komen in Nederland van de ANWB-verkeerscentrale.`
de verkeerschaos
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'kersxaɔs]
hoogst verwarrende situatie in het verkeer


Voorbeeld:

`De zware sneeuwval leidde tot een verkeerschaos.`
het verkeersdiploma
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[[vər'kersdiploma]]



Verbuigingen:

verkeersdiploma|'s (meerv.)
officieel papier dat kinderen krijgen als ze hebben bewezen de verkeersregels te kennen en als ze zonder fouten op de fiets een parcours hebben afgelegd


Voorbeeld:

`Een verkeersagent kwam de verkeersdiploma’s uitdelen.`
de verkeersdode
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vər'kersdodə]



Verbuigingen:

verkeersdode|n (meerv.)
iemand die dodelijk verongelukt is in het verkeer


Voorbeeld:

`Het aantal verkeersdoden per jaar neemt niet meer toe.`
de verkeersdrukte
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'kersdrʏktə]



Verbuigingen:

verkeersdrukte|s (meerv.)
situatie dat er heel veel verkeer op de weg is


Voorbeeld:

`Door alle verkeersdrukte kwam ik te laat op mijn werk.`
I verkeersgeel
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur geel met RAL-nummer 1023; gele kleur van verkeersborden.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeersgeel? `
II verkeersgeel
bijv.naamw.

[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur geel, met RAL-nummer 1023.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een verkeersgele auto. `
verkeersgrijs a
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur grijs met RAL-nummer 7042. Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeersgrijs a? `
I verkeersgroen
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur groen met RAL-nummer 6024.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeersgroen? `
II verkeersgroen
bijv.naamw.

[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur groen, met RAL-nummer 6024.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een verkeersgroene auto. `
de verkeersinformatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'kersɪnfɔrma(t)si]
bericht over actuele verkeerssituaties


Voorbeeld:

`Radioprogramma’s worden voortdurend onderbroken voor verkeersinformatie.`
de verkeersleiding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'kerslɛidɪŋ]
dienst die het verkeer in goede banen leidt, met name in de lucht en op het spoor


Voorbeeld:

`De verkeersleiding loodste het vliegtuig naar de juiste landingsbaan.`
het verkeerslicht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'kerslɪxt]



Verbuigingen:

verkeerslicht|en (meerv.)
paal met rood, oranje en groen licht om het verkeer in goede banen te leiden


Voorbeeld:

`Op drukke kruispunten zijn verleerslichten onmisbaar.`




Synoniem:

stoplicht
het verkeerslicht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'kerslɪxt]



Verbuigingen:

verkeerslicht|en (meerv.)
paal met rood, oranje en groen licht om het verkeer in goede banen te leiden


Voorbeeld:

`Op drukke kruispunten zijn verleerslichten onmisbaar.`




Synoniem:

stoplicht
het verkeersongeluk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'kersɔnxəlʏk]



Verbuigingen:

verkeersongeluk|ken (meerv.)
onverwachte gebeurtenis in het verkeer met onaangename gevolgen


Voorbeeld:

`Bij mist zijn er meer verkeersongelukken dan normaal.`




Synoniemen:

botsing, verkeersongeval
het verkeersongeval
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'kersɔnxəvɑl]



Verbuigingen:

verkeersongeval|len (meerv.)
onverwachte gebeurtenis in het verkeer met onaangename gevolgen


Synoniemen:

botsing, verkeersongeluk
I verkeersoranje
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur oranje met RAL-nummer 2009.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeersoranje? `
II verkeersoranje
bijv.naamw.

[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur oranje, met RAL-nummer 2009.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een verkeersoranje auto. `
de verkeersovertreding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'kersovərtredɪŋ]



Verbuigingen:

verkeersovertreding|en (meerv.)
fout tegen de verkeersregels


Voorbeeld:

`Door rood licht rijden is een steeds vaker voorkomende verkeersovertreding.`
de verkeerspolitie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'kerspoli(t)si]
Onderdeel van de politie dat zich specifiek bezighoudt met het verkeer


Voorbeeld:

`Sommige hardrijders zien de verkeerspolitie vooral als bonnenschrijvers.`
I verkeerspurper
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur paars met RAL-nummer 4006.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeerspurper? `
II verkeerspurper
bijv.naamw.

[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur paars, met RAL-nummer 4006.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een verkeerspurpere auto. `
de verkeersregel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'kersrexəl]



Verbuigingen:

verkeersregel|s (meerv.)
voorschrift over hoe je je in het verkeer moet gedragen


Voorbeeld:

`Voorrang geven aan wie van rechts komt is een belangrijke verkeersregel.`
het verkeersreglement
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'kersrexləmɛnt]



Verbuigingen:

verkeersreglement|en (meerv.)
alle verkeersregels samen
I verkeersrood
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur rood met RAL-nummer 3020.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeersrood? `
II verkeersrood
bijv.naamw.

[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur rood, met RAL-nummer 3020.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een verkeersrode auto. `
verkeersscheidingsstelsel
zelfst.naamw.
een ingesteld routeringssysteem, waarbij vaarstroken worden gebruikt die schepen moeten gebruiken om zo een zo homogeen mogelijke verkeersstroom te realiseren om het gevaar van aanvaringen te verminderen. Voorbeeld: `Op de Noordzee liggen er verkeersscheidingsstelsels vanaf Het Kanaal tot en met de Duitse Bocht. `
de verkeersveiligheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərkers'fɛiləxhɛit]
situatie op de weg waarin verkeersdeelnemers geen risico lopen


Voorbeeld:

`De overheid wil de verkeersveiligheid bevorderen.`
I verkeerswit
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur wit met RAL-nummer 9016.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeerswit? `
II verkeerswit
bijv.naamw.

[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur wit, met RAL-nummer 9016.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een verkeerswitte auto. `
I verkeerszwart
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur zwart met RAL-nummer 9017.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeerszwart? `
II verkeerszwart
bijv.naamw.

[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur zwart, met RAL-nummer 9017.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een verkeerszwarte auto. `
verkegelen
werkw.
[ov]: met kegelen doorbrengen
Die kans is verkeken.
(die kans kun je niet meer benutten)
verkennen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈkɛnə(n)]



Verbuigingen:

verkende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(gebied) onderzoeken om te weten te komen hoe het is


Voorbeelden:

`een terrein verkennen`,
`een verkennend literatuuronderzoek doen`
verkennen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈkɛnə(n)]



Verbuigingen:

verkende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(gebied) onderzoeken om te weten te komen hoe het is


Voorbeelden:

`een terrein verkennen`,
`een verkennend literatuuronderzoek doen`
de verkenning
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'kɛnɪŋ]



Verbuigingen:

verkenning|en (meerv.)
eerste observerend onderzoek


Voorbeeld:

`De verkenning is afgerond, nu kan het echte onderzoek beginnen.`




Synoniem:

observatie
op verkenning uitgaan
(een terrein onderzoeken)
verkeren
werkw.
in een toestand zijn
Voorbeeld: `Nederland verkeert financieel in een veel betere toestand dan sommige andere EU-leden. `
omgang en/of een amoureuze band hebben

[verouderd] (17e eeuws) ~'in', veranderen, omkeren
Voorbeeld: `"Het kan verkeren" zei Bredero! `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verkeren in de tweede betekenis erin. `
enz.
verkeren in
werkw.


Uitspraak:

[vərˈkerə(n) ɪn]



Verbuigingen:

verkeerde in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkeerd in (volt.deelw.)
1) zich bevinden in


Voorbeelden:

`in moeilijke omstandigheden verkeren`,
`Zij verkeert graag in de betere kringen.`
in de veronderstelling verkeren dat
(denken dat)
2)


het kan verkeren
(de situatie kan zomaar veranderen)
de verkering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈkerɪŋ]



Verbuigingen:

verkering|en (meerv.)
liefdesrelatie


Voorbeeld:

`vaste verkering hebben`
verketteren
werkw.


Uitspraak:

[vər'kɛtərə(n)]



Verbuigingen:

verketterde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verketterd (volt.deelw.)
fel veroordelen


Voorbeeld:

`Vroeger verketterden de niet-rokers de rokers, nu is het andersom.`




Synoniemen:

verguizen, demoniseren
verkiezen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈkizə(n)]



Verbuigingen:

verkoos (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkozen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) liever willen


Voorbeeld:

`milieuvriendelijk hout verkiezen boven gewoon hout`




Synoniemen:

prefereren, de voorkeur geven aan


2) door een verkiezing aanwijzen poliek


Voorbeeld:

`verkozen tot burgemeester`




Synoniem:

kiezen (2)
verkiesbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'kisbar]
als je gekozen kan worden


Voorbeelden:

`Als 18-jarige mag je niet alleen voor het eerst stemmen, je bent dan ook verkiesbaar.`,
`op een niet-verkiesbare plaats op de kandidatenlijst staan`
verkieselijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'kisələk]
bij voorkeur, te verkiezen


Voorbeeld:

`Het is verkieselijk om het medicijn voor het eten in te nemen en niet vlak erna.`
verkiezen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈkizə(n)]



Verbuigingen:

verkoos (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkozen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) liever willen


Voorbeeld:

`milieuvriendelijk hout verkiezen boven gewoon hout`




Synoniemen:

prefereren, de voorkeur geven aan


2) door een verkiezing aanwijzen poliek


Voorbeeld:

`verkozen tot burgemeester`




Synoniem:

kiezen (2)
de verkiezing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈkizɪŋ]



Verbuigingen:

verkiezing|en (meerv.)
het uit een aantal kandidaten kiezen van de favoriet


Voorbeelden:

`missverkiezing`,
`de verkiezing van een nieuwe partijvoorzitter`
verkiezingen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈkizɪŋə(n)]
gelegenheid dat burgers kiezen wie er in het bestuur van een land, provincie of plaats moet zitten


Voorbeelden:

`gemeenteraadsverkiezingen`,
`parlementsverkiezingen`
de verkiezingscampagne
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vər'kizɪŋskɑmpɑŋə]



Verbuigingen:

verkiezingscampagne|s (meerv.)
periode voorafgaand aan verkiezingen waarin de politieke partijen openbaar actievoeren om kiezers van hun standpunten te overtuigen


Voorbeeld:

`De verkiezingscampagne eindigt op de laatste dag voor de verkiezingen.`
het verkiezingsprogramma
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'kizɪŋsproxrɑma]



Verbuigingen:

verkiezingsprogramma|'s (meerv.)
1) tekst waarin de standpunten van een politieke partij zijn opgesomd


Voorbeeld:

`De meeste kiezers lezen de verkiezingsprogramma’s niet.`



2) televisie- of radioprogramma dat gewijd is aan verkiezingen


Voorbeeld:

`Politici willen graag scoren tijdens verkiezingsprogramma’s.`
zich verkijken op
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈkɛikə(n) ɔp]



Verbuigingen:

verkeek zich op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verkeken op (volt.deelw.)
verkeerd schatten of beoordelen


Voorbeeld:

`Ik heb me verkeken op de hoeveelheid werk.`
verbeurdverklaren
werkw.


Uitspraak:

[vər'børtfərklarə(n)]



Verbuigingen:

verklaarde verbeurd (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verbeurdverklaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
officieel verklaren dat iemands spullen in beslag genomen worden juridisch


Voorbeeld:

`Zijn bezittingen werden verbeurdverklaard.`




Synoniem:

confisqueren
verklaarbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'klarbar]
uitgelegd kunnen worden


Voorbeeld:

`Zijn handelingen zijn volkomen verklaarbaar als je zijn achtergrond kent.`




Synoniem:

begrijpelijk
verklaren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈklarə(n)]



Verbuigingen:

verklaarde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verklaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) officieel of plechtig vertellen


Voorbeelden:

`iemand failliet verklaren`,
`een land de oorlog verklaren`
2) uitleggen


Voorbeeld:

`Ik kan niet verklaren waarom hij zo doet.`




Synoniemen:

ophelderen, verduidelijken
iemand je liefde verklaren
(plechtig vertellen dat je verliefd op hem of haar bent)
zich solidair verklaren
(zeggen dat je solidair bent)
verklappen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈklɑpə(n)]



Verbuigingen:

verklapte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verklapt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vertellen wat geheim had moeten blijven


Voorbeeld:

`Zal ik je verklappen wie de wedstrijd gewonnen heeft?`
de verklaring
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈklarɪŋ]



Verbuigingen:

verklaring|en (meerv.)
1) keer dat je (iets) officieel meedeelt


Voorbeelden:

`oorlogsverklaring`,
`een verklaring afleggen`



2) officieel document dat iets verklaart


Voorbeeld:

`een medische verklaring overleggen`




Synoniemen:

certificaat, attest


3) uitleg


Voorbeeld:

`geen verklaring hebben voor zijn vreemde gedrag`




Synoniemen:

verduidelijking, opheldering
zich verkleden
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈkledə(n)]



Verbuigingen:

verkleedde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verkleed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) andere kleren aandoen


Voorbeeld:

`Ik moet me nog douchen en verkleden.`



2) je zó kleden dat je niet te herkennen bent


Voorbeeld:

`je verkleden als Sinterklaas`




Synoniem:

vermommen
verkleinen
werkw.


Uitspraak:

[vər'klɛinə(n)]



Verbuigingen:

verkleinde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkleind (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
kleiner maken of worden


Voorbeelden:

`in Word het lettertype van een document verkleinen`,
`Als je gezond leeft verklein je de kans op een hartinfarct.`
verkleinwoord
zelfst.naamw.
[grammatica] een woord met een verkleiningsuitgang waardoor iemand of iets als klein of weinig wordt voorgesteld Voorbeeld: `Een Nederlander gebruikt vaak verkleinwoorden in zijn taalgebruik. `
kleumen
werkw.


Afbreekpatroon:

'kleu - men



Verbuigingen:

kleumde (verl.tijd )



Verbuigingen:

heb gekleumd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
stijf van de kou zijn Taal


Voorbeeld:

`bij de bushalte staan te kleumen`




Synoniem:

kou lijden; blauwbekken
verkleumd zijn
(helemaal stijf geworden van de kou) `Ik ben tot op het bot verkleumd na dat ritje in de arreslee.` Synoniem: vernikkeld zijn
verkleumd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈklømt]
stijf van de kou


Voorbeelden:

`verkleumde handen`,
`tot op het bot verkleumd`
verkleuren
werkw.


Uitspraak:

[vər'klørə(n)]



Verbuigingen:

verkleurde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verkleurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) van kleur veranderen


Voorbeeld:

`Als je bonte was bij de witte was doet, verkleuren je onderbroeken.`



2) lichter van kleur worden


Voorbeeld:

`De achterkant van het gordijn is verkleurd door de zon.`
verkleinwoord
zelfst.naamw.
[grammatica] een woord met een verkleiningsuitgang waardoor iemand of iets als klein of weinig wordt voorgesteld Voorbeeld: `Een Nederlander gebruikt vaak verkleinwoorden in zijn taalgebruik. `
verkleumd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈklømt]
stijf van de kou


Voorbeelden:

`verkleumde handen`,
`tot op het bot verkleumd`
verkleuring
zelfst.naamw.
het van kleur veranderen
Voorbeeld: `Verkleuring van tanden en kiezen. `
het verliezen van kleur
verkleuring
zelfst.naamw.
het van kleur veranderen
Voorbeeld: `Verkleuring van tanden en kiezen. `
het verliezen van kleur
verklikken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈklɪkə(n)]



Verbuigingen:

verklikte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verklikt (volt.deelw.)
aan anderen vertellen wat ze niet mogen weten


Voorbeeld:

`de verblijfplaats van illegalen verklikken aan de politie`




Synoniem:

verraden
verkloten
werkw.
[vulgair] grondig bederven
Voorbeeld: `Ze verklootten de boel daarmee, maar dat kon ze geen lor schelen. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verkloten in de tweede betekenis erin. `
enz.
verknallen
werkw.


Uitspraak:

[vər'knɑlə(n)]



Verbuigingen:

verknalde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verknald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zo erg fout doen dat het niet meer goed te maken is


Voorbeeld:

`een examen verknallen`




Synoniemen:

verprutsen, verpesten
verknocht aan
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈknɔxt an]
erg gehecht aan


Voorbeeld:

`verknocht aan je oude teddybeer`




Synoniem:

erg gesteld op
verknoeien
werkw.


Uitspraak:

[vərˈknujə(n)]



Verbuigingen:

verknoeide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verknoeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zorgen dat iets minder goed of helemaal waardeloos wordt


Voorbeeld:

`de maaltijd verknoeien door er te veel zout in te doen`




Synoniemen:

verpesten, bederven


2) verdoen


Voorbeeld:

`je kostbare tijd verknoeien met stomme klusjes`




Synoniem:

verspillen
verkopen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈkopə(n)]



Verbuigingen:

verkocht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkocht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iets) aan een ander leveren tegen betaling


Voorbeelden:

`woordenboeken verkopen`,
`per stuk verkopen`




Antoniem:

kopen
nee verkopen
(zeggen dat je iets niet in voorraad hebt of iets niet kan doen)
dan ben je verkocht
(dan kun je niet anders meer)
2)


iemand een klap verkopen
(iemand een klap geven)
3)


onzin verkopen
(onzin vertellen)
de verkoeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈkulɪŋ]
het frisser worden


Voorbeeld:

`verkoeling zoeken in de schaduw`




Synoniem:

verfrissing
verkolen
werkw.
een proces van verandering tot kool ondergaan
Voorbeeld: `Wanneer hout onder uitsluiting van de lucht verhit wordt, verkoolt het tot houtskool. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verkolen in de tweede betekenis erin. `
enz.
verkondigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈkɔndəxə(n)]



Verbuigingen:

verkondigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkondigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in het openbaar bekendmaken als waarheid


Voorbeelden:

`het evangelie verkondigen`,
`luidkeels je mening verkondigen`




Synoniemen:

uitdragen, rondvertellen
verkolen
werkw.
een proces van verandering tot kool ondergaan
Voorbeeld: `Wanneer hout onder uitsluiting van de lucht verhit wordt, verkoolt het tot houtskool. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verkolen in de tweede betekenis erin. `
enz.
de verkoop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈvɛrkop]



Verbuigingen:

ver|kopen (meerv.)
het verkopen


Voorbeeld:

`De verkoop van de kaarten start morgen.`
de verkoopafdeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɛrkopɑvdelɪŋ]



Verbuigingen:

verkoopafdeling|en (meerv.)
onderdeel van een bedrijf dat verantwoordelijk is voor de verkoop van de producten van dat bedrijf


Voorbeeld:

`Als vertegenwoordiger valt hij onder de verkoopafdeling.`




Synoniem:

sales
het verkoopseizoen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɛrkopsɛizun]



Verbuigingen:

verkoopseizoen|en (meerv.)
periode waarin verkocht wordt


Voorbeelden:

`Alleen in het verkoopseizoen hebben we uitzendkrachten nodig.`,
`Het verkoopseizoen van rood fruit valt in de zomer.`
verkiezen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈkizə(n)]



Verbuigingen:

verkoos (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkozen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) liever willen


Voorbeeld:

`milieuvriendelijk hout verkiezen boven gewoon hout`




Synoniemen:

prefereren, de voorkeur geven aan


2) door een verkiezing aanwijzen poliek


Voorbeeld:

`verkozen tot burgemeester`




Synoniem:

kiezen (2)
de verkoper
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'kopər]



Verbuigingen:

verkoper|s (meerv.)



de ver|koopster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'|kopstər]



Verbuigingen:

verkoopster|s (meerv.)
iemand die als beroep dingen verkoopt


Voorbeelden:

`Ik kom graag in winkels waar niet onmiddellijk een verkoper op je af komt.`,
`autoverkoper`
verkoperen
werkw.
een voorwerp bedekken met een dun laagje koper Voorbeeld: `Hij had het hele frame van zijn fiets verkoperd. `
verkorten
werkw.


Uitspraak:

[vər'kɔrtə(n)]



Verbuigingen:

verkortte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkort (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
korter maken


Voorbeelden:

`Een sterfgeval verkortte onze vakantie.`,
`Als de hond hard trekt moet je de riem wat verkorten.`
verkorting
zelfst.naamw.
[taalkunde] een afkorting van een woord of woordgroep die ontstaat door weglating van een of meer (delen van) lettergrepen en die als verkorting wordt uitgesproken
Voorbeeld: `Het woord "prof." is een verkorting van het volledige woord "professor". `
het verkorten
Voorbeeld: `Hij kreeg een verkorting van die broek. `
verkorven
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'kɔrvə(n)]
het verkorven hebben

(het bedorven hebben) `De Walen hebben het bij de Vlamingen verkorven.` Synoniem: het verbruid hebben
verkouden
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈkɑudə(n)]
ziek door een virus dat een verstopte neus, keelpijn en hoest kan veroorzaken
snipverkouden zijn
(erg verkouden zijn)
de verkoudheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈkɑuthɛit]



Verbuigingen:

verkoud|heden (meerv.)
het verkouden zijn


Voorbeeld:

`Ik heb dit weekend een lelijke verkoudheid opgelopen.`
verkiezen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈkizə(n)]



Verbuigingen:

verkoos (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkozen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) liever willen


Voorbeeld:

`milieuvriendelijk hout verkiezen boven gewoon hout`




Synoniemen:

prefereren, de voorkeur geven aan


2) door een verkiezing aanwijzen poliek


Voorbeeld:

`verkozen tot burgemeester`




Synoniem:

kiezen (2)
verkrachten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈkrɑxtə(n)]



Verbuigingen:

verkrachtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met geweld dwingen tot geslachtsgemeenschap


Voorbeeld:

`Hij verkrachtte zijn buurmeisje.`



2) ernstig schenden


Voorbeeld:

`de wet verkrachten`




Synoniem:

ernstig overtreden
de muziek van Bach verkrachten
(de muziek van Bach heel slecht uitvoeren)
verkrachtbaar
bijv.naamw.
[verouderd] met geweld inneembaar
Voorbeeld: `Derhalven, vindende alle toegangen der stadt gestopt, besluyt hy eenen torn op 's vyands borstweeren, en proef te doen, oft ze verkrachtbaar waaren; al zoud' het hem 't beste deel van zynen volke kosten. <ref>Berghens ontzet mislukt blz 85<br>Hooft en Huygens: keur uit beider werken<br> `
geschikt of in een positie om verkracht te worden
Voorbeeld: `Nu hun bescherming was weggevallen voelden zij zich erg verkrachtbaar. `
verkrachten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈkrɑxtə(n)]



Verbuigingen:

verkrachtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met geweld dwingen tot geslachtsgemeenschap


Voorbeeld:

`Hij verkrachtte zijn buurmeisje.`



2) ernstig schenden


Voorbeeld:

`de wet verkrachten`




Synoniem:

ernstig overtreden
de muziek van Bach verkrachten
(de muziek van Bach heel slecht uitvoeren)
verkrachting
zelfst.naamw.
een seksuele daad onder dwang Voorbeeld: `Hij werd veroordeeld voor geweldpleging en verkrachting. `
verkrachting
zelfst.naamw.
een seksuele daad onder dwang Voorbeeld: `Hij werd veroordeeld voor geweldpleging en verkrachting. `
verkrampen
werkw.
pijnlijk gevoel veroorzaakt door spiercontractie Voorbeeld: `Haar gelaat was verkrampt van de pijn. `
verkrampt
bijv.naamw.
met stijf aangetrokken spieren
Voorbeeld: `Na enige tijd op zijn hurken gezeten te hebben masseerde hij zijn verkrampte beenspieren. `
'overdrachtelijk' overdreven onwillig om zich aan te passen
Voorbeeld: `Zijn verkrampte houding maakte hem veel vijanden. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verkrampt in de tweede betekenis erin. `
verkrijgen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈkrɛixə(n)]



Verbuigingen:

verkreeg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkregen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (met inspanning) krijgen formeel


Voorbeeld:

`documenten die nodig zijn om een visum te verkrijgen`




Synoniem:

verwerven


2) kopen formeel


Voorbeeld:

`te verkrijgen bij de betere boekhandel`
verkrijgbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈkrɛixbar]
te koop


Voorbeeld:

`Die druk is niet meer verkrijgbaar.`




Synoniem:

leverbaar
verkroppen
werkw.


Uitspraak:

[vər'krɔpə(n)]



Verbuigingen:

verkropte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkropt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(emoties) voor anderen verborgen houden


Synoniem:

inslikken
niet kunnen verkroppen
(niet kunnen accepteren)
met moeite verkroppen
(nauwelijks verborgen kunnen houden)
verkruimelen
werkw.
[ov]: tot kruimels worden
verkwanselen
werkw.


Uitspraak:

[vər'kwɑnsələ(n)]



Verbuigingen:

verkwanselde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkwanseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voor weinig geld verkopen omdat je dringend geld nodig hebt


Voorbeeld:

`je sieraden verkwanselen`
verkwanselen
werkw.


Uitspraak:

[vər'kwɑnsələ(n)]



Verbuigingen:

verkwanselde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkwanseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voor weinig geld verkopen omdat je dringend geld nodig hebt


Voorbeeld:

`je sieraden verkwanselen`
verkwikken
werkw.
de gevolgen van vermoedheid en dorst ongedaan maken
Voorbeeld: `Na die koele dronk waren zij weer geheel verkwikt en gingen opnieuw op weg. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verkwikken in de tweede betekenis erin. `
enz.
verkwikkend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'kwɪkənt]
waar je weer koel en energiek van wordt


Voorbeeld:

`een verkwikkend bad`




Synoniem:

verfrissend
verkwisten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈkwɪstə(n)]



Verbuigingen:

verkwistte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkwist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gebruiken zonder dat je het goed of volledig benut


Voorbeelden:

`geld verkwisten aan goedkope rotzooi`,
`je tijd verkwisten`




Synoniem:

verspillen
verkwisten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈkwɪstə(n)]



Verbuigingen:

verkwistte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verkwist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gebruiken zonder dat je het goed of volledig benut


Voorbeelden:

`geld verkwisten aan goedkope rotzooi`,
`je tijd verkwisten`




Synoniem:

verspillen
de verkwisting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'kwɪstɪŋ]



Verbuigingen:

verkwisting|en (meerv.)
verloren moeite, geld of tijd


Voorbeeld:

`Die dure kostschool was pure verkwisting.`




Synoniem:

verspilling
verlagen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlaxə(n)]



Verbuigingen:

verlaagde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
lager maken


Voorbeelden:

`de prijs van koffie verlagen`,
`een verlaagd plafond`
zich verlagen tot
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈlaxə(n) tɔt]



Verbuigingen:

verlaagde zich tot (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verlaagd tot (volt.deelw.)
(iets) doen waar je eigenlijk te goed voor bent


Voorbeeld:

`je niet verlagen tot hetzelfde onsportieve gedrag als van je tegenstanders`
de verlaging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈlaxɪŋ]



Verbuigingen:

verlaging|en (meerv.)
vermindering


Voorbeelden:

`prijsverlaging`,
`verlaging van de bloeddruk`




Antoniem:

verhoging
verlakken
werkw.


Uitspraak:

[vər'lɑkə(n)]



Verbuigingen:

verlakte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bedriegen


Voorbeeld:

`Hij heeft me verlakt, dat vergeef ik hem nooit.`




Synoniem:

bedotten
verlammen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlɑmə(n)]



Verbuigingen:

verlamde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlamd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
lam maken


Voorbeeld:

`een verlammende angst`




Synoniem:

paralyseren
verlamd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈlɑmt]
als je (een lichaamsdeel) niet kunt bewegen omdat de spieren of zenuwen niet functioneren


Voorbeelden:

`na een ongeluk verlamd raken aan beide benen`,
`verlamd van angst`




Synoniem:

lam
de verlamming
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈlɑmɪŋ]



Verbuigingen:

verlamming|en (meerv.)
verlies van het vermogen je ledematen te bewegen


Voorbeeld:

`eenzijdige/enkelzijdige verlamming na een herseninfarct`
I het verlangen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈlɑŋə(n)]



Verbuigingen:

verlangen|s (meerv.)
heftige behoefte aan iets


Voorbeeld:

`seksuele verlangens`




Synoniem:

begeerte
branden van verlangen
(heel erg graag iets willen)
II verlangen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlɑŋə(n)]



Verbuigingen:

verlangde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlangd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
willen hebben


Voorbeeld:

`Ik verlang geen wonderen van je.`




verlangen naar

(grote behoefte hebben aan) `Ik verlang naar de vakantie.` Synoniem: begeren
I verlangen naar
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlɑŋə(n) nar]



Verbuigingen:

verlangde naar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlangd naar (volt.deelw.)
grote behoefte hebben


Voorbeeld:

`Ik verlang naar de vakantie.`




Synoniemen:

uitkijken naar, talen naar
verlaten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlatə(n)]



Verbuigingen:

verliet (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weggaan van iets of iemand


Synoniem:

in de steek laten
van God en iedereen verlaten
(helemaal alleen)
verlatenheid
zelfst.naamw.
een toestand van door allen verlaten zijn Voorbeeld: `Dat deel van de Kalahari straalt een overweldigende verlatenheid uit. `
verleasen
werkw.


Afbreekpatroon:

ver - 'lea - sen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

verleaste/ verleasde, verleasete/ verleasede (verl.tijd )



Verbuigingen:

verleast/ verleasd, verleaset/ verleased (volt.deelw.)
verhuren handel


Voorbeeld:

`na het deels ruimen van de veestapel het overschot aan melkquotum verleasen`
I het verleden
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈledə(n)]
tijd die voorbij is


Voorbeeld:

`een roemrijk verleden`




Antoniemen:

toekomst, heden,
breken met het verleden
(het verleden vergeten en de dingen voortaan anders doen)
een verleden hebben
(vroeger ongunstige dingen hebben gedaan of meegemaakt hebben)
II verleden
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈledə(n)]
vorig


Voorbeeld:

`verleden week`




Antoniem:

komend



Synoniem:

vroeger
Dat is verleden tijd.
(dat is voor altijd voorbij)
verleden deelwoord
zelfst.naamw.
vorm van het werkwoord die gebruikt wordt om de voltooide tijden te vormen en als bijvoeglijk naamwoord op aan te geven dat de actie van het werkwoord vooitooid is
verlijden
werkw.


Uitspraak:

[vər'lɛidə(n)]



Verbuigingen:

verleed (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verleden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een officieel document) opstellen, laten ondertekenen en geldig verklaren juridisch


Voorbeeld:

`Notarissen hebben de bevoegdheid om aktes te verlijden.`
verlenen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlenə(n)]



Verbuigingen:

verleende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verleend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets dat je niet kunt aanraken) geven


Voorbeelden:

`toestemming verlenen`,
`hulp verlenen aan de oorlogsslachtoffers`,
`iemand gastvrijheid verlenen`




Synoniemen:

verschaffen, schenken
verleren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlerə(n)]



Verbuigingen:

verleerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verleerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet meer kunnen wat je ooit hebt gekund


Voorbeeld:

`Zwemmen verleer je nooit.`
verleggen
werkw.


Uitspraak:

[vər'lɛxə(n)]



Verbuigingen:

verlegde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een andere plek leggen


Voorbeeld:

`Vanwege het nieuwbouwproject gaat de gemeente alle leidingen verleggen.`




Synoniem:

verplaatsen
je grenzen verleggen
(verder komen dan nu het geval is) `Door te reizen verbreed je je horizon en verleg je je grenzen.`
verleiden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlɛidə(n)]



Verbuigingen:

verleidde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verleid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand) overhalen tot iets wat hij of zij eigenlijk niet wil of mag


Voorbeeld:

`de gasten verleiden tot een tweede portie`



2) tot seks overhalen


Voorbeeld:

`Zij verleidde hem door hem zwoele blikken toe te werpen.`
verleidelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈlɛidələk]
waardoor je gemakkelijk te verleiden bent


Voorbeelden:

`Het is heel verleidelijk om illegaal muziek te downloaden.`,
`een zwaar gesluierde vrouw die verleidelijk haar ogen naar hem opslaat`,
`verleidelijke gebakjes`




Synoniem:

aanlokkelijk
de verleiding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈlɛidɪŋ]



Verbuigingen:

verleiding|en (meerv.)
keer dat je verleidt of verleidt wordt


Voorbeelden:

`de verleiding niet kunnen weerstaan`,
`Wie macht heeft, staat bloot aan de verleiding die macht te misbruiken.`
verlengen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlɛŋə(n)]



Verbuigingen:

verlengde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlengd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) langer maken


Voorbeeld:

`een rok verlengen`



2) langer laten duren


Voorbeeld:

`je paspoort verlengen`
het verlengde
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈlɛŋdə]
in het verlengde liggen van

(de voortzetting zijn van iets) `De brug ligt in het verlengde van de Dorpsstraat.`
in het verlengde liggen van
(de voortzetting zijn van iets) `De brug ligt in het verlengde van de Dorpsstraat.`
verlengen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlɛŋə(n)]



Verbuigingen:

verlengde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlengd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) langer maken


Voorbeeld:

`een rok verlengen`



2) langer laten duren


Voorbeeld:

`je paspoort verlengen`
de verlenging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈlɛŋɪŋ]



Verbuigingen:

verlenging|en (meerv.)
1) keer dat je verlengt


Voorbeeld:

`verlenging van de missie`



2) extra speeltijd in een wedstrijd sport


Voorbeeld:

`een doelpunt scoren in de verlenging`
verleppen
werkw.


Uitspraak:

[vər'lɛpə(n)]



Verbuigingen:

verlepte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verlept (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
slap worden


Voorbeelden:

`Na de vakantie vonden we onze planten verlept terug.`,
`Ooit was ze een schoonheid, nu ziet ze er verlept uit.`




Synoniem:

verwelken
verlicht
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'lɪxt]
1) goed zichtbaar doordat er licht op valt


Voorbeeld:

`Kijk goed uit, want het tuinpad is niet verlicht.`



2) met vernieuwende denkbeelden en zonder vooroordelen


Voorbeeld:

`een verlicht politicus`




Synoniem:

ruimdenkend
verlichten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlɪxtə(n)]



Verbuigingen:

verlichtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) minder zwaar maken


Voorbeelden:

`de lasten verlichten`,
`de pijn verlichten`



2) van licht voorzien


Voorbeeld:

`het podium met felle lampen verlichten`
de verlichting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈlɪxtɪŋ]



Verbuigingen:

verlichting|en (meerv.)
1) installatie om iets te verlichten


Voorbeelden:

`de verlichting dimmen`,
`straatverlichting`



2) vermindering van de moeilijkheid


Voorbeeld:

`verlichting van de exameneisen`
verliefd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈlift]
met het gevoel heel veel van iemand te houden, altijd bij hem of haar te willen zijn en met hem of haar te willen vrijen


Voorbeeld:

`iemand verliefd aankijken`
tot over je oren verliefd zijn op iemand
(iemand heel erg lief vinden)
smoorverliefd
(heel erg verliefd)
de verliefdheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'lifthɛit]



Verbuigingen:

verliefd|heden (meerv.)
gevoel verliefd te zijn


Voorbeeld:

`Bij verliefdheid kun je aan niets anders denken dan aan die ene persoon.`
de verliefdheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'lifthɛit]



Verbuigingen:

verliefd|heden (meerv.)
gevoel verliefd te zijn


Voorbeeld:

`Bij verliefdheid kun je aan niets anders denken dan aan die ene persoon.`
I verlopen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈlopə(n)]
als iets of iemand er armoedig en verwaarloosd uit ziet


Voorbeeld:

`Sinds hij weer drinkt, ziet hij er weer zo verlopen uit.`




Synoniemen:

sjofel, haveloos
II verlopen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlopə(n)]



Verbuigingen:

verliep (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verlopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) voorbijgaan


Voorbeeld:

`de jaren zijn snel verlopen`




Synoniem:

verstrijken


2) geldigheid verliezen


Voorbeeld:

`Mijn paspoort is verlopen.`




Synoniem:

vervallen


3) zich ontwikkelen


Voorbeeld:

`Het herstel verloopt voorspoedig.`




Synoniemen:

zich afspelen, gaan, lopen
het verlies
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈlis]



Verbuigingen:

ver|liezen (meerv.)
1) keer dat je iets kwijtraakt
2) keer dat je verslagen wordt
3) dat wat je hebt verloren


Voorbeelden:

`Zijn dood is een groot verlies voor de wetenschap.`,
`winst en verlies`,
`een verlies van een paar duizend euro`

Voorbeeld:

`het verlies van je portemonnee`
slechte tegen je verlies kunnen
(in een slecht humeur raken als je een wedstrijd of spel niet wint)
verliesgevend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərlis'xevənt]
wat maakt dat je er geld aan kwijtraakt


Voorbeelden:

`een verliesgevend bedrijf`,
`verliesgevende aandelen`
het verliespunt
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'lispʏnt]



Verbuigingen:

verliespunt|en (meerv.)
aftrekpunt voor de totaalscore


Voorbeelden:

`Ondanks drie verliespunten, bleek hij toch de hoogste score te hebben behaald.`,
`In de berekening van eindcijfer voor het examen telt een 5 als één verliespunt, een 4 als twee verliespunten etc.`




Antoniem:

winstpunt



Synoniem:

minpunt
verliezen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlizə(n)]



Verbuigingen:

verloor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is verloren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) niet meer hebben wat je eerst wel had
2) verslagen worden


Voorbeelden:

`In 1815 verloor Napoleon de slag bij Waterloo.`,
`Als ik met mijn zoon dam, verlies ik altijd.`




Antoniem:

winnen


Voorbeelden:

`Ik heb mijn sleutels verloren.`,
`verloren en gevonden voorwerpen`,
`je kalmte verliezen`




Antoniem:

vinden



Synoniem:

kwijtraken
verliezen op de verkoop van je huis
(je huis voor minder verkopen dan je er zelf voor hebt betaald)
verlaten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlatə(n)]



Verbuigingen:

verliet (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weggaan van iets of iemand


Synoniem:

in de steek laten
van God en iedereen verlaten
(helemaal alleen)
verliezen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlizə(n)]



Verbuigingen:

verloor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is verloren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) niet meer hebben wat je eerst wel had


Voorbeelden:

`Ik heb mijn sleutels verloren.`,
`verloren en gevonden voorwerpen`,
`je kalmte verliezen`




Antoniem:

vinden



Synoniem:

kwijtraken



verliezen op de verkoop van je huis

(je huis voor minder verkopen dan je er zelf voor hebt betaald)


2) verslagen worden


Voorbeelden:

`In 1815 verloor Napoleon de slag bij Waterloo.`,
`Als ik met mijn zoon dam, verlies ik altijd.`




Antoniem:

winnen
verliezen op de verkoop van je huis
(je huis voor minder verkopen dan je er zelf voor hebt betaald)
de verliezer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vərˈlizər]



Verbuigingen:

verliezer|s (meerv.)
iemand die verliest
een slechte verliezer zijn
(niet tegen je verlies kunnen)
verlijden
werkw.


Uitspraak:

[vər'lɛidə(n)]



Verbuigingen:

verleed (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verleden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een officieel document) opstellen, laten ondertekenen en geldig verklaren juridisch


Voorbeeld:

`Notarissen hebben de bevoegdheid om aktes te verlijden.`
verlijeren
werkw.
[scheepvaart] naar de lijzijde afdrijven, door de wind in de lij-richting afgeduwd worden Voorbeeld: `Zonder zwaard zal een platbodem snel verlijeren. `
verlijering
zelfst.naamw.
[scheepvaart] de mate waarin een zeilschip door de wind naar lijzijde weggezet wordt
verlinken
werkw.


Uitspraak:

[vər'lɪŋkə(n)]



Verbuigingen:

verlinkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlinkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bewerkstelligen dat ontdekt wordt wat iemand fout heeft gedaan door hem of haar te verraden informeel


Voorbeeld:

`Bij zijn arrestatie wilde de heler weten wie hem verlinkt had.`




Synoniemen:

verraden, verlakken, erbij lappen
verloederen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈludərə(n)]



Verbuigingen:

verloederde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verloederd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
steeds slechter, viezer en lelijker worden


Voorbeeld:

`De wijk verloedert als de huizen niet snel worden opgeknapt.`




Synoniemen:

verslonzen, vervallen
het verlof
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈlɔf]



Verbuigingen:

ver|loven (meerv.)
1) toestemming


Voorbeeld:

`verlof krijgen om eerder naar huis te gaan`



2) vrije dagen


Voorbeelden:

`onbetaald verlof`,
`zwangerschapsverlof`,
`ouderschapsverlof`
de verlofdag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'lɔvdɑx]



Verbuigingen:

verlofdag|en (meerv.)
vrije dag die van het aantal vakantiedagen afgetrokken wordt


Voorbeeld:

`Nederlandse werknemers hebben gemiddeld meer verlofdagen dan werknemers in andere Europese landen.`




Synoniem:

vakantiedag
de verlofregeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'lɔfrexəlɪŋ]



Verbuigingen:

verlofregeling|en (meerv.)
afspraak over het aantal vakantiedagen per jaar tussen een werkgever en een werknemer


Voorbeeld:

`Werknemers vinden een goede verlofregeling vaak belangrijker dan een hoog salaris.`
verlokken
werkw.
tot kwaad brengen Voorbeeld: `Hij verlokte de kinderen met zijn verhaaltjes. `
verlonen
werkw.


Afbreekpatroon:

ver - lo - nen



Verbuigingen:

verloonde (verl.tijd )



Verbuigingen:

heeft verloond (volt.deelw.)
1) als mensen met een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) een arbeidsovereenkomst krijgen via een re-integratiebureau. Arbeid


Synoniem:

Loon voor uitkering


2) Het uit handen geven van de salarisadministratie aan een payrollonderneming Arbeid


Synoniem:

Payrolling


3) het uitbesteden van alle administratieve taken van personeel
verloochenen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈloxənə(n)]



Verbuigingen:

verloochende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verloochend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
net doen alsof je niets te maken hebt met (iets dat of iemand die belangrijk voor je is)


Voorbeeld:

`je principes verloochenen`




Synoniemen:

afvallen, verraden
zich verloven
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈlovə(n)]



Verbuigingen:

verloofde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verloofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
officieel beloven dat je met elkaar gaat trouwen
de verloofde
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vərˈlovdə]



Verbuigingen:

verloofde|s (meerv.)
persoon met wie je gaat trouwen


Synoniem:

aanstaande
zich verloven
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈlovə(n)]



Verbuigingen:

verloofde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verloofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
officieel beloven dat je met elkaar gaat trouwen
verlonen
werkw.


Afbreekpatroon:

ver - lo - nen



Verbuigingen:

verloonde (verl.tijd )



Verbuigingen:

heeft verloond (volt.deelw.)
1) als mensen met een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) een arbeidsovereenkomst krijgen via een re-integratiebureau. Arbeid


Synoniem:

Loon voor uitkering


2) Het uit handen geven van de salarisadministratie aan een payrollonderneming Arbeid


Synoniem:

Payrolling


3) het uitbesteden van alle administratieve taken van personeel
het verloop
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈlop]
1)


Voorbeeld:

`het verloop van de oorlog`
2) geleidelijke versmalling


Voorbeeld:

`met een verloop van ongeveer twee centimeter per meter`
het natuurlijk verloop onder het personeel
(de wisseling van werknemers door overlijden, verhuizing en pensioen)
I verlopen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈlopə(n)]
als iets of iemand er armoedig en verwaarloosd uit ziet


Voorbeeld:

`Sinds hij weer drinkt, ziet hij er weer zo verlopen uit.`




Synoniemen:

sjofel, haveloos
II verlopen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlopə(n)]



Verbuigingen:

verliep (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verlopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) voorbijgaan


Voorbeeld:

`de jaren zijn snel verlopen`




Synoniem:

verstrijken


2) geldigheid verliezen


Voorbeeld:

`Mijn paspoort is verlopen.`




Synoniem:

vervallen


3) zich ontwikkelen


Voorbeeld:

`Het herstel verloopt voorspoedig.`




Synoniemen:

zich afspelen, gaan, lopen
verloten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlotə(n)]



Verbuigingen:

verlootte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verloot (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door het toeval laten bepalen wie iets krijgt


Voorbeeld:

`een fiets verloten`
verloren
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈlorə(n)]
1) weg
2) eenzaam en zonder doel


Voorbeeld:

`Er op het feestje een beetje zielig en verloren bij zitten.`


Voorbeeld:

`voor eeuwig verloren`




Synoniem:

kwijt
verloren gaan
(voorgoed verdwijnen) `Door de bosbranden zijn de klassieke tempels bijna verloren gegaan.`
verlossen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlɔsə(n)]



Verbuigingen:

verloste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlost (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uit een hachelijke positie bevrijden


Voorbeeld:

`een vis uit het net verlossen`
de verloskunde
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈlɔskʏndə]
onderdeel van de geneeskunde dat zich bezighoudt met zwangerschap en geboorte


Synoniem:

obstetrie
verloskundig
bijv.naamw.
wat betreft de verloskunde
Voorbeeld: `De verloskundige hulp was al geregeld. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verloskundig in de tweede betekenis erin. `
de verloskundige
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vərlɔsˈkʏndəxə]



Verbuigingen:

verloskundige|n (meerv.)
iemand die een vrouw tijdens de zwangerschap en de bevalling begeleidt


Voorbeeld:

`regelmatige controle door de verloskundige`




Synoniem:

vroedvrouw
de verloskundige
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vərlɔsˈkʏndəxə]



Verbuigingen:

verloskundige|n (meerv.)
iemand die een vrouw tijdens de zwangerschap en de bevalling begeleidt


Voorbeeld:

`regelmatige controle door de verloskundige`




Synoniem:

vroedvrouw
verlossen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlɔsə(n)]



Verbuigingen:

verloste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlost (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uit een hachelijke positie bevrijden


Voorbeeld:

`een vis uit het net verlossen`
Verlosser
zelfst.naamw.
Jezus Christus
verlossing
zelfst.naamw.
[religie] de bevrijding van de gevolgen van de zonden van de mens door het geloof in Jesus Voorbeeld: `De kruisdood op Golgotha bracht ons allen de verlossing. `
verloten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈlotə(n)]



Verbuigingen:

verlootte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verloot (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door het toeval laten bepalen wie iets krijgt


Voorbeeld:

`een fiets verloten`
zich verloven
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈlovə(n)]



Verbuigingen:

verloofde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verloofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
officieel beloven dat je met elkaar gaat trouwen
de verloving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈlovɪŋ]



Verbuigingen:

verloving|en (meerv.)
belofte dat je met elkaar gaat trouwen


Voorbeeld:

`je verloving vieren met een groot tuinfeest`
de verlovingsring
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'lovɪŋsrɪŋ]



Verbuigingen:

verlovingsring|en (meerv.)
1) gladde gouden of zilveren ring die partners elkaar geven bij een verloving of huwelijk


Voorbeeld:

`De verlovingsringen lagen opeen pluchen kussentje klaar.`




Synoniem:

trouwring


2) mooi versierde ring met steen die de aanstaande bruidegom aan zijn partner geeft wanneer hij haar ten huwelijk vraagt
verluchten
werkw.


Uitspraak:

[vər'lʏxtə(n)]



Verbuigingen:

verluchtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verlucht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een tekst of boek aantrekkelijker maken met illustraties


Voorbeeld:

`Middeleeuwse handschriften werden vaak verlucht met miniatuurschilderingen.`




Synoniem:

versieren
verluiden
werkw.


Uitspraak:

[vər'lœydə(n)]



Verbuigingen:

verluidde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verluid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
horen verluiden

(vagelijk vernemen) `Ik heb horen verluiden dat je gaat trouwen, klopt dat?`



naar verluidt

(volgens horen zeggen) `Naar verluidt wordt hij de nieuwe directeur.`
verluidt



Uitspraak:

[vərˈlœyt]
Naar verluidt

(volgens wat er wordt gezegd) `Naar verluidt wordt hij de nieuwe directeur.`
Naar verluidt
(volgens wat er wordt gezegd) `Naar verluidt wordt hij de nieuwe directeur.`
het vermaak
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈmak]
amusement


Voorbeeld:

`zorgeloos vermaak`
vermaken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmakə(n)]



Verbuigingen:

vermaakte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) amuseren


Voorbeelden:

`De clown vermaakt de kinderen met malle grappen.`,
`Maak je over mij maar geen zorgen, ik vermaak me wel.`




Antoniem:

vervelen



Synoniemen:

entertainen, onderhouden


2) per testament laten erven


Voorbeeld:

`Mijn grootmoeder heeft mij haar gouden broche vermaakt.`




Synoniem:

legateren


3) (kleding) veranderen


Voorbeeld:

`Mijn oude jas vermaken voor mijn dochter.`
vermalen
werkw.


Uitspraak:

[vər'malə(n)]



Verbuigingen:

vermaalde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermalen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uiteen doen vallen door het te pletten


Voorbeelden:

`Een graanmolen vermaalt graankorrels tot meel.`,
`Ouders die gaan scheiden moeten hun ruzies niet over de hoofden van de kinderen heen uitvechten als ze niet willen dat hun kinderen daarin vermalen worden.`




Synoniem:

fijnmalen
vermanen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmanə(n)]



Verbuigingen:

vermaande (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermaand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand streng zeggen dat hij of zij iets anders en beter moet doen


Voorbeeld:

`de drukke kinderen vermanend toespreken`




Synoniem:

berispen
vermaard
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈmart]
zeer bekend en gewaardeerd


Voorbeeld:

`een interview met de vermaarde dirigent`




Synoniemen:

beroemd, befaamd
vermageren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmaxərə(n)]



Verbuigingen:

vermagerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vermagerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
mager worden


Voorbeeld:

`Door de ziekte is zij sterk vermagerd.`




Synoniem:

afvallen
vermakelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈmakələk]
als je om iets moet lachen


Voorbeeld:

`een vermakelijke film`




Antoniemen:

saai, vervelend,



Synoniemen:

amusant, grappig
vermakelijkheidsbelasting
zelfst.naamw.
een gemeentebelasting op vermakelijkheden Voorbeeld: `Tot onze teleurstelling werd er vermakelijkheidsbelasting op gerekend. `
vermaken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmakə(n)]



Verbuigingen:

vermaakte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) amuseren


Voorbeelden:

`De clown vermaakt de kinderen met malle grappen.`,
`Maak je over mij maar geen zorgen, ik vermaak me wel.`




Antoniem:

vervelen



Synoniemen:

entertainen, onderhouden


2) per testament laten erven


Voorbeeld:

`Mijn grootmoeder heeft mij haar gouden broche vermaakt.`




Synoniem:

legateren


3) (kleding) veranderen


Voorbeeld:

`Mijn oude jas vermaken voor mijn dochter.`
vermaledijd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərmalə'dɛit]
dit zeg je als je iets of iemand vervloekt>



Voorbeeld:

`De dijken langs de grote rivieren worden op zondagen steevast door vermaledijde motoren onveilig gemaakt.`




Antoniem:

gebenedijd



Synoniemen:

vervloekt, verwenst
vermalen
werkw.


Uitspraak:

[vər'malə(n)]



Verbuigingen:

vermaalde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermalen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uiteen doen vallen door het te pletten


Voorbeelden:

`Een graanmolen vermaalt graankorrels tot meel.`,
`Ouders die gaan scheiden moeten hun ruzies niet over de hoofden van de kinderen heen uitvechten als ze niet willen dat hun kinderen daarin vermalen worden.`




Synoniem:

fijnmalen
vermanen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmanə(n)]



Verbuigingen:

vermaande (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermaand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand streng zeggen dat hij of zij iets anders en beter moet doen


Voorbeeld:

`de drukke kinderen vermanend toespreken`




Synoniem:

berispen
vermarkten
werkw.


Uitspraak:

[vər'mɑrktə(n)]



Verbuigingen:

vermarktte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermarkt (volt.deelw.)
geschikt maken om te gaan verkopen


Voorbeelden:

`Vooraf marktonderzoek doen is nodig om een product succesvol te kunnen vermarkten.`,
`moeite doen om de kennis van Rijkswaterstaat meer te vermarkten`
vermijden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmɛidə(n)]



Verbuigingen:

vermeed (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermeden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voorkomen dat iets (je) gebeurt


Voorbeeld:

`Probeer ruzie te vermijden.`
vermeend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈment]
zoals verondersteld wordt
de vermeende dader van de moord
(de persoon waarvan men denkt dat hij of zij de moord heeft gepleegd)
vermeerderen
werkw.


Uitspraak:

[vər'merdərə(n)]



Verbuigingen:

vermeerderde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermeerderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
groter in aantal maken of laten worden


Voorbeelden:

`Voor de mouw vermeerder je het aantal breisteken met twee per twee naalden.`,
`een gewas vermeerderen`




Antoniem:

verminderen



Synoniem:

vermenigvuldigen (1)
de vermeerdering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'merdərɪŋ]



Verbuigingen:

vermeerdering|en (meerv.)
het groter in aantal maken of worden


Voorbeeld:

`Het virus kenmerkt zich door een razendsnelle vermeerdering.`




Antoniem:

vermindering



Synoniem:

toename
vermeerderen
werkw.


Uitspraak:

[vər'merdərə(n)]



Verbuigingen:

vermeerderde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermeerderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
groter in aantal maken of laten worden


Voorbeelden:

`Voor de mouw vermeerder je het aantal breisteken met twee per twee naalden.`,
`een gewas vermeerderen`




Antoniem:

verminderen



Synoniem:

vermenigvuldigen (1)
vermijden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmɛidə(n)]



Verbuigingen:

vermeed (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermeden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voorkomen dat iets (je) gebeurt


Voorbeeld:

`Probeer ruzie te vermijden.`
zich vermeien
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'mɛijə(n)]



Verbuigingen:

vermeide zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich vermeid (volt.deelw.)
op een aangename manier de tijd doorbrengen ouderwets


Voorbeeld:

`Het picknickende gezelschap op het schilderij lijkt zich aardig te vermeien.`




Synoniemen:

zich vermaken, aangenaam verpozen
vermelden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmɛldə(n)]



Verbuigingen:

vermeldde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
officieel noemen


Voorbeeld:

`Vermeld ook waar u Nederlands heeft gestudeerd.`




Synoniem:

melden
de vermelding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈmɛldɪŋ]



Verbuigingen:

vermelding|en (meerv.)
keer dat je iets vermeldt
eervolle vermelding
(onderscheiding zonder dat je een prijs krijgt)
vermengen
werkw.


Uitspraak:

[vər'mɛŋə(n)]



Verbuigingen:

vermengde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermengd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van twee of meer elementen één geheel maken


Voorbeelden:

`vloeistoffen vermengen`,
`plantensoorten vermengen`




Synoniem:

mixen
I vermenigvuldigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmenəxfʏldəxə(n)]



Verbuigingen:

vermenigvuldigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermenigvuldigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) meer exemplaren van iets maken


Voorbeeld:

`Wil je deze notulen vijf keer vermenigvuldigen?`



2) het ene getal net zo vaak bij zichzelf optellen als het andere getal aangeeft (bijv. 4 x 6)


Voorbeeld:

`Als je vier met zes vermenigvuldigt krijg je vierentwintig als uitkomst.`
II zich vermenigvuldigen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈmenəxfʏldəgə(n)]



Verbuigingen:

vermenigvuldigde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich vermenigvuldigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
veel meer worden


Voorbeeld:

`Als je vlees goed invriest, vermenigvuldigen de bacteriën zich niet zo gemakkelijk.`
vermenigvuldiging
zelfst.naamw.
[wiskunde] een vermeerdering tot een veelvoud van het oorspronkelijke aantal
Voorbeeld: `De tafels van vermenigvuldiging zijn belangrijk om te kennen. `
een voortplanting
Voorbeeld: `De vermenigvuldiging kon enkel gestopt worden door de dieren te castreren/steriliseren. `
vermenigvuldigingsfactor
zelfst.naamw.
een getal waarmee vermendigvuldigd dient te worden Voorbeeld: `De vermenigvuldigingsfactor was het getal 5. `
vermetel
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈmetəl]
heel erg dapper, bijna overmoedig


Voorbeeld:

`De hardloper vatte het vermetele plan op om in één jaar niet minder dan vijftig marathons te lopen.`




Synoniemen:

koen, stoutmoedig
vermijden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmɛidə(n)]



Verbuigingen:

vermeed (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermeden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voorkomen dat iets (je) gebeurt


Voorbeeld:

`Probeer ruzie te vermijden.`
vermiljoen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛrmɪl'jun]
1) rode kleur, zoals het rood in de Nederlandse vlag


Voorbeeld:

`een vermiljoenkleurige lippenstift`



2) rode kleurstof die bestaat uit kwiksulfide


Voorbeeld:

`Zestiende-eeuwse drukkers gebruikten vermiljoen om rode inkt te maken.`
verminderen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmɪndərə(n)]



Verbuigingen:

verminderde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) minder maken


Verbuigingen:

heeft verminderd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De directie verminderde het aantal werknemers in vaste dienst.`




Synoniem:

reduceren


2) minder worden


Verbuigingen:

is verminderd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Hun aantal is drastisch verminderd.`




Synoniem:

afnemen
de vermindering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'mɪndərɪŋ]



Verbuigingen:

vermindering|en (meerv.)
het minder talrijk maken of worden


Voorbeelden:

`Door bezuinigingen wisten we een flinke vermindering in de kosten te bereiken.`,
`Ik wil tien kilo afvallen, een vermindering van 20 procent.`




Antoniem:

vermeerdering



Synoniem:

afname
verminken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmɪŋkə(n)]



Verbuigingen:

verminkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verminkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(blijvende) lichamelijke schade toebrengen


Voorbeeld:

`De oorlog heeft hem verminkt: hij zal altijd mank lopen.`
vermist
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈmɪst]
verdwenen en gezocht


Voorbeeld:

`De Dwaze Moeders willen opheldering over het lot van hun vermiste kinderen.`
vermiste
zelfst.naamw.
iemand waarvan het niet zeker is wat ermee gebeurd is tijdens een ongeval, gevecht of andere tijd van levensgevaar Voorbeeld: `Een woordvoerder van de eigenaar van de elektriciteitscentrale bevestigde de acht doden maar zei dat er zeven gewonden waren gevallen. Hij noemde geen aantallen vermisten. `
vermoeden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmudə(n)]



Verbuigingen:

vermoedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
denken dat iets waarschijnlijk zo is


Voorbeelden:

`Ik vermoed dat hij een uurtje later komt.`,
`Dat weet ik niet zeker, dat kan ik alleen maar vermoeden.`
vermoedelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈmudələk]
zoals vermoed wordt


Voorbeelden:

`de vermoedelijke dader`,
`Hij komt vermoedelijk een uurtje later.`




Synoniemen:

waarschijnlijk, vermeend
vermoeien
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmujə(n)]



Verbuigingen:

vermoeide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermoeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
moe maken


Voorbeeld:

`Het trappen lopen vermoeit mijn oma te veel.`




Synoniem:

afmatten
vermoeid
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈmujt]
moe


Voorbeeld:

`Als ik lang achter de computer zit, raken mijn ogen vermoeid.`
de vermoeidheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈmujthɛit]
keer dat je vermoeid bent


Voorbeeld:

`Na twee slapeloze nachten breekt de vermoeidheid mij op.`




Synoniem:

moeheid
vermoeiend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'mujənt]
waar je moe van wordt


Voorbeelden:

`vermoeiend werk`,
`een vermoeiende klas`
het vermogen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈmoxə(n)]



Verbuigingen:

vermogen|s (meerv.)
1) bezittingen


Voorbeeld:

`Zijn vermogen wordt geschat op meer dan vijf miljoen euro.`




Synoniem:

rijkdom


2) dat wat iemand of iets kan


Voorbeelden:

`doen wat in je vermogen ligt`,
`motorvermogen`




Antoniem:

onvermogen



Synoniemen:

kunnen, potentie, capaciteit
naar mijn beste vermogen
(zo goed als ik kan)
vermogend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'moxənt]
in het bezit van veel geld en goed


Voorbeeld:

`een vermogende familie`




Synoniemen:

rijk, bemiddeld
de vermogensbelasting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'moxənsbəlɑstɪŋ]
directe belasting die berekend wordt over iemands bezittingen


Voorbeeld:

`Rijke mensen hopen op een lage vermogensbelasting.`
het vermogensdelict
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'moxə(n)zdəlɪkt]



Verbuigingen:

vermogensdelict|en (meerv.)
misdrijf waarbij geld wordt buitgemaakt


Voorbeelden:

`Het merendeel van de criminaliteit betreft vermogensdelicten.`,
`Diefstal en fraude zijn vermogensdelicten.`
vermogenselektronica
zelfst.naamw.
[elektronica] is de wetenschap waarbij de energietechniek en de elektronica samenkomen.
vermogensmarkt
zelfst.naamw.
[economie] is de markt waarop vermogenstitels worden verhandeld in ruil voor geld.
vermolmen
werkw.
zacht worden door een proces van verrotting
Voorbeeld: `Het hout van de drempel is gedeeltelijk vermolmd. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vermolmen in de tweede betekenis erin. `
enz.
zich vermommen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈmɔmə(n)]



Verbuigingen:

vermomde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich vermomd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je uiterlijk zó veranderen en je zó verkleden dat niemand je herkent


Voorbeeld:

`Op het feestje vermomden de kinderen zich als heksen of tovenaars.`




Synoniem:

verkleden (2)
de vermomming
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈmɔmɪŋ]



Verbuigingen:

vermomming|en (meerv.)
1) keer dat je je vermomt


Voorbeeld:

`Tussen de scènes heeft hij steeds maar een paar minuten voor zijn vermomming.`



2) kleding en andere dingen die je gebruikt om je te vermommen


Voorbeeld:

`Een valse baard, pruik en snor maken deel uit van de vermomming.`
vermoorden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmordə(n)]



Verbuigingen:

vermoordde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een mens) opzettelijk doden


Voorbeeld:

`iemand vermoorden met een mes`
vermorzelen
werkw.


Uitspraak:

[vər'mɔrzələ(n)]



Verbuigingen:

vermorzelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermorzeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
helemaal in stukken slaan of verpletteren


Voorbeeld:

`een insect onder je voet vermorzelen`
vermurwen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈmʏrwə(n)]



Verbuigingen:

vermurwde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vermurwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand minder streng maken zodat hij of zij makkelijk is over te halen


Voorbeeld:

`Als mijn vader een slechte bui heeft, is hij niet te vermurwen.`
vernachelen
werkw.


Uitspraak:

[vər'nɑxələ(n)]



Verbuigingen:

vernachelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vernacheld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bedriegen informeel


Voorbeeld:

`Je koopt iets via Marktplaats en het wordt gewoon niet opgestuurd, wat voel je je dan vernacheld.`




Synoniemen:

belazeren, verlakken
vernagelen
werkw.
[ov], [metaalbewerking] een paard voorzien van een hoefijzer middels hoefnagels Voorbeeld: `Ik moet dat andere paard nog vernagelen. `
vernemen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈnemə(n)]



Verbuigingen:

vernam (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vernomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
te weten komen formeel


Voorbeeld:

`Via mijn broer heb ik vernomen dat hij een andere baan heeft gevonden.`




Synoniem:

kennis nemen
vernauwen
werkw.


Uitspraak:

[vər'nɑuwə(n)]



Verbuigingen:

vernauwde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is vernauwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
smaller maken of worden


Voorbeeld:

`Haar eileiders zijn vernauwd, daardoor kan ze waarschijnlijk geen kinderen krijgen.`
de vernauwing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'nɑuwɪŋ]



Verbuigingen:

vernauwing|en (meerv.)
waar iets smaller is gemaakt of is geworden


Voorbeeld:

`Verderop komt er een vernauwing in de weg.`
vernederen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈnedərə(n)]



Verbuigingen:

vernederde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vernederd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand zó behandelen dat hij of zij zich minder voelt dan jij


Voorbeeld:

`Door zoveel minachting voelde zij zich vernederd.`




Synoniem:

kleineren
vernederend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'nedərənt]
waardoor je je klein en minderwaardig voelt


Voorbeelden:

`een vernederende situatie`,
`een vernederende opmerking`




Synoniemen:

kleinerend, beschamend
verneuken
werkw.


Uitspraak:

[vər'nøkə(n)]



Verbuigingen:

verneukte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verneukt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een grove manier bedriegen informeel


Voorbeeld:

`De supporters waren woedend op de spits die volgens hen de hele wedstrijd verneukt had.`




Synoniemen:

verlakken, beetnemen
vernielen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈnilə(n)]



Verbuigingen:

vernielde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vernield (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
helemaal kapotmaken


Voorbeeld:

`De storm vernielde hele dorpen.`




Synoniem:

helemaal stukmaken
de vernieling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'nilɪŋ]



Verbuigingen:

vernieling|en (meerv.)
wat kapot gemaakt is


Voorbeeld:

`De jongens kregen een taakstraf vanwege vernielingen.`
in de vernieling liggen
(lichamelijke of geestelijke zo uitgeput zijn dat je niet meer kunt functioneren)
vernietigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈnitəxə(n)]



Verbuigingen:

vernietigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vernietigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zo kapotmaken dat alles verdwijnt


Voorbeeld:

`archieven en oud papier vernietigen`
vernietigend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈnitəxənt]
zeer afkeurend


Voorbeelden:

`iemand een vernietigende blik toewerpen`,
`een vernietigende recensie`
de vernietiging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'nitəxɪŋ]



Verbuigingen:

vernietiging|en (meerv.)
1) wat zodanig kapot is gemaakt dat het helemaal is verdwenen


Voorbeelden:

`De opgespoorde cocaïne lag klaar voor vernietiging.`,
`Hitler was uit op de vernietiging van het Joodse volk.`




Synoniem:

verdelging


2) ongeldigverklaring juridisch


Voorbeeld:

`de vernietiging van het vonnis`
vernieuwen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈniwə(n)]



Verbuigingen:

vernieuwde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vernieuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gedeeltelijk nieuw maken


Voorbeeld:

`geheel vernieuwde website`




Synoniem:

renoveren
de vernieuwing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈniwɪŋ]



Verbuigingen:

vernieuwing|en (meerv.)
keer dat je iets vernieuwt


Voorbeelden:

`de vernieuwing van de website`,
`stedelijke vernieuwing`




Antoniem:

veroudering



Synoniemen:

innovatie, renovatie
de vernieuwingsdrang
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vərˈniwɪŋdɑŋ]
met een sterke neiging om te vernieuwen


Voorbeeld:

`Met groot enthousiasme en vernieuwingsdrang begon hij aan zijn eerste bestuurstermijn.`
vernieuwen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈniwə(n)]



Verbuigingen:

vernieuwde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vernieuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gedeeltelijk nieuw maken


Voorbeeld:

`geheel vernieuwde website`




Synoniem:

renoveren
vernikkelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈnɪkələ(n)]



Verbuigingen:

vernikkelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vernikkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verstijven van de kou


Voorbeeld:

`Schiet je een beetje op met die jassen, we staan hier te vernikkelen!`




Synoniem:

verkleumen
vernikkelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈnɪkələ(n)]



Verbuigingen:

vernikkelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vernikkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verstijven van de kou


Voorbeeld:

`Schiet je een beetje op met die jassen, we staan hier te vernikkelen!`




Synoniem:

verkleumen
vernissen
werkw.


Uitspraak:

[vər'nɪsə(n)]



Verbuigingen:

verniste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevernist (volt.deelw.)
een beschermende deklaag aanbrengen


Voorbeeld:

`Het houtwerk moet nog gevernist worden.`




Synoniem:

lakken
de (m)/het vernis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈnɪs]



Verbuigingen:

vernis|sen (meerv.)
transparante lak


Voorbeeld:

`de boot beschermen met een laag vernis`
vernoemen
werkw.


Uitspraak:

[vər'numə(n)]



Verbuigingen:

vernoemde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vernoemd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
dezelfde naam geven


Voorbeeld:

`Hij is vernoemd naar zijn vader.`
vernemen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈnemə(n)]



Verbuigingen:

vernam (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vernomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
te weten komen formeel


Voorbeeld:

`Via mijn broer heb ik vernomen dat hij een andere baan heeft gevonden.`




Synoniem:

kennis nemen
vernuft
zelfst.naamw.


Afbreekpatroon:

ver - 'nuft
vindingrijkheid;
inventiviteit


Voorbeeld:

`Het menselijk vernuft heeft al tot veel ontdekkingen geleid.`
vernuftig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'nʏftəx]
slim bedacht


Voorbeeld:

`een vernuftig apparaat`




Synoniem:

vindingrijk
veronachtzamen
werkw.


Uitspraak:

[vərɔnˈɑx(t)samə(n)]



Verbuigingen:

veronachtzaamde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft veronachtzaamd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet goed zorgen voor


Voorbeeld:

`de veiligheid veronachtzamen`




Synoniem:

verwaarlozen
veronderstellen
werkw.


Uitspraak:

[vərɔndərˈstɛlə(n)]



Verbuigingen:

veronderstelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verondersteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aannemen dat iets zo is


Voorbeeld:

`Ik veronderstel dat je weet dat ze haar diploma heeft gehaald?`




Synoniemen:

uitgaan van, postuleren
de veronderstelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərɔndərˈstɛlɪŋ]



Verbuigingen:

veronderstelling|en (meerv.)
dat wat je veronderstelt


Voorbeeld:

`van de veronderstelling uitgaan...`




Synoniem:

aanname
Ik verkeerde in de veronderstelling dat je dat al lang wist
(ik dacht dat je dat al lang wist)
veronderstellen
werkw.


Uitspraak:

[vərɔndərˈstɛlə(n)]



Verbuigingen:

veronderstelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verondersteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aannemen dat iets zo is


Voorbeeld:

`Ik veronderstel dat je weet dat ze haar diploma heeft gehaald?`




Synoniemen:

uitgaan van, postuleren
verongelijkt
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈɔnxəlɛikt]
boos omdat je denkt dat je oneerlijk bent behandeld


Voorbeeld:

`De zanger toonde zich zeer verongelijkt na de felle kritiek op zijn show.`




Synoniem:

verontwaardigd
verongelukken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɔnxəlʏkə(n)]



Verbuigingen:

verongelukte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verongelukt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
omkomen door een ongeluk


Voorbeelden:

`Tijdens een wandeling in de bergen is hij verongelukt.`,
`met de auto verongelukken`
verontreinigen
werkw.


Uitspraak:

[vərɔntˈrɛinəxə(n)]



Verbuigingen:

verontreinigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verontreinigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vuilmaken


Voorbeeld:

`de zware olie verontreinigde de kusten`




Synoniem:

vervuilen
de verontreiniging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərɔntˈrɛinəxɪŋ]



Verbuigingen:

verontreiniging|en (meerv.)
1) keer dat je verontreinigt


Voorbeelden:

`welke stoffen zorgen voor de grootste verontreiniging van het milieu?`,
`milieuverontreiniging`




Synoniem:

vervuiling


2) dat waarmee iets wordt verontreinigd


Voorbeeld:

`de chemische verontreiniging die is aangetroffen in het slib van de rivier`




Synoniem:

vuil
verontrusten
werkw.


Uitspraak:

[vərɔntˈrʏstə(n)]



Verbuigingen:

verontrustte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verontrust (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ongerust en bang maken


Voorbeeld:

`De conflicten aan de grens verontrusten me.`




Synoniem:

beangstigen
verontrustend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərɔntˈrʏstənt]
als iets je ongerust maakt


Voorbeeld:

`Dat kinderen steeds minder buiten spelen vind ik een verontrustende ontwikkeling.`
verontrusten
werkw.


Uitspraak:

[vərɔntˈrʏstə(n)]



Verbuigingen:

verontrustte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verontrust (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ongerust en bang maken


Voorbeeld:

`De conflicten aan de grens verontrusten me.`




Synoniem:

beangstigen
zich verontschuldigen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərɔntˈsxʏldəxə(n)]



Verbuigingen:

verontschuldigde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verontschuldigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeggen dat het je spijt en excuus vragen


Voorbeeld:

`je verontschuldigen voor de vertraging`




Synoniem:

je verontschuldigingen aanbieden
de verontschuldiging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərɔntˈsxʏldəxɪŋ]



Verbuigingen:

verontschuldiging|en (meerv.)
dat wat je zegt als je je verontschuldigt


Voorbeeld:

`je verontschuldigingen maken/aanbieden
verontwaardigd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərɔntˈwardəxt]
boos omdat onrecht is gedaan


Voorbeeld:

`verontwaardigd over de korting op de salarissen`
de verontwaardiging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərɔntˈwardəxɪŋ]
boosheid over onrecht


Voorbeeld:

`heftige/grote verontwaardiging over de bezuinigingen`
veroordelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈordelə(n)]



Verbuigingen:

veroordeelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft veroordeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (in een rechtszaak) een oordeel uitspreken over juridisch


Voorbeeld:

`iemand veroordelen tot vijf jaar gevangenisstraf`




Synoniemen:

berechten, vonnissen


2) afkeuren


Voorbeeld:

`iemands negatieve gedrag veroordelen`
de veroordeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈordelɪŋ]



Verbuigingen:

veroordeling|en (meerv.)
1) uitspraak van een rechter waarin hij of zij iemand schuldig vindt juridisch


Voorbeeld:

`een veroordeling voor het gebruik van geweld`



2) afkeuring


Voorbeeld:

`een strenge veroordeling van het gebruik van geweld`
zich veroorloven
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈorlovə(n)]



Verbuigingen:

veroorloofde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich veroorloofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
jezelf toestaan zonder er nadeel van te ondervinden


Voorbeeld:

`Hij heeft het zo druk dat hij het zich niet kan veroorloven vakantie te nemen.`




Synoniem:

zich permitteren
Ik kan me zo'n dure auto niet veroorloven.
(zo'n dure auto kan ik niet betalen)
veroorzaken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈorzakə(n)]



Verbuigingen:

veroorzaakte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft veroorzaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
oorzaak zijn van


Voorbeeld:

`Een kapotte wissel veroorzaakte veel vertraging in het treinverkeer.`




Synoniem:

teweegbrengen
verootmoedigen
werkw.
[refl] 'zich ~':zich nederig opstellen
verorberen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɔrbərə(n)]



Verbuigingen:

verorberde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verorberd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met smaak eten


Voorbeeld:

`een bord soep verorberen`




Synoniem:

opeten
verordenen
werkw.
een bepaalde regeling opleggen
Voorbeeld: `Er werd door de bezetter verordend dat alle radio's ingeleverd moesten worden. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verordenen in de tweede betekenis erin. `
enz.
de verordening
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈɔrdənɪŋ]



Verbuigingen:

verordening|en (meerv.)
regel die door de overheid is vastgesteld en waar je je aan moet houden


Voorbeeld:

`een algemene politieverordening`
verordonneren
werkw.


Uitspraak:

[vərɔrdɔ'nerə(n)]



Verbuigingen:

verordonneerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verordonneerd (volt.deelw.)
van bovenaf regelen


Voorbeeld:

`Waarom het zo ingewikkeld moet? Tja, dat heeft de directie verordonneerd.`




Synoniem:

voorschrijven
verouderen
werkw.


Uitspraak:

[vər'ɑudərə(n)]



Verbuigingen:

verouderde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is verouderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ouder worden en daardoor minder aantrekkelijk zijn of minder gebruikt worden


Voorbeelden:

`Toen ik hem na tien jaar terugzag vond ik hem sterk verouderd.`,
`Woorden als 'volgaarne', 'zwerk' en 'mieters' zijn verouderd, je hoort ze bijna nooit meer.`




Antoniem:

verjongen



Synoniem:

aftakelen
verouderd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈɑudərt]
niet meer van deze tijd en daardoor minder geschikt


Voorbeeld:

`verouderde computersystemen`




Synoniemen:

achterhaald, ouderwets, gedateerd
verouderen
werkw.


Uitspraak:

[vər'ɑudərə(n)]



Verbuigingen:

verouderde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is verouderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ouder worden en daardoor minder aantrekkelijk zijn of minder gebruikt worden


Voorbeelden:

`Toen ik hem na tien jaar terugzag vond ik hem sterk verouderd.`,
`Woorden als 'volgaarne', 'zwerk' en 'mieters' zijn verouderd, je hoort ze bijna nooit meer.`




Antoniem:

verjongen



Synoniem:

aftakelen
veroveren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈovərə(n)]



Verbuigingen:

veroverd (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft veroverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met geweld je meester maken van (een land, een stad) defensie


Voorbeeld:

`De Romeinen veroverden grote delen van Europa.`




Synoniem:

innemen


2) met moeite krijgen


Voorbeeld:

`de eerste prijs veroveren`
de harten van het publiek veroveren
(het publiek enthousiast maken)
verpachten
werkw.


Uitspraak:

[vər'pɑxtə(n)]



Verbuigingen:

verpachtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verpacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verhuren van een stuk grond of water, of van het onroerende deel van een bedrijf aan iemand die er inkomsten of ander profijt uithaalt


Voorbeeld:

`een boomgaard verpachten`




Synoniem:

verhuren
het verpakkingsmateriaal
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'pɑkɪŋsmatərijal]



Verbuigingen:

verpakkingsmate|rialen (meerv.)
alle soorten benodigdheden die geschikt zijn om iets in te pakken of te verpakken


Voorbeeld:

`Als de monteur je wasmachine komt afleveren, neemt hij al het verpakkingsmateriaal weer mee.`
verpakken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈpɑkə(n)]



Verbuigingen:

verpakte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verpakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in een papier, doos enz. doen


Voorbeelden:

`Zal ik het als een cadeautje verpakken?`,
`Vacuüm verpakken is één van de beste manieren om voedsel te conserveren.`




Synoniem:

inpakken
de verpakking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈpɑkɪŋ]



Verbuigingen:

verpakking|en (meerv.)
datgene waarin je iets verpakt


Voorbeeld:

`Haal de glazen voorzichtig uit de verpakking.`




Synoniem:

emballage
verpanden
werkw.


Uitspraak:

[vər'pɑndə(n)]



Verbuigingen:

verpandde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verpand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets verkopen met de bedoeling het later weer terug te kopen


Voorbeeld:

`De vrouw kwam haar sieraden verpanden.`




Synoniem:

belenen



je hart verpanden aan

(je met liefde en/of passie wijden aan (iets of iemand)) `Ze heeft haar hart verpand aan Japan.`
je hart verpanden aan
(je met liefde en/of passie wijden aan (iets of iemand)) `Ze heeft haar hart verpand aan Japan.`
verpatsen
werkw.
iets haastig of voor een sub-optimale prijs verkopen om aan geld te komen
Voorbeeld: `Hij verpatste zijn trouwring om de huur te betalen. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verpatsen in de tweede betekenis erin. `
enz.
verpauperen
werkw.


Uitspraak:

[vər'pɑupərə(n)]



Verbuigingen:

verpauperde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verpauperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door armoede en/of te weinig aandacht in verval raken


Voorbeeld:

`Deze wijk is zwaar verpauperd.`
verpauperen
werkw.


Uitspraak:

[vər'pɑupərə(n)]



Verbuigingen:

verpauperde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verpauperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door armoede en/of te weinig aandacht in verval raken


Voorbeeld:

`Deze wijk is zwaar verpauperd.`
verpesten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈpɛstə(n)]



Verbuigingen:

verpestte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verpest (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat iets niet leuk meer is


Voorbeelden:

`de sfeer verpesten`,
`Door die lelijke flat is mijn hele uitzicht verpest.`




Synoniemen:

bederven, verknallen, verknoeien
verpieteren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈpitərə(n)]



Verbuigingen:

verpieterde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verpieterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van voedsel) klein, slap of smakeloos worden door te lang koken of bakken


Voorbeeld:

`De aardappels zijn helemaal verpieterd.`
zonder verpinken
(zonder te aarzelen en zonder je emoties te tonen) `Welke Vlaamse jongere durft hier zonder verpinken het volklied inzetten ?` Synoniem: met een stalen gezicht
verplaatsen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈplatsə(n)]



Verbuigingen:

verplaatste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verplaatst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van de ene plaats naar de andere brengen


Voorbeelden:

`een pion verplaatsen`,
`de taakbalk naar de zijkant van het scherm verplaatsen`
verpauperen
werkw.


Uitspraak:

[vər'pɑupərə(n)]



Verbuigingen:

verpauperde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verpauperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door armoede en/of te weinig aandacht in verval raken


Voorbeeld:

`Deze wijk is zwaar verpauperd.`
zich verplaatsen in
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈplatsə(n) ɪn]



Verbuigingen:

verplaatste zich in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verplaatst in (volt.deelw.)
je verplaatsen in een ander

(je voorstellen hoe jij je zou voelen in de situatie van een ander)
verplanten
werkw.
(een plant of struik) op een andere plaats zetten Voorbeeld: `Mijn zus wilde graag die begonia verplanten naar de tuin bij het nieuwe huis. `
verplaatsen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈplatsə(n)]



Verbuigingen:

verplaatste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verplaatst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van de ene plaats naar de andere brengen


Voorbeelden:

`een pion verplaatsen`,
`de taakbalk naar de zijkant van het scherm verplaatsen`
verplegen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈplexə(n)]



Verbuigingen:

verpleegde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verpleegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een zieke) verzorgen en helpen bij zijn of haar herstel


Voorbeeld:

`Zij heeft haar zieke vader de laatste maanden voor zijn dood verpleegd.`
het verpleeghuis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈplexhœys]



Verbuigingen:

verpleeg|huizen (meerv.)
instelling waar mensen die langdurig ziek zijn worden verzorgd


Voorbeeld:

`Na het ziekenhuis heeft hij nog lang in een verpleeghuis gelegen.`
verpleegkosten
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'plexkɔstə(n)]
kosten voor professionele verpleegkundige hulp bij ziekte


Voorbeelden:

`De basisverzekering dekt de verpleegkosten als je in het ziekenhuis moet worden opgenomen.`,
`Doordat ze maar een paar dagen in het ziekenhuis lag, vielen de verpleegkosten mee, maar de behandelkosten waren gigantisch hoog.`




Synoniem:

ziekenhuiskosten
de verpleegkunde
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'plexkʏndə]
de (wetenschappelijke) kennis en vaardigheden met betrekking tot het verzorgen en beter maken van zieke mensen


Voorbeelden:

`De HBOV zorgt voor goede huisvesting om meer studenten verpleegkunde te trekken.`,
`geriatrische verpleegkunde`
de verpleegkundige
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vərplex'kʏndəxə]



Verbuigingen:

verpleegkundige|n (meerv.)
iemand die voor zijn of haar beroep zieken verpleegt


Voorbeelden:

`In het ziekenhuis is een groot tekort aan verpleegkundigen.`,
`Verpleegkundigen worden meestal aangesproken als 'zuster' en 'broeder'.`
de verpleegster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'plexstər]



Verbuigingen:

verpleegster|s (meerv.)
vrouw die als beroep zieke mensen verpleegt verouderd


Voorbeeld:

`Ik heb nog een in-service-opleiding tot verpleegster gevolgd.`




Synoniemen:

verpleegkundige, zuster
verplegen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈplexə(n)]



Verbuigingen:

verpleegde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verpleegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een zieke) verzorgen en helpen bij zijn of haar herstel


Voorbeeld:

`Zij heeft haar zieke vader de laatste maanden voor zijn dood verpleegd.`
de verpleger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'plexər]



Verbuigingen:

verpleger|s (meerv.)
man die als beroep zieke mensen verpleegt


Voorbeeld:

`In mijn jaar waren er, opvallend genoeg, drie jongens die verpleger wilden worden.`




Antoniem:

verpleegster



Synoniemen:

verpleegkundige, broeder
de verpleging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈplexɪŋ]
verzorging van zieken


Voorbeeld:

`Hij werkt in de verpleging.`
verpletteren
werkw.


Uitspraak:

[vər'plɛtərə(n)]



Verbuigingen:

verpletterde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verpletterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
volledig vernielen door erbovenop te vallen of tegenaan te botsen


Voorbeelden:

`Zijn arm werd verpletterd onder de machine.`,
`Hij verpletterde me met het nieuws over zijn zoon.`




Synoniem:

verbrijzelen
verpletteren
werkw.


Uitspraak:

[vər'plɛtərə(n)]



Verbuigingen:

verpletterde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verpletterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
volledig vernielen door erbovenop te vallen of tegenaan te botsen


Voorbeelden:

`Zijn arm werd verpletterd onder de machine.`,
`Hij verpletterde me met het nieuws over zijn zoon.`




Synoniem:

verbrijzelen
verpletterend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈplɛtərənt]
overweldigend


Voorbeeld:

`een verpletterende indruk maken`




Synoniem:

verbijsterend
verpletteren
werkw.


Uitspraak:

[vər'plɛtərə(n)]



Verbuigingen:

verpletterde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verpletterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
volledig vernielen door erbovenop te vallen of tegenaan te botsen


Voorbeelden:

`Zijn arm werd verpletterd onder de machine.`,
`Hij verpletterde me met het nieuws over zijn zoon.`




Synoniem:

verbrijzelen
verplicht
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈplɪxt]
gedwongen door een regel of gebod


Voorbeelden:

`een verplicht vak op school`,
`verplicht zijn tot iets`




Antoniem:

vrijwillig



Synoniem:

voorgeschreven
je verplichten tot iets
(besluiten dat je iets moet doen) `We konden het pand goedkoop kopen, maar we verplichten ons tot restauratie.`
iemand aan je verplichten
(iets voor iemand doen waardoor die persoon je dankbaar moet zijn)
de verplichting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈplɪxtɪŋ]



Verbuigingen:

verplichting|en (meerv.)
wat je moet doen


Voorbeelden:

`contractuele verplichtingen`,
`je verplichtingen nakomen`,
`verplichtingen elders hebben`
verpoten
werkw.
ergens anders poten Voorbeeld: `We moeten de planten nog verpoten. `
verpotten
werkw.
een plant voorzien van een andere, doorgaans grotere, pot Voorbeeld: `Door het verpotten van de varen kon die weer rustig verder groeien. `
verprutsen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈprʏtsə(n)]



Verbuigingen:

verprutste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verprutst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat iets minder goed of helemaal waardeloos wordt


Voorbeeld:

`een examen verprutsen`




Synoniemen:

verknallen, verknoeien
verpulveren
werkw.


Uitspraak:

[vər'pʏlvərə(n)]



Verbuigingen:

verpulverde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verpulverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zodanig kapot of klein maken dat er niets, of hooguit wat stof, overblijft


Voorbeelden:

`Je moet het pilletje eerst verpulveren voor je het inneemt.`,
`Oranje verpulverde het Franse team op het EK hockey.`
het verraad
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈat]
het niet trouw zijn


Voorbeeld:

`verraad plegen`
verraden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈadə(n)]



Verbuigingen:

verraadde, verried (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verraden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) niet trouw zijn aan (iemand of iets) en daardoor in gevaar brengen


Voorbeelden:

`je land verraden`,
`je vrienden verraden`



2) bekendmaken wat eigenlijk geheim moet blijven


Voorbeelden:

`de schuilplaats van de Joodse onderduikers verraden aan de nazi's`,
`Haar gezicht verraadde grote opluchting.`
verrader
zelfst.naamw.
iemand die verraad pleegt Voorbeeld: `Verrader! Jij zult boeten voor je verraad! `
verraderlijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈadərlək]
onverwacht en gevaarlijk


Voorbeeld:

`een verraderlijke, scherpe bocht in de weg`
verrader
zelfst.naamw.
iemand die verraad pleegt Voorbeeld: `Verrader! Jij zult boeten voor je verraad! `
verrassen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɑsə(n)]



Verbuigingen:

verraste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verrast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onverwacht iets doen


Voorbeelden:

`De plotselinge storm verraste de zeilers op het water.`,
`iemand verrassen met een bos rode rozen`
verrassend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈɑsənt]
onverwacht


Voorbeeld:

`een verrassende afloop van de film`
verrassenderwijs
bijwoord
op een verrassende manier Voorbeeld: `Na een jaar lang niets gepresteerd te hebben, won de sporter verrassenderwijs een gouden medaille op de Olympische Spelen. `
de verrassing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈɑsɪŋ]



Verbuigingen:

verrassing|en (meerv.)
1) onverwachte gebeurtenis


Voorbeeld:

`Haar nederlaag kwam als een totale verrassing.`



2) verbazing


Voorbeeld:

`Tot mijn grote verrassing kwam zij toch nog op mijn verjaardag.`




Synoniem:

verwondering
verrast
bijv.naamw.


Uitspraak:

[və'rɑst]
geraakt door iets onverwachts


Voorbeelden:

`Ik ben aangenaam verrast.`,
`verrast reageren`
verrassen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɑsə(n)]



Verbuigingen:

verraste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verrast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onverwacht iets doen


Voorbeelden:

`De plotselinge storm verraste de zeilers op het water.`,
`iemand verrassen met een bos rode rozen`
verrijzen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɛizə(n)]



Verbuigingen:

verrees (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verrezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) rechtop uitsteken boven


Voorbeeld:

`De Domtoren verrijst hoog boven de stad Utrecht.`



2) opstaan


Voorbeeld:

`Hij leek wel verrezen uit de dood.`
verrek
werkw.
[krachtterm] uitroep van grote verbazing Voorbeeld: `Verrek, hij zal toch niet ...? `
verrekenen
werkw.


Uitspraak:

[və'rekənə(n)]



Verbuigingen:

verrekende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verrekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) uitrekenen of er iets bijbetaald of juist terugbetaald moet worden


Voorbeeld:

`De huur van de laatste maand voor onze verhuizing wordt verrekend met de borg die we ooit betaald hebben.`



2) een fout maken bij het rekenen


Voorbeeld:

`De winkel had zich verrekend, maar gelukkig kreeg ik het teveel betaalde geld terug.`
de verrekening
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[və'rekənɪŋ]



Verbuigingen:

verrekening|en (meerv.)
rekensom waarmee je bepaalt of er iets bijbetaald of juist terugbetaald moet worden


Voorbeelden:

`De verrekening van de kosten van het gezamenlijke uitstapje pakte ongunstig voor ons uit.`,
`btw-verrekening`




Synoniem:

vereffening
de verrekijker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɛrəkɛikər]



Verbuigingen:

verrekijker|s (meerv.)
optisch instrument om dingen op een grote afstand te kunnen zien


Synoniem:

kijker
verrekken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɛkə(n)]



Verbuigingen:

verrekte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verrekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een spier) te ver uitrekken waardoor hij pijn gaat doen


Voorbeeld:

`een spier verrekken`




Synoniem:

ontwrichten


2) door beroerde omstandigheden sterven


Voorbeeld:

`Laat ze maar verrekken.`




Synoniem:

creperen
verrekken van de pijn
(heel veel pijn hebben)
Ik verrek het nog langer te wachten
(ik weiger nog langer te wachten)
verreweg
bijwoord


Uitspraak:

[ˈvɛrəwɛx]
zo dat het kwaliteitsverschil heel duidelijk is


Voorbeelden:

`verreweg de beste schaker zijn`,
`verreweg de goedkoopste aanbieding`




Synoniem:

veruit
verrijzen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɛizə(n)]



Verbuigingen:

verrees (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verrezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) rechtop uitsteken boven


Voorbeeld:

`De Domtoren verrijst hoog boven de stad Utrecht.`



2) opstaan


Voorbeeld:

`Hij leek wel verrezen uit de dood.`
verrichten
werkw.


Uitspraak:

[və'rɪxtə(n)]



Verbuigingen:

verrichtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verricht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doen formeel


Voorbeelden:

`de openingshandeling verrichten`,
`wonderen verrichten`




Synoniem:

uitvoeren (4)
I verrijken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɛikə(n)]



Verbuigingen:

verrijkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verrijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
&
&
&
waardevoller maken


Voorbeelden:

`de grond verrijken met mineralen`,
`De crème is verrijkt met vitamine E.`
II zich verrijken
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈɛikə(n)]



Verbuigingen:

verrijkte zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verrijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
jezelf rijker maken


Voorbeeld:

`je ten koste van anderen verrijken`
verrijzenis
zelfst.naamw.
[religie] uit de dood opstaan
zich verroeren
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈurə(n)]



Verbuigingen:

verroerde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verroerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
&
&
&
zich bewegen


Voorbeeld:

`Blijf zitten waar je zit en verroer je niet.`
verroest
tussenwerpsel


Uitspraak:

[vərˈust]
dit zeg je als je ergens zeer verbaasd over bent>



Voorbeeld:

`Verroest, ik wist niet dat het al zo laat was.`
I verrijken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɛikə(n)]



Verbuigingen:

verrijkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verrijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
&
&
&
waardevoller maken


Voorbeelden:

`de grond verrijken met mineralen`,
`De crème is verrijkt met vitamine E.`
II zich verrijken
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈɛikə(n)]



Verbuigingen:

verrijkte zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verrijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
jezelf rijker maken


Voorbeeld:

`je ten koste van anderen verrijken`
verrijzen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈɛizə(n)]



Verbuigingen:

verrees (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verrezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) rechtop uitsteken boven


Voorbeeld:

`De Domtoren verrijst hoog boven de stad Utrecht.`



2) opstaan


Voorbeeld:

`Hij leek wel verrezen uit de dood.`
verrijze
werkw.
aanvoegende wijs van verrijzen
verrot
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈɔt]
1) in staat van ontbinding


Voorbeeld:

`Die appels zijn helemaal verrot.`




Synoniem:

bedorven


2) ellendig


Voorbeeld:

`Die verrotte drugs ook altijd!`




Synoniem:

vervloekt
iemand verrot slaan
(iemand afranselen)
verrotten
werkw.


Uitspraak:

[və'rɔtə(n)]



Verbuigingen:

verrotte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verrot (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van organisch materiaal) door bacterieën veranderen van uiterlijk, geur, structuur en uiteindelijk ophouden te bestaan


Voorbeeld:

`verrot hout`




Synoniemen:

vergaan, bederven
verruimen
werkw.


Uitspraak:

[və'rœymə(n)]



Verbuigingen:

verruimde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verruimd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in meer situaties laten gelden


Voorbeelden:

`De minister van Veiligheid wil het cameratoezicht verruimen.`,
`verrruimde openingstijden`,
`de mogelijkheden voor het opnemen van ouderschapsverlof verruimen`




Synoniem:

uitbreiden
je blik verruimen
(nieuwe inzichten opdoen)
verrukken
werkw.
in vervoering brengen Voorbeeld: `Hij was verrukt met zijn geschenk. `
verrukkelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈʏkələk]
heel erg lekker


Voorbeeld:

`een verrukkelijke smaak`




Synoniem:

heerlijk
verrukken
werkw.
in vervoering brengen Voorbeeld: `Hij was verrukt met zijn geschenk. `
verrukking
zelfst.naamw.
opgetogenheid
verrukt
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈʏkt]
zeer opgetogen


Voorbeeld:

`verrukt van/over het ontwerp`
verrukken
werkw.
in vervoering brengen Voorbeeld: `Hij was verrukt met zijn geschenk. `
I het vers
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɛrs]



Verbuigingen:

verzen (meerv.)
1) regel van een gedicht


Voorbeeld:

`een gedicht in tien verzen`




Synoniem:

dichtregel


2) deel van een gedicht of lied


Synoniem:

couplet
3) kort gedicht


Voorbeelden:

`een versje opzeggen`,
`kinderversjes`




Synoniem:

gedichtje


4) zin in een hoofdstuk van de Bijbel religie


Voorbeeld:

`Genesis 4, vers 1-16`
Dat is vers twee.
(dat is minder belangrijk en komt pas later aan de orde)
II vers
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛrs]
1) kortgeleden geschikt gemaakt om op te eten, bijvoorbeeld geplukt, geslacht of gebakken


Voorbeelden:

`verse broodjes`,
`verse vis`




Antoniem:

oud
2) net gebeurd, gevormd, ontstaan


Voorbeeld:

`Die gebeurtenis ligt me nog vers in het geheugen.`
kersvers
(heel erg vers)
verschalen
werkw.


Uitspraak:

[vər'sxalə(n)]



Verbuigingen:

verschaalde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verschaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van bier of wijn) geur en smaak verliezen


Voorbeeld:

`verschaald bier`
verschaffen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsxɑfə(n)]



Verbuigingen:

verschafte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verschaft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat (iets) beschikbaar komt


Voorbeelden:

`werkgelegenheid verschaffen`,
`iemand advies verschaffen`,
`zich de toegang verschaffen tot`




Synoniemen:

leveren, verstrekken, voorzien van
verschalken
werkw.


Uitspraak:

[vər'sxɑlkə(n)]



Verbuigingen:

verschalkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verschalkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
listig te pakken nemen en met smaak opeten


Voorbeelden:

`Onze poes weet elke dag wel een muisje te verschalken.`,
`Met een onverwacht lobje verschalkte de spits de doelman en maakte 1-1.`
verschansen
werkw.
[refl], [militair] 'zich ~': zijn toevlucht zoeken in een versterkte defensieve positie Voorbeeld: `Zij verschansten zich in het fort. `
verschijnen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsxɛinə(n)]



Verbuigingen:

verscheen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verschenen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in het zicht komen


Voorbeeld:

`op het toneel verschijnen`




Synoniemen:
2) (van publicaties) uitgegeven worden


Voorbeeld:

`Haar nieuwe roman verschijnt dit najaar.`




Synoniem:

uitkomen



tevoorschijn komen, zich vertonen
voor de rechter moeten verschijnen
(aangeklaagd zijn)
verschepen
werkw.


Uitspraak:

[vər'sxepə(n)]



Verbuigingen:

verscheepte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verscheept (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
per schip laten vervoeren


Voorbeeld:

`De huisraad is al verscheept naar ons nieuwe vaderland, wij vertrekken zelf morgen.`
I het verscheiden
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'sxɛidə(n)]
het sterven


Voorbeeld:

`Na zijn verscheiden brak onder zijn nabestaanden een strijd los om de erfenis.`




Synoniem:

overlijden
II verscheiden
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'sxɛidə(n)]
niet hetzelfde


Voorbeeld:

`verscheiden doelgroepen`




Synoniem:

verschillend
de verscheidenheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈsxɛidənhɛit]



Verbuigingen:

verscheiden|heden (meerv.)
veelheid van verschillende zaken


Voorbeeld:

`een grote verscheidenheid aan vogels`




Synoniem:

diversiteit
verschepen
werkw.


Uitspraak:

[vər'sxepə(n)]



Verbuigingen:

verscheepte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verscheept (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
per schip laten vervoeren


Voorbeeld:

`De huisraad is al verscheept naar ons nieuwe vaderland, wij vertrekken zelf morgen.`
verscherpen
werkw.


Uitspraak:

[vər'sxɛrpə(n)]



Verbuigingen:

verscherpte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verscherpt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
strikter maken


Voorbeeld:

`het toezicht verscherpen`
de verscheidenheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈsxɛidənhɛit]



Verbuigingen:

verscheiden|heden (meerv.)
veelheid van verschillende zaken


Voorbeeld:

`een grote verscheidenheid aan vogels`




Synoniem:

diversiteit
I het verscheiden
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'sxɛidə(n)]
het sterven


Voorbeeld:

`Na zijn verscheiden brak onder zijn nabestaanden een strijd los om de erfenis.`




Synoniem:

overlijden
II verscheiden
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'sxɛidə(n)]
niet hetzelfde


Voorbeeld:

`verscheiden doelgroepen`




Synoniem:

verschillend
verscherpen
werkw.


Uitspraak:

[vər'sxɛrpə(n)]



Verbuigingen:

verscherpte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verscherpt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
strikter maken


Voorbeeld:

`het toezicht verscherpen`
verscheuren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsxørə(n)]



Verbuigingen:

verscheurde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verscheurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) kapotmaken door scheuren


Voorbeelden:

`een brief verscheuren`,
`de leeuw verscheurde het lam`



2)


verscheurd raken

(in verdeeldheid raken) `Door de grote meningsverschillen raakte de partij verscheurd.`
verscheurd raken
(in verdeeldheid raken) `Door de grote meningsverschillen raakte de partij verscheurd.`
dat ligt nog in het verschiet
(dat gaat in de toekomst nog gebeuren)
verschieten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsxitə(n)]



Verbuigingen:

verschoot (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) vaal of bleek van kleur worden


Voorbeelden:

`een verschoten spijkerbroek`,
`Toen hij het lijk zag, verschoot hij van kleur.`



2) schrikken


Voorbeeld:

`Je gaat verschieten van de hoge prijzen hier!`
de verschijning
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈsxɛinɪŋ]



Verbuigingen:

verschijning|en (meerv.)
1) keer dat iets verschijnt (1)


Voorbeeld:

`verschijning van de Heilige Maagd Maria`



2) uiterlijk van een persoon


Voorbeeld:

`een elegante verschijning`




Synoniem:

gedaante
het verschijnsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈsxɛinsəl]



Verbuigingen:

verschijnsel|s, verschijnsel|en (meerv.)
iets dat je waarneemt


Voorbeeld:

`paranormale verschijnselen`
de verschijnselen van de ziekte
(de symptomen van de ziekte)
het verschil
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈsxɪl]



Verbuigingen:

verschil|len (meerv.)
dat wat anders is


Voorbeeld:

`verschil in leeftijd`




Synoniemen:

ongelijkheid, onderscheid
verschil maken
(onderscheiden)
een wereld van verschil
(een groot verschil)
een verschil van dag en nacht
(een groot verschil)
een hemelsbreed verschil
(een groot verschil)
verschillen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsxɪlə(n)]



Verbuigingen:

verschilde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verschild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
anders zijn


Voorbeeld:

`van mening verschillen met iemand`




Antoniem:

overeenkomen



Synoniemen:

zich onderscheiden, afwijken
het verschijnsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈsxɛinsəl]



Verbuigingen:

verschijnsel|s, verschijnsel|en (meerv.)
iets dat je waarneemt


Voorbeeld:

`paranormale verschijnselen`
de verschijnselen van de ziekte
(de symptomen van de ziekte)
verschillend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈsxɪlənt]
anders


Voorbeeld:

`verschillende meningen hebben`




Antoniemen:

gelijk, dezelfde,



Synoniem:

afwijkend
verschillende
pronoun


Uitspraak:

[vərˈsxɪləndə]
meer dan één


Voorbeeld:

`Er waren verschillende oorzaken voor de oorlog.`




Synoniemen:

verscheidene, diverse
verschillen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsxɪlə(n)]



Verbuigingen:

verschilde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verschild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
anders zijn


Voorbeeld:

`van mening verschillen met iemand`




Antoniem:

overeenkomen



Synoniemen:

zich onderscheiden, afwijken
I verschonen
werkw.


Uitspraak:

[vər'sxonə(n)]



Verbuigingen:

verschoonde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verschoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voorzien van schone kleding of schoon beddengoed


Voorbeelden:

`In de trein kon ik de baby niet verschonen, met al die mensen eromheen.`,
`het bed verschonen`
II zich verschonen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'sxonə(n)]



Verbuigingen:

verschoonde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verschoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervan afzien om in een rechtszaak op te treden vanwege (de schijn van) partijdigheid juridisch


Voorbeelden:

`De getuige verschoonde zich omdat hij anders mogelijk zelf als verdachte zou worden aangemerkt.`,
`De rechter kon niet anders doen dan zich verschonen omdat de verdachte zijn buurman is.`
het verschoningsrecht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'sxonɪŋsrɛxt]
het recht van een getuige om niet door de rechter gehoord te worden


Voorbeeld:

`Familieleden van een verdachte kunnen een beroep doen op het verschoningsrecht.`
zich verschuilen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈsxœylə(n)]



Verbuigingen:

verschool zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verscholen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich verstoppen


Voorbeeld:

`je achter een boom verschuilen`




Synoniemen:

zich schuilhouden, zich verbergen
I verschonen
werkw.


Uitspraak:

[vər'sxonə(n)]



Verbuigingen:

verschoonde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verschoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voorzien van schone kleding of schoon beddengoed


Voorbeelden:

`In de trein kon ik de baby niet verschonen, met al die mensen eromheen.`,
`het bed verschonen`
II zich verschonen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'sxonə(n)]



Verbuigingen:

verschoonde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verschoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervan afzien om in een rechtszaak op te treden vanwege (de schijn van) partijdigheid juridisch


Voorbeelden:

`De getuige verschoonde zich omdat hij anders mogelijk zelf als verdachte zou worden aangemerkt.`,
`De rechter kon niet anders doen dan zich verschonen omdat de verdachte zijn buurman is.`
verschieten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsxitə(n)]



Verbuigingen:

verschoot (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) vaal of bleek van kleur worden


Voorbeelden:

`een verschoten spijkerbroek`,
`Toen hij het lijk zag, verschoot hij van kleur.`



2) schrikken


Voorbeeld:

`Je gaat verschieten van de hoge prijzen hier!`
de verschoppeling
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vər'sxɔpəlɪŋ]



Verbuigingen:

verschoppeling|en (meerv.)
iemand die overal buiten valt en er nooit bij mag horen


Voorbeeld:

`Hij was een wat bangige jongen, een buitenbeentje, maar geen verschoppeling.`




Synoniem:

paria
verschoten
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈsxotən]
(van gekleurde textiel) met minder felle kleuren dan gewoonlijk of zou moeten


Voorbeeld:

`een verschoten spijkerbroek`




Synoniemen:

flets, vaal
verschotten
zelfst.naamw.
Verschotten zijn additionele kosten die een opdrachtnemer moet maken voor de uitvoering van een opdracht. Vooral in de advocatuur en architectuur wordt het woord gebruikt. Bij advocaten zijn het bijvoorbeeld griffierechten, deurwaarderskosten, reis- en verblijfkosten. Ook taxateurs gebruiken de term, bijvoorbeeld voor leges en kadasterkosten die zij betalen ten behoeve van een opdracht
Voorbeeld: `De kosten zijn begroot op €444,11 aan verschotten. `
enz.
verschuiven
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsxœyvə(n)]



Verbuigingen:

verschoof (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verschoven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) verplaatsen door te schuiven


Voorbeeld:

`de kast tien centimeter verschuiven`



2) naar een andere datum of tijdstip verplaatsen


Voorbeeld:

`De vergadering is verschoven naar de volgende week.`




Synoniem:

uitstellen
I verschrikkelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈsxrɪkələk]
angstig makend


Voorbeeld:

`een verschrikkelijk ongeluk`




Synoniemen:

afgrijselijk, ontzettend, gruwelijk
II verschrikkelijk
bijwoord


Uitspraak:

[vərˈsxrɪkələk]
in hoge mate


Voorbeeld:

`verschrikkelijk veel`




Synoniemen:

zeer, erg, vreselijk
de verschrikking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈsxrɪkɪŋ]



Verbuigingen:

verschrikking|en (meerv.)
iets verschrikkelijks


Voorbeelden:

`de verschrikkingen van de oorlog`,
`Het verkeer in de ochtendspits is een verschrikking met al die files.`
verschroeien
werkw.
het verbranden van materiaal zonder aanwezigheid van vuur Voorbeeld: `De verschroeide oogst was hopeloos verloren. `
verschrompelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsxrɔmpələ(n)]



Verbuigingen:

verschrompelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verschrompeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door uitdroging rimpelig en klein worden


Voorbeelden:

`De blaadjes zijn helemaal verschrompeld.`,
`een verschrompelde huid`
verschuiven
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsxœyvə(n)]



Verbuigingen:

verschoof (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verschoven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) verplaatsen door te schuiven


Voorbeeld:

`de kast tien centimeter verschuiven`



2) naar een andere datum of tijdstip verplaatsen


Voorbeeld:

`De vergadering is verschoven naar de volgende week.`




Synoniem:

uitstellen
zich verschuilen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈsxœylə(n)]



Verbuigingen:

verschool zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verscholen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich verstoppen


Voorbeeld:

`je achter een boom verschuilen`




Synoniemen:

zich schuilhouden, zich verbergen
de verschuiving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈsxœyvɪŋ]



Verbuigingen:

verschuiving|en (meerv.)
1) verplaatsing door schuiven


Voorbeeld:

`aardverschuiving`



2) verandering in een groep, plan of project


Voorbeeld:

`verschuiving in de verhoudingen`
verschuldigd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈsxʏldəxt]
als je iemand nog geld moet betalen


Voorbeeld:

`Ik ben hem nog honderd euro verschuldigd.`




Synoniem:

schuldig (1)
iemand veel dankbaarheid verschuldigd zijn
(iemand heel dankbaar moeten zijn)
versgemalen
bijv.naamw.
zojuist fijngemaakt in een molen
Voorbeeld: `Die versgemalen koffie ruikt heerlijk. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het versgemalen in de tweede betekenis erin. `
de versie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvɛrzi]



Verbuigingen:

versie|s (meerv.)
manier waarop je iets presenteert, maakt of uitvoert


Voorbeelden:

`Jouw versie van het verhaal wijkt af van de zijne.`,
`conceptversie van een rapport`,
`De bioscoopversie is wel tien minuten langer dan de tv-versie.`
versieren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsirə(n)]



Verbuigingen:

versierde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versierd (volt.deelw.)
1) mooi of feestelijk maken door bijv. bloemen, slingers of ballonnen


Voorbeelden:

`de stoel van de jarige versieren`,
`de jurk versieren met een grote strik`




Synoniem:

decoreren


2) verleiden tot seksueel contact


Voorbeeld:

`Die knul versiert het ene meisje na het andere.`



3) onofficieel iets regelen


Voorbeeld:

`Kun jij niet versieren dat ik zonder kaartje naar binnen kan?`




Synoniem:

ritselen
de versiering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈsirɪŋ]



Verbuigingen:

versiering|en (meerv.)
dat waar je mee versiert (1)


Voorbeeld:

`kerstboomversiering`
de versie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvɛrzi]



Verbuigingen:

versie|s (meerv.)
manier waarop je iets presenteert, maakt of uitvoert


Voorbeelden:

`Jouw versie van het verhaal wijkt af van de zijne.`,
`conceptversie van een rapport`,
`De bioscoopversie is wel tien minuten langer dan de tv-versie.`
versjteren
werkw.


Uitspraak:

[vərʃ'terə(n)]



Verbuigingen:

versjteerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versjteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door vervelend gedrag verpesten


Voorbeeld:

`Je hebt de hele zaak versjteerd, alles is voor niks geweest.`




Synoniemen:

verstieren, verzieken
verslaan
werkw.


Uitspraak:

[vərˈslan]



Verbuigingen:

versloeg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een tegenstander) overwinnen


Voorbeeld:

`de vijand verslaan`



2) een verslag geven van (gebeurtenissen)


Voorbeeld:

`de voetbalwedstrijd verslaan`
verslaafd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈslaft]
lichamelijk of geestelijk afhankelijk (van iets)


Voorbeeld:

`verslaafd aan de heroïne`
de verslaafde
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vərˈslavdə]



Verbuigingen:

verslaafde|n (meerv.)
iemand die verslaafd is


Voorbeeld:

`drugsverslaafde`
verslaan
werkw.


Uitspraak:

[vərˈslan]



Verbuigingen:

versloeg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een tegenstander) overwinnen


Voorbeeld:

`de vijand verslaan`



2) een verslag geven van (gebeurtenissen)


Voorbeeld:

`de voetbalwedstrijd verslaan`
zich verslapen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈslapə(n)]



Verbuigingen:

versliep zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verslapen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
langer slapen dan de bedoeling was


Voorbeeld:

`Ze kwam te laat op haar werk omdat ze zich verslapen had.`
het verslag
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈslɑx]



Verbuigingen:

verslag|en (meerv.)
mondelinge of schriftelijke beschrijving


Voorbeelden:

`een uitvoerig verslag van de gebeurtenissen`,
`verslag uitbrengen/doen van de gang van zaken`
verslagen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈslaxə(n)]
heel erg teleurgesteld


Voorbeeld:

`Na de aardbeving zaten de bewoners verslagen bij wat restte van hun huis.`




Synoniem:

terneergeslagen
de verslaggever
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vərˈslɑxevər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)



de verslaggeefster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərslɑxefstər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)
iemand die voor zijn of haar beroep verslagen maakt voor de nieuwsmedia


Voorbeeld:

`van onze speciale verslaggever in Tel Aviv`




Synoniem:

reporter
zich verslapen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈslapə(n)]



Verbuigingen:

versliep zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verslapen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
langer slapen dan de bedoeling was


Voorbeeld:

`Ze kwam te laat op haar werk omdat ze zich verslapen had.`
verslavend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'slavənt]
waar je gemakkelijk aan verslaafd raakt


Voorbeelden:

`een verslavend middel`,
`Het beeld van de aanslag op de Twin Towers was verslavend, mensen konden er geen genoeg van krijgen steeds weer die vliegtuigen in de torens te zien vliegen.`
de verslaving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈslavɪŋ]



Verbuigingen:

verslaving|en (meerv.)
geestelijke of lichamelijke afhankelijkheid


Voorbeelden:

`verslaving aan alcohol`,
`gokverslaving`
verslechteren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈslɛxtərə(n)]



Verbuigingen:

verslechterde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verslechterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van een situatie) slechter worden


Voorbeeld:

`De toestand van de patiënt is verslechterd.`




Antoniem:

verbeteren
de verslechtering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'slɛxtərɪŋ]



Verbuigingen:

verslechtering|en (meerv.)
het slechter worden


Voorbeeld:

`Vaak wordt de verslechtering van de gezondheidszorg geweten aan de privatisering.`




Antoniem:

verbetering
verslepen
werkw.


Uitspraak:

[vər'slepə(n)]



Verbuigingen:

versleepte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versleept (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar een andere plaats slepen


Voorbeeld:

`Om de kamer te kunnen schilderen moesten we alle meubels verslepen.`
verslijten
werkw.


Uitspraak:

[vər'slɛitə(n)]



Verbuigingen:

versleet (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versleten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) door gebruik minder van kwaliteit worden


Voorbeelden:

`Spijkerbroeken verslijten heel langzaam.`,
`Zij verslijt echtgenoten alsof het schoenen zijn.`



2) aanzien voor iets of iemand anders


Voorbeeld:

`Ik heb hem ten onrechte voor een losbol versleten.`
verslensen
werkw.
het slap worden en wegteren, meestal van afgesneden plantenmateriaal door uitdroging Voorbeeld: `De bloemen waren reeds verslenst. `
versleten
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈsletə(n)]
stukgegaan door ouderdom of veelvuldig gebruik


Voorbeelden:

`versleten schoenen`,
`een versleten heup`




Synoniem:

sleets
versleutelen
werkw.
[encryptie] direct overgebrachte informatie door gebaar, schrift of spraak, dan wel overgebracht via een telecommunicatiekanaal, zodanig bewerken dat deze alleen begrijpelijk is als men de beschikking heeft over de toegepaste code Voorbeeld: `Het dataverkeer over dit kanaal moet altijd worden versleuteld. `
zich verslapen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈslapə(n)]



Verbuigingen:

versliep zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verslapen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
langer slapen dan de bedoeling was


Voorbeeld:

`Ze kwam te laat op haar werk omdat ze zich verslapen had.`
verslijten
werkw.


Uitspraak:

[vər'slɛitə(n)]



Verbuigingen:

versleet (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versleten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) door gebruik minder van kwaliteit worden


Voorbeelden:

`Spijkerbroeken verslijten heel langzaam.`,
`Zij verslijt echtgenoten alsof het schoenen zijn.`



2) aanzien voor iets of iemand anders


Voorbeeld:

`Ik heb hem ten onrechte voor een losbol versleten.`
zich verslikken
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈslɪkə(n)]



Verbuigingen:

verslikte zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verslikt (volt.deelw.)
zo slikken dat iets niet in je slokdarm maar in je luchtpijp komt


Voorbeeld:

`Ik verslikte me in een stukje brood.`
je verslikken in
(verkeerd beoordelen met een vervelend gevolg) `De ontwerpers hebben zich verslikt in de brede weg die dwars over het plein loopt. Voetgangers komen er niet graag.`
verslinden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈslɪndə(n)]



Verbuigingen:

verslond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verslonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gulzig opeten


Voorbeeld:

`De tijger verslond de antilope.`




Synoniem:

opschrokken
Die terreinwagen verslindt benzine.
(die terreinwagen verbruikt veel benzine)
detectives verslinden
(gretig en veel detectives lezen)
verslingerd aan
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈslɪŋərt an]
dol op (iets)


Voorbeeld:

`verslingerd aan kersenbonbons`




Synoniemen:

gek op, verzot op
verslaan
werkw.


Uitspraak:

[vərˈslan]



Verbuigingen:

versloeg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een tegenstander) overwinnen


Voorbeeld:

`de vijand verslaan`



2) een verslag geven van (gebeurtenissen)


Voorbeeld:

`de voetbalwedstrijd verslaan`
laten versloffen
(geen aandacht besteden aan en daardoor in kwaliteit achteruit laten gaan) `Hij heeft zijn huis flink laten versloffen, het ziet er niet uit.`
verslonzen
werkw.


Uitspraak:

[vər'slɔnzə(n)]



Verbuigingen:

verslonsde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is verslonsd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
achteruitgaan doordat er geen aandacht aan wordt besteed


Voorbeeld:

`Zij wil niet verslonzen en Botox is er goed voor.`
versmaden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsmadə(n)]



Verbuigingen:

versmaadde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versmaad (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met minachting afwijzen
niet te versmaden
(zeer de moeite waard)
versmachten
werkw.


Uitspraak:

[vər'smɑxtə(n)]



Verbuigingen:

versmachtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is, heeft versmacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) heel erg lijden


Voorbeeld:

`Ik versmacht van de dorst.`



2) (in België) omkomen


Voorbeeld:

`Nog zo'n financiële crisis en de economie versmacht.`
versmaden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsmadə(n)]



Verbuigingen:

versmaadde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versmaad (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met minachting afwijzen
niet te versmaden
(zeer de moeite waard)
versmallen
werkw.


Uitspraak:

[vər'smɑlə(n)]



Verbuigingen:

versmalde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is versmald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
smaller maken of worden


Voorbeelden:

`het veld versmallen door de breedte met vier meter in te korten`,
`Verderop versmalt de weg en kun je niet verder met de auto.`




Antoniem:

verbreden
de versmalling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'smɑlɪŋ]



Verbuigingen:

versmalling|en (meerv.)
het versmallen, of plaats waar iets versmald is


Voorbeelden:

`de tijdelijke versmalling van het fietspad wegens groenonderhoud`,
`een straat met veel wegversmallingen om het verkeer af te remmen`
de versnapering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈsnapərɪŋ]



Verbuigingen:

versnapering|en (meerv.)
iets lekkers om te eten of te drinken tussen de maaltijden


Voorbeelden:

`In de kantine kunt u koffie, cake en andere versnaperingen kopen.`,
`een hartige versnapering`




Synoniemen:

lekkernij, snack
de versnapering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈsnapərɪŋ]



Verbuigingen:

versnapering|en (meerv.)
iets lekkers om te eten of te drinken tussen de maaltijden


Voorbeelden:

`In de kantine kunt u koffie, cake en andere versnaperingen kopen.`,
`een hartige versnapering`




Synoniemen:

lekkernij, snack
versnijden
werkw.


Uitspraak:

[vər'snɛidə(n)]



Verbuigingen:

versneed (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versneden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vermengen met iets van slechtere kwaliteit


Voorbeelden:

`heroïne versnijden om meer winst te maken`,
`wijn versnijden met water`
versnellen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsnɛlə(n)]



Verbuigingen:

versnelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versneld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
snelheid verhogen


Voorbeeld:

`je pas versnellen`




Antoniem:

afremmen
de versnelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈsnɛlɪŋ]



Verbuigingen:

versnelling|en (meerv.)
1) het sneller gaan


Voorbeelden:

`stroomversnelling`,
`valversnelling`



2) mechanisme waarmee je de kracht die nodig is om een voertuig te laten rijden of varen, efficiënter gebruikt technisch


Voorbeelden:

`een racefiets met tien versnellingen`,
`doorschakelen naar de derde versnelling`
de versnellingsbak
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vərˈsnɛlɪŋsbɑk]



Verbuigingen:

versnellingsbak|ken (meerv.)
schakelinrichting van een motorvoertuig om te wisselen van versnelling (2)
versnellen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsnɛlə(n)]



Verbuigingen:

versnelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versneld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
snelheid verhogen


Voorbeeld:

`je pas versnellen`




Antoniem:

afremmen
versnipperen
werkw.


Uitspraak:

[vər'snɪpərə(n)]



Verbuigingen:

versnipperde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versnipperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in kleine stukken verdelen


Voorbeelden:

`na het snoeien de takken versnipperen`,
`oude officiële papieren versnipperen in de papierversnipperaar`



2) (tijd, geld) in te kleine stukjes verdelen en daardoor niet efficiënt besteden


Voorbeelden:

`je hele werkdag versnipperen met het tussendoor beantwoorden van lange e-mails`,
`extra geld voor onderzoek niet versnipperen door het uit te smeren over alle universiteiten`
versoepelen
werkw.


Uitspraak:

[vər'supələ(n)]



Verbuigingen:

versoepelde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) soepel (1) maken of worden


Verbuigingen:

heeft, is versoepeld (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`door massage verstijfde beenspieren versoepelen`,
`Door deze oefeningen versoepelen je heupen.`



2) minder streng maken of toepassen


Verbuigingen:

heeft versoepeld (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`het ontslagrecht versoepelen`,
`De banken versoepelen de kredietnormen voor bedrijven.`,
`voorwaarden versoepelen`
de versoepeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'supəlɪŋ]



Verbuigingen:

versoepeling|en (meerv.)
1) keer dat je (iets) versoepelt (1)


Voorbeeld:

`de versoepeling van je spieren in armen en schouders`



2) keer dat je iets versoepelt (2), of wat versoepeld is


Voorbeelden:

`de versoepeling van het rookverbod`,
`In de regeling zijn drie versoepelingen aangebracht.`
verspanen
werkw.
het toepassen van een van een aantal vormgevingstechnieken waarbij door middel van een beitel materiaal wordt verwijderd totdat de gewenste vorm is ontstaan
verspelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈspelə(n)]



Verbuigingen:

verspeelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verspeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) door je eigen schuld verliezen


Voorbeeld:

`je kansen verspelen`
verspenen
werkw.


Uitspraak:

[vər'spenə(n)]



Verbuigingen:

verspeende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verspeend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(plantjes) uit elkaar zetten


Voorbeelden:

`Verspenen is belangrijk om je groenten groot en gezond te laten uitgroeien.`,
`tomaten verspenen in je moestuin`
verspelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈspelə(n)]



Verbuigingen:

verspeelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verspeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) door je eigen schuld verliezen


Voorbeeld:

`je kansen verspelen`
verspenen
werkw.


Uitspraak:

[vər'spenə(n)]



Verbuigingen:

verspeende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verspeend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(plantjes) uit elkaar zetten


Voorbeelden:

`Verspenen is belangrijk om je groenten groot en gezond te laten uitgroeien.`,
`tomaten verspenen in je moestuin`
versperren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈspɛrə(n)]



Verbuigingen:

versperde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een hindernis de doorgang onmogelijk maken


Voorbeeld:

`de weg versperren`




Synoniem:

blokkeren
verspillen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈspɪlə(n)]



Verbuigingen:

verspilde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verspild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(tijd, geld) besteden zonder dat het resultaat oplevert


Voorbeeld:

`verspilde moeite`




Synoniemen:

verkwisten, verknoeien
geen woorden verspillen aan iets
(ergens niets over zeggen)
verspilling
zelfst.naamw.
het teloor laten gaan van iets waardevols door nalatigheid Voorbeeld: `De verspilling van de natuurlijke hulpbronnen van de aarde is een bron van grote zorg. `
versplinteren
werkw.


Uitspraak:

[vər'splɪntərə(n)]



Verbuigingen:

versplinterde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is versplinterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in splinters of kleine stukjes uiteenvallen of uiteen doen vallen


Voorbeelden:

`De glazen zijn in de vaatwasser versplinterd.`,
`Een eigenschap van asbest is dat de vezels versplinteren in steeds kleinere vezels.`,
`Die ijzeren staaf heeft het bot in mijn voet versplinterd.`



2) in onderdelen uiteenvallen of doen uiteenvallen


Voorbeelden:

`Het verdeelde land kan nog verder versplinteren.`,
`Persoonlijke ambities versplinteren de politieke partij.`
zich verspreken
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈsprekə(n)]



Verbuigingen:

versprak zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich versproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zonder dat je het bedoeld hebt iets (verkeerds) zeggen


Voorbeeld:

`De minister versprak zich en daardoor werden de plannen voortijdig bekend.`
I verspreiden
werkw.


Uitspraak:

[vərˈsprɛidə(n)]



Verbuigingen:

verspreidde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verspreid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
spreiden over een groot gebied of een grote ruimte


Voorbeeld:

`het nieuws verspreiden`




Synoniem:

distribueren
II zich verspreiden
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈsprɛidə(n)]



Verbuigingen:

verspreidde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verspreid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich in verschillende richtingen uitbreiden of verdelen


Voorbeeld:

`De menigte verspreidde zich over het hele plein.`




Synoniem:

verbreiden
de verspreiding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'sprɛidɪŋ]



Verbuigingen:

verspreiding|en (meerv.)
1) keer dat je (iets) spreidt over een groot gebied of een grote ruimte


Voorbeelden:

`huis-aan-huisverspreiding van folders`,
`schuldig zijn aan de verspreiding van kinderporno`




Synoniem:

distributie


2) keer dat (iets) zich in verschillende richtingen uitbreidt of verdeelt


Voorbeelden:

`de verspreiding van een besmettelijke ziekte`,
`de verspreiding van weidevogels over het land`




Synoniem:

verbreiding
zich verspreken
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈsprekə(n)]



Verbuigingen:

versprak zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich versproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zonder dat je het bedoeld hebt iets (verkeerds) zeggen


Voorbeeld:

`De minister versprak zich en daardoor werden de plannen voortijdig bekend.`
I verspringen
werkw.


Uitspraak:

[vər'sprɪŋə(n)]



Verbuigingen:

versprong (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is versprongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zich verplaatsen in een ruimte of tijd


Voorbeelden:

`Als ik een voetnoot invoeg verspringt alle tekst erboven naar de volgende bladzij.`,
`Iedere seconde verspringt de secondewijzer van mijn horloge.`,
`Elk nieuwe jaar verspringen de dagen van de week.`



2) niet op één lijn of in één vlak liggen


Voorbeelden:

`een verspringend patroon`,
`De tekst heeft aan het begin van iedere alinea een verspringende regel.`
II verspringen
werkw.


Uitspraak:

['vɛrsprɪŋə(n)]


Toon alle vervoegingen


Uitspraak:

['vɛrsprɪŋə(n)]
onderdeel van de atletiek waarbij je na een aanloop zo ver mogelijk moet springen sport


Voorbeeld:

`Hij is kampioen verspringen.`
de verspringer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɛrsprɪŋər]



Verbuigingen:

verspringer|s (meerv.)



de verspring|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɛrsprɪŋ|stər]



Verbuigingen:

verspringster|s (meerv.)
iemand die aan verspringen (2) doet sport
zich verspreken
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈsprekə(n)]



Verbuigingen:

versprak zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich versproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zonder dat je het bedoeld hebt iets (verkeerds) zeggen


Voorbeeld:

`De minister versprak zich en daardoor werden de plannen voortijdig bekend.`
verstaan
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstan]



Verbuigingen:

verstond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) kunnen horen wat iemand zegt


Voorbeelden:

`Kunt u iets harder praten, ik kan u niet verstaan.`,
`Ik kan er geen woord van verstaan.`



2) kunnen begrijpen wat iemand zegt


Voorbeeld:

`geen Chinees verstaan`




Synoniem:

begrijpen
iemand iets te verstaan geven
(iets heel duidelijk maken aan iemand)
verstaan onder
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstan ɔndər]



Verbuigingen:

verstond onder (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstaan onder (volt.deelw.)
bedoelen met


Voorbeeld:

`Wat verstaat u onder 'drastische maatregelen'?`
verstaanbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈstambar]
(van iemand die praat of zingt) goed te horen


Voorbeelden:

`jezelf verstaanbaar maken`,
`door al dat lawaai nauwelijks verstaanbaar zijn`




Antoniem:

onverstaanbaar
verstaan
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstan]



Verbuigingen:

verstond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) kunnen horen wat iemand zegt


Voorbeelden:

`Kunt u iets harder praten, ik kan u niet verstaan.`,
`Ik kan er geen woord van verstaan.`



2) kunnen begrijpen wat iemand zegt


Voorbeeld:

`geen Chinees verstaan`




Synoniem:

begrijpen
iemand iets te verstaan geven
(iets heel duidelijk maken aan iemand)
versteken
werkw.
[refl] 'zich ~' een schuilplaats zoeken Voorbeeld: `De hele menigte verstak zich in het bos. `
het verstand
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈstɑnt]
menselijk vermogen om te denken en te begrijpen


Voorbeeld:

`een goed verstand`




Synoniemen:

intellect, denkvermogen
niet goed bij je verstand zijn
(gek zijn)
Daar kan ik met mijn verstand niet bij.
(dat kan ik niet begrijpen)
Dat gaat mijn verstand te boven.
(dat is te moeilijk voor mij)
verstand hebben van
(veel weten van) `verstand hebben van voetbal`
de ballen verstand hebben van iets
(ergens niets van af weten)
iemand iets aan het verstand brengen
(moeite doen om iemand iets te laten inzien of te laten begrijpen)
verstand op nul en blik op oneindig
aansporing om zonder kritisch nadenken iets te doen waar je geen zin in hebt>)
verstandelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'stɑndələk]
1) iets te maken hebbend met je vermogen om te denken en te begrijpen


Voorbeeld:

`verstandelijke vermogens`
2) als je je eerder door je verstand laat leiden dan door je gevoel


Voorbeeld:

`Zij is wel liefdevol, maar haar verstandelijke aanpak geeft nog wel eens problemen.`




Antoniem:

gevoelsmatig



Synoniem:

rationeel
verstandelijke handicap
(stoornis waarbij je verstand zich te langzaam ontwikkelt en bijna nooit een normaal niveau bereikt) Synoniem: verstandelijke beperking
de verstandhouding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈstɑnthɑudɪŋ]



Verbuigingen:

verstandhouding|en (meerv.)
relatie (1) tussen mensen


Voorbeeld:

`Een aardig woord op zijn tijd bevordert de goede verstandhouding.`
verstandig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈstɑndəx]
met verstand


Voorbeeld:

`verstandige beslissingen nemen`




Antoniem:

onverstandig



Synoniem:

wijs
de verstandskies
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vərˈstɑn(t)skis]



Verbuigingen:

verstands|kiezen (meerv.)
elk van de vier achterste kiezen in een volwassen gebit


Synoniem:

wijsheidstand
verstarren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstɑrə(n)]



Verbuigingen:

verstarde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verstard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onbeweeglijk worden


Voorbeeld:

`Haar blik verstarde bij het zien van de chaos.`
verstedelijken
werkw.


Uitspraak:

[vər'stedələkə(n)]



Verbuigingen:

verstedelijkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verstedelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) op een stad gaan lijken of een stad worden


Voorbeeld:

`Het oorspronkelijke natuurgebied is nu helemaal verstedelijkt.`



2) zich richten op de steden


Voorbeeld:

`De gezondheidszorg moet volgens beleidsmakers verstedelijken.`



3) gaan wonen in een stad


Voorbeeld:

`De Chinese overheid verplicht Tibetaanse herders om hun nomadenbestaan op te geven en te verstedelijken.`
verstedelijken
werkw.


Uitspraak:

[vər'stedələkə(n)]



Verbuigingen:

verstedelijkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verstedelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) op een stad gaan lijken of een stad worden


Voorbeeld:

`Het oorspronkelijke natuurgebied is nu helemaal verstedelijkt.`



2) zich richten op de steden


Voorbeeld:

`De gezondheidszorg moet volgens beleidsmakers verstedelijken.`



3) gaan wonen in een stad


Voorbeeld:

`De Chinese overheid verplicht Tibetaanse herders om hun nomadenbestaan op te geven en te verstedelijken.`
verstedelijkt
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'stedələkt]
bebouwd zoals een stad


Voorbeelden:

`verstedelijkt landschap`,
`een verstedelijkt gebied rond een grote stad`
versteken
werkw.
[refl] 'zich ~' een schuilplaats zoeken Voorbeeld: `De hele menigte verstak zich in het bos. `
verstek
zelfst.naamw.
[juridisch] afwezigheid wanneer men verwacht wordt aanwezig te zijn
Voorbeeld: `Hij is bij verstek veroordeeld. ` Voorbeeld: `Hij liet verstek gaan. `
[gereedschap] een niet-haakse hoek waaronder iets afgezaagd wordt
verstekbak
zelfst.naamw.
[gereedschap] is een U-vormige bak, waarin nauwkeurige zaagsneden zijn aangebracht zodat smalle houten delen onder "verstek" gezaagd kunnen worden.
de verstekeling
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vərˈstekəlɪŋ]



Verbuigingen:

verstekeling|en (meerv.)



de verstekeling|e
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈstekəlɪŋ|ə]



Verbuigingen:

verstekelinge|n (meerv.)
iemand die stiekem en zonder te betalen als passagier op een boot of vliegtuig meegaat


Voorbeeld:

`als verstekeling aan boord gaan`
verstekwaarde
zelfst.naamw.
standaardwaarde die 'bij verstek', bij gebrek aan nadere invoer, gebruikt wordt; voornamelijk toegepast bij geautomatiseerde invoersystemen
verstellen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstɛlə(n)]



Verbuigingen:

verstelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (kleding of schoenen) repareren


Voorbeeld:

`een kapotte broek verstellen`




Synoniem:

(op)lappen


2) (iets) in een andere stand of vorm brengen


Voorbeelden:

`het stuur van je fiets verstellen`,
`je bureaustoel in hoogte verstellen`
verstelbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'stɛlbar]
als (iets) in een andere stand of vorm gebracht kan worden


Voorbeelden:

`verstelbare tafelpoten`,
`een verstelbaar bureau`,
`De stoel in alle standen verstelbaar.`
versteld
bijv.naamw.
als je iets vreemd vindt omdat je het niet verwacht had
verstenen
werkw.
zo hard worden als steen
Voorbeeld: `Barnsteen is boomhars die in verloop van vele jaren versteend is. `
'overdrachtelijk' stijf worden van de kou of de schrik
Voorbeeld: `Bij de aanblik daarvan versteende zij volledig. `
versterken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstɛrkə(n)]



Verbuigingen:

versterkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versterkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
sterker maken


Voorbeelden:

`Het team wordt versterkt met twee nieuwe medewerkers.`,
`Zijn onzekerheid werd versterkt doordat zij er de hele tijd bij bleef.`,
`Sociale en economische ontwikkelingen versterken elkaar.`
versterkend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'stɛrkənt]
sterker makend


Voorbeelden:

`versterkende voeding`,
`Sociale media kunnen een versterkend effect hebben op e-mailreclamecampagnes.`
de versterker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vərˈstɛrkər]



Verbuigingen:

versterker|s (meerv.)
apparaat dat geluid versterkt


Voorbeeld:

`een cd-speler aansluiten op de versterker`
de versterking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈstɛrkɪŋ]



Verbuigingen:

versterking|en (meerv.)
1) hulp


Voorbeeld:

`De wijkagent vroeg via de mobilofoon om versterking.`




Synoniem:

assistentie


2) het sterker worden of maken


Voorbeeld:

`een aanzienlijke versterking van je concurrentiepositie`
versterken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstɛrkə(n)]



Verbuigingen:

versterkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft versterkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
sterker maken


Voorbeelden:

`Het team wordt versterkt met twee nieuwe medewerkers.`,
`Zijn onzekerheid werd versterkt doordat zij er de hele tijd bij bleef.`,
`Sociale en economische ontwikkelingen versterken elkaar.`
verstevigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstevəxə(n)]



Verbuigingen:

verstevigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstevigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
steviger maken


Voorbeelden:

`de vriendschapsbanden verstevigen`,
`verstevigd met fiberglas`,
`Ze hebben hun koppositie verstevigd door opnieuw met 2-1 te winnen.`
verstrengelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstrɛŋələ(n)]



Verbuigingen:

verstrengelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstrengeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een onoverzichtelijke manier door elkaar heen raken
verstrengelde belangen
(belangen die samenkomen maar die je eigenlijk moet scheiden)
verstrijken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstrɛikə(n)]



Verbuigingen:

verstreek (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verstreken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van tijd) voorbijgaan


Voorbeeld:

`Er zijn sindsdien jaren verstreken.`




Synoniem:

verlopen
verstrooid
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈstrojt]
niet met je gedachten erbij


Synoniem:

afwezig
een verstrooide professor
(iemand die altijd veel vergeet)
verstuiven
werkw.
in fijne nevel omzetten
Voorbeeld: `Deze spuitbus verstuift rode verf'. `
door de wind verplaatst worden
Voorbeeld: `Deze duin verstoof geleidelijk landinwaarts. `
verstuiken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstœykə(n)]



Verbuigingen:

verstuikte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstuikt (volt.deelw.)
(je enkel of voet) beschadigen doordat de banden van het gewricht te veel zijn opgerekt


Voorbeeld:

`Hij heeft een verstuikte enkel.`
de verstuiver
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'stœyvər]



Verbuigingen:

verstuiver|s (meerv.)
voorwerp waarmee je vloeistof in kleine druppeltjes verspreidt


Voorbeeld:

`parfumverstuiver`
versturen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstyrə(n)]



Verbuigingen:

verstuurde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) ergens naar toe sturen


Voorbeeld:

`een pakje versturen`




Synoniemen:

opsturen, verzenden
verstrengelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstrɛŋələ(n)]



Verbuigingen:

verstrengelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstrengeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een onoverzichtelijke manier door elkaar heen raken
verstrengelde belangen
(belangen die samenkomen maar die je eigenlijk moet scheiden)
versuffen
werkw.


Uitspraak:

[vər'sʏfə(n)]



Verbuigingen:

versufte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is versuft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
slaperig en sloom maken of worden


Voorbeelden:

`een middeltje om wespen te versuffen`,
`De oude man versuft en valt in slaap.`
verstrijken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstrɛikə(n)]



Verbuigingen:

verstreek (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verstreken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van tijd) voorbijgaan


Voorbeeld:

`Er zijn sindsdien jaren verstreken.`




Synoniem:

verlopen
verstrekken
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstrɛkə(n)]



Verbuigingen:

verstrekte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstrekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geven


Voorbeelden:

`Water en voedsel verstrekken aan de vluchtelingen.`,
`inlichtingen verstrekken`




Antoniem:

innemen



Synoniemen:

verschaffen, leveren, uitreiken
verstrekkend
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vɛrstrɛkənt]
zeer groot, met grote gevolgen


Voorbeelden:

`De extreme droogte heeft verstrekkende gevolgen voor de landbouw.`,
`verstrekkende maatregelen nemen`




Synoniem:

vergaand
de verstrekking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'strɛkɪŋ]



Verbuigingen:

verstrekking|en (meerv.)
het geven, of wat je geeft


Voorbeelden:

`de verstrekking van humanitaire noodhulp`,
`de verstrekking van gegevens`,
`de verstrekkingen per werknemer registreren`,
`moeten betalen voor sommige verstrekkingen in een verpleeghuis`
verstrengelen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstrɛŋələ(n)]



Verbuigingen:

verstrengelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstrengeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een onoverzichtelijke manier door elkaar heen raken
verstrengelde belangen
(belangen die samenkomen maar die je eigenlijk moet scheiden)
verstoten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstotə(n)]



Verbuigingen:

verstootte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand voor wie je zou moeten zorgen) uit je omgeving wegjagen


Voorbeeld:

`De wolvin verstootte haar pasgeboren welpen.`
de verstoring
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'storɪŋ]



Verbuigingen:

verstoring|en (meerv.)
onderbreking van wat niet onderbroken of gehinderd had moeten worden


Voorbeelden:

`verdacht van verstoring van de openbare orde`,
`een werkstraf krijgen na verstoring van de dodenherdenking`,
`verstoring van het treinverkeer door een kapot sein`
verstoren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstorə(n)]



Verbuigingen:

verstoorde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onderbreken of hinderen wat niet onderbroken of gehinderd had moeten worden


Voorbeeld:

`De straaljager verstoorde de rust in het bos.`
verstoppen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstɔpə(n)]



Verbuigingen:

verstopte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een plek leggen waar niemand het kan zien


Voorbeelden:

`een cadeautje verstoppen`,
`zich verstoppen achter een boom`




Synoniem:

verbergen
verstopt
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈstɔpt]
(van een doorgang) onbedoeld afgesloten


Voorbeelden:

`De wc is verstopt.`,
`Ik heb een verstopte neus.`
de verstopping
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'stɔpɪŋ]



Verbuigingen:

verstopping|en (meerv.)
1) keer dat (een doorgang) onbedoeld afgesloten raakt


Voorbeelden:

`Roken veroorzaakt verstopping van de bloedvaten.`,
`de verstopping van de afvoer verhelpen`



2) toestand dat je niet kunt poepen medisch


Voorbeeld:

`al dagen last hebben van verstopping`




Synoniem:

obstipatie
het verstoppertje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vərˈstɔpərcə]
kinderspel waarbij één speler de andere spelers moet zoeken


Voorbeeld:

`verstoppertje spelen`
verstoppen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstɔpə(n)]



Verbuigingen:

verstopte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een plek leggen waar niemand het kan zien


Voorbeelden:

`een cadeautje verstoppen`,
`zich verstoppen achter een boom`




Synoniem:

verbergen
verstuiven
werkw.
in fijne nevel omzetten
Voorbeeld: `Deze spuitbus verstuift rode verf'. `
door de wind verplaatst worden
Voorbeeld: `Deze duin verstoof geleidelijk landinwaarts. `
verstoken
werkw.


Uitspraak:

[vər'stokə(n)]



Verbuigingen:

verstookte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstookt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(brandstof) verbruiken


Voorbeelden:

`in een koude winter veel gas verstoken`,
`hout verstoken in je open haard`
verstoren
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstorə(n)]



Verbuigingen:

verstoorde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onderbreken of hinderen wat niet onderbroken of gehinderd had moeten worden


Voorbeeld:

`De straaljager verstoorde de rust in het bos.`
verstaan
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstan]



Verbuigingen:

verstond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) kunnen horen wat iemand zegt


Voorbeelden:

`Kunt u iets harder praten, ik kan u niet verstaan.`,
`Ik kan er geen woord van verstaan.`



2) kunnen begrijpen wat iemand zegt


Voorbeeld:

`geen Chinees verstaan`




Synoniem:

begrijpen
iemand iets te verstaan geven
(iets heel duidelijk maken aan iemand)
verstoten
werkw.


Uitspraak:

[vərˈstotə(n)]



Verbuigingen:

verstootte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand voor wie je zou moeten zorgen) uit je omgeving wegjagen


Voorbeeld:

`De wolvin verstootte haar pasgeboren welpen.`
verstommen
werkw.
plotseling sprakeloos worden Voorbeeld: ` Zij stond verstomd van verbazing . `
verstolen
bijv.naamw.
heimelijk, geheim Voorbeeld: `We konden niets opmaken uit zijn verstolen blik. `
verstoken van
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈstokə(n) vɑn]
zonder de beschikking over


Voorbeeld:

`verstoken van de meest elementaire middelen om te overleven`
verstoken
werkw.


Uitspraak:

[vər'stokə(n)]



Verbuigingen:

verstookte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstookt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(brandstof) verbruiken


Voorbeelden:

`in een koude winter veel gas verstoken`,
`hout verstoken in je open haard`
verstillen
werkw.


Uitspraak:

[vər'stɪlə(n)]



Verbuigingen:

verstilde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (van klanken) steeds stiller worden


Verbuigingen:

is verstild (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Langzaam verstilt de muziek.`



2) rustig en kalm maken of worden


Verbuigingen:

heeft, is verstild (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`je gedachten laten verstillen en in een andere staat van bewustzijn komen`,
`een creatieve manier van onthaasten en verstillen`,
`je geest verstillen`
verstikken
werkw.


Uitspraak:

[vər'stɪkə(n)]



Verbuigingen:

verstikte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is verstikt (volt.deelw.)
doodgaan of laten doodgaan door te weinig lucht


Voorbeelden:

`een vader die zijn voortdurend huilende baby verstikt heeft met een kussen`,
`Als er niet snel iets gebeurt dreigen deze bossen te verstikken.`
verstijven
werkw.


Uitspraak:

[vər'stɛivə(n)]



Verbuigingen:

verstijfde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verstijfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
stijf (1) worden


Voorbeelden:

`Door de kou zijn mijn spieren verstijfd.`,
`Je kunt letterlijk verstijven van schrik en daardoor vallen.`




Synoniem:

verstrammen
verstieren
werkw.


Uitspraak:

[vərʃ'tirə(n)]



Verbuigingen:

verstierde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verstierd (volt.deelw.)
door vervelend gedrag verpesten


Voorbeeld:

`Het buurtfeest werd verstierd door een stel vernielzuchtige rotjochies.`




Synoniemen:

versjteren, verzieken
versus
voorzetsel


Uitspraak:

['vɛrzʏs]
tegenover


Voorbeelden:

`ambities versus werkelijkheid`,
`jong links versus jong rechts`
vertalen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈtalə(n)]



Verbuigingen:

vertaalde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (tekst) overzetten in een andere taal


Voorbeeld:

`een tekst van het Spaans in/naar het Nederlands vertalen`



2) iets in een andere vorm weergeven


Voorbeeld:

`iets in daden vertalen`




vertalen naar

(omzetten in) `goede bedoelingen vertalen naar concrete plannen`
vertalen naar
(omzetten in) `goede bedoelingen vertalen naar concrete plannen`
het vertaalprogramma
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'talproxrɑma]



Verbuigingen:

vertaalprogramma|'s (meerv.)
computerprogramma dat automatisch een tekst kan vertalen


Voorbeeld:

`Vertaalprogramma's hebben de menselijke vertalers nog niet overbodig gemaakt.`
zich vertakken
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vərˈtɑkə(n)]



Verbuigingen:

vertakte zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich vertakt (volt.deelw.)
1) (van een boomtak) zich in dunnere takken splitsen biologie


Voorbeeld:

`De stam vertakt zich op een meter boven de grond.`



2) (van een weg) verdergaan als twee of meer wegen


Voorbeeld:

`Verderop vertakt de weg zich in twee zandpaden.`




Synoniem:

zich splitsen
de vertaler
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vərˈtalər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)



de vertaalster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈtalstər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)
iemand die voor zijn of haar beroep schriftelijke teksten van de ene taal in een andere taal overzet


Voorbeeld:

`een beëdigd vertaalster`
de vertaling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərˈtalɪŋ]



Verbuigingen:

vertaling|en (meerv.)
1) keer dat je vertaalt


Voorbeeld:

`De vertaling van die tekst kostte me veel moeite.`



2) vertaalde tekst


Voorbeelden:

`een vrije vertaling`,
`Dat boek is een Engelse vertaling van de oorspronkelijk Franse versie.`
de verte
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvɛrtə]



Verbuigingen:

verte|n, verte|s (meerv.)
plaats die ver weg is


Voorbeeld:

`In de verte zagen we de torens van de stad al.`
In de verte lijkt het wel op paard.
(het lijkt een klein beetje op een paard)
in de verste verte niet
(helemaal niet) `Ze leek in de verste verte niet op haar zus.`
vertebraal
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot de wervels Voorbeeld: `Een [...] vrouw met progressieve rugklachten ten gevolge van een agressief vertebraal hemangioom onderging embolisatie [..].<ref>Ned Tijdschr Geneeskd... 2008;152:1686-93</ref> `
vertederen
werkw.


Uitspraak:

[vər'tedərə(n)]



Verbuigingen:

vertederde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertederd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een lieve manier ontroeren


Voorbeeld:

`De baby vertederde haar opa en oma met haar glimlach en haar stralende oogjes.`
vertederend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vərˈtedərənt]
op een lieve manier ontroerend


Voorbeeld:

`de vertederende aanblik van de jonge poesjes`




Synoniem:

aandoenlijk
verteren
werkw.


Uitspraak:

[vər'terə(n)]



Verbuigingen:

verteerde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (van voedsel) veranderen in ontlasting


Verbuigingen:

is verteerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Fruit verteert sneller dan vlees.`



2) (voedsel) omzetten in ontlasting


Verbuigingen:

heeft verteerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Vezels worden niet verteerd.`
iets niet kunnen verteren
(iets niet accepteren) `Ik kan het niet verteren dat zij die opdracht heeft gekregen.`
verteerd worden door jaloezie
(erg jaloers zijn)
verteerbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'terbar]
1) (van voedsel) die of dat afgebroken kan worden tot ontlasting


Voorbeeld:

`Moeilijk verteerbaar eten kan het ontlastingspatroon verstoren.`
2) die of dat geaccepteerd kan worden


Voorbeeld:

`Al dat zware politieke geschut dient om verteerbaar te maken wat eigenlijk onverteerbaar is.`




Synoniem:

acceptabel
licht verteerbaar
(makkelijk afbreekbaar tot ontlasting) `als je overgegeven hebt een paar dagen licht verteerbaar voedsel eten`
verteren
werkw.


Uitspraak:

[vər'terə(n)]



Verbuigingen:

verteerde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (van voedsel) veranderen in ontlasting


Verbuigingen:

is verteerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Fruit verteert sneller dan vlees.`



2) (voedsel) omzetten in ontlasting


Verbuigingen:

heeft verteerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Vezels worden niet verteerd.`
iets niet kunnen verteren
(iets niet accepteren) `Ik kan het niet verteren dat zij die opdracht heeft gekregen.`
verteerd worden door jaloezie
(erg jaloers zijn)
vertegenwoordigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈtexə(n)wordəxə(n)]



Verbuigingen:

vertegenwoordigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertegenwoordigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) optreden in naam van iemand


Voorbeeld:

`De minister liet zich vertegenwoordigen door een ambtenaar.`



2) de waarde of betekenis van iets hebben


Voorbeeld:

`Het nieuwe model vertegenwoordigt een doorbraak op het gebied van computers.`
de vertegenwoordiger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vərtexə(n)ˈwordəxər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)



de vertegenwoordigster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərtexə(n)ˈwordəxstər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)
iemand die namens een andere persoon of organisatie optreedt


Synoniem:

representant
de vertegenwoordiging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vərtexə(n)'wordəxɪŋ]



Verbuigingen:

vertegenwoordiging|en (meerv.)
groep mensen die namens een andere persoon of organisatie optreedt


Voorbeeld:

`de permanente vertegenwoordiging van Nederland bij de Verenigde Naties`
vertegenwoordigen
werkw.


Uitspraak:

[vərˈtexə(n)wordəxə(n)]



Verbuigingen:

vertegenwoordigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertegenwoordigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) optreden in naam van iemand


Voorbeeld:

`De minister liet zich vertegenwoordigen door een ambtenaar.`



2) de waarde of betekenis van iets hebben


Voorbeeld:

`Het nieuwe model vertegenwoordigt een doorbraak op het gebied van computers.`
vertekenen
werkw.


Uitspraak:

[vər'tekənə(n)]



Verbuigingen:

vertekende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vervormd weergeven


Voorbeelden:

`De lens vertekent het beeld.`,
`informatie vertekenen`,
`een standpunt vertekend overbrengen`
vertekend beeld
(verkeerd idee) `De orderboeken in de bouw zijn weer beter gevuld, maar ze geven een vertekend beeld: de bouw trekt nog niet echt aan.`
navertellen
werkw.


Uitspraak:

['navərtɛlə(n)]



Verbuigingen:

vertelde na (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft naverteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vertellen wat je hebt gelezen of gehoord
het niet meer kunnen navertellen
(dood zijn)
rondvertellen
werkw.


Uitspraak:

['rɔntfərtɛlə(n)]



Verbuigingen:

vertelde rond (enkelv.volt.deelw.)



Verbuigingen:

heeft rondverteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aan meerdere personen vertellen


Voorbeeld:

`Als je iemand een geheim toevertrouwt, dan verwacht je dat die persoon het niet gaat rondvertellen.`
vertellen
werkw.


Uitspraak:

[vər'tɛlə(n)]



Verbuigingen:

vertelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeggen


Voorbeelden:

`Hij vertelde dat hij nog nooit in Frankrijk was geweest`,
`Je moet wel het hele verhaal vertellen.`,
`Hij vertelde over zijn kinderjaren.`,
`Wat vertelt het opgegraven vaatwerk ons over de materiaalkennis van deze vroege bewoners?`
het vertelsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'tɛlsəl]



Verbuigingen:

vertelsel|s (meerv.)
verhaaltje of praatje


Voorbeelden:

`Sprookjes en vertelsels zullen altijd opnieuw worden verteld.`,
`Moeder blijft ons haar verdraaide vertelsels vertellen.`
de verte
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈvɛrtə]



Verbuigingen:

verte|n, verte|s (meerv.)
plaats die ver weg is


Voorbeeld:

`In de verte zagen we de torens van de stad al.`
In de verte lijkt het wel op paard.
(het lijkt een klein beetje op een paard)
in de verste verte niet
(helemaal niet) `Ze leek in de verste verte niet op haar zus.`
verteren
werkw.


Uitspraak:

[vər'terə(n)]



Verbuigingen:

verteerde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (van voedsel) veranderen in ontlasting


Verbuigingen:

is verteerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Fruit verteert sneller dan vlees.`



2) (voedsel) omzetten in ontlasting


Verbuigingen:

heeft verteerd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Vezels worden niet verteerd
iets niet kunnen verteren
(iets niet accepteren) `Ik kan het niet verteren dat zij die opdracht heeft gekregen.`
verteerd worden door jaloezie
(erg jaloers zijn)
de vertering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'terɪŋ]



Verbuigingen:

vertering|en (meerv.)
1) het proces van verteren


Voorbeelden:

`de vertering van eiwitten, vetten en koolhydraten`,
`spijsvertering`



2) wat je hebt besteld en opgegeten en gedronken in een café of restaurant


Voorbeeld:

`We moesten onze vertering contant afrekenen, want een pinautomaat was er niet.`
verticaal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛrti'kal]
in rechtopstaande positie


Voorbeeld:

`de verticale y-as`




Antoniem:

horizontaal
3 verticaal: rivier in België.
opgave in een kruiswoordraadsel>)
het vertier
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'tir]
iets dat je afleiding of ontspanning geeft


Voorbeelden:

`In dit kleine dorpje is niet veel vertier.`,
`je vertier zoeken in het zwembad`,
`Campings bieden vertier als het slecht weer is.`
vertigo
zelfst.naamw.
[medisch] draaiduizeligheid
vertikken
werkw.


Uitspraak:

[vər'tɪkə(n)]



Verbuigingen:

vertikte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertikt (volt.deelw.)
weigeren


Voorbeelden:

`Dat vertik ik!`,
`Ik vertik het om nog langer te zwijgen.`
vertinnen
werkw.
een voorwerp bedekken met een dun laagje tin Voorbeeld: `Het oppervlak dat vertind moet worden moet eerst goed schoongemaakt worden. `
vertoeven
werkw.


Uitspraak:

[vər'tuvə(n)]



Verbuigingen:

vertoefde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertoefd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens zijn gedurende enige tijd formeel


Voorbeelden:

`Hij vertoeft al enige weken in het buitenland.`,
`bij mooi weer de hele middag op het terras vertoeven`




Synoniem:

verblijven
vertolken
werkw.


Uitspraak:

[vər'tɔlkə(n)]



Verbuigingen:

vertolkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertolkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een gevoel of mening) uitdrukken


Voorbeeld:

`De brief vertolkt het standpunt van de gehele fractie.`



2) (een rol of muziekstuk) spelen


Voorbeeld:

`Hij vertolkte enkele klassieke bluesnummers.`
vertonen
werkw.


Uitspraak:

[vər'tonə(n)]



Verbuigingen:

vertoonde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
laten zien


Voorbeelden:

`nog nooit vertoonde beelden`,
`Ik snap niet hoe jij je hier nog durft te vertonen!`
overeenkomsten vertonen met
(in bepaalde opzichten lijken op iets)
de vertoning
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'tonɪŋ]



Verbuigingen:

vertoning|en (meerv.)
1) iets dat aan een publiek getoond wordt


Voorbeeld:

`Na de vertoning is er gelegenheid om enkele vragen te stellen.`



2) schouwspel dat een slechte indruk maakt


Voorbeelden:

`Het debat was een gênante vertoning.`,
`schertsvertoning`
het vertoon
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'ton]
keer dat je iets laat zien


Voorbeelden:

`Op vertoon van uw lidmaatschapskaart krijgt u korting.`,
`met groot/veel vertoon van macht`
vertonen
werkw.


Uitspraak:

[vər'tonə(n)]



Verbuigingen:

vertoonde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
laten zien


Voorbeelden:

`nog nooit vertoonde beelden`,
`Ik snap niet hoe jij je hier nog durft te vertonen!`
overeenkomsten vertonen met
(in bepaalde opzichten lijken op iets)
vertragen
werkw.


Uitspraak:

[vər'traxə(n)]



Verbuigingen:

vertraagde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertraagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
langzamer doen gaan


Voorbeeld:

`vertraagde beelden`
de vertraging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'traxɪŋ]



Verbuigingen:

vertraging|en (meerv.)
keer dat iets langer duurt of later gebeurt dan gepland


Voorbeelden:

`Het vliegtuig had twee uur vertraging.`,
`met vertraging`,
`vertraging oplopen`




Synoniem:

oponthoud
I het vertrek
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'trɛk]



Verbuigingen:

-ken
1) keer dat je vertrekt


Verbuigingen:

g.mv. (meerv.)



Voorbeelden:

`vertrekhal`,
`klaar voor vertrek`



2) kamer


Voorbeeld:

`ruime vertrekken`




Synoniem:

ruimte
de vertrekhal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vər'trɛkhɑl]



Verbuigingen:

vertrekhal|len (meerv.)
hal voor vertrekkende reizigers


Voorbeelden:

`de vertrekhal van een luchthaven`,
`De incheckbalies bevinden zich in de vertrekhal.`
vertrekken
werkw.


Uitspraak:

[vər'trɛkə(n)]



Verbuigingen:

vertrok (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) weggaan


Verbuigingen:

is vertrokken (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`De trein vertrekt van spoor 4.`,
`We vertrekken pas volgende week zaterdag.`
2)


Verbuigingen:

heeft vertrokken (volt.deelw.)
met de noorderzon vertrokken zijn
(ongemerkt en met onbekende bestemming weggegaan zijn)
Ze vertrok haar gezicht van de pijn.
(ze trok een grimas omdat ze pijn had)
zonder een spier te vertrekken
(met een strak gezicht)
vertrekstaat
zelfst.naamw.
Nederland een tabel waarop staat aangegeven wanneer en op welk perron een trein of bus vertrekt Voorbeeld: `Ik zocht op een vertrekstaat mijn trein naar Haarlem. `
vertroebelen
werkw.


Uitspraak:

[vər'trubələ(n)]



Verbuigingen:

vertroebelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertroebeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onzuiver of onduidelijk maken


Voorbeelden:

`Botsende belangen vertroebelen de militaire operatie.`,
`Problemen van nu vertroebelen de kijk op de toekomst.`,
`door valse concurrentie de verhoudingen binnen de sector vertroebelen`
vertroetelen
werkw.


Uitspraak:

[vər'trutələ(n)]



Verbuigingen:

vertroetelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertroeteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeer verwennen


Voorbeeld:

`Je wordt er heerlijk vertroeteld met massages en kruidenbaden.`
toevertrouwen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuvərtrɑuwə(n)]



Verbuigingen:

vertrouwde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toevertrouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iets aan iemand) geven omdat je gelooft dat hij of zij er geen misbruik van zal maken
2) in vertrouwen vertellen


Voorbeeld:

`je liefdesverdriet aan een dagboek toevertrouwen`
Ik zou haar mijn laatste cent toevertrouwen.
(ik vertrouw haar helemaal)
Dat is haar wel toevertrouwd.
(die taak zal zij goed uitvoeren)
vertrouwd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'trɑut]
wat bekend is en daardoor geruststelt


Voorbeelden:

`een vertrouwde omgeving`,
`Het voelt vertrouwd.`




Synoniem:

eigen
vertrouwd met
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'trɑut mɛt]
bekend met
Ben je vertrouwd met XML?
(kun je goed met XML werken?)
We maken je vertrouwd met de werkwijze binnen onze organisatie.
(we leren je werken op de manier die binnen onze organisatie gebruikelijk is)
vertrouwelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'trɑuwələk]
1) wat niet algemeen bekend mag worden


Voorbeeld:

`Wij gaan vertrouwelijk met uw gegevens om.`




Synoniem:

confidentieel


2) informeel en intiem


Voorbeeld:

`vertrouwelijk met elkaar omgaan`
I het vertrouwen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'trɑuwə(n)]
1) geloof dat iemand eerlijk is


Voorbeeld:

`Hij heeft mijn vertrouwen geschonden.`




Antoniem:

wantrouwen
2) geloof dat iets goed zal gaan


Voorbeelden:

`zelfvertrouwen`,
`vol vertrouwen in een goede afloop`,
`Ik heb er alle vertrouwen in.`




Synoniem:

fiducie
iets in vertrouwen zeggen
(iets zeggen dat niet doorverteld mag worden)
iemand in vertrouwen nemen
(iemand een geheim vertellen)
II vertrouwen
werkw.


Uitspraak:

[vər'trɑuwə(n)]



Verbuigingen:

vertrouwde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertrouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
betrouwbaar vinden


Voorbeelden:

`Ik vertrouw die techniek niet helemaal.`,
`Wie kan je nu nog vertrouwen?`




Antoniem:

wantrouwen
Ik vertrouw hem voor geen cent/meter.
(ik vertrouw hem helemaal niet)
vertrouwen op
werkw.


Uitspraak:

[vər'trɑuwə(n) ɔp]



Verbuigingen:

vertrouwde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vertrouwd op (volt.deelw.)
uitgaan van (iets), rekenen op (iets of iemand)


Voorbeelden:

`Ik vertrouw erop dat je hierover je mond houdt.`,
`We vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.`,
`Ik vertrouw op mijn intuïtie.`
de vertrouwensarts
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'trɑuwə(n)sɑrts]



Verbuigingen:

vertrouwensarts|en (meerv.)
arts naar wie je kunt gaan voor kwesties die strikt vertrouwelijk (1) zijn


Voorbeelden:

`vertrouwensarts kindermishandeling`,
`vertrouwensarts in de jeugdzorg`
de vertrouwenspersoon
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vər'trɑuwə(n)spɛrson]



Verbuigingen:

vertrouwensper|sonen (meerv.)
iemand naar wie je kunt gaan voor kwesties die strikt vertrouwelijk (1) zijn


Voorbeeld:

`In veel organisaties is er een vertrouwenspersoon ongewenst gedrag, waar werknemers terecht kunnen met klachten over agressie, geweld, seksuele intimidatie, pesten en discriminatie.`
vertweelinging
zelfst.naamw.
[kristallografie] verschijnsel waarbij twee of meer kristallen met elkaar vergroeien waarvan de structuur gespeigels is over een bepaald kristalvlak Voorbeeld: `Ook bij vertweelinging is het tegenwoordig mogelijk diffractiegegevens te gebruiken voor de structuurbepaling. `
vertwijfeld
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'twɛifəlt]
licht wanhopig


Voorbeeld:

`Vertwijfeld keek hij om zich heen; er was niemand.`
de vertwijfeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'twɛifəlɪŋ]
gevoel dat je niets meer kunt veranderen aan een treurige of gevaarlijke situatie


Voorbeeld:

`een gevoel van machteloosheid en vertwijfeling`




Synoniem:

wanhoop
veruit
bijwoord


Uitspraak:

['vɛrœyt]
zo dat het kwaliteitsverschil heel duidelijk is


Voorbeeld:

`Hij is veruit de sterkste.`




Synoniem:

verreweg
vervaardigen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vardəxə(n)]



Verbuigingen:

vervaardigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervaardigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
maken


Voorbeeld:

`Alle tapijten zijn met de hand vervaardigd.`
vervaardiger
zelfst.naamw.
iemand die iets vervaardigt
de vervaardiging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'vardəxɪŋ]



Verbuigingen:

vervaardiging|en (meerv.)
keer dat je iets maakt


Voorbeelden:

`de vervaardiging van gordijnen`,
`vervaardiging van biodiesel uit olie van algen`




Synoniem:

productie (1)
vervaarlijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'varlək]
gevaarlijk lijkend


Voorbeelden:

`De bus slingerde vervaarlijk over de weg.`,
`De wolf gromde vervaarlijk.`




Synoniem:

angstaanjagend
vervagen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vaxə(n)]



Verbuigingen:

vervaagde (verl.tijd enkelv.)
1) vaag of onduidelijk worden


Verbuigingen:

is vervaagd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Veel herinneringen vervagen in de loop der tijd.`



2) vaag of onduidelijk maken


Verbuigingen:

heeft vervaagd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`met een fotobewerkingsprogramma de achtergrond van een foto vervagen`
het verval
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'vɑl]
1) verslechterende toestand


Voorbeelden:

`in verval raken`,
`lichamelijk verval`




Antoniem:

bloei



Synoniem:

achteruitgang


2) niveauverschil van een rivier


Voorbeeld:

`De sluizen overbruggen een verval van twee meter.`
de vervaldatum
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'vɑldatʏm]



Verbuigingen:

verval|data, vervaldatum|s (meerv.)
dag waarop iets eindigt


Voorbeelden:

`Als uw betaling na de vervaldatum binnenkomt, riskeert u een boete.`,
`Opzeggen van het abonnement kan tot vier weken voor de vervaldatum.`
vervalen
werkw.
valer worden Voorbeeld: `De spijkerbroek vervaalde al in een aantal dagen. `
I vervallen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'vɑlə(n)]
(van gebouwen) in zeer slechte staat


Voorbeeld:

`een vervallen boerderij`
II vervallen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vɑlə(n)]



Verbuigingen:

verviel (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) niet meer gelden


Voorbeeld:

`Hierbij komt de vorige versie te vervallen.`



2) niet doorgaan


Voorbeeld:

`De avondles vervalt.`
vervallen in
((van gedrag) gaan vertonen) `Na een tijd verviel ze weer in haar oude patroon.`
vervallen tot
(ongewild terechtkomen in) `Het land is vervallen tot armoede.`
vervallen aan
werkw.


Uitspraak:

[vər'vɑlə(n) an]



Verbuigingen:

verviel aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vervallen aan (volt.deelw.)
(van geld of goederen) eigendom worden van


Voorbeeld:

`Het huis vervalt bij overlijden aan de langstlevende partner.`
vervalsen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vɑlsə(n)]



Verbuigingen:

vervalste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervalst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) namaken, vooral om er zelf beter van te worden


Voorbeelden:

`biljetten van 50 euro vervalsen en daarmee betalen`,
`schilderijen vervalsen en duur verkopen`
vervalsing
zelfst.naamw.
een artefact opzettelijk nagemaakt om mensen in de waan te brengen dat het echt is Voorbeeld: `Het 100 eurobiljet bleek een vervalsing. `
vervangen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vɑŋə(n)]



Verbuigingen:

verving (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in de plaats komen van (iets of iemand)


Voorbeelden:

`De tunnel vervangt de oude brug.`,
`Zij zal hem tijdelijk vervangen.`



2) verwijderen en iets of iemand anders in de plaats zetten


Voorbeeld:

`Wanneer ga je nu eindelijk die lamp vervangen?`




Synoniem:

verwisselen
de vervanger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'vɑŋər]



Verbuigingen:

vervanger|s (meerv.)



de vervang|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'vɑŋ|stər]



Verbuigingen:

vervangster|s (meerv.)
iemand die in de plaats van iemand anders komt


Voorbeeld:

`Zijn vervanger staat al klaar.`




Synoniem:

plaatsvervanger
de vervanging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'vɑŋɪŋ]
datgene wat vervangt of keer dat iets of iemand vervangen wordt


Voorbeelden:

`ter vervanging van`,
`Sojamelk dient als vervanging voor koemelk.`
aan vervanging toe zijn
(zo oud of veelgebruikt zijn dat een nieuw exemplaar nodig is) `Die pc is aan vervanging toe.`
vervatten
werkw.


Uitspraak:

[vər'vɑtə(n)]



Verbuigingen:

vervatte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
opnemen (in iets)


Voorbeelden:

`een mooie tekst om te vervatten in een volgend tentamen begrijpend lezen`,
`De informatie vervat in deze website is van louter informatieve aard.`,
`Welke kosten zitten vervat in dit bedrag?`
met verve
(enthousiast en overtuigend) `een rol met verve spelen`
I vervelen
werkw.


Uitspraak:

[vər'velə(n)]



Verbuigingen:

verveelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verveeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet boeien en daardoor storend zijn


Voorbeelden:

`Het werk verveelt me.`,
`Deze muziek gaat nooit vervelen.`




Antoniem:

vermaken
tot vervelens toe
(zo vaak dat het saai is en stoort)
II zich vervelen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'velə(n)]



Verbuigingen:

verveelde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verveeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet weten wat te doen of saai vinden wat je aan het doen bent


Synoniem:

zich vermaken
Ik verveel me te pletter.
(ik verveel me heel erg)
vervellen
werkw.
oude huid afwerpen om daarmee nieuwe onderliggende huid bloot te stellen Voorbeeld: `Als je je te veel in de zon bevindt, zul je vervellen. `
vervelend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'velənt]
1) onaangenaam, niet leuk


Voorbeelden:

`een vervelend karweitje`,
`Wat vervelend dat je niet kunt komen.`




Antoniem:

vermakelijk



Synoniem:

naar


2) (van mensen) onaardig


Voorbeeld:

`Wat een vervelende man!`
de verveling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'velɪŋ]
keer dat je je verveelt


Voorbeelden:

`Na een tijdje slaat de verveling toe.`,
`Uit verveling begon hij steentjes in het water te gooien.`
verven
werkw.


Uitspraak:

['vɛrvə(n)]



Verbuigingen:

verfde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geverfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met verf bedekken


Voorbeelden:

`Weet je dat hij zijn haar verft?`,
`De vloer heb ik rood geverfd.`




Synoniem:

schilderen
verversen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vɛrsə(n)]



Verbuigingen:

ververste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ververst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets dat gebruikt is) vervangen door iets nieuws van dezelfde materie


Voorbeelden:

`olie verversen`,
`je frituurvet verversen`,
`lucht verversen`,
`je opslagmedia verversen`,
`je webpagina verversen`




Synoniem:

vernieuwen
I vervallen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'vɑlə(n)]
(van gebouwen) in zeer slechte staat


Voorbeeld:

`een vervallen boerderij`
II vervallen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vɑlə(n)]



Verbuigingen:

verviel (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) niet meer gelden


Voorbeeld:

`Hierbij komt de vorige versie te vervallen.`



2) niet doorgaan


Voorbeeld:

`De avondles vervalt.`
vervallen in
((van gedrag) gaan vertonen) `Na een tijd verviel ze weer in haar oude patroon.`
vervallen tot
(ongewild terechtkomen in) `Het land is vervallen tot armoede.`
vervijfvoudigen
werkw.


Uitspraak:

[vərvɛi'fɑudəxə(n)]



Verbuigingen:

vervijfvoudigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is vervijfvoudigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vijf keer zo groot of zo veel maken of worden


Voorbeelden:

`de boete vervijfvoudigen`,
`de opslagcapaciteit vervijfvoudigen`,
`Het bedrijf ziet zijn winst vervijfvoudigen.`
vervijfvoudigen
werkw.


Uitspraak:

[vərvɛi'fɑudəxə(n)]



Verbuigingen:

vervijfvoudigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is vervijfvoudigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vijf keer zo groot of zo veel maken of worden


Voorbeelden:

`de boete vervijfvoudigen`,
`de opslagcapaciteit vervijfvoudigen`,
`Het bedrijf ziet zijn winst vervijfvoudigen.`
vervangen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vɑŋə(n)]



Verbuigingen:

verving (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in de plaats komen van (iets of iemand)


Voorbeelden:

`De tunnel vervangt de oude brug.`,
`Zij zal hem tijdelijk vervangen.`



2) verwijderen en iets of iemand anders in de plaats zetten


Voorbeeld:

`Wanneer ga je nu eindelijk die lamp vervangen?`




Synoniem:

verwisselen
vervliegen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vlixə(n)]



Verbuigingen:

vervloog (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vervlogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in damp overgaan


Voorbeeld:

`Parfum vervliegt snel als de fles open is.`



2) vlug verdwijnen


Voorbeelden:

`De ernstige situatie doet hoop op verbetering vervliegen.`,
`je kansen zien vervliegen`
Voorbeeld: `De gedachten daaraan vervloten toen de slaap hem eindelijk overmande. `
vervlieten
werkw.
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vervlieten in de tweede betekenis erin. `
enz.
vervloeken
werkw.


Uitspraak:

[vər'vlukə(n)]



Verbuigingen:

vervloekte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervloekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met vloeken (iemand) ongeluk toewensen


Voorbeeld:

`je partner vervloeken omdat hij er met een ander vandoor is`




Synoniem:

verwensen
vervloeken
werkw.


Uitspraak:

[vər'vlukə(n)]



Verbuigingen:

vervloekte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervloekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met vloeken (iemand) ongeluk toewensen


Voorbeeld:

`je partner vervloeken omdat hij er met een ander vandoor is`




Synoniem:

verwensen
de vervloeking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'vlukɪŋ]



Verbuigingen:

vervloeking|en (meerv.)
keer dat je iemand vervloekt, of de woorden waarmee je dat doet


Voorbeelden:

`de vervloeking van Faust, die zijn ziel verkocht aan de duivel`,
`vervloekingen naar iemands hoofd gooien`
vervloekt
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'vlukt]
die of dat door jou vervloekt wordt


Voorbeelden:

`Ik doe die vervloekte computer weg; hij is zo traag.`,
`die vervloekte vogels op het dak die aldoor op je hoofd schijten`




Synoniemen:

verdomd, verrot
vervloeken
werkw.


Uitspraak:

[vər'vlukə(n)]



Verbuigingen:

vervloekte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervloekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met vloeken (iemand) ongeluk toewensen


Voorbeeld:

`je partner vervloeken omdat hij er met een ander vandoor is`




Synoniem:

verwensen
vervliegen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vlixə(n)]



Verbuigingen:

vervloog (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vervlogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in damp overgaan


Voorbeeld:

`Parfum vervliegt snel als de fles open is.`



2) vlug verdwijnen


Voorbeelden:

`De ernstige situatie doet hoop op verbetering vervliegen.`,
`je kansen zien vervliegen`
vervoegen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vuxə(n)]



Verbuigingen:

vervoegde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(de vormen van een werkwoord) opnoemen


Voorbeeld:

`Hoe vervoeg je 'zijn'?`
zich vervoegen bij
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'vuxə(n) bɛi]



Verbuigingen:

vervoegde zich bij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich vervoegd bij (volt.deelw.)
gaan naar, je melden bij formeel


Voorbeeld:

`Bij aankomst dient u zich te vervoegen bij de receptie.`
vervoeging
zelfst.naamw.
[taalkunde] de verbuiging van een werkwoord Voorbeeld: `De vervoeging van het werkwoord werd door alle leerlingen fout gedaan. `
vervoegingsklasse
zelfst.naamw.
[taalkunde] een verzameling gelijkaardige woorden bij de vervoeging van werkwoorden Voorbeeld: `Elke werkwoordsvorm behoort tot een bepaalde vervoegingsklasse die we tense noemen. `
vervoegen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vuxə(n)]



Verbuigingen:

vervoegde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(de vormen van een werkwoord) opnoemen


Voorbeeld:

`Hoe vervoeg je 'zijn'?`
het vervoer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'vur]
middelen waarmee iets of iemand vervoerd kan worden


Voorbeelden:

`Het hotel zorgt voor vervoer van en naar het strand.`,
`vervoerbewijs`




Synoniem:

transport
openbaar vervoer
(trein, tram, bus enz.)
het vervoerbedrijf
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'vurbədrɛif]



Verbuigingen:

vervoerbe|drijven (meerv.)
bedrijf dat goederen of mensen vervoert


Voorbeeld:

`het gemeentelijk vervoerbedrijf`




Synoniem:

transportbedrijf
vervoerbewijs
zelfst.naamw.
een plaatsbewijs voor een openbaar vervoermiddel Voorbeeld: `Vanaf 5 juli 2010 kunt u de toegangspoortjes in de Brusselse metro alleen nog met een vervoerbewijs openen. `
vervoeren
werkw.


Uitspraak:

[vər'vurə(n)]



Verbuigingen:

vervoerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een vervoermiddel verplaatsen


Voorbeeld:

`Het schip kan 1500 passagiers vervoeren.`




Synoniem:

transporteren
de vervoerder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'vurdər]



Verbuigingen:

vervoerder|s (meerv.)



de vervoer|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'vur|stər]



Verbuigingen:

vervoerster|s (meerv.)
iemand die of bedrijf dat dingen of mensen vervoert, vooral beroepsmatig


Voorbeelden:

`vervoerder zijn bij een transportonderneming`,
`wetgeving met de rechten en plichten omtrent de aansprakelijkheid van de vervoerder`,
`De vervoerder moet in het komende jaar honderd banen schrappen.`




Synoniem:

transporteur
het vervoermiddel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'vurmɪdəl]



Verbuigingen:

vervoermiddel|en (meerv.)
iets dat mensen of goederen naar een andere plaats rijdt, vliegt of vaart


Voorbeeld:

`De fiets is een geschikt vervoermiddel voor in de stad.`




Synoniem:

transportmiddel
de vervoersmaatschappij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'vursmatsxɑpɛi]



Verbuigingen:

vervoersmaatschappij|en (meerv.)
organisatie die voor vervoer zorgt


Voorbeeld:

`De vervoersmaatschappij profiteert van de problemen met de ov-chipkaart.`
vervoeren
werkw.


Uitspraak:

[vər'vurə(n)]



Verbuigingen:

vervoerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een vervoermiddel verplaatsen


Voorbeeld:

`Het schip kan 1500 passagiers vervoeren.`




Synoniem:

transporteren
het vervolg
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'vɔlx]



Verbuigingen:

vervolg|en (meerv.)
wat volgt


Voorbeeld:

`Er zijn plannen voor een vervolg op de serie.`
in het vervolg
(voortaan)
vervolgen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vɔlxə(n)]



Verbuigingen:

vervolgde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervolgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) na een pauze voortzetten


Voorbeelden:

`Ik vervolg mijn betoog.`,
`Ze nam een slok en vervolgde: ...`,
`je weg vervolgen`
2) aanklagen juridisch


Voorbeeld:

`Hij wordt vervolgd voor rijden onder invloed.`



3) achtervolgen met vijandige bedoelingen


Voorbeeld:

`In eigen land worden ze vervolgd vanwege hun geloofsovertuiging.`
Wordt vervolgd.
ter aanduiding van een pauze in een verhaal, film enz.>)
vervolgens
bijwoord


Uitspraak:

[vər'vɔlxə(n)s]
daarna


Voorbeeld:

`Vervolgens neem je de eerste straat links en de tweede rechts.`




Synoniemen:

verder (II,1)
de vervolging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'vɔlxɪŋ]



Verbuigingen:

vervolging|en (meerv.)
1) keer dat iemand aangeklaagd wordt juridisch


Voorbeelden:

`bezwaar tegen een verdere vervolging van de verdachte`,
`de strafrechtelijke vervolging van de directeur`,
`na de aangifte tot vervolging overgaan`



2) keer dat iemand achtervolgd wordt met vijandige bedoelingen


Voorbeelden:

`Jodenvervolging`,
`de vervolging van christenen`
het vervolgonderwijs
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'vɔlxɔndərwɛis]
onderwijs na de basisschool


Voorbeeld:

`In het voorjaar kunnen ouders van kinderen uit groep 8 hun kind aanmelden voor het vervolgonderwijs.`
vervolledigen
werkw.


Uitspraak:

[vərvɔ'ledəxə(n)]



Verbuigingen:

vervolledigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervolledigd (volt.deelw.)
aanvullen tot iets compleet is


Voorbeelden:

`Gelieve het formulier te vervolledigen en per kerende post terug te sturen.`,
`een dossier vervolledigen`




Synoniem:

completeren
vervolmaken
werkw.


Uitspraak:

[vərvɔl'makə(n)]



Verbuigingen:

vervolmaakte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervolmaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
beter maken dan daarvoor


Voorbeeld:

`Christiaan Huygens vervolmaakte de klok en het horloge en bouwde de eerste telescoop.`




Synoniem:

perfectioneren
vervormen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vɔrmə(n)]



Verbuigingen:

vervormde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervormd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de vorm of klank (van iets) veranderen


Voorbeelden:

`je e-mailadres vervormen om geen spam meer te ontvangen`,
`software om je foto's te vervormen, te bewerken, er effecten op toe te passen`,
`machines voor het vervormen van hout`,
`Het geluid komt helemaal vervormd uit de luidsprekers.`
vervreemden
werkw.


Uitspraak:

[vər'vremdə(n)]



Verbuigingen:

vervreemdde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervreemd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het eigendom (van iets) aan iemand anders overdragen


Voorbeelden:

`een pand, gebouw of terrein vervreemden`,
`Onder vervreemding worden begrepen overdracht van eigendom, of vestiging of overdracht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik.`
vervreemden van
werkw.


Uitspraak:

[vər'vremdə(n) vɑn]



Verbuigingen:

vervreemdde van (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vervreemd van (volt.deelw.)
je geleidelijk minder verbonden voelen met (iemand of iets)


Voorbeeld:

`Ik ben vervreemd van mijn familie en vrienden.`
de vervreemding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'vremdɪŋ]



Verbuigingen:

vervreemding|en (meerv.)
1) overdracht van het eigendom (van iets) aan iemand anders


Voorbeelden:

`de vervreemding van archiefstukken`,
`overeenkomst tot vervreemding van een landgoed`



2) proces van je geleidelijk minder verbonden voelen (met iemand of iets) psychologie


Voorbeelden:

`vervreemding van je achterban`,
`last hebben van vervreemding van je echte vrienden als je te veel aan de computer zit met je virtuele vrienden`
vervreemden
werkw.


Uitspraak:

[vər'vremdə(n)]



Verbuigingen:

vervreemdde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervreemd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het eigendom (van iets) aan iemand anders overdragen


Voorbeelden:

`een pand, gebouw of terrein vervreemden`,
`Onder vervreemding worden begrepen overdracht van eigendom, of vestiging of overdracht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik.`
vervroegen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vruxə(n)]



Verbuigingen:

vervroegde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervroegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vroeger laten gebeuren


Voorbeelden:

`als pilgebruikster je menstruatie kunnen vervroegen of uitstellen zonder dat de veiligheid afneemt`,
`je pensioendatum vervroegen`,
`plasticfolie gebruiken om de teelt van je groenten te vervroegen`




Antoniem:

uitstellen
vervuilen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vœylə(n)]



Verbuigingen:

vervuilde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) vuilmaken


Verbuigingen:

heeft vervuild (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De fabriek vervuilt het grondwater.`




Synoniem:

verontreinigen
2) vuil worden


Verbuigingen:

is vervuild (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De stad vervuilt meer en meer.`
Die gegevens vervuilen het bestand alleen maar.
(die gegevens horen niet thuis in het bestand)
de vervuiler
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'vœylər]



Verbuigingen:

vervuiler|s (meerv.)



de vervuil|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'vœyl|stər]



Verbuigingen:

vervuilster|s (meerv.)
iemand die of bedrijf dat vervuiling veroorzaakt


Voorbeeld:

`Volgens de milieuwetgeving moet het chemische bedrijf zelf de kosten van de ramp betalen, onder het motto: de vervuiler betaalt.`
de vervuiling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'vœylɪŋ]



Verbuigingen:

vervuiling|en (meerv.)
het steeds vuiler worden


Voorbeelden:

`milieuvervuiling`,
`luchtvervuiling`




Synoniem:

verontreiniging
lichtvervuiling
(toestand dat er 's nachts veel kunstlicht schijnt)
vervullen
werkw.


Uitspraak:

[vər'vʏlə(n)]



Verbuigingen:

vervulde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vervuld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) uitoefenen


Voorbeeld:

`een taak of functie vervullen`



2) (wat iemand graag wil) laten gebeuren


Voorbeeld:

`een wens, droom, gebed vervullen`
de vervulling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'vʏlɪŋ]
keer dat iets vervuld wordt
in vervulling gaan
((van een droom of wens) werkelijk gebeuren) `Eindelijk zag hij zijn droom in vervulling gaan.`
verwaaiing
zelfst.naamw.
de verstoring van wild door een door de wind verspreid geurspoor
verwaand
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'want]
als je jezelf heel goed vindt en op anderen neerkijkt


Synoniemen:

arrogant, hooghartig, zelfgenoegzaam
een verwaande kwast
(een verwaande jongen of man)
verwaandheid
zelfst.naamw.
het hebben van een hinderlijk hoge dunk van zichzelf Voorbeeld: `Haar verwaandheid is spreekwoordelijk. `
verwaarlozen
werkw.


Uitspraak:

[vər'warlozə(n)]



Verbuigingen:

verwaarloosde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwaarloosd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
te weinig aandacht besteden aan


Voorbeelden:

`Het spoorwegennet is jarenlang verwaarloosd.`,
`je gezondheid verwaarlozen`




Synoniem:

veronachtzamen
(de kans dat dit gebeurt, is heel erg klein)
De kans dat dit gebeurt, is te verwaarlozen.
verwaarloosbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'warlozbar]
zo klein of gering dat je er weinig of geen aandacht aan hoeft te besteden


Voorbeelden:

`een verwaarloosbaar risico`,
`De gevonden concentraties radioactiviteit zijn verwaarloosbaar en leiden dus niet tot besmetting van gras, gewassen en drinkwater.`
verwachten
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɑxtə(n)]



Verbuigingen:

verwachtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een toekomstige gebeurtenis of toestand, iemands komst) waarschijnlijk achten


Voorbeelden:

`Ik had niet verwacht dat me dat zou overkomen.`,
`Iedereen verwachtte een spectaculaire wedstrijd.`,
`Ik verwacht om elf uur thuis te zijn.`,
`veel van iets of iemand verwachten`,
`Ik verwacht u morgenochtend om tien uur op mijn kantoor.`




Synoniemen:

voorzien, rekenen op
Dat was/viel te verwachten.
(dat dat zou gebeuren, had je op voorhand kunnen weten)
Ze verwacht een kind.
(ze is zwanger)
zich verwachten aan
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'wɑxtə(n) an]



Verbuigingen:

verwachtte zich aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verwacht aan (volt.deelw.)
verwachten


Voorbeeld:

`Hij verwachtte zich aan een harde strijd.`
de verwachting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɑxtɪŋ]



Verbuigingen:

verwachting|en (meerv.)
datgene wat of keer dat je (iets) verwacht


Voorbeelden:

`weersverwachting`,
`De verwachting is dat het werk morgen klaar is.`
naar verwachting
(waarschijnlijk)
tegen de verwachting in
(anders dan verwacht)
boven verwachting presteren
(beter presteren dan verwacht)
hoge verwachtingen van iets of iemand hebben
(geloven dat iets of iemand het zeer goed zal doen)
aan de verwachtingen beantwoorden
(zo zijn of handelen als verwacht)
vol verwachting
(hoopvol)
in verwachting
(zwanger)
verwachtingsvol
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'wɑxtɪŋsfɔl]
met veel goede verwachtingen


Voorbeelden:

`De ruimtevaarder ziet verwachtingsvol uit naar zijn nieuwe ruimtereis.`,
`verwachtingsvol afwachten welke cadeautjes je op het sinterklaasfeest krijgt`




Synoniem:

hoopvol
verwachtingswaarde
zelfst.naamw.
verwachtingswaardes||]

[statistiek]. de waarde van een grootheid berekend als een naar waarschijnlijkheid gewogen gemiddelde over de gehele verdeling
verwachten
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɑxtə(n)]



Verbuigingen:

verwachtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een toekomstige gebeurtenis of toestand, iemands komst) waarschijnlijk achten


Voorbeelden:

`Ik had niet verwacht dat me dat zou overkomen.`,
`Iedereen verwachtte een spectaculaire wedstrijd.`,
`Ik verwacht om elf uur thuis te zijn.`,
`veel van iets of iemand verwachten`,
`Ik verwacht u morgenochtend om tien uur op mijn kantoor.`




Synoniemen:

voorzien, rekenen op
Dat was/viel te verwachten.
(dat dat zou gebeuren, had je op voorhand kunnen weten)
Ze verwacht een kind.
(ze is zwanger)
Ia de verwant
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'wɑnt]



Verbuigingen:

verwant|en (meerv.)



Ib de verwant|e
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɑnt|ə]



Verbuigingen:

verwante|n (meerv.)
iemand die ongeveer dezelfde voorouders heeft als jij


Voorbeeld:

`geestverwant`




Synoniemen:

bloedverwant, familielid
een verre verwant
(verwant die andere grootouders heeft dan jij)
II verwant
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'wɑnt]
met elkaar verbonden of op elkaar lijkend


Voorbeelden:

`Wij zijn niet verwant met elkaar.`,
`je verwant voelen met/aan iemand`,
`Spaans en Italiaans zijn verwante talen.`,
`verwante begrippen`
verwante geesten
(mensen die hetzelfde over iets denken)
de verwantschap
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɑntsxɑp]



Verbuigingen:

verwantschap|pen (meerv.)
1) relatie tussen verwanten


Voorbeeld:

`verwantschap tussen twee personen`



2) overeenkomst


Voorbeeld:

`verwantschap vertonen met iets`
verwantschapssysteem
zelfst.naamw.
[sociologie], [antropologie] het geheel van regels dat de rechten en plichten van leden van een familie of clan beschrijft Voorbeeld: `Cultureel antropologen hebben talloze verwantschapssystemen beschreven. `
verwarren
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɑrə(n)]



Verbuigingen:

verwarde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verward (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verward maken


Voorbeelden:

`Haar glimlach verwarde hem.`,
`Ik raakte verward in de kabels van mijn computer.`
verward
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'wɑrt]
1) niet goed geordend


Voorbeelden:

`een verward verhaal`,
`verwarde haren`




Synoniemen:

slordig, door de war


2) (van mensen) niet in staat om goed te kunnen nadenken


Voorbeeld:

`Verwarde man steekt eigen huis in brand.`




Synoniemen:

in de war, chaotisch
verwarren
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɑrə(n)]



Verbuigingen:

verwarde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verward (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verward maken


Voorbeelden:

`Haar glimlach verwarde hem.`,
`Ik raakte verward in de kabels van mijn computer.`
verwarmen
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɑrmə(n)]



Verbuigingen:

verwarmde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwarmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
warm maken


Voorbeeld:

`een verwarmd zwembad`
de verwarming
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɑrmɪŋ]



Verbuigingen:

verwarming|en (meerv.)
installatie die een ruimte warm maakt


Voorbeelden:

`autoverwarming`,
`de verwarming aanzetten`
centrale verwarming
(installatie die meer dan één ruimte in een gebouw verwarmt)
de verwarmingsketel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'wɑrmɪŋsketəl]



Verbuigingen:

verwarmingsketel|s (meerv.)
vat met heet water voor de centrale verwarming


Voorbeeld:

`installatie en onderhoud van verwarmingsketels`
verwarren
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɑrə(n)]



Verbuigingen:

verwarde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verward (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verward maken


Voorbeelden:

`Haar glimlach verwarde hem.`,
`Ik raakte verward in de kabels van mijn computer.`
verwarren met
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɑrə(n) mɛt]



Verbuigingen:

verwarde met (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verward met (volt.deelw.)
denken dat iemand of iets iemand of iets anders is


Voorbeelden:

`vrouwen die hartklachten verwarren met overgangsklachten`,
`gevoelens van vriendschap niet verwarren met liefde`,
`Ja, je hebt gelijk: ik heb hem verward met zijn tweelingbroer.`
verwarrend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'wɑrənt]
als iets of iemand mensen in warring brengt, ze onzeker maakt hoe het precies zit


Voorbeelden:

`een verwarrend beeld schetsen van wie het slachtoffer zal zijn van bezuinigingen`,
`Best verwarrend als twee spelers binnen de club dezelfde voor- en achternaam hebben.`,
`Een eeneiige tweeling heeft een verwarrende gelijkenis: je moet heel goed kijken en luisteren om te bepalen met wie je te maken hebt.`
de verwarring
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɑrɪŋ]



Verbuigingen:

verwarring|en (meerv.)
toestand dat iemand of iets verward is


Voorbeeld:

`iemand in verwarring brengen`
spraakverwarring
(situatie waarin men elkaars woorden verkeerd begrijpt)
De verwarring was compleet.
(De verwarring was groot.)
verwateren
werkw.


Uitspraak:

[vər'watərə(n)]



Verbuigingen:

verwaterde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) aan kracht verliezen


Verbuigingen:

is verwaterd (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`We waren vroeger dikke vrienden, maar in de loop der tijd is onze vriendschap verwaterd.`,
`Aspirine is een merknaam die verwaterd is tot soortnaam.`




Synoniem:

verslappen
2) in water leggen of met water spoelen


Verbuigingen:

heeft verwaterd (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`hout verwateren`,
`mosselen verwateren`
verwedden
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛdə(n)]



Verbuigingen:

verwedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
wedden om (iets)


Voorbeeld:

`Ik durf er een fles wijn om te verwedden dat onze club zal winnen.`
er heel wat om durven verwedden dat...
(er vrijwel zeker van zijn dat...)
verweven
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'wevə(n)]
die of dat samenhangt of samengaat met iets anders


Voorbeelden:

`Op de Amsterdamse wallen zijn de onder- en de bovenwereld nauw verweven.`,
`De Nederlandse economie is steeds meer verweven geraakt met de wereldhandel.`
verweken
werkw.
geleidelijk zachter worden
Voorbeeld: `De hoorn van de hoeven was geheel verweekt; mogelijk was blootstelling aan ammonia daar de oorzaak van. `
zachter maken
Voorbeeld: `Voor Plato had muziek een morele betekenis: terwijl sommige typen muziek de mensen verweekten en tot slappelingen maakten, vormde de juiste muziek hen tot sterke karakters. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verweken in de tweede betekenis erin. `
enz.
het verweer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'wer]



Verbuigingen:

ver|weren (meerv.)
verdediging
geen verweer hebben
(zich niet kunnen verdedigen)
zich verweren
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'werə(n)]



Verbuigingen:

verweerde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verweerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich verdedigen


Voorbeeld:

`Tegen die beschuldigingen kon hij zich niet verweren.`
de verweerder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'werdər]



Verbuigingen:

verweerder|s (meerv.)



de verweer|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wer|stər]



Verbuigingen:

verweerster|s (meerv.)
iemand die zich voor de rechtbank verdedigt of laat verdedigen juridisch


Voorbeeld:

`De verweerder is voor de rechtbank gedaagd om te reageren op de vordering van een eiser.`




Antoniem:

eiser



Synoniem:

gedaagde
het verweerschrift
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'wersxrɪft]



Verbuigingen:

verweerschrift|en (meerv.)
officieel stuk waarin je je verdedigt


Voorbeeld:

`een verweerschrift indienen naar aanleiding van een aangifte bij de tuchtcommissie`
zich verweren
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'werə(n)]



Verbuigingen:

verweerde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verweerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich verdedigen


Voorbeeld:

`Tegen die beschuldigingen kon hij zich niet verweren.`
doorverwijzen
werkw.


Uitspraak:

[ˈdorverwɛizə(n)]



Verbuigingen:

verwees door (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft doorverwezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar iemand anders sturen


Voorbeeld:

`De huisarts verwijst me door naar de specialist.`




Synoniem:

verwijzen naar
verwijten
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛitə(n)]



Verbuigingen:

verweet (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verweten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) schuldig achten aan of beschuldigen van (iets)


Voorbeelden:

`iemand iets verwijten`,
`Er valt hem niets te verwijten.`,
`We hoeven ons niets te verwijten.`




Synoniem:

kwalijk nemen
het Verweggistan
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɛr'wɛxistɑn]
onbekende plek ergens ver weg


Voorbeelden:

`Verweggisten is afkomstig uit de verhalen in het tijdschrift Donald Duck, waar het een niet bestaand land is.`,
`Hij is afgereisd naar Verweggistan, ergens in het Verre Oosten.`,
`Onder invloed van internet wordt onze wereld steeds kleiner, maar Verweggistan bestaat nog steeds.`
verwekken
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛkə(n)]



Verbuigingen:

verwekte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een kind) doen ontstaan


Voorbeeld:

`Hij heeft een kind verwekt bij een collega.`
verweken
werkw.
geleidelijk zachter worden
Voorbeeld: `De hoorn van de hoeven was geheel verweekt; mogelijk was blootstelling aan ammonia daar de oorzaak van. `
zachter maken
Voorbeeld: `Voor Plato had muziek een morele betekenis: terwijl sommige typen muziek de mensen verweekten en tot slappelingen maakten, vormde de juiste muziek hen tot sterke karakters. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verweken in de tweede betekenis erin. `
enz.
verwekken
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛkə(n)]



Verbuigingen:

verwekte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een kind) doen ontstaan


Voorbeeld:

`Hij heeft een kind verwekt bij een collega.`
verwelken
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛlkə(n)]



Verbuigingen:

verwelkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verwelkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van bloemen) slap en lelijk worden


Voorbeeld:

`Dat waren geen verse bloemen; ze verwelken nu al, twee dagen na aankoop.`
verwelkomen
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛlkomə(n)]



Verbuigingen:

verwelkomde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwelkomd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) bij aankomst begroeten


Voorbeeld:

`De voorzitter verwelkomde de aanwezigen.`




Synoniem:

onthalen
2) blij zijn met (iets nieuws)


Voorbeeld:

`Wij verwelkomen dit initiatief.`




Synoniem:

toejuichen
De vereniging verwelkomde dit jaar 43 nieuwe leden.
(de vereniging kreeg er dit jaar 43 nieuwe leden bij)
de verwelkoming
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɛlkomɪŋ]



Verbuigingen:

verwelkoming|en (meerv.)
keer dat je iemand bij aankomst begroet, of blijk daarvan


Voorbeelden:

`een toespraak houden ter verwelkoming van de nieuwe leden`,
`Thuis staan bloemen klaar als verwelkoming.`
verwelken
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛlkə(n)]



Verbuigingen:

verwelkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verwelkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van bloemen) slap en lelijk worden


Voorbeeld:

`Dat waren geen verse bloemen; ze verwelken nu al, twee dagen na aankoop.`
verwennen
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛnə(n)]



Verbuigingen:

verwende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
heel lief, goed, gul enz. zijn (voor iemand)


Voorbeelden:

`zich lekker laten verwennen`,
`De laatste tijd worden we niet verwend met mooi weer.`




Synoniem:

vertroetelen
verwend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'wɛnt]
gewend om steeds je zin te krijgen


Voorbeeld:

`In West-Europa zijn de mensen verwend en ongeduldig.`
een verwend nest
(een verwend en daardoor vervelend meisje)
de verwensing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɛnsɪŋ]



Verbuigingen:

verwensing|en (meerv.)
reeks van woorden waarmee je iemand ongeluk toewenst
allerlei verwensingen naar het hoofd geslingerd krijgen
(verwensingen te horen krijgen)
verwensen
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛnsə(n)]



Verbuigingen:

verwenste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) ongeluk toewensen


Voorbeeld:

`Ik heb die harteloze nonnen van mijn kostschool verwenst, allemaal.`




Synoniem:

vervloeken
verwennen
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛnə(n)]



Verbuigingen:

verwende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
heel lief, goed, gul enz. zijn (voor iemand)


Voorbeelden:

`zich lekker laten verwennen`,
`De laatste tijd worden we niet verwend met mooi weer.`




Synoniem:

vertroetelen
zich verweren
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'werə(n)]



Verbuigingen:

verweerde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verweerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich verdedigen


Voorbeeld:

`Tegen die beschuldigingen kon hij zich niet verweren.`
verwerken
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛrkə(n)]



Verbuigingen:

verwerkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in een andere vorm of omgeving brengen technisch


Voorbeelden:

`Ik heb je opmerkingen in de nieuwe versie verwerkt.`,
`59% van de melk wordt tot kaas verwerkt.`



2) (iets onaangenaams) accepteren, waardoor je er minder last van hebt psychologie


Voorbeeld:

`Ze had de dood van haar kind nog niet verwerkt.`
de verwerking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɛrkɪŋ]



Verbuigingen:

verwerking|en (meerv.)
keer dat je iets verwerkt


Voorbeelden:

`de verwerking van informatie tot een rapportage`,
`De verwerking van een trauma kan jaren duren.`
de verwerkingseenheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɛrkɪŋsenhɛit]



Verbuigingen:

verwerkingseen|heden (meerv.)
computers


centrale verwerkingseenheid (cve)

(centrale besturingseenheid van een computer) Synoniem: processor, CPU (central processing unit)
verwerpen
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛrpə(n)]



Verbuigingen:

verwierp (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
afkeuren


Voorbeeld:

`Het voorstel werd met een meerderheid van stemmen verworpen.`




Synoniem:

afwijzen
verwerpelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'wɛrpələk]
wat je sterk afkeurt


Voorbeeld:

`moreel verwerpelijk`
de verwerping
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɛrpɪŋ]



Verbuigingen:

verwerping|en (meerv.)
keer dat je iets afkeurt of afwijst


Voorbeeld:

`de verwerping van een wetsvoorstel`
de verwerping van een nalatenschap/erfenis
(keer dat je een nalatenschap/erfenis weigert te accepteren)
verwerven
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛrvə(n)]



Verbuigingen:

verwierf (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verworven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door betaling of inspanning krijgen


Voorbeelden:

`kennis en macht verwerven`,
`Het museum heeft enkele unieke werken verworven.`




Synoniem:

verkrijgen (1
de verwerving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɛrvɪŋ]



Verbuigingen:

verwerving|en (meerv.)
keer dat je iets door betaling of inspanning krijgt


Voorbeelden:

`de verwerving van relevante kennis en apparatuur voor een project`,
`verwerving van de woordenschat van een taal`
verwesteren
werkw.
westers worden, gewoonten en opvattingen van de westerse cultuur aannemen Voorbeeld: `Het voormalig communistische land verwestert in rap tempo. `
verwijten
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛitə(n)]



Verbuigingen:

verweet (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verweten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) schuldig achten aan of beschuldigen van (iets)


Voorbeelden:

`iemand iets verwijten`,
`Er valt hem niets te verwijten.`,
`We hoeven ons niets te verwijten.`




Synoniem:

kwalijk nemen
verweven
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'wevə(n)]
die of dat samenhangt of samengaat met iets anders


Voorbeelden:

`Op de Amsterdamse wallen zijn de onder- en de bovenwereld nauw verweven.`,
`De Nederlandse economie is steeds meer verweven geraakt met de wereldhandel.`
verwezenlijken
werkw.


Uitspraak:

[vər'wezə(n)ləkə(n)]



Verbuigingen:

verwezenlijkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwezenlijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een idee, droom enz.) omzetten in iets wat echt is


Voorbeeld:

`Hij heeft zijn plannen nooit kunnen verwezenlijken.`




Synoniemen:

realiseren, waarmaken
I verwijderen
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛidərə(n)]



Verbuigingen:

verwijderde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwijderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doen verdwijnen


Voorbeeld:

`Fietsen die in de weg staan, worden verwijderd.`




Synoniem:

weghalen
II zich verwijderen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛidərə(n)]



Verbuigingen:

verwijderde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verwijderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens anders heen gaan


Voorbeeld:

`Het schip verwijderde zich van de haven.`




Synoniem:

weggaan
de verwijdering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɛidərɪŋ]



Verbuigingen:

verwijdering|en (meerv.)
1) keer dat je (iets of iemand) weghaalt


Voorbeelden:

`de verwijdering van een leerling uit de klas wegens wangedrag`,
`de verwijdering van asbest uit een gebouw`



2) groter wordende afstand tussen mensen of dingen, reëel of mentaal


Voorbeelden:

`de verdere verwijdering tussen de christelijke partijen`,
`De verwijdering tussen burger en overheid wordt sterker.`
verwijfd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'wɛift]
(van een jongen of man) als hij zich vrouwelijk gedraagt


Voorbeelden:

`In Maleisië zijn schooljongens die verwijfd zouden zijn naar een heropvoedingskamp gestuurd.`,
`Homo's zijn lang niet altijd verwijfde types en verwijfde mannen zijn lang niet altijd homo's.`
verwijzen
werkw.
naar iets of iemand anders wijzen of sturen Voorbeeld: `De dokter verwees hem naar een longarts. `
de verwijsbrief
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'wɛizbrif]



Verbuigingen:

verwijs|brieven (meerv.)
brief die je van je huisarts krijgt als je naar de specialist moet


Voorbeelden:

`Om naar de fysiotherapeut te gaan heb je geen verwijsbriefje nodig.`,
`Voor je eerste bezoek aan de polikliniek dermatologie heb je een verwijsbrief van je huisarts nodig.`




Synoniem:

verwijskaart
de verwijskaart
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vər'wɛiskart]



Verbuigingen:

verwijskaart|en (meerv.)
kaart die je van je huisarts krijgt als je naar de specialist moet


Voorbeeld:

`Een verwijskaart krijg je van je huisarts en je hebt die nodig als je verzekerd bent en een specialist wil raadplegen.`




Synoniem:

verwijsbrief
het verwijt
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'wɛit]



Verbuigingen:

verwijt|en (meerv.)
wat je iemand verwijt


Voorbeeld:

`iemand verwijten maken`
stille verwijten
(verwijten die je niet uitspreekt)
verwijten
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛitə(n)]



Verbuigingen:

verweet (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verweten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) schuldig achten aan of beschuldigen van (iets)


Voorbeelden:

`iemand iets verwijten`,
`Er valt hem niets te verwijten.`,
`We hoeven ons niets te verwijten.`




Synoniem:

kwalijk nemen
verwijzen
werkw.
naar iets of iemand anders wijzen of sturen Voorbeeld: `De dokter verwees hem naar een longarts. `
verwijzen naar
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛizə(n) nar]



Verbuigingen:

verwees naar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwezen naar (volt.deelw.)
1) sturen naar (iemand anders)


Voorbeeld:

`Haar huisarts verwees haar naar een specialist.`




Synoniem:

doorverwijzen


2) wijzen op iets wat ermee te maken heeft


Voorbeeld:

`Ik verwijs hierbij naar wat de minister hierover heeft gezegd.`




Synoniem:

refereren aan
de verwijzing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɛizɪŋ]



Verbuigingen:

verwijzing|en (meerv.)
1) keer dat je (naar iemand anders) gestuurd wordt


Voorbeeld:

`de verwijzing naar een medisch specialist`




Synoniem:

doorverwijzing


2) keer dat je wijst op iets wat ermee te maken heeft, of iets waarmee je dat doet


Voorbeelden:

`Met verwijzing naar uw brief van 10 juli jl. ...`,
`in je artikel verwijzingen naar literatuur in de literatuurlijst aanbrengen`




Synoniemen:

referentie, referte
verwikkelen in
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɪkələ(n) ɪn]



Verbuigingen:

verwikkelde in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwikkeld in (volt.deelw.)
(iemand) betrekken in (iets naars)


Voorbeeld:

`Tijdens de rellen werden kinderen verwikkeld in een vuurgevecht.`
verwikkeld raken in
(tegen je zin te maken krijgen met) `ineens in een vechtpartij verwikkeld raken en in elkaar geslagen worden`
verwikkelingen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'wɪkəlɪŋə(n)]
moeilijkheden


Voorbeeld:

`verwikkelingen rond de overname van het bedrijf`
verwilderen
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɪldərə(n)]



Verbuigingen:

verwilderde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verwilderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) geleidelijk wilder worden


Voorbeelden:

`Doordat we geen tijd hebben verwildert onze tuin.`,
`De katten in dat park zijn helemaal verwilderd.`



2) onbeschaafder worden


Voorbeelden:

`Mijn oma vindt dat de tegenwoordige jeugd verwildert.`,
`De gewoonten in het parlement verwilderen: politici gedragen zich steeds minder netjes.`
verwisselen
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɪsələ(n)]



Verbuigingen:

verwisselde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) vervangen (2)


Voorbeeld:

`Verwissel de batterijen altijd tegelijkertijd.`
verwisselbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'wɪsəlbar]
die of dat vervangen kan worden


Voorbeelden:

`verwisselbare batterijen`,
`een camera met verwisselbare objectieven`
verwisseling
zelfst.naamw.
het verwisselen van twee zaken Voorbeeld: `In ziekenhuizen heeft de verwisseling van baby's al vaak voor problemen gezorgd. `
verwittigen
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɪtəxə(n)]



Verbuigingen:

verwittigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwittigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
informeren of waarschuwen formeel


Voorbeelden:

`Gelieve ons op tijd te verwittigen als u wilt komen.`,
`bij brand de brandweer verwittigen`
verwoed
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'wut]
hevig, fel


Voorbeelden:

`verwoede pogingen doen`,
`een verwoed zeiler`
verwoesten
werkw.


Uitspraak:

[vər'wustə(n)]



Verbuigingen:

verwoestte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwoest (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
kapotmaken


Voorbeeld:

`Door de brand is de kerk volledig verwoest.`




Synoniem:

ruïneren
verwoestend
bijv.naamw.
totaal vernielend.
Voorbeeld: `De tornado had een verwoestende werking op datgene wat die op zijn pad tegenkwam. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het verwoestend in de tweede betekenis erin. `
verwoesting
zelfst.naamw.
het aanbrengen van grote schade, tot een woestenij terugbrengen Voorbeeld: `De inname van de stad leidde tot de volledige verwoesting ervan. `
verwoesten
werkw.


Uitspraak:

[vər'wustə(n)]



Verbuigingen:

verwoestte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwoest (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
kapotmaken


Voorbeeld:

`Door de brand is de kerk volledig verwoest.`




Synoniem:

ruïneren
verwonden
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɔndə(n)]



Verbuigingen:

verwondde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een wond of wonden veroorzaken bij


Voorbeelden:

`Het vuurwerk verwondde acht omstanders.`,
`Hij verwondde zich aan zijn vinger.`
verwonderen
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɔndərə(n)]



Verbuigingen:

verwonderde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwonderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voor verwondering zorgen


Voorbeeld:

`Dat verwondert mij.`




Synoniem:

verbazen
zich verwonderen over
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'wɔndərə(n) ovər]



Verbuigingen:

verwonderde zich over (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verwonderd over (volt.deelw.)
raar vinden


Voorbeeld:

`Ze verwonderde zich over zijn snelle reactie.`




Synoniem:

je verbazen over
de verwondering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɔndərɪŋ]
gevoel dat je hebt als er onverwacht iets gebeurt


Voorbeeld:

`met verwondering naar iets kijken`




Synoniem:

verbazing
verwonderlijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'wɔndərlək]
zo dat het verwondert


Voorbeeld:

`Het is niet verwonderlijk dat je moe bent als je zo weinig slaapt`




Synoniemen:

verbazingwekkend, raar, vreemd
de verwonding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɔndɪŋ]



Verbuigingen:

verwonding|en (meerv.)
wond


Voorbeelden:

`Een van de betogers heeft zware verwondingen opgelopen.`,
`aan je verwondingen overlijden`




Synoniemen:

blessure, letsel
verwonden
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɔndə(n)]



Verbuigingen:

verwondde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een wond of wonden veroorzaken bij


Voorbeelden:

`Het vuurwerk verwondde acht omstanders.`,
`Hij verwondde zich aan zijn vinger.`
verwoorden
werkw.


Uitspraak:

[vər'wordə(n)]



Verbuigingen:

verwoordde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verwoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in woorden uitdrukken


Voorbeeld:

`Hij kon zijn gevoelens beter in een brief verwoorden.`




Synoniemen:

formuleren, onder woorden brengen
verworden
werkw.
'~ tot': ten kwade veranderen in iets Voorbeeld: `Die club is verworden tot een misdadigersbende. `
verworden tot
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɔrdə(n) tɔt]



Verbuigingen:

verwerd tot (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verworden tot (volt.deelw.)
langzaam veranderen in (iets minder goeds)


Voorbeeld:

`Ziekenhuizen zijn verworden tot anonieme fabrieken.`




Synoniem:

ontaarden
verwerpen
werkw.


Uitspraak:

[vər'wɛrpə(n)]



Verbuigingen:

verwierp (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
afkeuren


Voorbeeld:

`Het voorstel werd met een meerderheid van stemmen verworpen.`




Synoniem:

afwijzen
de verworvenheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'wɔrvənhɛit]



Verbuigingen:

verworven|heden (meerv.)
iets dat je door betaling of inspanning gekregen hebt


Voorbeelden:

`Sociale verworvenheden en de veiligheid mogen niet te lijden hebben van de bezuinigingen.`,
`bang zijn je verworvenheden te verliezen`
verwringen
werkw.
iets blijven vervormen in een wringende beweging Voorbeeld: `De inslag verwrong het neerstortende vliegtuig tot een onherkenbare hoop schroot. `
verzachten
werkw.


Uitspraak:

[vər'zɑxtə(n)]



Verbuigingen:

verzachtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
minder scherp of erg maken


Voorbeelden:

`een middel dat de pijn verzacht`,
`verzachtende hoestsiroop met tijm`
verzachtende omstandigheden
(omstandigheden die tot een lichtere straf leiden) `een lagere gevangenisstraf krijgen als er verzachtende omstandigheden zijn`
verzadigen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zadəxə(n)]



Verbuigingen:

verzadigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzadigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat je niet naar meer van iets verlangt


Voorbeelden:

`Drankjes verzadigen bijna niet.`,
`de behoefte tot zelfexpressie verzadigen`




Synoniem:

bevredigen
verzadigd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'zadəxt]
als je niet naar meer van iets verlangt


Voorbeelden:

`Na het voorgerecht was ik al verzadigd.`,
`De markt voor gratis dagbladen is verzadigd.`




Synoniem:

bevredigd
verzakken
werkw.


Uitspraak:

[vər'zɑkə(n)]



Verbuigingen:

verzakte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verzakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door zakken zijn normale stand of conditie verliezen


Voorbeelden:

`Het terras moet opnieuw betegeld worden, want het is helemaal verzakt.`,
`last hebben van een verzakte blaas`




Synoniemen:

wegzakken, inzakken
verzaken
werkw.


Uitspraak:

[vər'zakə(n)]



Verbuigingen:

verzaakte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzaakt (volt.deelw.)
1) niet doen terwijl dat wel zou moeten


Voorbeeld:

`je plicht verzaken`




Antoniem:

nakomen


2) (een speelkaart) niet leggen terwijl dat wel zou moeten games
verzaking
zelfst.naamw.
het verzaken
verzamelen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zamələ(n)]



Verbuigingen:

verzamelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzameld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) bij elkaar brengen


Voorbeeld:

`het verzameld werk van Shakespeare`
2) bij elkaar komen


Voorbeelden:

`We verzamelen om tien uur bij de watertoren.`,
`zich verzamelen`




Synoniem:

samenkomen
postzegels verzamelen
als hobby>)
al je moed verzamelen
(de kracht proberen te vinden om iets te doen waar je bang voor bent)
de verzameling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'zaməlɪŋ]



Verbuigingen:

verzameling|en (meerv.)
wat verzameld is


Voorbeelden:

`een verzameling aanleggen`,
`een verzameling schelpen`




Synoniem:

collectie
verzamelingenleer
zelfst.naamw.
[wiskunde] leer van de wiskundige of logische verzamelingen
verzanden
werkw.


Uitspraak:

[vər'zɑndə(n)]



Verbuigingen:

verzandde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verzand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) dichtslibben met zand


Voorbeeld:

`de haven regelmatig uitbaggeren omdat die anders verzandt`



2) op niks uitlopen


Voorbeelden:

`Het debat zal wel weer verzanden en niet verder komen dan wat schijnbewegingen.`,
`Het overleg verzandt in gekissebis.`




Synoniem:

mislukken
gaan verzitten
(op een andere manier of plaats gaan zitten) `even gaan verzitten als je stijf bent geworden door in dezelfde houding te zitten`
verzegelen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zexələ(n)]



Verbuigingen:

verzegelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzegeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een zegel sluiten


Voorbeelden:

`een officiële enveloppe verzegelen`,
`een brandslanghaspel verzegelen`
ergens verzeild raken
(toevallig ergens komen) Synoniem: terechtkomen
verzeild raken in
(terechtkomen in (een vervelende situatie))
verzeilen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zɛilə(n)]



Verbuigingen:

verzeilde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is verzeild (volt.deelw.)
terechtkomen (in een vervelende situatie)


Voorbeeld:

`De wereld dreigt te verzeilen in een onbeheersbare crisis.`
ergens verzeild raken
(toevallig ergens komen) Synoniem: terechtkomen
verzeild raken in
(terechtkomen in (een vervelende situatie))
verzekeren
werkw.


Uitspraak:

[vər'zekərə(n)]



Verbuigingen:

verzekerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzekerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zeggen dat iets is of zal gaan zoals je zegt


Voorbeelden:

`Dat doet pijn, kan ik je verzekeren.`,
`Ik verzeker u dat ik op tijd kom.`




Synoniem:

garanderen


2) een verzekering afsluiten voor


Voorbeelden:

`Ben je verzekerd?`,
`je verzekeren tegen diefstal`
de verzekeraar
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'zekərar]



Verbuigingen:

verzekeraar|s (meerv.)



de verzekeraar|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'zekərar|stər]



Verbuigingen:

verzekeraarster|s (meerv.)
bedrijf waar je verzekeringen kunt afsluiten


Voorbeelden:

`een verzekeraar zonder winstoogmerk en met lage premies`,
`online verzekeraar`




Synoniem:

verzekeringsmaatschappij
de verzekerde
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vər'zekərdə]



Verbuigingen:

verzekerde|n (meerv.)
iemand die een verzekering heeft afgesloten


Voorbeeld:

`Als de gezondheidszorg duurder wordt, stijgen de premies voor de verzekerden.`
verzekeren
werkw.


Uitspraak:

[vər'zekərə(n)]



Verbuigingen:

verzekerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzekerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zeggen dat iets is of zal gaan zoals je zegt


Voorbeelden:

`Dat doet pijn, kan ik je verzekeren.`,
`Ik verzeker u dat ik op tijd kom.`




Synoniem:

garanderen


2) een verzekering afsluiten voor


Voorbeelden:

`Ben je verzekerd?`,
`je verzekeren tegen diefstal`
zich verzekeren van
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'zekərə(n) vɑn]



Verbuigingen:

verzekerde zich van (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verzekerd van (volt.deelw.)
ervoor zorgen dat je er zeker van bent dat je iets hebt of krijgt


Voorbeeld:

`Hij verzekerde zich van hun steun.`
verzekerd zijn van de overwinning
(zeker zullen winnen)
de verzekering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'zekərɪŋ]



Verbuigingen:

verzekering|en (meerv.)
overeenkomst met een bedrijf dat je kosten betaalt bij schade, ziekte enz.


Voorbeelden:

`autoverzekering`,
`verzekeringspolis`,
`een verzekering afsluiten`
verzekeringsbedrijf
zelfst.naamw.
[economie] een bedrijf dat verzekeringen aanbiedt Voorbeeld: `Volgens de Wet op het financieel toezicht (Wft) is een verzekeringsbedrijf een schadeverzekeraar, een natura-uitvaartverzekeraar of een levensverzekeraar. `
de verzekeringsmaatschappij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'zekərɪŋsmatsxɑpɛi]



Verbuigingen:

verzekeringsmaatschappij|en (meerv.)
bedrijf waar je verzekeringen kunt afsluiten


Voorbeeld:

`na schade een claim indienen bij je verzekeringsmaatschappij`




Synoniem:

verzekeraar
I het vers
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɛrs]



Verbuigingen:

verzen (meerv.)
1) regel van een gedicht


Voorbeeld:

`een gedicht in tien verzen`




Synoniem:

dichtregel


2) deel van een gedicht of lied


Synoniem:

couplet
3) kort gedicht


Voorbeelden:

`een versje opzeggen`,
`kinderversjes`




Synoniem:

gedichtje


4) zin in een hoofdstuk van de Bijbel religie


Voorbeeld:

`Genesis 4, vers 1-16`
Dat is vers twee.
(dat is minder belangrijk en komt pas later aan de orde)
II vers
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛrs]
1) kortgeleden geschikt gemaakt om op te eten, bijvoorbeeld geplukt, geslacht of gebakken


Voorbeelden:

`verse broodjes`,
`verse vis`




Antoniem:

oud
2) net gebeurd, gevormd, ontstaan


Voorbeeld:

`Die gebeurtenis ligt me nog vers in het geheugen.`
kersvers
(heel erg vers)
verzenden
werkw.


Uitspraak:

[vər'zɛndə(n)]



Verbuigingen:

verzond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een brief, e-mail enz.) versturen


Voorbeeld:

`Ik heb de sollicitatiebrief per e-mail verzonden.`
de verzending
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'zɛndɪŋ]



Verbuigingen:

verzending|en (meerv.)
keer dat je (iets) verzendt, of wat je verzendt


Voorbeelden:

`de verzending van post`,
`je verzendingen laten verzorgen door een vervoersbedrijf`
verzengen
werkw.
[ov]: door zengen beschadigen
Voorbeeld: `De onverbiddelijke zon verzengde het graan. `
[erga]: door zengen beschadigd worden
Voorbeeld: `Het graan verzengde in de hete zon. `
het verzet
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'zɛt]
1) tegenstand tegen iets dat je niet wilt


Voorbeeld:

`De kabinetsplannen stuiten op krachtig verzet.`




Synoniemen:

weerstand, protest, oppositie
2) groepering die zich verzet tegen een bewind of vijand


Voorbeelden:

`in het verzet zitten`,
`In de Tweede Wereldoorlog heeft het verzet aanslagen gepleegd tegen de Duitsers.`




Synoniem:

verzetsbeweging
verzet bieden
(zich verzetten) `verzet bieden tegen de overname van je bedrijf`
verzet plegen
(zich verzetten) `groeperingen die gewapend verzet willen plegen`
verzet aantekenen tegen
(iets)

(officieel bezwaar maken tegen (iets))
het verzetje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'zɛcə]



Verbuigingen:

verzetje|s (meerv.)
iets plezierigs dat ontspanning geeft


Voorbeeld:

`na een week hard werken toe zijn aan een verzetje`
I verzetten
werkw.


Uitspraak:

[vər'zɛtə(n)]



Verbuigingen:

verzette (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) op een andere plaats of in een andere stand zetten


Voorbeeld:

`de wijzers van de klok verzetten`




Synoniem:

verplaatsen
2) naar een ander tijdstip verplaatsen


Voorbeeld:

`een afspraak verzetten`
veel werk verzetten
(hard werken)
II zich verzetten
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'zɛtə(n)]



Verbuigingen:

verzette zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verzet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets of iemand proberen tegen te houden


Voorbeelden:

`Ze verzette zich niet tegen haar arrestatie.`,
`je verzetten tegen iets/iemand`




Synoniem:

weerstand bieden
verzieken
werkw.


Uitspraak:

[vər'zikə(n)]



Verbuigingen:

verziekte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verziekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verpesten door vervelend te zijn


Voorbeeld:

`Hun achterbaks gedrag verziekt de hele sfeer.`
verzilveren
werkw.


Uitspraak:

[vər'zɪlvərə(n)]



Verbuigingen:

verzilverde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzilverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met zilver bedekken


Voorbeeld:

`een verzilverde munt`



2) ruilen tegen geld


Voorbeeld:

`een cheque verzilveren`



3) omzetten in iets waardevols


Voorbeeld:

`In de laatste minuten werd eindelijk een doelkans verzilverd.`
verzinnen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zɪnə(n)]



Verbuigingen:

verzon (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door goed te denken vinden in je brein


Voorbeelden:

`Ik moet nog een cadeautje verzinnen.`,
`een list verzinnen`




Synoniem:

bedenken
Dat verhaal is compleet verzonnen.
(Dat verhaal klopt helemaal niet.)
Hoe verzin je het!
dat zeg je als iemand iets raars doet of zegt>)
verzinken
werkw.
Toon alle vervoegingen
Uitspraak:

[vər'zɪŋkə(n)]
1) met een laagje zink bedekken


Verbuigingen:

verzinkte (verl.tijd enkelv.) heeft verzinkt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`ijzer verzinken om aantasting door roest tegen te gaan`




Synoniem:

galvaniseren


2) onder de omringende oppervlakte gaan of brengen


Verbuigingen:

verzonk (verl.tijd enkelv.) is verzonken (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`je trampoline in je tuin verzinken`,
`schroefkoppen verzinken zodat ze niet uitsteken`,
`Hemelwater verzinkt in de bodem.`
in het niets verzinken
(helemaal verdwijnen) `Toen ze haar zoon na jaren terugzag verzonk haar verdriet in het niets.`
in het niets verzinken
(niets voorstellen) `Tussen die bonken van brandweermannen zou de kleine Guy in het niets verzinken.`
verzinnen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zɪnə(n)]



Verbuigingen:

verzon (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door goed te denken vinden in je brein


Voorbeelden:

`Ik moet nog een cadeautje verzinnen.`,
`een list verzinnen`




Synoniem:

bedenken
Dat verhaal is compleet verzonnen.
(Dat verhaal klopt helemaal niet.)
Hoe verzin je het!
dat zeg je als iemand iets raars doet of zegt>)
het verzinsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'zɪnsəl]



Verbuigingen:

verzinsel|s (meerv.)
iets dat bedacht is en niet waar hoeft te zijn


Voorbeelden:

`De waterschappen ervaren in hun werk dat de klimaatverandering een feit is en geen verzinsel van de klimaatmaffia.`,
`bewezen standpunten versus verzinsels in de wetenschap`




Antoniem:

feit



Synoniemen:

fantasie (1), fictie (1)
verzinnen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zɪnə(n)]



Verbuigingen:

verzon (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door goed te denken vinden in je brein


Voorbeelden:

`Ik moet nog een cadeautje verzinnen.`,
`een list verzinnen`




Synoniem:

bedenken
Dat verhaal is compleet verzonnen.
(Dat verhaal klopt helemaal niet.)
Hoe verzin je het!
dat zeg je als iemand iets raars doet of zegt>)
verzoeken
werkw.


Uitspraak:

[vər'zukə(n)]



Verbuigingen:

verzocht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzocht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vragen om iets te doen


Voorbeelden:

`iemand vriendelijk verzoeken te vertrekken`,
`Je wordt verzocht om niet te roken.`
het verzoek
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'zuk]



Verbuigingen:

verzoek|en (meerv.)
vraag aan iemand om iets te doen


Voorbeelden:

`een dringend verzoek om niet te roken`,
`een verzoek inwilligen`
het verzoekschrift
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'zuksxrɪft]



Verbuigingen:

verzoekschrift|en (meerv.)
officieel schriftelijk verzoek


Voorbeeld:

`een verzoekschrift indienen bij de gemeente`
verzoenen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zunə(n)]



Verbuigingen:

verzoende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzoend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vrede laten sluiten


Voorbeelden:

`Het was een poging om de twee kampen met elkaar te verzoenen.`,
`verzoenende woorden`,
`Na een jarenlange ruzie hebben ze zich eindelijk met elkaar verzoend.`
zich verzoenen met
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vər'zunə(n) mɛt]



Verbuigingen:

verzoende zich met (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich verzoend met (volt.deelw.)
accepteren wat je eerst niet goedvond


Voorbeeld:

`Hij heeft zich met het idee verzoend.`
de verzoening
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'zunɪŋ]



Verbuigingen:

verzoening|en (meerv.)
keer dat je je met iemand verzoent


Voorbeeld:

`We zijn tot verzoening gekomen.`
verzinnen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zɪnə(n)]



Verbuigingen:

verzon (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door goed te denken vinden in je brein


Voorbeelden:

`Ik moet nog een cadeautje verzinnen.`,
`een list verzinnen`




Synoniem:

bedenken
Dat verhaal is compleet verzonnen.
(Dat verhaal klopt helemaal niet.)
Hoe verzin je het!
dat zeg je als iemand iets raars doet of zegt>)
verzuipen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zœypə(n)]



Verbuigingen:

verzoop (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) verdrinken of doen verdrinken


Verbuigingen:

is, heeft verzopen (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`Tijdens de storm is de hele bemanning van het schip verzopen.`,
`in paniek je net geboren baby verzuipen in bad`
2) aan alcoholische drank uitgeven


Verbuigingen:

heeft verzopen (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`de helft van je salaris verzuipen`
verzuipen in het werk
(heel veel werk hebben)
je motor verzuipen
(te veel benzine geven waardoor de motor afslaat)
verzorgen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zɔrxə(n)]



Verbuigingen:

verzorgde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzorgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iets, een patiënt enz.) geven wat nodig is


Voorbeeld:

`Als ik op vakantie ben, wil jij dan mijn plantjes verzorgen?`
2) regelen, zorgen voor


Voorbeeld:

`Wie verzorgt het geluid?`
Je moet jezelf beter verzorgen.
(je moet gezonder leven)
een geheel verzorgde vakantie
(een reis waarbij de reisorganisatie zorgt voor vervoer, overnachtingen, maaltijden, excursies enz.)
verzorgd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'zɔrxt]
zo dat zichtbaar geprobeerd is iets te laten voldoen aan redelijke verwachtingen


Voorbeelden:

`een verzorgd uiterlijk`,
`een verzorgde presentatie`




Antoniem:

slordig



Synoniem:

net
het verzorgingscentrum
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'zɔrxɪŋsɛntrʏm]



Verbuigingen:

verzorgingscen|tra (meerv.)
instelling voor mensen die bijzondere zorg nodig hebben, vooral bejaarden


Voorbeeld:

`in een verzorgingscentrum gaan wonen als je niet meer zelfstandig thuis kunt blijven wonen`




Synoniemen:

zorgcentrum, verzorgingshuis, verzorgingstehuis
het verzorgingshuis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'zɔrxɪŋshœys]



Verbuigingen:

verzorgings|huizen (meerv.)
instelling waar bejaarden wonen die verzorging nodig hebben


Synoniemen:

zorgcentrum, verzorgingstehuis, verzorgingscentrum
de verzorgingsstaat
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vər'zɔrxɪŋstat]



Verbuigingen:

verzorgings|staten (meerv.)
sociaal systeem waarbij de overheid zorgt voor het welzijn van de burgers, of land met zo'n systeem


Voorbeeld:

`Nederland is een verzorgingsstaat: allerlei voorzieningen en uitkeringen moeten ervoor zorgen dat niemand het echt slecht heeft.`
het verzorgingstehuis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vər'zɔrxɪŋstəhœys]



Verbuigingen:

verzorgingste|huizen (meerv.)
instelling waar bejaarden wonen die verzorging nodig hebben


Voorbeeld:

`na een operatie tijdelijk in een verzorgingstehuis verblijven omdat je thuis geen verzorging hebt`




Synoniemen:

zorgcentrum, verzorgingshuis, verzorgingscentrum
verzot op
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vər'zɔt ɔp]
als je veel houdt van (iets of iemand)


Voorbeelden:

`verzot zijn op chocola`,
`verzot zijn op je hond`




Synoniemen:

dol op, verslingerd aan, erg gesteld op
verzuchten
werkw.


Uitspraak:

[vər'zʏxtə(n)]



Verbuigingen:

verzuchtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzucht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een zucht of klagend zeggen


Voorbeeld:

`Hij verzuchtte dat hij altijd alles zelf moest doen.`
de verzuiling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vər'zœylɪŋ]
samenleving met aparte, nauwelijks samenwerkende groeperingen


Voorbeeld:

`de verzuiling van het onderwijs in Nederland zorgde voor het naast elkaar bestaan van christelijke, katholieke en openbare scholen.`




Synoniem:

verkokering
verzuimen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zœymə(n)]



Verbuigingen:

verzuimde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzuimd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets wat je hoort te doen) niet doen


Voorbeelden:

`je plicht verzuimen`,
`Hij verzuimde te scoren.`




Synoniem:

nalaten
verzuipen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zœypə(n)]



Verbuigingen:

verzoop (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) verdrinken of doen verdrinken


Verbuigingen:

is, heeft verzopen (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`Tijdens de storm is de hele bemanning van het schip verzopen.`,
`in paniek je net geboren baby verzuipen in bad`
2) aan alcoholische drank uitgeven


Verbuigingen:

heeft verzopen (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`de helft van je salaris verzuipen`
verzuipen in het werk
(heel veel werk hebben)
je motor verzuipen
(te veel benzine geven waardoor de motor afslaat)
verzuren
werkw.


Uitspraak:

[vər'zyrə(n)]



Verbuigingen:

verzuurde (verl.tijd enkelv.)
1) zuur worden


Verbuigingen:

is verzuurd (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`De melk is verzuurd, die kun je niet meer drinken.`,
`aangetast koraal door het verzurende zeewater`



2) moeilijk maken


Verbuigingen:

heeft verzuurd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De vrije keuze van browsers verzuurt het leven van hackers.`



3) (van spieren) niet goed meer functioneren na te zware belasting medisch


Verbuigingen:

is verzuurd (volt.deelw.)
verzwaren
werkw.


Uitspraak:

[vər'zwarə(n)]



Verbuigingen:

verzwaarde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzwaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zwaarder maken


Voorbeelden:

`een dekzeil verzwaren met zakjes lood`,
`een parasol verzwaren door er een steen op te leggen`,
`lastenverzwaring`



2) erger of moeilijker maken


Voorbeeld:

`Invaliditeit heeft haar leven erg verzwaard.`




Antoniem:

verlichten
verzwarende omstandigheden
(omstandigheden die tot een hogere straf leiden) Antoniem: verzachtende omstandigheden
verzuipen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zœypə(n)]



Verbuigingen:

verzoop (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) verdrinken of doen verdrinken


Verbuigingen:

is, heeft verzopen (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`Tijdens de storm is de hele bemanning van het schip verzopen.`,
`in paniek je net geboren baby verzuipen in bad`
2) aan alcoholische drank uitgeven


Verbuigingen:

heeft verzopen (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`de helft van je salaris verzuipen`
verzuipen in het werk
(heel veel werk hebben)
je motor verzuipen
(te veel benzine geven waardoor de motor afslaat)
verzwakken
werkw.


Uitspraak:

[vər'zwɑkə(n)]



Verbuigingen:

verzwakte (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) zwakker maken


Verbuigingen:

heeft verzwakt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De ziekte heeft haar verzwakt.`



2) zwakker worden


Verbuigingen:

is verzwakt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Het signaal verzwakt.`
verzwijgen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zwɛixə(n)]



Verbuigingen:

verzweeg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzwegen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet zeggen


Voorbeelden:

`iets voor iemand verzwijgen`,
`Hij verzweeg dat er goedkopere alternatieven bestaan.`




Synoniem:

achterhouden
verzwelgen
werkw.


Uitspraak:

[vər'zwɛlxə(n)]



Verbuigingen:

verzwolg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzwolgen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) gulzig opeten of opdrinken


Voorbeeld:

`dagelijks twee flessen wijn verzwelgen`




Synoniem:

verslinden


2) met kracht vernietigen


Voorbeelden:

`Tijdens de tsunami heeft de zee talloze dorpen verzwolgen.`,
`De toenemende grindwinning verzwelgt het natuurgebied.`
verzweren
werkw.
tot een zweer verworden, ontstoken raken.
verzwikken
werkw.


Uitspraak:

[vər'zwɪkə(n)]



Verbuigingen:

verzwikte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft verzwikt (volt.deelw.)
(een gewricht) per ongeluk verdraaien, waardoor het dik wordt en pijn doet


Voorbeeld:

`Toen haar hak afbrak, verzwikte ze haar voet.`
vesicaal
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot de blaas
vessemen
werkw.
Brabant (een draad) door het oog van een naald steken Voorbeeld: `Als je draad gerafeld is, dan is het moeilijk hem te vessemen.
I het vest
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɛst]



Verbuigingen:

vest|en (meerv.)
1) kledingstuk voor het bovenlichaam met mouwen en aan de voorkant een rits of knopen


Voorbeeld:

`een warm, wollen vest`



2) kledingstuk zonder mouwen, voor onder een pak, vaak met knopen aan de voorkant


Voorbeeld:

`Omdat hij geen schoon overhemd meer had, trok hij een vest aan.`
een kogelvrij vest
(kledingstuk dat tegen kogels beschermt)
zwemvest
(kledingstuk met lucht of kurk gevuld waarmee je blijft drijven)
II de vest
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɛst]



Verbuigingen:

vest|en (meerv.)
colbert of korte jas


Voorbeeld:

`een warme, leren vest`
de vestiaire
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɛsti'jɛ:rə]



Verbuigingen:

vestiaire|s (meerv.)
ruimte in openbare gebouwen waar je je jas kunt laten bewaken


Voorbeeld:

`voor het concert je jas en paraplu afgeven in de vestiaire`




Synoniem:

garderobe
vestibulair
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot het evenwichtsorgaan
vestibule
zelfst.naamw.


Afbreekpatroon:

ves - ti - bu - le



Herkomst:

«Latijn
ingang;
hal;
portaal;
entree;
ontvangstruimte;
receptie Architectuur


Voorbeeld:

`U kunt uw jas ophangen in de vestibule.`
I vestigen
werkw.


Uitspraak:

['vɛstəxə(n)]



Verbuigingen:

vestigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevestigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een stad, bedrijf) bouwen


Voorbeeld:

`De fabriek is gevestigd in een buitenwijk.`
een record vestigen
(de beste prestatie op een bepaald gebied verbeteren)
II zich vestigen
reflexief werkw.


Uitspraak:

['vɛstəxə(n)]



Verbuigingen:

vestigde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich gevestigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gaan wonen


Voorbeeld:

`De Grieken vestigden zich in Zuid-Italië.`
de aandacht vestigen op iets/iemand
(ervoor zorgen dat iets of iemand aandacht krijgt)
je hoop vestigen op iets/iemand
(hopen dat iets of iemand jou zal helpen)
de vestiging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɛstəxɪŋ]



Verbuigingen:

vestiging|en (meerv.)
gebouw waar een bedrijf gevestigd is


Voorbeeld:

`De vestiging in Londen gaat dicht.`
vestigingsklimaat
zelfst.naamw.
[economie] het geheel aan factoren die bepaalt hoe aantrekkelijk het is om een vestiging te openen in een bepaald gebied Voorbeeld: `Nederland beschikt over een gunstige ligging en vestigingsklimaat en een goed opgeleide beroepsbevolking. `
I vestigen
werkw.


Uitspraak:

['vɛstəxə(n)]



Verbuigingen:

vestigde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevestigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een stad, bedrijf) bouwen


Voorbeeld:

`De fabriek is gevestigd in een buitenwijk.`
II zich vestigen
reflexief werkw.


Uitspraak:

['vɛstəxə(n)]



Verbuigingen:

vestigde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich gevestigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gaan wonen


Voorbeeld:

`De Grieken vestigden zich in Zuid-Italië.`
een record vestigen
(de beste prestatie op een bepaald gebied verbeteren)
vestimentair
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛstimɛn'tɛ:r]
de kleding betreffend


Voorbeeld:

`vestimentaire codes in scholen`
de vesting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɛstɪŋ]



Verbuigingen:

vesting|en (meerv.)
plaats die versterkt is met verdedigingswerken geschiedenis


Voorbeeld:

`Het oudste deel van Naarden is een vesting.`
I het vest
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɛst]



Verbuigingen:

vest|en (meerv.)
1) kledingstuk voor het bovenlichaam met mouwen en aan de voorkant een rits of knopen


Voorbeeld:

`een warm, wollen vest`



2) kledingstuk zonder mouwen, voor onder een pak, vaak met knopen aan de voorkant


Voorbeeld:

`Omdat hij geen schoon overhemd meer had, trok hij een vest aan.`
II de vest
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɛst]



Verbuigingen:

vest|en (meerv.)
colbert of korte jas


Voorbeeld:

`een warme, leren vest`
een kogelvrij vest
(kledingstuk dat tegen kogels beschermt)
zwemvest
(kledingstuk met lucht of kurk gevuld waarmee je blijft drijven)
I het vet
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɛt]



Verbuigingen:

vet|ten (meerv.)
1) organische stof van plantaardige of dierlijke oorsprong, die onder andere in olie zit


Voorbeeld:

`Nadat hij zijn bergschoenen had schoongemaakt, smeerde hij ze in met vet.`



2) weefsel in het vlees van mensen en dieren dat uit vet (1) bestaat


Voorbeeld:

`Ze vroeg de slager om het vet weg te snijden.`
II vet
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛt]
1) waar veel vet in zit


Voorbeelden:

`een vette worst`,
`Je kunt beter niet te vet eten.`,
`een vet varken`




moddervet

(heel vet)


2) bedekt met een laagje vet (1)


Voorbeeld:

`Niet met je vette vingers aan het scherm komen!`



3) (van letters) dik gemaakt


Voorbeeld:

`Moet ik de titel onderstrepen of vet maken?`
invetten
werkw.


Uitspraak:

[ˈɪnvɛtə(n)]



Verbuigingen:

vette in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingevet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
insmeren met vet


Voorbeelden:

`een droge huid invetten met crème`,
`je schaatsen invetten`
vete
zelfst.naamw.
een langdurige twist Voorbeeld: `Er heerste een vete tussen de families van Romeo en Juliet. `
de veter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vetər]



Verbuigingen:

veter|s (meerv.)
touwtje waarmee je een schoen of een kledingstuk strakker kunt aantrekken


Voorbeelden:

`je veter zit los`,
`Ze kan al haar eigen veters strikken.`
de veteraan
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vetə'ran]



Verbuigingen:

-ranen (meerv.)



de veterane
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vetə'ranə]



Verbuigingen:

-s (meerv.)
iemand die gedurende een lange tijd ergens is of iets beoefend heeft en daardoor veel ervaring heeft


Voorbeelden:

`De veteranen beginnen hun wedstrijd om vier uur.`,
`In de politiek behoort hij intussen tot de veteranen.`,
`oorlogsveteraan`
de veteranenziekte
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vetə'ranə(n)ziktə]
vorm van longontsteking


Voorbeeld:

`De veteranenziekte werd ontdekt in 1976 toen er een epidemie van longontstekingen uitbrak bij oud-strijders uit de Vietnam-oorlog die in hetzelfde hotel waren tijdens een reünie.`
I de veterinair
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɛtəri'nɛ:r]



Verbuigingen:

veterinair|s (meerv.)
dierenarts
II veterinair
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛtəri'nɛ:r]
met diergeneeskunde te maken hebbend


Voorbeeld:

`veterinaire specialisten`
de veter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vetər]



Verbuigingen:

veter|s (meerv.)
touwtje waarmee je een schoen of een kledingstuk strakker kunt aantrekken


Voorbeelden:

`je veter zit los`,
`Ze kan al haar eigen veters strikken.`
vete
zelfst.naamw.
een langdurige twist Voorbeeld: `Er heerste een vete tussen de families van Romeo en Juliet. `
de vetgans
zelfst.naamw. (v.)


Afbreekpatroon:

'vet - gans



Verbuigingen:

vetganzen (meerv.)
pinguïn fauna


Voorbeeld:

`De Patagonische Pinguin of Vetgans is duidelijk meer geschapen voor in het water dan op het land.`
vetgedrukt
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vɛtxədrʏkt]
(van letters) dik en donker afgedrukt


Voorbeeld:

`De titel staat vetgedrukt.`
het vetgehalte
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɛtxəhɑltə]



Verbuigingen:

vetgehalte|n (meerv.)
hoeveelheid vet in een mengsel


Voorbeeld:

`Halfvolle melk heeft een lager vetgehalte dan volle melk.`
vetmesten
werkw.
een dier/persoon overvloedig en calorierijk voedsel aanbieden zodat deze in gewicht aankomt Voorbeeld: `Hij gaf het varken nog wat extra voedsel om het sneller vet te mesten. `
het veto
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['veto]



Verbuigingen:

veto|'s (meerv.)
uitspraak waarmee je een voorstel tegenhoudt


Voorbeelden:

`je veto uitspreken tegen iets`,
`vetorecht`
de vetplant
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɛtplɑnt]



Verbuigingen:

vetplant|en (meerv.)
plant met dikke bladeren die weinig water nodig heeft


Voorbeeld:

`Een cactus is een vetplant.`
Het is geen vetpot.
(het levert weinig verdiensten op)
de vetspat
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɛtspɑt]



Verbuigingen:

vetspat|ten (meerv.)
klein beetje vet dat op of van iets komt, of de vlek die doordoor ontstaat


Voorbeeld:

`bij het braden een vetspat op je kleren krijgen`
I het vet
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɛt]



Verbuigingen:

vet|ten (meerv.)
1) organische stof van plantaardige of dierlijke oorsprong, die onder andere in olie zit


Voorbeeld:

`Nadat hij zijn bergschoenen had schoongemaakt, smeerde hij ze in met vet.`



2) weefsel in het vlees van mensen en dieren dat uit vet (1) bestaat


Voorbeeld:

`Ze vroeg de slager om het vet weg te snijden.`
II vet
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛt]
1) waar veel vet in zit


Voorbeelden:

`een vette worst`,
`Je kunt beter niet te vet eten.`,
`een vet varken`




moddervet

(heel vet)


2) bedekt met een laagje vet (1)


Voorbeeld:

`Niet met je vette vingers aan het scherm komen!`



3) (van letters) dik gemaakt


Voorbeeld:

`Moet ik de titel onderstrepen of vet maken?`
vettig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vɛtəx]
een beetje vet (II)


Voorbeelden:

`vettig haar`,
`een vettige huid hebben`,
`Die stof voelt vettig aan.`
de vetvlek
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɛtflɛk]



Verbuigingen:

vetvlek|ken (meerv.)
door vet veroorzaakte vlek


Voorbeelden:

`vetvlekken op je kleren krijgen bij het vlees braden`,
`Vetvlekken gaan er niet uit met water.`
de vetzucht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɛtsʏxt]
ziekelijke teveel aan vet in je lichaam waardoor je te dik bent


Voorbeeld:

`Steeds meer mensen lijden aan vetzucht.`




Synoniemen:

overgewicht, obesitas
het vetzuur
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɛtsyr]



Verbuigingen:

vet|zuren (meerv.)
naam voor een groep van chemische zuren


Voorbeelden:

`In vet zit vetzuur.`,
`Onverzadigde vetzuren in je voedsel zijn belangrijk om hart- en vaatziekten te voorkomen.`
het veulen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vølə(n)]



Verbuigingen:

veulen|s (meerv.)
jong paard
de vezel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vezəl]



Verbuigingen:

vezel|s (meerv.)
lang dun deeltje in vlees, planten, brood enz.


Voorbeeld:

`Appels zijn gezond omdat er veel vezels in zitten.`





tot in je (diepste) vezels

(heel erg of intens) `Ze was geraakt tot in haar diepste vezels.`
tot in je (diepste) vezels
(heel erg of intens) `Ze was geraakt tot in haar diepste vezels.`
vgl.
afkorting
(in een tekst) vergelijk


Voorbeelden:

`vgl. paragraaf 5`,
`vgl. Janssen (2008)`
het vhbo
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vehabe'jo]
voorbereidend hoger beroepsonderwijs


Voorbeeld:

`de module vhbo volgen voor je aan je HBO-vervolgopleiding begint`
vhf-antenne
zelfst.naamw.
[natuurkunde], [elektronica] een antenne voor het uitzenden en/of ontvangen van elektromagnetische straling in het frequentiegebied van 30 - 300 MHz Voorbeeld: `Een op een radiopeilontvanger aan te sluiten vhf-antenne met richtwerking, waarmee men verborgen zenders (radiovossen en gezenderde dieren) op kan sporen. `
VHS
zelfst.naamw.
[initiaalwoord], [afkorting] de afkorting voor 'video home system', een opname- en afspeelstandaard voor videorecorders

[initiaalwoord], [afkorting] de afkorting voor 'viraal haemorrhagisch syndroom', een specifieke konijnenziekte
de (m)/het viaduct
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vija'dʏkt]



Verbuigingen:

viaduct|en (meerv.)
lange brug over een weg, een dal, een rivier, een deel van een stad enz.


Voorbeeld:

`Onder het viaduct konden we even schuilen voor de regen.`
viben
werkw.


Afbreekpatroon:

'vi - ben



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

vibede (verl.tijd )



Verbuigingen:

gevibed (volt.deelw.)
dansen vrije tijd


Voorbeeld:

`lekker viben op het ritme van de muziek`
vibrafonist
zelfst.naamw.
[muziek], [beroep] een bespeler van een vibrafoon Voorbeeld: `Ook zijn broer is een goede vibrafonist. `
vibrafoon
zelfst.naamw.
[muziekinstrument] een muziekinstrument met gestemde metalen stroken (toetsen) die zoals bij pianoklavier zijn gerangschikt, en die met mallets worden aangeslagen. Ronddraaiende klepjes in de resonantiebuizen onder de toetsen geven het instrument de typische vibratotoon Voorbeeld: `Wie kent niet het fameuse spel van Lionel Hampton op vibrafoon? `
vibreren
werkw.
in staat van trilling verkeren
Voorbeeld: `De snaar vibreerde nog totdat de speler hem dempte. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vibreren in de tweede betekenis erin. `
enz.
vice versa
bijwoord


Uitspraak:

[visə'vɛrza]
(heen en) terug


Voorbeelden:

`een reis van Rotterdam naar Amsterdam en vice versa`,
`een vlucht Londen-Brussel vice versa`




Synoniem:

omgekeerd
vice-admiraal
zelfst.naamw.
Nederland een officier die in rang overeenkomt met een luitenant-generaal
Voorbeeld: `In Nederland en België is er een verschil tussen het woord "vice-admiraal". `
België een opperofficier bij de marine, één rang hoger dan de divisieadmiraal en gelijk aan luitenant-generaal bij de land- en luchtmacht
Voorbeeld: `Hij is al jarenlang vice-admiraal. `
de vicepresident
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['visəprezidɛnt]



Verbuigingen:

vicepresident|en (meerv.)
vervanger van de president als die afwezig is
de vicevoorzitter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['visəvorzɪtər]



Verbuigingen:

vicevoorzitter|s (meerv.)



de vicevoor|zitster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['visəvor|zɪtstər]



Verbuigingen:

vicevoorzitster|s (meerv.)
vervanger van de voorzitter als die afwezig is


Synoniem:

ondervoorzitter
vicieus
bijv.naamw.


Uitspraak:

[visi'jøs]
vicieuze cirkel

(situatie waar je niet of moeilijk uitkomt) `de vicieuze cirkel van armoede doorbreken`
vicieuze cirkel
(situatie waar je niet of moeilijk uitkomt) `de vicieuze cirkel van armoede doorbreken`
Victor
zelfst.naamw.
[naam-m] jongensnaam

[spellingsalfabet] spelwoord van het Nederlandse en het ITU/NAVO-spellingalfabet voor de letter v
vicuña
zelfst.naamw.
[zoogdieren] [species|vicugna vicugna]; een Zuid-Amerikaanse wilde lama uit de familie van de kameelachtigen
de video
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['videjo]



Verbuigingen:

video|'s (meerv.)
1) videorecorder


Voorbeeld:

`De video staat op stand-by.`



2) videoband


Voorbeeld:

`Druk op 'open' en leg de video in de lade.`



3) videofilm


Voorbeelden:

`Heb je de video's bekeken?`,
`een video opnemen`,
`videocamera`,
`videoclip`
de videoband
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['videjobɑnt]



Verbuigingen:

videoband|en (meerv.)
cassette waarop een videofilm staat


Synoniem:

video
de videoclip
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['videjoklɪp]



Verbuigingen:

videoclip|s (meerv.)
videofilmpje om een muzikant en zijn of haar muziek te promoten


Synoniem:

clip (2)
videoconferencen
werkw.


Afbreekpatroon:

'vi - deo - con - fe - ren - cen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

videoconferencete (verl.tijd )



Verbuigingen:

gevideoconferencet (volt.deelw.)
een vergadering bijwonen via het beelscherm arbeid


Voorbeeld:

`de burgemeesters van de Waddeneilanden videoconferencen soms met elkaar om reistijd te besparen`




Synoniem:

vergaderen op afstand
de videofilm
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['videjofɪlm]



Verbuigingen:

videofilm|s (meerv.)
film die je opneemt met een videocamera en op de televisie kunt bekijken


Synoniem:

video
videologgen
werkw.


Afbreekpatroon:

'vi - de - o - log - gen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

videologde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gevideologd (volt.deelw.)
het bijhouden van een weblog d.m.v. video's computer


Voorbeeld:

`videologgen over de wereldreis`
de videorecorder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['videjorikɔ:rdər]



Verbuigingen:

videorecorder|s (meerv.)
apparaat waarmee je een videofilm kunt opnemen en afspelen


Synoniem:

video
videospel
zelfst.naamw.
elektronisch spel, met beelden op een monitor of tv Voorbeeld: `De film Mortal Combat is gebaseerd op het gelijknamig videospel. `
videotapen
werkw.


Afbreekpatroon:

'vi - de - o - ta - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

videotapete (verl.tijd )



Verbuigingen:

gevideotapet (volt.deelw.)
iets opnemen op video film


Voorbeeld:

`de moeder videotapet alle belangrijke gebeurtenissen in het leven van haar dochtertje`
vief
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vif]
druk, vrolijk en actief


Voorbeeld:

`Ze is 90 maar nog heel vief.`




Synoniemen:

kras, levendig
viel
werkw.
eerste, tweede en derde persoon enkelvoud verleden tijd van vallen
vallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is gevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) plotseling, onbedoeld op de grond terechtkomen


Voorbeelden:

`vallen over een losse tegel`,
`Het glas viel in stukken.`




Synoniem:

neervallen
2) doodgaan in de strijd


Voorbeeld:

`gevallen voor het vaderland`




Synoniem:

sneuvelen
3) in een bepaalde toestand komen
De regen valt met bakken naar beneden.
(het regent heel hard)
met vallen en opstaan leren
(leren door het steeds weer opnieuw te proberen)
De regering is gevallen.
(de regering is afgetreden)
iemand als een baksteen laten vallen
(iemand helemaal in de steek laten)
al naar het valt
(zoals het uitkomt)
in slaap vallen
(beginnen te slapen)
Die opmerking viel helemaal verkeerd.
(die opmerking werd absoluut niet gewaardeerd)
Pasen valt laat dit jaar.
(dit jaar is het laat Pasen)
buiten de prijzen vallen
(geen prijs winnen)
Het valt me zwaar.
(ik vind het moeilijk)
Er valt niets meer aan te doen.
(het kan niet meer worden veranderd of teruggedraaid)
iemand lastig vallen
(iemand hinderen)
vallende ziekte
(epilepsie)
vier
telwoord


Uitspraak:

[vir]
het getal 4
feestvieren
werkw.


Uitspraak:

['fes(t)firə(n)]



Verbuigingen:

vierde feest (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft feestgevierd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een feest (1) vieren, eraan meedoen


Voorbeeld:

`met je klasgenoten feestvieren als je geslaagd bent voor je eindexamen`




Synoniem:

feesten
de vierbaansweg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['virbanswɛx]



Verbuigingen:

vierbaansweg|en (meerv.)
weg met twee rijbanen met ieder twee rijstroken


Voorbeeld:

`Op een vierbaansweg heb je geen tegenliggers.`
vierde
rangtelwoord


Uitspraak:

['virdə]
1) <in een volgorde>
nummer 4


Voorbeeld:

`Het is nu al de vierde keer dat je te laat bent!`



2) door vier gedeeld


Voorbeeld:

`Een vierde melk, een vierde suiker, een vierde bloem en een vierde eieren.`




Synoniem:

kwart
vieren
werkw.


Uitspraak:

['virə(n)]



Verbuigingen:

vierde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevierd (volt.deelw.)
1) een feest geven vanwege


Voorbeelden:

`We vieren vandaag zijn honderdste geboortedag.`,
`Pasen vier ik nooit.`
2) (een touw) minder laten spannen


de teugels (laten) vieren

(minder streng worden)
vakantie vieren
(vakantie hebben en ervan genieten)
de teugels (laten) vieren
(minder streng worden)
vierhoek
zelfst.naamw.
[wiskunde] een geometrische tweedimensionale vorm, bestaande uit vier hoeken en derhalve ook vier zijden
de viering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['virɪŋ]



Verbuigingen:

viering|en (meerv.)
keer dat je iets viert (1)


Voorbeelden:

`de viering van de Bevrijding op 5 mei`,
`de viering van het vijftigjarige bestaan van je bedrijf`
vierkant
bijwoord


Uitspraak:

['virkɑnt]
heel direct en niet beleefd


Voorbeeld:

`iemand vierkant uitlachen`




Synoniemen:

ronduit, onomwonden
iemand vierkant de waarheid vertellen
(tegen iemand duidelijk en in afkeurende woorden zeggen wat je van iemand of zijn of haar gedrag vindt)
vierkante attometer
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 am × 1 attometer, gelijk aan 0,000.000.000.000.000.001 m × 0,000.000.000.000.000.001 meter, gelijk aan 10<sup>-36</sup> m², weergegeven met symbool am²
vierkante centimeter
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 cm × 1 centimeter, gelijk aan 0,01 m × 0,01 meter, gelijk aan 0,0001 m², weergegeven met symbool cm²
vierkante decimeter
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 dm × 1 decimeter, gelijk aan 0,1 m × 0,1 meter, gelijk aan 0,01 m², weergegeven met symbool dm²
vierkante exameter
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 Em × 1 exameter, gelijk aan 1.000.000.000.000.000.000 m × 1.000.000.000.000.000.000 meter, gelijk aan 10<sup>36</sup> m², weergegeven met symbool Em²
vierkante femtometer
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 fm × 1 femtometer, gelijk aan 0,000.000.000.000.001 m × 0,000.000.000.000.001 meter, gelijk aan 10<sup>-30</sup> m², weergegeven met symbool fm²
vierkante gigameter
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 Gm × 1 gigameter, gelijk aan 1.000.000.000 m × 1.000.000.000 meter, gelijk aan 10<sup>18</sup> m², weergegeven met symbool Gm²
vierkante hectometer
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 hm × 1 hectometer, gelijk aan 100 m × 100 meter, gelijk aan 10.000 m², gelijk aan één hectare, gelijk aan 0,1 × 0,1 kilometer, gelijk aan 0,01 km², weergegeven met symbool hm²
vierkante kilometer
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 km × 1 kilometer, gelijk aan 1000 m × 1000 meter, gelijk aan 1.000.000 m², gelijk aan 100 hectare (ha), weergegeven met symbool km²
vierkante megameter
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 Mm × 1 megameter, gelijk aan 1.000.000 m × 1.000.000 meter, gelijk aan 10<sup>12</sup> m², weergegeven met symbool Mm²
vierkante meter
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 m × 1 meter, gelijk aan één centiare, weergegeven met symbool m²
vierkante micrometer
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 μm × 1 micrometer, gelijk aan 0,000.001 m × 0,000.001 meter, gelijk aan 0,000.000.000.001 m², gelijk aan 10<sup>-12</sup> m², weergegeven met symbool μm²
vierkante millimeter
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 mm × 1 millimeter, gelijk aan 0,001 m × 0,001 meter, gelijk aan 0,000.001 m², weergegeven met symbool mm²
vierkante nanometer
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 nm × 1 nanometer, gelijk aan 0,000.000.001 m × 0,000.000.001 meter, gelijk aan 10<sup>-18</sup> m², weergegeven met symbool nm²
vierkante petameter
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 Pm × 1 petameter, gelijk aan 1.000.000.000.000.000 m × 1.000.000.000.000.000 meter, gelijk aan 10<sup>30</sup> m², weergegeven met symbool Pm²
vierkante picometer
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 pm × 1 picometer, gelijk aan 0,000.000.000.001 m × 0,000.000.000.001 meter, gelijk aan 10<sup>-24</sup> m², weergegeven met symbool pm²
vierkante terameter
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 Tm × 1 terameter, gelijk aan 1.000.000.000.000 m × 1.000.000.000.000 meter, gelijk aan 10<sup>24</sup> m², weergegeven met symbool Tm²
vierkante yoctometer
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 ym × 1 yoctometer, gelijk aan 0,000.000.000.000.000.000.000.001 m × 0,000.000.000.000.000.000.000.001 meter, gelijk aan 10<sup>-48</sup> m², weergegeven met symbool ym²
vierkante zeptometer
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 zm × 1 zeptometer, gelijk aan 0,000.000.000.000.000.000.001 m × 0,000.000.000.000.000.000.001 meter, gelijk aan 10<sup>-42</sup> m², weergegeven met symbool zm²
vierkante zettameter
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 Zm × 1 zettameter, gelijk aan 1.000.000.000.000.000.000.000 m × 1.000.000.000.000.000.000.000 meter, gelijk aan 10<sup>42</sup> m², weergegeven met symbool Zm²
vierkant
bijwoord


Uitspraak:

['virkɑnt]
heel direct en niet beleefd


Voorbeeld:

`iemand vierkant uitlachen`




Synoniemen:

ronduit, onomwonden
iemand vierkant de waarheid vertellen
(tegen iemand duidelijk en in afkeurende woorden zeggen wat je van iemand of zijn of haar gedrag vindt)
vierkantgetuigd
bijv.naamw.
[scheepvaart] gevoerd aan ra’s die aan de mast bevestigd zijn en die dwars op de lengterichting van het schip staan
vierkantswortel
zelfst.naamw.
[wiskunde] dat getal dat met zichzelf vermenigvuldigd een gegeven getal oplevert Voorbeeld: `De vierkantswortel van 121 is elf. `
vierpersoons
bijv.naamw.
bedoeld voor vier personen Voorbeeld: `We hebben een vierpersoons vakantiewoning aangeboden zien. `
viertaktmotor
zelfst.naamw.
[motortechniek] explosiemotor waarbij de zuiger tweemaal op- en neergaat na iedere ontploffing
viertal
zelfst.naamw.
welgeteld vier
Voorbeeld: `Er behoort een viertal soorten tot dit genus. `
een groep van vier
Voorbeeld: `Het viertal speelde al jaren samen. `
de viervoeter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['virvutər]



Verbuigingen:

viervoeter|s (meerv.)
dier met vier poten


Voorbeeld:

`Honden, katten, paarden, koeien, schapen en olifanten zijn voorbeelden van viervoeters.`
vierwielig
bijv.naamw.
uitgerust met vier wielen
Voorbeeld: `Is dat een vierwielige of een zeswielige vrachtwagen? `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vierwielig in de tweede betekenis erin. `
vies
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vis]
1) vuil


Voorbeeld:

`vieze vingers`




Antoniem:

schoon


2) met een onaangename smaak of geur


Voorbeelden:

`De koffie smaakt vies.`,
`Meloenen vind ik vies.`




Antoniem:

lekker


3) (van woorden, moppen, plaatjes, mensen) onfatsoenlijk, niet netjes


Synoniemen:

schunnig, vunzig
4) chagrijnig


Voorbeeld:

`Ze was vies gezind omdat hij haar een uur had laten wachten.`




Synoniem:

ontstemd


5) raar, eigenaardig


Synoniem:

vreemd
vieze blaadjes
(tijdschriften met prikkelende foto's van seksuele handelingen en geslachtsorganen) Synoniem: seksblaadjes
een vieze mop
(een mop die over poep of seks gaat)
vieze ouwe man
(oude man die er sjofel uit ziet en onfatsoenlijke dingen doet)
Dat doet vies.
(dat voelt raar)
niet vies zijn van iets
(iets graag doen) `Hij is niet vies van een beetje provoceren.`
Dat valt vies tegen!
dit zeg je als je een tegenvaller hebt, bijvoorbeeld als iets veel moeilijker is dan verwacht>)
Vietnamees
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vjɛtna'mes]
als iets of iemand uit Vietnam komt of met Vietnam te maken heeft


Voorbeeld:

`een Vietnamees restaurant in Amsterdam`
viewen
werkw.


Afbreekpatroon:

vie - wen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

viewde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geviewd (volt.deelw.)
kijken, bekijken


Voorbeeld:

`foto's en video's viewen`
de viezerik
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vizərɪk]



Verbuigingen:

viezerik|ken (meerv.)
iemand die vies is of vies doet


Voorbeelden:

`Je zit helemaal onder de modder. Wat ben je toch een viezerik!`,
`Vrouwelijke studenten zijn lastiggevallen door een viezerik.`




Synoniem:

smeerlap
de viezerik
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vizərɪk]



Verbuigingen:

viezerik|ken (meerv.)
iemand die vies is of vies doet


Voorbeelden:

`Je zit helemaal onder de modder. Wat ben je toch een viezerik!`,
`Vrouwelijke studenten zijn lastiggevallen door een viezerik.`




Synoniem:

smeerlap
de viezigheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vizəxhɛit]



Verbuigingen:

viezig|heden (meerv.)
iets wat vies is


Voorbeelden:

`Er zat viezigheid op de lens.`,
`Er is tegenwoordig alleen maar geweld en viezigheid op tv.`
vigeren
werkw.


Uitspraak:

[vi'xerə(n)]



Verbuigingen:

vigeerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevigeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van toepassing zijn


Voorbeelden:

`vigerende wetgeving`,
`Binnen dit gebied vigeren deze bestemmingsplannen.`




Synoniemen:

gelden (1), van kracht zijn
vigiliteit
zelfst.naamw.
[medisch] waakzaamheid
het vignet
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɪ'ɲɛt]



Verbuigingen:

vignet|ten (meerv.)
plaatje als bewijs van iets dat je gedaan hebt


Voorbeelden:

`Scholen die gezondheid stimuleren kunnen het vignet 'gezonde school' aanvragen.`,
`een vignet in je auto achter de ruit plakken als bewijs dat je wegenbelasting hebt betaald`,
`tolvignet`,
`Autobahnvignet`
de vijand
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɛijɑnt]



Verbuigingen:

vijand|en (meerv.)



de vijand|in
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɛijɑn'd|ɪn]



Verbuigingen:

vijandin|nen (meerv.)
1) persoon die je haat


Antoniem:

vriend
2) partij of land waarmee je een zwaar conflict hebt of oorlog voert


Voorbeelden:

`Een deel van het leger is overgelopen naar de vijand.`,
`heulen met de vijand`




Synoniem:

tegenstander


3) iets wat schadelijk is of een gevaar is voor iets anders


Voorbeeld:

`Angst is de vijand van innovatie.`
Zoiets wens je je ergste vijand niet toe.
dat zeg je van iets heel vervelends>)
aartsvijand
(je ergste, grootste vijand)
vriend en vijand
(iedereen) `Vriend en vijand zijn het hierover eens.`
vijandelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛi'jɑndələk]
van de vijand


Voorbeeld:

`het vijandelijke kamp`
vijandelijkheid
zelfst.naamw.
een vijandige daad Voorbeeld: `De vijandelijkheden namen in aantal en ernst toe. `
vijandig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɛi'jɑndəx]
(van daden, gevoelens, gedachten enz.) als van een vijand (1)


Voorbeeld:

`een vijandige blik`




Synoniem:

haatdragend
vijandig staan tegenover iets
(een sterke weerzin hebben tegen iets) Synoniem: afkerig zijn van
vijandigheid
zelfst.naamw.
het vijandig zijn Voorbeeld: `De vijandigheid tussen de twee groepen nam toe. `
vijandigheid
zelfst.naamw.
het vijandig zijn Voorbeeld: `De vijandigheid tussen de twee groepen nam toe. `
vijandschap
zelfst.naamw.
een toestand van op voet van oorlog zijn Voorbeeld: `De vijandschap tussen Joden en Palestijnse Arabieren duurt al vele jaren
vijf
telwoord


Uitspraak:

[vɛif]
het getal 5


ze niet alle vijf op een rij hebben

((van mensen) een beetje gek zijn)
ze niet alle vijf op een rij hebben
((van mensen) een beetje gek zijn)
vijfblad
zelfst.naamw.
[heraldiek] een element in de vorm van een bloem met vijf blaadjes

[plantkunde] een uitloper met vijf blaadjes
Voorbeeld: `Bij het snoeien van rozen knip je meestal net boven een vijfblad af en de driebladen haal je eraf. `
vijfde
rangtelwoord


Uitspraak:

['vɛivdə]
in een volgorde>
nummer 5
vijfhoek
zelfst.naamw.
[wiskunde] een geometrische tweedimensionale vorm, bestaande uit vijf hoeken en derhalve ook vijf zijden
de vijfkamp
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɛifkɑmp]
(atletiek, biljarten) wedstrijd met vijf onderdelen sport
vijfpersoons
bijv.naamw.
bedoeld voor vijf personen Voorbeeld: `We zijn op zoek naar een vijfpersoons vakantiewoning. `
vijftal
zelfst.naamw.
welgeteld vijf
Voorbeeld: `Er is een vijftal redenen om dit niet te doen. `
een groep van vijf
Voorbeeld: `Het vijftal gezworen vrienden maakte al geruime tijd de buurt onveilig. `
vijftien
telwoord


Uitspraak:

['vɛiftin]
het getal 15
vijfde gevel
zelfst.naamw.
het dak van een pand Voorbeeld: `De vijfde gevel moet net als de vier zijgevels het onderliggende gebouw beschermen tegen weersinvloeden. `
vijftiende
rangtelwoord


Uitspraak:

['vɛiftində]
in een volgorde>
nummer 15
vijftig
telwoord


Uitspraak:

['fɛiftəx]
het getal 50
de vijg
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɛix]



Verbuigingen:

vijg|en (meerv.)
1) peervormige zoete vrucht met veel kleine pitjes


Voorbeeld:

`Vijgen worden vers of gedroogd gegeten en smaken vrij zoet.`
2) struik die rond de Middellandse Zee veel voorkomt waaraan vijgen (1) groeien
vijgen na Pasen
dit zeg je van iets dat niet meer nodig is of neit meer relevant is, omdat het te laat komt>) Synoniem: mosterd na de maaltijd
het vijgenblad
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɛixə(n)blɑt]



Verbuigingen:

vijgenblad|eren (meerv.)
blad van een vijgenboom


Voorbeelden:

`Na de zondeval houdt Eva een vijgenblad voor haar geslachtsdeel.`,
`Op beelden en schilderijen worden vijgenbladeren gebruikt om geslachtsdelen te verbergen.`
de vijgenboom
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɛixə(n)bom]



Verbuigingen:

vijgen|bomen (meerv.)
grote struik met dikke leerachtige bladeren


Voorbeeld:

`De vijgenboom werd al in de oudheid gekweekt voor de vruchten.`




Synoniem:

vijg (2)
de vijl
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɛil]



Verbuigingen:

vijl|en (meerv.)
gereedschap dat je over een hard of ruw voorwerp heen en weer schuift om het gladder of kleiner te maken
vijlen
werkw.


Uitspraak:

['vɛilə(n)]



Verbuigingen:

vijlde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevijld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een vijl bewerken


Voorbeeld:

`je nagels vijlen als ze te lang zijn`
de vijs
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɛis]



Verbuigingen:

vijzen (meerv.)
schroef
een vijs los hebben
(een beetje gek zijn)
vijzen
werkw.


Uitspraak:

['vɛizə(n)]



Verbuigingen:

vees (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een schroef in- of uitdraaien, of met een schroef bevestigen
de vijver
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɛivər]



Verbuigingen:

vijver|s (meerv.)
aangelegde plas water in een park, bos of tuin


Voorbeelden:

`een vijver met een fontein`,
`visvijver`




Synoniem:

poel
in dezelfde vijver vissen
(op zoek zijn naar klanten, personeelsleden enz. in hetzelfde domein als je concurrent)
vijlen
werkw.


Uitspraak:

['vɛilə(n)]



Verbuigingen:

vijlde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevijld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een vijl bewerken


Voorbeeld:

`je nagels vijlen als ze te lang zijn`
vijzel
zelfst.naamw.
[m]: [scheikunde], [gereedschap] een vat waarin met een stamper stoffen fijngestampt kunnen worden
Voorbeeld: `Vijzels worden van vele harde materialen zoals messing, porselein of agaat vervaardigd. `
[f]/[m]: schroef
vijzen
werkw.


Uitspraak:

['vɛizə(n)]



Verbuigingen:

vees (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een schroef in- of uitdraaien, of met een schroef bevestigen
Viking
zelfst.naamw.
een Scandinavische krijger, behorend tot de noordelijke tak van de Germanen Voorbeeld: `Vikingen namen toen zij hier kwamen prachtige schatten met zich mee, machtige strijders waren hun leiders zwierven al over zee.<ref>http://www.woesteland.nl/woesteland/interbabbels.php?serie=642 De Noorse Bruiloft</ref> `
villen
werkw.


Uitspraak:

['vɪlə(n)]



Verbuigingen:

vilde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het vel afhalen van (een dood dier)


Voorbeeld:

`levend gevild worden`
Ik kan hem wel villen!
dit zeg je van iemand op wie je heel boos bent>)
vilder
zelfst.naamw.
iemand die overleden dieren vilt Voorbeeld: `Veel mensen weten niet wat een vilder is. `
vilein
bijv.naamw.


Afbreekpatroon:

vi - lein
snood, slecht, boosaardig, geniepig, gemeen, laag, venijnig, vals


Voorbeeld:

`In een vileine recensie van twee kolommen serveert de journalist de nieuwe theaterproductie genadeloos af.`
de villa
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vila, 'vɪla]



Verbuigingen:

villa|'s (meerv.)
een groot, vrijstaand huis in een landelijke omgeving of in een groene wijk


Voorbeeld:

`een kapitale villa`
ville
werkw.
[ov|dan] willen

[ov|dan] mogen

[auxl|dan] zullen (hulpwerkwoord met een infinitief voor de toekomende tijd)

[auxl|dan] zullen (hulpwerkwoord voor de aanvoegende wijs)

[ov|nor] willen

[ov|nor] mogen

[auxl|nor], [modl|nor] zullen (hulpwerkwoord met een infinitief voor de toekomende tijd)

[auxl|nor], [modl|nor] zullen (hulpwerkwoord voor de aanvoegende wijs)
villen
werkw.


Uitspraak:

['vɪlə(n)]



Verbuigingen:

vilde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het vel afhalen van (een dood dier)


Voorbeeld:

`levend gevild worden`
Ik kan hem wel villen!
dit zeg je van iemand op wie je heel boos bent>)
vilthoed
zelfst.naamw.
[kleding] een vilten hoed
viltje
zelfst.naamw.
een kartonnen onderzettertje onder een glas Voorbeeld: `Hij kreeg zijn bier geserveerd op een viltje. `
de viltstift
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɪltstɪft]



Verbuigingen:

viltstift|en (meerv.)
pen met een punt van vilt


Voorbeeld:

`Er staat een flip-over met viltstiften in drie kleuren.`




Synoniem:

stift
het vilt
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɪlt]
stof gemaakt dierlijk haar


Voorbeeld:

`De laden van de kast zijn bekleed met groen vilt.`
I vilten
bijv.naamw.
van vilt gemaakt
II vilten
werkw.
tot vilt maken
de vin
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɪn]



Verbuigingen:

vin|nen (meerv.)
elk van de uitstekende delen waarmee vissen en sommige andere dieren zwemmen
geen vin verroeren
(helemaal niet bewegen)
vinca-alkaloïde
zelfst.naamw.
één van een aantal chemische verbindingen die voorkomen in planten van het geslacht 'Vinca' en die kankerwerende eigenschappen bezitten.
Voorbeeld: `Vincristine en vinblastine zijn afgeleid van vinca-alkaloïden en worden toegepast in de chemotherapie. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
goedvinden
werkw.


Uitspraak:

[ˈxutfɪndə(n)]



Verbuigingen:

vond goed (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft goedgevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
instemmen met


Voorbeeld:

`Mijn ouders vinden het goed dat ik dat bijbaantje neem.`




Antoniem:

laken



Synoniem:

geen bezwaar hebben tegen
plaatsvinden
werkw.


Uitspraak:

[platsˈvɪndə(n)]



Verbuigingen:

vond plaats (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft plaatsgevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gebeuren


Voorbeelden:

`In juni vinden er allerlei openluchtactiviteiten plaats in het park.`,
`De Wereldtentoonstelling vond in 1958 plaats in Brussel.`




Synoniem:

doorgaan (4)
terugvinden
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxfɪndə(n)]



Verbuigingen:

vond terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weer vinden wat je kwijt was


Voorbeelden:

`je sleutels terugvinden`,
`de rust terugvinden om te genieten van het leven`




Synoniem:

hervinden
uitvinden
werkw.


Uitspraak:

['œytfɪndə(n)]



Verbuigingen:

vond uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iets bedenken en maken wat nog niemand eerder gedaan heeft


Voorbeelden:

`een nieuwe methode uitvinden om bederfelijke spullen gezonder te bewaren`,
`een machine uitvinden die automatisch garnalen kan pellen`



2) uitzoeken hoe iets zit of moet


Voorbeeld:

`Ik weet nog niet hoe ik daar moet komen, maar dat vind ik nog wel uit.`
vinden
werkw.


Uitspraak:

['vɪndə(n)]



Verbuigingen:

vond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een verborgen, verdwenen of onbekend iets of iemand) per toeval of na gezocht te hebben zien


Voorbeelden:

`Ik kan mijn sleutels niet vinden.`,
`Waar vind je zo iemand?`,
`Kijk eens wat ik op straat gevonden heb!`,
`geen oplossing voor iets vinden`,
`het loket voor gevonden voorwerpen`




Antoniem:

verliezen



Synoniemen:

ontdekken, aantreffen, achterhalen
2) beschouwen of ervaren als


Voorbeelden:

`Ik vind je zo lief!`,
`Ik vind het heel erg voor je.`,
`Ik ben erg benieuwd naar wat je van hem vindt.`




Synoniem:

achten
3) van mening zijn


Voorbeelden:

`Wat vind je? Moet ik het doen of niet?`,
`Hij vond dat hij genoeg had gedaan.`




Synoniem:

denken
Wie zoekt, die vindt.
spreekwoord>)
er iets op gevonden hebben
(een oplossing bedacht hebben)
voor iets te vinden zijn
(iets graag doen) `Voor zulke karweitjes ben ik wel te vinden.`
Ik vind er niets aan.
(ik vind het helemaal niet leuk of interessant)
het goed kunnen vinden met iemand
(iemand mogen, graag met iemand omgaan) `Die twee kunnen het goed met elkaar vinden.`
je niet kunnen vinden in iets
(het niet eens zijn met iets) `Hij kon zich niet vinden in de uitkomsten van het onderzoek.`
de vinding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɪndɪŋ]



Verbuigingen:

vinding|en (meerv.)
wat je (uit)gevonden of ontdekt hebt


Voorbeeld:

`de nieuwste vindingen op het gebied van...`




Synoniemen:

uitvinding, ontdekking
vindingrijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vɪndɪŋrɛik]
goed in het bedenken van nieuwe dingen of oplossingen


Synoniemen:

creatief, inventief
de vindplaats
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɪntplats]



Verbuigingen:

vindplaats|en (meerv.)
plek waar iets is of wordt gevonden


Voorbeeld:

`een archeologische vindplaats`
vinden
werkw.


Uitspraak:

['vɪndə(n)]



Verbuigingen:

vond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een verborgen, verdwenen of onbekend iets of iemand) per toeval of na gezocht te hebben zien


Voorbeelden:

`Ik kan mijn sleutels niet vinden.`,
`Waar vind je zo iemand?`,
`Kijk eens wat ik op straat gevonden heb!`,
`geen oplossing voor iets vinden`,
`het loket voor gevonden voorwerpen`




Antoniem:

verliezen



Synoniemen:

ontdekken, aantreffen, achterhalen
2) beschouwen of ervaren als


Voorbeelden:

`Ik vind je zo lief!`,
`Ik vind het heel erg voor je.`,
`Ik ben erg benieuwd naar wat je van hem vindt.`




Synoniem:

achten
3) van mening zijn


Voorbeelden:

`Wat vind je? Moet ik het doen of niet?`,
`Hij vond dat hij genoeg had gedaan.`




Synoniem:

denken
Wie zoekt, die vindt.
spreekwoord>)
er iets op gevonden hebben
(een oplossing bedacht hebben)
voor iets te vinden zijn
(iets graag doen) `Voor zulke karweitjes ben ik wel te vinden.`
Ik vind er niets aan.
(ik vind het helemaal niet leuk of interessant)
het goed kunnen vinden met iemand
(iemand mogen, graag met iemand omgaan) `Die twee kunnen het goed met elkaar vinden.`
vangen
werkw.


Uitspraak:

['vɑŋə(n)]



Verbuigingen:

ving (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zo pakken dat je het niet meer loslaat


Voorbeelden:

`vlooien vangen`,
`dieven vangen`
2) uit de lucht grijpen


Voorbeeld:

`een bal vangen`
geld vangen
(geld krijgen)
de vinger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɪŋər]



Verbuigingen:

vinger|s (meerv.)
elk van de vijf uitstekende delen aan je hand


Voorbeelden:

`je vinger opsteken`,
`wijsvinger`,
`ringvinger`,
`middelvinger`
dode vingers
(door de kou stijf en zonder gevoel)
een vinger in de pap hebben
(invloed hebben op de beslissingen die worden genomen)
(iemand) om je vinger winden
((iemand) laten doen wat je wil) `Mijn dochter windt haar vader om haar vinger.`
Dat kun je op je vingers natellen.
(dat is logisch, dat kun je verwachten)
de vingerafdruk
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɪŋərɑvdrʏk]



Verbuigingen:

vingerafdruk|ken (meerv.)
afdruk van de lijnen op je vingertoppen


Voorbeelden:

`vingerafdrukken nemen`,
`Op het keukenmes stonden de vingerafdrukken van de verdachte.`
vingeren
werkw.


Uitspraak:

['vɪŋərə(n)]



Verbuigingen:

vingerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevingerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een vrouw) laten klaarkomen met je vingers


Voorbeeld:

`jezelf vingeren`




Synoniem:

masturberen
de vingerhoed
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɪŋərhut]



Verbuigingen:

vingerhoed|en (meerv.)
dopje om je vingertop(pen) te beschermen tijdens het naaien


Voorbeelden:

`een metalen vingerhoedje`,
`vingerhoedjes verzamelen`
het vingerhoedskruid
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɪŋərhutskrœyt]
plant met bloemen in de vorm van een vingerhoedje


Voorbeeld:

`vingerhoedskruid met paarse, roze of witte bloemen`
vingerkootje
zelfst.naamw.
[anatomie] elk van de bot|botjes in de vinger
vingeren
werkw.


Uitspraak:

['vɪŋərə(n)]



Verbuigingen:

vingerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevingerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een vrouw) laten klaarkomen met je vingers


Voorbeeld:

`jezelf vingeren`




Synoniem:

masturberen
de vingertop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɪŋərtɔp]



Verbuigingen:

vingertop|pen (meerv.)
bovenste stukje van je vinger
de vingertop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɪŋərtɔp]



Verbuigingen:

vingertop|pen (meerv.)
bovenste stukje van je vinger
de vink
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɪŋk]



Verbuigingen:

vink|en (meerv.)
kleine zang- en trekvogel


Voorbeelden:

`geelvink`,
`bosvink`
blinde vink
(rolletje gehakt met een plak vlees eromheen) `blinde vink met aardappelen en rodekool`
afvinken
werkw.


Uitspraak:

['ɑfɪŋkə(n)]



Verbuigingen:

vinkte af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgevinkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een tekentje (vinkje) zichtbaar maken op een lijst


Voorbeeld:

`in een lijst een taak afvinken als je daarmee klaar bent`




Synoniem:

aanvinken
vinkvakje
zelfst.naamw.
[informatica] een vakje op een beeldscherm dat aangevinkt kan worden om een keuze kenbaar te maken Voorbeeld: `Ik had per ongeluk het verkeerde vinkvakje aangevinkt. `
de vin
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɪn]



Verbuigingen:

vin|nen (meerv.)
elk van de uitstekende delen waarmee vissen en sommige andere dieren zwemmen
geen vin verroeren
(helemaal niet bewegen)
vinnig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vɪnəx]
(van mensen of uitingen) een beetje agressief


Voorbeeld:

`een vinnig debat`




Synoniem:

fel
de viool
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vi'jol]



Verbuigingen:

violen (meerv.)
muziekinstrument met snaren waarover je strijkt met een stok waarop haren gespannen zijn


Voorbeeld:

`een viool is kleiner dan een cello en een contrabas`
de eerste viool spelen
(druk en zelfbewust praten, terwijl de rest van het gezelschap vooral zwijgt en luistert)
violet
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vijo'lɛt]
tussen blauw en paars in


Voorbeeld:

`ultraviolet`
I violetrood
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur tussen rood en paars met RAL-nummer 4002.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het violetrood? `
II violetrood
bijv.naamw.

[RAL-kleur] de kleur violetrood] hebbend
Voorbeeld: `Hij rijdt in een violetrode auto. `
de violist
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vijo'lɪst]



Verbuigingen:

violist|en (meerv.)



de violist|e
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vijo'lɪst|ə]



Verbuigingen:

violiste|s (meerv.)
iemand die op een viool speelt
de violoncel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vijolɔn'sɛl]



Verbuigingen:

violoncel|len (meerv.)
muziekinstrument met snaren dat tussen je benen op de grond staat


Voorbeeld:

`violoncellist`




Synoniem:

cello
violoncello
zelfst.naamw.
[muziekinstrument] een viersnarig strijkinstrument dat tijdens het bespelen door de violoncellist of cellist tussen de knieën wordt gehouden Voorbeeld: `Een violoncello is ongeveer 120 cm lang. `
violoncellist
zelfst.naamw.
[muziek], [beroep] musicus die een violoncello of kortweg een cello bespeelt
violoncello
zelfst.naamw.
[muziekinstrument] een viersnarig strijkinstrument dat tijdens het bespelen door de violoncellist of cellist tussen de knieën wordt gehouden Voorbeeld: `Een violoncello is ongeveer 120 cm lang. `
de viool
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vi'jol]



Verbuigingen:

violen (meerv.)
muziekinstrument met snaren waarover je strijkt met een stok waarop haren gespannen zijn


Voorbeeld:

`een viool is kleiner dan een cello en een contrabas`
de eerste viool spelen
(druk en zelfbewust praten, terwijl de rest van het gezelschap vooral zwijgt en luistert)
vioolhars
zelfst.naamw.
[muziekinstrument] de droge hars waarover de beharing van een strijkstok van een strijkinstrument als de viool wordt gestreken, zodat het haar van de stok een veel hogere wrijving met de snaar krijgt
vioolsleutel
zelfst.naamw.
[muziek] een teken geplaatst op de tweede lijn van een balk dat aangeeft dat deze een g weergeeft Voorbeeld: `Pas op, er staat nu een vioolsleutel. `
het viooltje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vi'jolcə]



Verbuigingen:

viooltje|s (meerv.)
plant met relatief grote, kleurige bloemen of de bloem zelf


Voorbeelden:

`viooltjesblauw`,
`viooltjesfamilie`,
`een bosje viooltjes`
de vip
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɪp]



Verbuigingen:

vip|s (meerv.)
very important person>
belangrijk of beroemd persoon


Voorbeelden:

`Enkel vip's krijgen gratis hapjes en drank.`,
`viproom`
viraal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vi'ral]
wat betrekking heeft op een virus


Voorbeelden:

`een virale aandoening`,
`een virale infectie`
virginaal
zelfst.naamw.
[muziekinstrument] een toetsinstrument waarbij de haaks op het toetsenbord geplaatste snaren, worden getokkeld. Voorbeeld: `De doosvormige klavichord en virginaal lijken sterk op elkaar. `
de viroloog
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[viro'lox]



Verbuigingen:

viro|logen (meerv.)



de viro|loge
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[viro'|loxə]



Verbuigingen:

virologe|n (meerv.)
specialist in virussen en virusziekten medisch


Voorbeeld:

`Iemand die zich gespecialiseerd heeft in de virologie, noem je een viroloog.`
virtueel
bijv.naamw.


Uitspraak:

[virty'wel]
wat in het echt niet bestaat maar wel in je fantasie of op het internet


Voorbeelden:

`een virtuele rondleiding door het museum`,
`Second Life onderscheidt zich van andere virtuele werelden omdat er een virtuele economie heerst.`




Synoniemen:

denkbeeldig, digitaal
Ia de virtuoos
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɪrty'wos]



Verbuigingen:

virtu|ozen (meerv.)



Ib de virtu|oze
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɪrty'|wozə]



Verbuigingen:

virtuoze|n (meerv.)


iemand die ergens heel goed in is


Voorbeelden:

`pianovirtuoos`,
`balvirtuoos`,
`taalvirtuoos`




Synoniem:

genie




II virtuoos
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɪrty'wos]
als iets of iemand blijk geeft van een buitengewoon talent


Voorbeeld:

`een virtuoze uitvoering van een vioolconcert`




Synoniem:

geniaal
het virus
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['virʏs]



Verbuigingen:

virus|sen (meerv.)
1) iets dat ziekten verwekt en kleiner is dan een bacterie biologie


Voorbeeld:

`besmet zijn met een virus`



2) computerprogramma dat zich verspreid via het internet en dat schade kan aanrichten op de besmette computers computers


Voorbeelden:

`Help! Mijn computer heeft een virus!`,
`virusprotectie`




Synoniem:

computervirus
de virusziekte
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['virʏsiktə]



Verbuigingen:

virusziekte|s (meerv.)
door een virus veroorzaakte ziekte


Voorbeeld:

`Voorbeelden van virusziekten: hepatitis, aids en klierkoorts.`
opvissen
werkw.


Uitspraak:

['ɔpfɪsə(n)]



Verbuigingen:

viste op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgevist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uit het water naar boven halen


Voorbeeld:

`een lijk uit het kanaal opvissen`
uitvissen
werkw.


Uitspraak:

['œytfɪsə(n)]



Verbuigingen:

viste uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uitzoeken hoe iets zit of moet informeel


Voorbeeld:

`Ik moet nog uitvissen hoe dit apparaat werkt.`




Synoniem:

uitvinden (2)
de visagist
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[viza'ʒɪst]



Verbuigingen:

visagist|en (meerv.)



de visagist|e
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[viza'ʒɪst|ə]



Verbuigingen:

visagiste|s (meerv.)
specialist in het opmaken en verzorgen van het gelaat


Voorbeeld:

`een opleiding tot visagiste volgen`
visarend
zelfst.naamw.
[vogels] [species|Pandion haliaetus], een vooral visetende roofvogel die de enige soort uit de familie 'Pandionidae' is

[vogels|afr]Afrikaanse zeearend
visboer
zelfst.naamw.
[beroep] een handelaar die gespecialiseerd is in de verkoop van vis Voorbeeld: `We gaan even naar de visboer. `
de vis
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɪs]



Verbuigingen:

vis|sen (meerv.)
dier met vinnen, schubben en kieuwen dat onder water leeft


Voorbeelden:

`een school vissen`,
`Ik lust geen vis.`,
`visvangst`
je als een vis in het water voelen
(het heel erg naar je zin hebben)
zo gezond als een vis
(heel gezond)
iemand voor rotte vis uitschelden
(iemand heel erg uitschelden)
visceraal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[visÉ™'ral]
wat betrekking heeft op de ingewanden (van mensen en dieren)


Voorbeelden:

`visceraal vet`,
`viscerale pijn`
de viscositeit
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɪskozi'tɛit]
mate waarin een vloeistof samenhangt


Voorbeelden:

`Hoe hoger de viscositeit, hoe langzamer een vloeistof stroomt.`,
`de viscositeit van verf`,
`viscositeitsmeter`




Synoniem:

stroperigheid
viseren
werkw.


Uitspraak:

[vi'zerə(n)]



Verbuigingen:

viseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geviseerd (volt.deelw.)
(iemand) kritisch bekijken en beoordelen


Voorbeelden:

`je geviseerd voelen`,
`De biosector wordt geviseerd als 'instandhouder' van de wereldhongerproblematiek.`




Synoniem:

bekritiseren
het visgerecht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɪsxərɛxt]



Verbuigingen:

visgerecht|en (meerv.)
schotel met onder andere vis


Voorbeeld:

`een eenvoudig visgerecht met warme groentjes en aardappeltjes`




Antoniem:

vleesgerecht
visgifboom
zelfst.naamw.
[plantkunde] 'Barringtonia asiatica (syn<ref>[http://www.ars-grin.gov/cgi-bin/npgs/html/splist.pl?1300 ]</ref>: B. speciosa een Indische boomsoort uit de 'Lecythidaceae' Voorbeeld: `De noten van de visgifboom kunnen gebruikt worden om vissen mee te verdoven en te vangen. `
de visgraat
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɪsxrat]



Verbuigingen:

vis|graten (meerv.)
onderdeel van het skelet van een vis


Voorbeelden:

`visgraatmotief`,
`visgraatdessin`




Synoniem:

graat
de vishaak
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɪshak]



Verbuigingen:

vis|haken (meerv.)
1) haak aan het uiteinde van een lijn, waarmee je kunt vissen


Voorbeeld:

`Hij nam een worm en prikte hem aan de vishaak.`



2) haakje met een scherpe hoek, als grafisch symbool (<
en >
)


Voorbeeld:

`Zet je commentaar tussen vishaken.`




Synoniem:

punthaak
de visie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vizi]



Verbuigingen:

visie|s (meerv.)
weloverwogen mening over een zaak en hoe zich die zou moeten ontwikkelen


Voorbeelden:

`een visie op iets hebben`,
`toekomstvisie`,
`Ik ben het niet eens met die visie.`,
`een brede visie hebben`
het visioen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[viz(i)'jun]



Verbuigingen:

visioen|en (meerv.)
1) beeld dat je op bovennatuurlijke wijze waarneemt en dat een boodschap of voorspelling bevat religie


Voorbeeld:

`Maria verscheen aan haar in een visioen.`



2) gefantaseerd beeld


Voorbeeld:

`Tijdens het lezen kreeg hij visioenen van wanhopige prinsessen en dappere ridders.`
visionair
bijv.naamw.


Uitspraak:

[viʒo'nɛ:r]
als iets of iemand blijk geeft van een visie


Voorbeelden:

`visionair leiderschap`,
`een visionair politicus`
de visite
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vi'zitə]



Verbuigingen:

visite|s (meerv.)
1) bezoek dat je aflegt


Voorbeeld:

`bij iemand op visite gaan`



2) mensen die op bezoek komen


Voorbeeld:

`De visite bleef maar zitten.`
visiteren
werkw.


Uitspraak:

[vizi'terə(n)]



Verbuigingen:

visiteerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevisiteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) officieel onderzoeken of inspecteren


Voorbeeld:

`Op de luchthaven wordt de bagage van toeristen gevisiteerd.`
het visitekaartje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vi'zitəkarcə]



Verbuigingen:

visitekaartje|s (meerv.)
stukje licht karton waarop je naam, je functie, je bedrijfsnaam en je contactgegevens zijn gedrukt


Voorbeeld:

`We hebben een website, we hebben visitekaartjes, we hebben alleen nog opdrachtgevers nodig.`




Synoniem:

kaartje (2)
viskeus
bijv.naamw.
[natuurkunde] stroperig ten gevolge van inwendige wrijving Voorbeeld: `Door de polymerisatie werd het mengsel steeds viskeuzer. `
de kotter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['kɔtər]



Verbuigingen:

kotter|s (meerv.)
vissersschip met een lage achtersteven


Voorbeeld:

`mosselkotter`
viskraam
zelfst.naamw.
een kraam waar men vis verkoopt Voorbeeld: `Hij is even naar de viskraam om vis voor ons te halen. `
de vislijn
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɪslɛin]



Verbuigingen:

vislijn|en (meerv.)
stevig draad dat je gebruikt om te vissen


Voorbeeld:

`Nylon vislijn is in veel diktes te koop.`
het visnet
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɪsnɛt]



Verbuigingen:

visnet|ten (meerv.)
voorwerp van touw of draad om vissen mee te vangen


Voorbeeld:

`de grootte van de mazen in het visnet hangt af van het soort vis dat je wilt vangen`
de visotter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɪsɔtər]



Verbuigingen:

visotter|s (meerv.)
roofdier met een bruine vacht dat in en bij water leeft


Voorbeeld:

`De visotter leeft in zoet water.`




Synoniem:

otter
visseizoen
zelfst.naamw.
een seizoen waarin het toegestaan is om te vissen Voorbeeld: `Vandaag is het visseizoen officieel geopend! `
vissen
werkw.


Uitspraak:

['vɪsə(n)]



Verbuigingen:

viste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vis proberen te vangen


Voorbeelden:

`Verboden te vissen.`,
`op haring vissen`
achter het net vissen
(te laat komen, waardoor iemand anders heeft gekregen of genomen wat jij wilde hebben)
vissen naar
werkw.


Uitspraak:

['vɪsə(n) nar]



Verbuigingen:

viste naar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevist naar (volt.deelw.)
zonder directe vragen te stellen proberen te weten te komen


Voorbeelden:

`De hele tijd zat hij te vissen naar de identiteit van haar minnaar.`,
`vissen naar complimentjes`




Synoniem:

hengelen naar
de visser
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɪsər]



Verbuigingen:

visser|s (meerv.)
iemand die (als beroep) vissen vangt


Voorbeelden:

`sportvisser`,
`vissersboot`,
`vissershaven`
de visserij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɪsə'rɛi]



Verbuigingen:

visserij|en (meerv.)
het vissen


Voorbeelden:

`visserijzone`,
`visserijpolitie`,
`visserijreglement`
de visser
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɪsər]



Verbuigingen:

visser|s (meerv.)
iemand die (als beroep) vissen vangt


Voorbeelden:

`sportvisser`,
`vissersboot`,
`vissershaven`
vissersboot
zelfst.naamw.
[scheepvaart] een voor de visvangst ingerichte boot
het visserslatijn
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɪsərslatɛin]
opschepperij van vissers over hun vangst


Voorbeeld:

`Aan de haven hoor je genoeg voorbeelden van visserslatijn.`
vissersschip
zelfst.naamw.
[scheepvaart] een voor de visvangst ingericht schip Voorbeeld: `Het vissersschip kwam om 10:00 aan in de haven. `
vissen
werkw.


Uitspraak:

['vɪsə(n)]



Verbuigingen:

viste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vis proberen te vangen


Voorbeelden:

`Verboden te vissen.`,
`op haring vissen`
achter het net vissen
(te laat komen, waardoor iemand anders heeft gekregen of genomen wat jij wilde hebben)
opvissen
werkw.


Uitspraak:

['ɔpfɪsə(n)]



Verbuigingen:

viste op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgevist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uit het water naar boven halen


Voorbeeld:

`een lijk uit het kanaal opvissen`
visualiseren
werkw.


Uitspraak:

[vizywali'zerə(n)]



Verbuigingen:

visualiseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevisualiseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in een beeld zichtbaar maken van een gedachte


Voorbeelden:

`Bij een echoscopie worden geluidsgolven gevisualiseerd in een contrastbeeld.`,
`Technisch handelingen worden veel makkelijker begrepen en onthouden wanneer ze worden gevisualiseerd.`
visualizen
werkw.


Afbreekpatroon:

'vi - su - a - li - zen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

visualizede (verl.tijd )



Verbuigingen:

gevisualized (volt.deelw.)
visualiseren, zich ergens een voorstelling van vormen


Voorbeeld:

`je toekomst visualizen`
visueel
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vizy'wel]
als iets betrekking heeft op wat je met je ogen waarneemt


Voorbeeld:

`zich iets visueel proberen voor te stellen`
het visum
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vizʏm]



Verbuigingen:

visum|s, visa (meerv.)
document dat je het recht geeft om naar een bepaald land te reizen of daar te verblijven


Voorbeelden:

`verblijfsvisum`,
`Voor België heb je geen visum nodig.`,
`visumstempel`
de visvangst
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɪsfɑŋst]



Verbuigingen:

visvangst|en (meerv.)
het vangen van vissen of de vissen die gevangen zijn


Voorbeeld:

`een toename van de jaarlijkse visvangst`
visverkoper
zelfst.naamw.
[beroep] iemand die vis verkoopt
de visvijver
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɪsfɛivər]



Verbuigingen:

visvijver|s (meerv.)
aangelegde plas water waarin vissen gehouden en gekweekt worden


Voorbeeld:

`een visvijver met alleen maar steuren`
viswater
zelfst.naamw.
water waarin men vist of waar zich vis ophoudt.
de viswinkel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɪswɪŋkəl]



Verbuigingen:

viswinkel|s (meerv.)
winkel waar je dode vissen kunt kopen (om op te eten)


Voorbeeld:

`Grijze garnaaltjes en twee zalmfilets kopen in de viswinkel.`
vitten
werkw.


Uitspraak:

['vɪtə(n)]



Verbuigingen:

vitte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevit (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voortdurend kritiek hebben op iemand over onbelangrijke zaken


Voorbeeld:

`vitten op iemand`
vitaal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vi'tal]
1) (van mensen) krachtig en energiek


Voorbeeld:

`Hij is nog vitaal voor zijn leeftijd.`




Synoniem:

kwiek


2) essentieel voor de werking van iets


Voorbeeld:

`vitale onderdelen`
vitale delen
(organen die je nodig hebt om in leven te blijven)
vitale capaciteit
zelfst.naamw.
[medisch] nuttige longinhoud
de vitaliteit
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vitali'tɛit]
mate waarin iemand krachtig en energiek is


Voorbeeld:

`je geestelijke en lichamelijke vitaliteit verhogen door te sporten`
de vitamine
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vita'minə]



Verbuigingen:

vitamine|n, vitamine|s (meerv.)
organische stof die planten, dieren en mensen gezond houdt


Voorbeelden:

`vitamine A, B en C`,
`vitaminepreparaat`
vitreus
bijv.naamw.
[wetenschap] glasachtig Voorbeeld: `De vitreuze eigenschappen van dit materiaal zijn onderhevig aan verouderingsverschijnselen.
de vitrine
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vi'trinə]



Verbuigingen:

vitrine|s (meerv.)
1) kast met een of meer glazen wanden waarin voorwerpen staan waar je naar kunt kijken


Voorbeeld:

`nieuw werk van jonge vormgevers in de vitrines`



2) ruimte achter een winkelraam waar je de artikelen kunt zien, die je in de winkel kunt kopen


Voorbeeld:

`Aan de lege vitrines in de winkels kun je zien dat er armoede heerst.`




Synoniem:

etalage
de vivisectie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vivi'sɛksi]



Verbuigingen:

vivisectie|s (meerv.)
onderzoek aan een levend dier
vizier
zelfst.naamw.
een richttoestel op de loop van een vuurwapen
Voorbeeld: `Hij had 'm in het vizier. `
een minister, een hoog staatsdienaar onder een Oosters heerser zoals een sultan
de vla
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vla]



Verbuigingen:

vla|'s (meerv.)
dikke, zoete vloeistof die gemaakt is van melk en eieren, en die je koud eet


Voorbeeld:

`vanillevla`
de vlaag
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlax]



Verbuigingen:

vlagen (meerv.)
1) regenbui


Voorbeeld:

`Het was nog koud en af en toe een vlaag regen.`



2) een gevoel dat plotseling opkomt, waardoor je iets doet zonder er bij na te denken


Voorbeeld:

`In een vlaag van woede gooide hij zijn wekker door het raam.`




Synoniem:

opwelling
bij vlagen
(af en toe)
de vlaai
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlaj]



Verbuigingen:

vlaai|en (meerv.)
gebak dat bestaat uit een deegbodem met vulling


Voorbeelden:

`Limburgse vlaai`,
`abrikozenvlaai`,
`rijstevlaai`




Synoniem:

taart (1)
I het Vlaams
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vlams]
variëteit van het Nederlands die in België gesproken wordt


Synoniem:

Belgisch-Nederlands
II Vlaams
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vlams]
1) in het Vlaams (1) gezegd of geschreven


Voorbeeld:

`een Vlaamse uitdrukking`




Synoniem:

Belgisch-Nederlands


2) van, uit of met betrekking tot Vlaanderen, het Belgische gewest waar Nederlands gesproken wordt


Voorbeeld:

`de Vlaamse minister van Onderwijs`
Vlaamse achtknoop
zelfst.naamw.
[techniek], [scheepvaart] een steek die men aan het eind van een door een katrol of oog geleid touw legt, om terugschieten (uitscheren) te verhinderen Voorbeeld: `Haal de schoot door het leioog en leg er dan een Vlaamse achtknoop in. `
Vlaamse gaai
zelfst.naamw.
[vogels] 'Garrulus glandarius', een kraaiachtige zangvogel
Vlaamse steek
zelfst.naamw.
[techniek], [scheepvaart] een knoop die men aan het eind van een door een katrol of oog geleid touw legt, om terugschieten (uitscheren) te verhinderen Voorbeeld: `Haal de schoot door het leioog en leg er dan een Vlaamse steek in. `
Vlaanderen
zelfst.naamw.
de noordelijke gewest van België

een gebied dat zich uitstrekt over een deel van Noord-Frankrijk, Noord-België en Nederland waar Vlaams gesproken wordt
de vlag
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlɑx]



Verbuigingen:

vlag|gen (meerv.)
doek in een of meer kleuren dat een land of een partij vertegenwoordigt, of dat dient om een signaal te geven


Voorbeelden:

`met een vlag zwaaien`,
`de vlag hijsen`,
`De vlaggen wapperen in de wind.`




Synoniem:

vaandel
de witte vlag
(vlag waarmee je zwaait als je je overgeeft)
vlaggen
werkw.


Uitspraak:

['vlɑxə(n)]



Verbuigingen:

vlagde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevlagd (volt.deelw.)
één of meer vlaggen uithangen (bij een feest of viering)


Voorbeeld:

`vlaggen op de nationale feestdag`
vlaggenlijn
zelfst.naamw.
een slinger van vlaggen Voorbeeld: `Hij had een paar vlaggenlijnen in zijn kamer hangen. `
de vlaag
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlax]



Verbuigingen:

vlagen (meerv.)
1) regenbui


Voorbeeld:

`Het was nog koud en af en toe een vlaag regen.`



2) een gevoel dat plotseling opkomt, waardoor je iets doet zonder er bij na te denken


Voorbeeld:

`In een vlaag van woede gooide hij zijn wekker door het raam.`




Synoniem:

opwelling
bij vlagen
(af en toe)
vlaggenmast
zelfst.naamw.
een paal waaraan een vlag opgehesen kan worden Voorbeeld: `Door de harde wind viel de vlaggenmast om en werd het schip beschadigd. `
het vlaggenschip
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vlɑxə(n)sxɪp]



Verbuigingen:

vlaggen|schepen (meerv.)
1) schip dat de de bevelhebber van een (oorlogs)vloot aan boord heeft


Voorbeeld:

`het vlaggenschip van Michiel de Ruyter`



2) iets dat uit een groep dingen het beste is


Voorbeeld:

`In Nederland is Albert Heijn het vlaggenschip van Ahold.`
de vlaggenstok
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vlɑxə(n)stɔk]



Verbuigingen:

vlaggenstok|ken (meerv.)
staaf die is bedoeld om een vlag aan te hangen


Voorbeeld:

`een vlaggenstok van drie meter lang`
vlaggen
werkw.


Uitspraak:

['vlɑxə(n)]



Verbuigingen:

vlagde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevlagd (volt.deelw.)
één of meer vlaggen uithangen (bij een feest of viering)


Voorbeeld:

`vlaggen op de nationale feestdag`
vlak
bijwoord


Uitspraak:

[vlɑk]
1) meteen (vóór of na iets)


Voorbeeld:

`Vlak nadat ik jou gebeld had, belde hij mij.`



2) zeer dicht (bij, onder, naast enz.)


Voorbeelden:

`Opeens stopte vlak voor mij een auto, die ik niet meer kon ontwijken.`,
`Ik woon vlak bij het strand.`
vlakbij
bijwoord


Uitspraak:

['vlɑg'bɛi]
niet ver


Voorbeeld:

`Laat je fiets maar staan, het is vlakbij.`




Synoniemen:

dichtbij, nabij
vlakgecentreerd
bijv.naamw.
[kristallografie] de kortste translatievectors in de diagonale richtingen tussen de hoofdassen van de rotatiesymmetrie hebbend
Voorbeeld: `Zowel rombische als kubische roosters kennen vlakgecentreerde cellen, die in de niet-primitieve beschrijving vier roosterpunten per cell bezitten. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vlakgecentreerd in de tweede betekenis erin. `
vlakken
werkw.
vlak maken
vlakkengecentreerd
bijv.naamw.
[kristallografie] de kortste translatievectors in de diagonale richtingen tussen de hoofdassen van de rotatiesymmetrie hebbend
Voorbeeld: `Zowel rombische als kubische roosters kennen vlakkengecentreerde cellen, die in de niet-primitieve beschrijving vier roosterpunten per cel bezitten. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vlakkengecentreerd in de tweede betekenis erin. `
vlaktaks
zelfst.naamw.
een belastingsvorm waarbij ieder inkomen met eenzelfde percentage wordt belast
de vlakte
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vlɑktə]



Verbuigingen:

vlakte|n, vlakte|s (meerv.)
groot, vlak gebied


Voorbeeld:

`In het westen gaan de bergen over in een vlakte.`
tegen de vlakte gaan
(op de grond vallen of (van huizen) afgebroken worden) `Hij werd onwel en ging tegen de vlakte.`
je op de vlakte houden
(je mening niet geven, geen duidelijk antwoord geven) `Toen hem gevraagd werd naar mogelijke ontslagen, hield hij zich op de vlakte.`
vlaktemaat
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een eenheid/maat om de oppervlakte van iets op te meten.
vlakweg
bijwoord
zonder omwegen, onomwonden Voorbeeld: `De motie constateert vlakweg dat het integratiebeleid onvoldoende geslaagd is. `
de vlam
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlɑm]



Verbuigingen:

vlam|men (meerv.)
klein vuurtje of deel van een vuur


Voorbeelden:

`Haar ogen weerspiegelden het kaarsvlammetje.`,
`De vlammen sloegen uit het dak.`
in vlammen opgaan
(door brand verwoest worden) `Het huis ging in vlammen op.`
waakvlam
(vlam in een gasinstallatie die aangeeft dat er toevoer van gas is)
De vlam sloeg in de pan.
(het conflict kwam tot een uitbarsting)
een oude vlam
(iemand op wie je lang geleden verliefd was, en misschien nog steeds)
vlammen
werkw.
met heldere vlammen branden
de Vlaming
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vlamɪŋ]



Verbuigingen:

Vlaming|en (meerv.)



de Vlaamse
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vlamsə]



Verbuigingen:

Vlaamse|n (meerv.)
iemand met de Belgische nationaliteit die afkomstig is uit het gewest Vlaanderen
vlampijpketel
zelfst.naamw.
[techniek] een stoomketel waarbij de hete rookgassen, door met water omringde vlampijpen geleid worden Voorbeeld: `De Titanic was uitgerust met vlampijpketels. `
het vlas
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vlɑs]
gewas waarvan de vezels voor linnen en de zaden voor lijnzaadolie gebruikt worden


Voorbeelden:

`vlasbloem`,
`vlasdraad`,
`vezelvlas`,
`olievlas`
het vlashaar
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vlɑshar]
dun, sluik, lichtblond haar


Voorbeeld:

`een klein meisje met lang gevlochten vlashaar`
vlaskleurig
bijv.naamw.
[kleur] een lichtgele, lichtblonde kleur zoals die van rijp vlas
vlassig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vlɑsəx]
(van haar) lichtblond, dun en pluizig


Voorbeeld:

`vlassig haar`
Vlax Romani
zelfst.naamw.
[taal] vorm van Romani gesproken door anderhalf miljoen mensen in Roemenië, Albanië, Argentinië, Bosnië-Herzegovina, Brazilië, Bulgarije, Canada, Chili, Colombia, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Mexico, Moldavië, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Rusland, Slowakije, Spanje, Zweden, Oekraïne, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten
de vlecht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlɛxt]



Verbuigingen:

vlecht|en (meerv.)
iets dat gevlochten is, in het bijzonder hoofdhaar


Voorbeelden:

`Haar vlechtjes dansten op en neer.`,
`je haar in vlechten dragen`
de vleermuis
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vlermœys]



Verbuigingen:

vleer|muizen (meerv.)
zoogdier dat kan vliegen en overdag slaapt
het vlees
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vles]
zacht gedeelte tussen de huid en de botten van mensen en dieren, vooral als voedsel


Voorbeelden:

`vleeseter`,
`rundvlees`,
`een stuk vlees met aardappelen en groenten`,
`Ober, dit vlees is taai.`,
`U kunt kiezen uit vlees, kip of vis.`
Het is vlees noch vis.
(het is niet duidelijk wat het is, het heeft kenmerken van beide)
van vlees en bloed
((iemand) met gewone menselijke behoeften en tekortkomingen) `De deurwaarder bleek een mens van vlees en bloed te zijn.`
goed in het vlees zitten
(niet mager zijn)
weten wat voor vlees je in de kuip hebt
(weten wat voor iemand het is, bijvoorbeeld of je hem kunt vertrouwen) `Voor ik ja tegen hem zeg, wil ik eerst weten wat voor vlees ik in de kuip heb.`
de (m)/het vleesafval
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vlesɑfɑl]
delen van een dier die na het slachten weggegooid worden


Voorbeeld:

`Voorbeelden van vleesafval: het hart, vet, pezen en andere organen.`
vleeseter
zelfst.naamw.
[biologie] een vleesetend dier

persoon die vleet eet en dus geen vegetariër is
vleeshal
zelfst.naamw.
een plaats waar vroeger vlees verkocht werd
vleeshuis
zelfst.naamw.
[geschiedenis] een gebouw waarin overdekt handel gedreven wordt in vlees Voorbeeld: `Het vleeshuis van Antwerpen dateert van 1250. `
vleeskleurig
bijv.naamw.
de kleur van vlees bezittend
de vleesvervanger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vlesfərvɑŋər]



Verbuigingen:

vleesvervanger|s (meerv.)
voedingsmiddel dat gegeten wordt ter vervanging van vlees


Voorbeeld:

`een vegetarische burger van soja als vleesvervanger`
vleeswaren
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vleswarə(n)]
vlees als broodbeleg
de vleeswond
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vleswɔnt]



Verbuigingen:

vleeswond|en (meerv.)
wond waarbij geen botten of vitale bloedvaten of zenuwen beschadigd raken


Voorbeeld:

`een diepe vleeswond die gehecht moet worden`
de vlegel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vlexəl]



Verbuigingen:

vlegel|s (meerv.)
iemand die brutaal of onbeleefd is


Voorbeeld:

`Wat een brutale vlegel!`




Synoniem:

vlerk
vlegeljaren
zelfst.naamw.
de puberale leeftijd (circa 12-14) waarop een jongen zich vaker als een vlegel pleegt te ge- of misdragen
vleien
werkw.


Uitspraak:

['vlɛijə(n)]



Verbuigingen:

vleide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevleid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
complimenten maken die niet per se gemeend zijn


Voorbeeld:

`Je vleit me.`
Ik voel me gevleid.
(ik ben blij met je compliment)
de vlegel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vlexəl]



Verbuigingen:

vlegel|s (meerv.)
iemand die brutaal of onbeleefd is


Voorbeeld:

`Wat een brutale vlegel!`




Synoniem:

vlerk
de vlek
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlɛk]



Verbuigingen:

vlek|ken (meerv.)
1) vuil stukje op een oppervlak


Voorbeelden:

`Er zit een vlek op je T-shirt.`,
`vetvlek`



2) anders gekleurd stukje huid


Voorbeeld:

`witte koeien met zwarte vlekken`
vlekkeloos
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vlɛkəlos]
zonder fouten


Voorbeeld:

`Hij spreekt vlekkeloos Nederlands.`




Synoniemen:

onberispelijk, foutloos
vlekken
werkw.


Uitspraak:

['vlɛkə(n)]



Verbuigingen:

vlekte (verl.tijd )Toon alle vervoegingen
1) vlekken veroorzaken


Verbuigingen:

heeft gevlekt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`oppassen dat je zonnebrandcrème niet vlekt op je bikini`



2) vlekken krijgen


Verbuigingen:

is gevlekt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Als bladeren vlekken dan kan dat erop wijzen dat je plant de bladvlekkenziekte heeft.`
vlektyfus
zelfst.naamw.
[medisch] een besmettelijke ziekte veroorzaakt door besmetting met [species|Rickettsia|Rickettsia sp.] Voorbeeld: `Omdat vlektyfus voornamelijk overgebracht wordt door kleerluizen is het een epidemische ziekte die vooral bij oorlogen en hongersnoden veel slachtoffers kan vergen. `
de vlerk
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlɛrk]



Verbuigingen:

vlerk|en (meerv.)
iemand die brutaal of onbeleefd is


Voorbeeld:

`een arrogante, onbeschofte vlerk`
vleselijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vlesələk]
wat betrekking heeft op je lichaam, vooral met de gedachte aan seks


Voorbeeld:

`vleselijke verlangens`




Synoniem:

lichamelijk
vleselijke gemeenschap
(geslachtsgemeenschap) Synoniem: seks
vleug
zelfst.naamw.
een hoeveelheid gasvormige substantie die men ruikend waarneemt Voorbeeld: `Snel een vleugje parfum en wat make-up en weg was ze. `
de vleugel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vløxəl]



Verbuigingen:

vleugel|s (meerv.)
1) elk van de uitstekende delen waarmee vogels, vliegtuigen enz. kunnen vliegen


Voorbeeld:

`De uil spreidde zijn vleugels en verdween in de nacht.`



2) grote piano waarvan de bovenkant open kan staan


Voorbeeld:

`Aan de vleugel vertolkte zij twee sonates.`




Synoniem:

vleugelpiano


3) deel van een groot gebouw aan de zijkant van het hoofdgebouw


Voorbeelden:

`linkervleugel`,
`De collectie is verplaatst naar een vleugel van het museum.`
vleugelboot
zelfst.naamw.
[scheepvaart] een snelle motorboot die onder de romp voorzien is van draagvleugels, bij de vaart komt de boot uit het water, gedragen door de vleugels, wat tot een aanzienlijke vermindering van de waterweerstand leidt en een snelheidsverhoging tot gevolg heeft
de vleugelpiano
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vløxəlpijano]



Verbuigingen:

vleugelpiano|'s (meerv.)
grote piano waarvan de bovenkant open kan staan


Voorbeeld:

`een vleugelpiano kopen om in je woonkamer te zetten`




Synoniem:

vleugel (2)
vleugelslag
zelfst.naamw.
een krachtige beweging van de vleugel van een vogel of insect Voorbeeld: `Met enige snelle vleugelslagen steeg de vogel op van de nok van het dak. `
vleugelspanwijdte
zelfst.naamw.
de afstand tussen de vleugelpunten van een vogel of vliegtuig Voorbeeld: `De vleugelspanwijdte bedroeg twee meter. `
de vleugelspeler
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vløxəlspelər]



Verbuigingen:

vleugelspeler|s (meerv.)
speler die links of rechts staat op een veld


Voorbeeld:

`de vleugelspelers bij het voetbal`
vleug
zelfst.naamw.
een hoeveelheid gasvormige substantie die men ruikend waarneemt Voorbeeld: `Snel een vleugje parfum en wat make-up en weg was ze. `
het vleugje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vløxjə]



Verbuigingen:

vleugje|s (meerv.)
een klein beetje


Voorbeelden:

`een leuke avond met een vleugje romantiek`,
`In het voorbijgaan rook ik een vleugje parfum.`
vlezig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vlezəx]
1) (van iemand of een lichaamsdeel) dik
2) (van een vrucht) met vruchtvlees


Antoniem:

droog
vlieden
werkw.
'formeel': (van tijd) voorbijgaan
Voorbeeld: `De tijd vliedt!' &mdash; «De tijd verloopt sneller dan je denkt.». `
'formeel': snel weg trachten te komen, vluchten
Voorbeeld: `De herten, vliedend voor het wassende water, bereikten de heuvel net op tijd. `
vlieden
werkw.
'formeel': (van tijd) voorbijgaan
Voorbeeld: `De tijd vliedt!' &mdash; «De tijd verloopt sneller dan je denkt.». `
'formeel': snel weg trachten te komen, vluchten
Voorbeeld: `De herten, vliedend voor het wassende water, bereikten de heuvel net op tijd. `
vlieden
werkw.
'formeel': (van tijd) voorbijgaan
Voorbeeld: `De tijd vliedt!' &mdash; «De tijd verloopt sneller dan je denkt.». `
'formeel': snel weg trachten te komen, vluchten
Voorbeeld: `De herten, vliedend voor het wassende water, bereikten de heuvel net op tijd. `
de vlieg
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlix]



Verbuigingen:

vlieg|en (meerv.)
zwart insect dat kan vliegen


Voorbeeld:

`De kat probeerde een dikke vlieg te vangen.`
Hij doet geen vlieg kwaad.
(hij heeft een zacht karakter en zal nooit iemand pijn doen)
invliegen
werkw.
vliegend binnengaan
Voorbeeld: `Zij waren zonder toestemming het Libische luchtruim ingevlogen. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het invliegen in de tweede betekenis erin. `
enz.
aanvliegen
werkw.


Uitspraak:

['anvlixə(n)]



Verbuigingen:

vloog aan (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand) opeens en fel aanvallen


Verbuigingen:

is, heeft aangevlogen (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`een automobilist aanvliegen na een botsing`,
`Dat idee vliegt me aan, ik ben er zenuwachtig van.`



2) met een vliegtuig aanvoeren


Verbuigingen:

heeft aangevlogen (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`hulpgoederen voor de slachtoffers aanvliegen`



3) vliegend naderen


Verbuigingen:

is aangevlogen (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`een vliegveld aanvliegen`,
`Daar komen heel veel kraaien aanvliegen.`
opvliegen
werkw.
vanaf de grond of een andere positie van rust aan een vlucht door de lucht beginnen
Voorbeeld: `Toen de luid knal weerklink vloog de hele zwerm spreeuwen op van het veld. `
'overdrachtelijk': plotseling in actie komen
Voorbeeld: `Hij vloog op en begon te schelden omdat hij zich door die opmerking beledigd voelde. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
overvliegen
werkw.
ergens overheen vliegen
Voorbeeld: `In deze polder kan je in de herfst hele zwermen vogels zien overvliegen. ` Voorbeeld: `Dat vliegtuig is nu al drie keer komen overvliegen, als die maar niet in de problemen zit! `
van de ene afdeling naar de volgende gaan, bijvoorbeeld bij scouting
Voorbeeld: `Nu zij zeventien werd zou ze overvliegen van de Zeemeeuwen naar de Najaden. `
iets met een vliegtuig ergens brengen
Voorbeeld: `De nieuwe tenten worden volgende week overgevlogen. `
wegvliegen
werkw.
een plaats vliegend verlaten
Voorbeeld: `Voor hij de foto kon nemen vloog de zeldzame vogel weg. `
heel snel en plotseling een plaats verlaten
Voorbeeld: `Toen hij het slechte nieuws hoorde vloog hij weg. `
een hoge verkoopsnelheid hebben
Voorbeeld: `Zo rond deze tijd van het jaar vliegen de boeken gewoon weg. `
vliegbasis
zelfst.naamw.
een militair vliegveld Voorbeeld: `De vliegbasis werd twee weken lang gesloten. `
vliegbasis
zelfst.naamw.
een militair vliegveld Voorbeeld: `De vliegbasis werd twee weken lang gesloten. `
vliegbasis
zelfst.naamw.
een militair vliegveld Voorbeeld: `De vliegbasis werd twee weken lang gesloten. `
vliegdekschip
zelfst.naamw.
[scheepvaart] een vaartuig dat is ingericht voor het vervoer, onderhoud en gebruik van vliegtuigen
vliegdekschip
zelfst.naamw.
[scheepvaart] een vaartuig dat is ingericht voor het vervoer, onderhoud en gebruik van vliegtuigen
vliegen
werkw.


Uitspraak:

['vlixə(n)]



Verbuigingen:

vloog (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft of is gevlogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met vleugels door de lucht bewegen


Voorbeelden:

`In oktober vliegen de vogels naar het zuiden.`,
`Het vliegtuig vloog laag boven de huizen.`,
`In mei zijn we naar Portugal gevlogen.`
2) zich heel snel verplaatsen


Voorbeelden:

`Het begon als een gewone ruzie, maar even later vloog het servies door de kamer.`,
`Toen hij de geur van aangebrande aardappelen rook, vloog hij naar de keuken.`
Ik heb nog nooit gevlogen.
(ik heb nog nooit met een vliegtuig gereisd)
De tijd vliegt.
(de tijd gaat heel snel <dit zeg je bijvoorbeeld als je merkt dat het tijd is om iets anders te gaan doen
vliegende vis
zelfst.naamw.
[vissen] 'Exocoetidae', een vis waarvan de borstvinnen ongewoon groot zijn en hem in de gelegenheid stellen korte vluchten te maken om te ontsnappen aan roofdieren
vliegenmepper
zelfst.naamw.
een apparaat om een vlieg mee dood te slaan Voorbeeld: `Kun jij me de vliegenmepper even geven zodat ik die mug kan doodslaan? `
vliegensvlug
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vlixə(n)sflʏx]
zeer snel


Synoniem:

razendsnel
de vlieger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vlixər]



Verbuigingen:

vlieger|s (meerv.)
voorwerp aan een lang touw dat je in de lucht kunt laten zweven als er wind is
Die vlieger gaat niet op.
dat zeg je als een poging mislukt of een wens niet uitkomt>) `Ik had gehoopt nog even koffie te kunnen drinken, maar die vlieger ging niet op.`
vliegeren
werkw.
het oplaten van een vlieger Voorbeeld: `We hebben op het strand een hele tijd gevliegerd. `
vliegeren
werkw.
het oplaten van een vlieger Voorbeeld: `We hebben op het strand een hele tijd gevliegerd. `
vliegeren
werkw.
het oplaten van een vlieger Voorbeeld: `We hebben op het strand een hele tijd gevliegerd. `
het vlieggewicht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vlixəwɪxt]
1) klasse van boksers met het lichtste gewicht of een bokser die tot die klasse behoort sport


Voorbeeld:

`De Japanse bokser is kampioen in het vlieggewicht.`



2) totale gewicht van een vliegtuig luchtvaart


Voorbeeld:

`het vlieggewicht van een zweefvliegtuigje`
vliegramp
zelfst.naamw.
een ongeluk in de lucht Voorbeeld: `De vliegramp eiste veel slachtoffers. `
de vliegreis
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vlixrɛis]



Verbuigingen:

vlieg|reizen (meerv.)
reis met het vliegtuig


Voorbeeld:

`Goedkope vliegreizen naar de Caraïben!`
vliegen
werkw.


Uitspraak:

['vlixə(n)]



Verbuigingen:

vloog (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft of is gevlogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met vleugels door de lucht bewegen


Voorbeelden:

`In oktober vliegen de vogels naar het zuiden.`,
`Het vliegtuig vloog laag boven de huizen.`,
`In mei zijn we naar Portugal gevlogen.`
2) zich heel snel verplaatsen


Voorbeelden:

`Het begon als een gewone ruzie, maar even later vloog het servies door de kamer.`,
`Toen hij de geur van aangebrande aardappelen rook, vloog hij naar de keuken.`
Ik heb nog nooit gevlogen.
(ik heb nog nooit met een vliegtuig gereisd)
De tijd vliegt.
(de tijd gaat heel snel <dit zeg je bijvoorbeeld als je merkt dat het tijd is om iets anders te gaan doen
het vliegtuig
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vlixtœyx]



Verbuigingen:

vliegtuig|en (meerv.)
vervoermiddel met vleugels


Voorbeelden:

`militaire vliegtuigen`,
`Als er niet snel een taxi komt, mis ik mijn vliegtuig.`,
`vrachtvliegtuig`
vliegtuigmotor
zelfst.naamw.
is de motor van een vliegtuig
het vliegveld
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vlixfɛlt]



Verbuigingen:

vliegveld|en (meerv.)
terrein waar vliegtuigen kunnen vertrekken en aankomen


Synoniem:

luchthaven
het vliegverkeer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vlixfərker]
verkeer in de lucht met luchtvaartuigen


Voorbeeld:

`vliegverkeersleider`
de vlier
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vlir]



Verbuigingen:

vlier|en (meerv.)
heester met witte bloemschermen en eetbare bessen


Voorbeeld:

`vlierstruik`
de vlierbes
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vlirbɛs]



Verbuigingen:

vlierbes|sen (meerv.)
bes van de vlierstruik


Voorbeeld:

`vlierbessensap`
de vliering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vlirɪŋ]



Verbuigingen:

vliering|en (meerv.)
kleine ruimte vlak onder het dak waar je spullen kunt zetten die je niet vaak nodig hebt
het vlies
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vlis]



Verbuigingen:

vliezen (meerv.)
&
&
&
dunne laag materiaal op, tussen of om iets anders


Voorbeelden:

`Aan de buitenkant van de hersenen zit een vlies.`,
`Het vlies om een muskaatnoot wordt onder de naam foelie als specerij gebruikt.`,
`hoornvlies`,
`maagdenvlies`
De vliezen zijn gebroken.
(de bevalling is begonnen)
de vliesgevel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vlisxevəl]



Verbuigingen:

vliesgevel|s (meerv.)
niet-dragende afscheiding tussen de binnen- en buitenkant van een gebouw constructie


Voorbeeld:

`vliesgevels uit glas of aluminium`
vlieten
werkw.
[formeel] zachtjes vloeien of stromen
Voorbeeld: `Het water is door de sterke regenval op een aantal plaasen over de dam gevloten. `
[formeel] als iets vluchtigs voorbijgaan
Voorbeeld: `Terwijl [Hans] Andreas de drama's van goed en fout, van leven en dood, direct aan de lijve ondervonden heeft, is het groots en meeslepende aan [Adriaan R.] Holst voornamelijk voorbij gevloten. `

Bron: Wikiwoordenboek - vlieten.
neervlijen
werkw.
zachtjes neerleggen Voorbeeld: `Hij vlijde het voorwerp neer op de tafel. `
vlijen
werkw.


Uitspraak:

['vlɛijə(n)]



Verbuigingen:

vlijde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevlijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voorzichtig of ordelijk neerleggen


Voorbeeld:

`De kat vlijt zich neer naast de haard.`
vlijm
zelfst.naamw.
[medisch] scherp snijinstrument dat eertijds gebruikt werd bij het aderlaten
Voorbeeld: `De chrirugijn kwam er al aan met zijn verzameling vlijmen en een kom voor het bloed. `
zeer scherp mesje voor andere toepassingen
vlijmscherp
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vlɛimsxɛrp]
heel scherp


Voorbeeld:

`Kijk uit, dat mes is vlijmscherp!`
vlijmscherpe woorden
(woorden die heel precies zijn en kwetsen)
de vlijt
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlɛit]
houding die blijk geeft van serieuze aandacht


Voorbeeld:

`met veel vlijt studeren voor je examens`




Synoniem:

ijver
vlijtig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vlɛitəx]
blijk gevend van serieuze aandacht


Synoniem:

ijverig
de vlinder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vlɪndər]



Verbuigingen:

vlinder|s (meerv.)
insect met grote vleugels, die vaak opvallende kleuren hebben
vlinders in je buik hebben
(verliefd zijn)
vlinderdas
zelfst.naamw.
[kleding] een strikje dat op de boord van een overhemd gedragen wordt
vlinderen
werkw.


Uitspraak:

['vlɪndərə(n)]



Verbuigingen:

vlinderde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevlinderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) vlak en glad maken van een betonnen vloer constructie


Voorbeeld:

`een betonvloer vlinderen`



2) zwemmen met de vlinderslag sport
de vlinderslag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vlɪndərslɑx]
zwemslag waarbij je op je buik ligt en je beide armen tegelijk naar voren en vervolgens naar achteren brengt


Voorbeeld:

`de 100 meter vlinderslag`
de vlo
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlo]



Verbuigingen:

vlooien (meerv.)
insect zonder vleugels dat zich voedt met het bloed van mensen en dieren


Voorbeelden:

`mensenvlo`,
`hondenvlo`,
`rattenvlo`
vlechten
werkw.


Uitspraak:

['vlɛxtə(n)]



Verbuigingen:

vlocht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevlochten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(touwen, slierten haar enz.) afwisselend over en onder elkaar leggen zodat er één streng ontstaat


Voorbeeld:

`Tot mijn achttiende jaar vlocht ik mijn haar.`
de vloed
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vlut]
1) regelmatig terugkerende toestand waarin de zee hoger wordt en een stuk land overspoelt


Voorbeeld:

`Bij vloed wordt het strand een stuk kleiner.`




Antoniem:

eb


2) grote hoeveelheid van iets dat in je richting komt


Voorbeeld:

`een vloed aan reacties`




Synoniem:

toevloed
de vloed
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vlut]
1) regelmatig terugkerende toestand waarin de zee hoger wordt en een stuk land overspoelt


Voorbeeld:

`Bij vloed wordt het strand een stuk kleiner.`




Antoniem:

eb


2) grote hoeveelheid van iets dat in je richting komt


Voorbeeld:

`een vloed aan reacties`




Synoniem:

toevloed
de vloedgolf
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vlutxɔlf]



Verbuigingen:

vloed|golven (meerv.)
omhooggaande beweging van water in de zee bij vloed of als gevolg van aardbevingen, zware stormen etc.


Voorbeeld:

`De aardbeving op het eiland leidde tot een enorme vloedgolf.`
afvloeien
werkw.


Uitspraak:

['ɑflujə(n)]



Verbuigingen:

vloeide af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is afgevloeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van werknemers) geleidelijk met ontslag gaan


Voorbeeld:

`400 man laten afvloeien door natuurlijk verloop of gedwongen ontslag`



2) wegstromen


Voorbeeld:

`De vloeistof kan afvloeien door de gaten.`
wegvloeien
werkw.


Uitspraak:

['wɛxflujə(n)]



Verbuigingen:

vloeide weg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is weggevloeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar een andere plaats stromen


Voorbeeld:

`het water naar buiten laten wegvloeien`




Synoniem:

weglopen


2) geleidelijk aan verdwijnen


Voorbeeld:

`grote geldsommen die wegvloeien naar het buitenland`
vloeibaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vlujbar]
zeer beweeglijk, zonder vaste vorm en nat


Voorbeeld:

`Als boter smelt, wordt hij vloeibaar.`




Antoniem:

vast



Synoniem:

liquide
afvloeien
werkw.


Uitspraak:

['ɑflujə(n)]



Verbuigingen:

vloeide af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is afgevloeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van werknemers) geleidelijk met ontslag gaan


Voorbeeld:

`400 man laten afvloeien door natuurlijk verloop of gedwongen ontslag`



2) wegstromen


Voorbeeld:

`De vloeistof kan afvloeien door de gaten.`
vloeien
werkw.


Uitspraak:

['vlujə(n)]



Verbuigingen:

vloeide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevloeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van een vloeistof) naar een andere plaats bewegen


Voorbeeld:

`Een groot deel van de regen vloeit naar zee.`




Synoniem:

stromen
Er vloeide bloed.
(er werd gevochten en daarbij raakten mensen gewond)
vloeiend
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vlujənt]
zonder te haperen


Voorbeelden:

`in één vloeiende beweging`,
`Hij spreekt vloeiend Frans.`
vloeipapier
zelfst.naamw.
papier om een sigaret van te rollen Voorbeeld: `Zijn vloeipapier was bijna op, dus ging hij snel naar de winkel. `
de vloeistof
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vlujstɔf]



Verbuigingen:

vloeistof|fen (meerv.)
vloeibare stof


Voorbeeld:

`Water en melk zijn vloeistoffen.`




Synoniem:

vocht
de vloek
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vluk]



Verbuigingen:

vloek|en (meerv.)
1) woord dat de naam van God bevat en dat je gebruikt als je boos bent


Voorbeeld:

`een vloek slaken`




Synoniem:

krachtterm
2) verzoek aan een hogere macht om iets vervelends te laten gebeuren


Voorbeeld:

`een vloek uitspreken over`
in een vloek en een zucht
(heel snel) `In een vloek en een zucht was ze klaar.`
er rust een vloek op
dit zeg je als iemand veel pech heeft met iets of als iets elke keer weer niet lukt>)
vloeken
werkw.


Uitspraak:

['vlukə(n)]



Verbuigingen:

vloekte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevloekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) een vloek (1) uitspreken


vloeken als een ketter

(erg vloeken)


2) niet bij elkaar passen


Voorbeeld:

`Die kleuren vloeken.`




Antoniem:

harmoniëren
de vloer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vlur]



Verbuigingen:

vloer|en (meerv.)
het oppervlak in een gebouw waarop je staat


Voorbeeld:

`Haar kleren lagen verspreid over de vloer.`
Je kunt er van de vloer eten.
(het is er zeer schoon)
over de vloer komen bij iemand
(op bezoek komen bij iemand)
de vloer aanvegen met iemand
(iemand op overtuigende wijze verslaan of bekritiseren)
de vloerbedekking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vlurbədɛkɪŋ]



Verbuigingen:

vloerbedekking|en (meerv.)
materiaal dat je gebruikt om je vloer te bedekken


Voorbeeld:

`voorbeelden van vloerbedekking zijn: parket, tapijt, natuursteen en kurk.`
Vloerbeek
zelfst.naamw.
[toponiem|land=Frankrijk] plaats in Noord-Frankrijk nabij Béthune
vloeren
werkw.


Uitspraak:

['vlurə(n)]



Verbuigingen:

vloerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevloerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) vloerbedekking aanbrengen


Voorbeeld:

`je huis laten vloeren door vaklui`



2) iemand (op de grond) doen vallen


Voorbeeld:

`de speler die de bal heeft vloeren`




Synoniem:

onderuithalen
het vloerkleed
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vlurklet]



Verbuigingen:

vloer|kleden (meerv.)
tapijt op de vloer


Voorbeeld:

`struikelen over een vloerkleedje`
vloertegel
zelfst.naamw.
een tegel van keramiek, natuursteen, kunststof etc. om een vloer mee te bedekken Voorbeeld: `Hij liet de vloertegels van schrik uit zijn hand vallen. `
vloggen
werkw.


Afbreekpatroon:

'vlog - gen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

vlogde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gevlogd (volt.deelw.)
video bloggen film


Voorbeeld:

`hij vlogt iedere dag over zijn belevenissen in het buitenland`




Synoniem:

weblog bijhouden met video's
de vlok
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlɔk]



Verbuigingen:

vlok|ken (meerv.)
sneeuwvlok


Voorbeeld:

`De sneeuw valt in dikke vlokken uit de hemel.`
vlokken
zelfst.naamw.
meervoud van vlok.

[voeding] bepaald soort broodbeleg van chocolade
Voorbeeld: `Op mijn boterham strooi ik vlokken. `
de vlo
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlo]



Verbuigingen:

vlooien (meerv.)
insect zonder vleugels dat zich voedt met het bloed van mensen en dieren


Voorbeelden:

`mensenvlo`,
`hondenvlo`,
`rattenvlo`
vlooienmarkt
zelfst.naamw.
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
de vlo
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlo]



Verbuigingen:

vlooien (meerv.)
insect zonder vleugels dat zich voedt met het bloed van mensen en dieren


Voorbeelden:

`mensenvlo`,
`hondenvlo`,
`rattenvlo`
de vloot
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlot]



Verbuigingen:

vloten (meerv.)
verzameling van een groot aantal schepen


Voorbeelden:

`oorlogsvloot`,
`transportvloot`
I het vlot
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vlɔt]



Verbuigingen:

vlot|ten (meerv.)
eenvoudig vaartuig van boomstammen die naast elkaar liggen, soms ook met planken en vaten


Voorbeeld:

`Ze besloten een vlot te bouwen om van het eiland af te komen.`
II vlot
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vlɔt]
1) snel en gemakkelijk, zonder moeite


Voorbeeld:

`Na een vlotte rit kwamen we aan op onze bestemming.`
2) (van iemand) die makkelijk kan praten en met wie je makkelijk contact maakt


Voorbeeld:

`Wij zoeken voor onze winkel een vlotte verkoopster.`
een vlotte tekst
(een aangename tekst die je gemakkelijk kunt lezen)
een vlotte babbel hebben
(goed kunnen praten)
de vloot
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlot]



Verbuigingen:

vloten (meerv.)
verzameling van een groot aantal schepen


Voorbeelden:

`oorlogsvloot`,
`transportvloot`
vlotweg
bijwoord
op een vlotte manier, met gemak, zonder moeite Voorbeeld: `De keus was enorm; we telden vlotweg dertig verschillende mogelijkheden. `
de vlucht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vlʏxt]



Verbuigingen:

vlucht|en (meerv.)
1) keer dat je vlucht


Voorbeelden:

`Ze was op de vlucht voor de politie.`,
`vluchtroute`
2) tocht die een vliegtuig, vogel of ander vliegend dier of voorwerp maakt


Voorbeelden:

`Vlucht 511 heeft een vertraging van 30 minuten.`,
`Hoe was je vlucht?`
op de vlucht slaan
(plotseling, zonder voorbereiding beginnen te vluchten)
een hoge vlucht nemen
((van iets) zich sterk ontwikkelen) `het gebruik van e-mail heeft een hoge vlucht genomen`
Gierzwaluwen paren in de vlucht.
()
de vluchteling
zelfst.naamw. (m.)
de vluchteling|e
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vlʏxtəlɪŋ|ə]



Verbuigingen:

vluchtelinge|n (meerv.)


Uitspraak:

['vlʏxtəlɪŋ]



Verbuigingen:

vluchteling|en (meerv.)
iemand die vlucht of gevlucht is uit een ander land


Voorbeelden:

`vluchtelingenkamp`,
`bootvluchtelingen`
het vluchtelingenkamp
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vlʏxtəlɪŋə(n)kɑmp]



Verbuigingen:

vluchtelingenkamp|en (meerv.)
plaats waar vluchtelingen tijdelijk verblijven


Voorbeeld:

`Palestijnse vluchtelingenkampen`
vluchten
werkw.


Uitspraak:

['vlʏxtə(n)]



Verbuigingen:

vluchtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is gevlucht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weggaan omdat je ergens bang voor bent


Voorbeelden:

`We zijn gevlucht voor de regenbui.`,
`Tijdens de oorlog zijn ze gevlucht.`




Synoniem:

ontsnappen
de vluchtheuvel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vlʏxthøvəl]



Verbuigingen:

vluchtheuvel|s (meerv.)
hogere plaats in het midden van een straat waarop je kunt wachten tot je kunt oversteken
vluchtig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vlʏxtəx]
kort en oppervlakkig


Voorbeeld:

`Ze wil een echte relatie, geen vluchtig contact.`
de vluchtleider
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vlʏxtlɛidər]



Verbuigingen:

vluchtleider|s (meerv.)
iemand die als beroep het luchtverkeer regelt of leidt


Voorbeeld:

`Vluchtleiders hebben een grote verantwoordelijkheid`




Synoniem:

luchtverkeersleider
de vluchtstrook
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vlʏxtstrok]



Verbuigingen:

vlucht|stroken (meerv.)
rijstrook aan de kant van een snelweg waar je kunt stoppen als je auto kapot is


Voorbeeld:

`op de vluchtstrook staan`
vluchten
werkw.


Uitspraak:

['vlʏxtə(n)]



Verbuigingen:

vluchtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is gevlucht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weggaan omdat je ergens bang voor bent


Voorbeelden:

`We zijn gevlucht voor de regenbui.`,
`Tijdens de oorlog zijn ze gevlucht.`




Synoniem:

ontsnappen
vlug
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vlʏx]
snel


Antoniemen:

langzaam, traag,



Synoniemen:

gauw, snel
iets vlugvlug doen
(iets zeer snel doen) `vliegensvlug`
Naar huis! En vlug wat!
dat zeg je tegen een kind>)
vlugzout
zelfst.naamw.
[scheikunde] ammoniumcarbonaat (NH<sub>4</sub>)<sub>2</sub>CO<sub>3</sub> Voorbeeld: `Een geconcentreerde oplossing van vlugzout riekt sterk naar ammoniak. `
het vmbo
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[veɛmbe'jo]
<voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs>
onderwijstype in Nederland dat volgt op het basisonderwijs en dat het vroegere mavo, vbo en vso omvat


Voorbeeld:

`Het vmbo, het havo en het vwo zijn verschillende types van het voortgezet onderwijs in Nederland.`
vnl.
afkorting
voornamelijk
VO
afkorting
1) Voortgezet Onderwijs


Voorbeeld:

`Na het middelbaar onderwijs gaat ze naar het VO.`




Synoniem:

Hoger Onderwijs


2) de bladzijde boven;
op de keerzijde


Synoniem:

voorgaande bladzijde
vocaal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vo'kal]
als iets betrekking heeft op de stem


Voorbeelden:

`vocale muziek`,
`de vocale prestaties van een zanger`




Antoniem:

instrumentaal
de (m)/het vocabulaire
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vokaby'lɛ:r(ə)]



Verbuigingen:

vocabulaire|s (meerv.)
totaal aan woorden waarover een taal of iemand beschikt


Voorbeeld:

`een uitgebreid(e) vocabulaire`




Synoniem:

woordenschat
vocaliseren
werkw.


Uitspraak:

[vokali'zerə(n)]



Verbuigingen:

vocaliseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevocaliseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zangoefeningen doen


Voorbeeld:

`Vocaliseren gaat niet goed als je verkouden bent.`
vocatief
zelfst.naamw.
[grammatica] naamval waarin een naamwoord staat dat aanduidt tot wie het woord wordt gericht
het vocht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɔxt]



Verbuigingen:

vocht|en (meerv.)
vloeistof


Voorbeelden:

`Er zit vocht in de muur van de badkamer.`,
`Kinderen hebben veel vocht nodig.`
vochtig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vɔxtəx]
een beetje nat


Voorbeelden:

`Mijn zwembroek voelt nog steeds vochtig aan.`,
`een vochtig klimaat`
vochtigheid
zelfst.naamw.
de mate van vocht
de/het vod
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɔt]



Verbuigingen:

vod|den (meerv.)
oud stuk textiel
iemand achter de vodden zitten
(druk op iemand uitoefenen omdat je wilt dat hij doet wat je hem gevraagd hebt of wat hij beloofd heeft enz.)
een vodje papier
(afspraak, overeenkomst enz. op papier die niet veel waard is)
de voddenvent
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɔdə(n)vɛnt]



Verbuigingen:

voddenvent|en (meerv.)
iemand die niets doet en voor niets deugt


Voorbeeld:

`Die voddenvent gaat toch beter zijn best moeten doen als hij hier nog wil blijven werken.`




Synoniem:

nietsnut
opvoeden
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpfudə(n)]



Verbuigingen:

voedde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgevoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(kinderen) voeden, verzorgen en normen bijbrengen


Voorbeelden:

`Na de scheiding moest zij de drie kinderen alleen opvoeden.`,
`een keurig opgevoed kind`
voeden
werkw.


Uitspraak:

['vudə(n)]



Verbuigingen:

voedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voedsel laten eten dat je aanbiedt


Synoniemen:

eten geven, voeren
Ze voedt haar baby twee keer per nacht.
(ze laat de baby twee keer per nacht melk drinken)
zich voeden met iets
(eten wat je gewoonlijk eet om in leven te blijven) `De uil voedt zich vooral met muizen en insecten.`
voederbak
zelfst.naamw.
bak waarin voedsel wordt gedaan
voederen
werkw.


Uitspraak:

['vudərə(n)]



Verbuigingen:

voederde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevoederd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een dier) voeren (1)


Synoniem:

voeren (1)
de voeding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vudɪŋ]



Verbuigingen:

voeding|en (meerv.)
1) keer dat een baby wordt gevoed


Voorbeeld:

`De baby krijgt vijf voedingen per dag.`



2) voedsel


Voorbeeld:

`Je moet goed op je voeding letten.`



3) onderdeel dat de toevoer van elektrische spanning regelt technisch


Voorbeelden:

`netvoeding`,
`voedingskabel`
de voedingskabel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vudɪŋskabəl]



Verbuigingen:

-s (meerv.)
Electrische draad die een stroombron met een apparaat verbindt


Voorbeeld:

`Steek de stekker van de voedingskabel in het stopcontact `
het voedingsmiddel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vudɪŋsmɪdəl]



Verbuigingen:

voedingsmiddel|en (meerv.)
voedsel dat je nodig hebt om te leven (1)


Voorbeelden:

`gezonde voedingsmiddelen promoten`,
`plantaardige voedingsmiddelen`,
`dierlijke voedingsmiddelen`




Synoniem:

levensmiddelen
het voedingssupplement
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vudɪŋsʏpləmɛnt]



Verbuigingen:

voedingssupplement|en (meerv.)
voedingsmiddel dat een aanvulling vormt op het dagelijkse voedsel


Voorbeeld:

`Voedingssupplementen lijken qua vorm sterk op geneesmiddelen.`
voedingswaarde
zelfst.naamw.
de hoeveelheid energie van eetwaar Voorbeeld: `De voedingswaarde is meestal op het etiket terug te vinden. `
het voedsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vutsəl]
wat je gewoonlijk eet om in leven te blijven


Voorbeelden:

`In de winter wordt het voor veel vogels moeilijker om voedsel te vinden.`,
`voedselvergiftiging`




Synoniemen:

eten, voeding (2)
voedselbank
zelfst.naamw.
instelling die niet-verkoopbare maar kwalitatief goede levensmiddelen inzamelt bij producenten en distributeurs en die gratis verstrekt aan mensen die financieel niet kunnen rondkomen
de voedselketen
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vutsəlketə(n)]



Verbuigingen:

voedselketen|s (meerv.)
geheel van voedingsrelaties tussen dieren en planten die eten en opgegeten worden
de voedselschaarste
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vutsəlsxarstə]
situatie waarin er een tekort aan voedsel is


Voorbeelden:

`de voedselschaarste in arme landen`,
`De winter is een periode van voedselschaarste voor veel vogels.`
de voedselvergiftiging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vutsəlfərxɪftəxɪŋ]



Verbuigingen:

voedselvergiftiging|en (meerv.)
ziekte die je krijgt door het eten van bedorven voedsel waardoor je je misselijk voelt en moet braken


Voorbeeld:

`Drie dagen in bed blijven omdat je een voedselvergiftiging opgelopen hebt.`
de voedselvergiftiging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vutsəlfərxɪftəxɪŋ]



Verbuigingen:

voedselvergiftiging|en (meerv.)
ziekte die je krijgt door het eten van bedorven voedsel waardoor je je misselijk voelt en moet braken


Voorbeeld:

`Drie dagen in bed blijven omdat je een voedselvergiftiging opgelopen hebt.`
voedselverwerking
zelfst.naamw.
de industriële verwerking van landbouwproducten Voorbeeld: `Zonder voedselverwerking zou er veel meer van de opbrengsten van de landbouw aan bederf verloren gaan. `
voeden
werkw.


Uitspraak:

['vudə(n)]



Verbuigingen:

voedde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voedsel laten eten dat je aanbiedt


Synoniemen:

eten geven, voeren
Ze voedt haar baby twee keer per nacht.
(ze laat de baby twee keer per nacht melk drinken)
zich voeden met iets
(eten wat je gewoonlijk eet om in leven te blijven) `De uil voedt zich vooral met muizen en insecten.`
voeg
zelfst.naamw.
een overgang tussen twee materialen Voorbeeld: `De voeg was nog niet afgewerkt. `
voedselverwerking
zelfst.naamw.
de industriële verwerking van landbouwproducten Voorbeeld: `Zonder voedselverwerking zou er veel meer van de opbrengsten van de landbouw aan bederf verloren gaan. `
bijvoegen
werkw.


Uitspraak:

['bɛivuxə(n)]



Verbuigingen:

voegde bij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft bijgevoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
toevoegen bij iets


Voorbeelden:

`een bestand bijvoegen bij een e-mail`,
`vergaderstukken bij een uitnodiging voegen`,
`je cv bijvoegen bij een sollicitatiebrief`,
`Het beslag is goed, je moet alleen nog wat suiker bijvoegen.`
invoegen
werkw.


Uitspraak:

['ɪnvuxə(n)]



Verbuigingen:

voegde in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingevoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met je voertuig tussen het verkeer op een andere rijstrook gaan rijden verkeer


Voorbeeld:

`Je moet invoegen als je de snelweg oprijdt.`




Antoniem:

uitvoegen


2) (iets) tussen andere dingen plaatsen


Voorbeeld:

`een voetnoot invoegen in de tekst`




Synoniemen:

tussenvoegen, inpassen


3) voegen (tussen tegels) vullen constructie


Voorbeelden:

`een tegelvloer invoegen`,
`tegels invoegen`




Synoniem:

voegen
samenvoegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)vuxə(n)]



Verbuigingen:

voegde samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengevoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tot een nieuw geheel maken


Voorbeeld:

`twee regionale radiozenders samenvoegen`
toevoegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuvuxə(n)]



Verbuigingen:

voegde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegevoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (ergens) bij doen


Voorbeeld:

`voeg twee liter water toe`
2) op onvriendelijke manier zeggen tegen


Voorbeeld:

`"Zeur niet", voegde zij hem op bitse toon toe.`




Synoniemen:

toebijten, toesnauwen
de toegevoegde waarde
(toename in waarde bij het omzetten van grondstoffen in eindproducten) `btw of belasting op de toegevoegde waarde`
voeg
zelfst.naamw.
een overgang tussen twee materialen Voorbeeld: `De voeg was nog niet afgewerkt. `
voegen bij
werkw.


Uitspraak:

['vuxə(n) bɛɪ]



Verbuigingen:

voegde bij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevoegd bij (volt.deelw.)
plaatsen of doen bij


Voorbeeld:

`Roer de bloem door het water en voeg het bij de saus.`




Synoniem:

toevoegen aan
zich bij een groep voegen
(bij een groep gaan staan of tot een groep gaan behoren) Synoniem: zich aansluiten bij
zich voegen naar
reflexief werkw.


Uitspraak:

['vuxə(n) nar]



Verbuigingen:

voegde zich naar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich gevoegd naar (volt.deelw.)
gehoorzamen aan (een wet, regel, verzoek enz.), terwijl je dat misschien liever niet zou doen


Voorbeeld:

`Hij voegde zich naar haar wil en zegde zijn afspraak af.`
voegspijker
zelfst.naamw.
een stuk handgereedschap waarmee voegen worden afgewerkt Voorbeeld: `De voeger was zijn voegspijker verloren en moest een nieuwe aanschaffen. `
voeger
zelfst.naamw.
een vakman die de voegen in het metselwerk afwerkt Voorbeeld: `De voeger kon niet buiten werken vanwege de strenge vorst. `
voegspijker
zelfst.naamw.
een stuk handgereedschap waarmee voegen worden afgewerkt Voorbeeld: `De voeger was zijn voegspijker verloren en moest een nieuwe aanschaffen. `
aanvoelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈanvulə(n)]



Verbuigingen:

voelde aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangevoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) bij aanraking het genoemde gevoel geven


Voorbeeld:

`Je hand voelt koud aan.`




Synoniem:

voelen


2) met je gevoel begrijpen


Voorbeeld:

`aanvoelen dat iemand bang voor je is`
voegwerk
zelfst.naamw.
het totale aantal voegen in het metselwerk Voorbeeld: `Het voegwerk heeft veel meer gekost dan was begroot. `
voeg
zelfst.naamw.
een overgang tussen twee materialen Voorbeeld: `De voeg was nog niet afgewerkt. `
voegvulling
zelfst.naamw.
de vulling van een voeg, bijvoorbeeld zand, voegmortel of kit Voorbeeld: `De voegvulling kleurde niet goed bij het tegelwerk. `
het voegwoord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vuxwort]



Verbuigingen:

voeg|woorden (meerv.)
woord dat woorden en zinnen met elkaar verbindt grammatica


Voorbeeld:

`'En', 'of', 'omdat' en 'nadat' zijn voegwoorden.`
voelbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vulbar]
als je iets duidelijk kunt waarnemen of voelen


Voorbeelden:

`De plotselinge temperatuurdaling was duidelijk voelbaar.`,
`de voelbare gevolgen van de economische crisis`
I voelen
werkw.


Uitspraak:

['vulə(n)]



Verbuigingen:

voelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) je bewust zijn van (iets dat je aanraakt of wat in je lichaam een druk geeft)


Voorbeelden:

`Ze voelde een knobbeltje in de borst.`,
`Hij voelde dat hij moest niezen.`,
`Voel eens aan mijn voorhoofd.`,
`Je hoeft niet bang te zijn, je voelt er niks van.`,
`Ik voel pijn in mijn rug.`




Synoniemen:

gewaarworden, ervaren


2) je bewust zijn van (iets dat je emotioneel raakt)


Voorbeelden:

`Ze voelde geen liefde, alleen maar haat.`,
`Ik voel dat je me gaat verlaten.`




Synoniem:

ervaren


3) een (dergelijk) gevoel geven


Voorbeelden:

`Je hand voelt koud.`,
`Het voelt niet goed om nu weg te gaan.`




Synoniem:

aanvoelen
II zich voelen
reflexief werkw.


Uitspraak:

['vulə(n)]



Verbuigingen:

voelde zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich gevoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een (bepaald) gevoel hebben


Voorbeelden:

`Ik voel me niet lekker.`,
`Ze voelt zich eenzaam.`,
`Hoe voel je je vandaag?`
voelen voor
werkw.


Uitspraak:

['vulə(n) vor]



Verbuigingen:

voelde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevoeld voor (volt.deelw.)
willen doen of een goed idee vinden


Voorbeelden:

`Ik voel voor beide voorstellen wel wat.`,
`Ik voel er niet voor om hier te overnachten.`
voeler
zelfst.naamw.
iets of iemand die voelt

[techniek] een metalen strookje met een geijkte dikte, waarmee een kleine afstand kan worden getest
Voorbeeld: `Controleer welke voeler niet meer tussen de elektroden van de bougie past. `
voelspriet
zelfst.naamw.
[anatomie] een langgerekt, gewoonlijk geleed, uitwendig orgaan op de kop van een insect dat zintuigen voor de tastzin of soms ook voor gehoor of smaak bevat
het voer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vur]
voedsel dat je aan dieren geeft


Voorbeeld:

`hondenvoer`
voer voor discussie
(handeling, gebeurtenis, uitspraak enz. die aanleiding geeft tot of geschikt is voor discussie)
Dat is voer voor specialisten.
(dat is een onderwerp dat interessant is voor specialisten (en minder voor andere mensen))
aanvoeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈanvurə(n)]



Verbuigingen:

voerde aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) de leiding hebben over, of bovenaan staan


Voorbeelden:

`een leger aanvoeren`,
`een sportteam aanvoeren`,
`een verkiezingslijst aanvoeren`



2) ergens heen brengen


Voorbeeld:

`levensmiddelen aanvoeren naar de winkels`



3) tegen anderen zeggen


Voorbeelden:

`argumenten aanvoeren tegen de bouw van een fabriek`,
`De winkeldief voert ter verdediging aan dat hij geen geld meer heeft.`
afvoeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfurə(n)]



Verbuigingen:

voerde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar een andere plaats brengen


Voorbeelden:

`regenwater afvoeren via de dakgoot`,
`krijgsgevangen afvoeren naar een detentiekamp`




Synoniem:

wegbrengen
van een lijst afvoeren
(verwijderen) `kandidaten van de verkiezingslijst afvoeren` Synoniem: schrappen
doorvoeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈdorvurə(n)]



Verbuigingen:

voerde door (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft doorgevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat iets gebeurt volgens een afspraak of besluit


Voorbeeld:

`veranderingen doorvoeren`
invoeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈɪnvurə(n)]



Verbuigingen:

voerde in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (goederen uit het buitenland) in je eigen land brengen commercie


Voorbeeld:

`apparatuur uit China invoeren`




Antoniem:

uitvoeren



Synoniem:

importeren


2) zorgen dat iets gebruikt of toegepast gaat worden


Voorbeeld:

`een nieuwe onderwijsmethode invoeren`




Synoniem:

introduceren


3) (gegevens) in je computer zetten computers


Voorbeeld:

`gegevens invoeren via het toetsenbord`
opvoeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpfurə(n)]



Verbuigingen:

voerde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iets) krachtiger of groter maken


Voorbeeld:

`Na de prijzenoorlog voerden de supermarkten de prijzen geleidelijk weer op.`
2) (een theaterstuk) vertonen


Synoniem:

uitvoeren
een bromfiets opvoeren
(ervoor zorgen dat hij sneller kan dan is toegestaan)
uitvoeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytfurə(n)]



Verbuigingen:

voerde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (handelswaar) naar het buitenland verkopen


Voorbeeld:

`Nederland voert elk jaar meer snijbloemen uit.`




Antoniem:

invoeren



Synoniem:

exporteren


2) doen of maken op een van te voren bepaalde manier


Voorbeelden:

`een in rood leer uitgevoerd exemplaar`,
`een taxatie laten uitvoeren`



3) aan een publiek laten zien of horen


Voorbeeld:

`een concert uitvoeren`



4) bezig zijn


Voorbeeld:

`Kleine deugniet, wat voer jij daar uit?`
geen klap uitvoeren
(niets doen)
wegvoeren
werkw.
op geleide wijze iets of iemand weg doen gaan
Voorbeeld: `De gevangenen werden weggevoerd naar een kamp. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het wegvoeren in de tweede betekenis erin. `
enz.
aanvoeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈanvurə(n)]



Verbuigingen:

voerde aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) de leiding hebben over, of bovenaan staan


Voorbeelden:

`een leger aanvoeren`,
`een sportteam aanvoeren`,
`een verkiezingslijst aanvoeren`



2) ergens heen brengen


Voorbeeld:

`levensmiddelen aanvoeren naar de winkels`



3) tegen anderen zeggen


Voorbeelden:

`argumenten aanvoeren tegen de bouw van een fabriek`,
`De winkeldief voert ter verdediging aan dat hij geen geld meer heeft.`
voeren
werkw.


Uitspraak:

['vurə(n)]



Verbuigingen:

voerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een dier) eten geven


Voorbeeld:

`Bij de ingang van de dierentuin stond een bordje met de tekst 'Verboden te voeren'.`




Synoniem:

voederen



2) (een handeling) uitvoeren


Voorbeelden:

`oorlog voeren`,
`overleg voeren`
3) brengen naar


Voorbeeld:

`Dit pad voert naar een mooi dorpje.`




Synoniem:

leiden
4) (iemand) met de auto vervoeren


Voorbeeld:

`Het regende, maar gelukkig heeft iemand ons gevoerd.`
het woord voeren
(een publiek of de pers toespreken namens een groep)
Het voert te ver om daar nu verder op in te gaan.
(het is nu geen geschikt moment om daarop in te gaan (omdat er iets anders moet gebeuren of gezegd worden))
de voering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vurɪŋ]



Verbuigingen:

voering|en (meerv.)
stof waarmee een kledingstuk aan de binnenkant bekleed is


Voorbeeld:

`Er zit een gat in de voering van mijn jas.`
de voertaal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vurtal]



Verbuigingen:

voer|talen (meerv.)
gebruikelijke taal in een bepaald land of een bepaalde situatie


Voorbeelden:

`In het noorden is de voertaal Nederlands.`,
`Tijdens de Franse les is de voertaal honderd procent Frans.`
het voertuig
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vurtœyx]



Verbuigingen:

voer|tuigen (meerv.)
auto of ander vervoermiddel dat rijdt


Voorbeelden:

`De politie kreeg een melding van een verdacht voertuig.`,
`personenvoertuig`
het voertuig
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vurtœyx]



Verbuigingen:

voer|tuigen (meerv.)
auto of ander vervoermiddel dat rijdt


Voorbeelden:

`De politie kreeg een melding van een verdacht voertuig.`,
`personenvoertuig`
de voet
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vut]



Verbuigingen:

voet|en (meerv.)
1) lichaamsdeel waarop een mens of dier staat


Voorbeeld:

`Hij lag drie weken met zijn voet in het gips.`




Voeten vegen!

(<verzoek om met de onderkant van je schoenen over de mat te wrijven voor je verdergaat
2) onderste deel waarop iets steunt
te voet
(zonder vervoermiddel)
iemand voor de voeten lopen
(iemand hinderen doordat je precies daar staat waar hij heen of langs wil lopen of iets doet wat hij wil doen)
uit de voeten kunnen met iets
(kunnen werken of omgaan met iets)
op goede voet staan met iemand
(een goed contact hebben met iemand)
voet bij stuk houden
(niet toegeven)
op vrije voeten zijn
(niet meer of nog steeds niet in de gevangenis zitten)
je uit de voeten maken
(vluchten)
ten voeten uit
(precies zoals iemand is, heel typerend) `Dat is hem ten voeten uit.`
(een recht, wet, verbod enz.) met voeten treden
(bewust niet doen (wat afgesproken, verplicht, verboden enz. is))
heel wat voeten in de aarde hebben
(veel moeite kosten) `Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad voordat het geregeld was.`
op de voet volgen
((een ontwikkeling of iemand) van dichtbij volgen) `Hij werd op de voet gevolgd door het peloton.`
aan de voet van de berg
(beneden, aan het begin van de berg)
I het voetbal
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vudbɑl]
teamsport waarbij je een bal met de voet of het hoofd in het doel van de tegenstander probeert te krijgen sport


Voorbeeld:

`voetbalschoen`
II de voetbal
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vudbɑl]



Verbuigingen:

voetbal|len (meerv.)
bal waarmee je voetbal (1) speelt sport
de voetbalclub
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vudbɑlklʏp]



Verbuigingen:

voetbalclub|s (meerv.)
vereniging met leden die aan voetbal doen


Voorbeeld:

`voorbeelden van voetbalclubs: FC Barcelona, Chelsea FC, KV Mechelen, FC Den Haag`
voetballen
werkw.


Uitspraak:

['vudbɑlə(n)]



Verbuigingen:

voetbalde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevoetbald (volt.deelw.)
voetbal spelen sport
de voetballer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vudbɑlər]



Verbuigingen:

voetballer|s (meerv.)



de voetbal|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vudbɑl|stər]



Verbuigingen:

voetbalster|s (meerv.)
iemand die voetbal speelt


Voorbeelden:

`profvoetballer`,
`zondagvoetballer`
de voetbaltraining
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vudbɑltrenɪŋ, 'vudbɑltrɛ:nɪŋ]



Verbuigingen:

voetbaltraining|en (meerv.)
keer dat spelers van een voetbalclub trainen


Voorbeeld:

`Twee keer in de week heeft hij voetbaltraining en in het weekend is er een match.`
voetbalwedstrijd
zelfst.naamw.
een wedstrijd tussen twee voetbalelftallen Voorbeeld: `De voetbalwedstrijd eindigde met een gelijke stand. `
het voetenwerk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vutə(n)wɛrk]
manier waarop je met je voeten beweegt sport


Voorbeeld:

`Het voetenwerk is van groot belang bij boksen.`
voeteren
werkw.
te voet gaan.
Voorbeeld: `Als onze fiets stuk is, dan moeten we wel voeteren. `
te voet ergens heen gaan.
Voorbeeld: `Hij is van Amsterdam naar Utrecht gevoeteerd.- [Weiland. `
de voetfout
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vutfɑut]



Verbuigingen:

voetfout|en (meerv.)
(bij tennis, volleybal) het plaatsen van je voet over de lijn terwijl dat volgens de spelregels niet toegestaan is sport


Voorbeeld:

`Bij een voetfout van de speler die de bal opslaat, moet de scheidsrechter fluiten.`
de voetganger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vutxɑŋər]



Verbuigingen:

voetganger|s (meerv.)



de voet|gangster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vut|xɑŋstər]



Verbuigingen:

voetgangster|s (meerv.)
iemand die lopend aan het verkeer deelneemt


Voorbeeld:

`voetgangerstunnel`
Alleen voor voetgangers en fietsers.
tekst op een verkeersbord>)
de voetgangersbrug
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vutxɑŋərsbrʏx]



Verbuigingen:

voetgangersbrug|gen (meerv.)
brug die alleen door voetgangers gebruikt mag worden


Voorbeeld:

`een voetgangersbrug over een treinspoor`
het voetgangersgebied
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vutxɑŋərsxəbit]



Verbuigingen:

voetgangersgebied|en (meerv.)
zone waar alleen voetgangers mogen komen


Voorbeeld:

`In een voetgangersgebied mag je niet fietsen.`
de voetgangerstunnel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vutxɑŋərstʏnəl]



Verbuigingen:

voetgangerstunnel|s (meerv.)
tunnel die alleen door voetgangers gebruikt mag worden


Voorbeeld:

`een voetgangerstunnel onder het centraal station`
de voetnoot
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vutnot]



Verbuigingen:

voet|noten (meerv.)
opmerking over iets in de tekst die onder aan een bladzijde staat


Voorbeelden:

`Bij elke voetnoot hoort een cijfertje waardoor je in je tekst gemakkelijk het stukje tekst vindt waarnaar er in de voetnoot verwezen wordt.`,
`Eindnoten staan achterin een boek; voor voetnoten hoef je niet te bladeren.`
het voetlicht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vutlɪxt]



Verbuigingen:

voetlicht|en (meerv.)
lampen vóór op een podium die de acteurs belichten theater
iets voor het voetlicht brengen
(ervoor zorgen dat iets aandacht krijgt) `Iedereen krijgt de kans om zijn standpunten voor het voetlicht te brengen.` Synoniem: iets onder de aandacht brengen
over het voetlicht komen
((van een boodschap, bedoeling, betekenis enz.) duidelijk of zichtbaar zijn) `Het belang hiervan is onvoldoende over het voetlicht gekomen.` Synoniem: aankomen, overkomen
het voetpad
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vutpɑt]



Verbuigingen:

voetpad|den (meerv.)
1) iets hoger stuk straat naast de weg dat bestemd is voor voetgangers


Synoniemen:

stoep (1), trottoir


2) smal paadje of weggetje voor voetgangers


Voorbeeld:

`Sinds de tunnel klaar is, doet de oude weg dienst als voetpad voor bergwandelaars.`
voetra
zelfst.naamw.
[scheepvaart] rondhout aan de onderkant van een razeil of een loggerzeil

[scheepvaart] boom aan het onderlijk van een fok
voetrem
zelfst.naamw.
een rem die met de voet bediend wordt Voorbeeld: `De voetrem van een auto wordt tijdens het rijden gebruikt in tegenstelling tot de handrem. `
voetrust
zelfst.naamw.
[techniek] een steunpunt voor de voet Voorbeeld: `Een kinderzitje met opklapbare voetrusten. `
voetrem
zelfst.naamw.
een rem die met de voet bediend wordt Voorbeeld: `De voetrem van een auto wordt tijdens het rijden gebruikt in tegenstelling tot de handrem. `
het voetspoor
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vutspor]



Verbuigingen:

voet|sporen (meerv.)
spoor (2) dat je met je voet achterlaat in de grond waarover je loopt
in het voetspoor treden van iemand
(iets soortgelijks gaan doen als iemand vóór jou gedaan heeft) `Hij treedt hiermee in het voetspoor van zijn beroemde oom.`
de voetschimmel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vutsxɪməl]



Verbuigingen:

voetschimmel|s (meerv.)
schimmelinfectie aan de huid tussen je tenen waarbij je last hebt van jeuk, schilfertjes en roodheid


Voorbeeld:

`Voetschimmel kun je oplopen in een zwembad.`




Synoniem:

zwemmerseczeem
de voetstap
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vutstɑp]



Verbuigingen:

voetstap|pen (meerv.)
1) keer dat je je ene voet voor de andere zet


Voorbeeld:

`Ik hoorde voetstappen achter mij.`




Synoniemen:

stap, pas


2) indruk die een stap achterlaat op de grond


Voorbeeld:

`Door de wind zijn de voetstappen in het zand vervaagd.`
voetstoel
zelfst.naamw.
een laag bankje of krukje bedoeld om de voet op te laten rusten Voorbeeld: `Gitaarspelers hebben graag een voetstoeltje. `
het voetstuk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vutstʏk]



Verbuigingen:

voetstuk|ken (meerv.)
onderste deel van iets of voorwerp dat dient om een beeld op te zetten


Synoniem:

sokkel
van je voetstuk vallen
(iets doen waardoor de mensen je niet meer zo bewonderen als vroeger) `Weer twee wielrenners die vanwege dopinggebruik van hun voetstuk zijn gevallen.`
de voetzool
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vutsol]



Verbuigingen:

voet|zolen (meerv.)
onderkant van een voet of poot


Voorbeeld:

`blaasjes op je voetzolen hebben van te lang te lopen`




Synoniem:

zool (1)
de vogel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['voxəl]



Verbuigingen:

vogel|s (meerv.)
dier met vleugels en een snavel, dat eieren legt dierkunde


Voorbeelden:

`watervogel`,
`roofvogel`,
`vogelbescherming`
Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is.
(iedereen uit zich op zijn manier, afhankelijk van zijn aard en opvoeding <spreekwoord>)
De vogel is gevlogen.
dit zeg je van iemand die niet is waar je hem of haar verwacht, bijvoorbeeld omdat hij of zij gevlucht is>) `De politie kwam te laat: de vogel was gevlogen.`
een rare/vreemde vogel
(een rare man)
een vrije vogel
(iemand die doet waar hij of zij zin in heeft, niet van anderen afhankelijk is, geen verplichtingen heeft enz.)
de voettocht
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vutɔxt]



Verbuigingen:

voettocht|en (meerv.)
reis die je lopend maakt


Voorbeeld:

`een voettocht maken naar een heilige plaats`
het voetstuk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vutstʏk]



Verbuigingen:

voetstuk|ken (meerv.)
onderste deel van iets of voorwerp dat dient om een beeld op te zetten


Synoniem:

sokkel
van je voetstuk vallen
(iets doen waardoor de mensen je niet meer zo bewonderen als vroeger) `Weer twee wielrenners die vanwege dopinggebruik van hun voetstuk zijn gevallen.`
vogelaanvaring
zelfst.naamw.
een botsing van een vliegtuig met een vogel Voorbeeld: `De vogelaanvaring zorgde ervoor dat het vliegtuig neerstortte. `
de vogelaar
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['voxəlar]



Verbuigingen:

vogelaar|s (meerv.)
iemand die vogels observeert of vangt


Voorbeeld:

`een vogelaar die al zijn vrije tijd doorbrengt met het bestuderen van vogels`




Synoniem:

ornitholoog
de vogelaar
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['voxəlar]



Verbuigingen:

vogelaar|s (meerv.)
iemand die vogels observeert of vangt


Voorbeeld:

`een vogelaar die al zijn vrije tijd doorbrengt met het bestuderen van vogels`




Synoniem:

ornitholoog
de vogelbescherming
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['voxəlbəsxɛrmɪŋ]
het beschermen van vogels


Voorbeeld:

`De vereniging Vogelbescherming Vlaanderen.`
vogelei
zelfst.naamw.
een ei van een vogel Voorbeeld: `Hij wilde vogeleieren gaan rapen, maar dat was verboden. `
vogelen
werkw.
het voor hobby bekijken en determineren van vogels

(informeel|inf.) geslachtsgemeenschap hebben
vogelgezang
zelfst.naamw.
het zingen van vogels Voorbeeld: `Het vogelgezang klonk door het bos. `
vogelspin
zelfst.naamw.
[dierkunde] grote behaarde spin die leeft in de tropische streken
vogelverschrikker
zelfst.naamw.
[landbouw] een mansgrote pop opgesteld in een akker met als doel vraat door vogels te beperken Voorbeeld: `Er zaten vogels op de vogelverschrikker. `
de vogeltrek
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['voxəltrɛk]
jaarlijkse tocht van vogels in het najaar van hier naar warme gebieden en in het voorjaar weer terug weer terug


Voorbeeld:

`Vogels die aan de vogeltrek meedoen, heten trekvogels.`
vogelverschrikker
zelfst.naamw.
[landbouw] een mansgrote pop opgesteld in een akker met als doel vraat door vogels te beperken Voorbeeld: `Er zaten vogels op de vogelverschrikker. `
vogelvrij
bijv.naamw.


Uitspraak:

[voxəl'vrɛi]
als je niet meer beschermd wordt door de wet en iedereen je mag vervolgen


Voorbeelden:

`iemand vogelvrij verklaren`,
`De vos is weer vogelvrij. Vanaf volgende week mogen jagers weer vrijuit het hele jaar op hem schieten.`
voguen
werkw.


Afbreekpatroon:

'vo - guen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

voguede (verl.tijd )



Verbuigingen:

gevogued (volt.deelw.)
dansen met geometrische en gestileerde bewegingen van armen en benen vrije tijd


Voorbeeld:

`voguen is een dansvorm die eind jaren zeventig is ontstaan`
voipen
werkw.


Afbreekpatroon:

'voi - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

voipte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gevoipt (volt.deelw.)
internettelefoneren communicatie


Voorbeeld:

`voipen met je zus in Canada`
vol
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɔl]
1) helemaal gevuld


Voorbeelden:

`Ik ging slapen met een volle maag.`,
`Niet met volle mond praten.`,
`een volle tank`,
`Hij trekt overal volle zalen.`,
`boordevol`,
`overvol`,
`halfvol`,
`Mijn agenda staat vol met afspraken.`




Antoniem:

leeg
2) met een sterk gevoel van


Voorbeelden:

`Vol verlangen keek ik uit naar haar komst.`,
`schaamtevol`,
`Vol goede moed begon hij te typen.`




Synoniem:

vervuld van
Vol is vol.
dit zeg je als er niemand meer bij kan of als je ervoor wilt waarschuwen dat het aantal plaatsen beperkt is>)
een volle dag
(een hele dag)
vol zitten met
(wemelen van)
vol zijn van iets/iemand
(enthousiast zijn over iets/iemand)
voguen
werkw.


Afbreekpatroon:

'vo - guen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

voguede (verl.tijd )



Verbuigingen:

gevogued (volt.deelw.)
dansen met geometrische en gestileerde bewegingen van armen en benen vrije tijd


Voorbeeld:

`voguen is een dansvorm die eind jaren zeventig is ontstaan`
voice-over
zelfst.naamw.
De voice-over is een stem die buitenbeelds commentaar geeft op wat er in een fictiefilm of feitenfilm te zien is.
de voicemail
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɔjsmel]



Verbuigingen:

voicemail|s (meerv.)
gesproken bericht dat je kunt inspreken als iemand de telefoon niet opneemt


Voorbeeld:

`twee nieuwe voicemails hebben als je je mobiele telefoon 's morgens inschakelt`
voilà
tussenwerpsel


Uitspraak:

[vwɑ'la]
<dit zeg je als je iets (aan iemand) geeft, iets afgelopen is of je een taak volbracht hebt>



Voorbeelden:

`Voilà, de werkdag zit er weer op!`,
`Voilà, hier is het document dat je gevraagd had.`
de voile
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vwalə]



Verbuigingen:

voile|s (meerv.)
gazen doek die vanaf een dameshoed naar beneden hangt en het gezicht bedekt


Voorbeeld:

`een bruid met een witte, kanten voile over haar hoofd`




Synoniem:

sluier
Volapük
zelfst.naamw.
[taal] een kunstmatige taal die in 1880 door Johann Martin Schleyer gemaakt werd
volatiel
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vola'til]
(van aandelen) sterk in waarde op en neer bewegend


Voorbeeld:

`erg of weinig volatiele aandelen`
de volbloed
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɔlblut]



Verbuigingen:

volbloed|en (meerv.)
paard van een zuiver (Engels of Arabisch) ras


Voorbeelden:

`de Arabische volbloed`,
`de Engelse volbloed`
volbrengen
werkw.


Uitspraak:

[vɔl'brɛŋə(n)]



Verbuigingen:

volbracht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft volbracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een taak) helemaal uitvoeren


Voorbeeld:

`Het grootste deel van de missie is nu volbracht.`
voldaan
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɔl'dan]
tevreden over iets dat je hebt gedaan


Voorbeelden:

`Moe maar voldaan kwam hij over de finish.`,
`Met een voldaan gevoel ging hij naar huis.`,
`Voldaan over zijn nieuwste aanwinst, stak hij een sigaar op.`
voldoen
werkw.


Uitspraak:

[vɔl'dun]



Verbuigingen:

voldeed (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voldaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) voldoende of van voldoende kwaliteit zijn


Voorbeeld:

`De aanpak van de jeugdwerkloosheid voldoet niet.`




Synoniem:

toereikend zijn
2) betalen


Voorbeeld:

`Ik ben helaas niet in staat het bedrag in één keer te voldoen.`
aan iets voldoen
(zijn zoals verwacht, gewenst, gevraagd enz.) `Mijn computer voldoet niet aan mijn eisen.` Synoniem: tegemoet komen aan
I de (m)/het voldoende
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɔl'dundə]



Verbuigingen:

voldoende|s, voldoende|n (meerv.)
waarderingscijfer dat je minimaal moet halen om te slagen voor een test


Voorbeeld:

`Een zes is een voldoende, maar het is maar een zesje.`




Antoniem:

onvoldoende
II voldoende
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɔl'dundə]
zo veel, zo goed enz. als nodig is


Voorbeelden:

`Er is voldoende bewijs om hem op te sluiten.`,
`We hebben je voldoende gewaarschuwd.`,
`Het is niet voldoende dat je het snapt, je moet het ook kunnen toepassen.`




Antoniem:

onvoldoende



Synoniemen:

genoeg, bevredigend
II voldoende
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɔl'dundə]
zo veel, zo goed enz. als nodig is


Voorbeelden:

`Er is voldoende bewijs om hem op te sluiten.`,
`We hebben je voldoende gewaarschuwd.`,
`Het is niet voldoende dat je het snapt, je moet het ook kunnen toepassen.`




Antoniem:

onvoldoende



Synoniemen:

genoeg, bevredigend
de voldoening
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɔl'dunɪŋ]
tevreden gevoel


Voorbeelden:

`Het geeft me voldoening als ik iemand kan helpen.`,
`Het is een tijd waar ik met veel voldoening op terugkijk.`
voldoen
werkw.


Uitspraak:

[vɔl'dun]



Verbuigingen:

voldeed (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voldaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) voldoende of van voldoende kwaliteit zijn


Voorbeeld:

`De aanpak van de jeugdwerkloosheid voldoet niet.`




Synoniem:

toereikend zijn
2) betalen


Voorbeeld:

`Ik ben helaas niet in staat het bedrag in één keer te voldoen.`
aan iets voldoen
(zijn zoals verwacht, gewenst, gevraagd enz.) `Mijn computer voldoet niet aan mijn eisen.` Synoniem: tegemoet komen aan
een voldongen feit
(iets waar je niets meer aan kunt veranderen) `We staan voor een voldongen feit.` Synoniem: fait accompli
de volgauto
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɔlxɑuto]



Verbuigingen:

volgauto|'s (meerv.)
auto die achter iets of iemand aanrijdt


Voorbeeld:

`volgauto's in een wielerwedstrijd`




Synoniem:

volgwagen
de volgboot
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɔlxbot]



Verbuigingen:

volg|boten (meerv.)
1) kleinere boot die zich achteraan een schip bevindt en door dat schip voortgetrokken wordt


Voorbeeld:

`Een volgboot wordt onder andere gebruikt als reddingsboot.`




Synoniem:

bijboot


2) boot waarmee een groep zwemmers of roeiers in een wedstrijd gevolgd wordt sport


Voorbeeld:

`Bij een hevige storm kunnen de zwemmers aan boord komen van de volgboten.`
volgen
werkw.


Uitspraak:

['vɔlxə(n)]



Verbuigingen:

volgde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) gaan, lopen, rijden enz. achter iets of iemand


Verbuigingen:

heeft of is gevolgd (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`Vertrek maar, ik volg wel.`,
`Hij is/heeft haar naar huis gevolgd.`



2) een tijdlang aandacht geven aan


Verbuigingen:

heeft gevolgd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Volg je de zaak van die gestolen schilderijen?`



3) gaan langs (een lijn)


Verbuigingen:

heeft gevolgd (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`Volg het pad tot je bij een rivier komt.`,
`We volgden de borden, maar raakten hopeloos verdwaald.`



4) begrijpen


Verbuigingen:

heeft gevolgd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Sorry, ik volg je niet helemaal.`



5) later komen


Verbuigingen:

is gevolgd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Ik geef je nu een korte uitleg; de rest volgt.`




6) doen wat wordt voorgeschreven, aangeraden enz.


Verbuigingen:

heeft gevolgd (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`een dieet volgen`,
`
volgen op
(komen na) `Op de warme herfst volgde een strenge winter.` Antoniem: voorafgaan aan
als volgt
(zoals hierna beschreven wordt) `Inloggen gaat als volgt: (...)`
navolgen
werkw.


Uitspraak:

['navɔlxə(n)]



Verbuigingen:

volgde na (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft nagevolgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
nadoen wat anderen al eerder deden


Voorbeeld:

`het voorbeeld van je sportheld willen navolgen`
volgeboekt
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vɔlxəbukt]
als alle plaatsen zijn gereserveerd en er dus geen plaats meer is


Voorbeelden:

`een volgeboekt hotel`,
`Alle campings en jeugdherbergen waren volgeboekt voor/in de maanden juli en augustus.`
volhouden
werkw.


Uitspraak:

['vɔlhɑudə(n)]



Verbuigingen:

hield vol (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft volgehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) blijven doen wat je begonnen bent


Voorbeeld:

`Afvallen is een kwestie van volhouden.`




Antoniem:

opgeven



Synoniemen:

volharden, blijven bij, uithouden, doorzetten
2) blijven zeggen wat je gezegd hebt


Voorbeeld:

`Hij hield vol dat hij onschuldig was.`




Antoniem:

toegeven



Synoniem:

staande houden
Hoe hou je het vol?
dit zeg je tegen iemand die een zware taak heeft of in een vervelende situatie zit>)
opvolgen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpfɔlxə(n)]



Verbuigingen:

volgde op (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand) vervangen in een baan


Verbuigingen:

is, heeft opgevolgd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Toen hij met pensioen ging werd hij niet opgevolgd; zijn functie werd opgeheven.`



2) je houden aan (instructies of een bevel)


Verbuigingen:

heeft opgevolgd (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`het advies om minder zout te eten met tegenzin opvolgen`




Synoniem:

uitvoeren
de volgeling
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɔlxəlɪŋ]



Verbuigingen:

volgeling|en (meerv.)
iemand die de ideeën van iemand steunt


Voorbeelden:

`Hitler en zijn volgelingen.`,
`de volgelingen van een sekteleider`




Synoniem:

aanhanger
vollopen
werkw.


Uitspraak:

['vɔlopə(n)]



Verbuigingen:

liep vol (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is volgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het vullen of vol worden van iets


Voorbeelden:

`je bad laten vollopen`,
`De filmzaal liep geleidelijk aan vol.`
volgen uit
werkw.


Uitspraak:

['vɔlxə(n) œyt]



Verbuigingen:

volgde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is gevolgd uit (volt.deelw.)
het logische gevolg zijn van


Voorbeeld:

`Hieruit volgt dat a kleiner is dan b.`




Antoniem:

impliceren



Synoniem:

voortvloeien uit
I de volgende
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɔlxəndə]



Verbuigingen:

volgende|n (meerv.)
iemand die komt na iemand anders


Voorbeeld:

`Wie is de volgende?`




Antoniemen:

vorige, voorganger,
II het volgende
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɔlxəndə]
mededeling of vraag die volgt (5)


Voorbeeld:

`Graag jullie aandacht voor het volgende: morgen is er geen les.`
volgens
voorzetsel


Uitspraak:

['vɔlxə(n)s]
1) <woord dat staat vóór degene van wie een mening gegeven wordt>



Voorbeeld:

`Volgens mij vergis je je.`




Synoniem:

aldus


2) <woord dat staat vóór datgene wat bepaalt hoe iets moet gebeuren>



Voorbeelden:

`We doen het gewoon volgens de regels.`,
`Spreekuur elke dinsdag volgens afspraak van 10.30 tot 12.00 uur.`




Synoniem:

in overeenstemming met
volproppen
werkw.


Uitspraak:

['vɔlprɔpə(n)]



Verbuigingen:

propte vol (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft volgepropt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
dingen ergens insteken totdat het overvol is


Voorbeeld:

`jezelf volstoppen met chips, chocolade en koekjes`




Synoniem:

volstoppen
volstoppen
werkw.


Uitspraak:

['vɔlstɔpə(n)]



Verbuigingen:

stopte vol (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft volgestopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
dingen ergens insteken totdat het overvol is


Voorbeeld:

`Je handtas volstoppen met dingen die je eigenlijk niet nodig hebt.`




Synoniem:

volproppen
het volgnummer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɔlxnʏmər]



Verbuigingen:

volgnummer|s (meerv.)
getal dat een volgorde aanduidt


Voorbeeld:

`een volgnummertje trekken in de bakkerswinkel`
de volgorde
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɔlxɔrdə]



Verbuigingen:

volgorde|n, volgorde|s (meerv.)
manier waarop zaken of personen op elkaar volgen


Voorbeelden:

`De namen staan in alfabetische volgorde.`,
`de volgorde bepalen`




Synoniem:

rangschikking
volgordeschakeling
zelfst.naamw.
[elektrotechniek] [elektronica] [informatica] is een digitale elektronische schakeling waarvan de staat van de uitgangen afhangt van de toestand van de machine alsmede de aan de ingangen aangeboden signalen
volgroeien
werkw.
volwassen worden, ontwikkelen, rijpen
Voorbeeld: `Het lichaam volgroeit en wordt geslachtsrijp. ` Voorbeeld: `Over twee jaar zijn de plantjes volgroeid. `
vullen door middel van groei
Voorbeeld: `De vijver is volgegroeid met riet en waterplanten. `
de volgwagen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɔlxwaxə(n)]



Verbuigingen:

volgwagen|s (meerv.)
auto die achter iets of iemand aanrijdt


Voorbeeld:

`een volgwagen bij een hardloopwedstrijd`




Synoniem:

volgauto
volgzaam
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vɔlxsam]
als je niet de leiding neemt maar volgt


Voorbeeld:

`Ik ben eerder een volgzaam type. Ik neem niet graag de leiding.`




Synoniem:

gedwee
volharden
werkw.


Uitspraak:

[vɔl'hɑrdə(n)]



Verbuigingen:

volhardde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft volhard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) standvastig of koppig volhouden wat je begonnen bent


Voorbeeld:

`Ze lachten hem uit, maar hij volhardde.`




Antoniem:

opgeven



Synoniemen:

volhouden, doorgaan
2) standvastig of koppig volhouden wat je gezegd hebt


Voorbeeld:

`Hij bleef volharden dat hij haar nooit ontmoet had.`




Antoniem:

toegeven



Synoniem:

staande houden
volharden in iets
(iets standvastig of koppig volhouden) `Hij volhardde in zijn zwijgen.`
volhardend
bijv.naamw.
moeilijkheden taai trotserend Voorbeeld: `Hij is toch wel een volhardendere man dan Gijs. `
de volharding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɔl'hɑrdɪŋ]
het standvastig of koppig volhouden wat je begonnen bent


Voorbeeld:

`Hij heeft zijn succes te danken aan zijn enthousiasme en volhardendheid.`




Synoniem:

wilskracht
volhouden
werkw.


Uitspraak:

['vɔlhɑudə(n)]



Verbuigingen:

hield vol (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft volgehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) blijven doen wat je begonnen bent


Voorbeeld:

`Afvallen is een kwestie van volhouden.`




Antoniem:

opgeven



Synoniemen:

volharden, blijven bij, uithouden, doorzetten
2) blijven zeggen wat je gezegd hebt


Voorbeeld:

`Hij hield vol dat hij onschuldig was.`




Antoniem:

toegeven



Synoniem:

staande houden
Hoe hou je het vol?
dit zeg je tegen iemand die een zware taak heeft of in een vervelende situatie zit>)
de volière
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vol'jɛ:rə]



Verbuigingen:

volière|s (meerv.)
groot hok waarin vogels gehouden worden


Voorbeeld:

`een volière met verschillende soorten vogels`
het volk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɔlk]



Verbuigingen:

volk|eren, volk|en (meerv.)
1) groep mensen die een cultuur deelt en dezelfde taal spreekt


Voorbeelden:

`het Vlaamse volk`,
`woestijnvolk`,
`volkenkunde`



2) de gewone burgers, die niet tot de hogere kringen behoren


Voorbeelden:

`Het volk kwam in opstand tegen de adel en de koning.`,
`volkspartij`



3) groep mensen


Voorbeelden:

`De kermis trok veel volk.`,
`Er was veel volk op de been.`
het volkorenbrood
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɔl'korə(n)brot]



Verbuigingen:

volkoren|broden (meerv.)
brood waarin ook de huls van het graan verwerkt is
de volksetymologie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɔlksetimoloxi]



Verbuigingen:

volksetymologie|ën (meerv.)
<benaming voor het verkeerd interpreteren van een woord omdat het lijkt op een ander woord dat je kent>



Voorbeeld:

`Een voorbeeld van volksetymologie: het woord 'scheurbuik' is afgeleid van het Latijnse woord 'scorbutus' en is dus geen ziekte waarbij je buik scheurt.`
volksfeest
zelfst.naamw.
traditioneel feest dat door het gehele volk wordt gevierd
het volk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɔlk]



Verbuigingen:

volk|eren, volk|en (meerv.)
1) groep mensen die een cultuur deelt en dezelfde taal spreekt


Voorbeelden:

`het Vlaamse volk`,
`woestijnvolk`,
`volkenkunde`



2) de gewone burgers, die niet tot de hogere kringen behoren


Voorbeelden:

`Het volk kwam in opstand tegen de adel en de koning.`,
`volkspartij`



3) groep mensen


Voorbeelden:

`De kermis trok veel volk.`,
`Er was veel volk op de been.`
het volkorenbrood
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɔl'korə(n)brot]



Verbuigingen:

volkoren|broden (meerv.)
brood waarin ook de huls van het graan verwerkt is
volkomen
bijwoord


Uitspraak:

[vɔl'komə(n)]
volledig of in hoge mate


Voorbeelden:

`Het is volkomen duidelijk wat je bedoelt.`,
`Dat is volkomen terecht.`




Antoniem:

onvolkomen



Synoniemen:

heel, geheel, zeer
volksgericht
zelfst.naamw.
strafmaatregel voor vergrijpen tegen de moraal die door het volk wordt opgelegd Voorbeeld: `Een ouderwets volksgericht. `
de volkerenmoord
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɔlkərə(n)mort]
het uitmoorden van een volk


Voorbeeld:

`de volkerenmoord op de Joden in de Tweede Wereldoorlog`




Synoniem:

genocide
het volkslied
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɔlkslit]



Verbuigingen:

volkslied|eren (meerv.)
officieel lied van een land


Voorbeelden:

`Het Wilhelmus is het Nederlandse volkslied.`,
`het volkslied aanheffen`
de volksgezondheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɔlksxəzɔnthɛit]
gezondheidstoestand van een bevolking


Voorbeelden:

`Federale Overheidsdienst Volksgezondheid`,
`het ministerie van Volksgezondheid`
de volksrepubliek
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɔlksrepyblik]



Verbuigingen:

volksrepubliek|en (meerv.)
staatsvorm die gekenmerkt waarbij er sprake is van een socialistische of communistische republiek met slechts één politieke partij die de volledige macht heeft


Voorbeelden:

`de Volksrepubliek China`,
`de Volksrepubliek Congo (1970-1991)`
de volkshuisvesting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɔlkshœysfɛstɪŋ]
het verschaffen van voldoende en goede woningen aan een bevolking (door de overheid) of de manier waarop een bevolking gehuisvest is


Voorbeeld:

`de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer`
volkspartij
zelfst.naamw.
partij die de belangen van verschillende bevolkingsgroepen wil behartigen
de volkssoevereiniteit
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɔlksuvərɛinitɛit]
term die gebruikt wordt om aan te duiden dat het volk van een staat of land de hoogste macht heeft>



Voorbeeld:

`Jean-Jacques Rousseau en zijn opvattingen over volkssoevereiniteit`
in de volksmond
(informeel of zoals de lokale bevolking iets of iemand noemt) `Het stadion werd in de volksmond al snel "De Kooi" genoemd.`
volksoverlevering
zelfst.naamw.
door het volk overgebrachte traditie.
de volksstam
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɔlkstɑm]



Verbuigingen:

volksstam|men (meerv.)
grote groep mensen of volk met een gelijke herkomst of afstamming


Voorbeeld:

`Indiase volksstammen`
hele volksstammen
(veel mensen) `Blijkbaar zijn er hele volksstammen in Nederland 'vrijgesteld ' van het betalen van belasting.`
de volksvergadering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɔlksfərxadərɪŋ]



Verbuigingen:

volksvergadering|en (meerv.)
het (regelmatig) bijeenkomen van een aantal burgers om te vergaderen over politieke kwesties


Voorbeeld:

`de volksvergaderingen in Athene rond het jaar 500`
de volksvertegenwoordiger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɔlksfərtexə(n)wordəxər]



Verbuigingen:

volksvertegenwoordiger|s (meerv.)



de volksvertegenwoordig|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɔlksfərtexə(n)wordəx|stər]



Verbuigingen:

volksvertegenwoordigster|s (meerv.)
iemand die door inwoners van een land is gekozen lid te worden van het parlement


Synoniemen:

parlementslid, parlementariër
de Kamer van Volksvertegenwoordigers
(afdeling van het Belgische parlement die wetten maakt en de regering als eerste controleert) Synoniem: Kamer Antoniem: Senaat
de volksvertegenwoordiging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɔlksfərtexə(n)wordəxɪŋ]



Verbuigingen:

volksvertegenwoordiging|en (meerv.)
door de bevolking gekozen vertegenwoordigers die met de regering een staat besturen


Synoniem:

parlement
de volkstuin
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɔlkstœyn]



Verbuigingen:

volkstuin|en (meerv.)
gehuurd stukje grond waarop je planten, groenten en fruit kunt laten groeien


Voorbeelden:

`Vlak naast het spoor lagen enkele volkstuintjes.`,
`volkstuincomplex`
de volksvertegenwoordiging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɔlksfərtexə(n)wordəxɪŋ]



Verbuigingen:

volksvertegenwoordiging|en (meerv.)
door de bevolking gekozen vertegenwoordigers die met de regering een staat besturen


Synoniem:

parlement
volle maan
zelfst.naamw.
[astronomie] de fase of schijngestalte van de maan, waarbij de naar de aarde gekeerde zijde, geheel door de zon wordt verlicht en daardoor zichtbaar is Voorbeeld: `Bij het licht van de volle maan konden we het pad gemakkelijk volgen. `
de volksverzekering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɔlksfərzekərɪŋ]



Verbuigingen:

volksverzekering|en (meerv.)
verplichte sociale verzekering voor alle burgers van een staat


Voorbeeld:

`De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is een voorbeeld van een Nederlandse volksverzekering.`
I volledig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɔ'ledəx]
waarbij niets ontbreekt


Voorbeelden:

`De volledige bemanning kwam om het leven.`,
`De puzzel is niet volledig; er ontbreekt een stukje.`,
`Ze hebben de politie hun volledige medewerking toegezegd.`




Antoniemen:

onvolledig, gedeeltelijk,



Synoniemen:

(ge)heel, compleet, totaal
II volledig
bijwoord


Uitspraak:

[vɔ'ledəx]
helemaal of in hoge mate


Voorbeelden:

`Na het examen was hij volledig uitgeput.`,
`volledig in paniek`,
`Je hebt mij niet volledig ingelicht.`




Synoniemen:

erg, heel, zeer
vollen
werkw.
het maken van vilt door langdurig de wol te slaan
voller
zelfst.naamw.
[beroep] iemand die vilt vervaardigt uit wol
de vollemaan
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɔlə'man]
stand van de maan waarbij je hem ziet als een volledig ronde schijf


Voorbeelden:

`bij vollemaan`,
`Als het vollemaan is, kun je beter niet inbreken.`
volledigheidshalve
bijwoord


Uitspraak:

[vɔledəxhɛits'hɑlvə]
voor de volledigheid, om volledig te zijn formeel


Voorbeeld:

`Volledigheidshalve dient te worden vermeld dat...`
volleren
werkw.


Uitspraak:

[vÉ”'lerÉ™(n)]



Verbuigingen:

volleerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevolleerd (volt.deelw.)
(bij tennis, volleybal) de bal de grond niet laten raken maar meteen terugslaan


Voorbeeld:

`Je tegenstander onder druk zetten door te volleren (bij tennis).`




Synoniem:

volleyen (2)
voller
zelfst.naamw.
[beroep] iemand die vilt vervaardigt uit wol
volleyballen
werkw.


Uitspraak:

['vɔlibɑlə(n)]



Verbuigingen:

volleybalde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevolleybald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
volleybal (1) spelen


Voorbeeld:

`Volleyballen doe je normaal in een zaal maar het kan ook op een strand.`




Synoniem:

volleyen
volleyen
werkw.


Uitspraak:

['vɔlijə(n)]



Verbuigingen:

volleyde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevolleyd (volt.deelw.)
1) volleybal (1) spelen


Voorbeeld:

`Mijn hobby's zijn: volleyen, zwemmen en hardlopen.`




Synoniem:

volleyballen


2) (bij tennis, volleybal) de bal de grond niet laten raken maar meteen terugslaan


Synoniem:

volleren
vollopen
werkw.


Uitspraak:

['vɔlopə(n)]



Verbuigingen:

liep vol (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is volgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het vullen of vol worden van iets


Voorbeelden:

`je bad laten vollopen`,
`De filmzaal liep geleidelijk aan vol.`
I volmaakt
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɔl'makt]
zo gemaakt, gevormd, gedaan enz. dat het niet beter kan


Voorbeelden:

`een volmaakte cirkel`,
`Niemand is volmaakt.`




Antoniem:

onvolmaakt



Synoniemen:

perfect, ideaal
II volmaakt
bijwoord


Uitspraak:

[vɔl'makt]
volkomen of in hoge mate


Voorbeeld:

`Ik ben volmaakt gelukkig.`




Synoniemen:

erg, heel, zeer, helemaal
volleyen
werkw.


Uitspraak:

['vɔlijə(n)]



Verbuigingen:

volleyde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevolleyd (volt.deelw.)
1) volleybal (1) spelen


Voorbeeld:

`Mijn hobby's zijn: volleyen, zwemmen en hardlopen.`




Synoniem:

volleyballen


2) (bij tennis, volleybal) de bal de grond niet laten raken maar meteen terugslaan


Synoniem:

volleren
volop
bijwoord


Uitspraak:

['vɔl'ɔp]
1) meer dan genoeg


Voorbeeld:

`Er is volop eten en drinken voor iedereen.`




Synoniem:

in overvloed


2) in hoge mate


Voorbeelden:

`Ze is alweer volop aan het werk.`,
`Het is volop lente.`




Synoniemen:

helemaal, volkomen
de volmacht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɔlmɑxt]



Verbuigingen:

volmacht|en (meerv.)
(schriftelijke) bevoegdheid die je hebt om iets te doen in de plaats van iemand anders


Voorbeelden:

`Je mama de volmacht geven om in jouw plaats te gaan stemmen.`,
`volmacht verlenen aan iemand om iets te doen`
volproppen
werkw.


Uitspraak:

['vɔlprɔpə(n)]



Verbuigingen:

propte vol (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft volgepropt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
dingen ergens insteken totdat het overvol is


Voorbeeld:

`jezelf volstoppen met chips, chocolade en koekjes`




Synoniem:

volstoppen
I volslagen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɔl'slaxə(n)]
(meestal van negatieve eigenschappen) volledig, van de hoogste graad


Voorbeelden:

`Het is een volslagen idioot.`,
`een volslagen gebrek aan respect`,
`een volslagen onbekende`
II volslagen
bijwoord


Uitspraak:

[vɔl'slaxə(n)]
volledig of in zeer hoge mate


Voorbeeld:

`Het is volslagen onbekend waarom dat zo is.`




Synoniemen:

erg, heel, zeer
volmondig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɔl'mɔndəx]
(van iets wat je zegt) vol overtuiging, zonder aarzeling of voorwaarden


Voorbeelden:

`Een volmondig 'nee' is daarop ons antwoord.`,
`Op mijn vraag antwoordde hij volmondig 'Ja'.`
het volpension
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vɔlpɛn'ʃɔn]
<benaming voor een overnachting in een hotel waarbij een ontbijt, middag- en avondmaal in de prijs inbegrepen is>



Voorbeeld:

`Wat zullen we nemen, halfpension of volpension?`
volslank
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vɔlslɑŋk]
niet mager maar ook niet heel dik


Voorbeeld:

`een kledingzaak met kleding voor volslanke vrouwen`
volstaan
werkw.


Uitspraak:

[vɔl'stan]



Verbuigingen:

volstond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
genoeg zijn


Voorbeelden:

`Eén handtekening volstaat.`,
`Het volstaat om een klein bedrag in dollars mee te nemen voor noodgevallen.`
volstaan met
werkw.


Uitspraak:

[vɔl'stan mɛt]



Verbuigingen:

volstond met (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)
niet meer doen, zeggen, geven enz. dan


Voorbeeld:

`Hij volstond met een waarschuwing.`




Synoniem:

je beperken tot
kunnen volstaan met iets
(niet meer hoeven te doen, zeggen, geven enz. dan) `Je kunt volstaan met een korte beschrijving.`
volstorten
werkw.


Uitspraak:

['vɔlstɔrtə(n)]



Verbuigingen:

stortte vol (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft volgestort (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door te storten iets vol maken


Voorbeeld:

`beekjes volstorten met afval`
volstoppen
werkw.


Uitspraak:

['vɔlstɔpə(n)]



Verbuigingen:

stopte vol (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft volgestopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
dingen ergens insteken totdat het overvol is


Voorbeeld:

`Je handtas volstoppen met dingen die je eigenlijk niet nodig hebt.`




Synoniem:

volproppen
volstrekken
werkw.
geheel ten uitvoer brengen
Voorbeeld: `Met een slag van zijn zwaard volstrekte de beul het doodsvonnis. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het volstrekken in de tweede betekenis erin. `
enz.
I volstrekt
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɔl'strɛkt]
voldoende of volledig


Voorbeelden:

`De zondag werd in volstrekte rust doorgebracht.`,
`De partij heeft de volstrekte meerderheid.`




Synoniem:

absoluut
II volstrekt
bijwoord


Uitspraak:

[vɔl'strɛkt]
volledig


Voorbeelden:

`Ik ben het daar volstrekt mee oneens.`,
`Het is mij volstrekt onduidelijk wat je bedoelt.`




Synoniem:

absoluut
volt
zelfst.naamw.
[natuurkunde], [elektronica], [eenheid] de SI-basiseenheid van elektrische spanning, weergegeven met symbool V Voorbeeld: `De elektrische spanning (symbool: U) wordt uitgedrukt in de eenheid volt (symbool: V). `
voltage
zelfst.naamw.
[natuurkunde] de elektrische spanning Voorbeeld: `Het voltage van deze batterij is negen volt. `
voltallig
bijv.naamw.
waaraan geen enkel lid ontbreekt
Voorbeeld: `Dit werd in het voltallige kabinet besproken. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
voltage
zelfst.naamw.
[natuurkunde] de elektrische spanning Voorbeeld: `Het voltage van deze batterij is negen volt. `
voltijds
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vɔltɛits]
in volledige werktijd


Voorbeeld:

`voltijds werken`




Antoniemen:

parttime, deeltijds,



Synoniem:

fulltime
voltooien
werkw.


Uitspraak:

[vɔl'tojə(n)]



Verbuigingen:

voltooide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voltooid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in een toestand brengen dat het af is


Voorbeeld:

`een boek voltooien`




Synoniemen:

afmaken, afronden, afwerken
voltooid deelwoord
(vorm van een werkwoord die volgt op 'ik heb', 'ik ben', 'ik word' enz.) `'Gezien' is het voltooid deelwoord van 'zien'.`
voltmeter
zelfst.naamw.
[natuurkunde] [techniek][elektronica] een instrument om de elektrische spanning, uitgedrukt in volt, te bepalen Voorbeeld: `De spanning is 12 volt volgens de voltmeter. `
voltooien
werkw.


Uitspraak:

[vɔl'tojə(n)]



Verbuigingen:

voltooide (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voltooid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in een toestand brengen dat het af is


Voorbeeld:

`een boek voltooien`




Synoniemen:

afmaken, afronden, afwerken
voltooid deelwoord
(vorm van een werkwoord die volgt op 'ik heb', 'ik ben', 'ik word' enz.) `'Gezien' is het voltooid deelwoord van 'zien'.`
I voltrekken
werkw.


Uitspraak:

[vɔl'trɛkə(n)]



Verbuigingen:

voltrok (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voltrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een besluit) uitvoeren


Voorbeelden:

`Voordat het vonnis werd voltrokken, pleegde hij zelfmoord in zijn cel.`,
`De burgemeester zelf zal het huwelijk voltrekken.`
II zich voltrekken
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vɔl'trɛkə(n)]



Verbuigingen:

voltrok zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich voltrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gebeuren


Voorbeeld:

`De ramp voltrok zich in enkele seconden.`
de voltooiing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɔl'tojɪŋ]



Verbuigingen:

voltooiing|en (meerv.)
het voltooien of voltooid worden


Voorbeelden:

`de voltooiing van een scriptie`,
`De bouw van ons huis nadert zijn voltooiing.`
I voltrekken
werkw.


Uitspraak:

[vɔl'trɛkə(n)]



Verbuigingen:

voltrok (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voltrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een besluit) uitvoeren


Voorbeelden:

`Voordat het vonnis werd voltrokken, pleegde hij zelfmoord in zijn cel.`,
`De burgemeester zelf zal het huwelijk voltrekken.`
II zich voltrekken
reflexief werkw.


Uitspraak:

[vɔl'trɛkə(n)]



Verbuigingen:

voltrok zich (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich voltrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gebeuren


Voorbeeld:

`De ramp voltrok zich in enkele seconden.`
het volume
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vo'lymə]



Verbuigingen:

volume|s (meerv.)
1) inhoud of grootte


Voorbeelden:

`IJs heeft een groter volume dan water.`,
`De omzet is zowel in waarde als in volume toegenomen.`



2) sterkte van geluid


Voorbeelden:

`Wil je het volume zachter zetten!`,
`volumeknop`
voluntaristisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[volʏnta'rɪstis]
wat betrekking heeft op het voluntarisme


Voorbeeld:

`een voluntaristisch beleid voeren`
volt
zelfst.naamw.
[natuurkunde], [elektronica], [eenheid] de SI-basiseenheid van elektrische spanning, weergegeven met symbool V Voorbeeld: `De elektrische spanning (symbool: U) wordt uitgedrukt in de eenheid volt (symbool: V). `
voluit
bijwoord


Uitspraak:

[vɔl'œyt]
zonder beperkingen


Voorbeeld:

`Schrijf je voornamen voluit.`




Synoniem:

helemaal
voluit gaan
(met al je kracht iets doen) `Hij gaat altijd voluit op de training.`
het voluntarisme
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[volʏnta'rɪsmə]
leer binnen de filosofie die ervan uitgaat dat de wil belangrijker is dan kennis


Voorbeeld:

`het sociaal voluntarisme`
voluntarius
bijv.naamw.
[medisch] vrijwillig
het volume
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vo'lymÉ™]



Verbuigingen:

volume|s (meerv.)
1) inhoud of grootte


Voorbeelden:

`IJs heeft een groter volume dan water.`,
`De omzet is zowel in waarde als in volume toegenomen.`



2) sterkte van geluid


Voorbeelden:

`Wil je het volume zachter zetten!`,
`volumeknop`
volwassen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɔl'wɑsə(n)]
1) (van een levend wezen) zo oud dat hij of zij niet meer groeit


Voorbeelden:

`een volwassen dochter van 23 jaar`,
`Word toch eens volwassen, man!`




Antoniem:

onvolwassen



Synoniem:

volgroeid


2) (van zaken) zo goed of groot als, of zelfs groter dan soortgelijke exemplaren


Voorbeeld:

`een volwassen database`




Synoniem:

degelijk
volumineus
bijv.naamw.


Uitspraak:

[volymi'nøs]
wat betrekking heeft op de inhoud of de grootte van iets


Voorbeeld:

`een shampoo voor glanzend, volumineus haar`
voluptueus
bijv.naamw.


Uitspraak:

[volʏpty'wøs]
(van een vrouw) met ronde vormen


Voorbeeld:

`Rubens schilderde graag voluptueuze vrouwen.`
de volwassene
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɔl'wɑsənə]



Verbuigingen:

volwassene|n (meerv.)
iemand die volwassen (1) is


Voorbeelden:

`Volwassenen betalen € 5.`,
`Laten we als volwassenen met elkaar omgaan.`




Synoniem:

meerderjarige
volwaardig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vɔl'wardəx]
(van een zaak, functie enz.) met alle kenmerken die nodig of gebruikelijk zijn voor soortgelijke zaken enz.


Voorbeelden:

`een volwaardig lid van een vereniging`,
`volwaardig voedsel`,
`Badminton is uitgegroeid tot een volwaardige sport.`




Antoniem:

onvolwaardig



Synoniem:

echt
de volzin
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɔlzɪn]



Verbuigingen:

volzin|nen (meerv.)
volledige zin


Voorbeeld:

`Je moet in volzinnen antwoorden, dus niet met alleen maar ja of nee.`
vomitus
zelfst.naamw.
[medisch] braaksel
de vondeling
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɔndəlɪŋ]



Verbuigingen:

vondeling|en (meerv.)



de vondeling|e
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɔndəlɪŋ|ə]



Verbuigingen:

vondelinge|n (meerv.)
baby of iemand die als baby door zijn ouders ergens is neergelegd en door andere mensen is gevonden


Voorbeeld:

`een kind te vondeling leggen`
de vonk
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɔŋk]



Verbuigingen:

vonk|en (meerv.)
brandend of gloeiend deeltje dat van iets af vliegt


Voorbeelden:

`Een vonk uit de schoorsteen is op het dak terechtgekomen.`,
`Toen ik de stekker in het stopcontact deed, schoot er een vonk uit.`
De vonk slaat over.
(de ene partij neemt het enthousiasme, de verliefdheid enz. van de andere partij over) `Toen ze elkaar jaren later weer tegenkwamen, sloeg de vonk over.`
De vonken vliegen ervanaf.
dat zeg je van iets dat met veel energie en enthousiasme gedaan wordt>) `Hij stond te preken dat de vonken ervanaf vlogen.`
de vondst
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɔnst]



Verbuigingen:

vondst|en (meerv.)
1) iets wat je vindt (1)


Voorbeelden:

`De politie deed een gruwelijke vondst.`,
`een zeldzame vondst uit de middeleeuwen`




Synoniem:

ontdekking


2) iets wat je bedenkt


Voorbeelden:

`De titel van het artikel is een gelukkige vondst.`,
`De combinatie van gebakken aardappelen en azijn is een vondst.`




Synoniemen:

idee, uitvinding
de vondst
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɔnst]



Verbuigingen:

vondst|en (meerv.)
1) iets wat je vindt (1)


Voorbeelden:

`De politie deed een gruwelijke vondst.`,
`een zeldzame vondst uit de middeleeuwen`




Synoniem:

ontdekking


2) iets wat je bedenkt


Voorbeelden:

`De titel van het artikel is een gelukkige vondst.`,
`De combinatie van gebakken aardappelen en azijn is een vondst.`




Synoniemen:

idee, uitvinding
vonken
werkw.


Uitspraak:

['vɔŋkə(n)]



Verbuigingen:

vonkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevonkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vonken maken of vertonen


Voorbeeld:

`een barbecue die vonkt`
vonkenboer
zelfst.naamw.
[scheepvaart], [verouderd] oude bijnaam voor een radiotelegrafist Voorbeeld: `De vonkenboer heeft zijn bijnaam te danken aan z'n werk met de antieke "vonkenzenders.". `
het vonnis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɔnɪs]



Verbuigingen:

vonnis|sen (meerv.)
uitspraak van de rechter waarin hij de straf bekendmaakt juridisch


Voorbeelden:

`Het vonnis luidde: twee jaar gevangenisstraf.`,
`doodvonnis`




Synoniem:

uitspraak
een vonnis voltrekken
(de opgelegde straf uitvoeren)
vonnissen
werkw.


Uitspraak:

['vɔnɪsə(n)]



Verbuigingen:

vonniste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevonnist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(in een rechtszaak) een oordeel uitspreken over


Voorbeeld:

`Misdaden worden gevonnist in het hof van assisen.`




Synoniemen:

veroordelen, berechten
de voodoopriester
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vudupristər]



Verbuigingen:

voodoopriester|s (meerv.)
soort priester (2) die zich onder andere met bovennatuurlijke rituelen bezighoudt


Voorbeeld:

`De voodoopriester is de persoon die de offers brengt.`
de voogd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[voxt]



Verbuigingen:

voogd|en (meerv.)



de voogd|es
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vox'd|ɛs]



Verbuigingen:

voogdes|sen (meerv.)
iemand anders dan de ouders die verantwoordelijk is voor een minderjarige
vinden
werkw.


Uitspraak:

['vɪndə(n)]



Verbuigingen:

vond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een verborgen, verdwenen of onbekend iets of iemand) per toeval of na gezocht te hebben zien


Voorbeelden:

`Ik kan mijn sleutels niet vinden.`,
`Waar vind je zo iemand?`,
`Kijk eens wat ik op straat gevonden heb!`,
`geen oplossing voor iets vinden`,
`het loket voor gevonden voorwerpen`




Antoniem:

verliezen
2) beschouwen of ervaren als


Voorbeelden:

`Ik vind je zo lief!`,
`Ik vind het heel erg voor je.`,
`Ik ben erg benieuwd naar wat je van hem vindt.`




Synoniem:

achten
3) van mening zijn


Voorbeelden:

`Wat vind je? Moet ik het doen of niet?`,
`Hij vond dat hij genoeg had gedaan.`




Synoniem:

denken
Wie zoekt, die vindt.
spreekwoord>)
er iets op gevonden hebben
(een oplossing bedacht hebben)
voor iets te vinden zijn
(iets graag doen) `Voor zulke karweitjes ben ik wel te vinden.`
Ik vind er niets aan.
(ik vind het helemaal niet leuk of interessant)
het goed kunnen vinden met iemand
(iemand mogen, graag met iemand omgaan) `Die twee kunnen het goed met elkaar vinden.`
de voodoo
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vudu]
oorspronkelijk Afrikaanse godsdienst die zich over Midden-Amerika heeft verspreid


Voorbeeld:

`voodoorituelen`
de voogd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[voxt]



Verbuigingen:

voogd|en (meerv.)



de voogd|es
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vox'd|ɛs]



Verbuigingen:

voogdes|sen (meerv.)
iemand anders dan de ouders die verantwoordelijk is voor een minderjarige
voor-de-gek-houderij
zelfst.naamw.
het bedotten van mensen Voorbeeld: `Dit is toch pure voor-de-gek-houderij. `
vooraan
bijwoord


Uitspraak:

['vor'an]
in het voorste gedeelte of aan het voorste eind


Voorbeelden:

`Mag ik vooraan zitten?`,
`Zij is vooraan in de veertig.`




Antoniem:

achteraan



Synoniem:

voorop
vooraanstaand
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'anstant]
(van mensen) belangrijk en invloedrijk in een bepaald gebied


Voorbeeld:

`een vooraanstaand musicus`




Synoniemen:

prominent, gezaghebbend
de voogdij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vox'dɛi]



Verbuigingen:

voogdij|en (meerv.)
verantwoordelijkheid van een voogd of voogdes voor een minderjarige


Voorbeeld:

`onder voogdij staan`
voor
conjunction


Uitspraak:

[vor]
eerder dan dat iets anders gebeurt


Voorbeelden:

`Voor hij naar buiten gaat, kijkt hij altijd even door het raam.`,
`Stop voor het te laat is.`




Antoniem:

nadat



Synoniemen:

voordat, alvorens
voor zover
conjunction


Uitspraak:

[vor zo'vɛr]
in de mate dat


Voorbeelden:

`Voor zover ik weet, is hij nog altijd vrijgezel.`,
`Voor zover het mogelijk is...`
vooraf
bijwoord


Uitspraak:

['vor'É‘f]
voordat (je) iets anders begint


Voorbeelden:

`Enkele opmerkingen vooraf.`,
`Vooraf gingen we even koffie drinken.`




Antoniem:

achteraf



Synoniem:

eerst
woord vooraf
(voorwoord)
vonken
werkw.


Uitspraak:

['vɔŋkə(n)]



Verbuigingen:

vonkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevonkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vonken maken of vertonen


Voorbeeld:

`een barbecue die vonkt`
voorafgaand
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'ɑfxant]
wat eerder gebeurt


Voorbeeld:

`voorafgaande gesprekken`




Antoniemen:

volgend, aansluitend,
voorafgaand aan iets
(voordat iets begint) `Voorafgaand aan het overleg was er een klein incident.` Antoniem: volgend op iets, aansluitend
voorafgaan
werkw.


Uitspraak:

[vor'É‘fxan]



Verbuigingen:

ging vooraf (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voorafgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
eerder gebeuren


Voorbeelden:

`Wat voorafging: ...`,
`De bijeenkomst werd voorafgegaan door een wandeling.`




Antoniem:

volgen
voorafgaan aan iets
(eerder gebeuren dan iets) `Aan de operatie ging een lange voorbereiding vooraf.`
het voorafje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vor'ɑfjə]



Verbuigingen:

voorafje|s (meerv.)
gerecht dat je eet vóór het hoofdgerecht


Voorbeeld:

`Als voorafje neem ik de garnalencocktail.`




Synoniem:

voorgerecht
vooral
bijwoord


Uitspraak:

[vor'ɑl]
meer dan iets/iemand anders


Voorbeelden:

`We moeten vooral waakzaam blijven.`,
`Ik ben vooral moe.`,
`De zon schijnt vooral in het oosten en zuiden.`,
`Laten we vooral niet in paniek raken.`




Synoniemen:

voornamelijk, met name, in het bijzonder, hoofdzakelijk, speciaal
vooraleer
conjunction


Uitspraak:

[vorɑ'ler]
eerder dan dat iets anders gebeurt


Voorbeeld:

`De grote schoonmaak doen vooraleer je op vakantie vertrekt.`




Antoniem:

nadat



Synoniemen:

voor, alvorens, voordat
vooralsnog
bijwoord


Uitspraak:

[vorɑls'nɔx]
nu en voor onbepaalde tijd


Voorbeelden:

`Hij blijft vooralsnog in de partij.`,
`Wie de daders zijn, is vooralsnog onbekend.`




Synoniem:

voorlopig
het voorarrest
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorɑrɛst]
periode waarin een persoon die van iets strafbaars verdacht is opgesloten wordt


Voorbeeld:

`Voorlopige hechtenis en inverzekeringstelling zijn twee vormen van voorarrest.`
voorarm
zelfst.naamw.
[anatomie] een vooral in België gebruikt synoniem voor de onderarm
vooravond
zelfst.naamw.
begin van de avond

periode voorafgaand aan een bepaalde gebeurtenis of datum
bij voorbaat
(van tevoren) `Bij voorbaat dank.` Synoniem: op voorhand
voorbarig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'barəx]
(van iets wat je doet of denkt) te vroeg en daardoor mogelijk onjuist


Voorbeelden:

`een voorbarige conclusie`,
`De kranten waren in hun commentaar al te voorbarig.`
het voorbeeld
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorbelt]



Verbuigingen:

voorbeeld|en (meerv.)
1) exemplaar dat iets duidelijk maakt of karakteristiek exemplaar


Voorbeelden:

`bijvoorbeeld`,
`De voorbeelden in het boek zijn goed gekozen.`,
`schoolvoorbeeld`



2) iets dat je namaakt of iemand die je nadoet


Voorbeelden:

`het goede voorbeeld geven`,
`een voorbeeld nemen aan iemand`,
`Zij is haar grote voorbeeld.`,
`Hij is een voorbeeld voor iedereen.`
voorbeeldig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'beldəx]
zo goed dat het als voorbeeld (2) kan dienen


Voorbeeld:

`Zijn gedrag is voorbeeldig.`
voorbehandeling
zelfst.naamw.
[medisch] een voorbereidende behandeling voor de hoofdingreep
Voorbeeld: `De voorbehandeling vond een week voor de operatie plaats. `
[techniek] een eerste behandeling van een nog verder te bewerken product
Voorbeeld: `Een goede voorbehandeling van het voedingswater. `
het voorbehoed(s)middel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorbəhut(s)mɪdəl]
iets waarmee je zwangerschap kunt voorkomen


Voorbeeld:

`De pil, het spiraaltje en het condoom zijn voorbehoedmiddelen.`
het voorbehoedmiddel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorbəhutmɪdəl]
iets waarmee je zwangerschap kunt voorkomen


Voorbeeld:

`De pil, het spiraaltje en het condoom zijn voorbehoedmiddelen.`
voorbeeldwoord
voorbeeldpos
Voorbeelddefinitie voorbeeldthema


Voorbeeld:

`Voorbeeld`
voorbehoedsmiddel
zelfst.naamw.
een middel dat verhinderen moet dat er een kind verwekt wordt bij het hebben van geslachtsgemeenschap Voorbeeld: `Het condoom is één van de bekendste voorbehoedsmiddelen. `
voorbehoedsmiddel
zelfst.naamw.
een middel dat verhinderen moet dat er een kind verwekt wordt bij het hebben van geslachtsgemeenschap Voorbeeld: `Het condoom is één van de bekendste voorbehoedsmiddelen. `
het voorbehoud
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorbəhɑut]



Verbuigingen:

voorbehoud|en (meerv.)
voorwaarde of beperking bij een toezegging


een voorbehoud maken

(zeggen dat je niet of niet helemaal akkoord gaat) `Bepaalde lidstaten hebben een voorbehoud gemaakt bij artikel 2.`
onder voorbehoud van
(alleen als (iets) gebeurt) `Ze kochten het huis onder voorbehoud van financiering.`
onder voorbehoud
(zonder garantie dat iets zo is of zo blijft) `Het huis is verkocht onder voorbehoud.`
voorbehouden
bijwoord


Uitspraak:

['vorbəhɑudə(n)]
wijzigingen voorbehouden

(<waarschuwing op een aankondiging dat er nog iets zou kunnen veranderen>)



voorbehouden aan

(uitsluitend beschikbaar of toegankelijk voor) `Onderwijs was in die tijd voorbehouden aan de rijken.`
voorbereiden
werkw.


Uitspraak:

['vorbərɛɪdə(n)]



Verbuigingen:

bereidde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorbereid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) van tevoren het nodige doen voor (iets)


Voorbeelden:

`Ik moet mijn speech nog voorbereiden.`,
`Ik heb al het voorbereidend werk al gedaan. Doe jij nu maar verder met de rest.`



2) (iemand) goed, sterk enz. genoeg proberen te maken (om iets te kunnen doen of iets aan te kunnen)


Voorbeelden:

`Heb je je goed voorbereid?`,
`Het leger was voorbereid en sloeg terug.`,
`Gelukkig had ze hem voorbereid op het slechte nieuws.`,
`het Voorbereidend Jaar Nederlands voor Anderstaligen`
voorbericht
zelfst.naamw.
bericht tot de lezer voor in een boek, korte voorrede
voorbestemd
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vorbəstɛmt]
<dit zeg je van iets dat onafwendbaar lijkt, alsof het door een hogere macht zo bedoeld is>



Voorbeelden:

`voorbestemd zijn voor elkaar`,
`Voorbestemd zijn om journalist te worden.`
de voorbereiding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vorbərɛɪdɪŋ]



Verbuigingen:

voorbereiding|en (meerv.)
keer dat je iets/iemand voorbereidt


Voorbeelden:

`De gemeente is bezig met de voorbereiding van de bouw van een zwembad.`,
`voorbereidingen treffen`,
`Tijdens de voorbereiding op het nieuwe seizoen brak hij zijn been.`
voorbijfietsen
werkw.
op de fiets voorbijgaan
Voorbeeld: `Zij waren het veld nog niet voorbijgefietst toen hij een lekke band kreeg. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het voorbijfietsen in de tweede betekenis erin. `
enz.
voorbijgaan
werkw.


Uitspraak:

[vor'bɛixan]



Verbuigingen:

ging voorbij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voorbijgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) tot het verleden gaan behoren


Voorbeeld:

`Weken gingen voorbij zonder dat er iets veranderde in de situatie.`




Synoniem:

overgaan



van voorbijgaande aard

(tijdelijk) `De pijn was van voorbijgaande aard.`


2) gaan langs


Voorbeelden:

`Een stoet gaat voorbij.`,
`In de laatste honderd meter ging hij zijn tegenstander voorbij.`




Synoniem:

passeren
een kans voorbij laten gaan
(niet profiteren van een kans) Synoniem: een kans laten liggen
iets gaat aan je neus voorbij
(je krijgt iets (leuks of interessants) niet) `De opdracht ging aan haar neus voorbij.` Synoniem: je loopt iets mis
voorbestemming
zelfst.naamw.
het lot Voorbeeld: `Dat is je voorbestemming, mijn kind. `
voorbij
voorzetsel


Uitspraak:

[vor'bɛi]
verder dan


Voorbeeld:

`Voorbij de stoplichten neem je de tweede straat rechts.`
voorbijgaan aan
werkw.


Uitspraak:

[vor'bɛixan an]



Verbuigingen:

ging voorbij aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voorbijgegaan aan (volt.deelw.)
geen aandacht besteden of rekening houden met


Voorbeeld:

`In de conclusie wordt voorbijgegaan aan onze wensen.`




Synoniem:

negeren
voorbijgaand
bijv.naamw.
slechts tijdelijk van aard Voorbeeld: `Gelukkig is die pijn iets voorbijgaands. `
de voorbijganger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vor'bɛixɑŋər]



Verbuigingen:

voorbijganger|s (meerv.)



de voorbijgang|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vor'bɛixɑŋ|stər]



Verbuigingen:

voorbijgangster|s (meerv.)
voetganger die iets/iemand voorbijgaat (1)


Synoniem:

passant
voorbijfietsen
werkw.
op de fiets voorbijgaan
Voorbeeld: `Zij waren het veld nog niet voorbijgefietst toen hij een lekke band kreeg. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het voorbijfietsen in de tweede betekenis erin. `
enz.
voorbijgaan
werkw.


Uitspraak:

[vor'bɛixan]



Verbuigingen:

ging voorbij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voorbijgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) tot het verleden gaan behoren


Voorbeeld:

`Weken gingen voorbij zonder dat er iets veranderde in de situatie.`




Synoniem:

overgaan



van voorbijgaande aard

(tijdelijk) `De pijn was van voorbijgaande aard.`


2) gaan langs


Voorbeelden:

`Een stoet gaat voorbij.`,
`In de laatste honderd meter ging hij zijn tegenstander voorbij.`




Synoniem:

passeren
een kans voorbij laten gaan
(niet profiteren van een kans) Synoniem: een kans laten liggen
iets gaat aan je neus voorbij
(je krijgt iets (leuks of interessants) niet) `De opdracht ging aan haar neus voorbij.` Synoniem: je loopt iets mis
voorbijkomen
werkw.


Uitspraak:

[vor'bɛikomə(n)]



Verbuigingen:

kwam voorbij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voorbijgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
langs iets of iemand gaan


Voorbeeld:

`Er komen hier constant auto's voorbij.`




Synoniem:

passeren
voorbijsteken
werkw.


Uitspraak:

[vor'bɛistekə(n)]



Verbuigingen:

stak voorbij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorbijgestoken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(wie of wat langzamer gaat) voorbijgaan


Voorbeeld:

`De vrachtwagen die voor je rijdt, voorbijsteken.`




Synoniemen:

voorbijrijden, inhalen
voorbijkomen
werkw.


Uitspraak:

[vor'bɛikomə(n)]



Verbuigingen:

kwam voorbij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voorbijgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
langs iets of iemand gaan


Voorbeeld:

`Er komen hier constant auto's voorbij.`




Synoniem:

passeren
voorbijrijden
werkw.


Uitspraak:

[vor'bɛirɛidə(n)]



Verbuigingen:

reed voorbij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voorbijgereden (volt.deelw.)
(wie of wat langzamer gaat) voorbijgaan


Voorbeeld:

`Als je dit verkeersbord ziet, dan betekent dat dat je geen auto's mag voorbijrijden.`




Synoniemen:

voorbijsteken, inhalen
voorbijsteken
werkw.


Uitspraak:

[vor'bɛistekə(n)]



Verbuigingen:

stak voorbij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorbijgestoken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(wie of wat langzamer gaat) voorbijgaan


Voorbeeld:

`De vrachtwagen die voor je rijdt, voorbijsteken.`




Synoniemen:

voorbijrijden, inhalen
voorbijstreven
werkw.
tot betere prestaties komen dan de opponenten Voorbeeld: `Het is ons gelukt de concurrentie voorbij te streven. `
voorbode
zelfst.naamw.
[beroep] ('letterlijk') bode die vooruitgestuurd is om de komst van iets of iemand aan te kondigen, voorloper ,aankondiger
Voorbeeld: `De voorbode kondigde de komst van de koning en de koningin aan. `
[figuurlijk] iets dat het naderen van een feit in de toekomst bekend maakt, voorteken
Voorbeeld: `De herfst kan als de voorbode van de winter gezien worden. `
voorbrengen
werkw.


Uitspraak:

['vorbrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een dier) laten keuren door een keurmeester


Voorbeeld:

`je hond voorbrengen in een hondenshow en laten keuren`



2) (iemand) voor de rechter brengen


Voorbeeld:

`een getuige voorbrengen`
voord
zelfst.naamw.
een doorwaadbare plaats in een beek of rivier
voordat
conjunction


Uitspraak:

['vor'dɑt]
eerder dan dat iets anders gebeurt


Voorbeelden:

`Kinderen kunnen al tellen, voordat ze kunnen lezen.`,
`Voordat je weer boos wordt: ik heb het niet gedaan.`




Antoniem:

nadat



Synoniemen:

voor, alvorens
voorde
zelfst.naamw.
een doorwaadbare plaats in een beek of rivier
het voordeel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vordel]



Verbuigingen:

voor|delen (meerv.)
iets gunstigs of nuttigs, soms in vergelijking met iets anders


Voorbeelden:

`Een laptop biedt alleen maar voordelen.`,
`Een papieren luier heeft het voordeel dat je hem niet hoeft uit te wassen.`




Antoniem:

nadeel



Synoniemen:

nut, profijt
voordeel hebben bij iets
(iets goed kunnen gebruiken) `Werkgevers hebben voordeel bij gezonde werknemers.` Synoniem: profiteren van iets
je voordeel doen met iets
(iets goed kunnen gebruiken) `Ze deed haar voordeel met die informatie.` Synoniem: profiteren van iets
in je voordeel
((van een eigenschap, situatie, gebeurtenis) zo dat het gunstig is voor jou) `Dat je nog jong bent, werkt in je voordeel.`
iemand het voordeel van de twijfel geven/gunnen
(ondanks je twijfel toch nog voldoende vertrouwen in iemand hebben)
de voordeelregel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vordelrexəl]



Verbuigingen:

voordeelregel|s (meerv.)
(bij voetbal) spelregel die bepaalt dat een scheidsrechter niet moet ingrijpen wanneer de partij waartegen de overtreding begaan werd er voordeel uit kan halen


Voorbeeld:

`De scheidsrechter mag de voordeelregel toepassen maar is dat niet verplicht.`
voordele



Uitspraak:

['vordelə]
ten voordele van iets/iemand

(bedoeld voor of zo dat het gunstig is voor iets/iemand) `Er werd geld ingezameld ten voordele van de slachtoffers.` Synoniem: voor, ten bate van, in het voordeel van Antoniem: ten nadele van
voordelig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'deləx]
1) gunstig


Voorbeeld:

`De maatregel is voordelig voor het milieu.`




Antoniemen:

nadelig, onvoordelig,
2) met een gunstige prijs, gelet op de kwaliteit


Voorbeeld:

`Die schoenen zijn echt voordelig!`




Antoniemen:

onvoordelig, duur,



Synoniem:

goedkoop
de voordeur
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vordør]



Verbuigingen:

voordeur|en (meerv.)
deur waardoor je een huis binnen gaat, gewoonlijk aan de straatkant


Voorbeeld:

`Er staat iemand aan de voordeur.`




Antoniem:

achterdeur
voordien
bijwoord


Uitspraak:

[vor'din]
vroeger in de tijd


Voorbeelden:

`de nacht/dag voordien`,
`Voordien zou ik zoiets nooit gedurfd hebben.`




Synoniemen:

eerder, tevoren
I voordoen
werkw.


Uitspraak:

['vordun]



Verbuigingen:

deed voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doen als voorbeeld voor iemand anders


Voorbeeld:

`Hij deed nog een keer voor hoe je een knoop in je veter legt.`




Antoniem:

nadoen
II zich voordoen
reflexief werkw.


Uitspraak:

['vordun]



Verbuigingen:

deed zich voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich voorgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) gebeuren


Voorbeelden:

`Een stroomstoring als deze doet zich hier een keer of twee per jaar voor.`,
`Als de gelegenheid zich voordoet, zal ik het hem vragen.`
je voordoen als...
(doen alsof je ... bent) `Op internet kunnen volwassenen zich gemakkelijk voordoen als kinderen.`
de voordracht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vordrɑxt]



Verbuigingen:

voordracht|en (meerv.)
1) keer dat je een verhaal vertelt, een gedicht opzegt enz. voor een publiek


Voorbeeld:

`Hij hield een voordracht over het veranderende klimaat.`




Synoniem:

lezing


2) voorstel om iemand te benoemen


Voorbeeld:

`Twee commissieleden worden benoemd op voordracht van de minister.`




Synoniem:

nominatie
voordragen
werkw.


Uitspraak:

['vordraxə(n)]



Verbuigingen:

droeg voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgedragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een lezing, gedicht enz.) voor een publiek uitspreken


Voorbeeld:

`voordragen uit eigen werk`



2) kandidaat maken voor een functie


Voorbeeld:

`Hij is voorgedragen als voorzitter van de voetbalclub.`
voordringen
werkw.


Uitspraak:

['vordrɪŋə(n)]



Verbuigingen:

drong voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voorgedrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet wachten tot het jouw beurt is en voor iemand anders gaan


Voorbeeld:

`Hé, niet voordringen!`
voorgaan
werkw.


Uitspraak:

['vorxan]



Verbuigingen:

ging voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voorgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) eerder gaan dan


Voorbeeld:

`Omdat ik haast had, lieten ze mij voorgaan.`



2) iets eerder doen dan


Voorbeeld:

`Talloze wetenschappers gingen hem voor.`
3) belangrijker zijn


Voorbeeld:

`Mijn gezondheid gaat voor.`




Synoniem:

voorrang hebben
Velen zijn ons voorgegaan.
(er zijn al veel mensen vóór ons doodgegaan)
voorgaan in iets
(een religieuze activiteit leiden) `De bisschop ging voor in het gebed.`
iemand/iets voorgaan in iets
(iets eerder doen dan iemand) `Andere steden zijn Londen voorgegaan in het rookverbod.`
voorgaand
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vorxant]
vorig


Voorbeelden:

`de voorgaande jaren`,
`In het voorgaande hoofdstuk hebben we het gehad over de achttiende eeuw. In dit hoofdstuk zullen we de negentiende eeuw bespreken.`




Synoniem:

voorafgaand
de voorganger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorxɑŋər]



Verbuigingen:

voorganger|s (meerv.)



de voorgang|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vorxɑŋ|stər]



Verbuigingen:

voorgangster|s (meerv.)
1) iemand die hetzelfde werk gedaan heeft als jij nu doet


Voorbeelden:

`Ik wil me graag aansluiten bij de woorden van mijn voorganger.`,
`Mijn voorganger heeft het twee maanden uitgehouden in deze functie.`




Antoniem:

opvolger


2) iemand die een bijeenkomst leidt in de protestantse kerk religie


Voorbeeld:

`als voorganger optreden`
voorbrengen
werkw.


Uitspraak:

['vorbrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een dier) laten keuren door een keurmeester


Voorbeeld:

`je hond voorbrengen in een hondenshow en laten keuren`



2) (iemand) voor de rechter brengen


Voorbeeld:

`een getuige voorbrengen`
I voordoen
werkw.


Uitspraak:

['vordun]



Verbuigingen:

deed voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doen als voorbeeld voor iemand anders


Voorbeeld:

`Hij deed nog een keer voor hoe je een knoop in je veter legt.`




Antoniem:

nadoen
II zich voordoen
reflexief werkw.


Uitspraak:

['vordun]



Verbuigingen:

deed zich voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich voorgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) gebeuren


Voorbeelden:

`Een stroomstoring als deze doet zich hier een keer of twee per jaar voor.`,
`Als de gelegenheid zich voordoet, zal ik het hem vragen.`
je voordoen als...
(doen alsof je ... bent) `Op internet kunnen volwassenen zich gemakkelijk voordoen als kinderen.`
voordragen
werkw.


Uitspraak:

['vordraxə(n)]



Verbuigingen:

droeg voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgedragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een lezing, gedicht enz.) voor een publiek uitspreken


Voorbeeld:

`voordragen uit eigen werk`



2) kandidaat maken voor een functie


Voorbeeld:

`Hij is voorgedragen als voorzitter van de voetbalclub.`
voordringen
werkw.


Uitspraak:

['vordrɪŋə(n)]



Verbuigingen:

drong voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voorgedrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet wachten tot het jouw beurt is en voor iemand anders gaan


Voorbeeld:

`Hé, niet voordringen!`
voorgaan
werkw.


Uitspraak:

['vorxan]



Verbuigingen:

ging voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voorgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) eerder gaan dan


Voorbeeld:

`Omdat ik haast had, lieten ze mij voorgaan.`



2) iets eerder doen dan


Voorbeeld:

`Talloze wetenschappers gingen hem voor.`
3) belangrijker zijn


Voorbeeld:

`Mijn gezondheid gaat voor.`




Synoniem:

voorrang hebben
Velen zijn ons voorgegaan.
(er zijn al veel mensen vóór ons doodgegaan)
voorgaan in iets
(een religieuze activiteit leiden) `De bisschop ging voor in het gebed.`
iemand/iets voorgaan in iets
(iets eerder doen dan iemand) `Andere steden zijn Londen voorgegaan in het rookverbod.`
voorhouden
werkw.


Uitspraak:

['vorhɑudə(n)]



Verbuigingen:

hield voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
2) (een verwachting of een idee over hoe de wereld in elkaar zit) vertellen


Voorbeelden:

`Aan vrouwen is eeuwenlang voorgehouden dat bescheidenheid hun grootste deugd is.`,
`De hogeschool heeft ons altijd voorgehouden dat we met dit diploma gemakkelijk een baan zouden vinden.`,
`Ik probeer mezelf voor te houden dat dit allemaal niets te betekenen heeft .`




Synoniem:

laten geloven
1)


iemand een spiegel voorhouden
(iemand het verkeerde van zijn of haar gedrag duidelijk maken)
voorkauwen
werkw.


Uitspraak:

['vorkɑuwə(n)]



Verbuigingen:

kauwde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgekauwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uitgebreid voorbereiden ten koste van originaliteit, spontaniteit en creativiteit


Voorbeelden:

`een voorgekauwd antwoord`,
`We moeten deze studenten alles voorkauwen; ze weten niets!`,
`door de media voorgekauwde ready-made overtuigingen`




Synoniem:

voorzeggen
voorleggen
werkw.


Uitspraak:

['vorlɛxə(n)]



Verbuigingen:

legde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een vraagstuk) aan iemand vertellen en zijn of haar mening erover vragen


Voorbeelden:

`Deze kwestie wil ik eerst even voorleggen aan mijn collega's.`,
`Wil je ook een vraag voorleggen aan een van onze deskundigen?`
voorgeleiden
werkw.


Uitspraak:

['vorxəlɛidə(n)]



Verbuigingen:

geleidde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgeleid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een verdachte) bij een rechter laten komen juridisch


Voorbeeld:

`een verdachte voorgeleiden of verhoren`
voorgeleiden
werkw.


Uitspraak:

['vorxəlɛidə(n)]



Verbuigingen:

geleidde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgeleid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een verdachte) bij een rechter laten komen juridisch


Voorbeeld:

`een verdachte voorgeleiden of verhoren`
voorlezen
werkw.


Uitspraak:

['vorlezə(n)]



Verbuigingen:

las voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgelezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
hardop lezen (voor iemand)


Voorbeelden:

`Lees de brief maar voor; ik heb mijn bril niet bij me.`,
`Ik lees nog één verhaaltje voor en dan gaan jullie slapen.`
voorlichten
werkw.


Uitspraak:

['vorlɪxtə(n)]



Verbuigingen:

lichtte voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgelicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
informatie geven over hoe je iets moet doen, waar je voor moet oppassen enz.


Voorbeeld:

`Kinderen moeten voorgelicht worden over de gevaren van internet.`




Synoniem:

informeren
voorlopen
werkw.


Uitspraak:

['vorlopə(n)]



Verbuigingen:

liep voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van een uurwerk) een later tijdstip aangeven dan het is


Voorbeeld:

`Mijn horloge loopt enkele minuten voor.`
voorgemeld
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vorxəmɛlt]
wat eerder al vermeld werd formeel


Voorbeeld:

`Alleen onder de voorgemelde voorwaarden wil ik een overeenkomst met u sluiten.`




Synoniem:

voormeld
I het voornemen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vornemə(n)]



Verbuigingen:

voornemens (meerv.)
iets wat je wilt gaan doen


Voorbeeld:

`Wat zijn jouw goede voornemens voor volgend jaar?`




Synoniem:

plan
II zich voornemen
reflexief werkw.


Uitspraak:

['vornemə(n)]



Verbuigingen:

nam zich voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich voorgenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
als voornemen (1) hebben


Voorbeelden:

`Ik heb me voorgenomen dat ik me niet meer door hem laat ompraten.`,
`je voornemen om iets te doen`




Synoniem:

van plan zijn
voorproef
zelfst.naamw.
een voorlopige test Voorbeeld: `Hij kreeg een voorproefje van het nieuwe schoonmaakmiddel. `
het voorgerecht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorxərɛxt]



Verbuigingen:

voorgerecht|en (meerv.)
gerecht dat je eet vóór het hoofdgerecht culinair


Voorbeeld:

`Ik neem soep als voorgerecht.`




Synoniem:

voorafje
de voorgeschiedenis
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vorxəsxidənɪs]
geheel van gebeurtenissen die aan iets voorafgaan


Voorbeelden:

`je medische voorgeschiedenis`,
`de voorgeschiedenis van de Europese Unie`,
`de voorgeschiedenis van een oorlog`




Synoniem:

achtergrond
voorschotelen
werkw.


Uitspraak:

['vorsxotələ(n)]



Verbuigingen:

schotelde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgeschoteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een gerecht) serveren


Voorbeelden:

`een heerlijke vleesschotel voorgeschoteld krijgen`,
`Het waren flinke porties die ons voorgeschoteld werden.`



2) (iets ongunstigs) vertellen of laten zien


Voorbeeld:

`een hoop kritiek van je baas voorgeschoteld krijgen`
voorschieten
werkw.


Uitspraak:

['vorsxitə(n)]



Verbuigingen:

schoot voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgeschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voor iemand betalen, die jou later terugbetaalt


Voorbeeld:

`Kun je mij even voorschieten? Ik ben mijn portemonnee vergeten.`
voorschrijven
werkw.


Uitspraak:

['vorsxrɛivə(n)]



Verbuigingen:

schreef voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgeschreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeggen of opschrijven wat je moet doen of niet mag doen


Voorbeeld:

`De dokter schreef hem een hoestdrank voor.`




Synoniem:

dicteren
je door iemand de wet laten voorschrijven
(doen wat iemand zegt) `Ik laat me niet de wet voorschrijven door jou!`
voorsorteren
werkw.


Uitspraak:

['vorsɔrterə(n)]



Verbuigingen:

sorteerde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgesorteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) op voorhand uitzoeken en bij elkaar leggen wat bij elkaar hoort


Voorbeeld:

`afval voorsorteren in verschillende containers`



2) op de rijstrook gaan rijden die overeenkomt met de richting die je uitgaat bij het volgende kruispunt


Voorbeeld:

`Grote pijlen op de weg duiden aan dat je moet voorsorteren.`
voorspelen
werkw.
ten aanhoren van anderen een muziekstuk spelen Voorbeeld: `Ik moest gisteren voor mijn leraar die moeilijke sonate voorspelen. ` Voorbeeld: `Het zinde hem niet wat hij kreeg voorgespeeld. `
voorspiegelen
werkw.


Uitspraak:

['vorspixələ(n)]



Verbuigingen:

spiegelde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgespiegeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
laten geloven dat wat iemand graag wil zal gebeuren


Voorbeeld:

`De kiezers een aantal dingen voorspiegelen zodat ze op jou stemmen.`
voorstaan
werkw.


Uitspraak:

['vorstan]



Verbuigingen:

stond voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) meer punten hebben dan iemand anders sport


Voorbeeld:

`Hij staat voor met 2-1 in sets.`




Antoniem:

achterstaan


2) (iets) willen of bepleiten


Voorbeeld:

`Hij staat een andere aanpak voor dan zijn voorganger.`
je op iets laten voorstaan
(aandacht vragen voor iets waar je trots op bent) `We laten ons graag voorstaan op onze tolerantie.`
I voorstellen
werkw.


Uitspraak:

['vorstɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) een voorstel doen


Voorbeeld:

`Ik stel voor om de beslissing tot september uit te stellen.`



2) zeggen hoe iemand heet, wat hij of zij doet enz.


Voorbeelden:

`Mag ik jullie voorstellen (...)`,
`je aan iemand voorstellen`




Synoniem:

introduceren


3) betekenen of bedoeld zijn als


Voorbeeld:

`De kleuren zijn prachtig..., maar wat stelt het eigenlijk voor?`
4) op een bepaalde manier weergeven


Voorbeeld:

`iets schematisch voorstellen`
Het stelt weinig voor.
(het is onbelangrijk, weinig waard, niet moeilijk enz.)
II zich voorstellen
reflexief werkw.


Uitspraak:

['vorstɛle(n)]



Verbuigingen:

stelde zich voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich voorgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bedenken hoe iets is of zal gaan enz.


Voorbeelden:

`Hoe stel je je dat eigenlijk voor?`,
`Stel je voor dat je kon vliegen!`,
`Daar kan ik me niets bij voorstellen.`




Synoniemen:

zich indenken, verbeelden
voortrekken
werkw.


Uitspraak:

['vortrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) een voorkeursbehandeling geven


Voorbeeld:

`één van je kinderen voortrekken`
voorvallen
werkw.


Uitspraak:

['vorvɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voorgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
spontaan plaatsvinden


Voorbeeld:

`Hij kan zich niet meer herinneren wat er toen is voorgevallen.`




Synoniemen:

zich voordoen, gebeuren
de voorgevel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorxevəl]



Verbuigingen:

voorgevel|s (meerv.)
voorkant van een gebouw


Voorbeeld:

`je voorgevel schilderen`
de voorgevel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorxevəl]



Verbuigingen:

voorgevel|s (meerv.)
voorkant van een gebouw


Voorbeeld:

`je voorgevel schilderen`
het voorgevoel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorxəvul]



Verbuigingen:

voorgevoelen|s (meerv.)
gevoel dat een bepaald iets gaat gebeuren


Voorbeelden:

`Ik heb een voorgevoel dat het niet lang meer zal duren.`,
`een ongunstig voorgevoel`
het voorwerp
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorwɛrp]



Verbuigingen:

voorwerp|en (meerv.)
1) iets dat je kunt aanraken, dat niet leeft en dat meestal niet heel groot is


Voorbeeld:

`gevonden voorwerpen`




Synoniemen:

ding, object


2) iets dat of iemand die iets ondergaat


Voorbeelden:

`Op het werk is hij het voorwerp van spot.`,
`lijdend voorwerp`




Synoniem:

object
voorzetten
werkw.


Uitspraak:

['vorzɛtə(n)]



Verbuigingen:

zette voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een gerecht) voor iemand neerzetten


Voorbeeld:

`een lekker stuk taart voorgezet krijgen`




Synoniem:

voorschotelen (1)
voorzitten
werkw.


Uitspraak:

['vorzɪtə(n)]



Verbuigingen:

zat voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgezeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een vergadering, bestuur, vereniging enz. leiden


Voorbeeld:

`De Raad van Ministers wordt voorgezeten door de eerste minister.`
voorgoed
bijwoord


Uitspraak:

[vor'xut]
voor altijd


Voorbeeld:

`Daar zijn we voorgoed vanaf.`




Antoniem:

voorlopig



Synoniem:

definitief
de voorgrond
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorxrɔnt]



Verbuigingen:

voorgrond|en (meerv.)
het voorste gedeelte van iets wat je ziet, bijvoorbeeld op een foto


Voorbeeld:

`De man links op de voorgrond is mijn opa.`




Antoniem:

achtergrond
op de voorgrond treden
((van iemand) de aandacht naar je toe trekken door wat je doet of (van iets) aandacht krijgen of belangrijk worden) `Hij was een muzikant die zelden op de voorgrond trad.`
voorhamer
zelfst.naamw.
[gereedschap] een zware hamer met een lange steel Voorbeeld: `De spreekwoordelijke 'slopershamer' is een voorhamer. `
op voorhand
(van tevoren) `Hoe lang op voorhand moet ik reserveren?` Synoniem: bij voorbaat
voorhanden
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'hɑndə(n)]
wat er is en wat je kunt gebruiken


Voorbeeld:

`Er was voldoende voedsel voorhanden om de winter door te komen.`




Synoniem:

beschikbaar
voorhebben
werkw.


Uitspraak:

['vorhɛbə(n)]



Verbuigingen:

had voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgehad (volt.deelw.)
2) erbij zijn als het gebeurt


Voorbeeld:

`Waarom heb ik altijd zo een dingen voor? Ik heb altijd pech.`




Synoniem:

meemaken
voorhebben met
(van plan zijn om te doen met) `het beste met iemand voorhebben`
voorheen
bijwoord


Uitspraak:

[vor'hen]
in het verleden


Voorbeeld:

`Voorheen was het niet mogelijk om zonder visum te reizen.`




Antoniem:

tegenwoordig



Synoniem:

vroeger
de voorheffing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vorhɛfɪŋ]



Verbuigingen:

voorheffing|en (meerv.)
belasting die je vooraf moet betalen en die later wordt verrekend met het uiteindelijk verschuldigde bedrag


Voorbeeld:

`bedrijfsvoorheffing`
roerende voorheffing
(belasting op roerende goederen)
onroerende voorheffing
(belasting op onroerende goederen) Synoniem: onroerendgoedbelasting
de voorhoede
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vorhudə]



Verbuigingen:

voorhoede|n, voorhoede|s (meerv.)
1) onderdeel van een leger of sportteam dat voorin actief is defensie


Voorbeeld:

`een speler opstellen in de voorhoede`




Antoniem:

achterhoede


2) richtinggevende groep


Voorbeelden:

`Met zijn drieën vormen ze de voorhoede van de hedendaagse Belgische mode.`,
`In de etappe van vandaag was hij steeds in de voorhoede te vinden.`




Antoniem:

achterhoede
de voorhoedespeler
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorhudəspelər]



Verbuigingen:

voorhoedespeler|s (meerv.)
iemand die in de voorhoede (1) speelt sport


Voorbeeld:

`de voorhoedespelers van een voetbalploeg`




Antoniem:

achterspeler



Synoniem:

spits
het voorhoofd
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorhoft]



Verbuigingen:

voorhoofd|en (meerv.)
deel van je hoofd tussen je ogen en je haar anatomie


Voorbeeld:

`Het zweet stond op zijn voorhoofd.`
voorhoofdsbeen
zelfst.naamw.
[anatomie] één van de beenderen van de schedel Voorbeeld: `Het bleek dat het voorhoofdsbeen door de kogel geraakt was. `
de voorhuid
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vorhœyt]
huidplooi van het voorste gedeelte van de penis, die de eikel bedekt


Voorbeeld:

`Bij een besnijdenis wordt de voorhuid verwijderd.`
vooringenomen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'ɪnxənomə(n)]
als je een (doorgaans ongunstige) mening hebt over iemand of iets waarvan je weinig weet


Voorbeeld:

`een vooringenomen standpunt`




Synoniem:

bevooroordeeld
vooringenomenheid
zelfst.naamw.
een oordeel klaar hebben al voordat men de feiten onder ogen neemt Voorbeeld: `Zij vooringenomenheid leidde ertoe dat hij iemand groot onrecht deed. `
het voorjaar
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorjar]
seizoen tussen winter en zomer


Voorbeelden:

`In het voorjaar gaan we verhuizen.`,
`voorjaarscollectie`




Antoniem:

najaar



Synoniem:

lente
de voorjaarsnota
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vorjarsnota]



Verbuigingen:

voorjaarsnota|'s (meerv.)
officiële tekst met een mededeling of een voorstel over de huidige begroting (van een land, een gemeente)


Voorbeelden:

`de voorjaarsnota 2011`,
`de behandeling van de voorjaarsnota`
voorkamer
zelfst.naamw.
een kamer aan de voorkant van een huis of woning Voorbeeld: `De voorkamer werd van nieuwe vloerbedekking voorzien. `
de voorkant
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorkɑnt]



Verbuigingen:

voorkant|en (meerv.)
voorste kant


Voorbeeld:

`Het balkon aan de voorkant ligt op het westen.`




Antoniem:

achterkant



Synoniem:

voorzijde
voorkauwen
werkw.


Uitspraak:

['vorkɑuwə(n)]



Verbuigingen:

kauwde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgekauwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uitgebreid voorbereiden ten koste van originaliteit, spontaniteit en creativiteit


Voorbeelden:

`een voorgekauwd antwoord`,
`We moeten deze studenten alles voorkauwen; ze weten niets!`,
`door de media voorgekauwde ready-made overtuigingen`




Synoniem:

voorzeggen
de voorkeur
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vorkør]



Verbuigingen:

voorkeur|en (meerv.)
keuze die je het liefst zou maken


Voorbeelden:

`Ik heb een voorkeur voor de blauwe.`,
`Haar voorkeur ging uit naar de tweede kandidaat.`,
`Dit model heeft mijn voorkeur.`,
`Ik geef de voorkeur aan een kleinere computer.`,
`voorkeursbehandeling`
bij voorkeur
(het liefst) `Spontane vrouw van 59 jaar zoekt lieve man, bij voorkeur niet-rokend.`
de voorkeursbehandeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vorkørsbəhɑndəlɪŋ]



Verbuigingen:

voorkeursbehandeling|en (meerv.)
manier waarop je iemand behandelt waarbij die persoon meer voordelen krijgt dan iemand anders


Voorbeeld:

`Krijgt zij misschien een voorkeursbehandeling omdat ze het nichtje van de docent is?`
de voorkeurspelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vorkørspɛlɪŋ]
schrijfwijze van een woord dat de voorkeur heeft boven een aandere


Voorbeelden:

`Tussen 1954 en 1995 kenden bastaardwoorden in de officiële Nederlandse spelling een voorkeurspelling en een toegelaten spelling.`,
`De voorkeurspelling was 'contact' en de toegelaten spelling 'kontakt'.`
voorkeursrecht
zelfst.naamw.
recht van voorkeur

[handel] recht dat bezitters van oude aandelen hebben op voorrang bij de inschrijving op een nieuwe emissie
de voorkeurstem
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vorkørstɛm]



Verbuigingen:

voorkeurstem|men (meerv.)
(bij verkiezingen) het stemmen op een kandidaat die niet de lijsttrekker is


Voorbeeld:

`Een lager geplaatste kandidaat die via een groot aantal voorkeurstemmen verkozen wordt.`
voorkomen
werkw.


Uitspraak:

[vor'komə(n)]



Verbuigingen:

voorkwam (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet laten gebeuren


Voorbeelden:

`Een droge vloer voorkomt dat je uitglijdt.`,
`Beter voorkomen dan genezen.`




Synoniem:

verhinderen
voorkomend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'komənt]
vriendelijk, beleefd en bereid om te helpen


Voorbeeld:

`In gezelschap veranderde hij moeiteloos in een charmante, voorkomende heer.`




Synoniemen:

galant, hoffelijk
voorkomende
bijv.naamw.
'verbogen vorm' van voorkomend, onvoltooid deelwoord|tegenwoordig deelwoord van voorkomen|vóórkomen.

'verbogen vorm' van voorkomend, onvoltooid deelwoord|tegenwoordig deelwoord van voorkomen|voorkómen.
de voorkoming
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vor'komɪŋ]



Verbuigingen:

voorkoming|en (meerv.)
het niet laten gebeuren van iets


Voorbeeld:

`Ter voorkoming van parkeerproblemen is er gratis busvervoer vanaf het station.`
voorkomen
werkw.


Uitspraak:

[vor'komə(n)]



Verbuigingen:

voorkwam (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet laten gebeuren


Voorbeelden:

`Een droge vloer voorkomt dat je uitglijdt.`,
`Beter voorkomen dan genezen.`




Synoniem:

verhinderen
voorlaatst
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vorlatst]
wie of wat voor de of het laatste komt


Voorbeelden:

`het voorlaatste huis aan de linkerkant`,
`Vandaag is de voorlaatste dag van mijn vakantie.`
voorleggen
werkw.


Uitspraak:

['vorlɛxə(n)]



Verbuigingen:

legde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een vraagstuk) aan iemand vertellen en zijn of haar mening erover vragen


Voorbeelden:

`Deze kwestie wil ik eerst even voorleggen aan mijn collega's.`,
`Wil je ook een vraag voorleggen aan een van onze deskundigen?`
de voorletter
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vorlɛtər]



Verbuigingen:

voorletter|s (meerv.)
eerste letter van je voornaam


Voorbeelden:

`Vul hier je naam en voorletter(s) in.`,
`Wim heet voluit Willem Cornelis, maar hij vult altijd maar één voorletter in.`
voorlezen
werkw.


Uitspraak:

['vorlezə(n)]



Verbuigingen:

las voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgelezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
hardop lezen (voor iemand)


Voorbeelden:

`Lees de brief maar voor; ik heb mijn bril niet bij me.`,
`Ik lees nog één verhaaltje voor en dan gaan jullie slapen.`
voorlicht
zelfst.naamw.
lamp(en) aan de voorkant van een voertuig
voorlichten
werkw.


Uitspraak:

['vorlɪxtə(n)]



Verbuigingen:

lichtte voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgelicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
informatie geven over hoe je iets moet doen, waar je voor moet oppassen enz.


Voorbeeld:

`Kinderen moeten voorgelicht worden over de gevaren van internet.`




Synoniem:

informeren
de voorlichting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vorlɪxtɪŋ]
keer dat je voorgelicht wordt


Voorbeeld:

`seksuele voorlichting krijgen`
de voorman
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vormɑn]



Verbuigingen:

voorman|nen (meerv.)
1) iemand die de leiding heeft over een groep arbeiders


Voorbeeld:

`tuinvoorman`




Synoniem:

opzichter


2) iemand die leiding geeft


Voorbeeld:

`de voorman van een politieke partij`




Synoniem:

leider (1)
de voorliefde
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vorlivdə]



Verbuigingen:

voorliefde|s (meerv.)
sterke voorkeur


Voorbeeld:

`Ze heeft een voorliefde voor oudere mannen.`
voorliggen
werkw.


Uitspraak:

['vorlɪxə(n)]



Verbuigingen:

lag voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgelegen (volt.deelw.)
1) behandeld worden


Voorbeeld:

`het voorliggende wetsontwerp`



2) voorsprong hebben op iets of iemand


Voorbeelden:

`voorliggen op schema`,
`Niet veel voorliggen op de andere renners.`
de voorligger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorlɪxər]



Verbuigingen:

voorligger|s (meerv.)
1) iemand die een voorsprong heeft (in een wedstrijd)


Voorbeeld:

`slechts een meter van je voorligger verwijderd zijn`




Antoniem:

achterligger


2) voertuig dat voor je rijdt


Voorbeeld:

`een voorligger inhalen`




Antoniemen:

achterligger, tegenligger,
voorlijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vorlək]
als iemand of iets zich sneller ontwikkelt dan anderen of iets anders


Voorbeelden:

`een voorlijk kind`,
`Pas in de 19de eeuw hadden enkele voorlijke West-Europese staten een aandeel van 15% van vol berechtigde burgers.`




Antoniem:

achterlijk
voorlopen
werkw.


Uitspraak:

['vorlopə(n)]



Verbuigingen:

liep voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van een uurwerk) een later tijdstip aangeven dan het is


Voorbeeld:

`Mijn horloge loopt enkele minuten voor.`
de voorloper
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorlopər]



Verbuigingen:

voorloper|s (meerv.)
iemand die of iets dat een stroming of een ontwikkeling aankondigt


Voorbeeld:

`De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal was de voorloper van de huidige Europese Unie.`
I voorlopig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'lopəx]
wat nu geldt, maar nog kan veranderen


Voorbeeld:

`De bondscoach zal vanmiddag de voorlopige selectie bekendmaken.`




Antoniem:

definitief
II voorlopig
bijwoord


Uitspraak:

[vor'lopəx]
nu en voor onbepaalde tijd


Voorbeelden:

`Voorlopig blijft het warm en droog.`,
`De problemen zijn voorlopig nog niet opgelost.`




Antoniem:

voorgoed



Synoniem:

vooralsnog
de voormaag
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vormax]



Verbuigingen:

voor|magen (meerv.)
1) <verzamelnaam voor de netmaag, pens en boekmaag bij koeien



Voorbeeld:

`Een hoe heeft drie voormagen en een lebmaag.`



2) (bij vogels) buisvormige maag


Voorbeeld:

`Vogels hebben een voormaag en een spiermaag.`




Synoniem:

kliermaag
voormalig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'maləx]
wie/wat vroeger die functie had


Voorbeelden:

`de voormalige hoofdstad`,
`de voormalige hoofdredacteur`




Antoniem:

huidig



Synoniemen:

vroeger, vorig, gewezen
de voorman
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vormɑn]



Verbuigingen:

voorman|nen (meerv.)
1) iemand die de leiding heeft over een groep arbeiders


Voorbeeld:

`tuinvoorman`




Synoniem:

opzichter


2) iemand die leiding geeft


Voorbeeld:

`de voorman van een politieke partij`




Synoniem:

leider (1)
voormeld
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'mɛlt]
wat eerder al vermeld werd formeel


Voorbeeld:

`Voor een gedetailleerde beschrijving, zie artikel 3 van het voormeld besluit.`




Synoniem:

voorgemeld
de voormiddag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vormɪdɑx, vor'mɪdɑx]



Verbuigingen:

voormiddag|en (meerv.)
1) eerste gedeelte van de middag


Voorbeeld:

`Zullen we in de voormiddag afspreken, rond een uur of twee?`



2) laatste gedeelte van de ochtend


Voorbeelden:

`morgenvoormiddag`,
`Zaterdag in de voormiddag ga ik altijd boodschappen doen.`
de voorn
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vorn]



Verbuigingen:

voorn|s (meerv.)
kleine zoetwatervis


Voorbeelden:

`ruisvoorn`,
`blankvoorn`,
`bittervoorn`
I de voornaam
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vornam]



Verbuigingen:

voor|namen (meerv.)
naam die je ouders je gegeven hebben en waarmee je meestal aangesproken wordt


Voorbeeld:

`Die voornaam hoor je niet vaak.`




Antoniem:

achternaam
II voornaam
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'nam]
1) (van iets) belangrijk


Voorbeeld:

`Vermoeidheid is de voornaamste oorzaak van verkeersongevallen.`



2) (van iemand) afkomstig uit een deftige familie of met een hoge maatschappelijke positie


Voorbeelden:

`voorname gasten`,
`je voornaam gedragen`
het voornaamwoord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vornamwort]



Verbuigingen:

voornaamwoord|en (meerv.)
woord dat verwijst naar iets of iemand


Voorbeelden:

`'Ik', 'onze', 'die' en 'niets' zijn voornaamwoorden.`,
`persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden`




Synoniem:

pronomen
voornaamwoordelijk bijwoord
zelfst.naamw.
[grammatica] een bijwoord ter vervanging van de combinatie voorzetsel met voornaamwoord, bestaande uit een overeenkomstig bijwoord van plaats en het voorzetsel in bijwoordelijke vorm
het voornaamwoord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vornamwort]



Verbuigingen:

voornaamwoord|en (meerv.)
woord dat verwijst naar iets of iemand


Voorbeelden:

`'Ik', 'onze', 'die' en 'niets' zijn voornaamwoorden.`,
`persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden`




Synoniem:

pronomen
voornamelijk
bijwoord


Uitspraak:

[vor'namələk]
voor het grootste deel


Voorbeeld:

`Groene thee komt voornamelijk uit China.`




Synoniemen:

hoofdzakelijk, vooral
I de voornaam
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vornam]



Verbuigingen:

voor|namen (meerv.)
naam die je ouders je gegeven hebben en waarmee je meestal aangesproken wordt


Voorbeeld:

`Die voornaam hoor je niet vaak.`




Antoniem:

achternaam
II voornaam
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'nam]
1) (van iets) belangrijk


Voorbeeld:

`Vermoeidheid is de voornaamste oorzaak van verkeersongevallen.`



2) (van iemand) afkomstig uit een deftige familie of met een hoge maatschappelijke positie


Voorbeelden:

`voorname gasten`,
`je voornaam gedragen`
II voornaam
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'nam]
1) (van iets) belangrijk


Voorbeeld:

`Vermoeidheid is de voornaamste oorzaak van verkeersongevallen.`



2) (van iemand) afkomstig uit een deftige familie of met een hoge maatschappelijke positie


Voorbeelden:

`voorname gasten`,
`je voornaam gedragen`
I het voornemen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vornemə(n)]



Verbuigingen:

voornemens (meerv.)
iets wat je wilt gaan doen


Voorbeeld:

`Wat zijn jouw goede voornemens voor volgend jaar?`




Synoniem:

plan
II zich voornemen
reflexief werkw.


Uitspraak:

['vornemə(n)]



Verbuigingen:

nam zich voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich voorgenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
als voornemen (1) hebben


Voorbeelden:

`Ik heb me voorgenomen dat ik me niet meer door hem laat ompraten.`,
`je voornemen om iets te doen`




Synoniem:

van plan zijn
voornemens
bijwoord


Uitspraak:

[vor'neməns]


ord
voornemens zijn om iets te doen formeel

(het voornemen (1) hebben om iets te doen) Synoniem: van plan
voornoemd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'numt]
wat eerder al genoemd werd formeel


Voorbeeld:

`In artikel 33 van voornoemde wet van 14 juli 1991...`




Synoniemen:

voormeld, voorgemeld
de voorn
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vorn]



Verbuigingen:

voorn|s (meerv.)
kleine zoetwatervis


Voorbeelden:

`ruisvoorn`,
`blankvoorn`,
`bittervoorn`
vooronderstellen
werkw.


Uitspraak:

[vorɔndər'stɛlə(n)]



Verbuigingen:

vooronderstelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorondersteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op voorhand ervan uitgaan dat iets waar of mogelijk is


Voorbeeld:

`Wetenschap vooronderstelt een regelmatige orde in de natuur.`
vooronderstellen
werkw.


Uitspraak:

[vorɔndər'stɛlə(n)]



Verbuigingen:

vooronderstelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorondersteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op voorhand ervan uitgaan dat iets waar of mogelijk is


Voorbeeld:

`Wetenschap vooronderstelt een regelmatige orde in de natuur.`
het vooroordeel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorordel]



Verbuigingen:

vooroor|delen (meerv.)
mening die je hebt over een zaak of persoon die je niet goed kent


Voorbeeld:

`Dat mannen vaker vreemdgaan dan vrouwen is een hardnekkig vooroordeel.`
voorop
bijwoord


Uitspraak:

['vor'ɔp]
1) op het voorste deel


Voorbeelden:

`Fietsen met je kindje voorop is gezellig.`,
`een shirt met voorop een print`




Antoniem:

achterop


2) aan de voorkant van een rij


Voorbeeld:

`De stoet vertrok vanaf de kerk, met de burgemeester voorop.`




Synoniem:

vooraan


3) in de eerste plaats


Voorbeeld:

`Het management moet ontslagen worden, de directeur voorop.`




Synoniem:

vooral
vooropgaan
werkw.


Uitspraak:

[vor'ɔpxan]



Verbuigingen:

ging voorop (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vooropgegaan (volt.deelw.)
als eerste gaan of op de eerste plaats komen


Voorbeelden:

`Veiligheid gaat altijd voorop!`,
`een groep danseressen vooropgegaan door een aantal muzikanten (in een stoet)`
vooroplopen
werkw.
als voorste lopen
Voorbeeld: `Toen de drie Duitsers hier binnenkwamen, moesten wij hen helpen zoeken. Wij moesten de kasten en deuren openen en altijd maar vooroplopen. Nu, dat durfden wij wel te doen omdat we wisten, dat hier toch geen Russen waren. <ref>Bron:<br />T.M. Sjenitzer-van Leening (red.)<br />Dagboekfragmenten 1940-1945<br />Veen, Utrecht / Antwerpen 1985<br />[http://www.dbnl.org/tekst/sjen001dagb01_01/sjen001dagb01_01_0218.php DBNL - Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren]</ref> `
[figuurlijk] op anderen vooruit zijn
Voorbeeld: `Dat doen we door samen te werken met partijen die in hun vak vooroplopen. `
vooropstaan
werkw.


Uitspraak:

[vor'ɔpstan]



Verbuigingen:

stond voorop (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vooropgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het belangrijkste zijn


Voorbeeld:

`De veiligheid van onze medewerkers staat voorop.`
vooropgesteld
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'ɔpxəstɛlt]
vooraf vastgesteld


Voorbeeld:

`een vooropgesteld doel dat je wilt bereiken`
vooroplopen
werkw.
als voorste lopen
Voorbeeld: `Toen de drie Duitsers hier binnenkwamen, moesten wij hen helpen zoeken. Wij moesten de kasten en deuren openen en altijd maar vooroplopen. Nu, dat durfden wij wel te doen omdat we wisten, dat hier toch geen Russen waren. <ref>Bron:<br />T.M. Sjenitzer-van Leening (red.)<br />Dagboekfragmenten 1940-1945<br />Veen, Utrecht / Antwerpen 1985<br />[http://www.dbnl.org/tekst/sjen001dagb01_01/sjen001dagb01_01_0218.php DBNL - Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren]</ref> `
[figuurlijk] op anderen vooruit zijn
Voorbeeld: `Dat doen we door samen te werken met partijen die in hun vak vooroplopen. `
vooropstaan
werkw.


Uitspraak:

[vor'ɔpstan]



Verbuigingen:

stond voorop (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vooropgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het belangrijkste zijn


Voorbeeld:

`De veiligheid van onze medewerkers staat voorop.`
vooropstellen
werkw.


Uitspraak:

[vor'ɔpstɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde voorop (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vooropgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervan uitgaan dat iets het geval is


Voorbeelden:

`Hij mag nog een termijn aanblijven, vooropgesteld dat hij herkozen wordt.`,
`Wij stellen voorop dat winst maken een sociale plicht is van de onderneming.`,
`vooropstellen dat iemand de waarheid spreekt`
voorouders
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorɑudərs]
mensen die vroeger hebben geleefd van wie je afstamt


Voorbeeld:

`Een van mijn voorouders was getrouwd met een nicht van Lodewijk XIV.`
voorover
bijwoord


Uitspraak:

[vor'ovər]
naar voren en naar beneden


Voorbeelden:

`Hij deed zijn parachute om en dook met het hoofd voorover de duisternis in.`,
`vooroverbuigen`,
`voorovervallen`




Antoniem:

achterover
vooroverbuigen
werkw.


Uitspraak:

[vor'ovərbœyxə(n)]



Verbuigingen:

boog voorover (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorovergebogen (volt.deelw.)
je lichaam naar voren buigen


Voorbeeld:

`vooroverbuigen om iets op te rapen`
vooroverlijden
werkw.


Uitspraak:

['vorovərlɛidə(n)]
eerder sterven


Voorbeeld:

`Bij vooroverlijden gaan alle bezittingen naar de kinderen van de overleden persoon.`
voorovervallen
werkw.
met het gezicht voorwaarts vallen
Voorbeeld: `Hij was met zijn schaatsplank lelijk voorovergevallen en moest gehecht worden. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het voorovervallen in de tweede betekenis erin. `
enz.
de voorpagina
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vorpaxina]



Verbuigingen:

voorpagina|'s (meerv.)
eerste en belangrijkste pagina van een krant


Voorbeeld:

`voorpaginanieuws`
voorproef
zelfst.naamw.
een voorlopige test Voorbeeld: `Hij kreeg een voorproefje van het nieuwe schoonmaakmiddel. `
voorproef
zelfst.naamw.
een voorlopige test Voorbeeld: `Hij kreeg een voorproefje van het nieuwe schoonmaakmiddel. `
de voorraad
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorat]



Verbuigingen:

voor|raden (meerv.)
hoeveelheid van iets om te verkopen of om zelf te gebruiken


Voorbeelden:

`een voorraad koffie inslaan`,
`iets in voorraad hebben`,
`De vraag was zo groot dat we meteen door onze voorraad heen waren.`,
`Ik moet even nakijken of we dit model op voorraad hebben.`,
`reservevoorraad`
zolang de voorraad strekt
(zolang de voorraad niet op is) `Deze korting geldt zolang de voorraad strekt.`
de voorraadbus
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['voradbʏs]



Verbuigingen:

voorraadbus|sen (meerv.)
langwerpige doos in de vorm van een cilinder waarin je dingen bewaart of opbergt


Voorbeeld:

`een voorraadbus waar je rijst in bewaart`
voorraadkamer
zelfst.naamw.
een ruimte of bergplaats waar de voorraden liggen opgeslagen Voorbeeld: `De voorraadkamer was bijna leeg als gevolg van het slechte weer. `
voorraadkamer
zelfst.naamw.
een ruimte of bergplaats waar de voorraden liggen opgeslagen Voorbeeld: `De voorraadkamer was bijna leeg als gevolg van het slechte weer. `
de voorraad
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorat]



Verbuigingen:

voor|raden (meerv.)
hoeveelheid van iets om te verkopen of om zelf te gebruiken


Voorbeelden:

`een voorraad koffie inslaan`,
`iets in voorraad hebben`,
`De vraag was zo groot dat we meteen door onze voorraad heen waren.`,
`Ik moet even nakijken of we dit model op voorraad hebben.`,
`reservevoorraad`
zolang de voorraad strekt
(zolang de voorraad niet op is) `Deze korting geldt zolang de voorraad strekt.`
voorradig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vo'radəx]
in voorraad


Voorbeeld:

`Er zijn nog drie artikelen voorradig.`
de voorrang
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorɑŋ]
1) het recht om als eerste iets te doen of te krijgen


Voorbeeld:

`Vijfenzestigplussers hebben voorrang op een benedenwoning.`



2) het recht om als eerste door te rijden transport


Voorbeelden:

`Het verkeer dat van rechts komt, heeft voorrang op de andere weggebruikers.`,
`iemand voorrang verlenen`,
`voorrangsweg`
de voorrangsregel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorɑŋsrexəl]



Verbuigingen:

voorrangsregel|s (meerv.)
verkeersregel die bepaalt of je het recht hebt om als eerste door te rijden


Voorbeeld:

`de voorrangsregels niet respecteren`
voorrangsvoertuig
zelfst.naamw.
[verkeer] een motorvoertuig van de politie, brandweer of de diensten voor spoedeisende medische hulpverlening en door de Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten, dat de voorgeschreven licht- en geluidssignalen voert om aan te geven dat het een dringende taak vervult.<ref>Volgens het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) van de Nederlandse wetgeving.</ref> Voorbeeld: `Andere weggebruikers zijn verplicht voor een voorrangsvoertuig de weg vrij te maken. `
de voorrangsweg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorɑŋswɛx]



Verbuigingen:

voorrangsweg|en (meerv.)
weg waarop je geen voorrang hoeft te verlenen aan verkeer dat van rechts komt


Voorbeeld:

`Een verkeersbord dat aanduidt dat je op een voorrangsweg rijdt.`
het voorrecht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorɛxt]



Verbuigingen:

voorrecht|en (meerv.)
een recht dat (de meeste) anderen niet hebben


Voorbeeld:

`Ik vind het een voorrecht om hier te mogen zijn.`




Synoniem:

privilege
de voorronde
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vorɔndə]



Verbuigingen:

voorronde|n, voorronde|s (meerv.)
wedstrijd die bepaalt of iemand of een team mee mag doen aan een toernooi


Voorbeeld:

`de voorrondes van de UEFA Champions League`
de voorruit
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vorœyt]



Verbuigingen:

voorruit|en (meerv.)
ruit aan de voorkant, vooral van een auto


Voorbeeld:

`Hij werd door de voorruit geslingerd.`




Antoniem:

achterruit
voorschieten
werkw.


Uitspraak:

['vorsxitə(n)]



Verbuigingen:

schoot voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgeschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voor iemand betalen, die jou later terugbetaalt


Voorbeeld:

`Kun je mij even voorschieten? Ik ben mijn portemonnee vergeten.`
het voorschot
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorsxɔt]



Verbuigingen:

voorschot|ten (meerv.)
deel van een som dat eerst betaald wordt


Voorbeelden:

`Het bedrijf kreeg een voorschot van twee miljoen op de schadevergoeding.`,
`De huurmoordenaar vroeg een voorschot van € 10.000.`




Synoniem:

aanbetaling
een voorschot nemen (op iets)
((iets) niet afwachten, bijvoorbeeld om het te kunnen beïnvloeden) `Met die uitspraak neemt hij alvast een voorschot op de komende besprekingen.` Synoniem: anticiperen (op iets)
voorschotelen
werkw.


Uitspraak:

['vorsxotələ(n)]



Verbuigingen:

schotelde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgeschoteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een gerecht) serveren


Voorbeelden:

`een heerlijke vleesschotel voorgeschoteld krijgen`,
`Het waren flinke porties die ons voorgeschoteld werden.`



2) (iets ongunstigs) vertellen of laten zien


Voorbeeld:

`een hoop kritiek van je baas voorgeschoteld krijgen`
het voorschrift
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorsxrɪft]



Verbuigingen:

voorschrift|en (meerv.)
regel die zegt wat je moet doen of niet mag doen


Voorbeelden:

`je aan de voorschriften houden`,
`doktersvoorschrift`,
`wasvoorschrift`
het voorschrift
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorsxrɪft]



Verbuigingen:

voorschrift|en (meerv.)
regel die zegt wat je moet doen of niet mag doen


Voorbeelden:

`je aan de voorschriften houden`,
`doktersvoorschrift`,
`wasvoorschrift`
voorschrijven
werkw.


Uitspraak:

['vorsxrɛivə(n)]



Verbuigingen:

schreef voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgeschreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zeggen of opschrijven wat je moet doen of niet mag doen


Voorbeeld:

`De dokter schreef hem een hoestdrank voor.`




Synoniem:

dicteren
je door iemand de wet laten voorschrijven
(doen wat iemand zegt) `Ik laat me niet de wet voorschrijven door jou!`
voorsorteren
werkw.


Uitspraak:

['vorsɔrterə(n)]



Verbuigingen:

sorteerde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgesorteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) op voorhand uitzoeken en bij elkaar leggen wat bij elkaar hoort


Voorbeeld:

`afval voorsorteren in verschillende containers`



2) op de rijstrook gaan rijden die overeenkomt met de richting die je uitgaat bij het volgende kruispunt


Voorbeeld:

`Grote pijlen op de weg duiden aan dat je moet voorsorteren.`
voorspan
zelfst.naamw.
wat geheel vooraan voor een wagen gespannen is, meestal de twee voorste paarden van een vierspan Voorbeeld: `Het voorspan werd gewisseld. `
voorspan
zelfst.naamw.
wat geheel vooraan voor een wagen gespannen is, meestal de twee voorste paarden van een vierspan Voorbeeld: `Het voorspan werd gewisseld. `
voorspelbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'spɛlbar]
(van een verhaal of een reeks gebeurtenissen) zo dat je kunt raden wat er gaat gebeuren


Voorbeeld:

`Die film is zo voorspelbaar.`




Antoniem:

onvoorspelbaar
voorspellen
werkw.


Uitspraak:

[vor'spɛlə(n)]



Verbuigingen:

voorspelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorspeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van tevoren zeggen wat er gaat gebeuren


Voorbeelden:

`iemand de toekomst voorspellen`,
`Ik voorspel je dat hij het daar geen week uithoudt.`
voorspelen
werkw.
ten aanhoren van anderen een muziekstuk spelen Voorbeeld: `Ik moest gisteren voor mijn leraar die moeilijke sonate voorspelen. ` Voorbeeld: `Het zinde hem niet wat hij kreeg voorgespeeld. `
de voorspelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vor'spɛlɪŋ]



Verbuigingen:

voorspelling|en (meerv.)
aankondiging van wat gaat gebeuren


Voorbeelden:

`(iemand) een voorspelling doen`,
`Zijn voorspelling is niet uitgekomen.`,
`weersvoorspelling`
voorspiegelen
werkw.


Uitspraak:

['vorspixələ(n)]



Verbuigingen:

spiegelde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgespiegeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
laten geloven dat wat iemand graag wil zal gebeuren


Voorbeeld:

`De kiezers een aantal dingen voorspiegelen zodat ze op jou stemmen.`
de voorspoed
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorsput]
toestand waarin alles goed gaat


Voorbeeld:

`Heel veel voorspoed, geluk en gezondheid!`




Antoniem:

tegenspoed
voorspoedig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'spudəx]
zo gunstig als je graag zou willen


Voorbeelden:

`Prettige feestdagen en een voorspoedig nieuwjaar!`,
`De patiënt herstelt voorspoedig.`




Synoniem:

goed
op voorspraak van iemand
(dankzij de bemiddeling of op voorstel van iemand) `Op voorspraak van de hoogleraar werd de verdachte vrijgesproken.`
de voorsprong
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorsprɔŋ]
situatie dat je verder of eerder bent dan iemand anders


Voorbeelden:

`Hij begon aan de laatste ronde met een voorsprong van 100 meter.`,
`op voorsprong komen`




Antoniem:

achterstand
de voorsprong
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorsprɔŋ]
situatie dat je verder of eerder bent dan iemand anders


Voorbeelden:

`Hij begon aan de laatste ronde met een voorsprong van 100 meter.`,
`op voorsprong komen`




Antoniem:

achterstand
voorstaan
werkw.


Uitspraak:

['vorstan]



Verbuigingen:

stond voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) meer punten hebben dan iemand anders sport


Voorbeeld:

`Hij staat voor met 2-1 in sets.`




Antoniem:

achterstaan


2) (iets) willen of bepleiten


Voorbeeld:

`Hij staat een andere aanpak voor dan zijn voorganger.`
je op iets laten voorstaan
(aandacht vragen voor iets waar je trots op bent) `We laten ons graag voorstaan op onze tolerantie.`
voorstag
zelfst.naamw.
[scheepvaart] lijn of staalkabel die is gespannen tussen de boeg en de masttop Voorbeeld: `Bij het hijsen van de fok glijden de leuvers langs de voorstag. `
de voorstander
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorstɑndər]



Verbuigingen:

voorstander|s (meerv.)



de voorstand|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vorstɑn(t)|stər]



Verbuigingen:

voorstandster|s (meerv.)
iemand die een idee, voorstel enz. verdedigt


Voorbeelden:

`Hij is voorstander van een hardere aanpak.`,
`de voorstanders van de Europese uitbreiding`




Antoniem:

tegenstander
de voorstander
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorstɑndər]



Verbuigingen:

voorstander|s (meerv.)



de voorstand|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vorstɑn(t)|stər]



Verbuigingen:

voorstandster|s (meerv.)
iemand die een idee, voorstel enz. verdedigt


Voorbeelden:

`Hij is voorstander van een hardere aanpak.`,
`de voorstanders van de Europese uitbreiding`




Antoniem:

tegenstander
I de voorste
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vorstə]



Verbuigingen:

voorste|n (meerv.)
eerste persoon in een rij of groep


Voorbeeld:

`Hij reed weg van het peloton en voegde zich bij de voorsten.`




Antoniemen:

achterste, laatste,



Synoniem:

eerste
II voorste
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vorstə]
in het eerste gedeelte of op de eerste plaats


Voorbeelden:

`De voorste rijen waren leeg.`,
`In het voorste van de twee kamertjes brandde geen licht.`,
`de voorste gelederen`




Antoniemen:

achterste, laatste,



Synoniem:

eerste
het voorstel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorstɛl]



Verbuigingen:

voorstel|len (meerv.)
plan dat andere mensen mogen goedkeuren of afkeuren


Voorbeelden:

`een voorstel doen`,
`een voorstel tot verbetering`,
`Mijn voorstel is om eerst te gaan eten.`
voorstelbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'stɛlbar]
wat je je kunt voorstellen


Voorbeelden:

`moeilijk voorstelbaar`,
`Het is goed voorstelbaar dat hij ongelukkig is door alles wat hij de laatste tijd meegemaakt heeft.`




Antoniem:

onvoorstelbaar



Synoniem:

denkbaar
I voorstellen
werkw.


Uitspraak:

['vorstɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) een voorstel doen


Voorbeeld:

`Ik stel voor om de beslissing tot september uit te stellen.`



2) zeggen hoe iemand heet, wat hij of zij doet enz.


Voorbeelden:

`Mag ik jullie voorstellen (...)`,
`je aan iemand voorstellen`




Synoniem:

introduceren


3) betekenen of bedoeld zijn als


Voorbeeld:

`De kleuren zijn prachtig..., maar wat stelt het eigenlijk voor?`
4) op een bepaalde manier weergeven


Voorbeeld:

`iets schematisch voorstellen`
Het stelt weinig voor.
(het is onbelangrijk, weinig waard, niet moeilijk enz.)
II zich voorstellen
reflexief werkw.


Uitspraak:

['vorstɛle(n)]



Verbuigingen:

stelde zich voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich voorgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bedenken hoe iets is of zal gaan enz.


Voorbeelden:

`Hoe stel je je dat eigenlijk voor?`,
`Stel je voor dat je kon vliegen!`,
`Daar kan ik me niets bij voorstellen.`




Synoniemen:

zich indenken, verbeelden
de voorstelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vorstɛlɪŋ]



Verbuigingen:

voorstelling|en (meerv.)
1) keer dat een toneelstuk opgevoerd of een film vertoond wordt theater


Voorbeeld:

`De laatste voorstelling begint om elf uur.`




Synoniem:

opvoering


2) iets wat je je voorstelt


Voorbeeld:

`Ik probeer me een voorstelling te maken van hoe dat voelt.`



3) afbeelding of weergave


Voorbeelden:

`Het eerste schilderij is een voorstelling van Maria met kind.`,
`Dit is een onjuiste voorstelling van zaken.`
voorsteven
zelfst.naamw.
[scheepvaart] voorste deel van een schip, waar de beide zijden van de romp samenkomen
voort
bijwoord


Uitspraak:

[vort]
<woord waarmee je aangeeft dat iets doorgaat in tijd of afstand



Voorbeelden:

`Er is geen tijd om te evalueren, we moeten voort.`,
`voortduren`,
`voortzetten`
voortaan
bijwoord


Uitspraak:

[vor'tan]
vanaf nu


Voorbeeld:

`Voortaan overleg je eerst met mij.`
het voortbestaan
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vortbəstan]
het in leven blijven of blijven bestaan


Voorbeeld:

`zorgen voor het voortbestaan van een bedreigde diersoort`
I voortbewegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvordbəwexə(n)]



Verbuigingen:

bewoog voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voortbewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) in een bepaalde richting laten gaan


Voorbeeld:

`Het bootje wordt voortbewogen door middel van een lange stok.`




Synoniem:

aandrijven
II zich voortbewegen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈvordbəwexə(n)]



Verbuigingen:

bewoog zich voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich voortbewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich verplaatsen


Voorbeelden:

`Ze bewoog zich voort op handen en voeten.`,
`Zodra het gips eraf gaat, kan ik me weer gemakkelijker voortbewegen.`




Synoniem:

gaan
I voortbewegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈvordbəwexə(n)]



Verbuigingen:

bewoog voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voortbewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) in een bepaalde richting laten gaan


Voorbeeld:

`Het bootje wordt voortbewogen door middel van een lange stok.`




Synoniem:

aandrijven
II zich voortbewegen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈvordbəwexə(n)]



Verbuigingen:

bewoog zich voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich voortbewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich verplaatsen


Voorbeelden:

`Ze bewoog zich voort op handen en voeten.`,
`Zodra het gips eraf gaat, kan ik me weer gemakkelijker voortbewegen.`




Synoniem:

gaan
voortborduren
werkw.
doorgaan met iets, verder uitwerken van iets waarmee iemand (anders) begonnen is Voorbeeld: `Verscheidene wetenschappers hebben voortgeborduurd op zijn ideeën. ` Voorbeeld: `De sprekers borduurden voort op het thema van de dag. `
voortborduren op
werkw.


Uitspraak:

['vortbɔrdyrə(n) ɔp]



Verbuigingen:

borduurde voort op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voortgeborduurd op (volt.deelw.)
(bij iets dat je doet) gebruik maken van en uitwerken van eerder werk


Voorbeeld:

`Je nieuwe boek borduurt dus voort op het vorige?`
voortbrengen
werkw.


Uitspraak:

['vordbrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voortgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
laten ontstaan


Voorbeelden:

`De gong bracht een doordringend geluid voort.`,
`Oorlog brengt alleen maar ellende voort.`




Synoniemen:

maken, produceren, opleveren
het voortbrengsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vortbrɛŋsəl]



Verbuigingen:

voortbrengsel|en (meerv.)
ding dat iets of iemand voortgebracht heeft


Voorbeelden:

`de eerste voortbrengselen van de boekdrukkunst`,
`een voortbrengsel van de natuur`,
`kunstvoortbrengsel`




Synoniem:

product
voortbroderen
werkw.
voortgaan met ergens over te spreken
voortdrijven
werkw.
iets of iemand voor zich uit doen bewegen
Voorbeeld: `De knecht dreef de dieren voort met een stok. `
[figuurlijk] aansporen, inspireren
Voorbeeld: `Het onderlinge respect dreef de ploeg steeds weer voort. `
voortduren
werkw.


Uitspraak:

['vordyrə(n)]



Verbuigingen:

duurde voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voortgeduurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
blijven duren


Voorbeeld:

`een ruzie die maar blijft voortduren`
I voortdurend
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vor'dyrənt]
wat blijft duren


Voorbeeld:

`Ik leefde in voortdurende angst.`




Synoniemen:

continu, onafgebroken, onophoudelijk
II voortdurend
bijwoord


Uitspraak:

['vor'dyrənt]
zeer vaak of de hele tijd


Voorbeeld:

`Hij zit me voortdurend te corrigeren.`




Synoniemen:

constant, permanent, continu
voortduwen
werkw.


Uitspraak:

['vordywə(n)]



Verbuigingen:

duwde voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voortgeduwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vooruit doen gaan door te duwen


Voorbeeld:

`je winkelkar voortduwen`
het voorteken
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vortekə(n)]



Verbuigingen:

voorteken|en, voorteken|s (meerv.)
iets waaruit je afleidt dat er iets zal gebeuren


Voorbeelden:

`een goed voorteken`,
`Ik had het niet gezien, geen jaloezie, geen voortekenen, niets.`
voortgaan
werkw.


Uitspraak:

['vortxan]



Verbuigingen:

ging voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voortgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) verder gaan, soms na een pauze


Voorbeeld:

`Terug in Nederland ging hij voort met het schrijven van kritieken.`




Synoniem:

doorgaan
voortgaan op iets
(oordelen of handelen op basis van iets) `Je kunt niet altijd voortgaan op de aanbevelingen van de fabrikanten.` Synoniem: zich baseren op, afgaan op
de voortgang
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vortxɑŋ]
situatie dat iets verder of vooruitgaat


Voorbeelden:

`Hoe staat het met de voortgang van het project?`,
`voortgang maken met iets`




Synoniemen:

vordering, progressie
voortborduren
werkw.
doorgaan met iets, verder uitwerken van iets waarmee iemand (anders) begonnen is Voorbeeld: `Verscheidene wetenschappers hebben voortgeborduurd op zijn ideeën. ` Voorbeeld: `De sprekers borduurden voort op het thema van de dag. `
voortbrengen
werkw.


Uitspraak:

['vordbrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voortgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
laten ontstaan


Voorbeelden:

`De gong bracht een doordringend geluid voort.`,
`Oorlog brengt alleen maar ellende voort.`




Synoniemen:

maken, produceren, opleveren
voortdrijven
werkw.
iets of iemand voor zich uit doen bewegen
Voorbeeld: `De knecht dreef de dieren voort met een stok. `
[figuurlijk] aansporen, inspireren
Voorbeeld: `Het onderlinge respect dreef de ploeg steeds weer voort. `
voortduren
werkw.


Uitspraak:

['vordyrə(n)]



Verbuigingen:

duurde voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voortgeduurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
blijven duren


Voorbeeld:

`een ruzie die maar blijft voortduren`
voortduwen
werkw.


Uitspraak:

['vordywə(n)]



Verbuigingen:

duwde voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voortgeduwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vooruit doen gaan door te duwen


Voorbeeld:

`je winkelkar voortduwen`
voortgaan
werkw.


Uitspraak:

['vortxan]



Verbuigingen:

ging voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voortgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) verder gaan, soms na een pauze


Voorbeeld:

`Terug in Nederland ging hij voort met het schrijven van kritieken.`




Synoniem:

doorgaan
voortgaan op iets
(oordelen of handelen op basis van iets) `Je kunt niet altijd voortgaan op de aanbevelingen van de fabrikanten.` Synoniem: zich baseren op, afgaan op
voortkomen
werkw.
ergens zijn oorsprong in vinden
Voorbeeld: `Er zijn veel technologieën voortgekomen uit onderzoek op militair gebied. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het voortkomen in de tweede betekenis erin. `
enz.
voortmaken
werkw.
'~ met' in hoog tempo aan iets werken Voorbeeld: `Zij hadden danig voortgemaakt met de aanleg ervan. `
zich voortplanten
reflexief werkw.


Uitspraak:

['vortplɑntə(n)]



Verbuigingen:

plantte zich voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich voortgeplant (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van mensen, dieren, planten) de soort uitbreiden door nakomelingen te krijgen biologie


Voorbeeld:

`Krokodillen planten zich voort door eieren te leggen.`




Synoniem:

zich vermenigvuldigen


2) (van natuurlijke verschijnselen) zich verplaatsen natuurkunde


Voorbeeld:

`Licht plant zich voort door middel van golven.`
voortschrijden
werkw.


Uitspraak:

['vortsxrɛidə(n)]



Verbuigingen:

schreed voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voortgeschreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich geleidelijk verder ontwikkelen formeel


Voorbeelden:

`Naarmate de ziekte voortschrijdt, ontstaan geheugenproblemen.`,
`Door voortschrijdend inzicht zijn we genoodzaakt alle nieuwe collega's weer te ontslaan.`
voortijdig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'tɛidəx]
vroeger dan gedacht of gewenst


Voorbeelden:

`een voortijdige zaadlozing`,
`Door een blessure moest hij voortijdig afhaken.`
voortkomen
werkw.
ergens zijn oorsprong in vinden
Voorbeeld: `Er zijn veel technologieën voortgekomen uit onderzoek op militair gebied. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het voortkomen in de tweede betekenis erin. `
enz.
voortkomen uit
werkw.


Uitspraak:

['vortkomə(n) œyt]



Verbuigingen:

kwam voort uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voortgekomen uit (volt.deelw.)
het gevolg zijn van


Voorbeeld:

`Angst komt voort uit onwetendheid.`




Synoniemen:

voortvloeien uit, ontstaan uit
voortmaken
werkw.
'~ met' in hoog tempo aan iets werken Voorbeeld: `Zij hadden danig voortgemaakt met de aanleg ervan. `
het voortouw nemen
(iets als eerste doen) `De leerlingen hebben zelf het voortouw genomen bij de schoonmaakactie.`
zich voortplanten
reflexief werkw.


Uitspraak:

['vortplɑntə(n)]



Verbuigingen:

plantte zich voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich voortgeplant (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van mensen, dieren, planten) de soort uitbreiden door nakomelingen te krijgen biologie


Voorbeeld:

`Krokodillen planten zich voort door eieren te leggen.`




Synoniem:

zich vermenigvuldigen


2) (van natuurlijke verschijnselen) zich verplaatsen natuurkunde


Voorbeeld:

`Licht plant zich voort door middel van golven.`
de voortplanting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vortplɑntɪŋ]
(van organismen) het uitbreiden van de soort door het voortbrengen van nakomelingen biologie


Voorbeelden:

`voortplantingsvermogen`,
`voortplantingsorgaan`,
`voortplantingscel`




Synoniem:

procreatie
voortplantingsdrang
zelfst.naamw.
de drang om zich voort te planten Voorbeeld: `Zijn onverzadigbare voortplantingsdrang had de struisvogel al heel veel problemen opgeleverd. `
voortplantingsdrift
zelfst.naamw.
de drift om zich voort te planten Voorbeeld: `Zijn onverzadigbare voortplantingsdrift had de struisvogel al heel veel problemen opgeleverd. `
voortplantingssysteem
zelfst.naamw.
[biologie], [medisch] is een systeem van geslachtsorganen in een organisme die samenwerken ten behoeve van de voortplanting.
voortreffelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'trɛfələk]
zeer goed


Voorbeelden:

`een voortreffelijke prestatie`,
`De wijn is voortreffelijk.`




Synoniemen:

uitstekend, uitmuntend
voortrekken
werkw.


Uitspraak:

['vortrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) een voorkeursbehandeling geven


Voorbeeld:

`één van je kinderen voortrekken`
voorts
bijwoord


Uitspraak:

[vorts]
daarna formeel


Voorbeeld:

`Voorts moet je ook nog rekening houden met...`




Synoniemen:

verder, vervolgens
voortschrijden
werkw.


Uitspraak:

['vortsxrɛidə(n)]



Verbuigingen:

schreed voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voortgeschreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich geleidelijk verder ontwikkelen formeel


Voorbeelden:

`Naarmate de ziekte voortschrijdt, ontstaan geheugenproblemen.`,
`Door voortschrijdend inzicht zijn we genoodzaakt alle nieuwe collega's weer te ontslaan.`
voortsjokken
werkw.
doorgaan met moeizaam en langzaam lopen
Voorbeeld: `Ze waren al enige uren voortgesjokt, toen ze bemerkten dat ze de weg kwijt waren. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het voortsjokken in de tweede betekenis erin. `
enz.
de voortuin
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vortœyn]



Verbuigingen:

voortuin|en (meerv.)
stuk grond aan de voorkant van je huis met bloemen, planten en bomen


Voorbeeld:

`Wij hebben geen plaats voor een voortuin maar we hebben wel een kruidentuintje aan de achterkant van ons huis.`




Antoniem:

achtertuin
voortvarend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vort'farənt]
meteen en met veel inzet


Voorbeeld:

`voortvarend te werk gaan`
voortvloeien uit
werkw.


Uitspraak:

['vortflujə(n) œyt]



Verbuigingen:

vloeide voort uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voortgevloeid uit (volt.deelw.)
het gevolg zijn van


Voorbeeld:

`De samenwerking vloeit voort uit een eerder gesloten akkoord.`




Synoniemen:

voortkomen uit, ontstaan uit, volgen uit
voortvluchtig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vort'flʏxtəx]
als je gezocht wordt door de politie


Voorbeelden:

`een voortvluchtige moordenaar`,
`voortvluchtige criminelen`
voortzetten
werkw.


Uitspraak:

['vortsɛtə(n)]



Verbuigingen:

zette voort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voortgezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
blijven doen


Voorbeeld:

`De minister wil het huidige beleid voortzetten.`




Antoniemen:

stopzetten, ophouden met,



Synoniemen:

doorgaan met, continueren
voortgezet onderwijs
(onderwijs dat op basisonderwijs volgt) Synoniem: secundair onderwijs
de voortzetting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vortsɛtɪŋ]



Verbuigingen:

voortzetting|en (meerv.)
het voortzetten


Voorbeelden:

`een voortzetting van het huidige beleid.`,
`Oorlog is niets anders dan de voortzetting van politiek met andere middelen.`
de voortzetting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vortsɛtɪŋ]



Verbuigingen:

voortzetting|en (meerv.)
het voortzetten


Voorbeelden:

`een voortzetting van het huidige beleid.`,
`Oorlog is niets anders dan de voortzetting van politiek met andere middelen.`
I vooruit
bijwoord


Uitspraak:

[vor'œyt]
1) naar voren of in de richting waarin je beweegt


Voorbeelden:

`Recht vooruit zagen we een ijsberg liggen.`,
`vooruitgaan`,
`vooruitkomen`




Antoniem:

achteruit
je tijd vooruit zijn (met iets)
((in een bepaald opzicht) verder ontwikkeld zijn dan je tijdgenoten) `Hij was een visionair, iemand die zijn tijd ver vooruit was.`
vooruit kunnen (met iets)
(iets kunnen blijven doen (dankzij iets)) `Met die € 50 kan ik weer even vooruit.`
II vooruit
tussenwerpsel


Uitspraak:

[vor'œyt]
aansporing om iets te doen of te beginnen>



Voorbeelden:

`Naar je kamer! Vooruit!`,
`Vooruit, aan het werk!`
vooruitbetalen
werkw.
iets van tevoren betalen
vooruitblikken
werkw.


Uitspraak:

[vor'œytblɪkə(n)]



Verbuigingen:

blikte vooruit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vooruitgeblikt (volt.deelw.)
nadenken over iets dat nog moet komen


Voorbeeld:

`vooruitblikken en je verheugen op je reis naar Zuid-Afrika`




Antoniem:

terugblikken



Synoniem:

vooruitzien
vooruitgaan
werkw.


Uitspraak:

[vor'œytxan]



Verbuigingen:

ging vooruit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vooruitgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar voren gaan


Voorbeeld:

`De wijzer ging zo langzaam vooruit dat ik dacht dat mijn horloge stilstond.`




Antoniem:

achteruitgaan


2) beter worden


Voorbeeld:

`Hij moet nog in bed blijven, maar hij gaat langzaam vooruit.`




Synoniem:

vorderingen maken
erop vooruitgaan
(beter, rijker enz. worden) `De buurt is er de laatste jaren niet op vooruitgegaan.`
de vooruitgang
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vor'œytxɑŋ]
ontwikkeling die leidt tot verbetering of vernieuwing


Voorbeelden:

`Het lukt nog niet zo goed, maar er zit vooruitgang in.`,
`vooruitgang boeken`,
`de vooruitgang van de medische wetenschap`
vooruitgaan
werkw.


Uitspraak:

[vor'œytxan]



Verbuigingen:

ging vooruit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vooruitgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar voren gaan


Voorbeeld:

`De wijzer ging zo langzaam vooruit dat ik dacht dat mijn horloge stilstond.`




Antoniem:

achteruitgaan


2) beter worden


Voorbeeld:

`Hij moet nog in bed blijven, maar hij gaat langzaam vooruit.`




Synoniem:

vorderingen maken
erop vooruitgaan
(beter, rijker enz. worden) `De buurt is er de laatste jaren niet op vooruitgegaan.`
vooruithelpen
werkw.


Uitspraak:

[vor'œythɛlpə(n)]



Verbuigingen:

hielp vooruit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vooruitgeholpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
helpen vooruitgang te bereiken


Voorbeelden:

`je kind vooruithelpen met enkele moeilijke rekensommen`,
`Zijn onderzoek heeft de wetenschap niet echt vooruitgeholpen.`
vooruitkomen
werkw.
vorderingen maken op weg naar iets
Voorbeeld: `Door die opstopping zijn we die dag niet erg vooruitgekomen. `
een betere positie krijgen
vooruitlopen
werkw.


Uitspraak:

[vor'œytlopə(n)]



Verbuigingen:

liep vooruit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vooruitgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
als eerste of voor anderen lopen


Voorbeeld:

`Loop jij maar vooruit want wij weten niet welke richting we uit moeten.`




Synoniem:

vooroplopen
vooruitzien
werkw.


Uitspraak:

[vor'œytsin]



Verbuigingen:

zag vooruit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vooruitgezien (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
nadenken over iets dat nog moet komen


Voorbeeld:

`vooruitzien op hoe je leven binnen dertig jaar zal zijn`




Antoniem:

terugkijken



Synoniem:

vooruitblikken
vooruithelpen
werkw.


Uitspraak:

[vor'œythɛlpə(n)]



Verbuigingen:

hielp vooruit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vooruitgeholpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
helpen vooruitgang te bereiken


Voorbeelden:

`je kind vooruithelpen met enkele moeilijke rekensommen`,
`Zijn onderzoek heeft de wetenschap niet echt vooruitgeholpen.`
vooruitkomen
werkw.
vorderingen maken op weg naar iets
Voorbeeld: `Door die opstopping zijn we die dag niet erg vooruitgekomen. `
een betere positie krijgen
vooruitlopen
werkw.


Uitspraak:

[vor'œytlopə(n)]



Verbuigingen:

liep vooruit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vooruitgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
als eerste of voor anderen lopen


Voorbeeld:

`Loop jij maar vooruit want wij weten niet welke richting we uit moeten.`




Synoniem:

vooroplopen
vooruitlopen op
werkw.


Uitspraak:

[vor'œytlopə(n) ɔp]



Verbuigingen:

liep vooruit op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vooruitgelopen op (volt.deelw.)
(iets) niet afwachten, maar er op voorhand op reageren


Voorbeeld:

`Laten we niet op de zaken vooruitlopen en nu al een uitspraak doen.`




Synoniem:

anticiperen op
vooruitspoelen
werkw.
snel een film, geluidsopname of sequentieel bestand in voorwaarste richting doorlopen
Voorbeeld: `Ik heb je opname even vooruitgespoeld maar ik zie die beelden daar niet opstaan. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vooruitspoelen in de tweede betekenis erin. `
enz.
vooruitstrevend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vorœyt'strevənt]
als je streeft naar vernieuwing, of als iets vernieuwend is


Voorbeelden:

`vooruitstrevende technieken`,
`een vooruitstrevend politicus`




Antoniemen:

conservatief, traditioneel,



Synoniemen:

progressief, vernieuwingsgezind
het vooruitzicht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vor'œytsɪxt]



Verbuigingen:

vooruitzicht|en (meerv.)
verwachte ontwikkeling


Voorbeeld:

`De vooruitzichten zijn somber.`




Synoniem:

perspectief
in het vooruitzicht
(als toekomstbeeld, als verwachting) `met de vakantie in het vooruitzicht`
iets in het vooruitzicht stellen
(iets beloven of als waarschijnlijk voorstellen) `De club heeft de spelers een premie in het vooruitzicht gesteld.`
vooruitzien
werkw.


Uitspraak:

[vor'œytsin]



Verbuigingen:

zag vooruit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vooruitgezien (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
nadenken over iets dat nog moet komen


Voorbeeld:

`vooruitzien op hoe je leven binnen dertig jaar zal zijn`




Antoniem:

terugkijken



Synoniem:

vooruitblikken
de voorvader
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorvadər]



Verbuigingen:

voorvader|en (meerv.)
overleden man van wie je afstamt


Voorbeeld:

`Meer te weten willen komen over je voorvaderen.`
het voorval
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorvɑl]



Verbuigingen:

voorval|len (meerv.)
opmerkelijke gebeurtenis


Voorbeelden:

`Het voorval met de buurman liet haar niet los.`,
`Dergelijke voorvallen doen zich helaas steeds vaker voor.`




Synoniemen:

incident, gebeurtenis
voorvallen
werkw.


Uitspraak:

['vorvɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is voorgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
spontaan plaatsvinden


Voorbeeld:

`Hij kan zich niet meer herinneren wat er toen is voorgevallen.`




Synoniemen:

zich voordoen, gebeuren
voorverpakt
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vorvərpɑkt]
(van voedingsmiddelen) al verpakt voordat het verkocht wordt


Voorbeelden:

`voorverpakte sla die al gewassen en in stukjes gesneden is`,
`voorverpakte plakjes kaas`
het voorvoegsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorvuxsəl]



Verbuigingen:

voorvoegsel|s (meerv.)
lettergreep die voor een ander woord staat en die niet als woord voorkomt taalkunde


Voorbeeld:

`In het woord 'verbreken' is 'ver' het voorvoegsel.`




Antoniemen:

achtervoegsel, suffix,



Synoniem:

prefix
het voorvoegsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorvuxsəl]



Verbuigingen:

voorvoegsel|s (meerv.)
lettergreep die voor een ander woord staat en die niet als woord voorkomt taalkunde


Voorbeeld:

`In het woord 'verbreken' is 'ver' het voorvoegsel.`




Antoniemen:

achtervoegsel, suffix,



Synoniem:

prefix
de voorwaarde
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vorwardə]



Verbuigingen:

voorwaarde|n, voorwaarde|s (meerv.)
iets dat nodig is of waarvan je eist dat het gebeurt voordat iets anders gebeurt


Voorbeelden:

`een voorwaarde stellen`,
`Plezier in je werk is een voorwaarde voor succes.`,
`aan een voorwaarde voldoen`




Synoniemen:

eis, conditie
op voorwaarde dat (...)
(alleen als (...) gebeurt of als je belooft dat (...)) `Je mag mee op voorwaarde dat je je mond houdt.`
voorwaardelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'wardələk]
afhankelijk van een bepaalde voorwaarde juridisch


Antoniem:

onvoorwaardelijk
een voorwaardelijke straf
(straf die pas uitgevoerd wordt bij herhaling van het strafbare feit)
voorwaardelijke wijs
zelfst.naamw.
[grammatica] de vorm waarin een werkwoord gebruikt wordt als gedaan zou worden
voorwaarts
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vorwarts]
naar voren


Voorbeelden:

`een voorwaartse salto`,
`een stap voorwaarts doen`




Antoniem:

achterwaarts
voorwenden
werkw.


Uitspraak:

['vorwɛndə(n)]



Verbuigingen:

wendde voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
als echt voorstellen door te doen alsof of te liegen


Voorbeelden:

`Hij wendde voor dat hij gek was.`,
`Zijn baas dacht dat hij de ziekte voorwendde.`,
`Ze wendde voor dat ze dringend weg moest.`




Synoniemen:

veinzen, simuleren
het voorwendsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorwɛntsəl]



Verbuigingen:

voorwendsel|en, voorwendsel|s (meerv.)
reden die je geeft maar die niet de echte reden is


Voorbeelden:

`De drugshandel was een voorwendsel voor de interventie.`,
`Hij probeerde onder valse voorwendselen vertrouwelijke informatie te verkrijgen.`




Synoniemen:

smoes, excuus, uitvlucht
het voorwerp
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorwɛrp]



Verbuigingen:

voorwerp|en (meerv.)
1) iets dat je kunt aanraken, dat niet leeft en dat meestal niet heel groot is


Voorbeeld:

`gevonden voorwerpen`




Synoniemen:

ding, object


2) iets dat of iemand die iets ondergaat


Voorbeelden:

`Op het werk is hij het voorwerp van spot.`,
`lijdend voorwerp`




Synoniem:

object
het voorwerp
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorwɛrp]



Verbuigingen:

voorwerp|en (meerv.)
1) iets dat je kunt aanraken, dat niet leeft en dat meestal niet heel groot is


Voorbeeld:

`gevonden voorwerpen`




Synoniemen:

ding, object


2) iets dat of iemand die iets ondergaat


Voorbeelden:

`Op het werk is hij het voorwerp van spot.`,
`lijdend voorwerp`




Synoniem:

object
voorwerpsvorm
zelfst.naamw.
[taalkunde] de naamval die een woord aanneemt wanneer het als een voorwerp gebruikt wordt Voorbeeld: `Woorden in het Hindi hebben vaak maar twee vormen een nominatief en een voorwerpsvorm. `
het voorwiel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorwil]



Verbuigingen:

voorwiel|en (meerv.)
wiel aan de voorkant van je voertuig


Voorbeelden:

`Mijn voorwiel loopt aan.`,
`voorwielaandrijving`




Antoniem:

achterwiel
de voorwielaandrijving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vorwilandrɛivɪŋ]
overbrenging van de kracht van de motor in een motorvoertuig op de voorwielen


Voorbeeld:

`In de autosector gebruikt men het symbool FF als een auto voorwielaandrijving heeft.`




Antoniemen:

vierwielaandrijving, achterwielaandrijving,
het voorwoord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorwort]



Verbuigingen:

voorwoord|en (meerv.)
korte inleiding in een boek literatuur


Voorbeeld:

`In het voorwoord bedankt hij alle mensen die hem zijn blijven steunen.`




Synoniem:

woord vooraf
voorzien
werkw.


Uitspraak:

[vor'zin]



Verbuigingen:

voorzag (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een toekomstige gebeurtenis of toestand) waarschijnlijk achten


Voorbeeld:

`Ik moet het nog even vragen, maar ik voorzie geen problemen.`




Synoniem:

verwachten
het op iets/iemand voorzien hebben
(slechte bedoelingen hebben met iets/iemand) `De zakkenroller had het op haar handtas voorzien.`
de voorzet
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorzɛt]



Verbuigingen:

voorzet|ten (meerv.)
trap of worp waarmee je de bal naar een teamgenoot speelt om hem of haar te laten scoren sport


Voorbeelden:

`een voorzet geven`,
`In de 23e minuut scoorde hij uit een voorzet.`
het voorzetsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorzɛtsəl]



Verbuigingen:

voorzetsel|s (meerv.)
woord dat een bepaling van plaats, tijd of oorzaak inleidt grammatica


Voorbeeld:

`'In', 'na' en 'door' zijn voorzetsels.`
voorzetselvorm
zelfst.naamw.
[taalkunde] een verbogen vorm van een voorzetsel. Voorbeeld: `Voorbeeldzin met het voorzetselvorm erin. `
voorzetten
werkw.


Uitspraak:

['vorzɛtə(n)]



Verbuigingen:

zette voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een gerecht) voor iemand neerzetten


Voorbeeld:

`een lekker stuk taart voorgezet krijgen`




Synoniem:

voorschotelen (1)
voorzichtig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vor'zɪxtəx]
waarbij je goed oplet en ervoor zorgt dat er geen onaangename dingen gebeuren


Voorbeelden:

`Wees voorzichtig!`,
`Wees in India voorzichtig met het drinken van ongefilterd water.`,
`voorzichtig weer beginnen met eenvoudige oefeningen`




Antoniem:

onvoorzichtig



Synoniem:

behoedzaam
een voorzichtige schatting
(een lage schatting)
voorzichtigheid
zelfst.naamw.
het voorzichtig zijn
voorzichtigheidshalve
bijwoord
uit voorzichtigheid Voorbeeld: `Het experiment werd voorzichtigheidshalve afgebroken. `
voorzien
werkw.


Uitspraak:

[vor'zin]



Verbuigingen:

voorzag (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een toekomstige gebeurtenis of toestand) waarschijnlijk achten


Voorbeeld:

`Ik moet het nog even vragen, maar ik voorzie geen problemen.`




Synoniem:

verwachten
het op iets/iemand voorzien hebben
(slechte bedoelingen hebben met iets/iemand) `De zakkenroller had het op haar handtas voorzien.`
voorzien
werkw.


Uitspraak:

[vor'zin]



Verbuigingen:

voorzag (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een toekomstige gebeurtenis of toestand) waarschijnlijk achten


Voorbeeld:

`Ik moet het nog even vragen, maar ik voorzie geen problemen.`




Synoniem:

verwachten
het op iets/iemand voorzien hebben
(slechte bedoelingen hebben met iets/iemand) `De zakkenroller had het op haar handtas voorzien.`
voorzien in
werkw.


Uitspraak:

[vor'zin ɪn]



Verbuigingen:

voorzag in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)
1) zorgen voor de aanwezigheid of mogelijkheid van (iets)


Voorbeelden:

`Het plan voorziet in 700 woningen.`,
`in je eigen onderhoud voorzien`



2) een oplossing zijn of bieden voor (een behoefte, vraag enz.)


Voorbeeld:

`Het wekelijkse spreekuur voorziet in een grote behoefte.`




Synoniemen:

vervullen, tegemoetkomen aan
voorzien van
werkw.


Uitspraak:

[vor'zin vɑn]



Verbuigingen:

voorzag van (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ~ (volt.deelw.)
laten krijgen


Voorbeelden:

`Hij voorzag ons van de nodige vergunningen.`,
`De keuken is voorzien van een vaatwasser, oven en koelkast.`




Synoniemen:

uitrusten met, verschaffen, geven
de voorziening
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vor'zinɪŋ]



Verbuigingen:

voorziening|en (meerv.)
iets nuttigs waarvan je gebruik kunt maken


Voorbeelden:

`voorzieningen treffen`,
`voorzieningen en hulpmiddelen voor mensen met een beperking`,
`internetvoorziening`




Synoniem:

faciliteit
de voorzijde
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vorzɛidə]



Verbuigingen:

voorzijde|n (meerv.)
voorste zijde


Voorbeeld:

`De voordeur bevindt zich aan de voorzijde van een huis.`




Antoniemen:

achterzijde, achterkant,



Synoniem:

voorkant
voorzitten
werkw.


Uitspraak:

['vorzɪtə(n)]



Verbuigingen:

zat voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgezeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een vergadering, bestuur, vereniging enz. leiden


Voorbeeld:

`De Raad van Ministers wordt voorgezeten door de eerste minister.`
de voorzitter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorzɪtər]



Verbuigingen:

voorzitter|s (meerv.)



de voorzit|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vorzɪt|stər]



Verbuigingen:

voorzitster|s (meerv.)
iemand die een vergadering, bestuur, vereniging enz. leidt


Voorbeelden:

`De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom.`,
`een nieuwe voorzitter kiezen`,
`Kamervoorzitter`
het voorzitterschap
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorzɪtərsxɑp]



Verbuigingen:

voorzitterschap|pen (meerv.)
het leiden van een vergadering, bestuur, vereniging enz.


Voorbeelden:

`onder voorzitterschap van...`,
`het voorzitterschap bekleden`
uit voorzorg
(om problemen te voorkomen) `Toen het begon te bliksemen, trok hij uit voorzorg alle stekkers uit het stopcontact.` Synoniem: preventief
voorzorgen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vorzɔrxə(n)]
voorzorgsmaatregel


Voorbeeld:

`Speciale waarschuwingen en voorzorgen bij het gebruik van dit geneesmiddel.`
de voorzorgsmaatregel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vorzɔrxsmatrexəl]



Verbuigingen:

voorzorgsmaatregel|en (meerv.)
maatregel om problemen te voorkomen


Voorbeeld:

`De eigenaar had onvoldoende voorzorgsmaatregelen genomen/getroffen om brand te voorkomen.`




Synoniem:

voorzorg
voos
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vos]
1) ondeugdelijk


Voorbeeld:

`Hij wordt uitgemaakt voor alles wat vies en voos is.`




Synoniem:

slecht


2) onaangenaam van smaak


Voorbeeld:

`Alpro soja met chocoladesmaak is ronduit voos.`




Synoniem:

vies


3) zwak of zonder kracht


Voorbeelden:

`een voos gevoel in je voet hebben`,
`een voos argument`
vozen
werkw.


Uitspraak:

['vozə(n)]



Verbuigingen:

voosde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevoosd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
intiem lichamelijk contact hebben (met iemand) informeel


Voorbeeld:

`in de bosjes vozen met je minnaar`




Synoniem:

vrijen
invorderen
werkw.


Uitspraak:

['ɪnvɔrdərə(n)]



Verbuigingen:

vorderde in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingevorderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) officieel eisen dat (een schuld) betaald wordt


Voorbeeld:

`het invorderen van openstaande belastingschulden`



2) officieel afpakken


Voorbeeld:

`De politie kan je rijbewijs invorderen als je veel te veel gedronken hebt.`
terugvorderen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxfɔrdərə(n)]



Verbuigingen:

vorderde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggevorderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets wat van jou is terugvragen of -eisen


Voorbeeld:

`je waarborg terugvorderen bij je huisbaas`




Synoniemen:

terugeisen, reclameren
vorderen
werkw.


Uitspraak:

['vɔrdərə(n)]



Verbuigingen:

vorderde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) verder komen, vooruitgaan


Verbuigingen:

is gevorderd (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`In vier dagen was het leger honderd km gevorderd.`,
`Het werk vordert langzaam.`,
`naarmate de film vordert`




Synoniem:

opschieten


2) (geld, goederen, een straf enz.) eisen


Verbuigingen:

heeft gevorderd (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`In geval van een onderzoek kan de politie persoonlijke gegevens vorderen.`,
`&&&De officier van justitie had een levenslange gevangenisstraf gevorderd.`,
`Toen de oorlog uitbrak, vorderde de regering alle vaartuigen.`,
`terugvorderen`




Synoniemen:

opeisen, in beslag nemen
de vordering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɔrdərɪŋ]



Verbuigingen:

vordering|en (meerv.)
1) het vooruitgaan of vorderen (1)


Voorbeeld:

`vorderingen maken`




Synoniem:

voortgang


2) het eisen (van geld, goederen, een straf enz.)


Voorbeelden:

`schuldvordering`,
`schadevordering`,
`strafvordering`,
`vorderingsrecht`
naar voren
(naar het voorste gedeelte of vooruit) `Willen jullie allemaal een stapje naar voren doen?` Synoniem: naar voor Antoniem: naar achteren
van voren
(aan of vanaf de voorkant) `De rok is van voren langer dan van achteren.` Synoniem: vooraan Antoniem: van achteren
vorig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vorəx]
1) wie of wat vlak vóór iets of iemand kwam


Voorbeelden:

`vorig jaar`,
`de vorige president`




Antoniemen:

volgend, komend,



Synoniemen:

verleden, voorbij, voormalig


2) van vroeger (2)


Voorbeelden:

`tijdens een vorige ontmoeting`,
`een vorige bewoner`




Antoniem:

later



Synoniem:

eerder
vorige
bijv.naamw.
verbogen vorm van de stellende trap van vorig
de vork
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɔrk]



Verbuigingen:

vork|en (meerv.)
voorwerp met een steel en tanden waarmee je in iets kunt prikken


Voorbeelden:

`met mes en vork eten`,
`mestvork`
hoe de vork in de steel zit
(wat de precieze situatie is, hoe iets precies gebeurd is enz.) `Wie wil weten hoe de vork in de steel zit, moet verder lezen.`
de vorm
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɔrm]



Verbuigingen:

vorm|en (meerv.)
1) de lijnen en vlakken die iets/iemand er op een bepaalde manier laten uitzien


Voorbeelden:

`De vorm van de maan verandert in de loop van de maand.`,
`vrouwelijke vormen`,
`een fotolijst in de vorm van een hart`



2) wijze waarop iets gedaan of voorgesteld is


Voorbeelden:

`een liefdesverklaring in de vorm van een gedicht`,
`briefvorm`,
`vorm en inhoud`,
`Wij veroordelen elke vorm van intimidatie.`,
`Een virus maken beschouwt hij als een vorm van kunst.`




Synoniemen:

verschijning, uiting, uiterlijk
3) fysieke conditie of mate waarin je presteert


Voorbeelden:

`De vijfde plaats bevestigt zijn goede vorm.`,
`in vorm zijn`
voor de vorm
(omdat het zo hoort, om een goede indruk te geven enz.) `Voor de vorm vroeg ik hoe het met haar ging.`
in blakende vorm steken
(in uitstekende conditie zijn)
vormen
werkw.


Uitspraak:

['vɔrmə(n)]



Verbuigingen:

vormde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevormd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) laten ontstaan


Voorbeelden:

`Neem elkaar bij de hand en vorm een kring.`,
`De kerk vormt een kruis met vier korte armen.`,
`een leger vormen`,
`je een oordeel vormen`




Synoniem:

maken


2) zijn


Voorbeelden:

`Winkeldiefstal vormt een groot probleem voor winkeliers.`,
`Zij vormen de meerderheid.`




Synoniem:

uitmaken


3) (iemand) laten worden, zich laten ontwikkelen (tot iemand)


Voorbeeld:

`Zijn oorlogservaringen hebben hem gevormd tot de mens die hij nu is.`




Synoniem:

maken
vormelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vɔrmələk]
1) als iemand zich terughoudend en volgens de etiquette gedraagt


Voorbeeld:

`een vormelijke begroeting`




Antoniem:

familiair



Synoniemen:

formeel, stijf


2) wat betrekking heeft op de vorm


Voorbeeld:

`de inhoudelijke en vormelijke kenmerken van het contract`




Antoniem:

inhoudelijk
vormgeven
werkw.


Uitspraak:

['vɔrmxevə(n)]



Verbuigingen:

gaf vorm (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vormgegeven (volt.deelw.)
iets een bepaalde vorm geven


Voorbeelden:

`Het boek is vormgegeven door een Duitse typograaf.`,
`Na de scheiding was ze heel bewust bezig met het vormgeven van haar nieuwe leven.`




Synoniem:

ontwerpen
de vormgeving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vɔrmxevɪŋ]



Verbuigingen:

vormgeving|en (meerv.)
proces waarbij iets een vorm krijgt, of de vorm of stijl zelf


Voorbeelden:

`Wij verzorgen het ontwerp en de vormgeving van uw logo.`,
`een mooie vormgeving`




Synoniem:

design
vormsel
zelfst.naamw.
[religie] een sacrament waardoor een gedoopte de kracht van de Heilige Geest ontvangt om zijn geloof standvastig te kunnen belijden
vormen
werkw.


Uitspraak:

['vɔrmə(n)]



Verbuigingen:

vormde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevormd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) laten ontstaan


Voorbeelden:

`Neem elkaar bij de hand en vorm een kring.`,
`De kerk vormt een kruis met vier korte armen.`,
`een leger vormen`,
`je een oordeel vormen`




Synoniem:

maken


2) zijn


Voorbeelden:

`Winkeldiefstal vormt een groot probleem voor winkeliers.`,
`Zij vormen de meerderheid.`




Synoniem:

uitmaken


3) (iemand) laten worden, zich laten ontwikkelen (tot iemand)


Voorbeeld:

`Zijn oorlogservaringen hebben hem gevormd tot de mens die hij nu is.`




Synoniem:

maken
vorsen
werkw.


Afbreekpatroon:

'vor - sen



Verbuigingen:

vorste (verl.tijd )



Verbuigingen:

gevorst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onderzoek doen;
speuren algemeen


Voorbeeld:

`Iemand vorsend aankijken om te achterhalen wat die degene bedoelt.`




Synoniem:

iets onderzoeken
I de vorst
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɔrst]
weer waarbij het vriest meteorologie


Voorbeeld:

`De werkzaamheden hebben vertraging opgelopen door de aanhoudende vorst.`




Synoniem:

vriesweer
IIa de vorst
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɔrst]



Verbuigingen:

vorst|en (meerv.)



IIb de vorst|in
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vɔrs't|ɪn]



Verbuigingen:

vorstin|nen (meerv.)
staatshoofd dat opgevolgd wordt door een familielid


Voorbeeld:

`vorstendom`
vorstelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vɔrstələk]
zoals past bij een vorst


Voorbeelden:

`de vorstelijke macht`,
`iemand vorstelijk belonen`,
`een vorstelijk salaris`,
`vorstelijk onthaald worden`




Synoniem:

koninklijk
vorsen
werkw.


Afbreekpatroon:

'vor - sen



Verbuigingen:

vorste (verl.tijd )



Verbuigingen:

gevorst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onderzoek doen;
speuren algemeen


Voorbeeld:

`Iemand vorsend aankijken om te achterhalen wat die degene bedoelt.`




Synoniem:

iets onderzoeken
het vorstenhuis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɔrstə(n)hœys]



Verbuigingen:

vorsten|huizen (meerv.)
koninklijke of keizerlijke familie


Voorbeeld:

`het Belgische vorstenhuis`




Synoniemen:

dynastie, koningshuis
de vos
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vɔs]



Verbuigingen:

vos|sen (meerv.)
roofdier met snorharen en een dikke staart dat lijkt op een hond dierkunde
een sluwe vos
(een sluw persoon)
vossen
werkw.
(België) neuken
vossenbes
zelfst.naamw.
[plantkunde], [fruit] [species|Vaccinium vitis-idaea] een plant uit de heifamilie (Ericaceae) die een soort rode bes draagt
de vossenjacht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vɔsə(n)jɑxt]
1) het jagen op vossen


Voorbeeld:

`Ruiters gaan samen met hun jachthonden op vossenjacht.`



2) spel waarbij deelnemers verklede figuren moeten herkennen die zich op straat bevinden
vot
zelfst.naamw.
(Luikse Kempen, Limburg) gat, kont.
Voorbeeld: `De handel ligt op zijn vot. `
(Luikse Kempen, Limburg) het onderste deel van een boomstam.<ref>Algemeen Vlaamsch Idioticon,<br> bewerker L.W. Schuermans<br>Leuven, Gebr. Vanlinthout 1865-1870</ref>
de voucher
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vɑutʃər]



Verbuigingen:

voucher|s (meerv.)
bon waarmee je recht hebt op iets


Voorbeelden:

`een voucher voor een citytrip met twee personen`,
`U ontvangt een voucher die u bij aankomst dient af te geven aan de hotelbalie.`




Synoniemen:

tegoedbon, waardebon
vousvoyeren
werkw.


Uitspraak:

[vuvwɑ'jerə(n)]



Verbuigingen:

vousvoyeerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevousvoyeerd (volt.deelw.)
iemand met 'u' aanspreken


Voorbeeld:

`Je baas vousvoyeren en je collega's tutoyeren.`




Antoniem:

tutoyeren
I de fout
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[fɑut]



Verbuigingen:

fout|en (meerv.)
iets dat niet juist is


Voorbeelden:

`een fout maken/begaan`,
`een fout corrigeren`
II fout
bijv.naamw.


Uitspraak:

[fɑut]
niet zoals het moet


Voorbeeld:

`Het gaat/loopt fout.`




Antoniem:

goed



Synoniemen:

foutief, verkeerd
koeien van fouten
(grote fouten)
kapitale/kardinale fouten
(grote fouten)
in de fout gaan
(het verkeerd doen)
Er is een fout in de berekening geslopen.
(er is ongemerkt een fout in de berekening gemaakt)
goed fout zitten
(het helemaal verkeerd doen)
fout in de oorlog zijn geweest
(tijdens de Tweede Wereldoorlog de kant van de bezetters hebben gekozen)
de vouw
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vɑu]



Verbuigingen:

vouw|en (meerv.)
lijn waar twee vlakken van een stuk textiel, papier enz. een hoek maken


Voorbeelden:

`Even de vouwen eruit strijken.`,
`Knip het papier op de vouw.`
opvouwen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpfɑuwə(n)]



Verbuigingen:

vouwde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgevouwen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door vouwen het oppervlak verkleinen


Voorbeeld:

`netjes opgevouwen lakens in de linnenkast`
het vouwblad
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vɑublɑt]



Verbuigingen:

vouwblad|en (meerv.)
(gevouwen) blad papier met informatie of reclame


Voorbeeld:

`vouwbladstructuur`




Synoniem:

folder
vouwen
werkw.


Uitspraak:

['vɑuwə(n)]



Verbuigingen:

vouwde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevouwen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een vouw maken door een stuk textiel, papier enz. op een ander stuk van dezelfde kant te leggen


Voorbeelden:

`Vouw jij je onderbroeken?`,
`Vouw de brief tweemaal in de breedte.`,
`een hoedje vouwen`,
`opvouwen`
je handen vouwen
(je handen zo bij elkaar doen dat elke vinger naast een vinger van de andere hand ligt, als je gaat bidden)
vr
afkorting
Voorbeeld:

`We zijn geopend van ma t/m vr van 10u tot 18u.`
de vraag
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vrax]



Verbuigingen:

vragen (meerv.)
1) iets wat je zegt tegen iemand van wie je iets wilt weten


Voorbeelden:

`Mag ik jou een vraag stellen?`,
`een intieme vraag`,
`De vraag luidt: (...)`,
`Geef antwoord op de vraag!`,
`levensvragen`,
`vragenlijst`




Antoniemen:

mededeling, bevel, antwoord, ,
2) belangstelling voor producten, diensten, mensen enz. die je graag wilt hebben of gebruiken


Voorbeeld:

`Er is veel vraag naar geschoolde arbeidskrachten.`




Antoniem:

aanbod
een open vraag
(een vraag waarop je niet met 'Ja' of 'Nee' kunt antwoorden)
Het is nog maar de vraag of (...).
(het is helemaal niet zeker dat (...)) `Het is nog maar de vraag of ik aangenomen word.`
aanvragen
werkw.


Uitspraak:

[ˈanvraxə(n)]



Verbuigingen:

vroeg aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangevraagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
officieel vragen om iets te krijgen


Voorbeeld:

`een vergunning aanvragen`
zich afvragen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈɑfraxə(n)]



Verbuigingen:

vroeg zich af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich afgevraagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
jezelf een vraag stellen of uitspreken dat je aan iets twijfelt


Voorbeeld:

`Ik vraag me af uit welk land zij komt.`
ondervragen
werkw.


Uitspraak:

[ɔndərˈvraxə(n)]



Verbuigingen:

ondervroeg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ondervraagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) vragen stellen over iets dat hij weet of gedaan heeft


Voorbeeld:

`in verband met een verkeersongeluk de omstanders ondervragen`
opvragen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpfraxə(n)]



Verbuigingen:

vroeg op, vraagde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgevraagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(gegevens) beschikbaar (laten) maken


Voorbeelden:

`een selectie opvragen uit een databank`,
`iemands adres opvragen bij de gemeente`
vraaggebed
zelfst.naamw.


Afbreekpatroon:

vraag - ge - bed



Verbuigingen:

vraaggebeden (meerv.)
bidden om hulp, zegeningen en wonderen religie


Voorbeeld:

`In een vraaggebed stelt de biddende persoon een vraag aan God.`
het vraaggesprek
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vraxəsprɛk]



Verbuigingen:

vraaggesprek|ken (meerv.)
gesprek waarbij iemand vragen stelt en een ander antwoordt


Voorbeelden:

`een telefonisch vraaggesprek`,
`een vraaggesprek met een beroemdheid dat in een tijdschrift gepubliceerd wordt`




Synoniem:

interview
het vraagstuk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vraxstʏk]



Verbuigingen:

vraagstuk|ken (meerv.)
wiskundig of ander probleem om op te lossen


Voorbeelden:

`De oplossingen van de vraagstukken staan achter in het boek.`,
`het vraagstuk van de uitbreiding van de Europese Unie`
vragen
werkw.


Uitspraak:

['vraxə(n)]



Verbuigingen:

vroeg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevraagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (tegen iemand) (iets) in de vorm van een vraag (1) zeggen


Voorbeelden:

`Hij vroeg of ik hier vaker kwam.`,
`Vraag me niet waarom, het is nu eenmaal zo.`,
`Ze keek me vragend aan.`




Synoniem:

een vraag stellen
2) (tegen iemand) (iets) in de vorm van een verzoek zeggen


Voorbeelden:

`Hij vroeg mij wat eerder te komen.`,
`(om) geld vragen`




Synoniem:

verzoeken
3) nodig hebben


Voorbeeld:

`Het trainen van vaardigheden vraagt tijd.`




Synoniemen:

vereisen, vergen
iemand het hemd van het lijf vragen
(iemand heel veel vragen stellen over iets) Synoniem: uithoren
als ik vragen mag
dit voeg je toe aan een vraag die je wat minder bot of streng wil laten klinken>) `Wat kom je hier doen, als ik vragen mag?`
als je het mij vraagt
(volgens mij)
naar iemand vragen
(vragen of iemand aanwezig is of hoe het met iemand gaat) `Vroeg ze nog naar mij?` Synoniem: informeren naar
(...) is vragen om problemen.
((...) is onvoorzichtig, leidt waarschijnlijk tot problemen) `Dronken achter het stuur zitten is vragen om problemen.` Synoniem:
het vraagteken
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vraxtekə(n)]



Verbuigingen:

vraagteken|s (meerv.)
1) het teken '?' aan het eind van een opgeschreven vraag (1)


Voorbeeld:

`Voor een vraagteken staat nooit een spatie.`
2) iets wat onzeker is


Voorbeeld:

`Of het zal lukken is een groot vraagteken.`
je vraagtekens bij iets zetten/plaatsen
(openlijk betwijfelen of iets mogelijk, wenselijk of waar is)
vraagzin
zelfst.naamw.
[grammatica] een zin in de vorm van een vraag Voorbeeld: `De opdracht was om de zin om te zetten naar een vraagzin. `
vraagzin
zelfst.naamw.
[grammatica] een zin in de vorm van een vraag Voorbeeld: `De opdracht was om de zin om te zetten naar een vraagzin. `
de vracht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vrɑxt]



Verbuigingen:

vracht|en (meerv.)
1) iets wat vervoerd wordt


Voorbeelden:

`een zware vracht`,
`vrachtschip`,
`vrachtverkeer`




Synoniem:

lading


2) grote hoeveelheid


Voorbeeld:

`een vracht (aan) informatie`




Synoniem:

massa
de vrachtauto
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vrɑxtɑuto]



Verbuigingen:

vrachtauto|'s (meerv.)
grote auto die goederen vervoert


Synoniemen:

vrachtwagen, truck
vrachtboot
zelfst.naamw.
een boot die gebouwd is om vracht te vervoeren
de vrachtbrief
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vrɑx(t)brif]



Verbuigingen:

vracht|brieven (meerv.)
bewijs van een overeenkomst tussen een afzender en de persoon die iets moet vervoeren


Voorbeeld:

`Een vrachtwagenchauffeur moet de vrachtbrief altijd bij zich hebben.`
de vracht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vrɑxt]



Verbuigingen:

vracht|en (meerv.)
1) iets wat vervoerd wordt


Voorbeelden:

`een zware vracht`,
`vrachtschip`,
`vrachtverkeer`




Synoniem:

lading


2) grote hoeveelheid


Voorbeeld:

`een vracht (aan) informatie`




Synoniem:

massa
vrachtprijs
zelfst.naamw.
[transport], [economie] prijs die men betaalt om een bepaalde hoeveelheid vracht naar een andere locatie te vervoeren
vrachtprijs
zelfst.naamw.
[transport], [economie] prijs die men betaalt om een bepaalde hoeveelheid vracht naar een andere locatie te vervoeren
vrachtschip
zelfst.naamw.
[scheepvaart] een schip dat uitsluitend bedoeld is voor het vervoer van goederen Voorbeeld: `Het vrachtschip raakte van koers af. `
het vrachtverkeer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vrɑxtfərker]
1) transport van goederen


Voorbeeld:

`Het vrachtverkeer omvat: het weg-, lucht- en watervervoer van goederen.`




Antoniem:

personenvervoer


2) verkeer (1) van vrachtwagens


Voorbeeld:

`een inhaalverbod voor vrachtverkeer`
de vrachtwagen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vrɑxtwaxə(n)]



Verbuigingen:

vrachtwagen|s (meerv.)
grote auto die goederen vervoert


Voorbeeld:

`De straat is verboden voor vrachtwagens en bussen.`




Synoniem:

vrachtauto
de vrachtwagen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vrɑxtwaxə(n)]



Verbuigingen:

vrachtwagen|s (meerv.)
grote auto die goederen vervoert


Voorbeeld:

`De straat is verboden voor vrachtwagens en bussen.`




Synoniem:

vrachtauto
vragend telwoord
zelfst.naamw.
[grammatica] een telwoord dat vraagt naar een aantal of hoeveelheid Voorbeeld: `In het Nederlands is "hoeveel" een voorbeeld van een vragend telwoord. `
vragend voornaamwoord
zelfst.naamw.
[grammatica] een voornaamwoord gebruikt voor het inleiden van een vraagzin en soms een inhoudsbijzin. Voorbeeld: `Een vragend voornaamwoord zelfstandig en niet-zelfstandig gebruikt worden en de zelfstandige kunnen verwijzen naar personen als naar niet-personen. `
vragenderwijs
bijwoord
op een vragende manier, al vragend Voorbeeld: `Loop veel rond en geef vragenderwijs hulp aan de leerlingen. `
vreten
werkw.


Uitspraak:

['vretə(n)]



Verbuigingen:

vrat (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevreten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) eten


Voorbeelden:

`In de natuur is het vreten of gevreten worden.`,
`opvreten`
2) in grote hoeveelheden gebruiken


Voorbeeld:

`Mijn koelkast vreet energie.`
niet te vreten
((van voedsel) heel erg vies) `Die pizza is niet te vreten!` Antoniem: lekker
iets vreet aan je
(iets kost je veel energie, maakt je moe) `Die onzekerheid vreet aan me.` Antoniem:
de vrede
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vredə]
toestand waarin geen oorlog heerst


Voorbeelden:

`vrede sluiten`,
`vredesmacht`,
`vredelievend`




Antoniem:

oorlog
om/voor de lieve vrede
(om ruzie te voorkomen) `Om de lieve vrede zet ik de radio toch maar wat zachter.`
vrede hebben met iets
(iets accepteren) `Wij kunnen geen vrede hebben met dit voorstel.` Synoniem: genoegen nemen met iets
vredelievend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vredə'livənt]
niet geneigd om ruzie te maken


Voorbeeld:

`een vredelievend volk`




Synoniem:

vreedzaam
de vredesbeweging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vredəsbəwexɪŋ]



Verbuigingen:

vredesbeweging|en (meerv.)
groep die streeft naar het voorkomen of beëindigen van oorlog


Voorbeelden:

`een religieuze vredesbeweging`,
`de internationale vredesbeweging Pax Christi`
de vredesmacht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vredəsmɑxt]



Verbuigingen:

vredesmacht|en (meerv.)
leger dat de vrede in een gebied moet herstellen en behouden


Voorbeeld:

`VN-vredesmacht`
vredesnaam
zelfst.naamw.
'in ~': in naam van de vrede, een geërgerd of wanhopig verzoek Voorbeeld: `Wil je dat in vredesnaam nooit meer doen? `
vredig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vredəx]
aangenaam rustig, vrij van agressie


Voorbeelden:

`een vredige omgeving`,
`vredig slapen`
vreedzaam
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vretsam]
zonder ruzie of niet geneigd om ruzie te maken


Voorbeeld:

`De verschillende bevolkingsgroepen leven vreedzaam naast elkaar.`




Synoniemen:

vredelievend, geweldloos
vreemd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vremt]
1) anders dan je verwacht


Voorbeelden:

`een vreemde geschiedenis`,
`Ik vind het vreemd dat iedereen dit maar gewoon lijkt te vinden.`




Antoniemen:

gewoon, normaal,



Synoniemen:

raar, zonderling, eigenaardig, merkwaardig
2) niet bekend of niet uit je land


Voorbeelden:

`een vreemde taal`,
`vreemde valuta`,
`Je mag niet met vreemde mannen meegaan!`




Antoniemen:

eigen, bekend, inheems, ,



Synoniemen:

onbekend, buitenlands, uitheems
vreemd genoeg
(hoewel je het niet zou verwachten) `Vreemd genoeg wordt hij niet in het artikel genoemd.` Synoniem: tegen de verwachting in
iemand vreemd aankijken
(iemand aankijken alsof of omdat je iets vreemds aan hem of haar ziet)
Iets is je vreemd.
(iets is geen eigenschap van jou) `Ambitie is hem vreemd.` Synoniem:
een vreemde eend in de bijt
(iemand die niet past in de groep)
de vreemde
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vremdə]



Verbuigingen:

vreemde|n (meerv.)
iemand die je niet kent


Antoniem:

bekende



Synoniem:

onbekende
Hij is een vreemde voor mij geworden.
(Hij is zo veranderd dat het lijkt alsof ik hem niet ken.)
de vreemdeling
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vremdəlɪŋ]



Verbuigingen:

vreemdeling|en (meerv.)



de vreemdeling|e
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vremdəlɪŋ|ə]



Verbuigingen:

vreemdelinge|n (meerv.)
iemand die afkomstig is uit een ander land


Voorbeelden:

`vreemdelingenpolitie`,
`vreemdelingenzaken`




Antoniem:

landgenoot



Synoniem:

buitenlander
het vreemdelingenverkeer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vremdəlɪŋə(n)fərker]
toerisme verouderd


Voorbeeld:

`de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer (VVV)`
de vreemde
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vremdə]



Verbuigingen:

vreemde|n (meerv.)
iemand die je niet kent


Antoniem:

bekende



Synoniem:

onbekende
Hij is een vreemde voor mij geworden.
(Hij is zo veranderd dat het lijkt alsof ik hem niet ken.)
vreemdgaan
werkw.


Uitspraak:

['vremtxan]



Verbuigingen:

ging vreemd (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vreemdgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
seksueel contact hebben met iemand anders dan je vaste partner zonder dat die het weet


Voorbeeld:

`Ze gaat vreemd met haar baas.`




Synoniem:

overspel plegen
de vrees
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vres]
bang gevoel


Voorbeelden:

`Mijn vrees is dat we te laat komen.`,
`Uit vrees voor rellen is de wedstrijd uitgesteld.`,
`pleinvrees`




Synoniem:

angst
vrezen
werkw.


Uitspraak:

['vrezə(n)]



Verbuigingen:

vreesde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevreesd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bang zijn (voor)


Voorbeelden:

`Ik vrees dat het niet goed zal aflopen.`,
`Je hebt niets te vrezen.`,
`Ik vrees van wel.`




Synoniem:

duchten
uitvreten
werkw.


Uitspraak:

['œytfretə(n)]



Verbuigingen:

uitvrat (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevreten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doen wat (waarschijnlijk) niet mag informeel


Voorbeeld:

`niet willen weten wat je zus allemaal uitgevreten heeft`




Synoniemen:

uithalen, uitspoken
vreetfestijn
zelfst.naamw.
[pejoratief] een gebeurtenis waarbij de belangrijkste bezigheid veel eten is Voorbeeld: `Volgens veel mensen is de kerst vooral een vreetfestijn geworden. `
de vrek
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vrɛk]



Verbuigingen:

vrek|ken (meerv.)
iemand die heel gierig is


Synoniem:

krent (2)
vrekkig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vrɛkəx]
gierig zoals een vrek


Voorbeeld:

`een vrekkige oude man`




Antoniem:

vrijgevig
I vreselijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vresələk]
(heel) erg of slecht


Voorbeelden:

`een vreselijk onweer`,
`een vreselijke ziekte`,
`Wat een vreselijke film!`




Synoniemen:

verschrikkelijk, ontzettend, afgrijselijk, afschuwelijk, weerzinwekkend
II vreselijk
bijwoord


Uitspraak:

['vresələk]
zeer, heel


Voorbeelden:

`Ik heb het vreselijk warm.`,
`Een vreselijk irritante mug houdt me wakker.`




Synoniemen:

erg, verschrikkelijk, ontzettend
vreten
werkw.


Uitspraak:

['vretə(n)]



Verbuigingen:

vrat (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevreten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) eten


Voorbeelden:

`In de natuur is het vreten of gevreten worden.`,
`opvreten`
2) in grote hoeveelheden gebruiken


Voorbeeld:

`Mijn koelkast vreet energie.`
niet te vreten
((van voedsel) heel erg vies) `Die pizza is niet te vreten!` Antoniem: lekker
iets vreet aan je
(iets kost je veel energie, maakt je moe) `Die onzekerheid vreet aan me.` Antoniem:
de vreugde
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vrøxdə]
blij gevoel


Voorbeelden:

`Tot mijn grote vreugde kan ik nu zonder bril tv kijken.`,
`De vreugde was van korte duur.`




Antoniem:

verdriet



Synoniem:

blijdschap
de vreugde
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vrøxdə]
blij gevoel


Voorbeelden:

`Tot mijn grote vreugde kan ik nu zonder bril tv kijken.`,
`De vreugde was van korte duur.`




Antoniem:

verdriet



Synoniem:

blijdschap
vreugdevuur
zelfst.naamw.
een groots door mensen opgebouwd en gecontroleerd vuur om iets te vieren Voorbeeld: `Tijdens nieuwjaarsnacht werd er een groot vreugdevuur ontstoken. `
vreugdevuur
zelfst.naamw.
een groots door mensen opgebouwd en gecontroleerd vuur om iets te vieren Voorbeeld: `Tijdens nieuwjaarsnacht werd er een groot vreugdevuur ontstoken. `
vrezen
werkw.


Uitspraak:

['vrezə(n)]



Verbuigingen:

vreesde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevreesd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bang zijn (voor)


Voorbeelden:

`Ik vrees dat het niet goed zal aflopen.`,
`Je hebt niets te vrezen.`,
`Ik vrees van wel.`




Synoniem:

duchten
de vriend
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vrint]



Verbuigingen:

vriend|en (meerv.)



de vriend|in
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vrin'd|ɪn]



Verbuigingen:

vriendin|nen (meerv.)
1) iemand met wie je een vriendschappelijke relatie hebt


Voorbeelden:

`een goede vriend van mij`,
`twee dikke vrienden`,
`boezemvriend`,
`Ze besloten als vrienden uit elkaar te gaan.`




Antoniem:

vijand
2) man met wie je een liefdesrelatie hebt


Voorbeelden:

`Het is uit met mijn vriend.`,
`mijn eerste vriendje`
even goede vrienden
om duidelijk te maken dat je iemand iets niet kwalijk zou nemen of neemt>) `Als je geen zin hebt om mee te gaan, even goede vrienden.`
vriend en vijand
(iedereen) `Vriend en vijand zijn het hierover eens.`
iemand te vriend houden
(een goed contact met iemand blijven hebben) `Houd je buurman te vriend, want je kunt hem nog nodig hebben.`
vriendelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vrindələk]
(van mensen) aangenaam, beleefd en bereid om te helpen


Voorbeelden:

`Een vriendelijke automobilist bood ons een lift aan.`,
`Blijf altijd vriendelijk tegen klanten die agressief zijn.`,
`Je wordt vriendelijk verzocht hier niet te roken.`,
`Zou je zo vriendelijk willen zijn mij uit te leggen hoe dat moet?`




Antoniemen:

onvriendelijk, onaardig,



Synoniem:

aardig
vriendin
zelfst.naamw.
de vrouwelijke persoon waarmee je verkering hebt
de vriendjespolitiek
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vrincəspolitik]
situatie waarin je een voordeel niet geeft aan iemand die het verdient, maar aan iemand die je leuker of belangrijker vindt
de vriendschap
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vrintsxɑp]



Verbuigingen:

vriendschap|pen (meerv.)
persoonlijke band tussen mensen die elkaar leuk vinden en vertrouwen


Voorbeeld:

`een diepe vriendschap`
vriendschappelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vrint'sxɑpələk]
waaruit vriendschap blijkt


Voorbeeld:

`Ze gaan vriendschappelijk met elkaar om.`
een vriendschappelijke wedstrijd
(wedstrijd die niet in een competitie of om een prijs gespeeld wordt)
de vriendschap
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vrintsxɑp]



Verbuigingen:

vriendschap|pen (meerv.)
persoonlijke band tussen mensen die elkaar leuk vinden en vertrouwen


Voorbeeld:

`een diepe vriendschap`
vriesdrogen
werkw.
industriële droogmethode voor onder andere het conserveren van voedingsmiddelen Voorbeeld: `Om dieren op te zetten kunnen ze eerst gevriesdroogd worden, voordat ze verdere behandelingen ondergaan. `
dichtvriezen
werkw.


Uitspraak:

['dɪx(t)frizə(n)]



Verbuigingen:

vroor dicht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is dichtgevroren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door vriesweer geheel met ijs bedekt raken


Voorbeeld:

`Alle rivieren en meren zijn dichtgevroren door de strenge vorst.`
vriesdrogen
werkw.
industriële droogmethode voor onder andere het conserveren van voedingsmiddelen Voorbeeld: `Om dieren op te zetten kunnen ze eerst gevriesdroogd worden, voordat ze verdere behandelingen ondergaan. `
vriesdrogen
werkw.
industriële droogmethode voor onder andere het conserveren van voedingsmiddelen Voorbeeld: `Om dieren op te zetten kunnen ze eerst gevriesdroogd worden, voordat ze verdere behandelingen ondergaan. `
vriesdrogen
werkw.
industriële droogmethode voor onder andere het conserveren van voedingsmiddelen Voorbeeld: `Om dieren op te zetten kunnen ze eerst gevriesdroogd worden, voordat ze verdere behandelingen ondergaan. `
de vrieskou
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vriskɑu]
kou waarbij de temperatuur onder nul graden Celsius is


Voorbeeld:

`Enkele daklozen in Moskou hebben de vrieskou van de voorbije weken niet overleefd.`
het vriespunt
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vrispʏnt]
temperatuur van nul graden Celsius, waarbij water bevriest


Voorbeeld:

`De temperatuur schommelde de hele dag rond het vriespunt.`
vriezen
werkw.


Uitspraak:

['vrizə(n)]



Verbuigingen:

vroor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevroren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
kouder dan nul graden zijn, waardoor water ijs wordt


Voorbeelden:

`Het heeft gevroren vannacht.`,
`bevriezen`
Het kan vriezen of/en dooien.
dit zeg je over iets waarvan je helemaal niet weet hoe het zal gaan>)
het vriesweer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vriswer]
weersomstandigheid waarbij het vriest


Voorbeeld:

`Bij vriesweer moet je uitkijken voor gladde wegen.`




Synoniem:

vorst
vriezen
werkw.


Uitspraak:

['vrizə(n)]



Verbuigingen:

vroor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevroren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
kouder dan nul graden zijn, waardoor water ijs wordt


Voorbeelden:

`Het heeft gevroren vannacht.`,
`bevriezen`
Het kan vriezen of/en dooien.
dit zeg je over iets waarvan je helemaal niet weet hoe het zal gaan>)
vriezend
bijv.naamw.
onder onstandigheden waarbij water in ijs verandert Voorbeeld: `Dit vriezende weer is een ramp voor de citrusteelt. `
de vriezer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vrizər]



Verbuigingen:

vriezer|s (meerv.)
kast waarin het vriest om je eten goed te houden


Synoniemen:

diepvries, diepvriezer
vrij
bijwoord


Uitspraak:

[vrɛi]
nogal


Voorbeeld:

`Het is vrij warm.`




Synoniemen:

tamelijk, behoorlijk
het vrijaf
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vrɛi'ɑf]
vrije dag(en)


Voorbeeld:

`een dagje vrijaf nemen`




Synoniemen:

verlof (2), vrij
vrijbuiter
zelfst.naamw.
[scheepvaart] een zeerover die niet zijn buit grotendeels zoals een kaper aan de staat afstond, maar vrijelijk op de markt verkocht
Voorbeeld: `Kapers werden vaak vrijbuiters als hun dat uitkwam, zodat het verschil niet zo groot was. `
iemand die niet vies is van een beetje avontuur
Voorbeeld: `Oh, die? Dat was altijd al een vrijbuiter! `
[scheepvaart] een klassieke, houten zeilboot
vrijblijvend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vrɛi'blɛivənt]
wat tot niets verplicht


Voorbeelden:

`een vrijblijvende offerte`,
`Vraag geheel vrijblijvend onze brochure aan.`
de vrijdag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vrɛidɑx]



Verbuigingen:

vrijdag|en (meerv.)
vijfde dag van de week
Goede Vrijdag
(de vrijdag voor Pasen waarop christenen het lijden en de dood van Jezus worden herdenken)
I vrijdagavond
zelfst.naamw.
[tijdrekening] de latere uren van de vrijdag
Voorbeeld: `We hebben die hele vrijdagavond in het ziekenhuis doorgebracht. `
II vrijdagavond
bijwoord

[tijdrekening] op de avond van de vrijdag
Voorbeeld: `Kun je vrijdagavond ook komen? `
I vrijdagmiddag
zelfst.naamw.
[tijdrekening] de uren van een vrijdag tussen het middaguur en de avond
Voorbeeld: `We hebben die hele vrijdagmiddag in het ziekenhuis doorgebracht. `
II vrijdagmiddag
bijwoord

[tijdrekening] op de middag van de vrijdag
Voorbeeld: `Kun je vrijdagmiddag ook komen? `
I vrijdagmorgen
zelfst.naamw.
[tijdrekening] de uren van een vrijdag tussen de nachtelijke uren en de middag, de morgen van vrijdag
Voorbeeld: `We hebben die hele vrijdagmorgen in het ziekenhuis doorgebracht. `
II vrijdagmorgen
bijwoord

[tijdrekening] in de morgen van de vrijdag
Voorbeeld: `Kun je vrijdagmorgen ook komen? `
I vrijdagnacht
zelfst.naamw.
[tijdrekening] de nacht van vrijdag op zaterdag.
Voorbeeld: `Na de vrijdagnacht volgt de zaterdagmorgen. `
II vrijdagnacht
bijwoord

[tijdrekening] in de nacht van de vrijdag
Voorbeeld: `Kun je vrijdagnacht ook komen? `
de vrijdag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vrɛidɑx]



Verbuigingen:

vrijdag|en (meerv.)
vijfde dag van de week
Goede Vrijdag
(de vrijdag voor Pasen waarop christenen het lijden en de dood van Jezus worden herdenken)
I vrijdagmiddag
zelfst.naamw.
[tijdrekening] de uren van een vrijdag tussen het middaguur en de avond
Voorbeeld: `We hebben die hele vrijdagmiddag in het ziekenhuis doorgebracht. `
II vrijdagmiddag
bijwoord

[tijdrekening] op de middag van de vrijdag
Voorbeeld: `Kun je vrijdagmiddag ook komen? `
I vrijdagnacht
zelfst.naamw.
[tijdrekening] de nacht van vrijdag op zaterdag.
Voorbeeld: `Na de vrijdagnacht volgt de zaterdagmorgen. `
II vrijdagnacht
bijwoord

[tijdrekening] in de nacht van de vrijdag
Voorbeeld: `Kun je vrijdagnacht ook komen? `
vrijdagnamiddag
zelfst.naamw.
[tijdrekening] op vrijdag de tijd aan het einde van de middag of in het tweede deel van de vrijdagmiddag

[tijdrekening] op vrijdag de tijd na 12:00
I vrijdagochtend
zelfst.naamw.
[tijdrekening] de uren van een vrijdag tussen de nachtelijke uren en de middag, de ochtend van vrijdag
Voorbeeld: `We hebben die hele vrijdagochtend in het ziekenhuis doorgebracht. `
II vrijdagochtend
bijwoord

[tijdrekening] in de ochtend van de vrijdag
Voorbeeld: `Kun je vrijdagochtend ook komen? `
I vrijdags
bijv.naamw.
[tijdrekening] op de vrijdag betrekking hebbend
Voorbeeld: `Lekker onbezorgd een vrijdags terrasje doen in Leuven! `
II vrijdags
bijwoord

[tijdrekening] op vrijdagen
Voorbeeld: `We gaan vrijdags meestal winkelen. `
vrijdagsavonds
bijwoord
[tijdrekening] geregeld op de avonden van de zaterdagen Voorbeeld: `Zij gingen vrijdagsavonds meestal bridgen. `
vrijdagsmiddags
bijwoord
[tijdrekening] geregeld op de middagen van de vrijdagen Voorbeeld: `Zij gingen vrijdagsmiddags meestal bridgen. `
vrijdagsmorgens
bijwoord
[tijdrekening] geregeld op de ochtenden van de vrijdagen Voorbeeld: `Zij gingen vrijdagsmorgens meestal bridgen. `
vrijdagsnachts
bijwoord
[tijdrekening] geregeld in de nachten van de vrijdagen Voorbeeld: `Zij gingen vrijdagsnachts meestal uit. `
vrijdagsochtends
bijwoord
[tijdrekening] geregeld op de ochtenden van de vrijdagen Voorbeeld: `Zij gingen vrijdagsochtends meestal bridgen. `
vrijdagvoormiddag
zelfst.naamw.
[tijdrekening] op vrijdag de tijd aan het begin van de middag of in het eerste deel van de vrijdagmiddag

[tijdrekening] op vrijdag de tijd voor 12:00, de vrijdagochtend
vrijen
werkw.


Uitspraak:

['vrɛijə(n)]



Verbuigingen:

vree, vrijde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevreeën, heeft gevrijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
intiem lichamelijk contact hebben (met iemand)


Voorbeelden:

`Ze wil niet onveilig vrijen.`,
`Ze zaten te vrijen op een bankje in het park.`
vrijduiken
zelfst.naamw.
[sport], de duiksport beoefenen zonder technische hulpmiddelen.
vrije indirecte rede
zelfst.naamw.
[taalkunde] een stijlvorm waarbij de gedachte of uitspraak van een derde door de spreker wordt weergegeven, midden tussen de directe rede en indirecte rede Voorbeeld: `De leraar zei: dit is een vrije indirecte rede. `
de vrijemarkteconomie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vrɛiə'mɑrktekonomi]
bestel waarin vraag en aanbod bepalen welke producten worden geproduceerd en waarin de overheid geen rol speelt


Voorbeeld:

`een wereldwijde vrijemarkteconomie invoeren`




Antoniem:

geleide economie



Synoniem:

markteconomie
vrijen
werkw.


Uitspraak:

['vrɛijə(n)]



Verbuigingen:

vree, vrijde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevreeën, heeft gevrijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
intiem lichamelijk contact hebben (met iemand)


Voorbeelden:

`Ze wil niet onveilig vrijen.`,
`Ze zaten te vrijen op een bankje in het park.`
de vrijetijdsbesteding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vrɛijətɛitsbə'stedɪŋ]



Verbuigingen:

vrijetijdsbesteding|en (meerv.)
wat je in je vrije tijd doet


Voorbeeld:

`een favoriete vrijetijdsbesteding`




Synoniem:

hobby
vrijgeven
werkw.


Uitspraak:

['vrɛixevə(n)]



Verbuigingen:

gaf vrij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vrijgegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
toestemming geven om (informatie) openbaar te maken


Voorbeelden:

`meer informatie vrijgeven over de moordenaar en het slachtoffer`,
`de resultaten van een bloedonderzoek vrijgeven`
vrijkopen
werkw.
door betaling iemands vrijheid verkrijgen Voorbeeld: `De westerse gijzelaars werden door hun regering vrijgekocht. `
vrijkomen
werkw.


Uitspraak:

['vrɛikomə(n)]



Verbuigingen:

kwam vrij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vrijgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van iemand) uit de gevangenis komen


Voorbeeld:

`voorwaardelijk vrijkomen`



2) ontstaan en zich verspreiden scheikunde


Voorbeelden:

`schadelijke gassen die vrijkomen bij een ontploffing`,
`vrijkomende energie`



3) beschikbaar komen


Voorbeeld:

`Het appartementje onder mij komt binnenkort vrij. De huidige bewoners hebben een huis gekocht.`
vrijlaten
werkw.


Uitspraak:

['vrɛilatə(n)]



Verbuigingen:

liet vrij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vrijgelaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) niet meer gevangen houden


Voorbeelden:

`Bij gebrek aan bewijzen werd hij vrijgelaten.`,
`De otter krijgt een onderhuidse chip en wordt onmiddellijk weer vrijgelaten.`



2) (iemand die van je afhankelijk is) niet beperken in keuzes


Voorbeeld:

`Mijn ouders hebben me altijd vrijgelaten in mijn keuze om te geloven of niet.`




Antoniem:

beperken
vrijspreken
werkw.


Uitspraak:

['vrɛisprekə(n)]



Verbuigingen:

sprak vrij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vrijgesproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(door een rechter) zeggen dat iemand onschuldig is juridisch
het staat je vrij om
(je mag zelf beslissen of, hoe, wanneer je (iets doet)) `Het staat je vrij om op elk moment te stoppen.`
vrijstellen
werkw.


Uitspraak:

['vrɛistɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde vrij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vrijgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
officieel verklaren dat iets dat verplicht is niet hoeft


Voorbeelden:

`iemand vrijstellen van militaire dienst`,
`iemand vrijstellen van het betalen van belastingen`
vrijgeven
werkw.


Uitspraak:

['vrɛixevə(n)]



Verbuigingen:

gaf vrij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vrijgegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
toestemming geven om (informatie) openbaar te maken


Voorbeelden:

`meer informatie vrijgeven over de moordenaar en het slachtoffer`,
`de resultaten van een bloedonderzoek vrijgeven`
vrijgevig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vrɛi'xevəx]
als je gemakkelijk geld of dingen weggeeft


Voorbeeld:

`in een vrijgevige bui iedereen trakteren`




Antoniemen:

gierig, vrekkig,



Synoniem:

gul
vrijgevochten
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vrɛixəvɔxtə(n)]
met eigen opvattingen of ideeën en een sterk karakter


Voorbeeld:

`een vrijgevochten en onafhankelijke vrouw`




Synoniem:

onconventioneel
de vrijgezel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vrɛixə'zɛl]



Verbuigingen:

vrijgezel|len (meerv.)



de vrijgezel|lin
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vrɛixəzɛl'|lɪn]



Verbuigingen:

vrijgezelin|nen (meerv.)
iemand die niet getrouwd is en geen vaste partner heeft


Voorbeeld:

`vrijgezellenavond`
verstokte vrijgezel
(wat oudere man van wie het niet waarschijnlijk is dat hij ooit nog een vaste partner zal krijgen)
de vrijhandel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vrɛihɑndəl]
het vrij in- en uitvoeren van goederen tussen verschillende landen


Voorbeelden:

`vrijhandelszone`,
`vrijhandelsgebied`,
`vrijhandelsakkoord`




Antoniem:

protectionisme
de vrijhandelszone
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vrɛihɑndəlsɔ:nə]



Verbuigingen:

vrijhandelszone|s (meerv.)
groep landen die een vrijhandelsakkoord met elkaar gesloten hebben


Voorbeeld:

`De Unie van Zuid-Amerikaanse Naties (UZAN) is een voorbeeld van een vrijhandelszone.`
de vrijhaven
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vrɛihavə(n)]



Verbuigingen:

vrijhaven|s (meerv.)
plaats waar weinig regels zijn en weinig toezicht is


Voorbeelden:

`De West-Indische Compagnie maakte van het eiland Curaçao een vrijhaven.`,
`Door het open karakter is Usenet een vrijhaven voor alles wat het daglicht vaak niet kan verdragen.`
de vrijheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vrɛihɛit]



Verbuigingen:

vrij|heden (meerv.)
1) toestand dat iemand/iets vrij is


Voorbeelden:

`in vrijheid leven`,
`Op zijn werk geniet hij veel vrijheid.`,
`de vrijheid hebben om iets te doen`,
`vrijheid, gelijkheid, broederschap`,
`vrijheid van meningsuiting`,
`fundamentele rechten en vrijheden`



2) iets wat je doet dat afwijkt van de regel


Voorbeeld:

`Hij veroorlooft zich heel wat vrijheden.`
de vrijheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vrɛihɛit]



Verbuigingen:

vrij|heden (meerv.)
1) toestand dat iemand/iets vrij is


Voorbeelden:

`in vrijheid leven`,
`Op zijn werk geniet hij veel vrijheid.`,
`de vrijheid hebben om iets te doen`,
`vrijheid, gelijkheid, broederschap`,
`vrijheid van meningsuiting`,
`fundamentele rechten en vrijheden`



2) iets wat je doet dat afwijkt van de regel


Voorbeeld:

`Hij veroorlooft zich heel wat vrijheden.`
vrijheidsberoving
zelfst.naamw.
het iemand de mogelijkheid ontnemen vrij te zijn
Voorbeeld: `Er zijn vele regimes in de wereld waar vrijheidsberoving aan de orde van de dag is. `
het iemand wederrechtelijk in detentie houden
de vrijkaart
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vrɛikart]



Verbuigingen:

vrijkaart|en (meerv.)
gratis toegangsbewijs


Voorbeeld:

`Elke dag geven we twee vrijkaarten weg voor de musical 'Grease'!`
vrijkomen
werkw.


Uitspraak:

['vrɛikomə(n)]



Verbuigingen:

kwam vrij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vrijgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van iemand) uit de gevangenis komen


Voorbeeld:

`voorwaardelijk vrijkomen`



2) ontstaan en zich verspreiden scheikunde


Voorbeelden:

`schadelijke gassen die vrijkomen bij een ontploffing`,
`vrijkomende energie`



3) beschikbaar komen


Voorbeeld:

`Het appartementje onder mij komt binnenkort vrij. De huidige bewoners hebben een huis gekocht.`
vrijkopen
werkw.
door betaling iemands vrijheid verkrijgen Voorbeeld: `De westerse gijzelaars werden door hun regering vrijgekocht. `
vrijlaten
werkw.


Uitspraak:

['vrɛilatə(n)]



Verbuigingen:

liet vrij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vrijgelaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) niet meer gevangen houden


Voorbeelden:

`Bij gebrek aan bewijzen werd hij vrijgelaten.`,
`De otter krijgt een onderhuidse chip en wordt onmiddellijk weer vrijgelaten.`



2) (iemand die van je afhankelijk is) niet beperken in keuzes


Voorbeeld:

`Mijn ouders hebben me altijd vrijgelaten in mijn keuze om te geloven of niet.`




Antoniem:

beperken
de vrijlating
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vrɛilatɪŋ]



Verbuigingen:

vrijlating|en (meerv.)
het vrijlaten (1)


Voorbeeld:

`De advocaat eist de vrijlating van zijn cliënt.`
vrijmaken
werkw.


Uitspraak:

['vrɛimakə(n)]



Verbuigingen:

maakte vrij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vrijgemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) beschikbaar maken


Voorbeelden:

`geld vrijmaken voor de renovering van het stadhuis`,
`tijd vrijmaken voor`
2) leeg maken


Voorbeeld:

`de tafel vrijmaken`




Synoniem:

opruimen
je kunnen vrijmaken
() `Vrijdagmiddag kan ik me wel een paar uur vrijmaken.` Synoniem: je aan verplichtingen onttrekken en tijd beschikbaar hebben
de weg vrijmaken voor
(iets mogelijk maken) `Het akkoord heeft de weg vrijgemaakt voor een overgangsregering en vrije verkiezingen.`
de vrijmetselarij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vrɛimɛtsəla'rɛi]
internationale, besloten vereniging met kenmerken van een godsdienst
vrijmoedig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vrɛi'mudəx]
eerlijk en gemakkelijk pratend over gevoelens die erg persoonlijk zijn


Voorbeeld:

`romans waarin hij op vrijmoedige wijze schrijft over liefde en seksualiteit`




Synoniemen:

openhartig, onbeschroomd
vrijpleiten
werkw.
[juridisch] door pleiten vrijspraak verwerven voor iemand, door pleiten de onschuld aantonen van iemand, door pleiten verdedigen
Voorbeeld: `De advocaten moeten hun cliënten vrijpleiten in de rechtbank `
[refl] aantonen of betogen dat men aan iets niet schuldig is
Voorbeeld: `Het wil zich vrijpleiten van schuld door over de waardigheid van de Maatschappij te spreken, waar de kleingeestigheid van het Bestuur der Maatschappij aan de orde is. <ref>Bron:<br />Menno ter Braak<br />Vaderlandartikelen 1935<br /> [http://www.dbnl.org/tekst/braa002vade04_01/braa002vade04_01_0111.php DBNL - Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren]</ref> `
[refl] aantoonen of betoogen dat men niet aan iets schuldig is
Voorbeeld: `Natuurlijk is president Clinton de verdachte, maar vandaag moet speciaal aanklager Starr zichzelf eerst vrijpleiten van de beschuldiging dat hij een heksenjacht tegen Clinton op touw heeft gezet. `
vrijpostig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vrɛi'pɔstəx]
als je dingen doet die ongepast of onbeleefd zijn


Voorbeelden:

`een vrijpostige kerel`,
`vrijpostige opmerkingen maken`




Synoniem:

brutaal
de vrijspraak
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vrɛisprak]



Verbuigingen:

vrij|spraken (meerv.)
vonnis waarbij iemand wordt vrijgesproken juridisch
vrijspreken
werkw.


Uitspraak:

['vrɛisprekə(n)]



Verbuigingen:

sprak vrij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vrijgesproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(door een rechter) zeggen dat iemand onschuldig is juridisch
het staat je vrij om
(je mag zelf beslissen of, hoe, wanneer je (iets doet)) `Het staat je vrij om op elk moment te stoppen.`
vrijstellen
werkw.


Uitspraak:

['vrɛistɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde vrij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vrijgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
officieel verklaren dat iets dat verplicht is niet hoeft


Voorbeelden:

`iemand vrijstellen van militaire dienst`,
`iemand vrijstellen van het betalen van belastingen`
de vrijstelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vrɛistɛlɪŋ]



Verbuigingen:

vrijstelling|en (meerv.)
keer dat of geval waarin iets wat verplicht is, niet hoeft of geldt


Voorbeelden:

`Ik heb een vrijstelling voor het vak anatomie.`,
`een fiscale vrijstelling`
vrijen
werkw.


Uitspraak:

['vrɛijə(n)]



Verbuigingen:

vree, vrijde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevreeën, heeft gevrijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
intiem lichamelijk contact hebben (met iemand)


Voorbeelden:

`Ze wil niet onveilig vrijen.`,
`Ze zaten te vrijen op een bankje in het park.`
vrijuit
bijwoord


Uitspraak:

[vrɛi'jœyt]
1) zonder iets te verbergen


Voorbeeld:

`Spreek vrijuit, we zijn alleen.`
vrijuit gaan
(onschuldig zijn of niet gestraft worden omdat de schuld niet bewezen kan worden)
vrijvallen
werkw.


Uitspraak:

['vrɛivɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel vrij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is vrijgevallen (volt.deelw.)
(van een geldsom) beschikbaar worden


Voorbeeld:

`obligaties die vrijvallen`
vrijwaren
werkw.


Uitspraak:

['vrɛiwarə(n)]



Verbuigingen:

vrijwaarde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevrijwaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand of iets ergens voor beschermen


Voorbeelden:

`iemand vrijwaren voor alle aanspraken van derden`,
`Je klanten vrijwaren tegen misbruik van hun persoonlijke gegevens.`
vrijwaren
werkw.


Uitspraak:

['vrɛiwarə(n)]



Verbuigingen:

vrijwaarde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevrijwaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand of iets ergens voor beschermen


Voorbeelden:

`iemand vrijwaren voor alle aanspraken van derden`,
`Je klanten vrijwaren tegen misbruik van hun persoonlijke gegevens.`
de vrijwaring
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vrɛiwarɪŋ]



Verbuigingen:

vrijwaring|en (meerv.)
het vrijwaren van iets of iemand


Voorbeelden:

`vrijwaring van juridische aansprakelijkheid`,
`de vrijwaring van slavernij`
vrijwel
bijwoord


Uitspraak:

['vrɛi'wɛl]
nog net niet helemaal


Voorbeeld:

`Hij is vrijwel zeker van de eindzege.`




Synoniemen:

zo goed als, nagenoeg, haast, bijna
vrijwillig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vrɛi'wɪləx]
wat je doet omdat je dat zelf wilt, niet omdat je het moet


Voorbeeld:

`een vrijwillige bijdrage`




Antoniem:

verplicht



Synoniem:

uit vrije wil
de vrijwilliger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vrɛi'wɪləxər]



Verbuigingen:

vrijwilliger|s (meerv.)



de vrijwillig|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vrɛi'wɪləx|stər]



Verbuigingen:

vrijwilligster|s (meerv.)
iemand die nuttig werk doet zonder ervoor betaald te krijgen


Voorbeelden:

`Hij werkt als vrijwilliger in een weeshuis.`,
`vrijwilligerswerk`
vrijzinnig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vrɛi'zɪnəx]
1) als je vindt dat iedereen vrij zijn mening mag uiten


Voorbeelden:

`opgroeien in een vrijzinnig milieu`,
`vrijzinnige protestanten`




Antoniemen:

orthodox, dogmatisch,



Synoniem:

liberaal


2) als je niet gelovig bent


Voorbeeld:

`een vrijzinnige huwelijksceremonie`




Synoniem:

atheïstisch
de vroedvrouw
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vrutfrɑu]



Verbuigingen:

vroedvrouw|en (meerv.)
vrouw die iemand helpt bevallen medisch


Synoniem:

verloskundige
de vroedvrouw
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vrutfrɑu]



Verbuigingen:

vroedvrouw|en (meerv.)
vrouw die iemand helpt bevallen medisch


Synoniem:

verloskundige
vroeg
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vrux]
aan het begin van een periode of eerder dan verwacht


Voorbeelden:

`vroeg in de ochtend`,
`op een vroege ochtend`,
`Wat ben je vroeg!`,
`Kun je wat vroeger komen?`,
`de vroege middeleeuwen`




Antoniem:

laat
op zijn vroegst
(niet eerder dan) `De fiets is op zijn vroegst morgen klaar.`
vroegeenentwintigste-eeuws
bijv.naamw.
betrekking hebbend op de beginperiode van de eenentwintigste eeuw
Voorbeeld: `Hoe zal de geschiedenis oordelen over vroegeenentwintigste-eeuwse fenomenen zoals WikiWoordenboek? `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vroegeenentwintigste-eeuws in de tweede betekenis erin. `
vragen
werkw.


Uitspraak:

['vraxə(n)]



Verbuigingen:

vroeg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevraagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (tegen iemand) (iets) in de vorm van een vraag (1) zeggen


Voorbeelden:

`Hij vroeg of ik hier vaker kwam.`,
`Vraag me niet waarom, het is nu eenmaal zo.`,
`Ze keek me vragend aan.`




Synoniem:

een vraag stellen
2) (tegen iemand) (iets) in de vorm van een verzoek zeggen


Voorbeelden:

`Hij vroeg mij wat eerder te komen.`,
`(om) geld vragen`




Synoniem:

verzoeken
3) nodig hebben


Voorbeeld:

`Het trainen van vaardigheden vraagt tijd.`




Synoniemen:

vereisen, vergen
iemand het hemd van het lijf vragen
(iemand heel veel vragen stellen over iets) Synoniem: uithoren
als ik vragen mag
dit voeg je toe aan een vraag die je wat minder bot of streng wil laten klinken>) `Wat kom je hier doen, als ik vragen mag?`
als je het mij vraagt
(volgens mij)
naar iemand vragen
(vragen of iemand aanwezig is of hoe het met iemand gaat) `Vroeg ze nog naar mij?` Synoniem: informeren naar
(...) is vragen om problemen.
((...) is onvoorzichtig, leidt waarschijnlijk tot problemen) `Dronken achter het stuur zitten is vragen om problemen.` Synoniem:
vroegkosten
werkw.
[verouderd] de eerste maaltijd van de dag nuttigen
I vroeger
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vruxər]
als je in het verleden het genoemde was


Voorbeelden:

`Op de plaats van de vroegere school is nu een winkelcentrum.`,
`een vroegere werknemer`




Antoniem:

later



Synoniemen:

voormalig, gewezen
II vroeger
bijwoord


Uitspraak:

['vruxər]
in het verleden


Voorbeelden:

`Vroeger kon je hier nog op straat spelen.`,
`Heel vroeger woonden alle mensen in grotten of hutten.`




Antoniem:

later
vroegmalen
werkw.
[verouderd] de eerste maaltijd van de dag nuttigen
vroegschaffen
werkw.
[verouderd] de eerste maaltijd van de dag nuttigen
vroegsoppen
werkw.
[verouderd] de eerste maaltijd van de dag nuttigen
vroegstukken
werkw.
[verouderd] de eerste maaltijd van de dag nuttigen
vroegtijdig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vrux'tɛidəx]
eerder dan verwacht


Voorbeelden:

`een vroegtijdige geboorte`,
`De vroegtijdige dood van Michael Jackson.`
vrolijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vrolək]
1) blij


Voorbeeld:

`een vrolijke jongen`




Synoniemen:

opgewekt, zonnig (2)
2) als iets je vrolijk (1) maakt of waaruit blijkt dat je vrolijk (1) bent


Voorbeeld:

`een vrolijk liedje`
je vrolijk maken over iets of iemand
(&&&iets of iemand uitlachen of bespotten)
opvrolijken
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpfroləkə(n)]



Verbuigingen:

vrolijkte op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgevrolijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vrolijker maken


Voorbeeld:

`een ziekenhuiskamer een beetje opvrolijken met kindertekeningen en bloemen`
vroom
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vrom]
erg godsdienstig religie


Voorbeeld:

`als vroom moslim drinkt hij niet.`




Synoniem:

godsdienstig
vroor
werkw.
derde persoon enkelvoud verleden tijd van vriezen
vriezen
werkw.


Uitspraak:

['vrizə(n)]



Verbuigingen:

vroor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevroren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
kouder dan nul graden zijn, waardoor water ijs wordt


Voorbeelden:

`Het heeft gevroren vannacht.`,
`bevriezen`
Het kan vriezen of/en dooien.
dit zeg je over iets waarvan je helemaal niet weet hoe het zal gaan>)
de vrouw
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vrɑu]



Verbuigingen:

vrouw|en (meerv.)
1) volwassen mens die geen man is


Voorbeelden:

`buurvrouw`,
`huisvrouw`,
`zakenvrouw`,
`vrouwentennis`




Antoniem:

man


2) vrouw (1) met wie iemand getrouwd is


Voorbeeld:

`Zijn vrouw is vorig jaar overleden.`




Antoniem:

man



Synoniemen:

echtgenote, eega
vrouwelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vrɑuwelək]
met kenmerken van het geslacht dat nakomelingen kan voortbrengen biologie


Voorbeeld:

`Zij is de eerste vrouwelijke president.`




Antoniem:

mannelijk



Synoniem:

feminien
de vrouw
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vrɑu]



Verbuigingen:

vrouw|en (meerv.)
1) volwassen mens die geen man is


Voorbeelden:

`buurvrouw`,
`huisvrouw`,
`zakenvrouw`,
`vrouwentennis`




Antoniem:

man


2) vrouw (1) met wie iemand getrouwd is


Voorbeeld:

`Zijn vrouw is vorig jaar overleden.`




Antoniem:

man



Synoniemen:

echtgenote, eega
de vrouwenarts
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vrɑuwə(n)ɑrts]



Verbuigingen:

vrouwenarts|en (meerv.)
specialist op het gebied van vrouwenziektes


Voorbeeld:

`omwille van je godsdienst een vrouwelijke vrouwenarts eisen`




Synoniem:

gynaecoloog
de vrouwenarts
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vrɑuwə(n)ɑrts]



Verbuigingen:

vrouwenarts|en (meerv.)
specialist op het gebied van vrouwenziektes


Voorbeeld:

`omwille van je godsdienst een vrouwelijke vrouwenarts eisen`




Synoniem:

gynaecoloog
de vrouwenbeweging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vrɑuwə(n)bəwexɪŋ]



Verbuigingen:

vrouwenbeweging|en (meerv.)
groep die ernaar streeft dat vrouwen dezelfde rechten en mogelijkheden als mannen krijgen


Voorbeeld:

`FEMEN is een Oekraïense vrouwenbeweging.`




Synoniem:

feminisme
de vrouwenemancipatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vrɑuwə(n)emɑnsipa(t)si]
ontwikkeling en streven naar gelijke rechten en zelfstandigheid voor vrouwen


Voorbeeld:

`vrouwenemancipatiegroep`
vrouwentongen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vrɑuwə(n)tɔŋə(n)]
plant van de agavefamilie met lange, smalle bladeren die recht omhoog staan


Voorbeeld:

`vrouwentongen op je bureau hebben staan`




Synoniemen:

sanseveria, zwaardplant
vrouwspersoon
zelfst.naamw.
[pejoratief] vrouw
het vrouwtje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vrɑucə]



Verbuigingen:

vrouwtje|s (meerv.)
1) dier van het vrouwelijk geslacht


Voorbeelden:

`vrouwtjeseend`,
`vrouwtjeshert`




Antoniem:

mannetje


2) eigenares van een huisdier


Voorbeeld:

`Kom eens even bij het vrouwtje, kom dan!`




Antoniem:

baasje
vrouwvriendelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vrɑu'vrindələk]
1) gekenmerkt door de overtuiging dat vrouwen gelijkwaardig zijn aan mannen


Voorbeeld:

`een vrouwvriendelijk bedrijf`




Antoniemen:

macho, vrouwvijandig, vrouwonvriendelijk, ,


2) in overeenstemming met de behoeftes of verwachtingen van vrouwen


Voorbeeld:

`vrouwvriendelijke porno`
de vrucht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vrʏxt]



Verbuigingen:

vrucht|en (meerv.)
1) iets dat uit de bloesems van een boom groeit, vaak sappig is en dat je soms kunt opeten


Voorbeelden:

`rijpe vruchten`,
`vruchtensalade`



2) nog niet geboren kind of jong biologie


Voorbeeld:

`een onvoldragen vrucht`




Synoniemen:

embryo, foetus


3) resultaat


Voorbeelden:

`de vrucht van jarenlange arbeid`,
`vruchteloos`




Synoniem:

product
de vruchten van iets plukken
(profijt hebben van iets) `Hij plukt de vruchten van het werk van zijn voorganger.` Synoniem: profiteren van iets
vruchtbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vrʏxtbar]
1) &
&
&
(van een organisme) in staat om nakomelingen voort te brengen


Antoniem:

onvruchtbaar


2) (van grond) in staat veel gewas voort te brengen


Voorbeeld:

`een vruchtbare bodem`




Antoniem:

onvruchtbaar


3) wat resultaten oplevert


Voorbeeld:

`vruchtbare onderhandelingen`
vruchtbaarheid
zelfst.naamw.
[medisch] het vermogen vrucht te dragen Voorbeeld: `De vruchtbaarheid van deze grond kan nog aanzienlijk verbeterd. `
het vruchtbeginsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vrʏx(t)bəxɪnsəl]



Verbuigingen:

vruchtbeginsel|s (meerv.)
onderste gedeelte van een stamper dat uitgroeit tot een vrucht plantkunde


Voorbeeld:

`Een vrucht die niet uit het vruchtbeginsel voortkomt, noem je een schijnvrucht.`




Synoniem:

ovarium
vruchteloos
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vrʏxtəlos]
zonder resultaat


Voorbeeld:

`een vruchteloze poging`




Antoniemen:

succesrijk, succesvol,



Synoniemen:

vergeefs, ijdel, nutteloos
het vruchtvlees
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vrʏxtfles]
zacht gedeelte van fruit tussen de schil en de pit


Voorbeeld:

`het vruchtvlees van een sinaasappel`
vruchtwater
zelfst.naamw.
het vocht dat de ongeboren vrucht omgeeft

[biologie] inhoud van de cellen van een vrucht.
vruchtwaterpunctie
zelfst.naamw.
[medisch] is een prenataal onderzoek waarbij een beetje vruchtwater van een zwangere vrouw wordt afgenomen voor onderzoek. Na de punctie worden de cellen van de foetus die zich in het vruchtwater bevinden opgekweekt waarna het chromosomenpatroon in gespecialiseerde laboratoria kan worden onderzocht.
vu
afkorting
Vrije Universiteit Amsterdam


Voorbeeld:

`De VU is een maatschappelijk betrokken onderzoeksuniversiteit in Amsterdam.`
I het vuil
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vœyl]
spul dat geen nuttige functie heeft en dat je niet in je buurt wilt hebben


Voorbeelden:

`Zijn handen zitten onder het vuil.`,
`huisvuil`,
`grofvuil`




Synoniemen:

vuiligheid, vuilnis, afval
iemand behandelen als een stuk vuil
(iemand slecht, zonder respect behandelen)
II vuil
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vœyl]
1) niet schoon


Voorbeeld:

`vuile handen`




Antoniemen:

schoon, proper, rein, ,



Synoniemen:

vies, smerig
2) gemeen


Voorbeeld:

`een vuile streek`
het vuile werk
(het onaangename, lastige werk) `Ik moet altijd het vuile werk opknappen!`
vuilbak
zelfst.naamw.
in Vlaanderen een bak waarin men huisvuil verzamelt Voorbeeld: `De groene partij eist meer vuilbakken op het strand. `
vuilbekken
werkw.
obsceniteiten zeggen Voorbeeld: `Die jongen zat de hele tijd te vuilbekken. `
vuilbekken
werkw.
obsceniteiten zeggen Voorbeeld: `Die jongen zat de hele tijd te vuilbekken. `
vuilmaken
werkw.


Uitspraak:

['vœylmakə(n)]



Verbuigingen:

maakte vuil (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft vuilgemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vuil (2) laten worden
(niet) bang zijn om je handen vuil te maken
((niet) bang zijn om vuil, zwaar of ondankbaar werk te doen)
geen woorden aan iets of iemand vuilmaken
(het niet de moeite vinden om iets te zeggen over iets of iemand, meestal omdat je het, hem of haar niet belangrijk vindt)
de vuiligheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vœyləxhɛit]



Verbuigingen:

vuilig|heden (meerv.)
geheel van vieze, vuile dingen


Voorbeelden:

`Voordat ik de wond ontsmet, moet ik eerst alle vuiligheid eruit halen.`,
`vuiligheid onder je schoenen hebben`




Synoniemen:

vuil, smerigheid, viezigheid
vuilkorf
zelfst.naamw.
vuilbak

:Lege blikjes horen thuis in de vuilkorf.
de/het vuilnis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vœylnɪs]
dingen die je niet meer gebruikt en die je weggooit, zoals etensresten en verpakkingen


Voorbeeld:

`vuilniszak`




Synoniemen:

vuil, huisvuil
de vuilnisbak
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vœylnɪzbɑk]



Verbuigingen:

vuilnisbak|ken (meerv.)
bak waarin je het (huis)vuil verzamelt en waarvan de inhoud regelmatig wordt opgehaald


Voorbeelden:

`De vuilnisbak is vol; haal jij de zak er even uit?`,
`op tijd de vuilnisbak aan de straat zetten`
de vuilnisbelt
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vœylnɪzbɛlt]



Verbuigingen:

vuilnisbelt|en (meerv.)
plaats waar vuilnis op een hoop gegooid wordt


Synoniem:

stort
vuilnishoop
zelfst.naamw.
een opstapeling van huisvuil Voorbeeld: `Leg deze plastic verpakking even op de vuilnishoop. `
vuilnishoop
zelfst.naamw.
een opstapeling van huisvuil Voorbeeld: `Leg deze plastic verpakking even op de vuilnishoop. `
vuilnisman
zelfst.naamw.
[beroep] iemand die voor de afvoer van afval zorgt Voorbeeld: `Is de vuilnisman al langs geweest? `
de vuilniswagen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vœylnɪswaxə(n)]



Verbuigingen:

vuilniswagen|s (meerv.)
vrachtwagen waarmee het huisvuil wordt opgehaald
de vuilniswagen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vœylnɪswaxə(n)]



Verbuigingen:

vuilniswagen|s (meerv.)
vrachtwagen waarmee het huisvuil wordt opgehaald
vuilstort
zelfst.naamw.
plaats waar afval wordt gestort Voorbeeld: `Na onderzoek naar de effecten van de vuilstort bleek het grondwater sterk vervuild te zijn. `
de vuilverbranding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vœylfərbrɑndɪŋ]
het verbranden van huisvuil


Voorbeeld:

`vuilverbrandingsinstallatie`
de vuist
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vœyst]



Verbuigingen:

vuist|en (meerv.)
gesloten hand anatomie


Voorbeeld:

`Met gebalde vuisten kwam hij op mij af.`
een vuist maken
(protesteren of je verzetten) `De organisaties maken een vuist tegen discriminatie, racisme en vreemdelingenhaat.`
op de vuist gaan
(beginnen te vechten (met iemand))
in je vuistje lachen
(stiekem lachen om iets, bijvoorbeeld het ongeluk van iemand anders)
voor de vuist weg
(zonder voorbereiding) `Voor de vuist weg kan ik er zo tien opnoemen.` Synoniem: improviserend
uit het vuistje eten
(zonder bestek eten)
met de vuist op tafel slaan
(iets met veel nadruk eisen)
vuistbijl
zelfst.naamw.
[archeologie] een kerngereedschap uit het paleolithicum, het Acheuléen en het Moustérien, dat voorkomt in Afrika, Europa, het westen van Eurazië, India en het westen van China, maar niet verder naar het oosten Voorbeeld: `Vuistbijlen kunnen in een kwartier tijd uit vuursteen gehakt worden. `
vuistbijl
zelfst.naamw.
[archeologie] een kerngereedschap uit het paleolithicum, het Acheuléen en het Moustérien, dat voorkomt in Afrika, Europa, het westen van Eurazië, India en het westen van China, maar niet verder naar het oosten Voorbeeld: `Vuistbijlen kunnen in een kwartier tijd uit vuursteen gehakt worden. `
de vuist
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[vœyst]



Verbuigingen:

vuist|en (meerv.)
gesloten hand anatomie


Voorbeeld:

`Met gebalde vuisten kwam hij op mij af.`
een vuist maken
(protesteren of je verzetten) `De organisaties maken een vuist tegen discriminatie, racisme en vreemdelingenhaat.`
op de vuist gaan
(beginnen te vechten (met iemand))
in je vuistje lachen
(stiekem lachen om iets, bijvoorbeeld het ongeluk van iemand anders)
voor de vuist weg
(zonder voorbereiding) `Voor de vuist weg kan ik er zo tien opnoemen.` Synoniem: improviserend
uit het vuistje eten
(zonder bestek eten)
met de vuist op tafel slaan
(iets met veel nadruk eisen)
vuistgevecht
zelfst.naamw.
een gevecht waarbij men met vuistslagen tracht de tegenstander buiten gevecht te stellen Voorbeeld: `Dat vuistgevecht leverde hem een blauw oog en het verlies van twee voortanden op. `
de vuistregel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vœystrexəl]



Verbuigingen:

vuistregel|s (meerv.)
algemene regel die je in de meeste gevallen kunt toepassen


Voorbeeld:

`De vuistregel is eenvoudig: wat we niet besproken hebben in de lessen, hoef je niet leren voor het examen.`
aanvullen
werkw.


Uitspraak:

[ˈanvʏlə(n)]



Verbuigingen:

vulde aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangevuld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat er weer genoeg van is


Voorbeeld:

`de voorraad aanvullen`




Synoniem:

bijvullen
elkaar goed aanvullen
(samen de gewenste eigenschappen hebben)
bijvullen
werkw.


Uitspraak:

['bɛivʏlə(n)]



Verbuigingen:

vulde bij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft bijgevuld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat er weer genoeg van is


Voorbeelden:

`de waterkan bijvullen`,
`vloeistoffen bijvullen bij een onderhoudsbeurt van de auto`




Synoniem:

aanvullen
invullen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɪnvʏlə(n)]



Verbuigingen:

vulde in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingevuld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (gegevens) opschrijven op een lege plaats in een tekst, of lege plaatsen vullen met gegevens


Voorbeelden:

`je naam invullen in een leeg vakje van het gastenboek`,
`een webformulier invullen met alle gevraagde gegevens`



2) concreet uitwerken


Voorbeeld:

`beleid invullen`
opvullen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔpfʏlə(n)]



Verbuigingen:

vulde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgevuld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aanbrengen waar iets ontbreekt


Voorbeeld:

`lege plekken in de tuin opvullen met snelgroeiende struiken
vullen
werkw.


Uitspraak:

['vʏlə(n)]



Verbuigingen:

vulde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevuld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vol maken


Voorbeelden:

`de gieter vullen met water`,
`Ik vul mijn dagen met telefoneren.`,
`een gevuld programma`,
`Die soep vult.`
tot de rand gevuld

(helemaal vol)
je zakken vullen
(jezelf verrijken (ten koste van anderen)) `Corrupte ambtenaren vullen hun eigen zakken met het verkopen van vergunningen en het innen van boetes.`
vulgair
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vʏl'xɛ:r]



Afbreekpatroon:

vul - 'gair
ruw en niet netjes


Voorbeelden:

`Sommige mensen vinden 'neuken' een vulgair woord, anderen vinden het 'informeel'.`,
`Vulgaire gebaren worden niet op prijs gesteld in het verkeer.`




Synoniemen:

grof, plat, ordinair
vulgair Latijn
(Latijn dat door het gewone volk werd gesproken) `De Romaanse talen zijn voortgekomen uit het vulgair Latijn.`
vulgariseren
werkw.
vulgair maken, platvloers maken, onder het volk brengen Voorbeeld: `We moeten de liefde koesteren en niet vulgariseren. ` Voorbeeld: `Hij krijgt vaak het verwijt dat hij de klassieke muziek vulgariseert. `
de vulkaan
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[vʏl'kan]



Verbuigingen:

vul|kanen (meerv.)
berg met een gat in het midden waaruit soms vuur en lava komt geologie


Voorbeelden:

`een werkende vulkaan`,
`vulkaanuitbarsting`
de vulkaanuitbarsting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vʏl'kanœytbɑrstɪŋ]



Verbuigingen:

vulkaanuitbarsting|en (meerv.)
keer dat een vulkaan vuur spuwt


Voorbeeld:

`vulkaanuitbarstingen in Indonesië`
vulkaniseren
werkw.
[scheikunde], [techniek] door verhitten met zwavel rubber tot een polymeer netwerk verknopen
Voorbeeld: `Nadat rubber gevulkaniseerd is wordt het nooit meer vloeibaar. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vulkaniseren in de tweede betekenis erin. `
enz.
de vulkanologie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vʏlkanolo'xi]
leer die zich bezighoudt met vulkanen en alles wat daarop betrekking heeft


Voorbeeld:

`In de vulkanologie probeert men onder andere bezig te bepalen wanneer een vulkaan zal uitbarsten.`
de vulling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vʏlɪŋ]



Verbuigingen:

vulling|en (meerv.)
dat waarmee je iets (op)vult


Voorbeelden:

`bonbons met een vulling van praliné`,
`De tandarts wil twee oude vullingen vervangen.`,
`maagvulling`,
`taartvulling`




Synoniem:

inhoud
de vulpen
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['vʏlpɛn]



Verbuigingen:

vulpen|nen (meerv.)
pen die je vult met vloeibare inkt


Voorbeelden:

`vulpeninkt`,
`vulpenhouder`
het vulpotlood
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vʏlpɔtlot]



Verbuigingen:

vulpot|loden (meerv.)
houder voor dunne staafjes grafiet waarmee je kunt tekenen en schrijven


Voorbeelden:

`Als je op de bovenkant van je vulpotlood duwt, dan komt er een stukje grafiet tevoorschijn en kun je beginnen te schrijven.`,
`een klein gommetje op de bovenkant van je vulpotlood`
vultrechter
zelfst.naamw.
[scheikunde] een glazen of plastic trechter met een brede hals bedoeld om het quantitatief vullen van nauwe buizen of ampullen met met name poedervormige materialen te vergemakkelijken Voorbeeld: `Zonder vultrechter zul je een deel van je ingewogen poeder morsen. `
vulva
zelfst.naamw.
[anatomie] de schaamspleet, de ingang tot de vagina Voorbeeld: `Ze ging gisteren naar de dokter vanwege haar vulva. `
vulvair
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot de schaamspleet Voorbeeld: `[...] het belang van biopsie bij elk vulvair huidletsel kan niet genoeg worden onderstreept <ref> blz 571. 'Leerboek chirurgie' door H A Bruining, H.A. Bruining e.a. `
vulvovaginitis
zelfst.naamw.
[medisch]: ontsteking van de schaamspleet en de schede
vuns
bijv.naamw.
muf, schimmelig, vochtig, rot


Voorbeeld:

`De appelvoorraad die in de kelder ligt ziet er vuns uit.`




Synoniem:

vunzig
vunzig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vʏnzəx]
onaangenaam doordat het sterk afwijkt van wat men op het gebied van seks en fatsoen normaal vindt


Voorbeelden:

`vunzige teksten`,
`vunzige schandaaljournalistiek`




Synoniemen:

schunnig, vies, obsceen
vuren
werkw.


Uitspraak:

['vyrə(n)]



Verbuigingen:

vuurde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gevuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een vuurwapen schieten


Voorbeelden:

`Van dichtbij vuurde hij nog tweemaal.`,
`staakt-het-vuren`,
`afvuren`
Vuur!
commando om te schieten met een vuurwapen>)
het vurenhout
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vyrə(n)hɑut]
houtsoort die afkomstig is van de gewone spar
vurig
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vyrəx]
met een groot verlangen of met veel hartstocht


Voorbeelden:

`een vurige wens`,
`een vurige minnaar`




Synoniem:

hartstochtelijk
de VUT
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[vʏt]
vervroegde uittredingsregeling die het mogelijk maakte om voor de wettelijke leeftijd van 65 jaar met pensioen te gaan verouderd


Voorbeeld:

`VUT-gerechtigd`




Synoniem:

levensloopregeling
de vutter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vʏtər]



Verbuigingen:

vutter|s (meerv.)



de vut|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vʏt|stər]



Verbuigingen:

vutster|s (meerv.)
iemand die gebruik maakt van de VUT
het vuur
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[vyr]



Verbuigingen:

vuren (meerv.)
1) fel, heet en bewegend licht dat ontstaat als iets brandt


Verbuigingen:

vuren (meerv.)



Voorbeelden:

`de elementen vuur, water, aarde en lucht`,
`Heb je misschien een vuurtje voor mij?`,
`de aardappelen op het vuur zetten`
2) keer dat geschoten wordt met een vuurwapen


Voorbeeld:

`spervuur`
3) een sterk, positief gevoel


Voorbeelden:

`iets met vuur verdedigen`,
`In het vuur van zijn betoog stootte hij zijn glas om.`




Synoniemen:

enthousiasme, hartstocht, passie
vuur vatten
(gaan branden) Synoniem: vlam vatten
in vuur en vlam staan
(helemaal branden) Synoniem: in brand staan, in lichterlaaie staan
in vuur en vlam staan voor
(verliefd of heel enthousiast zijn)
met vuur spelen
(een groot risico nemen) `Als je vaak te laat komt op je werk, speel je met vuur.`
voor iemand door het vuur gaan
(alles willen doen voor iemand)
voor hetere vuren gestaan hebben
(al moeilijkere of gevaarlijkere dingen meegemaakt hebben)
te vuur en te zwaard bestrijden
(met de grootst mogelijke inspanning bestrijden)
iemand onder vuur nemen
(&&&iemand beschieten) `De auto werd vanuit het kamp onder vuur genomen.` Synoniem:
onder vuur nemen
(bekritiseren) `De kerk is altijd onder vuur genomen door critici die het met de levenswijze van de geestelijken niet eens waren.` Synoniem:
onder vuur (komen te) liggen
(&&&beschoten worden)
onder vuur (komen te) liggen
(zware kritiek krijgen) `De president kwam onder vuur te liggen van zijn eigen politieke partners.`
afvuren
werkw.


Uitspraak:

['ɑfyrə(n)]



Verbuigingen:

vuurde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgevuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een wapen wegschieten


Voorbeeld:

`een kogel afvuren`
vragen op iemand afvuren
(iemand veel vragen stellen) `al je vragen afvuren op het panel deskundigen`
de vuurdoop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vyrdop]
1) eerste keer in een gevechtssituatie defensie


Voorbeeld:

`de rekruten ondergingen hun vuurdoop`



2) eerste keer dat je iets doet of meemaakt


Voorbeeld:

`je vuurdoop als leerkracht goed doorstaan`
de vuurdoorn
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vyrdorn]



Verbuigingen:

vuurdoorn|s (meerv.)
plant met witte bloemen en rode, gele of oranje bessen


Voorbeeld:

`Op de takken van de vuurdoorn zitten lange stekels.`
vuurgevecht
zelfst.naamw.
[militair] een strijd waarbij partijen elkaar beschieten met vuurwapens Voorbeeld: `Er ontstond een vuurgevecht, dat echter maar van korte duur was. `
vuurhoos
zelfst.naamw.
[meteorologie] een wervelwind ontstaan boven een veld met brandende vegetatie die vuur opzuigt Voorbeeld: `Er is in Brazilië een vuurhoos gezien en goed op video gezet.<ref>[http://www.huffingtonpost.com/2010/08/25/brazil-fire-tornado-video_n_693803.html Vuurhoos in Brazilië]</ref> `
het vuurpeloton
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vyrpelətɔn, 'vurpelotɔn]



Verbuigingen:

vuurpeloton|s (meerv.)
groep soldaten met de opdracht om één of meer mensen dood te schieten


Voorbeeld:

`Als een van de soldaten van een vuurpeloton weigert te schieten, loopt hij het risico om zelf doodgeschoten te worden.`




Synoniem:

executiepeloton
de vuurpijl
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vyrpɛil]



Verbuigingen:

vuurpijl|en (meerv.)
kleine raket die met een hoge snelheid de lucht inschiet en die met een knal en kleurige vonken ontploft


Voorbeeld:

`Bij een vuurwerk worden er verschillende vuurpijlen de lucht ingeschoten.`
vuurrood
bijv.naamw.


Uitspraak:

['vyrot]
fel helderrood


Voorbeelden:

`een vuurrood hoofd krijgen`,
`een meisje met vuurrood haar`




Synoniem:

knalrood
vuursteen
zelfst.naamw.
[n]: [mineraal] een harde steensoort uit silica opgebouwd die in de prehistorie verwerkt werd tot werktuigen
Voorbeeld: `Het bewerken van vuursteen was een hele kunst. `
[m]: een steen gebruikt om vonken voort te brengen
Voorbeeld: `Er zit een vuursteentje in deze aansteker. `
vuurtempel
zelfst.naamw.
[religie] heiligdom waarin een eeuwigbrandend vuur onderhouden wordt Voorbeeld: `Het vuur in de vuurtempel van Yazd brandt al sinds 450. `
de vuurtoren
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['vyrtorə(n)]



Verbuigingen:

vuurtoren|s (meerv.)
toren aan zee met een bewegende lamp als baken voor passerende schepen
vuurvast
bijv.naamw.


Uitspraak:

[vyr'vɑst]
als iets bestand is tegen grote hitte


Voorbeelden:

`een houtoven met vuurvaste stenen`,
`vuurvaste materialen`
vuurvaste baksteen
zelfst.naamw.
een bepaald type baksteen dat vuurvast is

[kleur] de kleur van vuurvaste bakstenen
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het vuurvaste baksteen? `
vuurvaste baksteenkleurig
bijv.naamw.
[kleur] de kleur van vuurvaste bakstenen hebbend Voorbeeld: `Hij rijdt in een vuurvaste baksteenkleurige auto. `
vuurvlieg
zelfst.naamw.
[dierkunde] een nachtelijk lichtgevend kevertje uit de familie 'Lampyridae' Voorbeeld: `Ze wist de vuurvlieg op foto vast te leggen. `
vuurvreter
zelfst.naamw.
[beroep] iemand die ter vermaak van een publiek vlammen dooft met zijn mond Voorbeeld: `We hebben in het circus een vuurvreter gezien. `
het vuurwapen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vyrwapə(n)]



Verbuigingen:

vuurwapen|s (meerv.)
wapen waarmee je kogels kunt afschieten


Voorbeeld:

`vuurwapenvergunning`
de vuurwapenvergunning
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['vyrwapə(n)vərxʏnɪŋ]



Verbuigingen:

vuurwapenvergunning|en (meerv.)
officiële toestemming voor het bezitten van een vuurwapen


Voorbeelden:

`een vuurwapenvergunning aanvragen`,
`een vuurwapenvergunning aan iemand verlenen`
vuurwater
zelfst.naamw.
sterkedrank.
het vuurwerk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['vyrwɛrk]
voorwerpen die bij feesten aangestoken worden en dan onploffen met veel lawaai en kleurige vonken


Voorbeelden:

`vuurwerk afsteken`,
`Toen ik met oudjaar voor het eerst zelf vuurwerk kocht, had ik alleen maar rotjes en ander knalvuurwerk; vuurpijlen vond ik veel te duur.`,
`siervuurwerk`
vuvuzela
zelfst.naamw.
[muziekinstrument] een Zuid-Afrikaans blaasinstrument Voorbeeld: `Het geluid van de vuvuzela was oorverdovend tijdens het wereldkampioenschap voetbal. `
VWO
zelfst.naamw.
[afkorting] de afkorting voor Vlaamse Wiskunde Olympiade, een wiskundewedstrijd voor scholieren Voorbeeld: `Zij doet met de VWO mee. `
u
pronoun


Uitspraak:

[y]
beleefde aanspreekvorm voor de tweede persoon enkelvoud en meervoud


Voorbeelden:

`Gaat u zitten!`,
`Oudere mensen spreek je meestal met 'u' aan.`
iets om 'u' tegen te zeggen
(iets dat respect afdwingt)
U-bocht
zelfst.naamw.
een bocht van 180° Voorbeeld: `Een auto vloog met levensgevaarlijke snelheid de U-bocht uit. `
u.d.
afkorting
universitair docent
Ubir
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Papoea-Nieuw-Guinea gesproken wordt Voorbeeld: `Wij spreken de taal Ubir vloeiend. `
Udi
zelfst.naamw.
[taal] een taal met ongeveer 8000 sprekers die in Azerbeidzjan gesproken wordt Voorbeeld: `Hoe goed kent u de taal Udi? `
Udmurt
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Rusland gesproken wordt Voorbeeld: `De taal Udmurt wordt nog veel gesproken. `
ufo
zelfst.naamw.
een vliegend voorwerp waarvan de identiteit niet bekend is
Voorbeeld: `In het Nederlands is het ongebruikelijk het woord ufo te gebruiken zonder te bedoelen dat het buitenaards is. `
een buitenaards vliegend voorwerp
Voorbeeld: `Er wordt geregeld melding gemaakt van (vermeende) waarnemingen van ufo's. `

Bron: Wikiwoordenboek - UFO.
Ia de Ugandees
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[uxɑn'des]



Verbuigingen:

Ugan|dezen (meerv.)



Ib de Ugan|dese
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[uxɑn|'desə]



Verbuigingen:

Ungandese|n, Ungandese|s (meerv.)
iemand met de Ugandese nationaliteit


Synoniem:

Oegandees
II Ugandees
bijv.naamw.


Uitspraak:

[uxɑn'des]
als iets of iemand uit Uganda komt of met Uganda te maken heeft


Voorbeeld:

`Ugandese nationale parken`




Synoniem:

Oegandees
Ugandese
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Oeganda ('ook' Uganda)
uh
tussenwerpsel


Uitspraak:

[ʏ:]
dit zeg je als je aarzelt bij het praten>



Voorbeeld:

`Hij heet uh ... Peter Minnema.`
uhf-antenne
zelfst.naamw.
[natuurkunde], [elektronica] een antenne voor het uitzenden en/of ontvangen van elektromagnetische straling in het frequentiegebied van 300 - 3000 MHz Voorbeeld: `Een uhf-antenne voor tv-ontvangst ziet men niet veel meer. `
de ui
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[œy]



Verbuigingen:

ui|en (meerv.)
bol die uit laagjes bestaat met een scherpe geur en smaak die je als groente eet


Voorbeeld:

`Ik moet altijd huilen als ik uien snij.`
uienlucht
zelfst.naamw.
een sterke geur van uien Voorbeeld: `Die uienlucht hangt nog steeds in huis. `
uienoogst
zelfst.naamw.
[landbouw] het van het land halen van verbouwde uien
Voorbeeld: `De uienoogst is on volle gang. `
[landbouw] de in een jaar het van het land gehaalde verbouwde uien
Voorbeeld: `De uienoogsten waren de afgelopen jaren uitzonderlijk groot. `
uiensoep
zelfst.naamw.
een uit uien bereide soep Voorbeeld: `In het restaurant werd veel uiensoep besteld. `
de uier
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œyjər]



Verbuigingen:

uier|s (meerv.)
klier die bij zoogdieren als koeien, schapen en geiten als een soort zak onder aan de buik hangt en waarin de melk wordt gemaakt


Voorbeeld:

`een koe met volle uiers`
het uil
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[œyl]



Verbuigingen:

uil|en (meerv.)
nachtvogel met een rond, plat gezicht, een kleine kromme snavel en ogen die naar voren zijn gericht


Voorbeeld:

`De uil symboliseert wijsheid.`
een uiltje knappen
(eventjes slapen)
het uilskuiken
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['œylskœykə(n)]



Verbuigingen:

uilskuiken|s (meerv.)
1) jong van een uil


Voorbeeld:

`een uil met twee uilskuikens`



2) iemand die dom doet


Voorbeeld:

`Weer niet goed! Wat ben je toch een uilskuiken!`




Synoniemen:

domoor, sukkel
I uit
bijwoord


Uitspraak:

[œyt]
1) niet in werking, afgelopen


Voorbeelden:

`Doe jij de radio uit?`,
`Het vuur is uit.`




Antoniem:

aan
2) van je lichaam af


Voorbeeld:

`Heb jij je jas al uit?`




Antoniem:

aan


3) niet meer in de mode


Voorbeeld:

`Die muziek was een jaar geleden erg populair maar is nu helemaal uit.`




Antoniem:

in


4) in een richting naar buiten


Voorbeeld:

`voor je uit staren`




Antoniem:

in
5) <in allerlei uitdrukkingen
II uit
voorzetsel


Uitspraak:

[œyt]
1) afkomstig van


Voorbeelden:

`wijn uit Frankrijk`,
`frites met mayonaise uit een puntzak`



2) naar buiten


Voorbeelden:

`Ga de kamer uit!`,
`schone lakens uit de kast halen`




Antoniem:

in


3) op grond van


Voorbeelden:

`handelen uit principe`,
`iets uit liefde doen`



4) <in verschillende uitdrukkingen
Ik heb het boek uit.
(ik heb het boek helemaal gelezen)
Punt uit!
commentaar waarmee je aangeeft dat je een onderwerp als afgesloten beschouwt>)
uit eten gaan
(in een restaurant gaan eten)
de bal uit slaan
(de bal over de lijn slaan)
er helemaal uit zijn
(niet meer weten hoe iets was of moest)
Ik ben er uit!
(ik weet de oplossing)
er niet over uit kunnen
(heel erg verbaasd zijn)
uit wandelen gaan
(een eindje gaan wandelen)
uit drie delen bestaan
(door drie delen gevormd zijn)
ergens op uit zijn
(iets willen bereiken) `War ben je eigenlijk op uit?`
uit-en-te-na
bijwoord
op uitputtende wijze Voorbeeld: `Maar dat is immers al uit-en-te-na onderzocht? `
uitademen
werkw.


Uitspraak:

['œytadəmə(n)]



Verbuigingen:

ademde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeademd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(adem) door je mond naar buiten blazen


Voorbeeld:

`een trek van je sigaret nemen en de rook uitademen`




Antoniem:

inademen
uitademing
zelfst.naamw.
het uitademen Voorbeeld: `Na een uitademing zette hij zijn werk voort. `
uitbaggeren
werkw.
uitdiepen door middel van baggeren Voorbeeld: `Kun jij voor mij even de sloot uitbaggeren. `
uitbannen
werkw.


Uitspraak:

['œydbɑnə(n)]



Verbuigingen:

bande uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgebannen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat iets waar je last van hebt weggaat of verdwijnt


Voorbeelden:

`Dat land wil kernenergie uitbannen.`,
`extreme armoede en honger uitbannen`,
`een ritueel om boze geesten uit te bannen`




Synoniemen:

verdrijven, uitdrijven
uitbarsten
werkw.


Uitspraak:

['œydbɑrstə(n)]



Verbuigingen:

barstte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgebarsten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van een vulkaan) plotseling en heftig as en lava naar buiten brengen


Voorbeeld:

`De vulkaan staat op uitbarsten.`



2) plotseling en heftig beginnen


Voorbeeld:

`Er is een epidemie uitgebarsten: bijna iedereen is ziek.`




Synoniem:

losbarsten
uitbarsten in
werkw.


Uitspraak:

['œydbɑrstə(n) ɪn]



Verbuigingen:

barstte uit in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgebarsten in (volt.deelw.)
(het genoemde) plotseling en hevig beginnen of krijgen


Voorbeelden:

`in lachen uitbarsten`,
`in huilen/tranen uitbarsten`,
`in woede uitbarsten`
de uitbarsting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œydbɑrstɪŋ]



Verbuigingen:

uitbarsting|en (meerv.)
1) (van een vulkaan) het plotseling en heftig naar buiten brengen van as en lava


Voorbeeld:

`verwoestingen door uitbarstingen van de Etna`




Synoniem:

eruptie


2) keer dat iets plotseling en heftig begint


Voorbeelden:

`een uitbarsting van geweld`,
`woede-uitbarsting`




Synoniem:

eruptie
de uitbarsting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œydbɑrstɪŋ]



Verbuigingen:

uitbarsting|en (meerv.)
1) (van een vulkaan) het plotseling en heftig naar buiten brengen van as en lava


Voorbeeld:

`verwoestingen door uitbarstingen van de Etna`




Synoniem:

eruptie


2) keer dat iets plotseling en heftig begint


Voorbeelden:

`een uitbarsting van geweld`,
`woede-uitbarsting`




Synoniem:

eruptie
uitbaten
werkw.


Uitspraak:

['œydbatə(n)]



Verbuigingen:

baatte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgebaat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geld verdienen aan of met (iets)


Voorbeelden:

`je foto's commercieel uitbaten via internet`,
`De skihal baat de horeca uit volgens de gebruikelijke horecaregels.`




Synoniem:

exploiteren
de uitbater
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œydbatər]



Verbuigingen:

uitbater|s (meerv.)



de uit|baatster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œyt|batstər]



Verbuigingen:

uitbaatster|s (meerv.)
iemand die geld verdient aan of met (iets)


Voorbeelden:

`de uitbater van een café`,
`de uitbater van een sporthal`




Synoniem:

exploitant
uitbeelden
werkw.


Uitspraak:

['œydbeldə(n)]



Verbuigingen:

beeldde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgebeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een voorstelling geven van (iets of iemand)


Voorbeelden:

`in een toneelstuk een heks uitbeelden`,
`als spel spreekwoorden uitbeelden en laten raden`




Synoniemen:

verbeelden, visualiseren
uitbeitelen
werkw.
met een beitel uithakken Voorbeeld: `Stop eens met het uitbeitelen van dat hout! `
uitbenen
werkw.
het been uit (het vlees) halen Voorbeeld: `Hij was het vlees aan het uitbenen. `
uitbesteden
werkw.


Uitspraak:

[ˈœydbəstedə(n)]



Verbuigingen:

besteedde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitbesteed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door iemand anders laten verzorgen


Voorbeelden:

`het onderhoud uitbesteden aan een particulier bedrijf`,
`je kind uitbesteden aan een crèche`,
`De debiteurenadministratie en incasso hebben we uitbesteed.`
uitbetalen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœydbətalə(n)]



Verbuigingen:

betaalde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitbetaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geld geven aan iemand voor iets wat hij of zij heeft gedaan


Voorbeeld:

`Overuren worden niet altijd uitbetaald.`
Die opleiding betaalt zich altijd uit.
(van die opleiding heb je later altijd voordeel)
de uitbetaling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œydbətalɪŋ]



Verbuigingen:

uitbetaling|en (meerv.)
keer dat je (iets) betaalt of in geld omzet


Voorbeelden:

`de uitbetaling van loon`,
`je werkgever een verzoek tot uitbetaling van je vakantiedagen doen`
uitblazen
werkw.
uitrusten
Voorbeeld: `Een weekendje uitblazen aan zee. `
doven door te blazen
Voorbeeld: `De kaarsjes van een verjaardagstaart uitblazen. `
naar buiten doen gaan door te blazen
Voorbeeld: `Zijn laatste adem uitblazen. ` Voorbeeld: `De rook uitblazen. `
leegmaken of schoonmaken door te blazen
Voorbeeld: `Eieren uitblazen. `
uitblijven
werkw.


Uitspraak:

[ˈœydblɛivə(n)]



Verbuigingen:

bleef uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgebleven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet gebeuren terwijl je dat wel had verwacht


Voorbeeld:

`Ik heb veel sollicitatiebrieven geschreven maar de reacties bleven uit.`




Synoniem:

wegblijven
uitblinken
werkw.


Uitspraak:

['œydblɪŋkə(n)]



Verbuigingen:

blonk uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeblonken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
veel beter zijn dan andere(n)


Voorbeelden:

`uitblinken in wiskunde`,
`Deze auto blinkt uit in betrouwbaarheid.`,
`Hij is best slim, maar hij weet dat hij op geen enkel terrein zal uitblinken.`




Synoniemen:

uitmunten, excelleren
de uitblinker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œydblɪŋkər]



Verbuigingen:

uitblinker|s (meerv.)



de uitblink|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œydblɪŋk|stər]



Verbuigingen:

uitblinkster|s (meerv.)
iets of iemand die veel beter is dan andere(n)


Voorbeeld:

`de uitblinker zijn in een schaaktoernooi`




Synoniemen:

kanjer, kei
uitblussen
werkw.
een einde maken aan het verbrandingsproces van een brand
Voorbeeld: `Het duurde geruime tijd voordat de brand geheel uitgeblust was. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het uitblussen in de tweede betekenis erin. `
enz.
de uitbouw
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈœydbɑu]



Verbuigingen:

uitbouw|en (meerv.)
deel van een gebouw dat uitsteekt, bijvoorbeeld doordat het er later aangebouwd is


Voorbeeld:

`de keuken vergroten door middel van een uitbouw`
uitbouwen
werkw.


Uitspraak:

[œydbɑuwə(n)]



Verbuigingen:

bouwde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgebouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een gebouw) groter maken


Voorbeeld:

`de kamer uitbouwen met een serre`



2) tot verdere ontwikkeling brengen


Voorbeelden:

`de handelsrelaties met het buurland uitbouwen`,
`een merk wereldwijd uitbouwen`
uitbranden
werkw.


Uitspraak:

['œydbrɑndə(n)]



Verbuigingen:

brandde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgebrand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door brand helemaal kapot gaan


Voorbeelden:

`een uitgebrande auto`,
`Door de blikseminslag is mijn hele huis uitgebrand.`
de uitbrander
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈœydbrɑndər]



Verbuigingen:

uitbrander|s (meerv.)
keer dat iemand boos wordt toegesproken omdat hij of zij iets verkeerds heeft gedaan


Voorbeeld:

`iemand een flinke uitbrander geven`




Synoniem:

berisping
uitbreiden
werkw.


Uitspraak:

[ˈœydbrɛidə(n)]



Verbuigingen:

breidde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgebreid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
meer of groter maken


Voorbeelden:

`het interne geheugen van de computer uitbreiden`,
`De crisis breidt zich uit.`
de uitbreiding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈœydbrɛidɪŋ]



Verbuigingen:

uitbreiding|en (meerv.)
deel waarmee iets vermeerderd of groter gemaakt is


Voorbeeld:

`de uitbreiding aan de oostkant van de stad`
uitbreken
werkw.


Uitspraak:

[ˈœydbrekə(n)]



Verbuigingen:

brak uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (een ruimte) groter maken door een muur weg te halen


Verbuigingen:

heeft uitgebroken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`We hebben de keuken uitgebroken.`



2) uit de gevangenis ontsnappen


Verbuigingen:

is uitgebroken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De gevangenen zijn tijdens het transport uitgebroken.`



3) plotseling en heftig beginnen


Verbuigingen:

is uitgebroken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Na de moord brak er een opstand uit.`
uitbrengen
werkw.


Uitspraak:

['œydbrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) uitspreken


Voorbeelden:

`een toast op je jarige vader uitbrengen`,
`een bod uitbrengen op een huis dat te koop staat`
2) openbaar maken


Voorbeelden:

`een rapport uitbrengen`,
`een carnavalslied uitbrengen`
geen woord kunnen uitbrengen
(niets kunnen zeggen) `van ontroering geen woord kunnen uitbrengen`
uitbroeden
werkw.
eieren verwarmen totdat deze uitkomen Voorbeeld: `Zodra de eieren van nestvlieders uitgeboed zijn, verlaten de jongen het nest. `
uitbuiten
werkw.


Uitspraak:

['œydbœytə(n)]



Verbuigingen:

buitte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgebuit (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zo veel mogelijk voordeel uit iemand halen ten koste van die persoon


Voorbeelden:

`mensenhandel en uitbuiting van vrouwen`,
`werkgevers die illegale buitenlanders uitbuiten`




Synoniemen:

uitpersen (2), uitknijpen (2)


2) zo veel mogelijk voordeel halen uit (iets)


Voorbeelden:

`je voordeelkaart uitbuiten`,
`de samenwerking ten volle uitbuiten`




Synoniem:

profiteren van
uitbuiting
zelfst.naamw.
het gebruik van iemand maken zonder daar naar waarde voor te belonen
uitbundig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œyd'bʏndəx]
1) erg vrolijk en luidruchtig


Voorbeelden:

`een uitbundig huwelijksfeest`,
`uitbundig reageren op het goede nieuws`,
`het winnen van de wedstrijd uitbundig vieren`




Antoniem:

ingetogen



Synoniem:

uitgelaten


2) meer of groter dan normaal


Voorbeeld:

`de uitbundige groei van de Chinese economie`




Synoniem:

hevig
uitcasten
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - cas - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

castte uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgecast (volt.deelw.)
vaststellen of bepaalde acteurs geschikt zijn voor een beschikbare rol cultuur


Voorbeeld:

`iedereen die auditie kwam doen werd uitgecast`
uitchecken
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - chec - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

checkte uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgecheckt (volt.deelw.)
zich afmelden, zich uitschrijven (bij de balie van een hotel bijv.)


Voorbeeld:

`na een prettige vakantie checkten ze uit bij de balie van het appartementencomplex`
uitdagen
werkw.


Uitspraak:

['œydaxə(n)]



Verbuigingen:

daagde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) proberen iemand iets te laten doen of kunnen wat hij of zij nu nog niet doet of kan


Voorbeelden:

`het bedrijfsleven uitdagen tot meer onderzoek`,
`slimme kleuters uitdagen`



2) proberen iemand te laten reageren


Voorbeelden:

`Hij zat me steeds uit te dagen en uiteindelijk werd ik toch kwaad.`,
`sexy vrouwen die mannen uitdagen`




Synoniem:

provoceren
uitdagend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œy'daxənt]
die of dat uitdaagt


Voorbeelden:

`uitdagend onderwijs`,
`uitdagende lingerie dragen`
de uitdaging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œydaxɪŋ]



Verbuigingen:

uitdaging|en (meerv.)
iets waardoor je iets doet of kunt dat je niet eerder deed of kon


Voorbeelden:

`je werk zat zijn en op zoek gaan naar een nieuwe uitdaging`,
`E-publishing is een uitdaging voor uitgevers.`
uitdelen
werkw.


Uitspraak:

['œydelə(n)]



Verbuigingen:

deelde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aan verschillende mensen geven


Voorbeelden:

`formulieren uitdelen aan de cursisten`,
`De gemeente deelt gratis strooizout uit als het vriest.`
klappen/tikken uitdelen
(iemand slaan)
uitdenken
werkw.


Uitspraak:

['œydɛŋkə(n)]



Verbuigingen:

dacht uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door nadenken tot stand brengen


Voorbeelden:

`nieuwe online concepten uitdenken en uitwerken`,
`uitdenken hoe je een probleem gaat oplossen`




Synoniemen:

bedenken, uitvinden
uitdiepen
werkw.


Uitspraak:

['œydipə(n)]



Verbuigingen:

diepte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgediept (volt.deelw.)
1) dieper maken


Voorbeelden:

`door te baggeren een kanaal uitdiepen`,
`de vaargeul regelmatig uitdiepen voor de scheepvaart`



2) grondiger onderzoeken of uitwerken


Voorbeelden:

`een historische gebeurtenis uitdiepen`,
`de samenwerking uitdiepen`
uitdijen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœydɛiə(n)]



Verbuigingen:

dijde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgedijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
meer of groter worden


Voorbeeld:

`in de breedte uitdijen`




Synoniem:

toenemen
uitdoen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœydun]



Verbuigingen:

deed uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (kleren of schoenen) van je lichaam afhalen


Voorbeeld:

`je broek uitdoen`




Synoniem:

uittrekken


2) zorgen dat het niet meer aan is


Voorbeelden:

`het licht uitdoen`,
`de radio uitdoen`



3) uit de grond halen


Voorbeelden:

`bomen uitdoen`,
`bloembollen uitdoen`




Synoniem:

rooien


4) afmaken


Voorbeeld:

`de termijn als minister-president uitdoen`
uitdokteren
werkw.


Uitspraak:

['œydɔktərə(n)]



Verbuigingen:

dokterde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedokterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bedenken en uitproberen hoe iets moet


Voorbeelden:

`een strategie uitdokteren`,
`nieuwe recepten uitdokteren`




Synoniem:

uitzoeken
zich uitdossen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈœydɔsə(n)]



Verbuigingen:

doste zich uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich uitgedost (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
jezelf opvallend kleden


Voorbeeld:

`Wat heb jij je uitgedost met al die kettingen en ringen!`
uitdoven
werkw.


Uitspraak:

['œydovə(n)]



Verbuigingen:

doofde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgedoofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van iets brandends) ophouden met branden


Voorbeelden:

`Het kampvuur is uiteindelijk uitgedoofd.`,
`het vuur in de open haard uitdoven`




Synoniem:

doven (2)
de uitdraai
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈœydraj]



Verbuigingen:

uitdraai|en (meerv.)
afdruk van een computerbestand met een printer


Synoniem:

print
uitdraaien
werkw.


Uitspraak:

['œydrajə(n)]



Verbuigingen:

draaide uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedraaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een computerbestand) afdrukken


Voorbeeld:

`je tekst uitdraaien en controleren`




Synoniem:

printen


2) met een draaiende beweging uitdoen (2)


Voorbeelden:

`het gas uitdraaien`,
`de lamp uitdraaien`
uitdraaien op
werkw.


Uitspraak:

['œydrajə(n) ɔp]



Verbuigingen:

draaide uit op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgedraaid op (volt.deelw.)
aflopen (met genoemd resultaat)


Voorbeeld:

`Het relletje draaide uit op een grote vechtpartij tussen de politie en de jongeren.`




Synoniemen:

uitlopen op, resulteren in, uitmonden in
op niets uitdraaien
(nergens toe leiden) `de verwachting dat het overleg op niets zal uitdraaien` Synoniem: mislukken
uitdragen
werkw.


Uitspraak:

['œydraxə(n)]



Verbuigingen:

droeg uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij mensen bekendmaken


Voorbeelden:

`je ideeën uitdragen`,
`Het bedrijf draagt uit dat het goed bezig is.`




Synoniem:

verkondigen
uitdragerij
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[œydraxə'rɛi]



Verbuigingen:

uitdragerij|en (meerv.)
winkel waar gebruikte spullen verkocht worden
Het lijkt hier wel een uitdragerij!
(het is hier een grote rotzooi)
uitdrijven
werkw.


Uitspraak:

['œydrɛivə(n)]



Verbuigingen:

dreef uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (boze geesten) verjagen


Verbuigingen:

heeft uitgedreven (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`boze geesten uitdrijven`




Synoniem:

uitbannen


2) (bij het zwemmen) je drijvend laten gaan sport


Verbuigingen:

is uitgedreven (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`na de afzet vijf seconden uitdrijven op de borst`
uitdrinken
werkw.


Uitspraak:

['œydrɪnkə(n)]



Verbuigingen:

dronk uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedronken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (drank) opdrinken


Voorbeeld:

`je koffie uitdrinken`



2) leegdrinken


Voorbeeld:

`je beker melk uitdrinken`
uitdrogen
werkw.


Uitspraak:

['œydroxə(n)]



Verbuigingen:

droogde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgedroogd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
droog worden


Voorbeelden:

`Mijn huid is door de vrieskou helemaal uitgedroogd.`,
`Ik heb erge dorst. Ik ben uitgedroogd.`
de uitdroging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œydroxɪŋ]
te groot verlies van lichaamsvocht medisch


Voorbeeld:

`Uitdroging kan komen door te weinig drinken, door te veel alcohol, door diarree of door hevig overgeven.`




Synoniem:

dehydratie
uitdrukkelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œy'drʏkələk]
zo dat het heel duidelijk is


Voorbeelden:

`uitdrukkelijke toestemming van je ouders nodig hebben om iets te mogen doen`,
`Het is hier uitdrukkelijk verboden te zwemmen.`




Synoniemen:

nadrukkelijk, expliciet
uitdrukken
werkw.


Uitspraak:

['œydrʏkə(n)]



Verbuigingen:

drukte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedrukt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) uiten met woorden


Voorbeelden:

`emoties uitdrukken`,
`zich moeizaam uitdrukken`
2) leegmaken door te drukken


Voorbeeld:

`puistjes uitdrukken`



3) doven door te drukken


Voorbeeld:

`een sigaret uitdrukken`




Synoniem:

uitmaken
Dat is wel erg sterk uitgedrukt.
(dat is overdreven)
de uitdrukking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈœydrʏkɪŋ]



Verbuigingen:

uitdrukking|en (meerv.)
1) combinatie van woorden die samen een eigen, soms figuurlijke, betekenis hebben


Voorbeeld:

`"Je laatste adem uitblazen" is een uitdrukking die in veel talen wordt gebruikt in de betekenis van "sterven".`




Synoniem:

idioom


2) wat je zonder woorden met je gezicht uit


Voorbeeld:

`een verdrietige uitdrukking hebben`




Synoniem:

expressie
uiteen
bijwoord


Uitspraak:

[œytˈen]
uit elkaar
uiteendrijven
werkw.
een enkele kudde of menigte in meerdere delen opdelen door een drijvende beweging te maken Voorbeeld: `De bereden politie dreef de demonstranten met een charge uiteen. `
uiteengaan
werkw.


Uitspraak:

[œyt'enxan]



Verbuigingen:

ging uiteen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uiteengegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) niet langer samenblijven en ieder voor zich weggaan


Voorbeeld:

`De politie eist dat de betogers uiteengaan.`




Antoniem:

samenblijven
2) je huwelijk of partnerschap verbreken


Voorbeeld:

`Wat moet er met de kinderen gebeuren als de ouders uiteengaan?`




Antoniem:

samenblijven



Synoniem:

gaan scheiden
Onze wegen gaan hier uiteen.
(ieder gaat alleen verder; ieder gaat verder zijn eigen gang)
uiteendrijven
werkw.
een enkele kudde of menigte in meerdere delen opdelen door een drijvende beweging te maken Voorbeeld: `De bereden politie dreef de demonstranten met een charge uiteen. `
uiteenlopen
werkw.


Uitspraak:

[œyt'enlopə(n)]



Verbuigingen:

liep uiteen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uiteengelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onderling verschillen


Voorbeelden:

`Onze opvattingen lopen erg uiteen.`,
`De zaak is opgeheven als gevolg van uiteenlopende ambities van de eigenaars.`
uiteenspatten
werkw.
explosief in vele kleine stukken of druppels uit elkaar vliegen
Voorbeeld: `De zeepbel spatte plotseling uiteen. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het uiteenspatten in de tweede betekenis erin. `
enz.
uiteenvallen
werkw.


Uitspraak:

[œyt'envɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel uiteen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uiteengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uit elkaar vallen in onderdelen


Voorbeelden:

`een rijk dat uiteengevallen is door burgeroorlogen`,
`uiteenvallen in duizend kleine stukjes`
uiteenzetten
werkw.


Uitspraak:

[œyt'enzɛtə(n)]



Verbuigingen:

zette uiteen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uiteengezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) op een informatieve manier vertellen


Voorbeelden:

`op een vergadering je plannen uiteenzetten`,
`aan een sollicitant de doelen van je team en de organisatie uiteenzetten`
uiteenlopen
werkw.


Uitspraak:

[œyt'enlopə(n)]



Verbuigingen:

liep uiteen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uiteengelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onderling verschillen


Voorbeelden:

`Onze opvattingen lopen erg uiteen.`,
`De zaak is opgeheven als gevolg van uiteenlopende ambities van de eigenaars.`
uiteenlopend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œyt'enlopənt]
niet van dezelfde soort


Voorbeelden:

`brochures over uiteenlopende maatschappelijke, religieuze en culturele onderwerpen`,
`uiteenlopende oplossingen voor een probleem bedenken`




Synoniemen:

divers, verschillend
uiteennemen
werkw.
in zijn onderdelen ontbinden
Voorbeeld: `Het instrument werd uiteengenomen om het in- en uitwendig te reinigen. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het uiteennemen in de tweede betekenis erin. `
enz.
uiteenspatten
werkw.
explosief in vele kleine stukken of druppels uit elkaar vliegen
Voorbeeld: `De zeepbel spatte plotseling uiteen. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het uiteenspatten in de tweede betekenis erin. `
enz.
uiteenvallen
werkw.


Uitspraak:

[œyt'envɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel uiteen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uiteengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uit elkaar vallen in onderdelen


Voorbeelden:

`een rijk dat uiteengevallen is door burgeroorlogen`,
`uiteenvallen in duizend kleine stukjes`
uiteenzetten
werkw.


Uitspraak:

[œyt'enzɛtə(n)]



Verbuigingen:

zette uiteen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uiteengezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) op een informatieve manier vertellen


Voorbeelden:

`op een vergadering je plannen uiteenzetten`,
`aan een sollicitant de doelen van je team en de organisatie uiteenzetten`
de uiteenzetting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[œyt'enzɛtɪŋ]



Verbuigingen:

uiteenzetting|en (meerv.)
verhaal waarin je op een informatieve manier vertelt (over iets)


Voorbeeld:

`een uiteenzetting geven/houden over het toekomstperspectief van je bedrijf`
het uiteinde
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['œytɛində]



Verbuigingen:

uiteinde|n (meerv.)
1) uiterste stukje (van iets)


Voorbeelden:

`een mes met een puntig uiteinde`,
`een speelwei aan het uiteinde van het kampeerterrein`




Synoniemen:

einde, eind


2) laatste deel van een periode


Voorbeeld:

`een knallend uiteinde van de feestweek`




Synoniemen:

einde, eind, slot
Een zalig uiteinde.
wens bij het einde van het jaar>) `Een zalig uiteinde en een gelukkig nieuwjaar.`
uiteindelijk
bijwoord


Uitspraak:

[œytˈɛindələk]
helemaal aan het einde


Voorbeeld:

`Uiteindelijk zijn we toch maar vertrokken.`




Synoniem:

ten slotte
uiten
werkw.


Uitspraak:

['œytə(n)]



Verbuigingen:

uitte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geuit (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uitspreken of kenbaar maken


Voorbeelden:

`je mening uiten over de ontwikkelingen`,
`moeite hebben om je gevoelens te uiten`,
`je zorgen uiten over de bezuinigingen`
zich uiten in
reflexief werkw.


Uitspraak:

['œytə(n) ɪn]



Verbuigingen:

uitte zich in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich geuit in (volt.deelw.)
tot uitdrukking komen, of zich openbaren


Voorbeelden:

`Verdriet kan zich uiten in woedeaanvallen.`,
`Deze allergie uit zich in rode jeukende uitslag.`
uitentreuren
bijwoord
zonder ophouden Voorbeeld: `Autisten herhalen vaak uitentreuren bepaalde gedragingen. `
uiteraard
bijwoord


Uitspraak:

[œytərˈart]
vanzelfsprekend


Voorbeeld:

`Schade door verlies wordt uiteraard niet vergoed.`




Synoniem:

natuurlijk
uiterlijk
bijwoord


Uitspraak:

['œytərlək]
niet later dan


Voorbeeld:

`De belastingaangifte moet uiterlijk 1 september bij de belastingdienst zijn.`




Synoniemen:

op z'n laatst, ten laatste
uitermate
bijwoord


Uitspraak:

['œytərmatə, œytər'matə]
in hoge mate


Voorbeelden:

`een uitermate delicaat onderwerp`,
`uitermate nat weer`




Synoniemen:

heel erg, uiterst
I uiterst
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytərst]
die of dat op z'n laatst mogelijk is


Voorbeeld:

`De uiterste verkoopdatum staat op het product vermeld.`




Synoniem:

uiterlijk (2)
II uiterst
bijwoord


Uitspraak:

[ˈœytərst]
heel erg


Voorbeeld:

`een uiterst vervelende kwestie`




Synoniem:

zeer
uiterste
zelfst.naamw.
datgene wat (tot) het verste gaat Voorbeeld: `Hij ging tot het uiterste en won op het nippertje. `
de uiterwaard
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['œytərwart]



Verbuigingen:

uiterwaard|en (meerv.)
gebied tussen een rivier en de hoogste dijk


Voorbeeld:

`Als de rivier te veel water heeft, kan dat opgevangen worden door de uiterwaarden.`
de uiterwaard
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['œytərwart]



Verbuigingen:

uiterwaard|en (meerv.)
gebied tussen een rivier en de hoogste dijk


Voorbeeld:

`Als de rivier te veel water heeft, kan dat opgevangen worden door de uiterwaarden.`
uitfluiten
werkw.
door luid fluiten misnoegen jegens iemand uiten Voorbeeld: `Na die omstreden beslissing werd de scheidsrechter langdurig uitgefloten. `
uitfreaken
werkw.


Afbreekpatroon:

` uit - frea - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

freakte uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgefreakt (volt.deelw.)
zich opzienbarend, ongebonden gedragen, vaak onder invloed van drugs mens


Voorbeeld:

`hij freakt altijd uit bij het dansen op hiphopmuziek`




Synoniem:

zich uitleven
uitgaan
werkw.


Uitspraak:

['œytxan]



Verbuigingen:

ging uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) ergens voor je plezier naar toe gaan


Voorbeeld:

`op zaterdagavond met je vrienden uitgaan in de stad`



2) ophouden (met actief of actueel te zijn)


Voorbeelden:

`Het is warm geworden; de centrale verwarming is uitgegaan.`,
`De school gaat om vier uur uit.`,
`Mijn verkering met die man is vorige week uitgegaan.`



3) ergens vandaan vertrekken


Voorbeelden:

`zorgen dat de uitgaande post op tijd op het postkantoor is`,
`Het schip ging de haven uit.`



4) verwijderd kunnen worden


Voorbeelden:

`Die vlekken gaan er in de was niet uit.`,
`Die broek zit zo strak, die gaat niet uit. Help me even.`
uitgaan van
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytxan vɑn]



Verbuigingen:

ging uit van (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgegaan van (volt.deelw.)
denken dat iets zo is


Voorbeeld:

`Ik ga uit van zijn oprechte bedoelingen.`




Synoniem:

veronderstellen
de uitgang
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œytxɑŋ]



Verbuigingen:

uitgang|en (meerv.)
1) plaats waar iemand of iets naar buiten kan


Voorbeelden:

`de uitgang van een gebouw`,
`bij brand door de nooduitgang naar buiten gaan`,
`Het signaal gaat door de uitgang van het apparaat naar de ingang van een ander apparaat.`




Antoniem:

ingang
2) stukje woord dat je achter de stam (3) van een woord zet als je dat woord verbuigt of vervoegt taalkunde


Voorbeeld:

`In 'rijdt' is 'rijd' de stam van rijden en '-t' de uitgang voor de derde persoon enkelvoud.`




Synoniem:

suffix
kunstmatige uitgang
(kunstmatige anus) Synoniem: stoma
uiterste
zelfst.naamw.
datgene wat (tot) het verste gaat Voorbeeld: `Hij ging tot het uiterste en won op het nippertje. `
het uitgangspunt
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['œytxɑŋspʏnt]



Verbuigingen:

uitgangspunt|en (meerv.)
iets dat de basis is voor een vervolg


Voorbeelden:

`uitgangspunten voor een nieuw beleid formuleren`,
`als ondernemer de behoeften van de klant als uitgangspunt nemen voor de inkoop van artikelen`




Synoniem:

vertrekpunt
uitfaden
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - fa - den



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

fadede uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgefaded (volt.deelw.)
van scherp naar onscherp laten vervagen, geleidelijk laten verdwijnen film


Voorbeeld:

`Uitfaden aan het eind van een onderwerp zodat er langzaam uitgezoomd wordt.`




Antoniem:

infaden



Synoniem:

langzaam uitzoomen
de uitgave
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['œytxɑvə]



Verbuigingen:

uitgave|n (meerv.)
1) geld dat je besteedt


Voorbeeld:

`bezuinigen op je uitgaven als je je baan verliest`




een hele uitgave

(een groot bedrag)


2) het uitgeven (2), of het uitgegeven werk


Voorbeelden:

`de uitgave van een nieuw boek over lifestyle`,
`een speciale uitgave van het tijdschrift uitbrengen`




Synoniem:

publicatie
de uitgave
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['œytxɑvə]



Verbuigingen:

uitgave|n (meerv.)
1) geld dat je besteedt


Voorbeeld:

`bezuinigen op je uitgaven als je je baan verliest`
2) het uitgeven (2), of het uitgegeven werk


Voorbeelden:

`de uitgave van een nieuw boek over lifestyle`,
`een speciale uitgave van het tijdschrift uitbrengen`




Synoniem:

publicatie
een hele uitgave
(een groot bedrag)
uitademen
werkw.


Uitspraak:

['œytadəmə(n)]



Verbuigingen:

ademde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeademd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(adem) door je mond naar buiten blazen


Voorbeeld:

`een trek van je sigaret nemen en de rook uitademen`




Antoniem:

inademen
uitbaten
werkw.


Uitspraak:

['œydbatə(n)]



Verbuigingen:

baatte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgebaat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geld verdienen aan of met (iets)


Voorbeelden:

`je foto's commercieel uitbaten via internet`,
`De skihal baat de horeca uit volgens de gebruikelijke horecaregels.`




Synoniem:

exploiteren
uitbaggeren
werkw.
uitdiepen door middel van baggeren Voorbeeld: `Kun jij voor mij even de sloot uitbaggeren. `
uitbannen
werkw.


Uitspraak:

['œydbɑnə(n)]



Verbuigingen:

bande uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgebannen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat iets waar je last van hebt weggaat of verdwijnt


Voorbeelden:

`Dat land wil kernenergie uitbannen.`,
`extreme armoede en honger uitbannen`,
`een ritueel om boze geesten uit te bannen`




Synoniemen:

verdrijven, uitdrijven
uitbarsten
werkw.


Uitspraak:

['œydbɑrstə(n)]



Verbuigingen:

barstte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgebarsten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van een vulkaan) plotseling en heftig as en lava naar buiten brengen


Voorbeeld:

`De vulkaan staat op uitbarsten.`



2) plotseling en heftig beginnen


Voorbeeld:

`Er is een epidemie uitgebarsten: bijna iedereen is ziek.`




Synoniem:

losbarsten
uitbeelden
werkw.


Uitspraak:

['œydbeldə(n)]



Verbuigingen:

beeldde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgebeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een voorstelling geven van (iets of iemand)


Voorbeelden:

`in een toneelstuk een heks uitbeelden`,
`als spel spreekwoorden uitbeelden en laten raden`




Synoniemen:

verbeelden, visualiseren
uitbeitelen
werkw.
met een beitel uithakken Voorbeeld: `Stop eens met het uitbeitelen van dat hout! `
uitblazen
werkw.
uitrusten
Voorbeeld: `Een weekendje uitblazen aan zee. `
doven door te blazen
Voorbeeld: `De kaarsjes van een verjaardagstaart uitblazen. `
naar buiten doen gaan door te blazen
Voorbeeld: `Zijn laatste adem uitblazen. ` Voorbeeld: `De rook uitblazen. `
leegmaken of schoonmaken door te blazen
Voorbeeld: `Eieren uitblazen. `
uitblijven
werkw.


Uitspraak:

[ˈœydblɛivə(n)]



Verbuigingen:

bleef uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgebleven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet gebeuren terwijl je dat wel had verwacht


Voorbeeld:

`Ik heb veel sollicitatiebrieven geschreven maar de reacties bleven uit.`




Synoniem:

wegblijven
uitblinken
werkw.


Uitspraak:

['œydblɪŋkə(n)]



Verbuigingen:

blonk uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeblonken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
veel beter zijn dan andere(n)


Voorbeelden:

`uitblinken in wiskunde`,
`Deze auto blinkt uit in betrouwbaarheid.`,
`Hij is best slim, maar hij weet dat hij op geen enkel terrein zal uitblinken.`




Synoniemen:

uitmunten, excelleren
uitblussen
werkw.
een einde maken aan het verbrandingsproces van een brand
Voorbeeld: `Het duurde geruime tijd voordat de brand geheel uitgeblust was. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het uitblussen in de tweede betekenis erin. `
enz.
uitbouwen
werkw.


Uitspraak:

[œydbɑuwə(n)]



Verbuigingen:

bouwde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgebouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een gebouw) groter maken


Voorbeeld:

`de kamer uitbouwen met een serre`



2) tot verdere ontwikkeling brengen


Voorbeelden:

`de handelsrelaties met het buurland uitbouwen`,
`een merk wereldwijd uitbouwen`
uitbowlen
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - bow - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

bowlde uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgebowld (volt.deelw.)
door bowlen "uitmaken" bij het cricket spelen sportcricket


Voorbeeld:

`Wim van der Loos liet zich na zes eentjes door Louk Hartong uitbowlen `
uitbrengen
werkw.


Uitspraak:

['œydbrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) uitspreken


Voorbeelden:

`een toast op je jarige vader uitbrengen`,
`een bod uitbrengen op een huis dat te koop staat`
2) openbaar maken


Voorbeelden:

`een rapport uitbrengen`,
`een carnavalslied uitbrengen`
geen woord kunnen uitbrengen
(niets kunnen zeggen) `van ontroering geen woord kunnen uitbrengen`
uitbranden
werkw.


Uitspraak:

['œydbrɑndə(n)]



Verbuigingen:

brandde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgebrand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door brand helemaal kapot gaan


Voorbeelden:

`een uitgebrande auto`,
`Door de blikseminslag is mijn hele huis uitgebrand.`
uitgebreid
bijv.naamw.


Uitspraak:

['œytxəbrɛit]
met een grote omvang of duur


Voorbeelden:

`een uitgebreid fabriekscomplex`,
`een uitgebreid weerbericht`,
`genieten van een uitgebreid diner`




Synoniem:

omvangrijk
uitbroeden
werkw.
eieren verwarmen totdat deze uitkomen Voorbeeld: `Zodra de eieren van nestvlieders uitgeboed zijn, verlaten de jongen het nest. `
uitbreken
werkw.


Uitspraak:

[ˈœydbrekə(n)]



Verbuigingen:

brak uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (een ruimte) groter maken door een muur weg te halen


Verbuigingen:

heeft uitgebroken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`We hebben de keuken uitgebroken.`



2) uit de gevangenis ontsnappen


Verbuigingen:

is uitgebroken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De gevangenen zijn tijdens het transport uitgebroken.`



3) plotseling en heftig beginnen


Verbuigingen:

is uitgebroken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Na de moord brak er een opstand uit.`
uitbuiten
werkw.


Uitspraak:

['œydbœytə(n)]



Verbuigingen:

buitte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgebuit (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zo veel mogelijk voordeel uit iemand halen ten koste van die persoon


Voorbeelden:

`mensenhandel en uitbuiting van vrouwen`,
`werkgevers die illegale buitenlanders uitbuiten`




Synoniemen:

uitpersen (2), uitknijpen (2)


2) zo veel mogelijk voordeel halen uit (iets)


Voorbeelden:

`je voordeelkaart uitbuiten`,
`de samenwerking ten volle uitbuiten`




Synoniem:

profiteren van
uitcasten
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - cas - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

castte uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgecast (volt.deelw.)
vaststellen of bepaalde acteurs geschikt zijn voor een beschikbare rol cultuur


Voorbeeld:

`iedereen die auditie kwam doen werd uitgecast`
uitchecken
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - chec - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

checkte uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgecheckt (volt.deelw.)
zich afmelden, zich uitschrijven (bij de balie van een hotel bijv.)


Voorbeeld:

`na een prettige vakantie checkten ze uit bij de balie van het appartementencomplex`
uitdagen
werkw.


Uitspraak:

['œydaxə(n)]



Verbuigingen:

daagde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) proberen iemand iets te laten doen of kunnen wat hij of zij nu nog niet doet of kan


Voorbeelden:

`het bedrijfsleven uitdagen tot meer onderzoek`,
`slimme kleuters uitdagen`



2) proberen iemand te laten reageren


Voorbeelden:

`Hij zat me steeds uit te dagen en uiteindelijk werd ik toch kwaad.`,
`sexy vrouwen die mannen uitdagen`




Synoniem:

provoceren
uitdoen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœydun]



Verbuigingen:

deed uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (kleren of schoenen) van je lichaam afhalen


Voorbeeld:

`je broek uitdoen`




Synoniem:

uittrekken


2) zorgen dat het niet meer aan is


Voorbeelden:

`het licht uitdoen`,
`de radio uitdoen`



3) uit de grond halen


Voorbeelden:

`bomen uitdoen`,
`bloembollen uitdoen`




Synoniem:

rooien


4) afmaken


Voorbeeld:

`de termijn als minister-president uitdoen`
uitdenken
werkw.


Uitspraak:

['œydɛŋkə(n)]



Verbuigingen:

dacht uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door nadenken tot stand brengen


Voorbeelden:

`nieuwe online concepten uitdenken en uitwerken`,
`uitdenken hoe je een probleem gaat oplossen`




Synoniemen:

bedenken, uitvinden
uitdelen
werkw.


Uitspraak:

['œydelə(n)]



Verbuigingen:

deelde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aan verschillende mensen geven


Voorbeelden:

`formulieren uitdelen aan de cursisten`,
`De gemeente deelt gratis strooizout uit als het vriest.`
klappen/tikken uitdelen
(iemand slaan)
uitdijen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœydɛiə(n)]



Verbuigingen:

dijde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgedijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
meer of groter worden


Voorbeeld:

`in de breedte uitdijen`




Synoniem:

toenemen
uitdokteren
werkw.


Uitspraak:

['œydɔktərə(n)]



Verbuigingen:

dokterde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedokterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bedenken en uitproberen hoe iets moet


Voorbeelden:

`een strategie uitdokteren`,
`nieuwe recepten uitdokteren`




Synoniem:

uitzoeken
zich uitdossen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈœydɔsə(n)]



Verbuigingen:

doste zich uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich uitgedost (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
jezelf opvallend kleden


Voorbeeld:

`Wat heb jij je uitgedost met al die kettingen en ringen!`
uitdraaien
werkw.


Uitspraak:

['œydrajə(n)]



Verbuigingen:

draaide uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedraaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een computerbestand) afdrukken


Voorbeeld:

`je tekst uitdraaien en controleren`




Synoniem:

printen


2) met een draaiende beweging uitdoen (2)


Voorbeelden:

`het gas uitdraaien`,
`de lamp uitdraaien`
uitdragen
werkw.


Uitspraak:

['œydraxə(n)]



Verbuigingen:

droeg uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij mensen bekendmaken


Voorbeelden:

`je ideeën uitdragen`,
`Het bedrijf draagt uit dat het goed bezig is.`




Synoniem:

verkondigen
uitdrijven
werkw.


Uitspraak:

['œydrɛivə(n)]



Verbuigingen:

dreef uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (boze geesten) verjagen


Verbuigingen:

heeft uitgedreven (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`boze geesten uitdrijven`




Synoniem:

uitbannen


2) (bij het zwemmen) je drijvend laten gaan sport


Verbuigingen:

is uitgedreven (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`na de afzet vijf seconden uitdrijven op de borst`
uitdrinken
werkw.


Uitspraak:

['œydrɪnkə(n)]



Verbuigingen:

dronk uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedronken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (drank) opdrinken


Voorbeeld:

`je koffie uitdrinken`



2) leegdrinken


Voorbeeld:

`je beker melk uitdrinken`
uitdrogen
werkw.


Uitspraak:

['œydroxə(n)]



Verbuigingen:

droogde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgedroogd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
droog worden


Voorbeelden:

`Mijn huid is door de vrieskou helemaal uitgedroogd.`,
`Ik heb erge dorst. Ik ben uitgedroogd.`
uitdrukken
werkw.


Uitspraak:

['œydrʏkə(n)]



Verbuigingen:

drukte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgedrukt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) uiten met woorden


Voorbeelden:

`emoties uitdrukken`,
`zich moeizaam uitdrukken`
2) leegmaken door te drukken


Voorbeeld:

`puistjes uitdrukken`



3) doven door te drukken


Voorbeeld:

`een sigaret uitdrukken`




Synoniem:

uitmaken
Dat is wel erg sterk uitgedrukt.
(dat is overdreven)
uitfaden
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - fa - den



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

fadede uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgefaded (volt.deelw.)
van scherp naar onscherp laten vervagen, geleidelijk laten verdwijnen film


Voorbeeld:

`Uitfaden aan het eind van een onderwerp zodat er langzaam uitgezoomd wordt.`




Antoniem:

infaden



Synoniem:

langzaam uitzoomen
uitfluiten
werkw.
door luid fluiten misnoegen jegens iemand uiten Voorbeeld: `Na die omstreden beslissing werd de scheidsrechter langdurig uitgefloten. `
uitfreaken
werkw.


Afbreekpatroon:

` uit - frea - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

freakte uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgefreakt (volt.deelw.)
zich opzienbarend, ongebonden gedragen, vaak onder invloed van drugs mens


Voorbeeld:

`hij freakt altijd uit bij het dansen op hiphopmuziek`




Synoniem:

zich uitleven
uitgaan
werkw.


Uitspraak:

['œytxan]



Verbuigingen:

ging uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) ergens voor je plezier naar toe gaan


Voorbeeld:

`op zaterdagavond met je vrienden uitgaan in de stad`



2) ophouden (met actief of actueel te zijn)


Voorbeelden:

`Het is warm geworden; de centrale verwarming is uitgegaan.`,
`De school gaat om vier uur uit.`,
`Mijn verkering met die man is vorige week uitgegaan.`



3) ergens vandaan vertrekken


Voorbeelden:

`zorgen dat de uitgaande post op tijd op het postkantoor is`,
`Het schip ging de haven uit.`



4) verwijderd kunnen worden


Voorbeelden:

`Die vlekken gaan er in de was niet uit.`,
`Die broek zit zo strak, die gaat niet uit. Help me even.`
uitgeven
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytxevə(n)]



Verbuigingen:

gaf uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) geld besteden


Voorbeeld:

`veel uitgeven aan kleren`



2) boeken of tijdschriften drukken en verkopen


Voorbeeld:

`woordenboeken uitgeven`




Synoniem:

publiceren
uitglijden
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytxlɛidə(n)]



Verbuigingen:

gleed uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgegleden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vallen door een gladde grond of over iets dat glad is


Voorbeelden:

`uitglijden op het ijs`,
`uitglijden over een bananenschil`
uitgraven
werkw.


Uitspraak:

['œytxravə(n)]



Verbuigingen:

groef uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgegraven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) gravend doen ontstaan of dieper maken


Voorbeelden:

`een sloot uitgraven`,
`een kelder uitgraven`



2) (iets) gravend uit de grond halen


Voorbeeld:

`een dode struik in je tuin uitgraven`
uitgroeien
werkw.


Uitspraak:

['œytxrujə(n)]



Verbuigingen:

groeide uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgegroeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) groeiend groter of langer worden


Voorbeeld:

`Ze is de laatste twee jaar flink uitgegroeid.`



2) door groeien verdwijnen of uit iets gaan


Voorbeelden:

`je geverfde haar laten uitgroeien`,
`Mijn piercing is al voor de derde keer uitgegroeid.`
uithalen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœythalə(n)]



Verbuigingen:

haalde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgehaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) doen wat niet mag


Voorbeeld:

`kattenkwaad uithalen`




Synoniemen:

uitspoken, uitvreten


2) wat je hebt gebreid, gehaakt of genaaid weer ongedaan maken


Voorbeeld:

`de laatste steken uithalen`



3) helpen


Voorbeeld:

`Ik ben bang dat die maatregelen weinig zullen uithalen.`




Synoniem:

baten
uithangen
werkw.


Uitspraak:

['œythɑŋə(n)]



Verbuigingen:

hing uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgehangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) ruim ophangen


Voorbeeld:

`onderweg kletsnat worden en thuis je kleren uithangen`



2) naar buiten hangen, of in het openbaar ophangen


Voorbeelden:

`de vlag uithangen als de koningin jarig is`,
`het bewijs van de bouwvergunning zichtbaar uithangen op het bouwperceel`



3) doen alsof je iets bent terwijl je dat niet echt bent


Voorbeeld:

`Hij wil graag de charmeur uithangen, maar je merkt al snel dat hij dat niet is.`



4) ergens zijn


Voorbeeld:

`Lange tijd niet gezien. Waar hang jij tegenwoordig uit?`
uithollen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœythɔlə(n)]



Verbuigingen:

holde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgehold (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) hol maken


Voorbeeld:

`een pompoen uithollen`
de wetgeving uithollen
(de kracht van de wetgeving verminderen of ondermijnen)
uitgehongerd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytxəhɔŋərt]
met heel veel honger
uithouden
werkw.


Uitspraak:

[ˈœythɑudə(n)]



Verbuigingen:

hield uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verdragen


Voorbeelden:

`Ik snap niet hoe jij het met die man uithoudt.`,
`De warmte is niet uit te houden.`




Synoniem:

volhouden
uithouwen
werkw.
uit steen uithakken
Voorbeeld: `De beeldhouder hieuw een goed gelijkende buste uit uit graniet. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het uithouwen in de tweede betekenis erin. `
enz.
uithuwelijken
werkw.


Uitspraak:

['œythywələkə(n)]



Verbuigingen:

huwelijkte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgehuwelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) dwingen te trouwen met iemand die hij of zij niet zelf heeft uitgekozen


Voorbeeld:

`Zij is op haar twaalfde jaar door haar ouders uitgehuwelijkt aan een man die ze niet kent.`
uitjouwen
werkw.
honend toeroepen Voorbeeld: ` De toneelspeler werd door het publiek uitgejouwd. `
uitkammen
werkw.


Uitspraak:

['œytkɑmə(n)]



Verbuigingen:

kamde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgekamd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een gebied) intensief doorzoeken


Voorbeeld:

`na een misdrijf het bos uitkammen om sporen te vinden`



2) (haar) loskammen


Voorbeeld:

`als de krulspelden eruit zijn je haar uitkammen`
uitkeren
werkw.


Uitspraak:

['œytkerə(n)]



Verbuigingen:

keerde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een bedrag) betalen waarop iemand recht heeft


Voorbeelden:

`de belastingteruggave uitkeren`,
`vakantiegeld uitkeren`




Synoniem:

uitbetalen
uitkijken
werkw.


Uitspraak:

['œytkɛikə(n)]



Verbuigingen:

keek uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgekeken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) goed opletten


Voorbeeld:

`goed uitkijken als je een drukke straat oversteekt`



2) tot het einde bekijken


Voorbeeld:

`de film helemaal uitkijken`
uitgekeken zijn op
((iets of iemand) zo vaak hebben gezien dat je het, hem of haar niet meer mooi of leuk vindt) `We hebben de trampoline pas een paar weken, maar de kinderen zjin er nu al op uitgekeken.`
uitkleden
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytkledə(n)]



Verbuigingen:

kleedde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgekleed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) kleren uitdoen


Voorbeelden:

`de kinderen uitkleden`,
`je snel uitkleden`




Antoniem:

aankleden
2) te veel laten betalen


Voorbeeld:

`Dat zijn oplichters; ze kleden je helemaal uit.`
de pensioenvoorzieningen uitkleden
(de pensioenvoorzieningen tot een minimum beperken)
uitkloppen
werkw.


Uitspraak:

['œytklɔpə(n)]



Verbuigingen:

klopte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeklopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door kloppen stof enz. verwijderen uit


Voorbeelden:

`de dekens uitkloppen`,
`de deurmat uitkloppen`
uitknijpen
werkw.


Uitspraak:

['œytknɛipə(n)]



Verbuigingen:

kneep uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeknepen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) knijpend leegmaken


Voorbeelden:

`een puistje uitknijpen`,
`een tube tandpasta uitknijpen`



2) zo veel mogelijk voordeel uit iemand halen ten koste van die persoon


Voorbeeld:

`Het regime knijpt de bevolking uit om zelf rijk te worden.`




Synoniemen:

uitpersen, uitbuiten
uitkopen
werkw.
door geld afkopen, iemand geld betalen om daardoor bepaalde rechten te verwerven of van bepaalde verplichtingen ontslagen te zijn, bijvoorbeeld als aandeelhouder iemands rechten als deelhebber afkopen

een winkel) geheel leegkoopen

een voorraad geheel opkoopen

[refl] zich vrijkopen, afkopen
uitknippen
werkw.


Uitspraak:

['œytknɪpə(n)]



Verbuigingen:

knipte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeknipt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een schaar (uit iets) knippen


Voorbeeld:

`een krantenartikel uitknippen om te bewaren`
uitgekookt
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytxəkokt]
slim op een sluwe manier


Synoniemen:

gewiekst, berekenend
een uitgekookte dame
(een vrouw die op een slimme manier probeert haar voordeel te halen)
uitkomen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytkomə(n)]



Verbuigingen:

kwam uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van bloemen) tevoorschijn komen uit de knop


Voorbeeld:

`De rozen kwamen uit.`



2) (van eieren) opengaan


Voorbeeld:

`Na twee weken broeden kwamen de eieren uit.`



3) bekend worden van iets dat geheim had moeten blijven


Voorbeeld:

`Dat geheim komt toch een keer uit.`



4) de oplossing vinden


Voorbeeld:

`Die opgave is te moeilijk voor mij, ik kom er niet uit.`



5) tot resultaat hebben


Voorbeeld:

`De reis per trein komt duurder uit dan per vliegtuig.`



6) (van publicaties) verschijnen


Voorbeeld:

`Wanneer komt je volgende roman uit?`



7) op een goed moment gebeuren


Voorbeeld:

`Ik ga net weg, dus het komt nu heel slecht uit.`




Synoniemen:

gelegen komen, schikken


8) (van een weg of rivier) gaan naar


Voorbeelden:

`De Rijn komt uit in de Noordzee.`,
`Die straat komt uit op een groot plein`




Synoniem:

eindigen


9) zich aftekenen


Voorbeeld:

`Die ke
uitkristalliseren
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - kris - tal - li - se - ren



Verbuigingen:

kristalliseerde uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

is uitgekristalliseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zich afscheiden in kristallen;
overgaan in kristallen chemie


Voorbeeld:

`Zout water laten verdampen waarbij de zouten uitkristalliseren.`



2) een definitieve vorm aannemen algemeen


Voorbeeld:

`Wellicht zal zijn stijl zich in zijn komende schilderwerken meer uitkristalliseren en een meer definitieve en eigen vorm aannemen.`
uitlachen
werkw.


Uitspraak:

['œytlɑxə(n)]



Verbuigingen:

lachte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgelachen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een vervelende manier om iemand lachen


Voorbeelden:

`je klasgenoot uitlachen als die iets stoms gezegd heeft`,
`Hij lachte niet om me, maar hij lachte me uit.`
uitladen
werkw.


Uitspraak:

[œytladə(n)]



Verbuigingen:

laadde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeladen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (goederen) uit een voer- of vaartuig halen


Voorbeeld:

`de varkens uitladen uit de vrachtauto`



2) (een voer- of vaartuig) van zijn lading ontdoen


Voorbeelden:

`na je vakantie je auto uitladen`,
`vrachtschepen uitladen`
uitgelaten
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytxəlatə(n)]
heel vrolijk


Voorbeeld:

`een uitgelaten sfeer`
uitlenen
werkw.


Uitspraak:

['œytlenə(n)]



Verbuigingen:

leende uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeleend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aan iemand geven om het later weer terug te krijgen


Voorbeelden:

`je tent uitlenen aan je buurman`,
`De bibliotheek leent boeken uit.`




Synoniem:

lenen (2)
uitleggen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytlɛxə(n)]



Verbuigingen:

legde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zo vertellen dat iemand het begrijpt


Voorbeeld:

`een moeilijke grammaticaregel uitleggen`



2) (kleding) ruimer maken


Voorbeeld:

`een rok uitleggen`




Antoniem:

innemen


3) verspreid neerleggen


Voorbeeld:

`speelkaarten uitleggen`
uitlekken
werkw.


Uitspraak:

['œytlɛkə(n)]



Verbuigingen:

lekte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgelekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) bekend worden terwijl dat niet mocht


Voorbeelden:

`De vertrouwelijke informatie is ondanks alle maatregelen toch uitgelekt.`,
`bedrijfsgeheimen laten uitlekken en een stevige boete krijgen`
laten uitlekken
(droger laten worden door de vloeistof eruit te laten lopen) `je natte jas ophangen en uit laten lekken`
uitleveren
werkw.


Uitspraak:

['œytlevərə(n)]



Verbuigingen:

leverde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeleverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) overdragen aan het land waar die persoon terecht moet staan


Voorbeeld:

`Om een verdachte te kunnen uitleveren moet er wel een uitleveringsverdrag zijn.`
uitgelezen
bijv.naamw.


Uitspraak:

['œytxəlɛzə(n)]
heel erg geschikt


Voorbeelden:

`een uitgelezen kans om...`,
`Dat wekelijkse uurtje in de kerk was een uitgelezen moment om even na te denken.`
uitlichten
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - lich - ten



Verbuigingen:

lichtte uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgelicht (volt.deelw.)
extra aandacht geven, in de schijnwerpers zetten


Voorbeeld:

`Ik wil één punt uit het rapport even uitlichten.`
uitlijnen
werkw.


Uitspraak:

['œytlɛinə(n)]



Verbuigingen:

lijnde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgelijnd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de wielen van je auto zo stellen dat hij goed rijdt


Voorbeelden:

`je banden laten uitlijnen in de garage`,
`je auto laten uitlijnen`
uitlokken
werkw.


Uitspraak:

['œytlɔkə(n)]



Verbuigingen:

lokte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgelokt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) ertoe brengen om iets te doen


Voorbeelden:

`een reactie uitlokken`,
`Agressief gedrag lokt geweld uit.`
uitloggen
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - log - gen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

logde uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgelogd (volt.deelw.)
afmelden van de computer, de verbinding uitschakelen computer


Voorbeeld:

`uitloggen als je klaar bent met je werk op de computer`
uitlopen
werkw.


Uitspraak:

['œytlopə(n)]



Verbuigingen:

liep uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) nieuwe takjes en blaadjes krijgen


Voorbeeld:

`In het voorjaar lopen de bomen en struiken uit.`



2) onbedoeld langer duren


Voorbeeld:

`De vergadering zou om vier uur afgelopen zijn, maar hij loopt uit.`



3) door lopen wijder worden


Voorbeeld:

`Mijn nieuwe schoenen zaten eerst strak, maar ze zijn nu uitgelopen.`



4) massaal ergens heengaan


Voorbeeld:

`Het hele dorp is uitgelopen om naar de aangespoelde bruinvissen te kijken.`



5) vlekkerig worden


Voorbeeld:

`Door de regen is mijn mascara uitgelopen.`



6) geleidelijk breder worden


Voorbeeld:

`een uitlopende jurk`
uitgemergeld
bijv.naamw.


Uitspraak:

['œytxəmɛrxəlt]
(van een lichaam) door honger, ziekte en uitputting sterk vermagerd


Voorbeelden:

`een door honger uitgemergeld lichaam`,
`De talloze uitgemergelde lijken konden niet meer worden verbrand of begraven.`
iets breed uitmeten
(uitvoerig en overdreven over iets vertellen) `Het veechtpartijtje werd breed uitgemeten in het plaatselijke huis-aan-huisblad.`
uitmunten
werkw.


Uitspraak:

['œytmʏntə(n)]



Verbuigingen:

muntte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgemunt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
veel beter zijn dan anderen op een bepaald gebied


Voorbeelden:

`Ze munt uit in snelheid en baltechniek.`,
`Zij munt boven haar klasgenoten uit in wiskunde.`
uitnodigen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytnodəxə(n)]



Verbuigingen:

nodigde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgenodigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vragen of iemand iets wil doen of je gast wil zijn


Voorbeelden:

`Ik heb voor de bruiloft al mijn vrienden uitgenodigd.`,
`iemand uitnodigen een toespraak te houden`
uitoefenen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytufənə(n)]



Verbuigingen:

oefende uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeoefend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in praktijk brengen


Voorbeeld:

`een beroep uitoefenen`



2) zorgen dat iemand anders het merkt


Voorbeelden:

`kritiek uitoefenen op iemand`,
`druk uitoefenen`




Synoniem:

doen gelden
uitpakken
werkw.


Uitspraak:

['œytpɑkə(n)]



Verbuigingen:

pakte uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (iets) uit de verpakking halen, of (de verpakking) leegmaken


Verbuigingen:

heeft uitgepakt (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`cadeautjes uitpakken op Sinterklaasavond`,
`na je vakantie de koffers uitpakken`
(gecomprimeerde) bestanden uitpakken

(ze geschikt maken om te gebruiken) Synoniem: uitpakken, openen
2) (genoemde) afloop hebben


Verbuigingen:

is uitgepakt (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`Die avontuurlijke onderneming is uiteindelijk heel goed uitgepakt.`,
`De bezuinigingen kunnen dramatisch uitpakken voor bepaalde bevolkingsgroepen.`




Synoniemen:

aflopen (1), eindigen


3) erg je best doen om mensen feestelijk te ontvangen of naar je toe te halen


Verbuigingen:

heeft uitgepakt (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`We hebben een ontzettend fijne dag gehad vandaag. Jullie hebben echt uitgepakt.`,
`De supermarkt gaat flink uitpakken met kortingen om klanten te winnen.`
uitpersen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytpɛrsə(n)]



Verbuigingen:

perste uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeperst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) sap ergens uit drukken


Voorbeeld:

`een sinaasappel uitpersen`



2) zo veel mogelijk voordeel uit iemand halen ten koste van die persoon


Voorbeeld:

`De landarbeiders werden uitgeperst.`




Synoniemen:

uitbuiten, uitknijpen
uitpikken
werkw.


Uitspraak:

['œytpɪkə(n)]



Verbuigingen:

pikte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgepikt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met een snavel verwijderen


Voorbeeld:

`Het kadaver lag er al een tijdje en de ogen waren eruitgepikt door de kraaien.`



2) (iets of iemand) herkennen en kiezen uit velen


Voorbeelden:

`Iedereen mocht bij de grens gewoon doorrijden, maar wij werden er voor controle uitgepikt.`,
`Ze kunnen allemaal aardig met de bal omgaan, maar de echte voetbaltalenten pik je er zo uit.`
uitpraten
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytpratə(n)]



Verbuigingen:

praatte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgepraat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door praten oplossen


Voorbeeld:

`Je kunt het probleem beter meteen uitpraten, anders blijft het je dwarszitten.`
uitprinten
werkw.


Uitspraak:

['œytprɪntə(n)]



Verbuigingen:

printte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeprint (volt.deelw.)
(een bestand) afdrukken met behulp van een printer


Voorbeeld:

`Even het bestand uitprinten, dat leest makkelijker.`




Synoniem:

printen
uitproberen
werkw.


Uitspraak:

['œytproberə(n)]



Verbuigingen:

probeerde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeprobeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) onderzoeken door het te gebruiken


Voorbeelden:

`twee maanden gratis een gehoorapparaat uitproberen`,
`De fabrikant laat het nieuwe product uitproberen door potentiële klanten.`,
`uitproberen of een elektrische fiets je bevalt`,
`uitproberen of je trui kleurecht is`
uitgeprocedeerd
bijv.naamw.
van wie alle mogelijke rechtszaken afgewikkeld, afgehandeld zijn Voorbeeld: `De uitgeprocedeerde asielzoeker vreesde voor uitzetting. `
uitgeput
bijv.naamw.


Uitspraak:

['œytxəpʏt]
ontzettend moe


Voorbeeld:

`na een zware training uitgeput thuiskomen`




Synoniemen:

bekaf, uitgeteld, kapot (2), gebroken (2)
uitpuilen
werkw.


Uitspraak:

['œytpœylə(n)]



Verbuigingen:

puilde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgepuild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bol naar buiten staan


Voorbeelden:

`uitpuilende ogen`,
`De kast puilt uit van de rotzooi.`
uitgerangeerd
bijv.naamw.


Uitspraak:

['œytxərɑ̃ʒert]
als iemand je niet meer wilt laten functioneren


Voorbeelden:

`Mensen van boven de 45 jaar zijn uitgerangeerd op de arbeidsmarkt.`,
`uitgerangeerde politici`




Synoniemen:

uitgeschakeld, buiten spel gezet
uitrijden
werkw.


Uitspraak:

['œytrɛidə(n)]



Verbuigingen:

reed uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgereden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) rijdend verspreiden


Voorbeeld:

`mest uitrijden op grasland`



2) tot het einde rijden


Voorbeelden:

`de Tour de France uitrijden`,
`de autorally uitrijden`



3) rijdend verlaten


Voorbeelden:

`de straat uitrijden`,
`het in- en uitrijden van het werkvak door werkverkeer`
uitreiken
werkw.


Uitspraak:

['œytrɛikə(n)]



Verbuigingen:

reikte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgereikt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
officieel geven


Voorbeeld:

`na de examens de diploma's uitreiken`




Synoniem:

overhandigen
I uitgerekend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytxərekənt]


II uitgerekend
bijwoord


Uitspraak:

[ˈœytxərekənt]
juist nu


Voorbeeld:

`Uitgerekend toen wij vertrokken, begon het te onweren.`




Synoniemen:

net nu, precies
uitgerekend zijn op...
(je bevalling verwachten op...) `Ik ben uitgerekend op 6 maart.`
uitrekken
werkw.


Uitspraak:

['œytrɛkə(n)]



Verbuigingen:

gerekte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgerekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door trekken of strekken langer maken of worden


Voorbeelden:

`een elastiekje uitrekken en om een pakje doen`,
`met een fotobewerkingsprogramma een gezicht op de foto uitrekken`
je uitrekken
(je zo lang mogelijk uitstrekken) `je 's morgens lekker uitrekken in bed`
uitrichten
werkw.


Uitspraak:

['œytrɪxtə(n)]



Verbuigingen:

richtte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgericht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
handelen op een manier die resultaat heeft


Voorbeeld:

`De kustwacht kan weinig uitrichten tegen de goed georganiseerde smokkelbendes.`
uitroeien
werkw.


Uitspraak:

['œytrujə(n)]



Verbuigingen:

roeide uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeroeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
definitief vernietigen


Voorbeelden:

`ongedierte uitroeien`,
`een wespennest uitroeien`




Synoniem:

verdelgen
uitroepen
werkw.


Uitspraak:

['œytrupə(n)]



Verbuigingen:

riep uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeroepen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) hard roepen


Voorbeeld:

`'Allemachtig' riep hij uit toen hij zag hoeveel mensen gekomen waren.`



2) (iets) officieel bekendmaken


Voorbeeld:

`de noodtoestand uitroepen`




Synoniem:

afkondigen
uitrollen
werkw.


Uitspraak:

['œytrɔlə(n)]



Verbuigingen:

rolde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgerold (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in praktijk brengen


Voorbeelden:

`een proef landelijk uitrollen`,
`een succesvolle tool in de strijd tegen kinderporno internationaal uitrollen`




Synoniem:

implementeren


2) (iets dat opgerold is) open rollen


Voorbeelden:

`in je tent je slaapzak uitrollen`,
`bij brand de brandslang uitrollen`



3) door rollen uitspreiden


Voorbeelden:

`deeg uitrollen`,
`marsepein uitrollen op poedersuiker`
uitrukken
werkw.


Uitspraak:

['œytrʏkə(n)]



Verbuigingen:

rukte uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) op een ruwe manier verwijderen


Voorbeeld:

`Er zijn mensen die haren uitrukken als ze tv kijken of lezen, of als ze zitten te studeren.`



2) snel ergens naar toe gaan waar dat nodig is


Verbuigingen:

is uitgerukt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Na de brandmelding rukte de brandweer meteen uit.`
uitrusten
werkw.


Uitspraak:

['œytrʏstə(n)]



Verbuigingen:

rustte uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) door te rusten minder moe of weer fit worden


Verbuigingen:

heeft, is uitgerust (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`na een zware klus even uitrusten op de bank`,
`na een lange nacht weer helemaal uitgerust zijn`




Synoniem:

rusten


2) voorzien van alles wat nodig is


Voorbeeld:

`soldaten uitrusten met bepakking voor een meerdaagse oefening`




Synoniemen:

toerusten, equiperen
uitgerust met
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytgərʏst mɛt]
voorzien van


Voorbeeld:

`een computer uitgerust met de modernste software`
uitscheiden
werkw.


Uitspraak:

['œytsxɛidə(n)]


Toon alle vervoegingen
1) ophouden (met iets) informeel


Verbuigingen:

schee uit (verl.tijd enkelv.) is uitgescheeën (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`Kom, we stoppen. We scheiden ermee uit.`,
`Schei nou eens uit met je gejank.`



2) naar buiten laten komen


Verbuigingen:

scheidde uit (verl.tijd enkelv.) heeft uitgescheiden (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`zweetklieren die zweet uitscheiden`,
`urine uitscheiden`
uitschelden
werkw.


Uitspraak:

['œytsxɛldə(n)]



Verbuigingen:

schold uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgescholden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op boze toon beledigende dingen roepen (tegen iemand)


Voorbeelden:

`je buurvrouw voor rotte vis uitschelden`,
`je man uitschelden omdat hij je ontrouw is`
uitschenken
werkw.


Uitspraak:

[œytsxɛnkə(n)]



Verbuigingen:

schonk uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeschonken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (vloeistof) in iets schenken


Voorbeeld:

`bier uitschenken in een glas`




Antoniem:

inschenken


2) schenkend leegmaken


Voorbeeld:

`Schenk de fles maar uit in onze glazen.`




Synoniem:

leegschenken
uitschieten
werkw.


Uitspraak:

['œytsxitə(n)]



Verbuigingen:

schoot uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgeschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) onverwacht en onbeheerst een beweging maken


Voorbeelden:

`Mijn tandenborstel schoot uit tegen mijn gehemelte; dat deed pijn.`,
`uitschieten met je pen`
2) takjes en blaadjes krijgen


Voorbeeld:

`De struiken schieten nu flink uit.`




Synoniem:

uitlopen


3) (de bal) in het speelveld schoppen sport


Verbuigingen:

heeft uitgeschoten (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De doelman schiet de bal uit.`
De wind schiet uit.
(de wind wordt plotseling harder)
uitschuiven
werkw.


Uitspraak:

['œytsxœyvə(n)]



Verbuigingen:

schoof uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeschoven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
groter of langer maken door onderdelen te verschuiven


Voorbeelden:

`de tafel uitschuiven als je veel gasten hebt`,
`een ladder uitschuiven tot je bij de tweede etage bent`
uitschreeuwen
werkw.


Uitspraak:

['œytsxrewə(n)]



Verbuigingen:

schreeuwde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeschreeuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
hard schreeuwen


Voorbeeld:

`De betogers schreeuwen uit 'weg met de president'.`
het uitschreeuwen van de pijn
(erg veel pijn hebben en dat uiten)
uitschrijven
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytsxrɛivə(n)]



Verbuigingen:

schreef uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeschreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) helemaal opschrijven


Voorbeelden:

`De dokter schreef een recept uit.`,
`Ik zal een cheque uitschrijven op uw naam.`



2) bekendmaken dat (een wedstrijd) zal plaatsvinden


Voorbeeld:

`een prijsvraag uitschrijven`



3) iemand van een lijst schrappen


Voorbeeld:

`Toen ik naar Utrecht verhuisde, hebben ze mij in Amsterdam uitgeschreven.`




Antoniem:

inschrijven
zich uitsloven
reflexief werkw.


Uitspraak:

['œytslovə(n)]



Verbuigingen:

sloofde zich uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich uitgesloofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je overdreven en opvallend inspannen


Voorbeeld:

`Hij slooft zich altijd uit als de chef in de buurt is.`
uitgesloten
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytxəslotə(n)]
onmogelijk


Voorbeeld:

`iets uitgesloten achten`
uitsmeren over
(verdelen over) `U koopt de auto nu en de betaling wordt over drie jaar uitgesmeerd.`
breed uitsmeren
(veel aandacht geven) `Geweldpleging, inbraken en aanslagen worden breed uitgesmeerd in de media.`
uitsparen
werkw.


Uitspraak:

['œytsparə(n)]



Verbuigingen:

spaarde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgespaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet gebruiken


Voorbeelden:

`geld uitsparen door een goedkopere auto te kopen dan je van plan was`,
`ruimte uitsparen in je boekenkast door je boeken te digitaliseren en de gedrukte exemplaren weg te geven`




Synoniem:

besparen
uitspelen
werkw.


Uitspraak:

['œytspelə(n)]



Verbuigingen:

speelde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgespeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) tot het einde spelen


Voorbeeld:

`de wedstrijd niet kunnen uitspelen door een blessure`



2) (speelkaart) op tafel leggen games
je troeven uitspelen
() Synoniem: je sterke kanten benutten
je laatste troef uitspelen
(je laatste mogelijkheid gebruiken)
uitsplitsen
werkw.


Uitspraak:

['œytsplɪtsə(n)]



Verbuigingen:

splitste uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgesplitst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in onderdelen verdelen


Voorbeelden:

`je mail uitsplitsen over verschillende accounts`,
`kosten uitsplitsen in rubrieken`
uitspoelen
werkw.


Uitspraak:

['œytspulə(n)]



Verbuigingen:

spoelde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgespoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) reinigen door het in vloeistof te spoelen


Voorbeeld:

`je badpak na het zwemmen uitspoelen in water`
uitspoken
werkw.


Uitspraak:

['œytspokə(n)]



Verbuigingen:

spookte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgespookt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) doen wat misschien niet mag informeel


Voorbeelden:

`Wat wetenschappers op congressen al niet uitspoken!`,
`niet weten wat je kinderen uitspoken op internet`




Synoniemen:

uithalen (1), uitvreten
uitgesproken
bijv.naamw.


Uitspraak:

['œytxəsprokə(n)]
als je (het genoemde) heel sterk of duidelijk hebt of bent


Voorbeelden:

`een uitgesproken mening over iets hebben`,
`een uitgesproken afkeer van vlees hebben`,
`uitgesproken idealisten die de wereld willen verbeteren`,
`een uitgesproken lelijke man`




Synoniem:

onmiskenbaar
uitspringen
werkw.
naar buiten, vooruitsteken.
uitstaan
werkw.


Uitspraak:

['œytstan]



Verbuigingen:

stond uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van geld) tegen rente uitgeleend zijn of geïnvesteerd zijn financieel


Voorbeelden:

`uitstaande vorderingen`,
`Mijn geld staat uit tegen 4% rente.`,
`voor miljoenen euro's hebben uitstaan in zwakke landen`
iemand niet kunnen uitstaan
(een erge hekel aan iemand hebben)
doodsangsten uitstaan
(ontzettend bang zijn)
niets uit te staan hebben met
(niets te maken hebben met)
uitstallen
werkw.


Uitspraak:

['œytstɑlə(n)]



Verbuigingen:

stalde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgestald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(waren) zo neerleggen dat iedereen ze goed kan zien


Voorbeelden:

`je biologische producten uitstallen in je marktkraam`,
`kerstartikelen uitstallen in de etalage`
uitstappen
werkw.


Uitspraak:

['œytstɑpə(n)]



Verbuigingen:

stapte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgestapt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens uit gaan, iets verlaten


Voorbeelden:

`Bij het volgende station moet ik uitstappen.`,
`de bus uitstappen`,
`niet uit de eurozone willen uitstappen`




Antoniem:

instappen
uitstellen
werkw.


Uitspraak:

['œytstɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verschuiven naar een later tijdstip


Voorbeelden:

`wegens ziekte je vakantie uitstellen`,
`een betaling uitstellen omdat je even krap bij kas zit`
uitstippelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytstɪpələ(n)]



Verbuigingen:

stippelde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgestippeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in grote lijnen aangeven of plannen


Voorbeeld:

`een route uitstippelen`




Synoniem:

uitzetten
uitsteken
werkw.


Uitspraak:

['œytstekə(n)]



Verbuigingen:

stak uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgestoken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar buiten steken ten opzichte van de directe omgeving


Voorbeelden:

`een flatgebouw met uitstekende balkons`,
`uitstekende jukbeenderen`



2) naar buiten laten steken ten opzichte van de directe omgeving


Voorbeelden:

`de vlag uitsteken`,
`je hand uitsteken om iemand te begroeten`,
`je tong uitsteken tegen iemand`




geen hand/poot uitsteken

(niets (nuttigs) doen) `De VS steekt geen poot uit om de Palestijnse kwestie op te lossen.`


3) door te steken verwijderen


Voorbeeld:

`planten uitsteken uit de tuin`
geen hand/poot uitsteken
(niets (nuttigs) doen) `De VS steekt geen poot uit om de Palestijnse kwestie op te lossen.`
uitstoten
werkw.


Uitspraak:

[œytstɔtə(n)]



Verbuigingen:

stootte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgestoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar buiten brengen of afgeven


Voorbeelden:

`broeikasgassen uitstoten`,
`De vulkaan blijft aswolken uitstoten.`



2) (iemand) uit je omgeving wegjagen


Voorbeelden:

`je dochter uitstoten uit de familie omdat ze aan de drugs is`,
`tegenstanders uitstoten uit de partij`




Synoniem:

verstoten
uitstralen
werkw.


Uitspraak:

['œytstralə(n)]



Verbuigingen:

straalde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgestraald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij anderen aan gevoel oproepen


Voorbeelden:

`zelfvertrouwen uitstralen`,
`Hij straalt een rustig soort enthousiasme uit.`,
`Als voorzitter heeft ze altijd een vanzelfsprekend gezag uitgestraald.`
uitgestrekt
bijv.naamw.


Uitspraak:

['œytxəstrɛkt]
met of over een heel grote oppervlakte


Voorbeelden:

`een uitgestrekte woestijn`,
`uitgestrekte bossen`
uitgeteld
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytxətɛlt]
heel erg moe


Synoniemen:

uitgeput, bekaf
uittesten
werkw.


Uitspraak:

['œytɛstə(n)]



Verbuigingen:

testte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgetest (volt.deelw.)
(iets) onderzoeken door het te testen


Voorbeelden:

`een nieuw medicijn uittesten`,
`een tweedehands auto uittesten voor je hem koopt`,
`een methodiek uittesten voor je die grootschalig gaat toepassen`
uittreden
werkw.
een -met name religieuze- gemeenschap voorgoed verlaten
Voorbeeld: `Hij is enige tijd geleden uit dat klooster uitgetreden. `
niet langer deelnemen aan een vennootschap
Voorbeeld: `Nee, mijn andere vennoot trad al enige tijd geleden uit. `
zich terugtrekken uit de arbeidsmarkt
Voorbeeld: `Hij is vervroegd uitgetreden en geniet van zijn pensioen. `
met de geest het lichaam tijdelijk verlaten
Voorbeeld: `Je denkt wel dat dat een droom was, maar was je niet uitgetreden? `
uittrekken
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(kleren of schoenen) van je lichaam afhalen


Voorbeeld:

`je trui uitdoen`




Antoniem:

aantrekken (1)



Synoniem:

uitdoen (1)
uittypen
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - ty - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

typte uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgetypt (volt.deelw.)
teksten uittikken op een typemachine of een toetsenbord arbeid


Voorbeeld:

`Hannie, wil je dit contract even voor me uittypen?`
uitvallen
werkw.


Uitspraak:

['œytfɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van haar en veren) loslaten van de huid


Voorbeeld:

`Mijn haar valt uit.`



2) niet meer mee kunnen doen of niet meer functioneren


Voorbeelden:

`Bij de Nijmeegse Vierdaagse vallen altijd honderden mensen uit.`,
`Er is een trein uitgevallen door een storing.`,
`De stroom is uitgevallen en nu zitten we in het donker.`



3) je plotseling en onbeheerst uiten


Voorbeeld:

`driftig uitvallen tegen je kind omdat het maar blijft huilen`



4) genoemde afloop of uitkomst hebben


Voorbeelden:

`De jaarcijfers van het bedrijf zijn beter uitgevallen dan verwacht.`,
`De veranderingen op het werk vallen in haar nadeel uit.`
... uitgevallen zijn
(... zijn) `Van hem kun je niet veel verwachten, want hij is nogal lui uitgevallen.`
uitvaren
werkw.
met een vaartuig een nauw water, zoals een haven verlaten
Voorbeeld: `Zij voeren de sluis uit. `
zijn zelfbeheersing verliezen en meer zeggen dan verstandig is
Voorbeeld: `Toen hij dat hoorde voer hij uit tegen haar dat de glazen er van rinkelden. `
'arch.' een uitvaart houden, naar het graf vervoerd worden
uitgeven
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytxevə(n)]



Verbuigingen:

gaf uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) geld besteden


Voorbeeld:

`veel uitgeven aan kleren`



2) boeken of tijdschriften drukken en verkopen


Voorbeeld:

`woordenboeken uitgeven`




Synoniem:

publiceren
zich uitgeven voor
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈœytxevə(n) vor]



Verbuigingen:

gaf zich uit voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich uitgegeven voor (volt.deelw.)
doen alsof je (iemand of iets) bent


Voorbeeld:

`zich uitgeven voor een gediplomeerd arts`
de uitgever
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œytxevər]



Verbuigingen:

uitgever|s (meerv.)



de uit|geefster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œyt|xefstər]



Verbuigingen:

uitgeefster|s (meerv.)
iemand die als beroep informatie ontwikkelt, vermenigvuldigt en verspreidt, bijvoorbeeld in de vorm van boeken, tijdschriften, cd's en websites


Voorbeeld:

`kinderboekenuitgever`
de uitgeverij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[œytxevə'rɛi]



Verbuigingen:

uitgeverij|en (meerv.)
bedrijf dat informatie ontwikkelt, vermenigvuldigt en verspreidt, bijvoorbeeld in de vorm van boeken, tijdschriften, cd's en websites


Voorbeelden:

`tijdschriftenuitgeverij`,
`educatieve uitgeverij`
uitvissen
werkw.


Uitspraak:

['œytfɪsə(n)]



Verbuigingen:

viste uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uitzoeken hoe iets zit of moet informeel


Voorbeeld:

`Ik moet nog uitvissen hoe dit apparaat werkt.`




Synoniem:

uitvinden (2)
uitvechten
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytfɛxtə(n)]



Verbuigingen:

vocht uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevochten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door vechten of discussiëren tot een oplossing komen


Voorbeeld:

`Dat vechten jullie maar buiten uit.`
uitvoeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytfurə(n)]



Verbuigingen:

voerde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (handelswaar) naar het buitenland verkopen


Voorbeeld:

`Nederland voert elk jaar meer snijbloemen uit.`




Antoniem:

invoeren



Synoniem:

exporteren


2) doen of maken op een van te voren bepaalde manier


Voorbeelden:

`een in rood leer uitgevoerd exemplaar`,
`een taxatie laten uitvoeren`



3) aan een publiek laten zien of horen


Voorbeeld:

`een concert uitvoeren`



4) bezig zijn


Voorbeeld:

`Kleine deugniet, wat voer jij daar uit?`
geen klap uitvoeren
(niets doen)
uitvinden
werkw.


Uitspraak:

['œytfɪndə(n)]



Verbuigingen:

vond uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iets bedenken en maken wat nog niemand eerder gedaan heeft


Voorbeelden:

`een nieuwe methode uitvinden om bederfelijke spullen gezonder te bewaren`,
`een machine uitvinden die automatisch garnalen kan pellen`



2) uitzoeken hoe iets zit of moet


Voorbeeld:

`Ik weet nog niet hoe ik daar moet komen, maar dat vind ik nog wel uit.`
uitvreten
werkw.


Uitspraak:

['œytfretə(n)]



Verbuigingen:

uitvrat (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevreten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doen wat (waarschijnlijk) niet mag informeel


Voorbeeld:

`niet willen weten wat je zus allemaal uitgevreten heeft`




Synoniemen:

uithalen, uitspoken
uitweiden
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytwɛidə(n)]



Verbuigingen:

weidde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeweid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uitvoerig spreken


Voorbeeld:

`uitweiden over de vele voordelen van het nieuwe product`
uitwijken
werkw.


Uitspraak:

['œytwɛikə(n)]



Verbuigingen:

week uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgeweken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) je koers veranderen om niet ergens tegenaan te botsen


Voorbeeld:

`naar rechts uitwijken om de tegenligger te ontwijken`



2) noodgedwongen naar een andere plaats gaan of overgaan op een andere oplossing


Voorbeelden:

`De president was in zijn land niet meer te handhaven en hij week uit naar een bevriend land.`,
`bij een afgelasting uitwijken naar kunstgras`
uitwisselen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytwɪsələ(n)]



Verbuigingen:

wisselde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het ene ruilen voor het andere


Voorbeeld:

`recepten met elkaar uitwisselen`
ervaringen uitwisselen
(aan elkaar vertellen wat je hebt meegemaakt)
uitwissen
werkw.


Uitspraak:

['œytwɪsə(n)]



Verbuigingen:

wiste uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doen verdwijnen


Voorbeeld:

`Die slechte herinnering wil ik liever uit mijn geheugen wissen.`
uitwerpen
werkw.
met kracht naar buiten brengen
Voorbeeld: `De vulkaan wierp grote hoeveelheden puin uit. `
overboord gooien
Voorbeeld: `Zij wierpen het anker van het schip uit. `
[ov], [sport] met een worp buiten de grenzen van het speelveld brengen
Voorbeeld: `Die bal werd uitgeworpen. `
uitwringen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytfrɪŋə(n)]



Verbuigingen:

wrong uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door wringen ergens het vocht uithalen


Voorbeeld:

`Je kunt je badpak beter eerst uitwringen en dan pas ophangen.`




Synoniem:

wringen
uitwuiven
werkw.


Uitspraak:

['œytwœyvə(n)]



Verbuigingen:

wuifde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewuifd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
wuiven naar iemand die vertrekt


Voorbeeld:

`De jongen was teleurgesteld omdat niemand hem was komen uitwuiven.`




Synoniem:

uitzwaaien
uitzaaien
werkw.


Uitspraak:

['œytsajə(n)]



Verbuigingen:

zaaide uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is uitgezaaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich door het lichaam verspreiden (van ziektekiemen of kwaadaardige weefselcellen) medisch


Voorbeeld:

`Een tumor in de darm zaait in veel gevallen uit naar de lever.`
uitzakken
werkw.
door het zakken uit de gewone stand of vorm komen
uitzetten
werkw.


Uitspraak:

['œytsɛtə(n)]



Verbuigingen:

zette uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zorgen dat (een apparaat) niet meer werkt


Voorbeeld:

`Wil je de tv uitzetten als je weggaat?`




Antoniem:

aanzetten



Synoniem:

uitschakelen


2) met dwang (het land) doen verlaten


Voorbeeld:

`De politicus wil met zijn beleid alle criminele vreemdelingen het land uitzetten.`



3) in grote lijnen aangeven of plannen


Voorbeeld:

`Met behulp van je GPS kan je zelf eenvoudig routes uitzetten.`




Synoniem:

uitstippelen


4) in volume toenemen


Voorbeeld:

`Een opgeblazen ballon zet uit als hij warm wordt.`



5) (wilde dieren) loslaten in de natuur met de bedoeling dat ze zich gaan voortplanten


Voorbeeld:

`Er zijn twintig otters uitgezet en drie ervan zijn binnen een week doorgereden.`
uitzitten
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytsɪtə(n)]



Verbuigingen:

zat uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgezeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tot het einde toe blijven


Voorbeelden:

`de hele rit uitzitten`,
`een gevangenisstraf uitzitten`
uitzieken
werkw.


Uitspraak:

['œytsikə(n)]



Verbuigingen:

ziekte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is uitgeziekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
lang genoeg rusten zodat je weer beter wordt


Voorbeeld:

`Als je griep hebt, dan zit er niets anders op dan uit te zieken.`
uitzien
werkw.


Uitspraak:

['œytsin]



Verbuigingen:

zag uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgezien (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar buiten kijken


Voorbeeld:

`Ze stonden al uren uit te zien wanneer hun dochter thuis zou komen.`
uitzuigen
werkw.


Uitspraak:

['œytsœyxə(n)]



Verbuigingen:

zoog uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgezogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) leeg maken of verwijderen door te zuigen


Voorbeeld:

`Als je gestoken bent door een wesp, dan kan je proberen het gif er uit te zuigen.`



2) onder slechte voorwaarden laten werken om er zo veel mogelijk aan te verdienen


Voorbeeld:

`Na jaren te zijn uitgezogen, besloten de arbeiders in opstand te komen.`
uitzenden
werkw.


Uitspraak:

['œytsɛndə(n)]



Verbuigingen:

zond uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) via radio of televisie aan een publiek toegankelijk maken


Voorbeeld:

`Die documentaire wordt vanavond uitgezonden.`
2) naar het buitenland sturen met een officiële opdracht


Voorbeeld:

`De militairen werden uitgezonden om in het land van bestemming toe te zien op de naleving van de vredesovereenkomst.`
rechtstreeks uitzenden
(uitzenden op het moment dat iets zich afspeelt)
uitgezonderd
conjunction


Uitspraak:

['œytxəzɔndərt]
met uitzondering van


Voorbeelden:

`De hele klas gaat op kamp, uitgezonderd twee zieke leerlingen.`,
`Er zijn dit jaar minder faillissementen, uitgezonderd in de horeca.`




Synoniemen:

behalve, op ... na
uitzoomen
werkw.


Afbreekpatroon:

` uit - zoo - men



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

zoomde uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgezoomd (volt.deelw.)
met een zoomlens een zaak of persoon steeds kleiner in beeld brengen (en laten verdwijnen) fotografiefilm


Voorbeeld:

`aan het einde van de film werd op de hoofdpersoon uitgezoomd en verscheen de aftiteling in beeld`




Antoniem:

inzoomen
de uitgifte
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytxɪftə]



Verbuigingen:

uitgifte|n, uitgifte|s (meerv.)
het in omloop of op de markt brengen


Voorbeelden:

`de uitgifte van aandelen`,
`bij de uitgifte van kentekens niet zelf een letter- en/of cijfercombinatie kunnen kiezen`
uitglijden
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytxlɛidə(n)]



Verbuigingen:

gleed uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgegleden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vallen door een gladde grond of over iets dat glad is


Voorbeelden:

`uitglijden op het ijs`,
`uitglijden over een bananenschil`
uitgloeien
werkw.
[techniek] het door en door gloeien van materialen om fysische eigenschappen te wijzigen
uitgooien
werkw.


Uitspraak:

['œytxojə(n)]



Verbuigingen:

gooide uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgegooid (volt.deelw.)
van je af gooien


Voorbeelden:

`het anker uitgooien als je met je boot op het meer bent`,
`in haast je kleren uitgooien`,
`je hengel uitgooien als je aan het vissen bent`,
`De keeper gooit de bal uit in het speelveld.`
uitgraven
werkw.


Uitspraak:

['œytxravə(n)]



Verbuigingen:

groef uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgegraven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) gravend doen ontstaan of dieper maken


Voorbeelden:

`een sloot uitgraven`,
`een kelder uitgraven`



2) (iets) gravend uit de grond halen


Voorbeeld:

`een dode struik in je tuin uitgraven`
uitgroeien
werkw.


Uitspraak:

['œytxrujə(n)]



Verbuigingen:

groeide uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgegroeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) groeiend groter of langer worden


Voorbeeld:

`Ze is de laatste twee jaar flink uitgegroeid.`



2) door groeien verdwijnen of uit iets gaan


Voorbeelden:

`je geverfde haar laten uitgroeien`,
`Mijn piercing is al voor de derde keer uitgegroeid.`
uitgroeien tot
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytxrujə(n) tɔt]



Verbuigingen:

groeide uit tot (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgegroeid tot (volt.deelw.)
groeien tot een bepaalde omvang, of je ontwikkelen naar een hogere status


Voorbeelden:

`van kruidenierswinkel uitgroeien tot supermarktketen`,
`Dat lokale zangeresje is uitgegroeid tot een ster.`
uithalen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœythalə(n)]



Verbuigingen:

haalde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgehaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) doen wat niet mag


Voorbeeld:

`kattenkwaad uithalen`




Synoniemen:

uitspoken, uitvreten


2) wat je hebt gebreid, gehaakt of genaaid weer ongedaan maken


Voorbeeld:

`de laatste steken uithalen`



3) helpen


Voorbeeld:

`Ik ben bang dat die maatregelen weinig zullen uithalen.`




Synoniem:

baten
uithalen naar
werkw.


Uitspraak:

[ˈœythalə(n) nar]



Verbuigingen:

haalde uit naar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgehaald naar (volt.deelw.)
1) plotseling een arm strekken om iemand te slaan


Voorbeeld:

`De bokser haalde uit met een linkse directe.`



2) scherpe kritiek uiten op (iemand)


Voorbeeld:

`scherp uithalen naar de wethouder`
uithangen
werkw.


Uitspraak:

['œythɑŋə(n)]



Verbuigingen:

hing uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgehangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) ruim ophangen


Voorbeeld:

`onderweg kletsnat worden en thuis je kleren uithangen`



2) naar buiten hangen, of in het openbaar ophangen


Voorbeelden:

`de vlag uithangen als de koningin jarig is`,
`het bewijs van de bouwvergunning zichtbaar uithangen op het bouwperceel`



3) doen alsof je iets bent terwijl je dat niet echt bent


Voorbeeld:

`Hij wil graag de charmeur uithangen, maar je merkt al snel dat hij dat niet is.`



4) ergens zijn


Voorbeeld:

`Lange tijd niet gezien. Waar hang jij tegenwoordig uit?`
uitheems
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œyt'hems]
van buiten je eigen land


Voorbeeld:

`uitheemse planten en dieren`




Antoniem:

inheems



Synoniem:

buitenlands
de uithoek
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈœythuk]



Verbuigingen:

uithoek|en (meerv.)
afgelegen plaats


Voorbeeld:

`Hij woont in een uithoek van de stad.`




Synoniem:

Verweggistan
uithollen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœythɔlə(n)]



Verbuigingen:

holde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgehold (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) hol maken


Voorbeeld:

`een pompoen uithollen`
de wetgeving uithollen
(de kracht van de wetgeving verminderen of ondermijnen)
uithouden
werkw.


Uitspraak:

[ˈœythɑudə(n)]



Verbuigingen:

hield uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verdragen


Voorbeelden:

`Ik snap niet hoe jij het met die man uithoudt.`,
`De warmte is niet uit te houden.`




Synoniem:

volhouden
het uithoudingsvermogen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈœythɑudɪŋsfərmoxə(n)]
het vermogen om iets lange tijd fysiek of mentaal te verdragen


Voorbeeld:

`Marathonlopers hebben een groot uithoudingsvermogen.`
uithouwen
werkw.
uit steen uithakken
Voorbeeld: `De beeldhouder hieuw een goed gelijkende buste uit uit graniet. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het uithouwen in de tweede betekenis erin. `
enz.
uithuizig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œyt'hœyzəx]
als je vaak weg van huis bent


Voorbeeld:

`Ze is een uithuizig type: ze houdt van winkelen, uitgaan en reizen.`




Antoniem:

huiselijk
uithuwelijken
werkw.


Uitspraak:

['œythywələkə(n)]



Verbuigingen:

huwelijkte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgehuwelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) dwingen te trouwen met iemand die hij of zij niet zelf heeft uitgekozen


Voorbeeld:

`Zij is op haar twaalfde jaar door haar ouders uitgehuwelijkt aan een man die ze niet kent.`
de uiting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytɪŋ]



Verbuigingen:

uiting|en (meerv.)
1) keer dat je iets zegt of kenbaar maakt, of wat je zegt of kenbaar maakt


Voorbeelden:

`de uiting van je ongenoegen`,
`uit woede beledigende uitingen schreeuwen naar de politie`



2) wat tot uitdrukking komt of zich openbaart (in iets)


Voorbeeld:

`zelfverwonding als uiting
tot uiting komen
(zich manifesteren) `Aids heeft één oorzaak maar kan op verschillende manieren tot uiting komen.`
het uitje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈœycə]



Verbuigingen:

uitje|s (meerv.)
een kort reisje van niet meer dan een dag of dagdeel


Voorbeelden:

`Een bezoek aan het openluchtmuseum is een leuk uitje voor de hele familie.`,
`bedrijfsuitje`




Synoniem:

uitstapje
uitjouwen
werkw.
honend toeroepen Voorbeeld: ` De toneelspeler werd door het publiek uitgejouwd. `
uitkammen
werkw.


Uitspraak:

['œytkɑmə(n)]



Verbuigingen:

kamde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgekamd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een gebied) intensief doorzoeken


Voorbeeld:

`na een misdrijf het bos uitkammen om sporen te vinden`



2) (haar) loskammen


Voorbeeld:

`als de krulspelden eruit zijn je haar uitkammen`
uitkeren
werkw.


Uitspraak:

['œytkerə(n)]



Verbuigingen:

keerde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een bedrag) betalen waarop iemand recht heeft


Voorbeelden:

`de belastingteruggave uitkeren`,
`vakantiegeld uitkeren`




Synoniem:

uitbetalen
de uitkering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈœytkerɪŋ]



Verbuigingen:

uitkering|en (meerv.)
betaling van een bedrag waarop iemand recht heeft


Voorbeelden:

`de uitkering van de levensverzekering`,
`een werkloosheidsuitkering ontvangen`
de uitkeringsgerechtigde
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['œytkerɪŋsxərɛxtəxdə]



Verbuigingen:

uitkeringsgerechtigde|n (meerv.)
iemand die recht heeft op een uitkering
uitkiezen
werkw.


Uitspraak:

['œytkizə(n)]



Verbuigingen:

koos uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgekozen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een keuze maken uit (een aantal dingen of personen)


Voorbeelden:

`in de garage een tweedehands auto uitkiezen`,
`in het asiel een hondje uitkiezen`
het voor het uitkiezen hebben
(veel keus (2) hebben)
uitkijken
werkw.


Uitspraak:

['œytkɛikə(n)]



Verbuigingen:

keek uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgekeken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) goed opletten


Voorbeeld:

`goed uitkijken als je een drukke straat oversteekt`



2) tot het einde bekijken


Voorbeeld:

`de film helemaal uitkijken`
uitkijken naar
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytkɛikə(n) nar]



Verbuigingen:

keek uit naar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgekeken naar (volt.deelw.)
je verheugen op


Voorbeeld:

`Ik kijk uit naar je komst.`
uitkijken op, over
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytkɛikə(n) ɔp, ovər]



Verbuigingen:

keek uit op, over (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgekeken op, over (volt.deelw.)
uitzicht hebben op of over


Voorbeelden:

`vanuit je woonkamer uitkijken op de zee`,
`uitkijken over de bloemenvelden`
uitklapbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œyt'klɑbar]
die of dat uitgeklapt kan worden


Voorbeeld:

`een uitklapbaar droogrek`




Antoniem:

inklapbaar
uitklappen
werkw.


Uitspraak:

['œytklɑpə(n)]



Verbuigingen:

klapte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeklapt (volt.deelw.)
naar buiten toe opendoen


Voorbeelden:

`een menu in je tekstverwerker uitklappen`,
`je paraplu uitklappen`,
`je slaapbank uitklappen als je een gast hebt die blijft slapen`




Antoniem:

inklappen
uitkleden
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytkledə(n)]



Verbuigingen:

kleedde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgekleed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) kleren uitdoen


Voorbeelden:

`de kinderen uitkleden`,
`je snel uitkleden`




Antoniem:

aankleden
2) te veel laten betalen


Voorbeeld:

`Dat zijn oplichters; ze kleden je helemaal uit.`
de pensioenvoorzieningen uitkleden
(de pensioenvoorzieningen tot een minimum beperken)
uitkloppen
werkw.


Uitspraak:

['œytklɔpə(n)]



Verbuigingen:

klopte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeklopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door kloppen stof enz. verwijderen uit


Voorbeelden:

`de dekens uitkloppen`,
`de deurmat uitkloppen`
uitknijpen
werkw.


Uitspraak:

['œytknɛipə(n)]



Verbuigingen:

kneep uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeknepen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) knijpend leegmaken


Voorbeelden:

`een puistje uitknijpen`,
`een tube tandpasta uitknijpen`



2) zo veel mogelijk voordeel uit iemand halen ten koste van die persoon


Voorbeeld:

`Het regime knijpt de bevolking uit om zelf rijk te worden.`




Synoniemen:

uitpersen, uitbuiten
uitknikkeren
werkw.
[ov], [spel] het uit de pot wegschieten van een knikker van de tegenstander Voorbeeld: `Hij slaagde erin de stuiter uit te knikkeren. `
uitknippen
werkw.


Uitspraak:

['œytknɪpə(n)]



Verbuigingen:

knipte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeknipt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een schaar (uit iets) knippen


Voorbeeld:

`een krantenartikel uitknippen om te bewaren`
uitkomen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytkomə(n)]



Verbuigingen:

kwam uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van bloemen) tevoorschijn komen uit de knop


Voorbeeld:

`De rozen kwamen uit.`



2) (van eieren) opengaan


Voorbeeld:

`Na twee weken broeden kwamen de eieren uit.`



3) bekend worden van iets dat geheim had moeten blijven


Voorbeeld:

`Dat geheim komt toch een keer uit.`



4) de oplossing vinden


Voorbeeld:

`Die opgave is te moeilijk voor mij, ik kom er niet uit.`



5) tot resultaat hebben


Voorbeeld:

`De reis per trein komt duurder uit dan per vliegtuig.`



6) (van publicaties) verschijnen


Voorbeeld:

`Wanneer komt je volgende roman uit?`



7) op een goed moment gebeuren


Voorbeeld:

`Ik ga net weg, dus het komt nu heel slecht uit.`




Synoniemen:

gelegen komen, schikken


8) (van een weg of rivier) gaan naar


Voorbeelden:

`De Rijn komt uit in de Noordzee.`,
`Die straat komt uit op een groot plein`




Synoniem:

eindigen


9) zich aftekenen


Voorbeeld:

`Die ke
uitkomen op
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytkomə(n) ɔp]



Verbuigingen:

kwam uit op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgekomen op (volt.deelw.)
als eindresultaat hebben


Voorbeeld:

`Dat komt uit op honderd euro per persoon.`
uitkomen voor
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytkomə(n) vor]



Verbuigingen:

kwam uit voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgekomen voor (volt.deelw.)
1) toegeven


Voorbeeld:

`voor je mening uitkomen`




Synoniem:

erkennen


2) spelen voor een bepaald team sport


Voorbeeld:

`Hij zal als nieuwe spits uitkomen voor Ajax.`
de uitkomst
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytkɔmst]



Verbuigingen:

uitkomst|en (meerv.)
1) uiteindelijke resultaat


Voorbeelden:

`De uitkomst van de wedstrijd is 3-0.`,
`de uitkomst van de verkiezingen bekendmaken`,
`Als je al die getallen optelt is de uitkomst 227.`




Synoniem:

eindresultaat


2) oplossing voor een probleem


Voorbeeld:

`Voor erg lange of korte mensen zijn verstelbare bureaus een uitkomst.`




Synoniem:

uitweg
uitkomst bieden/geven
(een oplossing bieden/geven) `Als je als ondernemer schulden hebt kan uitstel van betaling uitkomst bieden.`
geen uitkomst meer zien
(niet meer weten hoe je verder moet) `mensen die geen uitkomst meer zien en zwaar depressief zijn` Synoniem: het niet meer zien zitten
uitkopen
werkw.
door geld afkopen, iemand geld betalen om daardoor bepaalde rechten te verwerven of van bepaalde verplichtingen ontslagen te zijn, bijvoorbeeld als aandeelhouder iemands rechten als deelhebber afkopen

een winkel) geheel leegkoopen

een voorraad geheel opkoopen

[refl] zich vrijkopen, afkopen
uitkristalliseren
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - kris - tal - li - se - ren



Verbuigingen:

kristalliseerde uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

is uitgekristalliseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zich afscheiden in kristallen;
overgaan in kristallen chemie


Voorbeeld:

`Zout water laten verdampen waarbij de zouten uitkristalliseren.`



2) een definitieve vorm aannemen algemeen


Voorbeeld:

`Wellicht zal zijn stijl zich in zijn komende schilderwerken meer uitkristalliseren en een meer definitieve en eigen vorm aannemen.`
de uitlaat
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈœytlat]



Verbuigingen:

uit|laten (meerv.)
afvoerpijp aan een verbrandingsmotor voor de gassen die bij de verbranding van de brandstof vrijkomen


Voorbeeld:

`Een kapotte uitlaat maakt veel lawaai.`
het uitlaatgas
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['œytlatxɑs]



Verbuigingen:

uitlaatgas|sen (meerv.)
gas dat bij de verbranding van de brandstof in een auto vrijkomt
uitlachen
werkw.


Uitspraak:

['œytlɑxə(n)]



Verbuigingen:

lachte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgelachen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een vervelende manier om iemand lachen


Voorbeelden:

`je klasgenoot uitlachen als die iets stoms gezegd heeft`,
`Hij lachte niet om me, maar hij lachte me uit.`
uitladen
werkw.


Uitspraak:

[œytladə(n)]



Verbuigingen:

laadde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeladen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (goederen) uit een voer- of vaartuig halen


Voorbeeld:

`de varkens uitladen uit de vrachtauto`



2) (een voer- of vaartuig) van zijn lading ontdoen


Voorbeelden:

`na je vakantie je auto uitladen`,
`vrachtschepen uitladen`
uitlaten
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytlatə(n)]



Verbuigingen:

liet uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgelaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar buiten laten gaan


Voorbeeld:

`de hond uitlaten`
zich uitlaten over
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈœytlatə(n) ovər]



Verbuigingen:

liet zich uit over (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich uitgelaten over (volt.deelw.)
je mening uiten over


Voorbeeld:

`De regeringswoordvoerder liet zich niet uit over de nieuwe plannen.`
de uitlating
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈœytlatɪŋ]



Verbuigingen:

uitlating|en (meerv.)
dat wat je zegt


Voorbeeld:

`geen uitlatingen doen over de opstelling van het elftal`




Synoniemen:

uitspraak, opmerking
uitleensysteem
zelfst.naamw.
een systematiek voor het uitlenen van voorwerpen, machines, kleding, dvd's en dergelijke Voorbeeld: `Het uitleensysteem van de bibliotheek stuurt je automatisch bericht als je te laat bent met de terugbezorging van de boeken. `
de uitleg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œytlɛx]
verhaal waardoor iemand iets begrijpt


Voorbeeld:

`uitleg geven over de actuele economische situatie`




Synoniemen:

verklaring, opheldering
uitleggen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytlɛxə(n)]



Verbuigingen:

legde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zo vertellen dat iemand het begrijpt


Voorbeeld:

`een moeilijke grammaticaregel uitleggen`



2) (kleding) ruimer maken


Voorbeeld:

`een rok uitleggen`




Antoniem:

innemen


3) verspreid neerleggen


Voorbeeld:

`speelkaarten uitleggen`
uitlekken
werkw.


Uitspraak:

['œytlɛkə(n)]



Verbuigingen:

lekte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgelekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) bekend worden terwijl dat niet mocht


Voorbeelden:

`De vertrouwelijke informatie is ondanks alle maatregelen toch uitgelekt.`,
`bedrijfsgeheimen laten uitlekken en een stevige boete krijgen`
laten uitlekken
(droger laten worden door de vloeistof eruit te laten lopen) `je natte jas ophangen en uit laten lekken`
uitlenen
werkw.


Uitspraak:

['œytlenə(n)]



Verbuigingen:

leende uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeleend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aan iemand geven om het later weer terug te krijgen


Voorbeelden:

`je tent uitlenen aan je buurman`,
`De bibliotheek leent boeken uit.`




Synoniem:

lenen (2)
zich uitleven
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈœytlevə(n)]



Verbuigingen:

leefde zich uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich uitgeleefd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zonder terughoudendheid doen wat je leuk vindt of wat je goed kunt


Voorbeeld:

`je uitleven in de disco`
uitleveren
werkw.


Uitspraak:

['œytlevərə(n)]



Verbuigingen:

leverde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeleverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) overdragen aan het land waar die persoon terecht moet staan


Voorbeeld:

`Om een verdachte te kunnen uitleveren moet er wel een uitleveringsverdrag zijn.`
uitlezen
werkw.


Uitspraak:

['œytlezə(n)]



Verbuigingen:

las uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgelezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) tot het einde lezen


Voorbeeld:

`de krant uitlezen voor je hem bij het oud papier legt`



2) opgeslagen informatie beschikbaar maken computers


Voorbeelden:

`een ov-chipkaart uitlezen`,
`een digitale tachograaf uitlezen om het gedrag van de chauffeur te controleren`
uitlichten
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - lich - ten



Verbuigingen:

lichtte uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgelicht (volt.deelw.)
extra aandacht geven, in de schijnwerpers zetten


Voorbeeld:

`Ik wil één punt uit het rapport even uitlichten.`
uitlijnen
werkw.


Uitspraak:

['œytlɛinə(n)]



Verbuigingen:

lijnde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgelijnd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de wielen van je auto zo stellen dat hij goed rijdt


Voorbeelden:

`je banden laten uitlijnen in de garage`,
`je auto laten uitlijnen`
uitloggen
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - log - gen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

logde uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgelogd (volt.deelw.)
afmelden van de computer, de verbinding uitschakelen computer


Voorbeeld:

`uitloggen als je klaar bent met je werk op de computer`
uitlokken
werkw.


Uitspraak:

['œytlɔkə(n)]



Verbuigingen:

lokte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgelokt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) ertoe brengen om iets te doen


Voorbeelden:

`een reactie uitlokken`,
`Agressief gedrag lokt geweld uit.`
uitlopen
werkw.


Uitspraak:

['œytlopə(n)]



Verbuigingen:

liep uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) nieuwe takjes en blaadjes krijgen


Voorbeeld:

`In het voorjaar lopen de bomen en struiken uit.`



2) onbedoeld langer duren


Voorbeeld:

`De vergadering zou om vier uur afgelopen zijn, maar hij loopt uit.`



3) door lopen wijder worden


Voorbeeld:

`Mijn nieuwe schoenen zaten eerst strak, maar ze zijn nu uitgelopen.`



4) massaal ergens heengaan


Voorbeeld:

`Het hele dorp is uitgelopen om naar de aangespoelde bruinvissen te kijken.`



5) vlekkerig worden


Voorbeeld:

`Door de regen is mijn mascara uitgelopen.`



6) geleidelijk breder worden


Voorbeeld:

`een uitlopende jurk`
uitlopen op
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytlopə(n) ɔp]



Verbuigingen:

liep uit op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgelopen op (volt.deelw.)
tot resultaat hebben


Voorbeeld:

`De onderhandelingen liepen op niets uit.`




Synoniemen:

leiden tot, resulteren in, uitdraaien op
de uitloper
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œytlopər]



Verbuigingen:

uitloper|s (meerv.)
1) nieuw takje of blaadje


Voorbeeld:

`Die boom heeft al heel wat uitlopers.`



2) uitstekende bergrug aan de randen (van een gebergte)


Voorbeeld:

`een hotel in de uitlopers van de Alpen`
uitmaken
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytmakə(n)]



Verbuigingen:

maakte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
2) (iets brandends) laten ophouden met branden


Voorbeeld:

`het vuur uitmaken`




Synoniem:

doven (1)


3) vaststellen


Voorbeeld:

`Ik maak zelf wel uit of ik dat doe of niet.`




Synoniemen:

bepalen, beslissen
1)


het uitmaken
(de relatie (2) met iemand verbreken)
Dat maakt niets uit.
(dat is niet belangrijk)
uitmaken voor
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytmakə(n) vor]



Verbuigingen:

maakte uit voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgemaakt voor (volt.deelw.)
(iemand) aanduiden met woorden die iets onaangenaams betekenen


Voorbeeld:

`iemand uitmaken voor rotte vis`




Synoniem:

bestempelen als
iets breed uitmeten
(uitvoerig en overdreven over iets vertellen) `Het veechtpartijtje werd breed uitgemeten in het plaatselijke huis-aan-huisblad.`
uitmiddelpuntig
bijv.naamw.
niet op het gebruikelijke centrum gericht Voorbeeld: `Hij kan de respons van de ander overdreven vinden, ingehouden, pathetisch, onrecht of anderszins uitmiddelpuntig - anders dan wat hij zelf verwacht.'<ref>De debetzijde van het hedendaagse stressonderzoek in de psychiatrie H.M. van Praag 2003</ref> `
uitmonden in
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytmɔndə(n) ɪn]



Verbuigingen:

mondde uit in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgemond in (volt.deelw.)
eindigen in


Voorbeelden:

`De Congo mondt uit in de Atlantische Oceaan.`,
`Het kleine meningsverschil mondde uit in een stevige ruzie.`
uitmunten
werkw.


Uitspraak:

['œytmʏntə(n)]



Verbuigingen:

muntte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgemunt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
veel beter zijn dan anderen op een bepaald gebied


Voorbeelden:

`Ze munt uit in snelheid en baltechniek.`,
`Zij munt boven haar klasgenoten uit in wiskunde.`
uitmuntend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œyt'mʏntənt]
voortreffelijk


Voorbeelden:

`een uitmuntende prestatie`,
`genieten van een uitmuntend diner`




Synoniem:

uitstekend
uitnemen
werkw.


Uitspraak:

['œytnemə(n)]



Verbuigingen:

nam uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgenomen (volt.deelw.)
(iets) ergens uit halen


Voorbeeld:

`je contactlenzen uitnemen`
uitnemend
bijv.naamw.
van uitzonderlijk hoge kwaliteit
Voorbeeld: `Dit was werkelijk een uitnemende vertolking van dit prachtige stuk. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het uitnemend in de tweede betekenis erin. `
uitnodigen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytnodəxə(n)]



Verbuigingen:

nodigde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgenodigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vragen of iemand iets wil doen of je gast wil zijn


Voorbeelden:

`Ik heb voor de bruiloft al mijn vrienden uitgenodigd.`,
`iemand uitnodigen een toespraak te houden`
uitnodigen tot
(aansporen om te doen) `Het mooie weer nodigde uit tot een dagje aan het strand.`
de uitnodiging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytnodəxɪŋ]



Verbuigingen:

uitnodiging|en (meerv.)
mondeling of schriftelijk verzoek om iets te doen of om je gast te zijn


Voorbeelden:

`uitnodigingen voor je huwelijk versturen`,
`de uitnodiging krijgen om als gastspreker op te treden`
uitoefenen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytufənə(n)]



Verbuigingen:

oefende uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeoefend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in praktijk brengen


Voorbeeld:

`een beroep uitoefenen`



2) zorgen dat iemand anders het merkt


Voorbeelden:

`kritiek uitoefenen op iemand`,
`druk uitoefenen`




Synoniem:

doen gelden
de uitoefening
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytufenɪŋ]
het in praktijk brengen


Voorbeeld:

`tijdens de uitoefening van je beroep een dodelijke val maken`
uitpakken
werkw.


Uitspraak:

['œytpɑkə(n)]



Verbuigingen:

pakte uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (iets) uit de verpakking halen, of (de verpakking) leegmaken


Verbuigingen:

heeft uitgepakt (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`cadeautjes uitpakken op Sinterklaasavond`,
`na je vakantie de koffers uitpakken`
2) (genoemde) afloop hebben


Verbuigingen:

is uitgepakt (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`Die avontuurlijke onderneming is uiteindelijk heel goed uitgepakt.`,
`De bezuinigingen kunnen dramatisch uitpakken voor bepaalde bevolkingsgroepen.`




Synoniemen:

aflopen (1), eindigen


3) erg je best doen om mensen feestelijk te ontvangen of naar je toe te halen


Verbuigingen:

heeft uitgepakt (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`We hebben een ontzettend fijne dag gehad vandaag. Jullie hebben echt uitgepakt.`,
`De supermarkt gaat flink uitpakken met kortingen om klanten te winnen.`
(gecomprimeerde) bestanden uitpakken
(ze geschikt maken om te gebruiken) Synoniem: uitpakken, openen
uitpersen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytpɛrsə(n)]



Verbuigingen:

perste uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeperst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) sap ergens uit drukken


Voorbeeld:

`een sinaasappel uitpersen`



2) zo veel mogelijk voordeel uit iemand halen ten koste van die persoon


Voorbeeld:

`De landarbeiders werden uitgeperst.`




Synoniemen:

uitbuiten, uitknijpen
uitpikken
werkw.


Uitspraak:

['œytpɪkə(n)]



Verbuigingen:

pikte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgepikt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met een snavel verwijderen


Voorbeeld:

`Het kadaver lag er al een tijdje en de ogen waren eruitgepikt door de kraaien.`



2) (iets of iemand) herkennen en kiezen uit velen


Voorbeelden:

`Iedereen mocht bij de grens gewoon doorrijden, maar wij werden er voor controle uitgepikt.`,
`Ze kunnen allemaal aardig met de bal omgaan, maar de echte voetbaltalenten pik je er zo uit.`
uitpluizen
werkw.


Uitspraak:

['œytplœyzə(n)]



Verbuigingen:

ploos uit, pluisde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeplozen, heeft uitgepluisd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uitzoeken hoe (iets ingewikkelds) in elkaar zit


Voorbeelden:

`gebruiksvoorwaarden uitpluizen`,
`laten uitpluizen waar je echte vader zou kunnen zijn`




Synoniem:

onderzoeken
uitpraten
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytpratə(n)]



Verbuigingen:

praatte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgepraat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door praten oplossen


Voorbeeld:

`Je kunt het probleem beter meteen uitpraten, anders blijft het je dwarszitten.`
uitprinten
werkw.


Uitspraak:

['œytprɪntə(n)]



Verbuigingen:

printte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeprint (volt.deelw.)
(een bestand) afdrukken met behulp van een printer


Voorbeeld:

`Even het bestand uitprinten, dat leest makkelijker.`




Synoniem:

printen
uitproberen
werkw.


Uitspraak:

['œytproberə(n)]



Verbuigingen:

probeerde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeprobeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) onderzoeken door het te gebruiken


Voorbeelden:

`twee maanden gratis een gehoorapparaat uitproberen`,
`De fabrikant laat het nieuwe product uitproberen door potentiële klanten.`,
`uitproberen of een elektrische fiets je bevalt`,
`uitproberen of je trui kleurecht is`
uitpuilen
werkw.


Uitspraak:

['œytpœylə(n)]



Verbuigingen:

puilde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgepuild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bol naar buiten staan


Voorbeelden:

`uitpuilende ogen`,
`De kast puilt uit van de rotzooi.`
uitputten
werkw.


Uitspraak:

['œytpʏtə(n)]



Verbuigingen:

putte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeput (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iets of iemand) zijn kracht ontnemen


Voorbeelden:

`Het zware werk heeft hem helemaal uitgeput.`,
`meststoffen die de bodem uitputten`



2) verminderen en uiteindelijk opmaken of doen opraken


Voorbeelden:

`De winning van duurzame energie leidt niet tot het uitputten van een voorraad.`,
`bij een opheffingsverkoop je voorraad uitputten`
zich uitputten in
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈœytpʏtə(n) ɪn]



Verbuigingen:

putte zich uit in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich uitgeput in (volt.deelw.)
steeds opnieuw zeggen


Voorbeeld:

`zich uitputten in verontschuldigingen`
uitputtend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œytˈpʏtənt]
helemaal


Voorbeeld:

`een onderwerp uitputtend behandelen`
uitreiken
werkw.


Uitspraak:

['œytrɛikə(n)]



Verbuigingen:

reikte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgereikt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
officieel geven


Voorbeeld:

`na de examens de diploma's uitreiken`




Synoniem:

overhandigen
uitrekenen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytrekənə(n)]



Verbuigingen:

rekende uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgerekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het resultaat vaststellen door te rekenen


Voorbeelden:

`Reken de som uit op een apart papier.`,
`Kun jij dit uit je hoofd uitrekenen?`




Synoniem:

berekenen (1)
uitrekken
werkw.


Uitspraak:

['œytrɛkə(n)]



Verbuigingen:

gerekte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgerekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door trekken of strekken langer maken of worden


Voorbeelden:

`een elastiekje uitrekken en om een pakje doen`,
`met een fotobewerkingsprogramma een gezicht op de foto uitrekken`
je uitrekken
(je zo lang mogelijk uitstrekken) `je 's morgens lekker uitrekken in bed`
uitrichten
werkw.


Uitspraak:

['œytrɪxtə(n)]



Verbuigingen:

richtte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgericht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
handelen op een manier die resultaat heeft


Voorbeeld:

`De kustwacht kan weinig uitrichten tegen de goed georganiseerde smokkelbendes.`
uitrichting
zelfst.naamw.
[natuurkunde] onderdelen van een instrument in de optimale positie plaatsen Voorbeeld: `De uitrichting van deze Röntgencamera is een lastige zaak. `
uitrijden
werkw.


Uitspraak:

['œytrɛidə(n)]



Verbuigingen:

reed uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgereden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) rijdend verspreiden


Voorbeeld:

`mest uitrijden op grasland`



2) tot het einde rijden


Voorbeelden:

`de Tour de France uitrijden`,
`de autorally uitrijden`



3) rijdend verlaten


Voorbeelden:

`de straat uitrijden`,
`het in- en uitrijden van het werkvak door werkverkeer`
de uitrijstrook
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['œytrɛistrok]



Verbuigingen:

uitrij|stroken (meerv.)
speciale rijstrook om de snelweg af te gaan
de uitrit
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈœytrɪt]



Verbuigingen:

uitrit|ten (meerv.)
kleine weg die een huis, bedrijf of gesloten terrein met de openbare weg verbindt


Voorbeeld:

`Wilt u hier niet parkeren want dan blokkeert u de uitrit.`
uitroeien
werkw.


Uitspraak:

['œytrujə(n)]



Verbuigingen:

roeide uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeroeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
definitief vernietigen


Voorbeelden:

`ongedierte uitroeien`,
`een wespennest uitroeien`




Synoniem:

verdelgen
uitroep
zelfst.naamw.
wat men uitroept, luid geuite woorden of klanken Voorbeeld: `Op het heuglijke nieuws liet ze een uitroep van vreugde. `
uitroepen
werkw.


Uitspraak:

['œytrupə(n)]



Verbuigingen:

riep uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeroepen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) hard roepen


Voorbeeld:

`'Allemachtig' riep hij uit toen hij zag hoeveel mensen gekomen waren.`



2) (iets) officieel bekendmaken


Voorbeeld:

`de noodtoestand uitroepen`




Synoniem:

afkondigen
uitroepen tot
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytrupə(n) tɔt]



Verbuigingen:

riep uit tot (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeroepen tot (volt.deelw.)
(iemand of iets) in het openbaar verkiezen


Voorbeeld:

`Het bedrijf werd uitgeroepen tot beste biologische slagerij van het jaar.`
uitroepend voornaamwoord
zelfst.naamw.
[grammatica] een voornaamwoord dat gebruikt wordt om een uitroep of een affectieve (emotioneel geladen) uiting in te leiden. Voorbeeld: `Een uitroepend voornaamwoord heeft een intensiverende functie. `
het uitroepteken
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytruptekə(n)]



Verbuigingen:

uitroepteken|s (meerv.)
leesteken "!"
uitrollen
werkw.


Uitspraak:

['œytrɔlə(n)]



Verbuigingen:

rolde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgerold (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in praktijk brengen


Voorbeelden:

`een proef landelijk uitrollen`,
`een succesvolle tool in de strijd tegen kinderporno internationaal uitrollen`




Synoniem:

implementeren


2) (iets dat opgerold is) open rollen


Voorbeelden:

`in je tent je slaapzak uitrollen`,
`bij brand de brandslang uitrollen`



3) door rollen uitspreiden


Voorbeelden:

`deeg uitrollen`,
`marsepein uitrollen op poedersuiker`
uitrukken
werkw.


Uitspraak:

['œytrʏkə(n)]



Verbuigingen:

rukte uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) op een ruwe manier verwijderen


Voorbeeld:

`Er zijn mensen die haren uitrukken als ze tv kijken of lezen, of als ze zitten te studeren.`



2) snel ergens naar toe gaan waar dat nodig is


Verbuigingen:

is uitgerukt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Na de brandmelding rukte de brandweer meteen uit.`
uitrusten
werkw.


Uitspraak:

['œytrʏstə(n)]



Verbuigingen:

rustte uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) door te rusten minder moe of weer fit worden


Verbuigingen:

heeft, is uitgerust (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`na een zware klus even uitrusten op de bank`,
`na een lange nacht weer helemaal uitgerust zijn`




Synoniem:

rusten


2) voorzien van alles wat nodig is


Voorbeeld:

`soldaten uitrusten met bepakking voor een meerdaagse oefening`




Synoniemen:

toerusten, equiperen
de uitrusting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytrʏstɪŋ]



Verbuigingen:

uitrusting|en (meerv.)
alles wat nodig is voor een bepaald doel


Voorbeelden:

`De verplichte uitrusting voor pleziervaartuigen is een minimum aan materieel voor de veiligheid van de boot en de bemanning.`,
`gevechtsuitrusting`
uitrustingsstuk
zelfst.naamw.
[militair], [techniek] één van de toebehoren van een wapenrusting, scheepsuitrusting of van een werktuig Voorbeeld: `In het gras lag een uitrustingsstuk van een graafmachine, en wel een zg. slotenbak. `
uitschakelen
werkw.


Uitspraak:

['œytsxakələ(n)]



Verbuigingen:

geschakelde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeschakeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat (iets of iemand) niet meer functioneert of geen invloed meer heeft


Voorbeelden:

`de lamp uitschakelen`,
`je voicemail uitschakelen`,
`een doorbraak in het uitschakelen van kanker`,
`door te winnen je tegenstander uitschakelen`
uitscheiden
werkw.


Uitspraak:

['œytsxɛidə(n)]


Toon alle vervoegingen
1) ophouden (met iets) informeel


Verbuigingen:

schee uit (verl.tijd enkelv.) is uitgescheeën (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`Kom, we stoppen. We scheiden ermee uit.`,
`Schei nou eens uit met je gejank.`



2) naar buiten laten komen


Verbuigingen:

scheidde uit (verl.tijd enkelv.) heeft uitgescheiden (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`zweetklieren die zweet uitscheiden`,
`urine uitscheiden`
uitschelden
werkw.


Uitspraak:

['œytsxɛldə(n)]



Verbuigingen:

schold uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgescholden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op boze toon beledigende dingen roepen (tegen iemand)


Voorbeelden:

`je buurvrouw voor rotte vis uitschelden`,
`je man uitschelden omdat hij je ontrouw is`
uitschenken
werkw.


Uitspraak:

[œytsxɛnkə(n)]



Verbuigingen:

schonk uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeschonken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (vloeistof) in iets schenken


Voorbeeld:

`bier uitschenken in een glas`




Antoniem:

inschenken


2) schenkend leegmaken


Voorbeeld:

`Schenk de fles maar uit in onze glazen.`




Synoniem:

leegschenken
uitschieten
werkw.


Uitspraak:

['œytsxitə(n)]



Verbuigingen:

schoot uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgeschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) onverwacht en onbeheerst een beweging maken


Voorbeelden:

`Mijn tandenborstel schoot uit tegen mijn gehemelte; dat deed pijn.`,
`uitschieten met je pen`
2) takjes en blaadjes krijgen


Voorbeeld:

`De struiken schieten nu flink uit.`




Synoniem:

uitlopen


3) (de bal) in het speelveld schoppen sport


Verbuigingen:

heeft uitgeschoten (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De doelman schiet de bal uit.`
De wind schiet uit.
(de wind wordt plotseling harder)
de uitschieter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈœytsxitər]



Verbuigingen:

uitschieter|s (meerv.)
iets dat sterk afwijkt van het gemiddelde


Voorbeeld:

`een curve met uitschieters naar boven en beneden.`
uitschreeuwen
werkw.


Uitspraak:

['œytsxrewə(n)]



Verbuigingen:

schreeuwde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeschreeuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
hard schreeuwen


Voorbeeld:

`De betogers schreeuwen uit 'weg met de president'.`
het uitschreeuwen van de pijn
(erg veel pijn hebben en dat uiten)
uitschrijven
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytsxrɛivə(n)]



Verbuigingen:

schreef uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeschreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) helemaal opschrijven


Voorbeelden:

`De dokter schreef een recept uit.`,
`Ik zal een cheque uitschrijven op uw naam.`



2) bekendmaken dat (een wedstrijd) zal plaatsvinden


Voorbeeld:

`een prijsvraag uitschrijven`



3) iemand van een lijst schrappen


Voorbeeld:

`Toen ik naar Utrecht verhuisde, hebben ze mij in Amsterdam uitgeschreven.`




Antoniem:

inschrijven
uitschrijving
zelfst.naamw.
een naam verwijderen uit een lijst van geregistreerde personen Voorbeeld: `We hadden deze maand zes in- en twee uitschrijvingen. `
uitschrijving
zelfst.naamw.
een naam verwijderen uit een lijst van geregistreerde personen Voorbeeld: `We hadden deze maand zes in- en twee uitschrijvingen. `
uitschuiven
werkw.


Uitspraak:

['œytsxœyvə(n)]



Verbuigingen:

schoof uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeschoven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
groter of langer maken door onderdelen te verschuiven


Voorbeelden:

`de tafel uitschuiven als je veel gasten hebt`,
`een ladder uitschuiven tot je bij de tweede etage bent`
de uitslag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[œytslɑx]



Verbuigingen:

uitslag|en (meerv.)
1) eindresultaat


Voorbeelden:

`de uitslag van de verkiezingen`,
`de uitslag van een medisch onderzoek`,
`De uitslag van de wedstrijd is 1-1.`



2) rare plek op je huid


Voorbeelden:

`uitslag in je oksels krijgen omdat je te veel geparfumeerde deodorant gebruikt`,
`Eén van de symptomen is een rode uitslag op de huid.`
uitslapen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytslapə(n)]



Verbuigingen:

sliep uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeslapen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
's morgens langer blijven slapen dan gewoonlijk


Voorbeeld:

`Op zondag en in de vakantie slaap ik altijd uit.`
zich uitsloven
reflexief werkw.


Uitspraak:

['œytslovə(n)]



Verbuigingen:

sloofde zich uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich uitgesloofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je overdreven en opvallend inspannen


Voorbeeld:

`Hij slooft zich altijd uit als de chef in de buurt is.`
uitsluiten
werkw.


Uitspraak:

['œytslœytə(n)]



Verbuigingen:

sloot uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgesloten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand) niet toelaten tot (iets)


Voorbeelden:

`leidinggevenden uitsluiten van een bijeenkomst voor uitvoerend medewerkers`,
`een speler uitsluiten van deelname aan de komende wedstrijden wegens wangedrag`




Synoniem:

weren (1)


2) denken dat iets onmogelijk is


Voorbeelden:

`Ik sluit uit dat hij vanavond nog komt, maar ik sluit niet uit dat hij alsnog morgen hier zal zijn.`,
`Het is/valt niet uit te sluiten dat we een boete krijgen voor te hard rijden.`
de mogelijkheid uitsluiten dat...
(denken dat die mogelijkheid er niet is) `De politie sluit de mogelijkheid uit dat ze nog in leven is.`
Het één sluit het ander niet uit.
(het een maakt het ander niet onmogelijk; beide zijn mogelijk)
uitsluitend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œyt'slœytənt]
alleen die en niets of niemand anders


Voorbeelden:

`Je kunt je uitsluitend via internet aanmelden.`,
`uitsluitend toegang voor leden van de vereniging`,
`uitsluitend biologische producten verkopen`,
`kaarten uitsluitend aan de zaal verkrijgbaar`




Synoniemen:

alleen, enkel en alleen, louter
de uitsluiting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytslœytɪŋ]



Verbuigingen:

uitsluiting|en (meerv.)
het uitsluiten (vooral 1)


Voorbeeld:

`sociale uitsluiting van bejaarden`
met uitsluiting van (iets of iemand)
(zonder (iets of iemand)) `Deze algemene voorwaarden zijn hierop van toepassing, met uitsluiting van inkoopvoorwaarden van de opdrachtgever.` Synoniem: met uitzondering van, uitgezonderd
het uitsluitsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytslœytsəl]



Verbuigingen:

uitsluitsel|s (meerv.)
beslissend antwoord


Voorbeeld:

`Alleen de verantwoordelijke chef kan daarover uitsluitsel geven.`
uitsmeren over
(verdelen over) `U koopt de auto nu en de betaling wordt over drie jaar uitgesmeerd.`
breed uitsmeren
(veel aandacht geven) `Geweldpleging, inbraken en aanslagen worden breed uitgesmeerd in de media.`
de uitsmijter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈœytsmɛitər]



Verbuigingen:

uitsmijter|s (meerv.)
1) gebakken eieren op brood


Voorbeeld:

`Voor mij graag een dubbele uitsmijter met spek.`



2) slotnummer van een concert waardoor mensen enthousiast naar huis gaan


Voorbeeld:

`De band speelde hun laatste hit als uitsmijter.`



3) portier van een café, discotheek of nachtclub


Voorbeeld:

`Als je de andere gasten lastig valt, zet die potige uitsmijter je zonder pardon op straat.`
de uitspatting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈœytspɑtɪŋ]



Verbuigingen:

uitspatting|en (meerv.)
keer dat je je losbandig gedraagt


Voorbeelden:

`zich te buiten gaan aan uitspattingen`,
`je overgeven aan seksuele uitspattingen`




Synoniem:

losbandigheid
uitspelen
werkw.


Uitspraak:

['œytspelə(n)]



Verbuigingen:

speelde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgespeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) tot het einde spelen


Voorbeeld:

`de wedstrijd niet kunnen uitspelen door een blessure`



2) (speelkaart) op tafel leggen games
je troeven uitspelen
() Synoniem: je sterke kanten benutten
je laatste troef uitspelen
(je laatste mogelijkheid gebruiken)
uitspelen tegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytspelə(n) texə(n)]



Verbuigingen:

speelde uit tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgespeeld tegen (volt.deelw.)
(iets) gebruiken om iemand te benadelen


Voorbeeld:

`Zijn ervaring in de politiek wordt nu tegen hem uitgespeeld.`
je tegenstanders tegen elkaar uitspelen
(zorgen dat je tegenstanders ruzie met elkaar krijgen waardoor je zelf een voordeel behaalt)
uitsplitsen
werkw.


Uitspraak:

['œytsplɪtsə(n)]



Verbuigingen:

splitste uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgesplitst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in onderdelen verdelen


Voorbeelden:

`je mail uitsplitsen over verschillende accounts`,
`kosten uitsplitsen in rubrieken`
uitspoelen
werkw.


Uitspraak:

['œytspulə(n)]



Verbuigingen:

spoelde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgespoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) reinigen door het in vloeistof te spoelen


Voorbeeld:

`je badpak na het zwemmen uitspoelen in water`
uitspoken
werkw.


Uitspraak:

['œytspokə(n)]



Verbuigingen:

spookte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgespookt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) doen wat misschien niet mag informeel


Voorbeelden:

`Wat wetenschappers op congressen al niet uitspoken!`,
`niet weten wat je kinderen uitspoken op internet`




Synoniemen:

uithalen (1), uitvreten
de uitspraak
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈœytsprak]



Verbuigingen:

uit|spraken (meerv.)
1) manier van uitspreken


Voorbeeld:

`Mijn kennis van de Franse taal is goed, maar mijn uitspraak is beroerd.`




Synoniem:

dictie


2) iets wat je zegt


Voorbeeld:

`Daarover kan ik op dit moment geen uitspraken doen.`




Synoniem:

uitlating


3) oordeel van een rechtbank


Voorbeeld:

`De uitspraak is over drie weken.`




Synoniem:

vonnis
zich uitspreken
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈœytsprekə(n)]



Verbuigingen:

sprak uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgesproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) in klanken weergeven


Voorbeeld:

`Hoe spreek je dat woord uit?`



2) in woorden zeggen


Voorbeeld:

`je dankbaarheid uitspreken`
zich niet uitspreken over de gevolgen van die actie
(niets zeggen, geen mening geven over de gevolgen van die actie)
uitspringen
werkw.
naar buiten, vooruitsteken.
uitspugen
werkw.


Uitspraak:

['œytspyxə(n)]



Verbuigingen:

spuugde uit, spoog uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgespuugd (volt.deelw.)
met kracht uit je mond laten gaan


Voorbeeld:

`iets eten en dat uitspugen als je het vies vindt`
uitspuwen
werkw.


Uitspraak:

['œytspywə(n)]



Verbuigingen:

spuwde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

uitgespuwd (volt.deelw.)
met kracht uit je mond laten gaan


Voorbeeld:

`je kauwgum uitspuwen`
uitstaan
werkw.


Uitspraak:

['œytstan]



Verbuigingen:

stond uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van geld) tegen rente uitgeleend zijn of geïnvesteerd zijn financieel


Voorbeelden:

`uitstaande vorderingen`,
`Mijn geld staat uit tegen 4% rente.`,
`voor miljoenen euro's hebben uitstaan in zwakke landen`
iemand niet kunnen uitstaan
(een erge hekel aan iemand hebben)
doodsangsten uitstaan
(ontzettend bang zijn)
niets uit te staan hebben met
(niets te maken hebben met)
uitstallen
werkw.


Uitspraak:

['œytstɑlə(n)]



Verbuigingen:

stalde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgestald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(waren) zo neerleggen dat iedereen ze goed kan zien


Voorbeelden:

`je biologische producten uitstallen in je marktkraam`,
`kerstartikelen uitstallen in de etalage`
uitstap
zelfst.naamw.
meestal verkleinwoord een (meestal korte) reis
Voorbeeld: `Ik maak een uitstapje naar zee vandaag. `
het verlaten van een verband of een voertuig
Voorbeeld: `De in opspraak gebrachte politicus maakt een uitstap. `
het uitstapje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['œytstɑpjə]



Verbuigingen:

uitstapje|s (meerv.)
kort reisje voor je plezier


Voorbeelden:

`in de kerstperiode een uitstapje maken naar een kerstmarkt over de grens`,
`het jaarlijkse uitstapje van ons bedrijf`




Synoniem:

uitje
uitstappen
werkw.


Uitspraak:

['œytstɑpə(n)]



Verbuigingen:

stapte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgestapt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens uit gaan, iets verlaten


Voorbeelden:

`Bij het volgende station moet ik uitstappen.`,
`de bus uitstappen`,
`niet uit de eurozone willen uitstappen`




Antoniem:

instappen
het uitsteeksel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['œytsteksəl]



Verbuigingen:

uitsteeksel|s (meerv.)
iets dat naar buiten staat ten opzichte van zijn directe omgeving


Voorbeeld:

`Aan elke wervel zit een aantal uitsteeksels waar spieren en gewrichtsbanden aan vastzitten.`
bij uitstek
(in het bijzonder) `Wandelen en fietsen zijn bij uitstek geschikte sporten voor ouderen.` Synoniem: vooral
uitsteken
werkw.


Uitspraak:

['œytstekə(n)]



Verbuigingen:

stak uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgestoken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar buiten steken ten opzichte van de directe omgeving


Voorbeelden:

`een flatgebouw met uitstekende balkons`,
`uitstekende jukbeenderen`



2) naar buiten laten steken ten opzichte van de directe omgeving


Voorbeelden:

`de vlag uitsteken`,
`je hand uitsteken om iemand te begroeten`,
`je tong uitsteken tegen iemand`
3) door te steken verwijderen


Voorbeeld:

`planten uitsteken uit de tuin`
geen hand/poot uitsteken
(niets (nuttigs) doen) `De VS steekt geen poot uit om de Palestijnse kwestie op te lossen.`
uitsteken boven
werkw.


Uitspraak:

['œytstekə(n) bovə(n)]



Verbuigingen:

stak uit boven (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgestoken boven (volt.deelw.)
beter zijn dan (iemand of iets)


Voorbeeld:

`Zij steekt ver uit boven haar medestudenten.`




Synoniem:

overtreffen
uitstekend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œyt'stɛkənt]
heel erg goed


Voorbeelden:

`een uitstekende prestatie`,
`een uitstekend rapport`,
`Dat hebben ze uitstekend gedaan.`




Synoniemen:

voortreffelijk, fantastisch, uitmuntend, prima
het uitstel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytstɛl]
het verschuiven naar een later tijdstip


Voorbeeld:

`uitstel van betaling vragen`




Synoniem:

respijt
uitstellen
werkw.


Uitspraak:

['œytstɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verschuiven naar een later tijdstip


Voorbeelden:

`wegens ziekte je vakantie uitstellen`,
`een betaling uitstellen omdat je even krap bij kas zit`
uitsterven
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytstɛrvə(n)]



Verbuigingen:

stierf uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgestorven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van planten en dieren) ophouden te bestaan


Voorbeeld:

`De Afrikaanse neushoorn dreigt uit te sterven.`
uitstippelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytstɪpələ(n)]



Verbuigingen:

stippelde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgestippeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in grote lijnen aangeven of plannen


Voorbeeld:

`een route uitstippelen`




Synoniem:

uitzetten
de uitstoot
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œytstot]
het naar buiten brengen of afgeven (van gasvormig afval)


Voorbeeld:

`de uitstoot van CO2 door bedrijven`




Synoniem:

emissie
uitstoten
werkw.


Uitspraak:

[œytstɔtə(n)]



Verbuigingen:

stootte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgestoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar buiten brengen of afgeven


Voorbeelden:

`broeikasgassen uitstoten`,
`De vulkaan blijft aswolken uitstoten.`



2) (iemand) uit je omgeving wegjagen


Voorbeelden:

`je dochter uitstoten uit de familie omdat ze aan de drugs is`,
`tegenstanders uitstoten uit de partij`




Synoniem:

verstoten
uitstralen
werkw.


Uitspraak:

['œytstralə(n)]



Verbuigingen:

straalde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgestraald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij anderen aan gevoel oproepen


Voorbeelden:

`zelfvertrouwen uitstralen`,
`Hij straalt een rustig soort enthousiasme uit.`,
`Als voorzitter heeft ze altijd een vanzelfsprekend gezag uitgestraald.`
de uitstraling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytstralɪŋ]



Verbuigingen:

uitstraling|en (meerv.)
indruk die iemand of iets op anderen maakt


Voorbeelden:

`Zij heeft een charismatische uitstraling.`,
`een huis met een romantische uitstraling`
zich uitstrekken
reflexief werkw.


Uitspraak:

['œytstrɛkə(n)]



Verbuigingen:

strekte zich uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich uitgestrekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) een oppervlak of lengte innemen


Voorbeelden:

`eindeloze graanvlakten die zich zuidwaarts uitstrekken tot aan het merengebied`,
`Het eiland heeft drie bergen die zich uitstrekken over het hele eiland.`,
`een zandstrand dat zich uitstrekt over een lengte van meer dan dertig kilometer`



2) genoemde reikwijdte hebben


Voorbeelden:

`De toegankelijkheid van de informatie kan zich beperken tot de staf of zich uitstrekken tot het hele personeel.`,
`een doelstelling die zich uitstrekt over alle fasen van de levenscyclus van de auto`




Antoniem:

zich beperken tot
uiten
werkw.


Uitspraak:

['œytə(n)]



Verbuigingen:

uitte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geuit (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uitspreken of kenbaar maken


Voorbeelden:

`je mening uiten over de ontwikkelingen`,
`moeite hebben om je gevoelens te uiten`,
`je zorgen uiten over de bezuinigingen`
uittesten
werkw.


Uitspraak:

['œytɛstə(n)]



Verbuigingen:

testte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgetest (volt.deelw.)
(iets) onderzoeken door het te testen


Voorbeelden:

`een nieuw medicijn uittesten`,
`een tweedehands auto uittesten voor je hem koopt`,
`een methodiek uittesten voor je die grootschalig gaat toepassen`
uittocht
zelfst.naamw.
het massaal verlaten van een bepaalde locatie of organisatie Voorbeeld: `De ontkerkelijking leidde vanaf de jaren zestig tot een ware uittocht uit de kerken van Europa. `
uittreden
werkw.
een -met name religieuze- gemeenschap voorgoed verlaten
Voorbeeld: `Hij is enige tijd geleden uit dat klooster uitgetreden. `
niet langer deelnemen aan een vennootschap
Voorbeeld: `Nee, mijn andere vennoot trad al enige tijd geleden uit. `
zich terugtrekken uit de arbeidsmarkt
Voorbeeld: `Hij is vervroegd uitgetreden en geniet van zijn pensioen. `
met de geest het lichaam tijdelijk verlaten
Voorbeeld: `Je denkt wel dat dat een droom was, maar was je niet uitgetreden? `
uittrekken
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(kleren of schoenen) van je lichaam afhalen


Voorbeeld:

`je trui uitdoen`




Antoniem:

aantrekken (1)



Synoniem:

uitdoen (1)
uittrekken voor
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytrɛkə(n) vor]



Verbuigingen:

trok uit voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgetrokken voor (volt.deelw.)
(tijd of geld) beschikbaar maken voor


Voorbeeld:

`Voor de dagelijkse boodschappen heb ik ongeveer 150 euro per week uitgetrokken.`
het uittreksel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['œytrɛksəl]



Verbuigingen:

uittreksel|s (meerv.)
samenvatting van de inhoud


Voorbeelden:

`een uittreksel maken van een artikel`,
`een uittreksel uit het bevolkingsregister opvragen`




Synoniem:

excerpt
het uittreksel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['œytrɛksəl]



Verbuigingen:

uittreksel|s (meerv.)
samenvatting van de inhoud


Voorbeelden:

`een uittreksel maken van een artikel`,
`een uittreksel uit het bevolkingsregister opvragen`




Synoniem:

excerpt
uittypen
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - ty - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

typte uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgetypt (volt.deelw.)
teksten uittikken op een typemachine of een toetsenbord arbeid


Voorbeeld:

`Hannie, wil je dit contract even voor me uittypen?`
uitvaardigen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytfardəxə(n)]



Verbuigingen:

vaardigde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevaardigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een wet of besluit) officieel afkondigen


Voorbeeld:

`een verbod uitvaardigen`
de uitvaart
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['œytfart]



Verbuigingen:

uitvaart|en (meerv.)
plechtigheid van het begraven of cremeren van een dode


Voorbeelden:

`de uitvaart laten regelen door een begrafenisonderneming`,
`de uitvaart verzorgen`,
`uitvaartverzekering`




Synoniemen:

begrafenis, uitvaartplechtigheid
de uitvaartplechtigheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytfartplɛxtəxhɛit]



Verbuigingen:

uitvaartplechtig|heden (meerv.)
plechtigheid van het begraven of cremeren van een dode


Voorbeeld:

`de uitvaartplechtigheid van je overleden opa bijwonen`




Synoniemen:

begrafenis, uitvaart
uitvaleinde
zelfst.naamw.
[techniek] deel van een fietsframe, aan het uiteinde van de voor- of achtervork, waaraan de wielas wordt bevestigd
uitvallen
werkw.


Uitspraak:

['œytfɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van haar en veren) loslaten van de huid


Voorbeeld:

`Mijn haar valt uit.`



2) niet meer mee kunnen doen of niet meer functioneren


Voorbeelden:

`Bij de Nijmeegse Vierdaagse vallen altijd honderden mensen uit.`,
`Er is een trein uitgevallen door een storing.`,
`De stroom is uitgevallen en nu zitten we in het donker.`



3) je plotseling en onbeheerst uiten


Voorbeeld:

`driftig uitvallen tegen je kind omdat het maar blijft huilen`



4) genoemde afloop of uitkomst hebben


Voorbeelden:

`De jaarcijfers van het bedrijf zijn beter uitgevallen dan verwacht.`,
`De veranderingen op het werk vallen in haar nadeel uit.`
... uitgevallen zijn
(... zijn) `Van hem kun je niet veel verwachten, want hij is nogal lui uitgevallen.`
uitvalnaaf
zelfst.naamw.
[techniek] fietswielnaaf waarbij de wielas met een snelspansysteem in de uitvaleinden (padden) wordt vastgeklemd Voorbeeld: `Sportfietsen hebben tegenwoordig alleen nog maar uitvalnaven, de vleugelmoeren zie je nauwelijks meer. `
de uitvalsweg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œytfɑlswɛx]



Verbuigingen:

uitvals|wegen (meerv.)
belangrijke weg om uit de stad of het centrum te gaan
uitvaren
werkw.
met een vaartuig een nauw water, zoals een haven verlaten
Voorbeeld: `Zij voeren de sluis uit. `
zijn zelfbeheersing verliezen en meer zeggen dan verstandig is
Voorbeeld: `Toen hij dat hoorde voer hij uit tegen haar dat de glazen er van rinkelden. `
'arch.' een uitvaart houden, naar het graf vervoerd worden
uitvechten
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytfɛxtə(n)]



Verbuigingen:

vocht uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevochten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door vechten of discussiëren tot een oplossing komen


Voorbeeld:

`Dat vechten jullie maar buiten uit.`
uitverdedigen
werkw.
[sport] uit de verdediging wegwerken van de bal, zodat een aanval kan beginnen Voorbeeld: `Nadat het team knullig uitverdedigde, viel de beslissende treffer. `
uitverkiezen
werkw.
uit velen een enkele selecteren
Voorbeeld: `Het verbaasde hem dat hij hiertoe uitverkozen werd. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het uitverkiezen in de tweede betekenis erin. `
enz.
uitverkocht
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytfərkɔxt]
niet meer in voorraad omdat alle exemplaren zijn verkocht


Voorbeeld:

`Het spijt me, die cd is uitverkocht.`
Het concert is uitverkocht.
(alle plaatskaarten voor het concert zijn verkocht)
de uitverkoop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œytfərkop]



Verbuigingen:

uitver|kopen (meerv.)
periode waarin een winkel de prijzen verlaagt om de voorraad kwijt te raken


Voorbeelden:

`zomerjurken in de uitverkoop doen als de najaarscollectie binnen is`,
`opheffingsuitverkoop`,
`altijd in de uitverkoop gaan kijken of je nog iets goedkoop kan kopen`




Synoniemen:

opruiming, sale, solden
uitvinden
werkw.


Uitspraak:

['œytfɪndə(n)]



Verbuigingen:

vond uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iets bedenken en maken wat nog niemand eerder gedaan heeft


Voorbeelden:

`een nieuwe methode uitvinden om bederfelijke spullen gezonder te bewaren`,
`een machine uitvinden die automatisch garnalen kan pellen`



2) uitzoeken hoe iets zit of moet


Voorbeeld:

`Ik weet nog niet hoe ik daar moet komen, maar dat vind ik nog wel uit.`
de uitvinder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œytfɪndər]



Verbuigingen:

uitvinder|s (meerv.)



de uitvind|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytfɪnt|stər]



Verbuigingen:

uitvindster|s (meerv.)
iemand die iets nieuws uitvindt (1), ook als beroep


Voorbeeld:

`Bell wordt als de uitvinder van de telefoon beschouwd, maar dat is niet helemaal zeker, zoals wel vaker bij uitvindingen.`
de uitvinding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytfɪndɪŋ]



Verbuigingen:

uitvinding|en (meerv.)
het uitvinden (1), of iets dat uitgevonden (1) is


Voorbeelden:

`de uitvinding van de computer`,
`octrooi aanvragen op je uitvinding zodat anderen die niet zomaar mogen namaken`
uitvinken
werkw.


Uitspraak:

['œytfɪnkə(n)]



Verbuigingen:

vinkte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevinkt (volt.deelw.)
verwijderen van een markering met een V-vormig teken (vinkje) computers


Voorbeeld:

`de geselecteerde e-mails weer uitvinken omdat je ze toch eerst wil lezen voor je ze verplaatst`




Antoniem:

aanvinken
uitvissen
werkw.


Uitspraak:

['œytfɪsə(n)]



Verbuigingen:

viste uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uitzoeken hoe iets zit of moet informeel


Voorbeeld:

`Ik moet nog uitvissen hoe dit apparaat werkt.`




Synoniem:

uitvinden (2)
het uitvloeisel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytflujsəl]



Verbuigingen:

uitvloeisel|s (meerv.)
iets wat gebeurt met iets anders als oorzaak


Voorbeeld:

`Het huidige geweld is een uitvloeisel van een eeuwenoud conflict.`




Synoniemen:

vervolg, gevolg, uitwerking
de uitvlucht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈœytflʏxt]



Verbuigingen:

uitvlucht|en (meerv.)
wat je bedenkt om iets niet te hoeven doen


Voorbeeld:

`een slappe uitvlucht verzinnen`




Synoniemen:

excuus, smoes, voorwendsel
de uitvoer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[œytvur]
1) het naar het buitenland verkopen (van handelswaar)


Voorbeeld:

`regels voor de uitvoer van wapens`




Antoniemen:

import, invoer,



Synoniem:

export


2) resultaat van een bewerking van gegevens computers


Voorbeeld:

`de uitvoer van een computerprogramma bekijken`




Antoniem:

input



Synoniem:

output
uitvoerbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œytˈfurbar]
wat je redelijkerwijs kunt doen met het resultaat dat je verwacht


Voorbeeld:

`Die plannen zijn binnen een jaar uitvoerbaar.`




Antoniem:

onuitvoerbaar
de uitvoerder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œytfurdər]



Verbuigingen:

uitvoerder|s (meerv.)



de uitvoer|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytfur|stər]



Verbuigingen:

uitvoerster|s (meerv.)
1) iemand die iets doet of maakt op een van te voren bepaalde manier


Voorbeeld:

`Je hebt bedenkers en uitvoerders.`



2) iemand die iets aan een publiek laten zien of horen


Voorbeeld:

`de uitvoerders van een pianotrio`
uitvoeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytfurə(n)]



Verbuigingen:

voerde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (handelswaar) naar het buitenland verkopen


Voorbeeld:

`Nederland voert elk jaar meer snijbloemen uit.`




Antoniem:

invoeren



Synoniem:

exporteren


2) doen of maken op een van te voren bepaalde manier


Voorbeelden:

`een in rood leer uitgevoerd exemplaar`,
`een taxatie laten uitvoeren`



3) aan een publiek laten zien of horen


Voorbeeld:

`een concert uitvoeren`



4) bezig zijn


Voorbeeld:

`Kleine deugniet, wat voer jij daar uit?`
geen klap uitvoeren
(niets doen)
uitvoerig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œyt'furəx]
met veel bijzonderheden


Voorbeelden:

`een uitvoerig rapport over milieuverontreiniging`,
`de politie uitvoerig vertellen wat je gezien hebt toen het ongeluk gebeurde`




Synoniemen:

uitgebreid, breedvoerig, gedetailleerd, veelomvattend
de uitvoering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytvurɪŋ]



Verbuigingen:

uitvoering|en (meerv.)
1) manier waarop iets is gemaakt of gedaan


Voorbeelden:

`In deze uitvoering, met zeven versnellingen en terugtraprem, is de fiets onmiddellijk leverbaar.`,
`luxe-uitvoering`



2) voorstelling voor publiek van toneel, muziek of dans


Voorbeelden:

`een uitvoering door het Concertgebouworkest`,
`balletuitvoering`




Synoniem:

vertolking
de uitvoering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytvurɪŋ]



Verbuigingen:

uitvoering|en (meerv.)
1) manier waarop iets is gemaakt of gedaan


Voorbeelden:

`In deze uitvoering, met zeven versnellingen en terugtraprem, is de fiets onmiddellijk leverbaar.`,
`luxe-uitvoering`



2) voorstelling voor publiek van toneel, muziek of dans


Voorbeelden:

`een uitvoering door het Concertgebouworkest`,
`balletuitvoering`




Synoniem:

vertolking
uitvreten
werkw.


Uitspraak:

['œytfretə(n)]



Verbuigingen:

uitvrat (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgevreten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doen wat (waarschijnlijk) niet mag informeel


Voorbeeld:

`niet willen weten wat je zus allemaal uitgevreten heeft`




Synoniemen:

uithalen, uitspoken
de uitwas
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œytwɑs]



Verbuigingen:

uitwas|sen (meerv.)
1) onaanvaardbaar resultaat van een ontwikkeling


Voorbeelden:

`Onvrede is een ideale voedingsbodem voor extremisme, met terrorisme als ergste uitwas.`,
`Mishandeling van varkens is een uitwas van slechte overheidscontrole in de slachthuizen.`




Synoniem:

exces


2) uitgroeisel (aan een mens, dier of plant)


Voorbeelden:

`een benige uitwas van het bot`,
`een uitwas op je huid`
uitwateringsmerk
zelfst.naamw.
[scheepvaart] op zeegaande vrachtschepen aangebracht merkteken waaraan men kan zien of het schip niet te zwaar geladen is
de uitwedstrijd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œytwɛtstrɛit]



Verbuigingen:

uitwedstrijd|en (meerv.)
wedstrijd op het speelveld van de tegenstander sport


Antoniem:

thuiswedstrijd
de uitweg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈœytwɛx]



Verbuigingen:

uit|wegen (meerv.)
oplossing voor een probleem


Voorbeeld:

`een uitweg uit de impasse weten`




Synoniemen:

redmiddel, uitkomst
uitweiden
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytwɛidə(n)]



Verbuigingen:

weidde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeweid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uitvoerig spreken


Voorbeeld:

`uitweiden over de vele voordelen van het nieuwe product`
uitwendig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œyt'wɛndəx]
aan de buitenkant, of van buiten


Voorbeelden:

`last hebben van uitwendige aambeien`,
`Bij uitwendige bestraling komt de straling uit een bestralingstoestel en wordt het te behandelen gebied van buitenaf, door uw huid heen, bestraald.`




Antoniem:

inwendig
(van medicatie) alleen voor uitwendig gebruik
(niet om door te slikken)
uitwerken
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytwɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets dat al in grote lijnen bestaat, nauwkeuriger maken


Voorbeeld:

`Dit is een voorlopige versie die ik nog moet uitwerken.`
de uitwerking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytwɛrkɪŋ]



Verbuigingen:

uitwerking|en (meerv.)
1) keer dat je iets uitwerkt


Voorbeelden:

`de uitwerking van een plan`,
`de nadere uitwerking van het regeerakkoord`



2) gevolg (van iets)


Voorbeeld:

`de uitwerking van positieve emoties op je gezondheid`




Synoniemen:

effect, uitvloeisel
uitwerpen
werkw.
met kracht naar buiten brengen
Voorbeeld: `De vulkaan wierp grote hoeveelheden puin uit. `
overboord gooien
Voorbeeld: `Zij wierpen het anker van het schip uit. `
[ov], [sport] met een worp buiten de grenzen van het speelveld brengen
Voorbeeld: `Die bal werd uitgeworpen. `
uitwerpsel
zelfst.naamw.
datgene dat naar buiten geworpen wordt

'met name [p] ': de afvalstoffen van de spijsvertering van mens en dier zoals deze uitgeworpen worden
Voorbeeld: `De uitwerpselen die hondenliefhebbers op straat achterlaten ergeren velen. `
uitwerpselen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['œytwɛrpsələ(n)]
wat uit je darmen naar buiten komt


Synoniem:

poep
uitwijden
werkw.
wijder worden
Voorbeeld: `De weg was gelijdelijk uitgewijd, nadat we de nauwe pas verlaten hadden. `
wijder maken
Voorbeeld: `Je hebt die trui daarmee wel erg uitgewijd. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het uitwijden in de tweede betekenis erin. `
enz.
uitwijken
werkw.


Uitspraak:

['œytwɛikə(n)]



Verbuigingen:

week uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is uitgeweken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) je koers veranderen om niet ergens tegenaan te botsen


Voorbeeld:

`naar rechts uitwijken om de tegenligger te ontwijken`



2) noodgedwongen naar een andere plaats gaan of overgaan op een andere oplossing


Voorbeelden:

`De president was in zijn land niet meer te handhaven en hij week uit naar een bevriend land.`,
`bij een afgelasting uitwijken naar kunstgras`
de uitwijkmanoeuvre
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['œytwɛikmanʏ:vrə]



Verbuigingen:

uitwijkmanoeuvre|s (meerv.)
actie om iets te ontwijken (1)


Voorbeeld:

`door een uitwijkmanoeuvre een botsing op je voorganger voorkomen`
uitwijzen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytwɛizə(n)]



Verbuigingen:

wees uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) door middel van een vonnis van de rechtbank het land uit sturen


Voorbeeld:

`De illegale vluchtelingen werden na jaren alsnog uitgewezen.`



2) laten zien, aantonen


Voorbeelden:

`Onderzoek wijst uit dat het alcoholgebruik bij jongeren de laatste jaren is afgenomen.`,
`De toekomst zal het uitwijzen.`
uitwisselbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œyt'wɪsəlbar]
wat je kan vervangen door iets anders


Voorbeeld:

`Jouw fototoestel heeft verschillende, uitwisselbare lenzen.`




Synoniem:

verwisselbaar
uitwisselen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytwɪsələ(n)]



Verbuigingen:

wisselde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het ene ruilen voor het andere


Voorbeeld:

`recepten met elkaar uitwisselen`
ervaringen uitwisselen
(aan elkaar vertellen wat je hebt meegemaakt)
de uitwisseling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytwɪsəlɪŋ]



Verbuigingen:

uitwisseling|en (meerv.)
omwisseling van iets tegen iets anders


Voorbeelden:

`uitwisseling van gegevens tussen computer en gsm`,
`studentenuitwisseling`
uitwissen
werkw.


Uitspraak:

['œytwɪsə(n)]



Verbuigingen:

wiste uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
doen verdwijnen


Voorbeeld:

`Die slechte herinnering wil ik liever uit mijn geheugen wissen.`
uitwonend
bijv.naamw.
op een andere plaats dan de normale plaats wonend, extern wonend
Voorbeeld: `De au pair en het gastgezin handelen in strijd met de regeling voor au pairs als de au pair niet woont bij het gastgezin in huis. `
van kinderen niet in het ouderlijk huis wonend
Voorbeeld: `Om van uitwonend of thuiswonend te kunnen spreken is doorslaggevend of de student woont op het adres van zijn ouders. Bijna 80 procent van de uitwonende studenten zit regelmatig krap bij kas. `
van een grondeigenaar niet op zijn grondgebied wonend, buiten de gemeente waar zijn grondgebied ligt wonend
Voorbeeld: `Volgens het reglement van het waterschap Weerdinge zijn de eigenaars verplicht, elk jaar, wanneer het veen verwijderd is, geleidelijk 300 meter kanaal of wijk op te leggen. Een uitwonend grondbezitter bleef echter steeds nalatig aan deze bepaling te voldoen, tot groot ongerief en nadeel voor de aangrenzende aangelanden. <ref>Bron:<br />Tijdschrift: Het Nieuws van den dag.<br />Opgericht door G. L. Funke en P. van Santen.<br
de uitworp
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['œytwɔrp]



Verbuigingen:

uitworp|en (meerv.)
1) wat uitgestoten wordt


Voorbeeld:

`De uitworp van giftige gassen is schadelijk voor de gezondheid.`




Synoniem:

emissie


2) het in het spel brengen van de bal door de keeper sport


Voorbeeld:

`De Poolse keeper beging een blunder bij de uitworp toen de bal in zijn eigen doel terecht kwam.`
uitwringen
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytfrɪŋə(n)]



Verbuigingen:

wrong uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door wringen ergens het vocht uithalen


Voorbeeld:

`Je kunt je badpak beter eerst uitwringen en dan pas ophangen.`




Synoniem:

wringen
uitwuiven
werkw.


Uitspraak:

['œytwœyvə(n)]



Verbuigingen:

wuifde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgewuifd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
wuiven naar iemand die vertrekt


Voorbeeld:

`De jongen was teleurgesteld omdat niemand hem was komen uitwuiven.`




Synoniem:

uitzwaaien
uitzaaien
werkw.


Uitspraak:

['œytsajə(n)]



Verbuigingen:

zaaide uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is uitgezaaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich door het lichaam verspreiden (van ziektekiemen of kwaadaardige weefselcellen) medisch


Voorbeeld:

`Een tumor in de darm zaait in veel gevallen uit naar de lever.`
de uitzaaiing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈœytsajɪŋ]



Verbuigingen:

uitzaaiing|en (meerv.)
verspreiding van kankercellen vanuit een tumor naar andere plaatsen in het lichaam


Voorbeeld:

`uitzaaiingen in de lymfeklieren`




Synoniem:

metastase
uitzakken
werkw.
door het zakken uit de gewone stand of vorm komen
de uitzege
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['œytsexə]



Verbuigingen:

uitzege|s (meerv.)
overwinning behaald in een uitwedstrijd


Voorbeeld:

`De topvoetballer bezorgt zijn voetbalploeg een belangrijke uitzege.`
het uitzendbureau
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytsɛndbyro]



Verbuigingen:

uitzendbureau|s (meerv.)
bedrijf dat werknemers in dienst neemt om die (tijdelijk) elders te laten werken


Voorbeeld:

`Ik heb er een tijdje als secretaresse via een uitzendbureau gewerkt.`
uitzenden
werkw.


Uitspraak:

['œytsɛndə(n)]



Verbuigingen:

zond uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) via radio of televisie aan een publiek toegankelijk maken


Voorbeeld:

`Die documentaire wordt vanavond uitgezonden.`
2) naar het buitenland sturen met een officiële opdracht


Voorbeeld:

`De militairen werden uitgezonden om in het land van bestemming toe te zien op de naleving van de vredesovereenkomst.`
rechtstreeks uitzenden
(uitzenden op het moment dat iets zich afspeelt)
de uitzending
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytsɛndɪŋ]



Verbuigingen:

uitzending|en (meerv.)
programma dat uitgezonden wordt


Voorbeeld:

`Er kwam veel kritiek op de uitzending van dat televisieprogramma.`
de uitzending
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytsɛndɪŋ]



Verbuigingen:

uitzending|en (meerv.)
programma dat uitgezonden wordt


Voorbeeld:

`Er kwam veel kritiek op de uitzending van dat televisieprogramma.`
de uitzendkracht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈœytsɛntkrɑxt]



Verbuigingen:

uitzendkracht|en (meerv.)
iemand die via een uitzendbureau werkt


Voorbeeld:

`We hebben zestig mensen in vaste dienst, de rest wordt door uitzendkrachten gedaan.`
de (m)/het uitzet
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈœytsɛt]



Verbuigingen:

uitzet|ten (meerv.)
complete uitrusting van keukengerei, kleren, linnengoed enz. voor een bruid of een baby


Voorbeelden:

`uitzetboekje`,
`De uitzet van een Turkse bruid wordt al verzameld vanaf haar geboorte.`
uitzetten
werkw.


Uitspraak:

['œytsɛtə(n)]



Verbuigingen:

zette uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zorgen dat (een apparaat) niet meer werkt


Voorbeeld:

`Wil je de tv uitzetten als je weggaat?`




Antoniem:

aanzetten



Synoniem:

uitschakelen


2) met dwang (het land) doen verlaten


Voorbeeld:

`De politicus wil met zijn beleid alle criminele vreemdelingen het land uitzetten.`



3) in grote lijnen aangeven of plannen


Voorbeeld:

`Met behulp van je GPS kan je zelf eenvoudig routes uitzetten.`




Synoniem:

uitstippelen


4) in volume toenemen


Voorbeeld:

`Een opgeblazen ballon zet uit als hij warm wordt.`



5) (wilde dieren) loslaten in de natuur met de bedoeling dat ze zich gaan voortplanten


Voorbeeld:

`Er zijn twintig otters uitgezet en drie ervan zijn binnen een week doorgereden.`
het uitzicht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['œytsɪxt]



Verbuigingen:

uitzicht|en (meerv.)
waar je op uitkijkt


Voorbeeld:

`Op mijn kamer heb ik een adembenemend uitzicht over heel de stad.`
uitzichtloos
bijv.naamw.


Uitspraak:

['œytsɪxtlos]
(van een situatie) zonder kans op verbetering


Voorbeeld:

`Na het faillissement van zijn bedrijf kwam hij in een uitzichtloze situatie terecht.`




Synoniem:

hopeloos
uitzieken
werkw.


Uitspraak:

['œytsikə(n)]



Verbuigingen:

ziekte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft, is uitgeziekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
lang genoeg rusten zodat je weer beter wordt


Voorbeeld:

`Als je griep hebt, dan zit er niets anders op dan uit te zieken.`
uitzien
werkw.


Uitspraak:

['œytsin]



Verbuigingen:

zag uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgezien (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar buiten kijken


Voorbeeld:

`Ze stonden al uren uit te zien wanneer hun dochter thuis zou komen.`
uitzien naar
werkw.


Uitspraak:

['œytsin nar]



Verbuigingen:

zag uit naar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgezien naar (volt.deelw.)
verlangend of verwachtingsvol tegemoet zien


Voorbeeld:

`Aan het begin van het nieuwe schooljaar zien de kinderen alweer uit naar de volgende zomervakantie.`




Synoniem:

verheugen op
uitzitten
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytsɪtə(n)]



Verbuigingen:

zat uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgezeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tot het einde toe blijven


Voorbeelden:

`de hele rit uitzitten`,
`een gevangenisstraf uitzitten`
uitzoeken
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytsukə(n)]



Verbuigingen:

zocht uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgezocht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) orde brengen door dingen die op elkaar lijken bij elkaar te leggen


Voorbeeld:

`Het is een puinzooi op mijn bureau, ik moet nodig alle papieren uitzoeken.`




Synoniem:

sorteren


2) door onderzoeken te weten te komen


Voorbeeld:

`uitzoeken hoe laat de eerste trein vertrekt`
uitzonderen
werkw.


Uitspraak:

['œytsɔndərə(n)]



Verbuigingen:

zonderde uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgezonderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand of iets uitsluiten


Voorbeeld:

`Dat voorval wordt van die regel uitgezonderd.`
de uitzondering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['œytsɔndərɪŋ]



Verbuigingen:

uitzondering|en (meerv.)
wat afwijkt van de normale regel


Voorbeelden:

`Iedereen moet zich aan de regels houden, zonder uitzonderingen.`,
`Hardlopen doe ik niet graag maar als je echt wilt dat ik meekom, dan maak ik wel een uitzondering.`
uitzonderlijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[œyt'sɔndərlək]
wat niet vaak voorkomt


Voorbeelden:

`een uitzonderlijke prestatie`,
`Hij was een uitzonderlijk voorbeeldige student.`




Synoniem:

buitengewoon
uitzoomen
werkw.


Afbreekpatroon:

` uit - zoo - men



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

zoomde uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgezoomd (volt.deelw.)
met een zoomlens een zaak of persoon steeds kleiner in beeld brengen (en laten verdwijnen) fotografiefilm


Voorbeeld:

`aan het einde van de film werd op de hoofdpersoon uitgezoomd en verscheen de aftiteling in beeld`




Antoniem:

inzoomen
uitzuigen
werkw.


Uitspraak:

['œytsœyxə(n)]



Verbuigingen:

zoog uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgezogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) leeg maken of verwijderen door te zuigen


Voorbeeld:

`Als je gestoken bent door een wesp, dan kan je proberen het gif er uit te zuigen.`



2) onder slechte voorwaarden laten werken om er zo veel mogelijk aan te verdienen


Voorbeeld:

`Na jaren te zijn uitgezogen, besloten de arbeiders in opstand te komen.`
Ujir
zelfst.naamw.
[taal] een Austronesische taal die in twee dorpen op het eiland Wokam (onderdeel van de Molukken in Indonesië) gesproken wordt
uk
zelfst.naamw.
klein kind


Voorbeeld:

`De trotse opa heeft meteen een bankrekening geopend voor de kleine uk.`




Synoniem:

dreumes; ukkepuk; ukkie
ulceratie
zelfst.naamw.
[medisch] verzwering
ulcerogeen
bijv.naamw.
[medisch] wat zweervorming bevordert
de ulevel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['yləvɛl]



Verbuigingen:

ulevel|len (meerv.)
vierkant, karamelkleurig suikersnoepje


Voorbeeld:

`Van mijn oma kreeg ik altijd ulevellen en lolly's.`
ultiem
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ʏlˈtim]
allerlaatst


Voorbeeld:

`nog een ultieme poging wagen`




Synoniem:

uiterst
het ultimatum
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ʏlti'matʏm]



Verbuigingen:

ultimatum|s (meerv.)
iets wat je moet doen voor een bepaalde datum


Voorbeelden:

`De ontvoerders stelden een ultimatum voor de betaling van het losgeld.`,
`Het ultimatum dat de regering aan de goudzoekers stelde om het gebied te verlaten, verloopt over tien dagen.`
het ultimatum
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ʏlti'matʏm]



Verbuigingen:

ultimatum|s (meerv.)
iets wat je moet doen voor een bepaalde datum


Voorbeelden:

`De ontvoerders stelden een ultimatum voor de betaling van het losgeld.`,
`Het ultimatum dat de regering aan de goudzoekers stelde om het gebied te verlaten, verloopt over tien dagen.`
ultimo
bijwoord


Uitspraak:

['ʏltimo]
op de laatste dag van een maand of een jaar


Voorbeeld:

`Ultimo juni moeten we onze huidige woning verlaten.`
ultra-
prefix


Uitspraak:

['ʏltra]
om aan te duiden dat iets in een hoge graad aanwezig is>



Voorbeelden:

`ultramodern`,
`ultrarechts`
ultradevoot
bijv.naamw.
meer dan devoot
Voorbeeld: `De ultradevote pelgrims bereikten eindelijk Santiago. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het ultradevoot in de tweede betekenis erin. `
I ultramarijn
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur blauw met RAL-nummer 5002.

[n] een blauwe verfstof; een blauw pigment dat van nature wordt aangetroffen in het mineraal lazuriet, maar al twee eeuwen ook synthetisch vervaardigd wordt en daardoor wijdverbreide toepassing vindt.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het ultramarijn? `
II ultramarijn
bijv.naamw.

[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur blauw, met RAL-nummer 5002.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een ultramarijne auto. `

Bron: Wikiwoordenboek - ultramarijn.
I ultramarijnblauw
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur blauw met RAL-nummer 5002.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het ultramarijnblauw?
II ultramarijnblauw
bijv.naamw.
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur blauw, met RAL-nummer 5002.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een ultramarijnblauwe auto. `
ultrasoon
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ʏltra'son]



Afbreekpatroon:

ul - tra - 'soon



Herkomst:

«Latijn
(van geluid) met een zo hoge frequentie dat je het niet met het oor kunt horen


Voorbeeld:

`Sommige dieren kunnen ultrasoon geluid wel waarnemen.`




Antoniem:

infrasoon



Synoniem:

supersoon
ultraviolet
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ʏltravijo'lɛt]
(van licht) met frequenties die hoger zijn dan die van violet


Voorbeeld:

`Nylon is een stof die zeer gevoelig is voor ultraviolet licht waardoor de kwaliteit ervan kan afnemen.`
umami
zelfst.naamw.
natriumglutamaat

aanduiding van de hartige smaak die natriumglutamaat oproept
Umbrisch
zelfst.naamw.
[taal] een uitgestorven taal uit de Italische taalfamilie die tot in het begin van onze jaartelling gesproken werd in het huidige Midden-Italië
umlaut
zelfst.naamw.
[taalkunde] een diakritisch teken in de vorm van twee puntjes dat in onder andere het Duits gebruikt wordt om aan te geven dat een klinker om grammaticale redenen een andere klank gekregen heeft
Voorbeeld: `Je was een paar umlautjes vergeten in je Duitse proefwerk. `
[taalkunde] een vorm van klinkerharmonie waarbij een klinker in de ene lettergreep veranderd wordt door een klinker in de volgende
Voorbeeld: `Door toevoeging van het achtervoegsel "-ti" aan "lang" is in het Nederlands het woord "lengte" ontstaan, omdat de i-klinker van "-ti" een umlaut van de a-klinker teweeggebracht heeft. `
de umpire
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['ʏmpɑjər]



Verbuigingen:

umpire|s (meerv.)
scheidsrechter bij tennis of cricket


Voorbeeld:

`De umpire maakt uit of een bal in of uit is bij een tenniswedstrijd.`
Unami
zelfst.naamw.
[taal] een uitgestorven Indiaanse taal behorende tot de Algonquintalen uit de streekt rond Delaware
unaniem
bijv.naamw.


Uitspraak:

[yna'nim]
wanneer iedereen het met elkaar eens is


Voorbeeld:

`De jury kwam na lang beraad tot een unanieme beslissing.`
undecime
zelfst.naamw.
[muziek] de elfde trap van een diatonische toonladder

[muziek] een interval met een toonafstand zoals die van de eerste naar de elfde toon van een diatonische toonladder (een octaaf plus een kwart)
underacten
werkw.


Afbreekpatroon:

'un - der - ac - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

underactte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geünderact (volt.deelw.)
zo gewoon mogelijk acteren (d.m.v. stiltes of een intense blik) film


Voorbeeld:

`hij kan goed underacten; met zijn starende blik kan hij alles uitdrukken`




Antoniem:

overacten
undercover
zelfst.naamw.
een verhulde identiteit Voorbeeld: `De politie maakt soms van undercover gebruik. `
de underdog
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['ʏndərdɔ:k]



Verbuigingen:

underdog|s (meerv.)
persoon of groep die geen kans lijkt te maken om te winnen


Voorbeeld:

`De jonge zangeres was de underdog van de talentenjacht maar ze won toch de eerste prijs.`
de underground
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['ʏndərgrɑunt]
cultuur waarin men zich verzet tegen de bestaande opvattingen


Voorbeeld:

`Richard Kern is een filmregisseur die bekend is binnen de underground.`
underperformen
werkw.


Afbreekpatroon:

'un - der - per - for - men



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

het underperformde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geünderperformd (volt.deelw.)
het slecht presteren van een fonds handel


Voorbeeld:

`het aandeel X underperformt op de beurs`




Antoniem:

overperformen
het understatement
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ʏndərˈstetmənt]



Verbuigingen:

understatement|s (meerv.)
uitspraak waarmee je iets opzettelijk zwakker uitdrukt dan het in werkelijkheid is


Voorbeeld:

`Zeggen dat je een bezoek aan de tandarts een beetje vervelend vindt, noem ik een understatement.`
undoën
werkw.


Afbreekpatroon:

'un - do - ën



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

undode (verl.tijd )



Verbuigingen:

geündod (volt.deelw.)
iets ongedaan maken


Voorbeeld:

`hij undot de eerdere bestelling omdat hij afziet van de aankoop`
unfollowen
werkw.


Afbreekpatroon:

'un - fol - lo - wen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

unfollowde (verl.tijd )
stoppen met iemand volgen op Twitter communicatie


Voorbeeld:

`ervoor zorgen dat ongewenste personen je unfollowen op Twitter`




Antoniem:

followen
unfrienden
werkw.


Afbreekpatroon:

'un - frien - den



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

unfriendde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geünfriend (volt.deelw.)
het verwijderen van een virtuele verbinding met een persoon of organisatie op een (sociale) netwerksite communicatie


Voorbeeld:

`echte vrienden houden en vage kennissen unfrienden op Facebook`




Synoniem:

ontvrienden
de uniciteit
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ynisi'tɛit]
wat uniek is


Voorbeeld:

`We proberen rekening te houden met de uniciteit van elke werknemer.`




Synoniem:

enig
het unicum
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['ynikʏm]



Verbuigingen:

unicum|s, uni|ca (meerv.)
wat maar één keer voorkomt


Voorbeeld:

`Ben je voor al je examens geslaagd? Dat is een unicum!`
de unie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['yni]



Verbuigingen:

unie|s (meerv.)
organisatie met leden die een gemeenschappelijk doel nastreven


Voorbeelden:

`De Europese Unie telt momenteel 27 lidstaten.`,
`muntunie`




Synoniem:

vereniging
uniek
bijv.naamw.


Uitspraak:

[y'nik]
1) waar er maar één exemplaar van bestaat


Voorbeeld:

`Mijn zus en ik willen onze moeder verrassen met een uniek geschenk voor Moederdag.`



2) wat zeldzaam of bijzonder is


Voorbeeld:

`In dat natuurdomein vind je unieke plantensoorten en zeldzame paddenstoelen.`
I het uniform
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈynifɔrm]



Verbuigingen:

uniform|en (meerv.)
kleding die door een bepaalde groep wordt gedragen, waardoor deze voor iedereen herkenbaar is


Voorbeeld:

`de nieuwe uniformen van de politie`
II uniform
bijv.naamw.


Uitspraak:

[yniˈfɔrm]
gelijk van vorm


Voorbeeld:

`uniforme regels voor de brandveiligheid`




Synoniem:

gelijkvormig
de uniformiteit
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ynifɔrmi'tɛit]
wat een gelijke vorm heeft of wat een eenheid vormt


Voorbeeld:

`De overheid pleit voor een grotere uniformiteit in de aanpak van agressie en geweld.`
I unilateraal
bijv.naamw.


Afbreekpatroon:


unilateraal
bijv.naamw.


Herkomst:

«Latijn
éénzijdig geneeskunde


Voorbeeld:

`Bij geïsoleerde unilaterale verlamming kan volstaan worden met een röntgenfoto van hoofd en borstkas, bloedonderzoek en onderzoek naar diabetes.`




Synoniem:

uitgaand van één partij
II unilateraal
bijv.naamw.
zonder op toe- of instemming van andere partijen wachten politiek


Voorbeeld:

`Zij kondigden een unilaterale wapenstilstand aan. `




Synoniem:

opererend op eigen houtje
uninstallen
werkw.


Afbreekpatroon:

'un - in - stal - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

uninstallde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geüninstalld (volt.deelw.)
installatie ongedaan maken computer


Voorbeeld:

`onbelangrijke software die je nooit gebruikt kun je gerust uninstallen`




Antoniem:

installen



Synoniem:

deïnstalleren
uniseks
bijv.naamw.


Uitspraak:

['ynisɛks]
wat zowel door een man als door een vrouw gedragen kan worden


Voorbeeld:

`Via die website kan je een uniseks badjas van katoen bestellen.`
de unit
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈjunɪt]



Verbuigingen:

unit|s (meerv.)
onderdeel van een groter geheel


Voorbeeld:

`Hij werkt bij een andere unit van het bedrijf.`




Synoniemen:

afdeling, eenheid
univalent
bijv.naamw.


Uitspraak:

[yniva'lɛnt]
eenwaardig


Voorbeeld:

`In het onderwijs wordt er gepleit voor een univalent beleid waarin er geen onderscheid gemaakt wordt tussen de verschillende culturele achtergronden van de leerlingen.`
het universum
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[yniˈvɛrsʏm]



Verbuigingen:

universum|s (meerv.)
het gehele tijd-ruimtecontinuüm waarin wij bestaan, samen met alle materie en energie.


Voorbeeld:

`de planeten in het universum`




Synoniem:

heelal
universeel
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ynivɛr'sel]
op alle gebieden toepasbaar of geldend


Voorbeelden:

`Een universeel griepvaccin moet je bescherming bieden tegen alle varianten van de griep.`,
`Universele Verklaring van de Rechten van de Mens`,
`een universele waarheid`,
`normen met een universeel karakter`,
`een universele afstandsbediening`
universitair
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ynivɛrsi'tɛ:r]
wat betrekking heeft op de universiteit


Voorbeelden:

`De sollicitant kon uitpakken met zijn universitair diploma en zijn werkervaring.`,
`universitair onderwijs`,
`een universitair ziekenhuis`
de universiteit
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ynivɛrsi'tɛit]



Verbuigingen:

universiteit|en (meerv.)
instelling voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs


Voorbeelden:

`landbouwuniversiteit`,
`technische universiteit`
Universiteit Twente
zelfst.naamw.
een universiteit die gevestigd is te Enschedé met hoofdzakelijk technische studies Voorbeeld: `Ik studeer op de Universiteit Twente. `
de universiteit
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ynivɛrsi'tɛit]



Verbuigingen:

universiteit|en (meerv.)
instelling voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs


Voorbeelden:

`landbouwuniversiteit`,
`technische universiteit`
de universiteitshoogleraar
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ynivɛrsi'tɛitshoxlerar]



Verbuigingen:

universiteitshoogle|raren (meerv.)
bijzondere functie aan een Nederlandse universiteit, bekleed door toonaangevende hoogleraren


Voorbeeld:

`In 2005 werd de eerste vrouwelijke en medische universiteitshoogleraar in Nederland benoemd.`
de universiteitsprofessor
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ynivɛrsi'tɛitsprofɛsɔr]



Verbuigingen:

universiteitsprofessor|en (meerv.)
professor aan een universiteit


Voorbeeld:

`Is het waar dat een goede loodgieter meer verdient dan een universiteitsprofessor?`
het universum
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[yniˈvɛrsʏm]



Verbuigingen:

universum|s (meerv.)
het gehele tijd-ruimtecontinuüm waarin wij bestaan, samen met alle materie en energie.


Voorbeeld:

`de planeten in het universum`




Synoniem:

heelal
het universum
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[yniˈvɛrsʏm]



Verbuigingen:

universum|s (meerv.)
het gehele tijd-ruimtecontinuüm waarin wij bestaan, samen met alle materie en energie.


Voorbeeld:

`de planeten in het universum`




Synoniem:

heelal
Unix
zelfst.naamw.
[informatica] een familie van computerbesturingssystemen die verschillende taken tegelijkertijd kan uitvoeren Voorbeeld: `Gebruik jij Unix of Windows? `
unloaden
werkw.


Afbreekpatroon:

'un - loa - den



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

unloadde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geünload (volt.deelw.)
uitladen computer


Voorbeeld:

`software unloaden van de computer`




Synoniem:

ontladen
unlocken
werkw.


Afbreekpatroon:

'un - loc - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

unlockte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geünlockt (volt.deelw.)
ontgrendelen, beveiliging uitzetten techniek


Voorbeeld:

`een kluis onlocken`
unpacken
werkw.


Afbreekpatroon:

'un - pac - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

unpackte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geünpackt (volt.deelw.)
uitpakken, openen van een compact opgestuurd bestand computer


Voorbeeld:

`een gedowload bestand unpacken `
unster
zelfst.naamw.
een eenvoudig weegtoestel gebaseerd op een balans met ongelijke armen
Voorbeeld: `Hij hield de zware zak op aan een unster om het gewicht te bepalen. `
een eenvoudig weegtoestel gebaseerd op de rek van een veer
Voorbeeld: `Met de unster kon hij de uitgeoefende zwaartekracht aflezen. `
unsubscriben
werkw.


Afbreekpatroon:

'un - sub - scri - ben



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

unsubscribede (verl.tijd )



Verbuigingen:

geünsubscribed (volt.deelw.)
zich uitschrijven, zich afmelden computer


Voorbeeld:

`jezelf unsubscriben bij een nieuwsbrief die niet meer wilt ontvangen`
ununbium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] verouderde naam van een scheikundig element met symbool Uub en atoomnummer 112. Het is een overgangsmetaal. Thans heet het copernicium met symbool Cn
ununhexium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] een scheikundig element met het symbool Uuh en het atoomnummer 116
ununoctium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] een scheikundig element met het symbool Uuo en het atoomnummer 118
ununpentium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] een scheikundig element met het symbool Uup en het atoomnummer 115
ununquadium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] een scheikundig element met het symbool Uuq en het atoomnummer 114
ununseptium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] een scheikundig element met het symbool Uus en het atoomnummer 117
ununtrium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] een scheikundig element met het symbool Uut en het atoomnummer 113
unwrappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'un - wrap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

unwrapte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geünwrapt (volt.deelw.)
het uitpakken (van een bestand) computer


Voorbeeld:

`een 3D object unwrappen tot een 2D weergave, inkleuren en vervolgens weer terugbrengen bij het 3D object`
unzippen
werkw.


Afbreekpatroon:

'un - zip - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

unzipte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geünzipt (volt.deelw.)
het uitpakken en in de juiste vorm herstellen van computerbestanden computer


Voorbeeld:

`bij het unzippen gaat geen bit informatie verloren en er komt geen storing in het bestand`
uppen
werkw.


Afbreekpatroon:

'up - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

upte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geüpt (volt.deelw.)
bestanden plaatsen op een server computer


Voorbeeld:

`hoewel de foto's zeer groot waren ging het uppen supersnel`
up-to-date
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ʏptu'det]
wat modern, actueel, bij de tijd is of wat alle recente gegevens bevat


Voorbeelden:

`Als je regelmatig de krant leest, dan blijf je up-to-date.`,
`De informatie in deze routeplanner is niet meer up-to-date.`
upcyclen
werkw.


Afbreekpatroon:

'up - cy - clen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

upcyclede (verl.tijd )



Verbuigingen:

geüpcycled (volt.deelw.)
hergebruiken van materialen en er iets met meer 'waarde' van maken


Voorbeeld:

`upcyclen kost minder energie dan recyclen én inspireert tot duurzamer gedrag`




Synoniem:

door hergebruik opwaarderen
de update
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['ʏbdet]



Verbuigingen:

update|s (meerv.)
een bijgewerkte of verbeterde versie van iets


Voorbeeld:

`Je computer zal je regelmatig een melding geven wanneer er updates beschikbaar zijn.`
updaten
werkw.


Uitspraak:

['ʏbdetə(n)]



Verbuigingen:

updatete (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geüpdatet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
actualiseren


Voorbeeld:

`Je website updaten is heel eenvoudig met deze gespecialiseerde software.`
uppen
werkw.


Afbreekpatroon:

'up - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

upte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geüpt (volt.deelw.)
bestanden plaatsen op een server computer


Voorbeeld:

`hoewel de foto's zeer groot waren ging het uppen supersnel`
upgraden
werkw.


Uitspraak:

['ʏpgredə(n)]



Verbuigingen:

upgradede (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geüpgraded (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verbeteren


Voorbeeld:

`Je computer upgraden kan eenvoudigweg door er een nieuwe harde schijf in te zetten.`
upgraden
werkw.


Uitspraak:

['ʏpgredə(n)]



Verbuigingen:

upgradede (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geüpgraded (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verbeteren


Voorbeeld:

`Je computer upgraden kan eenvoudigweg door er een nieuwe harde schijf in te zetten.`
upgraden
werkw.


Uitspraak:

['ʏpgredə(n)]



Verbuigingen:

upgradede (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geüpgraded (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verbeteren


Voorbeeld:

`Je computer upgraden kan eenvoudigweg door er een nieuwe harde schijf in te zetten.`
uphillen
werkw.


Afbreekpatroon:

'up - hil - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

uphillde/uphilde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geüphilld/geüphild (volt.deelw.)
een heuvel oprijden met de fiets, skates of skateboard sport


Voorbeeld:

`uitkijken voor het maken van uitglijders bij het uphillen`
uploaden
werkw.


Uitspraak:

['ʏplodə(n)]



Verbuigingen:

uploadde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geüpload (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bestanden van je eigen computer overzetten op een andere computer


Voorbeeld:

`Je kan niet alleen foto's maar ook video's uploaden.`
uppen
werkw.


Afbreekpatroon:

'up - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

upte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geüpt (volt.deelw.)
bestanden plaatsen op een server computer


Voorbeeld:

`hoewel de foto's zeer groot waren ging het uppen supersnel`
in je uppie
(helemaal alleen)
upscalen
werkw.


Afbreekpatroon:

'up - sca - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

upscalede (verl.tijd )



Verbuigingen:

geüpscaled (volt.deelw.)
de schaal vergroten, het omzetten van een signaal naar een hogere resolutie techniek


Voorbeeld:

`Een aantal dvd-spelers kent de mogelijkheid om dvd’s te upscalen, het videosignaal is dan aangepast aan de resolutie van een hd-tv.`




Antoniem:

downscalen
upsellen
werkw.


Afbreekpatroon:

'up - sel - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

upsellde/upselde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geüpselld/geüpseld (volt.deelw.)
het verkopen van meer artikelen dan de klant in eerste instantie van plan was handel


Voorbeeld:

`Upsellen kan op diverse manieren plaatsvinden: telefonisch, per email of als de klant daadwerkelijk in het hotel of in de winkel is`
upshaken
werkw.


Afbreekpatroon:

'up - sha - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

upshakete (verl.tijd )



Verbuigingen:

geüpshaket (volt.deelw.)
ergens opschudding veroorzaken mens


Voorbeeld:

`het kamerdebat upshaken met aanstootgevende opmerkingen`
upsizen
werkw.


Afbreekpatroon:

'up - si - zen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

upsizede (verl.tijd )



Verbuigingen:

geüpsized (volt.deelw.)
vergroten economie


Voorbeeld:

`het aantal medewerkers pas upsizen als de jaarcijfers daar ruimte voor bieden`




Antoniem:

downsizen



Synoniem:

uitbreiden
upsizen
werkw.


Afbreekpatroon:

'up - si - zen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

upsizede (verl.tijd )



Verbuigingen:

geüpsized (volt.deelw.)
vergroten economie


Voorbeeld:

`het aantal medewerkers pas upsizen als de jaarcijfers daar ruimte voor bieden`




Antoniem:

downsizen



Synoniem:

uitbreiden
upskirten
werkw.


Afbreekpatroon:

'up - skir - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

upskirtte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geüpskirt (volt.deelw.)
bij een dame ongevraagd onder haar rokje filmen of fotograferen en dit op internet zetten fotografiefilm


Voorbeeld:

`Paparazzi hebben een filmpje van haar te pakken gekregen waarin ze wordt geüpskirt.`
uppen
werkw.


Afbreekpatroon:

'up - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

upte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geüpt (volt.deelw.)
bestanden plaatsen op een server computer


Voorbeeld:

`hoewel de foto's zeer groot waren ging het uppen supersnel`
upteamen
werkw.


Afbreekpatroon:

'up - tea - men



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

upteamde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geüpteamd (volt.deelw.)
samenwerken, een team vormen arbeid


Voorbeeld:

`In voorkomende gevallen kan de accountmanager upteamen met diens salesmanager.`
ur
afkorting
uitsluitend op doktersrecept verkrijgbaar geneeskunde


Voorbeeld:

`U kunt dit middel niet zomaar halen bij de drogist, het is als UR aangemerkt.`
uraan
zelfst.naamw.
[scheikunde] scheikundig element met symbool U en atoomnummer 92. Het is een metalliekgrijs actinide
uraanhoudend
bijv.naamw.
[geologie] het element uraan bevattend Voorbeeld: `Er zijn daar uraanhoudende ertslagen aangetroffen. `
uranium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool U en atoomnummer 92. Het is een metalliekgrijs actinide
Urartisch
zelfst.naamw.
[taal] een uitgestorven taal die in de oudheid in de bergen van Armenië gesproken werd
urbanisatie
zelfst.naamw.
een trek van de landelijke gebieden naar de stad Voorbeeld: `De urbanisatie nam in dat land toe. `
urbi et orbi
zegen die de Paus uitspreekt met Kerstmis en Pasen religie


Voorbeeld:

`De zegen urbi et orbi wordt door paus vanaf de Sint-Pieter uitgesproken.`




urbi et orbi

(aan de stad (Rome) en de wereld)
het Urdu
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['urdu]
officiële taal van Pakistan


Voorbeeld:

`Ongeveer 10 miljoen Pakistani hebben het Urdu als moedertaal.`
uremie
zelfst.naamw.
[medisch] bloedvergiftiging door onvoldoende werking van de nieren
het uur
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[yr]



Verbuigingen:

uren (meerv.)
1) tijdseenheid van zestig minuten


Voorbeelden:

`Een etmaal heeft vierentwintig uur.`,
`We moesten wel een half uur wachten.`,
`Je moet twee uur voor het vliegtuig vertrekt op Schiphol zijn.`



2) bepaalde hoeveelheid tijd waarin iets gebeurt


Voorbeelden:

`spitsuur`,
`lesuren van vijftig minuten`



3) bepaald tijdstip


Voorbeelden:

`om zeven uur precies`,
`klokslag vijf uur`
urenlang
bijv.naamw.


Uitspraak:

[yrə(n)ˈlɑŋ]
gedurende uren


Voorbeeld:

`een urenlange toespraak houden`
urethritis
zelfst.naamw.
[medisch] onsteking van de urinebuis
het ureum
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[y'rejʏm]
stof die in urine aanwezig is


Voorbeeld:

`Een zalf van ureum maakt de huid soepel en voorkomt uitdroging.`
urgent
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ʏrˈxɛnt]
dringend


Voorbeeld:

`een urgente boodschap voor iemand hebben`
de urgentie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ʏr'xɛn(t)si]



Verbuigingen:

urgentie|s (meerv.)
wat heel dringend is


Voorbeeld:

`Als er sprake is van een medische urgentie, moet er snel en efficiënt gehandeld worden.`
uricosuricum
zelfst.naamw.
[medisch] middel dat de urinezuuruitscheiding bevordert
urinaal
zelfst.naamw.
gelegenheid voor heren die zich van hun urine wensen te ontlasten

voorwerp, meestal van glas waarin urine kan worden gedeponeerd
urinair
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot urine
de urine
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[yˈrinə]
gele vloeistof met afvalstoffen die je nieren afscheiden en die via je blaas je lichaam verlaat


Voorbeeld:

`Als je bloed in je urine hebt, moet je naar de dokter gaan.`




Synoniem:

plas
urineren
werkw.


Uitspraak:

[yri'nerə(n)]



Verbuigingen:

urineerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geürineerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
plassen


Voorbeeld:

`Het is verboden te urineren in openbare ruimtes.`




Synoniem:

wateren
urineren
werkw.


Uitspraak:

[yri'nerə(n)]



Verbuigingen:

urineerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geürineerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
plassen


Voorbeeld:

`Het is verboden te urineren in openbare ruimtes.`




Synoniem:

wateren
de URL
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[yɛr'ɛl]



Verbuigingen:

URL|'s (meerv.)
uniform resource locator, term die de naam van een internetlocatie aanduidt>



Voorbeeld:

`Een goede URL moet herkenbaar en leesbaar zijn.`
urmen
werkw.


Afbreekpatroon:

ur - men



Verbuigingen:

urmde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geürmd (volt.deelw.)
zeuren


Voorbeeld:

`Tijdens de tentamenweek liep het gespannen meisje voortdurend te urmen.`




Synoniemen:

miepen, moeilijk doen
de urn
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ʏrn]



Verbuigingen:

urn|en (meerv.)
pot waar je de as van een overledene in bewaart


Voorbeeld:

`We hebben gekozen voor een eenvoudige keramische urn.`
urogenitaal
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot de urinewegen en de geslachtsorganen
uroloog
zelfst.naamw.
[beroep] een specialist in de geneeskunde die zich bezighoudt met de urinewegen bij de man en de vrouw, en de geslachtsorgaan|geslachtsorganen van de man
de urologie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[yrolo'xi]
specialisatie in de geneeskunde die zich bezighoudt met de nieren, de urineleiders en de urinewegen


Voorbeelden:

`De afdeling urologie behandelt onder andere mensen die problemen hebben met hun urinewegen.`,
`Mannen met prostaatklachten worden doorverzwezen naar de uroloog.`
urologisch
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot de urologie
Uruguay
zelfst.naamw.
[land] een land in het zuidoosten van Zuid-Amerika, genoemd naar de gelijknamige rivier
Voorbeeld: `In Uruguay groeien planten die bij het klimaat passen. ` Voorbeeld: `Het land is in werkelijkheid boeiender dan het Uruguay uit de reisgids. `
[land] de soevereine 'Republiek ten oosten van de Uruguay' ([spa]: 'República Oriental del Uruguay') die het onder [1] genoemde gebied omvat
Voorbeeld: `Uruguay is lid van de Verenigde Naties. `
zij die als vertegenwoordigers van het land genoemd in [2] optreden
Voorbeeld: `Het Uruguay van twee jaar geleden was een zeer sterk elftal. `
[rivier] in Zuid-Amerika
Voorbeeld: `De Uruguay stroomt van het noorden naar het zuiden. `
de Uruguayaan
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[urugwa'jan]



Verbuigingen:

Uruguay|anen (meerv.)



de Uruguayaan|se
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[urugwa'jan|sə]



Verbuigingen:

Uruguayaanse|n (meerv.)
inwoner van Uruguay


Voorbeeld:

`Steeds meer Uruguayanen bouwen een ecologisch huis van aarde en stro.`
Uruguayaans
bijv.naamw.


Uitspraak:

[urugwa'jans]
van of uit Uruguay


Voorbeeld:

`Vlees en wol zijn de belangrijkste Uruguayaanse exportproducten.`
Uruguayaanse
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Uruguay, of een vrouw afkomstig uit Uruguay
de Uruguayaan
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[urugwa'jan]



Verbuigingen:

Uruguay|anen (meerv.)



de Uruguayaan|se
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[urugwa'jan|sə]



Verbuigingen:

Uruguayaanse|n (meerv.)
inwoner van Uruguay


Voorbeeld:

`Steeds meer Uruguayanen bouwen een ecologisch huis van aarde en stro.`
Ia de Uruguees
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[uru'gwes]



Verbuigingen:

Uru|guezen (meerv.)



Ib de Uru|guese
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[uru'|gwesə]



Verbuigingen:

Uruguese|n (meerv.)
inwoner van Uruguay


Voorbeeld:

`In de week voor Pasen gaan veel Uruguezen op vakantie.`
II Uruguees
bijv.naamw.


Uitspraak:

[uru'gwes]
van of uit Uruguay


Voorbeeld:

`Mario Benedetti was een belangrijke Uruguese schrijver.`
Uruguese
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Uruguay, of een vrouw afkomstig uit Uruguay
Uruzgan
zelfst.naamw.
één der provinciën van Afghanistan. Voorbeeld: `De kabinetscrisis over het Uruzgan-besluit was een Nederlandse kabinetscrisis in 2010 die leidde tot de val van het kabinet-Balkenende IV. `
I us
afkorting
1) United States


Synoniem:

Verenigde Staten van Amerika


2) Unit Separator (stuurteken van Unicode) ict
3) als altijd;
als boven;
als steeds
II Us
Bijbels land religie


Voorbeeld:

`Er was in het land Us een man, wiens naam was Job.`
de USB-stick
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[yɛs'bestɪk]



Verbuigingen:

USB-stick|s (meerv.)
geheugenstick die als extern opslagmedium wordt gebruikt en die je via een USB-poort op je computer kan aansluiten


Voorbeeld:

`Vergeet je bestanden niet op je USB-stick op te slaan!`
usurperen
werkw.
toeëigenen Voorbeeld: `Vlaams minister-president w:Kris Peeters|Kris Peeters en zijn Waalse collega w:Rudy Demotte|Rudy Demotte willen meer duidelijkheid over de usurperende bevoegdheden bij de uitwerking van de zoveelste Belgische staatshervorming. `
ut
afkorting
Universtiteit Twente


Voorbeeld:

`De UT is de universiteit in Enschede.`
UTC
afkorting
Coordinated Universal Time (gecoördineerde universele tijd), de internationale standaard voor tijd
uterus
zelfst.naamw.
[medisch] de baarmoeder
het utilisme
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[yti'lɪsmə]
opvatting waarbij het nut het enige voorschrift moet zijn in moreel en politiek handelen


Voorbeeld:

`Het 19de-eeuwse utilisme definieert het goede als dat wat het beste is voor een groot aantal mensen.`




Synoniem:

utilitarisme
utilitair
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ytili'tɛ:r]
met het nut als doel


Voorbeeld:

`Een utilitair voertuig heeft over het algemeen een grote opslagcapaciteit.`
het utilitarisme
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ytilita'rɪsmə]
opvatting waarbij het nut het enige voorschrift moet zijn in moreel en politiek handelen


Voorbeeld:

`De kern van het utilitarisme is het streven naar het grootste nut.`




Synoniem:

utilisme
utilitaristisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ytilita'rɪstis]
gericht op onmiddellijk nut


Voorbeeld:

`Bentham was een van de invloedrijkste verdedigers van de utilitaristische visie.`
utiliteit
zelfst.naamw.
de mate waarin iets bruikbaar is

een toestel dat zijn nut bewijst

een organisatie die een nuttige dienst levert, zoals stroom of water
de utiliteitsbouw
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ytili'tɛitsbɑu]
gebouwen die niet bedoeld zijn om in te wonen


Voorbeeld:

`De utiliteitsbouw omvat de constructie van onder andere fabrieken en kantoren.`
de utopie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[yto'pi]



Verbuigingen:

utopie|ën (meerv.)
verzonnen en gewenste werkelijkheid


Voorbeeld:

`Wereldvrede zal mogelijk altijd een utopie blijven.`
utopisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[y'topis]
als van of in een utopie


Voorbeeld:

`Een perfecte wereld wordt door velen beschreven als een utopische wereld.`
Utrecht
zelfst.naamw.
[provincie] een provincie in het midden van Nederland, die door Noord-Holland, Flevoland, Gelderland en Zuid-Holland wordt begrensd

[toponiem|land=Nederland] de hoofdstad van de provincie Utrecht

[toponiem|land=Zuid-Afrika] een plaats met 860 inwoners aan de voet van het Balele-gebergte in KwaZoeloe-Natal, Zuid-Afrika

[geschiedenis] de naam van een boerenrepubliek rond [3] die bestaan heeft van 1852-1856

[spellingsalfabet] spelwoord van het Nederlandse spellingalfabet voor de letter u
Utrechtenaar
zelfst.naamw.
een inwoner van de stad Utrecht
Utrechts
bijv.naamw.


Uitspraak:

['ytrɛx(t)s]
van of uit Utrecht


Voorbeeld:

`De Utrechtse werven zijn uniek in Europa.`
Uttarakhand
zelfst.naamw.
[toponiem|land=India] een noordelijke Indiase deelstaat Voorbeeld: `Hoeveel mensen wonen er in Uttarakhand? `
het uur
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[yr]



Verbuigingen:

uren (meerv.)
1) tijdseenheid van zestig minuten


Voorbeelden:

`Een etmaal heeft vierentwintig uur.`,
`We moesten wel een half uur wachten.`,
`Je moet twee uur voor het vliegtuig vertrekt op Schiphol zijn.`



2) bepaalde hoeveelheid tijd waarin iets gebeurt


Voorbeelden:

`spitsuur`,
`lesuren van vijftig minuten`



3) bepaald tijdstip


Voorbeelden:

`om zeven uur precies`,
`klokslag vijf uur`
gaans
bijwoord
als men te voet gaat Voorbeeld: `Het is een uur gaans naar de stad. `
uurloner
zelfst.naamw.
een werknemer die per uur betaald wordt Voorbeeld: `Dat klusje kan best door een uurloner gedaan worden. `
het uurloon
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['yrlon]



Verbuigingen:

uur|lonen (meerv.)
loon dat je per gewerkt uur krijgt


Voorbeeld:

`Onze tuinman krijgt een uurloon van twaalf euro.`
het uurrooster
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['yrostər]



Verbuigingen:

uurrooster|s (meerv.)
rooster waarop staat wanneer je moet werken of les hebt


Voorbeeld:

`Mijn uurrooster voor volgende week is nog niet beschikbaar.`
het uurtarief
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['yrtarif]



Verbuigingen:

uurta|rieven (meerv.)
bedrag dat per uur moet worden betaald


Voorbeelden:

`Het juiste uurtarief bepalen kan soms lastig zijn.`,
`Het dagtarief voor het huren van een fiets komt overeen met vier keer het uurtarief.`
het uurwerk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈyrwɛrk]



Verbuigingen:

uurwerk|en (meerv.)
toestel dat de tijd aangeeft


Synoniem:

klok
uv
afkorting
ultraviolet, ultraviolette straling, black light, uv-licht


Voorbeeld:

`Bij teveel uv-straling kan de huid rood kleuren of verbranden.`
uveïtis
zelfst.naamw.
[medisch] ontsteking van het regenboogvlies van het oog
uw
pronoun


Uitspraak:

[yw]
je zegt dit woord als iets is van degene(n) tegen wie je praat>



Voorbeelden:

`Is dit uw paraplu?`,
`Uw kaartjes liggen klaar.`
uwentwege
bijwoord


Uitspraak:

['ywəntwexə]
wat u betreft, van uw kant formeel


Voorbeeld:

`Zonder tegenbericht uwentwege wordt de factuur aanvaard.`
uwerzijds
bijwoord


Uitspraak:

['ywərzɛits]
van uw kant


Voorbeeld:

`Tot op heden heb ik nog geen enkele reactie uwerzijds op mijn brief ontvangen.`
uzelf
pronoun


Uitspraak:

[y'zɛlf]
versterkte wederkerende vorm van u>



Voorbeeld:

`Ziet u uzelf al op een podium staan voor duizenden mensen?`
de T-kruising
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tekrœysɪŋ]



Verbuigingen:

T-kruising|en (meerv.)
kruispunt dat de vorm van een T heeft


Voorbeeld:

`Bij een T-kruising kun je of naar links of naar rechts maar niet rechtdoor.`
het T-shirt
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtiʃʏ:rt]



Verbuigingen:

T-shirt|s (meerv.)
dun, katoenen hemd met korte mouwen zonder kraag


Voorbeeld:

`Als je een T-shirt plat neerlegt, heeft het min of meer de vorm van een hoofdletter T.`
t.a.p.
bijwoord
[afkorting] ter aangehaalde plaatse
t.a.v.
afkorting
1) (bij de adressering op een envelop) ter attentie van
2) ten aanzien van
t.a.v. de heer Jansen
(voor de heer Jansen)
besluiten t.a.v. commerciële radio
(besluiten met betrekking tot commerciële radio) Synoniem: over
t.b.v.
afkorting
1) ten behoeve van


Voorbeeld:

`een studie t.b.v. de verbetering van de informatievoorziening`



2) ten bate van


Voorbeeld:

`een collecte t.b.v. de slachtoffers van de hongersnood`
t.e.a.b.
afkorting
tegen elk aannemelijk bod>
voor een redelijke prijs die je zelf mag voorstellen


Voorbeeld:

`Te koop: zeilboot t.e.a.b.`
I t.g.v.
afkorting


Uitspraak:

[t.g.v.]
1) ten gevolge van


Voorbeeld:

`infectieziekte t.g.v. een verlaagde weerstand`



2) ter gelegenheid van


Voorbeeld:

`een feestje t.g.v. mijn verjaardag`



3) ten gunste van


Voorbeeld:

`maatregelen t.g.v. de gedupeerden`
I t.n.v
afkorting


Uitspraak:

[t.n.v]
ten name van


Voorbeeld:

`bankrekening 123456, t.n.v. P. Smit`
t.n.v.
afkorting
ten name van>
in, op, met de naam van


Voorbeeld:

`rekeningnummer ... ten name van Piet de Ridder`
t.o.v.
afkorting
1) ten opzichte van
2) ten overstaan van
t.o.v. vorig jaar
(in vergelijking met vorig jaar)
uw standpunt t.o.v. de veranderingen in de wetgeving
(wat u denkt over de veranderingen in de wetgeving)
t.o.v. de notaris
(terwijl de notaris erbij aanwezig is)
t.t.z.
afkorting
't is te zeggen>
dat wil zeggen
t.z.t.
afkorting


Uitspraak:

[tezɛ'te]
te zijner tijd>
over enige tijd


Voorbeeld:

`T.z.t. zal meer informatie daarover worden verstrekt.`




Antoniem:

nu
T9
afkorting


Uitspraak:

[tenexə(n)]
text on 9 keys>
techniek voor mobiele telefoons en SMS om snel en makkelijk woorden in te toetsen
taai
bijv.naamw.


Uitspraak:

[taj]
1) moeilijk te breken, te snijden of te scheuren


Voorbeeld:

`Van kauwen op taai vlees worden je kaken moe.`




Antoniem:

mals


2) moeilijk, saai en vervelend


Synoniem:

langdradig
3) met een groot uithoudingsvermogen


Synoniemen:

volhardend, kranig
nog tien taaie kilometers tot de finish

()



een taai probleem
(een oud probleem dat moeilijk is op te lossen)
een ouwe taaie
(een oude man of vrouw die zich nog goed weet te handhaven)
taai verzet bieden
(zich lang verzetten)
taaislijmziekte
zelfst.naamw.
een erfelijke aandoening van de exocriene klieren, gekenmerkt door de afscheiding van taai (visceus) slijm (mucus)
de taak
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tak]



Verbuigingen:

taken (meerv.)
werk dat je moet doen


Voorbeelden:

`iemand een taak geven/opleggen/toewijzen`,
`iemand met een taak belasten`
je goed van je taak kwijten
(het opgegeven werk goed doen)
iemand van zijn taak ontheffen
(zeggen dat iemand de opdracht niet meer hoeft uit te voeren)
een ondankbare taak
(vervelend werk)
de taakbalk
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtakbɑlk]



Verbuigingen:

taakbalk|en (meerv.)
regel op het computerscherm waarop door pictogrammen is te zien welke applicaties actief zijn
de taakomschrijving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['takɔmsxrɛivɪŋ]



Verbuigingen:

taakomschrijving|en (meerv.)
beschrijving van werkzaamheden


Voorbeelden:

`In de taakomschrijving staat wat een functie inhoudt.`,
`taakomschrijving secretaresse`
de taakstelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['takstɛlɪŋ]



Verbuigingen:

taakstelling|en (meerv.)
het jezelf of een ander opdragen van werk


Voorbeeld:

`Het nieuwe kabinet heeft de ministeries een forse taakstelling opgelegd: 750 miljoen euro bezuinigen.`
de taakstraf
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['takstrɑf]



Verbuigingen:

taakstraf|fen (meerv.)
door een rechter opgelegde straf die bestaat uit de verplichting om specifieke werkzaamheden uit te voeren


Voorbeeld:

`een taakstraf krijgen van 24 uur voor een licht vergrijp`
de taakstraf
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['takstrɑf]



Verbuigingen:

taakstraf|fen (meerv.)
door een rechter opgelegde straf die bestaat uit de verplichting om specifieke werkzaamheden uit te voeren


Voorbeeld:

`een taakstraf krijgen van 24 uur voor een licht vergrijp`
de taal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tal]



Verbuigingen:

talen (meerv.)
1) stelsel van klanken, letters, woorden en grammatica dat mensen gebruiken om met elkaar te communiceren taalkunde
2) (persoonlijk) taalgebruik


Voorbeelden:

`grove taal`,
`spreektaal`,
`schrijftaal`
3) het geheel van tekens of geluiden die een betekenis uitdrukken


Voorbeelden:

`de taal van de liefde`,
`programmeertaal`
een dode taal
(een taal die niemand meer spreekt)
de oude/klassieke talen
(Oudgrieks en Latijn)
in alle talen zwijgen
(helemaal niets zeggen)
klare/duidelijke/heldere taal spreken
(ergens geen misverstanden over laten bestaan)
taal noch teken geven
(niets van je laten horen)
bloemrijke taal
(taal met veel beeldspraak en stijlfiguren)
bombastische/gezwollen/hoogdravende taal
(taalgebruik waarbij de spreker te mooi en te deftig praat)
de taalachterstand
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['talɑxtərstɑnt]



Verbuigingen:

taalachterstand|en (meerv.)
feit dat je minder ver bent met de beheersing van een taal dan zou moeten


Voorbeeld:

`kinderen met een taalachterstand`
taaladvies
zelfst.naamw.
een advies rond taalkundige kwesties Voorbeeld: `De taaladviseur gaf een verhelderend taaladvies. `
taalarm
bijv.naamw.
een gebrekkige taalbeheersing en woordenschat hebbend Voorbeeld: `De hoeveelheid taalarme mensen in dat dorp neemt sterk af door het bouwen van nieuwe scholen. `
taalarmoede
zelfst.naamw.
een gebrekkige ontwikkeling van de taalbeheersing en de woordenschat Voorbeeld: `Taalarmoede is de afgelopen vijf jaar enorm afgenomen. `
taalatlas
zelfst.naamw.
een verzameling van taalkaarten of dialectkaarten Voorbeeld: `Is het mogelijk om bij de bibliotheek een taalatlas te halen? `
taalbarrière
zelfst.naamw.
een belemmering in de communicatie, veroorzaakt door het verschil in taal Voorbeeld: `Wij hadden laatst een Portugese uitwisselingsstudent in huis, maar de taalbarrière was toch groter dan we dachten. `
de taalbeheersing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['talbəhersɪŋ]
1) het goed kunnen gebruiken van je moedertaal of een vreemde taal


Voorbeeld:

`De taalbeheersing van veel Nederlandse managers is ondermaats doordat ze zo vaak Engels spreken.`



2) vakgebied dat taalbeheersing (1) bestudeert taalkunde


Voorbeeld:

`Taalbeheersing heet tegenwoordig ook wel communicatiekunde.`
taalcursus
zelfst.naamw.
een cursus met als doel, het aanleren van een taal
taaleigen
zelfst.naamw.
[taalkunde] uitdrukkingen en zegswijzen uit een bepaalde taal
taalfamilie
zelfst.naamw.
talengroepen die een zelfde voorgeschiedenis hebben
taalfilosofie
zelfst.naamw.
[filosofie], [taalkunde] filosofisch onderzoek naar de aard van de taal in haar relatie tot de werkelijkheid Voorbeeld: `Dit impliceert dat taalfilosofie, net als andere filosofische disciplines, conceptueel onderzoek is, waarbij linguïsten en taalfilosofen regelmatig tot vruchtbare interactie komen.<ref>[http://www.tilburguniversity.edu/nl/over-tilburg-university/schools/geesteswetenschappen/watisfilosofie/taalfilosofie.html www.tilburguniversity.edu]</ref> `
taalfout
zelfst.naamw.
een fout tegen de grammatica van een taal Voorbeeld: `Het proefwerk Frans van de derde klas atheneum zal vol met taalfouten. `
het taalgebied
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['talxəbit]



Verbuigingen:

taalgebied|en (meerv.)
gebied waar een bepaalde taal gesproken wordt


Voorbeeld:

`Het Nederlandse taalgebied omvat Nederland, Vlaanderen en enkele eilanden in het Caraïbisch gebied.`
het taalgebruik
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['talxəbrœyk]
manier waarop mensen spreken en schrijven


Voorbeelden:

`ambtelijk taalgebruik`,
`parlementair taalgebruik`,
`grof taalgebruik`
taalgemeenschap
zelfst.naamw.
een grote samenlevende groep die dezelfde taal gebruikt
taalgeschiedenis
zelfst.naamw.
de geschiedenis van de talen
taalgevoel
zelfst.naamw.
het vermogen om het juiste gebruik van een taal aan te voelen Voorbeeld: `Hij kon zich niet meer herinneren wat voor regel hiervoor was, maar zijn taalgevoel zei hem dat het "de groen<u>e</u> auto" moest zijn. `
taalgrens
zelfst.naamw.
grens van een taalgebied
taalgrens
zelfst.naamw.
grens van een taalgebied
taalgroep
zelfst.naamw.
[taalkunde] een groep aan elkaar verwante talen of taalvariëteiten
Voorbeeld: `Karakteristiek voor deze taalgroep zijn de voor de meeste mensen onuitspreekbare medeklinkerclusters die toegestaan zijn. `
een groep mensen die dezelfde taal spreken
taalhandeling
zelfst.naamw.
[taalkunde], is een handeling die plaatsvindt omdat men iets zegt met een zeker doel voor ogen.
taalkaart
zelfst.naamw.
geografische kaart waaop de verschillende talen worden aangeduid Voorbeeld: `Een taalkaart geeft aan de hand van voorbeelden per vervoeging uitleg over de toepassing van de spellingsregels. `
taalklank
zelfst.naamw.
[taalkunde] een klank die betekenisonderscheidend werkt in een taal Voorbeeld: `Deze taalklank contrasteert duidelijk met die. `
taalklank
zelfst.naamw.
[taalkunde] een klank die betekenisonderscheidend werkt in een taal Voorbeeld: `Deze taalklank contrasteert duidelijk met die. `
de taalkunde
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['talkʏndə]
wetenschap die zich bezighoudt met hoe de taal van mensen in elkaar zit taalkunde


Voorbeeld:

`Nederlandse taalkunde`




Antoniem:

letterkunde



Synoniem:

linguïstiek
taalkundig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tal'kʏndəx]
met taalkunde te maken hebbend taalkunde


Voorbeeld:

`taalkundige termen`




Synoniem:

linguïstisch
taalkundige ontleding
(het bepalen van de woordsoorten van de woorden in een zin) Synoniem: woordontleding
taalkundige
zelfst.naamw.
een beoefenaar van de taalkunde
taalles
zelfst.naamw.
een les met als doel, het aanleren van een taal
taaloefening
zelfst.naamw.
een oefening om de taal beter te leren Voorbeeld: `Deze taaloefening was niet erg moeilijk. `
taalonderwijs
zelfst.naamw.
het verschaffen van taallessen
taalontwikkelingsstoornis
zelfst.naamw.
een ontwikkelingsstoornis bij kinderen, waarbij het kind meer begrijpt van wat anderen zeggen dan het zelf kan zeggen, zonder dat er sprake is van verstandelijke handicap of emotionele stoornis Voorbeeld: `Onderkenning van taalontwikkelingsstoornissen vindt steeds vaker plaats op jonge leeftijd. `
taalpathologie
zelfst.naamw.
[medisch] de wetenschappelijke studie van stoornissen in het taalgebruik Voorbeeld: `Een multidisciplinaire kijk op stem-, spraak- en taalpathologie. `
taalpurisme
zelfst.naamw.
[taalkunde], Het streven naar het gebruik van vaste taalregels, een vaste uitspraak en een woordenschat die met inachtneming van die regels en uitspraak zijn opgebouwd. Het soms kunstmatig lijkend gebruik van woorden van een eigen taal indien in het algemeen spraakgebruik eerder leenwoorden worden toegepast. Voorbeeld: `Taalpurisme als iets heel verderfelijks te beschouwen is iets typisch Nederlands. `
taalstrijd
zelfst.naamw.
[politiek] een strijd om de talen die in een bepaalde situatie gebruikt moeten worden of de wijze waarop de taal gebruikt moet worden Voorbeeld: `In België is er heden ten dage nog steeds sprake van een taalstrijd. `
taaltypologie
zelfst.naamw.
[taalkunde] wetenschap die de verschillende soorten van talen en taalfamilies tracht te onderscheiden en te beschrijven. Voorbeeld: `Zo komt Greenberg tot een taaltypologie waar bijvoorbeeld het gebruik van voorzetsels wordt gekoppeld aan de volgorde zelfstandig naamwoord – genitief, werkwoord – subject, werkwoord – object en zelfstandig naamwoord – bijvoeglijk naamwoord.<ref>[https://docs.google.com/viewer?a=v&q=cache:NmpSCdtqut0J:lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/777/248/RUG01-000777248_2010_0001_AC.pdf+taaltypologie&hl=nl&gl=nl&pid=bl&srcid=ADGEESjN39xz519uleFUnuguWMyY79k9k8Mp0qbCp4Q9VsACT-MhXAnQO4WoDfY_PCWXsBR247BhkSS-xC4DC6t1bj1hY-AkuphQXgNlEkO96rh1csVDCFg1bz6WjPSrPEx8FDKJd3mk&sig=AHIEtbTAQMSF56EhJ98U_ByP8u59Q-_heQ DE PLAATS VAN WERKWOORDEN IN HOLLANDSE TEKSTEN DOOR DE EEUWEN HEEN, Evie Coussé]</ref> `
taalunie
zelfst.naamw.
is een organisatie van landen die een gemeenschappelijke taal of verwante talen hebben.
de taalvaardigheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tal'vardɪxhɛit]



Verbuigingen:

taalvaardigheden (meerv.)
mate waarin je een taal goed spreekt en schrijft


Voorbeelden:

`mondelinge taalvaardigheid`,
`schriftelijke taalvaardigheid`
de taalvaardigheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tal'vardɪxhɛit]



Verbuigingen:

taalvaardigheden (meerv.)
mate waarin je een taal goed spreekt en schrijft


Voorbeelden:

`mondelinge taalvaardigheid`,
`schriftelijke taalvaardigheid`
taalverandering
zelfst.naamw.
[taalkunde], verandering van de fonetische, morfologische, semantische, syntactische en andere kenmerken van een taalsysteem of van een deel ervan in de loop van de tijd.
taalverarming
zelfst.naamw.
achteruitgang van een taal vooral op gebied van woordenschat
taalverrijking
zelfst.naamw.
de vooruitgang van een taal op gebied van taaleigen woordenschat en uitdrukkingen
taalverwerving
zelfst.naamw.
het zich eigen maken van een taal
taalwetenschap
zelfst.naamw.
[wetenschap], de wetenschap die taal als onderzoeksobject heeft (taal- en letterkunde.)
taalwetenschapper
zelfst.naamw.
een beoefenaar van de taalwetenschap
taalzuivering
zelfst.naamw.
het in een taal willen vermijden of vervangen van uit een andere taal afkomstige woorden en uitdrukkingen. Voorbeeld: `Er wordt een taalzuivering doorgevoerd. `
de taart
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tart]



Verbuigingen:

taart|en (meerv.)
1) groot schijfvormig, meestal zoet gebak


Voorbeelden:

`appeltaart`,
`een hartige taart`,
`verjaardagstaart`
een ouwe taart
(een vervelende, oude vrouw)
het taartje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tarcə]



Verbuigingen:

taartje|s (meerv.)
stuk gebak


Voorbeeld:

`een taartje bij de thee`




Synoniem:

gebakje
taartvorkje
zelfst.naamw.
een stuk bestek in de vorm van een kleine vork dat bestemd is voor het eten van gebak
Voorbeeld: `Een tompouce is met een taartvorkje maar lastig te eten. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
tab
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tɑp]



Verbuigingen:

tab|s (meerv.)
1) toets op je toetsenbord om de tekst te laten inspringen computers


Voorbeeld:

`Op de tabtoets staan vaak één of twee pijltjes.`



2) uitsteeksel aan een kaart in een kaartsysteem


Voorbeeld:

`een zoeksysteem met tabbladen met tabs waarop je kunt zien waar je in het systeem bent`




Synoniem:

ruitertje
de tabak
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[taˈbɑk]
gedroogde bladeren van de tabaksplant die worden gebruikt om te roken (3)
tabak hebben van
(balen van (iemand of iets))
de tabaksplant
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ta'bɑksplɑnt]



Verbuigingen:

tabaksplant|en (meerv.)
plant die gekweekt wordt om van de bladeren tabak te maken


Voorbeeld:

`tabakplantage`
Tabassaran
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Rusland gesproken wordt Voorbeeld: `Weet u waar de taal Tabassaran gesproken wordt? `
het tabblad
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɑblɑt]



Verbuigingen:

tab|bladen (meerv.)
papieren of digitaal blad met een tab (2) om de inhoud van iets onder te verdelen
de tabel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[taˈbɛl]



Verbuigingen:

tabel|len (meerv.)
lijst waarin gegevens op een overzichtelijke manier zijn gerangschikt


Voorbeeld:

`een tabel met tien rijen en zes kolommen`
een heilige bergplaats
(meestal in de kerk)
I tableau
zelfst.naamw.


Afbreekpatroon:

ta - 'bleau



Herkomst:

«Latijn
lijst van officieel ingeschreven advocaten recht


Voorbeeld:

`Iedere advocaat is verplicht lid van de Orde van Advocaten en staat daarmee op het tableau.`
II tableau
zelfst.naamw.


Herkomst:

«Frans
soort schilderij;
afbeelding kunst


Voorbeeld:

`Een tableau van twintig tegels verfraait de antieke schouw.`




Synoniem:

tafereel
I de/het tablet
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[taˈblɛt]



Verbuigingen:

tablet|ten (meerv.)
medicijn in de vorm van een ronde, platte pil
bruistablet
(tablet die je niet moet inslikken maar eerst moet oplossen in water)
zuigtablet
(tablet die je niet in zijn geheel moet inslikken, maar waar je op moet zuigen)
II de tablet
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɛblət]



Verbuigingen:

tablet|s (meerv.)
kleine, platte computer zonder toetsenbord, die met schermaanraking wordt bediend computers
het tabloid
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɛblɔjt]



Verbuigingen:

tabloid|s (meerv.)
1) formaat van een krant dat kleiner is dan het traditionele formaat


Voorbeeld:

`De meeste dagbladen zijn de afgelopen jaren overgegaan op tabloidformaat.`



2) krant met roddels en schandalen


Synoniemen:

boulevardblad, schandaalkrant
I het taboe
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[taˈbu]



Verbuigingen:

taboe|s (meerv.)
iets waarvan veel mensen vinden dat het niet mag, of waarover je niet mag praten
er rust een taboe op ...
(het onderwerp ... is een taboe) `In veel landen rust een taboe op homoseksualiteit.`
een taboe doorbreken
(datgene doen wat eigenlijk een taboe is en zo maken dat het geen taboe meer is)
II taboe
bijv.naamw.


Uitspraak:

[taˈbu]
niet bespreekbaar of toegestaan


Voorbeeld:

`Pedofilie is taboe.`
de tabula rasa
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tabylarasa]
iets dat of iemand die nog niet is beïnvloed door indrukken van buitenaf


Voorbeeld:

`De filosoof Locke had gelijk dat we als tabula rasa geboren worden.`




Synoniem:

onbeschreven blad
Tachelhit
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Marokko gesproken wordt Voorbeeld: `Het Tachelhit wordt door 10 miljoen mensen gesproken en is dus een levende taal. `
de tachograaf
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑxo'xraf]



Verbuigingen:

tacho|grafen (meerv.)
instrument dat gegevens meet en vastlegt van het gebruik van een vervoermiddel


Voorbeeld:

`Een tachograaf wordt gebruikt voor de controle op rijtijden en pauzes van vrachtwagenchauffeurs.`
tachtig
telwoord


Uitspraak:

[ˈtɑxtəx]
het getal 80
tachyaritmie
zelfst.naamw.
[medisch]: onregelmatige, te snelle hartsamentrekking
tachycardie
zelfst.naamw.
[medisch]: neurose van het hart, waarbij aanvallen met zeer snelle hartslag voorkomen
tachyfylaxie
zelfst.naamw.
[medisch]: snel opgebouwde weerstand tegen gifstoffen
tackelen
werkw.


Uitspraak:

['tɛkələ(n)]



Verbuigingen:

tackelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getackeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een tegenstander) aanvallen om de bal af te pakken sport
2) (een probleem) aanpakken om het op te lossen


Voorbeeld:

`Slaapproblemen bij kleuters kunnen getackeld worden met een vast ritme van naar bed gaan.`
de tackle
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɛkəl]



Verbuigingen:

tackle|s (meerv.)
aanval op de tegenstander om de bal te krijgen sport
de tact
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑkt]
voorzichtige manier om met andere mensen om te gaan, zonder ze te kwetsen


Voorbeeld:

`met veel geduld en tact optreden`
de tactiek
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɑkˈtik]



Verbuigingen:

tactiek|en (meerv.)
doordachte manier om ervoor te zorgen dat je je doel bereikt


Voorbeelden:

`Onze strategie ligt voor vijf jaar vast; welke tactieken we inzetten kan van jaar tot jaar verschillen.`,
`de tactiek van het hockeyteam`
van tactiek veranderen
(anders te werk gaan)
tactiel
bijv.naamw.
door aanraken waarneembaar Voorbeeld: `De tactiele feedback van dit toetsenbord is echt waardeloos. `
tactisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɑktis]
1) met tact


Voorbeelden:

`tactisch te werk gaan`,
`Het was niet zo tactisch om waar iedereen bij zat over haar abortus te beginnen.`




Antoniemen:

ontactisch, tactloos,



Synoniemen:

diplomatiek, politiek


2) van of volgens de tactiek


Voorbeeld:

`een tactische zet in het schaakspel`
tactloos
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɑktlos]
zonder tact


Voorbeeld:

`tactloze opmerkingen`




Antoniemen:

tactvol, tactisch,
tactvol
bijv.naamw.


Uitspraak:

['tɑctfɔl]
met veel tact


Voorbeelden:

`tactvol opereren in een conflict`,
`een tactvolle diplomaat`
de Tadzjiek
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑd'ʒik]



Verbuigingen:

Tadzjiek|en (meerv.)



de Tadzjiek|se
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɑd'ʒik|sə]
iemand met de Tadzjiekse nationaliteit
Tadzjieks
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɑd'ʒiks]
als iets of iemand uit Tadzjikistan komt of met Tadzjikistan te maken heeft
Tadzjiekse
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Tadzjikistan, of een vrouw afkomstig uit Tadzjikistan
Tadzjikistan
zelfst.naamw.
[land] een land in een land in Centraal-Azië met als hoofdstad Doesjanbe
taf
zelfst.naamw.
lichte, geweven , zijden stof Voorbeeld: `Een bruidsjurk waar taf in is verwerkt. `
de tafel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtafəl]



Verbuigingen:

tafel|s (meerv.)
1) meubelstuk met een horizontaal, vlak blad op één of meer poten om dingen op te zetten of om aan te zitten, bijvoorbeeld tijdens het eten
2) opsomming van het product van een bepaald getal als dat wordt vermenigvuldigd met de getallen één tot en met tien


Voorbeelden:

`De tafel van twee: 1 x 2 = 2; 2 x 2 = 4; 3 x 2 = 6 enz.`,
`Op de basisschool leer je de tafels van één tot en met twaalf.`
de tafel dekken
(borden, servies, glaswerk e.d. voor het eten op tafel zetten)
de tafel afruimen
(alles wat op tafel staat opruimen)
We zitten net aan tafel.
(We zijn net begonnen te eten.)
Aan tafel!
(kom, we gaan eten)
om de tafel zitten
(overleg plegen)
een voorstel van tafel vegen
(een voorstel volledig afwijzen)
een voorstel ter tafel brengen
(een voorstel ter sprake brengen)
je kaarten op tafel leggen
(openlijk zeggen wat je bedoelingen zijn)
iemand onder de tafel drinken
(meer alcohol kunnen verdagen dan iemand anders)
scheiding van tafel en bed
(voorlopige echtscheiding, waarbij de partners niet meer hoeven samen te wonen)
natafelen
werkw.


Uitspraak:

['natafələ(n)]



Verbuigingen:

tafelde na (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft nagetafeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
na het eten nog aan tafel blijven zitten


Voorbeeld:

`natafelen met een glas wijn voor de gezelligheid`
tafelblad
zelfst.naamw.
een blad van een tafel Voorbeeld: `Hoe kan het dat dit tafelblad op jouw voet gevallen is? `
tafelen
werkw.


Uitspraak:

['tafələ(n)]



Verbuigingen:

tafelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getafeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aan tafel zitten om te eten


Voorbeelden:

`lekker tafelen met vrienden in een gezellig restaurant`,
`natafelen`
tafeleend
zelfst.naamw.
[dierkunde], [vogels], de tafeleend], een duikeend [species|Aythya ferina] waarvan het mannetje een roodbruine kop heeft, is het hele jaar in Nederland aanwezig.
tafelgenoot
zelfst.naamw.
iemand die mee aan tafel zit.
tafelgenote
zelfst.naamw.
iemand (vrouwelijk) die mee aan tafel zit.
tafelgerei
zelfst.naamw.
voorwerpen die men aan tafel gebruikt.
tafellaken
zelfst.naamw.
een doek bedoeld om er een tafel mee te dekken
tafellaken
zelfst.naamw.
een doek bedoeld om er een tafel mee te dekken
tafelpoot
zelfst.naamw.
een verticaal deel van een tafel dat ter ondersteuning dient Voorbeeld: `Hoe kan het dat deze tafelpoot op jouw voet gevallen is? `
tafelrede
zelfst.naamw.
redevoering aan een maaltijd.
tafelen
werkw.


Uitspraak:

['tafələ(n)]



Verbuigingen:

tafelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getafeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aan tafel zitten om te eten


Voorbeelden:

`lekker tafelen met vrienden in een gezellig restaurant`,
`natafelen`
het tafeltennis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tafəltɛnɪs]
sport waarbij een balletje heen en weer over een netje op de tafeltennistafel geslagen wordt sport


Voorbeeld:

`Tafeltennis is een beetje tennis in het klein.`




Synoniem:

pingpong
tafeltennissen
werkw.


Uitspraak:

['tafəltɛnɪsə(n)]



Verbuigingen:

tafeltenniste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getafeltennist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tafeltennis spelen
de tafeltennisser
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tafəltɛnɪsər]



Verbuigingen:

tafeltennisser|s (meerv.)



de tafeltennis|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tafəltɛnɪs|tər]



Verbuigingen:

tafeltennisster|s (meerv.)
iemand die als hobby of als beroep tafeltennis speelt
de tafeltennistafel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tafəltɛnɪstafəl]



Verbuigingen:

tafeltennistafel|s (meerv.)
tafel waarop tafeltennis gespeeld wordt
tafelwijn
zelfst.naamw.
[voeding], een meestal goedkope wijn zonder specifieke afkomst, die aangenaam bij een doordeweekse maaltijd wordt gedronken
tafelzeil
zelfst.naamw.
tafelkleed van zeildoek, om de tafel tegen morsen te beschermen.
tafelzout
zelfst.naamw.
[voeding], fijn zout
tafelzuur
zelfst.naamw.
[voeding], Tafelzuur is de verzamelnaam van allerlei ingelegde groenten, die als extra bij andere gerechten worden gegeten.
het tafereel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tafəˈrel]



Verbuigingen:

tafe|relen (meerv.)
situatie of gebeurtenis waar je naar kijkt


Voorbeelden:

`een huiselijk tafereel`,
`Er hebben zich chaotische taferelen afgespeeld bij de ontruiming.`,
`prachtig geschilderde taferelen uit het leven van Jezus`




Synoniemen:

schouwspel, scène
taf
zelfst.naamw.
lichte, geweven , zijden stof Voorbeeld: `Een bruidsjurk waar taf in is verwerkt. `
taft
zelfst.naamw.
lichte, geweven, zijden stof Voorbeeld: `Een mooie lap taft om een nieuwe blouse van te maken. `
de tag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛ:g]



Verbuigingen:

tag|s (meerv.)
code die extra informatie toevoegd aan een digitaal bestand computers


Voorbeelden:

`HTML-tags om de opmaak van een tekst te regelen`,
`tags toevoegen om indexeren en terugzoeken mogelijk te maken`
Tagalog
zelfst.naamw.
[taal] taal die op de Filipijnen gesproken wordt
I taggen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tag - gen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tagde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getagd (volt.deelw.)
1) markeren, labelen industrie


Voorbeeld:

`nieuwe kleding taggen met een label.`




Synoniem:

etiketteren


2) koppelen van een naam aan een foto computer


Voorbeeld:

`taggen is een bekend en populair onderdeel van Facebook`




Antoniem:

onttaggen



Synoniem:

het bestempelen van iets
II taggen
het toekennen van trefwoorden of labels aan content (artikelen, foto's, films, muziek, bookmarks) om het beter vindbaar te maken op internet computer


Voorbeeld:

`trefwoorden taggen op je website zodat de zoekmachines het beter kunnen vinden`
tagliatelle
zelfst.naamw.
Italiaanse lintvormige pasta
tahin
zelfst.naamw.
[voeding] een soort van pasta, gemaakt van gemalen sesamzaad met toevoeging van o.a. citrussap, knoflook, peterselie en zeezout
Tahitiaans
zelfst.naamw.
[taal] een Polynesche taal uit de Oceanische tak van de Austronesische talen gesproken op Tahiti
de tahoe
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ta'hu]
gestremde sojamelk die in blokken is geperst


Synoniem:

tofoe
taifoen
zelfst.naamw.
[meteorologie] een hevige wervelstorm in de Chinese Zee en de Stille Oceaan die ontstaat uit een tropische depressie Voorbeeld: `Op 20 oktober 2004 werd Japan getroffen door één van de zwaarste taifoens uit de laatste decennia. `
taikoen
zelfst.naamw.
een rijk persoon die een groot deel van een bepaalde bedrijfstak in handen heeft Voorbeeld: `De Indische taikoen Lakshmi Mittal kocht in 2006 het staalbedrijf Arcelor en werd daarmee de eigenaar van de grootste staalproducent ter wereld. `
taikonaut
zelfst.naamw.
[ruimtevaart] een Chinese ruimtevaarder
de taille
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtɑjə]



Verbuigingen:

taille|s (meerv.)
deel van je lichaam tussen de onderkant van je borstkas en je heupen


Voorbeeld:

`een slanke taille hebben`




Synoniem:

middel
een wespentaille
(een hele slank taille)
tailleren
werkw.


Uitspraak:

[tɑ'jerə(n)]



Verbuigingen:

tailleerde



Verbuigingen:

tailleerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getailleerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(kleding) bij de taille iets nauwer maken


Voorbeeld:

`een getailleerd jasje`
de taille
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtɑjə]



Verbuigingen:

taille|s (meerv.)
deel van je lichaam tussen de onderkant van je borstkas en je heupen


Voorbeeld:

`een slanke taille hebben`




Synoniem:

middel
een wespentaille
(een hele slank taille)
Ia de Taiwanees
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑjwɑ'nes]



Verbuigingen:

Taiwa|nezen (meerv.)



Ib de Taiwa|nese
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɑjwɑ|'nesə]



Verbuigingen:

Taiwa|nezen (meerv.)
iemand met de Taiwanese nationaliteit
II Taiwanees
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɑjwɑ'nes]
als iets of iemand uit Taiwan komt of met Taiwan te maken heeft
Taiwanese
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Taiwan, of een vrouw afkomstig uit Taiwan
de tak
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑk]



Verbuigingen:

tak|ken (meerv.)
1) een uitstekend deel dat uit de stam van een boom of uit een andere tak groeit


Voorbeelden:

`laaghangende takken`,
`dennentak`,
`zijtak`
2) onderdeel van een groter geheel


Voorbeelden:

`een andere tak van de familie`,
`een belangrijke tak van sport`
wandelende tak
(insect dat op een takje lijkt)
insourcen
werkw.


Afbreekpatroon:

'in - sour - cen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

sourcete in (verl.tijd )



Verbuigingen:

ingesourcet (volt.deelw.)
overdracht van een uitbestede functie aan een interne afdeling van een bedrijf arbeid


Voorbeeld:

`voortaan de salarisadministratie insourcen `
de (m)/het takel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtakəl]



Verbuigingen:

takel|s (meerv.)
werktuig met een of meer katrollen waarmee je zware voorwerpen kunt ophijsen
iets in de takels hangen
(iets met behulp van takels verplaatsen)
aftakelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑftakələ(n)]



Verbuigingen:

takelde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is afgetakeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
minder gezond of krachtig worden


Voorbeeld:

`Door zijn ziekte is hij erg afgetakeld.`




Synoniem:

achteruitgaan
optakelen
werkw.


Uitspraak:

['ɔptakələ(n)]



Verbuigingen:

takelde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgetakeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een takel omhooghijsen


Synoniem:

takelen
toetakelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtutakələ(n)]



Verbuigingen:

takelde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegetakeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) zo mishandelen dat hij of zij zichtbaar lichamelijk letsel heeft


Voorbeeld:

`iemand lelijk toetakelen`
takelage
zelfst.naamw.
[scheepvaart], [verouderd] de masten en hun verstaging (het zg. staande want) van een traditioneel zeilschip.
Voorbeeld: `Van de takelage stond alleen nog den bezaans- en voorondermast.<ref>Rotterdams Nieuwsblad 7-7-1896</ref> `
[techniek] het ophijsen van lasten met behulp van een takel of kraan
Voorbeeld: `Over de kosten van de takelage moet nog worden onderhandeld. `
aftakelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑftakələ(n)]



Verbuigingen:

takelde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is afgetakeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
minder gezond of krachtig worden


Voorbeeld:

`Door zijn ziekte is hij erg afgetakeld.`




Synoniem:

achteruitgaan
takelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtakələ(n)]



Verbuigingen:

takelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getakeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met behulp van een takel ophijsen


Voorbeeld:

`Bij de verhuizing hebben we alle zware meubels naar de derde verdieping getakeld.`




Synoniem:

optakelen
de taak
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tak]



Verbuigingen:

taken (meerv.)
werk dat je moet doen


Voorbeelden:

`iemand een taak geven/opleggen/toewijzen`,
`iemand met een taak belasten`
je goed van je taak kwijten
(het opgegeven werk goed doen)
iemand van zijn taak ontheffen
(zeggen dat iemand de opdracht niet meer hoeft uit te voeren)
een ondankbare taak
(vervelend werk)
insourcen
werkw.


Afbreekpatroon:

'in - sour - cen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

sourcete in (verl.tijd )



Verbuigingen:

ingesourcet (volt.deelw.)
overdracht van een uitbestede functie aan een interne afdeling van een bedrijf arbeid


Voorbeeld:

`voortaan de salarisadministratie insourcen `
intaken
werkw.


Afbreekpatroon:

'in - ta - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

takete in (verl.tijd )



Verbuigingen:

ingetaket (volt.deelw.)
een aanmeldingsgesprek voeren


Voorbeeld:

`de nieuwe cursisten intaken`




Synoniem:

een intakegesprek voeren
intaken
werkw.


Afbreekpatroon:

'in - ta - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

takete in (verl.tijd )



Verbuigingen:

ingetaket (volt.deelw.)
een aanmeldingsgesprek voeren


Voorbeeld:

`de nieuwe cursisten intaken`




Synoniem:

een intakegesprek voeren
de tak
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑk]



Verbuigingen:

tak|ken (meerv.)
1) een uitstekend deel dat uit de stam van een boom of uit een andere tak groeit


Voorbeelden:

`laaghangende takken`,
`dennentak`,
`zijtak`
2) onderdeel van een groter geheel


Voorbeelden:

`een andere tak van de familie`,
`een belangrijke tak van sport`
wandelende tak
(insect dat op een takje lijkt)
takkenzaag
zelfst.naamw.
een zaag die geschikt is voor het snoeien van bomen en flinke struiken
de taks
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑks]
1) maximale hoeveelheid
2) gedeelte van je loon of van de prijs voor iets dat je aan de staat moet betalen


Verbuigingen:

taks|en (meerv.)



Voorbeeld:

`ecotaks`




Synoniem:

belasting
aan je taks zitten
(niet meer kunnen eten of drinken)
Takuu
zelfst.naamw.
[taal] Austronesische taal, gesproken door 1750 mensen in Papoea-Nieuw-Guinea
Voorbeeld: `Hoewel het Takuu zeer sterk lijkt op het Nukumanu en Nukuria en het Ontong Java en Sikaiana in de Salomonseilanden, is het toch een aparte taal. `
[eiland] atol in het district Noord-Bougainville, in de Papoea-Nieuw-Guinese provincie Bougainville, alwaar bovenstaande taal wordt gesproken
Voorbeeld: `Ofschoon Takuu in Melanesië ligt, zijn de 400 inwoners van het atol van Polynesische origine. `
tal van
(heel veel) `We hebben het al op tal van manieren geprobeerd.`
de taal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tal]



Verbuigingen:

talen (meerv.)
1) stelsel van klanken, letters, woorden en grammatica dat mensen gebruiken om met elkaar te communiceren taalkunde
2) (persoonlijk) taalgebruik


Voorbeelden:

`grove taal`,
`spreektaal`,
`schrijftaal`
3) het geheel van tekens of geluiden die een betekenis uitdrukken


Voorbeelden:

`de taal van de liefde`,
`programmeertaal`
een dode taal
(een taal die niemand meer spreekt)
de oude/klassieke talen
(Oudgrieks en Latijn)
in alle talen zwijgen
(helemaal niets zeggen)
klare/duidelijke/heldere taal spreken
(ergens geen misverstanden over laten bestaan)
taal noch teken geven
(niets van je laten horen)
bloemrijke taal
(taal met veel beeldspraak en stijlfiguren)
bombastische/gezwollen/hoogdravende taal
(taalgebruik waarbij de spreker te mooi en te deftig praat)
talen naar
werkw.


Uitspraak:

[ˈtalə(n) nar]



Verbuigingen:

taalde naar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getaald naar (volt.deelw.)
(alleen in ontkennende of vragende zinnen) verlangen naar


Voorbeeld:

`Ik taal niet naar chocolade.`
taleninstituut
zelfst.naamw.
[onderwijs] onderwijsinstelling waar men vreemde talen kan leren. Voorbeeld: `Duitse les bij een taleninstituut. `
de talenkennis
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['talə(n)kɛnɪs]
kennis van diverse talen


Voorbeeld:

`over een grote talenkennis beschikken`
talenknobbel
zelfst.naamw.
een speciaal talent voor het aanleren van vreemde talen Voorbeeld: `Hij heeft overduidelijk een talenknobbel, want hij spreekt vloeiend Nederlands, Engels, Frans, Duits en Spaans. `
het talent
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[taˈlɛnt]



Verbuigingen:

talent|en (meerv.)
1) natuurlijk vermogen om iets goed te doen


Voorbeeld:

`talent hebben voor muziek`




Synoniemen:

gave, begaafdheid, aanleg
2) iemand met een bepaalde gave


Voorbeeld:

`een aanstormend jong talent`
met je talenten woekeren
(je talenten zoveel mogelijk gebruiken)
talentscouten
werkw.


Afbreekpatroon:

'ta - lent - scou - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

talentscoutte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getalentscout (volt.deelw.)
speuren naar talenten


Voorbeeld:

`toekomstige sterren talentscouten op de internationale voetbalvelden`




Synoniem:

nieuw talent ontdekken
talentvol
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ta'lɛntfɔl]
als je veel talent (1) hebt


Voorbeeld:

`jonge talentvolle wielrenners`




Synoniem:

begaafd
talg
zelfst.naamw.
huidvet, een vetachtige substantie die geproduceerd wordt door talgklieren die zich vrijwel overal in de lederhuid bevinden waar ook beharing is
Voorbeeld: `Talg beschermt de huid en het haar tegen uitdroging en infecties. `
[dierkunde] het harde vet van sommige herkauwers, voornamelijk van varkens en runderen
Voorbeeld: `Vroeger gebruikte men talg onder meer als grondstof voor kaarsen. `
taling
zelfst.naamw.
[dierkunde] een klein soort eend Voorbeeld: `In Nederland worden regelmatig twee soorten talingen waargenomen. `
talk
zelfst.naamw.
een zacht, wit en poedervormig mineraal, een fylosilicaat met de chemische formule H<sub>2</sub>Mg<sub>3</sub>(SiO<sub>3</sub>)<sub>4</sub> of Mg<sub>3</sub>Si<sub>4</sub>O<sub>10</sub>(OH)<sub>2</sub>. Voorbeeld: `Zij gebruikte wat talk toen zij de baby een schone luier gaf. `
de talkshow
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɔ:kʃo]



Verbuigingen:

talkshow|s (meerv.)
televisieprogramma waarin met één of meer gasten gesproken wordt


Voorbeeld:

`de talkshow Zomergasten`




Synoniem:

praatprogramma
Tallinn
zelfst.naamw.
de hoofdstad van Estland Voorbeeld: `Kun jij Tallinn aanwijzen op de landkaart? `
talloos
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɑlos]
niet te tellen, heel veel


Voorbeeld:

`talloze tips over dit onderwerp`




Synoniemen:

ontelbaar, legio
tallyen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tal - ly - en



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tallyde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getallyd (volt.deelw.)
lading controleren en registreren industrie


Voorbeeld:

`pallets tallyen in het laadruim van een schip`




Synoniem:

vaststellen
talmen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɑlmə(n)]



Verbuigingen:

talmde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getalmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
steeds uitstellen om iets te doen


Voorbeeld:

`talmen met het maken van een keuze`




Synoniemen:

treuzelen, dralen
talmende
werkw.
[decl] van talmend
talmer
zelfst.naamw.
iemand die talmt
talmen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɑlmə(n)]



Verbuigingen:

talmde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getalmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
steeds uitstellen om iets te doen


Voorbeeld:

`talmen met het maken van een keuze`




Synoniemen:

treuzelen, dralen
talreep
zelfst.naamw.
[scheepvaart] een touw dat bij wijze van want- of stagspanner, enkele malen door de ogen van een stag en putting is gehaald en vastgezet Voorbeeld: `De talreep is een eenvoudige voorloper van de spanschroef. `
talrijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɑlrɛik]
heel veel


Voorbeeld:

`Er bestaan talrijke anatomische verschillen tussen apen en mensen.`




Antoniem:

weinig
het talud
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ta'lyt]



Verbuigingen:

talud|s (meerv.)
schuin zijvlak (van bijvoorbeeld een dijk)


Voorbeeld:

`Over het steile talud loopt een smal trapje.`
Talur
zelfst.naamw.
[taal] een taal die op de Molukken in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Is er een woordenboek in het Talur? `
tam
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɑm]
1) (van dieren) niet wild


Voorbeeld:

`een tamme rat`




Antoniem:

wild



Synoniemen:

getemd, mak


2) saai en niet fel


Voorbeeld:

`een tam debat`




Antoniem:

opwindend



Synoniem:

mat
de tamarinde
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tama'rɪndə]



Verbuigingen:

tamarinde|s, tamarinde|n (meerv.)
grote tropische boom


Voorbeelden:

`Een tamarinde kan wel 25 meter hoog worden.`,
`tamarindesiroop`
Tamazight
zelfst.naamw.
[taal] een verzamelnaam voor een aantal Berberse talen gesproken in Noord-Afrika

[taal] In het bijzonder: Centraal-Atlas Tamazight (tzm) een taal met meer dan drie miljoen sprekers die vooral in Marokko maar ook in delen van Algerije gesproken wordt
de tamboer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑm'bur]



Verbuigingen:

tamboer|s (meerv.)
iemand die op een trommel slaat


Voorbeeld:

`een drumband met vijftig tamboers`




Synoniem:

trommelaar
tamboerijn
zelfst.naamw.
[muziekinstrument] eenvoudig slaginstrument bestaande uit een hoepel die met een vel bespannen is en waaraan enkele belletjes bevestigd zijn Voorbeeld: `De dans werd ritmisch begeleid met een tamboerijn en melodisch met een schalmei. `
de tamboer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑm'bur]



Verbuigingen:

tamboer|s (meerv.)
iemand die op een trommel slaat


Voorbeeld:

`een drumband met vijftig tamboers`




Synoniem:

trommelaar
tamelijk
bijwoord


Uitspraak:

[ˈtamələk]
in zekere mate


Voorbeelden:

`tamelijk moeilijk`,
`Het is tamelijk ver fietsen hiervandaan.`




Synoniemen:

nogal, behoorlijk, vrij
I de Tamil
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tamil]
lid van een bevolkingsgroep in Zuidoost-Azië en het noorden van Sri Lanka
II het Tamil
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tamil]
taal van de bevolkingsgroep Tamil
tampat
zelfst.naamw.
een slaapplaats van een matroos aan boord van een oorlogsschip Voorbeeld: `1=Omdat er niets te doen was zocht iedereen al snel zijn tampatje op.'<ref>[http://www.semarang.nl/verhaal/articles.php?lng=nl&pg=83 Hartsuiker, Cees - Nederlands Indië - 18]</ref> `
de tampon
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑmˈpɔn]



Verbuigingen:

tampon|s (meerv.)
rolletje samengeperste watten dat een vrouw in haar vagina draagt om het menstruatiebloed op te vangen


Voorbeeld:

`een tampon inbrengen`
tan
afkorting
tangens wiskunde
de tand
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑnt]



Verbuigingen:

tand|en (meerv.)
1) elk van de scherpe, uitstekende botjes voor in je mond waarmee je bijt


Voorbeeld:

`je tanden poetsen`
2) uitstekende, smalle deeltjes van bijvoorbeeld een kam, zaag, vork of rad


Voorbeelden:

`de tanden van een zaag zetten`,
`tandwiel`
je tanden laten zien
(een dreigende houding aannemen)
je tanden stuk bijten op iets
(ergens erg je best voor doen maar niet het gewenste resultaat behalen)
je tanden ergens in zetten
(aan een zware klus beginnen)
iemand aan de tand voelen
(iemand streng ondervragen)
je tanden op elkaar zetten
(doorzetten en je boosheid of pijn niet laten merken)
de tand des tijds
(slijtage door ouderdom)
tot op de tanden gewapend
(met veel wapens)
de tandarts
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɑndɑrts]



Verbuigingen:

tandarts|en (meerv.)
arts die problemen aan je gebit verhelpt
tandartsangst
zelfst.naamw.
[psychologie], [medisch] angst voor een behandeling bij de tandarts Voorbeeld: `Tips voor mensen met tandartsangst. `
de tandartsassistent
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɑndɑrtsɑsistɛnt]



Verbuigingen:

tandartsassistent|en (meerv.)



de tandartsassistent|e
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tɑndɑrtsɑsistɛnt|ə]



Verbuigingen:

tandartsassistente|s (meerv.)
iemand die als beroep de tandarts helpt bij zijn of haar werk
tandartsassistente
zelfst.naamw.
de helpster van de tandarts
tandartsbehandeling
zelfst.naamw.
behandeling door een tandarts Voorbeeld: `Een dure tandartsbehandeling. `
tandartsbezoek
zelfst.naamw.
een bezoek aan de tandarts Voorbeeld: `Is een tandartsbezoek verplicht? `
tandartsboor
zelfst.naamw.
[medisch] een soort kleine boor waarmee de tandarts zieke tanden openboort Voorbeeld: `Het geluid van een tandartsboor. `
de tandarts
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɑndɑrts]



Verbuigingen:

tandarts|en (meerv.)
arts die problemen aan je gebit verhelpt
tandbeen
zelfst.naamw.
het been waaruit tanden voor het grootste deel bestaan
de tandem
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɛndəm]



Verbuigingen:

tandem|s (meerv.)
fiets voor twee fietsers met twee zadels en twee stellen pedalen achter elkaar, met één stuur
de tandenborstel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɑndə(n)bɔrstəl]



Verbuigingen:

tandenborstel|s (meerv.)
borstel om je tanden mee te poetsen


Voorbeeld:

`een elektrische tandenborstel`
tandenknarsen
werkw.


Uitspraak:

['tɑndə(n)knɑrsə(n)]



Verbuigingen:

tandenknarste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getandenknarst (volt.deelw.)
een knarsend geluid maken door je onder- en bovenkaak tegen elkaar te bewegen, vooral als teken van woede of machteloosheid


Voorbeeld:

`De milieubeweging moest tandenknarsend toezien hoe de nieuwe landingsbaan werd aangelegd.`
tandenstoker
zelfst.naamw.
[gereedschap] puntig instrumentje om etensresten tussen de tanden te verwijderen
het tandglazuur
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɑntxlazyr]
beschermend laagje op je tanden en kiezen


Voorbeeld:

`aangetast tandglazuur behandelen`




Synoniem:

glazuur (2)
tandheelkunde
zelfst.naamw.
[wetenschap] wetenschap voor de verzorging van de tanden
de (m)/het tandpasta
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɑntpɑsta]



Verbuigingen:

tandpasta|'s (meerv.)
dikke, smeuïge crème met een frisse smaak om je tanden mee schoon te maken


Voorbeeld:

`een tube tandpasta`
tandpijn
zelfst.naamw.
pijn in één of meerdere tanden Voorbeeld: `Sinds gisteren heeft hij tandpijn. `
de tandplak
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɑntplɑk]
laagje voedselresten en bacterieën dat zich vormt op je gebit


Voorbeeld:

`Dagelijks poetsen doe je om tandplak te verwijderen.`




Synoniem:

plaque
tandplaque
zelfst.naamw.
[medisch] tandaanslag
de tandprothese
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɑntprotesə]



Verbuigingen:

tandprothese|s (meerv.)
prothese die één of meer tanden vervangt


Voorbeeld:

`een tandprothese krijgen als je een tand verloren hebt`
het tandrad
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɑntrɑt]



Verbuigingen:

tandrad|eren (meerv.)
wiel met puntige uitsteeksels als onderdeel van een machine


Voorbeelden:

`Een draaiend tandrad past met zijn uitsteeksels steeds in een ander tandrad.`,
`Een tandrad is al een oud middel om beweging over te brengen.`




Synoniem:

tandwiel
tandtechnicus
zelfst.naamw.
de maker van kunstgebitten en kunsttanden
het tandvlees
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtantfles]
het vlees op je kaken rond je tanden en kiezen
op je tandvlees lopen
(uitgeput zijn)
tandvleesontsteking
zelfst.naamw.
een ontsteking van het tandvlees
het tandwiel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tɑntwil]



Verbuigingen:

tandwiel|en (meerv.)
wiel met puntige uitsteeksels als onderdeel van een machine


Synoniem:

tandrad
de tang
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɑŋ]



Verbuigingen:

tang|en (meerv.)
gereedschap met twee scharnierende delen om iets vast te pakken, vast te houden, door te knippen of te buigen


Voorbeelden:

`nijptang`,
`waterpomptang`,
`krultang`
I tanga
zelfst.naamw.
hoog uitgesneden slip (onderbroek)

één honderdste van de roebel van Tadzjikistan, die tot 2000 werd gebruikt
II tanga
werkw.
tanga - verlaten; weggaan (van) / in de steek laten, laten vallen

tanga - niet in de mogelijkheid zijn om zich te verweren, niet bestendig zijn
tangens
zelfst.naamw.


Afbreekpatroon:

` tan - gens



Herkomst:

«Latijn



Verbuigingen:

tangensen (meerv.)
goniometrische functie voor het aangeven van lengteverhoudingen in een rechthoekige driehoek wiskunde


Voorbeelden:

`in een rechthoekige driehoek is de tangens de overstaande rechthoekszijde gedeeld door de aanliggende rechthoekszijde`,
`tan(45°)=1`
tango
zelfst.naamw.
Argentijnse dans

[muziek] Argentijnse dansmuziek in tweekwartsmaat

[spellingsalfabet] spelwoord van het ITU/NAVO-spellingalfabet voor de letter t
tanig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tanəx]
1) bruingeel


Voorbeeld:

`Na drie jaar rijpen heeft de port een tanige kleur gekregen.`




Synoniem:

gelooid


2) (van uiterlijk) mager, met zichtbare met pezen


Voorbeeld:

`een gezicht met tanige trekken en een scherpe geprononceerde kin`




Synoniem:

pezig
de tank
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛŋk]



Verbuigingen:

tank|s (meerv.)
1) vat om vloeistof in te bewaren


Voorbeelden:

`benzinetank`,
`gastank`



2) gepantserd legervoertuig op rupsbanden defensie


Voorbeeld:

`tanks inzetten tegen de demonstranten`
de tankauto
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑnkɑuto]



Verbuigingen:

tankauto|'s (meerv.)
vrachtwagen met een tank (1) voor het vervoer van vloeistoffen


Synoniem:

tankwagen
tanken
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɛŋkə(n)]



Verbuigingen:

tankte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getankt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de tank van een motorvoertuig vullen met brandstof
de tanker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɛŋkər]



Verbuigingen:

tanker|s (meerv.)
schip dat in een tank een grote hoeveelheid vloeistof kan vervoeren


Synoniem:

tankschip
tankpistool
zelfst.naamw.
het uiteinde van de slang van een benzinepomp dat in de benzinetank gestoken wordt Voorbeeld: `Het tankpistool voor loodvrije bezine is met opzet anders gevormd dan dat voor loodhoudende benzine. `
de tank
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛŋk]



Verbuigingen:

tank|s (meerv.)
1) vat om vloeistof in te bewaren


Voorbeelden:

`benzinetank`,
`gastank`



2) gepantserd legervoertuig op rupsbanden defensie


Voorbeeld:

`tanks inzetten tegen de demonstranten`
het tankschip
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɛŋksxɪp]



Verbuigingen:

tank|schepen (meerv.)
schip dat in een tank een grote hoeveelheid vloeistof kan vervoeren


Voorbeeld:

`een tankschip met petroleum`




Synoniem:

tanker
het tankstation
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛnksta(t)ʃɔn]



Verbuigingen:

tankstation|s (meerv.)
plaats waar je de tank van een motorvoertuig kan vullen met brandstof


Synoniemen:

benzinestation, pomp(station)
tanken
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɛŋkə(n)]



Verbuigingen:

tankte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getankt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de tank van een motorvoertuig vullen met brandstof
de tankwagen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛnkwaxə(n)]



Verbuigingen:

tankwagen|s (meerv.)
vrachtwagen met een tank (1) voor het vervoer van vloeistoffen


Synoniem:

tankauto
tantaal
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Ta en atoomnummer 73. Het is een grijsblauw overgangsmetaal
tantalium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Ta en atoomnummer 73. Het is een grijsblauw overgangsmetaal
de tantaluskwelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tɑntalʏskwɛlɪŋ]



Verbuigingen:

tantaluskwelling|en (meerv.)
naar gevoel omdat iets dat je graag wilt hebben dichtbij is maar onbereikbaar blijft
de tante
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtɑntə]



Verbuigingen:

tante|s (meerv.)
zus of schoonzus van je vader of moeder


Voorbeeld:

`logeren bij je oom en tante`
de tantezegger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɑntəzɛxər]



Verbuigingen:

tantezegger|s (meerv.)



de tante|zegster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tɑntə|zɛxstər]



Verbuigingen:

tantezegster|s (meerv.)
kind van een broer of zus


Voorbeeld:

`De tante en de tantezegster zijn per definitie van verschillende generaties.`




Synoniemen:

neefje (2), nichtje (1)
de Tanzaniaan
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑnzani'jan]



Verbuigingen:

Tanzani|anen (meerv.)



de Tanzaniaan|se
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɑnzani'jan|sə]



Verbuigingen:

Tanzaniaanse|n (meerv.)
iemand met de Tanzaniaanse nationaliteit
Tanzaniaans
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɑnzani'jans]
als iets of iemand uit Tanzania komt of met Tanzania te maken heeft
Tanzaniaanse
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Tanzania, of een vrouw afkomstig uit Tanzania
de tap
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑp]



Verbuigingen:

tap|pen (meerv.)
1) lage kast met een pompinstallatie met kranen waaruit bier of frisdrank uit wordt geschonken


Synoniemen:

toog, tapkast, bar



achter de tap staan

(in een café het bier inschenken uit een tap (2))


2) apparaat waarmee je bier uit een vat pompt en via een kraan inschenkt


Voorbeeld:

`Ik heb liever een flesje dan een biertje uit de tap.`
achter de tap staan
(in een café het bier inschenken uit een tap (2))
tapdancen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tap - dan - cen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tapdancete (verl.tijd )



Verbuigingen:

getapdancet (volt.deelw.)
dansen met klikkertjes aan de schoenzolen vrije tijd


Voorbeeld:

`tapdancen op de toneelschool`




Synoniem:

tapdansen
tapdancen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tap - dan - cen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tapdancete (verl.tijd )



Verbuigingen:

getapdancet (volt.deelw.)
dansen met klikkertjes aan de schoenzolen vrije tijd


Voorbeeld:

`tapdancen op de toneelschool`




Synoniem:

tapdansen
de tape
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tep]



Verbuigingen:

tape|s (meerv.)
1) strook plastic of textiel die aan één kant kleeft


Voorbeeld:

`de plinten afplakken met tape als je gaat verven`




Synoniem:

plakband


2) strook van kunststof met materiaal waarop geluid, beeld of digitale informatie kan worden vastgelegd


Voorbeeld:

`de tape van je videofilm`




Synoniem:

magneetband
intapen
werkw.


Uitspraak:

['ɪntepə(n)]



Verbuigingen:

tapete in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingetapet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met zwachtels omwikkelen


Voorbeeld:

`je verstuikte enkel laten intapen door de dokter`




Synoniem:

zwachtelen
tapen
werkw.


Afbreekpatroon:

'ta - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tapete (verl.tijd )



Verbuigingen:

getapet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) vastmaken met tape, vastplakken


Voorbeeld:

`dozen dicht tapen`



2) iets vastleggen op tape (geluids- of filmband) techniek


Voorbeeld:

`heb je de hele uitzending getapet?`




Synoniem:

muziek of film opnemen
taperecorder
zelfst.naamw.
een apparaat voor het opnemen van geluid op een band
taperecorder
zelfst.naamw.
een apparaat voor het opnemen van geluid op een band
tapen
werkw.


Afbreekpatroon:

'ta - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tapete (verl.tijd )



Verbuigingen:

getapet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) vastmaken met tape, vastplakken


Voorbeeld:

`dozen dicht tapen`



2) iets vastleggen op tape (geluids- of filmband) techniek


Voorbeeld:

`heb je de hele uitzending getapet?`




Synoniem:

muziek of film opnemen
intapen
werkw.


Uitspraak:

['ɪntepə(n)]



Verbuigingen:

tapete in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingetapet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met zwachtels omwikkelen


Voorbeeld:

`je verstuikte enkel laten intapen door de dokter`




Synoniem:

zwachtelen
tapen
werkw.


Afbreekpatroon:

'ta - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tapete (verl.tijd )



Verbuigingen:

getapet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) vastmaken met tape, vastplakken


Voorbeeld:

`dozen dicht tapen`



2) iets vastleggen op tape (geluids- of filmband) techniek


Voorbeeld:

`heb je de hele uitzending getapet?`




Synoniem:

muziek of film opnemen
I het tapijt
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tɑˈpɛit]



Verbuigingen:

-en (meerv.)
dik kleed voor op de vloer


Voorbeeld:

`een Perzisch tapijt`
tapijtschelp
zelfst.naamw.
[tweekleppigen] 'Venerupis senegalensis', weekdier met een vrij dikschalige, wat rechthoekige schelp dat in de Waddenzee en voor de Belgische kust leeft Voorbeeld: `De top van de tapijtschelp ligt ver naast het midden en de buitenkant van de schelp heeft een duidelijke traliewerkstructuur. `
de tapioca
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tapi'joka]
korreltjes zetmeel uit de cassavewortel


Voorbeeld:

`Tapioca zit in kroepoek en wordt ook gebruikt als varkensvoer.`
de tapir
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tapir]



Verbuigingen:

tapir|s (meerv.)
Zuid-Amerikaans hoefdier met een kleine slurf


Voorbeeld:

`Tapirs eten bladeren en twijgen die ze met hun slurf behendig afrukken.`
de tapkast
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɑpkɑst]



Verbuigingen:

tapkast|en (meerv.)
buffet in een café of bar


Voorbeeld:

`achter de tapkast staan en drankjes inschenken`




Synoniemen:

tap, bar (1)
I tappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tap - pen



Verbuigingen:

tapte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getapt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) inschenken, uit een kraan of tap laten lopen


Voorbeeld:

`de barman tapt een biertje in het café`



2) op een aanraakscherm tikken computer


Voorbeeld:

`tappen op een touchscreen `
II tappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tapte (verl.tijd )Toon alle vervoegingen
tapdansen vrije tijd


Voorbeeld:

`tapdansen op de toneelschool`




Synoniem:

dansen met klikkertjes onder de schoenzolen
tardief
bijv.naamw.
[medisch] iets dat laat tot uiting komt
targeten
werkw.


Afbreekpatroon:

'tar - get - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

targette (verl.tijd )



Verbuigingen:

getarget (volt.deelw.)
richten op, afstemmen op communicatie


Voorbeeld:

`targeten op een specifieke regio om gericht te adverteren`
targeten
werkw.


Afbreekpatroon:

'tar - get - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

targette (verl.tijd )



Verbuigingen:

getarget (volt.deelw.)
richten op, afstemmen op communicatie


Voorbeeld:

`targeten op een specifieke regio om gericht te adverteren`
het tarief
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[taˈrif]



Verbuigingen:

ta|rieven (meerv.)
vast bedrag dat je ergens voor betaalt


Voorbeelden:

`bellen tegen een lager tarief`,
`het tarief voor een kaartje eersteklas is hoger`
het tariefcontingent
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ta'rifkɔntɪŋxɛnt]



Verbuigingen:

tariefcontingent|en (meerv.)
hoeveelheid (van een product) waarvoor geen invoerrechten gelden financieel


Voorbeeld:

`het tariefcontingent voor heffingsvrije import van platvisfilet in de Europese Unie`
de tariefmuur
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ta'rifmyr]



Verbuigingen:

tarief|muren (meerv.)
stelsel van invoerrechten financieel


Voorbeeld:

`In de EU zijn de onderlinge tariefmuren afgebroken.`
de tariefsverhoging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ta'rifsfərhoxɪŋ]



Verbuigingen:

tariefsverhoging|en (meerv.)
keer dat een tarief hoger wordt


Voorbeeld:

`tariefverhogingen voor gas en elektriciteit`
tariefsysteem
zelfst.naamw.
[economie] een systematiek waarin de tarieven zijn vastgelegd Voorbeeld: `Het tariefsysteem van de Interliner is nog altijd gebaseerd op kilometers, net als bij de NS.<ref>Zinssnede uit het Wikipedia artikel [http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Interliner&oldid=18173961 Interliner]. Bezien 10 sept 2009.</ref> `
het tarief
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[taˈrif]



Verbuigingen:

ta|rieven (meerv.)
vast bedrag dat je ergens voor betaalt


Voorbeelden:

`bellen tegen een lager tarief`,
`het tarief voor een kaartje eersteklas is hoger`
tarievensysteem
zelfst.naamw.
[economie] een systematiek waarin de tariefsystemen zijn vastgelegd of op elkaar afgestemd
Taroko
zelfst.naamw.
[taal] taal gesproken in Taiwan, één van de twee Atayalische talen
het tarot
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ta'rɔt, ta'ro]



Verbuigingen:

tarot|s (meerv.)
kaartspel dat gebruikt wordt in de waarzeggerij en de toekomstvoorspelling


Voorbeeld:

`tarotkaarten leggen`
Tarpia
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Is er een woordenboek in het Tarpia? `
tarten
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɑrtə(n)]



Verbuigingen:

tartte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getart (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een uitdagende manier laten merken dat je niet bang bent voor iemand of iets


Voorbeeld:

`het noodlot tarten`




Synoniem:

trotseren
elke beschrijving tarten
(zo erg zijn dat je het met geen woorden kunt beschrijven)
de tartaar
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑrˈtar]
gemalen of gehakte biefstuk
biefstuk tartaar
(gemalen rauwe biefstuk)
Tartaars
zelfst.naamw.
[taal] taal uit de Turkse talen met ongeveer anderhalf miljoen sprekers die vooral wordt gesproken in Tatarstan, een deelrepubliek van Rusland maar ook in andere delen van de vroegere Sovjet-Unie en daarbuiten
het tartan
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɑrtɑn]
1) Schotse wollen stof met ruiten


Voorbeeld:

`Tartan is niet weg te denken in de klassieke stoffencollectie.`



2) kunststof voor atletiekbanen


Voorbeeld:

`een atletiekbaan van gras, sintel of tartan`
tarten
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɑrtə(n)]



Verbuigingen:

tartte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getart (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op een uitdagende manier laten merken dat je niet bang bent voor iemand of iets


Voorbeeld:

`het noodlot tarten`




Synoniem:

trotseren
elke beschrijving tarten
(zo erg zijn dat je het met geen woorden kunt beschrijven)
elke beschrijving tarten
(zo erg zijn dat je het met geen woorden kunt beschrijven)
de tarwe
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtɑrwə]
graansoort waarvan het meel wordt gebruikt om brood te bakken


Voorbeeld:

`tarwebrood`
tarwebrood
zelfst.naamw.
een brood op basis van tarwemeel Voorbeeld: `Aan het begin van vorige eeuw at de gewone bevolking tarwebrood of roggebrood. `
tarwemeel
zelfst.naamw.
meel gemaakt van tarwe Voorbeeld: `Het is lekker tarwemeel door het deeg te doen. `
de tas
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɑs]



Verbuigingen:

tas|sen (meerv.)
1) zak met handvatten of een draagriem om spullen in mee te nemen


Voorbeelden:

`schooltas`,
`schoudertas`,
`toilettas`



2) kop voor koffie of thee


Voorbeeld:

`een tas koffie met gebak`
taseren
werkw.


Afbreekpatroon:

'ta - se - ren



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

taserde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getaserd (volt.deelw.)
het gebruiken van een stroomstootwapen


Voorbeeld:

`de politie mag taseren als zij dat nodig achten`
het tasjeskruid
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɑʃəskrœyt]
lage eenjarige plant met kleine bloemetjes
Tasmaans
bijv.naamw.
[demoniem] op Tasmanië betrekking hebbend of ervan afkomstig
Voorbeeld: `De Tasmaanse duivel is de grootste nog levende vleesetende vertegenwoordiger van de buideldieren. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het Tasmaans in de tweede betekenis erin. `
de tas
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɑs]



Verbuigingen:

tas|sen (meerv.)
1) zak met handvatten of een draagriem om spullen in mee te nemen


Voorbeelden:

`schooltas`,
`schoudertas`,
`toilettas`



2) kop voor koffie of thee


Voorbeeld:

`een tas koffie met gebak`
tast
zelfst.naamw.
het zintuig van de aanraking, met name van de handen Voorbeeld: `Het was pikkedonker, maar hij vond zijn weg op de tast. `
aantasten
werkw.


Uitspraak:

[ˈantɑstə(n)]



Verbuigingen:

taste aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangetast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een slecht effect hebben op


Voorbeeld:

`Te veel alcohol drinken tast de hersenen aan.`
aftasten
werkw.


Uitspraak:

['ɑftɑstə(n)]



Verbuigingen:

tastte af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgetast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met je handen onderzoeken


Voorbeeld:

`je buik aftasten om te voelen of het ergens pijn doet`



2) voorzichtig nagaan hoe een ander denkt over (een plan)


Voorbeeld:

`wederzijdse voorstellen aftasten`
tastbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɑs(t)bar]
voelbaar
tastbare resultaten
(duidelijk zichtbare resultaten)
tasten
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɑstə(n)]



Verbuigingen:

tastte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met je hand door de ruimte bewegen om iets te zoeken


Voorbeelden:

`in het donker naar de deurknop tasten`,
`De blinde vrouw tastte naar haar tas.`
taster
zelfst.naamw.
iets of iemand die tast

[biologie] een zintuiglijk orgaan van insecten, waarmee informatieve signalen uit de omgeving kunnen worden waargenomen
Voorbeeld: `De taster van zo'n insect maakt verkenning van de omgeving in het duister mogelijk. `
[techniek] een instrument dat geschikt is om een signaal op te wekken met informatie over een spoor, lijn of oppervlak waarover het wordt bewogen, of over de omgeving waarin het zich bevindt
Voorbeeld: `De taster van het maanwagentje is onklaar geraakt. `
aantasten
werkw.


Uitspraak:

[ˈantɑstə(n)]



Verbuigingen:

taste aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangetast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een slecht effect hebben op


Voorbeeld:

`Te veel alcohol drinken tast de hersenen aan.`
tasten
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɑstə(n)]



Verbuigingen:

tastte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met je hand door de ruimte bewegen om iets te zoeken


Voorbeelden:

`in het donker naar de deurknop tasten`,
`De blinde vrouw tastte naar haar tas.`
Tat
zelfst.naamw.
[taal] een Zuidwest-Iraanse taal met een klein aantal sprekers in de Kaukasus Voorbeeld: `De sprekers van het Tat zijn voornamelijk moslims. `
Tataars
zelfst.naamw.
[taal] taal uit de Turkse talen met ongeveer anderhalf miljoen sprekers die vooral wordt gesproken in Tatarstan, een deelrepubliek van Rusland maar ook in andere delen van de vroegere Sovjet-Unie en daarbuiten
de tatoeage
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tatu'waʒə]



Verbuigingen:

tatoeage|s (meerv.)
tekening of tekst die met kleurstoffen in iemands huid geprikt is


Voorbeeld:

`je armen vol tatoeages hebben`




Synoniem:

tattoo
de tatoeage
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tatu'waʒə]



Verbuigingen:

tatoeage|s (meerv.)
tekening of tekst die met kleurstoffen in iemands huid geprikt is


Voorbeeld:

`je armen vol tatoeages hebben`




Synoniem:

tattoo
tatoeëren
werkw.


Uitspraak:

[tatuˈwerə(n)]



Verbuigingen:

tatoeëerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getatoeëerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met kleurstoffen een tekening of tekst in iemands huid prikken


Voorbeeld:

`een getatoeëerd hart op zijn borst`
tatoeëring
zelfst.naamw.
een tekening die met naald en inkt blijvend in de huid is aangebracht
Voorbeeld: `De vermoordde man werd geïdentificeerd aan de hand van de tatoeëringen op zijn lichaam. `
het tatoeëren
Voorbeeld: `De dieren worden gemerkt door tatoeëring van het oor. `
tatsam
zelfst.naamw.
een woord dat door mensen met kennis van één of meer dode talen uit de woordenschat daarvan afgeleid is Voorbeeld: `In het Hindi worden veel tatsams gebruikt die afgeleid zijn uit het Sanskriet. `
de tattoo
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛ'tu:]



Verbuigingen:

tattoo|'s (meerv.)
tekening of tekst die met kleurstoffen in iemands huid geprikt is


Voorbeeld:

`tattoo's laten aanbrengen`




Synoniem:

tatoeage
de taugé
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɑuˈge]
spruiten van een bepaalde boon uit Zuid-Azië die je als groente eet, vooral bij rijsttafelgerechten
taupe
bijv.naamw.


Uitspraak:

[top]
paarsachtig grijsbruin


Voorbeeld:

`taupe gordijnen`
de tautologie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɑutolo'xi]



Verbuigingen:

tautologie|ën (meerv.)
herhaling met een ander woord van iets dat je al gezegd hebt taalkunde


Voorbeeld:

`Voorbeelden van tautologieën zijn 'enkel en alleen' en 'in pais en vree'.`
tax
zelfst.naamw.
1) belasting
2) vastgestelde waarde
3) waardebepaling
tax cut
zelfst.naamw.


Herkomst:

Engels
engelse term voor belastingvermindering economie


Synoniem:

belastingverlaging
taxon
zelfst.naamw.


Verbuigingen:

taxa (meerv.)
taxonomische eenheid of taxonomische groep biologie


Voorbeeld:

`Een taxon bevat organismen waarvan een taxonoom oordeelt dat ze tot die eenheid horen.`




Synoniem:

groep
de taxameter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɑksametər]



Verbuigingen:

taxameter|s (meerv.)
meter in een taxi die de afstand en de ritprijs aangeeft


Synoniem:

taximeter
de taxateur
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑksa'tør]



Verbuigingen:

taxateur|s (meerv.)
iemand die als beroep de waarde van dingen schat


Voorbeelden:

`een taxateur van schilderijen`,
`opleiding tot taxateur`,
`beëdigd taxateur`
de taxatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɑk'sa(t)si]



Verbuigingen:

taxatie|s (meerv.)
keer dat je de waarde (van iets) schat


Voorbeeld:

`de taxatie van een woning`
taxeren
werkw.


Uitspraak:

[tɑkˈserə(n)]



Verbuigingen:

taxeerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getaxeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
schatten hoeveel iets is


Voorbeelden:

`de waarde van een huis taxeren`,
`Kun jij taxeren hoever het nog is naar Parijs?`,
`de kosten taxeren op drieduizend euro`




Synoniem:

ramen
taxfree
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɛks'fri:]
waarvoor je geen belasting hoeft te betalen


Voorbeeld:

`op een luchthaven taxfree drank en parfum kopen`




Synoniem:

belastingvrij
de taxi
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɑksi]



Verbuigingen:

taxi|'s (meerv.)
auto met chauffeur die je tegen betaling ergens naar toe brengt


Voorbeeld:

`een taxi nemen`
taxibaan
zelfst.naamw.
is een weg op een vliegveld waarover vliegtuigen kunnen taxiën, meestal tussen startbaan of landingsbaan en platform
de taxichauffeur
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɑksiʃofør]



Verbuigingen:

taxichauffeur|s (meerv.)



de taxichauf|feuse
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tɑksiʃo|føsə]



Verbuigingen:

taxichauffeuse|s (meerv.)
iemand die als beroep een taxi bestuurt


Voorbeeld:

`de taxichauffeur betalen voor de rit`
de taxidermist
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑksidɛr'mɪst]



Verbuigingen:

taxidermist|en (meerv.)



de taxidermist|e
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɑksidɛr'mɪst|ə]



Verbuigingen:

taxidermiste|n, taxidermiste|s (meerv.)
iemand die als beroep dieren opzet
taxiën
werkw.


Uitspraak:

['tɑksijən]



Verbuigingen:

taxiede (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getaxied (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van vliegtuigen) rijden


Voorbeeld:

`van de gate naar de startbaan taxiën`
de taximeter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɑksimetər]



Verbuigingen:

taximeter|s (meerv.)
meter in een taxi die de afstand en de prijs aangeeft


Synoniem:

taxameter
de taxirit
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɑksirɪt]



Verbuigingen:

taxirit|ten (meerv.)
tocht van de ene naar de andere plaats in een taxi


Voorbeelden:

`een taxirit berekenen`,
`een taxirit Schiphol - centraal station Amsterdam`
de taxistandplaats
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɑksistɑntplats]



Verbuigingen:

taxistandplaats|en (meerv.)
plaats op straat waar taxi's wachten op passagiers
de taxistop
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɑksistɔp]
organisatie die lifters en autorijders die een lifter willen meenemen bij elkaar brengt
taxon
zelfst.naamw.


Verbuigingen:

taxa (meerv.)
taxonomische eenheid of taxonomische groep biologie


Voorbeeld:

`Een taxon bevat organismen waarvan een taxonoom oordeelt dat ze tot die eenheid horen.`




Synoniem:

groep
de taxonomie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɑksono'mi]



Verbuigingen:

taxonomie|ën (meerv.)
hiërarchisch ingedeelde ordening


Voorbeelden:

`een taxonomie van planten`,
`een taxonomie van dieren`
de taxus
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɑksʏs]



Verbuigingen:

taxus|sen (meerv.)
hoge naaldboom die 's winters groen blijft


Voorbeelden:

`taxushaag`,
`een taxus van wel 35 meter`
Tboli
zelfst.naamw.
[taal] een taal die op de Filipijnen gesproken wordt Voorbeeld: `Er zijn wel woordenlijsten in het Tboli beschikbaar. `
de tbs
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tebe'ɛs]
terbeschikkingstelling>
straf waarbij een psychisch gestoorde veroordeelde zich verplicht moet laten behandelen


Voorbeelden:

`een gevangenisstraf van vijf jaar en twee jaar tbs`,
`tbs met dwangverpleging in een tbs-kliniek`
de tbs'er
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tebe'ɛsər]



Verbuigingen:

tbs'er|s (meerv.)
iemand die tbs heeft


Voorbeelden:

`als tbs'er al jaren in een tbs-kliniek verblijven`,
`een tbs'er met proefverlof`
I te
bijwoord


Uitspraak:

[tə]
meer dan wenselijk of mogelijk is


Voorbeelden:

`te vroeg arriveren`,
`Die broek is te groot.`,
`Dat parfum is te duur`




Synoniemen:

overmatig, overdreven
helemaal te gek
(heel erg goed, mooi)
Dat is een beetje té
dit zeg je als je iets overdreven vindt>)
II te
voorzetsel


Uitspraak:

[tə]
1) (voor plaatsnamen) in


Voorbeelden:

`De heer C.K te A. is in verzekerde bewaring gesteld.`,
`U kunt ook terecht in onze vestiging te Gent.`



2) <voor de onbepaalde wijs van een werkwoord
3) <voor allerlei woorden zonder een vaste betekenis
Zij zit te lezen.
(Zij is bezig met lezen.)
Hij ligt te slapen.
(Hij ligt en slaapt.)
Beginnen te werken.
(een begin maken met het werk)
Het is te doen.
(het is mogelijk)
Dat huis is te koop
(dat huis kun je kopen)
te voet
(lopend)
te paard
(op, met een paard)
te allen tijde
bijwoord
altijd, op elk moment formeel


Voorbeelden:

`doe te allen tijde de autogordels om`,
`een werknemer kan te allen tijde ontslag nemen `
wijten aan
werkw.


Uitspraak:

[ˈwɛitə(n) an]



Verbuigingen:

weet aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geweten aan (volt.deelw.)
toeschrijven aan
aan jezelf te wijten
(eigen schuld) `Dat ongeluk heb je aan jezelf te wijten.`
intaken
werkw.


Afbreekpatroon:

'in - ta - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

takete in (verl.tijd )



Verbuigingen:

ingetaket (volt.deelw.)
een aanmeldingsgesprek voeren


Voorbeeld:

`de nieuwe cursisten intaken`




Synoniem:

een intakegesprek voeren
inteachen
werkw.


Afbreekpatroon:

'in - tea - chen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

teachte in (verl.tijd )



Verbuigingen:

ingeteacht (volt.deelw.)
instellen techniek


Voorbeeld:

`het inteachen van een zendkanaal `




Synoniem:

programmeren, inregelen
teaën
werkw.


Afbreekpatroon:

tea - ën



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

teade (verl.tijd )



Verbuigingen:

getead (volt.deelw.)
de (na-) middagthee gebruiken mens


Voorbeeld:

`tante Stella teat op woensdagmiddag altijd bij tante Fien`
het teak
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tik]
hout van de teakboom dat vaak voor meubels gebruikt wordt


Voorbeeld:

`Teak is duurzaam en goed te bewerken.`
teak kasten
(teakhouten kasten)
teakhouten
bijv.naamw.


Uitspraak:

['tikhɑutə(n)]
van teakhout gemaakt


Voorbeeld:

`teakhouten stoelen`
het team
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ti:m]



Verbuigingen:

team|s (meerv.)
ploeg mensen die samen sporten of werken


Voorbeelden:

`sportteam`,
`managementteam`
teambuilden
werkw.


Afbreekpatroon:

'team - buil - den



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

teambuildde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geteambuild (volt.deelw.)
de groepsband verbeteren of versterken arbeid


Voorbeeld:

`er werd goed geteambuild tijdens het bedrijfsuitje naar de buitendienst`
de teambuilding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['ti:mbɪldɪŋ]
het zorgen voor een goed samenwerkend team


Voorbeelden:

`teambuilding als middel om de effectiviteit en de onderlinge binding van een team te versterken`,
`een bedrijfsuitje voor de teambuilding`
de teamgenoot
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['ti:mxənot]



Verbuigingen:

teamge|noten (meerv.)



de teamge|note
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['ti:m|xənotə]



Verbuigingen:

teamgenote|n, teamgenote|s (meerv.)
iemand die ook lid is van jouw team


Voorbeeld:

`een teamgenoot van je wielerclub`




Synoniem:

ploeggenoot
de teamleider
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['ti:mlɛidər]



Verbuigingen:

teamleider|s (meerv.)



de teamleid|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['ti:mlɛid|stər]



Verbuigingen:

teamleidster|s (meerv.)
iemand die leiding geeft aan een team


Voorbeelden:

`teamleider in de zorgsector zijn`,
`de teamleider van een wielerploeg`,
`de teamleider op een school`
het teamlid
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['ti:mlɪt]



Verbuigingen:

team|leden (meerv.)
iemand die behoort tot een team
het team
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ti:m]



Verbuigingen:

team|s (meerv.)
ploeg mensen die samen sporten of werken


Voorbeelden:

`sportteam`,
`managementteam`
de teamsport
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈti:mspɔrt]



Verbuigingen:

teamsport|en (meerv.)
sport die in ploegen wordt gespeeld


Voorbeeld:

`Voetbal is een echte teamsport.`




Antoniem:

individuele sport
het teamwerk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈti:mwɛrk]
het samenwerken in een ploeg bijvoorbeeld aan een bepaalde taak


Voorbeeld:

`Het behalen van zo'n resultaat vereist goed teamwerk.`




Synoniem:

teamwork
het teamwork
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['ti:mwʏ:rk]
het samenwerken in een ploeg bijvoorbeeld aan een bepaalde taak


Voorbeeld:

`aan teambuilding doen om goed teamwork te krijgen`




Synoniem:

teamwerk
Teanu
zelfst.naamw.
[taal] een taal die op de Solomon-eilanden gesproken wordt Voorbeeld: `U heeft toch een kennis die Teanu spreekt, of niet? `
teasen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tea - sen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

teasde/teasede (verl.tijd )



Verbuigingen:

geteasd/geteased (volt.deelw.)
plagen, irriteren mens


Voorbeeld:

`ze loopt hem de hele tijd te teasen, zometeen krijgt hij vast een woedeuitbarsting`




Synoniem:

pesten, prikkelen
teaën
werkw.


Afbreekpatroon:

tea - ën



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

teade (verl.tijd )



Verbuigingen:

getead (volt.deelw.)
de (na-) middagthee gebruiken mens


Voorbeeld:

`tante Stella teat op woensdagmiddag altijd bij tante Fien`
technetium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Tc en atoomnummer 43. Het is een zilvergrijs overgangsmetaal Voorbeeld: `Technetium komt van nature niet op aarde voor, maar een radioactieve vorm kan in kernreactoren vervaardigd worden en vindt toepassing in de kankerbestrijding. `
de techneut
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛx'nøt]



Verbuigingen:

techneut|en (meerv.)
iemand die handig en technisch is informeel


Voorbeeld:

`Hij is een geniale techneut die doodongelukkig zou worden bij de afdeling klantenservice.`
de technicus
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɛxnikʏs]



Verbuigingen:

tech|nici (meerv.)
deskundige op het gebied van de techniek


Voorbeelden:

`elektrotechnicus`,
`tandtechnicus`
de techniek
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɛxˈnik]



Verbuigingen:

techniek|en (meerv.)
1) kennis en hulpmiddelen die nodig zijn om bijvoorbeeld apparaten, machines en andere complexe voorwerpen te ontwerpen, te laten werken en te herstellen


Voorbeelden:

`autotechniek`,
`de moderne, digitale technieken`



2) manier waarop je aan het werk gaat om iets te maken of te doen


Voorbeeld:

`danstechniek`
baltechniek
(de manier waarop een sporter met de bal omgaat)
de technieker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɛxnikər]



Verbuigingen:

technieker|s (meerv.)
deskundige op het gebied van de techniek


Voorbeelden:

`technieker elektronica`,
`pc-technieker`




Synoniem:

technicus
technisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛxnis]
als iets met techniek te maken heeft


Voorbeelden:

`technische kennis`,
`een technische storing`,
`de Hogere Technische School`
technisch goed onderlegd zijn
(verstand hebben van techniek)
techno
zelfst.naamw.
[muziek] een elektronische muziekstijl die het levenslicht zag in de jaren zeventig van de twintigste eeuw, maar zich met name in de jaren 80 in ontwikkelde in onder andere Detroit en Frankfurt
de technocraat
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛxno'krat]



Verbuigingen:

techno|craten (meerv.)



de techno|crate
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɛxno|'kratə]



Verbuigingen:

technocrate|n (meerv.)
iemand die zakelijke aspecten belangrijker vindt dan sociale aspecten


Voorbeelden:

`een koele technocraat`,
`De netwerkende manager verdringt de traditionele technocraat.`
technocratisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɛxno'kratis]
als je zakelijke aspecten belangrijker vindt dan sociale aspecten


Voorbeelden:

`een technocratisch bestuur`,
`technocratische maatregelen`,
`ambtelijk technocratisch denken`
technoleasen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tech - no - lea - sen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

technoleasde/ technoleaste, technoleasede/ technoleasete (verl.tijd )



Verbuigingen:

getechnoleast/ getechnoleasd, getechnoleaset/ getechnoleased (volt.deelw.)
kennis verkopen en terughuren economie


Voorbeeld:

`Binnen de bestaande belastingwetgeving kan technoleasen tot bepaalde resultaten leiden.`
de technologie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɛxnoloˈgi]



Verbuigingen:

technologie|ën (meerv.)
toepassing van de wetenschap in de techniek


Voorbeelden:

`scheikundige technologie`,
`ontwikkeld volgens de modernste technologie`
technologisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɛxno'loxis]
als iets te maken heeft met technologie


Voorbeelden:

`technologische ontwikkelingen`,
`een technologisch topinstituut`
de tectyl
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛk'til]
middel tegen roest voor het chassis van je auto
tectyleren
werkw.


Uitspraak:

[tɛkti'lerə(n)]



Verbuigingen:

tectyleerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getectyleerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(het chassis van je auto) behandelen met tectyl, een antiroestmiddel
de teddybeer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɛdiber]



Verbuigingen:

teddy|beren (meerv.)
speelgoedbeer van pluizige stof


Voorbeeld:

`Winnie the Pooh is een beroemde teddybeer.`




Synoniem:

knuffelbeer
teder
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtedər]
zacht en met liefde


Voorbeeld:

`een tedere aanraking`
de teef
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tef]



Verbuigingen:

teven (meerv.)
1) vrouwtjeshond


Voorbeeld:

`Een van de vijf pups is een teefje.`




Antoniem:

reu
2) <scheldwoord voor een meisje of vrouw

Voorbeeld:

`een hete, blonde teef`
aantijgen
werkw.
aantrekken

aanwrijven, beschuldigen van iets
Voorbeeld: `Hem werd het onbevoegd en onbekwaam verlenen van geneeskundige zorg aangetegen. `
de teek
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tek]



Verbuigingen:

teken (meerv.)
achtpotige parasiet waarvan de beet de ziekte van Lyme kan veroorzaken
telen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtelə(n)]



Verbuigingen:

teelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geteeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
planten laten groeien om er iets mee te doen


Voorbeeld:

`in je eigen tuin tomaten telen`




Synoniemen:

verbouwen, kweken
de teelbal
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['telbɑl]



Verbuigingen:

teelbal|len (meerv.)
orgaan waar de mannelijke zaadcellen worden gevormd


Synoniemen:

zaadbal, testikel
de teelt
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[telt]



Verbuigingen:

teelt|en (meerv.)
het kweken van gewassen of het fokken van dieren


Voorbeelden:

`aardappelteelt`,
`veeteelt`
het teeltmateriaal
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['teltmaterijal]
materiaal om iets te telen


Voorbeelden:

`teeltmateriaal voor de teelt van rozen`,
`richtlijnen voor het in de handel brengen van teeltmateriaal voor de akkerbouw`
temen
werkw.


Afbreekpatroon:

te - men



Verbuigingen:

teemde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geteemd (volt.deelw.)
aarzelen, dralen, langzaam en vervelend spreken, op zeurderige toon praten


Voorbeeld:

`De sollicitant was tijdens het gesprek zo aan het temen dat hij een slechte indruk maakte.`
de teen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ten]



Verbuigingen:

tenen (meerv.)
1) elk van de vijf beweegbare uitsteeksels aan een voet waaraan een nagel groeit


Voorbeelden:

`je grote teen`,
`je kleine teen`
2) deel van een bol knoflook


Voorbeeld:

`Snijd twee teentjes knoflook heel fijn.`



3) heel dunne, buigzame tak van bijvoorbeeld een wilg


Voorbeeld:

`wilgentenen`




Synoniem:

twijg
makkelijk op je teentjes getrapt zijn
(snel beledigd zijn)
lange tenen hebben
(snel beledigd zijn)
op je tenen lopen
(erg je best doen)
iets met gekromde tenen aanzien
(iets zien waarvoor je je schaamt of wat je vervelend vindt)
een gevoel dat uit je tenen komt
(iets wat je heel sterk voelt)
teenkootje
zelfst.naamw.
[anatomie] elk van de botjes in de teen
de teenslipper
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tenslɪpər]



Verbuigingen:

teenslipper|s (meerv.)
slipper met twee banden over je voet en een bandje tussen je grote teen en de teen ernaast


Voorbeeld:

`op het strand op teenslippers lopen`
I de (m)/het teer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ter]
zwart, kleverig en taai spul dat uit steenkool is gemaakt en wordt gebruikt bij het aanleggen van wegen
II teer
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ter]
snel stuk of ziek


Voorbeelden:

`een tere huid`,
`een tere gezondheid`,
`tere, porseleinen theekopjes`




Synoniemen:

kwetsbaar, broos, fragiel
teren
werkw.
met teer besmeren Voorbeeld: `De schipper heeft de sloep geteerd. `
de teerling
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['terlɪŋ]



Verbuigingen:

teerling|en (meerv.)
dobbelsteen verouderd
De teerling is geworpen.
(Er is een besluit genomen.)
teeuw
zelfst.naamw.
[katachtigen] ('Panthera tigris x leo') een hybride kruising tussen een mannetjestijger en een vrouwtjesleeuw
de tegel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtexəl]



Verbuigingen:

tegel|s (meerv.)
platte plaat van steen, aardewerk, riet of ander materiaal om vloeren of wanden mee te bedekken


Voorbeelden:

`badkamertegel`,
`wandtegel`,
`tapijttegel`,
`tegelvloer`
tegels zetten
(tegels op de wand aanbrengen)
tegelalgoritme
zelfst.naamw.
[wiskunde] een algoritme dat een tegeling van een vlak construeert Voorbeeld: `Een tegelalgoritme kan stochastisch zijn. `
de teerling
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['terlɪŋ]



Verbuigingen:

teerling|en (meerv.)
dobbelsteen verouderd
De teerling is geworpen.
(Er is een besluit genomen.)
tegelijk
bijwoord


Uitspraak:

[təxəˈlɛik]
op hetzelfde moment of in dezelfde periode


Voorbeelden:

`twee dingen tegelijk doen`,
`Als je naar de bakker gaat, wil je dan tegelijk brood voor mij meenemen?`,
`precies tegelijk in de lach schieten`




Synoniem:

tegelijkertijd
tegelijkertijd
bijwoord


Uitspraak:

[təxəlɛikərˈtɛit]
op hetzelfde moment of in dezelfde periode


Voorbeeld:

`Gelijktijdig werd op het andere net een voetbalwedstrijd uitgezonden.`




Synoniemen:

tegelijk, gelijktijdig
tegeling
zelfst.naamw.
[wiskunde] de gehele bedekking van een vlak met figuren, meestal veelhoeken van een beperkte grootte Voorbeeld: `Stochastische tegelingen worden traditioneel gegenereerd met lijngebaseerde stochastische tegelalgoritmes.<ref>[http://www.kuleuven.ac.be/doctoraatsverdediging/cm/3E03/3E030268.htm Doctoraatsverdediging van Ares Lagae.]</ref> `
tegelkachel
zelfst.naamw.
een kachel die opgebouwd is uit keramische elementen en stralingswarmte geeft Voorbeeld: `In de wintermaanden is het heerlijk om een tegelkachel te hebben. `
tegellijm
zelfst.naamw.
een speciale lijm om tegels op een vlakke ondergrond te verlijmen Voorbeeld: `We hebben verschillende soorten tegellijm. `
tegelmat
zelfst.naamw.
een soort vloerbedekking dat bestaat uit aan elkaar gevoegde gevlochten tegels Voorbeeld: `De tegelmat was door de kinderen beschadigd. `
tegelpad
zelfst.naamw.
een pad dat met tegels bestraat is Voorbeeld: `De jongen viel op het tegelpad waardoor hij zijn been schaafde. `
de tegel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtexəl]



Verbuigingen:

tegel|s (meerv.)
platte plaat van steen, aardewerk, riet of ander materiaal om vloeren of wanden mee te bedekken


Voorbeelden:

`badkamertegel`,
`wandtegel`,
`tapijttegel`,
`tegelvloer`
tegels zetten
(tegels op de wand aanbrengen)
tegeltableau
zelfst.naamw.
een uit beschilderde tegels samengesteld tableau of schilderij Voorbeeld: `Het tegeltableau was erg mooi gemaakt door de leerling. `
tegelthee
zelfst.naamw.
een bepaald soort thee in tabletten Voorbeeld: `Hij houdt totaal niet van tegelthee. `
tegelverf
zelfst.naamw.
een verfsoort die speciaal bedoeld is voor het bedekken van tegels Voorbeeld: `Met een tegelverfje erop ziet het er opeens een stuk vrolijker uit. `
tegelvloer
zelfst.naamw.
een betegelde vloer Voorbeeld: `De tegelvloer was beschadigd doordat ze de zware piano erop lieten vallen. `
tegelwand
zelfst.naamw.
een met tegels afgewerkte wand Voorbeeld: `De opzichter keurde de tegelwand af vanwege ernstige fouten. `
tegelzetten
werkw.
het aanbrengen van tegels op een wand Voorbeeld: `We moeten morgen gaan tegelzetten. `
tegelzetter
zelfst.naamw.
[beroep] een bouwvakker die wandtegels zet en vloertegels legt Voorbeeld: `Hij is al jaren lang een toegewijde tegelzetter. `
tegemoet
bijwoord


Uitspraak:

[təxəˈmut]
(in combinatie met een werkwoord van beweging of richting) naar iemand of iets toe


Voorbeeld:

`iemand tegemoetlopen`
tegemoetkomen
werkw.


Uitspraak:

[təxə'mutkomə(n)]



Verbuigingen:

kwam tegemoet (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is tegemoetgekomen (volt.deelw.)
1) naar iemand of iets toe komen


Voorbeeld:

`Hij kwam me tegemoet toen ik het perron afliep.`



2) een beetje toegeven (aan iemands wensen)


Voorbeelden:

`tegemoetkomen aan de wensen van de consument`,
`Ik vond de prijs te hoog en ze zijn me tegemoetgekomen door er iets af te doen.`
tegemoetkomend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[təxə'mutkomənt]
die of dat je tegemoetkomt (1 &
2)


Voorbeelden:

`tegemoetkomend verkeer`,
`tegemoetkomende maatregelen`
de tegemoetkoming
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[təxəˈmutkomɪŋ]



Verbuigingen:

tegemoetkoming|en (meerv.)
gedeeltelijke vergoeding van de kosten


Voorbeeld:

`een tegemoetkoming in de reiskosten`
tegemoetzien
werkw.


Uitspraak:

[təxə'mutsi(n)]



Verbuigingen:

zag tegemoet (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tegemoetgezien (volt.deelw.)
verwachten dat iets zal gebeuren


Voorbeeld:

`Ik zie je bezoek met plezier tegemoet.`
I tegen
bijwoord


Uitspraak:

[ˈtexə(n)]
1) woord dat uitdrukt dat je het niet met iets eens bent



Voorbeeld:

`tegen een beslissing stemmen`




Antoniem:

voor



Synoniem:

contra
2) in je nadeel


Voorbeelden:

`Het zit me tegen.`,
`de schijn tegen je hebben`




Antoniem:

mee
ergens iets op tegen hebben
(niet willen dat iets gebeurt)
II tegen
voorzetsel


Uitspraak:

[ˈtexə(n)]
1) in aanraking met


Voorbeelden:

`tegen de muur leunen`,
`tegen de bal schoppen`
2) in de omgekeerde richting


Voorbeelden:

`tegen het verkeer in`,
`tegen de stroom op`




Antoniem:

mee


3) ter bestrijding van


Voorbeelden:

`een aspirine tegen de kiespijn`,
`vechten tegen de slaap`,
`Het Nederlandse elftal heeft tegen Duitsland met 1-0 gewonnen.`



4) in strijd met


Voorbeeld:

`Dat is tegen de voorschriften.`




Antoniemen:

volgens, conform,


5) niet eens


Antoniem:

voor
tegen de lamp lopen
(betrapt worden)
mordicus/vierkant tegen iets zijn
(het er helemaal niet mee eens zijn)
tegenaan
bijwoord
tegen
tegenaanval
zelfst.naamw.
[militair], [sport] een aanval tegen een aanval
tegenactie
zelfst.naamw.
een actie tegen een actie
tegenargument
zelfst.naamw.
een argument dat men tegen iets inbrengt Voorbeeld: `Ik was niet onder de indruk van zijn tegenargumenten. `
tegenbeeld
zelfst.naamw.
contrast
tegenbericht
zelfst.naamw.
een bericht dat een vorig bericht tegenspreekt
tegenbeweging
zelfst.naamw.
een beweging in tegengestelde zin
tegenbezoek
zelfst.naamw.
een bezoek ter beantwoording van een ander bezoek
tegenbrassen
werkw.
[scheepvaart], zodanig brassen dat de wind van voor in de zeilen valt en het schip geen vaart meer maakt

beschermen
het tegendeel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)deel]



Verbuigingen:

tegen|delen (meerv.)
dat wat het tegenovergestelde is (van iets anders)


Voorbeelden:

`het tegendeel beweren`,
`Ik dacht dat hij van me hield, maar het tegendeel is waar.`




Synoniemen:

tegenovergestelde, omgekeerde
het tegendoelpunt
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['texə(n)dulpʏnt]



Verbuigingen:

tegendoelpunt|en (meerv.)
doelpunt van de partij die achter staat sport


Voorbeeld:

`twee tegendoelpunten scoren en weer gelijkstaan`
tegendraads
bijv.naamw.


Uitspraak:

[texə(n)'drats]
die of dat tegen iets in gaat, vooral tegen wat normaal gevonden wordt


Voorbeelden:

`tegendraadse jeugd`,
`tegendraadse meningen hebben`




Antoniem:

meegaand



Synoniemen:

dwars, recalcitrant
tegengaan
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)xan]



Verbuigingen:

ging tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is tegengegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
proberen iets te stoppen of te verhinderen


Voorbeeld:

`fraude met de pinpas tegengaan`




Synoniem:

bestrijden
tegengas geven
(laten merken dat je het niet met iets of iemand eens bent)
tegengaan
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)xan]



Verbuigingen:

ging tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is tegengegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
proberen iets te stoppen of te verhinderen


Voorbeeld:

`fraude met de pinpas tegengaan`




Synoniem:

bestrijden
tegenhouden
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)hɑudə(n)]



Verbuigingen:

hield tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tegengehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet verder laten gaan


Voorbeelden:

`ongewenste mail door een spamfilter laten tegenhouden`,
`iemand bij de deur tegenhouden`




Synoniemen:

verhinderen, stoppen, weren
tegenkomen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)komə(n)]



Verbuigingen:

kwam tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is tegengekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ontmoeten


Voorbeeld:

`Ik ben je broer in de stad tegengekomen.`




Synoniem:

treffen
jezelf tegenkomen
(geconfronteerd worden met je eigen grenzen)
Komt dat tegen!
als iets je verbaast of als je iets vervelend vindt> stel je voor, het zal je maar gebeuren!)
tegenlachen
werkw.
er goed voorstaan
tegenscoren
werkw.


Afbreekpatroon:

'te - gen - sco - ren



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

scoorde tegen (verl.tijd )



Verbuigingen:

tegengescoord (volt.deelw.)
het maken van een tegendoelpunt sportvoetbal


Voorbeeld:

`om tot een gelijkspel te komen bij de voetbalwedstrijd moest hij wel tegenscoren`
tegenspartelen
werkw.
weerstand bieden door wilde bewegingen te maken
tegenspreken
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)sprekə(n)]



Verbuigingen:

sprak tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tegengesproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zich met woorden ergens tegen verzetten


Voorbeeld:

`Spreek me niet tegen!`



2) zeggen dat iets niet waar of juist is


Voorbeeld:

`een gerucht tegenspreken`
elkaar tegenspreken
(niet kloppen met (elkaar)) `De opiniepeilingen spreken elkaar tegen.` Antoniem: matchen
tegensputteren
werkw.
al mopperend protesteren
tegenstaan
werkw.
gevoelens van aversie oproepen
Voorbeeld: `Wat mij aan hem tegenstaat zal duidelijk zijn. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het tegenstaan in de tweede betekenis erin. `
enz.
tegengesteld
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)xəstɛlt]
omgekeerd


Voorbeelden:

`in de tegengestelde richting lopen`,
`Het tegengestelde van 'dik' is 'dun'.`




Synoniem:

tegenovergesteld
tegengestelde
zelfst.naamw.
een woord met een tegengestelde betekenis
I tegenstreven
werkw.
iemand tegenwerken, trachten voor te zijn
Voorbeeld: `Ik laat het maar zo, verder tegenstreven heeft geen zin. `
II tegenstreven
zelfst.naamw.
het iemand tegenwerken
Voorbeeld: `Zijn tegenstreven leverde geen succes op, de opdracht ging naar de concurrent. `
tegenstribbelen
werkw.


Uitspraak:

['texə(n)strɪbələ(n)]



Verbuigingen:

stribbelde tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tegengestribbeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je een beetje verzetten (tegen iets)


Voorbeeld:

`tegenstribbelen als je iets niet wilt`
tegenvallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)vɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is tegengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet zo goed, mooi of leuk zijn als je had gedacht


Voorbeelden:

`tegenvallende rapportcijfers`,
`Het aantal bezoekers van het benefietconcert viel fors tegen.`




Antoniem:

meevallen



Synoniem:

teleurstellen
tegenwerken
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)wɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tegengewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat iemand niet kan doen wat hij of zij wil


Voorbeelden:

`De overheid heeft de varkenshouderij jarenlang tegenwerkt.`,
`In plaats van samen te werken, werkten de gemeenten elkaar juist tegen.`




Antoniem:

meewerken



Synoniemen:

dwarsbomen, dwarsliggen
tegenwerpen
werkw.


Uitspraak:

['texə(n)wɛrpə(n)]



Verbuigingen:

wierp tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tegengeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) als bezwaar uiten


Voorbeeld:

`We zouden op pad gaan, maar ik wierp tegen dat het weer wel erg slecht was.`
het tegengif
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)xɪf]
middel dat gif onschadelijk maakt


Antoniem:

gif



Synoniemen:

antidotum, antiserum
de tegenhanger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)hɑŋər]



Verbuigingen:

tegenhanger|s (meerv.)
iemand die of iets dat bij een ander past en daarmee een paar vormt


Voorbeeld:

`De begrippen 'goed' en 'kwaad' zijn elkaars tegenhangers.`




Synoniem:

pendant
tegenhouden
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)hɑudə(n)]



Verbuigingen:

hield tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tegengehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet verder laten gaan


Voorbeelden:

`ongewenste mail door een spamfilter laten tegenhouden`,
`iemand bij de deur tegenhouden`




Synoniemen:

verhinderen, stoppen, weren
tegenin
bijwoord
[pronadvpart]: zich tegen iets verzettend Voorbeeld: `Hij ging er niet tegenin. `
tegenkandidaat
zelfst.naamw.
een andere kandidaat uit een tegenpartij
tegenkomen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)komə(n)]



Verbuigingen:

kwam tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is tegengekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ontmoeten


Voorbeeld:

`Ik ben je broer in de stad tegengekomen.`




Synoniem:

treffen
jezelf tegenkomen
(geconfronteerd worden met je eigen grenzen)
Komt dat tegen!
als iets je verbaast of als je iets vervelend vindt> stel je voor, het zal je maar gebeuren!)
tegenlachen
werkw.
er goed voorstaan
tegenlicht
zelfst.naamw.
belichting met de lichtbron voor het objectief Voorbeeld: `Deze opname maakt prachtig van tegenlicht gebruik. `
de tegenligger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)lɪxər]



Verbuigingen:

tegenligger|s (meerv.)
voertuig dat van de kant komt waar je naar toe gaat
de tegenpartij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)pɑrtɛi]



Verbuigingen:

tegenpartij|en (meerv.)
groep of persoon die andere belangen heeft dan jij


Voorbeelden:

`de tegenpartij aansprakelijk stellen voor de schade`,
`De tegenpartij staat met 2-0 voor.`




Synoniem:

tegenstander
tegennatuurlijk
bijwoord
tegen de natuur in Voorbeeld: `Sommige van deze dansbewegingen zijn tegennatuurlijk en moeten aangepast worden, anders kunnen we het niet uitvoeren. `
tegenover
voorzetsel


Uitspraak:

[texə(n)ˈovər]
1) aan de overkant


Voorbeeld:

`Tegenover mijn huis is een park.`



2) ten opzichte van


Voorbeeld:

`Dat is niet zo aardig tegenover je klasgenoot.`




Synoniem:

jegens
tegenovergesteld
bijv.naamw.


Uitspraak:

[texə(n)ˈovərxəstɛlt]
omgekeerd


Voorbeeld:

`Het tegenovergestelde van 'krom' is 'recht'.`




Synoniem:

tegengesteld
tegenoverliggend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[texə(n)'ovərlɪxənt]
aan de overkant liggend of tegenover elkaar liggend


Voorbeelden:

`ons huis en het tegenoverliggende huis`,
`tegenoverliggende kamers`




Synoniem:

tegenovergelegen
de tegenpartij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)pɑrtɛi]



Verbuigingen:

tegenpartij|en (meerv.)
groep of persoon die andere belangen heeft dan jij


Voorbeelden:

`de tegenpartij aansprakelijk stellen voor de schade`,
`De tegenpartij staat met 2-0 voor.`




Synoniem:

tegenstander
tegenpool
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['texə(n)pol]



Verbuigingen:

tegen|polen (meerv.)
iets of iemand met een tegenovergestelde aard


Voorbeeld:

`Zij is stil, hij is levendig; ze zijn elkaars tegenpolen.`
de tegenprestatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)prɛsta(t)si]



Verbuigingen:

tegenprestatie|s (meerv.)
iets wat je doet voor een ander in ruil voor iets wat hij of zij voor jou heeft gedaan


Voorbeeld:

`Omdat je mijn computerstoring hebt verholpen trakteer ik je als tegenprestatie op een borrel.`
tegenscoren
werkw.


Afbreekpatroon:

'te - gen - sco - ren



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

scoorde tegen (verl.tijd )



Verbuigingen:

tegengescoord (volt.deelw.)
het maken van een tegendoelpunt sportvoetbal


Voorbeeld:

`om tot een gelijkspel te komen bij de voetbalwedstrijd moest hij wel tegenscoren`
de tegenslag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)slɑx]



Verbuigingen:

tegenslag|en (meerv.)
gebeurtenis waarbij de dingen niet gaan zoals je wilt dat ze gaan


Voorbeelden:

`tegenslag ondervinden`,
`met tegenslag te kampen hebben`




Synoniem:

pech
tegenspartelen
werkw.
weerstand bieden door wilde bewegingen te maken
tegenspeler
zelfst.naamw.
een speler van de tegenpartij

iemand die met een ander samenspeelt
de tegenspoed
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)sput]
toestand waarin niets gaat zoals jij het wilt, waarin alles verkeerd gaat


Voorbeeld:

`elkaar trouw beloven in voor- en tegenspoed`




Antoniem:

voorspoed
de tegenspraak
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)sprak]
1) woorden die je gebruikt om aan te geven dat je het ergens niet mee eens bent


Voorbeeld:

`geen tegenspraak dulden`



2) wat niet overeenkomt met eerdere uitspraken
Dat is lijnrecht in tegenspraak met wat je gisteren zei.
(dat klopt helemaal niet met wat je gisteren zei)
tegenspreken
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)sprekə(n)]



Verbuigingen:

sprak tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tegengesproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) zich met woorden ergens tegen verzetten


Voorbeeld:

`Spreek me niet tegen!`



2) zeggen dat iets niet waar of juist is


Voorbeeld:

`een gerucht tegenspreken`
elkaar tegenspreken
(niet kloppen met (elkaar)) `De opiniepeilingen spreken elkaar tegen.` Antoniem: matchen
tegensputteren
werkw.
al mopperend protesteren
tegenstaan
werkw.
gevoelens van aversie oproepen
Voorbeeld: `Wat mij aan hem tegenstaat zal duidelijk zijn. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het tegenstaan in de tweede betekenis erin. `
enz.
de tegenstand
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)stɑnt]
alles wat je doet om iemand tegen te houden


Voorbeelden:

`tegenstand bieden`,
`tegenstand ondervinden`,
`op tegenstand stuiten`




Synoniemen:

verzet, weerstand, oppositie
de tegenstander
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)stɑndər]



Verbuigingen:

tegenstander|s (meerv.)



de tegen|standster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)|stɑnstər]



Verbuigingen:

tegenstandster|s (meerv.)
iemand die tegen je speelt of die tegen iets of iemand verzet pleegt


Voorbeelden:

`In de halve finale is hij mijn tegenstander.`,
`een geduchte tegenstander`,
`tegenstanders van uitbreiding van de Europese Unie`




Antoniem:

voorstander



Synoniemen:

tegenpartij, opponent, vijand
de tegenstander
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)stɑndər]



Verbuigingen:

tegenstander|s (meerv.)



de tegen|standster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)|stɑnstər]



Verbuigingen:

tegenstandster|s (meerv.)
iemand die tegen je speelt of die tegen iets of iemand verzet pleegt


Voorbeelden:

`In de halve finale is hij mijn tegenstander.`,
`een geduchte tegenstander`,
`tegenstanders van uitbreiding van de Europese Unie`




Antoniem:

voorstander



Synoniemen:

tegenpartij, opponent, vijand
de tegenstelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)stɛlɪŋ]



Verbuigingen:

tegenstelling|en (meerv.)
verschil tussen zaken die tegenover elkaar staan


Voorbeeld:

`de tegenstellingen tussen de partijen overbruggen`




Synoniemen:

antithese, contrast
in scherpe/flagrante tegenstelling tot
(totaal anders dan)
I tegenstreven
werkw.
iemand tegenwerken, trachten voor te zijn
Voorbeeld: `Ik laat het maar zo, verder tegenstreven heeft geen zin. `
`
II tegenstreven
zelfst.naamw.
het iemand tegenwerken
Voorbeeld: `Zijn tegenstreven leverde geen succes op, de opdracht ging naar de concurrent. `
tegenstrever
zelfst.naamw.
iemand die tegenwerkt, tegenspeler Voorbeeld: `Zijn tegenstrevers waren te sterk, er bleef hem niets anders over dan zijn zaak verkopen. `
tegenstribbelen
werkw.


Uitspraak:

['texə(n)strɪbələ(n)]



Verbuigingen:

stribbelde tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tegengestribbeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je een beetje verzetten (tegen iets)


Voorbeeld:

`tegenstribbelen als je iets niet wilt`
tegenstrijdig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[texə(n)ˈstrɛidɪx]
in strijd met


Voorbeeld:

`tegenstrijdige belangen`




Synoniem:

strijdig
de tegenstrijdigheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[texə(n)'strɛidəxhɛit]



Verbuigingen:

tegenstrijdig|heden (meerv.)
het tegenstrijdig zijn, of iets dat tegenstrijdig is


Voorbeelden:

`een boek vol tegenstrijdigheden`,
`een tegenstrijdigheid van karakter`
tegenvallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)vɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is tegengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet zo goed, mooi of leuk zijn als je had gedacht


Voorbeelden:

`tegenvallende rapportcijfers`,
`Het aantal bezoekers van het benefietconcert viel fors tegen.`




Antoniem:

meevallen



Synoniem:

teleurstellen
de tegenvaller
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)vɑlər]



Verbuigingen:

tegenvaller|s (meerv.)
ding dat, gebeurtenis die tegenvalt


Voorbeeld:

`Dat de vakantie niet doorging, was een grote tegenvaller`




Antoniem:

meevaller



Synoniemen:

teleurstelling, strop
tegenvoeter
zelfst.naamw.
iemand die aan de tegenovergestelde zijde van de wereld leeft
tegenvoorstel
zelfst.naamw.
een voorstel als antwoord op een voorafgaand voorstel Voorbeeld: `Ik ben momenteel een tegenvoorstel aan het indienen. `
tegenwaarde
zelfst.naamw.
de overeenkomstige waarde
tegenweer
zelfst.naamw.
verdediging
de tegenstrijdigheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[texə(n)'strɛidəxhɛit]



Verbuigingen:

tegenstrijdig|heden (meerv.)
het tegenstrijdig zijn, of iets dat tegenstrijdig is


Voorbeelden:

`een boek vol tegenstrijdigheden`,
`een tegenstrijdigheid van karakter`
tegenvallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)vɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is tegengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet zo goed, mooi of leuk zijn als je had gedacht


Voorbeelden:

`tegenvallende rapportcijfers`,
`Het aantal bezoekers van het benefietconcert viel fors tegen.`




Antoniem:

meevallen



Synoniem:

teleurstellen
de tegenvaller
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)vɑlər]



Verbuigingen:

tegenvaller|s (meerv.)
ding dat, gebeurtenis die tegenvalt


Voorbeeld:

`Dat de vakantie niet doorging, was een grote tegenvaller`




Antoniem:

meevaller



Synoniemen:

teleurstelling, strop
tegenvoeter
zelfst.naamw.
iemand die aan de tegenovergestelde zijde van de wereld leeft
tegenvoorstel
zelfst.naamw.
een voorstel als antwoord op een voorafgaand voorstel Voorbeeld: `Ik ben momenteel een tegenvoorstel aan het indienen. `
tegenwaarde
zelfst.naamw.
de overeenkomstige waarde
tegenweer
zelfst.naamw.
verdediging
tegenwerken
werkw.


Uitspraak:

[ˈtexə(n)wɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tegengewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat iemand niet kan doen wat hij of zij wil


Voorbeelden:

`De overheid heeft de varkenshouderij jarenlang tegenwerkt.`,
`In plaats van samen te werken, werkten de gemeenten elkaar juist tegen.`




Antoniem:

meewerken



Synoniemen:

dwarsbomen, dwarsliggen
de tegenwerking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['texə(n)wɛrkɪŋ]



Verbuigingen:

tegenwerking|en (meerv.)
keer dat je tegengewerkt wordt


Voorbeelden:

`last hebben van tegenwerking op je werk`,
`tegenwerking ondervinden`
tegenwerpen
werkw.


Uitspraak:

['texə(n)wɛrpə(n)]



Verbuigingen:

wierp tegen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tegengeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets) als bezwaar uiten


Voorbeeld:

`We zouden op pad gaan, maar ik wierp tegen dat het weer wel erg slecht was.`
tegenwicht
zelfst.naamw.
wat iets in evenwicht houdt
de tegenwind
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)wɪnt]



Verbuigingen:

tegenwind|en (meerv.)
wind die van de kant komt waar je naar toe gaat


Voorbeeld:

`fietsen met veel tegenwind`




Antoniem:

meewind
tegenwind krijgen bij de uitvoer van je plannen
(tegenwerking of tegenslagen hebben als je je plannen uitvoert)
I tegenwoordig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[texə(n)ˈwordəx]
1) in deze tijd


Voorbeelden:

`de jeugd van tegenwoordig`,
`de tegenwoordige tijd`




Synoniem:

huidig


2) aanwezig zijn op de bedoelde plek of bij de genoemde gebeurtenis


Voorbeeld:

`De notaris was bij de overdracht tegenwoordig.`




Antoniem:

afwezig
II tegenwoordig
bijwoord


Uitspraak:

[texə(n)ˈwordəx]
nu


Voorbeeld:

`Tegenwoordig zijn computers veel kleiner en sneller.`




Antoniem:

voorheen



Synoniemen:

thans, momenteel
tegenwoordige tijd
zelfst.naamw.
[taalkunde] de aanduiding dat het huidige moment bedoeld wordt Voorbeeld: `Zet de volgende zinnen in de tegenwoordige tijd. `
de tegenzin
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtexə(n)zɪn]
gevoel dat je iets niet leuk of lekker vindt


Voorbeeld:

`met tegenzin uit je bed stappen`




Antoniem:

zin



Synoniem:

afkeer
met frisse tegenzin
(met veel tegenzin)
het tegoed
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[təˈxut]



Verbuigingen:

tegoed|en (meerv.)
geld dat je nog kunt besteden


Voorbeeld:

`U heeft een tegoed van driehonderd euro op uw bankrekening.`




Synoniem:

positief saldo
tegumentair
bijv.naamw.
[medisch]: met betrekking tot de huidoppervlakte
het tehuis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[təˈhœys]



Verbuigingen:

te|huizen (meerv.)
instelling waar mensen of dieren wonen die verzorging nodig hebben


Voorbeelden:

`een tehuis voor daklozen`,
`We zoeken een goed tehuis voor de jonkies van onze poes.`,
`een tehuis voor oude paarden`
een gezinsvervangend tehuis
(een instelling voor kinderen die niet bij hun ouders kunnen wonen)
de teil
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɛil]



Verbuigingen:

teil|en (meerv.)
ovale, ronde of vierkante bak van plastic of zink, meestal gebruikt om iets in te wassen


Voorbeelden:

`afwasteiltje`,
`wasteil`,
`met je voeten in een teiltje water`
Mag ik even een teiltje?
zin waarmee je laat weten dat je zo erg van iets walgt dat je er bij wijze van spreken van moet overgeven>)
teisteren
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɛistərə(n)]



Verbuigingen:

teisterde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geteisterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ernstige schade toebrengen gedurende lange tijd


Voorbeelden:

`De storm teisterde de kust.`,
`Het land werd geteisterd door oorlog en hongersnood.`
tekeer
bijwoord
[seppart]: in onrustige beweging Voorbeeld: `tekeergaan: De getergde hond ging vreselijk tekeer. `
tekeergaan
werkw.


Uitspraak:

[təˈkerxa(n)]



Verbuigingen:

ging tekeer (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is tekeergegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
veel lawaai maken


Voorbeeld:

`De storm ging tekeer.`




Synoniemen:

razen, tieren, huishouden, woeden
tegen iemand tekeergaan
(schelden en schreeuwen tegen iemand)
het teken
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtekə(n)]



Verbuigingen:

teken|s (meerv.)
1) iets dat iets anders aanduidt


Voorbeeld:

`Het is een goed teken dat ze weer eet.`




Synoniemen:

sein, signaal


2) figuur die of beeld dat iets betekent


Voorbeelden:

`ASCII-tekens`,
`letterteken`,
`uitroepteken`,
`herhalingsteken`




Synoniem:

symbool
in het teken staan van
(samenhangen met) `De bijeenkomst staat in het teken van het lustrum van de vereniging.`
aantekenen
werkw.


Uitspraak:

['antekənə(n)]



Verbuigingen:

tekende aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangetekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) een notitie maken (van iets)


Voorbeeld:

`even iets aantekenen om het niet te vergeten`




Synoniemen:

noteren, opschrijven


2) een opmerking maken


Voorbeeld:

`Ik wil hierbij aantekenen dat ik dit niet zo gezegd heb.`




Synoniem:

opmerken


4) (een poststuk) officieel laten registreren waardoor je zeker weet dat het goed aankomt


Voorbeeld:

`een aangetekende brief`



5) op het stadhuis officieel melden dat je gaat trouwen


Voorbeeld:

`Aantekenen moet gebeuren in de woonplaats van een van de partners.`




Synoniem:

in ondertrouw gaan
3)


(protest, verzet e.d.) aantekenen tegen iets
(officieel laten weten dat je het er niet mee eens bent) `bezwaar aantekenen tegen een boete`
I aftekenen
werkw.


Uitspraak:

['ɑftekənə(n)]



Verbuigingen:

tekende af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgetekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met potlood of pen lijnen of merktekens zetten (op iets)


Voorbeeld:

`de juiste lengte op een plank aftekenen en dan doorzagen`



2) ter goedkeuring ondertekenen


Voorbeeld:

`een verlofkaart aftekenen`
II zich aftekenen
reflexief werkw.


Uitspraak:

['ɑftekənə(n)]



Verbuigingen:

tekende zich af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich afgetekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) afsteken tegen een achtergrond


Voorbeeld:

`strandwandelaars die zich aftekenen tegen de avondlucht`



2) merkbaar worden


Voorbeeld:

`trends die zich aftekenen voor volgend jaar`
bijtekenen
werkw.


Uitspraak:

['bɛitekənə(n)]



Verbuigingen:

tekende bij (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft bijgetekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je arbeidscontract verlengen


Voorbeeld:

`de voetballer heeft voor drie jaar bijgetekend`
intekenen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɪntekənə(n)]



Verbuigingen:

tekende in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingetekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je officieel aanmelden (voor iets)


Voorbeelden:

`Je kunt nog twee weken intekenen voor het college.`,
`intekenen op een afscheidsbundel die nog moet verschijnen`




Synoniem:

inschrijven
natekenen
werkw.


Uitspraak:

['natekənə(n)]



Verbuigingen:

tekende na (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft nagetekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tekenen naar een voorbeeld


Voorbeeld:

`Uit zijn hoofd tekende hij de hele plattegrond van de flat na.`
tekenaar
zelfst.naamw.
[beroep] iemand die beroepsmatig tekent
tekenen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtekənə(n)]



Verbuigingen:

tekende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met potlood, pen of krijt in lijnen een afbeelding maken


Voorbeelden:

`een boom tekenen`,
`technisch tekenen`,
`een getekend portret`



2) je handtekening zetten


Synoniem:

ondertekenen
3) duidelijk laten zien hoe iets of iemand is


Synoniem:

kenschetsen
Daar teken ik voor!
(dat zou ik zeker willen)
voor ontvangst tekenen
(met je handtekening bevestigen dat je iets hebt ontvangen)
De vrede is getekend.
(de vrede is gesloten)
Die opmerking tekent hem helemaal.
(door die opmerking weet je precies wat voor iemand hij is)
Ongeloof tekende haar gezicht.
(aan haar gezicht kon je zien dat ze het niet geloofde)
tekenend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtekənənt]
kenmerkend


Voorbeeld:

`De grote opkomst tijdens het concert is tekenend voor de populariteit van de popgroep.`




Synoniem:

karakteristiek
de tekenfilm
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtekənfilm]



Verbuigingen:

tekenfilm|s (meerv.)
film met bewegende, getekende figuurtjes


Antoniem:

speelfilm



Synoniem:

animatiefilm
de tekening
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtekənɪŋ]



Verbuigingen:

tekening|en (meerv.)
1) afbeelding die met potlood, pen of krijt is getekend (1)


Voorbeelden:

`een tekening van een huis`,
`werktekening`
2) lijnen en figuren die je ergens in kunt zien


Voorbeeld:

`de tekening van de vacht van een bonte koe`




Synoniem:

patroon
een kindertekening
(een tekening die door een kind is gemaakt)
het teken
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtekə(n)]



Verbuigingen:

teken|s (meerv.)
1) iets dat iets anders aanduidt


Voorbeeld:

`Het is een goed teken dat ze weer eet.`




Synoniemen:

sein, signaal


2) figuur die of beeld dat iets betekent


Voorbeelden:

`ASCII-tekens`,
`letterteken`,
`uitroepteken`,
`herhalingsteken`




Synoniem:

symbool
in het teken staan van
(samenhangen met) `De bijeenkomst staat in het teken van het lustrum van de vereniging.`
het tekort
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[təˈkɔrt]



Verbuigingen:

tekort|en (meerv.)
hoeveelheid die ontbreekt


Voorbeelden:

`een tekort op de begroting`,
`Bij bloedarmoede heb je vaak een tekort aan ijzer.`




Antoniem:

teveel



Synoniem:

gebrek
een nijpend/schreeuwend tekort aan financiële middelen
(veel te weinig geld)
tekortschieten
werkw.


Uitspraak:

[təˈkɔrtsxitə(n)]



Verbuigingen:

schoot tekort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is tekortgeschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet goed genoeg zijn


Voorbeeld:

`in aandacht tekortschieten`




Synoniem:

in gebreke blijven
Woorden schieten (mij) tekort.
(ik kan de woorden niet vinden om uit te drukken wat ik voel)
de tekortkoming
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[təˈkɔrtkomɪŋ]



Verbuigingen:

tekortkoming|en (meerv.)
datgene waarin iemand of iets tekortschiet


Voorbeeld:

`Toen het huis was opgeleverd bleken de tekortkomingen pas.`




Synoniemen:

gebrek, fout, onvolkomenheid
tekortschieten
werkw.


Uitspraak:

[təˈkɔrtsxitə(n)]



Verbuigingen:

schoot tekort (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is tekortgeschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet goed genoeg zijn


Voorbeeld:

`in aandacht tekortschieten`




Synoniem:

in gebreke blijven
Woorden schieten (mij) tekort.
(ik kan de woorden niet vinden om uit te drukken wat ik voel)
de tekst
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛkst]



Verbuigingen:

tekst|en (meerv.)
woorden en zinnen die samen een geheel vormen


Voorbeelden:

`een tekst schrijven`,
`een Bijbeltekst`
je tekst kwijt zijn
((van een acteur of een spreker in het openbaar) niet meer weten wat je moet zeggen)
tekst en uitleg geven
(alles goed uitleggen)
tekstanalyse
zelfst.naamw.
[taalkunde] gestructureerd onderzoek van tekst en context

[taalkunde] deelgebied van het vak taalbeheersing
het tekstboek
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɛks(t)buk]



Verbuigingen:

tekstboek|en (meerv.)
boek dat je nodig hebt voor je schoolopleiding educatie


Voorbeeld:

`Bij het tekstboek hoort een werkboek met vragen en opgaven.`




Synoniem:

leerboek
het tekstfragment
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɛks(t)frɑxmɛnt]



Verbuigingen:

tekstfragment|en (meerv.)
stukje tekst uit een groter geheel


Voorbeeld:

`op je computer een tekstfragment selecteren en verplaatsen`
tekstkritiek
zelfst.naamw.
studie van een reeks gelijkende teksten (kopieën), met als doel de oorspronkelijke tekst te reconstrueren
tekstlinguïstiek
zelfst.naamw.
[taalkunde] gestructureerd onderzoek van tekst en context

[taalkunde] discipline binnen de toegepaste taalkunde, gericht op het analyseren van teksten
tekstontwerp
zelfst.naamw.
gestructureerde ontwikkeling van een tekst

deelgebied van het vak taalbeheersing
de tekstschrijver
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɛks(t)sxrɛivər]



Verbuigingen:

tekstschrijver|s (meerv.)
iemand die als beroep teksten schrijft voor liedjes, reclame, voorlichtingsmateriaal e.d.


Synoniem:

copywriter
de tekstverwerker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɛks(t)fərwɛrkər]



Verbuigingen:

tekstverwerker|s (meerv.)
computerprogramma waarmee je een tekst kunt schrijven en bewerken


Synoniem:

tekstverwerkingsprogramma
de tekstverwerking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tɛks(t)fərwɛrkɪŋ]
het schrijven en bewerken van een tekst met behulp van een tekstverwerker
het tekstverwerkingsprogramma
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɛkstfərwɛrkɪŋsproxrɑma]



Verbuigingen:

tekstverwerkingsprogramma|'s (meerv.)
computerprogramma waarmee je een tekst kunt schrijven en bewerken


Voorbeeld:

`Word is een tekstverwerkingsprogramma.`




Synoniem:

tekstverwerker
tekstwolk
zelfst.naamw.


Afbreekpatroon:

tekst - wolk



Verbuigingen:

tekstwolkje (verkleinwoord)



Verbuigingen:

tekstwolken (meerv.)
witte ruimte in strips of cartoons waarin de woorden of gedachten van de spreker worden weergegeven strip


Voorbeeld:

`De tekstwolk biedt de tekenaar een scala aan expressiemogelijkheden.`




Synoniem:

tekstballon; spreekblaasje
tektoniek
zelfst.naamw.
[geologie] bewegingen en spanningen in de korst van planeet|planeten
Voorbeeld: `De tektoniek van Nederland wordt gekenmerkt door horsten en slenken. `
de studie van deze bewegingen en spanningen
Voorbeeld: `De tektoniek is een vakgebied binnen de aardwetenschappen. `

Bron: Wikiwoordenboek - tektoniek.
tektonisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɛk'tonis]
1) die of dat verband houdt met een verstoring in de ligging van de aardlagen geologie


Voorbeeld:

`tektonische aardbevingen`



2) die of dat voldoet aan de eis van een compositie kunst


Voorbeeld:

`Als de driehoek binnen het kader valt en de basis een enigszins horizontale lijn is, dan heeft de compositie een tektonisch karakter.`




Antoniem:

atektonisch
tel
zelfst.naamw.
zeer korte tijdsduur.
aftellen
werkw.


Uitspraak:

['ɑftɛlə(n)]



Verbuigingen:

telde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgeteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(tijdseenheden) tellen voor iets dat gaat gebeuren


Voorbeelden:

`de dagen aftellen tot je verjaardag`,
`seconden aftellen voor de lancering van een raket`
meetellen
werkw.


Uitspraak:

['metɛlə(n)]



Verbuigingen:

telde mee (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft meegeteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) ook van belang zijn


Voorbeeld:

`Buitenlandse ervaring telt mee bij de beoordeling.`



2) erbij tellen


Voorbeeld:

`De kleintjes tellen gewoon mee als passagiers.`
natellen
werkw.


Uitspraak:

['natɛlə(n)]



Verbuigingen:

telde na (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft nageteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
controleren of een optelling klopt


Voorbeeld:

`Hoezo is er twintig euro tekort? Tel het nog eens na!`
optellen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔptɛlə(n)]



Verbuigingen:

telde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgeteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bepalen hoeveel het is als je (getallen) samenneemt


Voorbeeld:

`alle uitgaven bij elkaar optellen en dan delen door het aantal deelnemers`
tel.
afkorting
telefoonnummer
Tela-Masbuar
zelfst.naamw.
[taal] Austronesische taal, gesproken in Indonesië
telbijwoord
zelfst.naamw.
[grammatica] een telwoord dat zich gedraagt als een bijwoord en gebruikt als aanvulling bij een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of ander bijwoord. Voorbeeld: `In deze zin wordt tweemaal een telbijwoord gebruikt, waarvan eenmaal in de bijzin. `
tellen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɛlə(n)]



Verbuigingen:

telde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) getallen in een oplopende volgorde opnoemen (1, 2, 3, 4, 5 enz.)


Voorbeelden:

`Ik tel tot drie en dan moet je stoppen.`,
`op je vingers tellen`
2) het aantal van iets bepalen


Voorbeeld:

`vijf erbij tellen`
nog niet tot tien kunnen tellen
(erg onnozel zijn)
op je tellen passen
(er goed op letten dat je geen fouten maakt)
Ik tel acht schapen.
(ik zie dat er acht schapen zijn)
telebankieren
werkw.


Uitspraak:

['teləbɑnkirə(n)]



Verbuigingen:

telebankierde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getelebankierd (volt.deelw.)
je bankzaken regelen via je computer


Voorbeeld:

`je huis niet uit hoeven als je telebankiert`
de telecard
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['teləkɑ:rt]



Verbuigingen:

telecard|s (meerv.)
chipkaart waarmee je het beltegoed van je telefoon kunt ophogen


Voorbeeld:

`Belgacom telecard`




Synoniemen:

telekaart, telefoonkaart
de telecommunicatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[teləkɔmyniˈka(t)si]
communicatie over grote afstand met elektronische middelen (computer, fax, telefoon e.d.)
telefoneren
werkw.


Uitspraak:

[teləfoˈnerə(n)]



Verbuigingen:

telefoneerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getelefoneerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een gesprek voeren via de telefoon


Voorbeelden:

`telefoneren met iemand`,
`telefoneren naar het buitenland`




Synoniemen:

bellen, opbellen
het telefoongesprek
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[telə'fonxəsprɛk]



Verbuigingen:

telefoongesprek|ken (meerv.)
gesprek per telefoon


Voorbeelden:

`een telefoongesprek voeren`,
`een telefoongesprek beginnen`,
`een telefoongesprek beëindigen`
telefonisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[teləˈfonis]
per telefoon


Voorbeelden:

`telefonisch contact opnemen`,
`Mevrouw is telefonisch in gesprek. Wilt u wachten?`
de telefoon
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[teləˈfon]



Verbuigingen:

telefoon|s (meerv.)
apparaat waarmee je op afstand met iemand anders kunt spreken door zijn of haar nummer in te toetsen


Voorbeelden:

`mobiele telefoon`,
`draadloze telefoon`,
`vaste telefoon`,
`je telefoon opladen`
de telefoon gaat (over)
(het geluidssignaal van de telefoon klinkt)
de telefoon
aannemen/opnemen

(de (hoorn van de) telefoon pakken en antwoord geven aan iemand die naar je telefoneert)
aan de telefoon zijn
(bezig zijn met een gesprek per telefoon)
aan de telefoon komen
(een gesprek aan de telefoon beginnen)
De telefoon staat
(er wordt aan een stuk door opgebeld) `Zodra het filmpje was uitgezonden stond onze telefoon
roodgloeiend.
roodgloeiend. Allemaal potentiële opdrachtgevers.`
het telefoonboek
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[telə'fombuk]



Verbuigingen:

telefoonboek|en (meerv.)
lijst namen met adres en telefoonnummer


Voorbeelden:

`elektronisch telefoonboek`,
`een telefoonnummer, adres of postcode opzoeken in het telefoonboek`




Synoniem:

telefoongids
telefoondistrict
zelfst.naamw.
regio met hetzelfde netnummer (NL) of zonenummer (BE) communicatie


Voorbeeld:

`Aan de eerste drie cijfers van een vast telefoonnummer herken je het telefoondistrict.`




Synoniemen:

gebied met hetzelfde kengetal, netnummergebied
het telefoongesprek
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[telə'fonxəsprɛk]



Verbuigingen:

telefoongesprek|ken (meerv.)
gesprek per telefoon


Voorbeelden:

`een telefoongesprek voeren`,
`een telefoongesprek beginnen`,
`een telefoongesprek beëindigen`
de telefoongids
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[telə'fonxɪts]



Verbuigingen:

telefoongids|en (meerv.)
lijst namen met adres en telefoonnummer


Voorbeeld:

`een bedrijf opzoeken in de telefoongids`




Synoniem:

telefoonboek
telefoonhoorn
zelfst.naamw.
dat deel van een telefoontoestel dat de microfoon en de luidspreker bevat Voorbeeld: `Tot de komst van de draagbare telefoons moest de telefoonhoorn altijd op de haak terugleggen. `
de telefoonkaart
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[teləˈfonkart]



Verbuigingen:

telefoonkaart|en (meerv.)
1) plastic kaart waarmee je een betaaltelefoon kunt gebruiken


Voorbeeld:

`In gevangenissen worden telefoonkaarten als betaalmiddel gebruikt.`



2) chipkaart waarmee je het beltegoed van je telefoon kunt ophogen
het telefoonnummer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[teləˈfonʏmər]



Verbuigingen:

telefoonnummer|s (meerv.)
reeks cijfers op een telefoon die je intoetst om naar iemand anders te bellen


Voorbeelden:

`mijn telefoonnummer is...`,
`een telefoonnummer draaien of intoetsen`
een geheim telefoonnummer
(een telefoonnummer dat met opzet niet in de telefoongids staat en de inlichtingendienst ook niet geeft)
telefoonsokje
zelfst.naamw.
een beschermhoesje voor een telefoon Voorbeeld: `Een telefoonsokje heeft de vorm van een sok, alleen zonder een hiel en kan bestaan uit vele materialen zoals wol, leer, stof of zacht plastic. `
het telefoontje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[teləˈfoncə]



Verbuigingen:

telefoontje|s (meerv.)
kort telefoongesprek


Synoniem:

belletje
een telefoontje plegen
(even iemand opbellen)
de telefoonverbinding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[telə'fonvərbɪndɪŋ]



Verbuigingen:

telefoonverbinding|en (meerv.)
keer dat je contact hebt per telefoon


Voorbeelden:

`Een elektronische telefooncentrale brengt elke telefoonverbinding tot stand.`,
`De telefoonverbinding is heel slecht en valt nu weg.`
telegraferen
werkw.
per telegraaf berichten
telegrafie
zelfst.naamw.
berichten overseinen door middel van de telegraaf Voorbeeld: `Vroeger werd telegrafie heel veel gebruikt. `
telegram
zelfst.naamw.
[communicatie] een bericht dat middels morsecode via een kabel of via de radio verzonden werd Voorbeeld: `Voor het versturen van een telegram kon je bij het postkantoor terecht, maar deze dienst is inmiddels opgeheven. `
telegrijs 1
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur grijs met RAL-nummer 7045. Voorbeeld: `Heeft u die ook in het telegrijs 1? `
telegrijs 2
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur grijs met RAL-nummer 7046. Voorbeeld: `Heeft u die ook in het telegrijs 2? `
telegrijs 4
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur grijs met RAL-nummer 7047. Voorbeeld: `Heeft u die ook in het telegrijs 4? `
de telekaart
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['teləkart]



Verbuigingen:

telekaart|en (meerv.)
chipkaart waarmee je het beltegoed van je telefoon kunt ophogen


Synoniemen:

telecard, telefoonkaart
I telemagenta
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur lila met RAL-nummer 4010.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het telemagenta?
II telemagenta
bijv.naamw.
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur lila, met RAL-nummer 4010.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een telemagenta auto. `
telemarketen
werkw.


Afbreekpatroon:

'te - le - mar - ke - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

telemarkette (verl.tijd )



Verbuigingen:

getelemarket (volt.deelw.)
iets telefonisch verkopen handel


Voorbeeld:

`krantenabonnementen telemarketen`
de telemarketing
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['teləmɑ:rkətɪŋ]
alles wat een bedrijf per telefoon doet om de verkoop van producten te bevorderen commercie


Voorbeelden:

`onder het eten gestoord worden door telemarketing`,
`je telefoonnummer opgeven op een website als je geen telemarketing meer wilt`
telemarketen
werkw.


Afbreekpatroon:

'te - le - mar - ke - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

telemarkette (verl.tijd )



Verbuigingen:

getelemarket (volt.deelw.)
iets telefonisch verkopen handel


Voorbeeld:

`krantenabonnementen telemarketen`
telen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtelə(n)]



Verbuigingen:

teelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geteeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
planten laten groeien om er iets mee te doen


Voorbeeld:

`in je eigen tuin tomaten telen`




Synoniemen:

verbouwen, kweken
de telepathie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[teləpa'ti]
overbrenging van een gedachte of gevoel op iemand die niet bij je is, zonder gebruik van taal of technische hulpmiddelen


Voorbeeld:

`Het bestaan van telepathie is nooit wetenschappelijk bewezen.`
de teler
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['telər]



Verbuigingen:

teler|s (meerv.)



de teelster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['telstər]



Verbuigingen:

teelster|s (meerv.)
iemand die planten laat groeien om er iets mee te doen


Voorbeelden:

`De maatregel treft de telers, de groothandel en de winkeliers`,
`aardappelteler`
de telescoop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[teləˈskop]



Verbuigingen:

tele|scopen (meerv.)
verrekijker waarmee je naar de sterren kunt kijken
de telescoop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[teləˈskop]



Verbuigingen:

tele|scopen (meerv.)
verrekijker waarmee je naar de sterren kunt kijken
telescopisch
bijv.naamw.
[techniek] in lengte wijzigbaar, door het in elkaar of uit elkaar schuiven van onderdelen
Voorbeeld: `De stofzuiger heeft een telescopische zuigbuis. `
[optica] door middel van of met betrekking tot een telescoop
Voorbeeld: `Telescopisch waarnemen. ` Voorbeeld: `Een vergroot telescopisch beeld. `
teleshoppen
werkw.


Afbreekpatroon:

'te - le - shop - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

teleshopte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geteleshopt (volt.deelw.)
winkelen vanachter de computer computer


Voorbeeld:

`binnen een half uur had zijn vrouw schoenen, een ski-uitrusting en een reisverzekering geteleshopt`
teleshoppen
werkw.


Afbreekpatroon:

'te - le - shop - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

teleshopte (verl.tijd )



Verbuigingen:

geteleshopt (volt.deelw.)
winkelen vanachter de computer computer


Voorbeeld:

`binnen een half uur had zijn vrouw schoenen, een ski-uitrusting en een reisverzekering geteleshopt`
de teletekst
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtelətɛkst]
informatiesysteem dat je via de televisie kunt raadplegen


Voorbeeld:

`Een volledig nieuwsoverzicht vindt u op pagina 102 van teletekst.`
teleur
bijwoord
[seppart]: in negatieve zin verrast Voorbeeld: `teleurstellen: De uitkomst ervan stelde hem ernstig teleur. `
teleurgesteld
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tə'lørxəstɛlt]
als je voelt dat iets of iemand niet zo goed, leuk of mooi is als je had verwacht


Voorbeelden:

`Ik had hoge verwachtingen van hem, maar ik ben nu teleurgesteld in hem.`,
`teleurgesteld zijn als je vakantie niet kan doorgaan`
teleurstellen
werkw.


Uitspraak:

[təˈlørstɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde teleur (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teleurgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet zo goed, leuk, mooi zijn als je had verwacht


Voorbeeld:

`iemand teleurstellen`




Antoniem:

tevredenstellen



Synoniem:

tegenvallen
Je stelt me diep/bitter teleur.
(je valt me heel erg tegen)
teleurstellend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[təlør'stɛlənt]
die of dat niet zo goed, leuk of mooi is als je had verwacht


Voorbeelden:

,
`teleurstellende bedrijfsresultaten`,
`een teleurstellend popconcert`,
`een teleurstellende wedstrijd`




Synoniem:

tegenvallend
de teleurstelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[təˈlørstɛlɪŋ]



Verbuigingen:

teleurstelling|en (meerv.)
1) gevoel dat je hebt als je bent teleurgesteld


Voorbeeld:

`een diepe/bittere/grote teleurstelling`




Synoniem:

domper
2) iets wat je teleurstelt


Voorbeeld:

`Zijn afwezigheid was een grote teleurstelling.`




Synoniem:

tegenvaller
niet alleen staan in je teleurstelling
(niet de enige zijn die teleurgesteld is)
de televisie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[teləˈvizi]



Verbuigingen:

televisie|s (meerv.)
1) systeem waarmee je bewegende beelden en geluid kunt bekijken die elders worden uitgezonden


Voorbeelden:

`televisie kijken`,
`Wat is er vanavond op de televisie?`,
`digitale televisie`,
`commerciële televisie`




Synoniem:

tv


2) apparaat waarmee televisiesignalen kunnen worden opgevangen en bekeken en beluisterd


Voorbeelden:

`een televisie op de slaapkamer zetten`,
`een breedbeeldtelevisie`




Synoniemen:

televisietoestel, buis, tv
televisiekijken
werkw.
aandacht schenken aan een op de beeldbuis vertoond programma Voorbeeld: `Hij zat televisie te kijken. `
het televisieprogramma
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[telə'visiproxrɑma]



Verbuigingen:

televisieprogramma|'s (meerv.)
samenhangend onderdeel van alles wat op tv komt


Voorbeelden:

`Het volgende televisieprogramma is een documentaire over natuurbescherming.`,
`een avondvullend televisieprogramma`,
`Televisieprogramma's zijn terug te zien op internet.`




Synoniem:

tv-programma
de televisie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[teləˈvizi]



Verbuigingen:

televisie|s (meerv.)
1) systeem waarmee je bewegende beelden en geluid kunt bekijken die elders worden uitgezonden


Voorbeelden:

`televisie kijken`,
`Wat is er vanavond op de televisie?`,
`digitale televisie`,
`commerciële televisie`




Synoniem:

tv


2) apparaat waarmee televisiesignalen kunnen worden opgevangen en bekeken en beluisterd


Voorbeelden:

`een televisie op de slaapkamer zetten`,
`een breedbeeldtelevisie`




Synoniemen:

televisietoestel, buis, tv
de televisieserie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[telə'visiseri]



Verbuigingen:

televisieserie|s (meerv.)
reeks tv-uitzendingen op verschillende tijdstippen die samen een geheel vormen


Voorbeeld:

`wekelijkse afleveringen van een televisieserie`
televisiesysteem
zelfst.naamw.
[techniek], [elektronica] de technische norm waaraan een televisiesignaal moet voldoen Voorbeeld: `In een televisiesysteem zijn enkele varianten vastgelegd die met een letter worden aangeduid. `
het televisietoestel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[telə'visitustɛl]



Verbuigingen:

televisietoestel|len (meerv.)
toestel waarmee je bewegende beelden en geluid kunt bekijken die elders worden uitgezonden


Voorbeeld:

`het televisietoestel aanzetten`




Synoniemen:

televisie, tv
het televisietoestel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[telə'visitustɛl]



Verbuigingen:

televisietoestel|len (meerv.)
toestel waarmee je bewegende beelden en geluid kunt bekijken die elders worden uitgezonden


Voorbeeld:

`het televisietoestel aanzetten`




Synoniemen:

televisie, tv
telewerken
werkw.


Uitspraak:

['teləwɛrkə(n)]



Verbuigingen:

telewerkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getelewerkt (volt.deelw.)
je werk niet op je werkplek doen maar ergens anders, vooral thuis


Voorbeeld:

`Niet iedere werkgever wil dat de werknemers telewerken.`
de telg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛlx]



Verbuigingen:

telg|en (meerv.)
nieuw geboren lid (van een familie)


Voorbeelden:

`de jongste telg van de familie zijn`,
`de vijfde telg van een oud zigeunergeslacht`




Synoniemen:

afstammeling, nakomeling
telkens
bijwoord


Uitspraak:

[ˈtɛlkəns]
iedere keer weer


Voorbeeld:

`telkens vergeten de dop op de tube te doen`




Synoniemen:

steeds weer, steeds opnieuw, herhaaldelijk
tellen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɛlə(n)]



Verbuigingen:

telde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) getallen in een oplopende volgorde opnoemen (1, 2, 3, 4, 5 enz.)


Voorbeelden:

`Ik tel tot drie en dan moet je stoppen.`,
`op je vingers tellen`
2) het aantal van iets bepalen


Voorbeeld:

`vijf erbij tellen`
nog niet tot tien kunnen tellen
(erg onnozel zijn)
op je tellen passen
(er goed op letten dat je geen fouten maakt)
Ik tel acht schapen.
(ik zie dat er acht schapen zijn)
de teller
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɛlər]



Verbuigingen:

teller|s (meerv.)
1) apparaat dat iets telt of meet


Voorbeelden:

`De teller stond op ruim 200.000.`,
`toerenteller`



2) wat bij een breuk boven of voor de streep staat wiskunde


Voorbeeld:

`In de breuk 3/4 is 3 de teller en 4 de noemer.`




Antoniem:

noemer
telling
zelfst.naamw.
de handeling van het tellen
Voorbeeld: `We zullen een telling moeten houden. `
het resultaat van het tellen
Voorbeeld: `Deze telling klopt niet helemaal. `

Bron: Wikiwoordenboek - telling.
telluride
zelfst.naamw.
[scheikunde] een verbinding van telluur waarin dit element een oxidatiegetal van -2 bezit Voorbeeld: `Het voorkomen van een telluride van goud heeft het plaatsje en skigebied Telluride in Colorado zijn naam gegeven. `
telluride
zelfst.naamw.
[scheikunde] een verbinding van telluur waarin dit element een oxidatiegetal van -2 bezit Voorbeeld: `Het voorkomen van een telluride van goud heeft het plaatsje en skigebied Telluride in Colorado zijn naam gegeven. `
telluur
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Te en atoomnummer 52. Het is een zilvergrijs metalloïde
teloor
bijwoord
[seppart] verloren Voorbeeld: `teloorgaan: In die oorlog gingen veel prachtige gebouwen teloor. `
teloorgaan
werkw.
verloren raken
Voorbeeld: `Het Hof is immers van oordeel dat door de abnormale duur van de rechtspleging de bewijzen kunnen zijn teloorgegaan. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het teloorgaan in de tweede betekenis erin. `
enz.
telraam
zelfst.naamw.
een hulpmiddel voor het bijhouden van rekenwerk door het verschuiven van kralen op een raamwerk
Telugu
zelfst.naamw.
.
[taal] een Dravidische taal met ongeveer 70 miljoen sprekers in India en de officiële taal van Andhra Pradesh, een deelstaat daarvan
telwoord
zelfst.naamw.
[grammatica] een woordsoort dat een aantal of een rangnummer aanduidt
telwoord
zelfst.naamw.
[grammatica] een woordsoort dat een aantal of een rangnummer aanduidt
temmen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɛmə(n)]



Verbuigingen:

temde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getemd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een wild dier) tam (1) maken


Voorbeeld:

`wilde leeuwen temmen`
temen
werkw.


Afbreekpatroon:

te - men



Verbuigingen:

teemde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geteemd (volt.deelw.)
aarzelen, dralen, langzaam en vervelend spreken, op zeurderige toon praten


Voorbeeld:

`De sollicitant was tijdens het gesprek zo aan het temen dat hij een slechte indruk maakte.`
het tempeest
zelfst.naamw.
onweer, hevige storm


Voorbeeld:

`Uit het Wilhelmus, couplet 12: Zo het den wil des Heren op dien tijd had geweest, had ik geern willen keren van u dit zwaar tempeest. `
tempeesten
werkw.


Verbuigingen:

tempeestte (verl.tijd )



Verbuigingen:

heeft getempeest (volt.deelw.)
stormen, onweren. figuurlijk: razen of tieren (van woede)


Voorbeelden:

`Het onweer tempeestte door het bos en knakte honderden bomen af.`,
`Hij tempeestte door het huis als een razende stier.`
de tempel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɛmpəl]



Verbuigingen:

tempel|s (meerv.)
gebedshuis waarin een god wordt vereerd


Voorbeeld:

`een boeddhistische tempel`
temperen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɛmpərə(n)]



Verbuigingen:

temperde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getemperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat iets minder of zwakker wordt


Voorbeeld:

`de hooggespannen verwachtingen temperen`




Synoniem:

matigen
het temperament
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tɛmpəraˈmɛnt]



Verbuigingen:

temperament|en (meerv.)
karaktereigenschap die bepaalt hoe je op de dingen reageert
een dame met veel temperament
(een vrouw die altijd enthousiast of fel reageert)
temperamentvol
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɛmpəra'mɛntfɔl]
als je levendig en enthousiast bent


Voorbeelden:

`temperamentvolle Italianen`,
`tintelende temperamentvolle muziek`
de temperatuur
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɛmpəraˈtyr]



Verbuigingen:

tempera|turen (meerv.)
maat voor warmte of kou


Voorbeelden:

`de temperatuur aflezen op een thermometer`,
`stijgende temperaturen`
op temperatuur brengen
(de gewenste (meestal hogere) temperatuur laten bereiken)
iemands temperatuur opnemen
(meten of iemand koorts heeft of niet)
temperen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɛmpərə(n)]



Verbuigingen:

temperde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getemperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat iets minder of zwakker wordt


Voorbeeld:

`de hooggespannen verwachtingen temperen`




Synoniem:

matigen
het tempo
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛmpo]
relatieve snelheid


Voorbeelden:

`in hoog/snel/rap/razend tempo`,
`het tempo versnellen/opvoeren`,
`een pianostuk in een langzaam tempo`
tempo maken
(sneller gaan)
temporeel voornaamwoord
zelfst.naamw.
[grammatica] een voornaamwoord dat vervoegd wordt in plaats van het werkwoord. Voorbeeld: `Een temporeel voornaamwoord komt in het Nederlands niet voor. `
temporiseren
werkw.
vertragen van het tempo Voorbeeld: `Als je niet af en toe temporiseert, dan haal je het einde van de wedstrijd niet. `
Temse
zelfst.naamw.
[gemeente] een gemeente in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, gelegen aan de Schelde Voorbeeld: `Vroeger huisvestte Temse de roemrijke Boelwerf. `
temmen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɛmə(n)]



Verbuigingen:

temde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getemd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een wild dier) tam (1) maken


Voorbeeld:

`wilde leeuwen temmen`
ten
voorzetsel


Uitspraak:

[tɛn]
te + den, een oude vorm van het lidwoord 'de'>
ten dele
(voor een deel) Synoniem: gedeeltelijk
ten minste
(niet minder dan) `ten minste vier dagen de medicijnen slikken` Synoniem: minstens, minimaal
ten huize van iemand
(bij iemand thuis)
ten behoeve/dienste van
(voor) `installaties ten behoeve van de aardgaswinning`
te allen tijde
bijwoord
altijd, op elk moment formeel


Voorbeelden:

`doe te allen tijde de autogordels om`,
`een werknemer kan te allen tijde ontslag nemen `
ten eerste
bijwoord
luidt het eerste lid van een opsomming van minstens twee argumenten in Voorbeeld: `Tekst-naar-spraaksystemen bestaan uit twee componenten, ten eerste een component die verantwoordelijk is voor de tekstontleding en ten tweede een component die de audiosynthese en spraakweergave mogelijk maakt. `
ten minste
bijwoord


Uitspraak:

[tɛnˈmɪnstə]
niet minder dan


Voorbeeld:

`ten minste een week vooraf reserveren`




Synoniemen:

minstens, minimaal, zeker
ten slotte
bijwoord


Uitspraak:

[tɛnˈslɔtə]
in de laatste plaats


Voorbeeld:

`Ten slotte hieven we allemaal het glas op het nieuwe jaar.`




Synoniemen:

uiteindelijk, tot besluit
de tenaamstelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tə'namstɛlɪŋ]



Verbuigingen:

tenaamstelling|en (meerv.)
het op iemands naam zetten of staan (van iets)


Voorbeelden:

`de tenaamstelling van een bankrekening`,
`een tenaamstelling wijzigen`
Tenach
zelfst.naamw.
het heilige boek der joden Voorbeeld: `De Tenach komt niet helemaal overeen met het Oude Testament van de christelijke Bijbel, omdat de boeken in een andere volgorde staan en er -althans in de katholieke traditie- een aantal boeken meer tot het Oude Testament gerekend worden. `
I tenderen
werkw.
Toon alle vervoegingen
Afbreekpatroon:

ten - 'de - ren
Herkomst:

«Latijn
de genoemde strekking of bedoeling hebben, zekere tendentie vertonen
II tenderen
werkw.


Afbreekpatroon:

'ten - de - ren



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tenderde (verl.tijd )Toon alle vervoegingen
bedrijven laten inschrijven op een project om vervolgens de beste en voordeligste aanbesteding te regelen economie


Voorbeeld:

`Ook het MKB weet doormiddel van tenderen de inkoopkosten aanzienlijk te verlagen.`
de tendens
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɛnˈdɛns]



Verbuigingen:

tendens|en (meerv.)
1) richting waarin iets zich ontwikkelt


Voorbeelden:

`De koersen vertonen een stijgende tendens.`,
`de tendens naar individualisering`




Synoniemen:

trend, lijn


2) wat wordt bedoeld of nagestreefd


Voorbeelden:

`sterke nationalistische tendensen`,
`de autobiografische tendens van de film`




Synoniem:

strekking
tendentieus
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɛndɛn(t)'ʃøs]
die of dat een bepaalde bedoeling zo uitdrukt dat het niet helemaal waar is


Voorbeeld:

`tendentieuze berichtgeving`
I tender
zelfst.naamw.
wagen achter een locomotief, om kolen en water te transporteren

[juridisch|eng] aanbesteding, gunning
II tender
werkw.
[ov|eng] aanbieden, indienen

[intr|spa] (~ a) neigen naar/tot

zich richten naar, toegaan naar

[ov|spa] strekken, uitstrekken, uitspreiden
tenderen naar
werkw.


Uitspraak:

[tɛn'derə nar]



Verbuigingen:

tendeerde naar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getendeerd naar (volt.deelw.)
zich ontwikkelen (in genoemde richting)


Voorbeeld:

`De politieke ontwikkelingen tenderen naar langer doorwerken.`




Synoniem:

neigen naar
tendersysteem
zelfst.naamw.
[bedrijfskunde] een systematiek van aanbesteding of uitbesteding

[economie] een systematiek van inschrijving bij aandelenuitgifte
Voorbeeld: `Bij het tendersysteem maakt het agentschap bekend tegen welke rente men wil gaan lenen, maar de koers van uitgifte van de lening wordt pas na afloop van de inschrijving vastgelegd.<ref>Zinssnede uit het Wikipedia artikel [http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Staatsobligatie&oldid=10750288 Staatsobligatie]. Bezien 10 sept 2009.</ref> `
tendinitis
zelfst.naamw.
[medisch] een peesontsteking
teneinde
bijwoord


Uitspraak:

[tɛnˈɛində]
met het doel


Voorbeeld:

`teneinde de noden van de bevolking te lenigen`




Synoniem:

om
de teen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ten]



Verbuigingen:

tenen (meerv.)
1) elk van de vijf beweegbare uitsteeksels aan een voet waaraan een nagel groeit


Voorbeelden:

`je grote teen`,
`je kleine teen`
2) deel van een bol knoflook


Voorbeeld:

`Snijd twee teentjes knoflook heel fijn.`



3) heel dunne, buigzame tak van bijvoorbeeld een wilg


Voorbeeld:

`wilgentenen`




Synoniem:

twijg
makkelijk op je teentjes getrapt zijn
(snel beledigd zijn)
lange tenen hebben
(snel beledigd zijn)
op je tenen lopen
(erg je best doen)
iets met gekromde tenen aanzien
(iets zien waarvoor je je schaamt of wat je vervelend vindt)
een gevoel dat uit je tenen komt
(iets wat je heel sterk voelt)
de teneur
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tə'nør]
1) wat bedoeld wordt


Voorbeeld:

`de teneur van een artikel`




Synoniem:

strekking


2) richting waarin iets zich ontwikkelt


Voorbeeld:

`De Europese aandelenbeurzen zijn flink lager geopend in navolging van de negatieve teneur op Wall Street.`




Synoniem:

tendens
tengel
zelfst.naamw.
'informeel, meestal [p]' hand, arm
Voorbeeld: `Blijf daar af met je tengels! `
[bouwkunde] een kleine houten lat
Voorbeeld: `De timmerman vergat de tengels mee te nemen naar de bouwplaats. `
tenger
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛŋər]
(van iemand) slank en fijntjes


Voorbeeld:

`een fotomodel met een tenger figuurtje`




Synoniem:

rank
teniet
bijwoord
[seppart]: tot niets teruggebracht Voorbeeld: `tenietgaan: De winst ging hierdoor vrijwel geheel teniet. `
tenietdoen
werkw.


Uitspraak:

[tə'nidu(n)]



Verbuigingen:

deed teniet (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tenietgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vernietigen of ongedaan maken


Voorbeelden:

`Risicogedrag kan de positieve invloed van hiv-therapie tenietdoen.`,
`besluiten tenietdoen`
tenietgaan
werkw.


Uitspraak:

[tə'nitxan]



Verbuigingen:

ging teniet (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is tenietgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verloren gaan of ophouden te bestaan


Voorbeelden:

`erfgoed dat tenietgaat`,
`gronden voor het tenietgaan van een hypotheekrecht`
tenietdoen
werkw.


Uitspraak:

[tə'nidu(n)]



Verbuigingen:

deed teniet (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tenietgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vernietigen of ongedaan maken


Voorbeelden:

`Risicogedrag kan de positieve invloed van hiv-therapie tenietdoen.`,
`besluiten tenietdoen`
tenminste
bijwoord


Uitspraak:

[tənˈmɪnstə]
althans


Voorbeelden:

`We vertrekken morgen, als het tenminste niet regent.`,
`Dat is tenminste iets!`
het tennis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛnəs]
sport waarbij je met een racket een bal over een laag net, in het vak van je tegenspeler moet slaan sport
de tennisbaan
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɛnəsban]



Verbuigingen:

tennis|banen (meerv.)
speelveld voor het tennis sport


Voorbeeld:

`tennissen op een tennisbaan met gravel`
tennisbal
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɛnəsbɑl]



Verbuigingen:

tennisbal|len (meerv.)
bal die bij het tennis gebruikt wordt sport
het tennisracket
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɛnəsrɛkət]



Verbuigingen:

tennisracket|s (meerv.)
voorwerp waarmee je de bal slaat bij het tennis sport


Voorbeeld:

`je tennisracket laten bespannen`
tennisschoen
zelfst.naamw.
[kleding] een hakloze soepele schoen, speciaal om tennis te spelen
tennissen
werkw.


Uitspraak:

['tɛnəsə(n)]



Verbuigingen:

tenniste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getennist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tennis spelen sport


Voorbeelden:

`met je vriendin gaan tennissen`,
`Hij tennist al sinds zijn zevende.`
de tennisser
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɛnəsər]



Verbuigingen:

tennisser|s (meerv.)



de tennis|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tɛnə|stər]



Verbuigingen:

tennisster|s (meerv.)
iemand die als hobby of als beroep tennis speelt sport
tennissen
werkw.


Uitspraak:

['tɛnəsə(n)]



Verbuigingen:

tenniste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getennist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tennis spelen sport


Voorbeelden:

`met je vriendin gaan tennissen`,
`Hij tennist al sinds zijn zevende.`
het tennistoernooi
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɛnəsturnoj]



Verbuigingen:

tennistoernooi|en (meerv.)
wedstrijd wie de beste tennisser is sport


Voorbeeld:

`Wimbledon is het oudste en het meest prestigieuze tennistoernooi ter wereld.`
de tenor
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[təˈnor]



Verbuigingen:

tenor|s, tenor|en (meerv.)
hoge mannenstem
heldentenor
(tenor die de partij van de held in een opera zingt)
tenorblokfluit
zelfst.naamw.
[muziekinstrument] een eenvoudig houten blaasinstrument dat recht voor de mond wordt bespeeld Voorbeeld: `De toonomvang van een tenorblokfluit omvat z'n twee octaven, de laagste toon is een cˈ. `
tenorsleutel
zelfst.naamw.
[muziek] een teken geplaatst op de vierde lijn van een balk dat aangeeft dat deze een c weergeeft Voorbeeld: `De tenorsleutel wordt nog steeds voor enige instrumenten gebruikt. `
tenosynovitis
zelfst.naamw.
[medisch] een ontsteking van de peesschede
het tentamen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tɛnˈtamən]



Verbuigingen:

tentamen|s (meerv.)
gedeelte van een examen, vooral op een universiteit of een hogere beroepsopleiding


Voorbeeld:

`Nog drie tentamens, en dan heb ik mijn bachelorexamen.`
de tent
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɛnt]



Verbuigingen:

tent|en (meerv.)
1) constructie van (flexibele) stokken met daaroverheen gespannen doek waarin je kunt verblijven of kunt wonen


Voorbeelden:

`een tent opzetten`,
`een tent afbreken`,
`een tweepersoons tent`,
`bungalowtent`,
`een lichtgewicht tent`,
`kamperen met een tent`,
`tentenkamp`
2) café of restaurant


Voorbeeld:

`Dat is een gezellige tent waar je goed kunt eten.`
ergens je tenten opslaan
(je ergens vestigen)
iemand uit zijn tent lokken
(iemand provoceren)
3)


de tent afbreken
(laaiend enthousiast zijn) `Het publiek brak de tent bijna af.`
4)


een tent runnen
(een bedrijf leiden)
tenslotte
bijwoord


Uitspraak:

[tɛnˈslɔtə]
alles welbeschouwd


Voorbeeld:

`Ik kan me vergissen, ik ben tenslotte ook maar een mens.`




Synoniem:

uiteindelijk
tensio-actief
bijv.naamw.
[medisch] van invloed op de oppervlaktespanning
de tentakel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛn'takəl]



Verbuigingen:

tentakel|s (meerv.)
beweeglijk orgaan waarmee ongewervelde dieren en insectetende planten hun prooi vangen


Voorbeeld:

`de tentakels van een kwal`
tentatief
bijv.naamw.
proberend, als proef
de tent
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɛnt]



Verbuigingen:

tent|en (meerv.)
1) constructie van (flexibele) stokken met daaroverheen gespannen doek waarin je kunt verblijven of kunt wonen


Voorbeelden:

`een tent opzetten`,
`een tent afbreken`,
`een tweepersoons tent`,
`bungalowtent`,
`een lichtgewicht tent`,
`kamperen met een tent`,
`tentenkamp`
2) café of restaurant


Voorbeeld:

`Dat is een gezellige tent waar je goed kunt eten.`
ergens je tenten opslaan
(je ergens vestigen)
iemand uit zijn tent lokken
(iemand provoceren)
de tent afbreken
(laaiend enthousiast zijn) `Het publiek brak de tent bijna af.`
een tent runnen
(een bedrijf leiden)
tentenkamp
zelfst.naamw.
een kamp met tenten als behuizing Voorbeeld: `Hun huis ligt vlak bij een tentenkamp. `
de tentharing
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɛntharɪŋ]



Verbuigingen:

tentharing|en (meerv.)
pen die je in de grond steekt om je tent vast te zetten


Synoniem:

haring
tentoonstellen
werkw.


Uitspraak:

[tɛnˈtonstɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde tentoon (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tentoongesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
dingen zó plaatsen met de bedoeling dat een publiek ze kan bekijken


Voorbeeld:

`De archeologische vondsten worden in het museum tentoongesteld.`




Synoniem:

exposeren
tentoonspreiden
werkw.


Uitspraak:

[tɛn'tonsprɛidə(n)]



Verbuigingen:

spreidde tentoon (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tentoongespreid (volt.deelw.)
duidelijk laten zien


Voorbeelden:

`je talenten tentoonspreiden`,
`onhebbelijkheden tentoonspreiden`
tentoonstellen
werkw.


Uitspraak:

[tɛnˈtonstɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde tentoon (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tentoongesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
dingen zó plaatsen met de bedoeling dat een publiek ze kan bekijken


Voorbeeld:

`De archeologische vondsten worden in het museum tentoongesteld.`




Synoniem:

exposeren
de tentoonstelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɛnˈtonstɛlɪŋ]



Verbuigingen:

tentoonstelling|en (meerv.)
(kunst)voorwerpen, schilderijen e.d. die worden tentoongesteld


Voorbeelden:

`een tentoonstelling van het werk van Rembrandt`,
`een fototentoonstelling`




Synoniem:

expositie
de tentoonstelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɛnˈtonstɛlɪŋ]



Verbuigingen:

tentoonstelling|en (meerv.)
(kunst)voorwerpen, schilderijen e.d. die worden tentoongesteld


Voorbeelden:

`een tentoonstelling van het werk van Rembrandt`,
`een fototentoonstelling`




Synoniem:

expositie
de (m)/het tenue
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tə'ny]



Verbuigingen:

tenue|s (meerv.)
kleding die voorgeschreven is voor een bepaalde gelegenheid


Voorbeeld:

`Het tenue voor een bal is een rokkostuum voor de man en een galajurk voor de vrouw.`




tenue de ville

(nette kleding voor overdag) Synoniem: stadstenue



tenue de Nîmes

(jeans)
de tenuitvoerlegging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɛn'œytfurlɛxɪŋ]



Verbuigingen:

tenuitvoerlegging|en (meerv.)
keer dat je (een besluit) in praktijk brengt


Voorbeelden:

`de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen`,
`de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf`




Synoniemen:

uitvoering, realisatie
tenzij
conjunction


Uitspraak:

[ˈtɛnzɛi]
behalve als


Voorbeeld:

`Ik kom morgen, tenzij ik moet werken.`




Synoniem:

indien niet
Teop
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Papoea-Nieuw-Guinea gesproken wordt Voorbeeld: `U heeft toch een kennis die Teop spreekt, of niet? `
de tepel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtepəl]



Verbuigingen:

tepel|s (meerv.)
elk van de knobbeltjes op de borst van een zoogdier of mens, waar bij de vrouw melk uit kan komen
de tepel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtepəl]



Verbuigingen:

tepel|s (meerv.)
elk van de knobbeltjes op de borst van een zoogdier of mens, waar bij de vrouw melk uit kan komen
ter
voorzetsel


Uitspraak:

[tɛr]
te + der, een oude vorm van het lidwoord 'de'>
ter wereld
(op/van de wereld) `het grootste woordenboek ter wereld`
de groten ter aarde
(de rijke en machtige mensen)
ter gelegenheid
(met ... als aanleiding) `een feest ter gelegenheid van mijn twintigste verjaardag` Synoniem: naar aanleiding
van ...
van
te allen tijde
bijwoord
altijd, op elk moment formeel


Voorbeelden:

`doe te allen tijde de autogordels om`,
`een werknemer kan te allen tijde ontslag nemen `
ter plekke
bijwoord
op de genoemde plek Voorbeeld: `De politie kon niet snel genoeg ter plekke zijn door het noodweer. `
tera-ampère
zelfst.naamw.
[natuurkunde], [eenheid] een eenheid voor elektrische stroom, gelijk aan 10<sup>12</sup> ampère of 1.000.000.000 kiloampère, weergegeven met symbool TA
de teraardebestelling
zelfst.naamw. (v.)


Afbreekpatroon:

ter` aar - de - be - stel - ling



Verbuigingen:

teraardebestellingen (meerv.)
begrafenis


Voorbeelden:

`de teraardebestelling vindt in alle stilte plaats `,
`een teraardebestelling is een plechtigheid waarbij iemand die overleden is begraven wordt`




Synoniemen:

uitvaart, graflegging
teragram
zelfst.naamw.
[natuurkunde], [eenheid] een massa (gewicht) met een waarde van 10<sup>12</sup> gram of 1.000.000.000 kilogram, weergegeven met symbool Tg
teraliter
zelfst.naamw.
[wiskunde], [eenheid] een inhoudsmaat ter grootte van 1.000.000.000.000 liter, weergegeven met symbool Tl, TL of Tℓ
terameter
zelfst.naamw.
[natuurkunde], [wiskunde], [eenheid] een lengtemaat met een waarde van 10<sup>12</sup> meter of 1.000.000.000 kilometer, weergegeven met symbool Tm
teraseconde
zelfst.naamw.
[tijdrekening], [natuurkunde], [eenheid] een tijdseenheid met een duur van 10<sup>12</sup> seconde of 1.000.000.000 kiloseconden, weergegeven met symbool Ts
I teratogeen
bijv.naamw.
[medisch] wat misvormingen in de ontwikkeling van de baby veroorzaakt
II teratogeen
zelfst.naamw.
[medisch] een stof die misvormingen bij een baby veroorzaakt
Voorbeeld: `Softenon was een berucht teratogeen. `
teratologisch
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot misvormingen in de ontwikkeling van de baby
terbium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Tb en atoomnummer 65. Het is een grijskleurig lanthanide
de terdoodveroordeelde
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɛr'dotfərordeldə]



Verbuigingen:

terdoodveroordeelde|n (meerv.)
iemand die wegens een ernstig misdrijf tot de doodstraf veroordeeld is


Voorbeeld:

`de executie van een terdoodveroordeelde`
I terecht
bijv.naamw.


Uitspraak:

[təˈrɛxt]
waarvoor goede redenen zijn


Voorbeelden:

`Het is terecht dat zij de kampioen is, want ze speelde het beste.`,
`terechte kritiek`




Antoniem:

onterecht



Synoniemen:

juist, gegrond, legitiem
II terecht
bijwoord


Uitspraak:

[təˈrɛxt]
weer gevonden, op de juiste plek


Voorbeeld:

`Ik was mijn sleutels verloren, maar nu zijn ze gelukkig weer terecht.`
terechtkomen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrɛx(t)komə(n)]



Verbuigingen:

kwam terecht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is terechtgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) bij toeval op een bepaalde plaats komen


Voorbeelden:

`na veel omzwervingen terechtkomen bij een leuk hotelletje`,
`je enkel breken doordat je ongelukkig terechtkomt`




Synoniemen:

belanden, verzeilen


2) (weer) goed komen


Voorbeeld:

`Maak je geen zorgen, alles komt weer terecht`




Synoniem:

in orde komen
goed terechtgekomen zijn
(een goede maatschappelijke positie bereikt hebben)
terechtstaan
werkw.


Uitspraak:

[təˈrɛx(t)stan]



Verbuigingen:

stond terecht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft terechtgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
als verdachte voor een rechtbank verschijnen


Voorbeeld:

`terechtstaan voor diefstal`
terechtstellen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rɛx(t)stɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde terecht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft terechtgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) doden als straf


Voorbeeld:

`een terdoodveroordeelde terechtstellen`




Synoniem:

executeren
terechtkomen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrɛx(t)komə(n)]



Verbuigingen:

kwam terecht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is terechtgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) bij toeval op een bepaalde plaats komen


Voorbeelden:

`na veel omzwervingen terechtkomen bij een leuk hotelletje`,
`je enkel breken doordat je ongelukkig terechtkomt`




Synoniemen:

belanden, verzeilen


2) (weer) goed komen


Voorbeeld:

`Maak je geen zorgen, alles komt weer terecht`




Synoniem:

in orde komen
goed terechtgekomen zijn
(een goede maatschappelijke positie bereikt hebben)
terechtkunnen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rɛx(t)kʏnə(n)]



Verbuigingen:

kon terecht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft terechtgekund (volt.deelw.)
1) ergens kunnen komen


Voorbeelden:

`De hotelkamer is klaar; we kunnen er terecht.`,
`Na de explosie konden de bewoners van de wijk terecht in de sporthal.`



2) ergens hulp kunnen krijgen


Voorbeelden:

`mensen die nergens terechtkunnen met hun klachten`,
`een instantie waar pubers terechtkunnen met hun vragen`
terechtstaan
werkw.


Uitspraak:

[təˈrɛx(t)stan]



Verbuigingen:

stond terecht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft terechtgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
als verdachte voor een rechtbank verschijnen


Voorbeeld:

`terechtstaan voor diefstal`
terechtstellen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rɛx(t)stɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde terecht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft terechtgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) doden als straf


Voorbeeld:

`een terdoodveroordeelde terechtstellen`




Synoniem:

executeren
de terechtstelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tə'rɛx(t)stɛlɪŋ]



Verbuigingen:

terechtstelling|en (meerv.)
keer dat iemand als straf wordt gedood


Voorbeeld:

`de terechtstelling van een terdoodveroordeelde`




Synoniem:

executie
de terechtstelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tə'rɛx(t)stɛlɪŋ]



Verbuigingen:

terechtstelling|en (meerv.)
keer dat iemand als straf wordt gedood


Voorbeeld:

`de terechtstelling van een terdoodveroordeelde`




Synoniem:

executie
terechtstellingsmethode
zelfst.naamw.
methode om een terechtstelling uit te voeren Voorbeeld: `Onthoofding met behulp van een zwaard was wel een veelvoorkomende terechtstellingsmethode. `
terechtstellingsmethode
zelfst.naamw.
methode om een terechtstelling uit te voeren Voorbeeld: `Onthoofding met behulp van een zwaard was wel een veelvoorkomende terechtstellingsmethode. `
terechtwijzen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrɛxtwɛizə(n)]



Verbuigingen:

wees terecht (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft terechtgewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand zeggen dat hij of zij iets fout heeft gedaan


Voorbeeld:

`Nadat het Kamerlid hem had terechtgewezen, beloofde de minister voortaan anders te handelen.`




Synoniemen:

berispen, een standje geven
de terechtwijzing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[təˈrɛxtwɛizɪŋ]



Verbuigingen:

terechtwijzing|en (meerv.)
keer dat je iemand terechtwijst


Voorbeeld:

`Na drie mondelinge terechtwijzingen, wordt de leerling tijdelijk geschorst.`
de terechtzitting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tərɛx(t)sɪtɪŋ]



Verbuigingen:

terechtzitting|en (meerv.)
zitting van rechtsprekende juristen juridisch


Voorbeelden:

`De rechter beoordeelt op de terechtzitting of er voldoende bewijs is tegen de verdachte.`,
`Terechtzittingen zijn openbaar tenzij besloten is tot een terechtzitting met gesloten deuren.`




Synoniem:

rechtszitting
teren
werkw.
met teer besmeren Voorbeeld: `De schipper heeft de sloep geteerd. `
teren op
werkw.


Uitspraak:

[terə(n) ɔp]



Verbuigingen:

teerde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geteerd op (volt.deelw.)
1) leven van


Voorbeeld:

`eerder ophouden met werken en teren op je spaargeld`



2) genoeg hebben aan


Voorbeelden:

`al jaren teren op oude roem en geen nieuwe liedjes meer uitbrengen`,
`lang teren op mooie vakantiefoto's`
tergen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɛrgə(n)]



Verbuigingen:

tergde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getergd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand zó gemeen plagen dat hij of zij boos wordt


Synoniemen:

treiteren, sarren, tarten
tergend
bijv.naamw.


Uitspraak:

['tɛrxənt]
die of dat heel erg hinderlijk is


Voorbeelden:

`hinderlijk of zelfs tergend gedrag van hangjongeren`,
`tergend langzaam vooruitgaan`




Synoniemen:

irriterend, ergerlijk
de tering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['terɪŋ]
1) besmettelijke infectieziekte in je longen informeel


Voorbeeld:

`Vroeger ging je dood aan de tering.`




Synoniem:

tuberculose
vliegende tering
(tering met een snel verloop)
Krijg de tering! informeel
dit zeg je tegen iemand op wie je heel boos bent>)
2)


de tering naar de nering zetten
(je uitgaven beperken als je inkomsten minder worden)
de terinzagelegging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɛr'ɪnzaxəlɛxɪŋ]
keer dat je mensen de gelegenheid geeft om iets te bekijken


Voorbeeld:

`de terinzagelegging van een ontwerp bestemmingsplan`
terloops
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɛrˈlops]
zonder dat je er veel nadruk op legt


Voorbeeld:

`een terloopse opmerking`




Synoniemen:

en passant, in het voorbijgaan
de term
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛrm]



Verbuigingen:

term|en (meerv.)
1) woord


Voorbeeld:

`zich in lovende termen over iemand uitlaten`




Synoniem:

bewoording
2) woord met een specifieke betekenis in een bepaald vakgebied


Voorbeelden:

`medische termen`,
`'Beschikking' is de geijkte term voor een uitspraak in kort geding.`




Synoniem:

vakterm
in bedekte termen spreken
(dingen zeggen zonder precies te vertellen hoe het zit)
Termanu
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Kent u iemand die Termanu spreekt? `
de termiet
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛr'mit]



Verbuigingen:

termiet|en (meerv.)
insect met acht poten en een hard schild als bovenkant
de termijn
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛrˈmɛin]



Verbuigingen:

termijn|en (meerv.)
vastgestelde periode


Voorbeelden:

`een lening in maandelijkse termijnen terugbetalen`,
`de termijn verstrijkt/loopt af/vervalt`
op de lange termijn
(na lange tijd)
op korte termijn
(na korte tijd) `Het wetsvoorstel zal op korte termijn worden ingediend.` Synoniem: binnenkort
op termijn
(op den duur) Synoniem: uiteindelijk
terminaal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɛrmiˈnal]
met betrekking tot de stervensfase
terminale zorg
(zorg aan mensen die snel zullen sterven)
terminale ziekte
(ziekte waaraan je uiteindelijk overlijdt)
de terminal
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tʏ:rmɪnəl]



Verbuigingen:

terminal|s (meerv.)
ruimte in een (lucht)haven waar passagiers vertrekken of aankomen


Voorbeeld:

`in de terminal van de luchthaven een kop koffie drinken en iets eten totdat je kunt vertrekken`
I terminatief
zelfst.naamw.
[taalkunde] een naamval die in het Nederlands omschreven zou worden met "tot aan"
Voorbeeld: `Het Baskisch kent een terminatief.
II terminatief
bijv.naamw.
[taalkunde] begrensd door een einde
Voorbeeld: `"Een appel eten" is terminatief; "een kar duwen" niet-terminatief. `
terminator
zelfst.naamw.
[astronomie] overgangsgebied tussen licht en donker op een planeet of maan Voorbeeld: `Bij het eerste of laatste kwartier van de maanfasen verdeelt de terminator de maan in twee gelijke delen. `
de terminologie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɛrminolo'xi]
1) geheel van termen of woorden die in een bepaald vakgebied gebruikt worden taalkunde


Voorbeelden:

`technische terminologie`,
`medische terminologie`



2) geheel van woorden die je in een bepaalde situatie gebruikt


Voorbeeld:

`de terminologie die je gebruikt, aanpassen als je met een kind praat`




Synoniem:

woordkeuze
de terminus
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɛrminʏs]



Verbuigingen:

terminus|sen, ter|mini (meerv.)
eindstation van een trein, tram of bus
ternauwernood
bijwoord


Uitspraak:

[tɛrˈnɑuwərnot]
maar net


Voorbeeld:

`ternauwernood aan de dood ontsnappen`




Synoniemen:

nauwelijks, amper, op het nippertje
terneergeslagen
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɛrˈnerxəslaxə(n)]
somber en zonder moed om door te gaan


Voorbeeld:

`Na de verloren partij zat de schaker terneergeslagen voor zich uit te staren.`




Synoniemen:

bedrukt, verslagen, down
de terp
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛrp]



Verbuigingen:

terp|en (meerv.)
heuvel door mensen gemaakt om een veilige plaats te hebben in geval van overstromingen


Voorbeelden:

`terpdorp`,
`terpboerderij`
terpeen
zelfst.naamw.
[scheikunde] een klasse organische moleculen afgeleid van isopreen, die in de veel planten, vooral coniferen, geproduceerd worden, maar ook in enkele zeldzame gevallen van dierlijke oorsprong kunnen zijn Voorbeeld: `Kamfer is een terpeen. `
de terpentijn
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛrpən'tɛin]
vloeistof die van hars gemaakt is en die je gebruikt om olieverf te verdunnen


Voorbeelden:

`terpentijnolie`,
`terpentijnvernis`,
`terpentijnhars`
terpentijnnoot
zelfst.naamw.
[plantkunde] de noot van de terpentijnboom 'Pistacia terebinthus'
terpentine
zelfst.naamw.
[scheikunde] een aardoliedestillaat dat gebruikt wordt voor het verdunnen van industriële verf, het verwijderen van verfresten, het schoonmaken van kwasten en als ontvetter
I terrabruin
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur bruin met RAL-nummer 8028.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het terrabruin?
II terrabruin
bijv.naamw.
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur bruin, met RAL-nummer 8028.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een terrabruine auto. `
het terracotta
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tɛra'kɔta]
aardewerk met een roodbruine kleur waar je potten mee bakt


Voorbeelden:

`terracottategel`,
`terracottakleur`
het terras
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tɛˈrɑs]



Verbuigingen:

terras|sen (meerv.)
1) afgescheiden plek in de openlucht waar je kunt uitrusten of iets kunt consumeren


Voorbeelden:

`een kopje koffie drinken op het terras van het café`,
`vanuit het terras op het dak een schitterend uitzicht hebben`



2) horizontaal stuk grond tegen de helling van een berg landbouw
terrascultuur
(het verbouwen van landbouwproducten (bijvoorbeeld rijst) op terrassen)
het terrein
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[təˈrɛin]



Verbuigingen:

terrein|en (meerv.)
1) stuk grond


Voorbeeld:

`sportterrein`




Synoniem:

gebied
2) alles wat bij een bepaald onderwerp hoort


Voorbeeld:

`op het terrein van de wiskunde`




Synoniemen:

gebied, domein, vlak
terrein verliezen
(invloed of macht verliezen)
terrein winnen
(meer invloed krijgen)
de terreinwagen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tə'rɛinwaxə(n)]



Verbuigingen:

terreinwagen|s (meerv.)
grote auto die geschikt is om op ruw terrein te rijden


Voorbeeld:

`een landrover is een voorbeeld van een terreinwagen`
de terreur
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɛˈrør]
georganiseerd geweld om een bepaald (politiek) doel te bereiken


Voorbeeld:

`vluchten voor de terreur van het dictatoriale regime`




Synoniem:

terrorisme
de terreurbeweging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɛ'rørbəwexɪŋ]



Verbuigingen:

terreurbeweging|en (meerv.)
groep die met georganiseerd geweld een bepaald (politiek) doel probeert te bereiken


Voorbeeld:

`de islamitische terreurbeweging Hamas`
terreurorganisatie
zelfst.naamw.
[politiek] een groepering die zijn doelstellingen naastreeft door terreur te zaaien Voorbeeld: `De dood van Osama ben Laden zegt alle terreurorganisaties de wacht aan. `
terrine
zelfst.naamw.
een geglazuurde schaal om in te koken Voorbeeld: `De terrine die we van oma gekregen hadden was in stukken gevallen. `
terrine
zelfst.naamw.
een geglazuurde schaal om in te koken Voorbeeld: `De terrine die we van oma gekregen hadden was in stukken gevallen. `
territoriaal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɛritoriˈjal]
behorend bij een bepaald land


Voorbeeld:

`de territoriale wateren`
het territorium
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tɛriˈtorijʏm]



Verbuigingen:

territo|ria (meerv.)
stuk land waarover iemand de macht heeft


Voorbeeld:

`het territorium van de Nederlandse staat`




Synoniem:

grondgebied
Een hond bakent zijn territorium af.
(een hond markeert de grenzen van zijn leefgebied)
terroriseren
werkw.


Uitspraak:

[tɛrɔriˈzerə(n)]



Verbuigingen:

terroriseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geterroriseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met terreur voortdurend bang maken


Voorbeeld:

`De bende jonge criminelen terroriseerde de buurt.`
het terrorisme
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tɛrɔˈrɪsmə]
gebruik van terreur om politieke doelen te bereiken
de terrorist
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛrɔ'rɪst]



Verbuigingen:

terrorist|en (meerv.)



de terrorist|e
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɛro'rɪst|ə]



Verbuigingen:

terroriste|s (meerv.)
iemand die terreur gebruikt om politieke doelen te bereiken


Voorbeeld:

`zelfmoordterrorist`
terroristisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɛrɔ'rɪstis]
wat betrekking heeft op het terrorisme of terroristen


Voorbeeld:

`een terroristische aanslag plegen`
tersel
zelfst.naamw.
[dierkunde], [valkerij]: het mannetje van een roofvogelsoort
Voorbeeld: `..... de twee duide-. `
:
Voorbeeld: `Lijk jagende valken, die, zeg ik eerlijk,. ` Voorbeeld: `Ons volgden van boomtop tot boomtop, altijd. ` Voorbeeld: `Schreeuwend tussen beide, vrouwtje en tersel, ...'<ref>'Hoe het opent, en doorgaat te openen', Maria van Daalen. Nieuw Letterkundig Magazijn 17 (1999), p. 38-39</ref> `
terstond
bijwoord


Uitspraak:

[tɛr'stɔnt]
zonder te wachten


Voorbeeld:

`een verzoek terstond afslaan`




Synoniemen:

meteen, onmiddellijk
tertiaal
zelfst.naamw.
[tijdrekening], [eenheid] een periode van vier maanden.
tertiair
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɛr'(t)ʃɛ:r]
als iets op de derde plaats komt


Voorbeeld:

`de tertiaire sector of de dienstensector`




Synoniem:

derde
terts
zelfst.naamw.
[muziek] de derde trap van een diatonisch|diatonische toonladder

[muziek] een interval met een toonafstand zoals die van de eerste naar de derde toon van een diatonisch|diatonische toonladder

[religie] een van de kleine kerkelijke getijden
Voorbeeld: `Rond negen uur 's ochtends wordt, met name in kloosters, het officie van de terts gebeden. `
terug
bijwoord


Uitspraak:

[teˈrʏx]
1) weer naar de plaats waar iemand of iets vandaan is gekomen


Voorbeelden:

`de reis terug`,
`over tien minuten terug zijn`




Antoniem:

heen



Synoniem:

retour
2) vroeger


Voorbeeld:

`een tijdje terug`




Synoniem:

geleden


3) opnieuw


Voorbeeld:

`We zijn terug begonnen.`




Synoniem:

weer
terug naar af
(terug naar het punt waar je bent begonnen)
Daar had ik niet van terug.
(ik wist niet hoe ik daarop moest reageren)
Heb je terug van vijftig euro?
(heb je wisselgeld om het te veel betaalde van vijftig euro te kunnen teruggeven?)
terug-sms'en
werkw.


Afbreekpatroon:

te - 'rug - s - m - s - en



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

sms'te terug (verl.tijd )



Verbuigingen:

terugge-sms't (volt.deelw.)
antwoorden via sms


Voorbeeld:

`na ontvangst van haar vrolijke sms'je heeft hij direct terugge-sms't`
terugbellen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxbɛlə(n)]



Verbuigingen:

belde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggebeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bellen naar iemand die je op een vorig tijdstip heeft gebeld


Voorbeeld:

`een berichtje inspreken op je vaders antwoordapparaat en vragen of hij je zo snel mogelijk terugbelt`
terugbetalen
werkw.


Uitspraak:

[teˈrʏxbətalə(n)]



Verbuigingen:

betaalde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft terugbetaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geld betalen dat je geleend hebt of dat te veel is betaald


Voorbeeld:

`Wanneer betaal je me de twintig euro terug die je me nog schuldig bent?`
terugbezorgen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxbəzɔrxə(n)]



Verbuigingen:

bezorgde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft terugbezorgd (volt.deelw.)
iets teruggeven aan de eigenaar of aan de persoon voor wie iets bedoeld is


Voorbeeld:

`een dvd die je geleend hebt, terugbezorgen aan je zus`
de terugblik
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[təˈrʏxblɪk]



Verbuigingen:

terugblik|ken (meerv.)
overzicht van wat voorbij is


Voorbeeld:

`een terugblik op de twintigste eeuw`
terugblikken
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxblɪkə(n)]



Verbuigingen:

blikte terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggeblikt (volt.deelw.)
een overzicht geven van of nadenken over iets dat voorbij is


Voorbeeld:

`terugblikken op je studentenjaren`




Synoniem:

terugkijken
terugblikkend
bijv.naamw.
terugkijkend naar het verleden Voorbeeld: `In dat verhaal komen veel terugblikkende elementen voor. `
terugbrengen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxbrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) brengen naar de plek waar iets of iemand vandaan komt


Voorbeeld:

`Na het partijtje word je teruggebracht naar huis.`



2) verminderen


Voorbeeld:

`iets terugbrengen tot de juiste proporties`




Synoniem:

reduceren
terugdeinzen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxdɛinzə(n)]



Verbuigingen:

deinsde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggedeinsd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
achteruitgaan


Voorbeeld:

`terugdeinzen als een grote hond te dicht bij je komt`
terugdeinzen voor
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxdɛinzən vor]



Verbuigingen:

deinsde terug voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggedeinsd voor (volt.deelw.)
uit angst iets niet willen doen


Voorbeeld:

`terugdeinzen voor de grote verantwoordelijkheid`




Synoniem:

terugschrikken voor
terugdraaien
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxdrajə(n)]



Verbuigingen:

draaide terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggedraaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) achteruitdraaien


Voorbeeld:

`de knop terugdraaien`




Synoniem:

terugzetten
2) ongedaan maken


Voorbeeld:

`maatregelen terugdraaien`




Synoniem:

herroepen
de klok/tijd terugdraaien
(maken dat het weer wordt zoals vroeger)
terugdrijven
werkw.
drijven naar de oorspronkelijke richting
Voorbeeld: `De koeien werden teruggedreven naar hun schuilplaats. `
een aantal beperken
Voorbeeld: `We moeten het aantal sigaretten dit jaar met 12,4% kunnen terugdrijven. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
terugdringen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxdrɪŋə(n)]



Verbuigingen:

drong terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggedrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verminderen in aantal of hoeveelheid


Voorbeelden:

`maatregelen treffen om de werkloosheid terug te dringen`,
`de kindersterfte terugdringen`




Synoniem:

beperken
terugeisen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxɛisə(n)]



Verbuigingen:

eiste terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggeëist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets wat van jou is terugvragen of terugvorderen


Voorbeeld:

`geld dat je aan iemand geleend hebt, terugeisen`




Synoniemen:

terugvorderen, reclameren
teruggaan
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxan]



Verbuigingen:

ging terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gaan naar de plaats waar je vandaan komt


Voorbeeld:

`terug naar huis gaan`
teruggaan op
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxan ɔp]



Verbuigingen:

ging terug op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggegaan op (volt.deelw.)
zijn of haar oorsprong vinden in


Voorbeeld:

`Veel gebruiken rond Kerstmis gaan terug op rituelen van vóór het christendom.`




Synoniem:

wortelen in
terugbellen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxbɛlə(n)]



Verbuigingen:

belde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggebeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bellen naar iemand die je op een vorig tijdstip heeft gebeld


Voorbeeld:

`een berichtje inspreken op je vaders antwoordapparaat en vragen of hij je zo snel mogelijk terugbelt`
terugbrengen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxbrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) brengen naar de plek waar iets of iemand vandaan komt


Voorbeeld:

`Na het partijtje word je teruggebracht naar huis.`



2) verminderen


Voorbeeld:

`iets terugbrengen tot de juiste proporties`




Synoniem:

reduceren
terugdenken
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxdɛŋkə(n)]



Verbuigingen:

dacht terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggedacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een gebeurtenis uit het verleden in gedachten hebben


Voorbeeld:

`terugdenken aan je eerste schooldag`
terugdeinzen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxdɛinzə(n)]



Verbuigingen:

deinsde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggedeinsd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
achteruitgaan


Voorbeeld:

`terugdeinzen als een grote hond te dicht bij je komt`
terugdraaien
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxdrajə(n)]



Verbuigingen:

draaide terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggedraaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) achteruitdraaien


Voorbeeld:

`de knop terugdraaien`




Synoniem:

terugzetten
2) ongedaan maken


Voorbeeld:

`maatregelen terugdraaien`




Synoniem:

herroepen
de klok/tijd terugdraaien
(maken dat het weer wordt zoals vroeger)
terugdrijven
werkw.
drijven naar de oorspronkelijke richting
Voorbeeld: `De koeien werden teruggedreven naar hun schuilplaats. `
een aantal beperken
Voorbeeld: `We moeten het aantal sigaretten dit jaar met 12,4% kunnen terugdrijven. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
terugdringen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxdrɪŋə(n)]



Verbuigingen:

drong terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggedrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verminderen in aantal of hoeveelheid


Voorbeelden:

`maatregelen treffen om de werkloosheid terug te dringen`,
`de kindersterfte terugdringen`




Synoniem:

beperken
terugeisen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxɛisə(n)]



Verbuigingen:

eiste terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggeëist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets wat van jou is terugvragen of terugvorderen


Voorbeeld:

`geld dat je aan iemand geleend hebt, terugeisen`




Synoniemen:

terugvorderen, reclameren
teruggaan
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxan]



Verbuigingen:

ging terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gaan naar de plaats waar je vandaan komt


Voorbeeld:

`terug naar huis gaan`
teruggeven
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxevə(n)]



Verbuigingen:

gaf terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geven aan de persoon van wie het eerst was


Voorbeeld:

`geleende boeken teruggeven`




Antoniem:

terugkrijgen
terughouden
werkw.
'iets ~': iets niet voegen bij wat gegeven wordt
Voorbeeld: `Dit gedeelte werd teruggehouden. `
'iemand ~ van': iemand bewegen iets na te laten
Voorbeeld: `Dat hield hem ervan terug op reis te gaan. `
terugkaatsen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxkatsə(n)]



Verbuigingen:

kaatste terug (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (een bal) terugslaan


Verbuigingen:

heeft teruggekaatst (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`de bal hard terugkaatsen naar je tegenstander in een partijtje tafeltennis`



2) (licht of geluid) weerkaatsen


Verbuigingen:

is teruggekaatst (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`zonlicht dat teruggekaatst wordt`




Synoniem:

reflecteren (1)
terugkeren
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxkerə(n)]



Verbuigingen:

keerde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weer gaan in de richting waar je vandaan bent gekomen


Voorbeeld:

`terugkeren naar je geboortestad`
op je schreden terugkeren
(wat je hebt gezegd of gedaan ongedaan maken)
terugkomen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxkomə(n)]



Verbuigingen:

kwam terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) weer komen op de plek waar je vandaan bent gekomen


Voorbeeld:

`We gaan 19 juli op vakantie en komen over drie weken terug.`
2) opnieuw gebeuren


Voorbeeld:

`Ondanks de chemokuur is de kanker toch teruggekomen.`
terugkomen van een idee
(bij nader inzien een idee toch niet zo goed vinden)
terugkrijgen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxkrɛixə(n)]



Verbuigingen:

kreeg terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggekregen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) weer krijgen wat eerder al in je bezit was


Voorbeeld:

`de gestolen sieraden weer terugkrijgen`




Antoniem:

teruggeven


2) als reactie krijgen


Voorbeeld:

`Ik heb hem gisteren gemaild en nu krijg ik al een mailtje terug.`
teruglezen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxlezə(n)]



Verbuigingen:

las terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggelezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets voor de tweede keer lezen


Voorbeeld:

`een boek teruglezen omdat je het zo mooi vindt`
teruglopen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxlopə(n)]



Verbuigingen:

liep terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) lopen naar de plek waar je vandaan bent gekomen


Voorbeeld:

`Je hoeft me niet met de auto thuis te brengen, ik loop wel terug.`



2) lager of minder worden


Voorbeelden:

`De belangstelling voor het programma loopt terug.`,
`De barometer loopt terug.`




Antoniemen:

oplopen, stijgen,



Synoniemen:

achteruitgaan, dalen
terugnemen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxnemə(n)]



Verbuigingen:

nam terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van een winkel) weer kopen van een klant


Voorbeeld:

`Wij zullen de producten met een fabrieksfout terugnemen.`




Synoniem:

terugroepen


2) je eerder gedane belofte of opmerking intrekken


Voorbeeld:

`Na scherpe kritiek moest de minister zijn woorden terugnemen.`




Synoniemen:

intrekken, herroepen
terugplooien
werkw.
België, niet algemeen zich terugtrekken.<ref>http://taal.vrt.be/taaldatabanken_master/taalkwesties/t-tz/tk-t0034.shtml</ref> Voorbeeld: `Tegelijk zou Israël beginnen zijn leger terug te plooien'. `
terugroepen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxrupə(n)]



Verbuigingen:

riep terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggeroepen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand) laten terugkeren naar de plaats te komen waar hij vandaan komt


Voorbeeld:

`De president liet weten dat hij zijn troepen zou terugroepen.`



2) (defecte) goederen terughalen


Voorbeeld:

`Twee miljoen auto's worden teruggeroepen vanwege een productiefout.`
terugslaan
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxslan]



Verbuigingen:

sloeg terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggeslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met slaan reageren op iemand die jou slaat


Voorbeeld:

`Nadat de jongen hem een stomp had gegeven, sloeg hij hard terug.`



2) reageren (op een actie van je concurrent)


Voorbeeld:

`Ze verloren het EK, maar ze sloegen keihard terug met een overwinning op de Olympische Spelen.`
terugslaan op
(verwijzen naar iets dat eerder is genoemd)
terugsturen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxstyrə(n)]



Verbuigingen:

stuurde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggestuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weer sturen naar de plek waar iets of iemand vandaan komt


Voorbeeld:

`vluchtelingen terugsturen`
terugtreden
werkw.
een ambt of positie opgeven
Voorbeeld: `Hij was om gezondheidsredenen teruggetreden als aartsbisschop. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het terugtreden in de tweede betekenis erin. `
enz.
terugvallen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxfɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) weer in de oude toestand terechtkomen


Voorbeeld:

`terugvallen in je slechte gewoontes`



2) het minder goed doen


Voorbeeld:

`heel lang op kop rijden maar na dertig kilometer toch terugvallen`
teruggeven
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxevə(n)]



Verbuigingen:

gaf terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geven aan de persoon van wie het eerst was


Voorbeeld:

`geleende boeken teruggeven`




Antoniem:

terugkrijgen
terugvinden
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxfɪndə(n)]



Verbuigingen:

vond terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weer vinden wat je kwijt was


Voorbeelden:

`je sleutels terugvinden`,
`de rust terugvinden om te genieten van het leven`




Synoniem:

hervinden
terugvorderen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxfɔrdərə(n)]



Verbuigingen:

vorderde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggevorderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets wat van jou is terugvragen of -eisen


Voorbeeld:

`je waarborg terugvorderen bij je huisbaas`




Synoniemen:

terugeisen, reclameren
terugwinnen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxwɪnə(n)]



Verbuigingen:

won terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggewonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat iets of iemand weer van jou is


Voorbeelden:

`je ex-vriendin terugwinnen`,
`je zelfvertrouwen terugwinnen`
terugwerpen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxwɛrpə(n)]



Verbuigingen:

wierp terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) weer gooien naar de plaats waar iets vandaan komt


Voorbeeld:

`de bal van je buurjongen terugwerpen`
2)


teruggeworpen worden op
(geconfronteerd worden met iets uit het verleden)
3)


op zichzelf teruggeworpen worden
(iets in je eentje moeten doen) `na de dood van je partner op jezelf teruggeworpen worden`
terugzetten
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxsɛtə(n)]



Verbuigingen:

zette terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iets weer plaatsen waar het vandaan komt


Voorbeeld:

`je konijntje uit zijn kooi halen om het te aaien en het daarna weer terugzetten`




Synoniem:

terugplaatsen


2) achteruitplaatsen


Voorbeeld:

`je klok terugzetten in de wintertijd en vooruitzetten in de zomertijd`




Antoniem:

vooruitzetten



Synoniem:

terugdraaien
terugzien
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxsin]



Verbuigingen:

zag terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggezien (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weer zien


Voorbeeld:

`Na jaren in het buitenland, zag ik mijn zus terug.`
terugzenden
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxsɛndə(n)]



Verbuigingen:

zond terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets of iemand terugsturen naar de plaats van herkomst


Voorbeeld:

`een foute bestelling terugzenden`
terughalen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxhalə(n)]



Verbuigingen:

haalde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggehaald (volt.deelw.)
van een andere plaats weer naar de plaats brengen waar iets of iemand vandaan komt


Voorbeeld:

`troepen in een oorlogsgebied terughalen naar huis`
terughouden
werkw.
'iets ~': iets niet voegen bij wat gegeven wordt
Voorbeeld: `Dit gedeelte werd teruggehouden. `
'iemand ~ van': iemand bewegen iets na te laten
Voorbeeld: `Dat hield hem ervan terug op reis te gaan. `
terughoudend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tərʏxˈhɑudənt]
niet je emotie of mening tonend


Voorbeeld:

`terughoudend reageren op het aanbod`




Synoniemen:

gereserveerd, afstandelijk
terugkaatsen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxkatsə(n)]



Verbuigingen:

kaatste terug (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (een bal) terugslaan


Verbuigingen:

heeft teruggekaatst (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`de bal hard terugkaatsen naar je tegenstander in een partijtje tafeltennis`



2) (licht of geluid) weerkaatsen


Verbuigingen:

is teruggekaatst (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`zonlicht dat teruggekaatst wordt`




Synoniem:

reflecteren (1)
de terugkeer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tə'rʏxker]
keer dat je weer gaat in de richting waar je vandaan gekomen bent


Voorbeelden:

`terugkeerland`,
`de terugkeer van illegale vluchtelingen naar hun geboorteland`




Synoniem:

comeback
terugkelderen
werkw.
achteruitgaan, minder worden van de technisch bereikte levenskwaliteit bij baby's in de neonatologie

(in het algemeen) achteruitgaan van telbare grootheden (inkomen, kijkcijfers).
terugkeren
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxkerə(n)]



Verbuigingen:

keerde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weer gaan in de richting waar je vandaan bent gekomen


Voorbeeld:

`terugkeren naar je geboortestad`
op je schreden terugkeren
(wat je hebt gezegd of gedaan ongedaan maken)
terugkijken
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxkɛikə(n)]



Verbuigingen:

keek terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggekeken (volt.deelw.)
ook kijken nadat iemand naar jou gekeken heeft


Voorbeeld:

`niet terugkijken naar een jongen die je aanstaart omdat je niet in hem geïnteresseerd bent`
terugkijken op
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxkɛikə(n) ɔp]



Verbuigingen:

keek terug op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggekeken op (volt.deelw.)
een terugblik werpen op


Voorbeeld:

`terugkijken op een gelukkig leven`
terugkomen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxkomə(n)]



Verbuigingen:

kwam terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) weer komen op de plek waar je vandaan bent gekomen


Voorbeeld:

`We gaan 19 juli op vakantie en komen over drie weken terug.`
2) opnieuw gebeuren


Voorbeeld:

`Ondanks de chemokuur is de kanker toch teruggekomen.`
terugkomen van een idee
(bij nader inzien een idee toch niet zo goed vinden)
terugkomen op
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxkomə(n) ɔp]



Verbuigingen:

kwam terug op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggekomen op (volt.deelw.)
1) opnieuw spreken over (iets)


Voorbeeld:

`Ik heb je opmerking gehoord en ik zal na de pauze op dat onderwerp terugkomen.`



2) opnieuw in overweging nemen


Voorbeeld:

`terugkomen op een beslissing`




Synoniem:

herzien
terugkomst
zelfst.naamw.
het terugkeren naar een voorheen bezochte of bewoonde plaats
Voorbeeld: `Bij zijn terugkomst bleek zijn huis geplunderd door inbrekers. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
terugkoppelen naar
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxkɔpələnar]



Verbuigingen:

koppelde terug naar (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggekoppeld naar (volt.deelw.)
voorleggen aan


Voorbeeld:

`het onderhandelingsresultaat terugkoppelen naar je achterban`
terugkrijgen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxkrɛixə(n)]



Verbuigingen:

kreeg terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggekregen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) weer krijgen wat eerder al in je bezit was


Voorbeeld:

`de gestolen sieraden weer terugkrijgen`




Antoniem:

teruggeven


2) als reactie krijgen


Voorbeeld:

`Ik heb hem gisteren gemaild en nu krijg ik al een mailtje terug.`
Die krijg je terug!
dreigende reactie tegen iemand die je iets vervelends heeft gezegd of heeft aangedaan>)
terugleggen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxlɛxə(n)]



Verbuigingen:

legde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggelegd (volt.deelw.)
iets weer neerleggen op de plaats waar je het gevonden hebt


Voorbeeld:

`in de supermarkt een reep chocolade eerst nemen maar dan terugleggen omdat je er dik van wordt`
teruglezen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxlezə(n)]



Verbuigingen:

las terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggelezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets voor de tweede keer lezen


Voorbeeld:

`een boek teruglezen omdat je het zo mooi vindt`
teruglopen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxlopə(n)]



Verbuigingen:

liep terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) lopen naar de plek waar je vandaan bent gekomen


Voorbeeld:

`Je hoeft me niet met de auto thuis te brengen, ik loop wel terug.`



2) lager of minder worden


Voorbeelden:

`De belangstelling voor het programma loopt terug.`,
`De barometer loopt terug.`




Antoniemen:

oplopen, stijgen,



Synoniemen:

achteruitgaan, dalen
terugmailen
werkw.


Afbreekpatroon:

te - 'rug - mai - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

mailde terug (verl.tijd )



Verbuigingen:

teruggemaild (volt.deelw.)
via e-mail beantwoorden computer


Voorbeeld:

`Wil je me morgen even terugmailen over die kwestie?`
terugnemen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxnemə(n)]



Verbuigingen:

nam terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van een winkel) weer kopen van een klant


Voorbeeld:

`Wij zullen de producten met een fabrieksfout terugnemen.`




Synoniem:

terugroepen


2) je eerder gedane belofte of opmerking intrekken


Voorbeeld:

`Na scherpe kritiek moest de minister zijn woorden terugnemen.`




Synoniemen:

intrekken, herroepen
terugplaatsen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxplatsə(n)]



Verbuigingen:

plaatste terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggeplaatst (volt.deelw.)
weer zetten op de plaats waar iemand of iets vandaan komt


Voorbeeld:

`een kunstmatig bevruchte eicel terugplaatsen bij de vrouw`
terugplooien
werkw.
België, niet algemeen zich terugtrekken.<ref>http://taal.vrt.be/taaldatabanken_master/taalkwesties/t-tz/tk-t0034.shtml</ref> Voorbeeld: `Tegelijk zou Israël beginnen zijn leger terug te plooien'. `
terugrijden
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxrɛidə(n)]



Verbuigingen:

reed terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggereden (volt.deelw.)
weer rijden naar de plaats waar je vandaan komt


Voorbeeld:

`terugrijden naar het hotel en je klaarmaken voor het avondeten`
terugroepen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxrupə(n)]



Verbuigingen:

riep terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggeroepen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand) laten terugkeren naar de plaats te komen waar hij vandaan komt


Voorbeeld:

`De president liet weten dat hij zijn troepen zou terugroepen.`



2) (defecte) goederen terughalen


Voorbeeld:

`Twee miljoen auto's worden teruggeroepen vanwege een productiefout.`
terugschrijven
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxsxrɛivə(n)]



Verbuigingen:

schreef terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggeschreven (volt.deelw.)
een antwoord sturen naar iemand die jou eerder geschreven heeft


Voorbeeld:

`een brief ontvangen van je beste vriendin en haar meteen terugschrijven`
terugschrikken voor
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxsxrɪkə(n) vor]



Verbuigingen:

schrok terug voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggeschrokken voor (volt.deelw.)
bang zijn voor


Voorbeeld:

`terugschrikken voor de gevolgen`




Synoniemen:

terugdeinzen voor, huiveren voor
terugslaan
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxslan]



Verbuigingen:

sloeg terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggeslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met slaan reageren op iemand die jou slaat


Voorbeeld:

`Nadat de jongen hem een stomp had gegeven, sloeg hij hard terug.`



2) reageren (op een actie van je concurrent)


Voorbeeld:

`Ze verloren het EK, maar ze sloegen keihard terug met een overwinning op de Olympische Spelen.`
terugslaan op
(verwijzen naar iets dat eerder is genoemd)
de terugslag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[təˈrʏxslɑx]



Verbuigingen:

terugslag|en (meerv.)
nadelig gevolg


Voorbeeld:

`Ze leek hersteld van de longontsteking, maar kreeg later toch een terugslag.`
de terugspeelbal
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tə'rʏxspelbɑl]



Verbuigingen:

terugspeelbal|len (meerv.)
handeling waarbij een speler de bal naar de keeper of het doel van zijn eigen ploeg schopt


Voorbeeld:

`De doelman kreeg een harde terugspeelbal.`
terugsturen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxstyrə(n)]



Verbuigingen:

stuurde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggestuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weer sturen naar de plek waar iets of iemand vandaan komt


Voorbeeld:

`vluchtelingen terugsturen`
terugtocht
zelfst.naamw.
de tocht terug naar een eerder beginpunt Voorbeeld: `Na drie weken door Zweden getrokken te hebben beginnen we morgen aan de terugtocht. `
terugtocht
zelfst.naamw.
de tocht terug naar een eerder beginpunt Voorbeeld: `Na drie weken door Zweden getrokken te hebben beginnen we morgen aan de terugtocht. `
terugtoets
zelfst.naamw.
een toets die op een typemachine het wissen van eerder geschreven tekst mogelijk maakt
Voorbeeld: `Elektrische typemachines hadden een ingebouwd correctielint en een terugtoets. `
een soortgelijke toets op het toetsenbord van een computer
Voorbeeld: `Druk op de terugtoets boven de entertoets om naar de vorige pagina terug te keren. `
terugtreden
werkw.
een ambt of positie opgeven
Voorbeeld: `Hij was om gezondheidsredenen teruggetreden als aartsbisschop. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het terugtreden in de tweede betekenis erin. `
enz.
terugtrekken
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxtrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok terug (verl.tijd enkelv.)
1) brengen naar de plaats vanwaar iets of iemand komt


Voorbeelden:

`de troepen uit Afghanistan terugtrekken`,
`je hand terugtrekken`,
`zich uit het gebied terugtrekken`




Synoniem:

weghalen
2) zeggen dat iets niet meer geldt


Voorbeeld:

`je woorden terugtrekken`




Synoniemen:

intrekken, herroepen
zich terugtrekken
(niet meer meedoen) `zich terugtrekken ten gunste van de andere kandidaat`
een teruggetrokken leven lijden
(weinig contact hebben met je omgeving)
de terugval
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[təˈrʏxfɑl]



Verbuigingen:

terugval|len (meerv.)
verslechtering van de situatie


Voorbeeld:

`Door de hoge rente is er een terugval in het aantal hypotheken.`




Synoniem:

achteruitgang
terugvallen
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxfɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) weer in de oude toestand terechtkomen


Voorbeeld:

`terugvallen in je slechte gewoontes`



2) het minder goed doen


Voorbeeld:

`heel lang op kop rijden maar na dertig kilometer toch terugvallen`
terugvallen op
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxfɑlə(n) ɔp]



Verbuigingen:

viel terug op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is teruggevallen op (volt.deelw.)
steun zoeken bij


Voorbeeld:

`Als het je niet lukt, kun je altijd op mij terugvallen.`
terugvechten
werkw.
een aanval beantwoorden met een tegenaanval
Voorbeeld: `De meesten sloegen op de vlucht, slechts enkelen vochten terug. `
[refl] een achterstand teniet doen
Voorbeeld: `Hij heeft zich teruggevochten uit een ogenschijnlijk kansloze positie. `
terugverdienen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxfərdinə(n)]



Verbuigingen:

verdiende terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft terugverdiend (volt.deelw.)
geld dat je aan iets uitgegeven hebt, weer bijeen zien te krijgen


Voorbeeld:

`een investering doen die je binnen een jaar terugverdiend hebt`
terugvinden
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxfɪndə(n)]



Verbuigingen:

vond terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weer vinden wat je kwijt was


Voorbeelden:

`je sleutels terugvinden`,
`de rust terugvinden om te genieten van het leven`




Synoniem:

hervinden
terugvoeren
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxfurə(n)]



Verbuigingen:

voerde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggevoerd (enkelv.volt.deelw.)
brengen naar de plek waar iets of iemand vandaan komt


Voorbeeld:

`enkele toeristen met een taxi van het hotel naar de luchthaven terugvoeren`




Synoniem:

terugbrengen
terugvorderen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxfɔrdərə(n)]



Verbuigingen:

vorderde terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggevorderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets wat van jou is terugvragen of -eisen


Voorbeeld:

`je waarborg terugvorderen bij je huisbaas`




Synoniemen:

terugeisen, reclameren
de terugwedstrijd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tə'rʏxwɛtstrɛit]



Verbuigingen:

terugwedstrijd|en (meerv.)
wedstrijd tussen twee ploegen die voor de tweede keer tegen elkaar spelen


Voorbeeld:

`een spannende terugwedstrijd`




Antoniem:

heenwedstrijd
de terugweg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[təˈrʏxwɛx]



Verbuigingen:

terugweg|en (meerv.)
weg of reis die voert naar waar je vandaan komt


Voorbeelden:

`op de terugweg`,
`De terugweg duurde veel langer.`




Antoniem:

heenweg
met terugwerkende kracht
(ook geldig over de voorafgaande periode) `een salarisverhoging met terugwerkende kracht van drie maanden`
terugwerpen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxwɛrpə(n)]



Verbuigingen:

wierp terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) weer gooien naar de plaats waar iets vandaan komt


Voorbeeld:

`de bal van je buurjongen terugwerpen`
2)


teruggeworpen worden op
(geconfronteerd worden met iets uit het verleden)
3)


op zichzelf teruggeworpen worden
(iets in je eentje moeten doen) `na de dood van je partner op jezelf teruggeworpen worden`
terugwinnen
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxwɪnə(n)]



Verbuigingen:

won terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggewonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat iets of iemand weer van jou is


Voorbeelden:

`je ex-vriendin terugwinnen`,
`je zelfvertrouwen terugwinnen`
terugzenden
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxsɛndə(n)]



Verbuigingen:

zond terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets of iemand terugsturen naar de plaats van herkomst


Voorbeeld:

`een foute bestelling terugzenden`
terugzetten
werkw.


Uitspraak:

[tə'rʏxsɛtə(n)]



Verbuigingen:

zette terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) iets weer plaatsen waar het vandaan komt


Voorbeeld:

`je konijntje uit zijn kooi halen om het te aaien en het daarna weer terugzetten`




Synoniem:

terugplaatsen


2) achteruitplaatsen


Voorbeeld:

`je klok terugzetten in de wintertijd en vooruitzetten in de zomertijd`




Antoniem:

vooruitzetten



Synoniem:

terugdraaien
terugzien
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxsin]



Verbuigingen:

zag terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggezien (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weer zien


Voorbeeld:

`Na jaren in het buitenland, zag ik mijn zus terug.`
terwijl
conjunction


Uitspraak:

[tɛrˈwɛil]
1) gedurende dezelfde tijd dat


Voorbeeld:

`werken terwijl de anderen vakantie hebben`



2) hoewel


Voorbeeld:

`Ik heb de koffie toch maar opgedronken, terwijl die koud was.`




Synoniem:

ofschoon
terzelfder tijd
(op hetzelfde moment) Synoniem: tegelijk
een onderwerp terzijde schuiven
(niet over een onderwerp spreken)
iemand terzijde nemen
(met iemand apart gaan staan om met hem of haar ergens over te praten)
iemand terzijde staan
(iemand helpen)
maar dit terzijde
commentaar op iets wat je eerder hebt gezegd om aan te geven dat dat niets te maken heeft met het onderwerp van gesprek>)
tesseract
zelfst.naamw.
een vierdimensionale hyperkubus Voorbeeld: `Omdat we in de derde dimensie bestaan kunnen wij nooit een tesseract zien, slechts de driedimensionale schaduw ervan kunnen wij bekijken. `
de test
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛst]



Verbuigingen:

test|en (meerv.)
onderzoek of iets of iemand geschikt of goed is


Voorbeelden:

`een psychologische test`,
`een test ondergaan of doen`,
`iemand aan een test onderwerpen`,
`een test afnemen`




Synoniemen:

proef, toets
uitprinten
werkw.


Uitspraak:

['œytprɪntə(n)]



Verbuigingen:

printte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeprint (volt.deelw.)
(een bestand) afdrukken met behulp van een printer


Voorbeeld:

`Even het bestand uitprinten, dat leest makkelijker.`




Synoniem:

printen
het testament
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tɛstaˈmɛnt]



Verbuigingen:

testament|en (meerv.)
1) officieel document waarin je opschrijft wat er na je dood met je bezittingen moet gebeuren juridisch


Voorbeeld:

`een testament opmaken bij de notaris`
2)


het Oude Testament en het Nieuwe Testament
(de boeken van het eerste en het tweede deel van de Bijbel)
testen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɛstə(n)]



Verbuigingen:

testte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getest (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een test onderzoeken


Voorbeeld:

`iemand testen op tuberculose`




Synoniem:

toetsen
uitprinten
werkw.


Uitspraak:

['œytprɪntə(n)]



Verbuigingen:

printte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgeprint (volt.deelw.)
(een bestand) afdrukken met behulp van een printer


Voorbeeld:

`Even het bestand uitprinten, dat leest makkelijker.`




Synoniem:

printen
testiculair
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot de teelbal
de testikel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛsˈtikəl]



Verbuigingen:

testikel|s (meerv.)
orgaan waar de mannelijke zaadcellen worden gevormd


Synoniemen:

zaadbal, teelbal
testen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɛstə(n)]



Verbuigingen:

testte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getest (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een test onderzoeken


Voorbeeld:

`iemand testen op tuberculose`




Synoniem:

toetsen
uittesten
werkw.


Uitspraak:

['œytɛstə(n)]



Verbuigingen:

testte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgetest (volt.deelw.)
(iets) onderzoeken door het te testen


Voorbeelden:

`een nieuw medicijn uittesten`,
`een tweedehands auto uittesten voor je hem koopt`,
`een methodiek uittesten voor je die grootschalig gaat toepassen`
opoe tet
zelfst.naamw.
ouwe teut, slappe ouwehoer


Voorbeeld:

`Ja hoor, daar heb je opoe tet ook weer met haar praatjes.`




Synoniem:

spuit elf
tetanie
zelfst.naamw.
[medisch] verhoogde spierprikkelbaarheid
de tetanus
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tetanʏs]
besmettelijke ziekte gekenmerkt door pijnlijke spierkrampen


Voorbeeld:

`je laten inenten tegen tetanus`
tetheren
de mobiele telefoon als modem gebruiken om te internetten met een laptop, tablet of andere smartphone


Voorbeeld:

`tetheren met je Iphone als je onderweg bent naar een zakelijke afspraak`
tetraëder
zelfst.naamw.
[wiskunde] een door vier gelijkzijdige driehoeken ingesloten lichaam Voorbeeld: `Op die pagina's stonden verschillende tetraëders afgebeeld. `
tetragonaal
bijv.naamw.
[kristallografie] als hoofdas van de rotatiesymmetrie een viertallige as bezittend Voorbeeld: `Een tetragonale eenheidscel heeft drie rechte hoeken, twee ribben van gelijke lengte een een derde die in lengte af kan wijken. `
Tetum
zelfst.naamw.
[taal] een Austronesische taal uit de Centraal-Oostelijke tak, gesproken door ongeveer 450.000 personen op Timor
de teug
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tøx]



Verbuigingen:

teug|en (meerv.)
hoeveelheid vloeistof die je in één keer doorslikt


Voorbeeld:

`de jenever in één teug naar binnen slaan`




Synoniem:

slok
met volle teugen genieten
(heel erg genieten)
de teugel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtøxəl]



Verbuigingen:

teugel|s (meerv.)
riem(en) waarmee je een rijdier of trekdier bestuurt


Voorbeeld:

`aan de teugels trekken`
de teugels aanhalen
(strenger worden)
de teugels laten vieren
(minder streng worden)
iemand de vrije teugel geven
(iemand zijn of haar eigen gang laten gaan)
Teunis
zelfst.naamw.
[naam-m] jongensnaam

[spellingsalfabet] spelwoord van het Nederlandse spellingalfabet voor de letter t
teut
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tøt]
dronken


Synoniemen:

zat, bezopen, aangeschoten
Teutonen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tø'tonə(n)]
Germaans volk dat vermoedelijk afkomstig is van het Waddengebied


Voorbeeld:

`de Teutonen en de Ambronen`
Teutoons
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tø'tons]
wat betrekking heeft op de Teutonen


Voorbeeld:

`het kasteel van de Teutoonse orde`
het teveel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[təˈvel]
dat deel dat te veel is


Voorbeeld:

`een teveel aan afval`




Antoniem:

tekort
de teef
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tef]



Verbuigingen:

teven (meerv.)
1) vrouwtjeshond


Voorbeeld:

`Een van de vijf pups is een teefje.`




Antoniem:

reu
2) scheldwoord voor een meisje of vrouw



Voorbeeld:

`een hete, blonde teef`
tevens
bijwoord


Uitspraak:

[ˈtevəns]
ook


Voorbeeld:

`Het klaslokaal wordt tevens gebruikt voor de naschoolse opvang.`
tevergeefs
bijv.naamw.


Uitspraak:

[təvərˈgefs]
zonder het bedoelde resultaat


Voorbeelden:

`Zijn moeite was tevergeefs.`,
`tevergeefs proberen het lek te dichten`
1)


tevoorschijn komen
(je laten zien of zichtbaar worden) `Doe niet zo vervelend en kom tevoorschijn!` Synoniem: verschijnen
2)


tevoorschijn halen
((iets) ergens vandaan halen of zichtbaar maken) `Hij haalde zijn camera tevoorschijn om de zonsondergang te filmen.` Synoniem:
tevoren
bijwoord


Uitspraak:

[təˈvorə(n)]
eerder


Voorbeeld:

`een maand tevoren`




Antoniem:

achteraf
daags tevoren
(een dag eerder)
van tevoren waarschuwen
(vooraf waarschuwen)
tevreden
bijv.naamw.


Uitspraak:

[təˈvredə(n)]
gevoel dat je hebt als alles is zoals je het wenst


Voorbeelden:

`tevreden zijn met de uitkomst`,
`tevreden over iemand zijn`,
`een tevreden mens zijn`,
`dik/erg tevreden`




Antoniem:

ontevreden



Synoniemen:

content, voldaan
Dat stemt mij tevreden.
(dat maakt mij tevreden)
zielstevreden
(erg tevreden)
tevredenstellen
werkw.


Uitspraak:

[tə'vredə(n)stɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde tevreden (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tevredengesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ervoor zorgen dat iemand tevreden is


Voorbeeld:

`Je kunt nooit iedereen tevredenstellen.`




Antoniem:

teleurstellen
zich tevredenstellen met
(het moeten doen met)
de tevredenheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tə'vredə(n)hɛit]
mate waarin je tevreden bent


Voorbeeld:

`klanttevredenheid`




Antoniem:

ontevredenheid
teweegbrengen
werkw.


Uitspraak:

[təˈwexbrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht teweeg (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teweeggebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zorgen dat (iets) gebeurt


Voorbeeld:

`veel onrust teweegbrengen`




Synoniem:

veroorzaken
tewerk
bijwoord
[seppart]. Voorbeeld: `tewerkstellen: Men stelde hem daar tewerk. `
tewerkstellen
werkw.


Uitspraak:

[tə'wɛrkstɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde tewerk (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft tewerkgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand ergens) laten werken


Voorbeeld:

`gevangenen als dwangarbeiders tewerkstellen in fabrieken`



2) in dienst nemen


Voorbeeld:

`het bedrijf waar je tewerkgesteld bent`




Synoniem:

aanwerven
de tewerkstelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tə'wɛrkstɛlɪŋ]



Verbuigingen:

tewerkstelling|en (meerv.)
1) het tewerkstellen (1)


Voorbeeld:

`de verplichte tewerkstelling van gedetineerden in de mijnen`



2) de mogelijkheden in een gebied om betaald werk te vinden


Voorbeelden:

`een land met een hoge tewerkstelling`,
`het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid`




Synoniem:

werkgelegenheid
tex
eigennaam


Uitspraak:

[teg]
programmeertaal voor tekstopmaak informatica


Voorbeeld:

`Met TeX is het mogelijk om een ingewikkelde lay-out op een relatief eenvoudige manier te beschrijven.`
Texas
zelfst.naamw.
één van de vijftig deelstaten van de Verenigde Staten van Amerika die ligt aan de Golf van Mexico en die grenst aan de deelstaten Nieuw Mexico, Oklahoma, Arkansas en Louisiana.
texten
werkw.


Afbreekpatroon:

'tex - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

textte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getext (volt.deelw.)
sms'en


Voorbeeld:

`ik text hem wel even dat het niet doorgaat`
de (m)/het textiel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tɛksˈtil]
geweven stof en de dingen die daarvan zijn gemaakt


Voorbeeld:

`de textielindustrie`




Synoniem:

stof (1)
textielindustrie
zelfst.naamw.
de industrie van het maken van stoffen en kleding met textiel Voorbeeld: `De textielindustrie is een redelijk grote industrie. `
de textuur
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɛks'tyr]
inwendige structuur of bouw van iets


Voorbeeld:

`een soort gesteente met een grove textuur`
tezamen
bijwoord


Uitspraak:

[tə'zamə(n)]
bij of met elkaar


Voorbeeld:

`tezamen bidden voor alle mensen die honger lijden op deze wereld`




Synoniem:

samen
tezelfdertijd
bijwoord
geeft een gebeurtenis aan die in hetzelfde tijdvak plaatsvindt Voorbeeld: `Hij is student, maar tezelfdertijd is hij in de politiek actief. `
tezen
werkw.


Afbreekpatroon:

te - zen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

teesde (verl.tijd )



Verbuigingen:

geteesd (volt.deelw.)
pluizen (van wol), uittrekken, plukken, kaarden, plagen


Voorbeeld:

`De ruwe wol werd over de kaarde gehaald om geteesd te worden.`




Synoniem:

tesen
de Thai
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑj]



Verbuigingen:

Thai (meerv.)



de Thai|se
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tɑj|sə]



Verbuigingen:

Thaise|n (meerv.)
iemand die afkomstig is uit Thailand of die de Thaise nationaliteit heeft
Thailand
zelfst.naamw.
[land] een land in Azië dat vroeger Siam heette Voorbeeld: `Wij gaan vaak op vakantie naar Thailand. `
Thailander
zelfst.naamw.
[demoniem] een inwoner van Thailand, of iemand afkomstig uit Thailand
Thailands
bijv.naamw.
[demoniem] op Thailand betrekking hebbend
Thais
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɑjs]
wat betrekking heeft op Thailand of de inwoners


Voorbeelden:

`een Thais restaurant`,
`een Thaise massage`
Thaise
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Thailand, of een vrouw afkomstig uit Thailand
thallium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Tl en atoomnummer 81. Het is een zilverwit hoofdgroepmetaal
Thanksgiving
zelfst.naamw.
[feest] een Noord-Amerikaanse feestdag waarop men dankzegt voor de oogst Voorbeeld: `In Amerika wordt Thanksgiving op de vierde donderdag in november gevierd, maar in Canada, waar de oogst eerder in het jaar eindigt, op de tweede maandag in oktober. `
thans
bijwoord


Uitspraak:

[tɑns]
tegenwoordig


Voorbeeld:

`Thans komt dit verschijnsel niet meer voor.`




Synoniem:

nu
Thao
zelfst.naamw.
[taal] Austronesische taal, gesproken in Taiwan
het theater
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[teˈjatər]



Verbuigingen:

theater|s (meerv.)
1) plaats waar je naar toneel, ballet of andere podiumkunsten gaat kijken


Voorbeeld:

`openluchttheater`




Synoniem:

schouwburg


2) alle voorstellingen die in een theater (1) worden gegeven


Voorbeeld:

`experimenteel theater`




Synoniemen:

toneelkunst, podiumkunst, toneel
theater spelen
(je aanstellen)
het theaterstuk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[te'jatərstʏk]



Verbuigingen:

theaterstuk|ken (meerv.)
verhaal dat door spelers wordt opgevoerd


Voorbeeld:

`een prachtig theaterstuk van Shakespeare`




Synoniem:

toneelstuk
de theatervoorstelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[te'jatərvorstɛlɪŋ]



Verbuigingen:

theatervoorstelling|en (meerv.)
opvoering van een toneelstuk in een theater (1)


Voorbeeld:

`Als ik mag kiezen, dan ga ik liever naar een theatervoorstelling dan naar de film.`
theatraal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[teja'tral]
dramatisch of overdreven zoals in een theatervoorstelling


Voorbeelden:

`theatraal gedrag`,
`een theatrale persoonlijkheid`
Thebe
zelfst.naamw.
een stad in Griekenland met ongeveer 20.000 inwoners Voorbeeld: `Het (pre)historische Thebe is het decor van heel wat Griekse mythen en sagen. `
de thee
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[te]
heet water met de smaak van gedroogde bladeren van de theeplant


Voorbeeld:

`een kopje thee`
thee zetten
(thee maken)
de thee opgieten
(kokend water op de theebladeren schenken)
de thee laten trekken
(het water de smaak van de theebladeren laten aannemen)
de theedoek
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈteduk]



Verbuigingen:

theedoek|en (meerv.)
doek om afgewassen borden, bestek, glazen enz. af te drogen
theedrinken
werkw.


Uitspraak:

['tedrɪŋkə(n)]



Verbuigingen:

dronk thee (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft theegedronken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
thee op een bepaald moment van de dag (met iemand) drinken


Voorbeeld:

`om vier uur in de namiddag theedrinken met je beste vriendin`
theeglas
zelfst.naamw.
een hittebestendig glas, meestal voorzien van een oor, dat speciaal ontworpen is om thee uit te drinken Voorbeeld: `Het theeglas was dof geworden in de vaatwasmachine. `
theeglas
zelfst.naamw.
een hittebestendig glas, meestal voorzien van een oor, dat speciaal ontworpen is om thee uit te drinken Voorbeeld: `Het theeglas was dof geworden in de vaatwasmachine. `
theelepel
zelfst.naamw.
een kleine lepel om thee mee te roeren Voorbeeld: `Hij kreeg een theelepeltje bij de thee. `
het theelepeltje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtelepəlcə]



Verbuigingen:

theelepeltje|s (meerv.)
klein lepeltje (voor ca. 5 milliliter) om in de thee te roeren
theemuts
zelfst.naamw.
een gevoerde kap om de thee warm te houden Voorbeeld: `Hij gebruikt een theemuts om de thee warm te houden voor de gasten. `
theepot
zelfst.naamw.
een pot waarin men thee in heet water laat trekken
het theezakje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtezɑkjə]



Verbuigingen:

theezakje|s (meerv.)
klein poreus zakje van papier of stof met versnipperde theebladeren dat je in kokend water dompelt om thee te zetten
het thema
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtema]



Verbuigingen:

thema|'s (meerv.)
1) onderwerp van een boek, toneelstuk of film


Voorbeeld:

`een gewaagd thema`



2) melodie die steeds terugkomt in een muziekstuk


Voorbeeld:

`het noodlotsthema uit de vijfde van Beethoven`
het themanummer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['temanʏmər]



Verbuigingen:

themanummer|s (meerv.)
aflevering van een tijdschrift over één thema of onderwerp


Voorbeeld:

`een themanummer van een natuurtijdschrift dat gewijd is aan de opwarming van de aarde`
de thematiek
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tema'tik]
geheel of combinatie van verschillende thema's (1)


Voorbeelden:

`een uiteenlopende thematiek`,
`de thematiek van een roman`
theocratie
zelfst.naamw.
[politiek] staatsvorm die gebaseerd is op goddelijke (Grieks: θεος) macht (Grieks: κρατος) Voorbeeld: `Het huidige Iran is zeker een theocratie te noemen. `
Theodor
zelfst.naamw.
[naam-m] jongensnaam

[spellingsalfabet] spelwoord van het Nederlandse spellingalfabet voor de letter t
theoloog
zelfst.naamw.
een beoefenaar van de theologie Voorbeeld: `Een theoloog houdt zich bezig met godsdiensten. `
de theologie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tejoloˈxi]
wetenschap die God en de godsdienst bestudeert


Voorbeeld:

`theologie studeren`




Synoniem:

godgeleerdheid
theoloog
zelfst.naamw.
een beoefenaar van de theologie Voorbeeld: `Een theoloog houdt zich bezig met godsdiensten. `
theoreticus
zelfst.naamw.
iemand die zich met theorieën bezighoudt of deze ontwikkelt Voorbeeld: `Hij is beroemd als theoreticus in dit vakgebied. `
theoretisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tejoˈretis]
van of volgens de theorie


Voorbeeld:

`de theoretische onderbouwing van een stelling`




Antoniem:

praktisch
theoretische leerweg
(één van de vier richtingen binnen het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs)
de theorie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tejoˈri]



Verbuigingen:

theorie|ën (meerv.)
leer of regels die de basis vormen van een wetenschap, kunst of techniek


Voorbeelden:

`In theorie kan het, maar in de praktijk is het nog niet bewezen.`,
`slagen voor je examen theorie en praktijk`




Antoniem:

praktijk
de therapeut
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[teraˈpœyt, tera'pøt]



Verbuigingen:

therapeut|en (meerv.)
iemand die een therapie geeft


Voorbeelden:

`fysiotherapeut`,
`psychotherapeut`
de therapeut
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[teraˈpœyt, tera'pøt]



Verbuigingen:

therapeut|en (meerv.)
iemand die een therapie geeft


Voorbeelden:

`fysiotherapeut`,
`psychotherapeut`
therapeutisch
bijv.naamw.
[medisch] genezend; op de geneeswijze betrekking hebbend
de therapie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[teraˈpi]



Verbuigingen:

therapie|ën (meerv.)
methode om iemand te genezen


Voorbeeld:

`psychotherapie`




Synoniemen:

geneeswijze, behandelmethode
gezinstherapie
(behandelmethode waarbij het hele gezin betrokken wordt)
in therapie zijn
(in behandeling zijn bij een psychotherapeut of psychiater)
thermiet
zelfst.naamw.
[scheikunde] een poedermengsel van een onedel metaal, gewoonlijk aluminium, en een oxide van een edeler metaal, vaak ijzer of koper Voorbeeld: `De redoxreactie die optreedt bij het ontsteken van thermiet doet veel hitte vrijkomen en valt niet te blussen. `
thermisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

['tɛrmis]
wat betrekking heeft op de warmte


Voorbeelden:

`thermisch ondergoed dat je warm houdt tijdens het skiën`,
`thermische isolatie`
thermodynamica
zelfst.naamw.
[natuurkunde] de leer van warmte en arbeid Voorbeeld: `De ontwikkeling van de thermodynamica kwam voort uit de ontwikkeling van de stoommachine enerzijds en van de differentiaalrekening anderzijds. `
thermokoppel
zelfst.naamw.
[natuurkunde] de elektromotorische kracht die in een thermo-element ontstaat (Seebeck-effect)

[gereedschap] toestel waarin een thermokoppel kan worden opgewekt
thermoluminescentie
zelfst.naamw.
[natuurkunde] het vrijkomen van opgeslagen spanningen in een vast materiaal in de vorm van licht bij verhitting ervan Voorbeeld: `Met thermoluminescentie valt de ouderdom van een materiaal te bepalen omdat de blootstelling aan straling gedurende het bestaan ervan spanningen inbouwt in het materiaal. `
thermomechanisch
bijv.naamw.
[materiaalkunde] betrekking hebbend op de verandering van mechanische eigenschappen met de temperatuur
Voorbeeld: `Deze thermomechanische studie ondersteunt die conclusie niet. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het thermomechanisch in de tweede betekenis erin. `
de thermometer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɛrmometər]



Verbuigingen:

thermometer|s (meerv.)
instrument om de temperatuur te meten


Voorbeeld:

`koortsthermometer`
De thermometer stijgt.
(de temperatuur wordt hoger)
thermoregulatie
zelfst.naamw.
[medisch] handhaving van warmte-evenwicht
de thermosfles
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtɛrmɔsflɛs]



Verbuigingen:

thermosfles|sen (meerv.)
fles met een dubbele wand om vloeistoffen op een constante temperatuur te houden


Voorbeeld:

`een thermosfles met warme koffie`
de thermostaat
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛrmɔˈstat]



Verbuigingen:

thermos|taten (meerv.)
schakelaar die automatisch reageert op de omgevingstemperatuur


Voorbeeld:

`de thermostaat van de centrale verwarming`
de thesaurier
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tezɑu'rir]



Verbuigingen:

thesaurier|s (meerv.)



de thesau|rière
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tezɑu'|rjɛ:rə]



Verbuigingen:

thesaurière|s (meerv.)
iemand die verantwoordelijk is voor het beheer van geldzaken


Voorbeelden:

`thesaurier-generaal`,
`thesaurierschap`
de thesaurus
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[te'zɑurʏs]



Verbuigingen:

thesaurus|sen, thesau|ri (meerv.)
woordenboek met alle woorden van een taal of alle woorden die een bepaalde schrijver gebruikt


Voorbeeld:

`de trefwoorden van een thesaurus`
these
zelfst.naamw.
formele stelling Voorbeeld: `Deze these is allang ontkracht. `
thesis
zelfst.naamw.
te verdedigen, te bewijzen stelling

[muziek] de neerslag bij het maatslaan

[letterkunde] toondaling, niet beklemtoonde lettergreep in een versvoet
thio-ether
zelfst.naamw.
[scheikunde] een organische verbinding met de functionele groep R-S-R' Voorbeeld: `In plaats van het gebruikelijke zuurstofatoom van een ether heeft een thio-ether een zwavelatoom. `
thiofosfaat
zelfst.naamw.
[scheikunde] een zout met de zuurrest PS<sub>4</sub><sup>3-</sup> Voorbeeld: `Er is niet zo erg veel bekend over thiofosfaten. `
Thools
bijv.naamw.
Op het eiland Tholen betrekking hebbend Voorbeeld: `De Thoolse dialecten zijn niet voor iedere Nederlandstalige gemakkelijk te verstaan. `
de Thora
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtora]
heilig boek van de joden waarin de wetten van Mozes staan


Voorbeeld:

`thorarollen`
thoracaal
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot de borstkas
de thorax
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['torɑks]



Verbuigingen:

thorax|en (meerv.)
lichaamsdeel tussen ribben en wervelkolom


Voorbeelden:

`thoraxademhaling`,
`thoraxchirurgie`




Synoniem:

borstkas
thorium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Th en atoomnummer 90. Het is een zilverwit actinide
Thot
zelfst.naamw.
[godheid] de Egyptische god van kennis, magie en geleerdheid Voorbeeld: `Thots heilige dier is de ibis en zijn attributen zijn de schrijftafel en griffel. `
threonine
zelfst.naamw.
[scheikunde] een proteïnogeen aminozuur
de thriller
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈɑurɪlər]



Verbuigingen:

thriller|s (meerv.)
boek of film met veel spanning


Voorbeeld:

`Hij heeft veel thrillers geschreven.`
thrombolyticum
zelfst.naamw.
[medisch] middel dat bloedproppen (stolsels) oplost
thrombus
zelfst.naamw.
[medisch] bloedprop
throttlen
werkw.


Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

throttlede/throttelde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gethrottled/gethrotteld (volt.deelw.)
het tijdelijk werken met een lagere processorsnelheid (bijv. bij overbelasting) computer


Voorbeeld:

`als de CPU te weinig stroom krijgt en dan gaat hij throttlen `
I het thuis
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tœys]
woning waar je woont en waar je je prettig voelt


Voorbeeld:

`In Utrecht heb ik mijn tweede thuis gevonden.`
II thuis
bijwoord


Uitspraak:

[tœys]
in je eigen woning


Voorbeelden:

`Is er iemand thuis?`,
`niemand thuis treffen`
je ergens thuis voelen
(je ergens op je gemak voelen)
doen alsof je thuis bent
(het jezelf gemakkelijk maken)
nog thuis wonen
(als volwassene nog bij je ouders wonen)
niet thuis geven
(niet reageren)
Hou je handen thuis!
(niet aankomen)
Samen uit, samen thuis.
(waar je samen aan begint, moet je ook samen afmaken)
thuisbasis
zelfst.naamw.
de plek waarnaar iemand steeds terugkeert of waar iemand thuishoort Voorbeeld: `Deze gebruiker maakt gebruik van een universele login met als thuisbasis WikiWoordenboek in het Nederlands. `
thuisbezorgen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtœysbəzɔrxə(n)]



Verbuigingen:

bezorgde thuis (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft thuisbezorgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij iemand aan huis bezorgen


Voorbeeld:

`een pizza laten thuisbezorgen`
thuisbezorgen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtœysbəzɔrxə(n)]



Verbuigingen:

bezorgde thuis (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft thuisbezorgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij iemand aan huis bezorgen


Voorbeeld:

`een pizza laten thuisbezorgen`
thuisblijven
werkw.
de eigen woning niet verlaten Voorbeeld: `We zijn gewoon lekker een avondje thuisgebleven. `
thuisbrengen
werkw.


Uitspraak:

['tœysbrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht thuis (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft thuisgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar huis of (bij iemand) aan huis brengen


Voorbeeld:

`Ik kom je halen en dan zal ik je vanavond ook wel thuisbrengen.`



2) kunnen zeggen waar iets of iemand bij hoort


Voorbeeld:

`iets proeven waarvan je de smaak niet kunt thuisbrengen`
de thuisclub
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tœysklʏp]



Verbuigingen:

thuisclub|s (meerv.)
ploeg die een thuiswedstrijd speelt


Voorbeeld:

`de supporters van een thuisclub`




Antoniem:

uitclub
thuisfront
zelfst.naamw.
familie en bekenden van een persoon die uitgezonden is naar een oorlogsgebied
thuisblijven
werkw.
de eigen woning niet verlaten Voorbeeld: `We zijn gewoon lekker een avondje thuisgebleven. `
thuisbrengen
werkw.


Uitspraak:

['tœysbrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht thuis (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft thuisgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) naar huis of (bij iemand) aan huis brengen


Voorbeeld:

`Ik kom je halen en dan zal ik je vanavond ook wel thuisbrengen.`



2) kunnen zeggen waar iets of iemand bij hoort


Voorbeeld:

`iets proeven waarvan je de smaak niet kunt thuisbrengen`
thuishoren
werkw.


Uitspraak:

[ˈtœyshorə(n)]



Verbuigingen:

hoorde thuis (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft thuisgehoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens je eigen plek hebben


Voorbeeld:

`Ik hoor hier thuis.`
Welk woord hoort in dit rijtje niet thuis?
(welk woord past niet in dit rijtje?)
thuiskomen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtœyskomə(n)]



Verbuigingen:

kwam thuis (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is thuisgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(weer) in je eigen huis komen


Voorbeeld:

`na de bioscoop laat thuiskomen`
thuishoren
werkw.


Uitspraak:

[ˈtœyshorə(n)]



Verbuigingen:

hoorde thuis (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft thuisgehoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ergens je eigen plek hebben


Voorbeeld:

`Ik hoor hier thuis.`
Welk woord hoort in dit rijtje niet thuis?
(welk woord past niet in dit rijtje?)
thuiskomen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtœyskomə(n)]



Verbuigingen:

kwam thuis (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is thuisgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(weer) in je eigen huis komen


Voorbeeld:

`na de bioscoop laat thuiskomen`
het thuisland
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tœyslɑnt]



Verbuigingen:

thuisland|en (meerv.)
gebied in Zuid-Afrika met een beperkte zelfstandigheid dat aan de Bantoes toegewezen werd


Voorbeeld:

`Dertien procent van Zuid-Afrika bestond uit thuislanden.`
de thuislevering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tœyslevərɪŋ]



Verbuigingen:

thuislevering|en
het aan huis leveren van iets


Voorbeelden:

`thuislevering van pizza's`,
`Thuislevering is mogelijk vanaf 18.00 uur.`
het thuisvoordeel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tœysfordel]
het bevoordeeld zijn van een thuisclub omdat die op eigen terrein speelt


Voorbeeld:

`het team dat het thuisvoordeel heeft in een wedstrijd`
de thuiswedstrijd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tœyswɛtstrɛit]



Verbuigingen:

thuiswedstrijd|en (meerv.)
match die gespeeld wordt op eigen terrein


Voorbeeld:

`de eerste thuiswedstrijd van het seizoen spelen`




Antoniem:

uitwedstrijd
thuiswerken
werkw.


Uitspraak:

['tœyswɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte thuis (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft thuisgewerkt (volt.deelw.)
je werk van thuis uit doen


Voorbeeld:

`twee dagen per week thuiswerken om meer tijd te hebben om voor je kinderen te zorgen`
de thuiszorg
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtœysɔrx]
verzorging aan huis voor zieken, bejaarden of gehandicapten
thulium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Tm en atoomnummer 69. Het is een zilverwit lanthanide
thyroïd
zelfst.naamw.
een (endocriene) klier gelegen aan de voorzijde van de hals, voor het strottenhoofd, tegen de luchtpijp aan Voorbeeld: `Onder invloed van TSH maakt de thyroïd schildklierhormoon aan. `
thyrostaticum
zelfst.naamw.
[medisch] stof die de schildklierwerking remt Voorbeeld: `Gelijktijdige behandeling van hyperthyroïdie nadat een euthyreoïde toestand bereikt is, is geïndiceerd tijdens de periode dat een thyrostaticum gegeven wordt. `
thyrotoxicose
zelfst.naamw.
[medisch] een overmatige hoeveelheid van schildklierhormoon in het lichaam door versterkte eigen productie of door inname ervan
thyroxine
zelfst.naamw.
[biochemie] 3,3,5,5-L-tetrajoodthyronine, beter bekend als T<sub>4</sub>, een prohormoon dat geproduceerd en afgescheiden wordt door de schildklier Voorbeeld: `Alleen thyroxine dat niet gebonden is aan transporteiwitten is in staat om biologische effecten tot stand te brengen. `
ti
afkorting
symbool voor het scheikundig element titanium chemie


Voorbeeld:

`Ti staat bekend om de goede corrosiebestendige eigenschappen. `




Synoniem:

titaan
de TIA
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tija]



Verbuigingen:

TIA|'s (meerv.)
transient ischaemic attack>
aandoening waarbij de bloeddoorstroming naar de hersenen kort onderbroken wordt en die kan leiden tot een beroerte


Voorbeeld:

`Mensen met een hoge bloeddruk hebben meer kans om een TIA te krijgen.`
Tibetaans
zelfst.naamw.
[taal] een taal die wordt gesproken in Tibet en buiten Tibet door een grote groep vluchtelingen Voorbeeld: `Het Tibetaans is wel degelijk een levende taal. `
de tic
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɪk]



Verbuigingen:

tic|s (meerv.)
1) beweging die je steeds maakt zonder dat je dat wil (bijvoorbeeld je wenkbrauwen optrekken)


Voorbeeld:

`een tic hebben`




Synoniem:

zenuwtrek


2) typische gewoonte


Voorbeeld:

`Hij draagt nooit sokken, dat is een rare tic van hem.`



3) scheut alcohol in je frisdrank


Voorbeeld:

`jus d'orange met een tic`
het ticket
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɪkət]



Verbuigingen:

ticket|s (meerv.)
toegangskaartje of reisbiljet voor het vliegtuig of de boot


Voorbeeld:

`tickets online bestellen`




Synoniem:

kaartje
de tiebreak
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɑjbrek]



Verbuigingen:

tiebreak|s (meerv.)
wedstrijd die uit moet maken wie de winnaar is


Voorbeeld:

`een spannende tiebreak met wisselende kansen`
tien
telwoord


Uitspraak:

[tin]
het getal 10
met z'n tienen zijn
(met tien personen zijn)
een tien halen voor...
(het hoogst haalbare schoolcijfer krijgen voor...)
Een tien met een griffel!
(zeer goed!)
praatjes voor tien hebben
(veel praatjes hebben)
tien tegen één
(bijna zeker)
tiende
rangtelwoord


Uitspraak:

[tində]
1) in een volgorde>
nummer 10


Voorbeeld:

`de tiende juli`



2) gedeeld door tien


Voorbeeld:

`een tiende deel`
tiendpachter
zelfst.naamw.
[middeleeuwen] iemand die in naam van de tiendheer door middel van zijn tiendgaarders een tiende van de oogst van de tiendplichtige boeren inde
tiendplichtige
zelfst.naamw.
[middeleeuwen] iemand die verplicht was een tiende deel van zijn oogst af te staan aan de eigenaar van het pand dat hij bebouwde Voorbeeld: `De tiendplichtigen bewerkten vaak land dat aan de kerk toebehoorde. `
tienduizend
telwoord


Uitspraak:

[ˈtindœyzənt]
het getal 10.000
de tiener
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtinər]



Verbuigingen:

tiener|s (meerv.)
jongere tussen de tien en twintig jaar oud
de tienermoeder
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tinərmudər]



Verbuigingen:

tienermoeder|s (meerv.)
meisje dat in haar tienerjaren zwanger raakt


Voorbeeld:

`een vijftienjarige tienermoeder die door haar ouders het huis uitgezet wordt`
de tiener
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtinər]



Verbuigingen:

tiener|s (meerv.)
jongere tussen de tien en twintig jaar oud
de tienkamp
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tinkɑmp]
wedstrijd in de atletiek die uit tien onderdelen bestaat


Voorbeeld:

`de vijfkamp, de zevenkamp en de tienkamp`
de tienrittenkaart
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tin'rɪtə(n)kart]



Verbuigingen:

tienrittenkaart|en (meerv.)
plaatsbewijs dat goed is voor tien ritten met de bus, tram of metro


Voorbeeld:

`Als je regelmatig de tram neemt, dan kun je beter een tienrittenkaart kopen.`
het tientje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtincə]



Verbuigingen:

tientje|s (meerv.)
biljet van tien euro
lopen als een tierelier
(heel goed lopen)
als een tierelier werken
(heel goed werken)
tieren
werkw.


Uitspraak:

[ˈtirə(n)]



Verbuigingen:

tierde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getierd (volt.deelw.)
1) heftig schreeuwen omdat je boos bent


Voorbeeld:

`als een gek staan te vloeken en te tieren`




Synoniemen:

razen, tekeergaan
2)


welig tieren
(voorspoedig in overvloed groeien) Synoniem: goed gedijen
de tierlantijn
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tirlɑnˈtɛin]



Verbuigingen:

tierlantijn|en (meerv.)
nutteloos versiersel
de tiet
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tit]



Verbuigingen:

tiet|en (meerv.)
elk van de twee borsten van een vrouw
tiewrappen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tie - wrap - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tiewrapte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getiewrapt (volt.deelw.)
iets met een bundelbandje vastmaken of samenbinden


Voorbeeld:

`alle snoeren en kabels achter het bureau tiewrappen zodat ze niet door elkaar heen liggen te slingeren`
tig
telwoord


Uitspraak:

[tɪx]
groot aantal


Voorbeeld:

`Ik heb je al tig keer gevraagd je rotzooi op te ruimen.`




Synoniem:

veel
Tigak
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Papoea-Nieuw-Guinea gesproken wordt Voorbeeld: `Hoeveel kost een vertaler voor het Tigak? `
Tigrinya
zelfst.naamw.
[taal] taal gesproken door meer dan 5 miljoen mensen in Eritrea, Ethiopië, Duitsland en Israël
het tij
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tɛi]



Verbuigingen:

tij|en (meerv.)
eb en vloed


Synoniem:

getij(de)
hoog tij
(moment dat de vloed het hoogst is)
laag tij
(moment dat de eb ophoudt)
het tij keren
(de situatie veranderen)
de tijd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛit]



Verbuigingen:

tijd|en (meerv.)
1) opeenvolging van de momenten tussen vroeger en later
2) bepaald punt in een opeenvolging van momenten


Synoniemen:

tijdstip, moment
3) deel van de opeenvolging van momenten


Voorbeeld:

`lange/geruime tijd`
Synoniem:

periode
4) rijtje van werkwoordsvormen die het heden, verleden of toekomst aanduiden taalkunde


Voorbeelden:

`de verleden tijd`,
`de toekomende tijd`
zeeën van tijd hebben
(helemaal geen haast hebben)
de tijd aan zich hebben
(geen haast hebben)
De tijd dringt.
(het moet snel gebeuren)
De tijd vliegt.
(de tijd gaat snel voorbij)
de tijd verdrijven
(iets doen waardoor het lijkt dat de tijd sneller gaat)
Dat heeft de tijd.
(dat kan wachten)
De tijd zal het leren.
(dat zullen we later weten)
De tijd heelt alle wonden.
(uiteindelijk gaat al het verdriet voorbij)
als ik tijd van leven heb
(als ik dan nog leef)
in minder dan geen tijd
(heel snel)
na verloop van tijd
(als er een periode voorbij is)
op tijd komen
(op het afgesproken moment komen)
hoogste tijd om te vertrekken
(het moment is echt daar om weg te gaan)
bij tijd en wijle
(soms)
van tijd tot tijd
(af en toe, soms)
over tijd zijn
((van vrouwen) niet ongesteld worden op het uitgerekende moment (en dus misschien zwanger zijn))
Heeft u de juiste tijd?
(weet u hoe laat het is?)
te allen tijde
(altijd)
te zijner tijd
(op een later, nog niet bepaald moment)
vrije tijd
(de uren en dagen dat je niet werkt)
Je tijd is om.
(je tijd is voorbij)
ten tijde van Filips de Schone
(in de periode dat Filips de Schone aan de macht was)
uit de tijd zijn
(achterhaald, ouderwets zijn)
bij de tijd zijn
(modern zijn)
de hulpwerkwoorden van tijd
(de werkwoorden 'hebben', 'zijn' en 'zullen')
tijdelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛidələk]
voor een bepaalde periode


Voorbeelden:

`een tijdelijke aanstelling`,
`een weg tijdelijk afsluiten voor het verkeer`




Antoniemen:

definitief, blijvend,



Synoniem:

voorlopig
tijdens
voorzetsel


Uitspraak:

[ˈtɛidəns]
ten tijde van


Voorbeeld:

`Tijdens de zomermaanden zijn de toegangstijden gewijzigd.`




Synoniem:

gedurende
de tijdgeest
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɛitxest]



Verbuigingen:

tijdgeest|en (meerv.)
manier waarop mensen denken of handelen in een bepaalde periode


Voorbeelden:

`de tijdgeest van de jaren dertig en veertig`,
`de huidige tijdgeest`
de tijdgenoot
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɛitxənot]



Verbuigingen:

tijdge|noten (meerv.)
iemand die in dezelfde periode leeft


Voorbeeld:

`Cervantes en Shakespeare waren tijdgenoten.`
tijdrekken
werkw.
trachten een proces te verhinderen door moedwillig tijd te verspillen Voorbeeld: `De oppositie rekte zoveel mogelijk tijd om de hervorming van het gezondheidsstelsel tegen te houden. `
tijdig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛidəx]
op het juiste moment


Voorbeeld:

`tijdig maatregelen nemen`




Antoniem:

te laat



Synoniemen:

op tijd, bijtijds
tijdloos
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛitlos]
niet herkenbaar als horend bij een bepaalde periode


Voorbeeld:

`een tijdloos model kast`




Antoniem:

modieus
tijdmachine
zelfst.naamw.
een onbestaande machine waarmee men zich door de tijd kan verplaatsen Voorbeeld: `Kinderen geloven vaak dat er tijdmachines bestaan. `
het tijdperk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛitpɛrk]



Verbuigingen:

tijdperk|en (meerv.)
periode met bepaalde eigen kenmerken


Voorbeeld:

`Een nieuw tijdperk breekt aan.`




Synoniem:

tijdvak
het stenen tijdperk
(prehistorische periode toen de mensen hun werktuigen en gebruiksvoorwerpen van steen maakten)
tijdrekening
zelfst.naamw.
een telsysteem om te kunnen werken met het verschijnsel van de voortdurende opeenvolging van gebeurtenissen Voorbeeld: `Elke cultuur kent zo zijn eigen tijdrekening, vaak gebaseerd op regelmatige verschijnselen aan het firmament. `
tijdrekken
werkw.
trachten een proces te verhinderen door moedwillig tijd te verspillen Voorbeeld: `De oppositie rekte zoveel mogelijk tijd om de hervorming van het gezondheidsstelsel tegen te houden. `
tijdrijden
werkw.


Uitspraak:

['tɛitrɛidə(n)]
(in het wielrennen) een tijdrit rijden sport


Voorbeeld:

`het wereldkampioenschap tijdrijden`
de tijdrit
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɛitrɪt]



Verbuigingen:

tijdrit|ten (meerv.)
etappe waarbij wielrenners om de beurt vertrekken en een bepaalde afstand zo snel mogelijk moeten afleggen


Voorbeelden:

`bergtijdrit`,
`ploegentijdrit`
tijdrovend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɛit'rovənt]
wat veel tijd in beslag neemt


Voorbeeld:

`een tijdrovend karweitje`
het tijdschema
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɛitsxema]



Verbuigingen:

tijdschema|'s (meerv.)
overzicht van de tijdstippen waarop iets plaatsvindt


Voorbeeld:

`het tijdschema van een festival waarop je kunt zien op welk tijdstip een groep speelt`
het tijdschrift
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛitsxrɪft]



Verbuigingen:

tijdschrift|en (meerv.)
blad om te lezen dat regelmatig verschijnt


Voorbeelden:

`een computertijdschrift`,
`een vaktijdschrift`




Synoniem:

periodiek
het tijdschrift
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛitsxrɪft]



Verbuigingen:

tijdschrift|en (meerv.)
blad om te lezen dat regelmatig verschijnt


Voorbeelden:

`een computertijdschrift`,
`een vaktijdschrift`




Synoniem:

periodiek
tijdsduur
zelfst.naamw.
de tijd dat iets duurt
Voorbeeld: `De nummers op deze cd variëren in tijdsduur van drie tot acht minuten. `
een tijdsspan
tijdseenheid
zelfst.naamw.
een eenheid om de tijdsduur tussen twee tijdstippen te beschrijven.
tijdsinterval
zelfst.naamw.
de duur tussen twee momenten in de tijd Voorbeeld: `Het tijdsinterval tussen de regenbuien was erg kort. `
de tijdspanne
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɛitspɑnə]



Verbuigingen:

tijdspanne|n (meerv.)
tijd die je voor iets hebt of krijgt


Voorbeelden:

`in een korte tijdspanne verhuizen`,
`een tijdspanne van twee dagen`
het tijdstip
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛitstɪp]



Verbuigingen:

tijdstip|pen (meerv.)
bepaald moment in de tijd (1)


Voorbeeld:

`uitstellen tot een later tijdstip`




Synoniem:

tijd
het tijdstip
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛitstɪp]



Verbuigingen:

tijdstip|pen (meerv.)
bepaald moment in de tijd (1)


Voorbeeld:

`uitstellen tot een later tijdstip`




Synoniem:

tijd
het tijdvak
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɛitfɑk]



Verbuigingen:

tijdvak|ken (meerv.)
periode met bepaalde eigen kenmerken


Voorbeelden:

`In welk tijdvak leefden er dinosaurussen?`,
`geologische tijdvakken`




Synoniem:

tijdperk
het tijdverdrijf
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛitfərdrɛif]
(vooral leuke) bezigheid
het tijdverlies
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɛitfərlis]
tijd die niet nuttig besteed kan worden


Voorbeeld:

`Die computerstoring betekende een hoop tijdverlies.`
de tijdzone
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɛitsɔ:nə, 'tɛitsonə]



Verbuigingen:

tijdzone|s (meerv.)
elk van de verschillende gebieden op aarde met een verschillende tijd


Voorbeelden:

`Een tijdzone wordt aangeduid met de afkorting GMT of UTC.`,
`België en Nederland liggen in de tijdzone UTC+1.`
tijgen
werkw.
[verouderd] beschuldigen

[verouderd] ergens naar toegaan
Voorbeeld: `Zij tijgen 's zondags tweemaal ter kerke. `
[verouderd] beginnen werken
Voorbeeld: `Wij tijgen aan het werk. `
de tijger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɛixər]



Verbuigingen:

tijger|s (meerv.)
roofdier dat lijkt op een grote kat, met een gele vacht en zwarte strepen
een papieren tijger
(iets wat gevaarlijk lijkt, maar dat niet is)
tijgerin
zelfst.naamw.
[zoogdieren] vrouwelijke tijger
tijgerin
zelfst.naamw.
[zoogdieren] vrouwelijke tijger
tijgerkat
zelfst.naamw.
[dierkunde] 'Leopardus tigrinus', een klein katachtig zoogdier dat samen met de ocelot, de margay, de Geoffroy-kat en de nachtkat tot de groep van de pardelkatten behoort
de tijgerlelie
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɛixərleli]



Verbuigingen:

tijgerlelie|s (meerv.)
plant uit de leliefamilie met bloemen in verschillende kleuren met donkere vlekjes


Voorbeeld:

`een tijgerlelie met oranje bloemen`
de tijger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɛixər]



Verbuigingen:

tijger|s (meerv.)
roofdier dat lijkt op een grote kat, met een gele vacht en zwarte strepen
een papieren tijger
(iets wat gevaarlijk lijkt, maar dat niet is)
tijgen
werkw.
[verouderd] beschuldigen

[verouderd] ergens naar toegaan
Voorbeeld: `Zij tijgen 's zondags tweemaal ter kerke. `
[verouderd] beginnen werken
Voorbeeld: `Wij tijgen aan het werk. `
tijk
zelfst.naamw.
[m] de stof die als een huid om de kern van een matras is aangebracht

[n] het materiaal gebruikt voor [1]
de tijm
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɛim]
kruid dat vooral in de keuken gebruikt wordt


Voorbeelden:

`wilde tijm`,
`je gerecht kruiden met verse tijm en laurier`
de tik
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɪk]



Verbuigingen:

tik|ken (meerv.)
zachte klap of slag


Voorbeeld:

`een tik uitdelen/geven`
iemand een tik op de vingers geven
(iemand laten weten dat hij of zij iets doet wat niet mag)
aantikken
werkw.


Uitspraak:

['antɪkə(n)]



Verbuigingen:

tikte aan (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) een tik geven op (iets)


Verbuigingen:

heeft aangetikt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`los lood aantikken`



2) bij het eindpunt van de zwembaan tegen de wand tikken sport


Verbuigingen:

heeft aangetikt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`aantikken met twee handen vlak`



3) flink oplopen in de kosten


Verbuigingen:

is aangetikt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Met je mobieltje bellen vanuit het buitenland kan flink aantikken.`
aftikken
werkw.


Uitspraak:

['ɑftɪkə(n)]



Verbuigingen:

tikte af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgetikt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) betalen informeel


Voorbeelden:

`Wie een prijs in de loterij wint kan meteen aftikken bij de belasting.`,
`even 1200 euro moeten aftikken voor achterstallige boetes`



2) de as afslaan van (een sigaret enz.)


Voorbeeld:

`Waar moet je je sigaret aftikken als de asbakken vol zijn?`



3) het opgeven (in een wedstrijd) sport


Voorbeeld:

`je tegenstander laten aftikken`



4) door tikken het spelen stoppen muziek


Voorbeeld:

`De dirigent tikt af met zijn dirigeerstokje als hij niet tevreden is.`
het tikje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɪkjə]



Verbuigingen:

tikje|s (meerv.)
beetje


Synoniem:

tikkeltje
een tikje te veel
(een beetje te veel)
het tikkeltje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɪkəlcə]



Verbuigingen:

tikkeltje|s (meerv.)
beetje


Voorbeeld:

`Ok, ik geef toe dat ik een tikkeltje jaloers ben als je met andere meisjes praat.`




Synoniem:

tikje
Tikopia
zelfst.naamw.
[taal] een taal die op de Solomon-eilanden gesproken wordt Voorbeeld: `Hoeveel kost een vertaler voor het Tikopia? `
aantikken
werkw.


Uitspraak:

['antɪkə(n)]



Verbuigingen:

tikte aan (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) een tik geven op (iets)


Verbuigingen:

heeft aangetikt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`los lood aantikken`



2) bij het eindpunt van de zwembaan tegen de wand tikken sport


Verbuigingen:

heeft aangetikt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`aantikken met twee handen vlak`



3) flink oplopen in de kosten


Verbuigingen:

is aangetikt (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Met je mobieltje bellen vanuit het buitenland kan flink aantikken.`
de til
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɪl]
1) hok waarin je duiven houdt


Verbuigingen:

til|len (meerv.)



Voorbeeld:

`duiventil`




Synoniem:

duivenhok
2)


op til zijn
(in aantocht, op komst zijn) `Er zijn enkele veranderingen op til in mijn leven.`
optillen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔptɪlə(n)]



Verbuigingen:

tilde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgetild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets dat betrekkelijk zwaar is of iemand) van de grond omhoog heffen


Voorbeeld:

`een grote doos optillen en op tafel zetten`
de tilbury
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɪlbəri]



Verbuigingen:

tilbury|'s (meerv.)
koets voor twee personen dat door één paard getrokken wordt


Voorbeelden:

`een Noord-Hollandse tilbury`,
`een Friese tilbury`
tilde
zelfst.naamw.
[taalkunde] het diakritisch teken ~ dat meestal boven letters wordt aangebracht.
Voorbeeld: `De ã, ñ, õ, ũ, Ã, Ñ, Õ en Ũ zijn voorbeelden van toepassing van de tilde. `
[wiskunde] [natuurkunde] in de natuurwetenschappen als zelfstandig symbool gebruikt om evenredigheid aan te duiden.
tillen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɪlə(n)]



Verbuigingen:

tilde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met je handen iets zwaars omhoog brengen


Voorbeelden:

`een zware koffer tillen`,
`rugklachten krijgen door verkeerd te tillen`




Synoniemen:

optillen, opheffen, opbeuren
2) oplichten


Voorbeeld:

`iemand voor duizend euro tillen`




Synoniem:

afzetten
zwaar aan iets tillen
(iets erg belangrijk vinden)
op tilt slaan/springen
((van een flipperkast) ophouden omdat eraan wordt geschud)
op tilt slaan/springen
((van mensen) buiten zich zelf raken door woede of spanning)
Tim
zelfst.naamw.
[naam-m] een jongensnaam Voorbeeld: `Tim ging meestal met de motor naar zijn werk. `
Tima
zelfst.naamw.
[taal] een Kordofaanse taal met een onbekend aantal sprekers in de Zuid-Soedan Voorbeeld: `Sprekers van het Tima wonen in de Nubaheuvels ten zuiden van Katla. `
timen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɑjmə(n)]



Verbuigingen:

timede (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getimed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) vaststellen wanneer iets gaat gebeuren


Voorbeeld:

`een goed getimede actie`




Synoniem:

plannen


2) meten hoe lang iets duurt


Voorbeeld:

`met een stopwatch de rondetijden timen`
de time-out
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɑjm'ɑut]



Verbuigingen:

time-out|s (meerv.)
keer dat een sportwedstrijd onderbroken wordt


Voorbeelden:

`tijdens de time-out bespreken volgens welke strategie je het vervolg van de wedstrijd gaat spelen`,
`een time-out nemen`
timen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɑjmə(n)]



Verbuigingen:

timede (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getimed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) vaststellen wanneer iets gaat gebeuren


Voorbeeld:

`een goed getimede actie`




Synoniem:

plannen


2) meten hoe lang iets duurt


Voorbeeld:

`met een stopwatch de rondetijden timen`
timen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɑjmə(n)]



Verbuigingen:

timede (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getimed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) vaststellen wanneer iets gaat gebeuren


Voorbeeld:

`een goed getimede actie`




Synoniem:

plannen


2) meten hoe lang iets duurt


Voorbeeld:

`met een stopwatch de rondetijden timen`
timelapsen
werkw.


Afbreekpatroon:

'time - lap - sen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

timelapste (verl.tijd )



Verbuigingen:

getimelapst (volt.deelw.)
het achter elkaar laten zien van beelden in een dusdanig tempo zodat het lijkt of er beweging in zit fotografie


Voorbeeld:

`foto's van een ontluikende bloem timelapsen `
timesharen
werkw.


Afbreekpatroon:

'time - sha - ren



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

timesharede (verl.tijd )



Verbuigingen:

getimeshared (volt.deelw.)
samen iets in overleg delen


Voorbeeld:

`een auto timesharen om kosten en het milieu te sparen`
de timesharing
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɑjmʃɛ:rɪŋ]
1) systeem waarbij verschillende mensen tegelijkertijd gebruikmaken van één computer computers


Voorbeeld:

`de ontwikkeling van timesharing in de jaren zeventig`



2) systeem waarbij je samen met anderen een vakantiewoning koopt en er dan elk jaar voor een bepaalde periode mag verblijven


Voorbeeld:

`mensen wettelijk beschermen tegen oplichters bij timesharing`




Synoniem:

periode-eigendom
timide
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tiˈmidə]
een beetje bang en onzeker


Voorbeeld:

`een timide kleuter`




Synoniemen:

bedeesd, verlegen
timmeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɪmərə(n)]



Verbuigingen:

timmerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getimmerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van hout maken (met hamer en spijkers)


Voorbeeld:

`een schutting timmeren`
iemand in elkaar timmeren
(iemand in elkaar slaan)
de timmerman
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɪmərmɑn]



Verbuigingen:

timmerman|nen, timmer|lui, timmer|lieden (meerv.)
iemand die voor zijn beroep timmert
Timugon Murut
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Maleisië gesproken wordt Voorbeeld: `Zijn er überhaupt wel vertalers of tolken voor het Timugon Murut? `
het tin
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tɪn]
buigzaam metaal met de kleur van dof zilver
Tindi
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Rusland gesproken wordt Voorbeeld: `Het Tindi heeft nog minder dan 7000 sprekers en is dus een bedreigde taal. `
tinea pedis
zelfst.naamw.
[medisch] schimmelziekte aan de voet
tingelen
werkw.


Uitspraak:

['tɪŋələ(n)]



Verbuigingen:

tingelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getingeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
hoge, scherpe geluiden laten horen of spelen


Voorbeeld:

`belletjes die tingelen`
op een piano tingelen
(onzorgvuldig of ongeïnteresseerd pianospelen)
tinhoudend
bijv.naamw.
[geologie] het metaal tin bevattend Voorbeeld: `Er zijn daar tinhoudende ertslagen aangetroffen. `
het tinnef
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɪnəf]
onbeschofte mensen


Voorbeeld:

`het tinnef dat in de achterbuurten van een stad woont`




Synoniemen:

tennef, tuig (2), gespuis, schorem
tinnen
bijv.naamw.
van tin vervaardigd Voorbeeld: `Hij gebruikte er een tinnen bord voor. `
tinnitus
zelfst.naamw.
[medisch] oorsuizen
de tint
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɪnt]



Verbuigingen:

tint|en (meerv.)
kleur die iets lichter of donkerder is dan een andere kleur


Voorbeelden:

`verschillende tinten rood`,
`een interieur in warme tinten`,
`een jurk in zachte tinten`




Synoniem:

kleurschakering
een toespraak met een vrolijk tintje
(een beetje vrolijke toespraak)
tintelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɪntələ(n)]



Verbuigingen:

tintelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getinteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een zacht, prikkelend gevoel geven


Voorbeeld:

`Mijn handen tintelen van de kou.`
Tinus
zelfst.naamw.
[naam-m] jongensnaam

[spellingsalfabet] spelwoord van het Nederlandse spellingalfabet voor de letter t
de tip
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɪp]
1) uiterste puntje van iets


Verbuigingen:

tip|pen (meerv.)



Voorbeeld:

`een tipje sigarenas`
2) korte, handige aanwijzing


Verbuigingen:

tip|s (meerv.)



Voorbeeld:

`Mag ik je een tip geven?`




Synoniemen:

wenk, suggestie, advies


3) extra geld dat je geeft aan een ober of taxichauffeur


Verbuigingen:

tip|s (meerv.)



Voorbeeld:

`een tip achterlaten voor het kamermeisje`




Synoniem:

fooi
een tipje van de sluier oplichten
(een deel van het geheim onthullen)
tipi
zelfst.naamw.
een tent tent met een puntdak die o.a. gebruikt wordt door de Noord-Amerikaanse indianen Voorbeeld: `Hij is zo gefascineerd door de indianen dat hij een echte tipi aangeschaft heeft. `
tiplijn
zelfst.naamw.


Verbuigingen:

tiplijnen
telefoonnummer waar men bepaalde informatie kan melden communicatie


Voorbeeld:

`Bij de tiplijn kunt u alles kwijt wat u aan ons wilt melden over criminaliteit in de regio, het mag ook anoniem.`
tipp-exen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tipp- exen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tipp-exte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getipp-ext (volt.deelw.)
foutjes bedekken met correctievloeistof


Voorbeeld:

`spelfouten tipp-exen zodat je ze niet meer ziet`
tippelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɪpələ(n)]



Verbuigingen:

tippelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getippeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met kleine, vlugge pasjes lopen


Voorbeeld:

`De jonge hondjes tippelden over het keukenzeil.`




Synoniem:

trippelen


2) (van prostituees) op straat naar klanten zoeken


Voorbeeld:

`Officieel is tippelen hier verboden.`
tippen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɪpə(n)]



Verbuigingen:

tipte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getipt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) een aanwijzing geven


Voorbeeld:

`de politie tippen`
Opzoeken:












tippen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɪpə(n)]



Verbuigingen:

tipte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getipt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen


1) een aanwijzing geven


Voorbeeld:

`de politie tippen`



2)


ergens niet aan kunnen tippen
(iets niet kunnen evenaren)
tipper
zelfst.naamw.
de persoon die een tip geeft. Voorbeeld: `De tipper kreeg een geldbeloning voor de tip. `
de tip
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɪp]
1) uiterste puntje van iets


Verbuigingen:

tip|pen (meerv.)



Voorbeeld:

`een tipje sigarenas`
2) korte, handige aanwijzing


Verbuigingen:

tip|s (meerv.)



Voorbeeld:

`Mag ik je een tip geven?`




Synoniemen:

wenk, suggestie, advies


3) extra geld dat je geeft aan een ober of taxichauffeur


Verbuigingen:

tip|s (meerv.)



Voorbeeld:

`een tip achterlaten voor het kamermeisje`




Synoniem:

fooi
een tipje van de sluier oplichten
(een deel van het geheim onthullen)
tipsy
bijv.naamw.


Uitspraak:

['tɪpsi]
beetje dronken


Voorbeeld:

`Als ik drink dan ben ik vaak tipsy maar nooit stomdronken.`




Synoniemen:

teut, aangeschoten
tippen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɪpə(n)]



Verbuigingen:

tipte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getipt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) een aanwijzing geven


Voorbeeld:

`de politie tippen`
2)


ergens niet aan kunnen tippen
(iets niet kunnen evenaren)
tiptop
bijv.naamw.


Uitspraak:

['tɪptɔp]
heel goed


Voorbeelden:

`alles is tiptop in orde`,
`er tiptop uitzien`




Synoniemen:

uitstekend, prima
de tiran
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tiˈrɑn]



Verbuigingen:

tiran|nen (meerv.)
iemand die regeert door middel van geweld en onderdrukking


Synoniemen:

dictator, despoot
de tirannie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tirɑ'ni]



Verbuigingen:

tirannie|ën (meerv.)
vorm van regeren met behulp van geweld en onderdrukking


Voorbeeld:

`de tirannie van Hitler`
tiranniek
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tirɑ'nik]
wat betrekking heeft op een tirannie


Voorbeelden:

`een tirannieke leider`,
`een tiranniek bewind voeren`
de tissue
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɪʃu]



Verbuigingen:

tissue|s (meerv.)
papieren zakdoekje


Voorbeeld:

`je tranen wegvegen met een tissue`
titaan
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Ti en atoomnummer 22. Het is een grijs overgangsmetaal
titaanhoudend
bijv.naamw.
[geologie] het element titaan bevattend Voorbeeld: `Er zijn daar titaanhoudende ertslagen aangetroffen. `
de titanenstrijd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ti'tanə(n)strɛit]
groot gevecht of hevige ruzie


Voorbeeld:

`de titanenstrijd tussen twee politieke partijen`




Synoniem:

titanengevecht
het titanenwerk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ti'tanə(n)wɛrk]
bijzonder zwaar en moeilijk werk


Voorbeeld:

`Het vormen van een regering blijkt voor de Belgische politici een titanenwerk te zijn.`
titanium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Ti en atoomnummer 22. Het is een grijs overgangsmetaal

[element|eng] titaan
de titel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtitəl]



Verbuigingen:

titel|s (meerv.)
1) naam van een tekst, film of kunstwerk


Voorbeeld:

`De titel van het boek is "Honderd jaar eenzaamheid".`
2) toegevoegde kwalificatie aan je naam omdat je van adel bent of een bepaalde universitaire opleiding hebt


Voorbeelden:

`'Ingenieur', 'doctor' en 'master' zijn academische titels.`,
`een adellijke titel`



3) kwalificatie als kampioen sport


Voorbeeld:

`de titel van landskampioen`
een pakkende titel
(een titel die publiek aantrekt)
het titelgevecht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['titəlxəvɛxt]



Verbuigingen:

titelgevecht|en (meerv.)
(boks)wedstrijd die bepaalt of iemand titelhouder wordt of niet


Voorbeeld:

`een Europees titelgevecht`
de titelhouder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['titəlhɑudər]



Verbuigingen:

titelhouder|s (meerv.)
iemand of een groep die de titel van kampioen draagt


Voorbeeld:

`Titelhouder verliest van aartsrivaal.`
de titelstrijd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['titəlstrɛit]
wedstrijd die bepaalt wie of welke groep titelhouder wordt


Voorbeeld:

`een spannende titelstrijd`
de titelverdediger
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['titəlvərdedəxər]



Verbuigingen:

titelverdediger|s (meerv.)
persoon of groep die zijn titel verdedigt in een wedstrijd


Voorbeeld:

`Die kleine Italiaan is de titelverdediger in de Spaanse wielerronde.`
titer
zelfst.naamw.
[medisch]: hoogste verdunning van een stof die nog werkzaam blijft

[scheikunde]: een onbekende concentratie nader door titratie te bepalen
de titularis
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tity'larɪs]



Verbuigingen:

titularis|sen (meerv.)
1) iemand die les geeft


Voorbeeld:

`klastitularis`




Synoniem:

leraar


2) iemand die iets bezit


Voorbeeld:

`de titularis van een auteursrecht`




Synoniem:

houder
de titulatuur
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tityla'tyr]



Verbuigingen:

titula|turen (meerv.)
geheel van titels


Voorbeelden:

`de koninklijke titulatuur`,
`de titulatuur die je gebruikt voor iemand van adel`
tja
tussenwerpsel


Uitspraak:

[ca]
woordje dat je gebruikt als je twijfelt, iets toegeeft, instemt met iets enz.>



Voorbeeld:

`Tja, ik kan er ook niets aan doen dat je jezelf altijd in de nesten werkt.`
tjalk
zelfst.naamw.
[scheepvaart] Oudnederlands platbodem zeilvaartuig met een ronde boeg, zijzwaarden en een gaffelgetuigde mast
tjalk
zelfst.naamw.
[scheepvaart] Oudnederlands platbodem zeilvaartuig met een ronde boeg, zijzwaarden en een gaffelgetuigde mast
tjetten
werkw.
[scheepvaart] in de verf zetten
Voorbeeld: `Na het breeuwen kan de scheepshuid getjet worden. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het tjetten in de tweede betekenis erin. `
enz.
de tjiftjaf
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['cɪfcɑf]



Verbuigingen:

tjiftjaf|s, tjiftjaf|fen (meerv.)
kleine zangvogel met een grijsgroene kleur


Voorbeeld:

`De tjiftjaf en de fitis zijn twee vogelsoorten die erg op elkaar lijken.`
de tjiftjaf
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['cɪfcɑf]



Verbuigingen:

tjiftjaf|s, tjiftjaf|fen (meerv.)
kleine zangvogel met een grijsgroene kleur


Voorbeeld:

`De tjiftjaf en de fitis zijn twee vogelsoorten die erg op elkaar lijken.`
tjilpen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtjɪlpə(n)]



Verbuigingen:

tjilpte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getjilpt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het hoge geluid van een klein vogeltje, zoals een mus, maken


Synoniem:

sjilpen
tjilpen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtjɪlpə(n)]



Verbuigingen:

tjilpte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getjilpt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het hoge geluid van een klein vogeltje, zoals een mus, maken


Synoniem:

sjilpen
tjonge
tussenwerpsel


Uitspraak:

['cɔŋə]
dit zeg je als verbaasd of onder de indruk van iets bent>



Voorbeeld:

`Tjonge jonge, wat een hitte!`




Synoniemen:

jonge, sjonge
de tl-buis
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[teˈɛlbœys]



Verbuigingen:

tl-|buizen (meerv.)
lamp in de vorm van een buis die weinig energie verbruikt en veel licht geeft
toarcien
zelfst.naamw.
[geologie] een tijdperk dat als tijdsnede deel uitmaakt van het tijdvak lias Voorbeeld: `Het toarcien (Vlaanderen: toarciaan) duurde van 183,0 tot 175,6 Ma en volgde op het pliensbachien en werd gevolgd door het doggertijdvak aalenien. `
de toast
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tost]



Verbuigingen:

toast|en (meerv.)
geroosterd brood


Voorbeeld:

`een toastje met Franse kaas`
toasten
werkw.


Afbreekpatroon:

'toas - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

toastte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getoast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
roosteren (van brood) voeding


Voorbeeld:

`een boterham toasten als hij niet meer zo vers is`
tobbe
zelfst.naamw.
een (houten) vat dat naar boven wijder wordt, teil Voorbeeld: `Hij had een verzameling tobbes in de achtertuin staan. `
tobben
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɔbə(n)]



Verbuigingen:

tobde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getobd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) onrustig en zorgelijk nadenken


Voorbeeld:

`tobben over je werk`




Synoniemen:

piekeren, malen
2)


tobben met...
(problemen hebben met) `met je gezondheid tobben` Synoniem: sukkelen met
I Tobiaans
zelfst.naamw.
[taal] taal gesproken op de Palauaans|Palauaanse eiland|eilanden Tobi en Helen Reef; Tobiaans heeft 22 sprekers; het is één van de 13 Trukische talen
II Tobiaans
bijv.naamw.
afkomstig van het eiland Tobi

afkomstig van de Palauaanse staat Tobi
toch
bijwoord


Uitspraak:

[tɔx]
1) ondanks dat


Voorbeeld:

`Ik heb vannacht goed geslapen en toch ben ik moe.`




Synoniemen:

desondanks, desalniettemin
2) woord dat geen eigen betekenis heeft maar vaak wordt gebruikt om ergens nadruk op te leggen>



Voorbeelden:

`Wat doe je toch raar!`,
`Het is prachtig weer, ga toch fietsen!`,
`Je weet toch dat ik geen vlees eet.`
En toch doe ik het.
(opmerking die je maakt om aan te geven dat je iets gaat doen ook al is het je door anderen afgeraden of verboden>)
de tocht
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɔxt]



Verbuigingen:

tocht|en (meerv.)
1) hinderlijke luchtstroom in een ruimte


Synoniem:

trek
2) reis


Voorbeelden:

`een tocht door de woestijn`,
`voettocht`




Synoniem:

rit
op de tocht zitten
(de luchtstroom langs voelen komen)
op de tocht staan
((van iets dat gepland is) mogelijk niet doorgaan) `De verhuisplannen staan op de tocht.`
een stille tocht
(een groepswandeling waarin mensen, zonder te praten, meelopen om iemand of iets te gedenken)
tochten
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɔxtə(n)]



Verbuigingen:

tochtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getocht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van een luchtstroom) hinderlijk voelbaar zijn


Voorbeeld:

`Het tocht hier.`
Je tocht hier weg.
(er staat hier veel tocht (1))
Het tocht hier, mag het raam dicht?
(opmerking die je maakt als iemand gaapt of als iemands gulp openstaat>)
de tochtlat
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɔxtlɑt]



Verbuigingen:

tochtlat|ten (meerv.)
langwerpig voorwerp om tocht van ramen en deuren tegen te houden


Voorbeeld:

`houten tochtlatjes rond je ramen en deuren plaatsen`
tochten
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɔxtə(n)]



Verbuigingen:

tochtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getocht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van een luchtstroom) hinderlijk voelbaar zijn


Voorbeeld:

`Het tocht hier.`
Je tocht hier weg.
(er staat hier veel tocht (1))
Het tocht hier, mag het raam dicht?
(opmerking die je maakt als iemand gaapt of als iemands gulp openstaat>)
I toe
bijwoord


Uitspraak:

[tu]
1) (in combinatie met 'naar') in de genoemde richting


Voorbeeld:

`naar huis toe`
met je gezicht naar het raam toe

()
2) erbij
Ik doe het niet, al kreeg ik geld toe.
(ik doe het niet, zelfs niet als ze me er (extra) voor zouden betalen)
pudding toe eten
(pudding eten als nagerecht)
tot het einde toe
(tot aan het einde)
toe zijn aan
(behoefte hebben aan) `Ik ben aan een kop koffie toe.`
II toe
tussenwerpsel


Uitspraak:

[tu]
woordje waarmee je iemand aanspoort>



Voorbeelden:

`Toe, schiet nou eens op.`,
`Ah mam, toe, asjeblieft, één koekje maar.`
zich toe-eigenen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈtuɛixənə(n)]



Verbuigingen:

eigende zich toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich toegeëigend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tot je eigendom maken hoewel je daar geen recht op hebt


Voorbeelden:

`je alle macht toe-eigenen`,
`je het grootste deel van de opbrengst toe-eigenen`




Synoniemen:

annexeren, in bezit nemen
toebedelen
werkw.


Uitspraak:

['tubədelə(n)]



Verbuigingen:

bedeelde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toebedeeld (volt.deelw.)
1) (een deel van iets) schenken aan iemand


Voorbeeld:

`Een deel van de erfenis van je overleden vader toebedeeld krijgen.`



2) bepalen dat iemand iets krijgt


Voorbeelden:

`iemand een rol toebedelen`,
`een taak toebedeeld krijgen`




Synoniemen:

toewijzen, toekennen
toebehoren
werkw.


Uitspraak:

[ˈtubəhorə(n)]



Verbuigingen:

behoorde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toebehoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
eigendom zijn van


Voorbeeld:

`Het landhuis behoort toe aan een familie die zelf in de stad woont.`
toebereiden
werkw.


Uitspraak:

['tubərɛidə(n)]



Verbuigingen:

bereidde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toebereid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (eten) klaarmaken


Voorbeeld:

`voedsel toebereiden`




Synoniem:

bereiden


2) geschikt maken voor een bepaald doel


Voorbeeld:

`een boer die zijn akker toebereidt`
toebereiden
werkw.


Uitspraak:

['tubərɛidə(n)]



Verbuigingen:

bereidde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toebereid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (eten) klaarmaken


Voorbeeld:

`voedsel toebereiden`




Synoniem:

bereiden


2) geschikt maken voor een bepaald doel


Voorbeeld:

`een boer die zijn akker toebereidt`
toebijten
werkw.


Uitspraak:

['tubɛitə(n)]



Verbuigingen:

beet toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegebeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
boos en kortaf zeggen (tegen iemand)


Voorbeeld:

`iemand vernederende en kwetsende woorden toebijten`




Synoniem:

toesnauwen
toebrengen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtubrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets onaangenaams) veroorzaken


Voorbeeld:

`schade toebrengen`




Synoniemen:

bezorgen, berokkenen, aandoen
iemand zwaar lichamelijk letsel toebrengen
(iemand ernstig verwonden)
toedekken
werkw.


Uitspraak:

['tudɛkə(n)]



Verbuigingen:

dekte toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegedekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand die in bed ligt) bedekken met een deken


Voorbeeld:

`je dochtertje toedekken en een verhaaltje voorlezen voor het slapengaan`




Synoniem:

toestoppen (1)
de waarheid toedekken
(iets achterhouden voor iemand) `de waarheid toedekken om iemand niet te kwetsen`
toedeloe
tussenwerpsel


Uitspraak:

[tudə'lu]
dit zeg je tegen iemand als je weggaat>
informeel


Voorbeeld:

`Nu moet ik echt naar huis. Toedeloe!`
toedichten
werkw.


Uitspraak:

['tudɪxtə(n)]



Verbuigingen:

dichtte toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegedicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
beschouwen als de oorzaak, de maker, bezitter van


Voorbeeld:

`jezelf alleen maar goede eigenschappen toedichten`




Synoniem:

toeschrijven aan
toedienen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtudinə(n)]



Verbuigingen:

diende toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegediend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geven of doen ondergaan


Voorbeelden:

`iemand geneesmiddelen toedienen`,
`het laatste sacrament toedienen`
door toedoen van
(door wat ... deed, door de schuld van) `Door toedoen van mijn buurman, kon ik vannacht niet slapen.`
de toedracht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtudrɑxt]



Verbuigingen:

toedracht|en (meerv.)
manier waarop iets is gebeurd


Voorbeeld:

`de ware toedracht van de aanslag`
het is daar goed toeven
(het is prettig om daar te zijn) `Na afloop was het goed toeven op het kerkplein met muziek en Glühwein.`
toegaan
werkw.


Uitspraak:

['tuxan]



Verbuigingen:

ging toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is toegegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich sluiten


Voorbeeld:

`de poort gaat automatisch toe`




Synoniem:

dichtgaan
de toegang
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtuxaŋ]



Verbuigingen:

toegang|en (meerv.)
1) plek waar je naar binnen kan


Voorbeeld:

`De toegang was gebarricadeerd met tafels en stoelen.`




Synoniemen:

ingang, entree


2) het ergens naar binnen gaan


Synoniem:

entree
vrije toegang hebben
(zonder betaling naar binnen mogen)
geen/verboden toegang voor onbevoegden
(tekst op borden> alleen mensen die toestemming hebben, mogen naar binnen)
het toegangsbewijs
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtuxɑŋzbəwɛis]



Verbuigingen:

toegangsbe|wijzen (meerv.)
kaart waarmee je ergens naar binnen mag (bijvoorbeeld een bioscoop, museum, stadion e.d.)


Voorbeeld:

`toegangsbewijzen vanaf 1 september verkrijgbaar aan de kassa van het theater`




Synoniemen:

toegangskaartje, entreebewijs
toegangsdam
zelfst.naamw.
een smal stuk grond in een watergang (sloot) om op een stuk grond (weiland, landbouwgrond, huisperceel) te komen Voorbeeld: `.... toegangsdam. `
het toegangskaartje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tuxɑŋskarcə]



Verbuigingen:

toegangskaartje|s (meerv.)
kaart waarmee je ergens naar binnen mag (bijvoorbeeld een bioscoop, museum, stadion e.d.)


Voorbeeld:

`We zullen moeten terugrijden. Ik ben de toegangskaartjes thuis vergeten.`




Synoniemen:

entreebewijs, toegangsbewijs
de toegangsprijs
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tuxɑŋsprɛis]



Verbuigingen:

toegangs|prijzen (meerv.)
bedrag dat je betaalt om ergens naar binnen te mogen


Voorbeeld:

`De toegangsprijs voor het concert waar ik naartoe wil, bedraagt zestig euro.`
de toegangsweg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tuxɑŋswɛx]



Verbuigingen:

toegangsweg|en (meerv.)
weg die naar een bepaalde plaats gaat


Voorbeelden:

`een verharde toegangsweg`,
`de toegangswegen zijn geblokkeerd`
toegankelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tuˈxɑŋkələk]
te bereiken


Voorbeeld:

`goed toegankelijk voor rolstoelen`




Antoniem:

ontoegankelijk



Synoniem:

bereikbaar
Het boek is niet erg toegankelijk voor leken.
(het boek is voor leken moeilijk te begrijpen)
de toegankelijkheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tu'xɑŋkələkhɛit]
mate waarin iets toegankelijk is


Voorbeeld:

`de toegankelijkheid van openbare gebouwen verbeteren voor rolstoelgebruikers`
toegankelijkheidssymbool
zelfst.naamw.
een symbool dat aangeeft dat een gebouw of terrein toegankelijk is voor rolstoelgebruikers Voorbeeld: `Het toegankelijkheidssymbool was op de deur bevestigd. `
toebijten
werkw.


Uitspraak:

['tubɛitə(n)]



Verbuigingen:

beet toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegebeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
boos en kortaf zeggen (tegen iemand)


Voorbeeld:

`iemand vernederende en kwetsende woorden toebijten`




Synoniem:

toesnauwen
toebrengen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtubrɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iets onaangenaams) veroorzaken


Voorbeeld:

`schade toebrengen`




Synoniemen:

bezorgen, berokkenen, aandoen
iemand zwaar lichamelijk letsel toebrengen
(iemand ernstig verwonden)
een mening toegedaan zijn
(een mening hebben) `Ook ik ben de mening toegedaan dat...`
toedekken
werkw.


Uitspraak:

['tudɛkə(n)]



Verbuigingen:

dekte toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegedekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand die in bed ligt) bedekken met een deken


Voorbeeld:

`je dochtertje toedekken en een verhaaltje voorlezen voor het slapengaan`




Synoniem:

toestoppen (1)
de waarheid toedekken
(iets achterhouden voor iemand) `de waarheid toedekken om iemand niet te kwetsen`
toedichten
werkw.


Uitspraak:

['tudɪxtə(n)]



Verbuigingen:

dichtte toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegedicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
beschouwen als de oorzaak, de maker, bezitter van


Voorbeeld:

`jezelf alleen maar goede eigenschappen toedichten`




Synoniem:

toeschrijven aan
toedienen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtudinə(n)]



Verbuigingen:

diende toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegediend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geven of doen ondergaan


Voorbeelden:

`iemand geneesmiddelen toedienen`,
`het laatste sacrament toedienen`
toegeeflijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tu'xeflək]
als je rap toegeeft (2)


Voorbeeld:

`een toegeeflijke houding hebben`
zich toe-eigenen
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈtuɛixənə(n)]



Verbuigingen:

eigende zich toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich toegeëigend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tot je eigendom maken hoewel je daar geen recht op hebt


Voorbeelden:

`je alle macht toe-eigenen`,
`je het grootste deel van de opbrengst toe-eigenen`




Synoniemen:

annexeren, in bezit nemen
toegaan
werkw.


Uitspraak:

['tuxan]



Verbuigingen:

ging toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is toegegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zich sluiten


Voorbeeld:

`de poort gaat automatisch toe`




Synoniem:

dichtgaan
toegeven
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuxevə(n)]



Verbuigingen:

gaf toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) achteraf zeggen dat je iets niet goed hebt gedaan of je hebt vergist


Voorbeelden:

`toegeven dat je de dingen niet goed hebt gepland`,
`iets ruiterlijk/volmondig toegeven`,
`toegeven dat je moeder gelijk had`




Synoniem:

erkennen


2) instemmen met iemand of iets om problemen te voorkomen


Voorbeelden:

`In een democratie mag je niet toegeven aan dreiging met geweld en terreur.`,
`Je moet toegeven maar niet opgeven.`




Synoniem:

concessies doen
toehappen
werkw.


Uitspraak:

['tuhɑpə(n)]



Verbuigingen:

hapte toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegehapt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gretig gebruik maken van


Voorbeeld:

`Nu toehappen om van deze uitzonderlijke prijzen te kunnen genieten!`
toejuichen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtujœyxə(n)]



Verbuigingen:

juichte toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegejuicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) door juichen je enthousiasme uiten


Voorbeeld:

`De toeschouwers langs de weg juichten de winnaar van de etappe toe.`



2) volmondig instemmen met


Voorbeeld:

`de nieuwe plannen van de gemeenteraad toejuichen`
toekijken
werkw.


Uitspraak:

['tukɛikə(n)]



Verbuigingen:

keek toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegekeken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar iets kijken zonder dat je er invloed op hebt


Voorbeelden:

`Er stonden honderden mensen toe te kijken toen de auto uit het water werd getakeld.`,
`lijdzaam toekijken hoe je zieke kind er elke dag op achteruit gaat`
toekennen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtukɛnə(n)]



Verbuigingen:

kende toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geven


Voorbeelden:

`iemand een privilege toekennen`,
`ze kenden hem de hoofdprijs toe`,
`nummers toekennen aan de onderdelen`




Synoniemen:

verlenen, geven, toewijzen
toekomen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtukomə(n)]



Verbuigingen:

kwam toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is toegekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) recht hebben op


Voorbeeld:

`Die prijs komt je zeker toe.`
2) op de plaats van bestemming komen


Voorbeeld:

`Na een lange omweg kwamen we eindelijk toe.`




Synoniem:

aankomen
Ere wie ere toekomt.
commentaar dat je geeft om aan te geven dat de lof die iemand krijgt, terecht is>)
iemand iets doen toekomen
(ervoor zorgen dat iemand iets krijgt) `Ik zal u de stukken zo spoedig mogelijk doen toekomen.`
toelaten
werkw.


Uitspraak:

[ˈtulatə(n)]



Verbuigingen:

liet toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegelaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) goed vinden dat iets gebeurt


Voorbeeld:

`de wet laat dat niet toe`




Antoniem:

verbieden



Synoniemen:

tolereren, toestaan
2) goed vinden dat iemand binnenkomt


Voorbeelden:

`toegelaten tot het conservatorium`,
`Die discotheek laat geen Marokkanen toe.`




Antoniem:

afwijzen



Synoniem:

binnenlaten
als je resultaten het toelaten
(als je resultaten voldoende zijn)
iets oogluikend toelaten
(iets wat niet mag, toch laten gebeuren door net te doen of je het niet ziet.)
toelichten
werkw.


Uitspraak:

[ˈtulɪxtə(n)]



Verbuigingen:

lichtte toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegelicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uitleg geven over


Voorbeelden:

`een antwoord toelichten`,
`iets met voorbeelden toelichten`,
`iets nader toelichten`




Synoniem:

verduidelijken
toenemen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtunemə(n)]



Verbuigingen:

nam toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
meer, groter of heviger worden


Voorbeelden:

`Het aantal werklozen neemt toe.`,
`gestaag toenemen`,
`in toenemende mate`




Antoniem:

afnemen



Synoniemen:

groeien, stijgen
toerusten
werkw.
[militair], [scheepvaart] één of meer personen, vaar- of voertuigen e.d. voorzien van de benodigdheden voor een taak, expeditie of reis Voorbeeld: `De vloot werd toegerust voor een andere taak. `
toegerust met
bijv.naamw.


Uitspraak:

['tuxərʏst mɛt]
voorzien van


Voorbeeld:

`Toegerust met wapens en een schild, trok de krijger ten strijde.`




Synoniem:

uitgerust met
iets schijnt iemand toe
(het lijkt voor iemand zo te zijn dat) `Het eenvoudige leven in zo'n afgelegen dorp schijnt ons overzichtelijker en authentieker toe dan ons eigen dagelijks leven.`
toeschrijven
werkw.
het auteurschap of de eigenaar van iets associëren met iemand
toeslaan
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuslan]



Verbuigingen:

sloeg toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegeslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onverwacht gebeuren met onaangename gevolgen


Voorbeelden:

,
`De epidemie heeft in deze streek hard toegeslagen.`,
`Tijdens onze afwezigheid, sloegen de inbrekers toe.`,
`Toen we onze handtekening hadden gezet ,sloeg toch ineens de twijfel toe.`
toesnauwen
werkw.


Uitspraak:

['tusnɑuwə(n)]



Verbuigingen:

snauwde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegesnauwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
boos en kortaf praten of roepen (tegen iemand)


Voorbeeld:

`Je buurjongen toesnauwen omdat hij een bal tegen je ruit geschopt heeft.`




Synoniem:

snauwen
toesnellen
werkw.


Uitspraak:

['tusnɛlə(n)]



Verbuigingen:

snelde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegesneld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
snel naar iemand of iets lopen


Voorbeelden:

`Alle journalisten snelden toe om foto's te kunnen nemen.`,
`toesnellen om een bejaarde vrouw weer overeind te helpen`
toespelen
werkw.


Uitspraak:

['tuspelə(n)]



Verbuigingen:

speelde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegespeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand iets) geven zonder dat anderen het merken


Voorbeeld:

`iemand stiekem geld toespelen`



2) (de bal) naar een andere speler schoppen of gooien sport


Synoniem:

doorspelen
toespreken
werkw.


Uitspraak:

[ˈtusprekə(n)]



Verbuigingen:

sprak toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegesproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je bij het spreken tot iemand richten


Voorbeelden:

`tijdens de bruiloft het bruidspaar toespreken`,
`iemand vermanend/bestraffend toespreken`




Synoniem:

het woord richten tot
toegestaan
bijv.naamw.


Uitspraak:

['tuxəstan]
als iets mag


Voorbeeld:

`Eten of drinken is hier niet toegestaan.`




Antoniem:

verboden



Synoniem:

geoorloofd
toestemmen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtustɛmə(n)]



Verbuigingen:

stemde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegestemd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
toestemming geven


Voorbeeld:

`toestemmen in de bouwplannen`




Antoniemen:

afwijzen, afkeuren,



Synoniem:

goedkeuren
grif toestemmen
(graag toestemmen)
Wie zwijgt, stemt toe.
(als je niets zegt, gaan we ervan uit dat je het ermee eens bent)
toestoppen
werkw.


Uitspraak:

['tustɔpə(n)]



Verbuigingen:

stopte toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegestopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand die in bed ligt) bedekken met een deken


Voorbeeld:

`Eerst je kinderen toestoppen en dan zelf naar bed gaan.`




Synoniem:

toedekken (1)


2) (iemand iets) geven zonder dat iemand anders het ziet


Voorbeeld:

`Een briefje van tien euro toegestopt krijgen van je opa.`




Synoniem:

toespelen (1)
toestromen
werkw.


Uitspraak:

['tustromə(n)]



Verbuigingen:

stroomde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is toegestroomd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in grote aantallen aankomen


Voorbeeld:

`Meteen na de opening stroomden de klanten toe.`
toesturen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtustʏrə(n)]



Verbuigingen:

stuurde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegestuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zenden aan of naar


Voorbeeld:

`Ik zal je de papieren vandaag nog toesturen.`




Synoniem:

toezenden
toegetakeld
bijv.naamw.


Uitspraak:

['tuxətakəlt]
beschadigd


Voorbeeld:

`De zwaar toegetakelde bejaarde man overleefde de overval niet.`




Synoniemen:

gehavend, geschonden
toetreden
werkw.


Uitspraak:

['tutredə(n)]



Verbuigingen:

trad toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is toegetreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
lid worden


Voorbeeld:

`Je kunt tot dit genootschap alleen toetreden als je gevraagd wordt.`
toetreden tot
(lid worden of deel gaan uitmaken van) `landen die willen toetreden tot de Europese Unie`
I het toeval
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtuvɑl]
gebeurtenis die plaatsvindt zonder bedoeling, terwijl die er wel lijkt te zijn


Voorbeelden:

`Wat een toeval dat jij hier ook bent!`,
`elkaar bij toeval tegenkomen`,
`Door puur toeval kwam ik op deze site terecht.`
niets aan het toeval overlaten
(alles zeer grondig voorbereiden en regelen)
II de (m)/het toeval
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtuvɑl]



Verbuigingen:

toeval|len (meerv.)
aanval van epilepsie
toegeven
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuxevə(n)]



Verbuigingen:

gaf toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) achteraf zeggen dat je iets niet goed hebt gedaan of je hebt vergist


Voorbeelden:

`toegeven dat je de dingen niet goed hebt gepland`,
`iets ruiterlijk/volmondig toegeven`,
`toegeven dat je moeder gelijk had`




Synoniem:

erkennen


2) instemmen met iemand of iets om problemen te voorkomen


Voorbeelden:

`In een democratie mag je niet toegeven aan dreiging met geweld en terreur.`,
`Je moet toegeven maar niet opgeven.`




Synoniem:

concessies doen
toegeven aan
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuxevə(n) an]



Verbuigingen:

gaf toe aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegegeven aan (volt.deelw.)
je niet meer verzetten tegen


Voorbeeld:

`Je moet niet toegeven aan haar driftbuien.`




Antoniem:

volharden in



Synoniemen:

bezwijken voor, zwichten voor
toewensen
werkw.


Uitspraak:

['tuwɛnsə(n)]



Verbuigingen:

wenste toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets voor iemand willen of verlangen


Voorbeeld:

`Dat wens ik zelfs mijn ergste vijand niet toe!`




Synoniem:

wensen
toegewijd
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtuxəwɛit]
met veel aandacht en zorg


Voorbeelden:

`een toegewijde docente`,
`zeer toegewijd aan haar patiënten`
toezeggen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuzɛxə(n)]



Verbuigingen:

zegde/zei toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegezegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) zeggen dat je zeker iets zult doen of geven


Voorbeeld:

`een bedrag van duizend euro toezeggen`




Synoniem:

beloven
toezenden
werkw.


Uitspraak:

['tuzɛndə(n)]



Verbuigingen:

zond toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zenden aan of naar


Voorbeeld:

`iemand een pakketje met de post toezenden`




Synoniem:

toesturen
toezingen
werkw.
zich zingend tot iemand richten, gewoonlijk met lof
Voorbeeld: `Hem werd door een bard een ode toegezongen. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het toezingen in de tweede betekenis erin. `
enz.
de toegift
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtuxɪft]



Verbuigingen:

toegift|en (meerv.)
extra stuk muziek , dans enz. als de voorstelling al is afgelopen


Voorbeeld:

`een toegift geven`
toehappen
werkw.


Uitspraak:

['tuhɑpə(n)]



Verbuigingen:

hapte toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegehapt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gretig gebruik maken van


Voorbeeld:

`Nu toehappen om van deze uitzonderlijke prijzen te kunnen genieten!`
de toehoorder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tuhordər]



Verbuigingen:

toehoorder|s (meerv.)



de toehoor|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tuhor|stər]



Verbuigingen:

toehoorster|s (meerv.)
iemand die luistert naar wat iemand anders zegt


Voorbeeld:

`met enkele goed gekozen argumenten je toehoorders overtuigen`




Synoniem:

gehoor (2)
toejuichen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtujœyxə(n)]



Verbuigingen:

juichte toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegejuicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) door juichen je enthousiasme uiten


Voorbeeld:

`De toeschouwers langs de weg juichten de winnaar van de etappe toe.`



2) volmondig instemmen met


Voorbeeld:

`de nieuwe plannen van de gemeenteraad toejuichen`
de toekan
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tukɑn]



Verbuigingen:

toekan|s (meerv.)
tropische vogel met een zwart-witte of zwart-gele kleur en een lange snavel


Voorbeeld:

`roodsnaveltoekan`
de toekan
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tukɑn]



Verbuigingen:

toekan|s (meerv.)
tropische vogel met een zwart-witte of zwart-gele kleur en een lange snavel


Voorbeeld:

`roodsnaveltoekan`
toekennen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtukɛnə(n)]



Verbuigingen:

kende toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geven


Voorbeelden:

`iemand een privilege toekennen`,
`ze kenden hem de hoofdprijs toe`,
`nummers toekennen aan de onderdelen`




Synoniemen:

verlenen, geven, toewijzen
toekijken
werkw.


Uitspraak:

['tukɛikə(n)]



Verbuigingen:

keek toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegekeken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
naar iets kijken zonder dat je er invloed op hebt


Voorbeelden:

`Er stonden honderden mensen toe te kijken toen de auto uit het water werd getakeld.`,
`lijdzaam toekijken hoe je zieke kind er elke dag op achteruit gaat`
toeknikken
werkw.


Uitspraak:

['tuknɪkə(n)]



Verbuigingen:

knikte toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegeknikt (volt.deelw.)
je hoofd op en neer bewegen om iemand te groeten


Voorbeeld:

`iemand vriendelijk toeknikken`
toekomen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtukomə(n)]



Verbuigingen:

kwam toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is toegekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) recht hebben op


Voorbeeld:

`Die prijs komt je zeker toe.`
2) op de plaats van bestemming komen


Voorbeeld:

`Na een lange omweg kwamen we eindelijk toe.`




Synoniem:

aankomen
Ere wie ere toekomt.
commentaar dat je geeft om aan te geven dat de lof die iemand krijgt, terecht is>)
iemand iets doen toekomen
(ervoor zorgen dat iemand iets krijgt) `Ik zal u de stukken zo spoedig mogelijk doen toekomen.`
toekomen aan
werkw.


Uitspraak:

[ˈtukomə(n) an]



Verbuigingen:

kwam toe aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is toegekomen aan (volt.deelw.)
tijd hebben om (iets) te doen


Voorbeelden:

`Ik ben niet toegekomen aan het verwerken van die gegevens.`,
`Ik had het vandaag willen doen, maar ik ben er niet aan teogekomen.`
toekomende tijd
zelfst.naamw.
[taalkunde] begrip uit de grammatica, dat een handeling zich in de toekomst gaat afspelen
de toekomst
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtukɔmst]
de tijd na nu


Voorbeeld:

`de toekomst voorspellen`




Antoniem:

verleden



Synoniem:

de komende tijd
de toekomst rooskleurig/zonnig inzien
(optimistisch zijn)
een blik in de toekomst werpen
(vooruitkijken)
geen toekomst meer hebben
(ophouden te bestaan) `De club heeft geen toekomst meer.`
toekomstig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tu'kɔmstəx]
wat betrekking heeft op de toekomst


Voorbeeld:

`je toekomstige echtgenoot`




Synoniem:

aanstaand
het toekomstperspectief
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tukɔmstpɛrspɛktif]



Verbuigingen:

toekomstperspec|tieven (meerv.)
vooruitzicht(en) voor de toekomst


Voorbeelden:

`negatieve economische toekomstperspectieven`,
`een rooskleurig toekomstperspectief`
toelaatbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tu'latbar]
wat toegelaten wordt


Voorbeeld:

`het maximaal toelaatbare aantal personen in een gebouw`




Antoniem:

ontoelaatbaar
de toelage
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtulaxə]



Verbuigingen:

toelage|n, toelage|s (meerv.)
periodiek bedrag dat je ontvangt, soms bovenop je salaris


Voorbeeld:

`een maandelijkse toelage van honderd euro ontvangen`




Synoniemen:

uitkering, toeslag
toelaten
werkw.


Uitspraak:

[ˈtulatə(n)]



Verbuigingen:

liet toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegelaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) goed vinden dat iets gebeurt


Voorbeeld:

`de wet laat dat niet toe`




Antoniem:

verbieden



Synoniemen:

tolereren, toestaan
2) goed vinden dat iemand binnenkomt


Voorbeelden:

`toegelaten tot het conservatorium`,
`Die discotheek laat geen Marokkanen toe.`




Antoniem:

afwijzen



Synoniem:

binnenlaten
als je resultaten het toelaten
(als je resultaten voldoende zijn)
iets oogluikend toelaten
(iets wat niet mag, toch laten gebeuren door net te doen of je het niet ziet.)
de toelating
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tulatɪŋ]



Verbuigingen:

toelating|en (meerv.)
1) keer dat je met iets akkoord gaat


Voorbeeld:

`de toelating vragen van je ouders om een feestje te geven`




Synoniem:

goedkeuring


2) keer dat je het goed vindt dat iemand binnenkomt


Voorbeeld:

`toelatingsexamen`




Antoniem:

afwijzing
I toeleggen op
werkw.


Uitspraak:

[ˈtulɛxə(n) ɔp]



Verbuigingen:

legde toe op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegelegd op (volt.deelw.)
verlies lijden met


Voorbeelden:

`De bemiddeling koste ons in het begin zoveel tijd dat we er geld op toelegden, maar intussen maken we winst.`,
`De gemeente wil niet langer geld toeleggen op de exploitatie van het zwembad.`
II zich toeleggen op
reflexief werkw.


Uitspraak:

[ˈtulɛxə(n) ɔp]



Verbuigingen:

legde zich toe op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft zich toegelegd op (volt.deelw.)
je bezighouden met, moeite doen voor


Voorbeeld:

`Zich toeleggen op de ontwikkeling van software.`
toelichten
werkw.


Uitspraak:

[ˈtulɪxtə(n)]



Verbuigingen:

lichtte toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegelicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
uitleg geven over


Voorbeelden:

`een antwoord toelichten`,
`iets met voorbeelden toelichten`,
`iets nader toelichten`




Synoniem:

verduidelijken
de toelichting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tulɪxtɪŋ]



Verbuigingen:

toelichting|en (meerv.)
het toelichten of de uitleg die je aan iemand geeft


Voorbeelden:

`een schriftelijke toelichting op de begroting geven`,
`een korte/nadere toelichting geven`




Synoniem:

illustratie (2)
de toeloop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtulop]
aantal personen dat ergens naar toe komt


Voorbeeld:

`een grote toeloop verwachten`




Synoniem:

belangstelling
I toen
bijwoord


Uitspraak:

[tun]
1) op dat tijdstip


Voorbeeld:

`Toen had je nog geen mobiele telefoon.`




Synoniemen:

destijds, indertijd


2) daarna


Voorbeeld:

`Eerst hebben we een borrel gedronken, toen zijn we gaan eten en toen zijn we naar de film gegaan.`
II toen
conjunction


Uitspraak:

[tun]
op het moment dat


Voorbeeld:

`Ik ging net de deur uit toen hij arriveerde.`
de toenadering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtunadərɪŋ]



Verbuigingen:

toenadering|en (meerv.)
keer dat je dichter bij elkaar komt


Voorbeeld:

`Er is nog geen toenadering tussen de strijdende partijen.`
toenadering zoeken
(contact zoeken)
de toename
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtuname]



Verbuigingen:

toename|n, toename|s (meerv.)
het toenemen


Voorbeeld:

`een toename van het aantal verkeersongelukken`




Antoniem:

afname



Synoniemen:

groei, stijging
de toendra
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tundra]



Verbuigingen:

toendra|'s (meerv.)
uitgestrekt gebied in de noordelijke poolstreken waarvan de bodem vooral uit gras en mos bestaat


Voorbeeld:

`de Arctische toendra`
toenemen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtunemə(n)]



Verbuigingen:

nam toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
meer, groter of heviger worden


Voorbeelden:

`Het aantal werklozen neemt toe.`,
`gestaag toenemen`,
`in toenemende mate`




Antoniem:

afnemen



Synoniemen:

groeien, stijgen
toenmalig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtunmaləx]
van die tijd


Voorbeeld:

`de toenmalige regering`




Antoniem:

huidig
toentertijd
bijwoord


Uitspraak:

['tuntərtɛit]
op dat tijdstip in het verleden


Voorbeeld:

`Toentertijd bestonden er nog geen televisies of computers.`




Synoniemen:

toen, destijds
toepasbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tu'pɑzbar]
wat toegepast kan worden


Voorbeelden:

`een algemeen toepasbaar systeem`,
`een korting die op alle jongeren onder de vijfentwintig toepasbaar is`
toepasselijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tuˈpɑsələk]
ergens bij passend


Voorbeeld:

`een toepasselijk cadeau`




Synoniem:

geschikt
toepassen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtupɑsə(n)]



Verbuigingen:

paste toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegepast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in de praktijk brengen


Voorbeelden:

`toegepaste taalkunde`,
`een regel toepassen`




Synoniem:

gebruiken
de toepassing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tupɑsɪŋ]



Verbuigingen:

toepassing|en (meerv.)
keer dat je iets toepast


Voorbeelden:

`de toepassing van een methode`,
`Onze algemene voorwarden zijn van toepassing op alle koopovereenkomsten.`
in toepassing brengen
(toepassen)
Dit is voor u niet van toepassing.
(dit geldt niet voor u)
de toer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tur]



Verbuigingen:

toer|en (meerv.)
1) rondrit


Voorbeeld:

`een toer door de Ardennen maken`




Synoniem:

rondreis
2) keer dat iets ronddraait


Voorbeeld:

`2.000 toeren per minuut`




Synoniemen:

omwenteling, draai
3) kunststukje


Voorbeeld:

`gevaarlijke toeren uithalen`




Synoniemen:

kunstje, truc
op de lollige toer gaan
(lollig doen)
op volle toeren draaien
(op volle kracht functioneren)
Dat is nog een hele toer.
(dat is een moeilijke klus)
ieder op toer
(iedereen op zijn beurt)
bij toerbeurt
(om de beurt) `bewakers die bij toerbeurt slapen`
toeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈturə(n)]



Verbuigingen:

toerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
rondreizen voor je plezier


Voorbeeld:

`Op zondagmiddag zijn we een eindje met de nieuwe auto gaan toeren.`
toereikend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tuˈrɛikənt]
zo veel, zo goed enz. als nodig is


Antoniem:

ontoereikend



Synoniem:

voldoende
toereikend zijn
(voldoen) `Die maatregelen zijn niet toereikend.`
toerekenen aan
werkw.


Uitspraak:

['turekənə(n) an]



Verbuigingen:

rekende toe aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegerekend aan (volt.deelw.)
beschouwen als de oorzaak, de maker, bezitter van


Voorbeeld:

`de criminaliteit in een wijk toerekenen aan allochtone jongeren`




Synoniem:

toeschrijven aan
toerekeningsvatbaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

[turekənɪŋs'fɑdbar]
gezegd van iemand die verantwoordelijk gesteld kan worden voor zijn daden>



Voorbeelden:

`De vrouw heeft ernstige psychische problemen en is daarom niet toerekeningsvatbaar.`,
`De psychiater verklaarde hem toerekeningsvatbaar.`




Antoniem:

ontoerekeningsvatbaar
toeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈturə(n)]



Verbuigingen:

toerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
rondreizen voor je plezier


Voorbeeld:

`Op zondagmiddag zijn we een eindje met de nieuwe auto gaan toeren.`
het toerental
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['turə(n)tɑl]



Verbuigingen:

toerental|len (meerv.)
aantal omwentelingen per tijdseenheid


Voorbeelden:

`een laag toerental`,
`Als het toerental boven de 3000 per minuut komt, moet je echt doorschakelen.`
het toerisme
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tuˈrɪsmə]
het maken van reizen voor je plezier


Voorbeelden:

`Het toerisme naar verre bestemmingen neemt toe.`,
`strandtoerisme`,
`ecotoerisme`
de toerist
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tuˈrɪst]



Verbuigingen:

toerist|en (meerv.)
iemand die voor zijn plezier reist


Voorbeeld:

`Er waren deze zomer weer veel toeristen in Amsterdam.`
toeriste
zelfst.naamw.
een vrouwelijk persoon die voor haar plezier reist Voorbeeld: `In dat land werd zij als een toeriste ontvangen. `
de toerist
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tuˈrɪst]



Verbuigingen:

toerist|en (meerv.)
iemand die voor zijn plezier reist


Voorbeeld:

`Er waren deze zomer weer veel toeristen in Amsterdam.`
toeristenindustrie
winstgevende bedrijfstak welke een belangrijke bron van inkomsten is voor landen en plaatsen die reizigers ontvangen


Voorbeeld:

`Het is zinvol om te controleren hoe de toeristenindustrie het begrip kwaliteit interpreteert.`




Synoniem:

vakantie-industrie
toeristisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tu'rɪstis]
wat betrekking heeft op het toerisme of de toeristen


Voorbeelden:

`Benidorm is een toeristisch gebied in Spanje waar veel ouderen de winter doorbrengen.`,
`de toeristische sector`
het toernooi
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[turˈnoj]



Verbuigingen:

toernooi|en (meerv.)
serie wedstrijden waarbij uiteindelijk één deelnemer de winnaar wordt


Voorbeelden:

`een toernooi organiseren`,
`Wimbledon is een belangrijk tennistoernooi.`
toeren
werkw.


Uitspraak:

[ˈturə(n)]



Verbuigingen:

toerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
rondreizen voor je plezier


Voorbeeld:

`Op zondagmiddag zijn we een eindje met de nieuwe auto gaan toeren.`
toerusten
werkw.
[militair], [scheepvaart] één of meer personen, vaar- of voertuigen e.d. voorzien van de benodigdheden voor een taak, expeditie of reis Voorbeeld: `De vloot werd toegerust voor een andere taak. `
toerusting
zelfst.naamw.
[militair], [scheepvaart] de beschikbaar gestelde voer-, vlieg- of vaartuigen, bewapening, gereedschappen en hulpmiddelen, om een taak uit te voeren Voorbeeld: `Het was al laat in het seizoen, voor de toerusting van een ander schip, was geen tijd meer. `
toeschietelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tuˈsxitələk]
bereid om te helpen


Voorbeeld:

`Die bank is niet zo toeschietelijk in het verlenen van kredieten.`




Synoniemen:

bereidwillig, welwillend
iets schijnt iemand toe
(het lijkt voor iemand zo te zijn dat) `Het eenvoudige leven in zo'n afgelegen dorp schijnt ons overzichtelijker en authentieker toe dan ons eigen dagelijks leven.`
de toeschouwer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtusxɑuwər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)



de toeschouwster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtusxɑuwstər]



Verbuigingen:

-s (meerv.)
iemand die naar iets kijkt of die iets ziet


Voorbeeld:

`Na de voorstelling applaudisseerden de toeschouwers uitbundig.`
toeschrijven
werkw.
het auteurschap of de eigenaar van iets associëren met iemand
toeschrijven aan
werkw.


Uitspraak:

[ˈtusxrɛivə(n) an]



Verbuigingen:

schreef toe aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegeschreven aan (volt.deelw.)
beschouwen als de oorzaak of de maker van


Voorbeelden:

`een schilderij toeschrijven aan Rembrandt`,
`de oorzaak van het treinongeluk toeschrijven aan een kapotte wissel`
toeslaan
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuslan]



Verbuigingen:

sloeg toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegeslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onverwacht gebeuren met onaangename gevolgen


Voorbeelden:

,
`De epidemie heeft in deze streek hard toegeslagen.`,
`Tijdens onze afwezigheid, sloegen de inbrekers toe.`,
`Toen we onze handtekening hadden gezet ,sloeg toch ineens de twijfel toe.`
de toeslag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtuslax]



Verbuigingen:

toeslag|en (meerv.)
extra geldbedrag dat je moet betalen


Voorbeeld:

`Voor de hogesnelheidstrein moet je een toeslag betalen.`




Antoniem:

korting



Synoniemen:

supplement, toelage
toesnauwen
werkw.


Uitspraak:

['tusnɑuwə(n)]



Verbuigingen:

snauwde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegesnauwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
boos en kortaf praten of roepen (tegen iemand)


Voorbeeld:

`Je buurjongen toesnauwen omdat hij een bal tegen je ruit geschopt heeft.`




Synoniem:

snauwen
toesnellen
werkw.


Uitspraak:

['tusnɛlə(n)]



Verbuigingen:

snelde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegesneld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
snel naar iemand of iets lopen


Voorbeelden:

`Alle journalisten snelden toe om foto's te kunnen nemen.`,
`toesnellen om een bejaarde vrouw weer overeind te helpen`
toesnijden op
werkw.


Uitspraak:

['tusnɛidə(n) ɔp]



Verbuigingen:

sneed toe op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegesneden op (volt.deelw.)
(iets) geschikter maken voor


Voorbeelden:

`een reclamecampagne toesnijden op een bepaalde doelgroep`,
`de uitvoering van de regeling toesnijden op de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager`




Synoniemen:

afstemmen op (2), in overeenstemming brengen met
toespelen
werkw.


Uitspraak:

['tuspelə(n)]



Verbuigingen:

speelde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegespeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand iets) geven zonder dat anderen het merken


Voorbeeld:

`iemand stiekem geld toespelen`



2) (de bal) naar een andere speler schoppen of gooien sport


Synoniem:

doorspelen
de toespeling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtuspelɪŋ]



Verbuigingen:

toespeling|en (meerv.)
indirecte opmerking over iemand of iets


Voorbeeld:

`toespelingen maken op iemands gedrag`




Synoniem:

zinspeling
toespijs
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtuspɛis]



Verbuigingen:

-spijzen (meerv.)
1) nagerecht oldFashioned


Synoniem:

dessert


2) wat je op je brood doet


Voorbeeld:

`zoete toespijs zoals confituur of honing`




Synoniem:

broodbeleg
toespitsen op
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuspɪtsə(n) ɔp]



Verbuigingen:

spitste toe op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegespitst op (volt.deelw.)
richten op


Voorbeelden:

`het onderzoek toespitsen op het voorkomen van de ziekte`,
`zich toespitsen op de inhoud en minder op de vorm`
de toespraak
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtusprak]



Verbuigingen:

toe|spraken (meerv.)
samenhangend verhaal waarmee je je richt tot een bepaald publiek


Voorbeelden:

`een toespraak houden`,
`De gemeentevoorlichter schrijft alle toespraken voor de burgemeester.`,
`gelegenheidstoespraakje`




Synoniemen:

rede, redevoering, speech
toespreken
werkw.


Uitspraak:

[ˈtusprekə(n)]



Verbuigingen:

sprak toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegesproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je bij het spreken tot iemand richten


Voorbeelden:

`tijdens de bruiloft het bruidspaar toespreken`,
`iemand vermanend/bestraffend toespreken`




Synoniem:

het woord richten tot
toestaan
werkw.


Uitspraak:

[ˈtustan]



Verbuigingen:

stond toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
goed vinden dat iets gebeurt


Voorbeeld:

`niet toestaan dat je dochter alleen in het donker over straat gaat`




Antoniem:

weigeren



Synoniem:

toelaten
de toestand
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtustɑnt]



Verbuigingen:

toestand|en (meerv.)
geheel van omstandigheden


Voorbeelden:

`Het huis verkeert in een slechte toestand.`,
`De toestand van de patiënt verbetert niet.`




Synoniemen:

situatie, stand van zaken, staat (1)
Mijn hemel, wat een toestand!
commentaar op een vervelende, complexe of vreemde situatie>)
het toestel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtustɛl]



Verbuigingen:

toestel|len (meerv.)
1) werktuig dat uit meer dan één onderdeel bestaat


Voorbeeld:

`fototoestel`




Synoniem:

apparaat


2) vliegtuig


Voorbeeld:

`Het toestel heeft twee uur vertraging.`
toestemmen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtustɛmə(n)]



Verbuigingen:

stemde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegestemd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
toestemming geven


Voorbeeld:

`toestemmen in de bouwplannen`




Antoniemen:

afwijzen, afkeuren,



Synoniem:

goedkeuren
grif toestemmen
(graag toestemmen)
Wie zwijgt, stemt toe.
(als je niets zegt, gaan we ervan uit dat je het ermee eens bent)
de toestemming
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtustɛmɪŋ]



Verbuigingen:

toestemming|en (meerv.)
goedkeuring van een verzoek of een wens


Voorbeelden:

`toestemming vragen`,
`toestemming geven/verlenen`




Antoniem:

afwijzing



Synoniemen:

verlof, instemming
toestoppen
werkw.


Uitspraak:

['tustɔpə(n)]



Verbuigingen:

stopte toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegestopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand die in bed ligt) bedekken met een deken


Voorbeeld:

`Eerst je kinderen toestoppen en dan zelf naar bed gaan.`




Synoniem:

toedekken (1)


2) (iemand iets) geven zonder dat iemand anders het ziet


Voorbeeld:

`Een briefje van tien euro toegestopt krijgen van je opa.`




Synoniem:

toespelen (1)
toestromen
werkw.


Uitspraak:

['tustromə(n)]



Verbuigingen:

stroomde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is toegestroomd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in grote aantallen aankomen


Voorbeeld:

`Meteen na de opening stroomden de klanten toe.`
toesturen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtustʏrə(n)]



Verbuigingen:

stuurde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegestuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zenden aan of naar


Voorbeeld:

`Ik zal je de papieren vandaag nog toesturen.`




Synoniem:

toezenden
toetakelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtutakələ(n)]



Verbuigingen:

takelde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegetakeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) zo mishandelen dat hij of zij zichtbaar lichamelijk letsel heeft


Voorbeeld:

`iemand lelijk toetakelen`
de toeter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtutər]



Verbuigingen:

toeter|s (meerv.)
1) instrument in de vorm van een trechter waarmee je geluid maakt door er lucht doorheen te blazen


Voorbeeld:

`een papieren feesttoeter`
2) voorziening in een auto of ander vervoermiddel dat geluid produceert om andere weggebruikers te waarschuwen


Voorbeeld:

`de toeter van de vrachtwagen`
met veel toeters en bellen
(met veel nutteloze versieringen)
toeteren
werkw.


Uitspraak:

[ˈtutərə(n)]



Verbuigingen:

toeterde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getoeterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
geluid maken met een toeter


Voorbeeld:

`De auto toeterde.`
het toetje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtucə]



Verbuigingen:

toetje|s (meerv.)
zoet gerecht na de hoofdmaaltijd


Voorbeeld:

`Als toetje eten we yoghurt met aardbeien.`




Synoniemen:

dessert, nagerecht
toetreden
werkw.


Uitspraak:

['tutredə(n)]



Verbuigingen:

trad toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is toegetreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
lid worden


Voorbeeld:

`Je kunt tot dit genootschap alleen toetreden als je gevraagd wordt.`
toetreden tot
(lid worden of deel gaan uitmaken van) `landen die willen toetreden tot de Europese Unie`
de toetreding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tutredɪŋ]



Verbuigingen:

toetreding|en (meerv.)
het lid worden of deel gaan uitmaken van


Voorbeeld:

`De toetreding van Turkije tot de EU wordt ter discussie gesteld.`
de toets
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tuts]



Verbuigingen:

toets|en (meerv.)
1) test om uit te zoeken of iets of iemand voldoet aan bepaalde voorwaarden


Voorbeelden:

`een schriftelijke toets voor wiskunde`,
`luistertoets`




Synoniem:

test
2) beweegbaar onderdeel waarop je moet drukken om een apparaat te bedienen


Voorbeelden:

`de zwarte toetsen van de piano`,
`druktoets`,
`de entertoets`,
`pauzetoets`
de toets der kritiek kunnen doorstaan
(aan de voorwaarden voldoen)
de toetsaanslag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tutsanslɑx]



Verbuigingen:

toetsaanslag|en (meerv.)
keer dat je een toets indrukt


Voorbeeld:

`Hoe snel je kunt typen, wordt weergegeven met het aantal toetsslagen per minuut.`




Synoniem:

aanslag (2)
toetsen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtutsə(n)]



Verbuigingen:

toetste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getoetst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
testen


Voorbeeld:

`iemand toetsen op zijn kennis`




Synoniemen:

keuren, testen
het toetsenbord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtutsə(n)bɔrt]



Verbuigingen:

toetsenbord|en (meerv.)
paneel met alle toetsen om een apparaat te bedienen


Voorbeeld:

`een draadloos toetsenbord`
toetsinstrument
zelfst.naamw.
[muziekinstrument] muziekinstrument dat is voorzien van een of meer toetsenborden om de gewenste tonen tot klinken te brengen Voorbeeld: `Klavecimbel, orgel, piano zijn typische toetsinstrumenten. `
toetsen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtutsə(n)]



Verbuigingen:

toetste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getoetst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
testen


Voorbeeld:

`iemand toetsen op zijn kennis`




Synoniemen:

keuren, testen
Toevaans
zelfst.naamw.
[taal] een Siberisch-Turkse taal met ca. 200.000 sprekers in de Russische autonome republiek Toeva en het naburige Mongolië Voorbeeld: `Toen Toeva onafhankelijk was werd het Toevaans met Latijns schrift geschreven, maar sinds 1941 schrijft men het in het Cyrillisch. `
I het toeval
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtuvɑl]
gebeurtenis die plaatsvindt zonder bedoeling, terwijl die er wel lijkt te zijn


Voorbeelden:

`Wat een toeval dat jij hier ook bent!`,
`elkaar bij toeval tegenkomen`,
`Door puur toeval kwam ik op deze site terecht.`
niets aan het toeval overlaten
(alles zeer grondig voorbereiden en regelen)
II de (m)/het toeval
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtuvɑl]



Verbuigingen:

toeval|len (meerv.)
aanval van epilepsie
toevallig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tuˈvɑləx]
bij of door toeval


Voorbeeld:

`een toevallige samenloop van omstandigheden`




Synoniem:

willekeurig
Heb je toevallig een tientje voor me?
(heb je misschien tien euro voor me?)
Zo is het toevallig wel gebeurd.
(zo is het echt gebeurd)
toevalligerwijs
bijwoord
op een toevallige manier Voorbeeld: `Jaren later komen ze elkaar toevalligerwijs tegen in een winkelcentrum. `
het is daar goed toeven
(het is prettig om daar te zijn) `Na afloop was het goed toeven op het kerkplein met muziek en Glühwein.`
toevertrouwen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuvərtrɑuwə(n)]



Verbuigingen:

vertrouwde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toevertrouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iets aan iemand) geven omdat je gelooft dat hij of zij er geen misbruik van zal maken
2) in vertrouwen vertellen


Voorbeeld:

`je liefdesverdriet aan een dagboek toevertrouwen`
Ik zou haar mijn laatste cent toevertrouwen.
(ik vertrouw haar helemaal)
Dat is haar wel toevertrouwd.
(die taak zal zij goed uitvoeren)
de toevloed
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tuvlut]
het aankomen van dingen of mensen in grote aantallen


Voorbeelden:

`een toevloed van vluchtelingen`,
`een toevloed aan informatie`




Synoniem:

vloed (2)
je toevlucht zoeken bij/in
(hulp of troost proberen te vinden bij of met) `toevlucht zoeken bij je grote, sterke broer`
je toevlucht nemen tot
(gebruik maken van) `je toevlucht nemen tot een list`
toevoegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuvuxə(n)]



Verbuigingen:

voegde toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegevoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (ergens) bij doen


Voorbeeld:

`voeg twee liter water toe`
2) op onvriendelijke manier zeggen tegen


Voorbeeld:

`"Zeur niet", voegde zij hem op bitse toon toe.`




Synoniemen:

toebijten, toesnauwen
de toegevoegde waarde
(toename in waarde bij het omzetten van grondstoffen in eindproducten) `btw of belasting op de toegevoegde waarde`
de toevoeging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tuvuxɪŋ]



Verbuigingen:

toevoeging|en (meerv.)
keer dat je iets toevoegt (1) of dat wat je aan iets toevoegt (1)


Voorbeelden:

`de ongezonde chemische toevoegingen in ons voedsel`,
`de toevoeging van vitaminen en mineralen aan levensmiddelen`
de toevoeging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tuvuxɪŋ]



Verbuigingen:

toevoeging|en (meerv.)
keer dat je iets toevoegt (1) of dat wat je aan iets toevoegt (1)


Voorbeelden:

`de ongezonde chemische toevoegingen in ons voedsel`,
`de toevoeging van vitaminen en mineralen aan levensmiddelen`
toevoegsel
zelfst.naamw.
[taalkunde] een gebonden morfeem dat aan een ander morfeem wordt vastgehecht om zo een nieuw woord te vormen Voorbeeld: `De rol van het toevoegsel in de afleiding of samenstelling wordt weergegeven door een verticale streep. `
toevoer
zelfst.naamw.
het pad waarlangs iets een bepaalde plek bereikt
Voorbeeld: `Daarmee raakte de toevoer van koelwater geblokkeerd. `
datgene wat toegevoerd wordt
Voorbeeld: `De toevoer van koelwater is niet groot genoeg. `
toewensen
werkw.


Uitspraak:

['tuwɛnsə(n)]



Verbuigingen:

wenste toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets voor iemand willen of verlangen


Voorbeeld:

`Dat wens ik zelfs mijn ergste vijand niet toe!`




Synoniem:

wensen
de toewijding
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtuwɛidɪŋ]
grote zorg en aandacht


Voorbeeld:

`met veel toewijding de patiënten verplegen`
toewijzen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuwɛizə(n)]



Verbuigingen:

wees toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
officieel bepalen dat iemand iets krijgt


Voorbeelden:

`een minderjarig kind een voogd toewijzen`,
`de Olympische Spelen aan een land toewijzen`




Synoniem:

toekennen
toezeggen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuzɛxə(n)]



Verbuigingen:

zegde/zei toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegezegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) zeggen dat je zeker iets zult doen of geven


Voorbeeld:

`een bedrag van duizend euro toezeggen`




Synoniem:

beloven
de toezegging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tuzɛxɪŋ]



Verbuigingen:

toezegging|en (meerv.)
dat wat je toezegt


Voorbeelden:

`een mondelinge of schriftelijke toezegging`,
`toezeggingen doen`




Synoniem:

belofte
toezenden
werkw.


Uitspraak:

['tuzɛndə(n)]



Verbuigingen:

zond toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zenden aan of naar


Voorbeeld:

`iemand een pakketje met de post toezenden`




Synoniem:

toesturen
het toezicht
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtuzɪxt]
controle op iets of iemand om te kijken of alles goed gaat


Voorbeelden:

`toezicht houden op`,
`iemand onder toezicht plaatsen`
onder toezicht staan
(gecontroleerd worden)
de toezichthouder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tuzɪxthɑudər]



Verbuigingen:

toezichthouder|s (meerv.)
persoon die toezicht op iets of iemand houdt


Voorbeelden:

`een toezichthouder aanstellen`,
`een nationale/Europese toezichthouder`,
`een toezichthouder op de beurs`
toezien op
werkw.


Uitspraak:

[ˈtuzin ɔp]



Verbuigingen:

zag toe op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toegezien op (volt.deelw.)
zorgen dat alles volgens de regels gebeurt


Voorbeeld:

`een toeziend voogd`
toezingen
werkw.
zich zingend tot iemand richten, gewoonlijk met lof
Voorbeeld: `Hem werd door een bard een ode toegezongen. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het toezingen in de tweede betekenis erin. `
enz.
tof
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tɔf]
geweldig goed
toffe maatjes
(hele goede vrienden) `een toffe gast`
de toffee
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɔfe]



Verbuigingen:

toffee|s (meerv.)
zoet en taai snoepje gemaakt van suikerstroop, boter en melk
de toffee
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɔfe]



Verbuigingen:

toffee|s (meerv.)
zoet en taai snoepje gemaakt van suikerstroop, boter en melk
de tofoe
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtofu]
gestremde sojamelk die in blokken is geperst


Voorbeeld:

`een vegetarisch gerecht met tofoe`




Synoniem:

tahoe
Togo
zelfst.naamw.
[land] een land in West-Afrika
Ia de Togolees
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[toxo'les]



Verbuigingen:

Togo|lezen (meerv.)



Ib de Togo|lese
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[toxo'|lesə]



Verbuigingen:

Togolese|n (meerv.)
iemand met de Togolese nationaliteit
II Togolees
bijv.naamw.


Uitspraak:

[toxo'les]
als iets of iemand uit Togo komt of met Togo te maken heeft
Togolese
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Togo, of een vrouw afkomstig uit Togo
het toilet
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[twaˈlɛt]



Verbuigingen:

toilet|ten (meerv.)
1) pot waarop je kunt zitten om te poepen en te plassen, en met een waterbak om door te spoelen


Voorbeelden:

`Waar zijn hier de toiletten?`,
`een chemisch toilet`




Synoniem:

wc
je toilet maken
(je nette kleren aandoen, je haren kammen, je gezicht verzorgen enz.)
het toiletartikel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[twa'lɛtɑrtikəl]



Verbuigingen:

toiletartikel|s, toiletartikel|en (meerv.)
spul dat je gebruikt om je toilet te maken


Voorbeelden:

`toiletartikelen zoals een kam, tandenborstel en tandpasta, zeep, potje crème enz.`,
`toiletartikelen in je toilettas doen als je op reis gaat`
toiletbenodigdheden
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[twa'lɛtbənodəxthedə(n)]
spullen om je toilet te maken


Synoniem:

toiletartikelen
het toiletpapier
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[twaˈlɛtpapir]
dunne velletjes papier om je billen mee af te vegen als je hebt gepoept


Voorbeeld:

`een rol toiletpapier`




Synoniemen:

wc-papier, closetpapier
toilettafel
zelfst.naamw.
tafel met een spiegel erboven en met laatjes voor toiletbenodigdheden.
de toilettas
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[twaˈlɛtɑs]



Verbuigingen:

toilettas|sen (meerv.)
tas om toiletartikelen zoals zeep, tandenborstel, tandpasta, kam en borstel in te bewaren
Tok Pisin
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Papoea-Nieuw-Guinea gesproken wordt Voorbeeld: `Hoe goed beheerst u het Tok Pisin? `
Tokelau-eilander
zelfst.naamw.
[demoniem] een inwoner van de Tokelau-eilanden, of iemand afkomstig uit de Tokelau-eilanden
Tokelau-eilands
bijv.naamw.
[demoniem] op de Tokelau-eilanden betrekking hebbend
Tokelau-eilandse
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van de Tokelau-eilanden, of een vrouw afkomstig uit de Tokelau-eilanden
Tokelauaans
zelfst.naamw.
[taal] taal die naast het Engels in Tokelau wordt gesproken
Toki Pona
zelfst.naamw.
bepaalde kunsttaal
Tokioër
zelfst.naamw.
een inwoner van Tokio, de hoofdstad van Japan
tokkelinstrument
zelfst.naamw.
[muziek] een snaarinstrument waarvan de snaren gewoonlijk in trilling worden gebracht door deze eerst opzij te trekken en dan te laten schieten Voorbeeld: `Een populair tokkelinstrument is de gitaar. `
tokkelinstrument
zelfst.naamw.
[muziek] een snaarinstrument waarvan de snaren gewoonlijk in trilling worden gebracht door deze eerst opzij te trekken en dan te laten schieten Voorbeeld: `Een populair tokkelinstrument is de gitaar. `
de tol
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɔl]



Verbuigingen:

tol|len (meerv.)
1) speelgoed in de vorm van een kegel dat je op een (metalen) punt op de grond laat draaien


Voorbeeld:

`een houten tol`



2) geld dat je betaalt om gebruik te maken van een weg, een brug, een tunnel of pont


Voorbeeld:

`tolweg`




Synoniem:

tolgeld
zijn tol eisen
(de nadelige gevolgen ervan ondervinden) `Slaapgebrek eist zijn tol.`
ergens de tol voor betalen
(ergens de nare gevolgen van ondervinden)
de tolbeambte
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɔlbəɑmtə]



Verbuigingen:

tolbeambte|n (meerv.)
iemand die als beroep tol (2) int
de tolbrug
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɔlbrʏx]



Verbuigingen:

tolbrug|gen (meerv.)
brug waarvoor je tol (2) moet betalen om er overheen te gaan


Voorbeeld:

`tol heffen voor een tolbrug om uit de bouwkosten te komen`
tollen
werkw.


Uitspraak:

['tɔlə(n)]



Verbuigingen:

tolde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) met een tol (1) spelen


Verbuigingen:

heeft getold (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`met je buurjongens op straat tollen`



2) je draaiend of onvast bewegen


Verbuigingen:

is getold (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`na hard werken je bed in tollen van vermoeidheid`,
`wespen die alle kanten op tollen`
tollen van de slaap
(heel veel slaap hebben)
tolerant
bijv.naamw.


Uitspraak:

[toləˈrɑnt]
bereid om andere mensen afwijkend te laten denken en handelen


Voorbeeld:

`een tolerante houding jegens mensen met een andere overtuiging`




Antoniem:

intolerant



Synoniem:

verdraagzaam
de tolerantie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tolə'rɑn(t)si]
1) bereidheid om andere mensen afwijkend te laten denken en handelen


Voorbeelden:

`de afnemende tolerantie in Nederland`,
`nultolerantie`




Antoniem:

intolerantie



Synoniem:

verdraagzaamheid


2) (van apparaten) toegelaten afwijking van een bepaalde norm


Verbuigingen:

tolerantie|s (meerv.)



Voorbeeld:

`de tolerantie van een flitspaal instellen op vijf procent van de maximum snelheid`
tolereren
werkw.


Uitspraak:

[toləˈrerə(n)]



Verbuigingen:

tolereerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getolereerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verdragen


Voorbeeld:

`niet tolereren dat de kinderen elkaar slaan`




Synoniemen:

dulden, toelaten
het tolgeld
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɔlxɛlt]



Verbuigingen:

tolgeld|en (meerv.)
geld dat je moet betalen om gebruik te maken van een weg, een brug, een tunnel of pont


Voorbeeld:

`tolgeld heffen`




Synoniem:

tol (2)
het tolgeld
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɔlxɛlt]



Verbuigingen:

tolgeld|en (meerv.)
geld dat je moet betalen om gebruik te maken van een weg, een brug, een tunnel of pont


Voorbeeld:

`tolgeld heffen`




Synoniem:

tol (2)
de tolheffing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tɔlhɛfɪŋ]



Verbuigingen:

tolheffing|en (meerv.)
keer dat je tol (2) vraagt


Voorbeeld:

`een wildgroei aan tolheffingen en wegenvignetten in Europa`
tolhuis
zelfst.naamw.
gebouw van waaruit tol geheven wordt Voorbeeld: `Hij stopte bij het tolhuisje en gooide twee euro in de trechter. `

Bron: Wikiwoordenboek - tolhuis.
de tolk
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɔlk]



Verbuigingen:

tolk|en (meerv.)
iemand die gesproken woorden van de ene taal in de andere taal vertaalt


Voorbeeld:

`doventolk`
simultaantolk
(tolk die vertaalt terwijl de spreker aan het woord is)
tolken
werkw.


Uitspraak:

['tɔlkə(n)]



Verbuigingen:

tolkte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getolkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
als tolk gesproken taal vertalen


Voorbeeld:

`tolken van het Engels naar het Frans bij een Europese vergadering`
tollen
werkw.


Uitspraak:

['tɔlə(n)]



Verbuigingen:

tolde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) met een tol (1) spelen


Verbuigingen:

heeft getold (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`met je buurjongens op straat tollen`



2) je draaiend of onvast bewegen


Verbuigingen:

is getold (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`na hard werken je bed in tollen van vermoeidheid`,
`wespen die alle kanten op tollen`
tollen van de slaap
(heel veel slaap hebben)
de tolweg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɔlwɛx]



Verbuigingen:

tol|wegen (meerv.)
weg waarvoor je tol (2) moet betalen om erop te rijden


Voorbeeld:

`op vakantie tol betalen voor tolwegen in Frankrijk`
de tomaat
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[toˈmat]



Verbuigingen:

to|maten (meerv.)
rode, ronde vrucht die veel in salades wordt gegeten


Voorbeelden:

,
`vleestomaat`
tomaatkleurig
bijv.naamw.
[kleur] de zachtrode kleur van tomaten hebbend Voorbeeld: `Hij rijdt in een tomaatkleurige auto. `
I tomaatrood
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur rood met RAL-nummer 3013; een rode kleur zoals die van een tomaat.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het tomaatrood?
II tomaatrood
bijv.naamw.
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur rood, met RAL-nummer 3013.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een tomaatrode auto. `
tomahawk
zelfst.naamw.
de strijdbijl van de Noord-Amerikaanse indianen Voorbeeld: `Die indiaan liep rond met een tomahawk. `
tomahawk
zelfst.naamw.
de strijdbijl van de Noord-Amerikaanse indianen Voorbeeld: `Die indiaan liep rond met een tomahawk. `
de tomaat
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[toˈmat]



Verbuigingen:

to|maten (meerv.)
rode, ronde vrucht die veel in salades wordt gegeten


Voorbeelden:

,
`vleestomaat`
de tomatenketchup
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tomatə(n)'kɛtʃʏp]
koude saus van tomaten en andere ingrediënten


Voorbeelden:

`friet met tomatenketchup`,
`een tube tomatenketchup`




Synoniem:

ketchup
tomatensap
zelfst.naamw.
een vruchtensap dat uit tomaten is bereid
tomeloos
bijv.naamw.


Uitspraak:

['toməlos]
die of dat niet te stuiten is


Voorbeelden:

`met tomeloze inzet en energie werken`,
`tomeloze ambities hebben`




Synoniemen:

ongebreideld, erg groot
toom
zelfst.naamw.
riem of koord waarmee men een rij- of trekdier bestuurt, zowel gebruikt voor elke riem afzonderlijk, als voor beide samen. Een synoniem voor toom is teugel



(van een vlieger) touw of touwtjes waarmee de helling van een op te laten vlieger bepaald wordt, waarvan het stijgen afhangt

vlucht, koppel (m.n. van wilde eenden)

bijeenbehorende troep hoenders of eenden

broedsel

worp, nest

(gewestelijk) visrijke plek, plek waarheen de vis trekt

stel riemen om de borst van een kind, met een leidsel, waaraan men een klein kind laat lopen
tomografie
zelfst.naamw.
[medisch] röntgenfoto waarbij slechts één vlak scherp wordt afgebeeld (doorsnede)
de tompoes
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tomˈpus]



Verbuigingen:

tom|poezen (meerv.)
gebakje van twee laagjes bladerdeeg met glazuur en daartussen zoete, gele room
de tomtom
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɔm'tɔm]
apparaat in je auto dat je zegt hoe je naar je bestemming moet rijden


Voorbeeld:

`met je tomtom een adres in een vreemde stad vinden`
de ton
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɔn]



Verbuigingen:

ton|nen (meerv.)
1) cilindervormig, houten vat dat in het midden breder is dan aan de onderkant en bovenkant


Voorbeelden:

`regenton`,
`harington`



2) honderdduizend euro financieel


Voorbeeld:

`een bruto salaris van anderhalve ton per jaar`



3) duizend kilo


Voorbeeld:

`Er zijn op dit terrein tonnen chemisch afval gestort.`
de intonatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ɪntoˈna(t)si]
1) verloop van de toonhoogte van een zin als je praat


Voorbeeld:

`Aan de intonatie kun je ook horen welke woorden nadruk krijgen.`




Synoniem:

zinsmelodie


2) het juist spelen van een toon wat betreft toonhoogte muziek


Voorbeeld:

`De intonatie luistert nauw, want vals is gewoon vals.`
tonnen
werkw.
[verouderd] in een ton opbergen (van vis of vlees)

[verouderd] met een ton afmeten (van turf)
tonnen
werkw.
[verouderd] in een ton opbergen (van vis of vlees)

[verouderd] met een ton afmeten (van turf)
het toneel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[toˈnel]
1) (soms verhoogd) plateau waar theatervoorstellingen worden gegeven


Verbuigingen:

to|nelen (meerv.)



Voorbeelden:

`op het toneel staan`,
`ten tonele brengen/voeren`




Synoniemen:

podium, bühne, planken
2) kunstvorm waarbij spelers een verhaal uitbeelden voor een publiek


Voorbeelden:

`absurdistisch toneel`,
`amateurtoneel`




Synoniemen:

theater, toneelkunst
het toneel van de strijd
(de plaats waar iets gebeurt)
terug op het politieke toneel
(terug in de politiek)
toneelspelen
werkw.


Uitspraak:

[to'nelspelə(n)]



Verbuigingen:

speelde toneel (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toneelgespeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) een toneelstuk opvoeren, meestal met anderen


Voorbeeld:

`een cursus toneelspelen volgen`




Synoniem:

acteren


2) doen alsof


Voorbeeld:

`Ik dacht dat hij van me hield, maar hij heeft al die tijd toneelgespeeld.`




Synoniem:

doen alsof
de toneelkijker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[toˈnelkɛikər]



Verbuigingen:

toneelkijker|s (meerv.)
kleine verrekijker om beter naar een toneelstuk te kunnen kijken


Voorbeeld:

`je toneelkijker meenemen als je een plaats ver van het toneel hebt`




Synoniem:

binocle
de toneelkijker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[toˈnelkɛikər]



Verbuigingen:

toneelkijker|s (meerv.)
kleine verrekijker om beter naar een toneelstuk te kunnen kijken


Voorbeeld:

`je toneelkijker meenemen als je een plaats ver van het toneel hebt`




Synoniem:

binocle
toneelspelen
werkw.


Uitspraak:

[to'nelspelə(n)]



Verbuigingen:

speelde toneel (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft toneelgespeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) een toneelstuk opvoeren, meestal met anderen


Voorbeeld:

`een cursus toneelspelen volgen`




Synoniem:

acteren


2) doen alsof


Voorbeeld:

`Ik dacht dat hij van me hield, maar hij heeft al die tijd toneelgespeeld.`




Synoniem:

doen alsof
de toneelspeler
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[to'nelspelər]



Verbuigingen:

toneelspeler|s (meerv.)



de toneel|speelster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[to'nelspel|stər]



Verbuigingen:

toneelspeelster|s (meerv.)
iemand die als beroep of als hobby toneelspeelt


Voorbeeld:

`een beroemd toneelspeler zijn`




Synoniemen:

acteur, actrice
het toneelstuk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[toˈnelstʏk]



Verbuigingen:

toneelstuk|ken (meerv.)
verhaal dat door spelers wordt opgevoerd


Voorbeeld:

`een toneelstuk van Shakespeare`




Synoniem:

theaterstuk
het toneelstuk
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[toˈnelstʏk]



Verbuigingen:

toneelstuk|ken (meerv.)
verhaal dat door spelers wordt opgevoerd


Voorbeeld:

`een toneelstuk van Shakespeare`




Synoniem:

theaterstuk
de toneeluitvoering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[to'nelœytfurɪŋ]



Verbuigingen:

toneeluitvoering|en (meerv.)
keer dat een toneelstuk wordt opgevoerd


Voorbeeld:

`een theater met acht toneelvoorstellingen per maand`
tonen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtonə(n)]



Verbuigingen:

toonde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
laten zien


Voorbeelden:

`bij de douane je paspoort tonen`,
`Hij toonde oprecht interesse voor hun werk.`,
`weinig begrip tonen`,
`berouw tonen`
de tong
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɔŋ]



Verbuigingen:

tong|en (meerv.)
1) orgaan in je mond dat beweegt en waarmee je spreekt, eten en drinken proeft en doorslikt


Voorbeeld:

`je tong uitsteken`
2) ovaalronde platvis
De tongen komen los.
(men begint te praten)
een scherpe tong hebben
(onaardige dingen zeggen)
boze tongen beweren dat
(er wordt geroddeld dat)
Heb je je tong verloren?
(commentaar als iemand geen antwoord geeft)
sliptong
(kleine tong)
Tonga
zelfst.naamw.
[taal] (ton) een Polynesische taal die in Tonga gesproken wordt en de officiële taal van het land is
Voorbeeld: `Het Tonga is een levende taal, omdat het door 100.000 mensen gesproken wordt. `
[taal] (tog) een taal uit de Mandatalen gesproken in Malawi door oongeveer 220.000 sprekers
Voorbeeld: `De sprekers van het Tonga leven langs het Malawi-meer. `
[taal] (toi) een Lenje-Tongataal uit Zimbabwe en Zambia met meer dan een miljoen sprekers
Voorbeeld: `Dit Tonga is ook een Bantoetaal net als zijn naamgenoot in Malawi, maar zij zijn wederzijds niet verstaanbaar en behoren tot een andere tak van deze taalfamilie. `
[taal] (tnz) een Noord-Asliaanse taal uit Thailand en Maleisië met slechts 300 sprekers
Voorbeeld: `De sprekers van het Tonga leven in het binnenland van het schiereiland van Malakka, zij worden wel negrito's genoemd en waren tot voor kort jagers en verzamelaars. `
eilandstaat en koninkrijk in de Stille Oceaan
Tongaan
zelfst.naamw.
[demoniem] een inwoner van Tonga, of iemand afkomstig uit Tonga
I Tongaans
bijv.naamw.
[demoniem] op Tonga betrekking hebbend
II Tongaans
zelfst.naamw.
[taal] het Tonga (ton), een Polynesische taal die in Tonga gesproken wordt en de officiële taal van het land is
Voorbeeld: `Het Tongaans is een levende taal, omdat het door 100.000 mensen gesproken wordt. `
Tongaanse
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Tonga, of een vrouw afkomstig uit Tonga
de tongval
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɔŋval]
accent waarmee je spreekt


Voorbeeld:

`spreken met een Groningse tongval`




Synoniem:

accent (3)
tongzoenen
werkw.


Uitspraak:

['tɔŋzunə(n)]



Verbuigingen:

tongzoende (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getongzoend (volt.deelw.)
zoenen met de tongen om en tegen elkaar
tonica
zelfst.naamw.
[muziek] de grondtoon van een toonaard, toonsoort, toonladder

[muziek] het centrale akkoord (drieklank) van grondtoon, derde toon en vijfde toon van een toonladder
de tonijn
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[toˈnɛin]



Verbuigingen:

tonijn|en (meerv.)
grote, eetbare oceaanvis met roze vlees
tonisch
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot (spier)spanning
tonium
zelfst.naamw.
[geologie] een tijdperk van de aardgeschiedenis, ong. 1000 -850 miljoen jaar geleden Voorbeeld: `Het tonium was de oudste periode van de era neoproterozoïcum en werd gevolgd door het cryogenium. `
tonnen
werkw.
[verouderd] in een ton opbergen (van vis of vlees)

[verouderd] met een ton afmeten (van turf)
tonsil
zelfst.naamw.
[medisch] een amandel
de tonsillectomie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɔnsɪlɛkto'mi]
het operatief weghalen van je keelamandelen medisch
tonsil
zelfst.naamw.
[medisch] een amandel
de tonsillotomie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɔnsɪloto'mi]
het operatief gedeeltelijk weghalen van je keelamandelen medisch
tonsureren
werkw.
[religie] de kruin van het hoofd scheren
Voorbeeld: `Monniken werden getonsureerd als teken van het feit dat zij de wereld voorgoed de rug toekeerden. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het tonsureren in de tweede betekenis erin. `
enz.
tonnen
werkw.
[verouderd] in een ton opbergen (van vis of vlees)

[verouderd] met een ton afmeten (van turf)
Tontemboaans
zelfst.naamw.
[taal] een taal die op Sulawesi in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Het Tontemboaans is een levende taal, omdat het door 150.000 mensen gesproken wordt. `
tonus
zelfst.naamw.
[medisch] spierspanning
de toog
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tox]



Verbuigingen:

togen (meerv.)
1) lage kast met een pompinstallatie met kranen waaruit bier of frisdrank uit wordt geschonken


Voorbeeld:

`achter de toog staan`




Synoniemen:

tap (1), tapkast


2) boog van een gewelf architectuur


Voorbeeld:

`een klassieke wijnkelder met bogen, togen, gewelven en nissen`
tooien
werkw.
iets versieren
de tool
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tul]



Verbuigingen:

tool|s (meerv.)
1) software met een specifieke functie computers


Voorbeeld:

`een tool voor het oplossen van fouten bij updates`



2) gereedschap


Voorbeeld:

`een tas om tools in op te bergen`
toom
zelfst.naamw.
riem of koord waarmee men een rij- of trekdier bestuurt, zowel gebruikt voor elke riem afzonderlijk, als voor beide samen. Een synoniem voor toom is teugel

(van een vlieger) touw of touwtjes waarmee de helling van een op te laten vlieger bepaald wordt, waarvan het stijgen afhangt

vlucht, koppel (m.n. van wilde eenden)

bijeenbehorende troep hoenders of eenden

broedsel

worp, nest

(gewestelijk) visrijke plek, plek waarheen de vis trekt

stel riemen om de borst van een kind, met een leidsel, waaraan men een klein kind laat lopen
de toon
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ton]



Verbuigingen:

tonen (meerv.)
1) klank met een bepaalde hoogte muziek


Voorbeelden:

`een halve toon`,
`hoge en lage tonen`
2) manier van praten


Voorbeeld:

`op bitse/scherpe toon`
de toon aangeven
(het voorbeeld zijn voor anderen)
een toontje lager zingen
(minder praatjes hebben)
uit de toon vallen
(erg afwijkend zijn)
een hoge toon aanslaan
(arrogant spreken)
aantonen
werkw.


Uitspraak:

[ˈantonə(n)]



Verbuigingen:

toonde aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangetoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bewijzen (dat iets zo is)


Voorbeeld:

`aantonen dat een stof schadelijk is`
toonaangevend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tonanˈxevənt]
belangrijk en invloedrijk op een bepaald gebied


Voorbeeld:

`een toonaangevend architectenbureau`




Synoniem:

vooraanstaand
in alle toonaarden
(versterking bij verschillende werkwoorden) `in alle toonaarden ontkennen dat je er iets mee te maken hebt`
de toonbank
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtombɑŋk]



Verbuigingen:

toonbank|en (meerv.)
lange tafel in een winkel waarachter de verkoper staat
als warme broodjes over de toonbank gaan
(goed verkocht worden)
onder de toonbank verkopen
(verkopen terwijl het verboden is)
het toonbeeld
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtombelt]



Verbuigingen:

toonbeeld|en (meerv.)
uitstekend voorbeeld


Voorbeeld:

`een toonbeeld zijn van rust`
aantonen
werkw.


Uitspraak:

[ˈantonə(n)]



Verbuigingen:

toonde aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangetoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bewijzen (dat iets zo is)


Voorbeeld:

`aantonen dat een stof schadelijk is`
tonen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtonə(n)]



Verbuigingen:

toonde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
laten zien


Voorbeelden:

`bij de douane je paspoort tonen`,
`Hij toonde oprecht interesse voor hun werk.`,
`weinig begrip tonen`,
`berouw tonen`
toongenerator
zelfst.naamw.
[techniek][elektronica] apparaat voor het opwekken van een wisselspanning in het hoorbare frequentiegebied (20 - 20 kHz) Voorbeeld: `Op deze toongenerator kan men het signaal instellen op: sinus-, blok- of een driehoekige golfvorm. `
toongenerator
zelfst.naamw.
[techniek][elektronica] apparaat voor het opwekken van een wisselspanning in het hoorbare frequentiegebied (20 - 20 kHz) Voorbeeld: `Op deze toongenerator kan men het signaal instellen op: sinus-, blok- of een driehoekige golfvorm. `
toongeslacht
zelfst.naamw.
[muziek] het klankkarakter van een toonladder Voorbeeld: `De verschillende toongeslachten hebben zo hun eigen karakteristieke klank. `
toonhoogte
zelfst.naamw.
[natuurkunde] de frequentie van de grondtoon van een geluidssignaal
Voorbeeld: `Kinderen kunnen nog een toonhoogte van 20 kHz horen. `
[muziek] de relatieve afstand van een toon ten opzichte van een andere toon
Voorbeeld: `Let erop dat tijdens het zingen de toonhoogte niet lager wordt. `
toonhoogte
zelfst.naamw.
[natuurkunde] de frequentie van de grondtoon van een geluidssignaal
Voorbeeld: `Kinderen kunnen nog een toonhoogte van 20 kHz horen. `
[muziek] de relatieve afstand van een toon ten opzichte van een andere toon
Voorbeeld: `Let erop dat tijdens het zingen de toonhoogte niet lager wordt. `
toonkamer
zelfst.naamw.
een zaal waarin koopwaar tentoongesteld staat Voorbeeld: `Ik heb dit model niet in de toonkamer gezien. `
toonkunst
zelfst.naamw.
[muziek] in algemene zin muziek, een vorm van kunst waarin gevoelens bij de luisteraar worden aangesproken door middel van een betekenisvolle opeenvolging van geluiden

[muziek] meer in het bijzonder de kunstmuziek die tot klinken wordt gebracht in de grote en kleine concertzaal, de kerk, het operatheater e.d
de toonladder
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtonlɑdər]



Verbuigingen:

toonladder|s (meerv.)
reeks van acht op elkaar volgende tonen


Voorbeeld:

`chromatische toonladder`
toonschaal
zelfst.naamw.
[muziek] een volgens bepaald schema stijgende of dalende opeenvolging van tonen binnen een octaaf Voorbeeld: `Op een piano is het zonder haperen spelen van de toonschaal in B grote terts vrij snel te leren. `
toonsoort
zelfst.naamw.
[muziek] een stelsel van toonafstanden dat gebruikt wordt in een muziekstuk Voorbeeld: `Bij modulatie verandert de toonsoort en daarmee de sfeer van het stuk. `
tonen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtonə(n)]



Verbuigingen:

toonde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
laten zien


Voorbeelden:

`bij de douane je paspoort tonen`,
`Hij toonde oprecht interesse voor hun werk.`,
`weinig begrip tonen`,
`berouw tonen`
de toonzetting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tonzɛtɪŋ]



Verbuigingen:

toonzetting|en (meerv.)
1) gevoel dat je in je woorden of tekst legt


Voorbeelden:

`De inhoud van het stuk staat niet ter discussie, de kritische toonzetting wel.`,
`stijl en toonzetting van een brief`




Synoniem:

toon


2) (tekst) die op muziek gezet is, die tot een muziekstuk gemaakt is muziek


Voorbeelden:

`de toonzetting van een gedicht`,
`een ballade in de toonzetting van Schubert`




Synoniem:

compositie
de toorn
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[torn]
woede formeel
toornig
bijv.naamw.
in woede ontstoken Voorbeeld: `De anders zo rustige man liet zich van zijn toornige zijde zien. `
de toorts
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[torts]



Verbuigingen:

toorts|en (meerv.)
1) stok met aan het einde een brandbare stof


Voorbeeld:

`brandende toortsen tijdens je tuinfeest 's avonds`




Synoniem:

fakkel


2) plant met omhoog staande stelen met bloemen


Voorbeeld:

`zwarte toorts`
de toost
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tost]



Verbuigingen:

toost|en (meerv.)
gelukwens waarbij je je glas optilt


Voorbeeld:

`een toost uitbrengen op de jubilaris`
toosten
werkw.
een heildronk uitbrengen, op iets of iemand drinken Voorbeeld: `Zij toostten op een goede toekomst. `
de top
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɔp]



Verbuigingen:

top|pen (meerv.)
1) hoogste punt van iets


Voorbeeld:

`bergtop`
2) groep mensen of zaken die ergens het beste in is


Voorbeeld:

`topcrimineel`
op en top
(volledig)
van top tot teen
(van boven tot onder)
aan de top staan
(het hoogst haalbare hebben bereikt)
het topje van de ijsberg
(alleen een klein deel dat zichtbaar is van een veel groter probleem)
tot de top 10 behoren
(tot de beste tien behoren)
topconferentie
(conferentie van de belangrijkste wereldleiders)
topaas
zelfst.naamw.
[n] [mineraal] mineraal met de chemische formule Al<sub>2</sub>SiO<sub>4</sub>(OH,F)<sub>2</sub>, een hydroxy- en fluorhoudend aluminium-nesosilicaat, dat als edelsteen wordt gebruikt

[m] een edelsteen bestaande uit [1]
topaaskolibrie
zelfst.naamw.
[vogels] 'Topaza pella' een vrije grote soort kolibrie uit het woud van Zuid-Amerika Voorbeeld: `De topaaskolibrie heeft lange zwarte staartveren. `
de topatleet
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɔpɑtlet]



Verbuigingen:

topat|leten (meerv.)



de topat|lete
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tɔpɑt|letə]



Verbuigingen:

topatlete|n, topatlete|s (meerv.)
atleet die tot de top (2) behoort sport


Voorbeeld:

`als topatleet een gouden medaille winnen`
de topclub
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɔpklʏp]



Verbuigingen:

topclub|s (meerv.)
club die tot de top (2) behoort sport


Voorbeeld:

`de transfer van een topspeler naar een topclub`
topcoaten
werkw.


Afbreekpatroon:

'top - coa - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

topcoatte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getopcoat (volt.deelw.)
een beschermende laag aanbrengen


Voorbeeld:

`de houten vloer topcoaten zodat hij nog jaren mooi blijft`
de topconditie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tɔpkɔndi(t)si]
zeer goede conditie (1) of toestand


Voorbeelden:

`in topconditie zijn en winnen`,
`je auto in topconditie houden`




Synoniem:

topvorm
de topcrimineel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɔpkriminel]



Verbuigingen:

topcrimi|nelen (meerv.)
iemand die een zeer goed, slim en machtig misdadiger is


Voorbeeld:

`De politie heeft een lang gezochte Amsterdamse topcrimineel gearresteerd.`
tophoek
zelfst.naamw.
[scheepvaart] de bovenste hoek van een zeil (op een zeilboot)
de/het topic
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɔpɪk]



Verbuigingen:

topic|s (meerv.)
waarover het gaat


Voorbeeld:

`Het topic van de bespreking is veranderingsmanagement.`




Synoniem:

onderwerp
topisch
bijv.naamw.
[medisch] plaatselijk
het topje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɔpjə]



Verbuigingen:

topje|s (meerv.)
hemdje, vaak zonder schouderbandjes, dat vrouwen in de zomer dragen
de topklasse
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɔpklɑsə]
groep mensen of zaken die ergens het beste in is


Voorbeelden:

`de topklasse voetbal`,
`In de topklasse auto's zitten de duurste, meest luxueuze en grootste auto's.`




Synoniem:

top (2)
de toplaag
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɔplax]
1) bovenste laag (1)


Voorbeelden:

`De Afsluitdijk krijgt een versterkte toplaag.`,
`de kunststof toplaag van een aanrechtblad`



2) hoogste sociale groepering van de bevolking


Voorbeeld:

`De toplaag heeft de hoogste inkomens.`




Synoniem:

elite
topless
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɔpləs]
(van vrouwen) met blote borsten


Voorbeeld:

`topless zonnebaden`
topmanagement
zelfst.naamw.
[bedrijfskunde] de bedrijfsleiding van een organisatie, de verzameling topmanagers
de topmanager
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɔpmɛnədʒər]



Verbuigingen:

topmanager|s (meerv.)
manager met een heel hoge positie


Voorbeelden:

`Het bedrijf zoekt een topmanager.`,
`de vrouwelijke topmanager van dit jaar`
topologie
zelfst.naamw.
[medisch]: relatie tussen het voorliggend deel van de baby bij de bevalling in het geboortekanaal

[wiskunde]: tak van de wiskunde die zich bezighoudt met eigenschappen van de ruimte, die bewaard blijven bij continue vervorming

het geheel van kennis aangaande de plaatsen op een oppervlak of in een gebied
toponiem
zelfst.naamw.
een eigennaam die een geografisch begrip benoemt Voorbeeld: `Zwijndrecht, de Noordzee en de Sahara zijn toponiemen. `
toppen
werkw.
een plant besnoeien door de groeitoppen te verwijderen Voorbeeld: `De plant moet echt getopt, anders groeit hij nog door het plafond. `
de topper
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɔpər]



Verbuigingen:

topper|s (meerv.)
1) iemand die of iets dat heel goed is en waarvoor veel belangstelling is


Voorbeelden:

`Die wedstrijd was een topper.`,
`een topper in het tennis zijn`,
`Dat liedje wordt een topper.`



2) dunne matras die bovenop het gewone matras ligt


Voorbeeld:

`een boxspring met een topper erop`




Synoniem:

topmatras


3) eend met blauwgrijze snavel met een kleine zwarte punt


Voorbeeld:

`Bij toppers is het mannetje zwart met wit en het vrouwtje donkerbruin.`
het toppunt
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɔpʏnt]
het uiterste, allerhoogste punt


Voorbeeld:

`je toppunt bereiken`




Synoniem:

summum
Dat is het toppunt!
(uitdrukking om aan te geven dat je boos of verbaasd bent)
het topsalaris
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tɔpsalarɪs]



Verbuigingen:

topsalaris|sen (meerv.)
zeer hoog salaris


Voorbeelden:

`een topsalaris verdienen als bestuurder van een groot concern`,
`Een topsalaris is in Nederland een salaris dat hoger is dan dat van de minister-president.`
de topscorer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɔpskorər]



Verbuigingen:

topscorer|s (meerv.)
iemand die de meeste doelpunten maakt in een reeks wedstrijden sport
de topspeler
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɔpspelər]



Verbuigingen:

topspeler|s (meerv.)



de top|speelster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tɔp|spelstər]



Verbuigingen:

topspeelster|s (meerv.)
sporter die erg goed is, beter dan de meeste anderen sport


Voorbeeld:

`uitgroeien tot een topspeler`
de topsport
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɔpspɔrt]
sport op het hoogste niveau sport
de topsporter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɔpspɔrtər]



Verbuigingen:

topsporter|s (meerv.)



de topsport|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tɔpspɔrt|stər]



Verbuigingen:

topsportster|s (meerv.)
sporter die aan topsport doet sport
toppen
werkw.
een plant besnoeien door de groeitoppen te verwijderen Voorbeeld: `De plant moet echt getopt, anders groeit hij nog door het plafond. `
de toptijd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɔptɛit]



Verbuigingen:

toptijd|en (meerv.)
1) erg goede tijd sport


Voorbeeld:

`een toptijd op de marathon lopen`



2) tijd waarop iets op zijn hoogtepunt is


Voorbeeld:

`Het toeristenseizoen begint in mei en de toptijd ligt tussen begin juli en eind augustus.`
de topvorm
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɔpfɔrm]
zeer goede lichamelijke conditie


Voorbeeld:

`De tennisser was in topvorm.`




Synoniem:

topconditie
topzwaar
bijv.naamw.


Uitspraak:

['tɔpswar]
1) van boven zo zwaar dat iets bijna omvalt


Voorbeeld:

`een topzware kamerplant`



2) groter dan nodig


Voorbeeld:

`Egypte kampt met een topzwaar ambtenarenapparaat.`
toque
zelfst.naamw.
1) traditioneel hoofddeksel van Franse magistraten en andere Franse overheidsdienaren


Voorbeeld:

`Een toque is een baretvormig hoedje.`



2) een komvormige plaat ter bescherming van de mannelijke genitaliën die bij sommige sporten wordt gebruikt sporthockey


Voorbeeld:

`Een keepersbroek met toque zorgt voorbescherming van het mannelijke geslachtsdeel.`
de tor
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɔr]



Verbuigingen:

tor|ren (meerv.)
insect waarbij de vleugels onder een schild op zijn rug zitten


Synoniem:

kever
zo dronken als een tor
(erg dronken)
torderen
werkw.


Afbreekpatroon:

tor - 'de - ren



Verbuigingen:

tordeerde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getordeerd (volt.deelw.)
draaien, verdraaien


Voorbeelden:

`Hierdoor is onze rug flexibel en kunnen we ons lichaam buigen en zelfs torderen, d.w.z. de schouders draaien t.o.v. de heupen.`,
`Met stijfheid wordt de mate van buiging van de constructie bedoeld en met torsie het torderen (draaien) over de lengteas van je buggy.`
de toreador
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[toreja'dɔr]



Verbuigingen:

toreador|s (meerv.)
iemand die in een stierengevecht een stier bevecht en doodt


Voorbeeld:

`Aan het einde van het stierengevecht gaf de toreador de finale doodssteek.`




Synoniem:

stierenvechter
de toren
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtorə(n)]



Verbuigingen:

toren|s (meerv.)
1) hoog en smal bouwwerk


Voorbeelden:

`kerktoren`,
`de toren van Babel`
2) schaakstuk in de vorm van een toren (1)


Voorbeeld:

`een toren slaan`
hoog van de toren blazen
(verwaand zijn en veel eisen)
in een ivoren toren zitten
(zich boven iedereen verheven voelen en daardoor het contact met de dagelijkse werkelijkheid verliezen)
de torenflat
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtorə(n)flɛt]



Verbuigingen:

torenflat|s (meerv.)
hoog flatgebouw
torenhoog
bijv.naamw.


Uitspraak:

['torə(n)hox]
heel erg hoog


Voorbeelden:

`torenhoge golven`,
`torenhoge schulden hebben`
de torenvalk
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['torə(n)vɑlk]



Verbuigingen:

torenvalk|en (meerv.)
vrij kleine roofvogel


Voorbeeld:

`Een volwassen torenvalk is ongeveer 30 tot 35 centimeter groot.`




Synoniemen:

roodvalk, avondvalk
torisch
bijv.naamw.
[wiskunde], [optica] op een torus betrekking hebbend Voorbeeld: `Er wordt in de hedendaagse optica regelmatig met torische lenzen gewerkt. `
tormenteren
werkw.


Afbreekpatroon:

tor - men - te - ren



Verbuigingen:

tormenteerde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getormenteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
folteren, kwellen


Voorbeeld:

`Moeder Aarde zou zich kunnen wreken op de mensheid die haar tormenteert.`




Synoniem:

pijnigen
torn
werkw.
'voltooid deelwoord' van tear
de tornado
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɔr'nado]



Verbuigingen:

tornado|'s (meerv.)
zware en ronddraaiende storm meteorologie


Voorbeeld:

`Tornado's doen zich vooral voor in het regenseizoen in Noord- en Midden-Amerika.`




Synoniem:

wervelstorm
tornen
werkw.
het herhaald tussen de steken doorknippen van een draad waarmee iets vastgenaaid zit

'overdrachtelijk' het afbreuk maken aan een bestaande instelling of regel
Voorbeeld: `Daaraan mag niet getornd worden. `
tornen
werkw.
het herhaald tussen de steken doorknippen van een draad waarmee iets vastgenaaid zit

'overdrachtelijk' het afbreuk maken aan een bestaande instelling of regel
Voorbeeld: `Daaraan mag niet getornd worden. `
tornen aan
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɔrnə(n) an]



Verbuigingen:

tornde aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getornd aan (volt.deelw.)
veranderen


Voorbeeld:

`Aan die beslissing valt niet te tornen.`
torpederen
werkw.


Uitspraak:

[tɔrpəˈderə(n)]



Verbuigingen:

torpedeerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getorpedeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met een torpedo aanvallen en laten zinken defensie


Voorbeeld:

`een onderzeeër torpederen`



2) laten mislukken


Voorbeeld:

`een voorstel torpederen`




Synoniem:

verijdelen
de torpedo
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɔrˈpedo]



Verbuigingen:

torpedo|'s (meerv.)
bom die onder water wordt afgeschoten
de tor
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tɔr]



Verbuigingen:

tor|ren (meerv.)
insect waarbij de vleugels onder een schild op zijn rug zitten


Synoniem:

kever
zo dronken als een tor
(erg dronken)
torrenten
werkw.


Afbreekpatroon:

'tor - ren - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

torrentte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getorrent (volt.deelw.)
het uitwisselen van gegevens en bestanden computer


Voorbeeld:

`het torrenten van films en muziek`
torsie
zelfst.naamw.
[medisch] draaiing
de torso
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tɔrso]



Verbuigingen:

torso|'s (meerv.)
deel van een lichaam zonder hoofd, armen en benen, of beeld in die vorm


Synoniem:

romp
torsen
werkw.


Uitspraak:

['tɔrsə(n)]



Verbuigingen:

torste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getorst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iets zwaars) met moeite dragen


Voorbeelden:

`zware boodschappentassen de trap op torsen`,
`als je te dik bent jezelf mee moeten torsen als je ergens heen gaat`
2) moeten verdragen


Voorbeeld:

`landen die de hoogste schulden torsen`
niet te torsen
(ondraaglijk) `Het leven is niet te torsen als je net je partner verloren hebt.`
tortelduif
zelfst.naamw.
'Streptopelia turtur': een lichtbeige duivensoort
torus
zelfst.naamw.
[wiskunde] een driedimensionaal ringvormig oppervlak, lijkend op een opgeblazen luchtband
tossen
werkw.


Uitspraak:

['tɔsə(n)]



Verbuigingen:

toste (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getost (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij een spel of sport een munt omhoog gooien om te beslissen wie begint
de tosti
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtɔsti]



Verbuigingen:

tosti|'s (meerv.)
twee geroosterde sneetjes brood met gesmolten kaas en ham ertussen
I tot
voorzetsel


Uitspraak:

[tɔt]
1) niet verder dan


Voorbeeld:

`tot de deur`



2) niet langer dan


Voorbeelden:

`tot de zomervakantie`,
`een baan van negen tot vijf`
3) in de richting van


Voorbeeld:

`zich richten tot iemand`



4) zonder eigen betekenis, in uitdrukkingen
tot ziens!
(woorden waarmee je van iemand afscheid neemt als je verwacht hem of haar terug te zien>) Synoniem: tot kijk
tot op heden
(tot vandaag)
tot dusver
(tot zover als we nu zijn) Synoniem: tot nu toe
tot nu toe
(tot op dit moment)
van maandag tot en met vrijdag
(op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag)
van maandag tot zaterdag
(op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag)
II tot
conjunction


Uitspraak:

[tɔt]
niet langer dan


Voorbeeld:

`werken tot je klaar bent`




Synoniem:

totdat
totaal
bijwoord


Uitspraak:

[toˈtal]
helemaal


Voorbeeld:

`Ik maak me totaal geen zorgen.`
totaliseren
werkw.
getallen, punten bij elkaar optellen Voorbeeld: `Hij werd kampioen doordat hij na drie ritten het maximaal aantal punten wist te totaliseren. ` Voorbeeld: `Door afronding totaliseren de percentages niet altijd precies op 100%. `
totalitair
bijv.naamw.


Uitspraak:

[totalɪ'tɛ:r]
(van regeringsvormen) als alles en iedereen totaal ondergeschikt is aan het staatsbelang, of als iets daar mee te maken heeft


Voorbeelden:

`Een voorbeeld van een totalitair regime is het nationaalsocialisme in Duitsland onder Hitler.`,
`totalitaire kunst`
de totaliteit
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[totali'tɛit]
alles bij elkaar


Voorbeeld:

`de totaliteit van verhalen over goden bij verschillende volkeren`




Synoniem:

geheel
in zijn totaliteit
(in zijn geheel) `een gesprek in zijn totaliteit beoordelen` Synoniem: alles bij elkaar genomen
totaliter
bijwoord
[formeel] Alles bij elkaar, in het geheel Voorbeeld: `Totaliter telt dit register om en nabij de 1.100 ingeschrevenen. `
totdat
conjunction


Uitspraak:

[tɔˈdɑt]
tot het moment dat


Voorbeeld:

`Wacht met eten, totdat ik thuis ben.`




Synoniem:

tot (2)
de totstandbrenging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɔt'stɑndbrɛŋɪŋ]
keer dat je iets tot stand brengt, zorgt dat het er komt


Voorbeeld:

`de totstandbrenging van een gemeenschappelijke regeling`




Synoniem:

realisering
de totstandkoming
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɔt'stɑntkomɪŋ]
keer dat iets tot stand komt, gaat bestaan


Voorbeelden:

`de totstandkoming van een overeenkomst`,
`de totstandkoming van een nationaal kwaliteitsinstituut voor de zorg`
de tour
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tur]



Verbuigingen:

tour|s (meerv.)
rondreis, vooral als verkorting van Tour de France


Voorbeeld:

`De eerste Tour ging op 1 juli 1903 om 15.16 uur van start.`
Tour de France
(wielerwedstrijd waarbij een rondreis door vooral Frankrijk gemaakt wordt gedurende een paar weken)
touren
werkw.


Afbreekpatroon:

tou - ren



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tourde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getourd (volt.deelw.)
een tocht maken door de omgeving, op tournee zijn


Voorbeeld:

`hij tourde van Den Helder naar Schagen`
de touringcar
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈturɪŋkɑr]



Verbuigingen:

touringcar|s (meerv.)
luxe autobus voor toeristische reizen
de tournedos
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[turnə'do]



Verbuigingen:

tournedos (meerv.)
biefstuk van runderhaas of stuk daarvan


Voorbeeld:

`vier tournedos bakken in een koekenpan`
de tournee
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[turˈne]



Verbuigingen:

tournee|s (meerv.)
rondreis door een artiest, politicus e.d.


Voorbeelden:

`een tournee maken langs de belangrijkste Europese hoofdsteden`,
`op tournee zijn`
een verkiezingstournee
(rondreis van politici door het land om zoveel mogelijk stemmen te verzamelen)
de touroperator
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['turɔpəretər]



Verbuigingen:

touroperator|s (meerv.)
bedrijf dat toeristische reizen organiseert


Synoniem:

reisorganisator
touren
werkw.


Afbreekpatroon:

tou - ren



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tourde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getourd (volt.deelw.)
een tocht maken door de omgeving, op tournee zijn


Voorbeeld:

`hij tourde van Den Helder naar Schagen`
het touw
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tɑu]



Verbuigingen:

touw|en (meerv.)
strengen van hennep, staal of kunststof die tot één koord zijn gedraaid en waarmee je dingen kunt vastmaken


Voorbeelden:

`een rol touw`,
`vliegertouw`
de touwtjes in handen hebben
(de baas zijn en de dingen regelen)
ergens geen touw aan vast kunnen knopen
(ergens niets van begrijpen)
voortdurend in touw zijn
(steeds bezig zijn)
iets op touw zetten
(iets gaan organiseren)
de touwladder
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tɑulɑdər]



Verbuigingen:

touwladder|s (meerv.)
ladder van touw


Voorbeeld:

`met een touwladder in je boomhut klimmen`
touwtjespringen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtɑucəsprɪŋə(n)]



Verbuigingen:

sprong touwtje (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft touwtjegesprongen (volt.deelw.)
spel waarbij je steeds over een ronddraaiend touw moet springen als dit de grond raakt
het touwtrekken
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtɑutrɛkə(n)]
spel waarbij twee partijen elk aan het uiteinde van een touw trekken en proberen de tegenstander over een lijn te trekken
de tovenaar
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tovəˈnar]



Verbuigingen:

-s (meerv.)



de tovenares
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tovənaˈrɛs]



Verbuigingen:

-sen (meerv.)
iemand die kan toveren


Synoniem:

magiër
tovenares
zelfst.naamw.
een vrouwelijk iemand die kan toveren Voorbeeld: `Kinderen vinden verhalen over tovenaressen vaak spannend. `
omtoveren
werkw.


Uitspraak:

['ɔmtovərə(n)]



Verbuigingen:

toverde om (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft omgetoverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
plotseling grondig veranderen


Voorbeelden:

`Het gymlokaal wordt eens per jaar omgetoverd tot theaterzaal.`,
`Een windhoos heeft de stad omgetoverd in een slagveld.`
toveren
werkw.


Uitspraak:

[ˈtovərə(n)]



Verbuigingen:

toverde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getoverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door bovennatuurlijke, magische krachten dingen die onmogelijk lijken gedaan krijgen


Voorbeeld:

`iets tevoorschijn toveren`
Ik kan niet toveren!
(opmerking die je maakt als iemand het onmogelijke van je verwacht>)
toverij
zelfst.naamw.
bovennatuurlijke krachten trachten te manipuleren Voorbeeld: `Er zijn veel mensen die in toverij geloven. `
de toverkol
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tovərkɔl]



Verbuigingen:

toverkol|len (meerv.)
gemene vrouw die kan toveren literatuur


Synoniem:

heks
de toverstaf
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tovərstɑf]



Verbuigingen:

tover|staven (meerv.)
stokje waarmee een tovenaar tovert
toveren
werkw.


Uitspraak:

[ˈtovərə(n)]



Verbuigingen:

toverde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getoverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door bovennatuurlijke, magische krachten dingen die onmogelijk lijken gedaan krijgen


Voorbeeld:

`iets tevoorschijn toveren`
Ik kan niet toveren!
(opmerking die je maakt als iemand het onmogelijke van je verwacht)
toxiciteit
zelfst.naamw.
[medisch] giftigheid Voorbeeld: `De toxiciteit van die oplossing is groot. `
de toxicoloog
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɔksiko'lox]



Verbuigingen:

toxico|logen (meerv.)



de toxico|loge
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɔksiko|'loxə]



Verbuigingen:

toxicologe|s, toxicologe|n
deskundige op het gebied van de toxicologie
de toxicologie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɔksikolo'xi]
wetenschap die zich bezighoudt met de werking van giftige stoffen


Voorbeeld:

`De toxicologie is een deelgebied van de biologie en van de geneeskunde.`
toxicologisch
bijv.naamw.
[medisch], [biologie] met betrekking tot gifstoffen

met betrekking tot de toxicologie
de toxicoloog
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tɔksiko'lox]



Verbuigingen:

toxico|logen (meerv.)



de toxico|loge
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tɔksiko|'loxə]



Verbuigingen:

toxicologe|s, toxicologe|n
deskundige op het gebied van de toxicologie
toxicomanie
zelfst.naamw.
[medisch] verslaving aan gifstof
toxine
zelfst.naamw.
[medisch]: gifstof, gewoonlijk een potente, complexe, organische verbinding van biologische oorsprong
toxisch
bijv.naamw.
[medisch] giftig
toxoplasmose
zelfst.naamw.
[medisch] klierziekte veroorzaakt door het virus toxoplasma
tra
zelfst.naamw.
een weg of opengehouden strook in een bos om bij brand, de verspreiding van ondergronds smeulend vuur te verhinderen/beperken
traven
werkw.


Afbreekpatroon:

tra - ven



Verbuigingen:

traafde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getraafd (volt.deelw.)
stouwen, duiveljagen (vracht onder in een schip laden), inpersen (van wolzakken) in de schepen. scheepvaart
traag
bijv.naamw.


Uitspraak:

[trax]
langzaam


Voorbeelden:

`met trage stappen`,
`Het ergert me dat alles hier zo traag gaat.`




Antoniemen:

snel, vlug,
Bedankt om traag te rijden.
(verkeersbord op woonerven)
de traan
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tran]



Verbuigingen:

tranen (meerv.)
druppel vocht uit je ogen als je huilt of als je ogen geïrriteerd zijn


Voorbeelden:

`vreugdetranen`,
`tranen stroomden/rolden/biggelden over zijn wangen`,
`je tranen bedwingen`
in tranen zijn
(huilen)
in tranen uitbarsten
(plotseling gaan huilen)
hete/bittere tranen huilen
(erg huilen)
een traantje wegpinken
(door ontroering een beetje huilen) `een traantje wegpinken als de bruid binnenkomt`
traanbeen
zelfst.naamw.
[anatomie] één van de beederen van de schedel Voorbeeld: `Veel mensen weten niet waar het traanbeen zich bevindt. `
traanbuis
zelfst.naamw.
[anatomie] een buisvormig orgaan dat overtollig traanvocht afvoert naar het neusslijmvlies Voorbeeld: `Een verstopte traanbuis bij pasgeboren baby's, ook wel dacryostenose genoemd, is een aangeboren afwijking. `
traanbuis
zelfst.naamw.
[anatomie] een buisvormig orgaan dat overtollig traanvocht afvoert naar het neusslijmvlies Voorbeeld: `Een verstopte traanbuis bij pasgeboren baby's, ook wel dacryostenose genoemd, is een aangeboren afwijking. `
traangas
zelfst.naamw.
[politiek] een chemische stof die sterk op de traanklieren werkt Voorbeeld: `In Bahrein sloeg de politie 's nachts op de slapende betogers in met stokken, traangas en kogels. `
traanheuvel
zelfst.naamw.
[anatomie] verhevenheid in de ooghoek aan de zijde van de neus
het traanoog
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tranox]



Verbuigingen:

traan|ogen (meerv.)
oog waar steeds tranen uit lopen


Voorbeeld:

`last hebben van traanogen als het hard waait of als de zon heel fel is`
het tracé
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tra'se]



Verbuigingen:

tracé|s (meerv.)
stuk weg of spoorbaan


Voorbeeld:

`de aanleg van een nieuw tracé tussen Amsterdam en Hoorn`




Synoniem:

traject
traceren
werkw.


Uitspraak:

[tra'serə(n)]



Verbuigingen:

traceerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getraceerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
opsporen (wat zoek is) of opzoeken (wat je wilt weten)


Voorbeelden:

`maatregelen treffen om je laptop te traceren als die gestolen is`,
`een mobiel nummer traceren via internet`
tracen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tra - cen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tracete (verl.tijd )



Verbuigingen:

getracet (volt.deelw.)
achterhalen


Voorbeeld:

`de route tracen die een vracht heeft afgelegd tijdens transport`
traceren
werkw.


Uitspraak:

[tra'serə(n)]



Verbuigingen:

traceerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getraceerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
opsporen (wat zoek is) of opzoeken (wat je wilt weten)


Voorbeelden:

`maatregelen treffen om je laptop te traceren als die gestolen is`,
`een mobiel nummer traceren via internet`
tracheïtis
zelfst.naamw.
[medisch]: ontsteking van het slijmvlies van de luchtpijp
trachoom
zelfst.naamw.
[medisch] korrelachtige ontsteking van het oogbindvlies
trachten
werkw.


Uitspraak:

[trɑxtə(n)]



Verbuigingen:

trachtte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
proberen


Voorbeeld:

`trachten een probleem op te lossen`




Synoniem:

pogen
trackbacken
werkw.


Afbreekpatroon:

track - 'bac - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trackbackte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getrackbackt (volt.deelw.)
van afstand reageren op een blog bericht en daar een automatische verwijzing in aanbrengen (naar een andere weblog) computer


Voorbeeld:

`reageren of trackbacken vanaf je eigen website`
tracken
werkw.


Afbreekpatroon:

trac - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trackte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getrackt (volt.deelw.)
de positie van iets of iemand vaststellen, volgen


Voorbeelden:

`door middel van een QR-code het adres van een restaurant tracken`,
`aangeklaagd worden wegens het tracken van surfgedrag van een groep mensen`
de tractie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['trɑksi]
het trekken, vooral door locomotieven
elektrische tractie
(elektromotor en de aansturing daarvan (in treinen, metro's, trams enz.)) Synoniem: elektrische aandrijving
de tractor
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtrɑktɔr]



Verbuigingen:

tractor|en, tractor|s (meerv.)
motorvoertuig met grote, brede en geprofileerde achterbanden waarmee je karren en machines trekt en aandrijft, vooral in de landbouw


Synoniem:

trekker
tractorpullen
werkw.


Afbreekpatroon:

'trac - tor - pul - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tractorpullde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getractorpulld (volt.deelw.)
het trekken van zware voorwerpen met grote tractoren in wedstrijdverband sport


Voorbeeld:

`hij tractorpullt al vanaf zijn twintigste ieder jaar in Nieuw-Vennep`
de tractor
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtrɑktɔr]



Verbuigingen:

tractor|en, tractor|s (meerv.)
motorvoertuig met grote, brede en geprofileerde achterbanden waarmee je karren en machines trekt en aandrijft, vooral in de landbouw


Synoniem:

trekker
traden
werkw.


Afbreekpatroon:

'tra - den



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tradede (verl.tijd )



Verbuigingen:

getraded (volt.deelw.)
handelen, beleggen in aandelen handel


Voorbeeld:

`rijk worden met traden op de beurs`
de traditie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[traˈdi(t)si]



Verbuigingen:

traditie|s (meerv.)
gebruiken en gewoonten die van de ene generatie op de andere worden doorgegeven


Voorbeelden:

`volgens de traditie`,
`een traditie eerbiedigen/in ere houden`




Synoniem:

overlevering
een man van tradities
(een man die leeft volgens de tradities)
traditioneel
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tradi(t)ʃoˈnel]
volgens de gewoonte


Voorbeeld:

`traditionele productiemethoden`




Antoniem:

vooruitstrevend



Synoniemen:

conventioneel, klassiek
de tragedie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[traˈxedi]



Verbuigingen:

tragedie|s (meerv.)
1) serieus theaterstuk met een droevig of rampzalig einde


Voorbeeld:

`'Trojaanse vrouwen' van Euripides is één van de bekendste Griekse tragedies.`




Synoniemen:

treurspel, drama


2) gebeurtenis met een droevige of rampzalige afloop


Voorbeeld:

`Met de dood van één van de klimmers mondde de expeditie uit in een tragedie.`
de tragedie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[traˈxedi]



Verbuigingen:

tragedie|s (meerv.)
1) serieus theaterstuk met een droevig of rampzalig einde


Voorbeeld:

`'Trojaanse vrouwen' van Euripides is één van de bekendste Griekse tragedies.`




Synoniemen:

treurspel, drama


2) gebeurtenis met een droevige of rampzalige afloop


Voorbeeld:

`Met de dood van één van de klimmers mondde de expeditie uit in een tragedie.`
tragisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtraxis]
zeer treurig


Voorbeeld:

`een tragisch ongeval`
de trailer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtrelər]



Verbuigingen:

trailer|s (meerv.)
1) aanhangwagen waarvan het voorste gedeelte rust op een trekker of een truck


Voorbeeld:

`trailervervoer`




Synoniem:

oplegger


2) aanhangwagen achter een auto voor het vervoer van een boot of van paarden


Voorbeeld:

`paardentrailer`




Synoniem:

aanhangwagen


3) filmpje met fragmenten uit een (speel)film om deze te promoten


Voorbeeld:

`De trailer is geweldig, maar de film zelf valt tegen.`
aftrainen
werkw.


Afbreekpatroon:

' af - trai - nen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trainde af (verl.tijd )



Verbuigingen:

afgetraind (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
nadat iemand intensief met (top-) sport bezig is geweest de trainingen minderen sport


Voorbeeld:

`na de halve marathon te hebben gelopen trainde zij weer af`
trainen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrenə(n)]



Verbuigingen:

trainde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getraind (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
regelmatig oefenen van een bepaalde sport of vaardigheid


Voorbeelden:

`iemand trainen voor het kampioenschap`,
`hard trainen voor de komende wedstrijd`,
`een paard trainen in het nemen van een hoge hindernis`
de trainee
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tre'ni:]



Verbuigingen:

trainee|s (meerv.)
iemand die in opleiding is bij een bedrijf


Voorbeelden:

`als trainee ongeveer twee jaar leren en werken bij een bedrijf`,
`managementtrainee`,
`een traineeship bij een bank`
traineren
werkw.


Uitspraak:

[trɛ'nerə(n)]



Verbuigingen:

traineerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getraineerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
opzettelijk vertragen


Voorbeelden:

`het verwijt dat de Eerste Kamer wetgeving traineert door een wetsvoorstel niet in stemming te willen brengen`,
`onderhandelingen traineren`




Synoniem:

op de lange baan schuiven
trainen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrenə(n)]



Verbuigingen:

trainde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getraind (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
regelmatig oefenen van een bepaalde sport of vaardigheid


Voorbeelden:

`iemand trainen voor het kampioenschap`,
`hard trainen voor de komende wedstrijd`,
`een paard trainen in het nemen van een hoge hindernis`
de trainer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtrenər]



Verbuigingen:

trainer|s (meerv.)



de train|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtren|stər]



Verbuigingen:

trainster|s (meerv.)
iemand die dieren of mensen begeleidt bij het leren van iets


Voorbeeld:

`de trainer van het jeugdelftal`
traineren
werkw.


Uitspraak:

[trɛ'nerə(n)]



Verbuigingen:

traineerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getraineerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
opzettelijk vertragen


Voorbeelden:

`het verwijt dat de Eerste Kamer wetgeving traineert door een wetsvoorstel niet in stemming te willen brengen`,
`onderhandelingen traineren`




Synoniem:

op de lange baan schuiven
de trainerswissel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['trenərswɪsəl]



Verbuigingen:

trainerswissel|s (meerv.)
verandering van trainer sport


Voorbeeld:

`hopen dat een trainerswissel een schokeffect heeft op de spelers en een eind maakt aan de nederlagen`
de training
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtrenɪŋ]



Verbuigingen:

training|en (meerv.)
het trainen


Voorbeelden:

`managementtraining`,
`De voetbaltraining begint om vier uur.`,
`Een dergelijk resultaat vergt veel training.`




Synoniem:

oefening
de training
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtrenɪŋ]



Verbuigingen:

training|en (meerv.)
het trainen


Voorbeelden:

`managementtraining`,
`De voetbaltraining begint om vier uur.`,
`Een dergelijk resultaat vergt veel training.`




Synoniem:

oefening
het trainingskamp
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['trenɪŋskɑmp]



Verbuigingen:

trainingskamp|en (meerv.)
meerdaags verblijf van een team op een plek ergens anders, als voorbereiding voor een belangrijke wedstrijd


Voorbeeld:

`De Amsterdamse voetbalclub gaat op een zesdaags trainingskamp in Duitsland.`
trainen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrenə(n)]



Verbuigingen:

trainde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getraind (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
regelmatig oefenen van een bepaalde sport of vaardigheid


Voorbeelden:

`iemand trainen voor het kampioenschap`,
`hard trainen voor de komende wedstrijd`,
`een paard trainen in het nemen van een hoge hindernis`
de traiteur
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɛ'tør]



Verbuigingen:

traiteur|s (meerv.)
iemand die lekkere etenswaren maakt en verkoopt culinair


Voorbeelden:

`je maaltijd kopen bij een traiteur`,
`een traiteur inhuren voor het feestje bij jou thuis`
het traject
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[traˈjɛkt]



Verbuigingen:

traject|en (meerv.)
1) gedeelte van een (spoor)weg of een af te leggen route


Voorbeelden:

`werkzaamheden op het traject tussen Utrecht en Amsterdam`,
`We konden een gedeelte van het traject per bus afleggen.`



2) dingen die je in de juiste volgorde na elkaar moet doen als deel van een groter geheel


Voorbeelden:

`Het hele juridische traject is doorlopen.`,
`opleidingstraject`,
`inburgeringstraject`
een verkort traject doen
(een verkorte opleiding volgen)
traktaat
zelfst.naamw.
een overeenkomst tussen staten of andere politieke machten
Voorbeeld: `Er werd een traktaat samengesteld door de staten. `
een verhandeling
trakteren
werkw.


Uitspraak:

[trɑkˈterə(n)]



Verbuigingen:

trakteerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getrakteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets lekkers uitdelen, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een bepaalde gebeurtenis


Voorbeeld:

`Als ik slaag trakteer ik iedereen op appeltaart`
Ik trakteer!
(ik betaal deze consumpties)
iemand op een pak slaag trakteren
(iemand slaan)
traktaat
zelfst.naamw.
een overeenkomst tussen staten of andere politieke machten
Voorbeeld: `Er werd een traktaat samengesteld door de staten. `
een verhandeling
trakteren
werkw.


Uitspraak:

[trɑkˈterə(n)]



Verbuigingen:

trakteerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getrakteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iets lekkers uitdelen, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een bepaalde gebeurtenis


Voorbeeld:

`Als ik slaag trakteer ik iedereen op appeltaart`
Ik trakteer!
(ik betaal deze consumpties)
iemand op een pak slaag trakteren
(iemand slaan)
de tralie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtrali]



Verbuigingen:

tralie|s (meerv.)
metalen spijl voor een raam
achter de tralies
(in de gevangenis)
traliën
werkw.
traliën] aanbrengen, gevangenzetten Voorbeeld: `[...]<br>en aan de horizon een streep<br>die haar traliede, doch boeide<br>in een ijzersterke greep [...].<ref>[http://forum.scholieren.com/showthread.php?t=1125618 Moederkind - Ave 11-3-2005]</ref> `
de trambaan
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['trɛmban, 'trɑmban]



Verbuigingen:

tram|banen (meerv.)
spoorbaan voor een tram


Voorbeeld:

`Een trambaan ligt vaak in het asfalt van de rijweg.`




Synoniem:

tramlijn (1)
vrije trambaan
(trambaan die afgescheiden is van de weg voor het overige verkeer) `streven naar minder vertraging en meer veiligheid door de aanleg van een vrije trambaan`
de tram
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɛm, trɑm]



Verbuigingen:

tram|s (meerv.)
elektrisch voertuig dat over rails rijdt en vooral in steden als middel voor openbaar vervoer wordt gebruikt


Voorbeelden:

`de tram nemen`,
`tramhalte`
de trambestuurder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trɛmbəstyrdər, 'trɑmbəstyrdər]



Verbuigingen:

trambestuurder|s (meerv.)



de trambestuur|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['trɛmbəstyr|stər]



Verbuigingen:

trambestuurster|s (meerv.)
iemand die de tram bestuurt (1)


Voorbeeld:

`de trambestuurder van lijn 16`
de tramconducteur
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trɛmkɔndʏktør, 'trɑmkɔndʏktør]



Verbuigingen:

tramconducteur|s (meerv.)



de tramconduc|trice
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['trɛmkɔndʏk|trisə]



Verbuigingen:

tramconductrice|s (meerv.)
iemand die vervoersbewijzen controleert en voor veiligheid in de tram zorgt
de tram
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɛm, trɑm]



Verbuigingen:

tram|s (meerv.)
elektrisch voertuig dat over rails rijdt en vooral in steden als middel voor openbaar vervoer wordt gebruikt


Voorbeelden:

`de tram nemen`,
`tramhalte`
de tramhalte
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['trɛmhɑltə, 'trɑmhɑltə]



Verbuigingen:

tramhalte|n, tramhalte|s (meerv.)
plaats waar een tram stopt en je in en uit kunt stappen


Voorbeeld:

`Nog vier tramhaltes en dan ben ik thuis.`
het tramhuisje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['trɛmhœyʃə, 'trɑmhœyʃə]



Verbuigingen:

tramhuisje|s (meerv.)
wachthokje bij een tramhalte


Voorbeeld:

`als het regent in het tramhuisje wachten op de tram`
de tramlijn
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['trɛmlɛin, 'trɑmlɛin]



Verbuigingen:

tramlijn|en (meerv.)
1) spoorbaan voor een tram


Voorbeeld:

`een nieuwe tramlijn aanleggen`




Synoniem:

trambaan


2) tram met een vaste route


Voorbeeld:

`vanaf het station tramlijn 16 nemen om naar het Concertgebouw te gaan`
de trampoline
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[trɑmpoˈlinə]



Verbuigingen:

trampoline|s (meerv.)
grote mat die met veren in een raamwerk is gespannen en waar je hoge sprongen op kunt maken


Voorbeeld:

`trampolinespringen`
de tramrail
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['trɛmrel, 'trɑmrel]



Verbuigingen:

tramrail|s (meerv.)
rail van een trambaan


Voorbeeld:

`met je fietswiel in de tramrail terechtkomen en een flinke smak maken`
trance
zelfst.naamw.
een dissociatief verschijnsel waarbij iemand een ander bewustzijnsniveau heeft en waarbij het persoonlijke identiteitsgevoel verminderd kan zijn

een muziekgenre
de tranche
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['trɑ̃ʃ(ə)]



Verbuigingen:

tranche|s (meerv.)
1) deel van een totale geldsom financieel


Voorbeeld:

`de jaarlijkse subsidie in drie tranches ontvangen`



2) elk van de porties die door het trancheren gevormd worden culinair


Voorbeeld:

`ossenhaas in vier tranches snijden`



3) trekking van loten in een reeks loterijtrekkingen


Voorbeeld:

`een tranche van de biljettenloterij van de Nationale Loterij`
trancheren
werkw.


Uitspraak:

[̃trã'ʃerə(n)]



Verbuigingen:

trancheerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getrancheerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(vlees of vis) in gelijke plakken of stukken snijden culinair


Voorbeelden:

`een hazenrug schuin trancheren om de plakken groter te laten lijken`,
`de rosbief trancheren en dan opdienen`




Synoniem:

voorsnijden
in de trant van
(op de manier van) `muziek in de trant van Mozart` Synoniem: lijkend op, ongeveer zoals
iets in die trant
(zoiets) `Ik ben op zoek naar iemand die paranormaal begaafd is of iets in die trant.`
tranen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtranə(n)]



Verbuigingen:

traande (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getraand (volt.deelw.)
voortdurend tranen uit je ogen laten lopen


Voorbeeld:

`mijn ogen traanden door de koude tegenwind`
Tranendal
zelfst.naamw.
een gehucht in de gemeente Oldamt in de provincie Groningen Voorbeeld: `Je zei dat je in Tranendal woont? `
de tranentrekker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tranə(n)trɛkər]



Verbuigingen:

tranentrekker|s (meerv.)
film, lied enz. dat veel sentimenten oproept


Voorbeeld:

`We gaan een film huren en we hebben zin in een echte tranentrekker.`
tranquillizer
zelfst.naamw.
[medisch] middel dat opwindingstoestanden bedaart
trans-Siberisch
bijv.naamw.
[toponiem|land=Rusland] dwars door Siberië Voorbeeld: `Deze trans-Siberische spoorlijn is 9288 kilometer lang en strekt zich uit van Moskou dwars door Siberië naar Vladivostok. `
de transactie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[trɑnsˈaksi]



Verbuigingen:

transactie|s (meerv.)
zakelijke overeenkomst waarbij goederen en geld worden uitgewisseld


Voorbeelden:

`een transactie aangaan/afsluiten`,
`een gunstige transactie`




Synoniem:

handelsovereenkomst
Transalpijns-Gallisch
zelfst.naamw.
[taal] de Keltische taal die in de oudheid in Gallië gesproken werd Voorbeeld: `Het Transalpijns-Gallisch werd na afloop van de Romeinse tijd nog hier en daar gesproken. `
transaminase
zelfst.naamw.
[medisch] giststof die een aminogroep van de ene stof op de andere kan overdragen
transcendent
bijv.naamw.


Uitspraak:

[trɑnsɛn'dɛnt]
als je in een staat van hoger, buitenzintuiglijk bewustzijn bent
transcendente meditatie
(meditatie waarbij je door een voortdurende herhaling van een mantra in een geestestoestand zonder gedachten komt) `Transcendente meditatie is eind jaren vijftig van de vorige eeuw door Maharishi Mahesh Yogi geïntroduceerd.` Synoniem: TM
transcriberen
werkw.


Uitspraak:

[trɑnskri'berə(n)]



Verbuigingen:

transcribeerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getranscribeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in een andere vorm overbrengen


Voorbeelden:

`een Middeleeuws handschrift transcriberen in modern schrift`,
`gesproken taal transcriberen in een geschreven weergave`
transcriptie
zelfst.naamw.
de conversie naar een geschreven tekst van een andere geschreven, getypte of gedrukte tekst

het vastleggen van de uitspraak van een gesproken tekst op schrift

[biologie] het proces waarbij een specifiek stuk van een DNA-keten wordt afgelezen en in "gespiegelde" vorm wordt vastgelegd in een RNA-keten

het omzetten van een muziekstuk naar een andere vorm of bezetting
transcutaan
bijv.naamw.
[medisch] door de huid heen toegediend
transdermaal
bijv.naamw.
[medisch] door de huid
transept
zelfst.naamw.
[bouwkunde] deel van een kerkgebouw dat er een kruisvorm aan geeft Voorbeeld: `Het transept komt uit de gotische stijl, maar wrd ook later toegepast. `
de transfer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɑns'fʏ:r]



Verbuigingen:

transfer|s (meerv.)
1) overdracht (van een beroepsspeler) aan een andere club tegen betaling sport


Voorbeeld:

`Na lange onderhandelingen is de transfer van die voetballer aan de andere club rond.`



2) het overmaken van geld naar het buitenland financieel


Voorbeeld:

`de transfer van een effectenrekening naar Deutsche Bank`
transferren
werkw.


Afbreekpatroon:

trans - 'fer - ren



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

transferde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getransferd (volt.deelw.)
1) overboeken handel


Voorbeeld:

`geld transferren van de ene naar de andere bankrekening`



2) een voetballer laten wisselen van voetbalclub sport


Voorbeeld:

`Ronaldinho transferren naar een andere europese club`
de transferlijst
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[trɑns'fʏ:rlɛist]



Verbuigingen:

transferlijst|en (meerv.)
lijst van beroepsspelers die voor transfer (1) in aanmerking komen sport


Voorbeeld:

`zes spelers op de transferlijst zetten`
de transfer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɑns'fʏ:r]



Verbuigingen:

transfer|s (meerv.)
1) overdracht (van een beroepsspeler) aan een andere club tegen betaling sport


Voorbeeld:

`Na lange onderhandelingen is de transfer van die voetballer aan de andere club rond.`



2) het overmaken van geld naar het buitenland financieel


Voorbeeld:

`de transfer van een effectenrekening naar Deutsche Bank`
de transfersom
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[trɑns'fʏ:rsɔm]



Verbuigingen:

transfersom|men (meerv.)
bedrag dat de club die een beroepsspeler bij een transfer (1) overneemt moet betalen aan de andere club


Voorbeeld:

`Een transfersom loopt vaak in de miljoenen euro's.`
transformen
werkw.


Afbreekpatroon:

'trans - for - men



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

transformde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getransformd (volt.deelw.)
een andere gedaante (laten) aannemen


Voorbeeld:

`hij transformde van een vriendelijke man in een agressieve kerel`




Synoniem:

transformeren
de transformatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[trɑnsfɔr'ma(t)si]



Verbuigingen:

transformatie|s (meerv.)
omzetting (van iets) in een andere vorm


Voorbeelden:

`de transformatie van lege kantoorgebouwen naar woningen`,
`Transformatie is een woord dat in allerlei vakgebieden gebruikt wordt.`




Synoniem:

verandering
transformator
zelfst.naamw.
elektromagnetisch toestel dat toelaat de spanning te verhogen of te verlagen in een wisselstroomnet, met behoud van de frequentie
transformen
werkw.


Afbreekpatroon:

'trans - for - men



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

transformde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getransformd (volt.deelw.)
een andere gedaante (laten) aannemen


Voorbeeld:

`hij transformde van een vriendelijke man in een agressieve kerel`




Synoniem:

transformeren
transformeren
werkw.


Uitspraak:

[trɑnsfɔr'mərə(n)]



Verbuigingen:

transformeerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getransformeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
omzetten in een andere vorm


Voorbeelden:

`belemmerende gedachten transformeren in positieve energie`,
`foto's transformeren naar een kleiner formaat`,
`een politicus die zich voor een tijdschrift laat transformeren tot zeeheld`




Synoniem:

veranderen
de transfusie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[trɑnsˈfysi]



Verbuigingen:

transfusie|s (meerv.)
behandeling waarbij bloed van iemand anders in de ader van een patiënt wordt ingebracht


Voorbeeld:

`een transfusie ondergaan`




Synoniem:

bloedtransfusie
transistor
zelfst.naamw.
[elektrotechniek] [elektronica] één van de belangrijkste uitvindingen van de twintigste eeuw, halfgeleider die elektrische signalen versterkt. Voorloper van het geïntegreerde circuit en daarmee basiselement van de computer en daarmee ook van internet
transistorradio
zelfst.naamw.
[elektronica] draagbaar radiotoestel, dat op transistoren werkt
transit
zelfst.naamw.
[medisch] doorvoer
de transitie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[trɑn'zi(t)si]



Verbuigingen:

transitie|s (meerv.)
overgang


Voorbeeld:

`de transitie van aardgas naar duurzame energie`
transitief werkwoord
zelfst.naamw.
[grammatica] een werkwoord met een object (lijdend of meewerkend voorwerp) Voorbeeld: `In zinnen met een transitief werkwoord moet het subject noodzakelijk bekend verondersteld worden. `
de transitohandel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɑn'zitohɑndəl]
handel in producten die voor een ander land bestemd zijn dan het land van invoer


Synoniem:

doorvoerhandel
transitohaven
zelfst.naamw.


Afbreekpatroon:

tran - 'si - to - ha - ven
doorvoerhaven


Voorbeeld:

`Rotterdam kreeg een nieuwe functie van transitohaven (vooral voor massagoederen).`
transitoir
bijv.naamw.
[medisch] transitoor, van voorbijgaande aard
translatie
zelfst.naamw.
een overdracht, een overbrenging

[wiskunde] een parallelle verplaatsing

[juridisch] de verlegging van een rechtsgebied

[biochemie] de omzetting van een genetische code in een eiwitstructuur
I translatief
bijv.naamw.
[juridisch] door overdracht gebeurend
Voorbeeld: `De koop is een translatieve overeenkomst, vermits zij resulteert in de overdracht van een vermogensrecht. `
overbrengend
Voorbeeld: `Er zijn zelfs drukkerijen die vandaag de dag nog steeds zelfklevende etiketten drukken met deze bijzondere translatieve druktechniek.
`
II translatief
zelfst.naamw.
[taalkunde] naamval die een verandering aanduidt
Voorbeeld: `Translatieven komen voor in talen zoals Fins of Hongaars. `
transliteratie
zelfst.naamw.
de conversie waarbij het schrift van een taal zo eenduidig mogelijk wordt omgezet naar een ander schrift
transmissie
zelfst.naamw.
[medisch] overbrenging
transmissielijn
zelfst.naamw.
[natuurkunde], transmissielijn] is de algemene naam voor een verbinding voor het voortgeleiden van elektromagnetische golven.
transmuteren
werkw.
[natuurkunde] van het ene chemische element in het andere overgaan tijdens een kernreactie
Voorbeeld: `Bij alfa-emissie transmuteert de kern naar een element met een atoomnummer dat twee eenheden lager is. `
[natuurkunde] van het ene chemische element in het andere doen overgaan door een kernreactie
Voorbeeld: `Het neutronenbombardement transmuteert een deel van het goud in kwik via invang en radioactief verval. `
transparant
bijv.naamw.


Uitspraak:

[trɑnspɑ'rɑnt]
1) waar je doorheen kunt kijken


Voorbeelden:

`transparante lak`,
`transparante plastic zakjes`




Antoniem:

ondoorzichtig



Synoniemen:

doorzichtig, doorschijnend


2) die of dat begrijpelijk en duidelijk is


Voorbeeld:

`streven naar een transparante overheid die informatie vrij en toegankelijk beschikbaar maakt`




Synoniem:

inzichtelijk
de transparantie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[trɑnspa'rɑn(t)si]
het transparant (2) zijn


Voorbeelden:

`Zorgvuldigheid en transparantie zijn essentieel bij euthanasie.`,
`transparantie over de kosten willen`,
`onderzoek naar de transparantie van verzekeringspolissen`




Synoniem:

inzichtelijkheid
de transpiratie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[trɑnspiˈra(t)si]
vocht dat bij warmte of inspanning door de poriën van je huid naar buiten komt


Synoniem:

zweet
transpireren
werkw.


Uitspraak:

[trɑnspiˈrerə(n)]



Verbuigingen:

transpireerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getranspireerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door warmte of inspanning vocht verliezen door de poriën van je huid


Synoniem:

zweten
de transplantatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[trɑnsplɑn'ta(t)si]



Verbuigingen:

transplantatie|s (meerv.)
overbrenging van weefsel of een orgaan naar een andere plaats in je lichaam of naar het lichaam van iemand anders medisch


Voorbeelden:

`beenmergtransplantatie`,
`harttransplantatie`
transplanteren
werkw.


Uitspraak:

[trɑnsplɑnˈterə(n)]



Verbuigingen:

transplanteerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getransplanteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(weefsel of een orgaan) van het ene lichaam naar het andere overbrengen of naar een andere plaats in je lichaam


Voorbeeld:

`een nier transplanteren`
transplanteren
werkw.


Uitspraak:

[trɑnsplɑnˈterə(n)]



Verbuigingen:

transplanteerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getransplanteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(weefsel of een orgaan) van het ene lichaam naar het andere overbrengen of naar een andere plaats in je lichaam


Voorbeeld:

`een nier transplanteren`
het transport
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[trɑnsˈpɔrt]



Verbuigingen:

transport|en (meerv.)
1) vervoer transport


Voorbeeld:

`het transport van de goederen via de weg`



2) een bedrag van de ene kolom of bladzijde overbrengen naar de volgende administratie


Voorbeeld:

`Transport: 241 euro.`
transporteren
werkw.


Uitspraak:

[trɑnspɔrterə(n)]



Verbuigingen:

transporteerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getransporteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van de ene plaats naar de andere brengen


Voorbeelden:

`vee op een diervriendelijke manier transporteren`,
`gegevens naar een nieuw bestand transporteren`,
`een bedrag naar de volgende kolom transporteren`




Synoniem:

vervoeren
het transport
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[trɑnsˈpɔrt]



Verbuigingen:

transport|en (meerv.)
1) vervoer transport


Voorbeeld:

`het transport van de goederen via de weg`



2) een bedrag van de ene kolom of bladzijde overbrengen naar de volgende administratie


Voorbeeld:

`Transport: 241 euro.`
transporteren
werkw.


Uitspraak:

[trɑnspɔrterə(n)]



Verbuigingen:

transporteerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getransporteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van de ene plaats naar de andere brengen


Voorbeelden:

`vee op een diervriendelijke manier transporteren`,
`gegevens naar een nieuw bestand transporteren`,
`een bedrag naar de volgende kolom transporteren`




Synoniem:

vervoeren
het transportmiddel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[trɑnsˈpɔrtmɪdəl]



Verbuigingen:

transportmiddel|en (meerv.)
ieder vervoermiddel waarmee je iemand of iets kunt vervoeren


Voorbeeld:

`auto's, fietsen, motoren en andere transportmiddelen`




Synoniem:

vervoermiddel
transportschip
zelfst.naamw.
een schip voor het transporteren van materiaal
transportwagen
zelfst.naamw.
[verkeer] een wagen bedoeld voor het vervoeren van goederen Voorbeeld: `Je hebt daar een paar grote transportwagens voor nodig. `
trapezium
zelfst.naamw.
[wiskunde] een vierhoek waarvan twee zijden evenwijdig lopen
trapeze
zelfst.naamw.
een zweefrek voor acrobaten

een hulpmiddel voor het buiten boord hangen om een zeilboot in balans te houden
trapboot
zelfst.naamw.
[scheepvaart] is een vaartuig met een aandrijving zoals op fietsen toegepast. Met deze constructie kan men over het water voortbewegen door middel van het trappen op pedalen
trapgevel
zelfst.naamw.
[bouwkunde] een oude traditionele topgevel waarvan de bovenzijde zich naar boven toe trapsgewijs versmalt
Voorbeeld: `De huizen aan de gracht hebben haast allemaal trapgevels. `
[buikpotigen] een slak behorende tot de familie 'Turridae'
Voorbeeld: `De trapgevels vormen met 4000 soorten de grootste slakkenfamilie. `
trapleer
zelfst.naamw.
verplaatsbare trap, ladder
aantrappen
werkw.
met een trapbeweging starten
Voorbeeld: `Hij moest de motor aantrappen voordat hij wilde starten. `
aanstampen
de trap
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɑp]



Verbuigingen:

trap|pen (meerv.)
1) schuine constructie bestaande uit een aantal treden waarlangs je van beneden naar boven en andersom kunt lopen


Voorbeeld:

`keukentrapje`
2) harde tik met de voet


Voorbeeld:

`iemand een trap geven/verkopen`




Synoniem:

schop
3) fase in een bepaalde ontwikkeling


Synoniemen:

stadium, graad
de trap op lopen/komen
(naar boven lopen)
de trap af lopen/komen
(naar beneden lopen)
Ben je van de trap gevallen?
(is je haar geknipt?)
een vrije trap
((bij voetbal) een schot tegen de bal zonder dat de tegenpartij je daarbij mag hinderen)
iemand een trap na geven
(iemand na een vervelende gebeurtenis nog eens extra kwetsen)
de hoogste trap van de maatschappelijke ladder bereiken
(een hoge maatschappelijke positie bereiken)
de trappen van vergelijking
(de verschillende gradaties van een bijvoeglijk naamwoord, bijvoorbeeld 'mooi', 'mooier' en 'mooist')
de trapleuning
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['trɑplønɪŋ]



Verbuigingen:

trapleuning|en (meerv.)
iets dat als steun dient langs een trap


Voorbeeld:

`je goed vasthouden aan de trapleuning als je de trap opgaat`




Synoniem:

leuning
transportwagen
zelfst.naamw.
[verkeer] een wagen bedoeld voor het vervoeren van goederen Voorbeeld: `Je hebt daar een paar grote transportwagens voor nodig. `
transposon
zelfst.naamw.
[biologie] een DNA-segment dat zichzelf naar een andere plek in het genoom kan verplaatsen Voorbeeld: `Het transposon wordt door het hele genoom aangetroffen. `
de transsubstantiatie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[trɑnsʏpstɑn(t)ʃa(t)si]
de verandering van hostie en miswijn in het lichaam en het bloed van Jezus tijdens de mis religie
in de trant van
(op de manier van) `muziek in de trant van Mozart` Synoniem: lijkend op, ongeveer zoals
iets in die trant
(zoiets) `Ik ben op zoek naar iemand die paranormaal begaafd is of iets in die trant.`
trappelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrɑpələ(n)]



Verbuigingen:

trappelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getrappeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je benen telkens op en neer bewegen door ze te buigen en te strekken


Voorbeeld:

`trappelen van de kou`




trappelen van ongeduld

()
Ik sta te trappelen om te beginnen.
(ik heb zin om te beginnen)
trappen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrɑpə(n)]



Verbuigingen:

trapte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getrapt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) met je voet raken


Voorbeelden:

`in de poep trappen`,
`iemand trappen`




Synoniem:

schoppen
2) veroorzaken
een balletje trappen
(een partijtje voetbal spelen)
iemand op zijn ziel trappen
(iemand hevig kwetsen)
iemand eruit trappen
(iemand boos wegsturen)
ergens in trappen
(voor de gek gehouden worden)
een heel eind trappen
(een grote afstand fietsen)
herrie trappen
(lawaai maken)
trappenhuis
zelfst.naamw.
een inpandig deel van een gebouw waar zich het trappenstelsel bevindt Voorbeeld: `Hij rent in het trappenhuis regelmatig alle trappen op om wat af te vallen. `
de trapper
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtrɑpər]



Verbuigingen:

trapper|s (meerv.)
onderdeel van een fiets waar je met je voet op trapt om de fiets in beweging te krijgen


Synoniem:

(fiets)pedaal
trapsgewijs
bijv.naamw.
op de wijze van een trap
Voorbeeld: `Het publiek zit in een driekwart-cirkel trapsgewijs om de cicuspiste. `
in trappen, stap voor stap
Voorbeeld: `De trapsgewijze invoering van de kilometerheffing. `
aantrappen
werkw.
met een trapbeweging starten
Voorbeeld: `Hij moest de motor aantrappen voordat hij wilde starten. `
aanstampen
traptrede
zelfst.naamw.
een deel van een trap waarop men kan staan Voorbeeld: `Er zitten 32 traptreden in deze trap. `
traptrede
zelfst.naamw.
een deel van een trap waarop men kan staan Voorbeeld: `Er zitten 32 traptreden in deze trap. `
traptree
zelfst.naamw.
een deel van een trap waarop men kan staan Voorbeeld: `Er zitten 32 traptreeën in deze trap. `
trapveldje
zelfst.naamw.
een veldje waar men op kan voetballen Voorbeeld: `Het trapveldje ligt op loopafstand van hun huis. `
trashen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tras - hen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trashte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getrasht (volt.deelw.)
rommel opruimen, opschonen, weggooien computer


Voorbeeld:

`je mailbox trashen`
het trauma
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['trɑuma]



Verbuigingen:

trauma|'s, trauma|ta (meerv.)
1) lichamelijke beschadiging in of op je lichaam medisch


Voorbeeld:

`na een operatie een trauma hebben`




Synoniemen:

verwonding, wond


2) psychische aandoening of stoornis als gevolg van een schokkende ervaring psychologie


Voorbeelden:

`een trauma overhouden van seksueel misbruik`,
`in therapie gaan om een trauma te verwerken`
de traumahelikopter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trɑumahelikɔptər]



Verbuigingen:

traumahelikopter|s (meerv.)
helikopter met een medisch team die slachtoffers vervoert naar een ziekenhuis


Voorbeeld:

`Na de kettingbotsing werden de ernstig gewonden met een traumahelikopter snel naar een ziekenhuis gebracht.`
het traumateam
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['trɑumati:m]



Verbuigingen:

traumateam|s (meerv.)
medisch team dat hulp biedt bij ongelukken en rampen


Voorbeeld:

`Vanwege de ernstige verwondingen kwam het traumateam per helikopter naar de plaats van het ongeluk om het slachtoffer te behandelen voordat hij naar het ziekenhuis gebracht werd.`
traumatisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[trɑu'matis]
1) te maken hebbend met een trauma (1)


Voorbeeld:

`traumatisch hersenletsel door een harde klap op je hoofd`



2) die of dat een trauma (2) veroorzaakt psychologie


Voorbeelden:

`De dood van je kind is een traumatische gebeurtenis.`,
`een traumatische jeugd gehad hebben`
traumatiseren
werkw.


Uitspraak:

[trɑumati'zerə(n)]



Verbuigingen:

traumatiseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getraumatiseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
psychisch ernstig schokken of een trauma (2) veroorzaken


Voorbeelden:

`De eerste schooldag kan een kleuter traumatiseren.`,
`een stalker die zijn slachtoffer traumatiseert`
traven
werkw.


Afbreekpatroon:

tra - ven



Verbuigingen:

traafde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getraafd (volt.deelw.)
stouwen, duiveljagen (vracht onder in een schip laden), inpersen (van wolzakken) in de schepen. scheepvaart
de traverse
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tra'vɛrsə]
plaats waar je kunt oversteken, meestal hoger dan de weg


Voorbeeld:

`een voetgangerstraverse bij het station om naar het centrum te kunnen lopen`
traverso
zelfst.naamw.
[muziekinstrument] een voorloper van de moderne dwarsfluit waarbij niet op kleppen maar op open gaten gespeeld wordt Voorbeeld: `Ik ben weer eens begonnen traverso te spelen. `
de trawant
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tra'wɑnt]



Verbuigingen:

trawant|en (meerv.)
iemand die een ander helpt bij een misdaad


Synoniemen:

handlanger, medeplichtige
trawlen
werkw.


Afbreekpatroon:

'traw - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trawlde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getrawld (volt.deelw.)
vissen met een sleepnet visserij


Voorbeeld:

`trawlen met een boot op zee`
trecento
zelfst.naamw.
[muziek] de periode van de veertiende eeuw in de Italiaanse muziekkunst
Voorbeeld: `Jacopo da Bologna was een vertegenwoordiger van het trecento. ` Voorbeeld: `Nella scatola ci sono trecento penne. `
::«Er liggen driehonderd pennen in het doosje»
de trechter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtrɛxtər]



Verbuigingen:

trechter|s (meerv.)
buis met van boven een wijde opening en onder een smalle tuit waarmee je iets door een nauwe opening kunt gieten
de tred
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɛt]
manier van lopen


Voorbeeld:

`met veerkrachtige tred`




Synoniemen:

gang, loop
gelijke tred houden met
(even snel gaan als (iemand of iets anders))
de trede
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtredə]



Verbuigingen:

trede|n (meerv.)
elk van de vlakken op een trap waarop je je voeten zet om naar boven of beneden te lopen


Voorbeeld:

`de trap met twee treden tegelijk op lopen`




Synoniem:

tree
(een wet, verbod enz.) met voeten treden
(bewust niet doen (wat afgesproken, verplicht, verboden enz.) is) Synoniem: je niet houden aan, overtreden
(iemand) vriendelijk tegemoet treden
((iemand) vriendelijk behandelen)
naar voren treden
(je manifesteren)
in dienst treden
(bij iemand gaan werken)
(van een rivier) buiten de oevers treden
(overstromen)
tredplant
zelfst.naamw.
[plantkunde] een plant die in staat is om te groeien op plaatsen die veel betreden worden Voorbeeld: `Sommige soorten weegbree zijn echte tredplanten. `
de tree
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tre]



Verbuigingen:

tree|ën (meerv.)
elk van de vlakken op een trap waarop je je voeten zet om naar boven of beneden te lopen


Synoniem:

trede
aantreden
werkw.


Uitspraak:

['antredə(n)]



Verbuigingen:

trad aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is aangetreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) beginnen te werken in een (vaak hogere) functie


Voorbeeld:

`Het kabinet treedt morgen aan.`



2) op een bepaalde plaats in de houding gaan staan defensie


Voorbeeld:

`het leger laten aantreden`



3) zich opstellen sport


Voorbeeld:

`met twee ploegen in dezelfde competitie aantreden`
aftreden
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑftredə(n)]



Verbuigingen:

trad af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is afgetreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ophouden met een officiële baan of taak


Voorbeeld:

`Na vier jaar moet een bestuurslid aftreden.`
intreden
werkw.


Uitspraak:

['ɪntredə(n)]



Verbuigingen:

trad in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is ingetreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) beginnen te gebeuren


Voorbeelden:

`na het intreden van de dooi zorgen dat het smeltwater weg kan`,
`het tijdstip van het intreden van de arbeidsongeschiktheid bepalen`




Synoniem:

inzetten


2) lid worden van een kloosterorde religie


Voorbeeld:

`al jong weten dat je wilt intreden in een klooster, maar toch eerst maar gaan studeren`
optreden
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔptredə(n)]



Verbuigingen:

trad op (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (van een artiest) een voorstelling geven


Verbuigingen:

heeft opgetreden (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`tijdens het festival elke dag twee keer optreden`




Synoniem:

spelen


2) handelen


Verbuigingen:

heeft opgetreden (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`De politie trad streng op tegen de demonstranten.`,
`optreden als bemiddelaar in een conflict`



3) zich voordoen


Verbuigingen:

is opgetreden (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Er kunnen bijverschijnselen optreden als jeuk en duizeligheid.`




Synoniem:

gebeuren
terugtreden
werkw.
een ambt of positie opgeven
Voorbeeld: `Hij was om gezondheidsredenen teruggetreden als aartsbisschop. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het terugtreden in de tweede betekenis erin. `
enz.
toetreden
werkw.


Uitspraak:

['tutredə(n)]



Verbuigingen:

trad toe (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is toegetreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
lid worden


Voorbeeld:

`Je kunt tot dit genootschap alleen toetreden als je gevraagd wordt.`
toetreden tot
(lid worden of deel gaan uitmaken van) `landen die willen toetreden tot de Europese Unie`
uittreden
werkw.
een -met name religieuze- gemeenschap voorgoed verlaten
Voorbeeld: `Hij is enige tijd geleden uit dat klooster uitgetreden. `
niet langer deelnemen aan een vennootschap
Voorbeeld: `Nee, mijn andere vennoot trad al enige tijd geleden uit. `
zich terugtrekken uit de arbeidsmarkt
Voorbeeld: `Hij is vervroegd uitgetreden en geniet van zijn pensioen. `
met de geest het lichaam tijdelijk verlaten
Voorbeeld: `Je denkt wel dat dat een droom was, maar was je niet uitgetreden? `
(een wet, verbod enz.) met voeten treden
(bewust niet doen (wat afgesproken, verplicht, verboden enz.) is) Synoniem: je niet houden aan, overtreden
(iemand) vriendelijk tegemoet treden




((iemand) vriendelijk behandelen)
in dienst treden
(bij iemand gaan werken)
naar voren treden
(je manifesteren)
(van een rivier) buiten de oevers treden
(overstromen)
de tree
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tre]



Verbuigingen:

tree|ën (meerv.)
elk van de vlakken op een trap waarop je je voeten zet om naar boven of beneden te lopen


Synoniem:

trede
aantreffen
werkw.


Uitspraak:

[ˈantrɛfə(n)]



Verbuigingen:

trof aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangetroffen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(toevallig) vinden


Voorbeeld:

`Er is een dode man aangetroffen voor mijn huis.`




Synoniem:

tegenkomen
treffe
werkw.
[ov|nor] treffen, ontmoeten

[ov|nno] ontmoeten, treffen
treffen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrɛfə(n)]



Verbuigingen:

trof (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getroffen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) raken


Voorbeelden:

`dodelijk getroffen door een kogel`,
`doel treffen`
2) ontroeren


Voorbeeld:

`Zijn troostende woorden troffen mij diep.`



3) ontmoeten


Voorbeeld:

`niemand thuis treffen`




Synoniemen:

tegenkomen, aantreffen


4) regelen


Voorbeelden:

`voorzieningen treffen`,
`maatregelen treffen`



5) goed uitkomen


Voorbeeld:

`Dat treft, ik heb die dag ook vrij.`
mij treft geen blaam
(het is niet mijn schuld)
Met die tekening heb je hem goed getroffen.
(je hebt hem getekend precies zoals hij is)
Je treft het niet met het weer.
(je hebt pech met het weer)
treffend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtrɛfənt]
opvallend


Voorbeeld:

`een treffende gelijkenis`
de treffer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtrɛfər]



Verbuigingen:

treffer|s (meerv.)
1) keer dat je iemand of iets raakt


Voorbeeld:

`Dankzij twee treffers van onze midvoor wonnen we.`
2) resultaat na zoeken in digitale bestanden


Voorbeeld:

`Die zoekactie levert meer dan vierduizend treffers op.`




Synoniem:

hit
voltreffer
(schot dat of worp die het doel direct treft)
het trefwoord
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['trɛfwort]



Verbuigingen:

trefwoord|en (meerv.)
1) woord dat je opzoekt in een woordenboek of encyclopedie taalkunde


Voorbeeld:

`Na het trefwoord 'zwart' volgen de woordsoort, de betekenis en andere informatie over 'zwart'.`




Synoniem:

ingang


2) woord dat een tekst karakteriseert


Voorbeeld:

`aan je tekst een paar trefwoorden toevoegen zodat je tekst makkelijker vindbaar is in een database`




Synoniem:

tag
trefzeker
bijv.naamw.


Uitspraak:

[trɛfˈsekər]
zeker van je doel


Voorbeelden:

`een trefzeker schot`,
`in trefzekere bewoordingen iets duidelijk maken`
treiler
zelfst.naamw.
[scheepvaart] een krachtige vissersboot die met een trechtervormig net vissen|vist
de trein
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɛin]



Verbuigingen:

trein|en (meerv.)
vervoermiddel dat over rails rijdt en mensen of goederen van het ene station naar het andere vervoert


Voorbeelden:

`de laatste trein nemen`,
`met de trein van 20.30 uur naar Rotterdam gaan`,
`de trein missen`
de trein halen
(op tijd op de trein stappen)
een doorgaande trein
(een trein die je naar je bestemming brengt zonder dat je hoeft over te stappen)
op een rijdende trein springen
(mee gaan doen met iets dat al bezig is)
lopen als een trein
(vlot en voorspoedig verlopen)
treinbegeleider
zelfst.naamw.
een medewerker van de spoorwegen die reizigers op vervoersbewijzen controleert en de orde in de trein dient te bewaren
treinconducteur
zelfst.naamw.
een medewerker van de spoorwegen die reizigers op vervoersbewijzen controleert en de orde in de trein dient te bewaren
de treinreis
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['trɛinrɛis]



Verbuigingen:

trein|reizen (meerv.)
reis met de trein


Voorbeelden:

`lange treinreizen door Europa maken`,
`een treinreis van Amsterdam naar Den Haag`,
`nationale en internationale treinreizen`
de treintaxi
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trɛintɑksi]



Verbuigingen:

treintaxi|'s (meerv.)
taxi van en naar een station die je samen met andere reizigers gebruikt


Voorbeeld:

`Een treintaxi is wel voordeliger dan een gewone taxi, maar je moet meestal wel langer wachten.`
treinwachter
zelfst.naamw.
een medewerker van de spoorwegen die reizigers op vervoersbewijzen controleert en de orde in de trein dient te bewaren
treinwachter
zelfst.naamw.
een medewerker van de spoorwegen die reizigers op vervoersbewijzen controleert en de orde in de trein dient te bewaren
treiten
werkw.
[ov]: treiteren
treiteraar
zelfst.naamw.
iemand die treiteren|treitert
treiteren
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrɛitərə(n)]



Verbuigingen:

treiterde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getreiterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gemeen plagen


Synoniemen:

pesten, sarren, tergen, tarten (2)
treiterij
zelfst.naamw.
het treiteren
de trek
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɛk]
1) kenmerk van iemands gezicht of karakter


Verbuigingen:

trek|ken (meerv.)



Voorbeelden:

`een gezicht met scherpe trekken`,
2) luchtstroom


Voorbeelden:

`Ik voel de trek langs me gaan.`,
`een trekje van een shagje`




Synoniem:

tocht (1)


3) zin in eten


Voorbeeld:

`trek hebben`




Synoniem:

eetlust
4) jaarlijkse tocht van vogels naar andere gebieden en weer terug


Voorbeeld:

`de jaarlijkse trek van de eenden naar het warme zuiden`
Dat is in grote trekken het verhaal.
(dat is ongeveer het verhaal)
je trekken thuis krijgen
(op dezelfde vervelende manier worden behandeld als jij anderen behandelt)
aan je trekken komen
(krijgen wat je wilt)
lekkere trek hebben
(zin hebben om te snoepen)
in trek zijn
(populair en gewild zijn)
aantrekken
werkw.


Uitspraak:

[ˈantrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft aangetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) aan je lichaam doen


Voorbeeld:

`je sokken aantrekken`




Antoniem:

uittrekken



Synoniem:

aandoen
2) naar je toe halen


Voorbeeld:

`Hoge bomen trekken de bliksem aan.`
3) (een touw o.i.d) strakker maken


Voorbeeld:

`een touw stevig aantrekken zodat alles goed vastzit`




Synoniem:

aanhalen


4) zo zijn dat je het leuk of aangenaam vindt


Voorbeeld:

`Die muziek trekt me helemaal niet aan.`
personeel aantrekken
(personeel proberen te krijgen) Synoniem: werven
aftrekken
werkw.


Uitspraak:

[ˈɑftrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (een getal) kleiner maken (met een ander getal)


Voorbeelden:

`Ik moet 25 euro reiskosten aftrekken van het honorarium van 100 euro en houd dus 75 euro over.`,
`investeringen aftrekken van de winst`




Antoniem:

optellen



Synoniem:

verminderen


2) (een man) seksueel bevredigen


Voorbeeld:

`jezelf aftrekken onder de douche`
bijtrekken
werkw.


Uitspraak:

['bɛitrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok bij (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) (aan iets) trekken zodat dichterbij komt


Verbuigingen:

heeft bijgetrokken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`een stoel bijtrekken`



2) geleidelijk beter bij de rest passen


Verbuigingen:

is bijgetrokken (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`de pas geverfde plek is helemaal bijgetrokken`,
`Ze is nu lastig, laat haar maar even bijtrekken.`
intrekken
werkw.


Uitspraak:

[ˈɪntrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok in (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) opgezogen worden door (iets)


Verbuigingen:

is ingetrokken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De inkt is ingetrokken in de stof en dat geeft een lelijke vlek.`




Synoniem:

indringen in


2) (iets) ongeldig verklaren


Verbuigingen:

heeft ingetrokken (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`een besluit intrekken`,
`Ik trek mijn beschuldiging in.`




Synoniemen:

herroepen, terugnemen, terugtrekken


3) naar binnen trekken


Verbuigingen:

heeft ingetrokken (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`Wil je je benen even intrekken, dan kan ik je passeren.`,
`Een poes kan haar nagels intrekken.`
kromtrekken
werkw.


Uitspraak:

['krɔmtrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok krom (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is kromgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een gebogen vorm aannemen


Voorbeeld:

`De foto's zijn helemaal kromgetrokken door het vocht.`
lostrekken
werkw.
door trekken losmaken
Voorbeeld: `Hij had het etiket losgetrokken. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het lostrekken in de tweede betekenis erin. `
enz.
natrekken
werkw.


Uitspraak:

[ˈnatrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok na (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft nagetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
onderzoeken of het klopt


Voorbeeld:

`alle cijfers natrekken`




Synoniem:

controleren
de omtrek
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈɔmtrɛk]



Verbuigingen:

omtrek|ken (meerv.)
1) afmeting van iets als je eromheen meet


Voorbeeld:

`een boom met een omtrek van anderhalve meter`
2)


in de omtrek
(in de omgeving/buurt) `In de wijde omtrek is geen café te vinden.`
optrekken
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔptrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is opgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van een motorvoertuig) beginnen met rijden of harder gaan rijden


Voorbeeld:

`Mijn auto trekt niet snel op, maar de motor is in goede staat.`




Synoniem:

accelereren


2) (van mist) verdwijnen
rondtrekken
werkw.


Uitspraak:

['rɔntrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok rond (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft rondgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van de ene naar de andere plaats trekken


Voorbeelden:

`rondtrekkende zigeuners`,
`een groepje rondtrekkende bedelaars`,
`met je rugzak rondtrekken door de Balkan`
samentrekken
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)trɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is samengetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van een spier) korter worden


Voorbeeld:

`De hartspier trekt een keer of zestig per minuut samen.`
terugtrekken
werkw.


Uitspraak:

[təˈrʏxtrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok terug (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft teruggetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) brengen naar de plaats vanwaar iets of iemand komt


Voorbeelden:

`de troepen uit Afghanistan terugtrekken`,
`je hand terugtrekken`,
`zich uit het gebied terugtrekken`




Synoniem:

weghalen
2) zeggen dat iets niet meer geldt


Voorbeeld:

`je woorden terugtrekken`




Synoniemen:

intrekken, herroepen
zich terugtrekken
(niet meer meedoen) `zich terugtrekken ten gunste van de andere kandidaat`
een teruggetrokken leven lijden
(weinig contact hebben met je omgeving)
uittrekken
werkw.


Uitspraak:

[ˈœytrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(kleren of schoenen) van je lichaam afhalen


Voorbeeld:

`je trui uitdoen`




Antoniem:

aantrekken (1)



Synoniem:

uitdoen (1)
voortrekken
werkw.


Uitspraak:

['vortrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok voor (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft voorgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(iemand) een voorkeursbehandeling geven


Voorbeeld:

`één van je kinderen voortrekken`
wegtrekken
werkw.


Uitspraak:

['wɛxtrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok weg (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) wegnemen door te trekken


Verbuigingen:

heeft weggetrokken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`je hand wegtrekken`



2) naar een andere plaats gaan


Verbuigingen:

is weggetrokken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`Het onweer zal straks hopelijk wel wegtrekken.`
het trekdier
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['trɛgdir]



Verbuigingen:

trekdier|en (meerv.)
1) dier dat gebruikt wordt om een voertuig of werktuig te trekken


Voorbeelden:

`Vroeger gebruikte mijn groenteman een paard als trekdier voor zijn kar.`,
`In verschillende landen zie je nog ezeltjes als trekdier.`




Synoniem:

lastdier


2) vogel die een jaarlijkse tocht maakt naar warme gebieden en weer terug


Voorbeeld:

`Opeens vielen duizenden vogels uit de lucht, allemaal trekdieren.`
trekhaak
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['trɛkhak]



Verbuigingen:

trek|haken (meerv.)
haak achter op je auto om een caravan of aanhangwagen aan te hangen


Voorbeeld:

`een trekhaak op je auto laten monteren`
trekharmonica
zelfst.naamw.
[muziekinstrument] een muziekinstrument dat verwant is aan de accordeon
trekkast
zelfst.naamw.
[scheikunde] een speciale werkruimte in een laboratorium voor het werken met chemicaliën Voorbeeld: `De voorraad zuren en basen staat in de trekkast. `
trekken
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) met kracht naar je toe halen


Verbuigingen:

heeft getrokken (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`iemand aan de haren trekken`,
`een kies trekken`




Antoniem:

duwen
2) een tocht maken naar of door een genoemde plaats of gebied


Verbuigingen:

is getrokken (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`De eenden trokken naar het warme zuiden.`,
`zes maanden door Latijns-Amerika trekken`




Synoniem:

reizen


3) een luchtstroom doorlaten


Verbuigingen:

heeft getrokken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De schoorsteen trekt niet goed.`



4) (bij iemand) belangstelling oproepen voor


Verbuigingen:

heeft getrokken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De bokssport trekt me absoluut niet.`




Synoniem:

interesseren


5) in allerlei uitdrukkingen zonder duidelijke betekenis



Verbuigingen:

heeft getrokken (volt.deelw.)
ergens hard/flink aan trekken
(erg je best doen voor iets)
je portemonnee trekken
(betalen)
iemand over de streep trekken
(iemand overtuigen iets te doen)
de aandacht trekken
(opvallen)
iets in twijfel trekken
(ergens aan twijfelen)
baantjes trekken
(in een zwembad op en neer zwemmen)
bouillon trekken
(bouillon maken door kruiden, groenten of vlees in kokend water te laten sudderen)
Ik kan er geen peil op trekken.
(ik weet niet hoe het is of zal gaan)
Ik trek het niet meer.
(ik kan het niet meer)
met je been trekken
(moeilijk lopen omdat één been niet goed mee gaat)
trekken op
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrɛkə(n) ɔp]



Verbuigingen:

trok op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getrokken op (volt.deelw.)
lijken op


Voorbeeld:

`op je vader trekken`
de trekker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtrɛkər]



Verbuigingen:

trekker|s (meerv.)
1) motorvoertuig met grote, brede en geprofileerde achterbanden waarmee je karren en machines trekt, vooral in de landbouw


Voorbeeld:

`een optocht van antieke trekkers`




Synoniem:

tractor


2) onderdeel van iets waaraan je moet trekken om het te laten functioneren (van de wc, de bel of een vuurwapen)
3) steel met dwars erop een strook rubber om het vocht natte oppervlakken mee weg te vegen
de trekker overhalen
(schieten (met een geweer of pistool))
de trekking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['trɛkɪŋ]
1) keer dat je loten trekt in een loterij


Verbuigingen:

trekking|en (meerv.)



Voorbeeld:

`De trekking wordt verricht door een notaris.`




Synoniem:

loterijtrekking


2) tocht naar of door een genoemde plaats of gebied


Verbuigingen:

trekking|s (meerv.)



Voorbeeld:

`een vierdaagse trekking door Thailand`




Synoniem:

trektocht
het trekpaard
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['trɛkpart]



Verbuigingen:

trekpaard|en (meerv.)
paard dat als trekdier gebruikt wordt;
ook als paardenras


Voorbeelden:

`Nederlands trekpaard`,
`Belgisch trekpaard`
de trekpleister
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtrɛkplɛistər]



Verbuigingen:

trekpleister|s (meerv.)
populaire plaats


Voorbeeld:

`Het oude centrum van het stadje is een trekpleister voor toeristen.`
de trekschuit
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['trɛksxœyt]



Verbuigingen:

trekschuit|en (meerv.)
binnenvaartschip dat op de wal aan een lijn voortgetrokken werd ouderwets


Voorbeeld:

`In Nederland zijn nog steeds smalle wegen langs vaarten waarop vroeger trekschuiten voortgetrokken werden.`
treksprinkhaan
zelfst.naamw.
[insecten] een sprinkhaan die normaal gesproken solitair leeft maar als de omstandigheden gunstig zijn grote zwermen vormt Voorbeeld: `Er zijn vele soorten sprinkhanen die een zwermfase kennen, waarin zij als treksprinkhaan grote schade kunnen aanbrengen aan alle gewas. `
de trektocht
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trɛktɔxt]



Verbuigingen:

trektocht|en (meerv.)
tocht naar of door een genoemde plaats of gebied


Voorbeeld:

`een trektocht langs de Franse kust maken`




Synoniem:

trekking (2)
trekvaart
zelfst.naamw.
[scheepvaart] een oorspronkelijk voor vervoer per trekschuit gegraven kanaal met bij behorende voorzieningen als jaagpaden en rolpalen Voorbeeld: `Nee, langs de trekvaart kom je nu geen scheepsjagers meer tegen. `
trekvaart
zelfst.naamw.
[scheepvaart] een oorspronkelijk voor vervoer per trekschuit gegraven kanaal met bij behorende voorzieningen als jaagpaden en rolpalen Voorbeeld: `Nee, langs de trekvaart kom je nu geen scheepsjagers meer tegen. `
de trekvogel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtrɛkfoxəl]



Verbuigingen:

trekvogel|s (meerv.)
vogel die in het najaar naar warmere streken vliegt en in het voorjaar weer terugkomt
trekzak
zelfst.naamw.
[muziekinstrument] een instrument met een blaasbalg die een wisseltonig stelsel doorslaande tongen bedient in diatonische stemming Voorbeeld: `Een trekzak heeft in tegenstelling tot een accordeon geen klavier. `
de trekzalf
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['trɛksɑlf]
zalf die vocht van een ontsteking naar buiten trekt


Voorbeeld:

`een tube trekzalf`
het trema
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtrema]



Verbuigingen:

trema|'s (meerv.)
leesteken van twee puntjes naast elkaar boven een klinker waarmee je aangeeft dat daar een nieuwe lettergreep begint, zoals in 'zeeën'
de tremor
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tremɔr]



Verbuigingen:

tremor|s (meerv.)
voortdurende trilling van een of meer lichaamsdelen medisch


Voorbeeld:

`een tremor als symptoom van de ziekte van Parkinson of multiple sclerose`
de trend
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɛnt]



Verbuigingen:

trend|s (meerv.)
1) (geschatte) richting van een bepaalde ontwikkeling


Voorbeeld:

`een dalende trend vertonen`




Synoniem:

tendens


2) mode


Voorbeeld:

`volgens de laatste trend`
de trend zetten
(de mode bepalen)
trendgevoelig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[trɛntxə'vuləx]
als je graag met de mode meegaat, of als iets in de mode is


Voorbeelden:

`moderne, trendgevoelige vrouwen`,
`De sandaal is een trendgevoelige schoen geworden.`,
`trendgevoelige designartikelen`
trendhoppen
werkw.


Afbreekpatroon:

'trend - hop - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trendhopte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getrendhopt (volt.deelw.)
steeds de nieuwste mode en trends volgen mens


Voorbeeld:

`ze is heel hip en modisch; trendhoppen is haar passie`
trendsetten
werkw.


Afbreekpatroon:

'trend - set - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trendsette (verl.tijd )



Verbuigingen:

getrendset (volt.deelw.)
initiatief nemen op het gebied van de nieuwste trends en mode


Voorbeeld:

`het populaire meisje trendsette met de minirok in haar klas`




Synoniem:

de eerste zijn met iets nieuws
trendsetter
zelfst.naamw.
iemand die aangeeft wat in de mode is Voorbeeld: `Zij is de grootste trendsetter van Nederland. `
trendwatchen
werkw.


Afbreekpatroon:

'trend - wat - chen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trendwatchte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getrendwatcht (volt.deelw.)
het signaleren van de nieuwste trends mens


Voorbeeld:

`nieuwe signalen oppikken tijdens het trendwatchen`




Synoniem:

waarnemen van actuele gebeurtenissen
trendy
bijv.naamw.


Uitspraak:

['trɛndi]
volgens de nieuwste mode


Voorbeelden:

`trendy schoenen`,
`er trendy uit zien`




Synoniem:

modieus
tresoor
zelfst.naamw.
een kamer of zaal waar een schat wordt bewaard Voorbeeld: `De koning aanschouwde zijn schatten in zijn tresoor. `
trendwatchen
werkw.


Afbreekpatroon:

'trend - wat - chen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trendwatchte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getrendwatcht (volt.deelw.)
het signaleren van de nieuwste trends mens


Voorbeeld:

`nieuwe signalen oppikken tijdens het trendwatchen`




Synoniem:

waarnemen van actuele gebeurtenissen
treuren
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrørə(n)]



Verbuigingen:

treurde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getreurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verdrietig zijn


Voorbeeld:

`treuren om of over iets`




Synoniem:

rouwen
treurig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtrørəx]
verdrietig


Voorbeeld:

`een treurig schouwspel`




Synoniemen:

droevig, triest, bedroefd
Het is treurig met haar gesteld.
(het gaat slecht met haar)
trendwatchen
werkw.


Afbreekpatroon:

'trend - wat - chen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trendwatchte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getrendwatcht (volt.deelw.)
het signaleren van de nieuwste trends mens


Voorbeeld:

`nieuwe signalen oppikken tijdens het trendwatchen`




Synoniem:

waarnemen van actuele gebeurtenissen
het treurspel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['trørspɛl]



Verbuigingen:

treur|spelen (meerv.)
serieus theaterstuk met een droevig of rampzalig einde


Voorbeeld:

`de treurspelen van Joost van den Vondel`




Synoniemen:

tragedie, drama (1)
trendwatchen
werkw.


Afbreekpatroon:

'trend - wat - chen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trendwatchte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getrendwatcht (volt.deelw.)
het signaleren van de nieuwste trends mens


Voorbeeld:

`nieuwe signalen oppikken tijdens het trendwatchen`




Synoniem:

waarnemen van actuele gebeurtenissen
treuren
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrørə(n)]



Verbuigingen:

treurde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getreurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
verdrietig zijn


Voorbeeld:

`treuren om of over iets`




Synoniem:

rouwen
de treurwilg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trørwɪlx]



Verbuigingen:

treurwilg|en (meerv.)
hoge boom met lange neerhangende dunne takken


Voorbeeld:

`de gele treurwilg aan de oever van de singel`
treuzelaar
zelfst.naamw.
iemand die niet opschiet en te veel tijd verdoet Voorbeeld: `Schiet nou eens op, treuzelaar! `
treuzelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrøzələ(n)]



Verbuigingen:

treuzelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getreuzeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
dingen te langzaam doen


Voorbeeld:

`treuzelen met het eten`
tri
zelfst.naamw.
[scheikunde], [verkorting], [afkorting] de afkorting voor 'trichlooretheen', een chemisch stof met ontvettende eigenschappen

[verkorting], [afkorting] de afkorting voor 'trieerkast', een kast met vakjes

drie
Voorbeeld: `De triangel is een muziekinstrument. `
triade
zelfst.naamw.
('godsdienst') drie goden of goddelijke personen

[scheikunde] drie elementen van het periodiek systeem die bij elkaar horen

[psychologie] een driehoeksrelatie

een Japanse crimineel|criminele organisatie
de trial
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trɑjəl]



Verbuigingen:

trial|s (meerv.)
1) keer dat je iets probeert of uitprobeert


Synoniem:

proef
2) sport waarbij je met je motor, fiets of auto allerlei hindernissen moet nemen zonder dingen te raken sport


Voorbeeld:

`motortrial`
klinische trial
(wetenschappelijke test of een medicijn of behandeling werkt)
door trial and error
(door te proberen en leren van wat fout gaat) `Doeners leren het liefst door trial and error, denkers door analyse en nadenken.` Synoniem: proefondervindelijk leren
trialen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tria - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trialde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getriald (volt.deelw.)
motorrijden waarbij behendigheid belangrijker is dan de snelheid sport


Voorbeeld:

`trialen over een parcours met verschillende hindernissen zoals boomstammen en rioolpijpen`
trialen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tria - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trialde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getriald (volt.deelw.)
motorrijden waarbij behendigheid belangrijker is dan de snelheid sport


Voorbeeld:

`trialen over een parcours met verschillende hindernissen zoals boomstammen en rioolpijpen`
de triangel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tri'jɑŋəl]



Verbuigingen:

triangel|s (meerv.)
driehoekig metalen slaginstrument met een heldere toon muziek
de triatlon
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trijɑtlɔn]



Verbuigingen:

triatlon|s (meerv.)
wedstrijd waarbij je eerst een aantal kilometers moet zwemmen, dan fietsen en dan marathon lopen sport
tribaal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tri'bal]
als iets verband houdt met een of meer volksstammen


Voorbeelden:

`een conservatieve, tribale samenleving`,
`tribale kunst uit Zuidoost-Azië, Indonesië en Oceanië`,
`tribale schoolgevechten in Tunesië`
het tribunaal
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[triby'nal]



Verbuigingen:

tribu|nalen (meerv.)
rechtbank voor bijzondere rechtszaken


Voorbeeld:

`Het Joegoslavië-tribunaal behandelt rechtszaken ten aanzien van verdachten van schendingen van internationale mensenrechten in het voormalige Joegoslavië.`
de tribune
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[triˈbynə]



Verbuigingen:

tribune|s (meerv.)
rijen zitplaatsen van boven naar beneden voor de toeschouwers in een stadion, circus of grote zaal


Voorbeeld:

`de publieke tribune van de parlementszaal`
tribune-ion
zelfst.naamw.
[scheikunde] een ion in oplossing dat niet aan de onderhavige reactie deelneemt Voorbeeld: `Wanneer door bijeenvoegen van een zilvernitraat- en een keukenzoutoplossing zilverchloride ontstaat zijn de natrium- en nitraationen in de oplossing tribune-ionen. `
trichomoniasis
zelfst.naamw.
[medisch] een seksueel overdraagbare aandoening van de mens die veroorzaakt wordt door de parasiet 'Trichomonas vaginalis'
Voorbeeld: `Trichomoniasis kan goed genezen worden met antibiotica. `
[veeartsenij] een vogelziekte die veroorzaakt wordt door de parasiet 'Trichomonas gallinae.'
Voorbeeld: `Trichomoniasis komt voor bij duiven, pluimvee en parkieten maar ook bij roofvogels die zieke vogels als prooidieren slaan. `
tricyclisch
bijv.naamw.
[medisch] 3 periodes of 3 cycli (cirkels)
triest
bijv.naamw.


Uitspraak:

[trist]
droevig


Synoniem:

treurig
triest weer
(bewolkt en regenachtig weer)
Triestino
zelfst.naamw.
een dialect van het Venetiaans dat in Italië gesproken wordt Voorbeeld: `Ik heb redelijk wat kennis van het Triestino. `
triftong
zelfst.naamw.
[taalkunde] een foneem dat uit drie klinkers bestaat die binnen één lettergreep in elkaar overgaan Voorbeeld: `In het Nederlands komen geen triftongen voor. `
triftongering
zelfst.naamw.
[taalkunde] het verschijnsel dat een monoftong of diftong overgaat in een triftong Voorbeeld: `Er was sprake van diftongering en triftongering. `
triggeren
werkw.


Afbreekpatroon:

'trig - ge - ren



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

triggerde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getriggerd (volt.deelw.)
uitlokken, zich ergens toe laten verleiden mens


Voorbeeld:

`als je de emoties van een lezer kunt triggeren, is er sprake van een goed boek`
triggerzone
zelfst.naamw.
[medisch] pijnpunt
triglyceride
zelfst.naamw.
een lipide die bestaat uit een glycerolmolecule verbonden met 3 vetzuren
trigonaal
bijv.naamw.
[kristallografie] als hoofdas van de rotatiesymmetrie ten hoogste een drietallige as bezittend, in welke richting ook een van de primitieve translaties zich bevindt indien er sprake is een van een ruimtegroep Voorbeeld: `De eenheidscel van een trigonale symmetrie heeft twee rechte hoeken en een hoek van 120 graden, net als bij een hexagonale symmetrie, maar de rotatiesymmetrie is lager dan hexagonaal. `
triken
werkw.


Afbreekpatroon:

'tri - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trikete (verl.tijd )



Verbuigingen:

getriket (volt.deelw.)
rijden op een motor met drie wielen verkeersport


Voorbeeld:

` je mag triken met een autorijbewijs B`
triklien
bijv.naamw.
[kristallografie] een symmetrie bezittend die ten hoogste een inversiecentrum omvat
Voorbeeld: `Een trikliene eenheidscel heeft zes onafhankelijke parameters: drie ribben en drie hoeken. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het triklien in de tweede betekenis erin. `
trillen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrɪlə(n)]



Verbuigingen:

trilde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getrild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
heel snel met kleine bewegingen heen en weer gaan


Voorbeeld:

`trillen van woede`




Synoniemen:

bibberen, beven, rillen
trillen als een rietje/espenblad
(heel erg trillen)
trilateraal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[trilatə'ral]
waarbij drie partijen betrokken zijn


Voorbeelden:

`een trilateraal gesprek`,
`trilaterale samenwerking`




Synoniem:

driezijdig
trilhaardiertje
zelfst.naamw.
een eencellig organisme ('Ciliophora') waarbij in ten minste één stadium van de levenskringloop trilharen, ciliën voorkomen Voorbeeld: `Je kunt deze trilhaardiertjes goed zien onder deze microscoop. `
trille
werkw.
[muziek|nor] kwinkeleren

[intr|nor] rollen

[ov|nor] een fiets, een kruiwagen duwen

eruit rollen, vallen

[muziek|nor] triller

[verouderd|nor] een vierwielig koetsachtig paardenwagentje

[muziek|nno] kwinkeleren

[intr|nno] rollen

[ov|nno] een fiets, een kruiwagen duwen

[muziek|nno] triller

[verouderd|nno] een vierwielig koetsachtig paardenwagentje
triller
zelfst.naamw.
[muziek] een snelle afwisseling van twee tonen, gewoonlijk over een kleine of grote secunde Voorbeeld: `In barokmuziek begon een triller op de bovensecunde, later werd het gebruikelijk juist op de ondersecunde te beginnen. `
de trilling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtrɪlɪŋ]



Verbuigingen:

trilling|en (meerv.)
keer dat iets trilt


Voorbeeld:

`ultrasone trillingen`




Synoniemen:

beving, rilling
trimmen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrɪmə(n)]



Verbuigingen:

trimde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getrimd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) trainen om fit te blijven sport


Voorbeeld:

`Ik trim elke ochtend een half uurtje in het park.`



2) de vacht (van dieren) knippen


Voorbeeld:

`Onze hond wordt een keer per jaar getrimd.`
trimester
zelfst.naamw.
[tijdrekening], [eenheid] een periode van drie maanden Voorbeeld: `Het was een druk trimester voor de leerlingen met alle examens en toetsen. `
de trimmer
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trɪmər]



Verbuigingen:

trimmer|s (meerv.)



de trim|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['trɪm|stər]



Verbuigingen:

trimster|s (meerv.)
iemand die trimt (1) sport


Voorbeeld:

`Er zijn veel trimmers in het park.`
de trimschoen
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['trɪmsxu(n)]



Verbuigingen:

trimschoen|en (meerv.)
schoen die speciaal bedoeld is om te trimmen
trimmen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrɪmə(n)]



Verbuigingen:

trimde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getrimd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) trainen om fit te blijven sport


Voorbeeld:

`Ik trim elke ochtend een half uurtje in het park.`



2) de vacht (van dieren) knippen


Voorbeeld:

`Onze hond wordt een keer per jaar getrimd.`
Trinidad en Tobago
zelfst.naamw.
[land] een land in het Caribisch gebied, officieel de Republiek Trinidad en Tobago
trio
zelfst.naamw.
[muziek] een muziekstuk voor drie spelers
Voorbeeld: `We hebben een leuk triootje gespeeld vanmiddag. `
een groep van drie personen die gezamenlijk optreedt
Voorbeeld: `Dit trio heeft grote bekendheid verworven. `
de triomf
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[triˈjɔmf]



Verbuigingen:

triomf|en (meerv.)
overwinning of groot succes


Voorbeeld:

`triomfen behalen`
triomfantelijk
bijv.naamw.


Uitspraak:

[trijɔmˈfɑntələk]
trots als een overwinnaar


Voorbeeld:

`De winnaar keek triomfantelijk in de camera.`
triomferen
werkw.


Uitspraak:

[trijɔm'ferə(n)]



Verbuigingen:

triomfeerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getriomfeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de overwinning behalen


Voorbeeld:

`op het filmfestival in Cannes triomferen`




Synoniem:

zegevieren
de triomf
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[triˈjɔmf]



Verbuigingen:

triomf|en (meerv.)
overwinning of groot succes


Voorbeeld:

`triomfen behalen`
trionyx
zelfst.naamw.
een geslacht van schildpadden uit de familie weekschildpadden (Trionychidae)
de trip
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɪp]



Verbuigingen:

trip|s (meerv.)
1) klein reisje


Voorbeeld:

`stedentrip`




Synoniem:

tochtje


2) tijd waarin je waanvoorstellingen hebt onder de invloed van drugs


Voorbeeld:

`lsd-trip`
tripletzuurstof
zelfst.naamw.
[scheikunde] de meest voorkomende vorm van dizuurstof in de grondtoestand die twee ongepaarde elektronen per molecule bezit Voorbeeld: `De atmosfeer van de aarde bestaat voor een vijfde uit tripletzuurstof. `
de (m)/het triplex
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtriplɛks]
hout dat bestaat uit drie dunne lagen die op elkaar zijn gelijmd
trippelen
werkw.


Uitspraak:

['trɪpələ(n)]



Verbuigingen:

trippelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getrippeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met kleine, lichte en snelle pasjes lopen


Voorbeelden:

`Ze trippelt op haar hoge hakjes door de straat.`,
`het trippelende paard van Sinterklaas`




Synoniem:

tippelen (1)
I trippen
werkw.


Afbreekpatroon:

'trip - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tripte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getript (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
na het gebruiken van drugs hallicuneren mens


Voorbeeld:

`angstaanjagend trippen in het toilet van een café na gebruik van drugs`
II trippen
werkw.
Toon alle vervoegingen
trippelen, hippen


Voorbeeld:

`de kanarie tript in zijn kooitje`




Synoniem:

dribbelen
de trip
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɪp]



Verbuigingen:

trip|s (meerv.)
1) klein reisje


Voorbeeld:

`stedentrip`




Synoniem:

tochtje


2) tijd waarin je waanvoorstellingen hebt onder de invloed van drugs


Voorbeeld:

`lsd-trip`
trismus
zelfst.naamw.
[medisch] kaakkramp
triumviraat
zelfst.naamw.
politiek leiderschap dat uit drie gelijkwaardige personen bestaat Voorbeeld: `Het eerste triumviraat van de Romeinse Republiek bestond uit Julius Caesar, Pompeius en Crassus. `
trivalent
bijv.naamw.
[medisch] driewaardig
triviaal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[triviˈjal]
gewoon en onbelangrijk


Voorbeeld:

`Ik houd me niet bezig met triviale zaken.`




Synoniem:

banaal
trivialiseren
werkw.


Uitspraak:

[trivijali'zerə(n)]



Verbuigingen:

trivialiseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getrivialiseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gewoner en onbelangrijker maken


Voorbeeld:

`Door alles maar 'genocide' te noemen trivialiseren we de gruwelen van Hitler.`
tRNA
zelfst.naamw.
[biologie] een korte RNA-keten die aminozuren naar het ribosoom brengt tijdens eiwitsynthese Voorbeeld: `In dat boek stond de werking van tRNA uitgelegd. `
troebel
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtrubəl]
(van vloeistof) niet zuiver en daardoor niet doorzichtig


Voorbeeld:

`troebel water`




Antoniem:

helder
in troebel water vissen
(misbruik maken van een onduidelijke situatie of een ruzie)
een troebele blik
(een wazige blik)
de troef
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[truf]



Verbuigingen:

troeven (meerv.)
belangrijke speelkaart
je laatste troef uitspelen
(je laatste kans gebruiken)
Het is daar armoe troef.
(er is daar veel armoede)
aftroeven
werkw.


Uitspraak:

['ɑftruvə(n)]



Verbuigingen:

troefde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgetroefd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een tegenstander) verslaan


Voorbeelden:

`in het bridgespel een tegenstander aftroeven met een troefkaart`,
`Ajax laat zich niet laten aftroeven door Feijenoord.`
de troep
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trup]
1) groep mensen of dieren die bij elkaar horen


Verbuigingen:

troep|en (meerv.)



Voorbeelden:

`een troep wolven`,
`de Nederlandse militaire troepen in het buitenland`



2) rommelige of vieze boel


Voorbeelden:

`de troep opruimen`,
`Deze vieze troep lust ik niet.`




Synoniemen:

rommel, rotzooi, bende
de trofee
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[troˈfe]



Verbuigingen:

trofee|ën (meerv.)
voorwerp als een beker of een schaal als teken van een behaalde overwinning


Voorbeeld:

`De winnaars liepen een ererondje met hun trofee.`
troffel
zelfst.naamw.
[gereedschap] een driekantige platte schep met handvat voor het opbrengen van metselspecie
treffen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrɛfə(n)]



Verbuigingen:

trof (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getroffen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) raken


Voorbeelden:

`dodelijk getroffen door een kogel`,
`doel treffen`
2) ontroeren


Voorbeeld:

`Zijn troostende woorden troffen mij diep.`



3) ontmoeten


Voorbeeld:

`niemand thuis treffen`




Synoniemen:

tegenkomen, aantreffen


4) regelen


Voorbeelden:

`voorzieningen treffen`,
`maatregelen treffen`



5) goed uitkomen


Voorbeeld:

`Dat treft, ik heb die dag ook vrij.`
mij treft geen blaam
(het is niet mijn schuld)
Met die tekening heb je hem goed getroffen.
(je hebt hem getekend precies zoals hij is)
Je treft het niet met het weer.
(je hebt pech met het weer)
trofisch
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot de voeding van de weefsels
trog
zelfst.naamw.
[veeteelt] een langgerekte voederbak
Voorbeeld: `De trog was goed gevuld. `
[geologie] een langgerekte, nauwe en diepe kloof in de zeebodem veroorzaakt door subductie van een tektonische plaat
Voorbeeld: `De trog bij de Marianen is het diepste punt van de aardbodem. `
[meteorologie] een langgerekte uitstulping van een lagedrukgebied
Voorbeeld: `Na een koufrontpassage die gepaard gaat met slecht weer, volgt er een trog als het een tijd lang mooi weer is geweest. `
aftroggelen
werkw.


Uitspraak:

['ɑftrɔxələ(n)]



Verbuigingen:

troggelde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgetroggeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aan je laten geven door iemand die dat eigenlijk niet wil informeel


Voorbeeld:

`een oplichter die 1000 euro van me afgetroggeld heeft`




Synoniem:

afhandig maken
aftroggelen
werkw.


Uitspraak:

['ɑftrɔxələ(n)]



Verbuigingen:

troggelde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgetroggeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
aan je laten geven door iemand die dat eigenlijk niet wil informeel


Voorbeeld:

`een oplichter die 1000 euro van me afgetroggeld heeft`




Synoniem:

afhandig maken
troglodiet
zelfst.naamw.
een mens die in grotten (of holen) leeft
Voorbeeld: `Troglodieten woonden in grotten. `
[pejoratief] een dom, bruut persoon
Voorbeeld: `Wat is hij een ongelofelijke troglodiet. `

Bron: Wikiwoordenboek - troglodiet.
trojaan
zelfst.naamw.
[informatica] is een programma dat ongewenst meekomt met een programma dat door de gebruiker wordt geïnstalleerd. Een trojaans paard kan schade toebrengen aan de computergegevens of de privacy van de gebruiker. In het jargon gebruikt men ook wel het Engelse Trojan horse of kortweg trojaan. Het is genoemd naar het Paard van Troje waarin Griekse soldaten de stad Troje binnenkwamen om de stad van binnenuit aan te vallen. Een trojaans paard is dus geen zelfstandig programma, zoals een computervirus. Het is ook niet hetzelfde als een worm, want het moet door de gebruiker worden gekopieerd en kopieert niet zichzelf naar andere computers
trekken
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) met kracht naar je toe halen


Verbuigingen:

heeft getrokken (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`iemand aan de haren trekken`,
`een kies trekken`




Antoniem:

duwen
2) een tocht maken naar of door een genoemde plaats of gebied


Verbuigingen:

is getrokken (volt.deelw.)



Voorbeelden:

`De eenden trokken naar het warme zuiden.`,
`zes maanden door Latijns-Amerika trekken`




Synoniem:

reizen


3) een luchtstroom doorlaten


Verbuigingen:

heeft getrokken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De schoorsteen trekt niet goed.`



4) (bij iemand) belangstelling oproepen voor


Verbuigingen:

heeft getrokken (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`De bokssport trekt me absoluut niet.`




Synoniem:

interesseren


5) in allerlei uitdrukkingen zonder duidelijke betekenis

Verbuigingen:

heeft getrokken (volt.deelw.)
ergens hard/flink aan trekken
(erg je best doen voor iets)
je portemonnee trekken
(betalen)
iemand over de streep trekken
(iemand overtuigen iets te doen)
de aandacht trekken
(opvallen)
iets in twijfel trekken
(ergens aan twijfelen)
baantjes trekken
(in een zwembad op en neer zwemmen)
bouillon trekken
(bouillon maken door kruiden, groenten of vlees in kokend water te laten sudderen)
Ik kan er geen peil op trekken.
ik weet niet hoe het is of zal gaan
Ik trek het niet meer.
(ik kan het niet meer)
met je been trekken
(moeilijk lopen omdat één been niet goed mee gaat)
de trol
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɔl]



Verbuigingen:

trol|len (meerv.)
1) grappig of heel lelijk vreemd wezen in verzonnen verhalen en spellen mythologie


Voorbeeld:

`In de boeken van Tolkien zijn trollen sterke domme wezens die vaak een bijl of hamer hebben om hun tegenstanders te verpletteren.`



2) iemand die op forums, websites of chatkanalen provocerende berichten plaatst internet


Voorbeeld:

`Een trol op een niet-rokersforum begint iedere keer weer over hoe prettig roken is.`
I trollen
werkw.


Afbreekpatroon:

'trol - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trollde/trolde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getrolld/getrold (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een manier van vissen waarbij je het kunstaas achter de boot door het water sleept visserij


Voorbeeld:

`Slepend trollen kan heel productief zijn.`
II trollen
werkw.


Afbreekpatroon:

'trol - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trollde/trolde (verl.tijd )Toon alle vervoegingen
de sfeer op een website, weblog of forum bederven computer


Voorbeeld:

`Ze zijn de schrik van elke site met een reactiemogelijkheid: reageerders die de boel komen trollen`
de trolley
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trɔli]



Verbuigingen:

trolley|s (meerv.)
1) rijdend koffertje met uitschuifbaar handvat


Voorbeeld:

`je bagage in een trolley meenemen als je kort op reis gaat`



2) autobus die rijdt op stroom die van een bovenleiding komt transport


Voorbeeld:

`Het voordeel van een trolley ten opzichte van een gewone bus met dieselmotor is dat er geen uitlaatgassen zijn.`




Synoniem:

trolleybus


3) kar met etenswaren


Voorbeeld:

`In internationale treinen komt iemand langs met een trolley met hapjes en drankjes.`
de trolleybus
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['trɔlibʏs]



Verbuigingen:

trolleybus|sen (meerv.)
autobus die rijdt op stroom die van een bovenleiding komt transport


Voorbeeld:

`Arnhem heeft een groot netwerk van trolleybussen.`




Synoniem:

trolley (2)
I trollen
werkw.


Afbreekpatroon:

'trol - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trollde/trolde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getrolld/getrold (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
een manier van vissen waarbij je het kunstaas achter de boot door het water sleept visserij


Voorbeeld:

`Slepend trollen kan heel productief zijn.`
II trollen
werkw.


Afbreekpatroon:

'trol - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

trollde/trolde (verl.tijd )Toon alle vervoegingen
de sfeer op een website, weblog of forum bederven computer


Voorbeeld:

`Ze zijn de schrik van elke site met een reactiemogelijkheid: reageerders die de boel komen trollen`
de trom
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[trɔm]



Verbuigingen:

trom|men (meerv.)
slaginstrument dat bestaat uit een cilinder die is bespannen met een stuk vel waarop je met je handen of speciale stokken slaat


Voorbeeld:

`de grote trom`




Synoniem:

trommel
trombo-embolie
zelfst.naamw.
[medisch] bloedvatverstopping door bloedprop
trombocytopenie
zelfst.naamw.
[medisch] het symptoom dat men een te laag aantal bloedplaatjes of trombocyten heeft Voorbeeld: `Alle verschijnselen die gepaard gaan met trombocytopenie, berusten op bloedingen. `
trombocytose
zelfst.naamw.
[medisch] verhoogd aantal bloedplaatjes
tromboflebitis
zelfst.naamw.
[medisch] ontsteking van de vaatwand met vorming van bloedproppen
de trombone
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[trɔmˈbɔ:nə]



Verbuigingen:

trombone|s (meerv.)
koperen blaasinstrument waarmee je de hoogte van de tonen varieert door het langer of korter te maken
de trombose
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[trɔm'bozə]
situatie dat je een bloedstolsel in een bloedvat hebt medisch


Voorbeeld:

`Je kunt trombose hebben in een ader of slagader.`
de trombosedienst
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɔm'bozədinst]
instelling die patiënten begeleidt die bloedverdunners gebruiken medisch


Voorbeeld:

`De trombosedienst bepaalt hoeveel antistollingstabletten je op welke dag moet slikken en op welke dag weer bloed moet worden afgenomen voor controle.`
de trommel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtrɔməl]



Verbuigingen:

trommel|s (meerv.)
1) doos van blik of plastic met een deksel om dingen in te bewaren


Voorbeeld:

`een koekjestrommel`
2) slaginstrument dat bestaat uit een cilinder die is bespannen met een stuk vel waarop je met je handen of speciale stokken slaat muziek


Voorbeeld:

`op een trommel slaan`




Synoniem:

trom
de trommel van de wasmachine
(het metalen ronde deel van de wasmachine dat ronddraait met de vuile was erin)
optrommelen
werkw.


Uitspraak:

['ɔptrɔmələ(n)]



Verbuigingen:

trommelde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgetrommeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(mensen) oproepen om samen te komen


Voorbeeld:

`Ik heb nog wat mensen opgetrommeld om te helpen met de voorbereidingen van het feestje.`
trommelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrɔmələ(n)]



Verbuigingen:

trommelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getrommeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) op een trommel (2) slaan muziek
2) met je vingers snel achter elkaar op iets tikken


Voorbeeld:

`op de rand van de tafel trommelen`




Synoniem:

roffelen
iemand uit zijn bed trommelen
(roepen dat iemand uit zijn bed moet komen)
trommeldroger
zelfst.naamw.
een toestel om de kleding die uit de wasmachine komt te drogen
trommelrem
zelfst.naamw.
[techniek] een rem die door wrijving van halfcirkelvormige lichamen binnen een cilinder werkt Voorbeeld: `Sommige oude motorfietsen hebben een trommelrem. `
de trommel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtrɔməl]



Verbuigingen:

trommel|s (meerv.)
1) doos van blik of plastic met een deksel om dingen in te bewaren
2) slaginstrument dat bestaat uit een cilinder die is bespannen met een stuk vel waarop je met je handen of speciale stokken slaat muziek


Voorbeeld:

`op een trommel slaan`




Synoniem:

trom



Voorbeeld:

`een koekjestrommel`
de trommel van de wasmachine
(het metalen ronde deel van de wasmachine dat ronddraait met de vuile was erin)
trommelstokkenboom
zelfst.naamw.
[plantkunde] [species|Cassia fistula] een boom uit Indonesië waarvan de bloesem aan de goudenregen doet denken Voorbeeld: `De vruchten van de trommelstokkenboom vormen lange peulen die aan trommelstokken doen denken. `
het trommelvlies
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtrɔməlvlis]



Verbuigingen:

trommel|vliezen (meerv.)
vlies tussen het uitwendige en het inwendige deel van je oor
tromp
zelfst.naamw.
(veroud.) iets wat een doffe klank voortgebrengt (blaashoorn, midwinterhoorn, olifantssnuit, geweer, kanon)

koepel of overgangslid om een vierhoekige onderbouw te geleiden naar een veelhoekige of ronde bovenbouw

(veroud.) blazen op een trompet

het blazen van een olifant
de trompet
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[trɔmˈpɛt]



Verbuigingen:

trompet|ten (meerv.)
koperen blaasinstrument met ventielen
trompetter
zelfst.naamw.
iemand die een trompet bespeelt
trompetteren
werkw.
het geluid van een olifant Voorbeeld: `Het olifantje trompetterde tot grote lol van de dierentuinbezoekers. `
trompetter
zelfst.naamw.
iemand die een trompet bespeelt
trompettist
zelfst.naamw.
[muziek], [beroep] musicus die een trompet bespeelt Voorbeeld: `Zonder ventielen te gebruiken blies de trompettist de schrille tonen van de 'last post'. `
trompetvogel
zelfst.naamw.
[vogels] 'Psophia crepitans' een vogel die onder andere in de bergbossen van Suriname voorkomt Voorbeeld: `De trompetvogel is vooral bekend vanwege zijn luide roep die klinkt als trompetgeschal. `
de troon
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tron]



Verbuigingen:

tronen (meerv.)
stoel van een koning
op de troon zitten
(regeren)
iemand van zijn of haar troon stoten
(iemands belangrijke positie zelf innemen)
tronie
zelfst.naamw.
[anatomie], [pejoratief] gezicht Voorbeeld: `Hij kreeg een welverdiende mep op z'n tronie. `
troonsafstand
zelfst.naamw.
[adel] het aftreden als vorst Voorbeeld: `De vorst besloot tot troonsafstand over te gaan. `
de troost
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trost]
steun bij verdriet of pijn


Voorbeeld:

`troost brengen`
schrale troost
(weinig troost)
een bakkie troost
(een kopje koffie)
troosteloos
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtrostəlos]
droevig en somber om te zien


Voorbeeld:

`een troosteloze, kale vlakte`




Synoniemen:

mistroostig, desolaat
troosten
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrostə(n)]



Verbuigingen:

troostte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getroost (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
steunen bij pijn of verdriet


Voorbeelden:

`tips om een huilende baby te troosten`,
`Ik troost me met de gedachte dat de ellende spoedig voorbij zal zijn.`
de troostprijs
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trostprɛis]



Verbuigingen:

troost|prijzen (meerv.)
kleine beloning voor de verliezer van een wedstrijd


Synoniem:

poedelprijs
tropen
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtropə(n)]
gebied op aarde in de buurt van de evenaar, waar het altijd warm is
de tropenuitrusting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tropə(n)œytrʏstɪŋ]



Verbuigingen:

tropenuitrusting|en (meerv.)
kleding en andere dingen die je nodig hebt voor verblijf in de tropen


Voorbeeld:

`in een speciaalzaak je tropenuitrusting laten samenstellen`
tropisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtropis]
van of (als) in de tropen


Voorbeelden:

`een tropisch klimaat`,
`tropische vruchten`
een tropische temperatuur
(een temperatuur van boven de dertig graden Celsius)
de tros
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɔs]



Verbuigingen:

tros|sen (meerv.)
1) stel bloemen of vruchten die met kleine steeltjes aan één grote steel groeien


Voorbeelden:

`een tros druiven`,
`een tros bananen`



2) kabel waarmee je een schip aan de kade vastlegt


Voorbeeld:

`de trossen losgooien`
I de trots
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɔts]
1) gevoel waardoor je wil laten zien dat je iets goed hebt gedaan of iets moois hebt


Voorbeelden:

`glimmen van trots`,
`vaderlijke trots`



2) gevoel dat je meer waard bent dan anderen


Voorbeeld:

`gekrenkte/gekwetste trots`




Synoniem:

hoogmoed
II trots
bijv.naamw.


Uitspraak:

[trɔts]
1) erg blij met wat je hebt of hebt bereikt


Voorbeeld:

`trots zijn op je kinderen`




Synoniem:

fier
2) waaruit trots (2) blijkt


Voorbeeld:

`met een trotse blik in de ogen`




Synoniemen:

hoogmoedig, verwaand
zo trots als een pauw
(erg trots)
trotseren
werkw.


Uitspraak:

[trɔtˈserə(n)]



Verbuigingen:

trotseerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getrotseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je niet laten afschrikken door iemand of iets


Voorbeeld:

`sneeuw en wind trotseren`




Synoniemen:

weerstaan, tarten (1)
het trottoir
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[trɔtˈwar]



Verbuigingen:

trottoir|s (meerv.)
verhoogd voetpad langs een straat


Voorbeeld:

`op het trottoir lopen`




Synoniem:

stoep
de troubadour
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[truba'dur]



Verbuigingen:

troubadour|s (meerv.)
liedjeszanger die zichzelf begeleidt


Voorbeeld:

`Oorspronkelijk was een troubadour een middeleeuwse rondtrekkende zanger in Zuid-Frankrijk; de moderne troubadour is iemand die optreedt op feesten.`
troubleshooten
werkw.


Afbreekpatroon:

'trou - ble - shoo - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

troubleshootte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getroubleshoot (volt.deelw.)
het oplossen van problemen


Voorbeeld:

`omdat ze zo kundig en stressbestendig is heeft men haar gevraagd om te komen troubleshooten`
trouvère
zelfst.naamw.
[middeleeuwen], [cultuur], [muziek], [dichtkunst], [verouderd] in het middeleeuws Noord-Frankrijk rondreizend dichter, en zanger van (minne-) liederen Voorbeeld: `Jean Bodel (1165-1210), een trouvère die leefde in Arras, schreef het heldendicht "Chanson des Saisnes". `
I de trouw
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trɑu]
eigenschap dat je iemand of iets altijd steunt en hem of haar niet alleen laat


Voorbeelden:

`eeuwige trouw beloven`,
`hondentrouw`




Antoniem:

ontrouw



Synoniem:

loyaliteit
te goeder trouw
(met goede bedoelingen, oprecht)
te kwader trouw
(met slechte bedoelingen, oneerlijk)
II trouw
bijv.naamw.


Uitspraak:

[trɑu]
je houdend aan wat je ooit afgesproken hebt of als vaste gewoonte hebt aangenomen


Voorbeelden:

`iemand trouw dienen`,
`de trouwe luisteraars van ons programma`,
`trouw aan je principes`




Antoniem:

ontrouw



Synoniem:

loyaal
de trouwakte
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['trɑuɑktə]



Verbuigingen:

trouwakte|s, trouwakte|n (meerv.)
officieel bewijs dat je met iemand getrouwd bent


Voorbeeld:

`op de dag van je huwelijk de trouwakte tekenen`




Synoniemen:

huwelijksakte, boterbriefje
de trouwdag
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trɑudɑx]



Verbuigingen:

trouw|dagen (meerv.)
dag waarop je met je partner trouwt of getrouwd bent


Voorbeelden:

`Zij droeg op haar trouwdag een lange witte jurk met een sleep.`,
`ieder jaar je trouwdag vieren`




Synoniem:

huwelijksdag
trouwen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrɑuwə(n)]



Verbuigingen:

trouwde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is getrouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voor de wet of de kerk beloven dat je gaat samenwonen en voor elkaar en je kinderen zult zorgen


Voorbeeld:

`Zij trouwen op zaterdag in het gemeentehuis van het dorp.`




Synoniemen:

huwen, in het huwelijk treden
trouweloos
bijv.naamw.


Uitspraak:

['trɑuwəlos]
eigenschap dat je iemand of iets niet steunt, terwijl dat wel van je verwacht wordt


Voorbeeld:

`Kiezers zijn trouweloze honden. Je kunt er niet op rekenen dat ze volgende keer weer op je partij stemmen.`




Antoniem:

loyaal



Synoniem:

ontrouw
trouweloze echtgenoot
(getrouwde man of vrouw die met een ander vrijt)
trouwens
bijwoord


Uitspraak:

[ˈtrɑuwəns]
als inleiding op iets dat een aanvulling vormt op wat al gezegd is>



Voorbeelden:

`Ik moet trouwens naar de tandarts, dus ik kan niet me je mee.`,
`Trouwens, het is nu al veel te laat; er rijden geen treinen meer.`




Synoniemen:

afgezien daarvan, overigens
de trouwerij
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[trɑuwə'rɛi]



Verbuigingen:

trouwerij|en (meerv.)
officiële trouwplechtigheid, of de hele dag waarop je trouwt


Voorbeeld:

`het dagschema van de trouwerij van de kroonprins`




Synoniem:

huwelijk (1)
de trouwjapon
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trɑujapɔn]



Verbuigingen:

trouwjapon|nen (meerv.)
jurk die de vrouw op haar huwelijksdag draagt of gedragen heeft


Voorbeeld:

`op je 25-jarige huwelijksfeest je trouwjapon weer dragen`
trouwpak
zelfst.naamw.
[kleding] een bruidegomskostuum dat aan de trouwdag wordt gedragen Voorbeeld: `De bruidegom gaat op de dag van zijn huwelijk meestal gekleed in een speciaal trouwpak of trouwkostuum. `
de trouwring
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trɑurɪŋ]



Verbuigingen:

trouwring|en (meerv.)
ring die getrouwde mensen dragen als symbool van hun huwelijk


Voorbeeld:

`op je trouwdag elkaar de gouden trouwringen aan de ringvinger schuiven`
trouwen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtrɑuwə(n)]



Verbuigingen:

trouwde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is getrouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
voor de wet of de kerk beloven dat je gaat samenwonen en voor elkaar en je kinderen zult zorgen


Voorbeeld:

`Zij trouwen op zaterdag in het gemeentehuis van het dorp.`




Synoniemen:

huwen, in het huwelijk treden
de truc
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tryk]



Verbuigingen:

truc|s (meerv.)
handige, effectieve manier om iets te doen


Voorbeeld:

`goocheltrucs`




Synoniemen:

handigheidje, foefje
Dus dat is de truc!
(dus zó moet je het doen)
de truck
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trʏk]



Verbuigingen:

truck|s (meerv.)
vrachtauto waarvan de aanhangwagen op een draaibaar onderstel zit


Voorbeeld:

`een truck met een oplegger`
trucken
werkw.


Afbreekpatroon:

'truc - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

truckte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getruckt (volt.deelw.)
rijden op een vrachtwagen verkeer


Voorbeeld:

`naar beneden trucken op een bergpas is een spannende onderneming`
de trucker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['trʏkər]



Verbuigingen:

trucker|s (meerv.)
iemand die als beroep een vrachtwagen bestuurt


Voorbeeld:

`De trucker was verblind door de zon en veroorzaakte een aanrijding.`




Synoniem:

vrachtwagenchauffeur
de truc
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tryk]



Verbuigingen:

truc|s (meerv.)
handige, effectieve manier om iets te doen


Voorbeeld:

`goocheltrucs`




Synoniemen:

handigheidje, foefje
Dus dat is de truc!
(dus zó moet je het doen)
de truffel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['trʏfəl]



Verbuigingen:

truffel|s (meerv.)
1) eetbare knolvormige paddenstoel die onder de grond groeit


Voorbeelden:

`Truffels zijn heel erg duur en worden beschouwd als een delicatesse.`,
`Varkens zijn dol op truffels en worden daarom gebruikt bij het zoeken naar truffels.`



2) bonbon met een laagje cacao erover en room erin


Voorbeeld:

`een truffel bij de koffie`
de trui
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[trœy]



Verbuigingen:

trui|en (meerv.)
gesloten kledingstuk van gebreide of andere soepele stof dat je over je bovenlijf draagt, meestal met mouwen


Voorbeeld:

`een trui met een col`
de gele trui
(trui die de wielrenner draagt die bovenaan staat bij bijvoorbeeld de Tour de France)
trukeren
werkw.
door middel van kunstgrepen naar zijn hand zetten Voorbeeld: `Die foto's zijn getrukeerd: Jan is helemaal nooit in Spanje geweest! `
trukendoos
zelfst.naamw.


Afbreekpatroon:

tru - ken - doos
aantal trucjes waarover iemand beschikt;
de hoeveelheid handigheidjes die een persoon heeft


Voorbeeld:

`Het Nederlands elftal zal de hele trukendoos open moeten gooien om te kunnen scoren.`
trukeren
werkw.
door middel van kunstgrepen naar zijn hand zetten Voorbeeld: `Die foto's zijn getrukeerd: Jan is helemaal nooit in Spanje geweest! `
trumeau
zelfst.naamw.
[bouwkunde] een middenpilaar of middenpijler in een brede deurpartij Voorbeeld: `Een trumeau is vaak bij het portaal van een kerk of kathedraal aan te treffen. `
de trust
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[trʏst]



Verbuigingen:

trust|s (meerv.)
Angelsaksische rechtsvorm waarbij je je geld laat beheren door een ander onder bepaalde voorwaarden juridisch


Voorbeeld:

`je vermogen in een trust stoppen en zelf anoniem blijven`
de trut
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[trʏt]



Verbuigingen:

trut|ten (meerv.)
1) scheldwoord voor een vrouw



Voorbeelden:

`een dikke trut`,
`Stomme trut!`,
`een trut van een vrouw`




Synoniemen:

kuttenkop, muts


2) vagina vulgair


Synoniem:

kut
truttig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtrʏtəx]
saai en stijf in je kleding of je gedrag


Voorbeeld:

`een truttige jurk`




Antoniem:

modieus



Synoniem:

tuttig
try
zelfst.naamw.
[sport] doelpunt in het rugby
Voorbeeld: `Hij heeft in die wedstrijd twee keer een try gedrukt. `
[sport|eng] doelpunt (in het rugby)
try-outen
werkw.


Afbreekpatroon:

try - 'ou - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

try-outte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getry-out (volt.deelw.)
een voorstelling uitproberen op publiek cultuur


Voorbeeld:

`Jochem Myjer komt regelmatig try-outen in het theater in Den Hoorn`
tryptofaan
zelfst.naamw.
[scheikunde] een essentieel aminozuur Voorbeeld: `Van alle tryptofaan in de kalkoen die we voor Thanksgiving gegeten hebben, kreeg ik ontzettende slaap en ik was niet de enige. `
de tsaar
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tsar]



Verbuigingen:

tsaren (meerv.)
keizer van Rusland poliek
Tsachoer
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Azerbeidzjan gesproken wordt Voorbeeld: `Het Tsachoer is een bedreigde taal door hele lage aantal sprekers. `
Tsjaad
zelfst.naamw.
[land] een land in Centraal-Afrika, officieel de Republiek Tsjaad
de Tsjadiër
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tʃadijər]



Verbuigingen:

Tsjadiër|s (meerv.)



de Tsja|dische
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tʃadi|sə]



Verbuigingen:

Tsjadische|s, Tsjadische|n (meerv.)
iemand met de Tsjadische nationaliteit
Tsjadisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

['tʃadis]
als iets of iemand uit Tsjaad komt of met Tsjaad te maken heeft


Voorbeeld:

`het Tsjadische leger`
de Tsjech
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tʃɛx]



Verbuigingen:

Tsjech|en (meerv.)



de Tsjech|ische
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tʃɛx|isə]



Verbuigingen:

Tsjechische|n (meerv.)
iemand met de Tsjechische nationaliteit
Tsjechië
zelfst.naamw.
[land] een land in Midden-Europa, officieel de Tsjechische Republiek, en is het westelijke deel van het voormalige Tsjecho-Slowakije
I het Tsjechisch
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tʃɛxis]
taal die in Tsjechië en in sommige buurlanden wordt gesproken
II Tsjechisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

['tʃɛxis]
als iets of iemand uit Tsjechië komt of met Tsjechië te maken heeft


Voorbeeld:

`De Tsjechische munteenheid is de Tsjechische kroon, ook al hoort Tsjechië bij de Europese Unie.`
Tsjechische
zelfst.naamw.
[demoniem] een inwoonster van Tsjechië, of een vrouw afkomstig uit Tsjechië
tsjeef
zelfst.naamw.
Vlaanderen, [pejoratief] christendemocraat
de Tsjetsjeen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tʃɛt'ʃen]



Verbuigingen:

Tsjet|sjenen (meerv.)



de Tsjetsjeen|se
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tʃɛt'ʃen|sə]



Verbuigingen:

Tsjetsjeense|s, Tsjetsjeense|n (meerv.)
lid van een grote etnische groep van volkeren die vooral in Tsjetsjenië woont
I het Tsjetsjeens
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tʃɛt'ʃens]
taal die door Tsjetsjenen gesproken wordt
II Tsjetsjeens
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tʃɛt'ʃens]
afkomstig uit Tsjetsjenië of iets te maken hebbend met de Tsjetsjenen


Voorbeeld:

`Tsjetsjeense rebellen`
Tsjoektsjisch
zelfst.naamw.
[taal] een taal met ca. 8000 sprekers op het Tsjoektsjenschiereiland in Noordoost-Siberië Voorbeeld: `De vrouwelijke sprekers van het Tsjoektsjisch spreken de "r" als een "ts" uit. `
Tsjoevasjisch
zelfst.naamw.
[taal] de taal van de Tsjoevasjen die tot de Turkse groep van de Altaïsche taalfamilie behoort Voorbeeld: `Heeft u veel kennis van het Tsjoevasjisch? `
Tsonga
zelfst.naamw.
[taal] taal gesproken door 3 275 105 mensen in Zuid-Afrika, Mozambique, Swaziland en Zimbabwe
Tsou
zelfst.naamw.
[taal] Austronesische taal, gesproken in Taiwan
de tsunami
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tsu'nami]



Verbuigingen:

tsunami|'s (meerv.)
enorme vloedgolf als gevolg van een onderzeese aardbeving


Voorbeeld:

`De tsunami heeft veel slachtoffers gemaakt en enorme verwoestingen aangericht.`
een tsunami van ...
(heel erg veel ...) `Een tsunami van muggen overspoelt Nederland.`
Tswana
zelfst.naamw.
[taal] een taal met viereneenhalf miljoen sprekers die vooral gesproken wordt in Botswana en Zuid-Afrika Voorbeeld: `In Botswana wordt vooral Tswana gesproken. `
Tuatha Dé Danann
zelfst.naamw.
een volk uit de Ierse mythologie
Voorbeeld: `Er bestaan veel verhalen over de Tuatha Dé Danann, hun moeder Danu en haar afstammelingen. `
een volk uit de Ierse mythologie.
TU
afkorting
1) Technische Universiteit Delft onderwijs


Voorbeeld:

`De TU Delft is de grootste en meest veelzijdige technische universiteit van Nederland.`



2) Theologische Universiteit Kampen onderwijs


Voorbeeld:

`De Theologische Universiteit wil studenten wetenschappelijk opleiden in de theologie, daarnaast wordt er ook wetenschappelijk onderzoek verricht.`
Tuamotuaans
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in Frans-Polynesië gesproken wordt Voorbeeld: `Het Tuamotuaans wordt nog maar door 14.000 mensen gesproken. `
de tuba
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tyba]



Verbuigingen:

tuba|'s (meerv.)
groot koperen blaasinstrument dat laag klinkt


Voorbeeld:

`tuba spelen in een koperensemble`
de tube
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtybə]



Verbuigingen:

tube|s (meerv.)
kokertje van zacht metaal of plastic dat onderaan plat is en bovenaan een draaidop heeft als houder voor iets dikvloeibaars


Voorbeelden:

`een tube tandpasta`,
`een tube mayonaise`
tuben
werkw.


Afbreekpatroon:

'tu - ben



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tubede (verl.tijd )



Verbuigingen:

getubed (volt.deelw.)
filmpjes plaatsen op You Tube computer


Voorbeeld:

`hij tubet een aantal filmpjes over zijn favoriete sport die hij wil laten zien aan andere sporters`
tuberculeus
bijv.naamw.
[medisch] met betrekking tot tuberculose Voorbeeld: `Een ontsteking aan het baarmoederslijmvlies ten gevolge van een tuberculeuze infectie heet tuberculeuze endometritis.<ref>[http://www.gezondvgz.nl/%7Bc1efcf21-3e14-4264-98cb-f1a005b08cc0%7D]</ref> `
de tuberculose
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tybɛrky'lozə]
besmettelijke infectieziekte in je longen medisch


Voorbeeld:

`Tuberculose is tegenwoordig goed te behandelen met antibiotica.`




Synoniemen:

tbc, tering
tuberculostaticum
zelfst.naamw.
[medisch] middel tegen tuberculose
tuben
werkw.


Afbreekpatroon:

'tu - ben



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tubede (verl.tijd )



Verbuigingen:

getubed (volt.deelw.)
filmpjes plaatsen op You Tube computer


Voorbeeld:

`hij tubet een aantal filmpjes over zijn favoriete sport die hij wil laten zien aan andere sporters`
tubifex
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tybifɛks]



Verbuigingen:

tubifex|en (meerv.)
worm die op de bodem van zoet water leeft


Voorbeeld:

`Gedroogd of ingevroren worden tubifexen gebruikt als voer in een aquarium.`
tubulair
bijv.naamw.
[medisch] tubuleus, in de vorm van een buisje, buisjes betreffend
de tucht
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tʏxt]
strenge leiding


Voorbeeld:

`tucht en orde handhaven`




Synoniem:

discipline
de tuchtcommissie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tʏx(t)kɔmɪsi]



Verbuigingen:

tuchtcommissie|s (meerv.)
commissie die straf kan opleggen aan leden van een bepaalde (beroeps)groep


Voorbeelden:

`de tuchtcommissie van de hockeybond`,
`een medische tuchtcommissie`
tuffen
werkw.


Uitspraak:

[tʏfə(n)]



Verbuigingen:

tufte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is getuft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) rustig en langzaam rijden informeel


Voorbeeld:

`op je dooie gemakje door de polder tuffen`



2) speeksel uit je mond spugen informeel


Voorbeeld:

`op straat tuffen als je stoer wilt doen`




Synoniem:

spugen
Tugun
zelfst.naamw.
[taal] een taal die op de Molukken in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Het Tugun is een bedreigde taal. `
tui
zelfst.naamw.
een kabel die gespannen wordt om iets dat rechtop staat meer stevigheid te geven.
het tuig
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tœyx]
1) systeem van riemen, koorden en touwen


Voorbeelden:

`het tuig van een trekdier`,
`het tuig van een zeilschip`




Synoniem:

tuigage


2) onbeschofte mensen


Synoniem:

schorem
tuig van de richel
(heel slecht volk)
aftuigen
werkw.


Uitspraak:

['ɑftœyxə(n)]



Verbuigingen:

tuigde af (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft afgetuigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iemand) hard en langdurig slaan


Voorbeeld:

`De winkelier krijgt een boete omdat hij een overvaller afgetuigd heeft.`




Synoniem:

afranselen


2) ontdoen van bepaalde onderdelen


Voorbeelden:

`de kerstboom aftuigen`,
`je zeilboot aftuigen`




Antoniem:

optuigen
optuigen
werkw.


Uitspraak:

[ˈɔptœyxə(n)]



Verbuigingen:

tuigde op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgetuigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
mooier maken


Voorbeeld:

`een kerstboom optuigen`




Synoniem:

versieren
de tuigage
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tœy'xaʒə]



Verbuigingen:

tuigage|s (meerv.)
systeem van riemen, koorden en touwen


Voorbeeld:

`de tuigage van een antieke driemaster`




Synoniem:

tuig (1)
tuigen
werkw.
[verouderd] eruitzien
Voorbeeld: `Hy hadt een kort gesneden pruikje op, dat niet onäartig tuigde, met een groot, breet, vry vurig aangezicht [.]<ref>Betje Wolff en Aagje Deken, Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart<br>Drie en veertigste brief.<br>Isaac van Cleef 's-Gravenhage 1782</ref> `
[verouderd] het ergens op aanbrengen van benodigdheden of versieringen
Voorbeeld: `Ze waren nog bezig met het tuigen van de kerstboom. `
[scheepvaart] een zeilschip een bepaald tuigage geven,
Voorbeeld: `Tientallen jaren voer het schip vracht op de motor, totdat een liefhebber het schip kocht en het weer tuigde als zeilschip. `
[dichterlijk] getuigen
Voorbeeld: `Hij leefde in u, hij wou niets anders zijn<br>Dan de onlichaamlijk-stoffelooze geest<br>Die door hand en penseel tuigde van u.<ref>"Voetwassching"<br>Albert Verwey, Het Zichtbaar Geheim<br>, Deel I: Het Eigen Rijk, onderdeel: De Verborgene, pagina 66-69<br> Amsterdam (W. Versluys) 1915.</ref> `
[veeteelt] geschikt zijn voor arbeid in een tuig v
tuigmeester
zelfst.naamw.
[scheepvaart] iemand die verantwoordelijk is voor de vervaardiging van de tuigage van een schip Voorbeeld: `De zeilen werden geheel met de hand genaaid onder leiding van de tuigmeester.<ref>blz. 140 Het Statenjacht Utrecht<br> `
de tuimelaar
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tœyməlar]



Verbuigingen:

tuimelaar|s (meerv.)
1) grijze dolfijn met een spitse snuit


Voorbeelden:

`De tuimelaar is een intelligent dier.`,
`De televisiedolfijn Flipper was een tuimelaar.`



2) glazen bol met vloeibare zeep die je moet omkeren om de zeep eruit te krijgen


Voorbeeld:

`je handen nat maken, de tuimelaar omkeren voor de zeep en je handen wassen`



3) poppetje met een ronde onderkant dat na een tik altijd weer rechtop gaat staan


Voorbeeld:

`met een tuimelaar spelen`




Synoniem:

duikelaar
de tuin
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tœyn]



Verbuigingen:

tuin|en (meerv.)
stuk grond, meestal bij een huis, waar bloemen, planten en bomen groeien


Voorbeelden:

`kruidentuin`,
`botanische tuin`
iemand om de tuin leiden
(iemand misleiden)
de tuinboon
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tœymbon]



Verbuigingen:

tuin|bonen (meerv.)
eetbare boon met een beetje bittere smaak


Voorbeelden:

`tuinbonen doppen`,
`in het voorjaar jonge tuinboontjes met spek eten`
de tuinbouw
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtœymbau]
het verbouwen van groente en fruit
tuinbroek
zelfst.naamw.
een mouwloze overal met gespen
de tuinder
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tœyndər]



Verbuigingen:

tuinder|s (meerv.)
iemand die als beroep groente en fruit verbouwt


Voorbeeld:

`Die tuinder heeft een groot tuinbouwbedrijf.`
tuindeur
zelfst.naamw.
een deur die toegang geeft tot de tuin Voorbeeld: `De inbrekers kwamen via de tuindeur naar binnen. `
tuinfluiter
zelfst.naamw.
[vogels] 'Sylvia borin', een zangvogel uit de familie van zangers 'Syviidae'
het tuingereedschap
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tœynxəretsxɑp]



Verbuigingen:

tuingereedschap|pen (meerv.)
spullen om je tuin in te richten en te verzorgen


Voorbeeld:

`tuingereedschap, zoals een hark, schop, heggenschaar, grasmaaier, schoffel enz.`
het tuingewas
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tœynxəwɑs]



Verbuigingen:

tuingewas|sen (meerv.)
wat in een tuin groeit
tuinhuis
zelfst.naamw.
een gebouwtje in een tuin voor recreatief gebruik Voorbeeld: `Zij hebben vorig jaar een tuinhuisje laten bouwen, maar doen er eigenlijk niks mee. `
tuinier
zelfst.naamw.
[beroep] iemand die beroepsmatig tuinen aanlegt en verzorgt
tuinieren
werkw.


Uitspraak:

[tœyˈnirə(n)]



Verbuigingen:

tuinierde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getuinierd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je tuin verzorgen als hobby
tuinier
zelfst.naamw.
[beroep] iemand die beroepsmatig tuinen aanlegt en verzorgt
de tuinkabouter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tœynkabɑutər]



Verbuigingen:

tuinkabouter|s (meerv.)
kabouter van steen om als versiering in je tuin te zetten


Voorbeeld:

`een tuin vol tuinkabouters en stenen vazen`
de tuinkers
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tœynkɛrs]
eetbaar plantje met een steeltje en een paar blaadjes


Voorbeelden:

`een bakje tuinkers kopen bij de groenteman`,
`tuinkers in de salade of op je boterham met kaas doen`
de tuinman
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtœynmɑn]



Verbuigingen:

tuin|mannen, tuin|lui, tuin|lieden (meerv.)
iemand die als beroep tuinen verzorgt
tuinslang
zelfst.naamw.
[tuinieren] een waterslang die gebruikt wordt om de tuin te besproeien. Voorbeeld: `De tuinslang was gewikkeld om een haspel. `
de tuinstoel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tœynstul]



Verbuigingen:

tuinstoel|en (meerv.)
stoel voor in de tuin


Voorbeelden:

`je plastic tuinstoelen het hele jaar op het terras laten staan`,
`een tuinstoel met kussens`
de tuinverlichting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tœynvərlɪxtɪŋ]



Verbuigingen:

tuinverlichting|en (meerv.)
verlichting (1) voor in je tuin


Voorbeelden:

`Tuinverlichting maakt je tuin sfeervol als het donker is.`,
`tuinverlichting laten aanleggen omdat je bang bent voor inbrekers`
de tuit
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tœyt]



Verbuigingen:

tuit|en (meerv.)
pijpje dat uit een kan of ketel steekt waardoor je er vloeistof uit kunt gieten


Voorbeeld:

`de tuit van een theepot`
tranen met tuiten huilen
(heel erg huilen)
I tuk
bijv.naamw.
'~ zijn op' iets graag hebben
Voorbeeld: `Hij was niet zo tuk op dat soort dingen. `
'iemand ~ hebben' iemand een grappige streek geleverd hebben
Voorbeeld: `De leerlingen hadden me goed tuk vandaag. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het tuk in de tweede betekenis erin.
II tuk
zelfst.naamw.
een korte periode van slaap
Voorbeeld: `Ik zou wel even een tukje willen doen. `
'Twente': broekzak
tukken
werkw.
een korte periode van ondiepe slaap houden
Voorbeeld: `Ka Mossel zat daar in al haar breedheid en tukte; zij tukte meestal, als er geen klanten kwamen.<ref>De A.F.C.-ers van J.B. Schuil<br>H.J.W. Becht, Amsterdam z.j. [1915]</ref> `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het tukken in de tweede betekenis erin. `
enz.
de tulband
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtʏlbɑnt]



Verbuigingen:

tulband|en (meerv.)
1) doek die mannen in India als hoofddeksel om hun hoofd winden


Voorbeeld:

`een tulband dragen`



2) grote, ronde cake met een gat in het midden


Voorbeeld:

`een tulband bakken`
de tulband
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtʏlbɑnt]



Verbuigingen:

tulband|en (meerv.)
1) doek die mannen in India als hoofddeksel om hun hoofd winden


Voorbeeld:

`een tulband dragen`



2) grote, ronde cake met een gat in het midden


Voorbeeld:

`een tulband bakken`
de tulp
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[tʏlp]



Verbuigingen:

tulp|en (meerv.)
bloem die uit een bol groeit en veel in Nederland wordt geteeld
tulpenbol
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tʏlpə(n)bɔl]



Verbuigingen:

tulpenbol|len (meerv.)
bol waar een tulp uit groeit


Voorbeeld:

`tulpenbollen pellen als vakantiewerk in de zomer`
Tulu
zelfst.naamw.
[taal] een Dravidische taal met ongeveer twee miljoen sprekers, voornamelijk in de Indische provincie Karnataka Voorbeeld: `In het verleden is het Tulu een veel belangrijkere taal geweest met zijn eigen schrift. `
Tumbuka
zelfst.naamw.
[taal] een Bantoe taal die in Malawi, Zambia en Tanzania gesproken wordt

[taal|eng] Tumbuka; een Bantoe taal die in Malawi, Zambia, and Tanzania gesproken wordt.
de tumor
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtymɔr]



Verbuigingen:

tumor|en (meerv.)
plaatselijke woekering van weefsel


Voorbeeld:

`een kwaadaardige tumor`




Synoniem:

gezwel
het tumult
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tyˈmʏlt]
opschudding met veel lawaai


Voorbeeld:

`De jongens veroorzaakten in hun dronken bui veel overlast en tumult.`




Synoniem:

rumoer
de tune
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[cu:n]



Verbuigingen:

tune|s (meerv.)
vast stukje muziek bij een radio- of tv-programma


Synoniem:

herkenningsmelodie
interviewen
werkw.


Uitspraak:

[ɪntərˈvjuwə(n)]



Verbuigingen:

interviewde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geïnterviewd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vragen stellen tijdens een interview


Voorbeeld:

`De journalist interviewde de minister.`
tunen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tu - nen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tunede (verl.tijd )



Verbuigingen:

getuned (volt.deelw.)
het afstellen van een auto of radio techniek


Voorbeeld:

`hij tunet auto's en zet ze daarna op de testbank om te controleren of het goed is`




Synoniemen:

aanpassen, afstemmen
intunen
werkw.


Afbreekpatroon:

'in - tu - nen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tunede in (verl.tijd )



Verbuigingen:

ingetuned (volt.deelw.)
ergens op afstemmen


Voorbeelden:

`op elkaar ingetuned zijn`,
`intunen op een bepaalde radiozender`
tunen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tu - nen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tunede (verl.tijd )



Verbuigingen:

getuned (volt.deelw.)
het afstellen van een auto of radio techniek


Voorbeeld:

`hij tunet auto's en zet ze daarna op de testbank om te controleren of het goed is`




Synoniemen:

aanpassen, afstemmen
tunen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tu - nen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tunede (verl.tijd )



Verbuigingen:

getuned (volt.deelw.)
het afstellen van een auto of radio techniek


Voorbeeld:

`hij tunet auto's en zet ze daarna op de testbank om te controleren of het goed is`




Synoniemen:

aanpassen, afstemmen
interviewen
werkw.


Uitspraak:

[ɪntərˈvjuwə(n)]



Verbuigingen:

interviewde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geïnterviewd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
vragen stellen tijdens een interview


Voorbeeld:

`De journalist interviewde de minister.`
de tuner
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['cu:nər]



Verbuigingen:

tuner|s (meerv.)
radio zonder versterker en luidsprekers


Voorbeeld:

`Een tuner is onderdeel van een geluidsinstallatie.`
de tuner-versterker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[cu:nərvər'stɛrkər]



Verbuigingen:

tuner-versterker|s (meerv.)
tuner en versterker in één apparaat
Tunesië
zelfst.naamw.
[land] land in Noord-Afrika, officieel de Republiek Tunesië
de Tunesiër
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ty'nesijər]



Verbuigingen:

Tunesiër|s (meerv.)



de Tune|sische
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ty'nesi|sə]



Verbuigingen:

Tunesische|s, Tunesische|n (meerv.)
iemand met de Tunesische nationaliteit, of een inwoner van Tunis
Tunesisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ty'nesis]
als iets of iemand uit Tunesië of Tunis komt of met Tunesië of Tunis te maken heeft
Tunesische
zelfst.naamw.
[demoniem] een uit Tunesië afkomstige vrouw
tunen
werkw.


Afbreekpatroon:

'tu - nen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tunede (verl.tijd )



Verbuigingen:

getuned (volt.deelw.)
het afstellen van een auto of radio techniek


Voorbeeld:

`hij tunet auto's en zet ze daarna op de testbank om te controleren of het goed is`




Synoniemen:

aanpassen, afstemmen
de tunnel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtʏnəl]



Verbuigingen:

tunnel|s (meerv.)
verkeersweg in de vorm van een gang ergens doorheen of onderdoor


Voorbeeld:

`de tunnel door de Mont Blanc`
de Kanaaltunnel
(de spoorwegtunnel tussen Engeland en Frankrijk onder het Kanaal door)
Tupí
zelfst.naamw.
[taal] dode taal die in Brazilië werd gesproken

[taal|eng] Tupí - dode taal die in Brazilië werd gesproken.
Tupinambá
zelfst.naamw.
[taal] uitgestorven taal gesproken in Brazilië
de turbine
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tʏr'binə]



Verbuigingen:

turbine|s (meerv.)
machine die de stromingsenergie kracht van water, wind of lucht omzet in mechanische energie


Voorbeelden:

`In veel turbines wordt de mechanische energie onmiddellijk gebruikt om met generator stroom op te wekken.`,
`windturbine`
de turbotaal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tʏrbotal]
modieus taalgebruik uit de jaren tachtig van de 20e eeuw


Voorbeelden:

`Turbotaal kent eigen woorden en uitdrukkingen.`,
`Het woord 'turbotaal' is in de Nederlandse taal gekomen door een boek van Jan Kuitenbrouwer uit 1987 met de titel Turbotaal, waarin de turbotaal van die tijd beschreven is.`
turbulent
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tʏrby'lɛnt]
vol onrust


Voorbeelden:

`Het zijn turbulente tijden voor beleggers met al die koersdalingen en koersstijgingen.`,
`turbulent weer met storm, regenbuien en onweer`




Antoniem:

rustig



Synoniemen:

onrustig, roerig, onstuimig
turbulente stroming
(luchtstroming met een onrustig en wervelend karakter)
Ik word er tureluurs van!
(ik word er gek/dol van)
turen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtʏrə(n)]



Verbuigingen:

tuurde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met inspanning kijken


Voorbeelden:

`in de verte turen`,
`We tuurden de weg af.`
de turf
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tʏrf]



Verbuigingen:

turven (meerv.)
stuk gedroogd veen dat vroeger als brandstof werd gebruikt
drie turven hoog
((van iemand) klein) `een kereltje van drie turven hoog`
turven
werkw.


Uitspraak:

[ˈtʏrvə(n)]



Verbuigingen:

turfde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geturfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tellen door steeds groepjes van vijf streepjes op te schrijven
turfwinning
zelfst.naamw.
het delven en gebruiksklaar maken van turf
de Turk
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tʏrk]



Verbuigingen:

Turk|en (meerv.)



de Turk|se
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tʏrk|sə]



Verbuigingen:

Turkse|n (meerv.)
iemand met de Turkse nationaliteit
Turkana
zelfst.naamw.
[taal] een Oost-Nilotische taal met ongeveer 480.000 sprekers, voornamelijk in Kenia Voorbeeld: `De sprekers van het Turkana kunnen de sprekers van het Toposa redelijk verstaan maar leven in onmin met hen wegens geschillen over vee. `
Turkije
zelfst.naamw.
[land] een land op de grens van Europa en Azië Voorbeeld: `We gaan volgende week op vakantie naar Turkije. `
Turkin
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Turkije, of een vrouw afkomstig uit Turkije
de Turkmeen
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[tʏrk'men]



Verbuigingen:

Turk|menen (meerv.)



de Turkmeen|se
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tʏrk'men|sə]



Verbuigingen:

Turkmeense|n (meerv.)
iemand met de Turkmeense nationaliteit
I het Turkmeens
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tʏrk'mens]
officiële taal van Turkmenistan


Voorbeeld:

`Het Turkmeens wordt ook buiten Turkmenistan gesproken.`
II Turkmeens
bijv.naamw.
als iets of iemand uit Turkmenistan komt of met Turkmenistan te maken heeft
Turkmeense
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Turkmenistan, of een vrouw afkomstig uit Turkmenistan
I turkoois
zelfst.naamw.
[n] [kleur] kleur van turkoois, blauwgroene kleur

[n] [mineraal] een bepaald mineraal, een halfedelsteen met een blauwgroene kleur

[m] een steen bestaande uit het mineraal turkoois
II turkoois
bijv.naamw.
[kleur] de kleur turkoois] hebbend
Voorbeeld: `Hij rijdt in een turkooizen auto. `
I turkooisblauw
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur blauw met RAL-nummer 5018.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het turkooisblauw?
II turkooisblauw
bijv.naamw.
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur blauw, met RAL-nummer 5018.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een turkooisblauwe auto. `
I turkooisgroen
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een blauwgroene kleur met RAL-nummer 6016; een blauwgroene kleur zoals die van turkoois.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het turkooisgroen?
II turkooisgroen
bijv.naamw.
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een blauwgroene kleur, met RAL-nummer 6016.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een turkooisgroene auto. `
turkooizen
bijv.naamw.
[kleur] met de blauwgroene kleur turkoois Voorbeeld: `We genieten van de parelwitte stranden en de turkooizen zee. `
I het Turks
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tʏrks]
officiële taal in Turkije en een van de officiële talen van Cyprus


Voorbeeld:

`Turks wordt ook gesproken in Nederland en België door allochtonen van Turkse afkomst.`
II Turks
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tʏrks]
als iets of iemand uit Turkije komt of met Turkije te maken heeft


Voorbeelden:

`Turkse restaurantjes in Nederland`,
`zoete Turkse koffie`
Turkse
zelfst.naamw.
[demoniem] een inwoonster van Turkije, of een vrouw afkomstig uit Turkije
omturnen
werkw.


Afbreekpatroon:

` om - tur - nen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

turnde om (verl.tijd )



Verbuigingen:

omgeturnd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
van inzicht of houding doen veranderen


Voorbeeld:

`na haar lijst van aanbevelingen was hij helemaal omgeturnd`
turnen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtʏrnə(n)]



Verbuigingen:

turnde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geturnd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
gymnastiekoefeningen aan of op een toestel doen sport


Voorbeeld:

`Voorbeelden van turntoestellen zijn de evenwichtsbalk en de brug, maar ook de 'vloer' wordt een toestel genoemd.`
de turner
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tʏrnər]



Verbuigingen:

turner|s (meerv.)



de turn|ster
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tʏrn|stər]



Verbuigingen:

turnster|s (meerv.)
iemand die als hobby of als beroep turnt sport
de turnzaal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['tʏrnzal]



Verbuigingen:

turn|zalen (meerv.)
zaal om in te turnen


Voorbeeld:

`Veel scholen hebben een turnzaal voor de gymnastieklessen.`




Synoniemen:

gymnastiekzaal, gymzaal
I turquoise
zelfst.naamw.
[kleur] kleur van het mineraal turkoois, een blauwgroene kleur
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het turquoise?
II turquoise
bijv.naamw.
[kleur] blauwgroene kleur
Voorbeeld: `De hotels liggen aan prachtige witte stranden met een turquoise zee. `
turven
werkw.


Uitspraak:

[ˈtʏrvə(n)]



Verbuigingen:

turfde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft geturfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tellen door steeds groepjes van vijf streepjes op te schrijven
tussen
voorzetsel


Uitspraak:

[ˈtʏsə(n)]
1) op een plaats met aan beide kanten iemand of iets


Voorbeeld:

`de weg tussen Amsterdam en Utrecht`
2) op een moment na het eerst genoemde tijdstip maar vóór het tweede


Voorbeelden:

`tussen twaalf en twee uur`,
`tussen Kerstmis en Nieuwjaar`



3) op een plaats in het midden van


Voorbeeld:

`zich tussen de mensen begeven`




Synoniemen:

onder, omringd door


4) zonder eigen betekenis in verschillende uitdrukkingen
tussen ons gezegd en gezwegen
(commentaar waarmee je aangeeft dat wat je hebt gezegd, geheim moet blijven)
het verschil tussen jou en mij
(dat waarin jij en ik van elkaar verschillen)
tussen-s
zelfst.naamw.
[grammatica] de letter s die wordt toegevoegd wanneer twee woorden in een samenstelling samengevoegd worden tot een nieuw woord. Voorbeeld: `De tussen-s wordt alleen geschreven als hij wordt uitgesproken. `
tussenbeide komen
(twee mensen die ruzie maken uit elkaar halen en ervoor zorgen dat ze ophouden met ruzie maken)
tussendoor
bijwoord


Uitspraak:

[tʏsə(n)ˈdor]
tussen andere dingen of werkzaamheden door


Voorbeelden:

`ergens tussendoor glippen`,
`Tussendoor haal ik de kinderen van de crèche.`
het tussendoortje
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[tʏsə(n)'dorcə]



Verbuigingen:

tussendoortje|s (meerv.)
hapje tussen de maaltijden


Voorbeeld:

`Van te veel tussendoortjes word je dik.`
tussenfase
zelfst.naamw.
een korte fase tussen twee tijdvakken of verschijningsvormen Voorbeeld: `Hij spreekt zelf van een tussenfase waarin niet wordt onderhandeld. `
de tussenkomst
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈtʏsə(n)kɔmst]
1) het je ergens mee bemoeien


Voorbeeld:

`Door jouw tussenkomst hebben ze zich met elkaar verzoend.`




Synoniemen:

bemoeienis, inmenging, interventie, bemiddeling


2) bijdrage in de kosten


Voorbeeld:

`een financiële tussenkomst bij de gemeente aanvragen`
de tussenkop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tʏsə(n)kɔp]



Verbuigingen:

tussenkop|pen (meerv.)
titel tussen tekstgedeelten


Voorbeeld:

`Op internet wemelt het van de tussenkopjes, in traditionele krantenartikelen zijn ze zeldzaam.`
tussenleggertje
zelfst.naamw.
het plastic velletje tussen plakjes vleeswaren Voorbeeld: `Het tussenleggertje zorgde dat de plakjes vleeswaren niet aan elkaar bleven plakken. `
de tussenoplossing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['tʏsə(n)ɔplɔsɪŋ]



Verbuigingen:

tussenoplossing|en (meerv.)
1) oplossing die tussen twee uitersten ligt


Voorbeeld:

`Een kleinschalige kinderopvang voor twaalf kinderen is een goede tussenoplossing tussen de gastouder en een groot kinderdagverblijf.`




Synoniem:

tussenweg


2) tijdelijke oplossing voor een probleem


Voorbeelden:

`Dit een tussenoplossing; voor een fundamentele oplossing is onderzoek nodig.`,
`een creatieve tussenoplossing die tijd geeft om echte oplossingen te zoeken`
de tussensprint
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tʏsə(n)sprɪnt]



Verbuigingen:

tussensprint|s (meerv.)
versnelling van het tempo tijdens een rit sport


Voorbeeld:

`een tussensprint in een etappe van de Tour de France`
de tussenstand
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tʏsə(n)stɑnt]



Verbuigingen:

tussenstand|en (meerv.)
elk van de uitslagen tot het eindresultaat er is


Voorbeelden:

`de tweede tussenstand van de verkiezingen`,
`De tussenstand van de voetbalwedstrijd is 1-0.`
de tussenstop
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tʏsə(n)stɔp]



Verbuigingen:

tussenstop|s (meerv.)
pauze tijdens een tocht


Voorbeeld:

`op weg naar het buitenland om de twee uur een tussenstop maken`
in de tussentijd
(ondertussen, intussen) `Dat duurt nog wel eventjes en in de tussentijd kan er van alles gebeuren.`
tussentijds
bijv.naamw.


Uitspraak:

['tʏsə(n)tɛits]
tussen twee vaste tijdstippen in


Voorbeelden:

`tussentijdse verkiezingen houden`,
`een tussentijdse evaluatie`
het tussenvoegsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['tʏsə(n)vuxsəl]



Verbuigingen:

tussenvoegsel|s (meerv.)
eerste woord of woorden van achternamen die uit meer woorden bestaan


Voorbeelden:

`In 'Jan ten Kate' is 'ten' het tussenvoegsel. In 'Tine van den Heuvel' is 'van den' het tussenvoegsel.`,
`In België wordt het tussenvoegsel met een hoofdletter geschreven, in Nederland niet altijd.`
het tussenwerpsel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtʏsə(n)wɛrpsəl]



Verbuigingen:

tussenwerpsel|s (meerv.)
woord dat in zijn eentje een hele zin kan vormen, vooral in uitroepen zoals 'toe', 'ssst', 'helaas' grammatica
zich optutten
reflexief werkw.


Uitspraak:

['ɔptʏtə(n)]



Verbuigingen:

tutte op (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft opgetut (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
je opmaken door middel van make-up of kleding


Voorbeeld:

`Wat zie jij er opgetut uit!`
tutoyeren
werkw.


Uitspraak:

[tytwaˈjerə(n)]



Verbuigingen:

tutoyeerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getutoyeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
iemand met 'je', 'jij' en 'jou' aanspreken


Voorbeeld:

`Zullen we elkaar maar tutoyeren?`




Antoniem:

vousvoyeren



Synoniem:

jijen en jouen
de tutter
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tʏtər]



Verbuigingen:

tutter|s (meerv.)
losse zuigspeen die baby`s in hun mond krijgen om ze tevreden te houden


Synoniem:

fopspeen
tuttig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtʏtəx]
saai en stijf in kleding en gedrag


Voorbeeld:

`een tuttig kind`




Synoniem:

truttig
turen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtʏrə(n)]



Verbuigingen:

tuurde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met inspanning kijken


Voorbeelden:

`in de verte turen`,
`We tuurden de weg af.`
tuurlijk
bijwoord


Uitspraak:

['tyrlək]
natuurlijk informeel


Voorbeeld:

`Ga je mee? Tuurlijk!`
Tuvalu
zelfst.naamw.
[land] een land in Oceanië Voorbeeld: `Tuvalu is niet zo'n bekend land. `
Tuvaluaan
zelfst.naamw.
[demoniem] een inwoner van Tuvalu, of iemand afkomstig uit Tuvalu
Tuvaluaans
zelfst.naamw.
[taal] Austronesische taal, gesproken door 13.080 mensen in Tuvalu, Fiji, Kiribati, Nauru en Nieuw-Zeeland
de tv
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[teˈve]



Verbuigingen:

tv|'s (meerv.)
televisie


Voorbeeld:

`Er is geen bal op de tv.`
tv-kijken
werkw.
aandacht schenken aan een programma vertoond op een televisietoestel Voorbeeld: `Hij keek de hele avond tv. `
de tv-serie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[te'veseri]



Verbuigingen:

tv-serie|s (meerv.)
televisieprogramma in afleveringen


Voorbeeld:

`elke maandagavond naar een aflevering van de tv-serie kijken`




Synoniem:

televisieserie
twaalf
telwoord


Uitspraak:

[twalf]
het getal 12
Het is vijf voor twaalf.
(commentaar om aan te geven dat er snel maatregelen moeten worden getroffen, anders is het te laat>)
twaalfde
rangtelwoord


Uitspraak:

[ˈtwalvdə]
in een volgorde
nummer 12
twaalfmijlsgrens
zelfst.naamw.
de grens van de territoriale wateren van een staat, twaalf mijl uit de kust
twaalftoonsmuziek
zelfst.naamw.
[muziek] muziek gecomponeerd volgens de techniek waarbij is uitgegaan van twaalf gelijkwaardige tonen binnen het octaaf Voorbeeld: `Weet je dat in de twaalftoonsmuziek op basis van reeksen van twaalf verschillende tonen wordt gecomponeerd? `
twaalftoonstechniek
zelfst.naamw.
[muziek] een compositietechniek waarbij uitgegaan wordt van twaalf gelijkwaardige tonen binnen een octaaf Voorbeeld: `Weet je dat in de twaalftoonstechniek met reeksen van twaalf verschillende tonen wordt gewerkt? `
twaalfvoetsjol
zelfst.naamw.
[scheepvaart] klein zeilboot|zeilbootje, 12 voet lang (3,66 meter)
twatwa
zelfst.naamw.
[dierkunde], [vogels] [species|Oryzoborus crassirostris], een gorzensoort uit Midden- en Zuid-Amerika
tweaken
werkw.


Afbreekpatroon:

'twea - ken



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tweakte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getweakt
aanpassen, precies afstellen, optimaliseren


Voorbeeld:

`je toestel tweaken totdat het helemaal naar je wens is`
twee
telwoord


Uitspraak:

[twe]
het getal 2
twee onder één kap
(twee huizen naast elkaar met een gemeenschappelijk dak)
van tweeën één
(je moet kiezen: het één of het ander)
tweeatomig
bijv.naamw.
[scheikunde] bestaande uit twee atomen Voorbeeld: `Stikstof en zuurstof zijn gassen die bestaan uit tweeatomige atomen. `
de tweebaansweg
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['twebanswɛx]



Verbuigingen:

tweebaansweg|en (meerv.)
weg bestaande uit één rijbaan en twee rijstroken met verkeer in tegenovergestelde richting


Voorbeeld:

`een tweebaansweg met een maximumsnelheid van tachtig kilometer per uur`
de tweecomponentenlijm
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[twekɔmpo'nɛntə(n)lɛim]
lijm die werkzaam is door een chemische reactie tussen twee vlak voor gebruik samengevoegde stoffen


Voorbeeld:

`tweecomponentenlijm op epoxybasis`
Tweede Kamer
zelfst.naamw.
voluit Tweede Kamer der Staten-Generaal, bestaat uit 150 gekozen leden en vormt samen met de Eerste Kamer de Staten-Generaal of het parlement Voorbeeld: `De Tweede Kamer vergaderde tot diep in de nacht over het wetsvoorstel. `
Tweede Kamerlid
zelfst.naamw.
[politiek] iemand die verkozen is zitting te hebben in de Tweede Kamer der Staten-Generaal Voorbeeld: `Hij is al tien jaar Tweede Kamerlid. `
tweedehands
bijv.naamw.


Uitspraak:

[twedəˈhɑnts]
al eerder door iemand anders gekocht en gebruikt


Voorbeelden:

`tweedehands kleren`,
`tweedehandsboekwinkel`
de tweedekker
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['twedɛkər]



Verbuigingen:

tweedekker|s (meerv.)
vliegtuig met aan elke kant twee vleugels boven elkaar


Voorbeeld:

`een historische tweedekker`
tweedelig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[twe'deləx]
die of dat uit twee delen bestaat


Voorbeelden:

`een tweedelige encyclopedie`,
`een historisch pand met een tweedelige deur`
tweederangs
bijv.naamw.


Uitspraak:

[twedəˈrɑŋs]
van mindere kwaliteit


Voorbeeld:

`een tweederangs hotel`
de tweedracht
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[ˈtwedrɑxt]
situatie waarin je het niet met elkaar eens bent en verschillende belangen hebt


Synoniem:

tweespalt
tweedracht zaaien
(ruzie veroorzaken)
tweeënhalf
bijv.naamw.


Uitspraak:

['twejənhɑlf]
het getal 2 1/2 of 2.5


Voorbeeld:

`tweeënhalf jaar gevangenisstraf krijgen`




Synoniem:

twee en een half
tweeërlei
bijv.naamw.
'alleen attributief' van twee soorten Voorbeeld: `Dat is voor tweeërlei uitleg vatbaar. `
tweejarig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tweˈjarəx]
1) twee jaar oud


Voorbeeld:

`een tweejarig kind`



2) twee jaar durend


Voorbeeld:

`een tweejarig verblijf op Aruba`
de tweekamp
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['twekɑmp]



Verbuigingen:

tweekamp|en (meerv.)
wedstrijd tussen twee personen of ploegen sport


Voorbeeld:

`de tweekamp om het clubkampioenschap dammen`
de tweeklank
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tweklɑŋk]



Verbuigingen:

tweeklank|en (meerv.)
1) combinatie van twee verschillende klinkers binnen een lettergreep taalkunde


Voorbeeld:

`Nederlandse tweeklanken zijn 'au', 'ei' en 'ui'.`




Synoniem:

diftong


2) samenklank van twee verschillende tonen muziek


Voorbeeld:

`Een voorbeeld van een tweeklank is een terts.`
tweekleppige
zelfst.naamw.
[dierkunde] een dier dat behoort tot de klasse 'Bivalvia' Voorbeeld: `Oesters en mossels zijn de bekendste tweekleppigen. `
tweeledig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[twe'ledəx]
die of dat uit twee delen bestaat


Voorbeelden:

`een tweeledige boodschap`,
`De tegenstelling tussen rijk en arm leidde tot een tweeledige maatschappij.`
tweelicht
zelfst.naamw.
de tijd van de dag waarop het licht dan wel donker wordt
Voorbeeld: `Het tweelicht komt vroeg in de winter. `
tussen licht en donker, op de tijd van de dag waarop het licht dan wel donker wordt
Voorbeeld: `Door het tweelicht kon hij enkel de vage contouren van zijn vrienden onderscheiden. `
de tweeling
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtwelɪŋ]



Verbuigingen:

tweeling|en (meerv.)
twee kinderen die uit één zwangerschap zijn geboren
een eeneiige tweeling
(twee kinderen die uit één bevruchte eicel zijn geboren)
tweemaal
bijwoord


Uitspraak:

[ˈtwemal]
twee keer


Synoniem:

dubbel
tweep
zelfst.naamw.


Herkomst:

«Engels
een Twittergebruiker Twitterjargon


Voorbeeld:

`Iemand die actief is op het sociale netwerk Twitter is een Tweep.`




Synoniem:

twitteraar
tweepersoons
bijv.naamw.
bedoeld voor twee personen Voorbeeld: `We hebben een tweepersoons luchtbed gekocht. `
de tweepersoonstent
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['twepɛrsonstɛnt]



Verbuigingen:

tweepersoonstent|en (meerv.)
tent waarin twee personen kunnen slapen


Voorbeeld:

`samen gaan kamperen met je tweepersoonstent`
het tweerichtingsverkeer
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[twe'rɪxtɪŋsfərker]
1) verkeer met tegenovergestelde rijrichtingen op één weg


Voorbeeld:

`een fietspad voor tweerichtingsverkeer`



2) wederzijdse communicatie


Voorbeelden:

`Een functioneringsgesprek is open en gelijkwaardig; het is tweerichtingsverkeer tussen de leidinggevende en de medewerker.`,
`Vriendschap is tweerichtingsverkeer.`
tweesnijdend zwaard
zelfst.naamw.
een bijzonder moeilijke keuze, waarvan beide mogelijkheden weinig aantrekkelijk zijn Voorbeeld: `Dat is echt een tweesnijdend zwaard en het is goed te begrijpen dat je er grote moeite mee hebt. `
de tweespalt
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['twespɑlt]
situatie waarin je het niet met elkaar eens bent en verschillende belangen hebt


Voorbeeld:

`tweespalt over de oplossing van een probleem`




Synoniemen:

tweedracht, onenigheid
tweespalt zaaien
(ruzie, onenigheid veroorzaken) `populistische partijen die tweespalt zaaien in de samenleving`
de tweesprong
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['twesprɔŋ]



Verbuigingen:

tweesprong|en (meerv.)
plaats waar een weg zich in tweeën splitst


Voorbeeld:

`op een tweesprong twijfelen hoe je verder moet lopen`




Synoniem:

driesprong
op een tweesprong staan
(moment waarop je een beslissende keuze moet maken) `Het gebruik van biometrie staat op een tweesprong: gaan we naar een veiliger samenleving of juist naar een Big Brotherstaat?`
de tweestrijd
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtwestrɛit]
onzekerheid over wat je moet kiezen


Synoniem:

twijfel
in tweestrijd verkeren/staan
(twijfelen)
tweeten
werkw.


Afbreekpatroon:

'twee - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tweette (volt.deelw.)



Verbuigingen:

getweet (volt.deelw.)
het plaatsen van een bericht op Twitter communicatie


Voorbeeld:

`ze tweet dat ze zojuist haar rijbewijs heeft gehaald`
tweetaktmotor
zelfst.naamw.
[motortechniek] explosiemotor waarbij het arbeidsproces in twee zuigerslagen verloopt
het tweetal
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtwetɑl]



Verbuigingen:

tweetal|len (meerv.)
groep van twee


Voorbeeld:

`De klus zal vermoedelijk een tweetal weken tijd in beslag nemen.`




Synoniemen:

paar, stel, duo
tweetalig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tweˈtaləx]
1) (van iemand) twee talen sprekend


Voorbeeld:

`Door zijn Franse vader en Nederlandse moeder is hij volledig tweetalig.`



2) in twee talen opgesteld of gegeven


Voorbeeld:

`tweetalig onderwijs`
het tweetal
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtwetɑl]



Verbuigingen:

tweetal|len (meerv.)
groep van twee


Voorbeeld:

`De klus zal vermoedelijk een tweetal weken tijd in beslag nemen.`




Synoniemen:

paar, stel, duo
het tweetallig stelsel
(stelsel waarbij alleen de cijfers 0 en 1 gebruikt worden voor het noteren van getallen) Synoniem: het binaire stelsel
tweeten
werkw.


Afbreekpatroon:

'twee - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tweette (volt.deelw.)



Verbuigingen:

getweet (volt.deelw.)
het plaatsen van een bericht op Twitter communicatie


Voorbeeld:

`ze tweet dat ze zojuist haar rijbewijs heeft gehaald`
tweeverdieners
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtwevərdinərs]
twee mensen die samenwonen en ieder een eigen inkomen hebben
tweevoud
zelfst.naamw.
een veelvoud van twee
Voorbeeld: `Ik wil dit graag in tweevoud hebben. `
een grammaticale vorm die weergeeft dat er twee zelfstandigheden bedoeld worden
Voorbeeld: `Het tweevoud komt nog maar weinig voor. `
tweevoudig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tweˈvɑudəx]
dubbel


Voorbeeld:

`een tweevoudige botbreuk`
de tweewieler
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['twewilər]



Verbuigingen:

tweewieler|s (meerv.)
vervoermiddel waarvan je de wielen via een kettingsysteem aan het draaien brengt door op pedalen te trappen formeel


Voorbeeld:

`Een segway heeft twee wielen, maar we noemen het geen tweewieler.`




Synoniem:

fiets
tweewielig
bijv.naamw.
uitgerust met twee wielen
Voorbeeld: `Deze weg is alleen toegankelijk voor tweewielige voertuigen, zoals motorfietsen en voor ruiters te paard. `
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het tweewielig in de tweede betekenis erin. `
Twents
zelfst.naamw.
[taal] een Nedersaksische taalvariëteit die wordt gesproken in Twente Voorbeeld: `Het Twents wordt in bijna alle Twentse gemeenten gesproken. `
Twi
zelfst.naamw.
[taal] taal die oorsponkelijk door de Ashanti's gesproken werd, Twi wordt met name in Ghana gesproken
de twijfel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈtwɛifəl]



Verbuigingen:

twijfel|s (meerv.)
onzeker gevoel over wat je moet doen of denken


Voorbeeld:

`twijfels hebben/koesteren`




Synoniem:

tweestrijd
het lijdt geen twijfel dat
(het is zeker dat)
boven iedere twijfel verheven zijn
(vaststaan, zeker zijn)
twijfelachtig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtwɛifəlɑxtəx]
1) niet zeker


Voorbeeld:

`De juistheid van dit verhaal is uiterst twijfelachtig.`




Synoniemen:

betwistbaar, dubieus


2) waarschijnlijk niet te vertrouwen of van slechte kwaliteit


Voorbeelden:

`een twijfelachtige reputatie hebben`,
`De deelstaat met de twijfelachtige eer het hoogste aantal politieke moorden van heel Mexico te hebben.`




Synoniemen:

verdacht, dubieus, bedenkelijk
twijfelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtwɛifələ(n)]



Verbuigingen:

twijfelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getwijfeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
niet weten wat je moet doen of denken


Voorbeelden:

`Dat bracht mij aan het twijfelen.`,
`Ik twijfel nog of ik mee zal gaan.`
twijfelen aan
werkw.


Uitspraak:

[ˈtwɛifələn an]



Verbuigingen:

twijfelde aan (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getwijfeld aan (volt.deelw.)
niet zeker weten of iets juist is


Voorbeeld:

`twijfelen aan de oprechtheid van iemand`




Synoniem:

betwijfelen
het twijfelgeval
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['twɛifəlxəvɑl]



Verbuigingen:

twijfelgeval|len (meerv.)
iets of iemand waarover je onzeker bent


Voorbeeld:

`Twee spelers vallen uit door blessures en een derde is nog een twijfelgeval; misschien is hij zondag weer fit.`
de twijg
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[twɛix]



Verbuigingen:

twijg|en (meerv.)
buigzaam en dun takje


Synoniem:

teen
twinkelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtwɪŋkələ(n)]



Verbuigingen:

twinkelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getwinkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (van sterren) schijnbaar snel achter elkaar meer of minder licht geven


Voorbeeld:

`een heldere nacht met twinkelende sterren aan de hemel`




Synoniem:

schitteren


2) (van ogen) bewegend licht uitstralen of weerkaatsen


Voorbeeld:

`Met twinkelende ogen vertelde hij over zijn avontuurtje.`




Synoniemen:

glinsteren, stralen
twintig
telwoord


Uitspraak:

[ˈtwɪntəx]
het getal 20
twintigste
rangtelwoord


Uitspraak:

[ˈtwɪntəxstə]
in een volgorde
nummer 20


Voorbeeld:

`de twintigste eeuw`
twirlen
werkw.


Afbreekpatroon:

'twir - len



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

twirlde (verl.tijd )



Verbuigingen:

getwirld (volt.deelw.)
bewegingen maken met een baton (stokje of stick) sport


Voorbeeld:

`Majorettes twirlen terwijl ze achter de drumband aan lopen.`




Synoniem:

jongleren met een stokje
de twist
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[twɪst]



Verbuigingen:

twist|en (meerv.)
1) ruzie


Voorbeeld:

`verzwakking van een land door binnenlandse twisten en burgeroorlogen`




Synoniem:

onenigheid
twist zaaien
(ruzie veroorzaken) `opgefokte mensen die om futiliteiten al twist zaaien`
2)


een twist geven aan iets
((iets) een beetje veranderen zodat het leuker of spannender wordt) `Ik vond het recept nogal saai dus ik heb er een twist aan gegeven door er zure room aan toe te voegen.`
twisten
werkw.


Uitspraak:

[ˈtwɪstə(n)]



Verbuigingen:

twistte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getwist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
ruzie maken


Voorbeeld:

`twisten over de grenslijn`
over smaak valt niet te twisten
(dit zeg je als je aanvaardt dat iemand niet dezelfde dingen mooi vindt als jij)
twitteren
werkw.


Uitspraak:

['twɪtərə(n)]



Verbuigingen:

twitterde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getwitterd (volt.deelw.)
korte berichtjes van maximaal 140 tekens sturen naar je vrienden op een online sociaal netwerk


Voorbeeld:

`Bijna iedereen twittert tegenwoordig, jongeren maar ook politici.`
twooshen
werkw.


Afbreekpatroon:

'twoo - shen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

twooshte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getwoosht (volt.deelw.)
een Twitterbericht van precies 140 karakters verzenden communicatie


Voorbeeld:

`Ben twoosht rustig verder na het voorval op zijn werk.`
de twoseater
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tusi:tər]



Verbuigingen:

twoseater|s (meerv.)
1) voertuig voor twee personen


Voorbeeld:

`een twoseater met twee stoelen naast of achter elkaar`



2) bank voor twee personen


Voorbeeld:

`voor je studentenkamer een twoseater kopen`




Synoniem:

tweezitsbank
ty
afkorting
thank you


Voorbeeld:

`ty! is handige sms-taal voor dankjewel`




Synoniem:

10q; Thq
tycoon
zelfst.naamw.
een rijk persoon die een groot deel van een bepaalde bedrijfstak in handen heeft Voorbeeld: `De Indische tycoon Lakshmi Mittal kocht in 2006 het staalbedrijf Arcelor en werd daarmee de eigenaar van de grootste staalproducent ter wereld. `
tyfoon
zelfst.naamw.
[meteorologie] een hevige wervelstorm in de Chinese Zee en de Stille Oceaan die ontstaat uit een tropische depressie Voorbeeld: `Op 20 oktober 2004 werd Japan getroffen door één van de zwaarste tyfoons uit de laatste decennia. `
de tyfus
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['tifʏs]
infectieziekte waarbij je hoge koorts en andere ziekteverschijnselen hebt medisch


Voorbeeld:

`Tyfus is te behandelen met antibiotica.`
tympanum
zelfst.naamw.
[medisch] trommelholte van het oor, het middenoor
typen
werkw.


Uitspraak:

[ˈtipə(n)]



Verbuigingen:

typte (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getypt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
door op de toetsen van een schrijfmachine of toetsenbord te slaan een tekst schrijven


Voorbeeld:

`met tien vingers typen`




Synoniem:

tikken (2)
blind typen
(de juiste toetsen aanslaan zonder te kijken)
intunen
werkw.


Afbreekpatroon:

'in - tu - nen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tunede in (verl.tijd )



Verbuigingen:

ingetuned (volt.deelw.)
ergens op afstemmen


Voorbeelden:

`op elkaar ingetuned zijn`,
`intunen op een bepaalde radiozender`
uittesten
werkw.


Uitspraak:

['œytɛstə(n)]



Verbuigingen:

testte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgetest (volt.deelw.)
(iets) onderzoeken door het te testen


Voorbeelden:

`een nieuw medicijn uittesten`,
`een tweedehands auto uittesten voor je hem koopt`,
`een methodiek uittesten voor je die grootschalig gaat toepassen`
het type
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtipə]



Verbuigingen:

type|n, type|s (meerv.)
1) bepaalde soort


Voorbeelden:

`een ander type computer`,
`De autofabriek bracht een nieuw type uit.`



2) persoon met bepaalde eigenschappen


Voorbeelden:

`een blond type`,
`een raar type`,
`Hij ziet er best leuk uit, maar hij is mijn type niet.`
typecasten
werkw.


Afbreekpatroon:

'type - cas - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

typecastte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getypecast (volt.deelw.)
een bepaald type acteur selecteren voor een bepaalde rol cultuur


Voorbeeld:

`Herman wordt altijd als bankier getypecast`
typeren
werkw.


Uitspraak:

[tiˈperə(n)]



Verbuigingen:

typeerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getypeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de kenmerken van iets of iemand noemen waaraan je het, hem of haar herkent


Voorbeelden:

`Zo'n opmerking typeert haar.`,
`Zó kun je het werk van Bach het beste typeren.`




Synoniemen:

kenschetsen, karakteriseren
intunen
werkw.


Afbreekpatroon:

'in - tu - nen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tunede in (verl.tijd )



Verbuigingen:

ingetuned (volt.deelw.)
ergens op afstemmen


Voorbeelden:

`op elkaar ingetuned zijn`,
`intunen op een bepaalde radiozender`
uittesten
werkw.


Uitspraak:

['œytɛstə(n)]



Verbuigingen:

testte uit (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft uitgetest (volt.deelw.)
(iets) onderzoeken door het te testen


Voorbeelden:

`een nieuw medicijn uittesten`,
`een tweedehands auto uittesten voor je hem koopt`,
`een methodiek uittesten voor je die grootschalig gaat toepassen`
typeren
werkw.


Uitspraak:

[tiˈperə(n)]



Verbuigingen:

typeerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft getypeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
de kenmerken van iets of iemand noemen waaraan je het, hem of haar herkent


Voorbeelden:

`Zo'n opmerking typeert haar.`,
`Zó kun je het werk van Bach het beste typeren.`




Synoniemen:

kenschetsen, karakteriseren
typerend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tiˈperənt]
die of dat iets of iemand onderscheidt van andere(n)


Voorbeeld:

`Dat wereldbeeld is typerend voor de middeleeuwen.`




Synoniemen:

kenmerkend, karakteristiek
het type
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈtipə]



Verbuigingen:

type|n, type|s (meerv.)
1) bepaalde soort


Voorbeelden:

`een ander type computer`,
`De autofabriek bracht een nieuw type uit.`



2) persoon met bepaalde eigenschappen


Voorbeelden:

`een blond type`,
`een raar type`,
`Hij ziet er best leuk uit, maar hij is mijn type niet.`
typesetten
werkw.


Afbreekpatroon:

'type - set - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

typesette (verl.tijd )



Verbuigingen:

getypeset (volt.deelw.)
het opmaken van de tekst


Voorbeeld:

`na het typesetten kan het boekje gedrukt worden`
typisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[ˈtipis]
1) karakteristiek


Voorbeeld:

`een typisch romantisch schilderij`




Synoniemen:

kenmerkend, typerend


2) eigenaardig


Voorbeeld:

`Wat een typische vent!`




Synoniem:

vreemd
typograaf
zelfst.naamw.
[beroep] iemand die zich bezighoudt met het vormgeven, zetten en drukken van teksten
de typografie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tipoxra'fi]
vormgeving (van een tekst)


Voorbeeld:

`Typografie wordt toegepast om het doel en de inhoud van een tekst te ondersteunen, bijvoorbeeld door de keuze van de tekstindeling, het lettertype, de tekstkleur enz.`
typografiek
zelfst.naamw.
[kunst] grafiek met het gebruik van de letter als beeldend element Voorbeeld: `Bij de 'Stichting Drukwerk in de Marge' zijn ook grafisch kunstenaars bezig die goed weergeven wat typografiek eigenlijk is. `
typografisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

[tipo'xrafis]
die of dat te maken heeft met typografie


Voorbeelden:

`een typografisch ontwerp voor een webpagina`,
`een typografisch boekomslag, dus zonder plaatjes`
typografisch gedicht
(gedicht waarvan de uiterlijke vorm bijzonder en erg belangrijk is) `De vorm van een typografisch gedicht beeldt vaak de inhoud uit.` Synoniem: figuurgedicht
de typologie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[tipolo'xi]



Verbuigingen:

typologie|ën (meerv.)
1) (van personen, andere levende wezens of zaken) onderverdeling in soorten op basis van bepaalde kenmerken


Voorbeelden:

`de typologie van aardewerk volgens de tijd van ontstaan`,
`een typologie van mensen op basis van persoonlijkheidskenmerken`



2) interpretatie van de bijbel waarbij personen en gebeurtenissen uit het Oude Testament een voorbode zijn van gebeurtenissen in het leven van Christus religie
typosquatten
werkw.


Afbreekpatroon:

'ty - po - squat - ten



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

typosquatte (verl.tijd )



Verbuigingen:

getyposquat (volt.deelw.)
het registreren van bepaalde domeinnamen met als doel het afpakken van bezoekers die deze domeinnamen per ongeluk invoeren computer


Voorbeeld:

`typosquatten door bijvoorbeeld microdoft.com te registreren, vol te zetten met reclame en daar geld mee verdienen`




Synoniem:

tikfoutprofiteren
intunen
werkw.


Afbreekpatroon:

'in - tu - nen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

tunede in (verl.tijd )



Verbuigingen:

ingetuned (volt.deelw.)
ergens op afstemmen


Voorbeelden:

`op elkaar ingetuned zijn`,
`intunen op een bepaalde radiozender`
intypen
werkw.


Uitspraak:

['ɪntipə(n)]



Verbuigingen:

typte in (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft ingetypt (volt.deelw.)
(gegevens) met een toetsenbord invoeren in je computer


Voorbeeld:

`de code van een computerprogramma intypen`




Synoniem:

intikken
uittypen
werkw.


Afbreekpatroon:

'uit - ty - pen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

typte uit (verl.tijd )



Verbuigingen:

uitgetypt (volt.deelw.)
teksten uittikken op een typemachine of een toetsenbord arbeid


Voorbeeld:

`Hannie, wil je dit contract even voor me uittypen?`
tyroliet
zelfst.naamw.
[mineraal] een calciumkoperarsenaat-carbonaat dat glazige blauwgroene orthorombische radiale kristallen en botryoïdale massa's vormt Voorbeeld: `De typelocatie van tyroliet in bij de stad Schwaz in Tirool. `
tyrosine
zelfst.naamw.
[scheikunde] een proteïnogeen aminozuur
Tzotzil
zelfst.naamw.
[taal] taal die door 130 000 mensen in Mexico wordt gesproken
tölten
werkw.
[paardrijden] een bepaalde manier van voortbewegen van een paard Voorbeeld: `IJslandse paarden tölten met gemak. `
saai
bijv.naamw.


Uitspraak:

[saj]
waardoor je je gaat vervelen


Voorbeelden:

`een saai tv-programma`,
`eentonig en saai werk doen`




Antoniem:

boeiend



Synoniem:

oninteressant
saaiheid
zelfst.naamw.
een gebrek aan opwindende afwisseling Voorbeeld: `Deze muziek wordt helaas gekenmerkt door eentonigheid en saaiheid. `
saamhorig
bijv.naamw.
gekenmerkt door een gevoel bij elkaar te horen
Voorbeeld: `Dit was een saamhorige groep mensen. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
de saamhorigheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[samˈhorəxhɛit]
het gevoel dat je bij elkaar hoort


Voorbeeld:

`saamhorigheidsgevoel`
Saaroa
zelfst.naamw.
[taal] een Austronesische taal die gesproken wordt in Taiwan
de sabbat
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈsɑbɑt]



Verbuigingen:

sabbat|ten (meerv.)
rustdag in de joodse godsdienst


Synoniem:

zaterdag
de (m)/het sabbatical
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[sə'bɛtɪkəl]



Verbuigingen:

sabbatical|s (meerv.)
periode van enkele maanden tot een jaar dat iemand vrij neemt of krijgt van zijn gewone baan om iets anders te gaan doen


Voorbeelden:

`een sabbatical nemen om vrijwilligerswerk te doen in het buitenland`,
`Ze heeft haar boek geschreven tijdens haar sabbatical.`
sabbelen
werkw.


Uitspraak:

[ˈsɑbələ(n)]



Verbuigingen:

sabbelde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gesabbeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
zuigen op en likken aan


Voorbeelden:

`op een lolly sabbelen`,
`Aan elke tepel ligt een biggetje te sabbelen.`
sabberaar
zelfst.naamw.
iemand die sabbert Voorbeeld: `Wat ben jij toch een sabberaar. `
sabberen
werkw.
knoeien of kliederen Voorbeeld: `Laat hem maar even een sabberen. `
sabel
zelfst.naamw.
[m] [militair] een slag- en steekwapen, van oudsher in gebruik bij de cavallerie, nu onder meer gebruikt in de schermsport

[m] [gereedschap] een werktuig voor het bewerken van stenen

[n] [kleding] bont van de sabelmarter

[n] [heraldiek] de kleur zwart

[anatomie|eus] buik
sabelmarter
zelfst.naamw.
[dierkunde] 'Marter zibellina', een marterachtig roofdier, komt voor in de taigazone van Eurazië
Sabena
zelfst.naamw.
[luchtvaart], [letterwoord], [afkorting] de afkorting voor 'Société Anonyme Belge d'Exploitation de la Navigation Aérienne', de nationale luchtvaartmaatschappij van België tot november 2001
Voorbeeld: `Sabena vloog naar verschillende Europese bestemmingen. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
sabotage
zelfst.naamw.
een vijandige ingreep op zaken om deze te laten mislukken of te vernielen Voorbeeld: `De geheime agenten zorgden voor de sabotage van de bommen van de terroristische organisatie. `
saboteren
werkw.


Uitspraak:

[saboˈterə(n)]



Verbuigingen:

saboteerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gesaboteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
opzettelijk laten vastlopen of mislukken
sabra
zelfst.naamw.
een op Israelisch grondgebied geboren Israeliër Voorbeeld: `De sabra's hebben het Hebreeuws weer tot een levende taal gemaakt. `
Sachertorte
zelfst.naamw.
een ronde chocoladetaart, vervaardigd van chocolade, bloem, eieren, suiker, boter en abrikozenjam

een ronde chocoladetaart, vervaardigd van chocolade, bloem, eieren, suiker, boter en abrikozenjam

een ronde chocoladetaart, vervaardigd van chocolade, bloem, eieren, suiker, boter en abrikozenjam
sacraal
bijv.naamw.


Uitspraak:

[sɑ'kral]
wat heilig of gewijd is


Voorbeeld:

`het jaarlijkse sacrale vreugdevuur bij de Kelten`
het sacrament
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[sɑkraˈmɛnt]



Verbuigingen:

sacrament|en (meerv.)
plechtige gebeurtenis in de katholieke kerk


Voorbeelden:

`het sacrament der stervenden`,
`iemand de laatste sacramenten toedienen`
sacristie
zelfst.naamw.
een ruimte in de Rooms-katholieke Kerk, waarin men alles bewaard dat nodig kan zijn om een kerkdienst te houden
sacrum
zelfst.naamw.
[anatomie] een samengegroeid bot aan de onderzijde van de wervelkolom
Voorbeeld: `Het sacrum maakt een gewricht met het ilium. `
poetisch heilig lied

meervoud eredienst
de sadist
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[saˈdɪst]



Verbuigingen:

sadist|en (meerv.)
iemand die plezier beleeft aan het pijnigen en vernederen van iemand anders


Antoniem:

masochist
de safari
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[saˈfari]



Verbuigingen:

safari|'s (meerv.)
tocht door een deel van Afrika waar je wilde dieren kunt zien


Voorbeelden:

`op safari gaan`,
`fotosafari`
I de safe
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[sef]



Verbuigingen:

safe|s (meerv.)
metalen kast met een stevig slot om kostbare dingen in te bewaren


Voorbeeld:

`Er zijn twee sleutels nodig om de safe te openen.`




Synoniem:

kluis
II safe
bijv.naamw.


Uitspraak:

[sef]
wat veilig is of geen risico's inhoudt


Voorbeeld:

`safe seks`
op safe spelen
(geen risico's nemen)
de saffier
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[sɑ'fir]



Verbuigingen:

saffier|en (meerv.)
edelsteen met een (donker)blauwe kleur


Voorbeeld:

`een schatkist met gouden muntstukken, saffieren en robijnen`
I saffierblauw
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur blauw met RAL-nummer 5003.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het saffierblauw?
II saffierblauw
bijv.naamw.
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur blauw, met RAL-nummer 5003.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een saffierblauwe auto. `
de saffraan
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[sɑ'fran]
meeldraad van een krokus die in de keuken wordt gebruikt als kruid of gele kleurstof


Voorbeeld:

`rijstpap met saffraan
I saffraangeel
zelfst.naamw.
[RAL-kleur] een kleur geel met RAL-nummer 1017; de gele kleur van saffraan.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het saffraangeel?
II saffraangeel
bijv.naamw.
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur geel, met RAL-nummer 1017.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een saffraangele auto. `
de sage
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['saxə]



Verbuigingen:

sage|n, sage|s (meerv.)
volksverhaal dat gebaseerd is op een gebeurtenis uit het verleden


Voorbeeld:

`de sage van de Vliegende Hollander`
sago
zelfst.naamw.
[voeding] een zetmeelproduct dat wordt gewonnen door het merg van verschillende soorten sagopalmen en -palmvarens, vnl. soorten uit de geslachten: 'Metroxylon' en 'Zamia'
saillant
bijv.naamw.


Uitspraak:

[sɑ'jɑnt]
wat opvallend of opmerkelijk is


Voorbeelden:

`Saillant detail is dat...`,
`een aantal saillante voorbeelden aanhalen`
Saint Lucia
zelfst.naamw.
[land] een eilandnatie in het Caraïbisch gebied ten noorden van Saint Vincent en de Grenadines en ten zuiden van Martinique
Saint Luciaan
zelfst.naamw.
[demoniem] een inwoner van Saint Lucia, of iemand afkomstig uit Saint Lucia
Saint Luciaans
bijv.naamw.
[demoniem] op Saint Lucia betrekking hebbend
Saisiyat
zelfst.naamw.
[taal] een Austronesische taal die gesproken wordt in Taiwan
sakervalk
zelfst.naamw.
[vogels] [species|Falco cherrug] een vrij grote valkensoort van Oost-Europa en Centraal-Azië Voorbeeld: `Ook in Iran komt de sakervalk voor. `
saki
zelfst.naamw.
[zoogdieren] een aapje uit het Zuid-Amerikaanse geslacht [species|Chiropotes] Voorbeeld: `Er zaten saki's in de bomen. `
Saksisch
bijv.naamw.


Uitspraak:

['sɑksis]
wat betrekking heeft op het Germaanse volk de Saksen


Voorbeelden:

`het Saksische dialect`,
`de Saksische kanarie`
de salade
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[saˈladə]



Verbuigingen:

salade|s (meerv.)
gerecht dat voornamelijk bestaat uit rauwe groenten


Voorbeelden:

`tomatensalade`,
`maaltijdsalade`
de salamander
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[sala'mɑndər, sɑla'mɑndər, sɑlɑ'mɑndər]



Verbuigingen:

salamander|s (meerv.)
amfibie met vier korte poten en een lange staart dierkunde


Voorbeelden:

`watersalamander`,
`landsalamander`
de salami
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[sa'lami, sɑ'lami, 'sɑlɑmi]



Verbuigingen:

salami|'s (meerv.)
gekruide worst met knoflook culinair


Voorbeelden:

`de rode kleur van salami`,
`een pizza met schijfjes pikante salami`
de salariëring
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[salari'jerɪŋ, sɑlari'jerɪŋ]
het geven van een salaris aan iemand


Voorbeelden:

`de salariëring van rabbijnen in de veertiende eeuw`,
`de salariëring van ambtenaren`




Synoniem:

bezoldiging
het salaris
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[saˈlarɪs]



Verbuigingen:

salaris|sen (meerv.)
geld dat je van een werkgever krijgt voor het werk dat je doet


Voorbeelden:

`een goed salaris verdienen`,
`aanvangssalaris`




Synoniem:

loon
de salarisschaal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[sa'larɪsxal, sɑ'larɪsxal]



Verbuigingen:

salaris|schalen (meerv.)
schaal voor het vaststellen van lonen


Voorbeelden:

`een lager of een hoger salarisschaal`,
`salarisschalen in het volwassenenonderwijs`
de salarisverhoging
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[sa'larɪsfərhoxɪŋ, sɑ'larɪsfərhoxɪŋ]



Verbuigingen:

salarisverhoging|en (meerv.)
verhoging van je loon


Voorbeeld:

`met je werkgever onderhandelen over een salarisverhoging`




Synoniem:

loonsverhoging
het saldo
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[ˈsɑldo]



Verbuigingen:

saldo|'s, sal|di (meerv.)
wat overblijft als je uitgaven en inkomsten met elkaar verrekent


Voorbeelden:

`een batig/positief saldo`,
`banksaldo`
sales
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[sels]
sector of afdeling (van een bedrijf) dat voor de verkoop zorgt


Voorbeelden:

`salesmanager`,
`salespromotor`
salesiaan
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[salezi'jan, sɑlezi'jan, sɑlez'jan, salez'jan]



Verbuigingen:

salesi|anen (meerv.)
lid van de religieuze beweging die naar Franciscus van Sales genoemd is en die zich bezighoudt met het opvoeden en onderwijzen van jongeren


Voorbeeld:

`de Salesianen van Don Bosco`
salicylisme
zelfst.naamw.
[medisch]: vergiftiging door gebruik van salicylpreparaten
salicylzuur
zelfst.naamw.
[scheikunde] een organisch carbonzuur dat oorspronkelijk gewonnen wordt uit wilgenbast Voorbeeld: `De pijnstillende en koortswerende werking van wilgenbast berust op de aanwezigheid van salicylzuur. `
de salie
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

['sali]
plant uit de lipbloemenfamilie die vooral als keukenkruid gebruikt wordt


Voorbeelden:

`salieblad`,
`een gerecht kruiden met tijm en salie`
saline
bijv.naamw.
[medisch] zouthoudend
salivatie
zelfst.naamw.
[medisch] de productie van speeksel
Sallands
zelfst.naamw.
[taal] een Nedersaksische taalvariëteit die wordt gesproken in Salland
salmiak
zelfst.naamw.
[scheikunde] NH<sub>4</sub>Cl, het zoutzure zout van ammonia Voorbeeld: `Een fles met geconcentreerd zoutzuur naast één met ammonia geeft onherroepelijk een wolk salmiak. `
Salomonseilanden
zelfst.naamw.
[land] een land in Melanesië, bestaande uit een aantal eilanden beoosten Nieuw-Guinea Voorbeeld: `De Salomonseilanden zijn vooral bekend van de gevechten rond Guadalcanal in de Tweede Wereldoorlog. `
Salomonseilander
zelfst.naamw.
[demoniem] iemand afkomstig van de Salomonseilanden Voorbeeld: `De Salomonseilanders zijn Melanesiërs, net als de Papoea's. `
Salomonseilands
bijv.naamw.
[demoniem] op de Salomonseilanden betrekking hebbend
Salomonseilandse
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van de Salomonseilanden, of een vrouw afkomstig uit de Salomonseilanden
de salomonszegel
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

['salomɔnsexəl]



Verbuigingen:

salomonszegel|s (meerv.)
plant uit de leliefamilie met hangende bloemen


Voorbeeld:

`duinsalomonszegel`
I het salon
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[saˈlɔn, sɑˈlɔn]



Verbuigingen:

salon|s (meerv.)
handelstentoonstelling


Voorbeeld:

`autosalon`




Synoniem:

beurs
II de salon
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[saˈlɔn, sɑˈlɔn]



Verbuigingen:

salon|s (meerv.)
mooie kamer in een huis waarin je mensen ontvangt
de salonboot
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[sa'lɔmbot,sɑ'lɔmbot]



Verbuigingen:

salon|boten (meerv.)
gezellig ingerichte boot zoals in een salon waarmee je een tochtje kunt maken


Voorbeelden:

`een familiefeestje geven op een salonboot`,
`de verhuur van salonboten`
salonfähig
bijv.naamw.


Uitspraak:

[salɔn'fejɪx, sɑlɔn'fejɪx]
als er zonder gêne gesproken kan worden over een onderwerp


Voorbeeld:

`iets wat vroeger een taboe was weer salonfähig maken`
de salontafel
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[sa'lɔntafəl, sɑ'lɔntafəl]



Verbuigingen:

salontafel|s (meerv.)
lage tafel die vaak voor een bankstel in een salon staat


Voorbeeld:

`een houten salontafel`
salpeter
zelfst.naamw.
een mineraal bestaande uit kaliumnitraat Voorbeeld: `Kool, zwavel en salpeter zijn de oorspronkelijke bestanddelen van buskruit. `
salpeterzuur
zelfst.naamw.
[scheikunde] een sterk zure chemische verbinding met de formule HNO<sub>3</sub> of een waterige oplossing daarvan Voorbeeld: `Naast een sterk zuur is salpeterzuur ook een sterke oxidator. `
salpingitis
zelfst.naamw.
[medisch] ontsteking van de eileider
de salto
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈsɑlto]



Verbuigingen:

salto|'s (meerv.)
sprong waarbij je kopjeduikelt in de lucht
salueren
werkw.


Uitspraak:

[salyˈwerə(n)]



Verbuigingen:

salueerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gesalueerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van militairen) op de voorgeschreven manier groeten
saluretisch
bijv.naamw.
[medisch]: met betrekking tot een zoutuitwasser
saluut
zelfst.naamw.
een militaire groet Voorbeeld: `De militairen brachten een saluut. `
de Salvadoraan
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[sɑlvado'ran]



Verbuigingen:

Salvado|ranen (meerv.)



de Salvadoraan|se
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[sɑlvado'ran|sə]



Verbuigingen:

Salvadoraanse|n (meerv.)
iemand met de Salvadoraanse nationaliteit
Salvadoraans
bijv.naamw.


Uitspraak:

[sɑlvado'rans]
als iets of iemand uit El Salvador komt of met El Salvador te maken heeft


Voorbeeld:

`het Salvadoraans voetbalelftal`
samarium
zelfst.naamw.
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Sm en atoomnummer 62. Het is een zilverwit lanthanide
sambal
zelfst.naamw.
een hope hete pepers gebaseerd gerecht of saus
Voorbeeld: `Ik had er wat veel sambal op gedaan. `
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. `
enz.
samen
bijwoord


Uitspraak:

[ˈsamə(n)]
bij of met elkaar


Voorbeelden:

`We gaan al jaren samen op vakantie.`,
`Ik heb een weekeindhuisje samen met mijn broer en zus.`,
`Een frietje met een blikje cola en een frikandel, dat is samen € 8,50.`




Antoniem:

alleen
samenblijven
werkw.


Uitspraak:

['samə(n)blɛivə(n)]



Verbuigingen:

bleef samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is samengebleven (volt.deelw.)
niet uit elkaar gaan maar bij elkaar blijven


Voorbeeld:

`voor altijd samenblijven met je eerste vriendje`
samenbrengen
werkw.


Uitspraak:

['samə(n)brɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij elkaar brengen of samenvoegen tot een geheel


Voorbeeld:

`verschillende ideeën en ervaringen samenbrengen om tot een oplossing te komen`
samendrijven
werkw.
door opjagen bijeenbrengen Voorbeeld: `De herdershond dreef de kudde in een oogwenk samen. `
samendrukken
werkw.


Uitspraak:

['samə(n)drʏkə(n)]



Verbuigingen:

drukte samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengedrukt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij elkaar drukken en daardoor kleiner maken


Voorbeeld:

`je kleren samendrukken zodat je je koffer dicht krijgt`
samengaan
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)xan]



Verbuigingen:

ging samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is samengegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) bij elkaar passen


Voorbeeld:

`Eenvoud en comfort gaan in dit hotel goed samen.`




Synoniem:

matchen


2) (van bedrijven) één geheel worden


Voorbeeld:

`Deze brouwerijen zijn al samengegaan in de jaren tachtig.`




Synoniem:

fuseren
samenballen
werkw.


Uitspraak:

['samə(n)bɑlə(n)]



Verbuigingen:

balde samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengebald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
samenpersen en een bal maken van


Voorbeeld:

`je vuisten samenballen en iemand een klap geven`
samenbrengen
werkw.


Uitspraak:

['samə(n)brɛŋə(n)]



Verbuigingen:

bracht samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij elkaar brengen of samenvoegen tot een geheel


Voorbeeld:

`verschillende ideeën en ervaringen samenbrengen om tot een oplossing te komen`
samendrukken
werkw.


Uitspraak:

['samə(n)drʏkə(n)]



Verbuigingen:

drukte samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengedrukt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij elkaar drukken en daardoor kleiner maken


Voorbeeld:

`je kleren samendrukken zodat je je koffer dicht krijgt`
samengaan
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)xan]



Verbuigingen:

ging samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is samengegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) bij elkaar passen


Voorbeeld:

`Eenvoud en comfort gaan in dit hotel goed samen.`




Synoniem:

matchen


2) (van bedrijven) één geheel worden


Voorbeeld:

`Deze brouwerijen zijn al samengegaan in de jaren tachtig.`




Synoniem:

fuseren
samenhangen
werkw.


Uitspraak:

['samə(n)hɑŋə(n)]



Verbuigingen:

hing samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengehangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in verband staan met


Voorbeeld:

`Zijn depressie hangt samen met liefdesproblemen.`
samenkomen
werkw.


Uitspraak:

['samə(n)komə(n)]



Verbuigingen:

kwam samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is samengekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij elkaar komen


Voorbeelden:

`samenkomen om een verrassingsfeestje voor je beste vriendin te organiseren`,
`samenkomen met collega's in een wekelijkse vergadering`
samenleven
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)levə(n)]



Verbuigingen:

leefde samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengeleefd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
als partners of gezinsleden samenwonen


Voorbeeld:

`Dit jochie heeft nooit in een normaal gezinsverband met zijn ouders samengeleefd.`
samenpersen
werkw.
onder druk verdichten Voorbeeld: `Het vuilnis werd samengeperst tot één blok. `
samensmelten
werkw.


Uitspraak:

['samə(n)smɛltə(n)]



Verbuigingen:

smolt samen (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) een geheel worden


Verbuigingen:

is samengesmolten (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`verschillende muziekgenres die samensmelten tot een nieuw genre`




Synoniem:

fuseren


2) samenvoegen door te smelten


Verbuigingen:

heeft samengesmolten (verl.tijd )



Voorbeeld:

`Laat de boter en de chocolade op een zacht vuurtje samensmelten en voeg daarna de room toe.`
samenspannen
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)spɑnə(n)]



Verbuigingen:

spande samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengespannen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
stiekem samenwerken


Voorbeeld:

`Ze wist zeker dat de gemeente en de woningbouwvereniging tegen haar samenspanden.`
samentrekken
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)trɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is samengetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van een spier) korter worden


Voorbeeld:

`De hartspier trekt een keer of zestig per minuut samen.`
samenvallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)vɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is samengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op hetzelfde tijdstip gebeuren


Voorbeelden:

`Goede Vrijdag en mijn verjaardag vallen dit jaar samen.`,
`Het presidentiële bezoek viel samen met een hittegolf.`
samenvatten
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)vɑtə(n)]



Verbuigingen:

vatte samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengevat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een tekst) inkorten tot de belangrijkste elementen


Voorbeeld:

`Ik heb een aflevering gemist. Kun je de inhoud even voor me samenvatten?`
samenvoegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)vuxə(n)]



Verbuigingen:

voegde samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengevoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tot een nieuw geheel maken


Voorbeeld:

`twee regionale radiozenders samenvoegen`
samenwerken
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)wɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een of meer anderen werken aan hetzelfde


Voorbeeld:

`goed met iemand kunnen samenwerken`
samenwonen
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)wonə(n)]



Verbuigingen:

woonde samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met elkaar een huis bewonen alsof je getrouwd bent


Voorbeeld:

`Met mijn eerste vriendin heb ik nooit samengewoond.`
de samenhang
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈsamə(n)hɑŋ]
situatie waarin of manier waarop dingen verband met elkaar houden


Voorbeeld:

`Er is een duidelijke samenhang tussen alcoholgebruik en spijbelen.`




Synoniem:

verband
samenhangen
werkw.


Uitspraak:

['samə(n)hɑŋə(n)]



Verbuigingen:

hing samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengehangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
in verband staan met


Voorbeeld:

`Zijn depressie hangt samen met liefdesproblemen.`
samenhangend
bijv.naamw.


Uitspraak:

[samə(n)''hɑŋənt]
wat samenhangt


Voorbeelden:

`een samenhangend geheel vormen`,
`een samenhangende visie op`




Synoniem:

coherent
de samenhorigheid
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[samə(n)'horəxhɛit]
het gevoel dat je bij elkaar hoort


Synoniem:

saamhorigheid
samenkomen
werkw.


Uitspraak:

['samə(n)komə(n)]



Verbuigingen:

kwam samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is samengekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
bij elkaar komen


Voorbeelden:

`samenkomen om een verrassingsfeestje voor je beste vriendin te organiseren`,
`samenkomen met collega's in een wekelijkse vergadering`
de samenkomst
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈsamə(n)kɔmst]



Verbuigingen:

samenkomst|en (meerv.)
(van mensen) het bij elkaar komen


Voorbeeld:

`plaats van samenkomst`
samenleven
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)levə(n)]



Verbuigingen:

leefde samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengeleefd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
als partners of gezinsleden samenwonen


Voorbeeld:

`Dit jochie heeft nooit in een normaal gezinsverband met zijn ouders samengeleefd.`
de samenleving
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈsamə(n)levɪŋ]



Verbuigingen:

samenleving|en (meerv.)
alle mensen die samen de maatschappij vormen


Voorbeeld:

`de maakbare samenleving`




Synoniem:

maatschappij
samenlevingscontract
zelfst.naamw.
een wettelijke overeenkomst tussen partners die geen huwelijk willen sluiten maar wel op rechtszekere wijze samen willen wonen Voorbeeld: `Zij hadden gelukkig een samenlevingscontract afgesloten waarin dat goed geregeld was. `
samenlevingscontract
zelfst.naamw.
een wettelijke overeenkomst tussen partners die geen huwelijk willen sluiten maar wel op rechtszekere wijze samen willen wonen Voorbeeld: `Zij hadden gelukkig een samenlevingscontract afgesloten waarin dat goed geregeld was. `
een samenloop van omstandigheden/gebeurtenissen
(iets dat gebeurt wat je niet kon voorzien) Synoniem: toeval
samenpersen
werkw.
onder druk verdichten Voorbeeld: `Het vuilnis werd samengeperst tot één blok. `
de samenscholing
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈsamə(n)sxolɪŋ]



Verbuigingen:

samenscholing|en (meerv.)
(van mensen) het bij elkaar komen op straat


Voorbeeld:

`De politieverordening verbiedt samenscholingen van vijf of meer personen.`
samensmelten
werkw.


Uitspraak:

['samə(n)smɛltə(n)]



Verbuigingen:

smolt samen (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen
1) een geheel worden


Verbuigingen:

is samengesmolten (volt.deelw.)



Voorbeeld:

`verschillende muziekgenres die samensmelten tot een nieuw genre`




Synoniem:

fuseren


2) samenvoegen door te smelten


Verbuigingen:

heeft samengesmolten (verl.tijd )



Voorbeeld:

`Laat de boter en de chocolade op een zacht vuurtje samensmelten en voeg daarna de room toe.`
de samensmelting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['samə(n)smɛltɪŋ]



Verbuigingen:

samensmelting|en (meerv.)
de vereniging of éénwoording


Voorbeeld:

`de samensmelting of fusie van twee bedrijven tot één groot bedrijf`




Synoniem:

fusie
samenspannen
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)spɑnə(n)]



Verbuigingen:

spande samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengespannen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
stiekem samenwerken


Voorbeeld:

`Ze wist zeker dat de gemeente en de woningbouwvereniging tegen haar samenspanden.`
samenspel
zelfst.naamw.
wijze waarop verschillende personen bij een spel elkaar steunen of een geheel vormen Voorbeeld: `Hij deed mee met het samenspel van die jongens. `
het samenstel
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['samə(n)stɛl]
manier waarop iets is samengesteld of het resultaat van het samenstellen


Voorbeelden:

`het gehele samenstel van dingen`,
`een samenstel van wetten en voorschriften`




Synoniem:

geheel
de samenstelling
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈsamə(n)stɛlɪŋ]



Verbuigingen:

samenstelling|en (meerv.)
1) manier waarop iets is samengesteld


Voorbeeld:

`De samenstelling is vermeld op het etiket.`



2) woord dat is gevormd uit twee andere woorden taalkunde


Voorbeeld:

`Het woord 'motorfiets' is een samenstelling uit 'motor' en 'fiets'.`
samenstellen
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)stɛlə(n)]



Verbuigingen:

stelde samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tot een geheel maken uit verschillende onderdelen


Voorbeelden:

`een team samenstellen`,
`De commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van personeel, patiënten, directie en een onafhankelijke voorzitter.`
samentrekken
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)trɛkə(n)]



Verbuigingen:

trok samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is samengetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(van een spier) korter worden


Voorbeeld:

`De hartspier trekt een keer of zestig per minuut samen.`
samenvallen
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)vɑlə(n)]



Verbuigingen:

viel samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

is samengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
op hetzelfde tijdstip gebeuren


Voorbeelden:

`Goede Vrijdag en mijn verjaardag vallen dit jaar samen.`,
`Het presidentiële bezoek viel samen met een hittegolf.`
samenvatten
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)vɑtə(n)]



Verbuigingen:

vatte samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengevat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
(een tekst) inkorten tot de belangrijkste elementen


Voorbeeld:

`Ik heb een aflevering gemist. Kun je de inhoud even voor me samenvatten?`
de samenvatting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈsamə(n)vɑtɪŋ]



Verbuigingen:

samenvatting|en (meerv.)
bekorte weergave van de inhoud van een tekst


Voorbeeld:

`Van veel romans is op internet een samenvatting te vinden.`
de samenvatting
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈsamə(n)vɑtɪŋ]



Verbuigingen:

samenvatting|en (meerv.)
bekorte weergave van de inhoud van een tekst


Voorbeeld:

`Van veel romans is op internet een samenvatting te vinden.`
samenvoegen
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)vuxə(n)]



Verbuigingen:

voegde samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengevoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
tot een nieuw geheel maken


Voorbeeld:

`twee regionale radiozenders samenvoegen`
samenwerken
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)wɛrkə(n)]



Verbuigingen:

werkte samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met een of meer anderen werken aan hetzelfde


Voorbeeld:

`goed met iemand kunnen samenwerken`
de samenwerking
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

['samə(n)wɛrkɪŋ]



Verbuigingen:

samenwerking|en (meerv.)
het aan hetzelfde werken met een of meer anderen


Voorbeelden:

`samenwerkingsverband`,
`internationale samenwerking tussen de verschillende lidstaten van de Europese Unie`
het samenwerkingsverband
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['samə(n)wɛrkɪŋsfərbɑnt]



Verbuigingen:

samenwerkingsverband|en (meerv.)
afspraken over de manier waarop twee partijen samenwerken


Voorbeelden:

`een samenwerkingsverband tussen twee universiteiten`,
`een internationaal samenwerkingsverband van politiediensten`
samenwonen
werkw.


Uitspraak:

[ˈsamə(n)wonə(n)]



Verbuigingen:

woonde samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
met elkaar een huis bewonen alsof je getrouwd bent


Voorbeeld:

`Met mijn eerste vriendin heb ik nooit samengewoond.`
het samenzijn
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['samə(n)zɛin]
het bij elkaar zijn


Voorbeeld:

`een gezellig samenzijn met je geliefde`
samenzweren
werkw.


Uitspraak:

['samə(n)zwerə(n)]



Verbuigingen:

zwoer samen (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft samengezworen (volt.deelw.)
in het geheim samenwerken met anderen om het staatsgezag te ondermijnen


Voorbeeld:

`met de vijand samenzweren`
de samenzwering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈsamə(n)zwerɪŋ]



Verbuigingen:

samenzwering|en (meerv.)
geheime samenwerking om het staatsgezag te ondermijnen poliek


Synoniem:

complot
Samisch
zelfst.naamw.
[taal] een verzameling talen die gesproken worden in Noorwegen, Zweden, Finland en Rusland door de Saami
Samoa
zelfst.naamw.
[land] een land in Oceanië ten noorden van Nieuw-Zeeland en ten oosten van Australië, dat het westelijke deel van de Samoa-eilanden omvat Voorbeeld: `Van 1900-1914 heette het huidige Samoa Duits-Samoa, daar het een Duitse kolonie was. `
Samoaan
zelfst.naamw.
[demoniem] een inwoner van Samoa, of iemand afkomstig uit Samoa
Samoaans
zelfst.naamw.
[taal] een taal die gesproken wordt door 370.337 mensen in Samoa, Amerikaans Samoa, Fiji, Nieuw-Zeeland, Tonga en de Verenigde Staten
Samoaanse
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Samoa, of een vrouw afkomstig uit Samoa
samoerai
zelfst.naamw.
een lid van de vroegere Japanse krijgsstand Voorbeeld: `In films en games worden de samoerai tot op de dag van vandaag verheerlijkt. `
de/het sample
zelfst.naamw.


Uitspraak:

['sɛmpəl]



Verbuigingen:

sample|s (meerv.)
klein beetje of stukje als voorbeeld of om te onderzoeken


Voorbeeld:

`gratis samples van shampoo en douchegel`




Synoniemen:

monster, staal
samplen
werkw.


Afbreekpatroon:

'sam - plen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

samplede (verl.tijd )



Verbuigingen:

gesampled (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
het digitaal bewerken en gebruiken van bestaand geluidsmateriaal muziek


Voorbeeld:

`stukjes uit andermans liedjes samplen en in je eigen productie gebruiken`
I San Marinees
zelfst.naamw.
[demoniem] een inwoner van San Marino, of iemand afkomstig uit San Marino
II San Marinees
bijv.naamw.
[demoniem] op San Marino betrekking hebbend
San Marinese
zelfst.naamw.
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van San Marino, of een vrouw afkomstig uit San Marino
San Marino
zelfst.naamw.
[land] een dwergstaat in Italië met republikeinse staatsinrichting Voorbeeld: `Ik ken iemand die in San Marino woont. `
de sanctie
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[ˈsɑŋksi]



Verbuigingen:

sanctie|s (meerv.)
strafmaatregel


Voorbeeld:

`Het is wel verboden, maar er zijn geen sancties als je het toch doet.`
sanctioneren
werkw.


Uitspraak:

[sɑŋkʃo'nerə(n)]



Verbuigingen:

sanctioneerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gesanctioneerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
1) (iets) goedkeuren


Voorbeeld:

`gemeentelijke verordeningen uitvaardigen en sanctioneren`




Synoniem:

bekrachtigen


2) een strafmaatregel opleggen


Voorbeeld:

`zwartrijders sanctioneren`




Synoniem:

straffen
de sandaal
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[sɑnˈdal]



Verbuigingen:

san|dalen (meerv.)
schoen die bestaat uit een zool met banden over de voet


Voorbeeld:

`op sandalen lopen`
sandboarden
werkw.


Afbreekpatroon:

'sand - boar - den



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

sandboardde (verl.tijd )



Verbuigingen:

gesandboard (volt.deelw.)
naar beneden boarden van een berg met zand sport


Voorbeeld:

`sandboarden in de duinen `
een bepaald houtsoort
('Santalum album' of verwante soorten) Voorbeeld: `Van sandelhout wordt welriekende olie gewonnen.
Sander
zelfst.naamw.
[naam-m] een jongensnaam en verkorting van Alexander die "beschermer" betekent Voorbeeld: `Mijn broer heet Sander. `
sandhigeminatie
zelfst.naamw.
[taalkunde] fonetisch procedé in het Fins en Italiaans, waarbij de beginklinker van een morfeem verdubbeld wordt indien het vorige morfeem op een klinker eindigt Voorbeeld: `Voor vele studenten Italiaans vormt de toepassing van sandhigeminatie een groot struikelblok. `
de sandwich
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[ˈsɛntwɪtʃ]



Verbuigingen:

sandwiche|s (meerv.)
dubbele boterham met beleg ertussen
sandwichen
werkw.


Afbreekpatroon:

'sand - wi - chen



Herkomst:

«Engels



Verbuigingen:

sandwichte (verl.tijd )



Verbuigingen:

gesandwicht (volt.deelw.)
iets ergens tussen doen


Voorbeeld:

`vulling en een patchworklap sandwichen en vervolgens doorstikken`
saneren
werkw.


Uitspraak:

[saˈnerə(n), sɑˈnerə(n)]



Verbuigingen:

saneerde (verl.tijd enkelv.)



Verbuigingen:

heeft gesaneerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen
weer gezond maken


Voorbeelden:

`je gebit laten saneren door de tandarts`,
`een bedrijf saneren`
de sanering
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[sa'nerɪŋ, sɑ'nerɪŋ]



Verbuigingen:

sanering|en (meerv.)
1) het zuiver of gezond maken


Voorbeelden:

`de sanering van de overheidsfinanciën`,
`de sanering van waterbodems`



2) het vervangen of renoveren van oude woningen


Voorbeeld:

`de sanering van burgerwoningen`
Sangirees
zelfst.naamw.
[taal] een taal die op Sulawesi in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Het Sangirees wordt in Indonesië nog aardig gesproken. `
Sango
zelfst.naamw.
[taal] een taal die in de Centraal Afrikaanse Republiek gesproken wordt Voorbeeld: `Het Sango heeft nog behoorlijk wat sprekers. `
I het sanitair
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[saniˈtɛ:r, sɑniˈtɛ:r]
dingen die zijn aangesloten op de waterleiding en het riool, zoals wc en douche
II sanitair
bijv.naamw.


Uitspraak:

[saniˈtɛ:r, sɑniˈtɛ:r]
wat te maken heeft met dingen die zijn aangesloten op de waterleiding en het riool
sanitaire stop
(onderbreking van een reis om naar de wc te gaan)
de sanseveria
zelfst.naamw. (m./v.)


Uitspraak:

[sɑnsə'verija]



Verbuigingen:

sanseveria|'s (meerv.)
plant van de agavefamilie met lange, smalle bladeren die recht omhoog staan


Voorbeeld:

`een sanseveria als kamerplant houden`




Synoniemen:

zwaardplant, vrouwentongen
het Sanskriet
zelfst.naamw.


Uitspraak:

[sɑns'krit]
oude heilige taal die zijn oorsprong vindt in India


Voorbeelden:

`het Vedisch Sanskriet`,
`het alfabet van het Sanskriet bestaat uit zesenvijftig lettertekens`




Synoniem:

Oudindisch
I Santomees
zelfst.naamw.
[n] [taal] Creoolse taal die in Sao Tomé en Principe door het merendeel van de inwoners wordt gesproken
Voorbeeld: `Het Santomees is op Sao Tomé ontstaan, maar wordt ook op Principe gesproken. `
[m] man met de nationaliteit van het land Sao Tomé en Principe
Voorbeeld: `De Santomees spreekt vaak zowel Portugees als Santomees.
II Santomees
bijv.naamw.
van, uit, aangaande, als in het land Sao Tomé en Principe
Voorbeeld: `De Santomese munteenheid is de dobra. `
santenkraam
zelfst.naamw.
alles en iedereen
Voorbeeld: `De hele santenkraam werd verhuisd. `
een kraam waar Santen verkocht worden
Voorbeeld: `Op de markt was ook een santenkraam aanwezig. `
Saoedi
zelfst.naamw.
[demoniem] een inwoner van Saoedi-Arabië ('ook' Saudi-Arabië)
Saoedi-Arabië
zelfst.naamw.
[land] een land in het zuidwesten van Azië
Voorbeeld: `In Saoedi-Arabië groeien planten die bij het klimaat passen. ` Voorbeeld: `Het land is in werkelijkheid boeiender dan het Saoedi-Arabië uit de reisgids. `
[land] het soevereine 'Koninkrijk Saoedi-Arabië' ([ara]: المملكة العربية السعودية 'al-Mamlakah al-`Arabīyah as-Su`ūdiyah') die het onder 1. genoemde gebied omvat; in figuurlijke betekenis ook: zij die als vertegenwoordigers van dit land optreden
Voorbeeld: `Saoedi-Arabië is lid van de Verenigde Naties. ` Voorbeeld: `Het Saoedi-Arabië van twee jaar geleden was een zeer sterk elftal. `
Saoedi-Arabisch
bijv.naamw.
[demoniem] op Saoedi-Arabië ('ook' Saudi-Arabië) betrekking hebbend
de Saoediër
zelfst.naamw. (m.)


Uitspraak:

[sa'udijər]



Verbuigingen:

Saoediër|s (meerv.)



de Saoe|dische
zelfst.naamw. (v.)


Uitspraak:

[sa'u|disə]



Verbuigingen:

Saoedische|n (meerv.)
iemand met Saoedische nationaliteit


Synoniemen:

Saudiër, Saudische