Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
10132 Cards in this Set
- Front
- Back
Ia de waard
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wart] Verbuigingen: waard|en (meerv.) Ib de waard|in zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [war'd|ɪn] Verbuigingen: waardin|nen (meerv.) |
eigenaar van een herberg
|
|
buiten de waard gerekend hebben
|
(je plan zien mislukken door een onverwachte omstandigheid) `Ik had buiten de waard gerekend; door een storing reden er geen treinen.`
|
|
waard zijn
|
(betekenis of geldwaarde hebben) `Dit boek is vijf euro waard.`
|
|
voor wat je waard bent
|
(zo goed als je kunt) `Hij vocht voor wat hij waard was.`
|
|
waden
werkw. Uitspraak: ['wadə(n)] Verbuigingen: waadde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft en is gewaad (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door ondiep water lopen
Voorbeeld: `Verderop is een plaats waar je door de rivier kunt waden.` |
|
waadvogel
zelfst.naamw |
[vogels] vogel met waadpoten uit de onderorde 'Charadrii' Voorbeeld: `In het midden van de vijver staan veel waadvogels met hun poten in het water. `
Bron: Wikiwoordenboek - waadvogel. |
|
waadvogel
zelfst.naamw. |
[vogels] vogel met waadpoten uit de onderorde 'Charadrii' Voorbeeld: `In het midden van de vijver staan veel waadvogels met hun poten in het water. `
Bron: Wikiwoordenboek - waadvogel. |
|
I de wagen zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['waxə(n)] Verbuigingen: wagen|s (meerv.) |
1) voertuig, meestal op vier wielen en zonder motor
Voorbeelden: `aanhangwagen`, `winkelwagentje` Synoniem: kar 2) auto Voorbeeld: `vrachtwagen` |
|
II wagen werkw.
Uitspraak: ['waxə(n)] Verbuigingen: waagde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaagd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
(iets gevaarlijks of iets waarvan je niet goed weet of het zal lukken) doen
Voorbeelden: `een poging wagen`, `Hij waagde het erop en liet zijn paraplu thuis.`, `Waag het niet om dichterbij te komen!`, `Ik waag mij niet op het ijs.`, `waaghals` Synoniem: riskeren |
|
I de wagen zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['waxə(n)] Verbuigingen: wagen|s (meerv.) |
1) voertuig, meestal op vier wielen en zonder motor
Voorbeelden: `aanhangwagen`, `winkelwagentje` Synoniem: kar 2) auto Voorbeeld: `vrachtwagen` |
|
II wagen werkw.
Uitspraak: ['waxə(n)] Verbuigingen: waagde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaagd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
(iets gevaarlijks of iets waarvan je niet goed weet of het zal lukken) doen
Voorbeelden: `een poging wagen`, `Hij waagde het erop en liet zijn paraplu thuis.`, `Waag het niet om dichterbij te komen!`, `Ik waag mij niet op het ijs.`, `waaghals` Synoniem: riskeren |
|
de waaghals zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['waxhɑls] Verbuigingen: waag|halzen (meerv.) |
iemand die graag of vaak iets gevaarlijks doet
|
|
waaghalzerij
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `waaghalzerij`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
aanwaaien werkw.
Uitspraak: [ˈanwajə(n)] Verbuigingen: waaide aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is aangewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
1)
komen aanwaaien (onverwacht op bezoek komen) 2) het komt iemand aanwaaien (iemand hoeft er geen moeite voor te doen) |
|
inwaaien
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `inwaaien`. Deze woorden staan wél in de database: •aanwaaien •waaien Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
meewaaien
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `meewaaien`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
omwaaien werkw.
Uitspraak: ['ɔmwajə(n)] Verbuigingen: waaide om (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is omgewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
door harde wind komen te liggen (van iets dat rechtop stond)
Voorbeelden: `De parasols zijn allemaal omgewaaid.`, `Er ligt een omgewaaide boom over de weg.` |
|
opwaaien werkw.
Uitspraak: ['ɔpwajə(n)] Verbuigingen: waaide op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is opgewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
omhoog waaien
Voorbeeld: `een rok die opwaait` stof doen opwaaien (voor opschudding zorgen) |
|
overwaaien werkw.
Uitspraak: ['ovərwajə(n)] Verbuigingen: waaide over, woei over (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is overgewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
1) (van gebruiken en mode) van elders komen
Voorbeeld: `De gewoonte om hier Halloween te vieren is uit de VS overgewaaid.` 2) na verloop van tijd weer verdwijnen Voorbeeld: `een hype die wel weer overwaait` Synoniem: voorbijgaan |
|
uitwaaien
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `uitwaaien`. Deze woorden staan wél in de database: •uitdraaien •uitzaaien •waaien Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
aanwaaien werkw.
Uitspraak: [ˈanwajə(n)] Verbuigingen: waaide aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is aangewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
1)
komen aanwaaien (onverwacht op bezoek komen) 2) het komt iemand aanwaaien (iemand hoeft er geen moeite voor te doen) |
|
waaien werkw.
Uitspraak: ['wajə(n)] Verbuigingen: waaide, woei (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
(van de wind) bewegen
Voorbeeld: `Het waait hard.` |
|
waaie werkw.
|
aanvoegende wijs van waaien
Bron: Wikiwoordenboek - waaie. |
|
waaien werkw.
Uitspraak: ['wajə(n)] Verbuigingen: waaide, woei (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
(van de wind) bewegen
Voorbeeld: `Het waait hard.` |
|
de waaier zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['wajər] Verbuigingen: waaier|s (meerv.) |
1) groep verschillende dingen
Voorbeeld: `een waaier aan mogelijkheden` Synoniem: spectrum (2) 2) voorwerp dat je op en neer beweegt om je gezicht te verkoelen Voorbeelden: `een Japanse waaier`, `Bij de Spaanse dans flamenco worden waaiers door de danseressen gebruikt als attribuut.` |
|
uitwaaieren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `uitwaaieren`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •waaieren Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
uitwaaieren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `uitwaaieren`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •waaieren Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
waaieren werkw.
|
een waaier gebruiken Voorbeeld: ` Zij waaierde de baby koelte toe. `
[refl] 'zich ~ : zich koelte toewuiven Bron: Wikiwoordenboek - waaieren. |
|
waaieren werkw.
|
een waaier gebruiken Voorbeeld: ` Zij waaierde de baby koelte toe. `
[refl] 'zich ~ : zich koelte toewuiven Bron: Wikiwoordenboek - waaieren |
|
waaierig bijv.naamw.
|
weerstoestand waarbij er veel wind aanwezig is
Bron: Wikiwoordenboek - waaierig. |
|
de waaier zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['wajər] Verbuigingen: waaier|s (meerv.) |
1) groep verschillende dingen
Voorbeeld: `een waaier aan mogelijkheden` Synoniem: spectrum (2) 2) voorwerp dat je op en neer beweegt om je gezicht te verkoelen Voorbeelden: `een Japanse waaier`, `Bij de Spaanse dans flamenco worden waaiers door de danseressen gebruikt als attribuut.` |
|
waaieren werkw.
|
een waaier gebruiken Voorbeeld: ` Zij waaierde de baby koelte toe. `
[refl] 'zich ~ : zich koelte toewuiven Bron: Wikiwoordenboek - waaieren. |
|
waaien werkw.
Uitspraak: ['wajə(n)] Verbuigingen: waaide, woei (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaaid (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
van de wind) bewegen
Voorbeeld: `Het waait hard.` |
|
de waakhond zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['wakhɔnt] Verbuigingen: waakhond|en (meerv.) |
1) hond bij een huis die door te blaffen waarschuwt als er iemand aankomt dierkunde
Voorbeeld: `Het terrein wordt beveiligd met camera's en waakhonden.` 2) persoon of instantie die toezicht houdt Voorbeeld: `De EU heeft een financiële waakhond nodig.` |
|
de waakhond zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['wakhɔnt] Verbuigingen: waakhond|en (meerv.) |
1) hond bij een huis die door te blaffen waarschuwt als er iemand aankomt dierkunde
Voorbeeld: `Het terrein wordt beveiligd met camera's en waakhonden.` 2) persoon of instantie die toezicht houdt Voorbeeld: `De EU heeft een financiële waakhond nodig.` |
|
waken werkw.
Uitspraak: ['wakə(n)] Verbuigingen: waakte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaakt (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
wakker blijven
Voorbeeld: `Ik heb de hele nacht bij hem gewaakt; tegen de ochtend ijlde hij niet meer.` Antoniem: slapen |
|
waken werkw.
Uitspraak: ['wakə(n)] Verbuigingen: waakte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaakt (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
wakker blijven
Voorbeeld: `Ik heb de hele nacht bij hem gewaakt; tegen de ochtend ijlde hij niet meer.` Antoniem: slapen |
|
de waakvlam zelfst.naamw. (m./v.)
Uitspraak: ['wakflɑm] Verbuigingen: waakvlam|men (meerv.) |
vlam in een gasinstallatie die aangeeft dat er toevoer van gas is
|
|
de waakvlam zelfst.naamw. (m./v.)
Uitspraak: ['wakflɑm] Verbuigingen: waakvlam|men (meerv.) |
vlam in een gasinstallatie die aangeeft dat er toevoer van gas is
|
|
waakzaam bijv.naamw.
Uitspraak: ['waksam] |
mens die of dier dat goed oplet
Voorbeeld: `De bevolking wordt opgeroepen waakzaam te blijven.` Synoniem: alert |
|
waakzaamheid zelfst.naamw.
oplettendheid |
Bron: Wikiwoordenboek - waakzaamheid.
|
|
de Waal zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: [wal] Verbuigingen: Walen (meerv.) de Waal|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wal|sə] Verbuigingen: Waalse|n (meerv.) |
inwoner van Wallonië
Voorbeeld: `Walen en Vlamingen komen vaak niet goed overeen.` |
|
de Waal zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: [wal] Verbuigingen: Walen (meerv.) de Waal|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wal|sə] Verbuigingen: Waalse|n (meerv.) |
inwoner van Wallonië
Voorbeeld: `Walen en Vlamingen komen vaak niet goed overeen.` |
|
de Waal zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: [wal] Verbuigingen: Walen (meerv.) de Waal|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wal|sə] Verbuigingen: Waalse|n (meerv.) |
inwoner van Wallonië
Voorbeeld: `Walen en Vlamingen komen vaak niet goed overeen.` |
|
Waals bijv.naamw.
Uitspraak: [wals] |
wat betrekking heeft op Wallonië of de Walen
Voorbeelden: `het Waalse, Vlaamse en het Brusselse Hoofdstedelijke gewest`, `de Waalse politieke partijen` |
|
de Waal zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: [wal] Verbuigingen: Walen (meerv.) de Waal|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wal|sə] Verbuigingen: Waalse|n (meerv.) |
inwoner van Wallonië
Voorbeeld: `Walen en Vlamingen komen vaak niet goed overeen.` |
|
de waan zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: [wan] Verbuigingen: wanen (meerv.) |
gedachte die niet overeenkomt met de realiteit
Voorbeelden: `achtervolgingswaan`, `Ik verkeerde in de waan dat het vandaag vrijdag was.` iemand in de waan laten (iemand iets laten denken, terwijl je weet dat het niet klopt) `Hij dacht dat hij mij een geheim verklapte en ik liet hem maar in die waan.` de waan van de dag (wat iedereen op een bepaald moment bezighoudt, maar ook snel kan veranderen) `De politiek en de media laten zich te veel leiden door de waan van de dag.` |
|
wanen werkw.
|
[refl] 'zich ~': zich iets inbeelden wat niet waar is; een onterechte veronderstelling Voorbeeld: `Hij waande zich in de zevende hemel. ` Voorbeeld: `Het voetbalteam waande zich veilig na de 2-0 voorsprong. `
Bron: Wikiwoordenboek - wanen. |
|
wanen werkw.
|
[refl] 'zich ~': zich iets inbeelden wat niet waar is; een onterechte veronderstelling Voorbeeld: `Hij waande zich in de zevende hemel. ` Voorbeeld: `Het voetbalteam waande zich veilig na de 2-0 voorsprong. `
Bron: Wikiwoordenboek - wanen. |
|
waanstoornis zelfst.naamw.
|
[medisch] is een psychische aandoening waarbij een waan het op de voorgrond tredende symptoom is
Bron: Wikiwoordenboek - waanstoornis. |
|
wanen werkw.
|
[refl] 'zich ~': zich iets inbeelden wat niet waar is; een onterechte veronderstelling Voorbeeld: `Hij waande zich in de zevende hemel. ` Voorbeeld: `Het voetbalteam waande zich veilig na de 2-0 voorsprong. `
Bron: Wikiwoordenboek - wanen. |
|
de waanzin zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['wanzɪn] |
1) ziekte in je hoofd waardoor je niet goed weet wat je doet en dingen denkt die niet waar zijn medisch
Voorbeeld: `iemand tot waanzin drijven` Synoniemen: krankzinnigheid, gekte 2) grote onzin of dwaasheid Voorbeeld: `Het is waanzin om nog langer geld te steken in dat project.` |
|
I waanzinnig bijv.naamw.
Uitspraak: [wan'zɪnəx] |
1) lijdend aan waanzin (1) medisch
Voorbeeld: `Hij stierf waanzinnig, door een onbehandelde syfilis.` Synoniemen: gek, krankzinnig, gestoord 2) heel raar, overdreven of geweldig goed Voorbeelden: `waanzinnige bedragen`, `Wat een waanzinnig boek, ik vond het jammer toen ik het uit had!` |
|
II waanzinnig bijwoord
Uitspraak: [wan'zɪnəx] |
in overdreven mate
Voorbeeld: `waanzinnig hoge prijzen` Synoniemen: krankzinnig, erg |
|
I waar bijwoord
Uitspraak: [war] |
op welke plaats?
Voorbeelden: `Waar zullen we afspreken?`, `Ik weet niet waar mijn sleutels zijn.` |
|
II waar conjunction
Uitspraak: [war] |
<als uitdrukking van een lichte tegenstelling>
Voorbeeld: `Het aantal verkochte laptops bedraagt 16 miljoen stuks, waar het vorig jaar nog 11 miljoen was.` Synoniemen: terwijl, daar waar |
|
rondwaren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `rondwaren`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
waaraan bijwoord
Uitspraak: [war'an] |
aan dat wat is genoemd of aan dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `het project waaraan ik werk`, `Waaraan denk je?`, `Daaraan kun je dus zien dat het niet werkt!` |
|
waarachter bijwoord
Uitspraak: [war'ɑxtər] |
achter dat wat is genoemd of achter dat waar je naar verwijst
Voorbeeld: `De gang leidde naar een deur, waarachter een trap naar boven was.` |
|
waarachtig bijv.naamw.
Uitspraak: [war'ɑxtəx] |
echt
Voorbeelden: `een waarachtige liefde`, `Met de Waarachtige wordt God bedoeld.` Antoniem: vals Synoniemen: werkelijk, oprecht |
|
de waarachtigheid zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: [war'ɑxtəxhɛit] |
waarheid, oprechtheid
Voorbeelden: `de waarachtigheid of oprechtheid van iemand appreciëren`, `de waarachtigheid van de Bijbel ter discussie stellen` |
|
waarbij bijwoord
Uitspraak: [war'bɛi] |
bij dat wat is genoemd of bij dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `oefeningen waarbij je veel calorieën verbruikt`, `Het is een van de projecten waarbij ik betrokken ben.` |
|
waarbinnen bijwoord
Uitspraak: [war'bɪnə(n)] |
binnen dat wat is genoemd of binnen dat waar je naar verwijst
Voorbeeld: `de termijn waarbinnen moet worden betaald` |
|
de waarborg zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: ['warbɔrx] Verbuigingen: waarborg|en (meerv.) |
verzekering dat iets goed is of werkt
Voorbeelden: `waarborgsom`, `brandwaarborg` Synoniemen: garantie (1), zekerheid |
|
waarborgen werkw.
Uitspraak: ['warbɔrxə(n)] Verbuigingen: waarborgde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaarborgd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
als garantie geven
Voorbeeld: `De veiligheid van onze werknemers is gewaarborgd.` Synoniem: garanderen |
|
waarborgen werkw.
Uitspraak: ['warbɔrxə(n)] Verbuigingen: waarborgde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaarborgd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
als garantie geven
Voorbeeld: `De veiligheid van onze werknemers is gewaarborgd.` Synoniem: garanderen |
|
waarborgen werkw.
Uitspraak: ['warbɔrxə(n)] Verbuigingen: waarborgde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaarborgd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
als garantie geven
Voorbeeld: `De veiligheid van onze werknemers is gewaarborgd.` Synoniem: garanderen |
|
waarborgen werkw.
Uitspraak: ['warbɔrxə(n)] Verbuigingen: waarborgde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaarborgd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
als garantie geven
Voorbeeld: `De veiligheid van onze werknemers is gewaarborgd.` Synoniem: garanderen |
|
waarboven bijwoord
Uitspraak: [war'bovə(n)] |
boven dat wat is genoemd of boven dat waar je naar verwijst
Voorbeeld: `Selecteer de regel waarboven je een lege regel wilt toevoegen.` |
|
waarbuiten bijwoord
Uitspraak: [war'bœytə(n)] |
buiten dat wat is genoemd of buiten dat waar je naar verwijst
Voorbeeld: `De rode lijn geeft het gebied aan waarbuiten niet gebouwd mag worden.` |
|
Ia de waard zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: [wart] Verbuigingen: waard|en (meerv.) Ib de waard|in zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [war'd|ɪn] Verbuigingen: waardin|nen (meerv.) |
eigenaar van een herberg
buiten de waard gerekend hebben (je plan zien mislukken door een onverwachte omstandigheid) `Ik had buiten de waard gerekend; door een storing reden er geen treinen.` |
|
II waard bijv.naamw.
Uitspraak: [wart] |
waard zijn (betekenis of geldwaarde hebben) `Dit boek is vijf euro waard.`
voor wat je waard bent (zo goed als je kunt) `Hij vocht voor wat hij waard was.` |
|
I de waarde zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: ['wardə] Verbuigingen: waarde|n, waarde|s (meerv.) |
1) &
& & betekenis als bezit of ruilmiddel Voorbeelden: `De huizen zijn in waarde gestegen.`, `handelswaarde`, `Het schilderijtje heeft een emotionele waarde voor mij.` naar waarde schatten (appreciëren, waarderen) `Haar werk wordt ook in het buitenland naar waarde geschat.` 2) wat voor jou persoonlijk betekenis heeft Voorbeelden: `Hij is van grote waarde voor de ploeg.`, `Het schilderijtje heeft een emotionele waarde voor mij.`, `normen en waarden` Synoniem: belang waarde hechten aan iets (iets belangrijk vinden) `Ze hecht veel waarde aan goede omgangsvormen.` |
|
II waarde bijv.naamw.
Uitspraak: ['wardɘ] |
<aanhef die voorafgaat aan de persoon of personen tot wie je je richt in een toespraak of brief>
formeel Voorbeeld: `Waarde collega's, ...` Synoniemen: beste, geachte |
|
afwaarderen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `afwaarderen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Dit woord staat wél in de database: •waarderen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
afwaarderen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `afwaarderen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Dit woord staat wél in de database: •waarderen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
opwaarderen werkw.
Uitspraak: [ˈɔpwarderə(n)] Verbuigingen: waardeerde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgewaardeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
zorgen dat de waarde van iets toeneemt
Voorbeeld: `je beltegoed opwaarderen` |
|
overwaarderen werkw.
Uitspraak: ['ovərwarderə(n)] Verbuigingen: waardeerde over (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft overgewaardeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
te hoge waarde toekennen aan
Voorbeeld: `Een overgewaardeerde munt maakt export duurder en import kunstmatig goedkoop.` |
|
afwaarderen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `afwaarderen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Dit woord staat wél in de database: •waarderen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
waarderen werkw.
Uitspraak: [war'derə(n)] Verbuigingen: waardeerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaardeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
1) de waarde inzien van (iets of iemand)
Voorbeelden: `Ik waardeer het enorm dat je gekomen bent.`, `Ik voel me niet gewaardeerd op het werk.`, `U kunt uw gewaardeerde bijdrage storten op onderstaand rekeningnummer.` Synoniemen: appreciëren, op prijs stellen 2) de waarde bepalen van (iets) financieel Voorbeeld: `Het pand wordt gewaardeerd op twee miljoen euro.` Synoniemen: taxeren, schatten |
|
waarderen werkw.
Uitspraak: [war'derə(n)] Verbuigingen: waardeerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaardeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
1) de waarde inzien van (iets of iemand)
Voorbeelden: `Ik waardeer het enorm dat je gekomen bent.`, `Ik voel me niet gewaardeerd op het werk.`, `U kunt uw gewaardeerde bijdrage storten op onderstaand rekeningnummer.` Synoniemen: appreciëren, op prijs stellen 2) de waarde bepalen van (iets) financieel Voorbeeld: `Het pand wordt gewaardeerd op twee miljoen euro.` Synoniemen: taxeren, schatten |
|
waardeloos bijv.naamw.
Uitspraak: ['wardəlos] |
waaraan of aan wie je niets hebt, zonder waarde of van slechte kwaliteit
Voorbeelden: `een waardeloze film`, `De aandelen waren op slag waardeloos geworden.` Antoniem: waardevol |
|
waren werkw.
|
doelloos en rusteloos ronddwalen Voorbeeld: `Nog lang waarden de bendes plunderend door het hulpeloze land. `
Bron: Wikiwoordenboek - waren. |
|
het waardeoordeel zelfst.naamw.
Uitspraak: ['wardəordel] Verbuigingen: waardeoor|delen (meerv.) |
mening of iets goed of slechts is
Voorbeeld: `een waardeoordeel uitspreken over iets` |
|
het waardepapier zelfst.naamw.
Uitspraak: ['wardəpɑpir] Verbuigingen: waardepapier|en (meerv.) |
stuk bedrukt papier met een bepaalde geldwaarde
Voorbeeld: `Bankbilkjetten, cheques een effecten zijn voorbeelden van waardepapieren.` |
|
waarderen werkw.
Uitspraak: [war'derə(n)] Verbuigingen: waardeerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaardeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen |
1) de waarde inzien van (iets of iemand)
Voorbeelden: `Ik waardeer het enorm dat je gekomen bent.`, `Ik voel me niet gewaardeerd op het werk.`, `U kunt uw gewaardeerde bijdrage storten op onderstaand rekeningnummer.` Synoniemen: appreciëren, op prijs stellen 2) de waarde bepalen van (iets) financieel Voorbeeld: `Het pand wordt gewaardeerd op twee miljoen euro.` Synoniemen: taxeren, schatten |
|
de waardering zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: [war'derɪŋ] Verbuigingen: waardering|en (meerv.) |
besef dat iets of iemand waardevol is
Voorbeelden: `De burgemeester sprak zijn waardering uit voor de inzet van de vrijwilligers.`, `Hij kreeg veel waardering voor zijn optreden.`, `Ik heb weinig waardering voor mensen zoals hij.` Synoniem: achting |
|
de waardering zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: [war'derɪŋ] Verbuigingen: waardering|en (meerv.) |
besef dat iets of iemand waardevol is
Voorbeelden: `De burgemeester sprak zijn waardering uit voor de inzet van de vrijwilligers.`, `Hij kreeg veel waardering voor zijn optreden.`, `Ik heb weinig waardering voor mensen zoals hij.` Synoniem: achting |
|
I de waarde zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: ['wardə] Verbuigingen: waarde|n, waarde|s (meerv.) |
1)betekenis als bezit of ruilmiddel
Voorbeelden: `De huizen zijn in waarde gestegen.`, `handelswaarde`, `Het schilderijtje heeft een emotionele waarde voor mij.` naar waarde schatten (appreciëren, waarderen) `Haar werk wordt ook in het buitenland naar waarde geschat.` 2) wat voor jou persoonlijk betekenis heeft Voorbeelden: `Hij is van grote waarde voor de ploeg.`, `Het schilderijtje heeft een emotionele waarde voor mij.`, `normen en waarden` Synoniem: belang waarde hechten aan iets (iets belangrijk vinden) `Ze hecht veel waarde aan goede omgangsvormen.` |
|
II waarde bijv.naamw.
Uitspraak: ['wardɘ] |
<aanhef die voorafgaat aan de persoon of personen tot wie je je richt in een toespraak of brief>
formeel Voorbeeld: `Waarde collega's, ...` Synoniemen: beste, geachte |
|
waardevol bijv.naamw.
Uitspraak: ['wardəvɔl] |
met een grote waarde of betekenis
Voorbeelden: `een waardevolle bijdrage leveren`, `Het museum heeft een waardevolle collectie oude manuscripten.` Antoniem: waardeloos Synoniemen: betekenisvol, kostbaar |
|
waardig bijv.naamw.
Uitspraak: ['wardəx] |
in overeenstemming met of met respect voor de betekenis, waarde of rang van iets of iemand
Voorbeelden: `De penningmeester kreeg een waardig afscheid.`, `Hij is een waardige opvolger.`, `je waardig gedragen` |
|
de waardigheid zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: ['wardəxhɛit] Verbuigingen: waardig|heden (meerv.) |
het waardig zijn van iets of iemand
Voorbeelden: `Foltering is de ergste schending van de menselijke waardigheid.`, `iets of iemand in zijn waardigheid herstellen` Synoniem: digniteit |
|
waarde hechten aan iets
|
(iets belangrijk vinden)
|
|
naar waarde schatten
|
(appreciëren, waarderen) `Haar werk wordt ook in het buitenland naar waarde geschat.`
|
|
waarmaken
werkw. Uitspraak: ['warmakə(n)] Verbuigingen: maakte waar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft waargemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets wat je belooft of wat van je verwacht wordt) laten gebeuren
Voorbeeld: `De president heeft de hoge verwachtingen niet waargemaakt.` Synoniemen: verwezenlijken, realiseren zich waarmaken (tonen wat je kunt en doen wat er van je verwacht wordt) `Ik heb me bij deze club kunnen waarmaken als speler en als trainer.` |
|
waarnemen
werkw. Uitspraak: ['warnemə(n)] Verbuigingen: nam waar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft waargenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zien, horen, ruiken of voelen
Voorbeeld: `Toen ik de koelkast opende, nam ik een vieze geur waar.` Synoniemen: gewaarworden, bemerken, registreren 2) (een taak) tijdelijk vervullen in iemands plaats Voorbeelden: `Is er iemand die kan waarnemen tijdens haar zwangerschap?`, `waarnemen voor iemand`, `waarnemend burgemeester` |
|
waarzeggen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `waarzeggen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Dit woord staat wél in de database: •waarzegden |
|
de waarheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['warhɛit] Verbuigingen: waar|heden (meerv.) |
woorden die waar (2) zijn
Voorbeelden: `de waarheid vertellen/zeggen`, `naar waarheid antwoorden` Antoniem: leugen |
|
een waarheid als een koe
|
(iets wat vanzelfsprekend is, wat iedereen weet) Synoniem: open deur
|
|
halve waarheden
|
(woorden die niet helemaal waar zijn of niet de hele waarheid vertellen)
|
|
De waarheid ligt in het midden.
|
(noch het een noch het ander is helemaal waar)
|
|
het uur van de waarheid
|
(het beslissende moment) `Het uur van de waarheid is aangebroken voor het Nederlandse elftal.`
|
|
waarheen
bijwoord Uitspraak: [war'hen] |
naar welke plaats
Voorbeeld: `Ze is verhuisd, maar ik weet niet waarheen.` |
|
de waarheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['warhɛit] Verbuigingen: waar|heden (meerv.) |
woorden die waar (2) zijn
Voorbeelden: `de waarheid vertellen/zeggen`, `naar waarheid antwoorden` Antoniem: leugen |
|
een waarheid als een koe
|
(iets wat vanzelfsprekend is, wat iedereen weet) Synoniem: open deur
|
|
halve waarheden
|
(woorden die niet helemaal waar zijn of niet de hele waarheid vertellen)
|
|
De waarheid ligt in het midden.
|
(noch het een noch het ander is helemaal waar)
|
|
het uur van de waarheid
|
(het beslissende moment) `Het uur van de waarheid is aangebroken voor het Nederlandse elftal.`
|
|
waarheidsgetrouw
bijv.naamw. Uitspraak: ['warhɛitsxətrɑu] |
wat overeenkomt met de waarheid
Voorbeelden: `De afbeeldingen op onze website zijn een waarheidsgetrouwe weergave van de aangeboden producten.`, `een waarheidsgetrouw beeld schetsen van...` |
|
waarin
bijwoord Uitspraak: [war'ɪn] |
in dat wat is genoemd of in dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waarin zit het verschil?`, `een bos waarin je makkelijk kunt verdwalen` |
|
waarlangs
bijwoord Uitspraak: [war'lɑŋs] |
langs dat wat is genoemd of langs dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Het riviertje waarlangs ik fiets, staat bijna helemaal droog.`, `het pad waarlangs je de top kunt bereiken` |
|
waardoor
bijwoord Uitspraak: [war'dor] |
door dat wat is genoemd of door dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waardoor wordt de opwarming van de aarde veroorzaakt?`, `Weet jij waardoor het komt?` |
|
waarlijk
bijwoord |
echt, volgens de waarheid
|
|
waarmaken
werkw. Uitspraak: ['warmakə(n)] Verbuigingen: maakte waar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft waargemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets wat je belooft of wat van je verwacht wordt) laten gebeuren
Voorbeeld: `De president heeft de hoge verwachtingen niet waargemaakt.` Synoniemen: verwezenlijken, realiseren zich waarmaken (tonen wat je kunt en doen wat er van je verwacht wordt) `Ik heb me bij deze club kunnen waarmaken als speler en als trainer.` |
|
waarmede
bijwoord Uitspraak: [war'medə] |
met dat wat is genoemd of met dat waar je naar verwijst formeel
Voorbeeld: `De wet stelt de criteria vast waarmede rekening dient gehouden te worden.` Synoniem: waarmee |
|
waarmee
bijwoord Uitspraak: [war'me] |
met dat wat is genoemd of met dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waarmee kan ik u van dienst zijn?`, `een printer waarmee je kunt kopiëren` |
|
waarmerken
werkw. Uitspraak: ['warmɛrkə(n)] Verbuigingen: waarmerkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaarmerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een handtekening of stempel officieel bevestigen
Voorbeelden: `een gewaarmerkt afschrift`, `een gewaarmerkt document` |
|
waarmerken
werkw. Uitspraak: ['warmɛrkə(n)] Verbuigingen: waarmerkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaarmerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een handtekening of stempel officieel bevestigen
Voorbeelden: `een gewaarmerkt afschrift`, `een gewaarmerkt document` |
|
waarmerken
werkw. Uitspraak: ['warmɛrkə(n)] Verbuigingen: waarmerkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaarmerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een handtekening of stempel officieel bevestigen
Voorbeelden: `een gewaarmerkt afschrift`, `een gewaarmerkt document` |
|
waarmerken
werkw. Uitspraak: ['warmɛrkə(n)] Verbuigingen: waarmerkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaarmerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een handtekening of stempel officieel bevestigen
Voorbeelden: `een gewaarmerkt afschrift`, `een gewaarmerkt document` |
|
waarna
bijwoord Uitspraak: [war'na] |
na dat wat is genoemd of na dat waar je naar verwijst
Voorbeeld: `Op het kruispunt ga je linksaf, waarna je de eerste weg rechts neemt.` Synoniem: waarop |
|
waarnaar
bijwoord Uitspraak: [war'nar] |
naar dat wat is genoemd of naar dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `&&&Waarnaar zit je te kijken?`, `de site waarnaar verwezen wordt` |
|
waarneembaar
bijv.naamw. Uitspraak: [war'nembar] |
wat je kunt opmerken
Voorbeeld: `Bepaalde geluiden zijn door de mens niet waarneembaar.` Synoniem: merkbaar |
|
waarnemen
werkw. Uitspraak: ['warnemə(n)] Verbuigingen: nam waar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft waargenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zien, horen, ruiken of voelen
Voorbeeld: `Toen ik de koelkast opende, nam ik een vieze geur waar.` Synoniemen: gewaarworden, bemerken, registreren 2) (een taak) tijdelijk vervullen in iemands plaats Voorbeelden: `Is er iemand die kan waarnemen tijdens haar zwangerschap?`, `waarnemen voor iemand`, `waarnemend burgemeester` |
|
de waarnemer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['warnemər] Verbuigingen: waarnemer|s (meerv.) de waar|neemster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['war|nemstər] Verbuigingen: waarneemster|s (meerv.) |
iemand die iets waarneemt (1) of waarnemingen doet
Voorbeelden: `tijdwaarnemer`, `zaakwaarnemer`, `regeringswaarnemer` |
|
de waarneming
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['warnemɪŋ] Verbuigingen: waarneming|en (meerv.) |
iets wat of keer dat je waarneemt (1)
Voorbeeld: `waarnemingen doen` Synoniemen: observatie, perceptie |
|
waarom
bijwoord Uitspraak: [war'ɔm] |
1) om welke reden of met welk doel(?)
Voorbeelden: `Waarom geef je geen antwoord?`, `Ik zie niet in waarom.` Synoniemen: hoezo, vanwaar 2) om wat(?) Voorbeeld: `de denkbeeldige as waarom de aarde draait` |
|
waaromheen
bijwoord Uitspraak: [warɔm'hen] |
om dat wat is genoemd heen of om dat heen waar je naar verwijst
Voorbeeld: `De ring is bezet met een grote saffier, waaromheen 20 briljanten zitten.` |
|
waaronder
bijwoord Uitspraak: [war'ɔndər] |
onder dat wat is genoemd of onder dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waar valt dit onder?`, `Er zijn veel kerken in de stad, waaronder enkele middeleeuwse.` |
|
waarop
bijwoord Uitspraak: [war'ɔp] |
1) op dat wat is genoemd of op dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waar baseer je dat op?`, `De stoel waarop je zit, is niet stevig.` 2) na dat wat is genoemd of na dat waar je naar verwijst Voorbeeld: `Ik begon te lachen, waarop hij kwaad wegliep.` Synoniem: waarna |
|
waarover
bijwoord Uitspraak: [war'ovər] |
over dat wat is genoemd of over dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Het is een kwestie waarover de historici zelf het niet eens zijn.`, `Waarover gaat dit boek?` |
|
de waarneming
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['warnemɪŋ] Verbuigingen: waarneming|en (meerv.) |
iets wat of keer dat je waarneemt (1)
Voorbeeld: `waarnemingen doen` Synoniemen: observatie, perceptie |
|
I waarschijnlijk
bijv.naamw. Uitspraak: [war'sxɛinlək] |
waarvan de kans groot is dat het zo is
Voorbeelden: `de waarschijnlijke opvolger`, `de waarschijnlijke oorsprong`, `Dat het zo is gegaan, is niet erg waarschijnlijk.` Antoniem: onwaarschijnlijk Synoniem: vermoedelijk |
|
II waarschijnlijk
bijwoord Uitspraak: [war'sxɛinlək] |
zoals je kunt verwachten of mag aannemen
Voorbeeld: `Waarschijnlijk gaat het morgen regenen.` Synoniem: vermoedelijk |
|
de waarschijnlijkheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [war'sxɛinləkhɛit] Verbuigingen: waarschijnlijk|heden (meerv.) |
mate waarin iets waarschijnlijk is
naar alle waarschijnlijkheid (heel waarschijnlijk) |
|
waarschijnlijkheidsdichtheid
zelfst.naamw. |
[statistiek] de limietwaarde die de waarschijnlijkheid aanneemt in een infinitesimaal deel van het domein van een continue verdeling
|
|
waarschuwen
werkw. Uitspraak: ['warsxywə(n)] Verbuigingen: waarschuwde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaarschuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) &
& & (iemand) opmerkzaam maken op dreigen gevaar Voorbeelden: `Ik probeerde je te waarschuwen, maar je hoorde me niet.`, `Ik heb je nog zo gewaarschuwd.`, `Je bent gewaarschuwd!`, `waarschuwen voor iets of iemand` 2) (iemand iets) laten weten Voorbeelden: `We hebben meteen de dokter gewaarschuwd.`, `Wil je me even waarschuwen als de film begint?` Synoniem: attenderen op |
|
waarschuwen
werkw. Uitspraak: ['warsxywə(n)] Verbuigingen: waarschuwde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaarschuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) &
& & (iemand) opmerkzaam maken op dreigen gevaar Voorbeelden: `Ik probeerde je te waarschuwen, maar je hoorde me niet.`, `Ik heb je nog zo gewaarschuwd.`, `Je bent gewaarschuwd!`, `waarschuwen voor iets of iemand` 2) (iemand iets) laten weten Voorbeelden: `We hebben meteen de dokter gewaarschuwd.`, `Wil je me even waarschuwen als de film begint?` Synoniem: attenderen op |
|
de waarschuwing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['warsxywɪŋ] Verbuigingen: waarschuwing|en (meerv.) |
keer dat je gewaarschuwd (1) wordt
Voorbeelden: `Zonder waarschuwing werd ik de klas uitgestuurd.`, `Je bent dom als je die waarschuwing niet serieus neemt.` |
|
de waarschuwing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['warsxywɪŋ] Verbuigingen: waarschuwing|en (meerv.) |
keer dat je gewaarschuwd (1) wordt
Voorbeelden: `Zonder waarschuwing werd ik de klas uitgestuurd.`, `Je bent dom als je die waarschuwing niet serieus neemt.` |
|
het waarschuwingsbord
zelfst.naamw. Uitspraak: ['warsxywɪŋsbɔrt] Verbuigingen: waarschuwingsbord|en (meerv.) |
(verkeers)bord met een symbool en/of een opschrift dat je voor iets waarschuwt
Voorbeeld: `een geel, driehoekig waarschuwingsbord met een zwarte rand en een zwart symbool in het midden` |
|
waarschuwingsfase
zelfst.naamw. |
dat deel van een plan waarin nog slechts een waarschuwing gegeven wordt voor een mogelijke evacuatie Voorbeeld: `Het signaal voor de waarschuwingsfase is al gegeven.
|
|
waarschuwingsfase
zelfst.naamw. |
dat deel van een plan waarin nog slechts een waarschuwing gegeven wordt voor een mogelijke evacuatie Voorbeeld: `Het signaal voor de waarschuwingsfase is al gegeven. `
|
|
waarschuwen
werkw. Uitspraak: ['warsxywə(n)] Verbuigingen: waarschuwde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaarschuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) &
& & (iemand) opmerkzaam maken op dreigen gevaar Voorbeelden: `Ik probeerde je te waarschuwen, maar je hoorde me niet.`, `Ik heb je nog zo gewaarschuwd.`, `Je bent gewaarschuwd!`, `waarschuwen voor iets of iemand` 2) (iemand iets) laten weten Voorbeelden: `We hebben meteen de dokter gewaarschuwd.`, `Wil je me even waarschuwen als de film begint?` Synoniem: attenderen op |
|
waren
werkw. |
doelloos en rusteloos ronddwalen Voorbeeld: `Nog lang waarden de bendes plunderend door het hulpeloze land. `
|
|
waartegen
bijwoord Uitspraak: [war'texə(n)] |
tegen dat wat is genoemd of tegen dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waartegen moet ik me laten inenten?`, `Trouwen was iets waartegen ik altijd opzag.` |
|
waartegenover
bijwoord Uitspraak: [wartexə(n)'ovər] |
tegenover dat wat is genoemd of tegenover dat waar je naar verwijst
Voorbeeld: `Ze zijn de school waartegenover ik woon, aan het verbouwen.` |
|
waartoe
bijwoord Uitspraak: [war'tu] |
tot dat wat is genoemd of tot dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waartoe leidt dit ?`, `de orde van zoogdieren, waartoe het varken behoort` |
|
waartussen
bijwoord Uitspraak: [war'tʏsə(n)] |
tussen dat wat is genoemd of tussen dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `eeuwenoude ruïnes waartussen je je in lang vervlogen tijden waant`, `Het dorpje is nauwelijks toegankelijk door de bergen waartussen het gelegen is.` |
|
waaruit
bijwoord Uitspraak: [war'œyt] |
uit dat wat is genoemd of uit dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waaruit bestaat het hoofdgerecht?`, `Er zijn drie opties waaruit je kunt kiezen.` |
|
waarvan
bijwoord Uitspraak: [war'vɑn] |
van dat wat is genoemd of van dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waarvan kun je aids krijgen?`, `Er staan vijf woorden, waarvan er maar een juist gespeld is.`, `Kunnen wij de stukken zien op basis waarvan dit besluit genomen is?` |
|
waarvandaan
bijwoord Uitspraak: [warvɑn'dan] |
vanaf de plaats die is genoemd of waar je naar verwijst
Voorbeeld: `Wat is het telefoonnummer waarvandaan je gebeld bent?` Synoniem: vanwaar |
|
waarvoor
bijwoord Uitspraak: [war'vor] |
voor dat wat is genoemd of voor dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waarvoor dient het?`, `Het is een probleem waarvoor ik geen oplossing heb.` |
|
waarzeggen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `waarzeggen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Dit woord staat wél in de database: •waarzegden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
waarzeggerij
zelfst.naamw. |
het voorspellen van de toekomst langs magische weg Voorbeeld: `Geloof jij in waarzeggerij? `
|
|
waarzeggerij
zelfst.naamw. |
het voorspellen van de toekomst langs magische weg Voorbeeld: `Geloof jij in waarzeggerij?
|
|
waas
zelfst.naamw. |
een vage weerschijn die over een voorwerp ligt
|
|
wablief
tussenwerpsel Uitspraak: [ˈwɑblif] |
<verzoek om herhaling als je iemand niet goed verstaat>
|
|
I de wacht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɑxt] Verbuigingen: wacht|en (meerv.) |
1) keer dat je iets bewaakt
Voorbeelden: `op wacht staan`, `Twee soldaten hielden de wacht bij de poort.` Synoniem: bewaking 2) personen die voor de wacht (1) zorgen Voorbeelden: `de wacht aflossen`, `de wisseling van de wacht`, `burgerwacht` Synoniem: bewakers 3) iets in de wacht slepen (iets bemachtigen, meestal na een inspanning en ten koste van iemand anders) `De film heeft twee Oscars in de wacht gesleept.` 4) de wacht aanzeggen (dwingen te stoppen of zich anders te gedragen) `De renner is door zijn team de wacht aangezegd.` 5) iemand in de wacht zetten (iemand met wie je telefoneert laten wachten zodat je een ander telefoongesprek kunt voeren) |
|
afwachten
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwɑxtə(n)] Verbuigingen: wachtte af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op iets wachten of wachten tot iets gebeurt
Voorbeelden: `We wachten op het ontmoetingspunt je komst af.`, `afwachten of iets een succes wordt` |
|
inwachten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `inwachten`. Dit woord staat wél in de database: •wachten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
opwachten
werkw. Uitspraak: ['ɔpwɑxtə(n)] Verbuigingen: wachtte op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens op iemand wachten
Voorbeeld: `je kind opwachten aan de schoolpoort` |
|
wachten
werkw. Uitspraak: ['wɑxtə(n)] Verbuigingen: wachtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
blijven waar je bent of niets doen totdat er iets gebeurt
Voorbeelden: `voor het stoplicht wachten`, `Waar wacht je op?`, `Ik wacht nog even met boeken totdat de reis definitief doorgaat.`, `wachthokje` |
|
Wacht eens even...
|
(<dit zeg je als je opeens iets bedenkt>) `Wacht eens even... is dat niet onze nieuwe buurman?`
|
|
Het wachten is op...
|
(<dit zeg je van iets dat je verwacht of waar je naar uitkijkt>) `Het wachten is op de eerste dode.`
|
|
je te wachten staan
|
(je zullen overkomen) `Wat voor rampen staan ons nog meer te wachten?`
|
|
niet zitten te wachten op iets of iemand
|
(niet verlangen naar de komst van iets of iemand of hopen dat iets niet gebeurt, iemand niet komt enz.) `Op zo'n nieuw kookboek zit toch niemand te wachten!`
|
|
Wacht maar!
|
(<als bedreiging of waarschuwing>) `Wacht maar, ze zijn nog niet van me af!`
|
|
zich wachten voor
reflexief werkw. Uitspraak: ['wɑxtə(n) vor] Verbuigingen: wachtte zich voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich gewacht voor (volt.deelw.) |
oppassen voor
Voorbeeld: `Wacht je voor mensen die je goede raad willen geven.` Synoniemen: uitkijken voor, op je hoede zijn voor |
|
de wachter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑxtər] Verbuigingen: wachter|s (meerv.) de wachter|es zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wɑxtə'r|ɛs] Verbuigingen: wachteres|sen (meerv.) |
iemand die iets bewaakt
Voorbeelden: `parkeerwachter`, `boswachter` Synoniemen: bewaker, wacht |
|
inwachten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `inwachten`. Dit woord staat wél in de database: •wachten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
het wachtgeld
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑxtxɛlt] Verbuigingen: wachtgeld|en (meerv.) |
1) (tijdelijke) uitkering voor werkloos geworden politici en ambtenaren tot aan hun pensioen of totdat ze een andere betrekking hebben
Voorbeelden: `wachtgeldregeling`, `wachtgeldverzekering` 2) (tijdelijke) uitkering voor minderjarige schoolverlaters Voorbeeld: `Als je wachtgeld wilt ontvangen, moet je je zo snel mogelijk inschrijven bij de VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling).` |
|
wachtgeldregeling
zelfst.naamw. |
•een regeling waarbij iemand die tijdelijk werkloos wordt recht heeft op een uitkering
• Voorbeeld: `Deze wachtgeldregeling is zeker niet slecht te noemen. ` •tweede betekenisomschrijving. • Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` •enz. |
|
wachtlopen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wachtlopen`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
het wachthuisje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑxthœyʃə] Verbuigingen: wachthuisje|s (meerv.) |
klein, open huisje dat je beschermt tegen het weer als je op iets wacht
Voorbeeld: `Bij slecht weer staan alle reizigers in het wachthuisje op de bus te wachten` Synoniem: abri |
|
de wachtkamer
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑxtkamər] Verbuigingen: wachtkamer|s (meerv.) |
ruimte in een gebouw waar je moet wachten, bijvoorbeeld bij de dokter
|
|
de wachtkamer
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑxtkamər] Verbuigingen: wachtkamer|s (meerv.) |
ruimte in een gebouw waar je moet wachten, bijvoorbeeld bij de dokter
|
|
de wachtlijst
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑxtlɛist] Verbuigingen: wachtlijst|en (meerv.) |
lijst van personen die op hun beurt wachten
Voorbeeld: `Er is een lange wachtlijst voor goedkope huurwoningen.` |
|
de wachtlijst
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑxtlɛist] Verbuigingen: wachtlijst|en (meerv.) |
lijst van personen die op hun beurt wachten
Voorbeeld: `Er is een lange wachtlijst voor goedkope huurwoningen.` |
|
de wachtrij
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑxtrɛi] Verbuigingen: wachtrij|en (meerv.) |
opeenvolging van dingen of mensen die op hun beurt wachten
Voorbeelden: `Er staan nog drie bestanden in de wachtrij van je printer.`, `een lange wachtrij voor de ingang van het concertgebouw` |
|
afwachten
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwɑxtə(n)] Verbuigingen: wachtte af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op iets wachten of wachten tot iets gebeurt
Voorbeelden: `We wachten op het ontmoetingspunt je komst af.`, `afwachten of iets een succes wordt` |
|
wachten
werkw. Uitspraak: ['wɑxtə(n)] Verbuigingen: wachtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
blijven waar je bent of niets doen totdat er iets gebeurt
Voorbeelden: `voor het stoplicht wachten`, `Waar wacht je op?`, `Ik wacht nog even met boeken totdat de reis definitief doorgaat.`, `wachthokje |
|
Wacht eens even...
|
(<dit zeg je als je opeens iets bedenkt>) `Wacht eens even... is dat niet onze nieuwe buurman?`
|
|
Het wachten is op...
|
(<dit zeg je van iets dat je verwacht of waar je naar uitkijkt>) `Het wachten is op de eerste dode.`
|
|
je te wachten staan
|
(je zullen overkomen) `Wat voor rampen staan ons nog meer te wachten?`
|
|
niet zitten te wachten op iets of iemand
|
(niet verlangen naar de komst van iets of iemand of hopen dat iets niet gebeurt, iemand niet komt enz.) `Op zo'n nieuw kookboek zit toch niemand te wachten!`
|
|
Wacht maar!
|
(<als bedreiging of waarschuwing>) `Wacht maar, ze zijn nog niet van me af!`
|
|
de wachttijd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑxtɛit] Verbuigingen: wachttijd|en (meerv.) |
periode dat je op iets of iemand moet wachten
Voorbeeld: `De gemiddelde wachttijd bedraagt een tot twee weken.` |
|
het wachtwoord
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑxtwort] Verbuigingen: wachtwoord|en (meerv.) |
geheim woord dat je moet zeggen of typen voor je toegang krijgt
Voorbeeld: `een wachtwoord opgeven` Synoniem: paswoord |
|
het wachtwoord
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑxtwort] Verbuigingen: wachtwoord|en (meerv.) |
geheim woord dat je moet zeggen of typen voor je toegang krijgt
Voorbeeld: `een wachtwoord opgeven` Synoniem: paswoord |
|
het wad
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɑt] Verbuigingen: wad|den (meerv.) |
gebied dat bestaat uit zand en slijk en dat bij vloed onder water staat
Voorbeeld: `wadfauna` |
|
Wadden
zelfst.naamw. |
een ondiep deel van de Noordzee tussen het vasteland en de reeks eilanden van Texel tot Rømø Voorbeeld: `De Wadden zijn ecologisch een kwetsbaar gebied.
|
|
het waddengebied
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑdə(n)xəbit] Verbuigingen: waddengebied|en (meerv.) |
geheel van kusten en eilanden waar wadden voorkomen
Voorbeeld: `Het waddengebied loopt van Den Helder tot aan het Deense Esbjerg.` |
|
waden
werkw. Uitspraak: ['wadə(n)] Verbuigingen: waadde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft en is gewaad (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door ondiep water lopen
Voorbeeld: `Verderop is een plaats waar je door de rivier kunt waden.` |
|
de wadjan
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑdjɑn] Verbuigingen: wadjan|s (meerv.) |
diepe koekenpan met een halfronde bodem van gietijzer of staal waarin je groenten en vlees kunt bakken
Voorbeeld: `groentjes kort bakken in de wadjan` Synoniem: wok |
|
wadlopen
zelfst.naamw. |
het betreden van het wad bij laagwater
|
|
de wafel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wafəl] Verbuigingen: wafel|s, wafel|en (meerv.) |
1) zoete koek met een patroon van vierkantjes culinair
Voorbeeld: `een wafel met slagroom` 2) mond anatomieinformeel Voorbeeld: `Hou je wafel!` |
|
de wafel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wafəl] Verbuigingen: wafel|s, wafel|en (meerv.) |
1) zoete koek met een patroon van vierkantjes culinair
Voorbeeld: `een wafel met slagroom` 2) mond anatomieinformeel Voorbeeld: `Hou je wafel!` |
|
wafelijzer
zelfst.naamw. |
[kookkunst] een toestel waarin wafels gebakken worden
|
|
wafelijzer
zelfst.naamw |
[kookkunst] een toestel waarin wafels gebakken worden
|
|
de wafel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wafəl] Verbuigingen: wafel|s, wafel|en (meerv.) |
1) zoete koek met een patroon van vierkantjes culinair
Voorbeeld: `een wafel met slagroom` 2) mond anatomieinformeel Voorbeeld: `Hou je wafel!` |
|
I de wagen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['waxə(n)] Verbuigingen: wagen|s (meerv.) |
1) voertuig, meestal op vier wielen en zonder motor
Voorbeelden: `aanhangwagen`, `winkelwagentje` Synoniem: kar 2) auto Voorbeeld: `vrachtwagen` |
|
II wagen
werkw. Uitspraak: ['waxə(n)] Verbuigingen: waagde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets gevaarlijks of iets waarvan je niet goed weet of het zal lukken) doen
Voorbeelden: `een poging wagen`, `Hij waagde het erop en liet zijn paraplu thuis.`, `Waag het niet om dichterbij te komen!`, `Ik waag mij niet op het ijs.`, `waaghals` Synoniem: riskeren |
|
waggelen
werkw. Uitspraak: ['wɑxələ(n)] Verbuigingen: waggelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaggeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
lopen waarbij de bovenkant van je lichaam van links naar rechts beweegt
Voorbeeld: `De eendjes waggelden achter hun moeder aan.` |
|
waggelen
werkw. Uitspraak: ['wɑxələ(n)] Verbuigingen: waggelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaggeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
lopen waarbij de bovenkant van je lichaam van links naar rechts beweegt
Voorbeeld: `De eendjes waggelden achter hun moeder aan.` |
|
waggelen
werkw. Uitspraak: ['wɑxələ(n)] Verbuigingen: waggelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaggeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
lopen waarbij de bovenkant van je lichaam van links naar rechts beweegt
Voorbeeld: `De eendjes waggelden achter hun moeder aan.` |
|
waggelen
werkw. Uitspraak: ['wɑxələ(n)] Verbuigingen: waggelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaggeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
lopen waarbij de bovenkant van je lichaam van links naar rechts beweegt
Voorbeeld: `De eendjes waggelden achter hun moeder aan.` |
|
de wagon
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wa'xɔn] Verbuigingen: wagon|s (meerv.) |
treinwagen zonder motor voor goederen of mensen ouderwets
Voorbeeld: `In de achterste wagon was nog plaats.` Synoniem: rijtuig |
|
de wagon
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wa'xɔn] Verbuigingen: wagon|s (meerv.) |
treinwagen zonder motor voor goederen of mensen ouderwets
Voorbeeld: `In de achterste wagon was nog plaats.` Synoniem: rijtuig |
|
het wak
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɑk] Verbuigingen: wak|ken (meerv.) |
gat in het ijs
Voorbeeld: `Er zitten twee eendjes in het wak.` |
|
wake
zelfst.naamw. |
een bijeenkomst om een overledene te herdenken Voorbeeld: `Na haar overlijden werd er een wake gehouden. `
|
|
wakeboarden
werkw. Afbreekpatroon: 'wake - boar - den Herkomst: «Engels Verbuigingen: wakeboardde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewakeboard (volt.deelw.) |
op een board over het water skiën waarbij hoge spectaculaire sprongen worden gemaakt sportwatersport
Voorbeeld: `bij wakeboarden gaat het juist om de sprong hoog de lucht in` |
|
wakeboarden
werkw. Afbreekpatroon: 'wake - boar - den Herkomst: «Engels Verbuigingen: wakeboardde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewakeboard (volt.deelw.) |
op een board over het water skiën waarbij hoge spectaculaire sprongen worden gemaakt sportwatersport
Voorbeeld: `bij wakeboarden gaat het juist om de sprong hoog de lucht in` |
|
wakeboarden
werkw. Afbreekpatroon: 'wake - boar - den Herkomst: «Engels Verbuigingen: wakeboardde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewakeboard (volt.deelw.) |
op een board over het water skiën waarbij hoge spectaculaire sprongen worden gemaakt sportwatersport
Voorbeeld: `bij wakeboarden gaat het juist om de sprong hoog de lucht in` |
|
wakeboarden
werkw. Afbreekpatroon: 'wake - boar - den Herkomst: «Engels Verbuigingen: wakeboardde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewakeboard (volt.deelw.) |
op een board over het water skiën waarbij hoge spectaculaire sprongen worden gemaakt sportwatersport
Voorbeeld: `bij wakeboarden gaat het juist om de sprong hoog de lucht in` |
|
waken
werkw. Uitspraak: ['wakə(n)] Verbuigingen: waakte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
wakker blijven
Voorbeeld: `Ik heb de hele nacht bij hem gewaakt; tegen de ochtend ijlde hij niet meer.` Antoniem: slapen |
|
waken over
werkw. Uitspraak: ['wakə(n) ovər] Verbuigingen: waakte over (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaakt over (volt.deelw.) |
passen op (iets of iemand) en beschermen
Voorbeeld: `De commissie waakt over het welzijn van proefdieren.` |
|
waken voor
werkw. Uitspraak: ['wakə(n) vor] Verbuigingen: waakte voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaakt voor (volt.deelw.) |
1) passen op (iets) en beschermen
Voorbeeld: `We moeten waken voor onze persoonlijke vrijheid.` 2) proberen te voorkomen Voorbeelden: `We moeten waken voor al te voorbarige conclusies.`, `De regering moet ervoor waken dat de bezuinigingen de zwaksten treffen.` |
|
het wak
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɑk] Verbuigingen: wak|ken (meerv.) |
gat in het ijs
Voorbeeld: `Er zitten twee eendjes in het wak.` |
|
wakker
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɑkər] |
als je niet slaapt
Voorbeelden: `Ik ben nog niet helemaal wakker.`, `wakker worden`, `Voor zoiets mag je me altijd wakker maken.` Antoniemen: slapend, in slaap, wakker liggen van iets (je zorgen maken over iets) `Daar lig ik niet wakker van.` |
|
aanwakkeren
werkw. Uitspraak: [ˈanwɑkərə(n)] Verbuigingen: wakkerde aan (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (van de wind of van vuur) heviger worden
Verbuigingen: is aangewakkerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `De wind wakkerde aan tot windkracht 7.` Synoniem: toenemen 2) heftiger doen worden Verbuigingen: heeft aangewakkerd (volt.deelw.) Voorbeelden: `vuur aanwakkeren`, `een discussie aanwakkeren` |
|
wakvlakte
zelfst.naamw. |
groot ijsvrij gebied temidden van pakijs Voorbeeld: `Een wakvlakte kan in de poolzee onstaan als er plek is waar warmer water opwelt
|
|
wallen onder de ogen hebben
|
(dikke, halve kringen onder je ogen hebben, bijvoorbeeld van vermoeidheid)
|
|
de wal
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɑl] Verbuigingen: wal|len (meerv.) |
1) lange, kunstmatig aangelegde hoop grond of de muren rondom een stad of burcht
Voorbeeld: `stadswal 2) kunstmatig verstevigde begrenzing van water, bijvoorbeeld in een haven Voorbeeld: `aan wal gaan` |
|
van wal steken
|
(beginnen te vertellen)
|
|
tussen wal en schip vallen
|
nergens bij horen) `Veel vroegtijdige schoolverlaters vallen tussen wal en schip.`
|
|
de Walletjes
|
(de hoerenbuurt in Amsterdam)
|
|
de Waal
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wal] Verbuigingen: Walen (meerv.) de Waal|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wal|sə] Verbuigingen: Waalse|n (meerv.) |
inwoner van Wallonië
Voorbeeld: `Walen en Vlamingen komen vaak niet goed overeen.` |
|
Wales
zelfst.naamw. |
een van de delen van het Verenigd Koninkrijk, gelegen op een groot eiland in het noordwesten van Europa
|
|
walgen
werkw. |
hevige afkeer voelen voor iets
|
|
walgelijk
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɑlxələk] |
waar je een grote afkeer van hebt
Voorbeelden: `Dat vind ik een walgelijke opmerking.`, `Die thee is niet vies maar walgelijk.` Synoniemen: weerzinwekkend, afschuwelijk |
|
walgen van
werkw. Uitspraak: ['wɑlxə(n) vɑn] Verbuigingen: walgde van (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewalgd van (volt.deelw.) |
een sterke afkeer hebben van
Voorbeelden: `Ik walg van die urinelucht.`, `Ik walg van dat soort mensen.` |
|
de walging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɑlxɪŋ] Verbuigingen: walging|en (meerv.) |
sterke afkeer van iets of iemand
Voorbeeld: `je vol walging van iets afwenden` Synoniemen: afgrijzen, afschuw |
|
walken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 5 resultaten voor `walken`. Deze woorden staan wél in de database: •alken•balken•stalken•tjalken•valken•waken•wakken•walden•walen•walgden•walgen•walk•walkeri•walkman•walkten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
walkeri
bijv.naamw. |
[plantkunde] [dierkunde] Walkers, van Walker, een soortnaam Voorbeeld: `Cryptocoryne walkeri, Mustelus walkeri, Baryonyx walkeri
|
|
waren
werkw. |
doelloos en rusteloos ronddwalen Voorbeeld: `Nog lang waarden de bendes plunderend door het hulpeloze land. `
|
|
waartegen
bijwoord Uitspraak: [war'texə(n)] |
tegen dat wat is genoemd of tegen dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waartegen moet ik me laten inenten?`, `Trouwen was iets waartegen ik altijd opzag.` |
|
waartegenover
bijwoord Uitspraak: [wartexə(n)'ovər] |
tegenover dat wat is genoemd of tegenover dat waar je naar verwijst
Voorbeeld: `Ze zijn de school waartegenover ik woon, aan het verbouwen.` |
|
waartoe
bijwoord Uitspraak: [war'tu] |
tot dat wat is genoemd of tot dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waartoe leidt dit ?`, `de orde van zoogdieren, waartoe het varken behoort` |
|
waartussen
bijwoord Uitspraak: [war'tʏsə(n)] |
tussen dat wat is genoemd of tussen dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `eeuwenoude ruïnes waartussen je je in lang vervlogen tijden waant`, `Het dorpje is nauwelijks toegankelijk door de bergen waartussen het gelegen is.` |
|
waaruit
bijwoord Uitspraak: [war'œyt] |
uit dat wat is genoemd of uit dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waaruit bestaat het hoofdgerecht?`, `Er zijn drie opties waaruit je kunt kiezen.` |
|
waarvan
bijwoord Uitspraak: [war'vɑn] |
van dat wat is genoemd of van dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waarvan kun je aids krijgen?`, `Er staan vijf woorden, waarvan er maar een juist gespeld is.`, `Kunnen wij de stukken zien op basis waarvan dit besluit genomen is?` |
|
waarvandaan
bijwoord Uitspraak: [warvɑn'dan] |
vanaf de plaats die is genoemd of waar je naar verwijst
Voorbeeld: `Wat is het telefoonnummer waarvandaan je gebeld bent?` Synoniem: vanwaar |
|
waarvoor
bijwoord Uitspraak: [war'vor] |
voor dat wat is genoemd of voor dat waar je naar verwijst
Voorbeelden: `Waarvoor dient het?`, `Het is een probleem waarvoor ik geen oplossing heb.` |
|
waarzeggen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `waarzeggen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Dit woord staat wél in de database: •waarzegden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
waarzeggerij
zelfst.naamw. |
het voorspellen van de toekomst langs magische weg Voorbeeld: `Geloof jij in waarzeggerij? `
|
|
waas
zelfst.naamw. |
een vage weerschijn die over een voorwerp ligt
|
|
wablief
tussenwerpsel Uitspraak: [ˈwɑblif] |
<verzoek om herhaling als je iemand niet goed verstaat>
|
|
I de wacht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɑxt] Verbuigingen: wacht|en (meerv.) |
1) keer dat je iets bewaakt
Voorbeelden: `op wacht staan`, `Twee soldaten hielden de wacht bij de poort.` Synoniem: bewaking 2) personen die voor de wacht (1) zorgen Voorbeelden: `de wacht aflossen`, `de wisseling van de wacht`, `burgerwacht` Synoniem: bewakers |
|
3)
iets in de wacht slepen |
(iets bemachtigen, meestal na een inspanning en ten koste van iemand anders) `De film heeft twee Oscars in de wacht gesleept.`
|
|
4)
de wacht aanzeggen |
(dwingen te stoppen of zich anders te gedragen) `De renner is door zijn team de wacht aangezegd.`
|
|
5)
iemand in de wacht zetten |
(iemand met wie je telefoneert laten wachten zodat je een ander telefoongesprek kunt voeren)
|
|
II de wacht
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɑxt] Verbuigingen: wacht|en (meerv.) |
iemand die iets bewaakt
Voorbeelden: `De wachten voor het paleis kijken strak voor zich uit.`, `schildwacht` Synoniemen: wachter, bewaker |
|
afwachten
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwɑxtə(n)] Verbuigingen: wachtte af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op iets wachten of wachten tot iets gebeurt
Voorbeelden: `We wachten op het ontmoetingspunt je komst af.`, `afwachten of iets een succes wordt` |
|
inwachten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `inwachten`. Dit woord staat wél in de database: •wachten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
opwachten
werkw. Uitspraak: ['ɔpwɑxtə(n)] Verbuigingen: wachtte op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens op iemand wachten
Voorbeeld: `je kind opwachten aan de schoolpoort |
|
wachten
werkw. Uitspraak: ['wɑxtə(n)] Verbuigingen: wachtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
blijven waar je bent of niets doen totdat er iets gebeurt
Voorbeelden: `voor het stoplicht wachten`, `Waar wacht je op?`, `Ik wacht nog even met boeken totdat de reis definitief doorgaat.`, `wachthokje` |
|
Wacht eens even...
|
(<dit zeg je als je opeens iets bedenkt>) `Wacht eens even... is dat niet onze nieuwe buurman?`
|
|
Het wachten is op...
|
(<dit zeg je van iets dat je verwacht of waar je naar uitkijkt>) `Het wachten is op de eerste dode.`
|
|
je te wachten staan
|
(je zullen overkomen) `Wat voor rampen staan ons nog meer te wachten?`
|
|
niet zitten te wachten op iets of iemand
|
(niet verlangen naar de komst van iets of iemand of hopen dat iets niet gebeurt, iemand niet komt enz.) `Op zo'n nieuw kookboek zit toch niemand te wachten!`
|
|
Wacht maar!
|
(<als bedreiging of waarschuwing>) `Wacht maar, ze zijn nog niet van me af!`
|
|
zich wachten voor
reflexief werkw. Uitspraak: ['wɑxtə(n) vor] Verbuigingen: wachtte zich voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich gewacht voor (volt.deelw.) |
oppassen voor
Voorbeeld: `Wacht je voor mensen die je goede raad willen geven.` Synoniemen: uitkijken voor, op je hoede zijn voor |
|
de wachter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑxtər] Verbuigingen: wachter|s (meerv.) de wachter|es zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wɑxtə'r|ɛs] Verbuigingen: wachteres|sen (meerv.) |
iemand die iets bewaakt
Voorbeelden: `parkeerwachter`, `boswachter` Synoniemen: bewaker, wacht |
|
het wachtgeld
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑxtxɛlt] Verbuigingen: wachtgeld|en (meerv.) |
1) (tijdelijke) uitkering voor werkloos geworden politici en ambtenaren tot aan hun pensioen of totdat ze een andere betrekking hebben
Voorbeelden: `wachtgeldregeling`, `wachtgeldverzekering` 2) (tijdelijke) uitkering voor minderjarige schoolverlaters Voorbeeld: `Als je wachtgeld wilt ontvangen, moet je je zo snel mogelijk inschrijven bij de VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling).` |
|
wachtgeldregeling
zelfst.naamw. |
•een regeling waarbij iemand die tijdelijk werkloos wordt recht heeft op een uitkering
• Voorbeeld: `Deze wachtgeldregeling is zeker niet slecht te noemen. ` •tweede betekenisomschrijving. • Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` •enz. • |
|
wachtlopen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wachtlopen`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
het wachthuisje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑxthœyʃə] Verbuigingen: wachthuisje|s (meerv.) |
klein, open huisje dat je beschermt tegen het weer als je op iets wacht
Voorbeeld: `Bij slecht weer staan alle reizigers in het wachthuisje op de bus te wachten` Synoniem: abri |
|
de wachtkamer
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑxtkamər] Verbuigingen: wachtkamer|s (meerv.) |
ruimte in een gebouw waar je moet wachten, bijvoorbeeld bij de dokter
|
|
de wachtkamer
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑxtkamər] Verbuigingen: wachtkamer|s (meerv.) |
ruimte in een gebouw waar je moet wachten, bijvoorbeeld bij de dokter
|
|
de wachtlijst
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑxtlɛist] Verbuigingen: wachtlijst|en (meerv.) |
lijst van personen die op hun beurt wachten
Voorbeeld: `Er is een lange wachtlijst voor goedkope huurwoningen.` |
|
de wachtlijst
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑxtlɛist] Verbuigingen: wachtlijst|en (meerv.) |
de wachtlijst
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑxtlɛist] Verbuigingen: wachtlijst|en (meerv.) |
|
de wachtrij
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑxtrɛi] Verbuigingen: wachtrij|en (meerv.) |
opeenvolging van dingen of mensen die op hun beurt wachten
Voorbeelden: `Er staan nog drie bestanden in de wachtrij van je printer.`, `een lange wachtrij voor de ingang van het concertgebouw` |
|
afwachten
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwɑxtə(n)] Verbuigingen: wachtte af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op iets wachten of wachten tot iets gebeurt
Voorbeelden: `We wachten op het ontmoetingspunt je komst af.`, `afwachten of iets een succes wordt` |
|
de wachttijd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑxtɛit] Verbuigingen: wachttijd|en (meerv.) |
periode dat je op iets of iemand moet wachten
Voorbeeld: `De gemiddelde wachttijd bedraagt een tot twee weken.` |
|
het wachtwoord
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑxtwort] Verbuigingen: wachtwoord|en (meerv.) |
geheim woord dat je moet zeggen of typen voor je toegang krijgt
Voorbeeld: `een wachtwoord opgeven` Synoniem: paswoord |
|
het wad
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɑt] Verbuigingen: wad|den (meerv.) |
gebied dat bestaat uit zand en slijk en dat bij vloed onder water staat
Voorbeeld: `wadfauna` |
|
Wadden
zelfst.naamw. |
een ondiep deel van de Noordzee tussen het vasteland en de reeks eilanden van Texel tot Rømø Voorbeeld: `De Wadden zijn ecologisch een kwetsbaar gebied. `
|
|
het waddengebied
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑdə(n)xəbit] Verbuigingen: waddengebied|en (meerv.) |
geheel van kusten en eilanden waar wadden voorkomen
Voorbeeld: `Het waddengebied loopt van Den Helder tot aan het Deense Esbjerg.` |
|
waden
werkw. Uitspraak: ['wadə(n)] Verbuigingen: waadde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft en is gewaad (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door ondiep water lopen
Voorbeeld: `Verderop is een plaats waar je door de rivier kunt waden.` |
|
de wadjan
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑdjɑn] Verbuigingen: wadjan|s (meerv.) |
diepe koekenpan met een halfronde bodem van gietijzer of staal waarin je groenten en vlees kunt bakken
Voorbeeld: `groentjes kort bakken in de wadjan` Synoniem: wok |
|
wadlopen
zelfst.naamw. |
het betreden van het wad bij laagwater
|
|
de wafel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wafəl] Verbuigingen: wafel|s, wafel|en (meerv.) |
1) zoete koek met een patroon van vierkantjes culinair
Voorbeeld: `een wafel met slagroom` 2) mond anatomieinformeel Voorbeeld: `Hou je wafel!` |
|
wafelijzer
zelfst.naamw. |
[kookkunst] een toestel waarin wafels gebakken worden
|
|
I de wagen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['waxə(n)] Verbuigingen: wagen|s (meerv.) |
1) voertuig, meestal op vier wielen en zonder motor
Voorbeelden: `aanhangwagen`, `winkelwagentje` Synoniem: kar 2) auto Voorbeeld: `vrachtwagen` |
|
II wagen
werkw. Uitspraak: ['waxə(n)] Verbuigingen: waagde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets gevaarlijks of iets waarvan je niet goed weet of het zal lukken) doen
Voorbeelden: `een poging wagen`, `Hij waagde het erop en liet zijn paraplu thuis.`, `Waag het niet om dichterbij te komen!`, `Ik waag mij niet op het ijs.`, `waaghals` Synoniem: riskeren |
|
waggelen
werkw. Uitspraak: ['wɑxələ(n)] Verbuigingen: waggelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaggeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
lopen waarbij de bovenkant van je lichaam van links naar rechts beweegt
Voorbeeld: `De eendjes waggelden achter hun moeder aan.` |
|
de wagon
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wa'xɔn] Verbuigingen: wagon|s (meerv.) |
treinwagen zonder motor voor goederen of mensen ouderwets
Voorbeeld: `In de achterste wagon was nog plaats.` Synoniem: rijtuig |
|
het wak
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɑk] Verbuigingen: wak|ken (meerv.) |
gat in het ijs
Voorbeeld: `Er zitten twee eendjes in het wak.` |
|
wake
zelfst.naamw. |
een bijeenkomst om een overledene te herdenken Voorbeeld: `Na haar overlijden werd er een wake gehouden. `
|
|
wakeboarden
werkw. Afbreekpatroon: 'wake - boar - den Herkomst: «Engels Verbuigingen: wakeboardde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewakeboard (volt.deelw.) |
op een board over het water skiën waarbij hoge spectaculaire sprongen worden gemaakt sportwatersport
Voorbeeld: `bij wakeboarden gaat het juist om de sprong hoog de lucht in |
|
wakeboarden
werkw. Afbreekpatroon: 'wake - boar - den Herkomst: «Engels Verbuigingen: wakeboardde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewakeboard (volt.deelw.) |
op een board over het water skiën waarbij hoge spectaculaire sprongen worden gemaakt sportwatersport
Voorbeeld: `bij wakeboarden gaat het juist om de sprong hoog de lucht in` |
|
waken
werkw. Uitspraak: ['wakə(n)] Verbuigingen: waakte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
wakker blijven
Voorbeeld: `Ik heb de hele nacht bij hem gewaakt; tegen de ochtend ijlde hij niet meer.` Antoniem: slapen |
|
waken over
werkw. Uitspraak: ['wakə(n) ovər] Verbuigingen: waakte over (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaakt over (volt.deelw.) |
passen op (iets of iemand) en beschermen
Voorbeeld: `De commissie waakt over het welzijn van proefdieren.` |
|
waken voor
werkw. Uitspraak: ['wakə(n) vor] Verbuigingen: waakte voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaakt voor (volt.deelw.) |
1) passen op (iets) en beschermen
Voorbeeld: `We moeten waken voor onze persoonlijke vrijheid.` 2) proberen te voorkomen Voorbeelden: `We moeten waken voor al te voorbarige conclusies.`, `De regering moet ervoor waken dat de bezuinigingen de zwaksten treffen.` |
|
het wak
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɑk] Verbuigingen: wak|ken (meerv.) |
gat in het ijs
Voorbeeld: `Er zitten twee eendjes in het wak.` |
|
gat in het ijs
Voorbeeld: `Er zitten twee eendjes in het wak.` |
gat in het ijs
Voorbeeld: `Er zitten twee eendjes in het wak.` |
|
wakker liggen van iets
|
(je zorgen maken over iets) `Daar lig ik niet wakker van.`
|
|
aanwakkeren
werkw. Uitspraak: [ˈanwɑkərə(n)] Verbuigingen: wakkerde aan (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (van de wind of van vuur) heviger worden
Verbuigingen: is aangewakkerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `De wind wakkerde aan tot windkracht 7.` Synoniem: toenemen 2) heftiger doen worden Verbuigingen: heeft aangewakkerd (volt.deelw.) Voorbeelden: `vuur aanwakkeren`, `een discussie aanwakkeren` |
|
wakvlakte
zelfst.naamw. |
groot ijsvrij gebied temidden van pakijs Voorbeeld: `Een wakvlakte kan in de poolzee onstaan als er plek is waar warmer water opwelt. `
|
|
de wal
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɑl] Verbuigingen: wal|len (meerv.) |
1) lange, kunstmatig aangelegde hoop grond of de muren rondom een stad of burcht
Voorbeeld: `stadswal` 2) kunstmatig verstevigde begrenzing van water, bijvoorbeeld in een haven Voorbeeld: `aan wal gaan` |
|
wallen onder de ogen hebben
|
(dikke, halve kringen onder je ogen hebben, bijvoorbeeld van vermoeidheid)
|
|
van wal steken
|
(beginnen te vertellen)
|
|
tussen wal en schip vallen
|
(nergens bij horen) `Veel vroegtijdige schoolverlaters vallen tussen wal en schip.`
|
|
de Walletjes
|
(de hoerenbuurt in Amsterdam)
|
|
de Waal
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wal] Verbuigingen: Walen (meerv.) de Waal|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wal|sə] Verbuigingen: Waalse|n (meerv.) |
inwoner van Wallonië
Voorbeeld: `Walen en Vlamingen komen vaak niet goed overeen.` |
|
Wales
zelfst.naamw. |
een van de delen van het Verenigd Koninkrijk, gelegen op een groot eiland in het noordwesten van Europa
|
|
walgen
werkw. |
hevige afkeer voelen voor iets
|
|
walgen
werkw. |
hevige afkeer voelen voor iets
|
|
walgelijk
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɑlxələk] |
waar je een grote afkeer van hebt
Voorbeelden: `Dat vind ik een walgelijke opmerking.`, `Die thee is niet vies maar walgelijk.` Synoniemen: weerzinwekkend, afschuwelijk |
|
walgen van
werkw. Uitspraak: ['wɑlxə(n) vɑn] Verbuigingen: walgde van (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewalgd van (volt.deelw.) |
een sterke afkeer hebben van
Voorbeelden: `Ik walg van die urinelucht.`, `Ik walg van dat soort mensen.` |
|
de walging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɑlxɪŋ] Verbuigingen: walging|en (meerv.) |
sterke afkeer van iets of iemand
Voorbeeld: `je vol walging van iets afwenden` Synoniemen: afgrijzen, afschuw |
|
walken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 5 resultaten voor `walken`. Deze woorden staan wél in de database: •alken•balken•stalken•tjalken•valken•waken•wakken•walden•walen•walgden•walgen•walk•walkeri•walkman•walkten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
walkeri
bijv.naamw. |
[plantkunde] [dierkunde] Walkers, van Walker, een soortnaam Voorbeeld: `Cryptocoryne walkeri, Mustelus walkeri, Baryonyx walkeri `
|
|
walkman
zelfst.naamw. |
een draagbare radio en/of cd-speler met koptelefoon Voorbeeld: `Hij loopt de hele dag met zo'n walkman op. `
|
|
Wallisiaans
zelfst.naamw |
[taal] een taal die op Wallis en Futuna gesproken wordt Voorbeeld: `Wie kent de taal Wallisiaans? `
|
|
de walm
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɑlm] Verbuigingen: walm|en (meerv.) |
dikke, vette rook of damp
Voorbeeld: `Uit de snackbar kwam een vieze walm.` |
|
walmen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `walmen`. We hebben 6 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •galmen•halmen•palmen•psalmen•talmen•walden•walen•walgden•walgen•walkten•wallen•walm•walmden•walsen•walsten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de walnoot
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑlnot] Verbuigingen: wal|noten (meerv.) |
vrucht van de walnotenboom met een harde, dikke schaal
Voorbeeld: `een cake met stukjes walnoot` Synoniem: okkernoot |
|
de walrus
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑlrʏs] Verbuigingen: walrus|sen (meerv.) |
roofdier met lange witte slagtanden dat voorkomt bij de Noordpool
Voorbeeld: `walrussensnor` |
|
de wals
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɑls] Verbuigingen: wals|en (meerv.) |
1) (machine of voertuig met een) grote, zware cilinder die over iets heen rolt om het plat te maken technisch
Voorbeeld: `De wals reed langzaam over de nieuwe laag asfalt.` 2) dans voor twee personen in driekwartsmaat muziek Voorbeelden: `Engelse wals`, `Weense wals` |
|
walschot
zelfst.naamw. |
•het zaad van een walvis [Weiland]
• •spermaceti, de wasachtige substantie eertijds gewonnen uit de kop van de potvis • •tweede betekenisomschrijving. • Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` •enz |
|
Meer taalsites
Spellingleidraad (Taalunie) Taaladvies (Taalunie) Taaltelefoon.be VRTtaal.net Opzoeken: walsen werkw. Uitspraak: ['wɑlsə(n)] Verbuigingen: walste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewalst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) plat(ter) maken met een wals (1)
Voorbeeld: `staal walsen 2) de wals dansen Voorbeeld: `Ik kan niet walsen, maar ik kan wel salsa en bachata dansen.` 3) je glas wijn in cirkeltjes bewegen zodat het aroma van de wijn vrijkomt Voorbeeld: `Eerst walsen voordat je je wijn proeft!` |
|
over iemand heen walsen
|
(iemand respectloos behandelen) `Ze voelt zich nu veel zelfverzekerder en laat niet meer over zich heen walsen door haar superieuren.`
|
|
het walstro
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑlstro |
eenjarige kruidachtige plant met kleine gele of witte bloemetjes
Voorbeeld: `Lievevrouwebedstro is een soort walstro.` |
|
de walvis
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑlvɪs] Verbuigingen: walvis|sen (meerv.) |
groot zoogdier dat op een vis lijkt en in zee leeft dierkunde
Voorbeeld: `walvisvangst` |
|
wam
zelfst.naamw. |
•[f]/[m] een huidplooi die afhangt van de hals van een rund of een ander dier
• •[f]/[m] een opengesneden buik van een vis • •[m] een soort duif; een duikvluchtduif |
|
wamen
werkw. Afbreekpatroon: wa - men Verbuigingen: waamde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewaamd (volt.deelw.) |
het opwellen van modder bij hoog water
Voorbeeld: `Het woord 'wam' zou zijn afgeleid van 'wamen' ofwel modder doen opwellen.` |
|
wammen
werkw. |
de ingewanden van een opengesneden vis verwijderen Voorbeeld: `Die daar moeten nog gewamd worden. `
|
|
Wampar
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Papoea-Nieuw-Guinea gesproken wordt Voorbeeld: `Wie kent de taal Wampar goed? `
|
|
I wan
zelfst.naamw. |
•[landbouw] een mand om koren te zuiveren van kaf en stro
• •[techniek] blaasbalg van een smidse • II wan bijv.naamw. •[verouderd] schadelijk, slecht, verkeerd |
|
het wanbeleid
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑnbəlɛit] |
slecht beheer van iets
Voorbeeld: `financiële wanbeleid` |
|
wanboffen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wanboffen`. Dit woord staat wél in de database: •wanboften Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de wand
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɑnt] Verbuigingen: wand|en (meerv.) |
afscheiding die een ruimte begrenst
Voorbeelden: `Er hangt een mooi schilderij aan de wand.`, `wandspiegel`, `scheepswand`, `schuifwand` |
|
de wandaad
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑndat] Verbuigingen: wan|daden (meerv.) |
slechte daad
Voorbeeld: `Hij besefte niet wat de gevolgen van zijn wandaad waren voor het slachtoffer.` Synoniem: misdaad |
|
de wandaad
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑndat] Verbuigingen: wan|daden (meerv.) |
slechte daad
Voorbeeld: `Hij besefte niet wat de gevolgen van zijn wandaad waren voor het slachtoffer.` Synoniem: misdaad |
|
Wandamen
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Dit bedrijf is gespecialiseerd in de taal Wandamen. `
|
|
wandbeen
zelfst.naamw. |
[anatomie] één van de beenderen van de schedel Voorbeeld: `Op de afbeelding was het wandbeen duidelijk te zien. `
|
|
wannen
werkw. |
graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen Voorbeeld: `Zij wannen het graan nog op ouderwetse wijze. `
|
|
omwandelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `omwandelen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
rondwandelen
werkw. Uitspraak: ['rɔntwɑndələ(n)] Verbuigingen: wandelde rond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft rondgewandeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(doelloos) in verschillende richtingen wandelen
Voorbeeld: `in je eentje rondwandelen in het bos om je zinnen te verzetten` |
|
wandelaar
zelfst.naamw. |
iemand die buitenshuis een stuk loopt Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er op de dijk een heel aantal wandelaars. `
|
|
wandelbrug
zelfst.naamw. |
een brug waarover men kan lopen, maar die men niet met grotere voertuigen kan oversteken Voorbeeld: `Anders dan een fietsbrug heeft een wandelbrug nog wel eens trappen. `
|
|
wandelbrug
zelfst.naamw. |
een brug waarover men kan lopen, maar die men niet met grotere voertuigen kan oversteken Voorbeeld: `Anders dan een fietsbrug heeft een wandelbrug nog wel eens trappen.
|
|
omwandelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `omwandelen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wandelen
werkw. Uitspraak: ['wɑndələ(n)] Verbuigingen: wandelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewandeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
langzaam lopen voor je plezier, bijvoorbeeld in de natuur
Voorbeeld: `Ik ga even een eindje wandelen.` Synoniem: een wandeling maken |
|
iemand wandelen sturen
|
(zeggen dat iemand moet ophoepelen)
|
|
wandelend
bijv.naamw. |
zich te voet voorbewegend, zich verplaatsend Voorbeeld: `In het Nederlandse Beek werd een wandelend echtpaar getroffen door de bliksem. `
|
|
wandelgangen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑndəlxɑŋə(n)] |
in de wandelgangen
(<dit zeg je over een gerucht dat je vernomen hebt>) `In de wandelgangen wordt hij genoemd als de nieuwe directeur.` |
|
wandelgebied
zelfst.naamw. |
een gebied waarin men kan wandelen Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er in het wandelgebied een heel aantal wandelaars. `
|
|
de wandeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɑndəlɪŋ] Verbuigingen: wandeling|en (meerv.) |
keer dat je wandelt
Voorbeelden: `een wandeling maken`, `Tijdens een wandeling in het bos, ontdekte ik een zeldzame paddenstoel.` |
|
wandelkaart
zelfst.naamw. |
een kaart waarop wandelpaden en wandelroutes staan aangegeven Voorbeeld: `Zij hadden voor hun wandelvakantie een halve tas vol wandelkaarten aangeschaft. `
|
|
wandelpad
zelfst.naamw. |
een pad waarover men kan wandelen Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er zoveel mansen op het wandelpad dat het bijna niet meer te begaan was.
|
|
wandelpad
zelfst.naamw. |
een pad waarover men kan wandelen Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er zoveel mansen op het wandelpad dat het bijna niet meer te begaan was. `
|
|
wandelpark
zelfst.naamw. |
een park waarin men kan wandelen, en dat doorgaans niet met voertuigen te bezichtigen is Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er in het wandelpark een heel aantal bezoekers. `
|
|
wandelpas
zelfst.naamw. |
•een manier van lopen waarbij men behoorlijk, maar ongehaast, doorloopt
• Voorbeeld: `Ik dacht dat ze nog vlakbij waren, maar ze hadden de wandelpas ingezet. ` •één stap gezet op een bovengenoemde manier |
|
wandelpas
zelfst.naamw. |
•een manier van lopen waarbij men behoorlijk, maar ongehaast, doorloopt
• Voorbeeld: `Ik dacht dat ze nog vlakbij waren, maar ze hadden de wandelpas ingezet. ` •één stap gezet op een bovengenoemde manier |
|
wandelroute
zelfst.naamw. |
een route die is uitgezet om bewandeld te worden Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer liepen veel mensen deze wandelroute
|
|
wandelschoen
zelfst.naamw. |
een schoeisel dat speciaal geschikt is om grote wandelingen mee te maken
|
|
wandelschoen
zelfst.naamw. |
een schoeisel dat speciaal geschikt is om grote wandelingen mee te maken
|
|
wandelsport
zelfst.naamw. |
[sport] het wandelen als sport
|
|
wandelstaf
zelfst.naamw. |
een mooie of bijzondere wandelstok Voorbeeld: `Ik heb mijn wandelstaf gekregen van een man die zolang men zich kan herinneren wandelstokken voor pelgrims maakt. `
|
|
wandelstok
zelfst.naamw. |
stok die dient als steun bij het wandelen en beschermt tegen vallen Voorbeeld: `De oude man leunt zwaar op zijn wandelstok. `
|
|
de wandelstraat
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑndəlstrat] Verbuigingen: wandel|straten (meerv.) |
straat die alleen door voetgangers gebruikt mag worden
Voorbeeld: `winkel-wandelstraat` Synoniem: voetgangersstraat |
|
de wandelstraat
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑndəlstrat] Verbuigingen: wandel|straten (meerv.) |
straat die alleen door voetgangers gebruikt mag worden
Voorbeeld: `winkel-wandelstraat` Synoniem: voetgangersstraat |
|
wandelen
werkw. Uitspraak: ['wɑndələ(n)] Verbuigingen: wandelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewandeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
langzaam lopen voor je plezier, bijvoorbeeld in de natuur
Voorbeeld: `Ik ga even een eindje wandelen.` Synoniem: een wandeling maken |
|
iemand wandelen sturen
|
(zeggen dat iemand moet ophoepelen)
|
|
wandeltocht
zelfst.naamw. |
een lange wandeling Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren veel mensen een wandeltocht aan het maken. `
|
|
wandeltoerisme
zelfst.naamw. |
een vorm van toerisme toegelegd op wandelen Voorbeeld: `Vanwege de schijnbare ongereptheid van het gebied komt er veel wandeltoerisme voor.
|
|
wandelvakantie
zelfst.naamw. |
een vakantie waarin men voornamelijk wandelt, waarschijnlijk om van de ene overnachtingsplek naar de volgende te komen Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er veel mensen op wandelvakantie. `
|
|
wandelvakantie
zelfst.naamw. |
een vakantie waarin men voornamelijk wandelt, waarschijnlijk om van de ene overnachtingsplek naar de volgende te komen Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er veel mensen op wandelvakantie. `
|
|
wandelvereniging
zelfst.naamw. |
een vereniging die tot doel heeft de leden samen te laten wandelen Voorbeeld: `De wandelvereniging was leden kwijtgeraakt na de sluiting van het nabijgelegen natuurgebied. `
|
|
wandelvereniging
zelfst.naamw |
een vereniging die tot doel heeft de leden samen te laten wandelen Voorbeeld: `De wandelvereniging was leden kwijtgeraakt na de sluiting van het nabijgelegen natuurgebied. `
|
|
wandelwagen
zelfst.naamw. |
een wagen waarin jonge kinderen rondgereden kunnen worden Voorbeeld: `Zij hebben een wandelwagen waar twee kinderen in kunnen zitten. `
|
|
wandelwagen
zelfst.naamw. |
een wagen waarin jonge kinderen rondgereden kunnen worden Voorbeeld: `Zij hebben een wandelwagen waar twee kinderen in kunnen zitten. `
|
|
wandelweer
zelfst.naamw. |
•weer waarbij het lekker is om te wandelen
• Voorbeeld: `Het is echt wandelweer vandaag, laten we lekker een stuk gaan lopen. ` •weer in relatie tot de mogelijkheid tot wandelen • Voorbeeld: `Het is slecht wandelweer vandaag, laten we maar thuisblijven. ` |
|
wannen
werkw. |
graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen Voorbeeld: `Zij wannen het graan nog op ouderwetse wijze. `
|
|
wanderoe
zelfst.naamw. |
[zoogdieren] 'Macaca silenus', een zwarte makaak of baardaap Voorbeeld: `Wanderoes worden ook wel leeuwenstaartmakaken genoemd. `
|
|
wandelvakantie
zelfst.naamw. |
een vakantie waarin men voornamelijk wandelt, waarschijnlijk om van de ene overnachtingsplek naar de volgende te komen Voorbeeld: `Vanwege het mooie weer waren er veel mensen op wandelvakantie. `
|
|
wandelvereniging
zelfst.naamw. |
een vereniging die tot doel heeft de leden samen te laten wandelen Voorbeeld: `De wandelvereniging was leden kwijtgeraakt na de sluiting van het nabijgelegen natuurgebied. `
|
|
wandelvereniging
zelfst.naamw. |
een vereniging die tot doel heeft de leden samen te laten wandelen Voorbeeld: `De wandelvereniging was leden kwijtgeraakt na de sluiting van het nabijgelegen natuurgebied. `
|
|
wandelwagen
zelfst.naamw. |
een wagen waarin jonge kinderen rondgereden kunnen worden Voorbeeld: `Zij hebben een wandelwagen waar twee kinderen in kunnen zitten. `
|
|
wandelwagen
zelfst.naamw. |
een wagen waarin jonge kinderen rondgereden kunnen worden Voorbeeld: `Zij hebben een wandelwagen waar twee kinderen in kunnen zitten. `
|
|
wandelweer
zelfst.naamw. |
•weer waarbij het lekker is om te wandelen
• Voorbeeld: `Het is echt wandelweer vandaag, laten we lekker een stuk gaan lopen. ` •weer in relatie tot de mogelijkheid tot wandelen • Voorbeeld: `Het is slecht wandelweer vandaag, laten we maar thuisblijven. ` |
|
wannen
werkw. |
graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen Voorbeeld: `Zij wannen het graan nog op ouderwetse wijze. `
|
|
wanderoe
zelfst.naamw. |
[zoogdieren] 'Macaca silenus', een zwarte makaak of baardaap Voorbeeld: `Wanderoes worden ook wel leeuwenstaartmakaken genoemd. `
|
|
wane
werkw. |
•gemakkelijk voelen.
• •emotioneel zijn. |
|
wanen
werkw. |
[refl] 'zich ~': zich iets inbeelden wat niet waar is; een onterechte veronderstelling Voorbeeld: `Hij waande zich in de zevende hemel. ` Voorbeeld: `Het voetbalteam waande zich veilig na de 2-0 voorsprong. `
|
|
de wang
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɑŋ] Verbuigingen: wang|en (meerv.) |
deel van je gezicht tussen je oren, neus en mond anatomie
Voorbeelden: `bolle wangen`, `Hij kuste haar op de wang.` |
|
het wangedrag
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑnxədrɑx] |
slecht, vervelend gedrag
Voorbeeld: `het wangedrag van de supporters` |
|
de wang
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɑŋ] Verbuigingen: wang|en (meerv.) |
deel van je gezicht tussen je oren, neus en mond anatomie
Voorbeelden: `bolle wangen`, `Hij kuste haar op de wang.` |
|
wangunstig
bijv.naamw. |
iemand niet gunnen dat die iets heeft dat men zelf wil hebben
|
|
de wanhoop
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑnhop] |
heftig gevoel dat je niets meer kunt veranderen aan een treurige of gevaarlijke situatie
Voorbeelden: `Zijn ontslag dreef hem tot wanhoop.`, `In wanhoop sprong hij naar beneden.`, `Hij was de wanhoop nabij.` Synoniem: vertwijfeling |
|
de wanhoopsdaad
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑnhopsdat] Verbuigingen: wanhoops|daden (meerv.) |
iets dat je doet als je wanhopig bent
Voorbeeld: `Zijn zelfmoord was een wanhoopsdaad; hij kon er niet meer tegen.` |
|
wanhopen
werkw. Uitspraak: ['wɑnhopə(n)] Verbuigingen: wanhoopte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewanhoopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voelen dat je niets meer kunt veranderen aan een treurige of gevaarlijke situatie
Voorbeeld: `Niet wanhopen, het komt allemaal wel in orde!` Synoniem: de moed opgeven |
|
wanhopen
werkw. Uitspraak: ['wɑnhopə(n)] Verbuigingen: wanhoopte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewanhoopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voelen dat je niets meer kunt veranderen aan een treurige of gevaarlijke situatie
Voorbeeld: `Niet wanhopen, het komt allemaal wel in orde!` Synoniem: de moed opgeven |
|
wanhopig
bijv.naamw. Uitspraak: [wɑn'hopəx] |
met een gevoel van wanhoop
Voorbeelden: `Hij deed een wanhopige poging om aandacht te krijgen.`, `Wanhopig doorzocht ze haar tas.` Synoniemen: radeloos, vertwijfeld |
|
wankel
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɑŋkəl] |
wie of wat niet stevig staat en gemakkelijk uit balans kan raken
Voorbeelden: `een wankel tafeltje`, `De peuter zette enkele wankele pasjes en viel toen voorover.`, `een wankel evenwicht tussen veiligheid en privacy` Antoniem: stabiel Synoniemen: instabiel, labiel |
|
wankelbaar
bijv.naamw. |
in staat of geneigd te wankelen Voorbeeld: `Zijn wankelbaar optreden zette een vraagteken achter zijn geloofwaardigheid. `
|
|
wankelen
werkw. Uitspraak: ['wɑŋkələ(n)] Verbuigingen: wankelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewankeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) heen en weer bewegen en daardoor dreigen het evenwicht te verliezen
Voorbeeld: `De kostbare vaas wankelde even, maar bleef gelukkig staan.` Synoniem: wiebelen 2) niet meer zeker of vast zijn Voorbeeld: `Mijn geloof in jou is aan het wankelen gebracht.` |
|
wankelen
werkw. Uitspraak: ['wɑŋkələ(n)] Verbuigingen: wankelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewankeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) heen en weer bewegen en daardoor dreigen het evenwicht te verliezen
Voorbeeld: `De kostbare vaas wankelde even, maar bleef gelukkig staan.` Synoniem: wiebelen 2) niet meer zeker of vast zijn Voorbeeld: `Mijn geloof in jou is aan het wankelen gebracht.` |
|
wankelmoedig
bijv.naamw. Uitspraak: [wɑŋkəl'mudəx] |
met weinig zelfvertrouwen en gemakkelijk van mening veranderend
Voorbeeld: `de wankelmoedige houding van de toenmalige regering` Synoniem: onzeker |
|
wankelmotor
zelfst.naamw. |
[motortechniek] een verbrandingsmotor die niet met cilindervormige, heen en weer gaande zuigers werkt, maar met een driehoekige, roterende zuiger die in een trommel zit Voorbeeld: `Ik heb gehoord dat een wankelmotor minder trilt. `
|
|
wankelmotor
zelfst.naamw. |
[motortechniek] een verbrandingsmotor die niet met cilindervormige, heen en weer gaande zuigers werkt, maar met een driehoekige, roterende zuiger die in een trommel zit Voorbeeld: `Ik heb gehoord dat een wankelmotor minder trilt. `
|
|
wanklank
zelfst.naamw. |
•een geluid dat de muziek verstoort
• Voorbeeld: `De voobijrazende brandweer veroorzaakte met zijn luide sirene een wanklank tijdens het concert. ` •'overdrachtelijk' een gebeurtenis of daad die de sfeer bederft • Voorbeeld: `De enige wanklank tijdens het geslaagde feest was de ruzie die uitbrak tussen de broer van de bruidegom en die van de bruid. ` |
|
I wanneer
bijwoord Uitspraak: ['wɑ'ner] op welk moment Voorbeelden: `Ik weet nog niet wanneer ik op vakantie ga.`, `Wanneer is er sprake van een depressie?` II wanneer conjunction Uitspraak: ['wɑ'ner] |
op het moment dat
Voorbeelden: `We beginnen wanneer het helemaal stil is.`, `Wanneer ik wakker word, weet ik soms nog wat ik gedroomd heb.` Synoniem: als |
|
wannen
werkw. |
graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen Voorbeeld: `Zij wannen het graan nog op ouderwetse wijze. `
|
|
de wanorde
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑnɔrdə] |
gebrek aan orde
Voorbeeld: `Het leger vluchtte in wanorde.` Antoniem: orde Synoniem: chaos |
|
wanordelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [wɑn'ɔrdələk] |
met een gebrek aan orde
Voorbeelden: `een wanordelijke toestand`, `Zijn kleren liggen wanordelijk verspreid over zijn kamer.` Synoniemen: chaotisch, rommelig |
|
I de want
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɑnt] Verbuigingen: want|en (meerv.) |
kledingstuk voor de hand met een aparte ruimte voor de duim
Voorbeelden: `een paar wollen wanten`, `ovenwant` |
|
II want
conjunction Uitspraak: [wɑnt] |
<na dit woord noem je de reden>
Voorbeeld: `Ik ga niet naar buiten, want het regent.` Synoniem: omdat |
|
wanten
werkw. |
[scheepvaart], [verouderd] werk aan het scheepswant verrichten
|
|
wantij
zelfst.naamw. |
een plaats in het rivierengebied die van meer dan één zijde bereikt wordt door de opkomende vloed Voorbeeld: `Ten oosten van Dordrecht ligt een wantij. `
|
|
de wantoestand
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑntustɑnt] Verbuigingen: wantoestand|en (meerv.) |
slechte, onaanvaardbare toestand van iets
Voorbeeld: `Campagne voeren tegen de wantoestanden in sommige weeshuizen.` Synoniem: schande |
|
de wantoestand
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑntustɑnt] Verbuigingen: wantoestand|en (meerv.) |
slechte, onaanvaardbare toestand van iets
Voorbeeld: `Campagne voeren tegen de wantoestanden in sommige weeshuizen.` Synoniem: schande |
|
I het wantrouwen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑntrɑuwə(n)] |
gevoel dat je iets of iemand niet vertrouwt
Voorbeeld: `een groot wantrouwen tegen de politiek` Antoniem: vertrouwen Synoniemen: achterdocht, argwaan |
|
II wantrouwen
werkw. Uitspraak: ['wɑntrɑuwə(n)] Verbuigingen: wantrouwde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewantrouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet vertrouwen
Voorbeeld: `Wantrouw e-mails met bijlagen van onbekende afzenders.` Antoniem: vertrouwen |
|
wantrouwend
bijv.naamw. Uitspraak: [wɑn'trɑuwənt] |
als je geen vertrouwen in iets of iemand hebt
Voorbeeld: `Een wantrouwende houding aannemen als iemand je aan de telefoon zegt dat je een miljoen gewonnen hebt.` Synoniem: wantrouwig |
|
wantrust
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] een stevige klamp of brede rand die buitenboord op dekhoogte van een zeilschip is aangebracht, om er het want aan te bevestigen Voorbeeld: `De bevestigingspunten voor de wanten (puttings) zijn op de wantrust aangebracht. `
|
|
de wants
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɑn(t)s] Verbuigingen: wants|en (meerv.) |
insect dat is veel verschillende soorten voorkomt
Voorbeelden: `Veel mensen hebben nog nooit een wants gezien en toch komen er hier honderden soorten voor.`, `bedwants` |
|
wantsenorchis
zelfst.naamw. |
[plantkunde] De wantsenorchis [species|Anacamptis coriophora], synoniem: [species|Orchis coriophora] is een vaste plant, die behoort tot de orchideeënfamilie [species|Orchidaceae].
|
|
wanttalie
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] een takel tussen putting en want om het want te spannen Voorbeeld: `De wanttalie is een voorloper van de schroefspanner, een talreep met of zonder blokken. `
|
|
wanten
werkw. |
[scheepvaart], [verouderd] werk aan het scheepswant verrichten
|
|
wanten
werkw |
[scheepvaart], [verouderd] werk aan het scheepswant verrichten
|
|
Wanukaka
zelfst.naamw. |
[taal] een Austronesische taal die gesproken wordt in Indonesië
|
|
de WAO
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wea'o] |
<Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering>
Nederlandse wet die van toepassing is op zieke of gehandicapte werknemers die voor een lange periode niet kunnen werken Voorbeeld: `WAO'er` |
|
wappen
werkw. Afbreekpatroon: 'wap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: wapte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewapt (volt.deelw.) |
1) via een wapverbinding e-mailen en internetten computer
Voorbeeld: `wappen gaat minder snel dan via een normale internetverbinding` Synoniem: internetten op je gsm 2) onder invloed van drugs sex hebben Voorbeeld: `XTC en GHB zijn de meest gebruikte drugs bij het wappen omdat ze een ongeremd gevoel geven` |
|
het wapen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wapə(n)] Verbuigingen: wapen|s (meerv.) |
1) voorwerp waarmee je mensen en dieren kunt aanvallen, of jezelf kunt verdedigen, zoals een geweer
Voorbeelden: `steekwapen`, `vuurwapen 2) teken, meestal in de vorm van een gekleurd schild, als symbool voor een familie of een land Voorbeeld: `familiewapen` Synoniem: blazoen |
|
een wapen in de strijd tegen iets
|
(een middel om iets te bestrijden) `Onderwijs is een doeltreffend wapen in de strijd tegen kinderarbeid.`
|
|
naar de wapens grijpen
|
(beginnen te vechten)
|
|
de wapens neerleggen
|
(ophouden met vechten of je overgeven)
|
|
het wapenarsenaal
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wapə(n)ɑrsənal] Verbuigingen: wapenarse|nalen (meerv.) |
1) ruimte waarin wapens bewaard worden
Voorbeeld: `een wapenarsenaal ontdekken met een hele reeks jachtgeweren` Synoniem: wapenkamer 2) groot aantal wapens bijeen Voorbeeld: `Een huurmoordenaar die een indrukwekkend wapenarsenaal in zijn auto heeft liggen.` |
|
wapenen
werkw. Uitspraak: ['wapənə(n)] Verbuigingen: wapende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewapend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met wapens uitrusten
Voorbeeld: `een leger soldaten wapenen` 2) tegen iets of iemand beschermen of bestand maken Voorbeelden: `je tegen de kou wapenen`, `Gewapend met de nodige kennis...` |
|
wapenen
werkw. Uitspraak: ['wapənə(n)] Verbuigingen: wapende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewapend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met wapens uitrusten
Voorbeeld: `een leger soldaten wapenen` 2) tegen iets of iemand beschermen of bestand maken Voorbeelden: `je tegen de kou wapenen`, `Gewapend met de nodige kennis...` |
|
de wapendracht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wapə(n)drɑxt] |
het in bezit zijn van één of meerdere wapens
Voorbeeld: `wapendrachtvergunning` Synoniem: wapenbezit |
|
wapenembargo
zelfst.naamw. |
[politiek] een internationale sanctie waarbij een partij geen wapens kan aankopen Voorbeeld: `Er werd een wapenembargo afgekondigd. `
|
|
wapenkamer
zelfst.naamw. |
[bouwkunde] een ruimte ingericht voor het bewaren van wapens Voorbeeld: `Zijn wapenkamer was goed gevuld. `
|
|
wapenmeester
zelfst.naamw. |
[beroep]
|
|
het wapen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wapə(n)] Verbuigingen: wapen|s (meerv.) |
1) voorwerp waarmee je mensen en dieren kunt aanvallen, of jezelf kunt verdedigen, zoals een geweer
Voorbeelden: `steekwapen`, `vuurwapen` 2) teken, meestal in de vorm van een gekleurd schild, als symbool voor een familie of een land Voorbeeld: `familiewapen` Synoniem: blazoen |
|
een wapen in de strijd tegen iets
|
(een middel om iets te bestrijden) `Onderwijs is een doeltreffend wapen in de strijd tegen kinderarbeid.`
|
|
naar de wapens grijpen
|
(beginnen te vechten)
|
|
de wapens neerleggen
|
(ophouden met vechten of je overgeven)
|
|
het wapenschild
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wapə(n)sxɪlt] Verbuigingen: wapenschild|en (meerv.) |
bord of schild met daarop een symbool dat verwijst naar een adellijke familie, een stad, een land etc.
Voorbeeld: `het Wapenschild van de stad Antwerpen` |
|
wapenspreuk
zelfst.naamw. |
[adel] een korte tekst die de bedoeling van iets weergeeft
|
|
de wapenstilstand
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wapə(n)stɪlstɑnt] Verbuigingen: wapenstilstand|en (meerv.) |
afspraak om tijdelijk te stoppen met vechten defensie
Voorbeeld: `Op de Dag van de Wapenstilstand wordt in België het einde van de Eerste Wereldoorlog herdacht.` Synoniem: bestand |
|
de wapenstok
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wapə(n)stɔk] Verbuigingen: wapenstok|ken (meerv.) |
korte, harde staaf waarmee je iemand kunt slaan
Voorbeeld: `Wapenstokken worden soms door de politie gebruikt bij rellen.` |
|
wapenen
werkw. Uitspraak: ['wapənə(n)] Verbuigingen: wapende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewapend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met wapens uitrusten
Voorbeeld: `een leger soldaten wapenen` 2) tegen iets of iemand beschermen of bestand maken Voorbeelden: `je tegen de kou wapenen`, `Gewapend met de nodige kennis...` |
|
wapenverkoop
zelfst.naamw. |
het verkopen van wapen en toebehoren Voorbeeld: `De VS hebben de grootste wapenverkoop in hun geschiedenis afgesloten met Saoedi-Arabië. `
|
|
wappen
werkw. Afbreekpatroon: 'wap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: wapte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewapt (volt.deelw.) |
1) via een wapverbinding e-mailen en internetten computer
Voorbeeld: `wappen gaat minder snel dan via een normale internetverbinding` Synoniem: internetten op je gsm 2) onder invloed van drugs sex hebben Voorbeeld: `XTC en GHB zijn de meest gebruikte drugs bij het wappen omdat ze een ongeremd gevoel geven` |
|
wapperen
werkw. Uitspraak: ['wɑpərə(n)] Verbuigingen: wapperde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewapperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van haar of een stuk stof) bewegen in de wind
Voorbeelden: `wapperende vlaggen`, `Met wapperende haren draafde ze door het bos.` |
|
in de war
|
(verward, verstrooid of verstoord) `Je bent in de war: vandaag is het donderdag, niet vrijdag.`
|
|
in de war schoppen
|
(verstoren) `De ziekte schopte haar toekomstplannen danig in de war.`
|
|
de waranda
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wa'rɑnda] Verbuigingen: waranda|'s (meerv.) |
overdekte galerij die aan een huis is gebouwd
Voorbeeld: `warandadeur` Synoniem: veranda |
|
Waray-Waray
zelfst.naamw. |
[taal] een taal met 2,5 miljoen sprekers op Samar-Leyte in de Filippijnen Voorbeeld: `Het Waray-Waray is een handelstaal. `
|
|
de warboel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑrbul] |
grote wanorde
Antoniem: orde Synoniem: chaos |
|
warren
werkw. Verbuigingen: warde (verl.tijd ) Verbuigingen: geward (volt.deelw.) |
het door elkaar roeren van haring en zout (verouderd) visserij
Voorbeeld: `De verse vis werd vanuit de manden in de warrebak gestort, en vervolgens met zout geward.` Synoniemen: verwarren, mengen |
|
wardriven
werkw. Afbreekpatroon: 'war - dri - ven Herkomst: «Engels Verbuigingen: wardrivede (verl.tijd ) Verbuigingen: gewardrived (volt.deelw.) |
het localiseren en vastleggen van de aanwezigheid van draadloze netwerken
Voorbeeld: `Wardriven valt onder de vrijheid van de ontvangst van ethersignalen en is dus niet strafbaar.` |
|
wardriven
werkw. Afbreekpatroon: 'war - dri - ven Herkomst: «Engels Verbuigingen: wardrivede (verl.tijd ) Verbuigingen: gewardrived (volt.deelw.) |
het localiseren en vastleggen van de aanwezigheid van draadloze netwerken
Voorbeeld: `Wardriven valt onder de vrijheid van de ontvangst van ethersignalen en is dus niet strafbaar.` |
|
waren
werkw |
doelloos en rusteloos ronddwalen Voorbeeld: `Nog lang waarden de bendes plunderend door het hulpeloze land. `
|
|
het warenhuis
zelfst.naamw. Uitspraak: ['warə(n)hœys] Verbuigingen: waren|huizen (meerv.) |
grote winkel of verzameling winkels in één gebouw waar je van alles kunt kopen
Voorbeelden: `Toen ik het warenhuis verliet, ging het alarm af.`, `warenhuisketen` |
|
het warenhuis
zelfst.naamw. Uitspraak: ['warə(n)hœys] Verbuigingen: waren|huizen (meerv.) |
grote winkel of verzameling winkels in één gebouw waar je van alles kunt kopen
Voorbeelden: `Toen ik het warenhuis verliet, ging het alarm af.`, `warenhuisketen` |
|
het warhoofd
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑrhoft] Verbuigingen: warhoofd|en (meerv.) |
iemand die vaak verstrooid of in de war is
Voorbeeld: `Mijn jongste dochter is een echt warhoofd. Als ik haar schoolboeken 's morgens niet klaarleg, vergeet ze die nog.` |
|
Warlpiri
zelfst.naamw |
[taal] een inheemse taal van het Noordelijk Territorium van Australië met een kleine 3000 sprekers. Voorbeeld: `De sprekers van het Warlpiri leiden een nomadisch bestaan. `
|
|
warm
bijv.naamw. Uitspraak: [wɑrm] |
1) met een tamelijk hoge temperatuur, tussen lauw en heet in
Voorbeelden: `Het is vrij warm voor de tijd van het jaar.`, `Ik heb het warm.`, `een warme jas`, `warmwaterkraan` Antoniemen: koud, koel, fris, , 2) met een gevoel van sympathie Voorbeelden: `Ik koester warme gevoelens voor haar.`, `Hij is een warm voorstander van economische samenwerking.`, `een warm aanbevolen boek` Synoniem: hartelijk |
|
opwarmen
werkw. Uitspraak: [ˈɔpwɑrmə(n)] Verbuigingen: warmde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgewarmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
opnieuw warm maken
Voorbeeld: `het restje eten nog even opwarmen in de magnetron` |
|
warmbloedig
bijv.naamw. |
•[biologie] de eigen lichaamstemperatuur regulerend
• Voorbeeld: `Warmbloedige dieren hoeven hun lichaamstemperatuur niet te beïnvloeden met hun gedrag. ` •emotioneel betrokken • Voorbeeld: `Hij is echt een warmbloedige vriend, hij is altijd enorm betrokken als er wat is ` •temperamentvol. • Voorbeeld: `Hij is erg warmbloedig, als je het niet met hem eens bent moet je je stilhouden of voorbereiden op een heftige discussie. |
|
opwarmen
werkw. Uitspraak: [ˈɔpwɑrmə(n)] Verbuigingen: warmde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgewarmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
opnieuw warm maken
Voorbeeld: `het restje eten nog even opwarmen in de magnetron` |
|
warmen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `warmen`. Deze woorden staan wél in de database: •alarmen•armen•darmen•omarmen•wamen•wammen•warden•waren•warm•warmden•Waropen•warren•wormen•wurmen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
warmlopen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `warmlopen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de warming-up
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɔ:rmɪŋ'ʏp] Verbuigingen: warming-up|s (meerv.) |
oefeningen die je doet om je spieren los te maken sport
Voorbeeld: `Een warming-up voor elke training of wedstrijd verkleint de kans op blessures.` Synoniem: opwarming |
|
warmen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `warmen`. Deze woorden staan wél in de database: •alarmen•armen•darmen•omarmen•wamen•wammen•warden•waren•warm•warmden•Waropen•warren•wormen•wurmen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de warmte
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɑrmtə] |
1) tamelijk hoge temperatuur
Voorbeeld: `Door de warmte zijn enkele wandelaars onwel geworden.` Antoniem: koude Synoniem: kou 2) warm (2) gevoel Voorbeeld: `De menselijke warmte verdwijnt uit de zorg.` |
|
warmte-krachtcentrale
zelfst.naamw. |
is een thermische centrale bedoeld waarbij de restwarmte ook wordt gebruikt. Bijvoorbeeld een verbrandingsmotor die een dynamo (generator) aandrijft en waarbij de restwarmte in het koelwater en uitlaatgassen wordt gebruikt om in de omgeving een object (huis, kas) te verwarmen.
|
|
warmteoverdracht
zelfst.naamw. |
is de flux (stroming) van energie in de vorm van warmte van locaties met een hogere naar locaties met een lagere temperatuur.
|
|
de warmtepomp
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑrmtəpɔmp] Verbuigingen: warmtepomp|en (meerv.) |
apparaat dat warmte verplaatst van de ene omgeving naar een andere
Voorbeeld: `De warmtepomp die de winkelvitrines koelt, levert 's winters warmte voor de winkelruimte.` |
|
de warmtepomp
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑrmtəpɔmp] Verbuigingen: warmtepomp|en (meerv.) |
apparaat dat warmte verplaatst van de ene omgeving naar een andere
Voorbeeld: `De warmtepomp die de winkelvitrines koelt, levert 's winters warmte voor de winkelruimte.` |
|
warmtewisselaar
zelfst.naamw. |
een apparaat dat warmte van het ene medium (vloeistof, gas) overbrengt naar het andere
|
|
warnet
zelfst.naamw. |
•net dat verward is
• Voorbeeld: `Dat warnet dient nergens meer toe; je zou het beter weggooien. ` •gewestelijk fijnmazig net waarin dieren, in het bijzonder vissen, verward geraken • Voorbeeld: `Vele zalmen raakten verstrikt in het warnet van de visser. ` •[figuurlijk] geheel van verward door elkaar lopende delen • Voorbeeld: `Een warnet van intriges kenmerkt de meeste soapseries. ` •[letterwoord|ind] internetcafé |
|
Waropen
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Dit bedrijf is gespecialiseerd in de taal Waropen. `
|
|
warrelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `warrelen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •dwarrelen•warrel•warrelden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
warren
werkw. Verbuigingen: warde (verl.tijd ) Verbuigingen: geward (volt.deelw.) |
het door elkaar roeren van haring en zout (verouderd) visserij
Voorbeeld: `De verse vis werd vanuit de manden in de warrebak gestort, en vervolgens met zout geward.` Synoniemen: verwarren, mengen |
|
warrig
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɑrəx] |
verward
Voorbeeld: `Hij vertelde een warrig verhaal.` Synoniemen: onsamenhangend, chaotisch |
|
wars
bijv.naamw. |
~ van: afkerig Voorbeeld: `Hij is wars van opsmuk. `
|
|
wars van
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɑrs vɑn] |
als je iets vervelend vindt
Voorbeeld: `Hij is wars van geroddel.` Synoniemen: afkerig van, niet gesteld op |
|
Warschau
zelfst.naamw. |
[toponiem|land=Polen] hoofdstad van Polen Voorbeeld: `Volgende maand gaan we op reis naar Warschau. `
|
|
warren
werkw. Verbuigingen: warde (verl.tijd ) Verbuigingen: geward (volt.deelw.) |
het door elkaar roeren van haring en zout (verouderd) visserij
Voorbeeld: `De verse vis werd vanuit de manden in de warrebak gestort, en vervolgens met zout geward.` Synoniemen: verwarren, mengen |
|
de wartaal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑrtal] |
onbegrijpelijke woorden
Voorbeeld: `Hij was zo dronken dat hij alleen maar wartaal uitsloeg.` Synoniem: onzin |
|
I de (m)/het was
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɑs] Verbuigingen: was|sen (meerv.) |
1) zachte, vette stof waarvan bijvoorbeeld kaarsen gemaakt zijn of waarmee je boent
Voorbeelden: `bijenwas`, `Elke maand zet hij zijn auto in de was.` |
|
als was in iemands handen zijn
|
(alles doen wat iemand zegt, zonder je te verzetten)
|
|
goed in de slappe was zitten
|
(veel geld hebben)
|
|
II de was
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɑs] |
1) keer dat je kleren wast
Voorbeelden: `de was doen`, `Ik moet nog een was draaien.`, `handwas` 2) kleren, handdoeken enz. die gewassen (moeten) worden of net gewassen zijn Voorbeelden: `wasmand`, `wasrek` Synoniem: wasgoed de vuile was buiten hangen (de problemen in je familie of op je werk openbaar maken) |
|
aanwassen
werkw. |
toenemen, aangroeien Voorbeeld: `De rivier wies door de overvloedige regenval sterk aan en trad buiten zijn oevers. ` Voorbeeld: `Het oproer wies aan en verbreidde zich ongehinderd over de stad.'<ref>De patriottentijd, hoofdzakelijk naar buitenlandsche bescheiden..H.Th Colenbrander; Martinus Nijhoff 1899</ref> `
|
|
afwassen
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwɑsə(n)] Verbuigingen: waste af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewassen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door wassen schoonmaken
Voorbeeld: `Glazen kun je beter met de hand afwassen.` |
|
omwassen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `omwassen`. Dit woord staat wél in de database: •opwassen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
opwassen
werkw. |
groot worden Voorbeeld: `Donald Slovik was de jongen<br>van een Poolse emigrant,<br>die, door broodsgebrek gedwongen,<br>uitweek naar ‘t Beloofde Land.<br><br>Hij wies op in armenwijken<br>als de zondebok der school<br>want boefjes, zijn gelijken,<br>negeerden de schuwe Pool..<ref>De Roode Burcht 1963</ref> `
|
|
schoonwassen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `schoonwassen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
uitwassen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 5 resultaten voor `uitwassen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •uitwissen•wassen•witwassen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
witwassen
werkw. Uitspraak: ['wɪtwɑsə(n)] Verbuigingen: waste wit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft witgewassen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de herkomst verbergen van (illegaal verdiend of gestolen geld) om het legaal te kunnen investeren of te beleggen
Synoniem: witten (2) |
|
de wasautomaat
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑsɑutomat] Verbuigingen: wasauto|maten (meerv.) |
elektrisch apparaat waarin je kleren, handdoeken enz. kunt stoppen om ze te wassen technisch
Synoniem: wasmachine |
|
de wasbak
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑzbɑk] Verbuigingen: wasbak|ken (meerv.) |
bak aan de muur met of onder een waterkraan
Voorbeeld: `De wasbak is verstopt.` Synoniem: wastafel |
|
de wasbeer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑzber] Verbuigingen: was|beren (meerv.) |
roofdier dat je herkent aan zijn grijze vacht en gestreepte staart
Voorbeeld: `de gewone wasbeer` |
|
wasbeerhond
zelfst.naamw. |
[dierkunde] 'Nycterentes procyonoides', een zoogdier en roofdier uit de familie 'Canidae '
|
|
de wasbeer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑzber] Verbuigingen: was|beren (meerv.) |
roofdier dat je herkent aan zijn grijze vacht en gestreepte staart
Voorbeeld: `de gewone wasbeer` |
|
wasdraad
zelfst.naamw. |
vooral in België en Limburg waslijn, drooglijn
|
|
wasdroger
zelfst.naamw. |
een toestel om de kleding die uit de wasmachine komt te drogen Voorbeeld: `De wasdroger is alweer kapot. `
|
|
uitwasemen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `uitwasemen`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wasemen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `wasemen`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •wasemden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de wasemkap
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wasəmkɑp] Verbuigingen: wasemkap|pen (meerv.) |
luchtpomp boven de kookplaat om stoom en luchtjes weg te zuigen
Voorbeeld: `de filter van je wasemkap vervangen` Synoniemen: afzuigkap, dampkap |
|
de wasemkap
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wasəmkɑp] Verbuigingen: wasemkap|pen (meerv.) |
luchtpomp boven de kookplaat om stoom en luchtjes weg te zuigen
Voorbeeld: `de filter van je wasemkap vervangen` Synoniemen: afzuigkap, dampkap |
|
het wasgoed
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑsxut] |
kleren, handdoeken enz. die gewassen (moeten) worden of net gewassen zijn
Voorbeeld: `Overal in de straat hangt wasgoed te drogen.` Synoniem: was |
|
de washand
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑshɑnt] Verbuigingen: washand|en (meerv.) |
zakje waar je je hand in kunt steken om je te wassen
Voorbeeld: `Hij hield het washandje onder de kraan en wreef het in met zeep.` Synoniem: washandje |
|
waskeuken
zelfst.naamw. |
een wasruimte aangebouwd aan de eigenlijke keuken
|
|
de wasknijper
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑsknɛipər] Verbuigingen: wasknijper|s (meerv.) |
voorwerp waarmee je wasgoed of andere dingen op een drooglijn of wasrek kunt klemmen
Voorbeeld: `houten wasknijpers` Synoniem: knijper |
|
de waslijn
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑslɛin] Verbuigingen: waslijn|en (meerv.) |
lang, stevig stuk touw of draad waar je je was aan ophangt
Voorbeeld: `Je was alleen buiten op de waslijn hangen als het mooi weer is.` |
|
de wasmachine
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɑsmaʃinə] Verbuigingen: wasmachine|s (meerv.) |
elektrisch apparaat waarin je kleren, handdoeken enz. kunt stoppen om ze te wassen
Voorbeeld: `Heb je wel zeep in de wasmachine gedaan?` Synoniem: wasautomaat |
|
de wasmand
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑsmɑnt] Verbuigingen: wasmand|en (meerv.) |
mand of bak voor je wasgoed
Voorbeelden: `een plastic wasmand`, `je vieze sokken in de wasmand gooien` |
|
het wasmiddel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑsmɪdəl] Verbuigingen: wasmiddel|en (meerv.) |
stof die je aan water toevoegt om iets te wassen, bijvoorbeeld zeep
Voorbeeld: `een vloeibaar wasmiddel` |
|
het wasprogramma
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑsproxrɑma] Verbuigingen: wasprogramma|'s (meerv.) |
reeks functies die een wasmachine bij een bepaalde instelling na elkaar afwerkt
Voorbeeld: `wolwasprogramma` |
|
het wasrek
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑsrɛk] Verbuigingen: wasrek|ken (meerv.) |
rek (1) dat dient om je natte wasgoed aan op te hangen
Voorbeeld: `een wasrek dat je aan je radiator kunt hangen zodat je was sneller droogt` |
|
wassen
werkw. Uitspraak: ['wɑsə(n)] Verbuigingen: waste (verl.tijd )Toon alle vervoegingen |
1) (kleren, iemand, een auto enz. ) schoonmaken met water
Voorbeelden: `Heb je je handen gewassen?`, `Ik heb me al twee dagen niet gewassen.` 2) groter of meer worden Synoniem: groeien |
|
wassend water
|
(water waarvan het peil hoger wordt, als het vloed is of bij een overstroming)
|
|
flink uit de kluiten gewassen zijn
|
(groot, flink in zijn soort zijn) `een flink uit de kluiten gewassen jongen`
|
|
wassende maan
|
(de maan kort na nieuwe maan, toenemend ) `Wassende maan isde fase waarin de maan ‘groeit’, het rechter gedeelte van de maan is verlicht terwijl aan de linkerkant nog een (klein) deel zwart is.`
|
|
wasserette
zelfst.naamw. |
een plaats waar men kleding en textiel kan (laten) wassen
|
|
de wasspeld
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑspɛlt] Verbuigingen: wasspeld|en (meerv.) |
voorwerp waarmee je wasgoed of andere dingen op een drooglijn of wasrek kunt klemmen
Voorbeeld: `je handdoeken met wasspelden op een waslijn hangen zodat ze er niet afvallen` Synoniemen: wasknijper, knijper |
|
de wastafel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɑstafəl] Verbuigingen: wastafel|s (meerv.) |
bak aan de muur met of onder een waterkraan, bijvoorbeeld in een badkamer
Voorbeeld: `een wastafel van wit porselein met een warm- en koudwaterkraan` Synoniem: wasbak |
|
waste
werkw. |
•'slang': doden, van kant maken
• • geleidelijk wegkwijnen • • woestenij, woestijn • • verspilling |
|
wasten
werkw. Afbreekpatroon: 'was - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: wastete (verl.tijd ) Verbuigingen: gewastet (volt.deelw.) |
verspillen, verkwisten
Voorbeeld: `minder voedsel wasten is beter voor het milieu` |
|
het wasvoorschrift
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑsforsxrɪft] Verbuigingen: wasvoorschrift|en (meerv.) |
aanwijzing over hoe je een bepaald kledingsstuk moet wassen
Voorbeeld: `Een wasvoorschrift waarop staat dat je het kledingsstuk op veertig graden moet wassen.` |
|
waswater
zelfst.naamw. |
water waarin is of wordt gewassen.
|
|
I wat
bijwoord Uitspraak: [wɑt] |
1) een beetje
Voorbeelden: `Ik ben wat moe.`, `We komen wat later.` Synoniemen: enigszins, iets 2) <in het begin van een zin, om het bijvoeglijk naamwoord dat volgt te benadrukken> Voorbeelden: `Wat erg voor je!`, `Wat is het koud vandaag!` Synoniem: hoe 3) maar wat (heel erg) `Ik ben maar wát blij dat ik er niet meer werk!` Synoniem: zeer |
|
II wat
pronoun Uitspraak: [wɑt] |
1) <met dit woord vraag je naar iets>
Voorbeelden: `Wat zeg je?`, 2) <met dit woord verwijs je aan het begin van een bijzin naar een of meer voorafgaande, volgende of niet-uitgedrukte woorden in de hoofdzin> Voorbeelden: `Dat is iets wat ik nooit zou doen.`, `Doe wat ik zeg.`, `Het is een drukke stad, wat niet wegneemt dat ik er graag woon.`, `Wat we hier zien, is een eik.`, `het leukste wat ik ooit gedaan heb` Synoniem: hetgeen 3) iets Voorbeeld: `Heb je wat gevonden?` 4) een kleine hoeveelheid Voorbeelden: `Ik heb wat aardbeien meegenomen.`, `Ik heb wat hoofdpijn.` Synoniemen: enkele, een beetje, een paar |
|
Wat?
|
(wat zei je?) Synoniem: wablief?
|
|
Wat!
|
(<uitroep van verbazing, verontwaardiging>) `Wát, ben je nu nog niet klaar!`
|
|
Wat nu?
|
(wat moeten we nu doen?)
|
|
het water
zelfst.naamw. Uitspraak: ['watər] Verbuigingen: water|en, water|s (meerv.) |
1) vloeistof die in pure toestand geen kleur of smaak heeft, en een groot deel van de aarde bedekt
Voorbeelden: `Heb je geen warm water?`, `Ik zet de bloemen even in het water.`, `een glas water`, `onder water zwemmen`, `Door de overstroming stond de hele kelder onder water.`, `de elementen vuur, water, aarde en lucht` 2) rivier, meer, kanaal enz. geologie Voorbeeld: `We wonen aan het water.` |
|
water en vuur zijn
|
(elkaar niet kunnen uitstaan of vijanden van elkaar zijn) `Die twee zijn water en vuur.`
|
|
water bij de wijn doen
|
(minder hoge eisen stellen, wat toegeven)
|
|
Het water loopt me in de mond.
|
(<dit zeg je als je aan lekker eten denkt>)
|
|
in het water vallen
|
((van een plan) mislukken, niet doorgaan) `Door het slechte weer is de picknick in het water gevallen.`
|
|
boven water komen
|
(tevoorschijn komen) `Niet alle zoekgeraakte documenten zijn boven water gekomen.` Synoniem: opduiken
|
|
van het zuiverste water
|
(<dit zeg je van iets dat of iemand die heel goed is in zijn of haar soort>) `Het is een oplichter van het zuiverste water.`
|
|
afwateren
werkw. |
overtollig water afvoeren Voorbeeld: ` Het dak waterde via een regenpijp af naar de regenput. `
|
|
inwateren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `inwateren`. Deze woorden staan wél in de database: •ijswateren•wateren Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
uitwateren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `uitwateren`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Dit woord staat wél in de database: •wateren Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wateraanvoer
zelfst.naamw. |
de aanvoer van water
|
|
waterachtig
bijv.naamw. |
[figuurlijk] saai
|
|
waterafstotend
bijv.naamw. |
geen aantrekkingskracht vertonend ten opzichte van water
|
|
waterafvoer
zelfst.naamw. |
een constructie om water naar een bepaalde plek te geleiden Voorbeeld: `De waterafvoer was verstopt en daardoor stroomde alles de tuin in. `
|
|
wateralarm
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] alarmtoestel dat in werking treedt als er een lek is ontstaan.
|
|
waterappel
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Syzygium jambos] De blooskleurige vrucht is knapperig, vol sap en zoet. De waterappel groeit aan kleine tot middelgrote bomen die nogal kronkelig zijn. Je ziet ze op veel plaatsen langs de weg en ze komen in veel tuinen op Bali voor. Als het seizoen is ligt de grond ermee bezaaid. In het droge seizoen hebben de markten verschillende soorten van deze vrucht te koop. De vorm is rond of ovaal met een kroontje, deze kelk zit vaak vol mieren. In de vrucht bevindt zich een enkele pit.<br>De vrucht heeft bijna geen smaak, behalve misschien een flauwe zoetheid. Het is vol sap en wordt gebruikt als dorstlesser, daarom noemen de Balinezen de vrucht ook nyambu air, het laatste woord betekent water. De onrijpe vrucht wordt gebruikt om rujak te maken.
|
|
waterbaars
zelfst.naamw. |
baars die gekookt en zonder saus gegeten wordt.
|
|
waterbad
zelfst.naamw. |
inrichting om iets beneden 100° C gelijkmatig te verwarmen door het te plaatsen in of boven warm water.
|
|
waterbak
zelfst.naamw. |
bak waarin water wordt bewaard of opgevangen.
|
|
waterbalans
zelfst.naamw. |
[plantkunde] de balans tussen de opname en afgifte van water
|
|
waterballet
zelfst.naamw. |
•het in of op het water uitgevoerd ballet
• •[schertsend] gelegenheid waarbij veel met water gewerkt of gemorst wordt. |
|
waterbed
zelfst.naamw. |
een bed waarvan het matras gevuld is met water Voorbeeld: `Ik kan erg goed slapen op dat nieuwe waterbed. `
|
|
waterbeheer
zelfst.naamw. |
beheer over de waterbeheersing, watervoorziening e.d.
|
|
waterbeheersing
zelfst.naamw. |
regeling van het tekort of teveel aan water in een gebied.
|
|
waterbekken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 4 resultaten voor `waterbekken`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •waterbekkens Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
waterbestendig
bijv.naamw. Uitspraak: [wɑtərbə'stɛndəx] |
als iets niet beschadigd raakt als het nat wordt
Voorbeelden: `waterbestendige verf`, `een waterbestendige radio voor in je badkamer` |
|
waterbewoner
zelfst.naamw. |
wezen, dier dat het water bewoont.
|
|
waterblaas
zelfst.naamw. |
een van de vruchtvliezen van o.a. het zoogdierembryo.
|
|
I waterblauw
zelfst.naamw. |
•[RAL-kleur] een kleur blauw met RAL-nummer 5021.
• Voorbeeld: `Heeft u die ook in het waterblauw? ` II waterblauw bijv.naamw. •[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur blauw, met RAL-nummer 5021. • Voorbeeld: `Hij rijdt in een waterblauwe auto. ` |
|
waterbloem
zelfst.naamw. |
in of dicht bij het water groeiende bloem.
|
|
waterbodem
zelfst.naamw. |
bodem van een waterweg.
|
|
waterbouw
zelfst.naamw. |
[waterstaat] het ontwerpen, bouwen en onderhouden van waterstaatkundige bouwwerken Voorbeeld: `Bruggen, dammen, dijken, sluizen, tunnels enz. zijn de kunstwerken van de waterbouw. `
|
|
waterbouwkunde
zelfst.naamw. |
wetenschap die zich richt op ontwerp en beheer van waterbouwkundige werken
|
|
waterbron
zelfst.naamw. |
Een bron of wel is een plaats waar water uit de grond komt.
|
|
waterbuffel
zelfst.naamw. |
[dierkunde] 'Bubalus bubalis', een tot de runderen behorend trekdier dat veel gebruikt wordt op rijstvelden Voorbeeld: `In Indonesië is een waterbuffel een alledaagse verschijning. `
|
|
waterbuffel
zelfst.naamw. |
[dierkunde] 'Bubalus bubalis', een tot de runderen behorend trekdier dat veel gebruikt wordt op rijstvelden Voorbeeld: `In Indonesië is een waterbuffel een alledaagse verschijning. `
|
|
watercirculatie
zelfst.naamw. |
het rondlopen van water in een stelsel van buizen / vaten
|
|
watercloset
zelfst.naamw. |
een toiletpot met waterspoeling Voorbeeld: `Weet u misschien waar ik het watercloset kan vinden? `
|
|
de waterdamp
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['watərdɑmp] Verbuigingen: waterdamp|en (meerv.) |
water dat niet vloeibaar, maar gasvormig is
Voorbeeld: `Waterdamp kun je goed zien als je uitademt op een spiegel.` Synoniem: stoom |
|
afwateren
werkw. |
overtollig water afvoeren Voorbeeld: ` Het dak waterde via een regenpijp af naar de regenput. `
|
|
wateren
werkw |
•urine uitscheiden
• •vers hout enige tijd in water leggen om er ongewenste stoffen uit te laten trekken • •waterachtig vocht afscheiden • Voorbeeld: `Zijn ogen waterden van de kou. ` |
|
waterdicht
bijv.naamw. Uitspraak: ['watər'dɪxt] |
1) zo dat het geen water doorlaat
Voorbeeld: `waterdichte laarzen` Antoniemen: poreus, lek, 2) zo dat het maar op één manier begrepen kan worden Voorbeeld: `een waterdicht contract` |
|
een waterdicht alibi
|
(een alibi dat zo goed is dat het iemands onschuld bewijst)
|
|
waterdichtheid
zelfst.naamw. |
Waterdichtheid is de mate waarin een materiaal of product water tegenhoudt.
|
|
waterdiepte
zelfst.naamw. |
De waterdiepte is de afstand tussen waterspiegel en bodem van oppervlaktewater.
|
|
waterdier
zelfst.naamw. |
dier dat in het water leeft.
|
|
waterdoorlatend
bijv.naamw. Uitspraak: [watərdor'latənt] |
wat vocht doorlaat
Voorbeelden: `waterdoorlatende zandgronden`, `waterdoorlatend beton` |
|
waterdrager
zelfst.naamw. |
•[beroep] (wielersport) knecht in een wielerploeg die tijdens de rit de bevoorrading verzorgt.
• •[beroep] het beroep dat wordt uitgeoefend daar waar nog geen waterleiding is, om de mensen hun water te brengen |
|
waterdrieblad
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Menyanthes trifoliata] Het waterdrieblad is een plant uit de watergentiaanfamilie (Menyanthaceae).
|
|
waterdroppel
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `waterdroppel`. Deze woorden staan wél in de database: •waterdroppels•waterdruppel Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
waterdruk
zelfst.naamw. |
druk die water uitoefent of waaronder water staat.
|
|
waterdruppel
zelfst.naamw. |
druppel water, een kleine hoeveelheid water die bolvormig is wanneer hij ergens ligt / vrij valt en die bolvormig met een staart is (druppelvormig) op het moment van loslaten Voorbeeld: `Eén voor één kon je de waterdruppels in de regenton horen vallen. `
|
|
waterecht
bijwoord |
bestand tegen het contact met water, kleur / vorm verandert niet door nat worden.
|
|
wateren
werkw. |
•urine uitscheiden
• •vers hout enige tijd in water leggen om er ongewenste stoffen uit te laten trekken • •waterachtig vocht afscheiden • Voorbeeld: `Zijn ogen waterden van de kou. ` |
|
waterfiets
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] een vaartuig met een aandrijving zoals op fietsen waarmee men zich over het water kan voortbewegen door middel van het trappen op pedalen
|
|
waterfilter
zelfst.naamw. |
filter om water te zuiveren.
|
|
waterfitter
zelfst.naamw. |
loodgieter die waterleidingen aanlegt en herstelt.
|
|
watergang
zelfst.naamw. |
•natuurlijk of kunstmatig kanaal waarlangs water vervoerd kan worden
• Voorbeeld: `Rivieren en beken zijn natuurlijke watergangen, en kanaal|kanalen, tochten, weteringen, vaarten, grachten, waterleidingen, openleidingen, gangen, wijken, prielen, geulen, waterloop|waterlopen, monden, sloot|sloten of greppels kunstmatige. ` •[scheepvaart] één van de twee holle zijwanden van een drijvend droogdok waarin water kan worden in- of uitgepompt • Voorbeeld: `Met de hefkraan op de watergang liet men de nieuwe motor in het scheepje zakken. ` |
|
watergang
zelfst.naamw. |
•natuurlijk of kunstmatig kanaal waarlangs water vervoerd kan worden
• Voorbeeld: `Rivieren en beken zijn natuurlijke watergangen, en kanaal|kanalen, tochten, weteringen, vaarten, grachten, waterleidingen, openleidingen, gangen, wijken, prielen, geulen, waterloop|waterlopen, monden, sloot|sloten of greppels kunstmatige. ` •[scheepvaart] één van de twee holle zijwanden van een drijvend droogdok waarin water kan worden in- of uitgepompt • Voorbeeld: `Met de hefkraan op de watergang liet men de nieuwe motor in het scheepje zakken. |
|
watergas
zelfst.naamw. |
brandbaar gas van koolmonoxide en waterstof, dat wordt bereid door oververhitte stoom over gloeiende cokes in ovens te leiden.
|
|
watergebied
zelfst.naamw. |
gebied met veel water.
|
|
watergeest
zelfst.naamw. |
[mythologie] geest die in of bij het water woont.
|
|
watergeus
zelfst.naamw. |
[geschiedenis] opstandeling in de tijd van de tachtige-jarige oorlog, gevlucht en van een kapersbrief voorzien gerechtigd om voor de Republiek als kaper tegen de Spanjaarden te vechten
|
|
watergezwel
zelfst.naamw. |
met lichaamsvocht gevuld gezwel.
|
|
watergladheid
zelfst.naamw. |
het verschijnsel waarbij een dunne waterfilm ontstaat tussen de band van een rijdend voertuig en het wegdek, waardoor dit voertuig (tijdelijk) onbestuurbaar wordt Voorbeeld: `Als je met versleten banden rijdt, dan loop je meer risico op watergladheid. `
|
|
waterglas
zelfst.naamw. |
•een drinkglas voor water
• Voorbeeld: `Het waterglas was mooi versierd. ` •(geen meervoud) geconcentreerde oplossing van kalium- of natriumsilicaat. |
|
waterglas
zelfst.naamw. |
•een drinkglas voor water
• Voorbeeld: `Het waterglas was mooi versierd. ` •(geen meervoud) geconcentreerde oplossing van kalium- of natriumsilicaat. |
|
watergod
zelfst.naamw. |
[mythologie] god van het water, god van de zee. Neptunus (lat); Poseidon, Nereus, Nereïden, Oceanus, Oceaniden (gr); Njord (ger)
|
|
watergodin
zelfst.naamw. |
[mythologie] nereïde, waternimf.
|
|
watergolf
zelfst.naamw. |
•een golf aan het wateroppervlak
• •een haargolving die kunstmatig is aangebracht |
|
watergruwel
zelfst.naamw. |
nagerecht van gort, rozijnen of krenten en bessensap.
|
|
waterhaas
zelfst.naamw. |
[dierkunde] [species|Dasyproctidae] een familie van Zuid-Amerikaanse knaagdieren.
|
|
waterhennep
zelfst.naamw. |
[plantkunde], [medisch] [species|Eupatorium perfoliatum] een plant uit de Compositae of Asteraceae Voorbeeld: `Te gebruiken delen van de waterhennep:</br>Gehele plant, gedroogd.</br> Eigenschappen: Koortsverlagend.</br> Als aftreksel: bij griep, verkoudheid, bronchitis. `
|
|
het waterhoen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['watərhun] Verbuigingen: waterhoen|en (meerv.) |
watervogel met een zwarte kleur en rood-gele snavel
Voorbeeld: `De waterhoen komt veel voor in Nederland en België.` |
|
het waterhoen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['watərhun] Verbuigingen: waterhoen|en (meerv.) |
watervogel met een zwarte kleur en rood-gele snavel
Voorbeeld: `De waterhoen komt veel voor in Nederland en België.` |
|
waterhol
zelfst.naamw. |
[bouwkunde] een halfronde groef aangebracht aan de onderzijde van uitstekende delen van een gevel bedoeld om regenwater druppelsgewijs af te voeren Voorbeeld: `Een waterhol voorkomt dat regenwater teruggevoerd wordt naar de muur of het raam. `
|
|
waterhoofd
zelfst.naamw. |
[medisch] een aandoening waarbij in de hersenventrikels teveel hersenvocht aanwezig is Voorbeeld: `Een waterhoofd kan aangeboren zijn of het gevolg van infectie of een ongeluk. `
|
|
waterhoogte
zelfst.naamw. |
•waterstand
• •hoogte van een waterkolom. |
|
waterhoos
zelfst.naamw. |
•een verzameling van water
• Voorbeeld: `Het zeil schoot los en er kwam een waterhoos naar beneden van het regenwater dat erop lag. ` •windhoos die water mee omhoog heeft gezogen. |
|
waterhuishouding
zelfst.naamw. |
•transport en gebruik van water in het plantenrijk
• •het opnemen en afgeven van water door de bodem • •regeling van het gebruik van de beschikbare watervoorziening in de samenleving. |
|
waterhyacint
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Eichhornia crassipes] een waterplant uit de pontederiafamilie ([species|Pontederiaceae]), afkomstig uit Zuid-Amerika Voorbeeld: `In andere werelddelen waar de plant is ingevoerd levert de waterhyacint vaak grote problemen op. `
|
|
waterig
bijv.naamw. |
•[scheikunde] met water als oplosmiddel
• Voorbeeld: `In waterige oplossing heeft het Cu<sup>2+</sup>-ion een blauwe kleur. ` •uitziend alsof men tranen in de ogen heeft • Voorbeeld: `Zijn waterige ogen verrieden dat hij een koutje opgelopen had. ` |
|
waterijs
zelfst.naamw. |
ijs gemaakt op basis van water / vruchtensap / stroop, niet op basis van melk / room
|
|
het waterijsje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['watərɛiʃə] Verbuigingen: waterijsje|s (meerv.) |
lolly van bevroren water met een smaakje
|
|
waterijsvogel
zelfst.naamw. |
op en bij het water levende ijsvogel.
|
|
watering
zelfst.naamw. |
(in België) openbaar bestuur dat buiten de polderzones zorgt voor de waterhuishouding.
|
|
waterintoxicatie
zelfst.naamw. |
Waterintoxicatie, watervergiftiging of hyponatraemia ontstaat wanneer een teveel aan water en te weinig elektrolyten worden ingenomen.
|
|
waterjuffer
zelfst.naamw. |
[insecten] [species|Coenagrionidae] een dier dat behoort tot een van honderden soorten van de 'Coenagrionidae' Voorbeeld: `De waterjuffers zijn de meest soortenrijke familie van de juffers 'Zygoptera', één van de twee onderordes van de libellen 'Odonata'. `
|
|
waterjuffer
zelfst.naamw. |
[insecten] [species|Coenagrionidae] een dier dat behoort tot een van honderden soorten van de 'Coenagrionidae' Voorbeeld: `De waterjuffers zijn de meest soortenrijke familie van de juffers 'Zygoptera', één van de twee onderordes van de libellen 'Odonata'. `
|
|
waterkaart
zelfst.naamw. |
geografische kaart van de wateren in een bepaald gebied.
|
|
waterkanon
zelfst.naamw. |
apparaat dat een zeer sterke straal water kan produceren. Gebruikt voor brandbestrijding, maar ook voor relbestrijding
|
|
waterkans
zelfst.naamw. |
(in België) uiterst kleine kans.
|
|
waterkant
zelfst.naamw. |
daar waar land ophoudt en een water, zoals beek, rivier, meer of kanaal begint Voorbeeld: `We hebben heerlijk een middagje aan de waterkant gezeten. `
|
|
waterkastanje
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Eleocharis dulcis] De Chinese waterkastanje is een grasachtige zegge die wordt geteeld voor zijn eetbare knollen.
|
|
de waterkering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['watərkerɪŋ] Verbuigingen: waterkering|en (meerv.) |
geheel van natuurlijke of kunstmatig aangelegde dingen die het water op een bepaalde plaats tegenhouden
Voorbeeld: `Voorbeelden van waterkeringen zijn: dijken, dammen en duinen.` |
|
waterkers
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [plantkunde] [species|Rorippa] 'Rorippa', een eetbare kruidachtige plant
|
|
waterketel
zelfst.naamw. |
ketel waarin men water kan warmen of koken.
|
|
waterkever
zelfst.naamw. |
[dierkunde] [species|Hydrophilidae] elk van de in het water levende kevers van de geslachten Hydrous en Hydrophilus.
|
|
waterklerk
zelfst.naamw. |
iemand die belast is met het in- en uitklaren van schepen.
|
|
waterkoker
zelfst.naamw. |
een elektrisch apparaat waarin men water kan verhitten Voorbeeld: `Doe je nog wat water in de waterkoker? Dan kunnen we zo thee maken. `
|
|
waterkoker
zelfst.naamw. |
een elektrisch apparaat waarin men water kan verhitten Voorbeeld: `Doe je nog wat water in de waterkoker? Dan kunnen we zo thee maken. `
|
|
waterkolom
zelfst.naamw. |
kolom water in maatbepalingen van druk.
|
|
waterkonijn
zelfst.naamw. |
•[schertsend] muskusrat.
• •[dierkunde] beverrat of nutria [species|Myocastor coypus] is een groot Zuid-Amerikaans aquatisch knaagdier • •[dierkunde] (haasachtige) [species|Sylvilagus aquaticus] |
|
waterkoud
bijv.naamw. |
vochtig en koud Voorbeeld: `Vanochtend op de heenweg was het echt waterkoud buiten. `
|
|
waterkraan
zelfst.naamw. |
kraan waarmee men water kan tappen.
|
|
waterkracht
zelfst.naamw. |
arbeidsvermogen dat door stromend of vallend water wordt ontwikkeld, hetzij door gebruik te maken van een hoogteverschil hetzij door gebruik te maken van de stroomsnelheid van water.
|
|
waterkrachtenergie
zelfst.naamw. |
duurzame energie die door waterkrachtcentrales is opgewekt uit de kracht van water
Voorbeeld: `waterkrachtenergie opwekken met water dat langs een soort waterrad loopt met een dynamo` |
|
waterkringloop
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] het proces van verdamping, condensatie, neerslag en terugstroom van water vanuit oppervlaktewater zoals b.v. de zeeën
|
|
waterkruiskruid
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Jacobaea aquatica] (voorheen [species|Senecio aquaticus]) is een twee- of eenjarige plant drachtplant die in de periode van juni-augustus bloeit
|
|
waterkussen
zelfst.naamw. |
[geologie] laag water tussen laagveen en modderveen.
|
|
waterkuur
zelfst.naamw. |
[medisch] geneeswijze met gebruik van water.
|
|
waterkwaliteit
zelfst.naamw. |
de samenstelling van het oppervlaktewater en grondwater.
|
|
waterland
zelfst.naamw. |
waterachtig land.
|
|
waterlanders
zelfst.naamw. |
schertsend] tranen.
|
|
de waterleiding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['watərlɛidɪŋ] Verbuigingen: waterleiding|en (meerv.) |
stelsel van buizen die drinkwater naar de huizen en binnen de huizen naar de wc en kranen leiden
Voorbeeld: `Morgen komt een monteur de nieuwe wasmachine op de waterleiding aansluiten.` |
|
waterleidingbedrijf
zelfst.naamw. |
een bedrijf voor de productie en distributie van drinkwater en industriewater binnen zijn afzetgebied Voorbeeld: `In Nederland wordt het drinkwater door 10 waterleidingbedrijven geproduceerd en gedistribueerd. `
|
|
de waterleiding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['watərlɛidɪŋ] Verbuigingen: waterleiding|en (meerv.) |
stelsel van buizen die drinkwater naar de huizen en binnen de huizen naar de wc en kranen leiden
Voorbeeld: `Morgen komt een monteur de nieuwe wasmachine op de waterleiding aansluiten.` |
|
waterleidingsbedrijf
zelfst.naamw. |
een bedrijf voor de productie en distributie van drinkwater en industriewater binnen zijn afzetgebied Voorbeeld: `In Nederland wordt het drinkwater door 10 waterleidingsbedrijven geproduceerd en gedistribueerd. `
|
|
waterleidingsysteem
zelfst.naamw. |
[techniek] een systeem of geheel van systemen voor de drinkwatervoorziening Voorbeeld: `Het waterleidingsysteem voorziet de huishoudens van stad en land van drinkwater. `
|
|
waterlelie
zelfst.naamw. |
[plantkunde] waterplant met ronde drijvende bladeren en grote witte, wit-rode of lichtrode bloemen behorend tot de familie [species|Nymphaeaceae]
|
|
waterlelieblad
zelfst.naamw. |
•het drijvende blad van een waterlelieplant
• Voorbeeld: `De vijver was gedeeltelijk bedekt met waterleliebladeren. ` •[heraldiek] een heraldisch element in de vorm van [1] |
|
waterleliefamilie
zelfst.naamw. |
[plantkunde] De Waterleliefamilie [species|Nymphaeaceae] is een familie van bedektzadigen.
|
|
waterlelie
zelfst.naamw. |
[plantkunde] waterplant met ronde drijvende bladeren en grote witte, wit-rode of lichtrode bloemen behorend tot de familie [species|Nymphaeaceae]
|
|
waterlijn
zelfst.naamw. |
•de grens tussen onder en boven water, of de grens tot waar het water komt (b.v. op het strand)
• •op een schip: de lijn die de grens tussen onderwaterschip en bovenwater deel aangeeft (in beladen toestand) • •een watermerk, een lijn bij het scheppen in het papier aangebracht |
|
waterlinie
zelfst.naamw. |
door inundaties versterkte verdedigingslinie.
|
|
waterloop
zelfst.naamw. |
•een – min of meer – lijnvormig watervoerend object met vrij wateroppervlak.
• •het lopen of de bewegingsrichting van water. |
|
waterloot
zelfst.naamw. |
dunne, snelgroeiende loot aan een oude tak of aan de stam van een boom
|
|
waterlozing
zelfst.naamw. |
het verwijderen van overtollig water en wat daartoe dient.
|
|
waterman
zelfst.naamw. |
•sterrenbeeld, het elfde teken van de dierenriem
• •[astrologie] iemand die geboren is onder het sterrenbeeld Waterman. |
|
watermantel
zelfst.naamw. |
omhullende met water gevulde cilinder of een dergelijk buizenstelsel.
|
|
watermeetkunde
zelfst.naamw. |
[wetenschap], hydrometrie.
|
|
watermeloen
zelfst.naamw. |
[fruit] [plantkunde] [species|Citrullus vulgaris], een grote vrucht met vochtig en rood vruchtvlees en zwarte zaden
|
|
watermeloen
zelfst.naamw. |
[fruit] [plantkunde] [species|Citrullus vulgaris], een grote vrucht met vochtig en rood vruchtvlees en zwarte zaden
|
|
watermerk
zelfst.naamw. |
bij doorvallend licht helder afstekende figuur in papier. Ook kan het watermerk op het papier liggen: watermerk in opzicht.
|
|
watermijn
zelfst.naamw. |
zeemijn, drijvende bom die bij contact met een schip ontploft
|
|
watermol
zelfst.naamw. |
[dierkunde] De desmans of watermollen [species|Desmaninae] zijn een onderfamilie uit de familie der mollen [species|Talpidae].
|
|
watermolen
zelfst.naamw |
•een windmolen die tot doel heeft de waterstand in een polder te regelen
• Voorbeeld: `Aan de noordzijde van den dijk neemt men een mooien ouden watermolen waar, die de "Laagjesmolen" wordt genoemd en even zooals vele andere lotgenooten, ten doode is opgeschreven, aangezien de polder, de Deijffelbroekschepolder, [...] reeds voor een groot deel ten behoeve der Rotterdamsche havenuitbreiding ongeveer tot dijkshoogte is opgespoten.<ref>blz. 20 Pernis, Hoogvliet, Poortugaal en Rhoon alsmede verdwenen en bestaande merkwaardigheden in het westelijk gedeelte van het Eiland IJsselmonde.<br>J. Verheul Dzn.<br>Uitgeverij Gijsbers $ Van Loon. 1934. ISBN 90-6235-008-9</ref> ` •een molen die door stromend water aangedreven wordt |
|
watermot
zelfst.naamw. |
[dierkunde] kokerjuffer.
|
|
watermunt
zelfst.naamw. |
[plantkunde] De watermunt [species|Mentha aquatica] is een vaste plant uit de lipbloemenfamilie [species|Lamiaceae].
|
|
waternavel
zelfst.naamw. |
[plantkunde] Waternavel [species|Hydrocotyle] is een plantengeslacht dat tegenwoordig ingedeeld wordt in de klimopfamilie [species|Araliaceae].
|
|
waternimf
zelfst.naamw. |
•nimf die in het water leeft
• •libel • •bepaalde waterplant. |
|
waternoot
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Trapa natans] is een éénjarige waterplant, die groeit in langzaam stromend water van maximaal 5 meter diep. De plant komt van nature voor in warme en gematigde delen van Eurazië en Afrika
|
|
waterontharder
zelfst.naamw. |
stof die de hardheid van water vermindert.
|
|
wateropaal
zelfst.naamw. |
[mineraal] een witte veldspaat, veelal schelpvormig
|
|
wateropbrengst
zelfst.naamw. |
hoeveelheid door een gemaal opgepompt of opgemalen water in kubieke meters per tijdseenheid.
|
|
het wateroppervlak
zelfst.naamw. Uitspraak: ['watərɔpərvlɑk] Verbuigingen: wateroppervlak|ken (meerv.) |
bovenkant van het water
Voorbeeld: `glinsteringen op een wateroppervlak omdat de zon erop weerkaatst` |
|
waterorgel
zelfst.naamw. |
•orgel waarin waterdruk toegepast wordt voor regeling van de luchttoevoer.
• •serie bestuurbare fonteinen gecombineerd met gekleurd licht in een geprogrammeerde cyclus |
|
wateroverlast
zelfst.naamw. |
een verzamelnaam voor situaties waarin mensen overlast ondervinden als gevolg van te veel water.
|
|
waterpark
zelfst.naamw. |
park met vijvers waarin water wordt opgevangen, bv. om wateroverlast te voorkomen of achterliggende gebieden geleidelijk te kunnen bevloeien.
|
|
waterpartij
zelfst.naamw. |
vijver, vaak met fonteinen e.d.
|
|
I waterpas
zelfst.naamw. |
•[gereedschap] een werktuig dat gebruikt wordt om zeker te stellen dat iets loodrecht op de richting van de zwaartekracht komt te staan
• Voorbeeld: `Een waterpas is een met vloeistof gevuld buisje met een luchtbel. ` II waterpas bijv.naamw. •horizontaal uitgericht (als) met een waterpas • Voorbeeld: `Niets is erger dan een niet waterpasse vloer van een kamer. ` |
|
waterpasinstrument
zelfst.naamw. |
[gereedschap] Een waterpasinstrument of waterpastoestel is een optisch apparaat, verwant aan de theodoliet, waarmee met hoge precisie een horizontaal vlak gerealiseerd kan worden en hoogteverschillen ten opzichte van dit vlak kunnen worden ingemeten.
|
|
waterpassen
werkw. |
het meten van hoogteverschillen en afstanden (weliswaar met lage nauwkeurigheid) tussen punten in het landschap met behulp van een waterpasinstrument Voorbeeld: `In het "Lutterzand" werd een terrein van 20 ha opgenomen en gewaterpast.<ref>blz 118 Tijdschrift der Nederlandsche Heidematschappij, volumes 14-15, 1902</ref> `
|
|
waterpassen
werkw. |
het meten van hoogteverschillen en afstanden (weliswaar met lage nauwkeurigheid) tussen punten in het landschap met behulp van een waterpasinstrument Voorbeeld: `In het "Lutterzand" werd een terrein van 20 ha opgenomen en gewaterpast.<ref>blz 118 Tijdschrift der Nederlandsche Heidematschappij, volumes 14-15, 1902</ref> `
|
|
waterpastoestel
zelfst.naamw. |
Een waterpasinstrument of waterpastoestel is een optisch apparaat, verwant aan de theodoliet, waarmee met hoge precisie een horizontaal vlak gerealiseerd kan worden en hoogteverschillen ten opzichte van dit vlak kunnen worden ingemeten.
|
|
waterpeil
zelfst.naamw. |
•de hoogte van het water, de waterhoogte
• Voorbeeld: `Het waterpeil is momenteel erg laag. ` •een instrument om de waterhoogte te meten |
|
waterpeilglas
zelfst.naamw. |
instrument om het peil van het water binnen een vat te meten.
|
|
waterpeper
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Persicaria hydropiper] [species|Polygonum hydropiper] De plant wordt ook wel bitterplant, Muggenkruid en Vlokruid genoemd.<br>De waterpeper behoort tot de familie van de Duizendknoopplanten. Kenmerkend zijn de knopige stengels en de verspreid staande bladeren.<br>Deze plant heeft echter iets heel bijzonders in zich. Vrijwel alle delen van de plant veroorzaken een brandende smaak. Dat is zelfs zo sterk, dat hij gedroogd en vermalen als peper bij het eten kan dienen. In oude tijden gebruikten de mensen de zaden al om hun maaltijden te kruiden.<br>Overigens kan men de Plantendelen het best in verse toestand voor uitwendig gebruik aanwenden.<br>De plant komt vooral voor langs oevers van waterpartijen en langs slootklanten.<br>De nietige bloeiwijze ligt in de maanden juli t/m oktober.<br>Eigenschappen: bloedstelpend, bloedzuiverend, bloeding bevorderend, samentrekkend, urinedrijvend, vaatvernauwend.
|
|
waterpers
zelfst.naamw. |
hydraulische pers
|
|
waterpest
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Elodea sp.|Elodea] een geslacht zoetwaterplanten uit de waterkaardefamilie [species|Hydrocharitaceae] Voorbeeld: `De uit Amerika afkomstige waterpest heeft zich in Europa uitbundig weten te verbreiden. `
|
|
waterpijp
zelfst.naamw. |
•pijp waardoor water loopt
• •tabakspijp waarbij de rook door water geleid wordt. |
|
waterpijpketel
zelfst.naamw. |
[techniek] een stoomketel waarbij de hete rookgassen over de met water gevulde pijpen geleid worden Voorbeeld: `door de kleiner waterinhoud zijn de waterpijpketels veel vlugger bedrijfsklaar `
|
|
waterpistool
zelfst.naamw. |
(speelgoed) pistool waaruit een straal water kan spuiten
|
|
waterpistool
zelfst.naamw. |
(speelgoed) pistool waaruit een straal water kan spuiten
|
|
waterplaats
zelfst.naamw. |
•plaats waar men kan urineren
• •[scheepvaart] plaats waar zoet water aan boord genomen kan worden. |
|
de waterplant
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['watərplɑnt] Verbuigingen: waterplant|en (meerv.) |
plant die volledig of gedeeltelijk in water groeit
Voorbeeld: `waterplanten kopen voor in je aquarium` |
|
waterplas
zelfst.naamw. |
natuurlijk, stilstaand waterbekken van niet te grote omvang, vijver, meertje
|
|
waterpoel
zelfst.naamw. |
ondiep, stilstaand waterbekken van geringe omvang.
|
|
de waterpokken
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['watərpɔkə(n)] |
besmettelijke ziekte waarbij zich over je hele lichaam rode vlekken vormen
Voorbeeld: `Waterpokken is een bekende kinderziekte.` |
|
waterpolitie
zelfst.naamw. |
politie die waakt voor de orde en veiligheid te water.
|
|
het waterpolo
zelfst.naamw. Uitspraak: ['watərpolo] |
sport die overeenkomt met handbal maar die je zwemmend beoefent
Voorbeeld: `Waterpolo is zowel een bal- als een watersport.` |
|
sport die overeenkomt met handbal maar die je zwemmend beoefent
Voorbeeld: `Waterpolo is zowel een bal- als een watersport.` |
waterpolo spelen sportwatersport
Voorbeeld: `Hij waterpoloot om conditie op te bouwen en allerlei trucs met de bal in het water te doen.` |
|
waterpolo spelen sportwatersport
Voorbeeld: `Hij waterpoloot om conditie op te bouwen en allerlei trucs met de bal in het water te doen.` |
werktuig om water te verplaatsen (veelal op te pompen).
|
|
de waterpomptang
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['watərpɔmptɑŋ] Verbuigingen: waterpomptang|en (meerv.) |
verstelbare tang waar je greep krijgt op bouten of buizen van verschillende diameter
Voorbeeld: `Een waterpomptang kun je kopen in een doe-het-zelfzaak.` |
|
de waterpomptang
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['watərpɔmptɑŋ] Verbuigingen: waterpomptang|en (meerv.) |
verstelbare tang waar je greep krijgt op bouten of buizen van verschillende diameter
Voorbeeld: `Een waterpomptang kun je kopen in een doe-het-zelfzaak.` |
|
waterpoort
zelfst.naamw. |
•stadspoort die als doorgang dient voor een gracht
• •[scheepvaart] naar buiten opengaande deur om overgekomen water te laten uitvloeien. |
|
waterproof
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɔ:tərpruf] |
als iets geen water doorlaat of niet beschadigd raakt als het nat wordt
Voorbeelden: `waterproof make-up opdoen als je gaat zwemmen`, `een waterproof pleister` |
|
waterput
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 4 resultaten voor `waterput`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •waterpast•waterpest Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
waterrad
zelfst.naamw. |
een schoepenrad dat draait door de stroming van het water
|
|
waterral
zelfst.naamw. |
[vogels] vrij schuwe ral met rode snavel die bij ons vrij algemeen voorkomt in dichte rietvelden.
|
|
waterranonkel
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Ranunculus aquatilis]
|
|
waterrat
zelfst.naamw. |
•[dierkunde], [zoogdieren], [knaagdier] 'Arvicola terrestris' of 'Arvicola amphibius', een knaagdier uit de familie van woelmuizen, dat voornamelijk in de buurt van water leeft en een goede zwemmer en duiker is
• •iemand die dol is op zwemmen |
|
waterrat
zelfst.naamw. |
•[dierkunde], [zoogdieren], [knaagdier] 'Arvicola terrestris' of 'Arvicola amphibius', een knaagdier uit de familie van woelmuizen, dat voornamelijk in de buurt van water leeft en een goede zwemmer en duiker is
• •iemand die dol is op zwemmen |
|
waterrekening
zelfst.naamw. |
rekening van het waterbedrijf.
|
|
het water
zelfst.naamw. Uitspraak: ['watər] Verbuigingen: water|en, water|s (meerv.) |
1) vloeistof die in pure toestand geen kleur of smaak heeft, en een groot deel van de aarde bedekt
Voorbeelden: `Heb je geen warm water?`, `Ik zet de bloemen even in het water.`, `een glas water`, `onder water zwemmen`, `Door de overstroming stond de hele kelder onder water.`, `de elementen vuur, water, aarde en lucht` 2) rivier, meer, kanaal enz. geologie Voorbeeld: `We wonen aan het water.` |
|
water en vuur zijn
|
(elkaar niet kunnen uitstaan of vijanden van elkaar zijn) `Die twee zijn water en vuur.`
|
|
water bij de wijn doen
|
(minder hoge eisen stellen, wat toegeven)
|
|
Het water loopt me in de mond.
|
(<dit zeg je als je aan lekker eten denkt>)
|
|
in het water vallen
|
((van een plan) mislukken, niet doorgaan) `Door het slechte weer is de picknick in het water gevallen.`
|
|
boven water komen
|
(tevoorschijn komen) `Niet alle zoekgeraakte documenten zijn boven water gekomen.` Synoniem: opduiken
|
|
van het zuiverste water
|
(<dit zeg je van iets dat of iemand die heel goed is in zijn of haar soort>) `Het is een oplichter van het zuiverste water.`
|
|
waterschade
zelfst.naamw. |
schade door water veroorzaakt, met name bij het blussen van brand en door het lekken van een schip.
|
|
het waterschap
zelfst.naamw. Uitspraak: ['watərsxɑp] Verbuigingen: waterschap|pen (meerv.) |
overheidsorgaan dat verantwoordelijk is voor de kwaliteit en de hoogte van het oppervlakte- en grondwater in een bepaald gebied
Voorbeeld: `waterschapsbelasting` |
|
het waterschap
zelfst.naamw. Uitspraak: ['watərsxɑp] Verbuigingen: waterschap|pen (meerv.) |
overheidsorgaan dat verantwoordelijk is voor de kwaliteit en de hoogte van het oppervlakte- en grondwater in een bepaald gebied
Voorbeeld: `waterschapsbelasting` |
|
waterscheerling
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Cicuta virosa] giftige schermbloemige moerasplant uit de schermbloemenfamilie [species|Umbelliferae] of [species|Apiaceae].
|
|
waterscheiding
zelfst.naamw. |
•grenslijn tussen twee stroomgebieden
• •keerpunt, omslag. |
|
waterschildpad
zelfst.naamw. |
[dierkunde] [reptielen] een familie van waterminnende schildpadden [species|Emydidae]
|
|
waterschoen
zelfst.naamw. |
plastic sandaal, geschikt om in het water te dragen.
|
|
waterschot
zelfst.naamw. |
tijdelijke vermindering van de doorvaartwijdte in een kanaal.
|
|
waterschot
zelfst.naamw. |
tijdelijke vermindering van de doorvaartwijdte in een kanaal.
|
|
waterschot
zelfst.naamw. |
tijdelijke vermindering van de doorvaartwijdte in een kanaal.
|
|
waterschout
zelfst.naamw. |
rijksambtenaar met opsporingsbevoegdheid, die o.a. belast is met het toezicht op de monstering van zeelieden.
|
|
waterschouw
zelfst.naamw. |
onderzoek naar de toestand van de waterwegen.
|
|
waterscooter
zelfst.naamw. |
door een waterstraal voortbewogen scooterachtig vaartuigje.
|
|
de waterski
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['watərski] Verbuigingen: waterski|'s (meerv.) |
elk van de ski's waarmee je voortgetrokken door een motorboot over het water glijdt
Voorbeeld: `Waterski's lijken heel erg op gewone ski's maar je gebruikt ze op het water in plaats van op sneeuw.` |
|
waterski`s
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `waterski`s`. Dit woord staat wél in de database: •waterski's Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
waterskiën
werkw. Uitspraak: ['watərskijə(n)] Verbuigingen: waterskiede (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaterskied (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met waterski's voortgetrokken door een motorboot over water glijden
Voorbeeld: `skiën in de winter en waterskiën in de zomer` |
|
waterskiën
werkw. Uitspraak: ['watərskijə(n)] Verbuigingen: waterskiede (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewaterskied (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met waterski's voortgetrokken door een motorboot over water glijden
Voorbeeld: `skiën in de winter en waterskiën in de zomer` |
|
waterslak
zelfst.naamw. |
[dierkunde] Slakken of buikpotigen [species|Gastropoda] zijn een klasse uit de stam van weekdieren [species|Mollusca].
|
|
waterslang
zelfst.naamw |
•[astrologie], [astronomie] sterrenbeeld aan de noordelijke en aan de zuidelijke hemel.
• •[dierkunde] slangen uit het Aziatische geslacht [species|Acrochordidae] die vooral in zoet en brak water leven • •slang (van rubber, plastic enz.) waardoor men water kan laten stromen |
|
waterslot
zelfst.naamw. |
•gasdichte afsluiting door middel van water, zó dat bij toenemende druk in het vat gas kan ontsnappen.
• •een aquastop die de watertoevoer afsluit na het doorlaten van een bepaalde hoeveelheid water of indien er een overstroming wordt gesignaleerd. • |
|
watersnip
zelfst.naamw. |
[dierkunde] [vogels] De watersnip [species|Gallinago gallinago] is een vogel uit de familie van strandlopers en snippen [species|Scolopacidae] en komt voor in vochtige gebieden in het binnenland.
|
|
de watersnood
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['watərsnot] |
noodtoestand die het gevolg is van een overstroming
Voorbeeld: `getroffen worden door de ergste watersnood ooit` |
|
watersnoodramp
zelfst.naamw. |
ramp, veroorzaakt door het buiten de oevers treden van een rivier enz.
|
|
watersnuffel
zelfst.naamw. |
[insecten] 'Enallagma cyathigerum' een in Nederland en Vlaanderen voorkomende soort waterjuffer Voorbeeld: `Er vlogen watersnuffels rond het meertje. `
|
|
waterspin
zelfst.naamw. |
[dierkunde] [species|Argyroneta aquatica], middelgrote spin die in stilstaande wateren leeft
|
|
waterspinazie
zelfst.naamw. |
[groente], [plantkunde] 'Ipomoea aquatica' een windesoort die met name in China al vele eeuwen als groente gekweekt wordt Voorbeeld: `Je kunt waterspinazie in Chinese supermarkten krijgen. `
|
|
waterspin
zelfst.naamw. |
[dierkunde] [species|Argyroneta aquatica], middelgrote spin die in stilstaande wateren leeft
|
|
de watersport
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['watərspɔrt] Verbuigingen: watersport|en (meerv.) |
sport die in of op het water beoefend wordt, zoals zwemmen en zeilen sport
|
|
de watersport
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['watərspɔrt] Verbuigingen: watersport|en (meerv.) |
sport die in of op het water beoefend wordt, zoals zwemmen en zeilen sport
|
|
watersporter
zelfst.naamw. |
beoefenaar van een watersport
|
|
watersporter
zelfst.naamw. |
beoefenaar van een watersport
|
|
het watersportgebied
zelfst.naamw. Uitspraak: ['watərspɔrtxəbit] Verbuigingen: watersportgebied|en (meerv.) |
groot gebied dat voorzien is voor het beoefenen van verschillende watersporten
Voorbeeld: `een watersportgebied waar je kunt zeilen, surfen, zwemmen en duiken` |
|
watersportster
zelfst.naamw. |
vrouwelijke beoefenaar van een watersport
|
|
watersportvereniging
zelfst.naamw. |
[sport] vereniging die zich bezig houdt met sporten die in of op het water beoefend worden
|
|
waterspreeuw
zelfst.naamw. |
[dierkunde] [vogels] De (gewone) waterspreeuw [species|Cinclus cinclus] is een bruine, bolle zangvogel met witte borst uit de familie van waterspreeuwen [species|Cinclidae]. Het zijn vogels die voorkomen bij stromend water.
|
|
waterspuwer
zelfst.naamw. |
•[bouwkunde] korte buis aan het einde van de dakgoot voor het afvoeren van regenwater
• •[bouwkunde] bouwornament ter verfraaiing van het einde van de goot |
|
waterspuwer
zelfst.naamw. |
•[bouwkunde] korte buis aan het einde van de dakgoot voor het afvoeren van regenwater
• •[bouwkunde] bouwornament ter verfraaiing van het einde van de goot |
|
waterstaat
zelfst.naamw. |
•[waterstaat] de toestand van een gebied ten opzichte van het water dat zich erin bevindt en / of dat het omgeeft
• •in Nederland: een overheidsdienst die belast is met het beheer van de waterstand, met de bescherming van het land tegen het water, met de waterloop|waterlopen, met de dijk|dijken, brug|bruggen, enzovoorts |
|
waterstand
zelfst.naamw. |
hoogte van het water in een rivier, zee of ander water
|
|
waterstand
zelfst.naamw. |
hoogte van het water in een rivier, zee of ander water
|
|
waterstof
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] een chemisch element en een kleur- en smaakloos niet-metaal dat bij kamertemperatuur een zeer brandbaar gas is, met symbool H en atoomnummer 1 Voorbeeld: `Is waterstof een gevaarlijk element? `
|
|
waterstofazide
zelfst.naamw. |
[scheikunde], waterstofazide is een anorganische verbinding van stikstof en waterstof.
|
|
waterstofbom
zelfst.naamw. |
atoombom die berust op het vrijkomen van energie bij de kernfusie van waterstofatomen tot helium.
|
|
waterstofbrug
zelfst.naamw. |
•[scheikunde]: een binding van middelmatige sterkte tussen drie atomen waarvan de middelste een waterstofatoom is
• Voorbeeld: `De eigenschappen van water zouden zonder waterstofbruggen volledig verschillend zijn. ` •tweede betekenisomschrijving. • Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` •enz. |
|
waterstofcyanide
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een molecule met de formule HCN en het giftige gas dat uit deze deeltjes bestaat Voorbeeld: `Waterstofcyanide is wel gebruikt om doodvonnissen te voltrekken. `
|
|
waterstofdioxide
zelfst.naamw. |
[scheikunde] Het radicaal HO<sub>2</sub><sup>·</sup> dat in hogere lagen van de atmosfeer in geringe concentratie wordt aangetroffen
|
|
waterstofeconomie
zelfst.naamw. |
is een economie waarbij waterstofgas de belangrijkste energiedrager is.
|
|
waterstofelektrode
zelfst.naamw. |
halfcel, gebaseerd op waterstof.
|
|
waterstofelektrode
zelfst.naamw. |
halfcel, gebaseerd op waterstof.
|
|
waterstoffluoride
zelfst.naamw. |
[scheikunde], verbinding van waterstof en fluor (HF)
|
|
waterstoffluoride
zelfst.naamw. |
[scheikunde], verbinding van waterstof en fluor (HF)
|
|
waterstofgas
zelfst.naamw. |
gasvormige waterstof.
|
|
waterstofnitriet
zelfst.naamw. |
[scheikunde], waterstofnitriet, (HNO2), is een zwak zuur dat onstabiel is en uitsluitend in een waterige oplossing kan bestaan.
|
|
waterstofopslag
zelfst.naamw. |
[wetenschap], [techniek], methodologie om waterstofgas (H2) op te slaan om daarna weer vrij te laten komen en te gebruiken.
|
|
waterstofperoxide
zelfst.naamw. |
[scheikunde] diwaterstofdioxide (H<sub><small>2</sub></small>O<sub><small>2</sub></small>), middel dat gebruikt kan worden om te bleken, als desinfectiemiddel of als verbrandingshulp (in raketten)
|
|
waterstofperoxide
zelfst.naamw. |
[scheikunde] diwaterstofdioxide (H<sub><small>2</sub></small>O<sub><small>2</sub></small>), middel dat gebruikt kan worden om te bleken, als desinfectiemiddel of als verbrandingshulp (in raketten)
|
|
waterstofproductie
zelfst.naamw. |
[wetenschap], [techniek], waterstofproductie is een proces dat over het algemeen koolwaterstoffen via een chemische reactie omvormt tot waterstofgas.
|
|
waterstofsulfide
zelfst.naamw. |
[scheikunde], verbinding van twee waterstofatomen en één zwavel atoom (H<sub><small>2</sub></small>S). Populaire term, de formeel juiste benaming is diwaterstofsulfide
|
|
waterstofsuperoxide
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een neutraal radicaal met de formule HO<sub>2</sub> dat in lage concentraties in de atmosfeer van de aarde voorkomt Voorbeeld: `Organische verbindingen worden vaak door waterstofsuperoxide in de atmosfeer afgebroken. `
|
|
waterstoftechniek
zelfst.naamw. |
[wetenschap], [techniek], verzamelnaam voor alle, voor waterstof specifieke, technische aspecten die aan de basis liggen van de waterstofeconomie.
|
|
waterstroom
zelfst.naamw. |
een – min of meer – lijnvormig watervoerend object met vrij wateroppervlak.
|
|
wateren
werkw. |
•urine uitscheiden
• •vers hout enige tijd in water leggen om er ongewenste stoffen uit te laten trekken • •waterachtig vocht afscheiden • Voorbeeld: `Zijn ogen waterden van de kou. ` |
|
watertanden
werkw. Uitspraak: ['watərtɑndə(n)] Verbuigingen: watertandde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewatertand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
hevig verlangen naar iets wat je ziet of waar je aan denkt
Voorbeelden: `De zoete geur van wafels deed hem watertanden.`, `Ze watertandde bij de gedachte aan een vakantie met zon, zee en palmbomen.` |
|
watertanden
werkw. Uitspraak: ['watərtɑndə(n)] Verbuigingen: watertandde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewatertand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
hevig verlangen naar iets wat je ziet of waar je aan denkt
Voorbeelden: `De zoete geur van wafels deed hem watertanden.`, `Ze watertandde bij de gedachte aan een vakantie met zon, zee en palmbomen.` |
|
watertaxi
zelfst.naamw. |
bootje, ingericht voor het vervoer van personen in een stad.
|
|
watertoerisme
zelfst.naamw. |
een vorm van sporttoerisme waarbij gebruik wordt gemaakt van het water, meestal om erover heen te varen.
|
|
watertoren
zelfst.naamw. |
een toren die zorgt voor een gelijkmatige waterdruk in het waterleidingnet Voorbeeld: `De watertoren stond op een heuvel bij de stad. `
|
|
watertoren
zelfst.naamw. |
een toren die zorgt voor een gelijkmatige waterdruk in het waterleidingnet Voorbeeld: `De watertoren stond op een heuvel bij de stad. `
|
|
watertorkruid
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Oenanthe aquatica] is een zwak giftige, twee- of driejarige plant, die behoort tot de schermbloemenfamilie [species|Apiaceae].
|
|
watertransport
zelfst.naamw. |
•vervoer van water
• •vervoer te water. |
|
watertrappelen
werkw. Uitspraak: ['watərtrɑpələ(n)] Verbuigingen: watertrappelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewatertrappeld (volt.deelw.) |
je benen telkens op en neer bewegen door ze te buigen en te strekken om met je hoofd boven water te kunnen blijven
Voorbeeld: `een minuut lang watertrappelen tijdens de zwemles` Synoniem: watertrappen |
|
watertrappen
werkw. Uitspraak: ['watərtrɑpə(n)] Verbuigingen: trapte water (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft watergetrapt (volt.deelw.) |
je benen telkens op en neer bewegen door ze te buigen en te strekken om met je hoofd boven water te kunnen blijven
Voorbeeld: `watertrappen met je beide wijsvingers boven water` Synoniem: watertrappelen |
|
wateruurwerk
zelfst.naamw. |
uurwerk dat door middel van uitlopend water de uren aanwijst.
|
|
de waterval
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['watərvɑl] Verbuigingen: waterval|len (meerv.) |
stromend water in de natuur dat van een hoogte naar beneden stort
|
|
de waterval
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['watərvɑl] Verbuigingen: waterval|len (meerv.) |
stromend water in de natuur dat van een hoogte naar beneden stort
|
|
watervang
zelfst.naamw. |
•waterwinning uit oppervlaktewater
• •waterwinplaats. |
|
watervast
bijwoord |
bestand tegen water, lost niet op in water.
|
|
waterverbruik
zelfst.naamw. |
de hoeveelheid water die in een bepaalde periode wordt gebruikt.
|
|
de waterverf
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['watərvɛrf] |
verf waar je water aan moet toevoegen om ermee te kunnen schilderen
Voorbeelden: `waterverfschilderij`, `waterverftekening` |
|
waterverfschilderij
zelfst.naamw. |
schilderij in waterverf.
|
|
waterverplaatsing
zelfst.naamw. |
het gewicht van de hoeveelheid water die door een ondergedompeld lichaam verplaatst wordt.
|
|
waterverval
zelfst.naamw. |
verschil in waterstand, bij hoog of laag water.
|
|
watervervuiling
zelfst.naamw. |
verontreiniging van water.
|
|
waterviolier
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Hottonia palustris] is een plant met ondergedoken bladeren die voorkomt in ondiepe wateren.<br>De plant verdraagt geen zout en is daarom recent uit delen van Holland verdwenen, waar het water door polderbemaling en het onttrekken van zoet water voor de drinkwatervoorziening licht brak is geworden
|
|
het watervliegtuig
zelfst.naamw. Uitspraak: ['watərvlixtœyx] Verbuigingen: watervliegtuig|en (meerv.) |
vliegtuig dat kan opstijgen vanaf en landen op een watervlakte
Voorbeeld: `watervliegtuigen die tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikt werden` |
|
watervlo
zelfst.naamw. |
[dierkunde], bepaald bladpotig schaaldiertje van de orde [species|Cladocera], een orde van kleine kreeftachtigen uit de klasse van de [species|Branchiopoda] (blad- of kieuwpootkreeftjes).
|
|
watervloed
zelfst.naamw. |
grote hoeveelheid van overstromend water.
|
|
de watervogel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['watərvoxəl] Verbuigingen: watervogel|s (meerv.) |
vogel die bij water leven en broeden
Voorbeeld: `Eend, ganzen, flamingo's en meeuwen zijn voorbeelden van watervogels.` |
|
de watervogel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['watərvoxəl] Verbuigingen: watervogel|s (meerv.) |
vogel die bij water leven en broeden
Voorbeeld: `Eend, ganzen, flamingo's en meeuwen zijn voorbeelden van watervogels.` |
|
watervoorraad
zelfst.naamw. |
voorraad aan drinkwater.
|
|
watervoorziening
zelfst.naamw. |
het voorzien met drinkwater.
|
|
watervrees
zelfst.naamw. |
•vrees voor water
• •angst om te drinken en te slikken, bv. bij hondsdolheid. |
|
watervrij
bijv.naamw. |
•waaraan alle water onttrokken is
• Voorbeeld: `Azijnzuur is in watervrije vorm een vloeistof bij kamertemperatuur. ` •tweede betekenisomschrijving • Voorbeeld: `Zin met het watervrij in de tweede betekenis erin. ` |
|
waterwants
zelfst.naamw. |
elk van de wantsen die in het water leven en zich met dierlijke sappen voeden.
|
|
waterweegbree
zelfst.naamw. |
[plantkunde], waterweegbree [species|Alisma] is een geslacht van kruidachtige waterplanten uit de waterweegbreefamilie [species|Alismataceae].
|
|
de waterweg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['watərwɛx] Verbuigingen: waterweg|en (meerv.) |
lang en smal stuk water waar je met schepen over kunt varen
Voorbeeld: `Rivieren en kanalen zijn voorbeelden van waterwegen.` |
|
waterwerk
zelfst.naamw. |
in het water opgetrokken bouwwerk.
|
|
waterwerper
zelfst.naamw. |
apparaat dat een zeer sterke straal water kan produceren. De term waterwerper wordt met name gebruikt voor de apparaten gemonteerd op gepantserde voertuigen, ingezet voor relbestrijding
|
|
waterwerper
zelfst.naamw. |
apparaat dat een zeer sterke straal water kan produceren. De term waterwerper wordt met name gebruikt voor de apparaten gemonteerd op gepantserde voertuigen, ingezet voor relbestrijding
|
|
waterwild
zelfst.naamw. |
wild dat in of rond het water leeft.
|
|
waterwilg
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Salix caprea] een boom uit de wilgenfamilie [species|Salicaceae]. De plant wordt ook wel boswilg genoemd.
|
|
waterwingebied
zelfst.naamw. |
gebied waar water gewonnen wordt.
|
|
waterwinning
zelfst.naamw. |
Met waterwinning wordt het onttrekken van water aan het milieu bedoeld, over het algemeen met als doel dit water nuttig toe te passen als drinkwater of in de industrie.
|
|
waterwinplaats
zelfst.naamw. |
plaats waar water afgetapt wordt
|
|
waterwrat
zelfst.naamw. |
[medisch], bolvormig wratje (molluscum contagiosum) met een glad oppervlak, gevuld met een witte substantie, vooral bij jonge kinderen.
|
|
waterzeil
zelfst.naamw. |
•[scheepvaart] zeil gevoerd door langsgetuigde zeilschepen bij ruime en voordewindse koersen, bevestigd met het bovenlijk onder aan de giek
• •[scheepvaart] zeil gevoerd door klassieke dwarsgetuigde zeilschepen bij lichte wind onder de onderste lijzeil|lijzeilen |
|
waterzeil
zelfst.naamw. |
•[scheepvaart] zeil gevoerd door langsgetuigde zeilschepen bij ruime en voordewindse koersen, bevestigd met het bovenlijk onder aan de giek
• •[scheepvaart] zeil gevoerd door klassieke dwarsgetuigde zeilschepen bij lichte wind onder de onderste lijzeil|lijzeilen |
|
waterzooi
zelfst.naamw. |
[voeding] een gerecht van vis of kip met aardappelen, groenten, room en water Voorbeeld: `Gent is de stad van de waterzooi, die meestal met brood gegeten wordt. `
|
|
waterzucht
zelfst.naamw. |
[medisch], oedeem is een opeenhoping van extracellulair vocht in weefsel, leidend tot een zwelling zonder toename van het aantal cellen.
|
|
waterzuivering
zelfst.naamw |
•het zuiveren, reinigen van water (van organische en chemische stoffen)
• •installatie voor het weer zuiver maken van vervuild water. |
|
waterzuiveringsinstallatie
zelfst.naamw. |
zuivert het afvalwater van huishoudens en bedrijven.
|
|
waterzuring
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Rumex hydrolapathum] zuring die langs de waterkant groeit, behorend tot de duizendknoopfamilie [species|Polygonaceae]
|
|
waterzwijn
zelfst.naamw. |
[dierkunde], de capibara of waterzwijn [species|Hydrochoerus hydrochaeris] is een knaagdier dat voorkomt in het waterrijke gebied van Brazilië en Noord-Argentinië in Zuid-Amerika.
|
|
het watje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑcə] Verbuigingen: watje|s (meerv.) |
1) propje watten
Voorbeeld: `Hij had een watje in zijn neusgat gedaan om het bloeden te stoppen.` 2) man die niet sterk is of niet veel kan verdragen Voorbeeld: `Wat een watje!` Synoniemen: slappeling, mietje, doetje |
|
watsonii
bijv.naamw. |
[plantkunde], [dierkunde] Watsons, van Watson, veel voorkomende soortnaam Voorbeeld: `Antirrhinum watsonii → Watsons Leeuwenbek `
|
|
watt
zelfst.naamw. |
[natuurkunde], [elektronica], [eenheid] SI-eenheid van (arbeids-)vermogen Voorbeeld: `De grootheid "vermogen" (symbool: P) wordt uitgedrukt in de eenheid watt (symbool: W). ` Voorbeeld: `Eén watt is gelijk aan een joule per seconde. `
|
|
watteren
werkw. |
opvullen met watten
|
|
watteren
werkw. |
opvullen met watten
|
|
watten
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑtə(n)] |
zacht, veerkrachtig en pluizig materiaal, waarmee je bijvoorbeeld een wond schoonmaakt
Voorbeelden: `Voor het concert begon, stopte ze propjes watten in haar oren.`, `wattenstaafje` |
|
iemand in de watten leggen
|
(iemand verwennen met aandacht of luxe) `De congresdeelnemers worden door de sponsor flink in de watten gelegd.`
|
|
het wattenstaafje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑtə(n)stafjə] Verbuigingen: wattenstaafje|s (meerv.) |
klein stokje met watten aan de uiteinden waarmee je bijvoorbeeld je oren mee kunt reinigen
Voorbeeld: `Je mag het wattenstaafje nooit te diep in je oren steken!` Synoniem: wattenstokje |
|
het wattenstokje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɑtə(n)stɔkjə] Verbuigingen: wattenstokje|s (meerv.) |
klein stokje met watten aan de uiteinden waarmee je bijvoorbeeld je oren mee kunt reinigen
Voorbeeld: `Mijn neefje had een wattenstokje in zijn neus gestoken en het zat zo diep dat we hem naar het ziekenhuis moesten brengen.` Synoniem: wattenstaafje |
|
watteren
werkw. |
opvullen met watten
|
|
wattmeter
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] [techniek][elektronica] een instrument om het elektrisch vermogen, uitgedrukt in watt, te bepalen Voorbeeld: `Met alle verbruikstoestellen ingeschakeld is het afgenomen vermogen is volgens de wattmeter 3,5 kW. `
|
|
wattmeter
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] [techniek][elektronica] een instrument om het elektrisch vermogen, uitgedrukt in watt, te bepalen Voorbeeld: `Met alle verbruikstoestellen ingeschakeld is het afgenomen vermogen is volgens de wattmeter 3,5 kW. `
|
|
watt
zelfst.naamw. |
[natuurkunde], [elektronica], [eenheid] SI-eenheid van (arbeids-)vermogen Voorbeeld: `De grootheid "vermogen" (symbool: P) wordt uitgedrukt in de eenheid watt (symbool: W). ` Voorbeeld: `Eén watt is gelijk aan een joule per seconde. `
|
|
Watubela
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die op de Molukken in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Wie kan ik benaderen over de taal Watubela? `
|
|
wauw
tussenwerpsel Uitspraak: [wɑu] |
<uitroep waarmee je uiting geeft aan plotselinge bewondering>
Voorbeeld: `Wauw, wat een groot huis!` |
|
wauwelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `wauwelen`. We hebben 13 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •wauwel•wauwelden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de wave
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wef] Verbuigingen: wave|s (meerv.) |
golvende beweging die toeschouwers in een stadion maken door achtereenvolgens op te staan en weer te gaan zitten
Voorbeeld: `het leuke effect dat je ziet wanneer toeschouwers een wave doen` |
|
waven
werkw. Afbreekpatroon: 'wa - ven Herkomst: «Engels Verbuigingen: wavede (verl.tijd ) Verbuigingen: gewaved (volt.deelw.) |
op een tribune om de beurt de handen in de lucht steken zodat een golfbeweging ontstaat
Voorbeeld: `het publiek bij de voetbalwedstrijd ging waven toen het spel een beetje saai werd` |
|
waven
werkw. Afbreekpatroon: 'wa - ven Herkomst: «Engels Verbuigingen: wavede (verl.tijd ) Verbuigingen: gewaved (volt.deelw.) |
op een tribune om de beurt de handen in de lucht steken zodat een golfbeweging ontstaat
Voorbeeld: `het publiek bij de voetbalwedstrijd ging waven toen het spel een beetje saai werd` |
|
waxen
werkw. Herkomst: «Engels Verbuigingen: waxte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewaxt (volt.deelw.) |
1) iets met wax behandelen zodat het waterafstotend wordt
Voorbeelden: `laarzen of een jas waxen`, `ski's waxen` 2) ontharen waarbij het haar met wortel en al verwijderd wordt Voorbeeld: `waxen om je lichaam van ongewenste beharing te ontdoen ` |
|
waxen
werkw. Herkomst: «Engels Verbuigingen: waxte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewaxt (volt.deelw.) |
1) iets met wax behandelen zodat het waterafstotend wordt
Voorbeelden: `laarzen of een jas waxen`, `ski's waxen` 2) ontharen waarbij het haar met wortel en al verwijderd wordt Voorbeeld: `waxen om je lichaam van ongewenste beharing te ontdoen ` |
|
waas
zelfst.naamw. |
een vage weerschijn die over een voorwerp ligt
|
|
wazig
bijv.naamw. Uitspraak: ['wazəx] |
niet duidelijk of onscherp
Voorbeelden: `wazig zicht aan beide ogen`, `een wazige foto scherper maken met een speciaal programma` Synoniem: vaag |
|
de wc
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [we'se] Verbuigingen: wc|'s (meerv.) |
pot waarop je kunt zitten om te poepen en te plassen, en met een waterbak om door te spoelen
Voorbeelden: `op de wc zitten`, `Hij moest nodig naar de wc.`, `wc-bril` Synoniem: toilet |
|
de wc-bril
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [we'sebrɪl] Verbuigingen: wc-bril|len (meerv.) |
ovaal voorwerp met een gat dat op de wc ligt
Voorbeeld: `Niet op de wc-bril gaan zitten omdat die vies is.` Synoniem: bril (2 |
|
het wc-papier
zelfst.naamw. Uitspraak: [we'sepapir] |
dunne velletjes papier om je billen mee af te vegen als je hebt gepoept
Voorbeeld: `een rol wc-papier` Synoniemen: toiletpapier, closetpapier |
|
wc`s
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wc`s`. Dit woord staat wél in de database: •wc's Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
we
pronoun Uitspraak: [wə] |
<het onderwerp in de zin als je over jezelf en andere mensen praat>
Voorbeeld: `Ze vraagt of we morgen kunnen komen.` Synoniem: wij |
|
het web
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɛp] Verbuigingen: web|ben (meerv.) |
1) net van draden dat een spin maakt om insecten mee te vangen
Voorbeeld: `De spin had een web in een hoek tegen het plafond gesponnen.` Synoniem: spinnenweb 2) verzameling van alle sites die via internet toegankelijk zijn Voorbeelden: `zoeken op het web`, `website` Synoniem: world wide web |
|
de webcam
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɛpkɛm] Verbuigingen: webcam|s (meerv.) |
camera in of aan je computer waarmee anderen waarmee je via internet bent verbonden jou of je omgeving kunnen zien
Voorbeeld: `je webcam inschakelen als je chat met je vriendinnen` |
|
webcammen
werkw. Afbreekpatroon: 'web - cam - men Herkomst: «Engels Verbuigingen: webcamde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebcamd (volt.deelw.) |
opnames maken met een webcam computer
Voorbeeld: `oma vindt het leuk om te webcammen met de kleinkinderen` Synoniem: contact hebben via een in de laptop ingebouwde of losse webcamera |
|
webcammen
werkw. Afbreekpatroon: 'web - cam - men Herkomst: «Engels Verbuigingen: webcamde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebcamd (volt.deelw.) |
opnames maken met een webcam computer
Voorbeeld: `oma vindt het leuk om te webcammen met de kleinkinderen` Synoniem: contact hebben via een in de laptop ingebouwde of losse webcamera |
|
de webcam
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɛpkɛm] Verbuigingen: webcam|s (meerv.) |
camera in of aan je computer waarmee anderen waarmee je via internet bent verbonden jou of je omgeving kunnen zien
Voorbeeld: `je webcam inschakelen als je chat met je vriendinnen` |
|
webcammen
werkw. Afbreekpatroon: 'web - cam - men Herkomst: «Engels Verbuigingen: webcamde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebcamd (volt.deelw.) |
opnames maken met een webcam computer
Voorbeeld: `oma vindt het leuk om te webcammen met de kleinkinderen` Synoniem: contact hebben via een in de laptop ingebouwde of losse webcamera |
|
webcasten
werkw. Afbreekpatroon: 'web - cas - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: webcastte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebcast (volt.deelw.) |
op het web uitzenden, het live uitzenden van beeld en geluid via internet computer
Voorbeeld: `Webcasten is op dit moment de meest voordelige manier om een zo groot mogelijke doelgroep te bereiken.` |
|
webcasten
werkw. Afbreekpatroon: 'web - cas - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: webcastte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebcast (volt.deelw.) |
op het web uitzenden, het live uitzenden van beeld en geluid via internet computer
Voorbeeld: `Webcasten is op dit moment de meest voordelige manier om een zo groot mogelijke doelgroep te bereiken.` |
|
webdaten
werkw. Afbreekpatroon: 'web - da - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: webdatete (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebdatet (volt.deelw.) |
via het web contact leggen computercommunicatie
Voorbeeld: `webdaten lijkt zo mooi, uit zoveel profielen de allerleukste kiezen` Synoniem: internetdaten |
|
webdaten
werkw. Afbreekpatroon: 'web - da - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: webdatete (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebdatet (volt.deelw.) |
via het web contact leggen computercommunicatie
Voorbeeld: `webdaten lijkt zo mooi, uit zoveel profielen de allerleukste kiezen` Synoniem: internetdaten |
|
webenablen
werkw. Afbreekpatroon: 'web - en - a - blen Herkomst: «Engels Verbuigingen: webenablede/webenabelde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebenabled/gewebenabeld (volt.deelw.) |
aansluiten op het internet computer
Voorbeeld: `de informatie overal beschikbaar hebben door te webenablen` |
|
webenablen
werkw. Afbreekpatroon: 'web - en - a - blen Herkomst: «Engels Verbuigingen: webenablede/webenabelde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebenabled/gewebenabeld (volt.deelw.) |
aansluiten op het internet computer
Voorbeeld: `de informatie overal beschikbaar hebben door te webenablen` |
|
webenablen
werkw. Afbreekpatroon: 'web - en - a - blen Herkomst: «Engels Verbuigingen: webenablede/webenabelde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebenabled/gewebenabeld (volt.deelw.) |
aansluiten op het internet computer
Voorbeeld: `de informatie overal beschikbaar hebben door te webenablen` |
|
webenablen
werkw. Afbreekpatroon: 'web - en - a - blen Herkomst: «Engels Verbuigingen: webenablede/webenabelde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebenabled/gewebenabeld (volt.deelw |
aansluiten op het internet computer
Voorbeeld: `de informatie overal beschikbaar hebben door te webenablen` |
|
het webformulier
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛpfɔrmylir] Verbuigingen: webformulier|en (meerv.) |
document of formulier dat op het internet via een website weergegeven wordt
Voorbeeld: `een webformulier invullen en dan op 'verzenden' klikken` |
|
webhosten
werkw. Afbreekpatroon: 'web - hos - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: webhostte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebhost (volt.deelw.) |
het verhuren van een ruimte op een server die permanent verbonden is met het internet computer
Voorbeeld: `het webhosten van een website` |
|
webhosten
werkw. Afbreekpatroon: 'web - hos - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: webhostte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebhost (volt.deelw.) |
het verhuren van een ruimte op een server die permanent verbonden is met het internet computer
Voorbeeld: `het webhosten van een website` |
|
webhosten
werkw. Afbreekpatroon: 'web - hos - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: webhostte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebhost (volt.deelw.) |
het verhuren van een ruimte op een server die permanent verbonden is met het internet computer
Voorbeeld: `het webhosten van een website` |
|
de (m)/het weblog
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɛplɔx] Verbuigingen: weblog|s (meerv.) |
soort dagboek dat iemand bijhoudt op een website
Synoniem: blog |
|
webloggen
werkw. Afbreekpatroon: 'web - log - gen Herkomst: «Engels Verbuigingen: weblogde (verl.tijd ) Verbuigingen: geweblogd (volt.deelw.) |
het bijhouden van een weblog in dagboekstijl computer
Voorbeeld: `meerdere malen per dag nieuwe stukjes webloggen` |
|
webloggen
werkw. Afbreekpatroon: 'web - log - gen Herkomst: «Engels Verbuigingen: weblogde (verl.tijd ) Verbuigingen: geweblogd (volt.deelw.) |
het bijhouden van een weblog in dagboekstijl computer
Voorbeeld: `meerdere malen per dag nieuwe stukjes webloggen` |
|
de webmaster
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛpmɑ:stər] Verbuigingen: webmaster|s (meerv.) |
iemand die websites maakt en onderhoudt
Voorbeeld: `als webmaster werken in een groot bedrijf` |
|
de webmaster
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛpmɑ:stər] Verbuigingen: webmaster|s (meerv.) |
iemand die websites maakt en onderhoudt
Voorbeeld: `als webmaster werken in een groot bedrijf` |
|
de webpagina
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɛpaxina] Verbuigingen: webpagina|'s (meerv.) |
elk van de verschillende pagina's van een website
|
|
de webshop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛpʃɔp] Verbuigingen: webshop|s (meerv.) |
website waarop je dingen kunt kopen
Voorbeeld: `een webshop voor studieboeken` Synoniem: webwinkel |
|
de website
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwɛpsɑjt] Verbuigingen: website|s (meerv.) |
verzameling informatie op het internet
Synoniem: webstek |
|
de website
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwɛpsɑjt] Verbuigingen: website|s (meerv.) |
verzameling informatie op het internet
Synoniem: webstek |
|
de webstek
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛpstɛk] Verbuigingen: webstek|s (meerv.) |
verzameling informatie op het internet
Voorbeeld: `Welkom op de webstek van...` Synoniem: website |
|
de webstek
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛpstɛk] Verbuigingen: webstek|s (meerv.) |
verzameling informatie op het internet
Voorbeeld: `Welkom op de webstek van...` Synoniem: website |
|
websurfen
werkw. Afbreekpatroon: 'web - sur - fen Herkomst: «Engels Verbuigingen: websurfte/ websurfde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebsurft/ gewebsurfd (volt.deelw.) |
internetten computer
Voorbeeld: `na het eten nog een half uurtje websurfen om hondensite's te bekijken` Synoniem: op het world wide web op zoek gaan naar interessante pagina's |
|
websurfen
werkw. Afbreekpatroon: 'web - sur - fen Herkomst: «Engels Verbuigingen: websurfte/ websurfde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebsurft/ gewebsurfd (volt.deelw.) |
internetten computer
Voorbeeld: `na het eten nog een half uurtje websurfen om hondensite's te bekijken` Synoniem: op het world wide web op zoek gaan naar interessante pagina's |
|
webvertisen
werkw. Afbreekpatroon: 'web - ver - ti - sen Herkomst: «Engels Verbuigingen: webvertisede (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebvertised (volt.deelw.) |
op internet adverteren computer
Voorbeeld: `op een relevante website met veel bezoekers webvertisen` Synoniem: reclame maken op internet |
|
webvertisen
werkw. Afbreekpatroon: 'web - ver - ti - sen Herkomst: «Engels Verbuigingen: webvertisede (verl.tijd ) Verbuigingen: gewebvertised (volt.deelw.) |
op internet adverteren computer
Voorbeeld: `op een relevante website met veel bezoekers webvertisen` Synoniem: reclame maken op internet |
|
de webwinkel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛbwɪŋkəl] Verbuigingen: webwinkel|s (meerv.) |
website waarop je dingen kunt kopen
Voorbeeld: `je eigen webwinkel starten` Synoniem: webshop |
|
wecken
werkw. |
levensmiddelen conserveren door na kokend te steriliseren luchtdicht af te sluiten Voorbeeld: `Die boontjes zijn twee jaar geleden geweckt en nog steeds goed eetbaar. `
|
|
wecken
werkw. |
levensmiddelen conserveren door na kokend te steriliseren luchtdicht af te sluiten Voorbeeld: `Die boontjes zijn twee jaar geleden geweckt en nog steeds goed eetbaar. `
|
|
wedden
werkw. Uitspraak: ['wɛdə(n)] Verbuigingen: wedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets beweren, bijvoorbeeld over de toekomst, waarbij je afspreekt dat je iets krijgt als blijkt dat je gelijk hebt
Voorbeelden: `Zullen we wedden om een biertje?`, `wedkantoor` |
|
Wedden dat...
|
(<dit zeg je voor je iets beweert waarvan je vrijwel zeker bent>) `Wedden dat hij nog ligt te slapen?`
|
|
de wedde
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɛdə] Verbuigingen: wedde|n, wedde|s (meerv.) |
geld dat je ontvangt voor betaald werk
Voorbeelden: `basiswedde`, `brutowedde`, `jaarwedde` Synoniemen: loon, salaris |
|
wedden
werkw. Uitspraak: ['wɛdə(n)] Verbuigingen: wedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets beweren, bijvoorbeeld over de toekomst, waarbij je afspreekt dat je iets krijgt als blijkt dat je gelijk hebt
Voorbeelden: `Zullen we wedden om een biertje?`, `wedkantoor` |
|
Wedden dat...
|
(<dit zeg je voor je iets beweert waarvan je vrijwel zeker bent>) `Wedden dat hij nog ligt te slapen?`
|
|
de weddenschap
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛdə(n)sxɑp] Verbuigingen: weddenschap|pen (meerv.) |
keer dat je wedt
Voorbeeld: `een weddenschap afsluiten` |
|
weder
bijwoord Uitspraak: ['wedər] |
nog een keer formeel
Voorbeeld: `wederkeren` Synoniemen: weer, opnieuw, nogmaals |
|
wedergeboorte
zelfst.naamw. |
•het in sommige godsdiensten gangbare idee van het lichamelijk opnieuw geboren worden na de dood
• •lichamelijke of geestelijke herleving • •culturele bloei na een tijd van verval |
|
wedergeboorte
zelfst.naamw. |
•het in sommige godsdiensten gangbare idee van het lichamelijk opnieuw geboren worden na de dood
• •lichamelijke of geestelijke herleving • •culturele bloei na een tijd van verval |
|
wederkeren
werkw. Uitspraak: ['wedərkerə(n)] Verbuigingen: keerde weder (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is wedergekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
terugkomen nadat je bent weggegaan formeel
Voorbeeld: `We weten dat Christus zal wederkeren.` Synoniemen: weerkeren, terugkeren |
|
wederzien
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wederzien`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Dit woord staat wél in de database: •weerzien Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de wederhelft
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wədərhɛlft] Verbuigingen: wederhelft|en (meerv.) |
man of vrouw waarmee je getrouwd bent
Voorbeeld: `Dat zal ik eerst met mijn wederhelft moeten bespreken, denk ik.` |
|
wederkeren
werkw. Uitspraak: ['wedərkerə(n)] Verbuigingen: keerde weder (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is wedergekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
terugkomen nadat je bent weggegaan formeel
Voorbeeld: `We weten dat Christus zal wederkeren.` Synoniemen: weerkeren, terugkeren |
|
wederkerend
bijv.naamw. Uitspraak: [wedər'kerənt] |
wat op jezelf betrekking heeft taalkunde
Voorbeelden: `het wederkerend voornaamwoord`, `wederkerende werkwoorden` |
|
wederkerend voornaamwoord
zelfst.naamw. |
[grammatica] een voornaamwoord dat gebruikt wordt om te verwijzen naar het onderwerp van de zin zelf. Voorbeeld: `Een wederkerend voornaamwoord kan verplicht bij een werkwoord voorkomen. `
|
|
wederkerend werkwoord
zelfst.naamw. |
[grammatica] een werkwoord waarbij de handelende persoon tevens het voorwerp van de handeling is Voorbeeld: `Een voorbeeld van een wederkerend werkwoord is 'zich verheugen'. `
|
|
wederkerig
bijv.naamw. Uitspraak: [wedər'kerəx] |
van beide kanten of partijen
Voorbeeld: `een wederkerige liefde` Synoniem: wederzijds |
|
wederkerig voornaamwoord
zelfst.naamw. |
[grammatica] een voornaamwoord dat betrekking heeft op meerdere personen/zaken die vaak het onderwerp van de zin zijn. Voorbeeld: `Een wederkerig voornaamwoord drukt een wederzijdse relatie uit. `
|
|
wederleggen
werkw. |
de ongeldigheid van een gemaakte bewering aantonen Voorbeeld: `Met dit bewijsstuk wederlegde hij de gehele aanklacht. `
|
|
de wederopbouw
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wedər'ɔbɑu] |
het weer in orde maken van iets dat vernield is
Voorbeelden: `de wederopbouw van een land na een aardbeving`, `de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog` Synoniemen: reconstructie, herstel (2) |
|
de wederpartij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wedərpɑrtɛi] Verbuigingen: wederpartij|en (meerv.) |
groep of persoon die andere belangen heeft dan jij juridisch
Voorbeeld: `een overeenkomst aangaan met je wederpartij` Synoniem: tegenpartij |
|
Spellingleidraad (Taalunie)
Taaladvies (Taalunie) Taaltelefoon.be VRTtaal.net Opzoeken: Doorverwezen van wedervaar > wedervaren wedervaren |
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wedervaren`. Dit woord staat wél in de database: •wedervoeren Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wederverkoop
zelfst.naamw. |
[economie] de inkoop van waren in het groot en de verkoop van deze waren in het klein
|
|
wederwaardigheden
zelfst.naamw. Uitspraak: [wedər'wardəxhedə(n)] |
de dingen die je beleefd hebt
Voorbeeld: `Thuis vertelde hij van zijn wederwaardigheden op kantoor.` Synoniemen: belevenissen, avonturen |
|
wederzijds
bijv.naamw. Uitspraak: [wedər'zɛits] |
van beide kanten of partijen
Voorbeelden: `In een relatie zijn communicatie en wederzijds respect belangrijk.`, `Zij wordt verliefd op hem, en de liefde blijkt wederzijds te zijn.` Synoniem: wederkerig |
|
de wedijver
zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: 'wed - ij - ver Herkomst: «Duits |
het proberen beter te zijn dan anderen, competitie, wedstrijd
Voorbeeld: `wedijver tussen tegenstanders die hetzelfde doel willen bereiken ` Synoniemen: rivaliteit, concurrentie |
|
wedijveren
werkw. Uitspraak: ['wɛtɛivərə(n)] Verbuigingen: wedijverde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewedijverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
proberen beter te zijn in iets dan iemand anders
Voorbeeld: `In dit verhaal wedijveren duister en licht om de macht.` Synoniem: strijden |
|
kunnen wedijveren met
|
(even goed zijn als, of beter zijn dan (iets of iemand)) `Dit team kan wedijveren met de beste clubs van de wereld.`
|
|
de wedloop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛtlop] Verbuigingen: wed|lopen (meerv.) |
snelheidswedstrijd
Voorbeelden: `deelnemen aan een wedloop voor het goede doel`, `wapenwedloop` Synoniem: race |
|
de wedstrijd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛtstrɛit] Verbuigingen: wedstrijd|en (meerv.) |
spel waarin je probeert te winnen sport
Voorbeelden: `voetbalwedstrijd`, `een wedstrijd spelen`, `Tijdens de wedstrijd braken er rellen uit.`, `Ze deden een wedstrijdje wie het langst onder water kon blijven.` Synoniem: match |
|
de wedstrijdleider
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛtstrɛitlɛidər] Verbuigingen: wedstrijdleider|s (meerv.) |
iemand die tijdens een sportwedstrijd oplet of er volgens de spelregels wordt gespeeld
Voorbeeld: `een opleiding tot gediplomeerd wedstrijdleider volgen` |
|
wedden
werkw. Uitspraak: ['wɛdə(n)] Verbuigingen: wedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets beweren, bijvoorbeeld over de toekomst, waarbij je afspreekt dat je iets krijgt als blijkt dat je gelijk hebt
Voorbeelden: `Zullen we wedden om een biertje?`, `wedkantoor |
|
Wedden dat...
|
(<dit zeg je voor je iets beweert waarvan je vrijwel zeker bent>) `Wedden dat hij nog ligt te slapen?`
|
|
de weduwe
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wedywə] Verbuigingen: weduwe|n, weduwe|s (meerv.) |
vrouw van wie de man overleden is
|
|
weduweverbranding
zelfst.naamw. |
was een vroeger in India en Indonesië regelmatig voorkomende praktijk waarbij een weduwe om het leven werd gebracht doordat zij - al dan niet in verdoofde toestand - samen met het lichaam van haar echtgenoot werd verbrand
|
|
de weduwnaar
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wedywnar] Verbuigingen: weduwnaar|s (meerv.) |
man van wie de vrouw overleden is
|
|
de weduwnaar
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wedywnar] Verbuigingen: weduwnaar|s (meerv.) |
man van wie de vrouw overleden is
|
|
I wee
zelfst.naamw. Uitspraak: [we] Verbuigingen: wee|ën (meerv.) |
kramp met hevige pijn die komt en gaat in de buik van een vrouw die gaat bevallen
Voorbeelden: `De eerste weeën kwamen om het kwartier.`, `perswee` |
|
II wee
tussenwerpsel Uitspraak: [we] |
O wee!
() `O wee, als ik maar niet te laat kom!` |
|
III wee
bijv.naamw. |
onfris
weeë lucht (onfrisse, licht misselijk makende geur) |
|
inweven
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `inweven`. Deze woorden staan wél in de database: •ingeven•inleven•inweken•inwerken•weven Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weven
werkw. Uitspraak: [ˈwevə(n)] Verbuigingen: weefde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
textiel vervaardigen door draden dooreen te vlechten
Voorbeeld: `Dit kleed heb ik zelf geweven.` |
|
weeflijn
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] één van de horizontaal tussen de wanten van een zeilschip gespannen touwen, die samen een ladder vormen om in het want te klimmen
|
|
het weefsel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wefsəl] Verbuigingen: weefsel|s (meerv.) |
1) stuk textiel van draden die door elkaar geweven zijn
Voorbeeld: `een katoenen weefsel` Synoniem: stof 2) materiaal waaruit levende wezens bestaan biologie Voorbeelden: `Bij huidtransplantatie wordt je eigen weefsel of dat van iemand anders gebruikt.`, `huidweefsel`, `spierweefsel` |
|
de weefselkweek
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wefsəlkwek] |
methode om cellen te kweken waaruit dan nieuw weefsel ontstaat
Voorbeeld: `de vermenigvuldiging van planten door middel van weefselkweek` |
|
het weefsel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wefsəl] Verbuigingen: weefsel|s (meerv.) |
1) stuk textiel van draden die door elkaar geweven zijn
Voorbeeld: `een katoenen weefsel` Synoniem: stof 2) materiaal waaruit levende wezens bestaan biologie Voorbeelden: `Bij huidtransplantatie wordt je eigen weefsel of dat van iemand anders gebruikt.`, `huidweefsel`, `spierweefsel` |
|
weven
werkw. Uitspraak: [ˈwevə(n)] Verbuigingen: weefde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
textiel vervaardigen door draden dooreen te vlechten
Voorbeeld: `Dit kleed heb ik zelf geweven.` |
|
afwegen
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwegə(n)] Verbuigingen: woog af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) kijken hoe zwaar iets is
Voorbeeld: `vier tomaten afwegen op een weegschaal` Synoniem: wegen 2) erover nadenken wat het beste is Voorbeelden: `de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen`, `afwegen of je wel of niet verder onderzoek zult doen`, `afwegen wat de risico's zijn` |
|
afwegen
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwegə(n)] Verbuigingen: woog af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) kijken hoe zwaar iets is
Voorbeeld: `vier tomaten afwegen op een weegschaal` Synoniem: wegen 2) erover nadenken wat het beste is Voorbeelden: `de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen`, `afwegen of je wel of niet verder onderzoek zult doen`, `afwegen wat de risico's zijn` |
|
inwegen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `inwegen`. Deze woorden staan wél in de database: •invoegen•inweken•inwerken•wegen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
opwegen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `opwegen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •omwegen•opvegen•opwekken•opwerken•opwerpen•wegen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
overwegen
werkw. Uitspraak: [ovərˈwexə(n)] Verbuigingen: overwoog (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft overwogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
nadenken of je iets wilt doen of niet
Voorbeeld: `overwegen je te laten omscholen tot meubelmaker` |
|
I voortbewegen
werkw. Uitspraak: [ˈvordbəwexə(n)] Verbuigingen: bewoog voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voortbewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) in een bepaalde richting laten gaan
Voorbeeld: `Het bootje wordt voortbewogen door middel van een lange stok.` Synoniem: aandrijven |
|
II zich voortbewegen
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈvordbəwexə(n)] Verbuigingen: bewoog zich voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich voortbewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich verplaatsen
Voorbeelden: `Ze bewoog zich voort op handen en voeten.`, `Zodra het gips eraf gaat, kan ik me weer gemakkelijker voortbewegen.` Synoniem: gaan |
|
de weegbree
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wexbre] Verbuigingen: weegbree|ën (meerv.) |
plant waarvan de stevige bladeren plat op de grond liggen
Voorbeelden: `de grote weegbree`, `de zeeweegbree`, `de smalle weegbree` |
|
de weegbree
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wexbre] Verbuigingen: weegbree|ën (meerv.) |
plant waarvan de stevige bladeren plat op de grond liggen
Voorbeelden: `de grote weegbree`, `de zeeweegbree`, `de smalle weegbree` |
|
de weegschaal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wexsxal] Verbuigingen: weeg|schalen (meerv.) |
toestel waarmee je het gewicht van iets of iemand kunt vaststellen
Voorbeelden: `De weegschaal gaf 80 kg aan.`, `personenweegschaal`, `keukenweegschaal` Synoniemen: balans, weegtoestel |
|
wegen
werkw. Uitspraak: ['wexə(n)] Verbuigingen: woog (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) vaststellen hoe zwaar iets of iemand is
Voorbeeld: `Ik heb me vandaag nog niet gewogen.` 2) een bepaald gewicht hebben Voorbeeld: `Ik weeg 80 kg.` 3) zwaar zijn Voorbeeld: `Die koffer weegt!` |
|
I de week
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wek] Verbuigingen: weken (meerv.) |
periode van zeven dagen
Voorbeelden: `Volgende week ben ik er niet.`, `Over een week ben ik jarig.`, `vorige/afgelopen week`, `Het duurt weken voor het klaar is.` |
|
door de week
|
(op werkdagen, niet in het weekend) `Door de week ga ik altijd om elf uur naar bed.`
|
|
II week
bijv.naamw. Uitspraak: [wek] |
1) (van levend weefsel) slap en zacht
Voorbeelden: `De hersenen zijn niet meer dan een weke massa.`, `weekdier` 2) gevoelig, ontroerd, vol medelijden enz. Voorbeeld: `Hij pakte mijn hand, ik werd helemaal week vanbinnen.` |
|
afweken
werkw. Uitspraak: ['ɑfwekə(n)] Verbuigingen: weekte af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgeweekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(vastgeplakte dingen) door weken losmaken
Voorbeeld: `etiketten op flessen afweken` Synoniem: losweken |
|
losweken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `losweken`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •losbreken Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
het weekblad
zelfst.naamw. Uitspraak: ['weɡblɑt] Verbuigingen: weekblad|en (meerv.) |
tijdschrift dat elke week verschijnt
Voorbeelden: `je abonneren op een weekblad`, `een weekblad voor doe-het-zelvers` |
|
het weekblad
zelfst.naamw. Uitspraak: ['weɡblɑt] Verbuigingen: weekblad|en (meerv.) |
tijdschrift dat elke week verschijnt
Voorbeelden: `je abonneren op een weekblad`, `een weekblad voor doe-het-zelvers` |
|
de weekdag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wegdɑx] Verbuigingen: weekdag|en (meerv.) |
elk van de dagen van de week behalve zterdag en zondag
Voorbeeld: `Openingsuren: alle weekdagen van 10u tot 18u` Synoniem: werkdag |
|
de weekdag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wegdɑx] Verbuigingen: weekdag|en (meerv.) |
elk van de dagen van de week behalve zterdag en zondag
Voorbeeld: `Openingsuren: alle weekdagen van 10u tot 18u` Synoniem: werkdag |
|
het weekdier
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wegdir] Verbuigingen: weekdier|en (meerv.) |
klein dieren met een week lichaam en zonder inwendig skelet
Voorbeeld: `Mosselen en slakken zijn weekdieren.` |
|
het weekdier
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wegdir] Verbuigingen: weekdier|en (meerv.) |
klein dieren met een week lichaam en zonder inwendig skelet
Voorbeeld: `Mosselen en slakken zijn weekdieren.` |
|
het weekeinde
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wekɛində] Verbuigingen: weekeinde|n, weekeinde|s (meerv.) |
de laatste twee dagen van de week, waarop veel mensen niet werken
Synoniem: weekend |
|
het weekeinde
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wekɛində] Verbuigingen: weekeinde|n, weekeinde|s (meerv.) |
de laatste twee dagen van de week, waarop veel mensen niet werken
Synoniem: weekend |
|
het weekeinde
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wekɛində] Verbuigingen: weekeinde|n, weekeinde|s (meerv.) |
de laatste twee dagen van de week, waarop veel mensen niet werken
Synoniem: weekend |
|
het weekend
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wikɛnt] Verbuigingen: weekend|s, weekend|en (meerv.) |
de laatste twee dagen van de week, waarop veel mensen niet werken
Voorbeelden: `Ik ga een weekendje kamperen.`, `In het weekend kom ik niet voor twaalf uur uit mijn bed.` Synoniem: weekeinde |
|
het weekend
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wikɛnt] Verbuigingen: weekend|s, weekend|en (meerv.) |
de laatste twee dagen van de week, waarop veel mensen niet werken
Voorbeelden: `Ik ga een weekendje kamperen.`, `In het weekend kom ik niet voor twaalf uur uit mijn bed.` Synoniem: weekeinde |
|
weekendhuwelijk
zelfst.naamw. |
een huwelijk waarin het koppel door werkomstandigheden elkaar alleen in het weekend ziet Voorbeeld: `Het weekendhuwelijk beviel hen niet en uiteindelijk scheidden zij. `
|
|
weekendhuwelijk
zelfst.naamw |
een huwelijk waarin het koppel door werkomstandigheden elkaar alleen in het weekend ziet Voorbeeld: `Het weekendhuwelijk beviel hen niet en uiteindelijk scheidden zij. `
|
|
het weekend
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wikɛnt] Verbuigingen: weekend|s, weekend|en (meerv.) |
de laatste twee dagen van de week, waarop veel mensen niet werken
Voorbeelden: `Ik ga een weekendje kamperen.`, `In het weekend kom ik niet voor twaalf uur uit mijn bed.` Synoniem: weekeinde |
|
weeklagen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `weeklagen`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •weekdagen•weeklag Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weeklagen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `weeklagen`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •weekdagen•weeklag Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weeklagen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `weeklagen`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •weekdagen•weeklag Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weeklagen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `weeklagen`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •weekdagen•weeklag Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weekmaker
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [materiaalkunde] een stof met een lage molecuulmassa die toegvoegd wordt aan een amorfe kunststof om het glaspunt ervan te verlagen Voorbeeld: `Zonder weekmakers zouden veel kunststoffen niet verwerken en te bros voor gebruik zijn. `
|
|
weekmaker
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [materiaalkunde] een stof met een lage molecuulmassa die toegvoegd wordt aan een amorfe kunststof om het glaspunt ervan te verlagen Voorbeeld: `Zonder weekmakers zouden veel kunststoffen niet verwerken en te bros voor gebruik zijn. `
|
|
weken
werkw. Uitspraak: ['wekə(n)] Verbuigingen: weekte (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) lange tijd in een vloeistof liggen om schoon of zacht te worden
Verbuigingen: is, heeft geweekt (volt.deelw.) Voorbeeld: `Laat het T-shirt eerst een nachtje weken in water met chloor.` 2) in een vloeistof leggen om schoon of zacht te worden Verbuigingen: heeft geweekt (volt.deelw.) Voorbeeld: `De maiskorrels worden eerst geweekt en dan gemalen.` |
|
afweken
werkw. Uitspraak: ['ɑfwekə(n)] Verbuigingen: weekte af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgeweekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(vastgeplakte dingen) door weken losmaken
Voorbeeld: `etiketten op flessen afweken` Synoniem: losweken |
|
weken
werkw. Uitspraak: ['wekə(n)] Verbuigingen: weekte (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) lange tijd in een vloeistof liggen om schoon of zacht te worden
Verbuigingen: is, heeft geweekt (volt.deelw.) Voorbeeld: `Laat het T-shirt eerst een nachtje weken in water met chloor.` 2) in een vloeistof leggen om schoon of zacht te worden Verbuigingen: heeft geweekt (volt.deelw.) Voorbeeld: `De maiskorrels worden eerst geweekt en dan gemalen.` |
|
afweken
werkw. Uitspraak: ['ɑfwekə(n)] Verbuigingen: weekte af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgeweekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(vastgeplakte dingen) door weken losmaken
Voorbeeld: `etiketten op flessen afweken` Synoniem: losweken |
|
weken
werkw. Uitspraak: ['wekə(n)] Verbuigingen: weekte (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) lange tijd in een vloeistof liggen om schoon of zacht te worden
Verbuigingen: is, heeft geweekt (volt.deelw.) Voorbeeld: `Laat het T-shirt eerst een nachtje weken in water met chloor.` 2) in een vloeistof leggen om schoon of zacht te worden Verbuigingen: heeft geweekt (volt.deelw.) Voorbeeld: `De maiskorrels worden eerst geweekt en dan gemalen.` |
|
weekwater
zelfst.naamw. |
water waarin iets geweekt is, bv. bonen.
|
|
weel
zelfst.naamw. Verbuigingen: welen (meerv.) |
type oppervlaktewater, ontstaan door afgraving of dijkdoorbraak geografie
Voorbeeld: `Voorbeeld van een weel is Het Panneweel in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, ontstaan na een dijkdoorbraak in 1627.` Synoniemen: wiel, waai, waai, kolk, poel |
|
de weelde
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['weldə] |
toestand waarin je (veel) meer hebt dan je nodig hebt
Voorbeelden: `in weelde leven`, `weelderig` Synoniemen: luxe, rijkdom |
|
in weelde baden
|
(zeer rijk zijn en dat ook laten zien) `Het hof baadt in weelde, terwijl het volk honger lijdt.`
|
|
weelderig
bijv.naamw. Uitspraak: ['weldərəx] |
met onnodige overvloed
Voorbeelden: `een weelderige plantengroei`, `een weelderige haardos` Synoniemen: overvloedig, luxueus |
|
weemoedig
bijv.naamw. Uitspraak: [we'mudəx] |
met droevige gedachten (aan vroeger)
Voorbeelden: `Ze denkt vaak weemoedig terug aan haar verlovingstijd.`, `weemoedige herinneringen` Synoniemen: melancholisch, melancholiek |
|
wenen
werkw. Uitspraak: ['wenə(n)] Verbuigingen: weende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
huilen formeel
|
|
wenen
werkw. Uitspraak: ['wenə(n)] Verbuigingen: weende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
huilen formeel
|
|
I het weer
zelfst.naamw. Uitspraak: [wer] |
temperatuur, bewolking, windsnelheid en vochtigheid op een bepaalde plaats meteorologie
Voorbeelden: `Het is mooi weer vandaag.`, `Hoe is het weer daar?` |
|
zwaar weer
|
(moeilijke omstandigheden) `De bank verkeert in zwaar weer.`
|
|
in/door weer en wind
|
(onder barre weersomstandigheden)
|
|
weer of geen weer
|
(zowel bij goed als bij slecht weer) `Weer of geen weer: we gaan kamperen!`
|
|
II weer
bijwoord Uitspraak: [wer] |
1) nog een keer
Voorbeelden: `Het is weer zover: mijn computer doet het niet meer.`, `Nee, niet weer hè!`, `Wanneer kom je weer eens op bezoek?`, `Wat nou weer?` Synoniemen: opnieuw, nogmaals, terug ook weer (<dit zeg je als je vraagt naar iets wat je vergeten bent>) `Hoe heet jij ook weer?` Synoniem: alweer 2) zoals vroeger Voorbeelden: `Hij is weer beter.`, `We zijn weer thuis.` |
|
afweren
werkw. |
een aanval neutraliseren Voorbeeld: `De onverhoedse aanval werd ternauwernood afgeweerd. `
|
|
weeral
bijwoord Uitspraak: ['werɑl] |
nog een keer
Voorbeeld: `Haar verjaardagsfeestje was weeral zeer geslaagd.` Synoniem: alweer |
|
weerbaar
bijv.naamw. Uitspraak: ['werbar] |
als je je kunt verdedigen
Voorbeeld: `Hoe maak je kinderen weerbaar zonder dat ze brutaal worden?` Antoniem: weerloos |
|
je weerbaar opstellen
|
(laten zien dat je je kunt verdedigen)
|
|
weerbarstig
bijv.naamw. Uitspraak: [wer'bɑrstəx] |
als iets of iemand zich anders gedraagt dan je wilt
Voorbeelden: `weerbarstige krullen`, `een weerbarstige puber` Synoniem: lastig |
|
het weerbericht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['werbərɪxt] Verbuigingen: weerbericht|en (meerv.) |
mededeling over de verwachte weersomstandigheden voor de komende dag(en) meteorologie
Voorbeeld: `Volgens het weerbericht wordt het zaterdag prachtig weer.` |
|
het weerbericht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['werbərɪxt] Verbuigingen: weerbericht|en (meerv.) |
mededeling over de verwachte weersomstandigheden voor de komende dag(en) meteorologie
Voorbeeld: `Volgens het weerbericht wordt het zaterdag prachtig weer.` |
|
afweren
werkw. |
een aanval neutraliseren Voorbeeld: `De onverhoedse aanval werd ternauwernood afgeweerd. `
|
|
weergalmen
werkw. |
•door terugkaatsing bij herhaling hoorbaar zijn
• Voorbeeld: `Het pistoolschot weergalmde door de nauwe kloof. ` • tweede betekenisomschrijving • Voorbeeld: `Zin met het weergalmen in de tweede betekenis erin. ` • enz. |
|
de weergave
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['werxavə] Verbuigingen: weergave|n, weergave|s (meerv.) |
manier waarop iets getoond of verteld wordt
Voorbeelden: `Dat is geen correcte weergave van de feiten.`, `Je kunt de weergave van het geluid aanpassen.`, `nummerweergave` Synoniem: representatie |
|
weergeven
werkw. Uitspraak: ['werxevə(n)] Verbuigingen: gaf weer (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weergegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een weergave van iets geven
Voorbeelden: `De film geeft goed weer hoe het er in die tijd aan toe ging.`, `Mijn woorden zijn verkeerd weergegeven.` Synoniemen: weerspiegelen, uitdrukken |
|
weerkeren
werkw. Uitspraak: ['werkerə(n)] Verbuigingen: keerde weer (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weergekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weer gaan in de richting waar iets of iemand vandaan is gekomen
Voorbeelden: `Hopelijk zal de rust snel weerkeren.`, `Je koffers pakken, vertrekken en nooit meer weerkeren.` Synoniemen: terugkeren, wederkeren |
|
weergeven
werkw. Uitspraak: ['werxevə(n)] Verbuigingen: gaf weer (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weergegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een weergave van iets geven
Voorbeelden: `De film geeft goed weer hoe het er in die tijd aan toe ging.`, `Mijn woorden zijn verkeerd weergegeven.` Synoniemen: weerspiegelen, uitdrukken |
|
weervinden
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `weervinden`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
het weerzien
zelfst.naamw. Uitspraak: ['werzin] |
ontmoeting met iemand die je een poos niet hebt gezien
Voorbeeld: `We verheugen ons enorm op het weerzien met familie en vrienden.` |
|
weerhouden
werkw. Uitspraak: [wer'hɑudə(n)] Verbuigingen: weerhield (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) tegenhouden, beletten om iets te doen
Voorbeelden: `Ik laat me door niets weerhouden.`, `Wat weerhoudt je?`, `Mijn zachtaardigheid weerhoudt mij ervan om hem een klap te geven.` 2) na een keuze overhouden uit een groter aantal Voorbeeld: `de kandidaten die niet weerhouden zijn` |
|
weerhouden
werkw. Uitspraak: [wer'hɑudə(n)] Verbuigingen: weerhield (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) tegenhouden, beletten om iets te doen
Voorbeelden: `Ik laat me door niets weerhouden.`, `Wat weerhoudt je?`, `Mijn zachtaardigheid weerhoudt mij ervan om hem een klap te geven.` 2) na een keuze overhouden uit een groter aantal Voorbeeld: `de kandidaten die niet weerhouden zijn` |
|
weerkaart
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 7 resultaten voor `weerkaart`. Deze woorden staan wél in de database: •waterkaart•weerkaatst Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weerkaatsen
werkw. Uitspraak: [wer'katsə(n)] |
1) (licht of geluid) bij contact in een andere richting laten schijnen of klinken
Verbuigingen: heeft weerkaatst (volt.deelw.) Voorbeeld: `Het water weerkaatst het zonlicht.` Synoniem: reflecteren 2) (van licht of geluid) bij contact met iets in een andere richting schijnen of klinken Verbuigingen: is weerkaatst (volt.deelw.) Voorbeeld: `Het zonlicht weerkaatst op het water.` |
|
weerkaatsen
werkw. Uitspraak: [wer'katsə(n)] Verbuigingen: weerkaatste (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (licht of geluid) bij contact in een andere richting laten schijnen of klinken
Verbuigingen: heeft weerkaatst (volt.deelw.) Voorbeeld: `Het water weerkaatst het zonlicht.` Synoniem: reflecteren 2) (van licht of geluid) bij contact met iets in een andere richting schijnen of klinken Verbuigingen: is weerkaatst (volt.deelw.) Voorbeeld: `Het zonlicht weerkaatst op het water.` |
|
de weerkaatsing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wer'katsɪŋ] Verbuigingen: weerkaatsing|en (meerv.) |
het weerkaatsen of dat wat weerkaatst is
Voorbeelden: `geluidsweerkaatsing`, `de weerkaatsing van het zonlicht op het water` |
|
de weerkaatsing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wer'katsɪŋ] Verbuigingen: weerkaatsing|en (meerv.) |
het weerkaatsen of dat wat weerkaatst is
Voorbeelden: `geluidsweerkaatsing`, `de weerkaatsing van het zonlicht op het water` |
|
weerkaatsen
werkw. Uitspraak: [wer'katsə(n)] Verbuigingen: weerkaatste (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (licht of geluid) bij contact in een andere richting laten schijnen of klinken
Verbuigingen: heeft weerkaatst (volt.deelw.) Voorbeeld: `Het water weerkaatst het zonlicht.` Synoniem: reflecteren 2) (van licht of geluid) bij contact met iets in een andere richting schijnen of klinken Verbuigingen: is weerkaatst (volt.deelw.) Voorbeeld: `Het zonlicht weerkaatst op het water.` |
|
weerkeren
werkw. Uitspraak: ['werkerə(n)] Verbuigingen: keerde weer (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weergekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weer gaan in de richting waar iets of iemand vandaan is gekomen
Voorbeelden: `Hopelijk zal de rust snel weerkeren.`, `Je koffers pakken, vertrekken en nooit meer weerkeren.` Synoniemen: terugkeren, wederkeren |
|
de weerklank
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['werklɑŋk] |
weerklank vinden
(een gunstige reactie krijgen) `De wens van de winkeliers vond weerklank bij de gemeente.` |
|
weerklinken
werkw. Uitspraak: [wer'klɪŋkə(n)] Verbuigingen: weerklonk (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weerklonken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van een geluid) luid en ver hoorbaar zijn
Voorbeeld: `De luide muziek weerklonk door de straten.` Synoniem: galmen |
|
weerklinken
werkw. Uitspraak: [wer'klɪŋkə(n)] Verbuigingen: weerklonk (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weerklonken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van een geluid) luid en ver hoorbaar zijn
Voorbeeld: `De luide muziek weerklonk door de straten.` Synoniem: galmen |
|
weerkunde
zelfst.naamw. |
de studie van het weer en het klimaat
|
|
weerkundige
zelfst.naamw. |
[beroep] iemand die beroepsmatig het weer bestudeert
|
|
weerkundige
zelfst.naamw. |
[beroep] iemand die beroepsmatig het weer bestudeert
|
|
weerleggen
werkw. Uitspraak: [wer'lɛxə(n)] Verbuigingen: weerlegde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weerlegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bewijzen dat (iets) niet klopt
Voorbeeld: `De theorie wordt weerlegd door de feiten.` |
|
weerleggen
werkw. Uitspraak: [wer'lɛxə(n)] Verbuigingen: weerlegde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weerlegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bewijzen dat (iets) niet klopt
Voorbeeld: `De theorie wordt weerlegd door de feiten.` |
|
weerlegging
zelfst.naamw. |
een betoog waarmee men iets weerlegt Voorbeeld: `Zijn argumenten waren niet erg sterk, want er waren veel weerleggingen. `
|
|
weerlegging
zelfst.naamw. |
een betoog waarmee men iets weerlegt Voorbeeld: `Zijn argumenten waren niet erg sterk, want er waren veel weerleggingen. `
|
|
weerleggen
werkw. Uitspraak: [wer'lɛxə(n)] Verbuigingen: weerlegde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weerlegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bewijzen dat (iets) niet klopt
Voorbeeld: `De theorie wordt weerlegd door de feiten.` |
|
weerlichten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `weerlichten`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •weerlichtten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weerlichten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `weerlichten`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •weerlichtten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weerloos
bijv.naamw. Uitspraak: ['werlos] |
wie of wat zich niet kan verdedigen
Voorbeeld: `De dief berooft alleen maar weerloze slachtoffers.` Antoniem: weerbaar |
|
weerom
bijwoord |
•nog een keer, opnieuw
• Voorbeeld: `Hij heeft weerom daarover geklaagd. ` •[seppart]: terug • Voorbeeld: `weeromkeren: De lente keerde weerom en overal waren er bloemen en fluitende vogels in het frisse groen. ` |
|
weeromkomen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `weeromkomen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weeromkeren
werkw. |
•terugkomen, gewoonlijk op cyclische wijze
• Voorbeeld: `De koekoek was weeromgekeerd uit zijn winterverblijf in Afrika. ` • tweede betekenisomschrijving • Voorbeeld: `Zin met het weeromkeren in de tweede betekenis erin. ` • enz |
|
de weeromstuit
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wer'ɔmstœyt] |
van de weeromstuit
(als reactie op) `Ze waren zo anti-Frans, dat ze van de weeromstuit pro-Duits werden.` |
|
de weersatelliet
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wersatəlit] Verbuigingen: weersatelliet|en (meerv.) |
onbemand ruimtevaartuig dat buiten de dampkring om de aarde draait met als doel gegevens over het weer te verzamelen
|
|
weersgesteldheid
zelfst.naamw. |
de gesteldheid van het weer, het soort weer
|
|
weersgesteldheid
zelfst.naamw. |
de gesteldheid van het weer, het soort weer
|
|
weerskanten
zelfst.naamw. |
'aan ~': flankerend aan beide zijde Voorbeeld: `Er stonden palmen aan weerskanten van de weg. `
|
|
de weerslag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['werslɑx] Verbuigingen: weerslag|en (meerv.) |
1) (onaangenaam) gevolg
Voorbeelden: `De storing had een grote weerslag op het treinverkeer.`, `Maatschappelijke processen vinden hun weerslag in het onderwijs.`, `De eerste weken na de dood van haar man hield ze zich goed; daarna kwam de weerslag.` Synoniem: reactie 2) resultaat of weergave Voorbeelden: `Het rapport is een weerslag van een enquête onder honderd organisaties.`, `De brieven vormen een weerslag van zijn reis naar de Zuidpool.` |
|
weerspannig
bijv.naamw. Uitspraak: [wer'spɑnəx] |
(van mensen en dieren) tegenwerkend
Voorbeeld: `weerspannige kinderen` Antoniem: meegaand Synoniemen: dwars (2), tegendraads |
|
weersomstandigheden
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wersɔmstɑndəxhedə(n)] |
kenmerken van het weer in een bepaald gebied op een bepaald tijdstip
Voorbeelden: `in barre weersomstandigheden`, `extreme weersomstandigheden`, `gunstige weersomstandigheden` |
|
weerspiegelen
werkw. Uitspraak: [wer'spixələ(n)] Verbuigingen: weerspiegelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weerspiegeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) het spiegelbeeld geven van
Voorbeeld: `Het water weerspiegelde de bomen.` Synoniem: reflecteren 2) een beeld geven of weergave zijn van Voorbeeld: `De kamer weerspiegelt zijn persoonlijkheid.` Synoniem: weergeven |
|
weerspiegelen
werkw. Uitspraak: [wer'spixələ(n)] Verbuigingen: weerspiegelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weerspiegeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) het spiegelbeeld geven van
Voorbeeld: `Het water weerspiegelde de bomen.` Synoniem: reflecteren 2) een beeld geven of weergave zijn van Voorbeeld: `De kamer weerspiegelt zijn persoonlijkheid.` Synoniem: weergeven |
|
weerspiegelen
werkw. Uitspraak: [wer'spixələ(n)] Verbuigingen: weerspiegelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weerspiegeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) het spiegelbeeld geven van
Voorbeeld: `Het water weerspiegelde de bomen.` Synoniem: reflecteren 2) een beeld geven of weergave zijn van Voorbeeld: `De kamer weerspiegelt zijn persoonlijkheid.` Synoniem: weergeven |
|
de weerspiegeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wer'spixəlɪŋ] Verbuigingen: weerspiegeling|en (meerv.) |
keer dat of beeld van iets dat weerspiegeld (1), (2) wordt
Voorbeelden: `Ik keek naar haar in de weerspiegeling van de ruit.`, `Kunst is niet de weerspiegeling van de werkelijkheid.` Synoniem: reflectie |
|
de weerspiegeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wer'spixəlɪŋ] Verbuigingen: weerspiegeling|en (meerv.) |
keer dat of beeld van iets dat weerspiegeld (1), (2) wordt
Voorbeelden: `Ik keek naar haar in de weerspiegeling van de ruit.`, `Kunst is niet de weerspiegeling van de werkelijkheid.` Synoniem: reflectie |
|
weerspiegelen
werkw. Uitspraak: [wer'spixələ(n)] Verbuigingen: weerspiegelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weerspiegeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) het spiegelbeeld geven van
Voorbeeld: `Het water weerspiegelde de bomen.` Synoniem: reflecteren 2) een beeld geven of weergave zijn van Voorbeeld: `De kamer weerspiegelt zijn persoonlijkheid.` Synoniem: weergeven |
|
weerspreken
werkw. Uitspraak: [wer'sprekə(n)] Verbuigingen: weersprak (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weersproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeggen of aantonen dat iets niet waar of juist is
Voorbeelden: `Je mag je mening geven in een hoorcollege maar de prof weerspreken is meestal niet zo een goed idee.`, `Het betoog van de verdediging wordt weersproken door de bewijsmiddelen.` Synoniem: tegenspreken (2 |
|
weerspreken
werkw. Uitspraak: [wer'sprekə(n)] Verbuigingen: weersprak (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weersproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeggen of aantonen dat iets niet waar of juist is
Voorbeelden: `Je mag je mening geven in een hoorcollege maar de prof weerspreken is meestal niet zo een goed idee.`, `Het betoog van de verdediging wordt weersproken door de bewijsmiddelen.` Synoniem: tegenspreken (2) |
|
weerspreken
werkw. Uitspraak: [wer'sprekə(n)] Verbuigingen: weersprak (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weersproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeggen of aantonen dat iets niet waar of juist is
Voorbeelden: `Je mag je mening geven in een hoorcollege maar de prof weerspreken is meestal niet zo een goed idee.`, `Het betoog van de verdediging wordt weersproken door de bewijsmiddelen.` Synoniem: tegenspreken (2) |
|
weerstaan
werkw. Uitspraak: [wer'stan] Verbuigingen: weerstond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met succes weerstand (1) bieden aan
Voorbeelden: `De stad weerstond de aanval.`, `Ik kon de verleiding niet weerstaan om haar even aan te raken.` Synoniem: trotseren |
|
weerstaan
werkw. Uitspraak: [wer'stan] Verbuigingen: weerstond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met succes weerstand (1) bieden aan
Voorbeelden: `De stad weerstond de aanval.`, `Ik kon de verleiding niet weerstaan om haar even aan te raken.` Synoniem: trotseren |
|
de weerstand
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['werstɑnt] |
1) keer dat je je verzet tegen iets of iemand
Voorbeelden: `weerstand bieden`, `De weerstand tegen de nieuwe plannen is groot.` Synoniemen: verzet, tegenstand 2) mate waarin je lichaam kan voorkomen dat je ziek wordt medisch Voorbeeld: `weerstand opbouwen` Synoniem: resistentie |
|
de weerstand
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['werstɑnt] |
1) keer dat je je verzet tegen iets of iemand
Voorbeelden: `weerstand bieden`, `De weerstand tegen de nieuwe plannen is groot.` Synoniemen: verzet, tegenstand 2) mate waarin je lichaam kan voorkomen dat je ziek wordt medisch Voorbeeld: `weerstand opbouwen` Synoniem: resistentie |
|
weerstaan
werkw. Uitspraak: [wer'stan] Verbuigingen: weerstond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met succes weerstand (1) bieden aan
Voorbeelden: `De stad weerstond de aanval.`, `Ik kon de verleiding niet weerstaan om haar even aan te raken.` Synoniem: trotseren |
|
weerstreven
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `weerstreven`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weerstreven
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `weerstreven`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de weersverwachting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wersfərwɑxtɪŋ] Verbuigingen: weersverwachting|en (meerv.) |
verwachte weersomstandigheden voor de volgende dag(en)
Voorbeeld: `Het weer vandaag en de weersverwachting tot 14 dagen vooruit.` |
|
de weersvoorspelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wersforspɛlɪŋ] Verbuigingen: weersvoorspelling|en (meerv.) |
voorspelde weersomstandigheid voor de volgende dag(en)
Voorbeeld: `een gedetailleerde weersvoorspelling` |
|
weerszijden
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wersɛidə(n)] |
aan weerszijden
(aan beide kanten) `aan weerszijden van de grens` |
|
de weerwil
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['werwɪl] |
in weerwil van iets
(ondanks (iets)) `In weerwil van eerder gemaakte afspraken wordt de huurprijs met 5% verhoogd.` Synoniem: niettegenstaande (iets) |
|
het weerwoord
zelfst.naamw. Uitspraak: ['werwort] Verbuigingen: weerwoord|en (meerv.) |
wat je zegt of schrijft in reactie op de bewering van een ander
Voorbeeld: `een weerwoord geven op` Synoniem: repliek |
|
het weerzien
zelfst.naamw. Uitspraak: ['werzin] |
ontmoeting met iemand die je een poos niet hebt gezien
Voorbeeld: `We verheugen ons enorm op het weerzien met familie en vrienden.` |
|
de weerzin
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['werzɪn] |
gevoel dat je iets niet wilt omdat je het afschuwelijk vindt
Voorbeeld: `Ik heb een grote weerzin tegen shoppen.` Synoniemen: afkeer, hekel |
|
weerzinwekkend
bijv.naamw. Uitspraak: [werzɪn'wɛkənt] |
waar je een weerzin tegen hebt
Voorbeelden: `weerzinwekkende beelden met veel bloed`, `De burgemeester noemde de aanslag weerzinwekkend.` Synoniemen: afschuwelijk, stuitend, walgelijk |
|
de wees
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wes] Verbuigingen: wezen (meerv.) |
kind of jong dat geen ouders meer heeft
Voorbeeld: `weeshuis` |
|
het weeshuis
zelfst.naamw. Uitspraak: ['weshœys] Verbuigingen: wees|huizen (meerv.) |
instelling waar kinderen zonder ouders opgevangen en verzorgd worden
Voorbeelden: `Het project omvat de bouw van een weeshuis, een school en een gezondheidscentrum.`, `wantoestanden in een Bulgaars weeshuis` |
|
het weeshuis
zelfst.naamw. Uitspraak: ['weshœys] Verbuigingen: wees|huizen (meerv.) |
instelling waar kinderen zonder ouders opgevangen en verzorgd worden
Voorbeelden: `Het project omvat de bouw van een weeshuis, een school en een gezondheidscentrum.`, `wantoestanden in een Bulgaars weeshuis` |
|
weesjongen
zelfst.naamw. |
een jongen van wie beide ouders overleden zijn Voorbeeld: `De weesjongen werd in een pleeggezin opgenomen. `
|
|
weesjongen
zelfst.naamw. |
een jongen van wie beide ouders overleden zijn Voorbeeld: `De weesjongen werd in een pleeggezin opgenomen. `
|
|
weesmeisje
zelfst.naamw. |
een meisje van wie beide ouders overleden zijn Voorbeeld: `Het weesmeisje werd in een pleeggezin opgenomen. `
|
|
weest
werkw. |
gebiedende wijs meervoud van zijn Voorbeeld: `Weest niet bevreesd! `
|
|
de weet
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wet] |
1)
iets aan de weet komen (iets vernemen) `Ik ben minder leuke dingen over hem aan de weet gekomen.` Synoniem: iets te weten komen 2) geen weet hebben van iets (niet weten dat iets bestaat) `Er zijn miljarden planeten waar wij geen weet van hebben.` Synoniem: |
|
iets aan de weet komen
|
(iets vernemen) `Ik ben minder leuke dingen over hem aan de weet gekomen.` Synoniem: iets te weten komen
|
|
geen weet hebben van iets
|
(niet weten dat iets bestaat) `Er zijn miljarden planeten waar wij geen weet van hebben.` Synoniem:
|
|
afweten
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwetə(n)] Verbuigingen: liet afweten (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft laten afweten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het laten afweten
(niet doen wat van je verwacht wordt) `De politiek heeft het totaal laten afweten.` |
|
de weetal
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wetɑl] Verbuigingen: weetal|len (meerv.) |
iemand die denkt dat hij/zij alles beter weet dan iemand anders
Voorbeeld: `Hem kan ik echt niet uitstaan. Hij is een arrogante weetal!` Synoniemen: betweter, wijsneus |
|
weetgierig
bijv.naamw. |
•geneigd alles te willen weten
• Voorbeeld: `Jantje is een een heel weetgierig kind. ` •tweede betekenisomschrijving. • Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` |
|
het weetje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wecə] Verbuigingen: weetje|s (meerv.) |
iets wat je weet en wat meestal niet zo belangrijk is
Voorbeeld: `Op deze site vind je allerlei leuke weetjes.` Synoniem: wetenswaardigheid |
|
aan de weg timmeren
|
(iets in het openbaar doen en zo aandacht krijgen) `Het bedrijf timmert al jaren aan de weg.`
|
|
I de weg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɛx] Verbuigingen: weg|en (meerv.) |
1) lang en smal stuk grond voor verkeer transport
Voorbeelden: `een weg aanleggen`, `De weg loopt dwars door het stadje.` 2) richting waarin je moet gaan Voorbeelden: `In het donker raakte ik de weg kwijt.`, `Kunt u mij de weg naar het dichtstbijzijnde tankstation wijzen?`, `Op weg naar huis begon het te regenen.`, `onderweg`, `terugweg` |
|
iemand op weg helpen
|
(iemand helpen om iets te beginnen) `Het document helpt je een eind op weg bij het gebruik van deze website.`
|
|
naar de bekende weg vragen
|
(iets vragen wat je al weet)
|
|
in de weg
|
(zo dat je er niet langs kunt) `Hé, ga eens opzij, je staat in de weg.`
|
|
nog een lange weg te gaan hebben
|
(nog ver moeten lopen of veel moeten doen om iets te bereiken) `De trainer zei dat zijn ploeg nog een lange weg te gaan heeft.`
|
|
iets of iemand uit de weg gaan
|
(iets of iemand mijden of vermijden) `Hij gaat discussies het liefst uit de weg.` Synoniem: iets of iemand ontwijken
|
|
iemand uit de weg ruimen
|
(iemand doden) `Politieke tegenstanders liet hij uit de weg ruimen.` Synoniem: iemand vermoorden
|
|
iets uit de weg ruimen
|
(iets oplossen of laten verdwijnen, zodat je er geen last meer van hebt) `In het gesprek werden enkele misverstanden uit de weg geruimd.`
|
|
de wegafzetting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛxɑfsɛtɪŋ] Verbuigingen: wegafzetting|en (meerv.) |
versperring van een weg(gedeelte)
Voorbeeld: `een gedeeltelijke wegafzetting` |
|
wegblazen
werkw. |
iets ~': met een sterke luchtstroom verwijderen Voorbeeld: `Alle tenten op de camping werden door de storm weggeblazen. `
|
|
weg van
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɛx vɑn] |
als je iemand of iets heel leuk vindt
Voorbeeld: `Ik ben weg van stripverhalen.` Synoniemen: enthousiast over, vol van |
|
wegblijven
werkw. Uitspraak: ['wɛxblɛivə(n)] Verbuigingen: bleef weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggebleven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet aankomen waar je verwacht wordt
Voorbeeld: `Ze blijven zo lang weg. Er zal toch niets gebeurd zijn?` Synoniem: uitblijven |
|
wegbonjouren
werkw. Uitspraak: ['wɛxbɔ̃ʒurə(n)] Verbuigingen: bonjourde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggebonjourd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar een andere plaats sturen
Voorbeeld: `iemand die je niet kunt uitstaan, wegbonjouren` Synoniem: wegsturen (1) 2) ontslaan Voorbeeld: `Je secretaresse wegbonjouren omdat ze haar werk niet goed doet.` Synoniem: wegsturen (2) |
|
wegbrengen
werkw. Uitspraak: ['wɛxbrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een andere plaats brengen
Voorbeelden: `bouwafval laten ophalen of zelf wegbrengen`, `We zouden toch eerst de kinderen wegbrengen en dan de honden?` Synoniem: afvoeren |
|
de wegcode
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛxkodə] |
verkeersreglement
|
|
het wegdek
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛxdɛk] Verbuigingen: wegdek|ken (meerv.) |
bovenste laag van een weg
Voorbeeld: `een slecht wegdek` |
|
wegdenken
werkw. Uitspraak: ['wɛxdɛŋkə(n)] Verbuigingen: dacht weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggedacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
fantaseren dat iets er niet meer is
Voorbeelden: `Als je de geparkeerde auto's wegdenkt, waan je je hier in de middeleeuwen.`, `De koelkast is niet meer weg te denken uit ons leven.` |
|
wegdoen
werkw. Uitspraak: ['wɛxdun] Verbuigingen: deed weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet houden of bewaren
Voorbeelden: `Voor de verhuizing heb ik veel boeken weggedaan.`, `Toen we naar een flat verhuisden, hebben we de hond weggedaan.` Synoniemen: afdanken, afstoten |
|
wegdragen
werkw. Uitspraak: ['wɛxdraxə(n)] Verbuigingen: droeg weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggedragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een andere plaats dragen
Voorbeeld: `Iedereen keek toe hoe de zwaargewonde man werd weggedragen.` |
|
wegdrijven
werkw. Uitspraak: ['wɛxdrɛivə(n)] Verbuigingen: dreef weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggedreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je drijvend verplaatsen
Voorbeeld: `wegdrijven op een luchtmatras in de zee` |
|
wegduwen
werkw. Uitspraak: ['wɛxdywə(n)] Verbuigingen: duwde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggeduwd (volt.deelw.) |
van je af duwen, iets of iemand verplaatsen door te duwen
Voorbeeld: `iemand wegduwen omdat je niet door kunt` |
|
wegebben
werkw. Uitspraak: ['wɛxɛbə(n)] Verbuigingen: ebde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggeëbd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geleidelijk aan weggaan, verdwijnen
Voorbeeld: `Na enkele jaren was de verliefdheid weggeëbd.` |
|
wegenis
zelfst.naamw. |
de verzamelde wegen onder beheer van een instantie Voorbeeld: `Het gemeentereglement dat verbiedt langs de wegenis te bouwen zonder voorafgaande toelating van het schepencollege, is wettig en toepasselijk op al de openbare wegen, zonder onderscheid, die op het grondgebied der gemeente zijn gelegen.<ref>Gemeentereglementen<br>Toelating tot bouwen - Wegenis- Toepasselijkheid (Arrest Verbrekingshof, 14 januari 1907 - Pas 1907, I, 90).</ref> `
|
|
het wegennet
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wexənɛt] Verbuigingen: wegennet|ten (meerv.) |
geheel van wegen in een gebied (meestal een land)
Voorbeeld: `het wegennet van België` |
|
wegens
voorzetsel Uitspraak: ['wexə(n)s] |
<na dit woord noem je de oorzaak of reden van iets>
Voorbeelden: `wegens vakantie gesloten`, `De woningen zijn ontruimd wegens een gaslek.` Synoniemen: vanwege, door |
|
weggaan
werkw. Uitspraak: ['wɛxan] Verbuigingen: ging weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een andere plaats gaan of verdwijnen
Voorbeelden: `Hoe laat ga je weg?`, `De pijn gaat niet weg.` Synoniemen: ophoepelen, vertrekken |
|
wegblazen
werkw. |
'iets ~': met een sterke luchtstroom verwijderen Voorbeeld: `Alle tenten op de camping werden door de storm weggeblazen. `
|
|
wegblijven
werkw. Uitspraak: ['wɛxblɛivə(n)] Verbuigingen: bleef weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggebleven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet aankomen waar je verwacht wordt
Voorbeeld: `Ze blijven zo lang weg. Er zal toch niets gebeurd zijn?` Synoniem: uitblijven |
|
wegbonjouren
werkw. Uitspraak: ['wɛxbɔ̃ʒurə(n)] Verbuigingen: bonjourde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggebonjourd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar een andere plaats sturen
Voorbeeld: `iemand die je niet kunt uitstaan, wegbonjouren` Synoniem: wegsturen (1) 2) ontslaan Voorbeeld: `Je secretaresse wegbonjouren omdat ze haar werk niet goed doet.` Synoniem: wegsturen (2) |
|
wegbergen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegbergen`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegbrengen
werkw. Uitspraak: ['wɛxbrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een andere plaats brengen
Voorbeelden: `bouwafval laten ophalen of zelf wegbrengen`, `We zouden toch eerst de kinderen wegbrengen en dan de honden?` Synoniem: afvoeren |
|
wegbranden
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegbranden`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegbreken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegbreken`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Dit woord staat wél in de database: •wegbrengen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de weggebruiker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛxəbrœykər] Verbuigingen: weggebruiker|s (meerv.) |
iemand die deel uitmaakt van het wegverkeer
Voorbeeld: `Voetgangers worden ook wel zwakke weggebruikers genoemd.` |
|
wegcijferen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegcijferen`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegdoen
werkw. Uitspraak: ['wɛxdun] Verbuigingen: deed weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet houden of bewaren
Voorbeelden: `Voor de verhuizing heb ik veel boeken weggedaan.`, `Toen we naar een flat verhuisden, hebben we de hond weggedaan.` Synoniemen: afdanken, afstoten |
|
wegdenken
werkw. Uitspraak: ['wɛxdɛŋkə(n)] Verbuigingen: dacht weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggedacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
fantaseren dat iets er niet meer is
Voorbeelden: `Als je de geparkeerde auto's wegdenkt, waan je je hier in de middeleeuwen.`, `De koelkast is niet meer weg te denken uit ons leven.` |
|
wegdoezelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegdoezelen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
het weggedrag
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛxədrɑx] |
1) manier waarop iemand rijdt, zich gedraagt in het verkeer
Voorbeeld: `gevaarlijk/agressief weggedrag` Synoniem: rijgedrag 2) manier waarop een auto zich bij hoge snelheden en in bochten gedraagt Voorbeeld: `dynamisch weggedrag` Synoniem: rijgedrag |
|
wegdragen
werkw. Uitspraak: ['wɛxdraxə(n)] Verbuigingen: droeg weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggedragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een andere plaats dragen
Voorbeeld: `Iedereen keek toe hoe de zwaargewonde man werd weggedragen.` |
|
wegdrijven
werkw. Uitspraak: ['wɛxdrɛivə(n)] Verbuigingen: dreef weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggedreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je drijvend verplaatsen
Voorbeeld: `wegdrijven op een luchtmatras in de zee` |
|
wegdringen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegdringen`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegebben
werkw. Uitspraak: ['wɛxɛbə(n)] Verbuigingen: ebde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggeëbd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geleidelijk aan weggaan, verdwijnen
Voorbeeld: `Na enkele jaren was de verliefdheid weggeëbd.` |
|
weggaan
werkw. Uitspraak: ['wɛxan] Verbuigingen: ging weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een andere plaats gaan of verdwijnen
Voorbeelden: `Hoe laat ga je weg?`, `De pijn gaat niet weg.` Synoniemen: ophoepelen, vertrekken |
|
weggeven
werkw. Uitspraak: ['wɛxevə(n)] Verbuigingen: gaf weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geven aan iemand die het mag houden
Voorbeeld: `Ik heb al mijn platen weggeven.` Antoniem: houden |
|
weggooien
werkw. Uitspraak: ['wɛxojə(n)] Verbuigingen: gooide weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggegooid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) in de vuilnisbak of op de grond gooien, omdat je het niet meer nodig hebt
Voorbeeld: `Hij nam de laatste sigaret en gooide het pakje weg.` |
|
weggrissen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `weggrissen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weghalen
werkw. Uitspraak: ['wɛxhalə(n)] Verbuigingen: haalde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggehaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van zijn plaats halen
Voorbeelden: `Hoe kan ik een tatoeage weghalen?`, `Je moet de pups niet te jong bij de moeder weghalen.` Synoniemen: verwijderen, wegnemen |
|
weghelpen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `weghelpen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weghouden
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `weghouden`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •weerhouden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegkapen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegkapen`. We hebben 17 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegkijken
werkw. |
•de blik afwenden, de blik van iemand anders vermijden
• Voorbeeld: `Hij knikt en kijkt weg. ` •negeren, doen of iets niet bestaat • Voorbeeld: `Het geweld in die regio werd zo hevig, dat de wereld niet meer kon wegkijken. ` •onwelkom laten voelen, zo kijken dat iemand weggaat • Voorbeeld: `Het gezin met jonge kinderen werd nog net niet weggekeken uit de chique winkel. ` |
|
wegkopen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegkopen`. Deze woorden staan wél in de database: •wegkomen•weglopen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegkomen
werkw. Uitspraak: ['wɛxkomə(n)] Verbuigingen: kwam weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat je ergens vandaan raakt
Voorbeeld: `Maken dat je ergens snel wegkomt.` ergens mee wegkomen (ontkomen aan voordehandliggende vervelende gevolgen) `Het is haar zoveelste blunder, maar op een of andere manier komt ze er altijd mee weg.` |
|
wegkruipen
werkw. |
•zich kruipend verwijderen
• •zich in een kleine ruimte verbergen |
|
wegkwijnen
werkw. Uitspraak: ['wɛxkwɛinə(n)] Verbuigingen: kwijnde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggekwijnd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van verdriet of pijn) ten onder gaan
Voorbeelden: `van verdriet wegkwijnen`, `een gevangene die wegkwijnt in zijn cel` |
|
weglachen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `weglachen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weglaten
werkw. Uitspraak: ['wɛxlatə(n)] Verbuigingen: liet weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggelaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) niet noemen of weergeven
Voorbeelden: `Die komma, zou ik hier weglaten.`, `Laat de gruwelijke details maar weg.` Synoniem: achterwege laten |
|
wegleggen
werkw. Uitspraak: ['wɛxlɛxə(n)] Verbuigingen: legde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een andere plaats leggen
Voorbeeld: `Toen er aangebeld werd, legde ze snel het boek weg.` niet weggelegd zijn voor (niet mogelijk zijn voor (iemand)) `Tweemaal per jaar op vakantie gaan is niet voor iedereen weggelegd.` |
|
wegleiden
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegleiden`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weglopen
werkw. Uitspraak: ['wɛxlopə(n)] Verbuigingen: liep weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) weggaan en niet meer terugkomen
Voorbeelden: `Onze kat is gisteren weggelopen.`, `Op haar zestiende is ze van huis weggelopen.`, `Hij is kwaad uit de vergadering weggelopen.` 2) (van een vloeistof) door een opening verdwijnen Voorbeeld: `Het putje is verstopt; het water loopt langzaam weg.` Synoniem: wegvloeien |
|
wegmaaien
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegmaaien`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegmaken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegmaken`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •leegmaken•wegraken Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet |
|
wegmoffelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegmoffelen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegnemen
werkw. Uitspraak: ['wɛxnemə(n)] Verbuigingen: nam weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verwijderen
Voorbeelden: `een gezwel laten wegnemen`, `Er is geld uit de kassa weggenomen.`, `Mijn twijfels zijn nog niet helemaal weggenomen.` Synoniem: weghalen |
|
iets neemt niet weg dat (...)
|
(iets verandert niets aan het feit dat (...)) `Het verhaal klopt niet, maar dat neemt niet weg dat hij goed kan schrijven.` Synoniem: iets doet niets af aan het feit dat (...)
|
|
wegpakken
werkw. Uitspraak: ['wɛxpɑkə(n)] Verbuigingen: pakte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggepakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets ergens wegnemen
Voorbeeld: `al het speelgoed van je kind wegpakken als het stout geweest is` |
|
wegpesten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegpesten`. Dit woord staat wél in de database: •wegroesten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegpinken
werkw. Uitspraak: ['wɛxpɪŋkə(n)] Verbuigingen: pinkte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggepinkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een traantje wegpinken
(door ontroering een beetje huilen) `een traantje wegpinken bij het zien van een droevige film` |
|
wegpraten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegpraten`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegpromoveren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegpromoveren`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegrijden
werkw. Uitspraak: ['wɛxrɛidə(n)] Verbuigingen: reed weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggereden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een andere plaats rijden
Voorbeeld: `wegrijden als het donker is en vergeten je lichten aan te zetten` |
|
wegrennen
werkw. Uitspraak: ['wɛxrɛnə(n)] Verbuigingen: rende weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggerend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van iets of iemand weg lopen
Voorbeeld: `heel hard wegrennen als er een agressieve hond achter je aan komt` Synoniem: weghollen |
|
wegroepen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegroepen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Dit woord staat wél in de database: •wegroesten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegroesten
werkw. Uitspraak: ['wɛxrustə(n)] Verbuigingen: roestte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggeroest (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door roesten helemaal verdwijnen
Voorbeeld: `kapotte auto's die staan weg te roesten op een autokerkhof` |
|
wegrotten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegrotten`. We hebben 12 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •wegroesten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegruimen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegruimen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegrukken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegrukken`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegscheuren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegscheuren`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegschenken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegschenken`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegscheren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegscheren`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet |
|
wegschieten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegschieten`. We hebben 7 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegschrappen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegschrappen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegschrijven
werkw. Uitspraak: ['wɛxsxrɛivə(n)] Verbuigingen: schreef weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggeschreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(gegevens) opslaan
Voorbeeld: `belangrijke documenten op een cd'tje wegschrijven` |
|
wegslaan
werkw. Uitspraak: ['wɛxslan] Verbuigingen: sloeg weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggeslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van je af slaan of door te slaan doen verdwijnen
Voorbeeld: `Ik heb de hele nacht muggen moeten wegslaan.` |
|
wegslepen
werkw. Uitspraak: ['wɛxslepə(n)] Verbuigingen: sleepte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggesleept (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een andere plaats slepen
Voorbeeld: `Fout geparkeerde auto's worden weggesleept.` |
|
wegslinken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegslinken`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegsluipen
werkw. |
•ongemerkt en behoedzaam weggaan
• Voorbeeld: `De gevangene trachtte weg te sluipen, maar werd daarbij betrapt. ` • tweede betekenisomschrijving • Voorbeeld: `Zin met het wegsluipen in de tweede betekenis erin. ` • enz. |
|
wegsluiten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegsluiten`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •wegsluipen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegsmelten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegsmelten`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegsnijden
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegsnijden`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegsnellen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegsnellen`. We hebben 7 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegspoelen
werkw. Uitspraak: ['wɛxspulə(n)] Verbuigingen: spoelde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggespoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
laten verdwijnen met een grote hoeveelheid vloeistof
Voorbeelden: `De vloedgolf had bijna heel het eiland weggespoeld.`, `de vieze smaak wegspoelen met een glas cola` |
|
wegstemmen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegstemmen`. We hebben 7 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegsteken
werkw. Uitspraak: ['wɛxstekə(n)] Verbuigingen: stak weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggestoken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iets opbergen
Voorbeeld: `Steek jij de tickets weg, want ik raak altijd alles kwijt.` Synoniem: wegstoppen 2) iets achterhouden, niet vertellen Voorbeeld: `je tatoeage wegsteken voor je ouders` Synoniem: achterhouden |
|
wegstoppen
werkw. Uitspraak: ['wɛxstɔpə(n)] Verbuigingen: stopte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggestopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iets opbergen
Voorbeeld: `het wisselgeld in je broekzak wegstoppen` Synoniem: wegsteken (1) 2) iets achterhouden, niet vertellen Voorbeeld: `je angsten niet kunnen wegstoppen` Synoniem: wegsteken (2) |
|
wegsterven
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegsterven`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegstuiven
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegstuiven`. We hebben 7 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegsturen
werkw. Uitspraak: ['wɛxstyrə(n)] Verbuigingen: stuurde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggestuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar een andere plaats sturen
Voorbeeld: `Toen hij vervelend begon te worden, stuurde ze hem weg.` 2) ontslaan Voorbeeld: `Omdat de resultaten tegenvielen, werd de trainer weggestuurd.` |
|
wegteren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegteren`. Deze woorden staan wél in de database: •wegteken•wegvoeren Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet |
|
wegtrekken
werkw. Uitspraak: ['wɛxtrɛkə(n)] Verbuigingen: trok weg (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) wegnemen door te trekken
Verbuigingen: heeft weggetrokken (volt.deelw.) Voorbeeld: `je hand wegtrekken` 2) naar een andere plaats gaan Verbuigingen: is weggetrokken (volt.deelw.) Voorbeeld: `Het onweer zal straks hopelijk wel wegtrekken.` |
|
wegvagen
werkw. |
zodanig vernietigen dat er vrijwel niets overblijft Voorbeeld: `De atoombom van augustus '45 vaagde de stad Hiroshima weg. `
|
|
wegvallen
werkw. Uitspraak: ['wɛxfɑlə(n)] Verbuigingen: viel weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verdwijnen of niet meer beschikbaar zijn
Voorbeelden: `Het beeld van mijn computer valt steeds weg.`, `Er zijn een paar regels weggevallen.`, `Door het wegvallen van de subsidie draaien we nu met verlies.` |
|
wegvegen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegvegen`. We hebben 8 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •wegvagen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weggeven
werkw. Uitspraak: ['wɛxevə(n)] Verbuigingen: gaf weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geven aan iemand die het mag houden
Voorbeeld: `Ik heb al mijn platen weggeven.` Antoniem: houden |
|
wegvloeien
werkw. Uitspraak: ['wɛxflujə(n)] Verbuigingen: vloeide weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggevloeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar een andere plaats stromen
Voorbeeld: `het water naar buiten laten wegvloeien` Synoniem: weglopen 2) geleidelijk aan verdwijnen Voorbeeld: `grote geldsommen die wegvloeien naar het buitenland` |
|
wegvliegen
werkw. |
•een plaats vliegend verlaten
• Voorbeeld: `Voor hij de foto kon nemen vloog de zeldzame vogel weg. ` •heel snel en plotseling een plaats verlaten • Voorbeeld: `Toen hij het slechte nieuws hoorde vloog hij weg. ` •een hoge verkoopsnelheid hebben • Voorbeeld: `Zo rond deze tijd van het jaar vliegen de boeken gewoon weg. ` |
|
wegvoeren
werkw. |
•op geleide wijze iets of iemand weg doen gaan
• Voorbeeld: `De gevangenen werden weggevoerd naar een kamp. ` • tweede betekenisomschrijving • Voorbeeld: `Zin met het wegvoeren in de tweede betekenis erin. ` • enz. |
|
wegwaaien
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wegwaaien`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegvreten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegvreten`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegwerken
werkw. Uitspraak: ['wɛxwɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) door te werken laten verdwijnen
Voorbeeld: `We hebben alle post weggewerkt.` 2) opeten Voorbeeld: `In de pauze heb ik snel een broodje weggewerkt.` |
|
wegwissen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegwissen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegwerpen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegwerpen`. Dit woord staat wél in de database: •wegwerken Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegwuiven
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegwuiven`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegzakken
werkw. Uitspraak: ['wɛxsɑkə(n)] Verbuigingen: zakte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggezakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door een beweging naar beneden van je plaats raken of verdwijnen
Voorbeelden: `wegzakken in drijfzand`, `Vroeger sprak ik vrij goed Duits, maar die kennis is helemaal weggezakt.` |
|
wegzetten
werkw. |
•[ov]: ter zijde zetten
• •[ov]: op zijn plaats zetten • •[ov]: iemand onterecht kwalificeren als ongeschikt of onbekwaam om hem of haar buiten spel te zetten • Voorbeeld: `Het werd de politicus kwalijk genomen dat hij de andere kandidaat als een "brekebeen" probeerde weg te zetten. ` |
|
wegzuigen
werkw. |
door onderdruk aan te leggen een (vloei)stof verwijderen
|
|
wegzenden
werkw. Uitspraak: ['wɛxsɛndə(n)] Verbuigingen: zond weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een andere plaats sturen
Voorbeeld: `iemand wegzenden omdat je het te druk hebt` |
|
wegzinken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegzinken`. We hebben 6 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •wegpinken Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegglijden
werkw. Uitspraak: ['wɛxlɛidə(n)] Verbuigingen: gleed weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggegleden (volt.deelw.) |
geleidelijk verdwijnen
Voorbeelden: `Tijdens de massage voel ik alle stress zo wegglijden.`, `Het leek alsof de grond onder mijn voeten weggleed.`, `wegglijden in een diepe rust` |
|
weggooien
werkw. Uitspraak: ['wɛxojə(n)] Verbuigingen: gooide weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggegooid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) in de vuilnisbak of op de grond gooien, omdat je het niet meer nodig hebt
Voorbeeld: `Hij nam de laatste sigaret en gooide het pakje weg.` |
|
weggraven
werkw. |
•door graven verwijderen
• Voorbeeld: `De bovenste laag werd weggegraven, waardoor de diamanthoudende zandlaag bloot kwam te liggen. ` • tweede betekenisomschrijving • Voorbeeld: `Zin met het weggraven in de tweede betekenis erin. ` • enz. |
|
weghalen
werkw. Uitspraak: ['wɛxhalə(n)] Verbuigingen: haalde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggehaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van zijn plaats halen
Voorbeelden: `Hoe kan ik een tatoeage weghalen?`, `Je moet de pups niet te jong bij de moeder weghalen.` Synoniemen: verwijderen, wegnemen |
|
de weghelft
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɛxhɛlft] Verbuigingen: weghelft|en (meerv.) |
elk van de twee delen van een weg waarop in tegenovergestelde richtingen wordt gereden
Voorbeelden: `Beginnen te slippen en op de andere weghelft terechtkomen.`, `Blijf op de rechter weghelft en haal niet in.` |
|
weghollen
werkw. Uitspraak: ['wɛxhɔlə(n)] Verbuigingen: holde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggehold (volt.deelw.) |
van iets of iemand weg lopen
Synoniem: wegrennen |
|
wegjagen
werkw. Uitspraak: ['wɛxjaxə(n)] Verbuigingen: jaagde, joeg weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggejaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat iemand weg gaat
Voorbeeld: `De kat van de buren wegjagen omdat die vissen uit je vijver vangt.` Synoniemen: verdrijven, verjagen |
|
wegkijken
werkw. |
•de blik afwenden, de blik van iemand anders vermijden
• Voorbeeld: `Hij knikt en kijkt weg. ` •negeren, doen of iets niet bestaat • Voorbeeld: `Het geweld in die regio werd zo hevig, dat de wereld niet meer kon wegkijken. ` •onwelkom laten voelen, zo kijken dat iemand weggaat • Voorbeeld: `Het gezin met jonge kinderen werd nog net niet weggekeken uit de chique winkel. ` |
|
wegkomen
werkw. Uitspraak: ['wɛxkomə(n)] Verbuigingen: kwam weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat je ergens vandaan raakt
Voorbeeld: `Maken dat je ergens snel wegkomt.` ergens mee wegkomen (ontkomen aan voordehandliggende vervelende gevolgen) `Het is haar zoveelste blunder, maar op een of andere manier komt ze er altijd mee weg.` |
|
wegkruipen
werkw. |
•zich kruipend verwijderen
• •zich in een kleine ruimte verbergen |
|
wegkwijnen
werkw. Uitspraak: ['wɛxkwɛinə(n)] Verbuigingen: kwijnde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggekwijnd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van verdriet of pijn) ten onder gaan
Voorbeelden: `van verdriet wegkwijnen`, `een gevangene die wegkwijnt in zijn cel` |
|
weglaten
werkw. Uitspraak: ['wɛxlatə(n)] Verbuigingen: liet weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggelaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) niet noemen of weergeven
Voorbeelden: `Die komma, zou ik hier weglaten.`, `Laat de gruwelijke details maar weg.` Synoniem: achterwege laten |
|
wegleggen
werkw. Uitspraak: ['wɛxlɛxə(n)] Verbuigingen: legde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een andere plaats leggen
Voorbeeld: `Toen er aangebeld werd, legde ze snel het boek weg.` niet weggelegd zijn voor (niet mogelijk zijn voor (iemand)) `Tweemaal per jaar op vakantie gaan is niet voor iedereen weggelegd.` |
|
weglekken
werkw. Uitspraak: ['wɛxlɛkə(n)] Verbuigingen: lekte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggelekt (volt.deelw.) |
onbedoeld met kleine hoeveelheden tegelijk verdwijnen
Voorbeeld: `voorkomen dat warmte en energie weglekken door je huis goed te isoleren` |
|
weglopen
werkw. Uitspraak: ['wɛxlopə(n)] Verbuigingen: liep weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) weggaan en niet meer terugkomen
Voorbeelden: `Onze kat is gisteren weggelopen.`, `Op haar zestiende is ze van huis weggelopen.`, `Hij is kwaad uit de vergadering weggelopen.` 2) (van een vloeistof) door een opening verdwijnen Voorbeeld: `Het putje is verstopt; het water loopt langzaam weg.` Synoniem: wegvloeien |
|
weglopen met
werkw. Uitspraak: ['wɛxlopə(n) mɛt] Verbuigingen: liep weg met (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggelopen met (volt.deelw.) |
heel leuk vinden of bewonderen
Voorbeeld: `Iedereen loopt weg met hem.` Synoniem: op handen dragen |
|
weglopen voor
werkw. Uitspraak: ['wɛxlopə(n) vor] Verbuigingen: liep weg voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggelopen voor (volt.deelw.) |
(iets waar je bang voor bent of geen zin in hebt) niet doen of aanpakken
Voorbeeld: `Je kunt niet voor je problemen blijven weglopen.` |
|
wegnemen
werkw. Uitspraak: ['wɛxnemə(n)] Verbuigingen: nam weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verwijderen
Voorbeelden: `een gezwel laten wegnemen`, `Er is geld uit de kassa weggenomen.`, `Mijn twijfels zijn nog niet helemaal weggenomen.` Synoniem: weghalen |
|
iets neemt niet weg dat (...)
|
(iets verandert niets aan het feit dat (...)) `Het verhaal klopt niet, maar dat neemt niet weg dat hij goed kan schrijven.` Synoniem: iets doet niets af aan het feit dat (...)
|
|
de wegomlegging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛxɔmlɛxɪŋ] Verbuigingen: wegomlegging|en (meerv.) |
plaats waar je als weggebruiker niet door kunt en je een andere route moet nemen
Voorbeeld: `Een oranje bordje met het opschrift 'Wegomlegging'.` |
|
wegpakken
werkw. Uitspraak: ['wɛxpɑkə(n)] Verbuigingen: pakte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggepakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets ergens wegnemen
Voorbeeld: `al het speelgoed van je kind wegpakken als het stout geweest |
|
wegpinken
werkw. Uitspraak: ['wɛxpɪŋkə(n)] Verbuigingen: pinkte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggepinkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een traantje wegpinken
(door ontroering een beetje huilen) `een traantje wegpinken bij het zien van een droevige film` |
|
de wegpiraat
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛxpirat] Verbuigingen: wegpi|raten (meerv.) de weg|pirate zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛx|piratə] Verbuigingen: wegpirate|s (meerv.) |
iemand die levensgevaarlijk rijdt
|
|
wegraken
werkw. Uitspraak: ['wɛxrakə(n)] Verbuigingen: raakte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggeraakt (volt.deelw.) |
1) ervoor zorgen dat je ergens wegkomt
Voorbeeld: `Ik zal proberen op tijd weg te raken maar als het druk is, dan zal ik toch moeten overwerken.` 2) ergens terechtkomen waar je het niet meer kan vinden Voorbeeld: `Bij de verhuizing is een doos met bladmuziek weggeraakt.` |
|
wegrennen
werkw. Uitspraak: ['wɛxrɛnə(n)] Verbuigingen: rende weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggerend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van iets of iemand weg lopen
Voorbeeld: `heel hard wegrennen als er een agressieve hond achter je aan komt` Synoniem: weghollen |
|
wegrijden
werkw. Uitspraak: ['wɛxrɛidə(n)] Verbuigingen: reed weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggereden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een andere plaats rijden
Voorbeeld: `wegrijden als het donker is en vergeten je lichten aan te zetten` |
|
wegroesten
werkw. Uitspraak: ['wɛxrustə(n)] Verbuigingen: roestte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggeroest (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door roesten helemaal verdwijnen
Voorbeeld: `kapotte auto's die staan weg te roesten op een autokerkhof` |
|
wegschrijven
werkw. Uitspraak: ['wɛxsxrɛivə(n)] Verbuigingen: schreef weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggeschreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(gegevens) opslaan
Voorbeeld: `belangrijke documenten op een cd'tje wegschrijven` |
|
wegslaan
werkw. Uitspraak: ['wɛxslan] Verbuigingen: sloeg weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggeslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van je af slaan of door te slaan doen verdwijnen
Voorbeeld: `Ik heb de hele nacht muggen moeten wegslaan.` |
|
wegslepen
werkw. Uitspraak: ['wɛxslepə(n)] Verbuigingen: sleepte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggesleept (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een andere plaats slepen
Voorbeeld: `Fout geparkeerde auto's worden weggesleept.` |
|
wegslingeren
werkw. |
•met een tollende beweging van zich af werpen
• Voorbeeld: `In een centrifuge wordt vloeistof uit een materiaal weggeslingerd. ` • tweede betekenisomschrijving • Voorbeeld: `Zin met het wegslingeren in de tweede betekenis erin. ` • enz. |
|
wegsluipen
werkw. |
•ongemerkt en behoedzaam weggaan
• Voorbeeld: `De gevangene trachtte weg te sluipen, maar werd daarbij betrapt. ` • tweede betekenisomschrijving • Voorbeeld: `Zin met het wegsluipen in de tweede betekenis erin. ` • enz. |
|
wegspoelen
werkw. Uitspraak: ['wɛxspulə(n)] Verbuigingen: spoelde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggespoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
laten verdwijnen met een grote hoeveelheid vloeistof
Voorbeelden: `De vloedgolf had bijna heel het eiland weggespoeld.`, `de vieze smaak wegspoelen met een glas cola` |
|
wegsteken
werkw. Uitspraak: ['wɛxstekə(n)] Verbuigingen: stak weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggestoken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iets opbergen
Voorbeeld: `Steek jij de tickets weg, want ik raak altijd alles kwijt.` Synoniem: wegstoppen 2) iets achterhouden, niet vertellen Voorbeeld: `je tatoeage wegsteken voor je ouders` Synoniem: achterhouden |
|
Opzoeken:
wegstoppen werkw. Uitspraak: ['wɛxstɔpə(n)] Verbuigingen: stopte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggestopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iets opbergen
Voorbeeld: `het wisselgeld in je broekzak wegstoppen` Synoniem: wegsteken (1) 2) iets achterhouden, niet vertellen Voorbeeld: `je angsten niet kunnen wegstoppen` Synoniem: wegsteken (2) |
|
wegstrepen
werkw. Uitspraak: ['wɛxstrepə(n)] Verbuigingen: streepte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggestreept (volt.deelw.) |
(deel van een programma of een tekst) laten vervallen
Voorbeeld: `Pagina 1 en 2 mag je wegstrepen en hoef je dus ook niet te leren.` Synoniem: schrappen (1) |
|
wegsturen
werkw. Uitspraak: ['wɛxstyrə(n)] Verbuigingen: stuurde weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggestuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar een andere plaats sturen
Voorbeeld: `Toen hij vervelend begon te worden, stuurde ze hem weg.` 2) ontslaan Voorbeeld: `Omdat de resultaten tegenvielen, werd de trainer weggestuurd.` |
|
wegteken
zelfst.naamw. |
steen of bord langs een weg waarop aangegeven is in welke richting een bepaalde plaats ligt en vaak hoe ver het is Voorbeeld: `Somtijds kwamen zij op ontblote groene velden waar de wegtekens en heuvels boven de sneeuw met eerdestof bedekt waren. `
|
|
wegtrekken
werkw. Uitspraak: ['wɛxtrɛkə(n)] Verbuigingen: trok weg (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) wegnemen door te trekken
Verbuigingen: heeft weggetrokken (volt.deelw.) Voorbeeld: `je hand wegtrekken` 2) naar een andere plaats gaan Verbuigingen: is weggetrokken (volt.deelw.) Voorbeeld: `Het onweer zal straks hopelijk wel wegtrekken.` |
|
wegvagen
werkw. |
zodanig vernietigen dat er vrijwel niets overblijft Voorbeeld: `De atoombom van augustus '45 vaagde de stad Hiroshima weg. `
|
|
wegval
zelfst.naamw. |
het feit dat iets opeens niet meer tegenwoordig is Voorbeeld: `Dit woord is met dit voorvoegsel gevormd met wegval van de laatste klinker.
|
|
wegvallen
werkw. Uitspraak: ['wɛxfɑlə(n)] Verbuigingen: viel weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verdwijnen of niet meer beschikbaar zijn
Voorbeelden: `Het beeld van mijn computer valt steeds weg.`, `Er zijn een paar regels weggevallen.`, `Door het wegvallen van de subsidie draaien we nu met verlies.` |
|
de wegversperring
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛxfərspɛrɪŋ] Verbuigingen: wegversperring|en (meerv.) |
voorwerpen die een weg blokkeren
Synoniem: barricade |
|
wegvliegen
werkw. |
•een plaats vliegend verlaten
• Voorbeeld: `Voor hij de foto kon nemen vloog de zeldzame vogel weg. ` •heel snel en plotseling een plaats verlaten • Voorbeeld: `Toen hij het slechte nieuws hoorde vloog hij weg. ` •een hoge verkoopsnelheid hebben • Voorbeeld: `Zo rond deze tijd van het jaar vliegen de boeken gewoon weg. ` |
|
wegvloeien
werkw. Uitspraak: ['wɛxflujə(n)] Verbuigingen: vloeide weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggevloeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar een andere plaats stromen
Voorbeeld: `het water naar buiten laten wegvloeien` Synoniem: weglopen 2) geleidelijk aan verdwijnen Voorbeeld: `grote geldsommen die wegvloeien naar het buitenland` |
|
wegvoeren
werkw |
•op geleide wijze iets of iemand weg doen gaan
• Voorbeeld: `De gevangenen werden weggevoerd naar een kamp. ` • tweede betekenisomschrijving • Voorbeeld: `Zin met het wegvoeren in de tweede betekenis erin. ` • enz. • |
|
wegwerken
werkw. Uitspraak: ['wɛxwɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) door te werken laten verdwijnen
Voorbeeld: `We hebben alle post weggewerkt.` 2) opeten Voorbeeld: `In de pauze heb ik snel een broodje weggewerkt.` |
|
wegwerkzaamheden
zelfst.naamw. |
werkzaamheden die worden uitgevoerd aan wegen Voorbeeld: `Door langdurige wegwerkzaamheden stond er op dat traject al een half jaar lang elke dag een file. `
|
|
het wegwerpbestek
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛxwɛrbəstɛk] |
bestek (1) dat je maar één keer gebruikt en daarna weggooit
Voorbeeld: `Wegwerpbestek kopen als je een verjaardagsfeestje geeft omdat je dan achteraf niets moet afwassen.` |
|
wegwezen
werkw. Uitspraak: ['wɛxwezə(n)] Verbuigingen: was weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggeweest (volt.deelw.) |
weggaan of weg zijn
Voorbeeld: `We moeten hier wegwezen, het wordt te gevaarlijk.` |
|
Wegwezen!
|
(ga weg!)
|
|
terug van weggeweest
|
(weer terug) `De herenhoed is terug van weggeweest.`
|
|
wegwijs
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɛxwɛis] |
iemand wegwijs maken
(iemand kennis laten maken met iets, waardoor hij of zij weet waar alles is of hoe iets werkt) `In deze cursus wordt de beginnende ruiter wegwijs gemaakt in de paardensport.` |
|
de wegwijzer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛxwɛizər] Verbuigingen: wegwijzer|s (meerv.) |
bord langs een weg waarop aangegeven is in welke richting een bepaalde plaats ligt en hoe ver het is
|
|
wegzakken
werkw. Uitspraak: ['wɛxsɑkə(n)] Verbuigingen: zakte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggezakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door een beweging naar beneden van je plaats raken of verdwijnen
Voorbeelden: `wegzakken in drijfzand`, `Vroeger sprak ik vrij goed Duits, maar die kennis is helemaal weggezakt.` |
|
wegzenden
werkw. Uitspraak: ['wɛxsɛndə(n)] Verbuigingen: zond weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een andere plaats sturen
Voorbeeld: `iemand wegzenden omdat je het te druk hebt` |
|
wegzetten
werkw. |
•[ov]: ter zijde zetten
• •[ov]: op zijn plaats zetten • •[ov]: iemand onterecht kwalificeren als ongeschikt of onbekwaam om hem of haar buiten spel te zetten • Voorbeeld: `Het werd de politicus kwalijk genomen dat hij de andere kandidaat als een "brekebeen" probeerde weg te zetten. ` |
|
wegzuigen
werkw. |
door onderdruk aan te leggen een (vloei)stof verwijderen
|
|
de wei
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɛi] Verbuigingen: wei|den (meerv.) de wei|de zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɛi|də] Verbuigingen: weide|n, weide|s (meerv.) |
veld met gras waar dieren grazen landbouw
Voorbeeld: `Koeien grazen in de wei.` Synoniemen: weiland, weide |
|
uitweiden
werkw. Uitspraak: [ˈœytwɛidə(n)] Verbuigingen: weidde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeweid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uitvoerig spreken
Voorbeeld: `uitweiden over de vele voordelen van het nieuwe product` |
|
uitweiden
werkw. Uitspraak: [ˈœytwɛidə(n)] Verbuigingen: weidde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeweid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uitvoerig spreken
Voorbeeld: `uitweiden over de vele voordelen van het nieuwe product` |
|
weiden
werkw. Uitspraak: ['wɛidə(n)] Verbuigingen: weidde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweid (volt.deelw.) |
(vee) laten grazen
Voorbeeld: `je koeien overdag weiden en 's avonds naar de stal brengen` |
|
de weide
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɛidə] Verbuigingen: weide|n, weide|s (meerv.) |
veld met gras waar dieren grazen
Voorbeeld: `bloemenweide` Synoniemen: weide, weiland |
|
weiden
werkw. Uitspraak: ['wɛidə(n)] Verbuigingen: weidde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweid (volt.deelw.) |
(vee) laten grazen
Voorbeeld: `je koeien overdag weiden en 's avonds naar de stal brengen` |
|
de weide
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɛidə] Verbuigingen: weide|n, weide|s (meerv.) |
veld met gras waar dieren grazen
Voorbeeld: `bloemenweide` Synoniemen: weide, weiland |
|
de weidevogel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛidəvoxəl] Verbuigingen: weidevogel|s (meerv.) |
vogel die broedt in grasland
Voorbeeld: `De kievit en de kemphaan zijn voorbeelden van weidevogels.` |
|
weids
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛits] |
groot en ruim
Voorbeelden: `een weids uitzicht`, `weidse polders |
|
weiden
werkw. Uitspraak: ['wɛidə(n)] Verbuigingen: weidde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweid (volt.deelw.) |
(vee) laten grazen
Voorbeeld: `je koeien overdag weiden en 's avonds naar de stal brengen` |
|
de wei
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɛi] Verbuigingen: wei|den (meerv.) de wei|de zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɛi|də] Verbuigingen: weide|n, weide|s (meerv.) |
veld met gras waar dieren grazen landbouw
Voorbeeld: `Koeien grazen in de wei.` Synoniemen: weiland, weide |
|
weifelen
werkw. Uitspraak: ['wɛifələ(n)] Verbuigingen: weifelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweifeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet kunnen beslissen
Voorbeeld: `Hij weifelde even en besloot toen niet te gaan.` Synoniem: aarzelen |
|
weifelen
werkw. Uitspraak: ['wɛifələ(n)] Verbuigingen: weifelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweifeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet kunnen beslissen
Voorbeeld: `Hij weifelde even en besloot toen niet te gaan.` Synoniem: aarzelen |
|
weigeren
werkw. Uitspraak: ['wɛixərə(n)] Verbuigingen: weigerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweigerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet willen doen, toestaan of accepteren, en dat zeggen
Voorbeelden: `Hij weigerde te betalen.`, `Ze weigerde alle hulp.` Antoniemen: instemmen met, toestaan, accepteren, , Synoniem: afslaan |
|
weigeren
werkw. Uitspraak: ['wɛixərə(n)] Verbuigingen: weigerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweigerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet willen doen, toestaan of accepteren, en dat zeggen
Voorbeelden: `Hij weigerde te betalen.`, `Ze weigerde alle hulp.` Antoniemen: instemmen met, toestaan, accepteren, , Synoniem: afslaan |
|
de weigering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛixərɪŋ] Verbuigingen: weigering|en (meerv.) |
keer dat je iets niet wilt doen, toestaan of accepteren, en dat zegt
Voorbeelden: `een halsstarrige weigering`, `de weigering van een kind door de basisschool` |
|
weigeren
werkw. Uitspraak: ['wɛixərə(n)] Verbuigingen: weigerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweigerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet willen doen, toestaan of accepteren, en dat zeggen
Voorbeelden: `Hij weigerde te betalen.`, `Ze weigerde alle hulp.` Antoniemen: instemmen met, toestaan, accepteren, , Synoniem: afslaan |
|
weightwatchen
werkw. Afbreekpatroon: 'weight - wat - chen Herkomst: «Engels Verbuigingen: weightwatchte (verl.tijd ) Verbuigingen: geweightwatcht (volt.deelw.) |
in clubverband en onder begeleiding proberen af te vallen
Voorbeeld: `ze is al vijf kilo afgevallen sinds ze weightwatcht` Synoniem: aan de lijn doen |
|
weightwatchen
werkw. Afbreekpatroon: 'weight - wat - chen Herkomst: «Engels Verbuigingen: weightwatchte (verl.tijd ) Verbuigingen: geweightwatcht (volt.deelw.) |
in clubverband en onder begeleiding proberen af te vallen
Voorbeeld: `ze is al vijf kilo afgevallen sinds ze weightwatcht` Synoniem: aan de lijn doen |
|
weightwatchen
werkw. Afbreekpatroon: 'weight - wat - chen Herkomst: «Engels Verbuigingen: weightwatchte (verl.tijd ) Verbuigingen: geweightwatcht (volt.deelw.) |
in clubverband en onder begeleiding proberen af te vallen
Voorbeeld: `ze is al vijf kilo afgevallen sinds ze weightwatcht` Synoniem: aan de lijn doen |
|
het weiland
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛilɑnt] Verbuigingen: weiland|en (meerv.) |
veld met gras waar dieren grazen
Voorbeeld: `Koeien in een wei is ook natuur.` Synoniem: wei |
|
het weiland
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛilɑnt] Verbuigingen: weiland|en (meerv.) |
veld met gras waar dieren grazen
Voorbeeld: `Koeien in een wei is ook natuur.` Synoniem: wei |
|
weinig
telwoord Uitspraak: ['wɛinəx] |
een klein aantal of een kleine hoeveelheid
Voorbeelden: `Er was weinig belangstelling voor zijn nieuwe film.`, `Er zijn weinig mensen.` Antoniemen: veel, talrijk, |
|
Wejewa
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Wie kan ik benaderen over de taal Wejewa? `
|
|
de weigering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛixərɪŋ] Verbuigingen: weigering|en (meerv.) |
keer dat je iets niet wilt doen, toestaan of accepteren, en dat zegt
Voorbeelden: `een halsstarrige weigering`, `de weigering van een kind door de basisschool` |
|
weigeren
werkw. Uitspraak: ['wɛixərə(n)] Verbuigingen: weigerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweigerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet willen doen, toestaan of accepteren, en dat zeggen
Voorbeelden: `Hij weigerde te betalen.`, `Ze weigerde alle hulp.` Antoniemen: instemmen met, toestaan, accepteren, , Synoniem: afslaan |
|
weightwatchen
werkw. Afbreekpatroon: 'weight - wat - chen Herkomst: «Engels Verbuigingen: weightwatchte (verl.tijd ) Verbuigingen: geweightwatcht (volt.deelw.) |
in clubverband en onder begeleiding proberen af te vallen
Voorbeeld: `ze is al vijf kilo afgevallen sinds ze weightwatcht` Synoniem: aan de lijn doen |
|
het weiland
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛilɑnt] Verbuigingen: weiland|en (meerv.) |
veld met gras waar dieren grazen
Voorbeeld: `Koeien in een wei is ook natuur.` Synoniem: wei |
|
weinig
telwoord Uitspraak: ['wɛinəx] |
een klein aantal of een kleine hoeveelheid
Voorbeelden: `Er was weinig belangstelling voor zijn nieuwe film.`, `Er zijn weinig mensen.` Antoniemen: veel, talrijk, |
|
Wejewa
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Wie kan ik benaderen over de taal Wejewa? `
|
|
opwekken
werkw. Uitspraak: ['ɔpwɛkə(n)] Verbuigingen: wekte op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgewekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iets doen ontstaan of veroorzaken
Voorbeelden: `de lust opwekken`, `elektriciteit opwekken`, `de weeën opwekken` 2) iemand aansporen om iets te doen Voorbeeld: `iemand tot beter gedrag opwekken` |
|
opwekken
werkw. Uitspraak: ['ɔpwɛkə(n)] Verbuigingen: wekte op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgewekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iets doen ontstaan of veroorzaken
Voorbeelden: `de lust opwekken`, `elektriciteit opwekken`, `de weeën opwekken` 2) iemand aansporen om iets te doen Voorbeeld: `iemand tot beter gedrag opwekken` |
|
weke
bijv.naamw. |
meervoud van week.
|
|
I wekelijks
bijv.naamw. Uitspraak: ['wekələks] |
wat iedere week gebeurt, verschijnt enz.
Voorbeeld: `een wekelijkse column` |
|
II wekelijks
bijwoord Uitspraak: ['wekələks] |
eenmaal per week of elke week
Voorbeeld: `We komen wekelijks bij elkaar.` |
|
weken
werkw. Uitspraak: ['wekə(n)] Verbuigingen: weekte (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) lange tijd in een vloeistof liggen om schoon of zacht te worden
Verbuigingen: is, heeft geweekt (volt.deelw.) Voorbeeld: `Laat het T-shirt eerst een nachtje weken in water met chloor.` 2) in een vloeistof leggen om schoon of zacht te worden Verbuigingen: heeft geweekt (volt.deelw.) Voorbeeld: `De maiskorrels worden eerst geweekt en dan gemalen.` |
|
wekken
werkw. Uitspraak: ['wɛkə(n)] Verbuigingen: wekte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
2) laten ontstaan
Voorbeelden: `Zijn interesse werd gewekt door een artikel in de krant.`, `argwaan wekken` Synoniem: veroorzaken |
|
de wekker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛkər] Verbuigingen: wekker|s (meerv.) |
klok die een geluid maakt om je te wekken
Voorbeelden: `Ze zette de wekker op halfzes.`, `Om acht uur ging de wekker.`, `Ik gebruik mijn mobieltje als wekker.`, `wekkerradio` |
|
de wekker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛkər] Verbuigingen: wekker|s (meerv.) |
klok die een geluid maakt om je te wekken
Voorbeelden: `Ze zette de wekker op halfzes.`, `Om acht uur ging de wekker.`, `Ik gebruik mijn mobieltje als wekker.`, `wekkerradio` |
|
wekken
werkw. Uitspraak: ['wɛkə(n)] Verbuigingen: wekte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) wakker maken
Voorbeelden: `Hij werd gewekt door een harde knal.`, `Wek mij morgen om zeven uur.` 2) laten ontstaan Voorbeelden: `Zijn interesse werd gewekt door een artikel in de krant.`, `argwaan wekken` Synoniem: veroorzaken |
|
opwekken
werkw. Uitspraak: ['ɔpwɛkə(n)] Verbuigingen: wekte op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgewekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iets doen ontstaan of veroorzaken
Voorbeelden: `de lust opwekken`, `elektriciteit opwekken`, `de weeën opwekken` 2) iemand aansporen om iets te doen Voorbeeld: `iemand tot beter gedrag opwekken` |
|
I het wel
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɛl] II wel bijwoord Uitspraak: [wɛl] II wel bijwoord Uitspraak: [wɛl] II wel bijwoord Uitspraak: [wɛl] |
1) goed
Voorbeelden: `welgevormd`, `welluidend`, `Wel thuis!` 2) <dit woord drukt uit dat iets waarvan gezegd of gedacht wordt dat het niet waar is, toch waar is> Voorbeeld: `Ze zegt van niet, maar ze heeft het wél gedaan.` Antoniem: niet 3) <dit woord drukt uit dat iets waar is, ondanks iets anders> Voorbeelden: `Het is misschien streng, maar wel rechtvaardig.`, `Je mag dan wel geluk gehad hebben, maar je hebt er ook hard voor gewerkt. Ja, dat wel.` 4) een beetje, tamelijk Voorbeelden: `Ze is wel aardig.`, `Het gaat wel.` Synoniemen: best (III, 3) 5) <dit woord drukt een vermoeden of twijfel uit> Voorbeelden: `We zullen wel voor donker thuis zijn.`, `Hij zal wel weer niet komen.`, `Kun je het wel aan?` 6) <dit woord drukt uit dat het om een grote hoeveelheid, afstand, lange tijd, hoge prijs enz. gaat> Voorbeelden: `Hoeveel zijn het er wel niet? Het zijn er wel duizend!`, `Ik |
|
goed en wel
|
(helemaal, volledig) `Het project is al mislukt voordat het goed en wel is begonnen.`
|
|
Alles goed en wel, maar (...)
|
(<hierna volgt een bezwaar>) `Alles goed en wel, maar wie moet dat betalen?` Synoniem: allemaal leuk en aardig, maar (...)
|
|
Laten we wel wezen.
|
(<aansporing om eerlijk of realistisch te zijn>) `Want laten we wel wezen, zonder hulp was het hem nooit gelukt.` Synoniem:
|
|
opwellen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `opwellen`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •opbellen•opstellen•optellen•opzwellen•wellen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
welbespraakt
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɛlbəsprakt, wɛlbə'sprakt] |
als je makkelijk goed en vlot kunt spreken
Voorbeelden: `Hij is zeer welbespraakt, hij houdt een heel goede toespraak zonder geheugensteuntje.`, `een welbespraakt politicus`, `een welbespraakte oplichter die veel geld lospraat` |
|
welbespraaktheid
zelfst.naamw. |
de kunst om iets goed te kunnen verwoorden Voorbeeld: `Zijn welbespraaktheid was ver ontwikkeld. `
|
|
welbewust
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛlbə'wʏst] |
als je heel goed beseft wat je doet
Voorbeelden: `De aanslag was een welbewuste actie.`, `welbewuste discriminatie van gehandicapten` Synoniem: opzettelijk |
|
weldaad
zelfst.naamw. |
•een goede daad voor iemand doen
• •iets dat bijzonder aangenaam of nuttig is |
|
weldaad
zelfst.naamw. |
•een goede daad voor iemand doen
• •iets dat bijzonder aangenaam of nuttig is |
|
weldadig
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛl'dadəx] |
wat je aangenaam vindt
Voorbeeld: `Geniet van de weldadige rust in dit ongerepte gebied.` Synoniemen: aangenaam, lekker |
|
weldadigheid
zelfst.naamw. |
een daad die iemand iets goeds doet Voorbeeld: `Door de weldadigheid beoefent de gever rechtvaardigheid. `
|
|
weldadigheid
zelfst.naamw. |
een daad die iemand iets goeds doet Voorbeeld: `Door de weldadigheid beoefent de gever rechtvaardigheid. `
|
|
opwellen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `opwellen`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •opbellen•opstellen•optellen•opzwellen•wellen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
weldoen
werkw. Uitspraak: ['wɛldun] Verbuigingen: deed wel (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft welgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
goede dingen doen zonder eigenbelang
Voorbeeld: `Weldoen is een beginsel in de geneeskunde, een allesomvattende term die verwijst naar de morele plicht om welzijn te bevorderen.` Synoniem: goeddoen |
|
de weldoener
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛldunər] Verbuigingen: weldoener|s (meerv.) de weldoen|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛldun|stər] Verbuigingen: weldoenster|s (meerv.) |
iemand die goede dingen doet zonder eigenbelang
Voorbeeld: `Zij helpen waar ze kunnen en geven veel aan goede doelen; het zijn echte weldoeners.` Synoniem: filantroop |
|
weldoordacht
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɛldordɑxt] |
waar je goed over nagedacht hebt
Voorbeelden: `tewerkgaan volgens een weldoordachte methode`, `innovatieve en weldoordachte functionaliteiten van een systeem` Synoniemen: goed doordacht, weloverwogen |
|
weldra
bijwoord Uitspraak: ['wɛldra] |
na of over een korte tijd
Voorbeelden: `Weldra begint de vakantie.`, `Ze ging op het bed liggen en weldra sliep ze.` Synoniemen: binnenkort, gauw |
|
weleens
bijwoord Uitspraak: ['wɛlens, wɛl'ens] |
1) soms
Voorbeeld: `Het gebeurt weleens dat het maanden niet regent.` Synoniem: nu en dan 2) wel een keer Voorbeelden: `Ik heb weleens een sigaret gerookt, maar ik vond het zo vies dat ik het nooit meer gedaan heb.`, `Ik wil weleens zien hoe je dat doet.` Synoniemen: eens, ooit |
|
weleer
bijwoord |
in lang vervlogen dagen Voorbeeld: `Dat is weleer ooit wel de gewoonte geweest. `
|
|
weel
zelfst.naamw. Verbuigingen: welen (meerv.) |
type oppervlaktewater, ontstaan door afgraving of dijkdoorbraak geografie
Voorbeeld: `Voorbeeld van een weel is Het Panneweel in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, ontstaan na een dijkdoorbraak in 1627.` Synoniemen: wiel, waai, waai, kolk, poel |
|
welven
werkw. |
het geleidelijk buigen van een gebogen oppervlak Voorbeeld: `Hij bewonderde de zacht welvende vormen van haar lichaam. `
|
|
welven
werkw. |
het geleidelijk buigen van een gebogen oppervlak Voorbeeld: `Hij bewonderde de zacht welvende vormen van haar lichaam. `
|
|
welgemanierd
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛlxəma'nirt] |
met goede manieren
Voorbeelden: `een welgemanierde jongeman`, `Het personeel in dit hotel is zeer welgemanierd.` Antoniem: ongemanierd Synoniemen: beleefd, fatsoenlijk |
|
de welgemanierdheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wɛlxəma'nirthɛit] |
eigenschap dat je goede manieren hebt
Voorbeeld: `Zij straalt decorum en welgemanierdheid uit.` Synoniem: beschaafdheid |
|
welgesteld
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛlxə'stɛlt] |
als je veel geld hebt
Synoniem: rijk |
|
welgeteld
bijwoord |
volgens nauwkeurige telling
|
|
welvaren
werkw. |
~ bij' voorspoed beleven Voorbeeld: `Daar voer hij tegen zijn eigen verwachting wel bij. `
|
|
welgezind
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɛlxəzɪnt, wɛlxə'zɪnt] |
als iemand het goede voor je wil
Voorbeelden: `Ik vertrouw op hem, hij is mij welgezind.`, `Tijdens ons uitje waren de weergoden ons welgezind.` Synoniemen: goedgezind, gunstig gezind |
|
weliswaar
bijwoord Uitspraak: ['wɛlɪswar, wɛlɪs'war] |
<dit woord gebruik je om iets toe te geven, voordat je iets anders zegt>
Voorbeeld: `Het is weliswaar laat, maar nog niet te laat.` |
|
welk
pronoun Uitspraak: [wɛlk] |
1) <met dit woord vraag je naar een bepaald exemplaar van iets of iemand>
Voorbeelden: `Heb je die man gezien? Welke man?`, `Hij vroeg welk boek ik aan het lezen was.`, `In welke films speelt ze nog meer?` 2) <met dit woord verwijs je aan het begin van een bijzin naar een of meer voorafgaande zelfstandige naamwoorden in de hoofdzin> Voorbeelden: `Hij zocht zijn bril, zonder welke hij niets zag.`, `Hij vroeg of ik last van slapeloosheid had, welke vraag ik met ja moest beantwoorden.` |
|
om welke reden dan ook
|
(om een of andere reden, het maakt niet uit wat de reden is) `Mocht u om welke reden dan ook niet tevreden zijn over dit product, dan kunt u het binnen tien dagen retourneren.` Synoniem: ongeacht de reden
|
|
welkom
tussenwerpsel Uitspraak: ['wɛlkɔm] |
<dit zeg je als je een gast ontvangt>
Voorbeelden: `Welkom in Nederland!`, `Hartelijk welkom!` |
|
welkomstbericht
zelfst.naamw. |
een bericht dat de functie heeft om iemand welkom te heten Voorbeeld: `Hij kreeg een welkomstbericht toegestuurd. `
|
|
welken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `welken`. Deze woorden staan wél in de database: •kelken•melken•wecken•weken•wekken•weldoen•welen•welfden•welk•welkten•wellen•welpen•welven•wenken•werken Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wellen
werkw. |
iets in water leggen om het zachter te maken Voorbeeld: `Nu die aardappels geweld zijn, zijn ze makkelijker te schrappen. `
|
|
weller
zelfst.naamw. |
een apparaat om nietjes uit papier te verwijderen
|
|
welletjes
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɛləcəs] |
<dit zeg je als je vindt dat iets moet ophouden>
Voorbeeld: `Nu is het welletjes!` Synoniem: genoeg |
|
wellicht
bijwoord Uitspraak: ['wɛlɪxt, wɛ'lɪxt] |
zoals het zou kunnen formeel
Voorbeeld: `Wat een donkere wolken! Het gaat wellicht regenen.` Synoniemen: mogelijk (II), misschien (1) |
|
welluidend
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛ'lœydənt] |
aangenaam klinkend formeel
Voorbeelden: `welluidende muziek`, `een welluidende stem hebben` |
|
de wellust
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛlʏst] Verbuigingen: wellust|en (meerv.) |
lichamelijk, meestal seksueel genot
Voorbeelden: `Hebzucht, wellust en gulzigheid worden wel als ondeugden beschouwd.`, `met wellust naar een lekker mokkel kijken` |
|
wellustig
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛ'lʏstəx] |
vol verlangen naar lichamelijk, meestal seksueel genot
Voorbeeld: `een wellustige blik` Synoniem: geil |
|
weloverwogen
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɛlovərwoxə(n), wɛlovər'woxə(n)] |
waarover goed nagedacht is
Voorbeeld: `een weloverwogen beslissing` Synoniemen: doordacht, weldoordacht |
|
de welp
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɛlp] Verbuigingen: welp|en (meerv.) |
1) jong van een leeuw, tijger of wolf
Voorbeeld: `een leeuwin met twee welpen` 2) jongenslid bij de scouting Voorbeeld: `Om welp te worden moet je minstens zeven jaar zijn en als je elf wordt ga je naar de scouts.` |
|
de welp
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɛlp] Verbuigingen: welp|en (meerv.) |
1) jong van een leeuw, tijger of wolf
Voorbeeld: `een leeuwin met twee welpen` 2) jongenslid bij de scouting Voorbeeld: `Om welp te worden moet je minstens zeven jaar zijn en als je elf wordt ga je naar de scouts.` |
|
I Welsh
zelfst.naamw. |
•[taal] een Keltische taal die wordt gesproken in Wales
• Voorbeeld: `Het Welsh is niet zo'n bekende taal. ` II Welsh bijv.naamw. •met betrekking tot Wales • Voorbeeld: `Zij heeft verkering met een Welshe jongen. ` |
|
het welslagen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛlslɑxə(n)] |
goede afloop
Voorbeeld: `Een goed contract is een absolute voorwaarde voor het welslagen van IT-projecten.` Synoniem: succes |
|
het weltergewicht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛltərxəwɪxt] |
gewichtsklasse bij verschillende vechtsporten tussen lichtgewicht en zwaargewicht sport
|
|
welterusten
tussenwerpsel Uitspraak: ['wɛltərʏstə(n), wɛltə'rʏstə(n)] |
<wens bij het slapengaan>
Voorbeeld: `iemand welterusten wensen` Synoniemen: goedenacht, slaapwel |
|
weltschmerz
zelfst.naamw. |
smart om het leven als zoals het is Voorbeeld: `Hij zat de hele tijd maar te zeuren over zijn weltschmerz. `
|
|
de welvaart
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɛlvart] |
toestand dat het economisch goed gaat met een gebied en zijn bewoners
Voorbeeld: `De welvaart is toegenomen, maar het milieu is vervuild.` |
|
welvaren
werkw. |
'~ bij' voorspoed beleven Voorbeeld: `Daar voer hij tegen zijn eigen verwachting wel bij. `
|
|
Opzoeken:
welvarend bijv.naamw. Uitspraak: [wɛl'varənt] |
waar of met wie het economisch goed gaat
Voorbeeld: `welvarende landen` Synoniem: rijk |
|
welven
werkw. |
het geleidelijk buigen van een gebogen oppervlak Voorbeeld: `Hij bewonderde de zacht welvende vormen van haar lichaam. `
|
|
welverdiend
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɛlvərdint] |
waarvan je vindt dat iemand het verdient, bijvoorbeeld omdat hij of zij er hard voor gewerkt heeft
Voorbeelden: `Bij zijn afscheid kreeg hij een welverdiend applaus.`, `Hij genoot van zijn welverdiende rust.` |
|
de welving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛlvɪŋ] Verbuigingen: welving|en (meerv.) |
lichte boogvorm
Voorbeeld: `De onderkant van de voet heeft een welving.` Synoniem: boog |
|
welwater
zelfst.naamw. |
water dat uit de grond welt.
|
|
welwillend
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛl'wɪlənt] |
gunstig gezind en vriendelijk
Voorbeeld: `De ambtenaar had hem welwillend aangehoord.` |
|
welwillendheid
zelfst.naamw. |
het welwillend zijn Voorbeeld: `De welwillendheid van de ander. `
|
|
welwillendheid
zelfst.naamw. |
het welwillend zijn Voorbeeld: `De welwillendheid van de ander. `
|
|
het welzijn
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛlzɛin] |
toestand waarin het geestelijk, lichamelijk en sociaal goed met je gaat
Voorbeeld: `dierenwelzijn` |
|
I wem
afkorting Wet Economische Mededinging II wem zelfst.naamw. |
deel van een anker, deel van een schip scheepvaart
Voorbeeld: `De verbrede handen van een ouderwets stokanker heten "wem".` Synoniemen: ankerhand, ankertand |
|
wemelen
werkw. |
•door elkaar heen bewegen
• Voorbeeld: `De kevers wemelden over de mesthoop. ` •'~ van': in grote getale aanwezig zijn • Voorbeeld: `Buiten ons zonnestelsel wemelt het waarschijnlijk van de zwerfplaneten. ` •boren met een wemel, een omslagboor • Voorbeeld: `Er werden een paar gaten gewemeld. ` • tweede betekenisomschrijving • Voorbeeld: `Zin met het wemelen in de tweede betekenis erin. ` • enz. • |
|
wemelen
werkw. |
•door elkaar heen bewegen
• Voorbeeld: `De kevers wemelden over de mesthoop. ` •'~ van': in grote getale aanwezig zijn • Voorbeeld: `Buiten ons zonnestelsel wemelt het waarschijnlijk van de zwerfplaneten. ` •boren met een wemel, een omslagboor • Voorbeeld: `Er werden een paar gaten gewemeld. ` • tweede betekenisomschrijving • Voorbeeld: `Zin met het wemelen in de tweede betekenis erin. ` • enz. |
|
wemelen van
werkw. Uitspraak: ['wemələ(n) vɑn] Verbuigingen: wemelde van (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewemeld van (volt.deelw.) |
veel (...) bevatten
Voorbeelden: `Die tekst wemelt van de fouten.`, `Het wemelt hier van de toeristen.` Synoniemen: vol zitten met, stikken van, sterven van |
|
zich aanwennen
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈanwɛnə(n)] Verbuigingen: wende zich aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich aangewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) tot een gewoonte maken
Voorbeeld: `zich een gezonde manier van leven aanwennen` |
|
zich aanwennen
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈanwɛnə(n)] Verbuigingen: wende zich aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich aangewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) tot een gewoonte maken
Voorbeeld: `zich een gezonde manier van leven aanwennen` |
|
afwennen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `afwennen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •aanwennen•afwenden•wennen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
aanwenden
werkw. Uitspraak: [ˈanwɛndə(n)] Verbuigingen: wendde aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gebruiken
Voorbeeld: `alle middelen aanwenden om je doel te bereiken` |
|
aanwenden
werkw. Uitspraak: [ˈanwɛndə(n)] Verbuigingen: wendde aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gebruiken
Voorbeeld: `alle middelen aanwenden om je doel te bereiken` |
|
afwenden
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwɛndə(n)] Verbuigingen: wendde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in een andere richting brengen
Voorbeelden: `je ogen niet kunnen afwenden van een prikkelende film`, `de blik afwenden van het heden en vooruitzien` 2) zorgen dat iets je niet overkomt of iets niet gebeurt Voorbeeld: `een klimaatramp afwenden` Synoniem: voorkomen |
|
omwenden
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `omwenden`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •omwinden•ontwenden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
toewenden
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `toewenden`. Deze woorden staan wél in de database: •toewensen•toezenden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
voorwenden
werkw. Uitspraak: ['vorwɛndə(n)] Verbuigingen: wendde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
als echt voorstellen door te doen alsof of te liegen
Voorbeelden: `Hij wendde voor dat hij gek was.`, `Zijn baas dacht dat hij de ziekte voorwendde.`, `Ze wendde voor dat ze dringend weg moest.` Synoniemen: veinzen, simuleren |
|
wendbaar
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɛndbar] |
als iets makkelijk aangepast of van richting veranderd kan worden
Voorbeelden: `een wendbaar zeiljacht`, `De organisatie moet wendbaar zijn en ingericht op verandering.` |
|
aanwenden
werkw. Uitspraak: [ˈanwɛndə(n)] Verbuigingen: wendde aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gebruiken
Voorbeeld: `alle middelen aanwenden om je doel te bereiken` |
|
wenden
werkw. |
•een andere richting inslaan
• •[scheepvaart] van koers veranderen, bij zeilen vooral ook "door de wind gaan": "overstag gaan" of "gijpen" • Voorbeeld: `Klaar om te wenden? Ree! ` •[refl] 'zich ~ tot': een persoon of instelling aanspreken • Voorbeeld: `Hij wendde zich tot de bisschop. ` |
|
zich aanwennen
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈanwɛnə(n)] Verbuigingen: wende zich aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich aangewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) tot een gewoonte maken
Voorbeeld: `zich een gezonde manier van leven aanwennen` |
|
wenden
werkw. |
•een andere richting inslaan
• •[scheepvaart] van koers veranderen, bij zeilen vooral ook "door de wind gaan": "overstag gaan" of "gijpen" • Voorbeeld: `Klaar om te wenden? Ree! ` •[refl] 'zich ~ tot': een persoon of instelling aanspreken • Voorbeeld: `Hij wendde zich tot de bisschop. ` |
|
zich wenden tot
reflexief werkw. Uitspraak: ['wɛndə(n) tɔt] Verbuigingen: wendde zich tot (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich gewend tot (volt.deelw.) |
benaderen om iets te vragen of te zeggen
Voorbeeld: `Voor meer informatie kunt u zich wenden tot uw arts.` Synoniem: je richten tot |
|
de wending
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛndɪŋ] Verbuigingen: wending|en (meerv.) |
verandering waardoor een gesprek, verhaal, leven enz. heel anders verder gaat
Voorbeeld: `In het tweede deel neemt de film een andere wending.` |
|
de wending
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛndɪŋ] Verbuigingen: wending|en (meerv.) |
verandering waardoor een gesprek, verhaal, leven enz. heel anders verder gaat
Voorbeeld: `In het tweede deel neemt de film een andere wending.` |
|
wenden
werkw. |
•een andere richting inslaan
• •[scheepvaart] van koers veranderen, bij zeilen vooral ook "door de wind gaan": "overstag gaan" of "gijpen" • Voorbeeld: `Klaar om te wenden? Ree! ` •[refl] 'zich ~ tot': een persoon of instelling aanspreken • Voorbeeld: `Hij wendde zich tot de bisschop. ` |
|
wenen
werkw. Uitspraak: ['wenə(n)] Verbuigingen: weende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
huilen formeel
|
|
de wenk
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɛŋk] Verbuigingen: wenk|en (meerv.) |
1) beweging met je hoofd, handen, ogen enz. om iemand iets duidelijk te maken
Voorbeeld: `Hij deed alsof hij haar wenk niet gezien had.` Synoniem: teken 2) waarschuwing of raad Voorbeelden: `enkele praktische wenken voor de verzorging van zangvogels`, `taalwenk` Synoniemen: tip, advies |
|
iemand op zijn wenken bedienen
|
(meteen doen wat hij of zij vraagt) `We werden op onze wenken bediend: de volgende dag scheen de zon.`
|
|
een stille wenk
|
(iets wat je op een indirecte manier probeert duidelijk te maken) `Ze verscheen met een vriend op de afspraak. Was het een stille wenk?`
|
|
de wenkbrauw
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɛŋɡbrɑu] Verbuigingen: wenkbrauw|en (meerv.) |
streep haar boven je ogen anatomie
je wenkbrauwen fronsen (bedenkingen hebben bij of verbaasd zijn) `Toen hij het bericht las, fronste hij zijn wenkbrauwen.` |
|
de wenkbrauw
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɛŋɡbrɑu] Verbuigingen: wenkbrauw|en (meerv.) |
streep haar boven je ogen anatomie
je wenkbrauwen fronsen (bedenkingen hebben bij of verbaasd zijn) `Toen hij het bericht las, fronste hij zijn wenkbrauwen.` |
|
wenken
werkw. Uitspraak: ['wɛŋkə(n)] Verbuigingen: wenkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewenkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een wenk (1) geven, bijvoorbeeld als uitnodiging om dichterbij te komen
Voorbeeld: `Hij wenkte de barman.` |
|
wenken
werkw. Uitspraak: ['wɛŋkə(n)] Verbuigingen: wenkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewenkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een wenk (1) geven, bijvoorbeeld als uitnodiging om dichterbij te komen
Voorbeeld: `Hij wenkte de barman.` |
|
wennen
werkw. Uitspraak: ['wɛnə(n)] Verbuigingen: wende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is gewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zo worden dat je het normaal vindt of er geen last meer van hebt
Voorbeelden: `De eenzaamheid wende niet.`, `Als het poesje een beetje gewend is, mag het naar buiten.`, `Het was even wennen, maar ik zou nu niet anders meer willen.` |
|
wennen aan
werkw. Uitspraak: ['wɛnə(n) an] Verbuigingen: wende aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is, heeft gewend aan (volt.deelw.) |
&
& & gewoon gaan vinden of gewoon laten vinden Voorbeelden: `Na een week was ik aan het lawaai gewend.`, `je hond eraan wennen dat er een baby bij gekomen is`, `je kind wennen aan het verkeer in je straat` |
|
de wens
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɛns] Verbuigingen: wens|en (meerv.) |
1) iets wat je heel graag wilt
Voorbeelden: `een wens hebben/koesteren`, `een wens uiten/uitspreken`, `Het was zijn wens om ooit eens in een luchtballon te vliegen.` Synoniem: verlangen 2) <woord waarmee je iemand feliciteert of zegt te hopen dat het goed met hem of haar zal gaan> Voorbeeld: `De beste wensen voor het nieuwe jaar!` Synoniem: gelukwens |
|
naar wens
|
zoals je het wilt) `De ober vroeg of alles naar wens was.`
|
|
gelukwensen
werkw. Uitspraak: [xəˈlʏkwɛnse(n)] Verbuigingen: wenste geluk (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gelukgewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) zeggen dat je het fijn vindt dat hij of zij iets goeds beleeft
Voorbeeld: `Ik wens de ouders geluk met de geboorte van hun dochter.` Synoniem: feliciteren |
|
toewensen
werkw. Uitspraak: ['tuwɛnsə(n)] Verbuigingen: wenste toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets voor iemand willen of verlangen
Voorbeeld: `Dat wens ik zelfs mijn ergste vijand niet toe!` Synoniem: wensen |
|
wensbron
zelfst.naamw. |
een bron die een wens kan vervullen Voorbeeld: ` Alaric wierp zijn harnas in de wensbron en deed een wens. `
|
|
wenselijk
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɛnsələk] |
wat gewenst wordt
Voorbeeld: `We achten/vinden het wenselijk dat u alleen komt.` Antoniem: onwenselijk Synoniem: gewenst |
|
wensen
werkw. Uitspraak: ['wɛnsə(n)] Verbuigingen: wenste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) graag willen
Voorbeelden: `Ik wens een eenpersoonskamer.`, `Ik wens niet langer gebruik te maken van uw diensten.` 2) als wens (2) uitspreken Voorbeeld: `Ik wens je een goede gezondheid.` Synoniem: toewensen |
|
te wensen overlaten
|
(niet goed (gemaakt, geregeld enz.) zijn) `Zijn gedrag laat veel te wensen over.`
|
|
wensput
zelfst.naamw. |
een put die een wens kan vervullen Voorbeeld: ` Hendrik wierp een muntje in de wensput en deed een wens. `
|
|
wensen
werkw. Uitspraak: ['wɛnsə(n)] Verbuigingen: wenste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) graag willen
Voorbeelden: `Ik wens een eenpersoonskamer.`, `Ik wens niet langer gebruik te maken van uw diensten.` 2) als wens (2) uitspreken Voorbeeld: `Ik wens je een goede gezondheid.` Synoniem: toewensen |
|
te wensen overlaten
|
(niet goed (gemaakt, geregeld enz.) zijn) `Zijn gedrag laat veel te wensen over.`
|
|
gelukwensen
werkw. Uitspraak: [xəˈlʏkwɛnse(n)] Verbuigingen: wenste geluk (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gelukgewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) zeggen dat je het fijn vindt dat hij of zij iets goeds beleeft
Voorbeeld: `Ik wens de ouders geluk met de geboorte van hun dochter.` Synoniem: feliciteren |
|
wensen
werkw. Uitspraak: ['wɛnsə(n)] Verbuigingen: wenste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) graag willen
Voorbeelden: `Ik wens een eenpersoonskamer.`, `Ik wens niet langer gebruik te maken van uw diensten.` 2) als wens (2) uitspreken Voorbeeld: `Ik wens je een goede gezondheid.` Synoniem: toewensen |
|
te wensen overlaten
|
(niet goed (gemaakt, geregeld enz.) zijn) `Zijn gedrag laat veel te wensen over.`
|
|
wennen
werkw. Uitspraak: ['wɛnə(n)] Verbuigingen: wende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is gewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zo worden dat je het normaal vindt of er geen last meer van hebt
Voorbeelden: `De eenzaamheid wende niet.`, `Als het poesje een beetje gewend is, mag het naar buiten.`, `Het was even wennen, maar ik zou nu niet anders meer willen.` |
|
afwentelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 4 resultaten voor `afwentelen`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •wentelen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
afwentelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 4 resultaten voor `afwentelen`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •wentelen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
omwentelen
werkw. |
om zijn as draaien
|
|
wentelen
werkw. Uitspraak: ['wɛntələ(n)] Verbuigingen: wentelde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) laten draaien
Verbuigingen: heeft gewenteld (volt.deelw.) Voorbeelden: `Wentel de gehaktballen door de bloem.`, `Het varken wentelde zich in de modder.` 2) draaien (om iets) Verbuigingen: is gewenteld (volt.deelw.) Voorbeeld: `De aarde wentelt in 365 dagen om de zon.` |
|
je wentelen in iets
|
(erg genieten van iets of je volledig laten beheersen door iets) `Hij wentelde zich in zelfmedelijden.` Synoniem: zwelgen in iets, je overgeven aan iets
|
|
wentelen
werkw. Uitspraak: ['wɛntələ(n)] Verbuigingen: wentelde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) laten draaien
Verbuigingen: heeft gewenteld (volt.deelw.) Voorbeelden: `Wentel de gehaktballen door de bloem.`, `Het varken wentelde zich in de modder.` 2) draaien (om iets) Verbuigingen: is gewenteld (volt.deelw.) Voorbeeld: `De aarde wentelt in 365 dagen om de zon.` |
|
je wentelen in iets
|
(erg genieten van iets of je volledig laten beheersen door iets) `Hij wentelde zich in zelfmedelijden.` Synoniem: zwelgen in iets, je overgeven aan iets
|
|
het wentelteefje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛntəltefjə] Verbuigingen: wentelteefje|s (meerv.) |
in boter gebakken zoet broodgerecht culinair
Voorbeeld: `wentelteefje van suikerbrood met roomijs` |
|
wentelwiek
zelfst.naamw. |
[luchtvaart], zelden een luchtvaartuig dat door middel van een hefschroef verticaal kan opstijgen en landen Voorbeeld: `De landende wentelwiek liet het stof opvliegen. `
|
|
wentelwiek
zelfst.naamw. |
[luchtvaart], zelden een luchtvaartuig dat door middel van een hefschroef verticaal kan opstijgen en landen Voorbeeld: `De landende wentelwiek liet het stof opvliegen. `
|
|
het web
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɛp] Verbuigingen: web|ben (meerv.) |
1) net van draden dat een spin maakt om insecten mee te vangen
Voorbeeld: `De spin had een web in een hoek tegen het plafond gesponnen.` Synoniem: spinnenweb 2) verzameling van alle sites die via internet toegankelijk zijn Voorbeelden: `zoeken op het web`, `website` Synoniem: world wide web |
|
I Wepsisch
zelfst.naamw. |
•[taal] de Finno-Oegrische taal met circa 8000 sprekers gesproken in het Noord-Westen van Rusland
• II Wepsisch bijv.naamw. •betreffende het Wepsische volk |
|
worden
werkw. Uitspraak: [ˈwɔrdə(n)] Verbuigingen: werd (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is geworden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) <koppelwerkwoord dat aangeeft dat iets in een bepaalde toestand komt, begint te zijn of in de toekomst zal zijn>
Voorbeelden: `Ik word ziek.`, `Hij wil later piloot worden.`, `door de zon lekker bruin worden` 2) <hulpwerkwoord van de lijdende vorm> Voorbeelden: `Er wordt veel gelachen tijdens de voorstelling.`, `Tijdens de oorlog werden veel burgers gedood.` |
|
were
werkw. |
eerste en derde persoon meervoud tegenwoordige tijd van be|'to be'
• •: 'We were in Seattle, but they were still underway.' • •:: «Wij waren in Seattle, maar zij waren nog onderweg.» • • tweede persoon tegenwoordige tijd van be|'to be' • •: 'Were you there too?' • •:: «Was je daar ook?» |
|
de wereld
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['werəlt] Verbuigingen: werelden (meerv.) |
1) de aarde of het heelal geografie
Voorbeelden: `wereldkaart`, `wereldmacht`, `Er wonen 6 miljard mensen op de wereld.` 2) mensen, dieren of zaken die een geheel vormen Voorbeelden: `de wereld van de mode`, `dierenwereld`, `filmwereld` Synoniem: domein |
|
ter wereld
|
(in de wereld) `de langste brug ter wereld` Synoniem: van de wereld
|
|
naar de andere wereld helpen
|
(doden of kapotmaken) `Iedereen die protesteert tegen het regime, wordt naar de andere wereld geholpen.`
|
|
iets uit de wereld helpen
|
(een einde maken aan iets) `Na het gesprek was het misverstand uit de wereld geholpen.`
|
|
de hele wereld
|
(iedereen) Synoniem:
|
|
de derde wereld
|
(de arme landen) Synoniem: ontwikkelingslanden
|
|
Een wereld gaat voor me open.
|
(<dit zeg je als je iets interessants ontdekt>) `Op het conservatorium ging een wereld voor haar open.`
|
|
een wereld van verschil
|
(<dit zeg je van twee situaties, culturen enz. die heel erg van elkaar verschillen>) `Met of zonder versnellingen is een wereld van verschil.`
|
|
het Wereld Natuur Fonds
zelfst.naamw. |
natuurbeschermingsorganisatie
Synoniemen: WNF, WWF, World Wide Fund for Nature, World Wildlife Fund |
|
het wereldbeeld
zelfst.naamw. Uitspraak: ['werəldbelt] Verbuigingen: wereldbeeld|en (meerv.) |
manier waarop je denkt over de wereld, hoe die eruit ziet of eruit zou moeten zien.
Voorbeelden: `het middeleeuwse wereldbeeld`, `een Bijbels wereldbeeld`, `een poëtisch wereldbeeld ontdekken door werk van filosofische dichters` |
|
de wereldbeker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['werəldbekər] Verbuigingen: wereldbeker|s (meerv.) |
beker (2) als hoofdprijs van een wereldkampioenschap sport
Voorbeeld: `de strijd om de wereldbeker` Synoniem: wereldcup |
|
wereldberoemd
bijv.naamw. Uitspraak: [werəldbə'rumt] |
beroemd in de hele wereld
Voorbeeld: `wereldberoemde sterren` |
|
de wereldbevolking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['werəldbəvɔlkɪŋ] |
alle mensen op de wereld samen
Voorbeeld: `De wereldbevolking groeit harder dan gedacht.` |
|
wereldbol
zelfst.naamw. |
•een kaart van het oppervlak van de aarde in de vorm van een bol
• Voorbeeld: `Op de tafel stond een wereldbol. ` •[informeel] de wereld zelf • Voorbeeld: `Er zijn maar een paar mensen op de hele wereldbol die een wereldrecord neerzetten. ` |
|
wereldbol
zelfst.naamw. |
•een kaart van het oppervlak van de aarde in de vorm van een bol
• Voorbeeld: `Op de tafel stond een wereldbol. ` •[informeel] de wereld zelf • Voorbeeld: `Er zijn maar een paar mensen op de hele wereldbol die een wereldrecord neerzetten. ` |
|
de wereldburger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['werəldbʏrxər] Verbuigingen: wereldburger|s (meerv.) |
1) mens
nieuwe wereldburger (pasgeborene) Synoniem: baby 2) iemand die zich overal ter wereld thuis voelt en niet zo gehecht is aan zijn geboortegrond Voorbeeld: `Door zijn lange internationale ervaring heeft hij zich ontwikkeld tot wereldburger.` Synoniem: kosmopoliet |
|
de wereldcup
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['werəltkʏp] Verbuigingen: wereldcup|s (meerv.) |
beker (2) als hoofdprijs van een wereldkampioenschap sport
Voorbeeld: `de wereldcup winnen` Synoniem: wereldbeker |
|
het werelddeel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['werəldel] Verbuigingen: wereld|delen (meerv.) |
elk van de zes grote stukken land waarin de aarde is verdeeld
Voorbeeld: `Azië en Europa zijn werelddelen.` Synoniem: continent |
|
het werelddeel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['werəldel] Verbuigingen: wereld|delen (meerv.) |
elk van de zes grote stukken land waarin de aarde is verdeeld
Voorbeeld: `Azië en Europa zijn werelddelen.` Synoniem: continent |
|
de wereldeconomie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['werəltekonomi] |
geheel van productie en handel in de hele wereld
Voorbeelden: `de sterke groei van de wereldeconomie`, `de recessie in de wereldeconomie`, `signalen dat de wereldeconomie afkoelt` |
|
de wereld
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['werəlt] Verbuigingen: werelden (meerv.) |
1) de aarde of het heelal geografie
Voorbeelden: `wereldkaart`, `wereldmacht`, `Er wonen 6 miljard mensen op de wereld.` 2) mensen, dieren of zaken die een geheel vormen Voorbeelden: `de wereld van de mode`, `dierenwereld`, `filmwereld` Synoniem: domein |
|
ter wereld
|
(in de wereld) `de langste brug ter wereld` Synoniem: van de wereld
|
|
naar de andere wereld helpen
|
(doden of kapotmaken) `Iedereen die protesteert tegen het regime, wordt naar de andere wereld geholpen.`
|
|
iets uit de wereld helpen
|
(een einde maken aan iets) `Na het gesprek was het misverstand uit de wereld geholpen.`
|
|
de hele wereld
|
(iedereen) Synoniem:
|
|
de derde wereld
|
(de arme landen) Synoniem: ontwikkelingslanden
|
|
Een wereld gaat voor me open.
|
(<dit zeg je als je iets interessants ontdekt>) `Op het conservatorium ging een wereld voor haar open.`
|
|
een wereld van verschil
|
(<dit zeg je van twee situaties, culturen enz. die heel erg van elkaar verschillen>) `Met of zonder versnellingen is een wereld van verschil.`
|
|
werelderfgoed
zelfst.naamw. |
[cultuur] uniek en als collectief bezit beschouwd cultureel of natuurlijk erfgoed Voorbeeld: `De Waddenzee is nu werelderfgoed. `
|
|
wereldhandelssysteem
zelfst.naamw. |
een systeem en of systematiek voor de wereldhandel Voorbeeld: `De werking van het wereldhandelssysteem kan worden vergeleken met een leeglopend stuwmeer: naarmate de invoertarieven en -quota worden verlaagd (het waterniveau), komen allerlei andere obstakels boven water.<ref>Uit: 'RLG98/7: 'Zorg en vertrouwen', de basis voor voedselproductie in de 21e eeuw'. Advies van Raad voor Landelijk Gebied, 1998.</ref> `
|
|
e wereldkampioen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['werəltkɑmpijun] Verbuigingen: wereldkampioen|en (meerv.) |
beste ter wereld in een bepaalde tak van sport
Voorbeeld: `de strijd om het wereldkampioenschap winnen en wereldkampioen zijn` |
|
wereldkampioenschap
zelfst.naamw. |
een kampioenschap waarin de besten van de wereld het tegen elkaar opnemen Voorbeeld: `Het wereldkampioenschap voetbal is een evenement dat een groot aantal mensen belangrijk vindt. `
|
|
wereldkampioenschap
zelfst.naamw. |
een kampioenschap waarin de besten van de wereld het tegen elkaar opnemen Voorbeeld: `Het wereldkampioenschap voetbal is een evenement dat een groot aantal mensen belangrijk vindt. `
|
|
wereldkundig
bijv.naamw. Uitspraak: [werəlt'kʏndəx] |
iets wereldkundig maken
(iets bekendmaken) `Hij heeft zijn beslissing nog niet wereldkundig gemaakt.` |
|
wereldlijk
bijv.naamw. Uitspraak: ['werəltlək] |
de wereld betreffend en niet het geestelijk of kerkelijk leven
Voorbeelden: `Een koning heeft wereldlijke macht.`, `Volksmuziek is wereldlijke muziek.` Antoniemen: geestelijk, kerkelijk, Synoniemen: werelds, profaan |
|
de wereldoorlog
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['werəltorlɔx] Verbuigingen: wereldoorlog|en (meerv.) |
oorlog waarbij een groot aantal landen van de wereld (1) betrokken is
|
|
de Tweede Wereldoorlog
|
(oorlog tussen 1939 en 1945, waarbij onder andere Duitsland, Japan en Italië samen vochten tegen veel andere landen)
|
|
de wereldoorlog
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['werəltorlɔx] Verbuigingen: wereldoorlog|en (meerv.) |
oorlog waarbij een groot aantal landen van de wereld (1) betrokken is
|
|
de Tweede Wereldoorlog
|
Wereldoorlog
(oorlog tussen 1939 en 1945, waarbij onder andere Duitsland, Japan en Italië samen vochten tegen veel andere landen) |
|
de wereldranglijst
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['werəltrɑŋlɛist] Verbuigingen: wereldranglijst|en (meerv.) |
lijst van sporters in een bepaalde tak van sport met bovenaan de beste sport
Voorbeelden: `als nummer 130 op de wereldranglijst staan`, `Je positie op de wereldranglijst wordt niet bepaald door één wedstrijd, maar door het geheel van je prestaties in een bepaalde periode.` |
|
het wereldrecord
zelfst.naamw. Uitspraak: ['werəltrəkɔ:r] Verbuigingen: wereldrecord|s (meerv.) |
beste prestatie ter wereld tot nu toe in een bepaalde tak van sport sport
Voorbeelden: `het wereldrecord verspringen`, `een nieuw wereldrecord op de halve marathon lopen`, `een wereldrecord vestigen` |
|
de wereldrecordhouder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['werəltrəkɔ:rhɑudər] Verbuigingen: wereldrecordhouder|s (meerv.) de wereldrecordhoud|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['werəltrəkɔ:rhɑut|stər] Verbuigingen: wereldrecordhoudster|s (meerv.) |
iemand die op dat moment de beste prestatie ter wereld heeft geleverd in een bepaalde tak van sport sport
Voorbeeld: `Ze was maar kort wereldrecordhoudster: de volgende dag al vestigde iemand anders een nieuw wereldrecord.` |
|
werelds
bijv.naamw. Uitspraak: [werəlts] |
1) de wereld betreffend en niet het geestelijk of kerkelijk leven
Voorbeeld: `wereldse kwesties` Antoniemen: geestelijk, kerkelijk, Synoniemen: wereldlijk, profaan 2) met luxe en genot te maken hebbend Voorbeelden: `Parijs is een wereldse stad.`, `een wereldse vrouw met dure kleren en kostbare sieraden` Synoniem: mondain |
|
wereldschokkend
bijv.naamw. Uitspraak: [werəlt'sxɔkənt] |
die of dat iedereen over de hele wereld schokt (2)
Voorbeelden: `De tsunami gevolgd door een kernramp was een wereldschokkende gebeurtenis.`, `wereldschokkende calamiteiten` |
|
Wereldspelen
zelfst.naamw. |
De Wereldspelen] zijn een internationaal sportevenement bedoeld voor sporten en sportonderdelen die niet binnen de Olympische Spelen vallen.
|
|
de wereldstad
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['werəltstɑt] Verbuigingen: wereld|steden (meerv.) |
heel grote en economisch en cultureel belangrijke stad
Voorbeeld: `Parijs is een wereldstad.` Synoniem: metropool |
|
de wereldtaal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['werəltal] Verbuigingen: wereld|talen (meerv.) |
taal waarmee je in zeer grote delen van de wereld kunt communiceren
Voorbeelden: `Engels en Spaans zijn wereldtalen, Nederlands niet.`, `Het Esperanto is een kunsttaal die bedoeld was als wereldtaal, maar dat is niet erg gelukt.` |
|
wereldtentoonstelling
zelfst.naamw. |
een tentoonstelling waaraan landen uit de wereld aan kunnen deelnemen Voorbeeld: `De wereldtentoonstelling werd in Parijs gehouden. `
|
|
wereldtentoonstelling
zelfst.naamw. |
een tentoonstelling waaraan landen uit de wereld aan kunnen deelnemen Voorbeeld: `De wereldtentoonstelling werd in Parijs gehouden. `
|
|
de wereldtitel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['werəltitəl] Verbuigingen: wereldtitel|s (meerv.) |
titel van wereldkampioen sport
Voorbeeld: `de wereldtitel boksen halen` |
|
wereldvreemd
bijv.naamw. Uitspraak: [werəlt'fremt] |
als iemand niet past in het alledaagse leven en weinig contact heeft met anderen
Voorbeelden: `een wereldvreemde kluizenaar`, `wereldvreemde bankiers die maar bonussen blijven ontvangen, terwijl dat moreel niet meer kan` |
|
wereldwijd
bijv.naamw. Uitspraak: [werəlt'wɛit] |
verspreid over de hele wereld (1)
Voorbeelden: `een wereldwijd netwerk`, `Wereldwijd zijn er maar 800 van verkocht.` Synoniemen: mondiaal, globaal (2) |
|
de wereldwinkel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [werəltwɪŋkəl] Verbuigingen: wereldwinkel|s (meerv.) |
winkel waar producten uit en informatie over derdewereldlanden verkrijgbaar zijn
Voorbeeld: `in de wereldwinkel een Afrikaans beeldje kopen als cadeautje` |
|
de wereldzee
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['werəltse] Verbuigingen: wereldzee|ën (meerv.) |
grote zee tussen werelddelen
Synoniem: oceaan |
|
wereldzwerver
zelfst.naamw. |
[dierkunde] 'Pantala flavescens' een veelvoorkomende libel die de langst bekende migratieroute heeft van alle insecten
|
|
wereldzwerver
zelfst.naamw. |
[dierkunde] 'Pantala flavescens' een veelvoorkomende libel die de langst bekende migratieroute heeft van alle insecten
|
|
I weren
werkw. Uitspraak: ['werə(n)] Verbuigingen: weerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweerd (volt.deelw.) |
beletten ergens te komen
Voorbeelden: `Bijdragen die beledigend zijn, worden geweerd.`, `Het vrachtverkeer wordt geweerd uit de binnenstad.` Antoniem: toelaten Synoniem: tegenhouden |
|
II zich weren
reflexief werkw. Uitspraak: ['werə(n)] Verbuigingen: weerde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich geweerd (volt.deelw.) |
je inspannen
Voorbeeld: `Hij weerde zich kranig, maar verloor uiteindelijk.` Synoniem: je best doen |
|
de werf
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɛrf] Verbuigingen: werven (meerv.) |
1) plaats waar schepen gebouwd of hersteld worden
Voorbeeld: `elke twee jaar voor onderhoud naar de werf` Synoniem: scheepswerf 2) plaats of terrein waar iets gebouwd of aangelegd wordt Voorbeeld: `Verboden op de werf te komen.` Synoniemen: bouwplaats, bouwterrein |
|
aanwerven
werkw. Uitspraak: ['anwɛrvə(n)] Verbuigingen: wierf aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangeworven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(bij je organisatie) proberen te krijgen
Voorbeeld: `leden aanwerven` Synoniem: werven |
|
werven
werkw. Uitspraak: [ˈwɛrvə(n)] Verbuigingen: wierf (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geworven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zoeken om in dienst te nemen of te gebruiken
Voorbeelden: `personeel werven`, `fondsen werven` Synoniem: aantrekken (2) |
|
het werk
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɛrk] |
1) keer dat je werkt
Voorbeelden: `Tijdens het werk mag niet gerookt worden.`, `Is je werk af?`, `Het is veel werk.`, `Hij heeft plezier in zijn werk.`, `werk zoeken`, `Na een korte pauze ging hij weer aan het werk.`, `zwartwerk`, `werkvloer` Synoniemen: arbeid, baan, job 2) plaats waar je werkt Voorbeelden: `Het was druk op het werk.`, `Ik ga altijd met de auto naar mijn werk.` 3) kunstvoorwerp of boek Verbuigingen: werk|en (meerv.) Voorbeelden: `het verzameld werk van Shakespeare`, `een vroeg werk van Picasso` 4) in zijn werk gaan (gedaan worden of gebeuren) `Hoe gaat het klonen precies in zijn werk?` |
|
het vuile werk
|
(het onaangename, lastige werk) `Ik moet altijd het vuile werk opknappen!`
|
|
te werk gaan
|
(handelen) `Om zijn doel te bereiken ging hij heel voorzichtig te werk.`
|
|
alles in het werk stellen om (...)
|
(heel veel moeite doen om (...)) `De politie stelt alles in het werk om de dader te vinden.`
|
|
werk van iets of iemand maken
|
(veel tijd en moeite besteden aan iets of iemand) `Hij maakte veel werk van zijn brief.`
|
|
Er is (veel) werk aan de winkel.
|
(er is veel te doen)
|
|
in zijn werk gaan
|
gedaan worden of gebeuren) `Hoe gaat het klonen precies in zijn werk?`
|
|
afwerken
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) netjes afmaken
Voorbeeld: `een rok in elkaar naaien en dan netjes afwerken` 2) helemaal doen en afmaken Voorbeeld: `een opleiding afwerken in drie jaar` Synoniem: voltooien |
|
bijwerken
werkw. Uitspraak: ['bɛiwɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte bij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft bijgewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
kleine vlekjes en beschadigingen wegwerken
Voorbeelden: `een kras in de lak bijwerken`, `make-up bijwerken` |
|
inwerken
werkw. Uitspraak: ['ɪnwɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) vertrouwd maken met de werkwijze
Voorbeelden: `nieuw personeel inwerken`, `startende leraren inwerken` |
|
loswerken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `loswerken`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
medewerken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `medewerken`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •medewerker•medewerkers•meewerken Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
meewerken
werkw. Uitspraak: ['mewɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte mee (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft meegewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
samen werken met anderen
Voorbeeld: `meewerken in het bedrijf van zijn vader` |
|
het weer werkte niet mee
|
(het was geen prettig weer)
|
|
nawerken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `nawerken`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •netwerken Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
omwerken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `omwerken`. We hebben 11 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •opwerken Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
zich opwerken
reflexief werkw. Uitspraak: ['ɔpwɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte zich op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich opgewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een betere baan streven en carrière maken
Voorbeeld: `je opwerken tot afdelingshoofd` |
|
openwerken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `openwerken`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
overwerken
werkw. Uitspraak: ['ovərwɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte over (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft overgewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
werken voor je werkgever buiten de normale werkuren
Voorbeelden: `Om de planning te halen hebben we twee weekeinden met de hele ploeg moeten overwerken.`, `Nu ik vader ben geworden, wil ik 's avonds liever niet meer overwerken.` |
|
samenwerken
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)wɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een of meer anderen werken aan hetzelfde
Voorbeeld: `goed met iemand kunnen samenwerken` |
|
tegenwerken
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)wɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tegengewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat iemand niet kan doen wat hij of zij wil
Voorbeelden: `De overheid heeft de varkenshouderij jarenlang tegenwerkt.`, `In plaats van samen te werken, werkten de gemeenten elkaar juist tegen.` Antoniem: meewerken Synoniemen: dwarsbomen, dwarsligge |
|
uitwerken
werkw. Uitspraak: [ˈœytwɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets dat al in grote lijnen bestaat, nauwkeuriger maken
Voorbeeld: `Dit is een voorlopige versie die ik nog moet uitwerken.` |
|
voorwerken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `voorwerken`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •doorwerken•voorwerpen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegwerken
werkw. Uitspraak: ['wɛxwɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft weggewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) door te werken laten verdwijnen
Voorbeeld: `We hebben alle post weggewerkt.` 2) opeten Voorbeeld: `In de pauze heb ik snel een broodje weggewerkt.` |
|
werkbaar
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɛrgbar] |
waarmee of waarin iets zinvols gedaan kan worden
Voorbeelden: `een werkbaar alternatief`, `een werkbare oplossing voor een probleem`, `werkbare webapplicaties`, `In de kruipruimte moet voldoende werkbare ruimte zijn.` Antoniem: onwerkbaar |
|
werkbank
zelfst.naamw. |
bank waaraan het werk verricht wordt
|
|
het werkblad
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛrgblɑt] Verbuigingen: werkblad|en (meerv.) |
1) bovenblad van je bureau, tafel of aanrecht om op te werken
Voorbeelden: `je werkblad leegruimen als je klus af is`, `een werkblad van graniet in de keuken` 2) reeks plaatjes om oefeningen mee te doen educatie Voorbeelden: `een werkblad rekenen`, `een werkblad klokkijken`, `werkbladen aardrijkskunde` 3) computerprogramma voor boekhouden of rekenen Voorbeeld: `je inkomsten en uitgaven bijhouden in een werkblad` Synoniemen: spreadsheet, rekenblad |
|
het werkcollege
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛrkɔleʒə] Verbuigingen: werkcollege|s (meerv.) |
college waarin je niet alleen luistert maar vooral dingen doet
Voorbeeld: `een gedicht analyseren tijdens het werkcollege moderne poëzie` Antoniem: hoorcollege |
|
de werkdag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛrgdɑx] Verbuigingen: werkdag|en (meerv.) |
dag waarop je werkt
Synoniem: weekdag |
|
de werkdruk
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛrgdrʏk] |
belasting die je ondervindt van je werk
Voorbeeld: `ziek worden door te langdurige hoge werkdruk` |
|
I werkelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈwɛrkələk] |
echt bestaand
Voorbeeld: `de werkelijke kosten` Synoniem: reëel |
|
II werkelijk
bijwoord Uitspraak: [ˈwɛrkələk] |
echt
Voorbeeld: `iets werkelijk veranderen` Antoniem: schijnbaar |
|
de werkelijkheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwɛrkələkhɛit] Verbuigingen: werkelijk|heden (meerv.) |
werkelijke situatie
Voorbeeld: `de harde/rauwe werkelijkheid` Synoniem: realiteit |
|
in werkelijkheid
|
(in feite)
|
|
in strijd met de werkelijkheid
|
(niet waar)
|
|
werkeloos
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈwɛrkəlos] |
1) zonder iets te doen
Voorbeeld: `werkeloos toezien` Synoniem: passief 2) zonder werk Voorbeeld: `Na mijn ontslag ben ik anderhalf jaar werkeloos geweest.` Synoniem: werkloos |
|
het werkgeheugen
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɛrkxəhøxə(n)] Verbuigingen: werkgeheugen|s (meerv.) |
deel van het geheugen van een computer dat een programma gebruikt als tijdelijke opslagplaats voor gegevens
Voorbeeld: `het werkgeheugen uitbreiden` |
|
de werkgelegenheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wɛrkxəˈlexə(n)hɛit] |
mogelijkheid in een gebied om betaald werk te vinden
Voorbeeld: `De fabriek biedt werkgelegenheid aan ruim tweehonderd werknemers.` |
|
de werkgever
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɛrkˈxevər] Verbuigingen: werkgever|s de wergeefster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wɛrkˈxefstər] Verbuigingen: werkgeefster|s (meerv.) |
persoon of organisatie die mensen in dienst heeft
Voorbeeld: `onderhandelingen tussen werknemers en werkgevers` |
|
de werkgever
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɛrkˈxevər] Verbuigingen: werkgever|s de wergeefster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wɛrkˈxefstər] Verbuigingen: werkgeefster|s (meerv.) |
persoon of organisatie die mensen in dienst heeft
Voorbeeld: `onderhandelingen tussen werknemers en werkgevers` |
|
werkgeversvereniging
zelfst.naamw. |
[economie] is een organisatie die doet aan belangenbehartiging voor en dienstverlening aan de aangesloten werkgevers
|
|
de werkgroep
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwɛrkxrup] Verbuigingen: werkgroep|en (meerv.) |
groep mensen die gezamenlijk een taak uitvoeren
Voorbeeld: `Het bestuur heeft een werkgroep opgericht die nieuwe statuten zal schrijven.` |
|
de werkgroep
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwɛrkxrup] Verbuigingen: werkgroep|en (meerv.) |
groep mensen die gezamenlijk een taak uitvoeren
Voorbeeld: `Het bestuur heeft een werkgroep opgericht die nieuwe statuten zal schrijven.` |
|
de werkhypothese
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛrkhipotesə] Verbuigingen: werkhypothese|n (meerv.) |
veronderstelling als voorlopig uitgangspunt voor onderzoek
Voorbeelden: `bij gebrek aan objectieve gegevens vooralsnog uitgaan van een werkhypothese`, `een werkhypothese toetsen` |
|
de werking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwɛrkɪŋ] Verbuigingen: werking|en (meerv.) |
1) het werken (3)
Voorbeeld: `De werking van het apparaat is heel simpel.` 2) het werken (4) Voorbeeld: `een chemische stof met een langdurige werking` |
|
de werking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwɛrkɪŋ] Verbuigingen: werking|en (meerv.) |
1) het werken (3)
Voorbeeld: `De werking van het apparaat is heel simpel.` 2) het werken (4) Voorbeeld: `een chemische stof met een langdurige werking` |
|
de werkingssfeer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛrkɪŋsfer] Verbuigingen: werkings|sferen (meerv.) |
domein waarover de invloed (van iets of iemand) zich uitstrekt
Voorbeelden: `bedrijfstakken met een eigen werkingssfeer en eigen cao's en pensioenregelingen`, `de werkingssfeer van een regeling`, `uitbreiding van de werkingssfeer voor ondernemingspensioenfondsen` Synoniem: actieradius |
|
de werkkamer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛrkamər] Verbuigingen: werkkamer|s (meerv.) |
kamer waar je werk doet, in het bijzonder aan een bureau
Voorbeeld: `in je huis geen ruimte hebben voor een aparte werkkamer` |
|
het werkkapitaal
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛrkɑpɪtal] Verbuigingen: werkkapi|talen (meerv.) |
geld dat een onderneming nodig heeft om te kunnen draaien
Voorbeelden: `De behoefte aan werkkapitaal vormt bij dit bedrijf de grootste druk op de contante middelen.`, `het werkkapitaal dat vastzit in voorraden verlagen` Synoniem: bedrijfskapitaal |
|
werkkast
zelfst.naamw. |
een kast voor het opbergen van schoonmaakmateriaal Voorbeeld: `Deze werkkast is precies de juiste grootte voor al mijn schoonmaakmateriaal. `
|
|
werkkast
zelfst.naamw. |
een kast voor het opbergen van schoonmaakmateriaal Voorbeeld: `Deze werkkast is precies de juiste grootte voor al mijn schoonmaakmateriaal. `
|
|
de werkkleding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛrkledɪŋ] |
speciale kleding die je op je werk draagt
Voorbeelden: `Een witte overall is de werkkleding van een huisschilder.`, `In die winkel draagt het personeel werkkleding met het logo van de zaak.` |
|
het werkklimaat
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛrklimat] |
omstandigheden en sfeer waarin je werkt
Voorbeelden: `een instituut met een slecht werkklimaat, waar iedereen ontevreden is`, `door te weinig ventilatie moeten werken in een ongezond werkklimaat`, `Een goed werkklimaat is motiverend en leidt tot betere resultaten.` |
|
werkkracht
zelfst.naamw. |
•een persoon die gewoonlijk tegen betaling werk verricht
• Voorbeeld: `Dat is duur omdat het veel werkkrachten vereist. ` •het vermogen om te werken • Voorbeeld: `Dat apparaat heeft weinig werkkracht. ` |
|
werkkracht
zelfst.naamw. |
•een persoon die gewoonlijk tegen betaling werk verricht
• Voorbeeld: `Dat is duur omdat het veel werkkrachten vereist. ` •het vermogen om te werken • Voorbeeld: `Dat apparaat heeft weinig werkkracht. ` |
|
werkkring
zelfst.naamw. |
de plaats waar men werkt Voorbeeld: `Onze werkkring is altijd erg gezellig. `
|
|
werkkring
zelfst.naamw. |
de plaats waar men werkt Voorbeeld: `Onze werkkring is altijd erg gezellig. `
|
|
werkloos
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈwɛrklos] |
zonder baan
Synoniem: werkeloos (2) |
|
de werkloosheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wɛrk'loshɛit] |
&
& & mate waarin er werklozen zijn Voorbeelden: `De werkloosheid in Nederlands is het laagst in Europa`, `De stijgende werkloosheid onder jongeren.` |
|
werkloosheidscijfer
zelfst.naamw. |
[economie] het totaal aantal geregistreerde werklozen Voorbeeld: `Het Centraal Bureau voor de Statistiek maakt het nieuwe werkloosheidscijfer bekend. `
|
|
werkloosheidsgraad
zelfst.naamw. |
[economie] het procentuele aandeel van werklozen binnen de beroepsbevolking Voorbeeld: `In juni 2010 bedroeg de werkloosheidsgraad in de eurozone nog 10,2 procent. `
|
|
werkloosheidspercentage
zelfst.naamw. |
[economie] het percentage van de beroepsbevolking dat werkloos is Voorbeeld: `Het gedaalde werkloosheidspercentage. `
|
|
werkloosheidsregeling
zelfst.naamw. |
[economie] wettelijke regeling met betrekking tot werkloosheid Voorbeeld: `De loaz-uitkering is een werkloosheidsregeling voor gewezen zelfstandigen. `
|
|
de werkloosheidsuitkering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wɛrkˈloshɛitsœytkerɪŋ] Verbuigingen: werkloosheidsuitkering|en (meerv.) |
geld dat je krijgt van de overheid als je geen baan hebt
Voorbeeld: `Als je bent ontslagen kun je een werkloosheidsuitkering aanvragen.` |
|
werkloosheidsverzekering
zelfst.naamw. |
[economie] verzekering die in geval van werkloosheid wordt uitgekeerd Voorbeeld: `Een werkloosheidsverzekering afsluiten.
|
|
werkloosheidswet
zelfst.naamw. |
[economie], [politiek] wettelijke regeling met betrekking tot werkloosheid Voorbeeld: `Premier Mark Rutte ziet geen ruimte om de werkloosheidswet en het ontslagrecht aan te passen. `
|
|
de werkloze
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɛrkˈlozə, 'wɛrklozə] Verbuigingen: werkloze|n (meerv.) |
iemand die zou kunnen en willen werken zonder een betaalde baan
|
|
de werklozensteun
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɛrk'lɔzə(n)støn] |
werkloosheidsuitkering
Voorbeelden: `werklozensteun genieten`, `Eens 65 krijgt men geen werklozensteun meer en mag er dus bijverdiend worden.` |
|
de werknemer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛrknemər] Verbuigingen: -s (meerv.) de werkneemster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛrknemstər] Verbuigingen: -s (meerv.) |
iemand die in dienst van een ander werk verricht
Voorbeeld: `de werknemers van de verzekeringsmaatschappij` |
|
de werknemer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛrknemər] Verbuigingen: -s (meerv.) de werkneemster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛrknemstər] Verbuigingen: -s (meerv.) |
iemand die in dienst van een ander werk verricht
Voorbeeld: `de werknemers van de verzekeringsmaatschappij` |
|
e werkonbekwaamheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wɛrkɔnbə'kwamhɛit] |
situatie dat je arbeidsongeschikt bent
Voorbeeld: `Met dit formulier kan je een attest werkonbekwaamheid opvragen.` Synoniem: arbeidsongeschiktheid |
|
de werkonderbreking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛrkɔndɛrbrekɪŋ] Verbuigingen: werkonderbreking|en (meerv.) |
onderbreking van je werk als protest of actiemiddel
Voorbeeld: `Als werkonderbrekingen niet helpen gaan we staken.` |
|
de werkplaats
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwɛrkplats] Verbuigingen: werkplaats|en (meerv.) |
plaats met machines en gereedschappen waar je (ambachtelijk) werk doet
Voorbeeld: `De werkplaats van de schoenmaker is achter de winkel.` |
|
het werkprogramma
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛrkproxrɑma] Verbuigingen: werkprogramma|'s (meerv.) |
schematische onderverdeling van werk dat in een bepaalde periode gedaan moet worden
Voorbeelden: `De raad stelt elk jaar een werkprogramma op met daarin een overzicht van de vraagstukken die in het komende kalenderjaar onderwerp van advisering zijn.`, `een gezamenlijk werkprogramma 2012-2014 opstellen voor een project` Synoniem: werkplan |
|
het werkstation
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛrksta(t)ʃɔn] Verbuigingen: werkstation|s (meerv.) |
krachtige computer die groter is dan een pc computers
|
|
de werkster
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwɛrkstər] Verbuigingen: werkster|s (meerv.) |
vrouw die tegen betaling bij iemand anders het huis schoonmaakt
Synoniemen: schoonmaakster, interieurverzorgster, hulp in de huishouding |
|
de werkstudent
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛrkstydɛnt] Verbuigingen: werkstudent|en (meerv.) de werkstudent|e zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwɛrkstydɛnt|ə] Verbuigingen: werkstudente|n, werkstudente|s (meerv.) |
student met een baantje naast de studie
Voorbeeld: `als werkstudent in de horeca geld verdienen om een leuk leventje te kunnen leiden` Synoniem: jobstudent |
|
het werkstuk
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛrkstʏk] Verbuigingen: werkstuk|ken (meerv.) |
tekst over een bepaald onderwerp in het kader van een opleiding
Voorbeelden: `een werkstuk maken over de Rijksgebouwendienst.`, `profielwerkstuk` Synoniem: scriptie |
|
werken
werkw. Uitspraak: [ˈwɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) taken verrichten
Voorbeelden: `Ik heb de hele dag gewerkt, en nu ben ik doodmoe.`, `werken aan een schilderij` Synoniemen: arbeiden, werk doen 2) geld verdienen door werk te doen Voorbeeld: `bij een bank werken` 3) doen waarvoor iets bedoeld is Voorbeeld: `In een lange tunnel werkt het navigatiesysteem niet.` Synoniemen: functioneren, het doen 4) gewenste effect hebben Voorbeeld: `De verdoving werkte snel, ik voelde niets meer.` 5) actief zijn Voorbeeld: `Die vulkaan werkt niet meer.` |
|
zich krom/kapot/rot/de pokken/het schompes/lam werken
|
(heel hard werken)
|
|
werktafel
zelfst.naamw. |
tafel waaraan men werkt, met name die daarvoor ingericht is.
|
|
afwerken
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) netjes afmaken
Voorbeeld: `een rok in elkaar naaien en dan netjes afwerken` 2) helemaal doen en afmaken Voorbeeld: `een opleiding afwerken in drie jaar` Synoniem: voltooien |
|
de werktekening
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛrktekənɪŋ] Verbuigingen: werktekening|en (meerv.) |
technische tekening als ontwerp voor iets dat gemaakt gaat worden
Voorbeelden: `werktekeningen voor zelf te bouwen meubels`, `de werktekening voor een gevel` |
|
werken
werkw. Uitspraak: [ˈwɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) taken verrichten
Voorbeelden: `Ik heb de hele dag gewerkt, en nu ben ik doodmoe.`, `werken aan een schilderij` Synoniemen: arbeiden, werk doen 2) geld verdienen door werk te doen Voorbeeld: `bij een bank werken` 3) doen waarvoor iets bedoeld is Voorbeeld: `In een lange tunnel werkt het navigatiesysteem niet.` Synoniemen: functioneren, het doen 4) gewenste effect hebben Voorbeeld: `De verdoving werkte snel, ik voelde niets meer.` 5) actief zijn Voorbeeld: `Die vulkaan werkt niet meer.` |
|
zich krom/kapot/rot/de pokken/het schompes/lam werken
|
(heel hard werken)
|
|
de werktijd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛrktɛit] Verbuigingen: werktijd|en (meerv.) |
tijd die je per dag werkt
Voorbeelden: `De werktijden zijn van negen tot twaalf en van één tot zes uur.`, `variabele/flexibele werktijden` |
|
het werktuig
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɛrktœyx] Verbuigingen: werktuig|en (meerv.) |
stuk gereedschap
|
|
werktuigbouwkunde
zelfst.naamw. |
[wetenschap], [techniek], leer van het ontwerpen, vervaardigen en in bedrijf houden van machines (machinebouw, scheepsbouw, energie- en aandrijftechniek) en staal- en constructiebouw (b.v. offshore, olie- en gaswinning).
|
|
het werktuig
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɛrktœyx] Verbuigingen: werktuig|en (meerv.) |
stuk gereedschap
|
|
werktuigmachine
zelfst.naamw. |
[gereedschap] machine voor het mechanisch bewerken van materialen
|
|
werkverband
zelfst.naamw. |
een -vaak landelijke- vereniging die de belangen tracht te behartigen van een bepaalde beroepsgroep Voorbeeld: `Het werkverband Ricoeur, opgericht 19 januari 2007, verenigt filosofen en theologen in het Nederlandstalige gebied, die zich bezighouden met de filosofie van [Paul] Ricoeur. `
|
|
werkverband
zelfst.naamw. |
een -vaak landelijke- vereniging die de belangen tracht te behartigen van een bepaalde beroepsgroep Voorbeeld: `Het werkverband Ricoeur, opgericht 19 januari 2007, verenigt filosofen en theologen in het Nederlandstalige gebied, die zich bezighouden met de filosofie van [Paul] Ricoeur. `
|
|
de werkvloer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛrkflur] Verbuigingen: werkvloer|en (meerv.) |
1) plaats waar je werkt
Voorbeelden: `Liefde op de werkvloer is niet altijd even handig.`, `discriminatievrije werkvloer` Synoniem: werkplek 2) plaat beton als ondergrond voor andere delen van een betonconstructie constructie |
|
de werkvorm
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛrkfɔrm] Verbuigingen: werkvorm|en (meerv.) |
manier waarop een bepaalde taak uitgevoerd wordt
Voorbeelden: `Traditionele didactische werkvormen zijn doceren en het onderwijsleergesprek; modernere zijn groepswerk, duowerk en begeleid zelfstandig leren.`, `werkvormen die erop gericht zijn de creativiteit in een team te verhogen`, `Vakken: tekenen, handenarbeid en textiele werkvormen.` |
|
de werkvrouw
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛrkfrɑu] Verbuigingen: werkvrouw|en (meerv.) |
vrouw die tegen betaling bij iemand anders het huis schoonmaakt
Voorbeeld: `Vlaamse werkvrouw heeft nog enkele uren vrij om uw woning proper te houden.` Synoniemen: werkster, interieurverzorgster, schoonmaakster |
|
de werkweek
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwɛrkwek] Verbuigingen: werk|weken (meerv.) |
1) aantal dagen dat je per week werkt
Voorbeeld: `een vijfdaagse werkweek` 2) week waarin leerlingen aan een project werken, vaak buiten school Voorbeeld: `De zesde klas van het gymnasium gaat op werkweek naar Rome of Athene.` |
|
de werkwijze
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwɛrkwɛizə] Verbuigingen: werkwijze|n (meerv.) |
manier waarop je iets doet
Voorbeeld: `een efficiënte werkwijze met goede resultaten` |
|
de werkwijze
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwɛrkwɛizə] Verbuigingen: werkwijze|n (meerv.) |
manier waarop je iets doet
Voorbeeld: `een efficiënte werkwijze met goede resultaten` |
|
het werkwoord
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɛrkwort] Verbuigingen: werkwoord|en (meerv.) |
woord dat een handeling, proces of een toestand aanduidt, bijvoorbeeld 'doen', 'eten' of 'paardrijden'
Voorbeelden: `regelmatige en onregelmatige werkwoorden`, `'Zich wassen' is een wederkerend werkwoord.` Synoniem: verbum |
|
een overgankelijk/transitief werkwoord
|
(een werkwoord dat een object bij zich kan hebben zoals 'geven')
|
|
een onovergankelijk/intransitief werkwoord
|
(een werkwoord dat geen object bij zich kan hebben zoals 'zitten')
|
|
de werkwoordsvorm
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛrkwortsfɔrm] Verbuigingen: werkwoordsvorm|en (meerv.) |
vorm die een werkwoord kan hebben door het te vervoegen
Voorbeeld: `Werkwoordsvormen van vertellen zijn 'vertel', 'vertelt', 'vertellen', 'vertelde', 'vertelden', 'verteld', 'vertellend'.` |
|
werkzaam
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈwɛrksam] |
1) werkend (2)
Voorbeeld: `werkzaam zijn op de afdeling marketing` 2) met een bepaald effect Voorbeeld: `de werkzame bestanddelen van een medicijn` |
|
werkzaamheden
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɛrksamhedə(n)] |
taken die je uitvoert
Voorbeeld: `drukke werkzaamheden` Synoniem: bezigheden |
|
de werkzaamheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛrksamhɛit] |
manier waarop (iets) effect heeft
Voorbeelden: `de werkzaamheid van de pil`, `de werkzaamheid en bijwerkingen van geneesmiddelen` |
|
de werkzoekende
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɛrk'sukəndə] Verbuigingen: werkzoekende|n (meerv.) |
iemand die betaald werk zoekt
|
|
afwerpen
werkw. |
•iets van zich afschudden
• Voorbeeld: `Zij slaagden erin het juk van de bezetter af te werpen. ` • tweede betekenisomschrijving • Voorbeeld: `Zin met het afwerpen in de tweede betekenis erin. ` • enz. |
|
neerwerpen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `neerwerpen`. Dit woord staat wél in de database: •speerwerpen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
omwerpen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `omwerpen`. We hebben 5 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •ontwerpen•opwerpen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
omverwerpen
werkw. Uitspraak: [ɔmˈvɛrwɛrpə(n)] Verbuigingen: wierp omver (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft omvergeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een regering) onvrijwillig laten aftreden
|
|
opwerpen
werkw. Uitspraak: [ˈɔpwɛrpə(n)] Verbuigingen: wierp op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een idee of suggestie) ter sprake brengen
Voorbeeld: `de door de onderzoekscommissie opgeworpen vragen` 2) (een dijk of heuvel) bouwen Voorbeeld: `een aarden wal opwerpen` |
|
tegenwerpen
werkw. Uitspraak: ['texə(n)wɛrpə(n)] Verbuigingen: wierp tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tegengeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) als bezwaar uiten
Voorbeeld: `We zouden op pad gaan, maar ik wierp tegen dat het weer wel erg slecht was.` |
|
terugwerpen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxwɛrpə(n)] Verbuigingen: wierp terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) weer gooien naar de plaats waar iets vandaan komt
Voorbeeld: `de bal van je buurjongen terugwerpen` |
|
2)
teruggeworpen worden op |
(geconfronteerd worden met iets uit het verleden)
|
|
3)
op zichzelf teruggeworpen worden |
(iets in je eentje moeten doen) `na de dood van je partner op jezelf teruggeworpen worden`
|
|
toewerpen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `toewerpen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
uitwerpen
werkw. |
•met kracht naar buiten brengen
• Voorbeeld: `De vulkaan wierp grote hoeveelheden puin uit. ` •overboord gooien • Voorbeeld: `Zij wierpen het anker van het schip uit. ` •[ov], [sport] met een worp buiten de grenzen van het speelveld brengen • Voorbeeld: `Die bal werd uitgeworpen. ` |
|
het voorwerp
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorwɛrp] Verbuigingen: voorwerp|en (meerv.) |
1) iets dat je kunt aanraken, dat niet leeft en dat meestal niet heel groot is
Voorbeeld: `gevonden voorwerpen` Synoniemen: ding, object 2) iets dat of iemand die iets ondergaat Voorbeelden: `Op het werk is hij het voorwerp van spot.`, `lijdend voorwerp` Synoniem: object |
|
vooruitwerpen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `vooruitwerpen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegwerpen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegwerpen`. Dit woord staat wél in de database: •wegwerken Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
werpen
werkw. Uitspraak: ['wɛrpə(n)] Verbuigingen: wierp (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets) met je arm en hand krachtig van je af laten bewegen
Voorbeeld: `een steen werpen` Synoniem: gooien 2) (een jong dier) ter wereld brengen Voorbeeld: `Een poes die jongen wil werpen zoekt een goede plaats uit.` Synoniem: baren |
|
werplood
zelfst.naamw. |
[scheepvaart][verouderd] staafvormig gewicht aan een touw (de loodlijn) om de waterdiepte te peilen, en tevens kan in de vetgemaakte holle onderkant een monster van de bodem worden genomen Voorbeeld: `Bij het opvaren van de rivier werd met het werplood regelmatig gecontroleerd of er nog voldoende water onder de kiel stond. `
|
|
werplood
zelfst.naamw. |
[scheepvaart][verouderd] staafvormig gewicht aan een touw (de loodlijn) om de waterdiepte te peilen, en tevens kan in de vetgemaakte holle onderkant een monster van de bodem worden genomen Voorbeeld: `Bij het opvaren van de rivier werd met het werplood regelmatig gecontroleerd of er nog voldoende water onder de kiel stond. `
|
|
werpnet
zelfst.naamw. |
een met kogels verzwaard net dat, op het water geworpen, snel zinkt en alle vissen insluit Voorbeeld: `Het werpnet is een populair middel om veel vissen tegelijk te vangen. `
|
|
werpnet
zelfst.naamw. |
een met kogels verzwaard net dat, op het water geworpen, snel zinkt en alle vissen insluit Voorbeeld: `Het werpnet is een populair middel om veel vissen tegelijk te vangen. `
|
|
de werpnummer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛrpnʏmər] Verbuigingen: werpnummer|s (meerv.) |
onderdeel van atletiek waarbij je iets zo ver mogelijk moet werpen sport
Voorbeeld: `de werpnummers kogelstoten, discuswerpen en speerwerpen` |
|
werpen
werkw. Uitspraak: ['wɛrpə(n)] Verbuigingen: wierp (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets) met je arm en hand krachtig van je af laten bewegen
Voorbeeld: `een steen werpen` Synoniem: gooien 2) (een jong dier) ter wereld brengen Voorbeeld: `Een poes die jongen wil werpen zoekt een goede plaats uit.` Synoniem: baren |
|
de wervel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛrvəl] Verbuigingen: wervel|s (meerv.) |
elk van de botjes waaruit je ruggengraat is samengesteld
|
|
wervelen
werkw. Uitspraak: [ˈwɛrvələ(n)] Verbuigingen: wervelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewerveld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
rond een middelpunt draaien
Voorbeeld: `De dansers wervelden in het rond.` |
|
wervelen
werkw. Uitspraak: [ˈwɛrvələ(n)] Verbuigingen: wervelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewerveld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
rond een middelpunt draaien
Voorbeeld: `De dansers wervelden in het rond.` |
|
wervelen
werkw. Uitspraak: [ˈwɛrvələ(n)] Verbuigingen: wervelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewerveld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
rond een middelpunt draaien
Voorbeeld: `De dansers wervelden in het rond.` |
|
de wervelkolom
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwɛrvəlkolɔm] Verbuigingen: wervelkolom|men (meerv.) |
gestapelde wervels in je rug die je romp en hoofd ondersteunen en waarlangs belangrijke zenuwen lopen
Synoniem: ruggengraat |
|
de wervel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛrvəl] Verbuigingen: wervel|s (meerv.) |
elk van de botjes waaruit je ruggengraat is samengesteld
|
|
de wervelstorm
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛrvəlstɔrm] Verbuigingen: wervelstorm|en (meerv.) |
zware en ronddraaiende storm
Voorbeeld: `In het Caribisch gebied zijn vaak wervelstormen.` Synoniem: cycloon |
|
wervelen
werkw. Uitspraak: [ˈwɛrvələ(n)] Verbuigingen: wervelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewerveld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
rond een middelpunt draaien
Voorbeeld: `De dansers wervelden in het rond.` |
|
de wervelwind
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛrvəlwɪnt] Verbuigingen: wervelwind|en (meerv.) |
ronddraaiende storm
Voorbeeld: `Een wervelwind is zichtbaar als een trechtervormige uitstulping onder een wolk.` Synoniem: cycloon |
|
de wervelwind
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛrvəlwɪnt] Verbuigingen: wervelwind|en (meerv.) |
ronddraaiende storm
Voorbeeld: `Een wervelwind is zichtbaar als een trechtervormige uitstulping onder een wolk.` Synoniem: cycloon |
|
werven
werkw. Uitspraak: [ˈwɛrvə(n)] Verbuigingen: wierf (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geworven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zoeken om in dienst te nemen of te gebruiken
Voorbeelden: `personeel werven`, `fondsen werven` Synoniem: aantrekken (2) |
|
de wesp
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɛsp] Verbuigingen: wesp|en (meerv.) |
insect met zwartgeel gestreepte romp dat steekt wanneer het zich aangevallen voelt
|
|
de wesp
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɛsp] Verbuigingen: wesp|en (meerv.) |
insect met zwartgeel gestreepte romp dat steekt wanneer het zich aangevallen voelt
|
|
het wespennest
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɛspənɛst] Verbuigingen: wespennest|en (meerv.) |
1) nest van wespen biologie
Voorbeeld: `een ondergronds wespennest` |
|
2)
je in een wespennest steken |
(je in een hachelijke situatie begeven)
|
|
het wespennest
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɛspənɛst] Verbuigingen: wespennest|en (meerv.) |
1) nest van wespen biologie
Voorbeeld: `een ondergronds wespennest` |
|
2)
je in een wespennest steken |
(je in een hachelijke situatie begeven)
|
|
wespenorchis
zelfst.naamw. |
[plantkunde] Wespenorchis [species|Epipactis] is een geslacht van ongeveer 70 soorten uit de orchideeënfamilie [species|Orchidaceae].
|
|
west
bijwoord |
[windstreek] de richting waarin de zon ondergaat
|
|
West-Circassisch
zelfst.naamw. |
[taal] een met name in Adygea, een Russische autonome republiek, maar ook in Turkije en in het Midden-Oosten gesproken Noordwest-Kaukasische taal met een klein half miljoen sprekers
|
|
West-Damar
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die op de Molukken in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Wie spreekt de taal West-Damar vloeiend? `
|
|
West-Dani
zelfst.naamw. |
•[taal] een taal met een kleine 200.000 sprekers in westelijk Nieuw-Guinea
• Voorbeeld: `Er is een vertaling van de Bijbel in het West-Dani.<ref>[http://www.youtube.com/watch?v=8hKnDsJHkQc&feature=player_embedded •at=217 Uitreiking van de Bijbelvertaling]</ref> ` |
|
I West-Germaans
zelfst.naamw. |
•[taal] de taal die de voorouder is van de huidige West-Germaanse talen
• •[taal] de gereconstrueerde taal die de voorouder is van de huidige West-Germaanse talen • Voorbeeld: `Het West-Germaans werd rond het begin van de jaartelling gesproken. ` II West-Germaans bijv.naamw. •betrekking hebbend op dat deel van de Germaanse taalfamilie waar het Nederlands, Fries en Duits toe horen, maar niet het Gotisch of het Noors |
|
West-Nederfrankisch
zelfst.naamw. |
[taal] de westelijke tak van het Nederfrankisch Voorbeeld: `Het West-Nederfrankisch is één van de Nederfrankische taalvariëteiten. `
|
|
West-Tochaars
zelfst.naamw. |
[taal] een uitgestorven taal, bekend uit handschriften uit de 7e of 8e eeuw uit Turkestan Voorbeeld: `De geschriften in Oost- en West-Tochaars waren een volslagen verrassing. `
|
|
I West-Vlaams
zelfst.naamw. |
•[taal] een verzameling Vlaamse dialecten gesproken in West-Vlaanderen en een klein deel van Nederland en Frankrijk
• Voorbeeld: `Het West-Vlaams bevat veel invloeden uit het Picardisch. ` II West-Vlaams bijv.naamw. •[demoniem] verwant aan of met betrekking tot de provincie West-Vlaanderen • Voorbeeld: `De West-Vlaamse Intercommunale staat. ` |
|
westelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈwɛstələk] |
aan de kant van het westen
Voorbeelden: `het westelijk halfrond`, `de westelijke Jordaanoever` Antoniem: oostelijk |
|
Westelijk Bukidnon-Manobo
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die op de Filipijnen gesproken wordt Voorbeeld: `Wie kent enkele woorden uit de taal Westelijk Bukidnon-Manobo? `
|
|
westelijken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `westelijken`. Deze woorden staan wél in de database: •geestelijken•westelijk•westelijkten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
westelijken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `westelijken`. Deze woorden staan wél in de database: •geestelijken•westelijk•westelijkten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
het westen
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɛstə(n)] |
richting waar om zes uur 's avonds de zon staat
Voorbeeld: `ten westen van` Antoniem: oosten |
|
de westerling
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛstərlɪŋ] Verbuigingen: westerling|en (meerv.) |
bewoner van West-Europa en Noord-Amerika
|
|
westers
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈwɛstərs] |
van de westerlingen
Voorbeeld: `de westerse cultuur` |
|
westnoordwest
bijwoord |
[windstreek] tussen noordwest en west Voorbeeld: `Het "Rennibister Earth House", gelegen 6,5 km westnoordwest van Kirkwall, Mainland (Orkney) op een boerenerf, is een ondergrondse constructie uit de ijzertijd. `
|
|
westwaarts
bijwoord |
in een westelijke richting, naar het westen
|
|
westzuidwest
bijwoord |
[windstreek] tussen zuidwest en west
|
|
e wet
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɛt] Verbuigingen: wet|ten (meerv.) |
1) regel die door de overheid is vastgesteld en waaraan iedereen zich moet houden
Voorbeelden: `volgens de wet verboden`, `de wet ontduiken` 2) regel die voortvloeit uit een godsdienst religie Voorbeelden: `de joodse spijswetten`, `de wet van Mozes` 3) een regel die op wetenschappelijke wijze een bepaald (natuur)verschijnsel verklaart natuurkunde Voorbeeld: `de wet van de zwaartekracht` |
|
een wet van Meden en Perzen
|
(regel die altijd en voor iedereen geldt)
|
|
wetb.
afkorting |
wetboek
|
|
het wetboek
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛdbuk] Verbuigingen: wetboek|en (meerv.) |
verzameling wetten (1) die een groot domein binnen het totale recht regelt
Voorbeelden: `het Wetboek van Strafrecht`, `het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering`, `het Wetboek van Koophandel` |
|
Wetboek van Strafrecht
zelfst.naamw. |
[juridisch] de verzameling wetten die met het Wetboek van Strafvordering de basis van het Nederlandse strafrecht vormt Voorbeeld: `Het huidige Wetboek van Strafrecht werd in 1881 voor het eerst vastgesteld. `
|
|
wete
werkw. |
aanvoegende wijs van weten
|
|
weten
werkw. Uitspraak: [ˈwetə(n)] Verbuigingen: wist (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
kennis hebben van iets
|
|
het altijd beter weten
|
(eigenwijs zijn)
|
|
Ik wist niet beter dan dat...
|
(ik dacht dat...)
|
|
Wat niet weet, dat niet deert.
|
(je hebt geen last van de dingen die je niet bekend zijn)
|
|
Je zult het weten!
|
(je zult ervoor boeten)
|
|
iets te weten komen
|
(iets vernemen)
|
|
Je kunt maar nooit weten.
|
(niets staat van tevoren vast)
|
|
Weet ik veel!
|
(<dit zeg je als je geïrriteerd bent omdat je iets niet weet>)
|
|
Zeker weten!
|
(<hiermee bevestig je dat je ergens van overtuigd bent>)
|
|
weten te
werkw. Uitspraak: [ˈwetə(n) tə] Verbuigingen: wist te (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweten te (volt.deelw.) |
in staat zijn
Voorbeelden: `Hij wist eerder over de eindstreep te komen.`, `zich staande weten te houden` Synoniemen: kunnen, erin slagen |
|
wetens
|
Uitspraak:
[ˈwetəns] |
|
de wetenschap
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwetənsxɑp] Verbuigingen: wetenschap|pen (meerv.) |
1) alle kennis die we hebben op een bepaald gebied en de systematische manier waarop we verdere kennis kunnen verkrijgen
Voorbeeld: `de wetenschap beoefenen` |
|
de bètawetenschappen
|
(de exacte wetenschappen zoals natuurkunde en scheikunde)
|
|
2)
in de wetenschap dat |
(wetende dat) `ongezond leven in de wetenschap dat je eerder ziek wordt en vroeger sterft.`
|
|
wetenschappelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [wetənˈsxɑpələk] |
1) van of door de wetenschap
Voorbeeld: `wetenschappelijk onderzoek` 2) universitair Voorbeeld: `wetenschappelijk onderwijs` Synoniem: academisch voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (atheneum en gymnasium) Synoniem: VWO |
|
de wetenschap
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwetənsxɑp] Verbuigingen: wetenschap|pen (meerv.) |
1) alle kennis die we hebben op een bepaald gebied en de systematische manier waarop we verdere kennis kunnen verkrijgen
Voorbeeld: `de wetenschap beoefenen` |
|
de bètawetenschappen
|
(de exacte wetenschappen zoals natuurkunde en scheikunde)
|
|
2)
in de wetenschap dat |
(wetende dat) `ongezond leven in de wetenschap dat je eerder ziek wordt en vroeger sterft.`
|
|
de wetenschapper
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwetənsxɑpər] Verbuigingen: wetenschapper|s (meerv.) |
iemand die als beroep wetenschappelijk werk doet
|
|
de wetenschapper
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwetənsxɑpər] Verbuigingen: wetenschapper|s (meerv.) |
iemand die als beroep wetenschappelijk werk doet
|
|
wetenschapsgeschiedenis
zelfst.naamw. |
•het verschijnsel van de afgelopen ontwikkeling van de wetenschap
• •[wetenschap] de studie naar de geschiedenis van de wetenschap • •de informatie over het verleden van wetenschap, de geschiedenis van wetenschap en techniek |
|
de wetenswaardigheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wetə(n)sˈwardəxhɛit] Verbuigingen: wetenswaardig|heden (meerv.) |
interessant feit om te weten
Voorbeeld: `wetenswaardigheden vertellen over de Nederlandse geschiedenis` Synoniem: weetje |
|
de wetering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wetərɪŋ] Verbuigingen: wetering|en (meerv.) |
brede sloot
Voorbeeld: `met een roeibootje door de wetering varen` |
|
wetgeven
werkw. |
•het voorbereiden, behandelen en eventueel aannemen van nieuwe wetten
• Voorbeeld: `Er is niet erg zorgvuldig wetgegeven. ` • tweede betekenisomschrijving • Voorbeeld: `Zin met het wetgeven in de tweede betekenis erin. ` • enz. |
|
wetgevend
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛt'xevənt] |
als iets te maken heeft met het maken en uitvaardigen van wetten (1)
Voorbeeld: `De regering heeft zowel een uitvoerende als een wetgevende taak.` |
|
wetgevende macht
|
(staatsorgaan dat de inhoud van de wetten en het recht in een land bepaalt) `Naast de wetgevende macht heb je nog de uitvoerende macht en de rechterlijke macht. Samen vormen ze de trias politica.` Synoniem: wetgever
|
|
de wetgever
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛtxevər] Verbuigingen: wetgever|s (meerv.) |
staatsorgaan dat de inhoud van de wetten en het recht in een land bepaalt juridisch
Synoniem: wetgevende macht |
|
de wetgeving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwɛtxevɪŋ] Verbuigingen: wetgeving|en (meerv.) |
totaal aan wetten (1)
Voorbeeld: `de fiscale wetgeving` |
|
de wetgeving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwɛtxevɪŋ] Verbuigingen: wetgeving|en (meerv.) |
totaal aan wetten (1)
Voorbeeld: `de fiscale wetgeving` |
|
de wethouder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛthɑudər] Verbuigingen: wethouder|s (meerv.) |
lid van het dagelijks bestuur van een gemeente
Voorbeeld: `de burgemeester en wethouders van de stad` Synoniem: schepen |
|
de wethouder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛthɑudər] Verbuigingen: wethouder|s (meerv.) |
lid van het dagelijks bestuur van een gemeente
Voorbeeld: `de burgemeester en wethouders van de stad` Synoniem: schepen |
|
wetmatig
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛt'matəx] |
1) volgens een wet (1) juridisch
Voorbeelden: `Eigendomsrechten bepalen wie de wetmatige eigenaar is.`, `Een politieoptreden moet wetmatig zijn.` 2) volgens een vast patroon Voorbeelden: `Deze aandoening heeft een geleidelijk wetmatig verloop.`, `Newton wees erop dat de kosmos een wetmatig geordend systeem is.` Synoniem: stelselmatig |
|
het wetsartikel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛtsɑrtikəl] Verbuigingen: wetsartikel|s, wetsartikel|en (meerv.) |
onderdeel van een wet (1) juridisch
Voorbeeld: `Wetboek van Strafrecht Artikel 111: Opzettelijke belediging van de Koning wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie.` |
|
de wetsdokter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛtsdɔktər] Verbuigingen: wetsdokter|s (meerv.) |
politiearts
Voorbeeld: `Hij onderzocht als wetsdokter alle veertien slachtoffers en de dader.` |
|
het wetsontwerp
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛtsɔntwɛrp] Verbuigingen: wetsontwerp|en (meerv.) |
voorstel voor een wet, dat in Nederland en België een verschillende status heeft en waarover door verschillende staatsorganen wordt besloten
Voorbeelden: `een wetsontwerp indienen`, `een wetsontwerp verdedigen`, `een wetsontwerp verwerpen` Synoniem: wetsvoorstel |
|
het wetsontwerp
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛtsɔntwɛrp] Verbuigingen: wetsontwerp|en (meerv.) |
voorstel voor een wet, dat in Nederland en België een verschillende status heeft en waarover door verschillende staatsorganen wordt besloten
Voorbeelden: `een wetsontwerp indienen`, `een wetsontwerp verdedigen`, `een wetsontwerp verwerpen` Synoniem: wetsvoorstel |
|
wettelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈwɛtələk] |
volgens de wet (1)
Voorbeelden: `wettelijk aansprakelijk zijn`, `wettelijk bevoegd` Antoniem: onwettelijk Synoniemen: legaal, rechtmatig, wettig |
|
wetten
werkw. |
•het aanscherpen van een mes op een wetsteen
• Voorbeeld: `Mijn opa wette het keukenmes. ` •'~, dass'; wedden, er zeker van zijn |
|
wettig
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈwetəx] |
wettelijk
Voorbeelden: `de wettige erfgenamen`, `mijn wettige echtgenoot` Antoniem: onwettig |
|
een wettig gedeponeerd handelsmerk
|
(een handelsmerk dat niet door anderen als naam mag worden gebruikt)
|
|
wettigen
werkw. |
•wettig maken
• Voorbeeld: `Mijn handtekening op dat document werd meteen gewettigd. ` •rechtvaardigen • Voorbeeld: `Ook dat kan jouw actie niet wettigen! ` |
|
wettigen
werkw. |
•wettig maken
• Voorbeeld: `Mijn handtekening op dat document werd meteen gewettigd. ` •rechtvaardigen • Voorbeeld: `Ook dat kan jouw actie niet wettigen! ` |
|
wettigen
werkw. |
•wettig maken
• Voorbeeld: `Mijn handtekening op dat document werd meteen gewettigd. ` •rechtvaardigen • Voorbeeld: `Ook dat kan jouw actie niet wettigen! ` |
|
wettigheid
zelfst.naamw. |
het in overeenkomst met de wet zijn Voorbeeld: `De wettigheid van dit optreden is te betwijfelen. `
|
|
weven
werkw. Uitspraak: [ˈwevə(n)] Verbuigingen: weefde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
textiel vervaardigen door draden dooreen te vlechten
Voorbeeld: `Dit kleed heb ik zelf geweven.` |
|
weverij
zelfst.naamw. |
•[beroep] een bedrijf dat met behulp van weefgetouwen textiel vervaardigt
• Voorbeeld: `In deze straat was vroeger een weverij gevestigd. ` •[beroep] het ambacht waarbij textiel vervaardigd wordt op een weefgetouw • |
|
weverij
zelfst.naamw. |
•[beroep] een bedrijf dat met behulp van weefgetouwen textiel vervaardigt
• Voorbeeld: `In deze straat was vroeger een weverij gevestigd. ` •[beroep] het ambacht waarbij textiel vervaardigd wordt op een weefgetouw |
|
de wezel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wezɛl] Verbuigingen: wezel|s (meerv.) |
kleinste roofzoogdier ter wereld
Voorbeeld: `Een vrouwtjeswezel weegt minder dan een veldmuis.` |
|
zo bang als een wezel
|
(erg bang)
|
|
I het wezen
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwezə(n)] Verbuigingen: wezen|s (meerv.) |
1) levend schepsel, zoals een mens of dier
Voorbeelden: `een menselijk wezen`, `een buitenaards wezen` 2) de essentie (van iets of iemand) Voorbeeld: `oorsprong en wezen van de dingen` Synoniemen: kern, kwintessens |
|
II wezen
werkw. Uitspraak: [ˈwezə(n)] |
1) zijn
Voorbeeld: `Dat zal wel wezen.` 2) gaan Voorbeeld: `We zijn wezen fietsen.` |
|
Ze mag er wezen.
|
(ze is mooi, aardig enz.)
|
|
Het zal mij een zorg wezen.
|
(het kan me niets schelen)
|
|
wezenlijk
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈwezə(n)lək] |
eigen aan het wezen (1,2) van iemand of iets
Voorbeeld: `een wezenlijk verschil` Synoniemen: essentieel, fundamenteel |
|
wezenloos
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈwezə(n)los] |
zonder besef te hebben van je omgeving
Voorbeeld: `wezenloos voor je uit staren` |
|
I het wezen
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwezə(n)] Verbuigingen: wezen|s (meerv.) |
1) levend schepsel, zoals een mens of dier
Voorbeelden: `een menselijk wezen`, `een buitenaards wezen` 2) de essentie (van iets of iemand) Voorbeeld: `oorsprong en wezen van de dingen` Synoniemen: kern, kwintessens |
|
II wezen
werkw. Uitspraak: [ˈwezə(n)] |
1) zijn
Voorbeeld: `Dat zal wel wezen.` 2) gaan Voorbeeld: `We zijn wezen fietsen.` |
|
Ze mag er wezen.
|
(ze is mooi, aardig enz.)
|
|
Het zal mij een zorg wezen.
|
(het kan me niets schelen)
|
|
whatsappen
werkw. Afbreekpatroon: whats - 'ap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: whatsappte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewhatsappt (volt.deelw.) |
het gebruikmaken van de berichtendienst WhatsApp communicatie
Voorbeeld: `ze zijn druk met elkaar aan het whatsappen` Synoniem: communiceren via een applicatie op de mobiele telefoon |
|
whatsappen
werkw. Afbreekpatroon: whats - 'ap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: whatsappte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewhatsappt (volt.deelw.) |
het gebruikmaken van de berichtendienst WhatsApp communicatie
Voorbeeld: `ze zijn druk met elkaar aan het whatsappen` Synoniem: communiceren via een applicatie op de mobiele telefoon |
|
wheelen en dealen
werkw. Herkomst: «Engels Verbuigingen: wheelde en dealde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewheeld en gedeald (volt.deelw.) |
iets ritselen, iets voor elkaar krijgen
Voorbeeld: `wheelen en dealen tot hij de auto voor de hele week meekreeg` |
|
wheelen en dealen
werkw. Herkomst: «Engels Verbuigingen: wheelde en dealde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewheeld en gedeald (volt.deelw.) |
iets ritselen, iets voor elkaar krijgen
Voorbeeld: `wheelen en dealen tot hij de auto voor de hele week meekreeg` |
|
wheelie
zelfst.naamw. |
het op één wiel rijden van een motor Voorbeeld: `Een wheelie is een gevaarlijke motorstunt. `
|
|
wheelen en dealen
werkw. Herkomst: «Engels Verbuigingen: wheelde en dealde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewheeld en gedeald (volt.deelw.) |
iets ritselen, iets voor elkaar krijgen
Voorbeeld: `wheelen en dealen tot hij de auto voor de hele week meekreeg` |
|
whiffen
werkw. Afbreekpatroon: 'whif - fen Herkomst: «Engels Verbuigingen: whiffte/whifte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewhifft/gewhift (volt.deelw.) |
de bal missen sportgolf
Voorbeeld: `niemand wil whiffen op de golfbaan` Synoniem: misslaan |
|
whiffen
werkw. Afbreekpatroon: 'whif - fen Herkomst: «Engels Verbuigingen: whiffte/whifte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewhifft/gewhift (volt.deelw.) |
de bal missen sportgolf
Voorbeeld: `niemand wil whiffen op de golfbaan` Synoniem: misslaan |
|
de whiskey
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪski] Verbuigingen: whiskey|'s (meerv.) |
Ierse of Amerikaanse sterkedrank die gestookt wordt uit graan
Voorbeeld: `een Ierse whiskey van twaalf jaar oud` |
|
whisky
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪski] Verbuigingen: whisky|'s (meerv.) |
Schotse sterkedrank die gestookt wordt uit graan
Voorbeeld: `een dubbele whisky met een blokje ijs` |
|
whisky`s
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `whisky`s`. Dit woord staat wél in de database: •whisky's Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
whisten
werkw. Afbreekpatroon: ` whis - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: whistte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewhist (volt.deelw.) |
het kaartspel whist spelen vrije tijd
Voorbeeld: `whisten met de dames van de kaartclub` |
|
whisten
werkw. Afbreekpatroon: ` whis - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: whistte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewhist (volt.deelw.) |
het kaartspel whist spelen vrije tijd
Voorbeeld: `whisten met de dames van de kaartclub` |
|
whitelisten
werkw. Afbreekpatroon: 'white - lis - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: whitelistte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewhitelist (volt.deelw.) |
e-mailadressen op een witte lijst zetten zodat alle mail van of naar die bepaalde adressen wordt doorgelaten computer
Voorbeeld: `whitelisten zodat een email, verzonden vanaf een bepaald email adres, steeds terecht komt in je Inbox` Antoniem: blacklisten Synoniem: markeren als betrouwbaar |
|
whitelisten
werkw. Afbreekpatroon: 'white - lis - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: whitelistte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewhitelist (volt.deelw.) |
e-mailadressen op een witte lijst zetten zodat alle mail van of naar die bepaalde adressen wordt doorgelaten computer
Voorbeeld: `whitelisten zodat een email, verzonden vanaf een bepaald email adres, steeds terecht komt in je Inbox` Antoniem: blacklisten Synoniem: markeren als betrouwbaar |
|
whitelisten
werkw. Afbreekpatroon: 'white - lis - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: whitelistte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewhitelist (volt.deelw.) |
e-mailadressen op een witte lijst zetten zodat alle mail van of naar die bepaalde adressen wordt doorgelaten computer
Voorbeeld: `whitelisten zodat een email, verzonden vanaf een bepaald email adres, steeds terecht komt in je Inbox` Antoniem: blacklisten Synoniem: markeren als betrouwbaar |
|
whitepaper
zelfst.naamw. Herkomst: «Engels Verbuigingen: whitepapers (meerv.) |
technisch document dat bedrijven helpt een probleem op te lossen
Voorbeeld: `Whitepapers worden zowel in de politiek en in het bedrijfsleven gebruikt en helpen de lezer bij het nemen van een beslissing.` Synoniem: witboek; white paper |
|
whizzkid
zelfst.naamw. |
een kind dat erg gedreven is in het werken met de computer Voorbeeld: `Hij is al vanaf 10-jarige leeftijd een whizzkid. `
|
|
whizzkid
zelfst.naamw. |
een kind dat erg gedreven is in het werken met de computer Voorbeeld: `Hij is al vanaf 10-jarige leeftijd een whizzkid. `
|
|
whodunit
zelfst.naamw. Uitspraak: [hu'dʏnɪt] Verbuigingen: whodunit|s (meerv.) |
detective (2) met nadruk op het vinden van de dader
|
|
wichelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 4 resultaten voor `wichelen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •huichelen•wichel•wichelden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wichelarij
zelfst.naamw. |
het verkrijgen van informatie door middel van bovennatuurlijke of niet wetenschappelijk aantonen|aangetoonde middelen
|
|
wichelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 4 resultaten voor `wichelen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •huichelen•wichel•wichelden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
het wicht
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɪxt] Verbuigingen: wicht|en (meerv.) |
meisje
Voorbeeld: `De zeventienjarige actrice speelt op een verbluffende manier tegelijk onnozel wicht en vroeg wereldwijze vrouw.` |
|
wie
pronoun Uitspraak: [wi] |
1) welke persoon
Voorbeeld: `Wie heeft de wedstrijd gewonnen?` 2) <woord waarmee je verwijst naar een persoon die je al eerder hebt genoemd> Voorbeeld: `De man aan wie ik denk.` |
|
Wie wil, mag komen.
|
(De mensen die willen, mogen komen.)
|
|
wiebelen
werkw. Uitspraak: [ˈwibələ(n)] Verbuigingen: wiebelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewiebeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
heen en weer bewegen bij het staan of zitten
Voorbeelden: `De vaas wiebelde en viel.`, `Op je stoel zitten te wiebelen.` Synoniem: wankelen |
|
wiebelen
werkw. Uitspraak: [ˈwibələ(n)] Verbuigingen: wiebelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewiebeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
heen en weer bewegen bij het staan of zitten
Voorbeelden: `De vaas wiebelde en viel.`, `Op je stoel zitten te wiebelen.` Synoniem: wankelen |
|
de wiebelkont
zelfst.naamw. (m./v.) Verbuigingen: wiebelkont|en (meerv.) |
iemand die steeds zit te wiebelen informeel
Synoniemen: draaier, draaikont |
|
wiebelen
werkw. Uitspraak: [ˈwibələ(n)] Verbuigingen: wiebelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewiebeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
heen en weer bewegen bij het staan of zitten
Voorbeelden: `De vaas wiebelde en viel.`, `Op je stoel zitten te wiebelen.` Synoniem: wankelen |
|
wieden
werkw. Uitspraak: [ˈwidə(n)] Verbuigingen: wiedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewied (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onkruid weghalen
Voorbeeld: `je tuin wieden` |
|
wieden
werkw. Uitspraak: [ˈwidə(n)] Verbuigingen: wiedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewied (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onkruid weghalen
Voorbeeld: `je tuin wieden` |
|
de wieg
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wix] Verbuigingen: wieg|en (meerv.) |
klein bed voor een baby
|
|
van de wieg tot het graf
|
(je hele leven)
|
|
Daarvoor ben ik niet in de wieg gelegd.
|
(daar heb ik geen talent voor)
|
|
aan de wieg staan van iets
|
(ergens vanaf het eerste begin bij zijn geweest)
|
|
wiegen
werkw. Uitspraak: [ˈwixə(n)] Verbuigingen: wiegde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewiegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zachtjes heen en weer bewegen op je armen of in een wieg
Voorbeeld: `een kind wiegen` 2) heen en weer bewegen Voorbeeld: `De boot wiegde zachtjes op de golven.` |
|
wiegelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `wiegelen`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •spiegelen•wiebelen•wiegel•wiegelden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wiegen
werkw. Uitspraak: [ˈwixə(n)] Verbuigingen: wiegde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewiegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zachtjes heen en weer bewegen op je armen of in een wieg
Voorbeeld: `een kind wiegen` 2) heen en weer bewegen Voorbeeld: `De boot wiegde zachtjes op de golven.` |
|
de wiegendood
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwixə(n)dot] |
plotselinge dood van een baby waar geen medische verklaring voor is
|
|
wiegenlied
zelfst.naamw. |
een lied dat bij het wiegen wordt gezongen
|
|
wiegen
werkw. Uitspraak: [ˈwixə(n)] Verbuigingen: wiegde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewiegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zachtjes heen en weer bewegen op je armen of in een wieg
Voorbeeld: `een kind wiegen` 2) heen en weer bewegen Voorbeeld: `De boot wiegde zachtjes op de golven.` |
|
de wiek
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wik] Verbuigingen: wiek|en (meerv.) |
1) elk van de uitstekende bladen van een windmolen die draaien als de wind waait
Voorbeeld: `De meeste windturbines hebben drie wieken.` 2) vleugel |
|
op eigen wieken
|
(zelfstandig en onafhankelijk van je ouders)
|
|
in je wiek geschoten zijn
|
(geïrriteerd zijn)
|
|
de wiek
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wik] Verbuigingen: wiek|en (meerv.) |
1) elk van de uitstekende bladen van een windmolen die draaien als de wind waait
Voorbeeld: `De meeste windturbines hebben drie wieken.` 2) vleugel |
|
op eigen wieken
|
(zelfstandig en onafhankelijk van je ouders)
|
|
in je wiek geschoten zijn
|
(geïrriteerd zijn)
|
|
het wiel
zelfst.naamw. Uitspraak: [wil] Verbuigingen: wiel|en (meerv.) |
ronde schijf die aan een as draait en over de grond rijdt, bijvoorbeeld van een auto of fiets
Voorbeeld: `een stoel op wieltjes` |
|
iemand in de wielen rijden
|
(iemand hinderen)
|
|
&&&het vijfde wiel aan de wagen zijn
|
((van iemand) overbodig en ongewenst zijn)
|
|
het wiel weer/opnieuw uitvinden
|
(iets bedenken wat een ander al heeft bedacht)
|
|
wielbasis
zelfst.naamw. |
[verkeer] de afstand tussen de twee middelpunten van de voor- en achteras Voorbeeld: `Een te grote wielbasis waakt het voertuig minder wendbaar. `
|
|
het wiel
zelfst.naamw. Uitspraak: [wil] Verbuigingen: wiel|en (meerv.) |
ronde schijf die aan een as draait en over de grond rijdt, bijvoorbeeld van een auto of fiets
Voorbeeld: `een stoel op wieltjes` |
|
iemand in de wielen rijden
|
(iemand hinderen)
|
|
&&&het vijfde wiel aan de wagen zijn
|
((van iemand) overbodig en ongewenst zijn)
|
|
het wiel weer/opnieuw uitvinden
|
(iets bedenken wat een ander al heeft bedacht)
|
|
wielerland
zelfst.naamw. |
[sport] een land dat een betekenis in de wielersport heeft Voorbeeld: `Bij een groot wielerevenement wordt er gebruik gemaakt van een wielerland. `
|
|
de wielersport
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwilərspɔrt] |
hardrijden op de fiets
Synoniem: wielrennen |
|
de wielewaal
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wiləwal] Verbuigingen: wiele|walen (meerv.) |
gele zangvogel met donkere vleugels
Voorbeeld: `De wielewaal is een trekvogel die in Afrika overwintert.` |
|
de wielklem
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwilklɛm] Verbuigingen: wielklem|men (meerv.) |
ding aan het wiel van een auto, waardoor je er niet mee kunt rijden
Voorbeelden: `Foutparkeerders worden weggesleept of krijgen een wielklem.`, `Om de wielklem te laten verwijderen moest ik een boete betalen.` |
|
wielrennen
werkw. Uitspraak: [ˈwilrɛnə(n)] |
wielersport
Voorbeeld: `aan wielrennen doen` |
|
de wielrenner
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wilrɛnər] Verbuigingen: wielrenner|s (meerv.) de wielren|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wilrɛn|stər] Verbuigingen: wielrenster|s (meerv.) |
iemand die aan wielrennen doet
Voorbeeld: `De wielrenster raakte de rand langs de weg, viel en kwam in de berm terecht.` |
|
de wielrenner
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wilrɛnər] Verbuigingen: wielrenner|s (meerv.) de wielren|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wilrɛn|stər] Verbuigingen: wielrenster|s (meerv.) |
iemand die aan wielrennen doet
Voorbeeld: `De wielrenster raakte de rand langs de weg, viel en kwam in de berm terecht.` |
|
wielrijden
werkw. |
•[sport] het rijden op een fiets als sport of recreatie
• Voorbeeld: `Ben je nog wezen wielrijden dit weekeinde? ` •tweede betekenisomschrijving. • Voorbeeld: `Zin met het wielrijden in de tweede betekenis erin. ` •enz. |
|
de wielrijder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wilrɛidər] Verbuigingen: wielrijder|s (meerv.) de wielrijd|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wilrɛit|stər] Verbuigingen: wielrijdster|s (meerv.) |
iemand die op een fiets rijdt
Voorbeeld: `een fietspad voor wielrijders` Synoniemen: fietser, fietsster |
|
het wiel
zelfst.naamw. Uitspraak: [wil] Verbuigingen: wiel|en (meerv.) |
ronde schijf die aan een as draait en over de grond rijdt, bijvoorbeeld van een auto of fiets
Voorbeeld: `een stoel op wieltjes` |
|
iemand in de wielen rijden
|
(iemand hinderen)
|
|
&&&het vijfde wiel aan de wagen zijn
|
((van iemand) overbodig en ongewenst zijn)
|
|
het wiel weer/opnieuw uitvinden
|
(iets bedenken wat een ander al heeft bedacht)
|
|
de wienerschnitzel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [winərˈʃnitsəl] Verbuigingen: wienerschnitzel|s (meerv.) |
gebakken gepaneerd lapje kalfsvlees met een schijfje citroen
|
|
wiens
pronoun Uitspraak: [wins] |
van wie
Voorbeeld: `De man wiens dochter ik tegenkwam, is een collega van me.` |
|
I het wier
zelfst.naamw. Uitspraak: [wir] |
plant die in water of heel natte plaatsen groeit
Synoniem: alg |
|
II wier
pronoun Uitspraak: [wir] |
van wie
Voorbeelden: `de ouders wier kinderen hier op school zitten`, `de vrouw wier ouders omkwamen` |
|
de wierook
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwirok] |
reukstof gemaakt van een harssoort
Voorbeeld: `wierook branden` |
|
werpen
werkw. Uitspraak: ['wɛrpə(n)] Verbuigingen: wierp (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets) met je arm en hand krachtig van je af laten bewegen
Voorbeeld: `een steen werpen` Synoniem: gooien 2) (een jong dier) ter wereld brengen Voorbeeld: `Een poes die jongen wil werpen zoekt een goede plaats uit.` Synoniem: baren |
|
wiers
zelfst.naamw. |
ophoping van gedroogd gras
|
|
de wiet
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wit] |
softdrug gemaakt uit de hennepplant
Synoniemen: marihuana, hasj |
|
wifeswappen
werkw. Afbreekpatroon: 'wife - swap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: wifeswapte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewifeswapt (volt.deelw.) |
van partner ruilen mens
Voorbeeld: `als je wel houdt van afwisseling en je huwelijk is toch al niet zo best kun je misschien gaan wifeswappen` |
|
wifeswappen
werkw. Afbreekpatroon: 'wife - swap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: wifeswapte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewifeswapt (volt.deelw.) |
van partner ruilen mens
Voorbeeld: `als je wel houdt van afwisseling en je huwelijk is toch al niet zo best kun je misschien gaan wifeswappen` |
|
wifeswappen
werkw. Afbreekpatroon: 'wife - swap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: wifeswapte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewifeswapt (volt.deelw.) |
van partner ruilen mens
Voorbeeld: `als je wel houdt van afwisseling en je huwelijk is toch al niet zo best kun je misschien gaan wifeswappen` |
|
WiFi
afkorting |
technologie waarmee het mogelijk is op korte afstand draadloos gegevens te versturen ict
Voorbeeld: `WiFi maakt het mogelijk om zonder internetkabels met een laptop, tablet of smartphone in de tuin te internetten.` Synoniem: Wireless Fidelity |
|
wiggebeen
zelfst.naamw. |
verouderde spelling van wiggenbeen
|
|
wig
zelfst.naamw. |
[gereedschap] een metalen of houten voorwerp in de vorm van een driehoekig blok met een scherpe hoek van 5 to 20 graden Voorbeeld: `Hoe scherper of spitser de wig is, des te sterker de splijtwerking. `
|
|
wig
zelfst.naamw. |
[gereedschap] een metalen of houten voorwerp in de vorm van een driehoekig blok met een scherpe hoek van 5 to 20 graden Voorbeeld: `Hoe scherper of spitser de wig is, des te sterker de splijtwerking. `
|
|
wiggenbeen
zelfst.naamw. |
[anatomie] één van de beenderen van de schedel Voorbeeld: `Waar bevindt het wiggenbeen zich, mevrouw? `
|
|
de wigwam
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪxwɑm] Verbuigingen: wigwam|s (meerv.) |
koepelvormige hut van Noord-Amerikaanse indianen
Voorbeeld: `Als kinderen met een wigwam spelen is dat een kegelvormige tent.` |
|
de wigwam
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪxwɑm] Verbuigingen: wigwam|s (meerv.) |
koepelvormige hut van Noord-Amerikaanse indianen
Voorbeeld: `Als kinderen met een wigwam spelen is dat een kegelvormige tent.` |
|
wiiën
werkw. Afbreekpatroon: 'wii - ën Herkomst: «Engels Verbuigingen: wiide (verl.tijd ) Verbuigingen: gewiid (volt.deelw.) |
spelen met de console van de Nintndo Wii vrije tijd
Voorbeeld: `zij wiit het liefst met haar kleine zusje omdat ze dan makkelijker kan winnen met het spelletje Mario Kart Wii` |
|
wiiën
werkw. Afbreekpatroon: 'wii - ën Herkomst: «Engels Verbuigingen: wiide (verl.tijd ) Verbuigingen: gewiid (volt.deelw.) |
spelen met de console van de Nintndo Wii vrije tijd
Voorbeeld: `zij wiit het liefst met haar kleine zusje omdat ze dan makkelijker kan winnen met het spelletje Mario Kart Wii` |
|
ij
pronoun Uitspraak: [wɛi] |
<het onderwerp in de zin als je over jezelf en andere mensen praat>
Voorbeeld: `Wij fietsen.` Synoniem: we |
|
wijd
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛit] |
met meer dat voldoende inhoud of ruimte
Voorbeelden: `een wijde trui`, `de ramen wijd openzetten` Antoniem: nauw Synoniem: ruim |
|
in de wijde omtrek
|
(tot ver in de omgeving)
|
|
inwijden
werkw. Uitspraak: [ˈɪnwɛidə(n)] Verbuigingen: wijdde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingewijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) officieel in gebruik nemen
Voorbeeld: `het nieuwe gemeentehuis inwijden` 2) (iemand) vertrouwd maken met Voorbeeld: `Wie wil mij inwijden in het homoleven?` |
|
toewijden
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `toewijden`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •toewijzen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
inwijden
werkw. Uitspraak: [ˈɪnwɛidə(n)] Verbuigingen: wijdde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingewijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) officieel in gebruik nemen
Voorbeeld: `het nieuwe gemeentehuis inwijden` 2) (iemand) vertrouwd maken met Voorbeeld: `Wie wil mij inwijden in het homoleven?` |
|
wijden
werkw. Uitspraak: [wɛidə(n)] Verbuigingen: wijdde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met religieuze handelingen zegenen
Voorbeelden: `het zaaigoed laten wijden door een priester voordat het uitgezaaid wordt`, `iemand tot priester wijden` Synoniem: inzegenen |
|
wijden
werkw. Uitspraak: [wɛidə(n)] Verbuigingen: wijdde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met religieuze handelingen zegenen
Voorbeelden: `het zaaigoed laten wijden door een priester voordat het uitgezaaid wordt`, `iemand tot priester wijden` Synoniem: inzegenen |
|
zich wijden aan
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈwɛidə(n) an] Verbuigingen: wijdde zich aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich gewijd aan (volt.deelw.) |
aandachtig ergens mee bezig zijn of als onderwerp hebben
Voorbeelden: `je aan de literatuur wijden`, `Het eerste hoofdstuk is gewijd aan de geschiedenis van het dorp.` |
|
wijds
bijv.naamw. |
partitief van wijd Voorbeeld: `Ze trok bij deze warmte liever iets wijds aan. `
Bron: Wikiwoordenboek - wijds. |
|
wijden
werkw. Uitspraak: [wɛidə(n)] Verbuigingen: wijdde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met religieuze handelingen zegenen
Voorbeelden: `het zaaigoed laten wijden door een priester voordat het uitgezaaid wordt`, `iemand tot priester wijden` Synoniem: inzegenen |
|
wijdverbreid
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛitfərˈbrɛit] |
verspreid over een groot gebied of over een grote hoeveelheid mensen
Voorbeeld: `een wijdverbreid misverstand` |
|
wijdverspreid
bijv.naamw. |
overal aanwezig, vindbaar Voorbeeld: `Het land kampt met wijdverspreide corruptie en hoge werkeloosheid. `
Bron: Wikiwoordenboek - wijdverspreid. |
|
het wijf
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɛif] Verbuigingen: wijven (meerv.) |
vrouw informeel
Voorbeeld: `een oud wijf` |
|
een lekker wijf
|
(een aantrekkelijke vrouw)
|
|
het wijfje
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɛifjə] Verbuigingen: wijfje|s (meerv.) |
vrouwtjesdier
Voorbeeld: `Het wijfje van de pauw heeft niet zulke gekleurde veren.` |
|
wijfjesdier
zelfst.naamw. |
een wijfje van de diersoort Voorbeeld: `Het wijfjesdier heeft vaak een minder opvallende vacht of verenkleed dan het mannetjesdier. `
|
|
wijfjesdier
zelfst.naamw. |
een wijfje van de diersoort Voorbeeld: `Het wijfjesdier heeft vaak een minder opvallende vacht of verenkleed dan het mannetjesdier. `
|
|
het wijgeschenk
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɛixəsxɛŋk] Verbuigingen: wijgeschenk|en (meerv.) |
voorwerp voor God, goden of een heilige als dankbetuiging religie
Voorbeeld: `een wijgeschenk bij het altaar of een heiligenbeeld zetten` |
|
de wijk
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɛik] Verbuigingen: wijk|en (meerv.) |
deel van een stad of dorp
Synoniemen: buurt, kwartier |
|
achteromkijken
werkw. |
•het hoofd en het bovenlijf omdraaien om in achterwaartse richting een blik te werpen
• Voorbeeld: `Hoewel hij het geroep wel hoorde weigerde hij om achterom te kijken. ` •tweede betekenisomschrijving. • Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` •enz. |
|
achteruitwijken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `achteruitwijken`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
afwijken
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwɛikə(n)] Verbuigingen: week af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is afgeweken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
anders zijn (dan iemand of iets anders)
Voorbeelden: `een afwijkende mening hebben`, `afwijken van de rest` Synoniem: verschillen |
|
inwijken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `inwijken`. Deze woorden staan wél in de database: •inkijken•inwijden•wijken Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
uitwijken
werkw. Uitspraak: ['œytwɛikə(n)] Verbuigingen: week uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgeweken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) je koers veranderen om niet ergens tegenaan te botsen
Voorbeeld: `naar rechts uitwijken om de tegenligger te ontwijken` 2) noodgedwongen naar een andere plaats gaan of overgaan op een andere oplossing Voorbeelden: `De president was in zijn land niet meer te handhaven en hij week uit naar een bevriend land.`, `bij een afgelasting uitwijken naar kunstgras` |
|
de wijkagent
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛikɑxɛnt] Verbuigingen: wijkagent|en (meerv.) de wijkagent|e zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛikɑxɛnt|ə] Verbuigingen: wijkagente|n, wijkagente|s (meerv.) |
politieagent(e) die het grootste deel van de werktijd in een bepaalde wijk werkt
Voorbeeld: `De wijkagent let op de leefbaarheid en veiligheid in de wijk en is het eerste aanspreekpunt voor de bewoners.` |
|
wijkcentrum
zelfst.naamw. |
een sociaal-culturele instelling in een stadswijk
Bron: Wikiwoordenboek - wijkcentrum. |
|
wijkcentrum
zelfst.naamw |
een sociaal-culturele instelling in een stadswijk
Bron: Wikiwoordenboek - wijkcentrum. |
|
wijken
werkw. Uitspraak: [ˈwɛikə(n)] Verbuigingen: week (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is geweken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) je terugtrekken
Voorbeeld: `wijken voor het gevaar` Synoniem: achteruitgaan niet van zijn zijde wijken (steeds bij hem blijven) 2) afwijken van de rechte lijn Voorbeeld: `die muur wijkt een beetje` |
|
wijken
werkw. Uitspraak: [ˈwɛikə(n)] Verbuigingen: week (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is geweken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) je terugtrekken
Voorbeeld: `wijken voor het gevaar` Synoniem: achteruitgaan niet van zijn zijde wijken (steeds bij hem blijven) 2) afwijken van de rechte lijn Voorbeeld: `die muur wijkt een beetje` |
|
de wijkverpleegster
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛikfərplexstər] Verbuigingen: wijkverpleegster|s (meerv.) |
vrouwelijke wijkverpleegkundige
|
|
de wijkverpleegkundige
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wÉ›ikfÉ™rplexkÊndÉ™xÉ™] Verbuigingen: wijkverpleegkundige|n (meerv.) |
verpleegkundige die in een bepaalde wijk mensen thuis medische hulp geeft
|
|
de wijkverpleging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛikfərplɛxɪŋ] |
het geven van paramedische hulp bij mensen thuis
Voorbeeld: `Door wijkverpleging en thuiszorg kunnen mensen langer thuis blijven wonen.` |
|
wijl
zelfst.naamw. |
•een poosje
• •[verouderd] geeft onderschikkend een reden aan • Voorbeeld: `En zie, gij hebt haar gedaante gezien, en wijl zij om haar zoon treurde, zijt gij begonnen haar te troosten, en van deze dingen die gebeurd zijn, moest u dit geopenbaard worden. |
|
wijlen
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛilə(n)] |
overleden
Voorbeelden: `wijlen mijn moeder`, `wijlen mevrouw Pieterse` |
|
wijlen
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛilə(n)] |
overleden
Voorbeelden: `wijlen mijn moeder`, `wijlen mevrouw Pieterse` |
|
de wijn
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɛin] Verbuigingen: wijn|en (meerv.) |
alcoholische drank van gegist druivensap
Voorbeelden: `rode wijn`, `witte wijn` |
|
koppige wijn
|
(sterke wijn)
|
|
Goede wijn behoeft geen krans.
|
(iets wat goed is, hoef je niet extra te prijzen)
|
|
de wijnazijn
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛinazɛin] |
azijn gemaakt uit wijn
Voorbeelden: `rode wijnazijn`, `Als je wijn lang genoeg open laat staan wordt die vanzelf wijnazijn.` |
|
wijnbeker
zelfst.naamw. |
een beker waaruit wijn gedronken kan worden Voorbeeld: `Een wijnbeker is een wijnglas, maar dan gemaakt van aardewerk i.p.v. glas. `
|
|
een beker waaruit wijn gedronken kan worden Voorbeeld: `Een wijnbeker is een wijnglas, maar dan gemaakt van aardewerk i.p.v. glas. `
|
[oenologie] het verbouwen van druiven voor de productie van wijn Voorbeeld: `Behalve Zuid-Limburg ligt Nederland te noordelijk voor serieuze wijnbouw. `
|
|
wijndruif
zelfst.naamw. |
een druif die wordt gebruikt om wijn van te maken Voorbeeld: `Niet alle druiven zijn geschikt als wijndruif. `
|
|
wijndruif
zelfst.naamw. |
een druif die wordt gebruikt om wijn van te maken Voorbeeld: `Niet alle druiven zijn geschikt als wijndruif. `
|
|
de wijn
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɛin] Verbuigingen: wijn|en (meerv.) |
alcoholische drank van gegist druivensap
Voorbeelden: `rode wijn`, `witte wijn` |
|
koppige wijn
|
(sterke wijn)
|
|
Goede wijn behoeft geen krans.
|
(iets wat goed is, hoef je niet extra te prijzen)
|
|
wijnfles
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wijnfles`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de wijngaard
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛinxart] Verbuigingen: wijngaard|en (meerv.) |
stuk grond waar druiven voor wijn worden geteeld
Voorbeeld: `de wijngaarden langs de Loire` |
|
wijnglas
zelfst.naamw. |
een glas dat speciaal ontworpen is om wijn uit te drinken Voorbeeld: `Dit is een wijnglas speciaal bedoeld voor het drinken van rode wijn. `
|
|
wijnglas
zelfst.naamw. |
een glas dat speciaal ontworpen is om wijn uit te drinken Voorbeeld: `Dit is een wijnglas speciaal bedoeld voor het drinken van rode wijn. `
|
|
wijnhelling
zelfst.naamw. |
een berghelling waarop wijngaarden geplant zijn Voorbeeld: `Het is een prachtig dal met uitgestrekte wijnhellingen. `
|
|
wijnkaart
zelfst.naamw. |
een lijst waarop men de wijnen die te verkrijgen zijn in een restaurant, wijnhuis, enz... vermeldt in soorten, jaartallen en prijzen Voorbeeld: `Het restaurant heeft goed eten en een aardige wijnkaart. `
|
|
de wijnkoeler
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛinkulər] Verbuigingen: wijnkoeler|s (meerv.) |
vat om een fles wijn koel te maken of te houden
Voorbeeld: `een wijnkoeler vullen met water en ijs om je witte wijn te koelen` |
|
wijnoogst
zelfst.naamw. |
het inzamelen van de druiven voor het maken van wijn
|
|
I wijnrood
zelfst.naamw. |
•[RAL-kleur] een kleur rood met RAL-nummer 3005, een rode kleur zoals die van wijn.
• Voorbeeld: `Heeft u die ook in het wijnrood? ` II wijnrood bijv.naamw. •[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur rood, met RAL-nummer 3005. • Voorbeeld: `Hij rijdt in een wijnrode auto. ` |
|
de wijnstok
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛinstɔk] Verbuigingen: wijnstok|ken (meerv.) |
klimplant waar druiven aan komen waar je wijn van kunt maken
Voorbeeld: `Wijnstokken werden al lang voor onze tijdrekening aangeplant in de landen rond de Middellandse Zee.` |
|
wijnvlek
zelfst.naamw. |
•een vlek ontstaan door het morsen van wijn
• •een roodachtige afwijking van de huid die op een rode wijnvlek lijkt • Bron: Wikiwoordenboek - wijnvlek. |
|
I de wijs
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɛis] Verbuigingen: wijzen (meerv.) |
melodie
Voorbeelden: `een bekend wijsje`, `op de wijs van een oud volksliedje` Synoniem: deun |
|
geen wijs kunnen houden
|
(vals zingen)
|
|
helemaal van de wijs raken
|
(erg in de war raken)
|
|
II wijs
bijv.naamw. Uitspraak: [wɛis] |
met veel kennis en inzicht
Voorbeelden: `zo wijs als Salomo`, `door ervaring wijs geworden` Synoniem: verstandig |
|
Je bent niet goed wijs.
|
(doe niet zo dom)
|
|
wijnvlek
zelfst.naamw. |
•een vlek ontstaan door het morsen van wijn
• •een roodachtige afwijking van de huid die op een rode wijnvlek lijkt |
|
aanwijzen
werkw. Uitspraak: [ˈanwɛizə(n)] Verbuigingen: wees aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met de wijsvinger wijzen naar (iets of iemand)
Voorbeeld: `een woord in een tekst aanwijzen` 2) (iemand) uitkiezen Voorbeeld: `voor je pensionering een opvolger aanwijzen` 3) laten zien Voorbeelden: `De klok wijst aan hoe laat het is.`, `Boeien wijzen aan waar de vaargeul is.` Synoniemen: tonen, aangeven |
|
aanwijzend voornaamwoord
|
(<woord waarmee je duidelijk maakt wie of welke je precies bedoelt>) `De aanwijzende voornaamwoorden zijn: die, dit, dat en deze.`
|
|
afwijzen
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwɛizə(n)] Verbuigingen: wees af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeggen dat je (iets of iemand) niet wilt
Voorbeelden: `Ik ben zo populair dat ik veel vrouwen moet afwijzen.`, `een subsidieaanvraag afwijzen` Synoniem: verwerpen |
|
doorverwijzen
werkw. Uitspraak: [ˈdorverwɛizə(n)] Verbuigingen: verwees door (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft doorverwezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar iemand anders sturen
Voorbeeld: `De huisarts verwijst me door naar de specialist.` Synoniem: verwijzen naar |
|
nawijzen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `nawijzen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
terechtwijzen
werkw. Uitspraak: [təˈrɛxtwɛizə(n)] Verbuigingen: wees terecht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft terechtgewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand zeggen dat hij of zij iets fout heeft gedaan
Voorbeeld: `Nadat het Kamerlid hem had terechtgewezen, beloofde de minister voortaan anders te handelen.` Synoniemen: berispen, een standje geven |
|
terugverwijzen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `terugverwijzen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
toewijzen
werkw. Uitspraak: [ˈtuwɛizə(n)] Verbuigingen: wees toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
officieel bepalen dat iemand iets krijgt
Voorbeelden: `een minderjarig kind een voogd toewijzen`, `de Olympische Spelen aan een land toewijzen` Synoniem: toekennen |
|
uitwijzen
werkw. Uitspraak: [ˈœytwɛizə(n)] Verbuigingen: wees uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) door middel van een vonnis van de rechtbank het land uit sturen
Voorbeeld: `De illegale vluchtelingen werden na jaren alsnog uitgewezen.` 2) laten zien, aantonen Voorbeelden: `Onderzoek wijst uit dat het alcoholgebruik bij jongeren de laatste jaren is afgenomen.`, `De toekomst zal het uitwijzen.` |
|
de wijsbegeerte
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɛisbəxertə] |
wetenschap die zich bezig houdt met het wezen van alle dingen en het leven
Voorbeeld: `wijsbegeerte studeren` Synoniem: filosofie |
|
wijselijk
bijwoord Uitspraak: [ˈwɛisələk] |
op een verstandige manier
Voorbeeld: `wijselijk geen commentaar leveren` |
|
de wijsgeer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛisxer] Verbuigingen: wijs|geren (meerv.) |
iemand die zich bezighoudt met filosofie
Synoniem: filosoof |
|
wijsmaken
werkw. Uitspraak: [ˈwɛismakə(n)] Verbuigingen: maakte wijs (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft wijsgemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
laten geloven
Voorbeeld: `Wie heeft je die lariekoek wijsgemaakt?` |
|
Maak dat je grootje wijs!
|
(<dit zeg je als je helemaal niet gelooft wat iemand zegt>)
|
|
de wijsheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwɛishɛit] |
1) vermogen om de dingen met kennis en inzicht te doen
de wijsheid in pacht hebben (denken alles beter te weten dan een ander) 2) wijze uitspraak Verbuigingen: wijs|heden (meerv.) Voorbeeld: `een site met wijsheden, spreuken en citaten` |
|
meer geluk dan wijsheid
|
(<dit zeg je als iemand meer door toeval dan door verstandig handelen iets bereikt>)
|
|
de wijsheid in pacht hebben
|
(denken alles beter te weten dan een ander)
|
|
de wijsheidstand
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛishɛitstɑnt] Verbuigingen: wijsheidstand|en (meerv.) |
elk van de vier achterste kiezen bij een volwassen gebit
Synoniem: verstandskies |
|
wijsmaken
werkw. Uitspraak: [ˈwɛismakə(n)] Verbuigingen: maakte wijs (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft wijsgemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
laten geloven
Voorbeeld: `Wie heeft je die lariekoek wijsgemaakt |
|
Maak dat je grootje wijs!
|
(<dit zeg je als je helemaal niet gelooft wat iemand zegt>)
|
|
de wijsneus
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛisnøs] Verbuigingen: wijs|neuzen (meerv.) |
iemand die denkt alles te weten
Voorbeeld: `Dat jongetje is een enorme wijsneus.` Synoniemen: betweter, weetal |
|
de wijsneus
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛisnøs] Verbuigingen: wijs|neuzen (meerv.) |
iemand die denkt alles te weten
Voorbeeld: `Dat jongetje is een enorme wijsneus.` Synoniemen: betweter, weetal |
|
wijzen
werkw. Uitspraak: [ˈwɛizə(n)] Verbuigingen: wees (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met je arm en hand of vinger aanduiden
Voorbeeld: `wijzen naar de klok` |
|
naar/op je voorhoofd wijzen
|
(een gebaar maken dat iemand gek is)
|
|
dat wijst zich vanzelf
|
(dat wordt vanzelf duidelijk als je ermee bezig bent) `Je klikt op de link en dan wijst het zich verder vanzelf.`
|
|
de wijsvinger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛisfɪŋər] Verbuigingen: wijsvinger|s (meerv.) |
eerste vinger naast de duim
Voorbeeld: `iets met je wijsvinger aanwijzen` |
|
de wijsvinger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛisfɪŋər] Verbuigingen: wijsvinger|s (meerv.) |
eerste vinger naast de duim
Voorbeeld: `iets met je wijsvinger aanwijzen` |
|
wijten
werkw. |
'~ aan': toeschrijven aan Voorbeeld: `Dat is te wijten aan het slechte overheidsbeleid. `
|
|
wijten
werkw. |
'~ aan': toeschrijven aan Voorbeeld: `Dat is te wijten aan het slechte overheidsbeleid. `
|
|
wijten aan
werkw. Uitspraak: [ˈwɛitə(n) an] Verbuigingen: weet aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweten aan (volt.deelw.) |
toeschrijven aan
aan jezelf te wijten (eigen schuld) `Dat ongeluk heb je aan jezelf te wijten.` |
|
de wijting
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛitɪŋ] Verbuigingen: wijting|en (meerv.) |
zoutwatervis
Voorbeeld: `Wijting wordt als kattenvoer gebruikt, maar je kunt wijting ook stoven of bakken.` |
|
de wijting
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɛitɪŋ] Verbuigingen: wijting|en (meerv.) |
zoutwatervis
Voorbeeld: `Wijting wordt als kattenvoer gebruikt, maar je kunt wijting ook stoven of bakken.` |
|
het wijf
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɛif] Verbuigingen: wijven (meerv.) |
vrouw informeel
Voorbeeld: `een oud wijf` |
|
een lekker wijf
|
(een aantrekkelijke vrouw)
|
|
het wijwater
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɛiwatər] |
door een priester gewijd water dat in de katholieke kerk bij zegeningen wordt gebruikt
Voorbeeld: `je hand in het wijwater dopen en een kruisteken slaan` |
|
wijwaterkwast
zelfst.naamw. |
kwast waarmee in de liturgie van de Rooms-katholieke Kerk door de priester wijwater over de gelovigen wordt gesprenkeld.
|
|
wijwatervat
zelfst.naamw |
[religie] een meestal aan de muur van een kerk bevestigd vat met water waarmee gelovigen zich besprenkelen Voorbeeld: `Hij vulde het wijwatervat met water. `
|
|
de wijze
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛizə] Verbuigingen: wijze|n (meerv.) |
1) manier
Voorbeeld: `iets op een andere wijze doen` 2) wijze man |
|
bij wijze van spreken
|
(om het zo maar te zeggen)
|
|
de drie wijzen uit het oosten
|
(de drie koningen die volgens het kerstverhaal wierook, goud en mirre naar Jezus brachten)
|
|
wijzen
werkw. Uitspraak: [ˈwɛizə(n)] Verbuigingen: wees (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met je arm en hand of vinger aanduiden
Voorbeeld: `wijzen naar de klok` 2) op een bepaald punt gericht zijn Voorbeeld: `De naald van het kompas wijst naar het noorden.` |
|
naar/op je voorhoofd wijzen
|
(een gebaar maken dat iemand gek is)
|
|
dat wijst zich vanzelf
|
(dat wordt vanzelf duidelijk als je ermee bezig bent) `Je klikt op de link en dan wijst het zich verder vanzelf.`
|
|
wijzen op
werkw. Uitspraak: [ˈwɛizən ɔp] Verbuigingen: wees op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewezen op (volt.deelw.) |
doen vermoeden
Voorbeelden: `Deze rode uitslag wijst op een allergische reactie.`, `Niets wees op sabotage.` Synoniem: duiden op |
|
de wijzer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɛizər] Verbuigingen: wijzer|s (meerv.) |
aaf op de plaat van een klok of kompas die ergens naar wijst
Voorbeeld: `de grote en de kleine wijzer van de klok` |
|
wijzigen
werkw. Uitspraak: [ˈwɛizəxə(n)] Verbuigingen: wijzigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewijzigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
anders maken
Voorbeeld: `de aanvangstijden wijzigen` Synoniem: veranderen |
|
wijzigen
werkw. Uitspraak: [ˈwɛizəxə(n)] Verbuigingen: wijzigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewijzigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
anders maken
Voorbeeld: `de aanvangstijden wijzigen` Synoniem: veranderen |
|
de wijziging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwɛizəxɪŋ] Verbuigingen: wijziging|en (meerv.) |
verandering
Voorbeeld: `wijzigingen doorvoeren` |
|
wik
zelfst.naamw. |
•een doodlopend stuk sloot dat als haventje kan fungeren
• •datgene wat op een waag gewogen wordt • |
|
wiki
zelfst.naamw. |
[wikitaal] een constructiesysteem voor internetpagina's waar, in het algemeen, iedereen alle pagina's kan wijzigen Voorbeeld: `Het WikiWoordenboek is een voorbeeld van een wiki. `
|
|
Wikibooks
zelfst.naamw. |
een verzameling boeken, cursussen en handleidingen op het internet (een project van de Wikimedia Foundation) Voorbeeld: `De cursus Spaans is erg populair op Wikibooks. `
|
|
wikificeren
werkw. |
•[wikitaal] een tekst aanpassen aan het wikisysteem, bijvoorbeeld door het aanbrengen van dubbele rechte <nowiki>haken</nowiki>
• Voorbeeld: `We moeten deze bijdrage nog wikificeren. ` •tweede betekenisomschrijving. • Voorbeeld: `Zin met het wikificeren in de tweede betekenis erin. ` •enz. |
|
wikijargon
zelfst.naamw. |
het geheel aan termen waarvan de gebruikers van het wikisysteem zich bedienen Voorbeeld: `Het woord lijkt inmiddels ingesleten in het wikijargon. `
|
|
Wikimedia Commons
zelfst.naamw. |
een verzameling afbeeldingen en dergelijke op internet (een project van de Wikimedia Foundation) Voorbeeld: `Er zijn nu al meer dan vier miljoen geüploade bestanden op Wikimedia Commons aanwezig. `
|
|
Wikimedia Foundation
zelfst.naamw. |
de organisatie achter het beheer van wiki's als bijvoorbeeld Wikipedia en WikiWoordenboek Voorbeeld: `Als je vrijwilliger wilt worden van de Wikimedia Foundation kan dat via de hoofdpagina van de site. `
|
|
Wikinews
zelfst.naamw. |
een verzameling van de actualiteiten (een project van de Wikimedia Foundation) Voorbeeld: `Ik heb op Wikinews gezien dat de verkiezingen in Zuid-Afrika er weer aankomen. `
|
|
Wikipedia
zelfst.naamw. |
een door de Wikimedia Foundation gecreëerde rechtenvrije encyclopedie op het internet, die door iedereen te wijzigen en aan te vullen is
|
|
Wikiquote
zelfst.naamw. |
een grote verzameling citaten (een project van de Wikimedia Foundation) Voorbeeld: `Wikiquote heeft nu al 747 pagina's. `
|
|
Wikisource
zelfst.naamw. |
een online bibliotheek (een project van de Wikimedia Foundation) Voorbeeld: `Wikisource is een open online bibliotheek met vele boeken en bronnen. `
|
|
Wikispecies
zelfst.naamw. |
een samenvatting van allerlei soorten levende wezens (een project van de Wikimedia Foundation) Voorbeeld: `Door middel van Wikispecies kan men informatie verkrijgen over allerlei levende wezens. `
|
|
wikisyntax
zelfst.naamw. |
Spellingleidraad (Taalunie)
Taaladvies (Taalunie) Taaltelefoon.be VRTtaal.net Opzoeken: wikisyntax zelfst.naamw. [wikitaal] een opmaaktaal die gebruikt wordt om pagina's te schrijven in wikiwebsites zoals Wikipedia. |
|
wikitaal
zelfst.naamw. |
geheel aan termen waarvan de gebruikers van het wikisysteem zich bedienen Voorbeeld: `Recente wijzigingen, hoofdtaalsjablonen en doorverwijspagina's horen tot de wikitaal. `
|
|
wikitekst
zelfst.naamw. |
[wikitaal] een opmaaktaal die gebruikt wordt om pagina's te schrijven in wikiwebsites zoals Wikipedia.
|
|
Wikiversity
zelfst.naamw. |
een online universiteit (een project van de Wikimedia Foundation) Voorbeeld: `Wikiversity biedt een goede voorbereiding op de universiteit. `
|
|
de wikke
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɪkə] Verbuigingen: wikke|s (meerv.) |
kruidachtige plant die met zijn ranken in andere planten klimt
Voorbeeld: `Een van de wikkesoorten is de tuinboon.` |
|
kruidachtige plant die met zijn ranken in andere planten klimt
Voorbeeld: `Een van de wikkesoorten is de tuinboon.` |
tot een einde brengen
Voorbeeld: `de onderhandelingen afwikkelen` Synoniem: afhandelen |
|
inwikkelen
werkw. Uitspraak: ['ɪnwɪkələ(n)] Verbuigingen: wikkelde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingewikkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in een omhulsel doen
Voorbeelden: `een baby inwikkelen in een deken`, `machine voor het inwikkelen van balen stro` Synoniemen: wikkelen, inrollen |
|
afwikkelen
werkw. Uitspraak: ['ɑfwɪkələ(n)] Verbuigingen: wikkelde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewikkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tot een einde brengen
Voorbeeld: `de onderhandelingen afwikkelen` Synoniem: afhandelen |
|
wikkelen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪkələ(n)] Verbuigingen: wikkelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewikkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens omheen doen
Voorbeelden: `een kind in doeken wikkelen`, `je in een warme sjaal wikkelen` Synoniem: winden |
|
wikkelen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪkələ(n)] Verbuigingen: wikkelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewikkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens omheen doen
Voorbeelden: `een kind in doeken wikkelen`, `je in een warme sjaal wikkelen` Synoniem: winden |
|
wikken
werkw. Uitspraak: [ˈwɪkə(n)] |
na wikken en wegen
(na de voor- en nadelen goed overdacht te hebben) `na lang wikken en wegen een nieuw contract tekenen` |
|
de wil
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɪl] |
vermogen iets bewust te wensen of te begeren
Voorbeeld: `een sterke wil hebben` |
|
uit vrije wil
|
(niet gedwongen)
|
|
Met een beetje goede wil lukt het wel.
|
(als iedereen meewerkt lukt het wel)
|
|
tegen wil en dank
|
(met tegenzin) Synoniem: gedwongen, onvrijwillig
|
|
meewillen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `meewillen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
I het wild
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɪlt] |
1) dieren die leven in de vrije natuur en waarop mensen jagen
Voorbeeld: `De poelier verkoopt wild en gevogelte.` |
|
aangeschoten wild zijn
|
(niet meer kunnen functioneren omdat er geen vertrouwen meer in je is) `Na het schandaal was hij aangeschoten wild.`
|
|
2)
in het wild |
(in de vrije natuur)
|
|
II wild
bijv.naamw. Uitspraak: [wɪlt] |
1) (van dieren) niet getemd
Voorbeeld: `wilde dieren` Antoniem: tam Synoniem: ongetemd 2) (van planten) in de vrije natuur voorkomend en niet door mensen gekweekt Voorbeeld: `een wilde roos` Antoniem: gecultiveerd 3) woest en ruw Voorbeeld: `wilde gebaren maken` Antoniem: kalm Synoniemen: onbeheerst, onstuimig |
|
wilde verhalen
|
wilde verhalen
|
|
wild enthousiast
|
(erg enthousiast)
|
|
in het wilde weg
|
(lukraak, op goed geluk)
|
|
wilde staking
|
(staking die niet door de vakbonden is georganiseerd en gesteund)
|
|
wild zwijn
zelfst.naamw. |
[dierkunde] 'Sus scrofa', de voorouder van het varken
|
|
het wildbraad
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪldbrat] |
gebraden wild (I,1)
Voorbeeld: `De smaak van wildbraad hangt af van de voeding van het dier.` |
|
de wildcard
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wajltkɑ:rt] Verbuigingen: wildcard|s (meerv.) |
teken in een zoekvraag bij zoekacties op je computer, dat staat voor alle letters en tekens computers
Voorbeeld: `De wildcard '?' staat voor één teken, de wildcard '*' voor één of meer.` Synoniem: joker |
|
wilde
zelfst.naamw. |
iemand zonder beschaving Voorbeeld: `Het is weinig beleefd mensen voor wilden uit te maken. `
|
|
wilde hond
zelfst.naamw. |
[zoogdieren] 'Lycaon pictus', een zoogdier en roofdier uit de orde 'Carnivora ' dat veel op een hond lijkt maar daar toch niet onmiddellijk aan verwant is
|
|
willen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪlə(n)] Verbuigingen: wilde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) verlangen
Voorbeeld: `Ze wil een pop voor haar verjaardag.` Synoniem: wensen 2) zullen 3) <hulpwerkwoord dat een mogelijkheid aanduidt> Voorbeeld: `het wil wel eens gebeuren dat...` |
|
Ik wil het niet hebben.
|
(ik verbied het)
|
|
Dat mocht je willen!
|
(<dit zeg je als iemand iets wenst wat niet mogelijk is>)
|
|
Willen we er nog eentje nemen?
|
(zullen we nog een drankje nemen?)
|
|
Het wil maar niet zomeren.
|
(het wordt maar geen zomer)
|
|
wilden br Noot:
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Is het wellicht een zin in plaats van een woord? Het woord komt ook niet voor in de woordenlijsten die zijn goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wilden br Noot:`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wilden br Noot:
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Is het wellicht een zin in plaats van een woord? Het woord komt ook niet voor in de woordenlijsten die zijn goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wilden br Noot:`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de wildernis
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwɪldərnɪs] Verbuigingen: wildernis|sen (meerv.) |
gebied met een ruige natuur die nog niet door de mens is aangetast
Voorbeeld: `de wildernis van Afrika` Synoniem: jungle |
|
wildgroei
zelfst.naamw. |
onstuimige, ongebreidelde groei Voorbeeld: `Na een meteorietinslag is er vaak sprake van een enorme wildgroei van varens. `
|
|
wildplassen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪltplɑsə(n)] Verbuigingen: plaste wild (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft wildgeplast (volt.deelw.) |
in het openbaar plassen op een plaats die daarvoor niet bedoeld is, bijvoorbeeld tegen huizen
Voorbeelden: `Het zijn meestal mannen die wildplassen.`, `Wildplassen komt 's nachts voor in steden als het uitgaanspubliek het nodige gedronken heeft.` |
|
de (m)/het wildviaduct
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪltfijadʏkt] Verbuigingen: wildviaduct|en (meerv.) |
begroeid viaduct over een drukke snelweg waardoor wild veilig kan oversteken
Synoniem: ecoduct |
|
wildvreemd
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɪltfremt, wɪlt'fremt] |
helemaal onbekend (voor je)
Voorbeelden: `Een wildvreemde man sprak me aan en vroeg me om geld.`, `Ik ben hier wildvreemd.` |
|
de wildwaterbaan
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɪlt'watərban] Verbuigingen: wildwater|banen (meerv.) |
speciaal aangelegde vaarroute met wild stromend water en hindernissen
Voorbeeld: `Wildwaterbanen zie je in attractieparken.` |
|
wildwaterraften
werkw. Afbreekpatroon: wild - 'wa - ter - raf - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: wildwaterraftte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewildwaterraft (volt.deelw.) |
over een stromende rivier varen op een vlot sport
Voorbeeld: `echte avonturiers wildwaterraften graag; je moet niet bang zijn om nat te worden of te kapseizen` |
|
wildwaterraften
werkw. Afbreekpatroon: wild - 'wa - ter - raf - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: wildwaterraftte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewildwaterraft (volt.deelw.) |
over een stromende rivier varen op een vlot sport
Voorbeeld: `echte avonturiers wildwaterraften graag; je moet niet bang zijn om nat te worden of te kapseizen` |
|
wilfen
werkw. Afbreekpatroon: 'wil - fen Herkomst: «Engels Verbuigingen: wilfte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewilft (volt.deelw.) |
al surfende over het internet vergeten wat je ook al weer wilde opzoeken computer
Voorbeeld: `toen mijn oma net internet had, wilfte ze geregeld omdat ze steeds weer leukere sites tegenkwam` Synoniem: afgeleid raken op internet en vervolgens op onbekende sites verzeild raken |
|
wilfen
werkw. Afbreekpatroon: 'wil - fen Herkomst: «Engels Verbuigingen: wilfte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewilft (volt.deelw.) |
al surfende over het internet vergeten wat je ook al weer wilde opzoeken computer
Voorbeeld: `toen mijn oma net internet had, wilfte ze geregeld omdat ze steeds weer leukere sites tegenkwam` Synoniem: afgeleid raken op internet en vervolgens op onbekende sites verzeild raken |
|
de wilg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɪlx] Verbuigingen: wilg|en (meerv.) |
loofboom met dunne, buigzame takken die in de lente katjes draagt
Voorbeeld: `treurwilg` |
|
wilgen knotten
|
(wilgen regelmatig van takken ontdoen waardoor boven aan de stam een verdikking ontstaat)
|
|
de wilg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɪlx] Verbuigingen: wilg|en (meerv.) |
loofboom met dunne, buigzame takken die in de lente katjes draagt
Voorbeeld: `treurwilg` |
|
wilgen knotten
|
(wilgen regelmatig van takken ontdoen waardoor boven aan de stam een verdikking ontstaat)
|
|
de willekeur
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwɪləkør] Verbuigingen: willekeur|en (meerv.) |
vrije, toevallige keuze
|
|
iemand naar willekeur behandelen
|
(iemand zo behandelen zoals je dat op het moment toevallig uitkomt, ook als dat niet eerlijk is)
|
|
willekeurig
bijv.naamw. Uitspraak: [wɪləˈkørəx] |
bepaald door willekeur
Voorbeeld: `op een willekeurige dag` Synoniem: toevallig |
|
Willem
zelfst.naamw. |
[naam-m] een jongensnaam
Voorbeeld: `Willem ging meestal met de motor naar zijn werk. ` [spellingsalfabet] spelwoord van het Nederlandse spellingalfabet voor de letter w |
|
willen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪlə(n)] Verbuigingen: wilde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) verlangen
Voorbeeld: `Ze wil een pop voor haar verjaardag.` Synoniem: wensen 3) <hulpwerkwoord dat een mogelijkheid aanduidt> Voorbeeld: `het wil wel eens gebeuren dat...` |
|
Ik wil het niet hebben.
|
(ik verbied het)
|
|
Dat mocht je willen!
|
(<dit zeg je als iemand iets wenst wat niet mogelijk is>)
|
|
2) zullen
Willen we er nog eentje nemen? |
(zullen we nog een drankje nemen?)
|
|
Het wil maar niet zomeren
|
(het wordt maar geen zomer)
|
|
willig
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɪləx] |
1) bereid om te doen wat van je wordt gevraagd
2) als er goede handel is commercie Voorbeeld: `Die aandelen zijn favoriet op een willige beurs.` Synoniem: levendig Voorbeeld: `een geestelijk leider met willige volgelingen` |
|
een willig oor vinden
|
(merken dat er bereidwillig naar je geluisterd wordt) `een instantie bij wie deze klachten een willig oor kunnen vinden`
|
|
inwilligen
werkw. Uitspraak: [ˈɪnwɪləxə(n)] Verbuigingen: willigde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingewilligd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
positief beslissen over (een verzoek)
Voorbeeld: `De looneisen werden na lang overleg ingewilligd.` Antoniem: weigeren Synoniemen: toestemmen in, honoreren |
|
inwilligen
werkw. Uitspraak: [ˈɪnwɪləxə(n)] Verbuigingen: willigde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingewilligd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
positief beslissen over (een verzoek)
Voorbeeld: `De looneisen werden na lang overleg ingewilligd.` Antoniem: weigeren Synoniemen: toestemmen in, honoreren |
|
willigen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `willigen`. Deze woorden staan wél in de database: •willig•willig in•willigden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de wilskracht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwɪlskrɑxt] |
het vermogen om iets te willen en die wil ook uit te voeren
Voorbeeld: `Stoppen met roken vereist veel wilskracht.` Synoniemen: doorzettingsvermogen, volharding |
|
wilt
werkw. |
tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van willen
Voorbeeld: `Jij wilt. ` tweede persoon gij-vorm tegenwoordige tijd van willen Voorbeeld: `Gij wilt. ` [verouderd] gebiedende wijs meervoud van willen Voorbeeld: `Wilt! ` |
|
de wimpel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɪmpəl] Verbuigingen: wimpel|s (meerv.) |
vlag die veel langer dan breed is
Voorbeeld: `Op Koninginnedag steken veel mensen in Nederland de vlag en de oranje wimpel uit.` |
|
slagen met vlag en wimpel
|
(glorieus slagen)
|
|
afwimpelen
werkw. Uitspraak: ['ɑfwɪmpələ(n)] Verbuigingen: wimpelde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewimpeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeggen dat je iets niet wilt
Voorbeeld: `een aanbod afwimpelen` Synoniem: afwijzen |
|
de wimpel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɪmpəl] Verbuigingen: wimpel|s (meerv.) |
vlag die veel langer dan breed is
Voorbeeld: `Op Koninginnedag steken veel mensen in Nederland de vlag en de oranje wimpel uit.` |
|
slagen met vlag en wimpel
|
(glorieus slagen)
|
|
wimper
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwɪmpər] Verbuigingen: wimper|s (meerv.) |
haartjes langs de rand van je ooglid
Voorbeeld: `mascara op je wimpers doen` |
|
wimperkruller
zelfst.naamw. |
klein, tangachtig voorwerp om de bovenste wimpers mee om te buigen zodat ze gaan krullen Voorbeeld: `Een elektrische wimperkruller. `
|
|
de wimper
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwɪmpər] Verbuigingen: wimper|s (meerv.) |
haartjes langs de rand van je ooglid
Voorbeeld: `mascara op je wimpers doen` |
|
aanwinnen
werkw. |
gebiedswinst boeken door verlanding
Voorbeeld: `Daarbij werd ze uitstekend geholpen door Sliedrechters die op genoemde oever voortdurend land aanwonnen voor riet- en griendcultuur. ` iets nieuws verwerven Voorbeeld: `Zij wonnen daardoor veel nieuwe leden aan. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het aanwinnen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
inwinnen
werkw. Uitspraak: ['ɪnwɪnə(n)] Verbuigingen: won in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingewonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verzoeken om (iets) te krijgen
Voorbeelden: `informatie inwinnen`, `fiscaal advies inwinnen` Synoniem: opvragen |
|
terugwinnen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxwɪnə(n)] Verbuigingen: won terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggewonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat iets of iemand weer van jou is
Voorbeelden: `je ex-vriendin terugwinnen`, `je zelfvertrouwen terugwinnen` |
|
uitwinnen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `uitwinnen`. Dit woord staat wél in de database: •winnen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
win-winsituatie
zelfst.naamw. Afbreekpatroon: win - 'win - si - tu - a - tie |
situatie waar voor beide partijen voordeel te behalen is marketing
Voorbeeld: `Een duurzaam beleid levert niet alleen een kostenbesparing op, maar draagt ook gelijk bij tot een beter leefmilieu; een win-winsituatie.` |
|
de wind
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɪnt] Verbuigingen: wind|en (meerv.) |
1) voelbare horizontale luchtstroming buiten meteorologie
2) (stinkende) lucht die hoorbaar ontsnapt uit je darmen Voorbeeld: `een wind laten` Synoniem: scheet Voorbeelden: `westenwind`, `een harde/straffe wind` |
|
de wind mee hebben
|
(voorspoed hebben)
|
|
Het gaat mij voor de wind.
|
(ik heb veel voorspoed)
|
|
in de wind slaan
|
((van advies/raad) afwijzen)
|
|
de wind van voren krijgen
|
(zware kritiek krijgen)
|
|
iemand de wind uit de zeilen nemen
|
(wat iemand anders wilde doen, zelf eerder doen)
|
|
met alle winden mee waaien
|
(steeds weer een andere mening verkondigen, naargelang dat zo uitkomt)
|
|
uit de wind
|
op een plek waar je de wind niet voelt)
|
|
van de wind leven
|
(van weinig geld leven)
|
|
De wind steekt op.
|
(het begint te waaien)
|
|
De wind gaat liggen.
|
(het houdt op te waaien)
|
|
Oh, waait de wind uit die hoek?
|
(oh, gaat het zo?)
|
|
de wind eronder hebben
|
(veel gezag hebben)
|
|
een uur in de wind stinken
|
(heel erg stinken)
|
|
afwinden
werkw. |
een opgewonden draad van een klos afwikkelen
Voorbeeld: `Ik heb dit garen nog niet afgewonden. ` [scheepvaart] met winden een schip weer vlot zien te krijgen Voorbeeld: `Zij slaagden erin het schip af te winden. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het afwinden in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
omwinden
werkw. |
verhullend spreken.
Voorbeeld: `Hij omwond de slechte boodschap met vele weinig ter zake doende verhalen. ` [refl] 'zich iets ~' iets rond een lichaamsdeel wikkelen. Voorbeeld: `Ook de augur omwond zich het hoofd want het minste geraas stoorde de waarnemingen. ` iets omwikkelen met bijvoorbeeld een lap stok. Voorbeeld: `Hij omwond de bloedende hand met een afgescheurd stuk laken. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het omwinden in de tweede betekenis erin. ` enz. 'iets ~ om' rond iets heen wikkelen. Voorbeeld: `We namen de spoel en de koperen draad werd er strak omgewonden. ` 'er doekjes ~': verhullend spreken. Voorbeeld: `Er werden geenszins doekjes omgewonden. ` |
|
I opwinden
werkw. Uitspraak: [ˈɔpwɪndə(n)] Verbuigingen: wond op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgewonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zorgen dat het gewicht of de veer een uurwerk blijft aandrijven
Voorbeeld: `de antieke klok opwinden voordat je naar bed gaat` 2) (draad of touw) tot een kluwen maken 3) (iemand) seksueel prikkelen Voorbeeld: `Dit soort plaatjes winden mij helemaal niet op.` |
|
II zich opwinden
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈɔpwɪndə(n)] Verbuigingen: wond zich op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich opgewonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van ergernis zichtbaar boos worden
Voorbeeld: `Wind je toch niet zo op over die hondenpoep op straat!` |
|
windas
zelfst.naamw. |
[techniek], [scheepvaart] een werktuig met een horizontaal opgestelde spil waaromheen een touw wordt opgewikkeld om lasten te heffen of te verschuiven Voorbeeld: `Naast het huis stond een waterput met een windas die nogal kon piepen. `
|
|
windbuil
zelfst.naamw. |
een opschepper Voorbeeld: `Ga toch weg, windbuil! `
|
|
windbuil
zelfst.naamw. |
een opschepper Voorbeeld: `Ga toch weg, windbuil! `
|
|
de winde
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɪndə] Verbuigingen: winde|s (meerv.) |
) karperachtige zoetwatervis
Voorbeeld: `Windes kunnen na een paar jaar zo'n halve meter lang zijn.` Synoniem: zilverwinde 2) plant met witte, blauwe of paarswitte bloemen Voorbeelden: `klimmende winde`, `driekleurige winde` |
|
het windei
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɪntɛi] Verbuigingen: windei|eren (meerv.) |
ei zonder kalkschaal
Voorbeeld: `Soms legt een kip een ei zonder schaal, een windei.` |
|
Dat legt haar geen windeieren.
|
(daar heeft ze veel voordeel van)
|
|
winden
werkw. Uitspraak: [ˈwɪndə(n)] Verbuigingen: wond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
om iets heen draaien
Voorbeeld: `een verband om de zere vinger winden` Synoniem: wikkelen |
|
er geen doekjes omheen winden
|
(duidelijk zeggen wat je wilt)
|
|
(iemand) om je vinger winden
|
((iemand) laten doen wat je wil) `Mijn dochter windt haar vader om haar vinger.`
|
|
windenergie
zelfst.naamw. |
in de meest algemene betekenis is windenergie de energie die gewonnen wordt door de bewegingsenergie van de wind om te zetten in een bruikbare vorm
|
|
winderig
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɪndərəx] |
1) als er veel wind is
Voorbeelden: `winderig weer`, `Het terras is te winderig om er prettig te kunnen zitten.` 2) als je veel winden (2) moet laten Voorbeeld: `Ik ben erg winderig vandaag.` |
|
de winde
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɪndə] Verbuigingen: winde|s (meerv.) |
1) karperachtige zoetwatervis
Voorbeeld: `Windes kunnen na een paar jaar zo'n halve meter lang zijn.` Synoniem: zilverwinde 2) plant met witte, blauwe of paarswitte bloemen Voorbeelden: `klimmende winde`, `driekleurige winde` |
|
windhondenrennen
zelfst.naamw |
Windhondenrennen is een sport waarbij honden een kunsthaas moeten achtervolgen op een baan.
|
|
de (m)/het windjack
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪntjɛk] Verbuigingen: windjack|s (meerv.) |
korte jas die wind goed tegenhoudt
Voorbeeld: `voor een strandwandeling je windjack aandoen` |
|
de windkracht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɪntkrɑxt] Verbuigingen: windkracht|en (meerv.) |
1) sterkte van de wind
Voorbeelden: `De windkracht wordt uitgedrukt in de schaal van Beaufort, die de windkracht baseerde op de hoeveelheid zeil die een groot schip kon voeren.`, `Bij windkracht 12 is sprake van een orkaan, bij windkracht 9 van storm.` 2) energie uit wind Voorbeeld: `Windkracht laat deze turbines functioneren.` Synoniem: windenergie |
|
de windmolen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɪntmol(ən)] Verbuigingen: windmolen|s (meerv.) |
molen die door windkracht wordt bewogen
|
|
windmolenpark
zelfst.naamw. |
een gebied waar windenergie gewonnen wordt met behulp van een aantal molens Voorbeeld: `Er zijn plannen voor een groot windmolenpark op de Doggersbank. `
|
|
windowdressen
werkw. Afbreekpatroon: 'win - dow - dres - sen Herkomst: «Engels Verbuigingen: windowdresste/windowdreste (verl.tijd ) Verbuigingen: gewindowdresst/gewindowdrest (volt.deelw.) |
resultaten gunstiger laten uitkomen dan ze in werkelijkheid zijn economie
Voorbeeld: `ondernemers gaan windowdressen om elk jaar precies de benodigde cijfers te overhandigen` Synoniem: mooi weer spelen |
|
windowdressen
werkw. Afbreekpatroon: 'win - dow - dres - sen Herkomst: «Engels Verbuigingen: windowdresste/windowdreste (verl.tijd ) Verbuigingen: gewindowdresst/gewindowdrest (volt.deelw.) |
resultaten gunstiger laten uitkomen dan ze in werkelijkheid zijn economie
Voorbeeld: `ondernemers gaan windowdressen om elk jaar precies de benodigde cijfers te overhandigen` Synoniem: mooi weer spelen |
|
windowshoppen
werkw. Afbreekpatroon: 'win - dow - shop - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: windowshopte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewindowshopt (volt.deelw.) |
winkeletalages bekijken vrije tijd
Voorbeeld: `windowshoppen met vriendinnen om te kijken of er iets leuks bij is` |
|
windowshoppen
werkw. Afbreekpatroon: 'win - dow - shop - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: windowshopte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewindowshopt (volt.deelw.) |
winkeletalages bekijken vrije tijd
Voorbeeld: `windowshoppen met vriendinnen om te kijken of er iets leuks bij is` |
|
het windpark
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪntpɑrk] Verbuigingen: windpark|en (meerv.) |
terrein met windturbines
Voorbeeld: `Er komen steeds meer windparken; ze zijn nuttig maar ook wel erg lelijk in het landschap.` Synoniem: windmolenpark |
|
de windrichting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪntrɪxtɪŋ] Verbuigingen: windrichting|en (meerv.) |
richting waaruit de wind waait
Voorbeelden: `Vandaag waait een zwakke wind uit verschillende windrichtingen.`, `De windrichting is noord.` |
|
de windrichting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪntrɪxtɪŋ] Verbuigingen: windrichting|en (meerv.) |
richting waaruit de wind waait
Voorbeelden: `Vandaag waait een zwakke wind uit verschillende windrichtingen.`, `De windrichting is noord.` |
|
de windroos
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɪntros] Verbuigingen: wind|rozen (meerv.) |
figuur waarop de windrichtingen zijn aangegeven
Voorbeeld: `Een kompas heeft een windroos.` |
|
windroos
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɪntros] Verbuigingen: wind|rozen (meerv.) |
figuur waarop de windrichtingen zijn aangegeven
Voorbeeld: `Een kompas heeft een windroos.` |
|
de windsnelheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪntsnɛlhɛit] Verbuigingen: windsnel|heden (meerv.) |
snelheid van de wind
Voorbeelden: `De windsnelheid op zee wordt uitgedrukt in knopen.`, `Bij windkracht 9 is de windsnelheid 75 - 88 kilometer per uur.` |
|
windstil
bijv.naamw. Uitspraak: [wɪntˈstɪl] |
zonder wind (1)
Voorbeeld: `Als het windstil is, kun je niet zeilen.` |
|
de windstoot
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɪntstot] Verbuigingen: wind|stoten (meerv.) |
plotselinge hoeveelheid extra wind
Voorbeeld: `regen en nu en dan hevige windstoten` Synoniem: windvlaag |
|
windstreek
zelfst.naamw. |
een van de richtingen van het kompas Voorbeeld: `De voornaamste windstreken zijn noord, oost, zuid en west. `
|
|
windstreken
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪntstrekə(n)] |
alle richtingen samen waaruit de wind kan komen
Voorbeelden: `De windstreken staan op een kompas; de naald wijst altijd naar het noorden.`, `De hoofdwindstreken zijn noord, oost, zuid en west; andere windstreken liggen er tussenin.` Synoniem: kompasstreken |
|
windsurfen
werkw. Uitspraak: ['wɪntsʏrfə(n)] Verbuigingen: windsurfte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewindsurft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeilen op een surfplank met een zeil sport
Voorbeeld: `windsurfen op zee` Synoniem: plankzeilen |
|
windsurfen
werkw. Uitspraak: ['wɪntsʏrfə(n)] Verbuigingen: windsurfte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewindsurft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeilen op een surfplank met een zeil sport
Voorbeeld: `windsurfen op zee` Synoniem: plankzeilen |
|
de windsurfer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪntsʏrfər] Verbuigingen: windsurfer|s (meerv.) |
iemand die aan windsurfen doet sport
Voorbeeld: `Door de mooie wind zijn er veel windsurfers op het water.` Synoniem: plankzeiler |
|
windsurfen
werkw. Uitspraak: ['wɪntsʏrfə(n)] Verbuigingen: windsurfte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewindsurft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeilen op een surfplank met een zeil sport
Voorbeeld: `windsurfen op zee` Synoniem: plankzeilen |
|
windsurfen
werkw. Uitspraak: ['wɪntsʏrfə(n)] Verbuigingen: windsurfte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewindsurft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeilen op een surfplank met een zeil sport
Voorbeeld: `windsurfen op zee` Synoniem: plankzeilen |
|
windsurfen
werkw. Uitspraak: ['wɪntsʏrfə(n)] Verbuigingen: windsurfte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewindsurft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeilen op een surfplank met een zeil sport
Voorbeeld: `windsurfen op zee` Synoniem: plankzeilen |
|
winden
werkw. Uitspraak: [ˈwɪndə(n)] Verbuigingen: wond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
om iets heen draaien
Voorbeeld: `een verband om de zere vinger winden` Synoniem: wikkelen |
|
er geen doekjes omheen winden
|
(duidelijk zeggen wat je wilt)
|
|
(iemand) om je vinger winden
|
((iemand) laten doen wat je wil) `Mijn dochter windt haar vader om haar vinger.`
|
|
de windturbine
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪntʏrbinə] Verbuigingen: windturbine|s (meerv.) |
moderne hoge windmolen om elektriciteit op te wekken
Voorbeelden: `Er komen steeds meer windturbines om groene stroom op te wekken.`, `Langs deze snelweg staan een traditionele windmolen en een windturbine vlakbij elkaar.` |
|
windvlaag
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪntflax] Verbuigingen: wind|vlagen (meerv.) |
plotselinge hoeveelheid extra wind
Voorbeeld: `door een harde windvlaag bijna omslaan bij het zeilen` Synoniem: windstoot |
|
I windwaarts
bijv.naamw. |
naar de windzijde, aan de windzijde
|
|
II windwaarts
bijwoord |
naar de windzijde, aan de windzijde
|
|
de windzak
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪntsɑk] Verbuigingen: windzak|ken (meerv.) |
aan beide zijden open zak op een paal waaraan je de windrichting en windkracht kunt zien
Voorbeeld: `een windzak langs de weg bij een viaduct om je te waarschuwen voor plotselinge harde wind` |
|
de windzak
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪntsɑk] Verbuigingen: windzak|ken (meerv.) |
aan beide zijden open zak op een paal waaraan je de windrichting en windkracht kunt zien
Voorbeeld: `een windzak langs de weg bij een viaduct om je te waarschuwen voor plotselinge harde wind` |
|
de wingerd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪŋɛrt] Verbuigingen: wingerd|s (meerv.) |
klimplant waarvan de bladeren in de herfst mooi rood worden
|
|
het wingewest
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪnxəwɛst] Verbuigingen: wingewest|en (meerv.) |
gebied dat economisch geëxploiteerd wordt
Voorbeelden: `Veel voormalige koloniën werden gebruikt als wingewest.`, `een wingewest gebruiken om er grote koffieplantages op vruchtbare grond aan te leggen |
|
het winkelcentrum
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɪŋkəlsɛntrʏm] Verbuigingen: winkelcen|tra (meerv.) |
aantal winkels bij elkaar in één (soms overdekte) ruimte
|
|
het winkelcentrum
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɪŋkəlsɛntrʏm] Verbuigingen: winkelcen|tra (meerv.) |
aantal winkels bij elkaar in één (soms overdekte) ruimte
|
|
winkelen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪŋkələ(n)] Verbuigingen: winkelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewinkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voor je plezier winkels bezoeken
Synoniem: shoppen |
|
winkelen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪŋkələ(n)] Verbuigingen: winkelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewinkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voor je plezier winkels bezoeken
Synoniem: shoppen |
|
de winkeldief
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪŋkəldif] Verbuigingen: winkel|dieven (meerv.) de winkel|dievegge zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪŋkəl|divɛxə] Verbuigingen: winkeldievegge|n, winkeldievegge|s (meerv.) |
iemand die één of meer dingen steelt uit een winkel tijdens openingsuren
Voorbeeld: `Het aantal winkeldieven neemt toe en dat kost de winkelier veel geld.` |
|
de winkeldochter
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪŋkəldɔtər] Verbuigingen: winkeldochter|s (meerv.) |
onverkoopbaar artikel dat te lang in de winkel ligt
Voorbeelden: `je winkeldochters erg goedkoop in de uitverkoop doen`, `Soms is een winkeldochter voor een klant interessant omdat er nog een oude prijs op staat.` |
|
winkelen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪŋkələ(n)] Verbuigingen: winkelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewinkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voor je plezier winkels bezoeken
Synoniem: shoppen |
|
winkelgalerij
zelfst.naamw. |
een overdekte gang met winkels aan alle kanten Voorbeeld: `De winkelgalerij is gisteren door de burgemeester geopend. `
|
|
winkelgalerij
zelfst.naamw. |
een overdekte gang met winkels aan alle kanten Voorbeeld: `De winkelgalerij is gisteren door de burgemeester geopend. `
|
|
de winkelhaak
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɪŋkəlhak] Verbuigingen: winkel|haken (meerv.) |
1) scheur in textiel in de vorm van een rechte hoek
Voorbeeld: `Je hebt een winkelhaak in je broek.` 2) gereedschap waarmee je rechte hoeken kunt maken Voorbeeld: `een stalen winkelhaak` |
|
de winkelhaak
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɪŋkəlhak] Verbuigingen: winkel|haken (meerv.) |
1) scheur in textiel in de vorm van een rechte hoek
Voorbeeld: `Je hebt een winkelhaak in je broek.` 2) gereedschap waarmee je rechte hoeken kunt maken Voorbeeld: `een stalen winkelhaak` |
|
de winkelier
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɪŋkəˈlir] Verbuigingen: -s (meerv.) de winkelierster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wɪŋkəˈlirstər] Verbuigingen: -s (meerv.) |
iemand die als beroep een winkel heeft
Synoniem: detaillist |
|
de winkelier
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɪŋkəˈlir] Verbuigingen: -s (meerv.) de winkelierster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wɪŋkəˈlirstər] Verbuigingen: -s (meerv.) |
iemand die als beroep een winkel heeft
Synoniem: detaillist |
|
de winkelketen
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɪŋkəlketə(n)] Verbuigingen: winkelketen|s (meerv.) |
verzameling winkels van één groot bedrijf
Voorbeeld: `De meeste winkels behoren tot een winkelketen.` |
|
de winkel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɪŋkəl] Verbuigingen: winkel|s (meerv.) |
bedrijf waar je dingen kunt kopen
Voorbeeld: `speelgoedwinkel` |
|
op de winkel passen
|
(zorgen dat alles blijft gaan zoals het ging en verder niets veranderen)
|
|
de winkelstraat
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɪŋkəlstrat] Verbuigingen: winkel|straten (meerv.) |
straat met veel winkels
Voorbeeld: `autovrije winkelstraten in het centrum van de stad` |
|
winkelen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪŋkələ(n)] Verbuigingen: winkelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewinkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voor je plezier winkels bezoeken
Synoniem: shoppen |
|
de winkelwagen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪŋkəlwaxə(n)] Verbuigingen: winkelwagen|s (meerv.) |
kar in een supermarkt om je boodschappen in te doen
Voorbeeld: `je winkelwagen volladen met boodschappen voor een week` |
|
de winkelwagen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪŋkəlwaxə(n)] Verbuigingen: winkelwagen|s (meerv.) |
kar in een supermarkt om je boodschappen in te doen
Voorbeeld: `je winkelwagen volladen met boodschappen voor een week` |
|
de winnaar
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪnar] Verbuigingen: -s (meerv.) de winnares zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪnarɛs] Verbuigingen: -sen (meerv.) |
iemand die heeft gewonnen
Voorbeeld: `de winnaar van de prijsvraag` |
|
de winnaar
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪnar] Verbuigingen: -s (meerv.) de winnares zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪnarɛs] Verbuigingen: -sen (meerv.) |
iemand die heeft gewonnen
Voorbeeld: `de winnaar van de prijsvraag` |
|
winnares
zelfst.naamw. |
een vrouwelijk persoon die een (wed)strijd in haar voordeel beslist
|
|
winnares
zelfst.naamw. |
een vrouwelijk persoon die een (wed)strijd in haar voordeel beslist
|
|
winnen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪnə(n)] Verbuigingen: won (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) de beste zijn in een wedstrijd of een spel
2) (iets) ergens met moeite uit halen Voorbeeld: `aardgas uit de Noordzee winnen` Voorbeeld: `De voetbalclub heeft de Europacup gewonnen.` Antoniem: verliezen |
|
3)
aan gezag winnen |
(meer gezag krijgen)
|
|
je gewonnen geven
|
(het opgeven, de wedstrijd staken)
|
|
iemand voor je winnen
|
(iemand zo overtuigen dat hij of zij jouw kant kiest)
|
|
de winning
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪnɪŋ] Verbuigingen: winning|en (meerv.) |
keer dat je (iets) ergens met moeite uit haalt
Voorbeelden: `de winning van aardolie`, `zandwinning` |
|
de winst
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wɪnst] Verbuigingen: winst|en (meerv.) |
1) geld dat je overhoudt als je van de opbrengst de kosten aftrekt
2) voordeel Voorbeeld: `stemmenwinst` Voorbeelden: `iets met winst verkopen`, `netto winst` Antoniem: verlies |
|
Tel uit je winst!
|
(dat is goed verdiend!)
|
|
de winstcijfer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪnstsɛifər] Verbuigingen: winstcijfer|s (meerv.) |
bedrag van de gemaakte winst
Voorbeeld: `Het bedrijf verrast de aandeelhouders met onverwacht hoge winstcijfers.` |
|
de winstdaling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪnsdalɪŋ] Verbuigingen: winstdaling|en (meerv.) |
daling van de winst
Voorbeeld: `geconfronteerd worden met een forse winstdaling` |
|
de winstdeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪnsdelɪŋ] Verbuigingen: winstdeling|en (meerv.) |
het laten meedelen in de winst van een bedrijf door de werknemers
Voorbeeld: `met winstdeling proberen je personeel te houden en te stimuleren tot goede prestaties` |
|
de winstderving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪnsdɛrvɪŋ] Verbuigingen: winstderving|en (meerv.) |
keer dat je winst misloopt (2)
Voorbeeld: `In raffinaderijen kunnen defecten winstderving veroorzaken.` |
|
de winst
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wɪnst] Verbuigingen: winst|en (meerv.) |
1) geld dat je overhoudt als je van de opbrengst de kosten aftrekt
2) voordeel Voorbeeld: `stemmenwinst` Voorbeelden: `iets met winst verkopen`, `netto winst` Antoniem: verlies |
|
Tel uit je winst!
|
(dat is goed verdiend!)
|
|
winstgevend
bijv.naamw. Uitspraak: [wɪns(t)ˈxevənt] |
als (iets) winst oplevert
Voorbeeld: `een winstgevende zaak` Antoniem: verliesgevend Synoniem: rendabel |
|
de winstgroei
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɪns(t)xruj] |
toename van de winst
Voorbeeld: `winstgroei verwachten` |
|
de winstmarge
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɪnstmɑrʒə] Verbuigingen: winstmarge|s (meerv.) |
percentage van de omzet dat overblijft als winst
Voorbeeld: `Winstmarges verschillen aanzienlijk per branche.` |
|
de winststijging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪn(st)stɛixɪŋ] Verbuigingen: winststijging|en (meerv.) |
keer dat de winst stijgt
Voorbeeld: `een grote winststijging boeken` |
|
de winstuitkering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪnstœytkerɪŋ] Verbuigingen: winstuitkering|en (meerv.) |
uitkering op basis van de behaalde winst
Voorbeeld: `Elk jaar krijgt het personeel een winstuitkering als de winst het toelaat.` |
|
de winter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɪntər] Verbuigingen: winter|s (meerv.) |
koudste jaargetijde, na de herfst en vóór de lente
Voorbeeld: `een strenge winter` |
|
hartje winter
|
(midden in de winter)
|
|
Pik in, het is winter.
|
(<dit zeg je tegen iemand die een onverwacht voordeeltje behaalt>)
|
|
winterbed
zelfst.naamw |
de bedding van een rivier, die doorgaans door de rivier wordt gebruikt in de winter
|
|
winterdag
zelfst.naamw. |
[meteorologie] een dag in december, januari of februari
|
|
winterdag
zelfst.naamw. |
[meteorologie] een dag in december, januari of februari
|
|
winteren
werkw. |
[onpr] typisch winterweer vertonen
Voorbeeld: `Als het vroeger lang winterde, vele dagen achtereen met strenge vorst, dan had je van die zogenaamde vorstvluchten van vogels. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het winteren in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
winteren
werkw. |
[onpr] typisch winterweer vertonen
Voorbeeld: `Als het vroeger lang winterde, vele dagen achtereen met strenge vorst, dan had je van die zogenaamde vorstvluchten van vogels. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het winteren in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de winterkoning
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪntərkonɪŋ] Verbuigingen: winterkoning|en (meerv.) |
klein bruin zangvogeltje
Synoniem: winterkoninkje |
|
het winterkoninkje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪntərkonɪŋkjə] Verbuigingen: winterkoninkje|s (meerv.) |
klein bruin zangvogeltje
Voorbeelden: `Een winterkoninkje is ongeveer tien centimeter groot.`, `De winterkoning is een heel algemeen voorkomende vogel.` Synoniem: winterkoning |
|
wintermaand
zelfst.naamw. |
[meteorologie] de eerste, tweede of de twaalfde maand van het jaar Voorbeeld: `December, januari en februari zijn wintermaanden. `
|
|
wintermaand
zelfst.naamw. |
[meteorologie] de eerste, tweede of de twaalfde maand van het jaar Voorbeeld: `December, januari en februari zijn wintermaanden. `
|
|
winternacht
zelfst.naamw. |
[meteorologie] een nacht in december, januari of februari
|
|
winterpeen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪntərpen] Verbuigingen: winter|penen (meerv.) |
grote eetbare oranje wortel
Voorbeeld: `winterpeen in de erwtensoep doen` |
|
winterpunt
zelfst.naamw. |
[astronomie]de gebeurtenis waarbij de zon, vanuit de aarde gezien, de meest zuidelijke positie (de Steenbokskeerkring) bereikt Voorbeeld: `In 2007 was het winterpunt op 22 december, dat was de kortste dag van het jaar. `
|
|
winters
bijv.naamw. |
typerend voor de winter
|
|
de winterslaap
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɪntərslap] |
toestand waarin sommige dieren in de winter half verdoofd zijn, om energie te sparen
Voorbeeld: `De egel houdt in zijn hol een winterslaap.` |
|
winterspelen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪntərspelə(n)] |
deel van de Olympische Spelen met wintersporten (1) dat in de winter gehouden wordt sport
|
|
de wintersport
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɪntərspɔrt] Verbuigingen: wintersport|en (meerv.) |
sport die 's winters beoefend wordt
Voorbeeld: `Snowboarden en skiën zijn wintersporten.` |
|
met/op wintersport gaan
|
('s winters met vakantie naar een berggebied gaan om aan wintersport te doen) `met wintersport naar Oostenrijk gaan om te skiën en te langlaufen`
|
|
wintersportgebied
zelfst.naamw. |
[sport], Een wintersportgebied of skigebied is een gebied dat is vrijgegeven voor de wintersport.
|
|
de winterstop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪntərstɔp] Verbuigingen: winterstop|s (meerv.) |
periode in de winter dat er niet gewerkt of gesport wordt
Voorbeelden: `winterstop in de bouwvak`, `De eredivisie voetbal nadert de winterstop.` |
|
winteren
werkw. |
[onpr] typisch winterweer vertonen
Voorbeeld: `Als het vroeger lang winterde, vele dagen achtereen met strenge vorst, dan had je van die zogenaamde vorstvluchten van vogels. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het winteren in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
wintertijd
zelfst.naamw. |
de tijd zoals die geldt in de winter Voorbeeld: `In Nederland is de wintertijd geldig van eind oktober tot en met eind maart. `
|
|
winterweer
zelfst.naamw. |
[meteorologie] koud weer zoals dat in de winter voorkomt. Voorbeeld: `Het winterweer bleef tot in maart. `
|
|
winterwende
zelfst.naamw. |
[astronomie]de gebeurtenis waarbij de zon, vanuit de aarde gezien, de meest zuidelijke positie (de Steenbokskeerkring) bereikt Voorbeeld: `In 2007 was de winterwende op 22 december, dat was de kortste dag van het jaar. `
|
|
winterwende
zelfst.naamw. |
[astronomie]de gebeurtenis waarbij de zon, vanuit de aarde gezien, de meest zuidelijke positie (de Steenbokskeerkring) bereikt Voorbeeld: `In 2007 was de winterwende op 22 december, dat was de kortste dag van het jaar. `
|
|
winterzonnestilstand
zelfst.naamw. |
[astronomie]de gebeurtenis waarbij de zon, vanuit de aarde gezien, de meest zuidelijke positie (de Steenbokskeerkring) bereikt Voorbeeld: `In 2007 was de winterzonnestilstand op 22 december, dat was de kortste dag van het jaar. `
|
|
winterzonnewende
zelfst.naamw. |
[astronomie]de gebeurtenis waarbij de zon, vanuit de aarde gezien, de meest zuidelijke positie (de Steenbokskeerkring) bereikt Voorbeeld: `In 2007 was de winterzonnewende op 22 december, dat was de kortste dag van het jaar. `
|
|
winterzonnewende
zelfst.naamw. |
[astronomie]de gebeurtenis waarbij de zon, vanuit de aarde gezien, de meest zuidelijke positie (de Steenbokskeerkring) bereikt Voorbeeld: `In 2007 was de winterzonnewende op 22 december, dat was de kortste dag van het jaar. `
|
|
de wip
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɪp] Verbuigingen: wip|pen (meerv.) |
1) lange balk die in het midden op een standaard balanceert als speeltoestel
Synoniem: wipwap op de wip zitten (in onzekerheid verkeren, vooral over je baan) 2) geslachtsgemeenschap Voorbeeld: `een wip maken` |
|
3)
in een wip |
(heel snel)
|
|
aanwippen
werkw. |
kort bezoeken Voorbeeld: `Toen ze toch in de buurt waren kwamen ze even aanwippen. `
|
|
omwippen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `omwippen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
overwippen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `overwippen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
uitwippen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `uitwippen`. Deze woorden staan wél in de database: •uitknippen•wippen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
Wippelgem
zelfst.naamw. |
een dorpskern in de Oost-Vlaamse deelgemeente en gemeente Evergem
|
|
wippen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪpə(n)] Verbuigingen: wipte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewipt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) op een wip (1) spelen
Voorbeeld: `Wil je schommelen of wippen?` 2) heen en weer bewegen Voorbeeld: `De mees wipte van de ene tak naar de andere.` 3) je stoel op de twee achterste poten laten wiebelen terwijl je erop zit Voorbeeld: `Zit niet te wippen!` 4) geslachtsgemeenschap hebben Voorbeeld: `Ze liggen te wippen in de caravan.` 5) (iets) ergens met een snelle beweging uitlichten Voorbeeld: `de toetsen voorzichtig uit het toetsenbord wippen` |
|
6)
even bij iemand naar binnen wippen |
(iemand een kort bezoek brengen)
|
|
wippen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪpə(n)] Verbuigingen: wipte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewipt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) op een wip (1) spelen
Voorbeeld: `Wil je schommelen of wippen?` 2) heen en weer bewegen Voorbeeld: `De mees wipte van de ene tak naar de andere.` 3) je stoel op de twee achterste poten laten wiebelen terwijl je erop zit Voorbeeld: `Zit niet te wippen!` 4) geslachtsgemeenschap hebben Voorbeeld: `Ze liggen te wippen in de caravan.` 5) (iets) ergens met een snelle beweging uitlichten Voorbeeld: `de toetsen voorzichtig uit het toetsenbord wippen` |
|
6)
even bij iemand naar binnen wippen |
(iemand een kort bezoek brengen)
|
|
aanwippen
werkw. |
kort bezoeken Voorbeeld: `Toen ze toch in de buurt waren kwamen ze even aanwippen. `
|
|
de wipwap
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɪpwɑp] Verbuigingen: wipwap|pen (meerv.) |
lange balk die in het midden op een standaard balanceert als speeltoestel informeel
Synoniem: wip (1) |
|
wiren
werkw. Afbreekpatroon: 'wi - ren Herkomst: «Engels Verbuigingen: wirede (verl.tijd ) Verbuigingen: gewired (volt.deelw.) |
telegraferen, per telegraaf berichten doorseinen communicatie
Voorbeeld: `iemand telegraferen over een belangrijke gebeurtenis` |
|
wiren
werkw. Afbreekpatroon: 'wi - ren Herkomst: «Engels Verbuigingen: wirede (verl.tijd ) Verbuigingen: gewired (volt.deelw.) |
telegraferen, per telegraaf berichten doorseinen communicatie
Voorbeeld: `iemand telegraferen over een belangrijke gebeurtenis` |
|
wirewrappen
werkw. Afbreekpatroon: 'wire - wrap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: wirewrapte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewirewrapt (volt.deelw.) |
1) sieraden maken waarbij je gebruik maakt van metaaldraad en kralen hobby
Voorbeeld: `ze heeft prachtige oorbellen gewirewrapt` 2) bedrading omwikkelen techniek Voorbeeld: `electrische bedrading omwikkelen zodat solderen niet nodig is` |
|
wirewrappen
werkw. Afbreekpatroon: 'wire - wrap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: wirewrapte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewirewrapt (volt.deelw.) |
1) sieraden maken waarbij je gebruik maakt van metaaldraad en kralen hobby
Voorbeeld: `ze heeft prachtige oorbellen gewirewrapt` 2) bedrading omwikkelen techniek Voorbeeld: `electrische bedrading omwikkelen zodat solderen niet nodig is` |
|
wirewrappen
werkw. Afbreekpatroon: 'wire - wrap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: wirewrapte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewirewrapt (volt.deelw.) |
1) sieraden maken waarbij je gebruik maakt van metaaldraad en kralen hobby
Voorbeeld: `ze heeft prachtige oorbellen gewirewrapt` 2) bedrading omwikkelen techniek Voorbeeld: `electrische bedrading omwikkelen zodat solderen niet nodig is` |
|
wirewrappen
werkw. Afbreekpatroon: 'wire - wrap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: wirewrapte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewirewrapt (volt.deelw.) |
1) sieraden maken waarbij je gebruik maakt van metaaldraad en kralen hobby
Voorbeeld: `ze heeft prachtige oorbellen gewirewrapt` 2) bedrading omwikkelen techniek Voorbeeld: `electrische bedrading omwikkelen zodat solderen niet nodig is` |
|
een wirwar van
|
(een onoverzichtelijk geheel van) `een wirwar van elektriciteitsdraden`
|
|
afwissen
werkw. |
met een vegende beweging verwijderen of schoonmaken
Voorbeeld: `Hij wiste de gevallen bloemblaadjes van de tafel af. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het afwissen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
uitwissen
werkw. Uitspraak: ['œytwɪsə(n)] Verbuigingen: wiste uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doen verdwijnen
Voorbeeld: `Die slechte herinnering wil ik liever uit mijn geheugen wissen.` |
|
wegwissen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegwissen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de wiskunde
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwɪskʏndə] |
wetenschap van de eigenschappen van getallen en het meten van grootheden
Voorbeeld: `Algebra en meetkunde maken deel uit van de wiskunde.` Synoniem: mathematica |
|
wiskundig
bijv.naamw. |
[wiskunde] op wiskunde betrekking hebbend of er gebruik van makend Voorbeeld: `De fysische chemie tracht chemische verschijnselen met wiskundige modellen te verklaren. `
|
|
wiskundige
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [beroep] een wetenschapper die de wiskunde beoefent
|
|
wiskundige
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [beroep] een wetenschapper die de wiskunde beoefent
|
|
de wispelturigheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wɪspəl' tyrəxhɛit] Verbuigingen: wispelturig|heden (meerv.) |
eigenschap dat of keer dat iets of iemand wispelturig is, of wat daar blijk van geeft
Voorbeeld: `de wispelturigheden van het weer` |
|
de (m)/het wissel
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɪsəl] Verbuigingen: wissel|s (meerv.) |
1) beweegbare constructie waardoor een trein of tram van het ene op het andere spoor kan rijden transport
Voorbeeld: `vertraging door een vastgevroren wissel` 2) officieel waardepapier dat je kunt ruilen tegen een bepaald geldbedrag |
|
een zware wissel op iemand trekken
|
(veel van iemand eisen)
|
|
afwisselen
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwɪsələ(n)] Verbuigingen: wisselde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) om de beurt vervangen (door iets anders)
Voorbeeld: `theorie afwisselen met praktijkoefeningen` |
|
inwisselen
werkw. Uitspraak: [ˈɪnwɪsələ(n)] Verbuigingen: wisselde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) ruilen voor iets anders
Voorbeeld: `gespaarde zegels inwisselen voor geld` |
|
omwisselen
werkw. Uitspraak: ['ɔmwɪsələ(n)] Verbuigingen: wisselde om (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft omgewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) vervangen door iets anders
Voorbeelden: `alle dollars die je bij je hebt omwisselen in euro's`, `bij de balie je vouchers omwisselen voor toegangskaartjes` Synoniem: omruilen |
|
uitwisselen
werkw. Uitspraak: [ˈœytwɪsələ(n)] Verbuigingen: wisselde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het ene ruilen voor het andere
Voorbeeld: `recepten met elkaar uitwisselen` |
|
ervaringen uitwisselen
|
(aan elkaar vertellen wat je hebt meegemaakt)
|
|
het wisselbad
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪsəlbɑt] Verbuigingen: wisselbad|en (meerv.) |
bad (2) in afwisselend heet en koud water
Voorbeelden: `Een wisselbad stimuleert de bloedsomloop.`, `het heilzame effect van wisselbaden` |
|
de wisselbeker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪsəlbekər] Verbuigingen: wisselbeker|s (meerv.) |
beker (2) die door de vorige winnaar aan de nieuwe winnaar gegeven wordt
|
|
wisselbloem
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Lantana camara] is een plant uit de ijzerhardfamilie [species|Verbenaceae]
|
|
afwisselen
werkw. Uitspraak: [ˈɑfwɪsələ(n)] Verbuigingen: wisselde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) om de beurt vervangen (door iets anders)
Voorbeeld: `theorie afwisselen met praktijkoefeningen` |
|
wisselen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪsələ(n)] Verbuigingen: wisselde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het ene geven voor het andere
Voorbeelden: `van baan wisselen`, `dollars voor euro's wisselen` Synoniem: ruilen |
|
(tanden) wisselen
|
(je melkgebit verliezen en er een volwassen gebit voor in de plaats krijgen)
|
|
wisselden om
werkw. |
meervoud verleden tijd van omwisselen
|
|
wissele om
werkw. |
aanvoegende wijs van omwisselen
|
|
wisselen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪsələ(n)] Verbuigingen: wisselde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het ene geven voor het andere
Voorbeelden: `van baan wisselen`, `dollars voor euro's wisselen` Synoniem: ruilen |
|
(tanden) wisselen
|
(je melkgebit verliezen en er een volwassen gebit voor in de plaats krijgen)
|
|
wisselen om
werkw. |
enkelvoud tegenwoordige tijd van omwisselen
|
|
wisselend
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɪsələnt] |
als iets steeds verandert
Voorbeelden: `wisselende stemmingen`, `wisselend weer`, `een wisselende bloeddruk` Synoniemen: veranderlijk, variërend |
|
het wisselgeld
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɪsəlxɛlt] |
1) geld dat je terugkrijgt als je meer hebt betaald dan je verschuldigd was
Voorbeeld: `Ik betaalde met een biljet van honderd euro en kreeg twintig euro wisselgeld terug.` 2) munten Voorbeeld: `Ik heb geen wisselgeld voor de parkeermeter, heb jij een euro?` Synoniem: kleingeld |
|
de wisselkoers
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɪsəlkurs] Verbuigingen: wisselkoers|en (meerv.) |
waarde van geld van een bepaald land in vergelijking met dat van een ander land
Voorbeeld: `de wisselkoers van de dollar` Synoniem: koers |
|
de wisselkoers
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɪsəlkurs] Verbuigingen: wisselkoers|en (meerv.) |
waarde van geld van een bepaald land in vergelijking met dat van een ander land
Voorbeeld: `de wisselkoers van de dollar` Synoniem: koers |
|
wisselkoersstelsel
zelfst.naamw. |
[economie] een stelsel en systematiek voor de regulering van wisselkoersen
|
|
wisselkoerssysteem
zelfst.naamw. |
[economie] een systeem en of systematiek voor de regulering van wisselkoersen
|
|
wisselruiterij
zelfst.naamw. |
[economie] Het met oneerlijke bedoelingen trekken en doen accepteren van wissels waaraan geen reële transactie ten grondslag ligt. Dit kan plaatsvinden tussen meerdere partijen die over en weer wissels van elkaar accepteren
|
|
de (m)/het wissel
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɪsəl] Verbuigingen: wissel|s (meerv.) |
1) beweegbare constructie waardoor een trein of tram van het ene op het andere spoor kan rijden transport
Voorbeeld: `vertraging door een vastgevroren wissel` 2) officieel waardepapier dat je kunt ruilen tegen een bepaald geldbedrag |
|
een zware wissel op iemand trekken
|
(veel van iemand eisen)
|
|
de wisselslag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪsəlslɑx] |
nummer in een zwemwedstrijd met afwisselend vlinderslag, rugslag, schoolslag en vrije slag sport
|
|
de wisselslag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪsəlslɑx] |
nummer in een zwemwedstrijd met afwisselend vlinderslag, rugslag, schoolslag en vrije slag sport
|
|
wisselspanning
zelfst.naamw. |
[elektrotechniek] een elektrische spanning die afhankelijk van de tijd van teken wisselt
|
|
de wisselspeler
zelfst.naamw. (m.) de wissel|speelster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪsəlspel|stər] Verbuigingen: wisselspeelster|s (meerv Uitspraak: ['wɪsəlspelər] Verbuigingen: wisselspeler|s (meerv.) |
sporter die een teamgenoot vervangt als die uitvalt
Voorbeeld: `als wisselspeler een hele tijd op de bank zitten` Synoniem: reserve |
|
de wisselstroom
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪsəlstrom] Verbuigingen: wissel|stromen (meerv.) |
elektrische stroom met regelmatig wisselende richting
Voorbeeld: `Het elektriciteitsnet levert wisselstroom aan huishoudens en industrie.` Antoniem: gelijkstroom |
|
wisselstroomgenerator
zelfst.naamw. |
[elektrotechniek] is een machine waarin mechanische energie, binnenkomend via een draaiende as, omgezet wordt in elektrische wisselstroomenergie
|
|
wisselstroommotor
zelfst.naamw. |
[elektrotechniek] is een elektrische motor die uitsluitend op wisselstroom loopt
|
|
wisselen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪsələ(n)] Verbuigingen: wisselde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het ene geven voor het andere
Voorbeelden: `van baan wisselen`, `dollars voor euro's wisselen` Synoniem: ruilen |
|
(tanden) wisselen
|
(je melkgebit verliezen en er een volwassen gebit voor in de plaats krijgen)
|
|
wisseltonig
bijv.naamw. |
[muziek] een andere toon voortbrengend bij in- en uitblazen
Voorbeeld: `Mondharmonica's en bandoneons zijn wisseltonige instrumenten. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het wisseltonig in de tweede betekenis erin. ` |
|
wisselvallig
bijv.naamw. Uitspraak: [wɪsəlˈvɑləx] |
veranderlijk
Voorbeeld: `Beide ploegen hebben een wisselvallig seizoen achter de rug.` Synoniem: onbestendig |
|
wisselvallig weer
|
(weer dat steeds verandert van zonnig naar regen)
|
|
wisselvalligheid
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wisselvalligheid`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wisselwachter
zelfst.naamw. |
een persoon die voor één of meer wissels zorgt Voorbeeld: `De wisselwachter lette niet goed op, waardoor twee treinen tegen elkaar aan reden. `
|
|
wisselwachter
zelfst.naamw. |
een persoon die voor één of meer wissels zorgt Voorbeeld: `De wisselwachter lette niet goed op, waardoor twee treinen tegen elkaar aan reden. `
|
|
de wisselwerking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwɪsəlwɛrkɪŋ] Verbuigingen: wisselwerking|en (meerv.) |
toestand waarbij het ene het andere beïnvloedt
Voorbeeld: `de wisselwerking tussen mens en milieu` Synoniem: interactie |
|
wissen
werkw. Uitspraak: [ˈwɪsə(n)] Verbuigingen: wiste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) weghalen door te vegen
2) (gegevens) verwijderen uit een geheugen computers Voorbeeld: `alle bestanden van een USB-stick wissen` Voorbeeld: `het water van de ramen wissen` |
|
het schoolbord wissen
|
(het krijt van het schoolbord vegen)
|
|
het wissewasje
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɪsəwɑʃə] Verbuigingen: wissewasje|s (meerv.) |
onbelangrijk iets
Voorbeeld: `iemand voor ieder wissewasje lastig vallen` Synoniem: kleinigheid |
|
wist
werkw. |
tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wissen
derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wissen eerste, tweede en derde persoon enkelvoud verleden tijd van weten |
|
wist-je-datje
zelfst.naamw |
een kleine wetenswaardigheid die belicht wordt in de krant of op een webstek Voorbeeld: `Er staat altijd een wist-je-datje op de tweede bladzijde.
|
|
afwissen
werkw. |
met een vegende beweging verwijderen of schoonmaken
Voorbeeld: `Hij wiste de gevallen bloemblaadjes van de tafel af. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het afwissen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
weten
werkw. Uitspraak: [ˈwetə(n)] Verbuigingen: wist (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
kennis hebben van iets
|
|
het altijd beter weten
|
(eigenwijs zijn)
|
|
Ik wist niet beter dan dat...
|
(ik dacht dat...)
|
|
Wat niet weet, dat niet deert.
|
(je hebt geen last van de dingen die je niet bekend zijn)
|
|
Je zult het weten!
|
(je zult ervoor boeten)
|
|
iets te weten komen
|
(iets vernemen)
|
|
Je kunt maar nooit weten.
|
(niets staat van tevoren vast)
|
|
Weet ik veel!
|
(<dit zeg je als je geïrriteerd bent omdat je iets niet weet>)
|
|
Zeker weten!
|
(<hiermee bevestig je dat je ergens van overtuigd bent>)
|
|
wit
bijv.naamw. Uitspraak: [wɪt] |
1) met de kleur van verse sneeuw
2) zonder kleur Voorbeeld: `Je ziet wit, ben je ziek?` Synoniem: bleek 3) toegestaan door de wet Voorbeeld: `wit werk` Antoniem: zwart Synoniem: legaal Voorbeelden: `De bruid droeg een witte jurk.`, `witte wijn` Antoniem: zwart |
|
een witte kerst
|
(een kerst met sneeuw)
|
|
gebroken wit
|
(niet helder wit)
|
|
witte boorden
|
(hoger administratief personeel)
|
|
een half wit gesneden
|
(een half gesneden witbrood)
|
|
de Wit-Rus
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪtrʏs] Verbuigingen: Wit-Rus|sen (meerv.) de Wit-|Russische zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪt|rʏsiʃə] Verbuigingen: Wit-Russinnen (meerv.) |
iemand met de Wit-Russische nationaliteit
Synoniem: Belarus |
|
Wit-Rusland
zelfst.naamw. |
[land] een land in Oost-Europa
|
|
de Wit-Rus
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɪtrʏs] Verbuigingen: Wit-Rus|sen (meerv.) de Wit-|Russische zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɪt|rʏsiʃə] Verbuigingen: Wit-Russinnen (meerv.) |
iemand met de Wit-Russische nationaliteit
Synoniem: Belarus |
|
I het Wit-Russisch
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɪt'rʏsis] |
Slavische taal die in Wit-Rusland en daarbuiten gesproken wordt
|
|
Opzoeken:
I het Wit-Russisch zelfst.naamw. Uitspraak: [wɪt'rʏsis] Slavische taal die in Wit-Rusland en daarbuiten gesproken wordt II Wit-Russisch bijv.naamw. Uitspraak: [wɪt'rʏsis] |
als iets of iemand uit Wit-Rusland komt of met Wit-Rusland te maken heeft
Voorbeeld: `Wit-Russische minderheden in Rusland` Synoniem: Belarussisch |
|
Wit-Russische
zelfst.naamw. |
[demoniem] een inwoonster van Wit-Rusland, of een vrouw afkomstig uit Wit-Rusland
|
|
het witbier
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪtbir] |
lichtgekleurd bier dat een beetje kruidig smaakt
Voorbeeld: `'s zomers een koel glas witbier drinken` |
|
het witbrood
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪtbrot] |
wit gekleurd brood zonder vezels
Voorbeeld: `Ik houd meer van bruinbrood dan van witbrood.` Antoniem: bruinbrood Synoniem: wittebrood |
|
witwassen
werkw. Uitspraak: ['wɪtwɑsə(n)] Verbuigingen: waste wit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft witgewassen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de herkomst verbergen van (illegaal verdiend of gestolen geld) om het legaal te kunnen investeren of te beleggen
Synoniem: witten (2) |
|
witgoed
zelfst.naamw. |
wit gekleurde kleding Voorbeeld: `Heb jij nog witgoed voor in de was? `
|
|
I witgroen
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur groen met RAL-nummer 6019.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het witgroen? ` II witgroen bijv.naamw. [RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur groen, met RAL-nummer 6019. Voorbeeld: `Hij rijdt in een witgroene auto. ` |
|
withdrawal
zelfst.naamw. |
[medisch]: terugtrekking, daling van gehalte van hormoon,drug of geneesmiddel in bloed, soms met ontwennings of afkickverschijnselen
opname van geld uit een bankrekening. terugtrekking |
|
witje
zelfst.naamw. |
[vlinders] een vlinder behorende tot een van de soorten van de 'Pieridae' Voorbeeld: `Witjes zijn een vrij gewone verschijning in de Lage Landen. `
|
|
de/het witlof
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɪtlɔf] |
witte, een beetje bitter smakende bladgroente
Voorbeeld: `een stronk witlof` |
|
witte haai
zelfst.naamw. |
[dierkunde] Carcharodon carcharias, de bekenste en de meest gevreesde haai
|
|
witte kool
zelfst.naamw. |
een sluitkoolgewas dat lichtgroen tot wit van kleur is
|
|
witte wijn
zelfst.naamw. |
een alcoholhoudende drank die verkregen wordt door de gisting van witte druiven
|
|
witteboordencriminaliteit
zelfst.naamw. |
criminaliteit die gepleegd wordt door personen uit hogere milieus (zoals advocaten en notarissen) Voorbeeld: `Vaak vinden mensen witteboordencriminaliteit nog erger dan gewone criminaliteit. `
|
|
het wittebrood
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wɪtəbrot] |
wit gekleurd brood zonder vezels
Antoniem: bruinbrood Synoniem: witbrood |
|
wittebroodsweken
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɪtəbrotswekə(n)] |
eerste zes weken na het huwelijk van een pasgetrouwd stel
|
|
witteke
zelfst.naamw. |
een glas witbier Voorbeeld: `Gaan we een witteke vatten? `
|
|
witten
werkw. Uitspraak: [wɪtə(n)] Verbuigingen: witte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewit (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) bedekken met witte verf
Voorbeeld: `het plafond witten` 2) de herkomst verbergen van (illegaal verdiend of gestolen geld) om het legaal te kunnen investeren of te beleggen Voorbeeld: `crimineel zwart geld witten in bedrijven waarin veel contant geld omgaat` Synoniem: witwassen |
|
witwassen
werkw. Uitspraak: ['wɪtwɑsə(n)] Verbuigingen: waste wit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft witgewassen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de herkomst verbergen van (illegaal verdiend of gestolen geld) om het legaal te kunnen investeren of te beleggen
Synoniem: witten (2) |
|
het WK
zelfst.naamw. Uitspraak: [we'ka] Verbuigingen: WK|'s (meerv.) |
wereldkampioenschap sport
|
|
WK-wedstrijd
zelfst.naamw. |
[sport] een wedstrijd die deel uitmaakt van het wereldkampioenschap Voorbeeld: `Een aantal WK-wedstrijden werden in Kaapstad gespeeld, andere in Johannesburg. `
|
|
het WNF
zelfst.naamw. |
de natuurorganisatie 'Wereld Natuur Fonds'
Synoniem: WWF |
|
wo
afkorting |
woensdag
Voorbeeld: `geopend: wo - za van 10.00 - 17.00 uur` |
|
uitwoeden
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `uitwoeden`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •uitbroeden•uitwoeden•woeden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
uitwoeden
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `uitwoeden`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •uitbroeden•uitwoeden•woeden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
woeden
werkw. Uitspraak: [ˈwudə(n)] Verbuigingen: woedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
wild bezig zijn
Voorbeelden: `De storm woedde de hele nacht door.`, `De oorlog heeft meer dan vijf jaar gewoed.` Synoniem: tekeergaan |
|
de woede
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwudə] |
grote boosheid
Voorbeeld: `in woede ontsteken/uitbarsten` Synoniem: nijd |
|
koken van woede
|
(heel erg boos zijn)
|
|
je woede op iemand of iets koelen
|
(je boosheid op iemand of iets afreageren)
|
|
woeden
werkw. Uitspraak: [ˈwudə(n)] Verbuigingen: woedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
wild bezig zijn
Voorbeelden: `De storm woedde de hele nacht door.`, `De oorlog heeft meer dan vijf jaar gewoed.` Synoniem: tekeergaan |
|
woedend
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈwudənt] |
heel erg kwaad
Synoniemen: razend, laaiend, woest |
|
woeden
werkw. Uitspraak: [ˈwudə(n)] Verbuigingen: woedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
wild bezig zijn
Voorbeelden: `De storm woedde de hele nacht door.`, `De oorlog heeft meer dan vijf jaar gewoed.` Synoniem: tekeergaan |
|
woei
werkw. |
derde persoon enkelvoud verleden tijd van waaien
|
|
voortwoekeren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `voortwoekeren`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
woekeraar
zelfst.naamw. |
[juridisch] iemand die woeker drijft
Voorbeeld: `Een woekeraar is iemand die geld uitleent aan een ander en daarvoor een abnormale, onredelijk hoge rente terugvraagt. ` iemand die met zijn talenten woekert Voorbeeld: `Ja, ik ben momenteel een echte woekeraar, zowel met mijn tijd als met de beschikbare ruimte in de boot. ` [plantkunde] een plant die woekert Voorbeeld: `Vaak is een gekregen plant een onverbeterlijke woekeraar. ` |
|
woekeraar
zelfst.naamw. |
[juridisch] iemand die woeker drijft
Voorbeeld: `Een woekeraar is iemand die geld uitleent aan een ander en daarvoor een abnormale, onredelijk hoge rente terugvraagt. ` iemand die met zijn talenten woekert Voorbeeld: `Ja, ik ben momenteel een echte woekeraar, zowel met mijn tijd als met de beschikbare ruimte in de boot. ` [plantkunde] een plant die woekert Voorbeeld: `Vaak is een gekregen plant een onverbeterlijke woekeraar. ` |
|
voortwoekeren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `voortwoekeren`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
woekeren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `woekeren`. Dit woord staat wél in de database: •woekerden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
woekeren met
werkw. Uitspraak: [ˈwukərə(n) mɛt] Verbuigingen: woekerde met (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewoekerd met (volt.deelw.) |
proberen om zo veel en zo goed mogelijk gebruik te maken van (het weinige dat je hebt)
Voorbeeld: `In een klein huis woekeren met de ruimte.` |
|
woekeren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `woekeren`. Dit woord staat wél in de database: •woekerden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
woekerwijn
zelfst.naamw. |
een minderwaardige wijn die verkocht wordt voor een hoge prijs Voorbeeld: `Steeds meer eetgelegenheden schenken woekerwijn. `
|
|
loswoelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `loswoelen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
loswoelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `loswoelen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
omwoelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `omwoelen`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
woelen
werkw. Uitspraak: [ˈwulə(n)] Verbuigingen: woelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onrustig bewegen
Voorbeelden: `in je bed liggen te woelen`, `met je handen in de aarde woelen` |
|
woelig
bijv.naamw. Uitspraak: ['wuləx] |
vol onrust
Voorbeelden: `een politiek woelig jaar`, `Hij had zich verslapen na een woelige nacht.` Antoniem: rustig Synoniem: onrustig woelige baren () Synoniem: onstuimig hoge golven |
|
de woensdag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwunzdɑx] Verbuigingen: woensdag|en (meerv.) |
derde dag van de week, tussen dinsdag en donderdag
's woensdags (op woensdag plaatsvindend, elke woensdag) Synoniem: woensdags |
|
I woensdagavond
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] de latere uren van de woensdag
Voorbeeld: `We hebben die hele woensdagavond in het ziekenhuis doorgebracht. ` II woensdagavond bijwoord [tijdrekening] op de avond van de woensdag Voorbeeld: `Kun je woensdagavond ook komen? ` |
|
de woensdag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwunzdɑx] Verbuigingen: woensdag|en (meerv.) |
derde dag van de week, tussen dinsdag en donderdag
's woensdags (op woensdag plaatsvindend, elke woensdag) Synoniem: woensdags |
|
I woensdagmiddag
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] de uren van een woensdag tussen het middaguur en de avond
Voorbeeld: `We hebben die hele woensdagmiddag in het ziekenhuis doorgebracht. ` II woensdagmiddag bijwoord [tijdrekening] op de middag van de woensdag Voorbeeld: `Kun je woensdagmiddag ook komen? ` |
|
I woensdagmorgen
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] de uren van een woensdag tussen de nachtelijke uren en de middag, de morgen van woensdag
Voorbeeld: `We hebben die hele woensdagmorgen in het ziekenhuis doorgebracht. ` II woensdagmorgen bijwoord [tijdrekening] in de morgen van de woensdag Voorbeeld: `Kun je woensdagmorgen ook komen? |
|
I woensdagnacht
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] de nacht van woensdag op donderdag.
Voorbeeld: `Na de woensdagnacht volgt de donderdagmorgen. ` II woensdagnacht bijwoord [tijdrekening] in de nacht van de woensdag Voorbeeld: `Kun je woensdagnacht ook komen? |
|
woensdagnamiddag
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] op woensdag de tijd aan het einde van de middag of in het tweede deel van de woensdagmiddag
[tijdrekening] op woensdag de tijd na 12:00 |
|
I woensdagochtend
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] de uren van een woensdag tussen de nachtelijke uren en de middag, de ochtend van woensdag
Voorbeeld: `We hebben die hele woensdagochtend in het ziekenhuis doorgebracht. ` II woensdagochtend bijwoord [tijdrekening] in de ochtend van de woensdag Voorbeeld: `Kun je woensdagochtend ook komen? ` |
|
I woensdags
bijv.naamw. |
[tijdrekening] op de woensdag betrekking hebbend
Voorbeeld: `Lekker onbezorgd een woensdags terrasje doen in Leuven! ` II woensdags bijwoord [tijdrekening] op woensdagen Voorbeeld: `We gaan woensdags meestal winkelen. ` |
|
woensdagsavonds
bijwoord |
[tijdrekening] geregeld op de avonden van de woensdagen Voorbeeld: `Zij gingen woensdagsavonds meestal bridgen. `
|
|
woensdagsmiddags
bijwoord |
[tijdrekening] geregeld op de middagen van de woensdagen Voorbeeld: `Zij gingen woensdagsmiddags meestal bridgen. `
|
|
woensdagsmorgens
bijwoord |
[tijdrekening] geregeld op de ochtenden van de woensdagen Voorbeeld: `Zij gingen woensdagsmorgens meestal bridgen. `
|
|
woensdagsnachts
bijwoord |
[tijdrekening] geregeld in de nachten van de woensdagen Voorbeeld: `Zij gingen woensdagsnachts meestal uit. `
|
|
woensdagsochtends
bijwoord |
[tijdrekening] geregeld op de ochtenden van de woensdagen Voorbeeld: `Zij gingen woensdagsochtends meestal bridgen. `
|
|
woerd
zelfst.naamw. |
het mannetje van een eendensoort
Bron: Wikiwoordenboek - woerd. |
|
woerd
zelfst.naamw. |
het mannetje van een eendensoort
Bron: Wikiwoordenboek - woerd. |
|
woest
bijv.naamw. Uitspraak: [wust] |
1) woedend
Voorbeeld: `Caféhouders woest om rookverbod.` 2) wild Voorbeelden: `de woeste zee`, `er woest uitzien` Synoniemen: ruw, onstuimig 3) niet in cultuur gebracht Voorbeeld: `woeste gronden` Synoniem: ongecultiveerd |
|
de woesteling
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wustəlɪŋ] Verbuigingen: woesteling|en (meerv.) |
wild en ruw persoon
Voorbeeld: `De woesteling verzette zich hevig tijdens zijn aanhouding.` |
|
de woestenij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wustə'nɛi] Verbuigingen: woestenij|en (meerv.) |
onherbergzaam landschap
Voorbeelden: `Een vrouw heeft wekenlang overleefd in de woestenij totdat hulpverleners haar terugvonden.`, `een dorre woestenij omvormen tot een groen paradijs` |
|
de woestenij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wustə'nɛi] Verbuigingen: woestenij|en (meerv.) |
onherbergzaam landschap
Voorbeelden: `Een vrouw heeft wekenlang overleefd in de woestenij totdat hulpverleners haar terugvonden.`, `een dorre woestenij omvormen tot een groen paradijs` |
|
de woestijn
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wusˈtɛin] Verbuigingen: woestijn|en (meerv.) |
droog en dor gebied waar het bijna nooit regent
|
|
Ik voel me net een roepende in de woestijn.
|
(ik heb het gevoel dat niemand naar me luistert)
|
|
Wogeo
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Papoea-Nieuw-Guinea gesproken wordt Voorbeeld: `U kunt 500 euro winnen als u een woord in het Wogeo weet op te noemen. `
|
|
de wok
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɔk] Verbuigingen: wok|ken (meerv.) |
diepe koekenpan met een halfronde bodem van gietijzer of staal waarin je groenten en vlees kunt bakken
Synoniem: wadjan |
|
wokken
werkw. Uitspraak: ['wɔkə(n)] Verbuigingen: wokte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewokt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
eten in een wok klaarmaken
Voorbeeld: `groentjes en kip wokken` |
|
de wok
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɔk] Verbuigingen: wok|ken (meerv.) |
diepe koekenpan met een halfronde bodem van gietijzer of staal waarin je groenten en vlees kunt bakken
Synoniem: wadjan |
|
wokken
werkw. Uitspraak: ['wɔkə(n)] Verbuigingen: wokte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewokt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
eten in een wok klaarmaken
Voorbeeld: `groentjes en kip wokken` |
|
de wol
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɔl] |
2) garen of weefsel van wol (1)
Voorbeelden: `een deken van wol`, `een knot/bol wol` |
|
onder de wol kruipen
|
(in bed gaan liggen)
|
|
je kind onder de wol stoppen
|
(je kind in bed doen)
|
|
door de wol geverfd
|
(met veel ervaring)
|
|
de wolf
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɔlf] Verbuigingen: wolven (meerv.) |
roofdier dat op een hond lijkt met oren die rechtop staan, een spitse snuit en een harige staart
Voorbeeld: `Roodkapje en de boze wolf` |
|
een wolf in schaapskleren
|
(iemand die er ongevaarlijk uitziet, maar wel gevaarlijk is)
|
|
huilen met de wolven in het bos
|
(meedoen met de anderen omdat dat je voordeel oplevert)
|
|
honger als een wolf
|
(veel honger)
|
|
wolfraam
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool W en atoomnummer 74. Het is een grijswit overgangsmetaal
|
|
de wolfskers
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɔlfskɛrs] |
giftige plant uit de nachtschadefamilie met zwarte besjes
Voorbeeld: `Als een kind drie bessen eet van de wolfskers, dan kan het ervan doodgaan.` |
|
wolfsklauw
zelfst.naamw. |
[dierkunde] sporenplant van het geslacht [species|Lycopodium]
[dierkunde] vijfde teen van een hondenpoot |
|
de wolfsmelk
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wɔlfsmɛlk] |
plant met een giftig, wit vocht in de stengel
Voorbeeld: `amandelwolfsmelk` |
|
de wolf
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɔlf] Verbuigingen: wolven (meerv.) |
roofdier dat op een hond lijkt met oren die rechtop staan, een spitse snuit en een harige staart
Voorbeeld: `Roodkapje en de boze wolf` |
|
een wolf in schaapskleren
|
(iemand die er ongevaarlijk uitziet, maar wel gevaarlijk is)
|
|
huilen met de wolven in het bos
|
(meedoen met de anderen omdat dat je voordeel oplevert)
|
|
honger als een wolf
|
(veel honger)
|
|
Wolio
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die op Sulawesi in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `U kunt 1000 euro winnen als u een woord in het Wolio weet op te noemen. `
|
|
de wolk
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɔlk] Verbuigingen: wolk|en (meerv.) |
witte of grijze massa hoog in de lucht van zwevende druppeltjes water
Voorbeeld: `Aan het begin van de dag was de hemel blauw, maar later kwamen er steeds meer wolken.` |
|
Achter de wolken schijnt de zon
|
(<dit zeg je als je iemand wil opvrolijken als de dingen niet goed gaan>)
|
|
in de wolken
|
(heel erg gelukkig)
|
|
met je hoofd in de wolken lopen
|
(zo gelukkig zijn dat je niet goed op de praktische dingen let)
|
|
Er is geen wolkje aan de lucht.
|
(alles gaat goed)
|
|
een wolkje melk in de thee
|
(een scheutje melk in de thee)
|
|
een wolk van een baby
|
(een prachtige baby)
|
|
de wolkbreuk
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwɔlkbrøk] Verbuigingen: wolkbreuk|en (meerv.) |
plotselinge, heftige regenbui
Voorbeeld: `Door de wolkbreuk liepen de straten onder.` Synoniem: stortbui |
|
wolkeloos
bijv.naamw. |
zonder wolken Voorbeeld: `In dit gebied is het vrijwel altijd wolkeloos. `
|
|
de wolkenkrabber
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɔlkə(n)krɑbər] Verbuigingen: wolkenkrabber|s (meerv.) |
heel hoog flatgebouw
|
|
de wolkenkrabber
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwɔlkə(n)krɑbər] Verbuigingen: wolkenkrabber|s (meerv.) |
heel hoog flatgebouw
|
|
wollen
bijv.naamw. Uitspraak: ['wɔlə(n)] |
van wol gemaakt
Voorbeelden: `wollen kousen`, `een wollen dekentje` |
|
wollig
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈwɔləx] |
(van taal) verhullend
Synoniem: verdoezelend |
|
wollig formuleren
|
(met veel woorden iets onduidelijk zeggen)
|
|
wolmaniseren
werkw. Uitspraak: [wɔlmani'zerə(n)] Verbuigingen: wolmaniseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewolmaniseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van hout) met een zoutmengsel behandelen zodat het bestand is tegen schimmels en insecten
Voorbeeld: `Als je hout wolmaniseert blijft het langer mooi en is het beter beschermd.` |
|
wolmaniseren
werkw. Uitspraak: [wɔlmani'zerə(n)] Verbuigingen: wolmaniseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewolmaniseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van hout) met een zoutmengsel behandelen zodat het bestand is tegen schimmels en insecten
Voorbeeld: `Als je hout wolmaniseert blijft het langer mooi en is het beter beschermd.` |
|
Wolof
zelfst.naamw. |
[taal] een Afrikaanse taal uit de Atlantische tak van de Niger-Congotalen met 3,5 miljoen sprekers, voornamelijk in Senegal
|
|
de wolf
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɔlf] Verbuigingen: wolven (meerv.) |
roofdier dat op een hond lijkt met oren die rechtop staan, een spitse snuit en een harige staart
Voorbeeld: `Roodkapje en de boze wolf` |
|
een wolf in schaapskleren
|
(iemand die er ongevaarlijk uitziet, maar wel gevaarlijk is)
|
|
huilen met de wolven in het bos
|
(meedoen met de anderen omdat dat je voordeel oplevert)
|
|
honger als een wolf
|
(veel honger)
|
|
wolvin
zelfst.naamw. |
[zoogdieren] vrouwelijke wolf
|
|
wolvin
zelfst.naamw. |
[zoogdieren] vrouwelijke wolf
|
|
de wond
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɔnt] Verbuigingen: wond|en (meerv.) |
beschadigde plek in de huid waar soms bloed uit komt
Voorbeelden: `een open wond`, `een schaafwond` Synoniem: wonde |
|
oude wonden
|
(oud verdriet)
|
|
je wonden likken
|
(in stilte in je eentje je nederlaag of verdriet verwerken)
|
|
winden
werkw. Uitspraak: [ˈwɪndə(n)] Verbuigingen: wond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
om iets heen draaien
Voorbeeld: `een verband om de zere vinger winden` Synoniem: wikkelen |
|
er geen doekjes omheen winden
|
(duidelijk zeggen wat je wilt)
|
|
(iemand) om je vinger winden
|
((iemand) laten doen wat je wil) `Mijn dochter windt haar vader om haar vinger.`
|
|
het wonder
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɔndər] Verbuigingen: wonder|en (meerv.) Verbuigingen: wonde|n (meerv.) |
bovennatuurlijke gebeurtenis die door goddelijke krachten wordt veroorzaakt
Voorbeeld: `wonderen verrichten` Synoniem: mirakel |
|
wonder boven wonder
Verbuigingen: wonder|en (meerv.) |
(<dit zeg je als iets heel onwaarschijnlijks toch gebeurd is>) `Wonder boven wonder vielen er geen gewonden.`
|
|
wonderbaarlijk
bijv.naamw. Uitspraak: [wɔndərˈbarlək] |
bijna niet te geloven
Voorbeeld: `de wonderbaarlijke visvangst` Synoniem: miraculeus |
|
wonderboom
zelfst.naamw. |
[plantkunde] 'Ricinus cummunis', een snelgroeiende boom van tropische oorsprong uit de wolfsmelkachtigen Voorbeeld: `De zaden van de wonderboom zijn de bron van wonderolie. `
|
|
wonderboom
zelfst.naamw. |
[plantkunde] 'Ricinus cummunis', een snelgroeiende boom van tropische oorsprong uit de wolfsmelkachtigen Voorbeeld: `De zaden van de wonderboom zijn de bron van wonderolie. `
|
|
het wonder
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɔndər] Verbuigingen: wonder|en (meerv.) |
bovennatuurlijke gebeurtenis die door goddelijke krachten wordt veroorzaakt
Voorbeeld: `wonderen verrichten` Synoniem: mirakel |
|
wonder boven wonder
|
(<dit zeg je als iets heel onwaarschijnlijks toch gebeurd is>) `Wonder boven wonder vielen er geen gewonden.`
|
|
het wonderkind
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwɔndərkɪnt] Verbuigingen: wonderkind|eren (meerv.) |
kind met zeer bijzondere talenten
Voorbeeld: `Mozart was een muzikaal wonderkind.` Synoniem: hoogbegaafde |
|
wonderlijk
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈwɔndərlək] |
vreemd en bijzonder
Voorbeeld: `een wonderlijk verhaal` Synoniem: bizar |
|
winden
werkw. Uitspraak: [ˈwɪndə(n)] Verbuigingen: wond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
om iets heen draaien
Voorbeeld: `een verband om de zere vinger winden` |
|
er geen doekjes omheen winden
|
(duidelijk zeggen wat je wilt)
|
|
(iemand) om je vinger winden
|
((iemand) laten doen wat je wil) `Mijn dochter windt haar vader om haar vinger.`
|
|
wonen
werkw. Uitspraak: [wonə(n)] Verbuigingen: woonde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens je huis, appartement of etage hebben en daar permanent leven
Voorbeeld: `in Amsterdam wonen` Synoniem: gehuisvest zijn |
|
klein wonen
|
een kleine woning hebben)
|
|
op stand wonen
|
(in een deftige buurt wonen)
|
|
op jezelf gaan wonen
|
(uit het ouderlijk huis gaan en in een eigen woning gaan leven)
|
|
de woning
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwonɪŋ] Verbuigingen: woning|en (meerv.) |
huis, appartement of etage waar je woont
Synoniemen: woonruimte, woonst |
|
de woningbouw
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wonɪŋbɑu] |
het bouwen van huizen of geheel van gebouwde huizen
Voorbeelden: `de sociale woningbouw`, `de particuliere woningbouw` |
|
de woningbouwvereniging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwonɪŋbɑuvərenəxɪŋ] Verbuigingen: woningbouwvereniging|en (meerv.) |
vereniging die de opdracht geeft om woningen te bouwen en deze vervolgens verhuurt
Synoniem: woningstichting |
|
de woning
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwonɪŋ] Verbuigingen: woning|en (meerv.) |
huis, appartement of etage waar je woont
Synoniemen: woonruimte, woonst |
|
de woningmarkt
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wonɪŋmɑrkt] Verbuigingen: woningmarkt|en (meerv.) |
geheel van huizen die verkocht en gekocht worden
Voorbeeld: `de Vlaamse woningmarkt` |
|
de woningnood
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwonɪŋnot] |
gebrek aan woonruimtes
|
|
de woningwet
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wonɪŋwɛt] |
wet die de volkshuisvesting in Nederland regelt
Voorbeelden: `woningwetwoning`, `woningwetbouw` |
|
bijwonen
werkw. Uitspraak: [ˈbɛiwonə(n)] Verbuigingen: woonde bij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft bijgewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aanwezig zijn bij
Voorbeeld: `een theatervoorstelling bijwonen` |
|
inwonen
werkw. Uitspraak: ['ɪnwonə(n)] Verbuigingen: woonde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in het huis van iemand anders wonen
Voorbeelden: `Omdat we geen betaalbaar huis konden vinden, hebben we eerst ingewoond bij mijn ouders.`, `een internationale school met inwonende leerlingen` |
|
samenwonen
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)wonə(n)] Verbuigingen: woonde samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met elkaar een huis bewonen alsof je getrouwd bent
Voorbeeld: `Met mijn eerste vriendin heb ik nooit samengewoond.` |
|
uitwonen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `uitwonen`. Deze woorden staan wél in de database: •uitwoeden•uitwonend•wonen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
het woon-werkverkeer
zelfst.naamw. Uitspraak: [won'wɛrkfərker] |
het van je huis naar je werk reizen en omgekeerd
|
|
woonachtig
bijv.naamw. Uitspraak: [wonˈɑxtəx] |
woonachtig zijn te
(wonen in (een plaats of land)) `woonachtig te Rotterdam` |
|
de woonboot
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwombot] Verbuigingen: woon|boten (meerv.) |
boot die als huis is ingericht en waarin je kunt wonen
Voorbeeld: `In de grachten van Amsterdam liggen veel woonboten.` |
|
bijwonen
werkw. Uitspraak: [ˈbɛiwonə(n)] Verbuigingen: woonde bij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft bijgewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aanwezig zijn bij
Voorbeeld: `een theatervoorstelling bijwonen` |
|
wonen
werkw. Uitspraak: [wonə(n)] Verbuigingen: woonde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens je huis, appartement of etage hebben en daar permanent leven
Voorbeeld: `in Amsterdam wonen` Synoniem: gehuisvest zijn |
|
klein wonen
|
(een kleine woning hebben)
|
|
op stand wonen
|
(in een deftige buurt wonen)
|
|
op jezelf gaan wonen
|
(uit het ouderlijk huis gaan en in een eigen woning gaan leven)
|
|
het woonerf
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wonɛrf] Verbuigingen: woon|erven (meerv.) |
straat of straten waar je heel langzaam moet rijden zodat kinderen er op een veilige manier kunnen spelen
Voorbeeld: `In België mag je in een woonerf niet meer dan 20 km/u rijden.` |
|
het woonhuis
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwonhœys] Verbuigingen: woon|huizen (meerv.) |
gebouw of deel van een gebouw dat iwordt gebruikt als woonhuis
Voorbeeld: `Onder het woonhuis van de tandarts bevindt zich haar praktijkruimte.` Antoniem: bedrijfspand |
|
de woonkamer
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwonkamər] Verbuigingen: woonkamer|s (meerv.) |
kamer in je huis waar je meestal overdag bent
Synoniemen: huiskamer, living, zitkamer |
|
de woonkamer
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwonkamər] Verbuigingen: woonkamer|s (meerv.) |
kamer in je huis waar je meestal overdag bent
Synoniemen: huiskamer, living, zitkamer |
|
de woonkeuken
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wonkøkə(n)] Verbuigingen: woonkeuken|s (meerv.) |
ruimte in je huis waar je kookt maar die ook als woonruimte gebruikt wordt
Voorbeeld: `Een woonkeuken met een grote eettafel in het midden waar je met de hele familie samen aan kunt eten.` |
|
de woonlaag
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wonlax] Verbuigingen: woon|lagen (meerv.) |
verdieping van een gebouw met verschillende woningen
Voorbeeld: `een flatgebouw met verschillende woonlagen` |
|
de woonomgeving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wonɔmxevɪŋ] Verbuigingen: woonomgeving|en (meerv.) |
gebied rondom je huis
Voorbeelden: `Een rustige woonomgeving waar weinig verkeer is met veel parken, speeltuinen en een groot bos.`, `je directe woonomgeving` |
|
de woonplaats
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwomplats] Verbuigingen: woonplaats|en (meerv.) |
stad of dorp waar je woont
Voorbeeld: `woonplaats onbekend` |
|
zonder vaste woon- of verblijfplaats
|
(zwervend)
|
|
de woonruimte
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwonrœymtə] Verbuigingen: woonruimte|n, woonruimte|s (meerv.) |
huis of kamer om te wonen
Voorbeeld: `een aangepaste woonruimte voor iemand in een rolstoel` Synoniem: woning |
|
woonschip
zelfst.naamw. |
schip dat speciaal gebouwd en uitgerust is om in te wonen en niet zozeer om mee te varen
|
|
de woonsituatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wonsituwa(t)si] Verbuigingen: woonsituatie|s (meerv.) |
toestand waarin mensen wonen
Voorbeelden: `de verslechtering van de woonsituatie in de oude wijken`, `de leef- en woonsituatie van mensen met een laag inkomen` Synoniem: onderdak |
|
de woonst
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [wonst] Verbuigingen: woonst|en (meerv.) |
huis, appartement of etage waar je woont
Synoniem: woning |
|
woonstede
zelfst.naamw. |
het gebouw waarin men woont
Voorbeeld: `Juridisch is opname in een psychiatrische inrichting nog geen verlies van woonstede. ` de woning op een boerderij Voorbeeld: `De woonstede stond aan de rechterkant van het erf. ` |
|
woonstede
zelfst.naamw. |
het gebouw waarin men woont
Voorbeeld: `Juridisch is opname in een psychiatrische inrichting nog geen verlies van woonstede. ` de woning op een boerderij Voorbeeld: `De woonstede stond aan de rechterkant van het erf. ` |
|
woonstee
zelfst.naamw. |
het gebouw waarin men woont
de woning op een boerderij Voorbeeld: `De woonstee stond aan de rechterkant van het erf. ` |
|
wonen
werkw. Uitspraak: [wonə(n)] Verbuigingen: woonde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens je huis, appartement of etage hebben en daar permanent leven
Voorbeeld: `in Amsterdam wonen` Synoniem: gehuisvest zijn |
|
klein wonen
|
(een kleine woning hebben)
|
|
op stand wonen
|
(in een deftige buurt wonen)
|
|
op jezelf gaan wonen
|
(uit het ouderlijk huis gaan en in een eigen woning gaan leven)
|
|
de woonvergunning
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wonvərxʏnɪŋ] Verbuigingen: woonvergunning|en (meerv.) |
officiële toestemming om ergens wonen
Voorbeelden: `een woonvergunning aanvragen`, `een woonvergunning verstrekken (aan iemand)` |
|
de woonwagen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwonwaxə(n)] Verbuigingen: woonwagen|s (meerv.) |
huis op wielen dat je kunt verplaatsen
Voorbeeld: `Mensen die bij een circus werken, wonen vaak in woonwagens.` |
|
de woonwijk
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwonwɛik] Verbuigingen: woonwijk|en (meerv.) |
buurt waar vooral woonhuizen staan
Antoniemen: kantoorwijk, industrieterrein, |
|
de woonwijk
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwonwɛik] Verbuigingen: woonwijk|en (meerv.) |
buurt waar vooral woonhuizen staan
Antoniemen: kantoorwijk, industrieterrein, |
|
het woord
zelfst.naamw. Uitspraak: [wort] Verbuigingen: woord|en (meerv.) |
1) groep klanken of letters die samen een betekenis vormen taalkunde
2) belofte Voorbeeld: `iemand op zijn woord geloven` Voorbeeld: `geen woorden maar daden` |
|
iets onder woorden brengen
|
(iets zeggen)
|
|
iemand aan het woord laten
|
(iemand in de gelegenheid stellen iets te zeggen)
|
|
niet uit je woorden komen
|
(niet in staat zijn te zeggen wat je wil zeggen)
|
|
woord voor woord
|
(letterlijk) Synoniem: letterlijk
|
|
woord vooraf
|
(voorwoord) Synoniem: voorwoord
|
|
met twee woorden spreken
|
(niet alleen 'ja' of 'nee' antwoorden, maar met een woord voor de persoon die je antwoord geeft)
|
|
met andere woorden
|
(op een andere manier gezegd)
|
|
woorden hebben met iemand
|
(ruzie maken met iemand)
|
|
het hoogste woord hebben
|
(druk en zelfbewust praten)
|
|
het laatste woord hebben
|
(degene zijn die de uiteindelijke beslissing neemt)
|
|
een aardig woordje Nederlands spreken
|
(redelijk goed Nederlands spreken)
|
|
er geen woord tussen krijgen
|
(geen kans krijgen om ook iets te zeggen)
|
|
Je haalt me de woorden uit de mond.
|
(wat jij zegt, had ik ook willen zeggen)
|
|
je woord geven
|
(beloven)
|
|
je (aan je) woord houden
|
(je belofte nakomen)
|
|
je woord breken
|
(je belofte niet nakomen)
|
|
woord1
zelfst.naamw. |
het eerste woord testkunde
Voorbeeld: `doe eens een woord1 als voorbeeld` |
|
woord2
zelfst.naamw. |
het "tweede" woord testkunde
Voorbeeld: `doe eens een woord2 als voorbeeld` |
|
woord3
zelfst.naamw. |
het derde woord testkunde
Voorbeeld: `doe eens een woord3 als voorbeeld` |
|
het woordaccent
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wortɑksɛnt] Verbuigingen: woordaccent|en (meerv.) |
plaats in een woord die de nadruk krijgt als je het uitspreekt
Voorbeeld: `een vast/dynamisch woordaccent` Synoniem: klemtoon |
|
woordafleiding
zelfst.naamw. |
[taalkunde], onderzoek naar de oorsprong van de woorden.
|
|
de woordbetekenis
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wordbətekənɪs] Verbuigingen: woordbetekenis|sen (meerv.) |
dat waar een woord naar verwijst, de inhoud ervan
Voorbeelden: `woordbetekenissen opzoeken in een woordenboek`, `verschillende woordbetekenissen` |
|
de woordbetekenis
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wordbətekənɪs] Verbuigingen: woordbetekenis|sen (meerv.) |
dat waar een woord naar verwijst, de inhoud ervan
Voorbeelden: `woordbetekenissen opzoeken in een woordenboek`, `verschillende woordbetekenissen` |
|
woordblind
bijv.naamw. Uitspraak: ['wortblɪnt] |
als je niet in staat bent om woorden en zinnen goed te lezen door een gebrekkige verwerking van de informatie in de hersenen
Synoniem: dyslectisch |
|
de woordblindheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwordblɪnthɛit] |
onvermogen om woorden en zinnen goed te lezen door een gebrekkige verwerking van de informatie in de hersenen
Synoniem: dyslexie |
|
woorddeel
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een bepaald gedeelte van een woord.
|
|
het woordenboek
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwordə(n)buk] Verbuigingen: woordenboek|en (meerv.) |
verzameling woorden waarin je kunt opzoeken wat woorden en uitdrukkingen betekenen of hoe je ze in een andere taal kunt vertalen
Voorbeelden: `een woordenboek Nederlands-Duits`, `een online woordenboek`, `puzzelwoordenboek` Synoniem: lexicon |
|
een etymologisch woordenboek
|
(woordenboek dat de herkomst van woorden verklaart)
|
|
het woordenboek
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈwordə(n)buk] Verbuigingen: woordenboek|en (meerv.) |
verzameling woorden waarin je kunt opzoeken wat woorden en uitdrukkingen betekenen of hoe je ze in een andere taal kunt vertalen
Voorbeelden: `een woordenboek Nederlands-Duits`, `een online woordenboek`, `puzzelwoordenboek` Synoniem: lexicon |
|
een etymologisch woordenboek
|
(woordenboek dat de herkomst van woorden verklaart)
|
|
de woordenlijst
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wordə(n)lɛist] Verbuigingen: woordenlijst|en (meerv.) |
verzameling (alfabetisch geordende) woorden
Woordenlijst Nederlandse taal (officiële spellinggids voor het Nederlands) Synoniem: Groene Boekje |
|
woordenlijstaanval
zelfst.naamw. |
[informatica] een methode om te proberen versleutelingstechnieken te breken door middel van het doorzoeken van een samengestelde (en daardoor beperkte) lijst van mogelijkheden.
|
|
de woordenlijst
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['wordə(n)lɛist] Verbuigingen: woordenlijst|en (meerv.) |
verzameling (alfabetisch geordende) woorden
Woordenlijst Nederlandse taal (officiële spellinggids voor het Nederlands) Synoniem: Groene Boekje |
|
de woordenschat
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈwordə(n)sxɑt] |
totaal aan woorden waarover een taal of iemand beschikt
Voorbeeld: `een rijke woordenschat` Synoniemen: vocabulaire, lexicon |
|
woordenstroom
zelfst.naamw. |
stortvloed van woorden.
|
|
de woordenwisseling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈwordə(n)wɪsəlɪŋ] Verbuigingen: woordenwisseling|en (meerv.) |
kleine ruzie
Voorbeeld: `een heftige woordenwisseling hebben met je schoonvader` Synoniem: meningsverschil |
|
de woordfamilie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wortfamili] Verbuigingen: woordfamilie|s (meerv.) |
verzameling woorden die aan elkaar verwant zijn
Voorbeeld: `De woorden weggaan, binnengaan, uitgaan en neergaan vormen samen met nog een aantal andere woorden een woordfamilie.` |
|
het woordgeslacht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wortxəslɑxt] Verbuigingen: woordgeslacht|en (meerv.) |
(van een woord) feit dat het mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is
Voorbeeld: `Het woordgeslacht van 'ballon' is mannelijk.` Synoniemen: geslacht (4), genus |
|
het woordgeslacht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wortxəslɑxt] Verbuigingen: woordgeslacht|en (meerv.) |
(van een woord) feit dat het mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is
Voorbeeld: `Het woordgeslacht van 'ballon' is mannelijk.` Synoniemen: geslacht (4), genus |
|
woordgroep
zelfst.naamw. |
[taalkunde], Een constituent of woordgroep is een deel van een zin (vaak een zinsdeel of anders een deel hiervan ) dat zich in syntactisch opzicht als eenheid manifesteert.
|
|
woordherkomst
zelfst.naamw. |
[taalkunde], de oorsprong en ontwikkeling van een woord Voorbeeld: `Ook de woordherkomst staat in dit woordenboek vermeld. `
|
|
woordkeus
zelfst.naamw. |
keuze van de woorden in een bepaald verband.
|
|
woordkunst
zelfst.naamw. |
[formeel] literaire kunst d.w.z. het gearticuleerd, gevoelvol voordragen van poëzie of monologen
|
|
woordraadsel
zelfst.naamw. |
raadsel waarbij men een woord moet vormen uit de afzonderlijk gegeven delen.
|
|
de woordsoort
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwortsort] Verbuigingen: woordsoort|en (meerv.) |
elk van de groepen waarin woorden worden verdeeld die in een zin op een vergelijkbare manier worden gebruikt, zoals werkwoorden, zelfstandige naamwoorden of bijvoeglijke naamwoorden
Voorbeeld: `De woordsoort van 'huis' is zelfstandige naamwoord.` |
|
de woordsoort
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈwortsort] Verbuigingen: woordsoort|en (meerv.) |
elk van de groepen waarin woorden worden verdeeld die in een zin op een vergelijkbare manier worden gebruikt, zoals werkwoorden, zelfstandige naamwoorden of bijvoeglijke naamwoorden
Voorbeeld: `De woordsoort van 'huis' is zelfstandige naamwoord.` |
|
de woordspeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wortspelɪŋ] Verbuigingen: woordspeling|en (meerv.) |
het wisselen of combineren van de betekenissen van twee of meer woorden (meestal met een grappig effect)
Voorbeeld: `'Wie niet slim is, moet sterk zijn' is een woordspeling op de uitdrukking 'Wie niet sterk is, moet slim zijn'.` |
|
de woordspeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wortspelɪŋ] Verbuigingen: woordspeling|en (meerv.) |
het wisselen of combineren van de betekenissen van twee of meer woorden (meestal met een grappig effect)
Voorbeeld: `'Wie niet slim is, moet sterk zijn' is een woordspeling op de uitdrukking 'Wie niet sterk is, moet slim zijn'.` |
|
de woordverklaring
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wortfərklarɪŋ] Verbuigingen: woordverklaring|en (meerv.) |
verklarende beschrijving van de betekenis(sen) van een woord
Voorbeeld: `een lijst met woorden met de bijbehorende synoniemen en woordverklaringen` |
|
de woordvoerder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wortfurdər] Verbuigingen: -s (meerv.) de woordvoerster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wortfurstər] Verbuigingen: -s (meerv.) |
iemand die namens een ander of anderen spreekt
de woordvoerder van het bestuur () |
|
woordvoerster
zelfst.naamw. |
een vrouwelijk persoon die namens anderen spreekt Voorbeeld: `De woordvoerster ontweek de aanvallende vraag. `
|
|
woordvoerster
zelfst.naamw. |
een vrouwelijk persoon die namens anderen spreekt Voorbeeld: `De woordvoerster ontweek de aanvallende vraag. `
|
|
woordvorming
zelfst.naamw. |
[taalkunde], de vorming van nieuwe woorden en de verandering in de structuur van bestaande woorden, in het bijzonder in de manier waarop ze zijn opgebouwd uit morfemen. Voorbeeld: `Woordvorming breidt het aantal woorden van de taal uit. `
|
|
gewaarworden
werkw. Uitspraak: [xə'warwɔrdə(n)] Verbuigingen: werd gewaar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is gewaargeworden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
beginnen te zien, horen, ruiken of voelen formeel
Voorbeelden: `pijn gewaarworden`, `wat langer kijken en dan gewaarworden dat ganzen en zwanen imposante vogels zijn` Synoniem: waarnemen |
|
worden
werkw. Uitspraak: [ˈwɔrdə(n)] Verbuigingen: werd (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is geworden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) <koppelwerkwoord dat aangeeft dat iets in een bepaalde toestand komt, begint te zijn of in de toekomst zal zijn>
Voorbeelden: `Ik word ziek.`, `Hij wil later piloot worden.`, `door de zon lekker bruin worden` 2) <hulpwerkwoord van de lijdende vorm> Voorbeelden: `Er wordt veel gelachen tijdens de voorstelling.`, `Tijdens de oorlog werden veel burgers gedood.` |
|
het wordfeud
zelfst.naamw. Uitspraak: ['wørdfɔjt] |
digitaal woordspel. letterlijk: woordvete
Voorbeelden: `wordfeud is een online variant van het spel scrabble`, `heb je vandaag nog gewordfeud?` |
|
wordfeuden
werkw. Uitspraak: ['wørdfɔjdə(n)] Afbreekpatroon: 'word - feu - den Herkomst: «Engels Verbuigingen: wordfeudde (verl.tijd ) Verbuigingen: gewordfeud (volt.deelw.) |
het woordspel `wordfeud` spelen
Voorbeelden: `met een grote woordenschat kun je beter wordfeuden`, `hij wordfeudde mij met een nieuw woord` |
|
I worgen
werkw. Verbuigingen: worgde (verl.tijd ) Verbuigingen: geworgd (volt.deelw.) |
wurgen algemeen
Synoniem: kelen; smoren; stranguleren |
|
II worgen
zelfst.naamw. Herkomst: «Engels |
weerwolven
Voorbeeld: `In het spel World of Warcraft spelen worgen een belangrijke rol, zij hebben typische kenmerken van zowel mensen als wolven.` |
|
I worgen
werkw. Verbuigingen: worgde (verl.tijd ) Verbuigingen: geworgd (volt.deelw.) |
wurgen algemeen
Synoniem: kelen; smoren; stranguleren |
|
II worgen
zelfst.naamw. Herkomst: «Engels |
weerwolven
Voorbeeld: `In het spel World of Warcraft spelen worgen een belangrijke rol, zij hebben typische kenmerken van zowel mensen als wolven.` |
|
de workshop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wʏ:rkʃɔp] Verbuigingen: workshop|s (meerv.) |
korte, praktische cursus
Voorbeelden: `Een workshop waarin je leert hoe je bonbons moet maken.`, `een workshop voor beginners/gevorderden` |
|
workshoppen
werkw. Afbreekpatroon: 'work - shop - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: workshopte (verl.tijd ) Verbuigingen: geworkshopt (volt.deelw.) |
het volgen van een workshop, een korte cursus volgen arbeidvrije tijd
Voorbeeld: `ze heeft intensief geworkshopt en kan nu veel beter omgaan met problemen op de werkvloer` |
|
workshoppen
werkw. Afbreekpatroon: 'work - shop - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: workshopte (verl.tijd ) Verbuigingen: geworkshopt (volt.deelw.) |
het volgen van een workshop, een korte cursus volgen arbeidvrije tijd
Voorbeeld: `ze heeft intensief geworkshopt en kan nu veel beter omgaan met problemen op de werkvloer` |
|
de worm
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɔrm] Verbuigingen: worm|en (meerv.) |
langwerpig, dun, rond en zeer buigzaam diertje zonder wervels dat over de grond kruipt en in de aarde woelt
Voorbeeld: `regenworm` Synoniemen: pier, wurm |
|
wormgat
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] is een hypothetische mogelijkheid binnen de ruimte-tijd. In de normale ruimte kan men tussen twee punten niet sneller reizen dan het licht, maar volgens de theorie van een wormgat bestaat er een "korte weg" in het universum.<br>Science-fictionlezers blijven hopen op hun bestaan...
|
|
wormgat
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] is een hypothetische mogelijkheid binnen de ruimte-tijd. In de normale ruimte kan men tussen twee punten niet sneller reizen dan het licht, maar volgens de theorie van een wormgat bestaat er een "korte weg" in het universum.<br>Science-fictionlezers blijven hopen op hun bestaan...
|
|
wormvormig
bijv.naamw. |
de vorm van een worm hebbend
Voorbeeld: `Het wormvormig aanhangsel is een zakvormig uitstulpsel van de dikke darm. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het wormvormig in de tweede betekenis erin. ` |
|
wormwiel
zelfst.naamw. |
[techniek] tandwiel waarin de gang van een schroef zonder eind grijpt (de worm), die dit in beweging brengt of erdoor wordt aangedreven. Voorbeeld: `Dit onderdeel onderscheidt zich niet veel van een gewoon tandwiel maar wordt toch wormwiel genoemd. `
|
|
de worp
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɔrp] Verbuigingen: worp|en (meerv.) |
beweging van gooien
Voorbeeld: `een worp met de dobbelsteen` Synoniem: gooi |
|
worstelen met
werkw. Uitspraak: [ˈwɔrstələ(n) mɛt] Verbuigingen: worstelde met (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geworsteld met (volt.deelw.) |
het heel moeilijk hebben met, of heel onzeker zijn over
Voorbeeld: `worstelen met de grammatica van de Nederlandse taal` |
|
worryen
werkw. Afbreekpatroon: 'wor - ry - en Herkomst: «Engels Verbuigingen: worryde (verl.tijd ) Verbuigingen: geworryd (volt.deelw.) |
zich zorgen maken, bezorgd zijn mens
Voorbeeld: `moeders worryen over kinderen die laat thuiskomen` |
|
de worst
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɔrst] Verbuigingen: worst|en (meerv.) |
rolletje vlees dat in een vlies is samengeperst
Voorbeelden: `rookworst`, `braadworst` |
|
Het zal me worst wezen.
|
(het kan me niets schelen)
|
|
Of je worst lust.
|
(dit zeg je tegen iemand die niet goed naar je heeft geluisterd en dan vraagt of je nog eens wil herhalen wat je hebt gezegd)
|
|
worstelen
werkw. Uitspraak: [ˈwɔrstələ(n)] Verbuigingen: worstelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geworsteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vechten volgens bepaalde regels waarbij je de tegenstander met beide schouders op de grond moet krijgen sport
Voorbeeld: `vrij worstelen` |
|
de worstelaar
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɔrstəlar] Verbuigingen: worstelaar|s (meerv.) de worstelaar|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['wɔrstəlar|stər] Verbuigingen: worstelaarster|s (meerv.) |
iemand die worstelt (als beroep of als sport)
Voorbeelden: `een professionele worstelaar`, `worstelaars worden ingedeeld in groepen afhankelijk van hun gewicht en leeftijd` |
|
worstelen
werkw. Uitspraak: [ˈwɔrstələ(n)] Verbuigingen: worstelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geworsteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vechten volgens bepaalde regels waarbij je de tegenstander met beide schouders op de grond moet krijgen sport
Voorbeeld: `vrij worstelen` |
|
worstelen met
werkw. Uitspraak: [ˈwɔrstələ(n) mɛt] Verbuigingen: worstelde met (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geworsteld met (volt.deelw.) |
het heel moeilijk hebben met, of heel onzeker zijn over
Voorbeeld: `worstelen met de grammatica van de Nederlandse taal` |
|
worstelen
werkw. Uitspraak: [ˈwɔrstələ(n)] Verbuigingen: worstelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geworsteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vechten volgens bepaalde regels waarbij je de tegenstander met beide schouders op de grond moet krijgen sport
Voorbeeld: `vrij worstelen` |
|
de worst
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [wɔrst] Verbuigingen: worst|en (meerv.) |
rolletje vlees dat in een vlies is samengeperst
Voorbeelden: `rookworst`, `braadworst` |
|
Het zal me worst wezen.
|
(het kan me niets schelen)
|
|
Of je worst lust.
|
dit zeg je tegen iemand die niet goed naar je heeft geluisterd en dan vraagt of je nog eens wil herhalen wat je hebt gezegd
|
|
de wortel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɔrtəl] Verbuigingen: wortel|s (meerv.) |
1) onderste deel van planten waarmee deze in de grond staan en daar water en voeding uit halen biologie
2) oranje wortel (1) van een bepaalde plant die je rauw of gekookt kan eten Voorbeeld: `Vanavond eten we kabeljauw met worteltjes.` Synoniem: peen 3) deel waarmee iets ergens in vastgehecht is Voorbeelden: `de wortel van een kies`, `haarwortel` 4) getal dat je met zichzelf moet vermenigvuldigen om het getal te krijgen dat onder het √-teken staat wiskunde Voorbeeld: `de wortel uit 16 is 4 (√16=4)` Voorbeeld: `boomwortels` |
|
ergens wortel schieten
|
(je ergens thuis voelen en er lang blijven wonen)
|
|
Ik heb mijn wortels in Amsterdam.
|
(ik ben geboren en opgegroeid in Amsterdam)
|
|
wortelen
werkw. |
wortel schieten
|
|
wortelen in
werkw. Uitspraak: ['wɔrtələ(n) ɪn] Verbuigingen: wortelde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is geworteld in (volt.deelw.) |
voortkomen uit en nog sterk verbonden zijn met
Voorbeelden: `Religie is diep geworteld in de aard van de mens.`, `Hij is stevig geworteld in de reformistische traditie.` |
|
wortelmutsje
zelfst.naamw. |
[plantkunde] bescherming rond het tere worteluiteinde Voorbeeld: `Als de wortelmutsjes beschadigd zijn, kunnen de wortels niet groeien. `
|
|
wortelnomen
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een zelfstandig naamwoord dat geen wortelvocaal bezit en waarbij de naamvalsuitgangen daarom onmiddellijk op de wortel volgen Voorbeeld: `Het Gotische woord 'baurgs' is een wortelnomen omdat op de wortel 'baurg-' meteen de nominatiefuitgang '-s' volgt. `
|
|
de wortel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɔrtəl] Verbuigingen: wortel|s (meerv.) |
1) onderste deel van planten waarmee deze in de grond staan en daar water en voeding uit halen biologie
2) oranje wortel (1) van een bepaalde plant die je rauw of gekookt kan eten Voorbeeld: `Vanavond eten we kabeljauw met worteltjes.` Synoniem: peen 3) deel waarmee iets ergens in vastgehecht is Voorbeelden: `de wortel van een kies`, `haarwortel` 4) getal dat je met zichzelf moet vermenigvuldigen om het getal te krijgen dat onder het √-teken staat wiskunde Voorbeeld: `de wortel uit 16 is 4 (√16=4)` Voorbeeld: `boomwortels` |
|
ergens wortel schieten
|
(je ergens thuis voelen en er lang blijven wonen)
|
|
Ik heb mijn wortels in Amsterdam.
|
(ik ben geboren en opgegroeid in Amsterdam)
|
|
de wortelstok
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɔrtəlstɔk] Verbuigingen: wortelstok|ken (meerv.) |
stuk stengel dat (horizontaal) onder de grond loopt
Voorbeeld: `een dikke, vertakte wortelstok` |
|
Wotisch
zelfst.naamw. |
[taal] een Finoegrische taal die door de Woten in Ingrië gesproken werd
|
|
wou
werkw. Uitspraak: [wɑu] |
verleden tijd van willen informeel
Voorbeeld: ``hij wou` is spreektaal. `hij wilde` is schrijftaal.` |
|
het woud
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɑut] Verbuigingen: woud|en (meerv.) |
groot (oud) bos met hoge bomen die dicht op elkaar staan
Voorbeeld: `oerwoud` |
|
het woud
zelfst.naamw. Uitspraak: [wɑut] Verbuigingen: woud|en (meerv.) |
groot (oud) bos met hoge bomen die dicht op elkaar staan
Voorbeeld: `oerwoud` |
|
de woudreus
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['wɑutrøs] Verbuigingen: woud|reuzen (meerv.) |
grote, hoge boom in een bos
|
|
de wouw
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɑu] Verbuigingen: wouw|en (meerv.) |
roofvogel die tot de familie van de arend- of de sperwerachtigen behoort
Voorbeelden: `de zwarte wouw`, `de rode wouw` |
|
de wouw
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wɑu] Verbuigingen: wouw|en (meerv.) |
roofvogel die tot de familie van de arend- of de sperwerachtigen behoort
Voorbeelden: `de zwarte wouw`, `de rode wouw` |
|
wow
tussenwerpsel Uitspraak: [wɔw] |
dit zeg je als je van iets onder de indruk bent
Voorbeeld: `Wow, wat een gigantisch groot huis!` Synoniem: wauw |
|
de wraak
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vrak] |
nare handeling waarmee je iemand straft die jou onrecht heeft aangedaan
Voorbeelden: `wraak nemen op iemand`, `wraak nemen voor` Synoniemen: revanche, vergelding |
|
op wraak zinnen
|
(bedenken hoe je iemand het onrecht wat hij of zij jou heeft aangedaan kunt terugbetalen)
|
|
wraken
werkw. Uitspraak: ['vrakə(n)] Verbuigingen: wraakte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewraakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) afwijzen in een bepaalde rol om formele juridische redenen juridisch
Voorbeeld: `De rechter kan een tolk wraken als die niet onpartijdig geacht wordt.` |
|
wraakzuchtig
bijv.naamw. Uitspraak: [wrak'sʏxtəx] |
als je vindt dat wraak een passende reactie is op onrecht dat je is aangedaan
Voorbeelden: `een wraakzuchtige vrouw die de minnares van haar echtgenoot wil vermoorden`, `Sommige Zeeuwen zagen de Watersnoodramp als de straf van een wraakzuchtige God.` Antoniem: vergevingsgezind |
|
het wrak
zelfst.naamw. Uitspraak: [vrɑk] Verbuigingen: wrak|ken (meerv.) |
restant van een verongelukt vervoermiddel
Voorbeelden: `scheepswrak`, `autowrak` |
|
een menselijk wrak
|
(iemand die door ziekte of uitputting niets meer kan)
|
|
wraken
werkw. Uitspraak: ['vrakə(n)] Verbuigingen: wraakte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewraakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) afwijzen in een bepaalde rol om formele juridische redenen juridisch
Voorbeeld: `De rechter kan een tolk wraken als die niet onpartijdig geacht wordt.` |
|
wrang
bijv.naamw. Uitspraak: [vrɑŋ] |
1) met een scherpe, zure smaak waardoor je mond samentrekt
Voorbeeld: `De wijn is wrang.` 2) akelig en moeilijk te accepteren Voorbeeld: `Het is wrang dat het zebrapad vlak na het ongeluk werd aangelegd.` |
|
wrappen
werkw. Afbreekpatroon: 'wrap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: wrapte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewrapt (volt.deelw.) |
1) inpakken met folie
Voorbeeld: `Je motor wrappen is de manier om je motor een andere look te geven` 2) het bereiden van wraps om op te eten voeding Voorbeeld: `ham-kaasflapjes wrappen om te lunchen` |
|
wrappen
werkw. Afbreekpatroon: 'wrap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: wrapte (verl.tijd ) Verbuigingen: gewrapt (volt.deelw.) |
1) inpakken met folie
Voorbeeld: `Je motor wrappen is de manier om je motor een andere look te geven` 2) het bereiden van wraps om op te eten voeding Voorbeeld: `ham-kaasflapjes wrappen om te lunchen` |
|
de wrat
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vrɑt] Verbuigingen: wrat|ten (meerv.) |
klein, onschuldig bobbeltje op je huid dat op eelt lijkt en door een virus wordt veroorzaakt
|
|
de wrat
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vrɑt] Verbuigingen: wrat|ten (meerv.) |
klein, onschuldig bobbeltje op je huid dat op eelt lijkt en door een virus wordt veroorzaakt
|
|
wrattenzwijn
zelfst.naamw. |
[zoogdieren] 'Phacochoerus sp.' een aantal nauwverwante Afrikaanse wilde zwijnen
Voorbeeld: `Het wrattenzwijn wordt in Zuid-Afrika veel aangetroffen. ` [zoogdieren] 'Sus sp.' een aantal verwante Aziatische soorten wilde zwijnen |
|
wrattenzwijn
zelfst.naamw. |
[zoogdieren] 'Phacochoerus sp.' een aantal nauwverwante Afrikaanse wilde zwijnen
Voorbeeld: `Het wrattenzwijn wordt in Zuid-Afrika veel aangetroffen. ` [zoogdieren] 'Sus sp.' een aantal verwante Aziatische soorten wilde zwijnen |
|
wreed
bijv.naamw. Uitspraak: [vret] |
1) (van iemand) met opzet hard en zonder medelijden
Voorbeeld: `een wrede dictator` 2) geweldig goed Voorbeeld: `Dat computerspel is wreed man!` Synoniemen: vet, cool, gaaf |
|
de wreedheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvrethɛit] Verbuigingen: wreed|heden (meerv.) |
keer dat je wreed (1) bent.
Voorbeeld: `wreedheden begaan` |
|
de wreedheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvrethɛit] Verbuigingen: wreed|heden (meerv.) |
keer dat je wreed (1) bent.
Voorbeeld: `wreedheden begaan` |
|
de wreef
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vref] Verbuigingen: wreven (meerv.) |
hoogste deel van de bovenkant van je voet
|
|
wreken
werkw. Uitspraak: [ˈvrekə(n)] Verbuigingen: wreekte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewroken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand straffen om het onrecht dat hij of zij je heeft aangedaan
Voorbeelden: `Hij wil de moord op zijn ouders wreken.`, `je wreken op iemand` Synoniem: vergelden |
|
wreken
werkw. Uitspraak: [ˈvrekə(n)] Verbuigingen: wreekte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewroken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand straffen om het onrecht dat hij of zij je heeft aangedaan
Voorbeelden: `Hij wil de moord op zijn ouders wreken.`, `je wreken op iemand` Synoniem: vergelden |
|
wrensen
werkw. Afbreekpatroon: wren - sen Verbuigingen: wrenste (verl.tijd ) Verbuigingen: gewrenst (volt.deelw.) |
de wijze waarop een hengst hinnikt naar een merrie Fauna
Voorbeeld: `Wrensen doet de hengst als hij begerig naar een merrie kijkt. ` |
|
wrensen
werkw. Afbreekpatroon: wren - sen Verbuigingen: wrenste (verl.tijd ) Verbuigingen: gewrenst (volt.deelw.) |
de wijze waarop een hengst hinnikt naar een merrie Fauna
Voorbeeld: `Wrensen doet de hengst als hij begerig naar een merrie kijkt. ` |
|
wrijven
werkw. Uitspraak: [ˈvrɛivə(n)] Verbuigingen: wreef (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met kracht over iets heen en weer strijken
Voorbeelden: `het parket wrijven`, `de crème goed in de huid wrijven` |
|
wriemelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `wriemelen`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •friemelen•wriemel•wriemelden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wriemelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `wriemelen`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •friemelen•wriemel•wriemelden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wriggelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wriggelen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •wriggel•wriggelden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wriggelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wriggelen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •wriggel•wriggelden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
aanwrijven
werkw. Uitspraak: [ˈanvrɛivə(n)] Verbuigingen: wreef aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangewreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verwijten
Voorbeelden: `iemand slordigheid aanwrijven`, `iemand aanwrijven dat hij fouten gemaakt heeft` |
|
aanwrijven
werkw. Uitspraak: [ˈanvrɛivə(n)] Verbuigingen: wreef aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangewreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verwijten
Voorbeelden: `iemand slordigheid aanwrijven`, `iemand aanwrijven dat hij fouten gemaakt heeft` |
|
afwrijven
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `afwrijven`. Deze woorden staan wél in de database: •aanwrijven•afdrijven•wrijven Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
fijnwrijven
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `fijnwrijven`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
inwrijven
werkw. Uitspraak: ['ɪnvrɛivə(n)] Verbuigingen: wreef in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingewreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) insmeren (met iets)
Voorbeeld: `je huid insmeren met zonnebrandcrème` 2) beschuldigen van (iets) Voorbeeld: `Hij blijft mij maar inwrijven dat ik te veel geld uitgeef.` Synoniem: verwijten |
|
opwrijven
werkw. |
door wrijven glanzend maken
|
|
uitwrijven
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `uitwrijven`. Deze woorden staan wél in de database: •uitdrijven•wrijven Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wrijfklank
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een medeklinker die geproduceerd wordt met een gedeeltelijke obstructie ergens in het spraakkanaal Voorbeeld: `In het Nederlands worden stemhebbende wrijfklanken, net als stemhebbende plofklanken, aan het eind van een lettergreep stemloos gemaakt. `
|
|
wrijfklank
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een medeklinker die geproduceerd wordt met een gedeeltelijke obstructie ergens in het spraakkanaal Voorbeeld: `In het Nederlands worden stemhebbende wrijfklanken, net als stemhebbende plofklanken, aan het eind van een lettergreep stemloos gemaakt. `
|
|
wrijven
werkw. Uitspraak: [ˈvrɛivə(n)] Verbuigingen: wreef (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met kracht over iets heen en weer strijken
Voorbeelden: `het parket wrijven`, `de crème goed in de huid wrijven` |
|
wrijven
werkw. Uitspraak: [ˈvrɛivə(n)] Verbuigingen: wreef (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met kracht over iets heen en weer strijken
Voorbeelden: `het parket wrijven`, `de crème goed in de huid wrijven` |
|
de wrijving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvrɛivɪŋ] Verbuigingen: wrijving|en (meerv.) |
1) weerstand die je ondervindt als je ergens langs strijkt natuurkunde
Voorbeeld: `door de wrijving warm worden` Synoniem: frictie 2) klein meningsverschil Voorbeeld: `wrijving tussen de collega's van de twee afdelingen` Synoniem: frictie |
|
wrik
zelfst.naamw. |
een wrikkende beweging Voorbeeld: `Ik kan met een wrik zo'n 2 a 3 cm speling maken tussen motor en versnellingsbak. `
|
|
wrikken
werkw. Uitspraak: [ˈvrɪkə(n)] Verbuigingen: wrikte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewrikt (volt.deelw.) |
(iets) losmaken door het heen en weer te bewegen
Voorbeeld: `loswrikken` |
|
uitwringen
werkw. Uitspraak: [ˈœytfrɪŋə(n)] Verbuigingen: wrong uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door wringen ergens het vocht uithalen
Voorbeeld: `Je kunt je badpak beter eerst uitwringen en dan pas ophangen.` Synoniem: wringen |
|
wringen
werkw. Uitspraak: [ˈvrɪŋə(n)] Verbuigingen: wrong (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) te strak zitten
Synoniem: knellen |
|
Daar wringt hem de schoen.
|
(dat is het probleem)
|
|
Daar wringt het schoentje.
|
(dat is het probleem) `De stukken komen vaak te laat beschikbaar. Het is precies op dit punt dat het schoentje wringt.`
|
|
het wringt
|
(het contact verloopt moeilijk waardoor problemen kunnen ontstaan) `Het wringt een beetje tussen die twee.`
|
|
wrochten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `wrochten`. Deze woorden staan wél in de database: •krochten•wrocht•wrochtten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wrochten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `wrochten`. Deze woorden staan wél in de database: •krochten•wrocht•wrochtten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de wroeging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvruxɪŋ] Verbuigingen: wroeging|en (meerv.) |
diepe spijt
|
|
omwroeten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `omwroeten`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
omwroeten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `omwroeten`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wroeten
werkw. Uitspraak: [ˈvrutə(n)] Verbuigingen: wroette (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewroet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zoekend graven
Voorbeeld: `De varkens wroeten met hun neus in de grond.` Synoniem: woelen 2) hard werken Voorbeeld: `Die mensen hebben ervoor moeten wroeten, hoor!` Synoniemen: ploeteren, zwoegen |
|
omwroeten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `omwroeten`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wroeten
werkw. Uitspraak: [ˈvrutə(n)] Verbuigingen: wroette (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewroet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zoekend graven
Voorbeeld: `De varkens wroeten met hun neus in de grond.` Synoniem: woelen 2) hard werken Voorbeeld: `Die mensen hebben ervoor moeten wroeten, hoor!` Synoniemen: ploeteren, zwoegen |
|
de wrok
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vrɔk] |
gevoel van wraak
Voorbeeld: `wrok koesteren jegens/tegen iemand` Synoniemen: verbittering, rancune |
|
wrokken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wrokken`. Deze woorden staan wél in de database: •berokken•brokken•grokken•rokken•trokken•wokken•wrakken•wrikken•wrokten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wrokken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wrokken`. Deze woorden staan wél in de database: •berokken•brokken•grokken•rokken•trokken•wokken•wrakken•wrikken•wrokten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wrokken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `wrokken`. Deze woorden staan wél in de database: •berokken•brokken•grokken•rokken•trokken•wokken•wrakken•wrikken•wrokten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wrong
zelfst.naamw. |
[heraldiek] oorspronkelijk een rol van twee ineengedraaide repen stof, gevuld met haar of wol, aangebracht bovenop de helm om vijandelijke slagen te breken Voorbeeld: `Wanneer de helm, in welk land ook, niet door een kroon gedekt is, draagt hij meestal een wrong.<ref>Rietstaps Handboek der heraldiek<br> `
|
|
wringen
werkw. Uitspraak: [ˈvrɪŋə(n)] Verbuigingen: wrong (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) te strak zitten
Synoniem: knellen |
|
Daar wringt hem de schoen.
|
(dat is het probleem)
|
|
Daar wringt het schoentje.
|
(dat is het probleem) `De stukken komen vaak te laat beschikbaar. Het is precies op dit punt dat het schoentje wringt.`
|
|
het wringt
|
(het contact verloopt moeilijk waardoor problemen kunnen ontstaan) `Het wringt een beetje tussen die twee.`
|
|
WSW`er
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het woord komt ook niet voor in de woordenlijsten die zijn goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `WSW`er`. Dit woord staat wél in de database: •WSW'er Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wuft
bijv.naamw. |
[verouderd] licht van bewegingen
Voorbeeld: `De wufte vogels fladderden door de lentehemel. ` [figuurlijk] licht en oppervlakkig in overtuigingen en gedragingen, wispelturig<ref>[http://books.google.be/books?id=R40NAAAAQAAJ&pg=PA265&dq=woordenboek+wuft&lr=&as_brr=3&ei=tur0SYv_BJjSzATXxqG0Cw Weiland, P. (1811), 'Nederduitsch taalkundig woordenboek.' Johannes Allart]</ref> Voorbeeld: `Zoo is het wuft geslacht der zwakke stervelingen, wier hoogmoed zich verbeeldt den loop van 't lot te dwingen.<ref>[http://nl.wikisource.org/wiki/Da_Costa/Ca%C3%AFn Da Costa, I., 'Caïn']</ref> ` |
|
wui
zelfst.naamw. Verbuigingen: wuien (meerv.) |
haspel om schiemansgaren te vervaardigen
Voorbeeld: `Met een wui vervaardigt men dun touw van twee of drie draden, dat voornamelijk dient om staand want te bekleden.` |
|
toewuiven
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `toewuiven`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
toewuiven
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `toewuiven`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
uitwuiven
werkw. Uitspraak: ['œytwœyvə(n)] Verbuigingen: wuifde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewuifd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
wuiven naar iemand die vertrekt
Voorbeeld: `De jongen was teleurgesteld omdat niemand hem was komen uitwuiven.` Synoniem: uitzwaaien |
|
wegwuiven
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `wegwuiven`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wuiven
werkw. Uitspraak: [ˈwœyvə(n)] Verbuigingen: wuifde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewuifd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) heen en weer buigen, vooral door de wind
Voorbeeld: `De bladeren van de palmboom wuiven in de wind.` Synoniem: zwaaien 2) je hand heen en weer bewegen als groet Voorbeeld: `Sinterklaas wuifde naar de kinderen langs de kade.` Synoniem: zwaaien |
|
wulk
zelfst.naamw. |
[buikpotigen] 'Buccinum undatum' (of enige verwante soorten), een vrij grote zeeslak uit de Noordzee die eetbaar is en tot de Buccinidae Voorbeeld: `De wulk wordt in Normandië vaak met mayonaise genuttigd als voorafje. `
|
|
wulk
zelfst.naamw. |
[buikpotigen] 'Buccinum undatum' (of enige verwante soorten), een vrij grote zeeslak uit de Noordzee die eetbaar is en tot de Buccinidae Voorbeeld: `De wulk wordt in Normandië vaak met mayonaise genuttigd als voorafje. `
|
|
wulp
zelfst.naamw. |
[vogels] 'Numenius arquata', een vogel uit de familie van de snipachtigen ('Scolopacidae')
|
|
wulp
zelfst.naamw. |
[vogels] 'Numenius arquata', een vogel uit de familie van de snipachtigen ('Scolopacidae')
|
|
wulps
bijv.naamw. Uitspraak: [wʏlps] |
(van een vrouw) verlangend naar seksueel genot
Synoniem: wellustig |
|
wurgen
werkw. Uitspraak: [ˈwʏrxə(n)] Verbuigingen: wurgde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewurgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doden door de strot dicht te knijpen
Synoniem: kelen |
|
wurgen
werkw. Uitspraak: [ˈwʏrxə(n)] Verbuigingen: wurgde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewurgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doden door de strot dicht te knijpen
Synoniem: kelen |
|
wurgen
werkw. Uitspraak: [ˈwʏrxə(n)] Verbuigingen: wurgde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewurgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doden door de strot dicht te knijpen
Synoniem: kelen |
|
de wurm
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [wʏrm] Verbuigingen: wurm|en (meerv.) |
langwerpig, dun, rond en zeer buigzaam diertje zonder wervels dat over de grond kruipt en in de aarde woelt
Voorbeelden: `oorwurm`, `boekenwurm` Synoniemen: worm, pier |
|
wurmen
werkw. Uitspraak: [ˈwʏrmə(n)] Verbuigingen: wurmde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewurmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met veel moeite ergens in doen of uit halen
Voorbeeld: `de knoop door het knoopsgat wurmen` |
|
wurmen
werkw. Uitspraak: [ˈwʏrmə(n)] Verbuigingen: wurmde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gewurmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met veel moeite ergens in doen of uit halen
Voorbeeld: `de knoop door het knoopsgat wurmen` |
|
Wuvulu-Aua
zelfst.naamw. |
[taal] een taal uit de Oceanische tak van de Austronesische taalfamilie die door ongeveer 1000 mensen gesproken wordt op een aantal eilanden (Wuvulu, Aua e.a.) die tot Papoea-Nieuw-Guinea behoren
|
|
www
afkorting Uitspraak: [wewe'we] |
wereldwijd web
Voorbeeld: `De meeste internetadressen beginnen met de afkorting 'www'.` |
|
wybertje
zelfst.naamw. |
een bepaald soort hoestbonbon in de vorm van een ruit
(overdrachtelijk) een ruit |
|
va
eigennaam Herkomst: «Chinees |
etnische groep in de Volksrepubliek China Volkenkunde
Voorbeeld: `De Va zijn een volk in China en Myanmar.` Synoniemen: volk, Wa |
|
va-et-vient
bijwoord Uitspraak: [va-e-'viɛnt] Herkomst: «Frans |
komen en gaan
Voorbeeld: `Op zijn honderdste verjaardag was het een “va-et-vient” van kennissen en familieleden` |
|
vaag
bijv.naamw. Uitspraak: [vax] |
niet duidelijk
Voorbeeld: `Ik heb alleen vage herinneringen aan die tijd.` Antoniem: helder Synoniemen: onduidelijk, wazig, duister |
|
wegvagen
werkw. |
zodanig vernietigen dat er vrijwel niets overblijft Voorbeeld: `De atoombom van augustus '45 vaagde de stad Hiroshima weg. `
|
|
wegvagen
werkw. |
zodanig vernietigen dat er vrijwel niets overblijft Voorbeeld: `De atoombom van augustus '45 vaagde de stad Hiroshima weg. `
|
|
vaak
bijwoord Uitspraak: [vak] |
vele keren
Voorbeeld: `Als het mooi weer is, ga ik vaak wandelen.` Antoniemen: zelden, soms, Synoniem: dikwijls |
|
vaal
bijv.naamw. Uitspraak: [val] |
met minder felle kleuren dan gewoonlijk of zou moeten
Voorbeeld: `Door het vele wassen is mijn spijkerbroek vaal geworden.` Synoniem: flets |
|
I vaalgeel
zelfst.naamw. |
[kleur] een vaal geworden kleur geel
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het vaalgeel? ` II vaalgeel bijv.naamw. [kleur] de kleur vaalgeel] hebbend Voorbeeld: `Hij rijdt in een vaalgele auto. ` |
|
vaalt
zelfst.naamw. |
een hoop waarop stalmest opgestapeld wordt Voorbeeld: `Gooi dat maar op de vaalt! `
|
|
vaalt
zelfst.naamw. |
een hoop waarop stalmest opgestapeld wordt Voorbeeld: `Gooi dat maar op de vaalt! `
|
|
het vaandel
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvandəl] Verbuigingen: vaandel|s (meerv.) |
vlag met een afbeelding erop
|
|
iets hoog in het vaandel hebben staan
|
(iets erg belangrijk vinden)
|
|
vaandrig
zelfst.naamw. |
[militair] een aspirant-reserveofficier bij de luchtmacht of landmacht die voor het examen voor reserveluitenant geslaagd is
Voorbeeld: `Tegenover het gebouw liep een vaandrig. ` een assistent-leider bij de scouting Voorbeeld: `Wij werden begeleid door onze vaandrig. ` |
|
vaandrig
zelfst.naamw. |
[militair] een aspirant-reserveofficier bij de luchtmacht of landmacht die voor het examen voor reserveluitenant geslaagd is
Voorbeeld: `Tegenover het gebouw liep een vaandrig. ` een assistent-leider bij de scouting Voorbeeld: `Wij werden begeleid door onze vaandrig. ` |
|
het vaantje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vancə] Verbuigingen: vaantje|s (meerv.) |
vlaggetje dat als versiering wordt gebruikt
Voorbeeld: `Vaantjes kan je krijgen in verschillende kleuren en maten.` |
|
afvaren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 4 resultaten voor `afvaren`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •aanvaren•afvallen•afvoeren•afvuren•varen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
blindvaren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `blindvaren`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
meevaren
werkw. |
anderen vergezellen op een boottocht
Voorbeeld: `Zij voeren met hen mee tot de volgende haven. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
omvaren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `omvaren`. Deze woorden staan wél in de database: •omvallen•omvatten•opvaren Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
opvaren
werkw. |
een rivier stroomopwaarts bevaren
Voorbeeld: `Zij voeren de rivier de Neuse op. ` een groot water, bijvoorbeeld een zee of oceaan gaan bevaren Voorbeeld: `Zij voeren bij Hoek van Holland de Noordzee op. ` |
|
overvaren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `overvaren`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •onervaren•overvallen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
uitvaren
werkw. |
met een vaartuig een nauw water, zoals een haven verlaten
Voorbeeld: `Zij voeren de sluis uit. ` zijn zelfbeheersing verliezen en meer zeggen dan verstandig is Voorbeeld: `Toen hij dat hoorde voer hij uit tegen haar dat de glazen er van rinkelden. ` 'arch.' een uitvaart houden, naar het graf vervoerd worden |
|
voortvaren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `voortvaren`. Dit woord staat wél in de database: •voortvarend Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
welvaren
werkw. |
'~ bij' voorspoed beleven Voorbeeld: `Daar voer hij tegen zijn eigen verwachting wel bij. `
|
|
vaardig
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈvardəx] |
snel en zonder moeite
Voorbeeld: `vaardige vingers` Synoniemen: behendig, bedreven |
|
afvaardigen
werkw. Uitspraak: [ˈɑfardəxə(n)] Verbuigingen: vaardigde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgevaardigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) als vertegenwoordiger van een groep sturen
Voorbeelden: `twee personeelsleden afvaardigen naar een landelijke commissie`, `Nederland mag drie schaatsers afvaardigen voor de wereldkampioenschappen.` |
|
uitvaardigen
werkw. Uitspraak: [ˈœytfardəxə(n)] Verbuigingen: vaardigde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevaardigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een wet of besluit) officieel afkondigen
Voorbeeld: `een verbod uitvaardigen` |
|
afvaardigen
werkw. Uitspraak: [ˈɑfardəxə(n)] Verbuigingen: vaardigde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgevaardigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) als vertegenwoordiger van een groep sturen
Voorbeelden: `twee personeelsleden afvaardigen naar een landelijke commissie`, `Nederland mag drie schaatsers afvaardigen voor de wereldkampioenschappen.` |
|
de vaardigheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvardəxhɛit] Verbuigingen: vaardig|heden (meerv.) |
het vaardig zijn in iets
Synoniemen: behendigheid, bedrevenheid, kunst |
|
een goede Nederlandse communicatieve vaardigheid hebben
|
(makkelijk een gesprek in het Nederlands kunnen voeren)
|
|
de vaargeul
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['varxøl] Verbuigingen: vaargeul|en (meerv.) |
diep stroomgedeelte waar gevaren kan worden
Voorbeeld: `Enkele duikers werden betrapt toen ze aan het duiken waren in een vaargeul.` |
|
de vaargeul
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['varxøl] Verbuigingen: vaargeul|en (meerv.) |
diep stroomgedeelte waar gevaren kan worden
Voorbeeld: `Enkele duikers werden betrapt toen ze aan het duiken waren in een vaargeul.` |
|
aanvaren
werkw. Uitspraak: ['anvarə(n)] Verbuigingen: voer aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is aangevaren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) varend naderen
Voorbeeld: `Daar komt in de verte een schip aanvaren.` 2) terwijl je vaart op of tegen iets botsen Voorbeelden: `door de mist een schip aanvaren`, `tegen een boei aanvaren` |
|
vaarn
zelfst.naamw. |
vaandel bij de schutterij
Limburg varen |
|
vaars
zelfst.naamw. |
[veeteelt] koe die nog niet gekalfd heeft
|
|
de vaart
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vart] |
1) kunstmatig aangelegde waterweg
3) het varen met schepen Voorbeeld: `kustvaart` Synoniem: scheepvaart Verbuigingen: vaart|en (meerv.) Voorbeeld: `de vaart is gesloten door het ijs` Synoniem: kanaal 2) grote snelheid Voorbeeld: `Met een enorme vaart botste de vrachtwagen tegen de muur.` |
|
Het zal zo'n vaart niet lopen.
|
geruststellend commentaar dat het allemaal niet zo erg zal worden
|
|
op de grote vaart zitten
|
(op schepen varen naar bestemmingen buiten Europa)
|
|
de vaart
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vart] |
1) kunstmatig aangelegde waterweg
3) het varen met schepen Voorbeeld: `kustvaart` Synoniem: scheepvaart Verbuigingen: vaart|en (meerv.) Voorbeeld: `de vaart is gesloten door het ijs` Synoniem: kanaal 2) grote snelheid Voorbeeld: `Met een enorme vaart botste de vrachtwagen tegen de muur.` |
|
Het zal zo'n vaart niet lopen.
|
geruststellend commentaar dat het allemaal niet zo erg zal worden
|
|
op de grote vaart zitten
|
(op schepen varen naar bestemmingen buiten Europa)
|
|
het vaartuig
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvartœyx] Verbuigingen: vaartuig|en (meerv.) |
vervoermiddel voor op het water
Synoniemen: schip, boot |
|
het vaartuig
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvartœyx] Verbuigingen: vaartuig|en (meerv.) |
vervoermiddel voor op het water
Synoniemen: schip, boot |
|
het vaarwater
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvarwatər] |
in iemands vaarwater zitten
(iemand hinderen) |
|
de vaarweg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['varwɛx] Verbuigingen: vaarweg|en (meerv.) |
waterweg die je kan bevaren
Voorbeeld: `Het is belangrijk dat vaarwegen goed onderhouden worden.` |
|
vaars
zelfst.naamw. |
[veeteelt] koe die nog niet gekalfd heeft
|
|
de vaas
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vas] Verbuigingen: vazen (meerv.) |
kan of vat om bloemen in te zetten
Voorbeeld: `een vaas met rozen` |
|
Vaassen
zelfst.naamw. |
een dorp op de Veluwe
|
|
vaastrommel
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument] van oorsprong een aardenwerken vaas aan één zijde bespannen met een trommelvlies, nu ook in andere uitvoeringen verkrijgbaar Voorbeeld: `De vaastrommel is in het Midden-Oosten erg populair. `
|
|
de vaat
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vat] |
vuil servies, bestek, pannen enz.
Voorbeeld: `Ik heb gekookt, was jij de vaat af?` Synoniem: afwas |
|
vaatbundel
zelfst.naamw. |
[biologie] het transportsysteem van vaatplanten Voorbeeld: `Het vaatbundel is beschadigd door de chemische stoffen. `
|
|
vaatbundel
zelfst.naamw. |
[biologie] het transportsysteem van vaatplanten Voorbeeld: `Het vaatbundel is beschadigd door de chemische stoffen. `
|
|
de vaatdoek
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈvaduk] Verbuigingen: vaatdoek|en (meerv.) |
lapje waarmee je het aanrecht, de gootsteen en het fornuis schoonmaakt
|
|
je zo slap als een vaatdoek voelen
|
(je erg slap en zwak voelen)
|
|
de vaatkramp
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vatkrɑmp] Verbuigingen: vaatkramp|en (meerv.) |
kramp in de bloedvaten
Voorbeeld: `Een aanval van vaatkramp kan vijf tot dertig minuten duren.` |
|
het vat
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɑt] Verbuigingen: vat|en (meerv.) |
1) afsluitbare ton om bijvoorbeeld bier of wijn in te bewaren
2) bloedvat Voorbeeld: `een vat afbinden tijdens een operatie` Voorbeelden: `houten vaten`, `een nieuw vat aanslaan/openen` |
|
3)
geen vat op iemand krijgen |
(iemand niet kunnen beïnvloeden)
|
|
uit een ander vaatje tappen
|
(het anders doen)
|
|
Wat in het vat zit verzuurt niet.
|
(als je iets uitstelt, kan het nog wel gebeuren)
|
|
de vaatvernauwing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vatfərnɑuwɪŋ] Verbuigingen: vaatvernauwing|en (meerv.) |
vernauwing van de bloedvaten
Voorbeeld: `Hartproblemen kunnen ontstaan door vaatvernauwing.` |
|
de vaatverwijding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vatfərwɛidɪŋ] Verbuigingen: vaatverwijding|en (meerv.) |
verwijding van de bloedvaten
Voorbeeld: `Hoofdpijn kan het gevolg zijn van vaatverwijding.` |
|
de vaatwasmachine
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vatwɑsmɑʃinə] Verbuigingen: vaatwasmachine|s (meerv.) |
machine die de afwas doet
Voorbeeld: `Zet alle borden maar in de vaatwasmachine.` Synoniemen: afwasmachine, vaatwasser |
|
de vaatwasmachine
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vatwɑsmɑʃinə] Verbuigingen: vaatwasmachine|s (meerv.) |
machine die de afwas doet
Voorbeeld: `Zet alle borden maar in de vaatwasmachine.` Synoniemen: afwasmachine, vaatwasser |
|
de vaatwasser
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈvatwɑsər] Verbuigingen: vaatwasser|s (meerv.) |
machine die de afwas doet
Synoniemen: vaatwasmachine, afwasmachine |
|
de vaatwasser
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈvatwɑsər] Verbuigingen: vaatwasser|s (meerv.) |
machine die de afwas doet
Synoniemen: vaatwasmachine, afwasmachine |
|
het vaatwerk
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vatwɛrk] |
borden, schalen, kopjes en dergelijke
Voorbeelden: `Er is bronzen vaatwerk opgegraven uit de Romeinse tijd.`, `kostbaar porseleinen vaatwerk` Synoniem: serviesgoed |
|
de vaatziekte
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vatsiktə] Verbuigingen: vaatziekte|n (meerv.) |
ziekte van de bloedvaten
Voorbeeld: `Hij heeft een verhoogd risico op het krijgen van hart- en vaatziekten.` |
|
vacant
bijv.naamw. Uitspraak: [va'kɑnt] |
nog niet bezet
Voorbeeld: `Er waren twee vacante plaatsen voor die afdeling.` |
|
het vacatiegeld
zelfst.naamw. Uitspraak: [va'ka(t)sixɛlt] Verbuigingen: vacatiegeld|en (meerv.) |
vergoeding voor het bijwonen van een vergadering
Voorbeeld: `Het maximumbedrag aan vacatiegeld per vergadering is vastgelegd in een besluit.` |
|
de vacature
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vakaˈtyrə] Verbuigingen: vacature|s (meerv.) |
baan waar een werkgever iemand voor zoekt
Voorbeeld: `op internet naar vacatures zoeken` |
|
het vaccin
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɑkˈsɛ̃] Verbuigingen: vaccin|s (meerv.) |
vloeistof die je gebruikt om iemand in te enten waardoor hij of zij immuun wordt voor bepaalde ziektes
Voorbeeld: `een vaccin tegen polio` Synoniem: entstof |
|
de vaccinatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɑksi'na(t)si] Verbuigingen: vaccinatie|s (meerv.) |
het toedienen van een vaccin (aan iemand)
Voorbeelden: `vaccinatiebewijs`, `vaccinatiereactie` |
|
de vaccinatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɑksi'na(t)si] Verbuigingen: vaccinatie|s (meerv.) |
het toedienen van een vaccin (aan iemand)
Voorbeelden: `vaccinatiebewijs`, `vaccinatiereactie` |
|
vaccineren
werkw. Uitspraak: [vɑksi'nerə(n)] Verbuigingen: vaccineerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevaccineerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand een vaccin toedienen
Voorbeeld: `je laten vaccineren tegen hepatitis A` Synoniem: inenten |
|
vaccineren
werkw. Uitspraak: [vɑksi'nerə(n)] Verbuigingen: vaccineerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevaccineerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand een vaccin toedienen
Voorbeeld: `je laten vaccineren tegen hepatitis A` Synoniem: inenten |
|
vaccinia
zelfst.naamw. |
[medisch] ziektetoestand na inenting
|
|
het vaccin
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɑkˈsɛ̃] Verbuigingen: vaccin|s (meerv.) |
vloeistof die je gebruikt om iemand in te enten waardoor hij of zij immuun wordt voor bepaalde ziektes
Voorbeeld: `een vaccin tegen polio` Synoniem: entstof |
|
vaceren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `vaceren`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •glaceren•traceren•variëren Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vaceren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `vaceren`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •glaceren•traceren•variëren Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vaceren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `vaceren`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •glaceren•traceren•variëren Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de vacht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɑxt] Verbuigingen: vacht|en (meerv.) |
huid met haren erop van bepaalde dieren
Voorbeeld: `de warme wollen vacht van een schaap` Synoniem: pels |
|
het vacuüm
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvakywʏm] Verbuigingen: vacuüm|s, va|cua (meerv.) |
1) ruimte zonder lucht
Voorbeelden: `vacuümpomp`, `een experiment uitvoeren in een vacuüm` Synoniem: luchtledigheid 2) periode zonder sturing of duidelijk doel Voorbeeld: `Na jaren van hard werken plotseling in een vacuüm terechtkomen.` |
|
het vacuüm
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvakywʏm] Verbuigingen: vacuüm|s, va|cua (meerv.) |
1) ruimte zonder lucht
Voorbeelden: `vacuümpomp`, `een experiment uitvoeren in een vacuüm` Synoniem: luchtledigheid 2) periode zonder sturing of duidelijk doel Voorbeeld: `Na jaren van hard werken plotseling in een vacuüm terechtkomen.` |
|
het vacuüm
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvakywʏm] Verbuigingen: vacuüm|s, va|cua (meerv.) |
1) ruimte zonder lucht
Voorbeelden: `vacuümpomp`, `een experiment uitvoeren in een vacuüm` Synoniem: luchtledigheid 2) periode zonder sturing of duidelijk doel Voorbeeld: `Na jaren van hard werken plotseling in een vacuüm terechtkomen.` |
|
vacuümverpakking
zelfst.naamw. |
een verpakking in een luchtdicht omhulsel waarin een sterk verminderde luchtdruk heerst Voorbeeld: `Niet veel mensen gebruiken dagelijks vacuümverpakking. `
|
|
vacuümverpakking
zelfst.naamw. |
een verpakking in een luchtdicht omhulsel waarin een sterk verminderde luchtdruk heerst Voorbeeld: `Niet veel mensen gebruiken dagelijks vacuümverpakking. `
|
|
vacuümvet
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] vet dat gebruikt wordt om luchtbellen bij slijpstukken te vermijden en zo een hoog vacuüm te garanderen
tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
vadem
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 10 resultaten voor `vadem`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •adem•beadem•vadem•vademt•vader•vaders Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vadem
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 10 resultaten voor `vadem`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •adem•beadem•vadem•vademt•vader•vaders Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de vader
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈvadər] Verbuigingen: vader|s (meerv.) |
man die een kind heeft verwekt
Voorbeeld: `mijn vader en moeder` Synoniem: papa |
|
van vader op zoon
|
(van generatie op generatie)
|
|
zo vader, zo zoon
|
(zonen lijken op hun vaders)
|
|
geestelijke vader
|
(bedenker of grondlegger) `Einstein is de geestelijke vader van de relativiteitstheorie.`
|
|
de Vader des Vaderlands
|
(de grondlegger van de natie)
|
|
De wens is de vader van de gedachte.
|
dit zeg je als iemand iets voor waar aanneemt omdat hij of zij graag wil dat het waar is
|
|
Vaderdag
zelfst.naamw. |
[feest] een dag waarop vaders extra verwend worden
|
|
het vaderland
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvadərlɑnt] Verbuigingen: vaderland|en (meerv.) |
land waar je geboren (en opgegroeid) bent
Synoniem: geboorteland |
|
mijn tweede vaderland
|
(het land waarin ik mij net zo thuis voel als in mijn geboorteland)
|
|
het vaderland
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvadərlɑnt] Verbuigingen: vaderland|en (meerv.) |
land waar je geboren (en opgegroeid) bent
Synoniem: geboorteland |
|
mijn tweede vaderland
|
(het land waarin ik mij net zo thuis voel als in mijn geboorteland)
|
|
de vader
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈvadər] Verbuigingen: vader|s (meerv.) |
man die een kind heeft verwekt
Voorbeeld: `mijn vader en moeder` Synoniem: papa |
|
van vader op zoon
|
(van generatie op generatie)
|
|
zo vader, zo zoon
|
(zonen lijken op hun vaders)
|
|
geestelijke vader
|
(bedenker of grondlegger) `Einstein is de geestelijke vader van de relativiteitstheorie.`
|
|
de Vader des Vaderlands
|
(de grondlegger van de natie)
|
|
De wens is de vader van de gedachte.
|
dit zeg je als iemand iets voor waar aanneemt omdat hij of zij graag wil dat het waar is
|
|
vadsig
bijv.naamw. |
loom, lui, slaperig, traag
|
|
Vaduz
zelfst.naamw. |
[toponiem|land=Liechtenstein] Vaduz is de hoofdstad van Liechtenstein
|
|
vagaal
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot de tiende hersenzenuw, de vaguszenuw Voorbeeld: `Die ingreep zal vagale gevolgen hebben! `
|
|
vagevuur
zelfst.naamw. |
[religie] een plaats waar de zielen van gestorven personen gereinigd worden Voorbeeld: `Toen hij kwam te overlijden, ging zijn ziel naar het vagevuur. `
|
|
Vaghua
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die op de Solomon-eilanden gesproken wordt Voorbeeld: `De taal Vaghua is niet erg bekend. `
|
|
de vagina
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvaxina] Verbuigingen: vagina|'s (meerv.) |
inwendig geslachtsorgaan van de vrouw dat de toegang vormt tot de baarmoeder
Voorbeeld: `Tijdens de bevalling rekt de vagina op, zodat de baby naar buiten kan.` Synoniemen: schede, kut |
|
vagina`s
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `vagina`s`. Dit woord staat wél in de database: •vagina's Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vaginaal
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot de schede van de vrouw
|
|
vagolitisch
bijv.naamw. |
[medisch] alsof de werking van de tiende hersenzenuw onderbroken is
|
|
vagotenie
zelfst.naamw. |
[medisch] verschuiving van het evenwicht in het zenuwstelsel Voorbeeld: `Zij heeft last van vagotenie. `
|
|
vair
zelfst.naamw. |
[heraldiek] een pelswerk, een heraldische kleur die een regelmatige verdeling is van twee tinten Voorbeeld: `Er zijn een aantal varianten van het vair. `
|
|
het vak
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɑk] Verbuigingen: vak|ken (meerv.) |
2) een door lijnen begrensd deel van een vlak
4) deel van een opleiding of wetenschap Voorbeeld: `Natuurkunde, scheikunde en biologie zijn exacte vakken.` Synoniem: discipline Voorbeeld: `Maak het vakje achter het juiste antwoord zwart.` 3) beroep Voorbeelden: `bakkersvak`, `een vak uitoefenen`, `Zij is ontwerpster van haar vak.` Synoniem: beroep |
|
je vak verstaan
|
(goed zijn in je werk)
|
|
de vakantie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vaˈkɑn(t)si] Verbuigingen: vakantie|s (meerv.) |
1) periode van een aantal dagen waarin je vrij bent en niet hoeft te werken
2) vakantiereis Voorbeeld: `op/met vakantie gaan naar Italië` Voorbeelden: `gesloten wegens vakantie`, `zomervakantie` |
|
kerstvakantie
|
(vakantie rond Kerstmis en Nieuwjaar)
|
|
de vakantiebaan
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [va'kɑn(t)siban] Verbuigingen: vakantie|banen (meerv.) |
werk dat scholieren of studenten doen tijdens de zomervakantie om wat geld bij te verdienen
Voorbeeld: `een vakantiebaan als verkoopster in een kledingzaak` |
|
de vakantiebestemming
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [va'kɑn(t)sibəstɛmɪŋ] Verbuigingen: vakantiebestemming|en (meerv.) |
plaats waar je op vakantie gaat
Voorbeeld: `Spanje is een populaire vakantiebestemming` Synoniemen: reisbestemming, reisdoel, vakantieoord |
|
het vakantiegeld
zelfst.naamw. Uitspraak: [vaˈkɑn(t)sixɛlt] |
jaarlijkse extra betaling bovenop het normale salaris voor de vakantie
Voorbeeld: `Het vakantiegeld is ongeveer acht procent van het bruto loon.` |
|
het vakantieoord
zelfst.naamw. Uitspraak: [va'kɑn(t)siort] Verbuigingen: vakantieoord|en (meerv.) |
plaats waar je op vakantie gaat
Voorbeeld: `tropische vakantieoorden` Synoniem: vakantiebestemming |
|
de vakantie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vaˈkɑn(t)si] Verbuigingen: vakantie|s (meerv.) |
1) periode van een aantal dagen waarin je vrij bent en niet hoeft te werken
2) vakantiereis Voorbeeld: `op/met vakantie gaan naar Italië` Voorbeelden: `gesloten wegens vakantie`, `zomervakantie` |
|
kerstvakantie
|
(vakantie rond Kerstmis en Nieuwjaar)
|
|
de vakbekwaamheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɑgbə'kwamhɛit] Verbuigingen: vakbekwaam|heden (meerv.) |
mate waarin iemand goed is in zijn vak
Voorbeelden: `de vakbekwaamheid van een schoenmaker`, `een certificaat van vakbekwaamheid` Synoniem: expertise |
|
de vakbeweging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɑgbəwexɪŋ] Verbuigingen: vakbeweging|en (meerv.) |
geheel van alle vakverenigingen
Voorbeelden: `de nationale vakbewegingen`, `studentenvakbeweging` |
|
het vakblad
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɑgblɑt] Verbuigingen: vakblad|en (meerv.) |
tijdschrift dat gewijd is aan een bepaald beroep of vak
Voorbeelden: `medische vakbladen`, `vakbladen over de toeristische sector` Synoniem: vaktijdschrift |
|
de vakbond
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈvɑgbɔnt] Verbuigingen: vakbond|en (meerv.) |
vereniging van werknemers om hun belangen te verdedigen
Synoniem: vakvereniging |
|
de vakbond
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈvɑgbɔnt] Verbuigingen: vakbond|en (meerv.) |
vereniging van werknemers om hun belangen te verdedigen
Synoniem: vakvereniging |
|
de vakcentrale
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈvɑksɛntralə] Verbuigingen: vakcentrales (meerv.) |
landelijke vereniging van verschillende vakbonden
Synoniem: vakfederatie |
|
de vakfederatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɑkfedəra(t)si] Verbuigingen: vakfederatie|s (meerv.) |
landelijke vereniging van verschillende vakbonden
Voorbeeld: `wereldvakfederatie` Synoniem: vakcentrale |
|
het vakgebied
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvɑkxəbit] Verbuigingen: vakgebied|en (meerv.) |
onderdeel van een bepaald vak (3)
Voorbeeld: `een specialist op zijn vakgebied` Synoniem: discipline |
|
het vakgebied
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvɑkxəbit] Verbuigingen: vakgebied|en (meerv.) |
onderdeel van een bepaald vak (3)
Voorbeeld: `een specialist op zijn vakgebied` Synoniem: discipline |
|
de vakgroep
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈvɑkxrup] Verbuigingen: vakgroep|en (meerv.) |
kleine afdeling van een universitaire faculteit
Voorbeeld: `de vakgroep Romaanse talen` |
|
het vakjargon
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɑgjɑrxɔn] |
woorden die alleen binnen een bepaald vakgebied gebruikt worden
Voorbeelden: `Deze met een soort gel gevulde groefjes heten in wetenschappelijk vakjargon de ampullen van Lorenzini.`, `het juridisch vakjargon` Synoniem: vaktaal |
|
het vak
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɑk] Verbuigingen: vak|ken (meerv.) |
1) kleine, afgeschermde ruimte in een kast, doos of lade
4) deel van een opleiding of wetenschap Voorbeeld: `Natuurkunde, scheikunde en biologie zijn exacte vakken.` Synoniem: discipline Voorbeeld: `De formulieren liggen in het bovenste vak rechts.` 2) een door lijnen begrensd deel van een vlak Voorbeeld: `Maak het vakje achter het juiste antwoord zwart.` 3) beroep Voorbeelden: `bakkersvak`, `een vak uitoefenen`, `Zij is ontwerpster van haar vak.` Synoniem: beroep |
|
je vak verstaan
|
(goed zijn in je werk)
|
|
het vakkenpakket
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvɑkə(n)pɑkɛt] Verbuigingen: vakkenpakket|ten (meerv.) |
totaal aan schoolvakken waarin een leerling eindexamen doet
Voorbeeld: `wiskunde en economie in je vakkenpakket hebben` Synoniem: keuzepakket |
|
vakkundig
bijv.naamw. Uitspraak: [vɑˈkʏndəx] |
bekwaam in je vak (3)
Voorbeeld: `een kapotte radio vakkundig repareren` |
|
de vakman
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɑkmɑn] Verbuigingen: -nen, vaklui, vaklieden (meerv.) de vakvrouw zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɑkfrɑu] Verbuigingen: -en (meerv.) |
iemand die goed is in zijn vak (3)
|
|
de vakliteratuur
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɑklitəratyr] |
publicaties die betrekking hebben op een bepaald vakgebied
Voorbeeld: `vakliteratuur voor medisch specialisten` Synoniem: literatuur (2) |
|
de vakman
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɑkmɑn] Verbuigingen: -nen, vaklui, vaklieden (meerv.) de vakvrouw zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɑkfrɑu] Verbuigingen: -en (meerv.) |
iemand die goed is in zijn vak (3)
|
|
vakmanschap
zelfst.naamw. |
vaardigheid in een beroep of handel, de vaardigheid om hoog kwalitatief werk af te leveren Voorbeeld: `Het kunnen inkleden van een onderwerp met behulp van personificaties en door het gebruik van beeldelementen (dieren, planten, voorwerpen, kleuren) met een diepere betekenis maakte deel uit van het vakmanschap van schilder en dichter. <ref>Bron:<br />Tijdschrift Literatuur<br />Jaargang 5<br />Amsterdam University Press, Amsterdam 1988<br />[http://www.dbnl.org/tekst/_lit003198801_01/_lit003198801_01_0020.php DBNL - Digitale bibliothek voor de Nederlandse letteren]</ref> `
|
|
de vakman
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɑkmɑn] Verbuigingen: -nen, vaklui, vaklieden (meerv.) de vakvrouw zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɑkfrɑu] Verbuigingen: -en (meerv.) |
iemand die goed is in zijn vak (3)
|
|
de vakopleiding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɑkɔplɛidɪŋ] Verbuigingen: vakopleiding|en (meerv.) |
(praktische) opleiding die je volgt om een bepaald vak of beroep te leren
Voorbeelden: `Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB)`, `een vakopleiding bloemschikken volgen` |
|
de vaktaal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɑktal] Verbuigingen: vak|talen (meerv |
woorden die alleen binnen een bepaald vakgebied gebruikt worden
Voorbeelden: `de vaktaal van informatici`, `het Centrum voor Vaktaal en Communicatie (CVC)` Synoniemen: vakjargon, jargon |
|
de vaktaal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɑktal] Verbuigingen: vak|talen (meerv.) |
woorden die alleen binnen een bepaald vakgebied gebruikt worden
Voorbeelden: `de vaktaal van informatici`, `het Centrum voor Vaktaal en Communicatie (CVC)` Synoniemen: vakjargon, jargon |
|
het vaktijdschrift
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɑktɛitsxrɪft] Verbuigingen: vaktijdschrift|en (meerv.) |
tijdschrift dat gewijd is aan een bepaald beroep of vak
Voorbeelden: `een filosofisch vaktijdschrift`, `een juridisch vaktijdschrift` Synoniem: vakblad |
|
de vakvereniging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɑkfərenəxɪŋ] Verbuigingen: vakvereniging|en (meerv.) |
vereniging van werknemers om hun belangen te verdedigen
Voorbeelden: `vakverenigingsman`, `arbeidersvakvereniging` Synoniem: vakbond |
|
de val
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɑl] |
1) keer dat je valt (1)
2) apparaat om dieren mee te vangen Voorbeelden: `muizenval`, `een val zetten` Voorbeeld: `een dodelijke val maken` |
|
het kabinet ten val brengen
|
(zorgen dat het kabinet aftreedt)
|
|
aanvallen
werkw. Uitspraak: [ˈanvɑlə(n)] Verbuigingen: viel aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
proberen iemand of iets te overheersen
Voorbeelden: `aanvallend voetballen`, `in een debat je tegenstander aanvallen` Antoniem: verdedigen Synoniem: attaqueren |
|
achterovervallen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `achterovervallen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
afvallen
werkw. Uitspraak: [ˈɑfɑlə(n)] Verbuigingen: viel af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is afgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) gewicht verliezen, minder zwaar worden
Voorbeeld: `door een streng dieet 20 kilo afgevallen zijn` Antoniem: aankomen Synoniemen: vermageren, afslanken 2) niet meer loyaal zijn aan (iemand) Voorbeeld: `elkaar afvallen waar vrienden bij zijn` Synoniem: verloochenen 3) geen onderdeel meer zijn van (een groep) Voorbeeld: `Van de honderd deelnemers vielen er twintig af.` Synoniem: uitvallen |
|
bijvallen
werkw. |
nog meer vallen
Voorbeeld: `Er was nog zeker 20 cm sneeuw bijgevallen. ` iemands zijde kiezen in een discussie Voorbeeld: `Het verwonderde hem dat een aantal mensen hem bijgevallen waren, waarvan hij dat niet verwacht had. ` iemands zijde kiezen in een discussie Voorbeeld: `Het verwonderde hem dat hij door een aantal mensen werd bijgevallen, waarvan hij dat niet verwacht had. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het bijvallen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
binnenvallen
werkw. Uitspraak: ['bɪnə(n)vɑlə(n)] Verbuigingen: viel binnen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is binnengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) onverwacht bezoeken
Voorbeelden: `Ze kwamen mijn huis binnenvallen om me te feliciteren.`, `Als we niet uitgenodigd worden, kunnen we er niet zomaar met zijn allen binnenvallen.` 2) onverwacht een gebied veroveren Voorbeelden: `De koning wilde ons land binnenvallen.`, `Het leger is het buurland binnengevallen.` |
|
doodvallen
werkw. Uitspraak: [ˈdotfɑlə(n)] Verbuigingen: viel dood (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is doodgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
dood neervallen
Voorbeeld: `door een hartinfarct doodvallen op de tennisbaan` |
|
Val dood! informeel
|
dat zeg je als je iemand iets slechts toewenst
|
|
droogvallen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `droogvallen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
flauwvallen
werkw. Uitspraak: ['flɑuvɑlə(n)] Verbuigingen: viel flauw (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is flauwgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voor korte tijd je bewustzijn verliezen
Voorbeeld: `Als je te weinig eet, kun je flauwvallen.` |
|
invallen
werkw. Uitspraak: [ˈɪnvɑlə(n)] Verbuigingen: viel in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is ingevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) tijdelijk het werk overnemen (van een ander)
Voorbeeld: `Ik val in voor een zieke medewerker.` Synoniem: tijdelijk vervangen 2) plotseling beginnen Voorbeeld: `In de loop van de dag viel de dooi in.` |
|
meevallen
werkw. Uitspraak: ['mevɑlə(n)] Verbuigingen: viel mee (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is meegevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
beter of gunstiger zijn dan je had verwacht
Voorbeelden: `Het valt gelukkig mee met de schade.`, `Het valt me mee dat je gekomen bent.` Antoniem: tegenvallen |
|
neervallen
werkw. Uitspraak: ['nervɑlə(n)] Verbuigingen: viel neer (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is neergevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
plotseling, onbedoeld op de grond terechtkomen
Voorbeeld: `neervallend puin` Synoniem: vallen |
|
doorgaan tot je erbij neervalt
|
(je zeer langdurig inspannen)
|
|
omvallen
werkw. Uitspraak: [ˈɔmvɑlə(n)] Verbuigingen: viel om (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is omgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door vallen onbedoeld gaan liggen
Voorbeeld: `een omgevallen fiets` |
|
omvallen van de slaap
|
(heel slaperig zijn)
|
|
omhoogvallen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `omhoogvallen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
opvallen
werkw. Uitspraak: [ˈɔpfɑlə(n)] Verbuigingen: viel op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is opgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aandacht trekken door bepaalde kenmerken
Voorbeeld: `Er hangt wel een naambordje naast de deur, maar dat valt nauwelijks op.` |
|
openvallen
werkw. Uitspraak: ['opə(n)vɑlə(n)] Verbuigingen: viel open (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) al vallend opengaan
Verbuigingen: is opengevallen (volt.deelw.) Voorbeeld: `Het boek viel open op hoofdstuk zeven.` 2) zich al vallend verwonden Verbuigingen: heeft opengevallen (volt.deelw.) Voorbeeld: `De jongens struikelden en één van hen viel zijn knie open.` |
|
3)
zijn mond viel open |
(hij was erg verbaasd) `Zijn mond viel open toen hij zag dat hij een auto voor zijn verjaardag gekregen had.`
|
|
samenvallen
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)vɑlə(n)] Verbuigingen: viel samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is samengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op hetzelfde tijdstip gebeuren
Voorbeelden: `Goede Vrijdag en mijn verjaardag vallen dit jaar samen.`, `Het presidentiële bezoek viel samen met een hittegolf.` |
|
stilvallen
werkw. Uitspraak: ['stɪlvɑlə(n)] Verbuigingen: viel stil (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is stilgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) onbedoeld tot stilstand komen of ophouden
Voorbeelden: `Door de ijzel is al het openbaar vervoer stilgevallen.`, `het stilvallen van de leverantie van onderdelen` 2) ophouden met praten en zwijgen Voorbeelden: `Door de ongepaste vraag viel de spreker stil.`, `een gesprek laten stilvallen` |
|
stukvallen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `stukvallen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
tegenvallen
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)vɑlə(n)] Verbuigingen: viel tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is tegengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet zo goed, mooi of leuk zijn als je had gedacht
Voorbeelden: `tegenvallende rapportcijfers`, `Het aantal bezoekers van het benefietconcert viel fors tegen.` Antoniem: meevallen Synoniem: teleurstellen |
|
terugvallen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxfɑlə(n)] Verbuigingen: viel terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) weer in de oude toestand terechtkomen
Voorbeeld: `terugvallen in je slechte gewoontes` 2) het minder goed doen Voorbeeld: `heel lang op kop rijden maar na dertig kilometer toch terugvallen` |
|
I het toeval
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtuvɑl] |
gebeurtenis die plaatsvindt zonder bedoeling, terwijl die er wel lijkt te zijn
Voorbeelden: `Wat een toeval dat jij hier ook bent!`, `elkaar bij toeval tegenkomen`, `Door puur toeval kwam ik op deze site terecht.` |
|
II de (m)/het toeval
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtuvɑl] Verbuigingen: toeval|len (meerv.) |
aanval van epilepsie
|
|
niets aan het toeval overlaten
|
(alles zeer grondig voorbereiden en regelen)
|
|
uitvallen
werkw. Uitspraak: ['œytfɑlə(n)] Verbuigingen: viel uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van haar en veren) loslaten van de huid
Voorbeeld: `Mijn haar valt uit.` 2) niet meer mee kunnen doen of niet meer functioneren Voorbeelden: `Bij de Nijmeegse Vierdaagse vallen altijd honderden mensen uit.`, `Er is een trein uitgevallen door een storing.`, `De stroom is uitgevallen en nu zitten we in het donker.` 3) je plotseling en onbeheerst uiten Voorbeeld: `driftig uitvallen tegen je kind omdat het maar blijft huilen` 4) genoemde afloop of uitkomst hebben Voorbeelden: `De jaarcijfers van het bedrijf zijn beter uitgevallen dan verwacht.`, `De veranderingen op het werk vallen in haar nadeel uit.` |
|
5)
... uitgevallen zijn |
(... zijn) `Van hem kun je niet veel verwachten, want hij is nogal lui uitgevallen.`
|
|
uiteenvallen
werkw. Uitspraak: [œyt'envɑlə(n)] Verbuigingen: viel uiteen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uiteengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uit elkaar vallen in onderdelen
Voorbeelden: `een rijk dat uiteengevallen is door burgeroorlogen`, `uiteenvallen in duizend kleine stukjes` |
|
voorvallen
werkw. Uitspraak: ['vorvɑlə(n)] Verbuigingen: viel voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voorgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
spontaan plaatsvinden
Voorbeeld: `Hij kan zich niet meer herinneren wat er toen is voorgevallen.` Synoniemen: zich voordoen, gebeuren |
|
wegvallen
werkw. Uitspraak: ['wɛxfɑlə(n)] Verbuigingen: viel weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verdwijnen of niet meer beschikbaar zijn
Voorbeelden: `Het beeld van mijn computer valt steeds weg.`, `Er zijn een paar regels weggevallen.`, `Door het wegvallen van de subsidie draaien we nu met verlies.` |
|
de valavond
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈvɑlavɔnt] |
periode tussen licht en donker in de avond
Synoniem: avondschemering |
|
vale
bijv.naamw. |
(Latijns-Amerika) makker, vriend
|
|
Valenciaans
zelfst.naamw. |
een Catalaans dialect dat gesproken wordt in Spanje
|
|
de valentie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [va'lɛn(t)si] Verbuigingen: valentie|s (meerv.) |
1) aantal univalente atomen waarmee een atoom zich kan binden scheikunde
Voorbeelden: `valentiegetal`, `valentie-elektron` Synoniem: waardigheid 2) geheel aan verbindingsmogelijkheden van een woord taalkunde Voorbeeld: `In de zin "Ik geef mijn oma een cadeautje." heeft het werkwoord 'geven' een valentie van drie, omdat het met een onderwerp (Ik), een lijdend voorwerp (een cadeautje) en een meewerkend voorwerp (mijn oma) verbonden wordt.` |
|
Valentijnsdag
zelfst.naamw. |
14 februari, de dag van de verliefden.
|
|
valer
werkw. |
[intr|spa] kosten, waard zijn
|
|
de valeriaan
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [valeri'jan] Verbuigingen: valeri|anen (meerv.) |
1) plant die tot de valeriaan- of de kamperfoeliefamilie behoort met bloemen die een sterke, zoete geur afgeven
Voorbeelden: `de echte valeriaan`, `de kleine valeriaan` 2) kalmeringsmiddel op basis van de wortel van valeriaan (1) Verbuigingen: g.mv. () Voorbeelden: `Valeriaan werkt kalmerend als je angstig of zenuwachtig bent.`, `valeriaantabletje` |
|
valeriaanzuur
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een verzadigd carbonzuur met de formule CH<sub>3</sub>(CH<sub>2</sub>)<sub>3</sub>COOH Voorbeeld: `Het gebruik van valeriaanzuur beperkt zich tot de synthese van esters, die in tegenstelling tot het zuur, aangenaam fruitig ruiken en daarom als geurstof gebruikt kunnen worden. `
|
|
valeriaat
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een ester of zout afgeleid van valeriaanzuur Voorbeeld: `Een valeriaat bevat ofwel het ion CH<sub>3</sub>(CH<sub>2</sub>)<sub>3</sub>COO<sup>-</sup> ofwel een functionele groep CH<sub>3</sub>(CH<sub>2</sub>)<sub>3</sub>COO-. `
|
|
de valhelm
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈvɑlhɛlm] Verbuigingen: valhelm|en (meerv.) |
helm die je hoofd beschermt als je valt
|
|
de validatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vali'da(t)si] Verbuigingen: validatie|s (meerv.) |
het geldig verklaren (van iets)
Voorbeelden: `de validatie van analysemethoden`, `de validatie van formulieren` |
|
valide
bijv.naamw. Uitspraak: [va'lidə] |
geldig of aannemelijk
Voorbeelden: `valide argumenten`, `een valide reden`, `valide certificaten` Synoniem: geldig |
|
valideren
werkw. Uitspraak: [vali'derə(n)] Verbuigingen: valideerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevalideerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) geldig verklaren
Voorbeelden: `een vingerafdruk valideren`, `documenten valideren` |
|
valideren
werkw. Uitspraak: [vali'derə(n)] Verbuigingen: valideerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevalideerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) geldig verklaren
Voorbeelden: `een vingerafdruk valideren`, `documenten valideren` |
|
valideren
werkw. Uitspraak: [vali'derə(n)] Verbuigingen: valideerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevalideerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) geldig verklaren
Voorbeelden: `een vingerafdruk valideren`, `documenten valideren` |
|
valideren
werkw. Uitspraak: [vali'derə(n)] Verbuigingen: valideerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevalideerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) geldig verklaren
Voorbeelden: `een vingerafdruk valideren`, `documenten valideren` |
|
validiteit
zelfst.naamw. |
geldigheid.
|
|
het valies
zelfst.naamw. Uitspraak: [va'lis] Verbuigingen: va|liezen (meerv.) |
stevige draagbare doos om bagage in mee te nemen
Voorbeeld: `valieskoffer` Synoniem: koffer (1) |
|
je valiezen maken
|
(je koffers pakken)
|
|
valine
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een proteïnogeen aminozuur
|
|
de valk
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɑlk] Verbuigingen: valk|en (meerv.) |
roofvogel met lange vleugels
Voorbeelden: `torenvalk`, `boomvalk`, `In Nederland en België komen ook enige valkensoorten voor.` |
|
de valk
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɑlk] Verbuigingen: valk|en (meerv.) |
roofvogel met lange vleugels
Voorbeelden: `torenvalk`, `boomvalk`, `In Nederland en België komen ook enige valkensoorten voor.` |
|
valkenier
zelfst.naamw. |
iemand die de valkerij beoefent Voorbeeld: `Een valkenier moet in staat zijn vogel daadwerkelijk te laten jagen. `
|
|
valkenier
zelfst.naamw. |
iemand die de valkerij beoefent Voorbeeld: `Een valkenier moet in staat zijn vogel daadwerkelijk te laten jagen. `
|
|
valkeniershandschoen
zelfst.naamw. |
dikke leren handschoen gebruikt door valkeniers om in staat te zijn hun vogel op de hand te laten landen
Voorbeeld: `Zonder een goede valkeniershandschoen kan een roofvogel je handen flink toetakelen met zijn klauwen. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
valkerij
zelfst.naamw. |
de kunst van het africhten van en jagen met roofvogels
Voorbeeld: `In Dubai is valkerij een belangrijk tijdverdrijf. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
valkerij
zelfst.naamw. |
de kunst van het africhten van en jagen met roofvogels
Voorbeeld: `In Dubai is valkerij een belangrijk tijdverdrijf. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de valkuil
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈvɑlkœyl] Verbuigingen: valkuil|en (meerv.) |
1) verborgen kuil in de grond om dieren in te vangen
Voorbeeld: `in een valkuil lopen` 2) omstandigheid waardoor je in moeilijkheden raakt als je niet goed oplet Voorbeeld: `Een bekende valkuil voor beginnende hulpverleners is een te grote identificatie met hun cliënten.` |
|
de vallei
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɑˈlɛi] Verbuigingen: vallei|en (meerv.) |
breed en glooiend dal
Voorbeeld: `een vruchtbare vallei` |
|
de vallei
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɑˈlɛi] Verbuigingen: vallei|en (meerv.) |
breed en glooiend dal
Voorbeeld: `een vruchtbare vallei` |
|
vallen
werkw. Uitspraak: [ˈvɑlə(n)] Verbuigingen: viel (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is gevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) plotseling, onbedoeld op de grond terechtkomen
2) doodgaan in de strijd Voorbeeld: `gevallen voor het vaderland` Synoniem: sneuvelen Voorbeelden: `vallen over een losse tegel`, `Het glas viel in stukken.` Synoniem: neervallen 3) in een bepaalde toestand komen |
|
De regen valt met bakken naar beneden.
|
(het regent heel hard)
|
|
met vallen en opstaan leren
|
(leren door het steeds weer opnieuw te proberen)
|
|
De regering is gevallen.
|
(de regering is afgetreden)
|
|
iemand als een baksteen laten vallen
|
(iemand helemaal in de steek laten)
|
|
al naar het valt
|
(zoals het uitkomt)
|
|
in slaap vallen
|
(beginnen te slapen)
|
|
Die opmerking viel helemaal verkeerd.
|
(die opmerking werd absoluut niet gewaardeerd)
|
|
Pasen valt laat dit jaar.
|
(dit jaar is het laat Pasen)
|
|
buiten de prijzen vallen
|
(geen prijs winnen)
|
|
Het valt me zwaar.
|
(ik vind het moeilijk)
|
|
Er valt niets meer aan te doen.
|
(het kan niet meer worden veranderd of teruggedraaid)
|
|
iemand lastig vallen
|
(iemand hinderen)
|
|
vallende ziekte
|
(epilepsie)
|
|
vallen onder
werkw. Uitspraak: [ˈvɑlə(n) ɔndər] Verbuigingen: viel onder (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is gevallen onder (volt.deelw.) |
tot een bepaalde categorie behoren
Voorbeelden: `Dat valt niet onder mijn verantwoordelijkheid.`, `onder de garantie vallen` |
|
vallen op
werkw. Uitspraak: [ˈvɑlə(n) ɔp] Verbuigingen: viel op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is gevallen op (volt.deelw.) |
aantrekkelijk vinden
Voorbeeld: `op donkere mannen vallen` |
|
vallen over
werkw. Uitspraak: [ˈvɑlə(n) ovər] Verbuigingen: viel over (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is gevallen over (volt.deelw.) |
zich ergeren aan
Voorbeeld: `over iemands slordige houding vallen` |
|
Opzoeken:
de valorisatie zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [valori'za(t)si] Verbuigingen: valorisatie|s (meerv.) |
1) het opnieuw bepalen van de waarde van een schuldvordering
Voorbeeld: `Als we financiële participaties valoriseren, kan de schuldgraad binnen vijf jaar onder 84% dalen.` 2) het op een bepaald niveau brengen van de prijzen van producten zodat de productie weer lonend wordt Voorbeeld: `de valorisatie van koffie` 3) het tot maatschappelijke waarde brengen van wetenschappelijke en technologische kennis Voorbeeld: `Meer aandacht voor valorisatie kan helpen om investeringen in fundamenteel onderzoek te rechtvaardigen.` |
|
de valorisatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [valori'za(t)si] Verbuigingen: valorisatie|s (meerv.) |
1) het opnieuw bepalen van de waarde van een schuldvordering
Voorbeeld: `Als we financiële participaties valoriseren, kan de schuldgraad binnen vijf jaar onder 84% dalen.` 2) het op een bepaald niveau brengen van de prijzen van producten zodat de productie weer lonend wordt Voorbeeld: `de valorisatie van koffie` 3) het tot maatschappelijke waarde brengen van wetenschappelijke en technologische kennis Voorbeeld: `Meer aandacht voor valorisatie kan helpen om investeringen in fundamenteel onderzoek te rechtvaardigen.` |
|
valoriseren
werkw. Uitspraak: [valori'zerə(n)] Verbuigingen: valoriseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevaloriseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (kennis) tot maatschappelijke waarde brengen
Voorbeeld: `onderzoek valoriseren` 2) benutten of bruikbaar maken Voorbeeld: `afval recycleren en valoriseren` |
|
valoriseren
werkw. Uitspraak: [valori'zerə(n)] Verbuigingen: valoriseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevaloriseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (kennis) tot maatschappelijke waarde brengen
Voorbeeld: `onderzoek valoriseren` 2) benutten of bruikbaar maken Voorbeeld: `afval recycleren en valoriseren` |
|
de valpartij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvɑlpɑrtɛi] Verbuigingen: valpartij|en (meerv.) |
heleboel mensen die tegelijk vallen
Voorbeeld: `De finish van de Tour de France eindigde in een enorme valpartij.` |
|
op de valreep
|
(op het allerlaatste moment)
|
|
vals
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈvɑls] |
1) onbetrouwbaar en kwaadaardig
Voorbeelden: `een valse hond`, `Vroeger vond ik haar een vals kreng, maar nu is ze mijn beste vriendin.` Synoniemen: gemeen, onbetrouwbaar 2) niet echt Voorbeelden: `een vals paspoort`, `Die handtekening is vals.`, `iemand vals beschuldigen`, `vals geld` Antoniem: waar Synoniemen: onecht, nep 3) niet harmonisch, onzuiver muziek Voorbeelden: `zo vals als een kraai`, `een valse noot` Antoniem: zuiver |
|
valse kamille
zelfst.naamw. |
[plantkunde] 'Anthemis arvensis', een vrij algemeen voorkomende plant behorend tot de Composietenfamilie
|
|
valselijk
bijwoord |
op basis van onwaarheden Voorbeeld: `Hij werd valselijk voor moordenaar uitgemaakt. `
|
|
de valsemunter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɑlsəmʏntər] Verbuigingen: valsemunter|s (meerv.) |
iemand die geld namaakt
Voorbeeld: `Valsemunters en belastingontduikers konden rekenen op zware straffen.` |
|
de valsheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɑlshɛit] |
het vals zijn (van iets of iemand)
Voorbeelden: `de valsheid hebben iemand te belazeren`, `de valsheid van nagemaakte designproducten` |
|
valsheid in geschrifte
|
(het opzettelijk foute gegevens zetten in officiële stukken) `iemand valsheid in geschrifte ten laste leggen`
|
|
valsspelen
werkw. |
het heimelijk overtreden van de regels van een spel om zo de uitkomst te beïnvloeden
|
|
de valstrik
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈvɑlstrɪk] Verbuigingen: valstrik|ken (meerv.) |
valse manier om iemand in de problemen te brengen
Voorbeelden: `een valstrik spannen voor iemand`, `in een valstrik lopen` |
|
vallen
werkw. Uitspraak: [ˈvɑlə(n)] Verbuigingen: viel (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is gevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) plotseling, onbedoeld op de grond terechtkomen
2) doodgaan in de strijd 3) in een bepaalde toestand komen Voorbeeld: `gevallen voor het vaderland` Synoniem: sneuvelen Voorbeelden: `vallen over een losse tegel`, `Het glas viel in stukken.` Synoniem: neervallen |
|
De regen valt met bakken naar beneden.
|
(het regent heel hard)
|
|
met vallen en opstaan leren
|
(leren door het steeds weer opnieuw te proberen)
|
|
De regering is gevallen.
|
(de regering is afgetreden)
|
|
iemand als een baksteen laten vallen
|
(iemand helemaal in de steek laten)
|
|
al naar het valt
|
(zoals het uitkomt)
|
|
in slaap vallen
|
(beginnen te slapen)
|
|
Die opmerking viel helemaal verkeerd.
|
(die opmerking werd absoluut niet gewaardeerd)
|
|
Pasen valt laat dit jaar.
|
(dit jaar is het laat Pasen)
|
|
buiten de prijzen vallen
|
(geen prijs winnen)
|
|
Het valt me zwaar.
|
(ik vind het moeilijk)
|
|
Er valt niets meer aan te doen.
|
het kan niet meer worden veranderd of teruggedraaid)
|
|
iemand lastig vallen
|
(iemand hinderen)
|
|
vallende ziekte
|
(epilepsie)
|
|
de valuta
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vaˈlyta] Verbuigingen: valuta|'s (meerv.) |
geld waarmee je in een bepaald land betaalt, bijvoorbeeld de euro
Voorbeeld: `vreemde valuta` Synoniem: munteenheid |
|
valuteren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `valuteren`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
valuteren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `valuteren`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de valversnelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɑlvərsnɛlɪŋ] |
toenemende snelheid waarmee voorwerpen of personen vallen
Voorbeeld: `De valversnelling (op aarde) wordt weergegeven met het symbool g.` |
|
vamen
werkw. Verbuigingen: vaamde (verl.tijd ) Verbuigingen: gevaamd (volt.deelw.) |
(draad) door het oog van de naald rijgen
Voorbeeld: `Ik krijg het garen niet gevaamd zonder leesbril.` |
|
de vampier
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɑm'pir] Verbuigingen: vampier|s (meerv.) |
(mythische) dode die 's nacht uit het graf komt en zich dan voedt met mensenbloed literatuur
Voorbeeld: `Een griezelverhaal met spoken en vampiers.` |
|
de vampier
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɑm'pir] Verbuigingen: vampier|s (meerv.) |
(mythische) dode die 's nacht uit het graf komt en zich dan voedt met mensenbloed literatuur
Voorbeeld: `Een griezelverhaal met spoken en vampiers.` |
|
de vampier
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɑm'pir] Verbuigingen: vampier|s (meerv.) |
(mythische) dode die 's nacht uit het graf komt en zich dan voedt met mensenbloed literatuur
Voorbeeld: `Een griezelverhaal met spoken en vampiers.` |
|
van
voorzetsel Uitspraak: [vɑn] |
1) <om aan te geven waar iemand of iets vandaan komt>
3) <om het materiaal aan te geven waarmee iets is gemaakt> Voorbeeld: `een tafel van hout` 4) <om een eigenschap aan te geven> Voorbeelden: `een jongen van ongeveer twaalf jaar oud`, `een kamer van vijftien vierkante meter`, `het beroep van schrijver` Voorbeelden: `van Amsterdam`, `Ik hoorde het van mijn collega.` 2) <om aan te geven wie iets bezit of waar het bij hoort> Voorbeelden: `de jas van mijn zus`, `de moeder van mijn buurvrouw` |
|
het verhaal van de schepping
|
(het verhaal over de schepping)
|
|
5)
van de zomer |
(deze zomer)
|
|
6)
rillen van de kou |
(rillen omdat je het koud hebt)
|
|
7)
van slag zijn |
(niet meer weten wat je moet doen) Synoniem: de kluts kwijt zijn
|
|
8)
van plan zijn om iets te doen |
(je iets voornemen) Synoniem:
|
|
tevoren
bijwoord Uitspraak: [təˈvorə(n)] |
eerder
Voorbeeld: `een maand tevoren` Antoniem: achteraf |
|
daags tevoren
|
(een dag eerder)
|
|
van tevoren waarschuwen
|
(vooraf waarschuwen)
|
|
vannacht
bijwoord Uitspraak: [vɑˈnɑxt] |
1) tijdens de nacht na vandaag
Voorbeeld: `Vannacht gaat de zomertijd in.` 2) tijdens de nacht vóór vandaag Voorbeeld: `Ik heb vannacht nauwelijks geslapen.` |
|
vanachter
bijwoord Uitspraak: [vɑn'ɑxtər] |
aan de achterkant
Voorbeeld: `Ik denk dat ik vanachter op mijn rug een muggenbeet heb.` Antoniem: vanvoor |
|
vanadium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool V en atoomnummer 23. Het is een zilvergrijs overgangsmetaal
|
|
vanaf
voorzetsel Uitspraak: [vɑnˈɑf] |
1) <om een beginpunt in de ruimte aan te geven>
Voorbeeld: `Vanaf de brug maakt de weg een flauwe bocht naar rechts.` 2) <om een beginpunt in de tijd aan te geven> Voorbeeld: `Vanaf morgen ga ik een dieet volgen.` |
|
vanavond
bijwoord Uitspraak: [vɑnˈavɔnt] |
op de avond van vandaag
Voorbeelden: `Vanavond ga ik bij mijn ouders eten.`, `Vanavond ga ik vroeg naar bed.` |
|
vanbinnen
bijwoord Uitspraak: [vɑm'bɪnə(n)] |
aan de binnenkant
Voorbeeld: `een stukje cake met vanbinnen stukjes chocolade` Antoniem: vanbuiten |
|
vanboven
bijwoord Uitspraak: [vɑm'bovə(n)] |
aan de bovenkant
Voorbeeld: `Vanboven op de berg hadden we een prachtig uitzicht.` Antoniem: vanonder |
|
vanbuiten
bijv.naamw. Uitspraak: [vɑm'bœytə(n)] |
aan de buitenkant
Voorbeeld: `Vanbuiten lijkt het mij een mooi huis.` Antoniem: vanbinnen |
|
vandaag
bijwoord Uitspraak: [vɑnˈdax] |
op deze dag
Voorbeeld: `Vandaag is het nog mooi weer, maar morgen gaat het regenen.` |
|
vandaag de dag
|
(tegenwoordig)
|
|
niet van vandaag of gisteren zijn
|
(al lang bestaan)
|
|
de vandaal
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɑnˈdal] Verbuigingen: van|dalen (meerv.) |
iemand die zich aan vandalisme schuldig maakt
Voorbeeld: `Vandalen hebben het interieur van de trein vernield.` |
|
vandaan
bijwoord Uitspraak: [vɑnˈdan] |
uit de richting van
Voorbeeld: `Waar kom jij vandaan?` |
|
Waar heb je die rok vandaan?
|
(waar heb je die rok gekocht?)
|
|
Waar haal je het vandaan?
|
schamper commentaar tegen iemand die onzin vertelt
|
|
vandaar
bijwoord Uitspraak: [vɑnˈdar] |
1) van die plek
Voorbeeld: `Vandaar heb je uitzicht over het hele meer.` 2) om die reden Voorbeeld: `Er zijn veel files op de snelweg, vandaar dat ik wat eerder vertrek.` Synoniemen: daarom, zodoende |
|
het vandalisme
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɑndaˈlɪsmə] |
het vernielen van dingen op straat of andere openbare ruimtes omdat je je verveelt
Voorbeeld: `De politie treedt hard op tegen vandalisme.` |
|
vandoor
bijwoord |
[pronadvpart]. Voorbeeld: `ervandoor: Hij is er met de centen vandoor. `
|
|
aanvangen
werkw. Uitspraak: ['anvɑŋə(n)] Verbuigingen: ving aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is aangevangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
beginnen formeel
Voorbeelden: `deze week aanvangen met de administratie`, `Je moet weten wanneer de termijn waarop je bezwaar kunt indienen aanvangt.` Antoniem: eindigen |
|
afvangen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `afvangen`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •aanvangen•afhangen•vangen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
opvangen
werkw. Uitspraak: [ˈɔpfɑŋə(n)] Verbuigingen: ving op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgevangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets dat valt of zweeft) in je handen pakken
Voorbeeld: `Ze struikelde, maar ik kon haar gelukkig opvangen.` 2) (een bericht of nieuwtje) horen Voorbeeld: `Ik ving toevallig iets op over plannen om te verhuizen.` Synoniem: vernemen 3) (iemand die mogelijk hulp nodig heeft) helpen Voorbeelden: `Ze werd na de overval goed opgevangen door een vrouwelijke agent.`, `De delegatie werd op de luchthaven opgevangen door een medewerker van de ambassade.` |
|
de vangbal
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɑŋbɑl] Verbuigingen: vangbal|len (meerv.) |
bal die gevangen wordt (door de tegenpartij) voordat die de grond raakt
Voorbeeld: `een goede vangbal bij een honkbalwedstrijd` |
|
vangen
werkw. Uitspraak: ['vɑŋə(n)] Verbuigingen: ving (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zo pakken dat je het niet meer loslaat
Voorbeelden: `vlooien vangen`, `dieven vangen` geld vangen (geld krijgen) 2) uit de lucht grijpen Voorbeeld: `een bal vangen` |
|
de vanger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɑŋər] Verbuigingen: vanger|s (meerv.) de vang|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɑŋ|stər] Verbuigingen: vangster|s (meerv.) |
iemand die iets of iemand vangt
Voorbeelden: `achtervanger`, `ballenvanger`, `dievenvanger`, `muizenvanger` |
|
de vandaal
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɑnˈdal] Verbuigingen: van|dalen (meerv.) |
iemand die zich aan vandalisme schuldig maakt
Voorbeeld: `Vandalen hebben het interieur van de trein vernield.` |
|
het vangnet
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɑŋnɛt] Verbuigingen: vangnet|ten (meerv.) |
1) groot net om personen in op te vangen
Voorbeeld: `Als mensen uit een brandend gebouw moeten springen, dan worden ze opgevangen door een vangnet.` 2) geheel van regelingen om mensen met (financiële) problemen te helpen Voorbeelden: `een sociaal vangnet`, `de afdeling Vangnet Jeugd` |
|
de vangrail
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈvɑŋrel] Verbuigingen: vangrail|s (meerv.) |
laag metalen hek langs de snelweg dat voorkomt dat auto's op de rijbaan van de tegenliggers komen
|
|
de vangrail
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈvɑŋrel] Verbuigingen: vangrail|s (meerv.) |
laag metalen hek langs de snelweg dat voorkomt dat auto's op de rijbaan van de tegenliggers komen
|
|
de vangst
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɑŋst] Verbuigingen: vangst|en (meerv.) |
1) keer dat je vangt (1)
Voorbeeld: `een goede vangst doen` 2) wat je hebt gevangen Voorbeeld: `de visvangst` |
|
de vangst
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɑŋst] Verbuigingen: vangst|en (meerv.) |
1) keer dat je vangt (1)
Voorbeeld: `een goede vangst doen` 2) wat je hebt gevangen Voorbeeld: `de visvangst` |
|
vangen
werkw. Uitspraak: ['vɑŋə(n)] Verbuigingen: ving (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zo pakken dat je het niet meer loslaat
2) uit de lucht grijpen Voorbeeld: `een bal vangen` Voorbeelden: `vlooien vangen`, `dieven vangen` |
|
geld vangen
|
(geld krijgen)
|
|
de vanille
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vaˈnijə] |
lichtgele, zoete en geurige specerij, gemaakt van een tropische plant
Voorbeelden: `vanillesuiker`, `vanillepudding` |
|
vanilleplant
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Vanilla planifolia] een orchideeënsoort oorspronkelijk uit Mexico, nu vooral op Madagaskar gekweekt voor zijn vruchten Voorbeeld: `De vanilleplant moet elders met de hand bevrucht worden omdat de bijensoort Melipona beechii die dat normaal doet alleen in Mexico voorkomt. `
|
|
de vanillepudding
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [va'nijəpʏdɪŋ] |
zoet nagerecht of pudding met een vanillesmaak
Voorbeeld: `Wat heb je het liefste: vanillepudding of chocolademousse?` |
|
vanmiddag
bijwoord Uitspraak: [vɑˈmɪdɑx] |
in de middag van vandaag
Voorbeeld: `Vanmiddag om 16.00 uur komt hij aan.` |
|
vanmorgen
bijwoord Uitspraak: [vɑˈmɔrxə(n)] |
in de morgen van vandaag
Voorbeeld: `Ik was vanmorgen pas om elf uur wakker.` Synoniem: vanochtend |
|
vannacht
bijwoord Uitspraak: [vɑˈnɑxt] |
1) tijdens de nacht na vandaag
Voorbeeld: `Vannacht gaat de zomertijd in.` 2) tijdens de nacht vóór vandaag Voorbeeld: `Ik heb vannacht nauwelijks geslapen.` |
|
vanochtend
bijwoord Uitspraak: [vɑnˈɔxtənt] |
de ochtend van vandaag
Synoniem: vanmorgen |
|
vanonder
bijwoord Uitspraak: [vɑn'ɔndər] |
aan de onderkant
Voorbeeld: `Vanonder op je computerscherm kun je zien hoe laat en welke datum het is.` Antoniem: vanboven Synoniem: onderaan |
|
vanouds
bijwoord |
traditioneel gesproken; sinds zeer lange tijd Voorbeeld: `In sommige plaatsen zoals Siddeburen is het vanouds het gebruik op oudjaarsavond de 'klok te smeren'; de kerkklok wordt dan vele uren zonder ophouden geluid. `
|
|
Vanuatu
zelfst.naamw. |
[land] een land in Oceanië, officieel de Republiek Vanuatu
|
|
Vanuatuaan
zelfst.naamw. |
[demoniem] een inwoner van Vanuatu, of iemand afkomstig uit Vanuatu
|
|
Vanuatuaans
bijv.naamw. |
[demoniem] op Vanuatu betrekking hebbend
|
|
Vanuatuaanse
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Vanuatu, of een vrouw afkomstig uit Vanuatu
|
|
vanuit
voorzetsel Uitspraak: [vɑnˈœyt] |
<om aan te geven vanaf welke plek iets gebeurt>
Voorbeelden: `Vanuit het raam naar buiten kijken`, `vanuit je eigen huis werken` |
|
vanvoor
bijwoord Uitspraak: [vɑn'vor] |
aan de voorkant
Voorbeeld: `vanvoor zitten in de auto` Antoniem: vanachter Synoniem: voorin |
|
vanwaar
bijwoord Uitspraak: [vɑnˈwar] |
om welke reden
Voorbeeld: `Vanwaar die vraag?` Synoniemen: waarom, waarvandaan |
|
vanwege
voorzetsel Uitspraak: [vɑnˈwexə] |
door
Voorbeeld: `Vanwege de vakantie zijn wij gesloten tot 1 september.` Synoniemen: wegens, op grond van, omwille van |
|
vanzelf
bijwoord Uitspraak: [vɑnˈzɛlf] |
1) zonder hulp of invloed van buiten
Voorbeeld: `Die kras verdwijnt niet vanzelf.` Synoniemen: uit zichzelf, automatisch, uit eigen beweging 2) vanzelfsprekend Voorbeeld: `Ga jij ook mee naar de bioscoop? Vanzelf!` Synoniem: vanzelfsprekend |
|
vanzelfsprekend
bijv.naamw. Uitspraak: [vɑnzɛlfˈsprekənt] |
dat hoeft niet verder worden uitgelegd
Voorbeeld: `Vanzelfsprekend is het ontbijt bij de prijs inbegrepen.` Synoniemen: vanzelf (2), natuurlijk, uiteraard, allicht |
|
vaporiseren
werkw. Uitspraak: [vapori'zerə(n)] Verbuigingen: vaporiseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevaporiseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een vloeistof) tot nevel maken (met een verstuiver)
Synoniem: verstuiven |
|
vaporiseren
werkw. Uitspraak: [vapori'zerə(n)] Verbuigingen: vaporiseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevaporiseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een vloeistof) tot nevel maken (met een verstuiver)
Synoniem: verstuiven |
|
VAR
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het woord komt ook niet voor in de woordenlijsten die zijn goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 18 resultaten voor `VAR`. Deze woorden staan wél in de database: •aar•Afar•ar•baar•bar•daar•dar•far•gaar•haar•har•jaar•kaar•kar•kwar Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
VARA
zelfst.naamw. |
[letterwoord], [afkorting] de afkorting voor 'Vereniging Arbeiders Radio Amateurs', een Nederlandse publieke radio- en televisieomroep
Voorbeeld: `De VARA zendt een actualiteitenprogramma uit. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de varaan
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [va'ran] Verbuigingen: va|ranen (meerv.) |
grote hagedis
Voorbeelden: `komodovaraan`, `reuzenvaraan` |
|
de varaan
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [va'ran] Verbuigingen: va|ranen (meerv.) |
grote hagedis
Voorbeelden: `komodovaraan`, `reuzenvaraan` |
|
I de varen
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['varə(n)] Verbuigingen: varen|s (meerv.) |
groene plant met lange bladeren met sporen
|
|
II varen
werkw. Uitspraak: ['varə(n)] Verbuigingen: voer (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevaren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) je met een boot over het water bewegen
Voorbeeld: `op de Noordzee varen` |
|
ergens wel bij varen
|
(in een situatie zijn dat het goed met je gaat)
|
|
een plan laten varen
|
(een plan niet door laten gaan)
|
|
I varengroen
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur groen met RAL-nummer 6025.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het varengroen? ` II varengroen bijv.naamw. [RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur groen, met RAL-nummer 6025. Voorbeeld: `Hij rijdt in een varengroene auto. ` |
|
I de varen
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['varə(n)] Verbuigingen: varen|s (meerv.) |
groene plant met lange bladeren met sporen
|
|
II varen
werkw. Uitspraak: ['varə(n)] Verbuigingen: voer (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevaren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) je met een boot over het water bewegen
Voorbeeld: `op de Noordzee varen` |
|
ergens wel bij varen
|
(in een situatie zijn dat het goed met je gaat)
|
|
een plan laten varen
|
(een plan niet door laten gaan)
|
|
variabel
bijv.naamw. Uitspraak: [variˈjabəl] |
in staat om te variëren
Voorbeeld: `variabele kosten` Antoniem: invariabel Synoniem: veranderlijk |
|
de variabele
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vari'jabələ] Verbuigingen: variabele|n (meerv.) |
grootheid met een waarde die niet constant is maar variabel
Voorbeelden: `afhankelijke en onafhankelijke variabelen`, `toevalsvariabele` |
|
variabiliteit
zelfst.naamw. |
[medisch] veranderlijkheid
|
|
de variant
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [variˈjɑnt] Verbuigingen: variant|en (meerv.) |
iets met een andere vorm of andere eigenschappen dan de gewone versie
Voorbeelden: `spelvariant`, `een variant zijn op de oude uitvoering` |
|
variantie
zelfst.naamw. |
[statistiek] de gemiddelde waarde van het kwadraat van de afwijking van de variabele van de verwachte waarde of het gemiddelde
|
|
de variatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [variˈja(t)si] Verbuigingen: variatie|s (meerv.) |
verschil tussen dingen die verder gelijk zijn
Voorbeelden: `ergens variatie in brengen`, `variaties op een thema`, `voor de variatie` Synoniem: afwisseling |
|
de variatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [variˈja(t)si] Verbuigingen: variatie|s (meerv.) |
verschil tussen dingen die verder gelijk zijn
Voorbeelden: `ergens variatie in brengen`, `variaties op een thema`, `voor de variatie` Synoniem: afwisseling |
|
variëren
werkw. Uitspraak: [variˈjerə(n)] Verbuigingen: varieerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevarieerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iedere keer (een beetje) verschillen
Voorbeeld: `De prijzen variëren van tien tot vijfendertig euro.` 2) een beetje anders maken Voorbeeld: `Kun je het tempo niet een beetje variëren?` |
|
variëren
werkw. Uitspraak: [variˈjerə(n)] Verbuigingen: varieerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevarieerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iedere keer (een beetje) verschillen
Voorbeeld: `De prijzen variëren van tien tot vijfendertig euro.` 2) een beetje anders maken Voorbeeld: `Kun je het tempo niet een beetje variëren?` |
|
de variëteit
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [varijə'tɛit] Verbuigingen: variëteit|en (meerv.) |
verschil tussen dingen die verder gelijk zijn
Voorbeelden: `kleurvariëteit`, `taalvariëteit`, `vormvariëteit` Synoniemen: afwisseling, variatie |
|
Varisi
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die op de Solomon-eilanden gesproken wordt Voorbeeld: `De taal Varisi wordt nog door 5000 mensen gesproken. `
|
|
varix
zelfst.naamw. |
[medisch]: spatader
|
|
het varken
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvɑrkə(n)] Verbuigingen: varken|s (meerv.) |
tam, dik, roze zwijn met een stompe neus en een krulstaartje dat vooral vanwege het vet en vlees wordt gefokt
Voorbeeld: `varkens houden` |
|
Zo dom als het achtereind van een varken.
|
(erg dom)
|
|
Vele varkens maken de spoeling dun.
|
(als je met veel mensen iets moet delen, krijgt iedereen maar weinig)
|
|
zo lui als een varken
|
(erg lui)
|
|
Dat slaat als een tang op een varken.
|
(dat is grote onzin)
|
|
varkensgras
zelfst.naamw. |
[plantkunde] 'Polygonum', een geslacht van kruidachtige planten uit de duizendknoopfamilie 'Polygonaceae', dat wereldwijd zeer algemeen voorkomt, met name in de gematigde streken
|
|
varkenshaas
zelfst.naamw. |
haas van een varken
|
|
de varkenshouderij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɑrkə(n)shɑudə'rɛi] Verbuigingen: varkenshouderij|en (meerv.) |
agrarisch bedrijf waar varkens gefokt worden
Voorbeeld: `De meeste varkenshouderijen werken volgens de methoden van de intensieve veehouderij.` |
|
varkensleren
bijv.naamw. |
van varkensleer vervaardigd
|
|
varkenslintworm
zelfst.naamw. |
[dierkunde] [species|Taenia solium] is een lintworm die als gastheren de mens en varkens heeft
|
|
het varkensvlees
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvɑrkə(n)sfles] |
vlees van een varken
Voorbeeld: `Varkensvlees is erg vet.` |
|
varroamijt
zelfst.naamw. |
[imkerij], 'Varroa destructor' een uitwendige parasiet die voorkomt op insecten, maar zich alleen voort kan planten op het broed van honingbijen Voorbeeld: `Onbehandeld kan infectie met de varroamijt een bijenvolk vrijwel vernietigen. `
|
|
de varsity
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɑ:rsəti] Verbuigingen: varsity|'s (meerv.) |
roeiwedstrijd waaraan alleen studenten mogen deelnemen
Voorbeeld: `een varsity met Nederlandse studentenploegen` |
|
vasculair
bijv.naamw. Uitspraak: [vɑsky'lɛ:r] |
wat betrekking heeft op de (bloed)vaten
Voorbeelden: `vasculaire aandoeningen`, `cardiovasculair` |
|
vasculitis
zelfst.naamw. |
[medisch] vaatonsteking
|
|
de vaseline
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vazəˈlinə] |
witte, vette zalf gemaakt uit petroleum en die veel in cosmetica wordt gebruikt
|
|
vasoactief
bijv.naamw. |
[medisch] van invloed op de omvang van bloedvaten (samentrekking of verwijding) Voorbeeld: `Die ingreep zal vasoactieve gevolgen hebben. `
|
|
vasoconstrictie
zelfst.naamw. |
[medisch] vaatvernauwing
|
|
vasoconstrictie
zelfst.naamw. |
[medisch] vaatvernauwing
|
|
vasodilatatie
zelfst.naamw. |
vaatverwijding.
|
|
vasodilatatie
zelfst.naamw. |
vaatverwijding.
|
|
vasodilitatie
zelfst.naamw. |
[medisch] vaatverwijding
|
|
vasomotorisch
bijv.naamw. |
[medisch] invloed hebbend op de omvang van bloedvaten
|
|
vasopressine
zelfst.naamw. |
bepaald hormoon in het menselijk lichaam, dat o.a. een belangrijke rol speelt bij de retentie van water
|
|
vasopressor
zelfst.naamw. |
[medisch] een stof die de samentrekking van spierweefsel bevordert
|
|
I vast
bijv.naamw. Uitspraak: [vɑst] |
1) goed verbonden met iets
2) stevig 3) onveranderlijk Voorbeelden: `een vaste baan hebben`, `een vaste klant van de kroeg`, `de vaste kosten/lasten` Synoniemen: blijvend, gegarandeerd Voorbeeld: `vast in het zadel zitten` Antoniem: onvast Voorbeeld: `De dop zit vast; ik krijg hem er niet af.` Antoniemen: vrij, los, |
|
muurvast
|
(heel vast)
|
|
met vaste hand schrijven
|
(schrijven zonder te beven)
|
|
II vast
bijwoord Uitspraak: [vɑst] |
1) zeer waarschijnlijk
2) zonder verder te wachten op iemand of iets Voorbeeld: `Begin maar vast, ik kom je zó helpen.` Antoniem: nog niet Synoniem: alvast Voorbeeld: `Je wordt vast de winnaar van het concours.` |
|
vast en zeker
|
(zonder twijfel)
|
|
vastberaden
bijv.naamw. Uitspraak: [vɑs(t)bəˈradə(n)] |
zonder te aarzelen
Voorbeeld: `met vastberaden stappen de trap oplopen` Synoniemen: vastbesloten, gedecideerd, doortastend, resoluut |
|
vastbesloten
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈvɑs(t)bəslotə(n)] |
met het vaste voornemen iets te doen
Voorbeeld: `Ik ben vastbesloten om die cursus te gaan volgen.` Synoniem: vastberaden |
|
vastbinden
werkw. Uitspraak: [ˈvɑs(t)bɪndə(n)] Verbuigingen: bond vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgebonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vastmaken met touw
Voorbeeld: `De ontvoerders hadden hem vastgebonden aan een verwarmingsbuis.` |
|
het vasteland
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɑstəˈlɑnt] |
groot stuk aaneengesloten land
Voorbeeld: `Engeland en Ierland behoren niet tot het vasteland van Europa.` Antoniem: zee Synoniem: continent |
|
vasten
werkw. Uitspraak: [ˈvɑstə(n)] Verbuigingen: vastte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met opzet niets of weinig eten gedurende een bepaalde periode
Voorbeeld: `tijdens de ramadan vasten van zonsopgang tot zonsondergang` |
|
de vastenmaand
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɑstə(n)mant] Verbuigingen: vastenmaand|en (meerv.) |
maand waarin je als gelovige moslim overdag niet eet of drinkt
Voorbeeld: `De vastenmaand valt op de negende maand van het islamitische jaar.` Synoniem: ramadan |
|
vastbakken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `vastbakken`. Dit woord staat wél in de database: •vastpakken Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vastbinden
werkw. Uitspraak: [ˈvɑs(t)bɪndə(n)] Verbuigingen: bond vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgebonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vastmaken met touw
Voorbeeld: `De ontvoerders hadden hem vastgebonden aan een verwarmingsbuis.` |
|
vastdraaien
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastdraaien`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vastgespen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastgespen`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Deze woorden staan wél in de database: •vastgelopen•vastgespeld Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vastgrijpen
werkw |
iets stevig in de handen pakken
Voorbeeld: `Uzzia greep de Ark des Verbonds vast en werd op slag gedood. ` [refl] 'zich ~ aan': zich verankeren door iets stevig beet te pakken Voorbeeld: `Zij trachtten zich eraan vast te grijpen, maar de stroming was te sterk. ` |
|
vasthechten
werkw. Uitspraak: ['vɑsthɛxtə(n)] Verbuigingen: hechtte vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgehecht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets aan iets anders vastmaken
Voorbeeld: `twee bladen papier met nietjes aan elkaar vasthechten` |
|
vasthouden
werkw. Uitspraak: [ˈvɑsthɑudə(n)] Verbuigingen: hield vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in je handen houden zonder los te laten
Voorbeeld: `Hou jij die plank vast, dan timmer ik hem aan de muur.` |
|
Ik hou mijn hart vast.
|
dit zeg je als je angstig bent over iets
|
|
vastklemmen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `vastklemmen`. We hebben 6 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vastknopen
werkw. Uitspraak: ['vɑs(t)knopə(n)] Verbuigingen: knoopte vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgeknoopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) twee of meerdere dingen aan elkaar knopen
Voorbeeld: `twee stukken touw vastknopen` Synoniem: knopen 2) twee dingen samenvoegen, verbinden Voorbeeld: `ergens een waardeoordeel aan vastknopen` |
|
vastkoeken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `vastkoeken`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vastleggen
werkw. Uitspraak: [ˈvɑstlɛxə(n)] Verbuigingen: legde vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) registreren op papier, film, cd of foto
Voorbeeld: `iets op schrift vastleggen` 2) zó leggen dat het niet kan worden weggehaald of veranderd Voorbeeld: `de boot vastleggen` |
|
vastliggen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `vastliggen`. Dit woord staat wél in de database: •vastleggen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vastlopen
werkw. Uitspraak: [ˈvɑstlopə(n)] Verbuigingen: liep vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vastgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in een situatie komen dat je niet verder kunt
Voorbeelden: `Het schip liep vast in de modderige bodem.`, `De computer is vastgelopen.`, `Het overleg liep vast op de weigering van de werkgevers.` |
|
vastmaken
werkw. Uitspraak: [ˈvɑstmakə(n)] Verbuigingen: maakte vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat iets vast zit
Voorbeeld: `de kabel vastmaken aan de paal` Antoniem: losmaken Synoniem: bevestigen |
|
vastmeren
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastmeren`. We hebben 7 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vastnaaien
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastnaaien`. We hebben één synoniem gevonden. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vastpennen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `vastpennen`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vastpinnen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastpinnen`. We hebben 4 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vastplakken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastplakken`. We hebben 12 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •vastpakken Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vastpraten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Ook op encyclo zijn geen resultaten gevonden voor `vastpraten`. Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vastraken
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastraken`. Dit woord staat wél in de database: •vastmaken Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vastschroeven
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `vastschroeven`. We hebben 3 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
vastspelden
werkw. |
met een of meer spelden vastmaken Voorbeeld: `Met een broche speldde ze haar hoofddoek vast op haar schouder. `
|
|
vaststaan
werkw. Uitspraak: [ˈvɑstan] Verbuigingen: stond vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zeker zijn
Voorbeeld: `een vaststaand feit` 2) niet veranderen Voorbeeld: `Mijn besluit staat vast.` |
|
vastvriezen
werkw. Uitspraak: ['vɑs(t)frizə(n)] Verbuigingen: vroor vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vastgevroren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(in ijs) vast komen te zitten bij vriesweer
Voorbeeld: `Deze morgen kon ik niet in mijn auto omdat de portieren vastgevroren waren.` |
|
vastzetten
werkw. Uitspraak: ['vɑstsɛtə(n)] Verbuigingen: zette vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) ervoor zorgen dat iets goed vast zit
Voorbeeld: `een ladder eerst goed vastzetten voordat je erop klimt` Synoniem: blokkeren 2) (geld) op een spaarrekening zetten zodat je het een tijdje niet kunt gebruiken Voorbeeld: `je spaargeld vastzetten voor een lange periode en een hogere rente krijgen` 3) (bij schaken, dammen) een zet doen waardoor je tegenstander niet meer verder kan Voorbeeld: `je tegenstander vastzetten in een schaakspel` |
|
vastzitten
werkw. Uitspraak: [ˈvɑstsɪtə(n)] Verbuigingen: zat vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgezeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zó zitten dat je het niet kunt bewegen
Voorbeeld: `Die dop zit vast, ik krijg hem niet van de fles.` Antoniem: loslaten 2) in de gevangenis zitten Voorbeeld: `vastzitten wegens rijden onder invloed van alcohol` Synoniem: gevangenzitten 3) in moeilijkheden zitten en geen oplossing weten Voorbeeld: `Door een te optimistische planning kwam ik helemaal vast te zitten.` Synoniemen: klem zitten, in het nauw zitten |
|
het vastgoed
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɑs(t)xut] |
gebouwen en land
Voorbeelden: `vastgoedmakelaar`, `vastgoedsector` Synoniem: onroerend goed |
|
de vastgoedmakelaar
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɑs(t)xutmakəlar] Verbuigingen: vastgoedmakelaar|s (meerv.) |
beroep van iemand die helpt bij het kopen of verkopen van onroerend goed
Voorbeelden: `je vestigen als vastgoedmakelaar`, `een erkende vastgoedmakelaar` Synoniem: makelaar |
|
de vastgoedsector
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɑs(t)xutsɛktɔr] |
economische sector die betrekking heeft op het kopen en verkopen van onroerend goed
Voorbeeld: `de nationale vastgoedsector` |
|
vastgoedzeepbel
zelfst.naamw. |
een economische zeepbel die periodiek voorkomt in vastgoedmarkten Voorbeeld: `De vastgoedzeepbel in de Verenigde Staten is een bedreiging voor de gehele economie. `
|
|
vastgrijpen
werkw. |
iets stevig in de handen pakken
Voorbeeld: `Uzzia greep de Ark des Verbonds vast en werd op slag gedood. ` [refl] 'zich ~ aan': zich verankeren door iets stevig beet te pakken Voorbeeld: `Zij trachtten zich eraan vast te grijpen, maar de stroming was te sterk. ` |
|
vasthechten
werkw. Uitspraak: ['vɑsthɛxtə(n)] Verbuigingen: hechtte vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgehecht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets aan iets anders vastmaken
Voorbeeld: `twee bladen papier met nietjes aan elkaar vasthechten` |
|
vasthouden
werkw. Uitspraak: [ˈvɑsthɑudə(n)] Verbuigingen: hield vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in je handen houden zonder los te laten
Voorbeeld: `Hou jij die plank vast, dan timmer ik hem aan de muur.` |
|
Ik hou mijn hart vast
|
dit zeg je als je angstig bent over iets
|
|
vasthoudend
bijv.naamw. Uitspraak: [vɑst'hɑudənt] |
als je niet snel opgeeft
Voorbeeld: `je op een vasthoudende manier inzetten voor iets` Synoniemen: volhardend, koppig |
|
vastklampen
werkw. |
door middel van klampen vast zetten
zich met inspanning ergens aan vasthouden Voorbeeld: ` Het kind klampte zich aan zijn moeder vast . ` |
|
zich vastklampen aan
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈvɑs(t)klɑmpə(n) an] Verbuigingen: klampte zich vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich vastgeklampt (volt.deelw.) |
je krampachtig (ergens aan) vasthouden
Voorbeeld: `zich aan de rand van het zwembad vastklampen` Synoniem: zich vastklemmen |
|
zich vastklampen aan een illusie
|
(blijven geloven in iets dat niet meer geldt of waar is)
|
|
vastknopen
werkw. Uitspraak: ['vɑs(t)knopə(n)] Verbuigingen: knoopte vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgeknoopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) twee of meerdere dingen aan elkaar knopen
Voorbeeld: `twee stukken touw vastknopen` Synoniem: knopen 2) twee dingen samenvoegen, verbinden Voorbeeld: `ergens een waardeoordeel aan vastknopen` |
|
vastleggen
werkw. Uitspraak: [ˈvɑstlɛxə(n)] Verbuigingen: legde vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) registreren op papier, film, cd of foto
Voorbeeld: `iets op schrift vastleggen` 2) zó leggen dat het niet kan worden weggehaald of veranderd Voorbeeld: `de boot vastleggen` |
|
vastlijmen
werkw. Uitspraak: ['vɑstlɛimə(n)] Verbuigingen: lijmde vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgelijmd (volt.deelw.) |
iets met lijm vastmaken aan of op iets anders
Voorbeeld: `twee houten plankjes vastlijmen` |
|
vastlopen
werkw. Uitspraak: [ˈvɑstlopə(n)] Verbuigingen: liep vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vastgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in een situatie komen dat je niet verder kunt
Voorbeelden: `Het schip liep vast in de modderige bodem.`, `De computer is vastgelopen.`, `Het overleg liep vast op de weigering van de werkgevers.` |
|
vastmaken
werkw. Uitspraak: [ˈvɑstmakə(n)] Verbuigingen: maakte vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat iets vast zit
Voorbeeld: `de kabel vastmaken aan de paal` Antoniem: losmaken Synoniem: bevestigen |
|
vastnemen
werkw. Uitspraak: ['vɑstnemə(n)] Verbuigingen: nam vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgenomen (volt.deelw.) |
met je handen pakken, nemen
Voorbeeld: `de baby van je zus vastnemen` Synoniem: vastpakken |
|
vastpakken
werkw. Uitspraak: ['vɑs(t)pɑkə(n)] Verbuigingen: pakte vast (enkelv.volt.deelw.) Verbuigingen: heeft vastgepakt (volt.deelw.) |
grijpen en vasthouden
Voorbeelden: `iets vastpakken en het niet meer los laten`, `De hond pakte zijn speeltje vast en bracht het naar zijn baasje.` Synoniemen: beetpakken, vastgrijpen, vastnemen |
|
I vastrijden
werkw. Uitspraak: ['vɑstrɛidə(n)] Verbuigingen: reed vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vastgereden (volt.deelw.) |
al rijdend vastraken (in iets)
Voorbeeld: `De auto was vastgereden in een maisveld.` |
|
II zich vastrijden
reflexief werkw. Uitspraak: ['vɑstrɛidə(n)] Verbuigingen: reed zich vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich vastgereden (volt.deelw.) |
je al rijdend (ergens in) vastzetten
Voorbeeld: `Ik heb mij vanmorgen vastgereden in de modder.` |
|
vastspelden
werkw. |
met een of meer spelden vastmaken Voorbeeld: `Met een broche speldde ze haar hoofddoek vast op haar schouder. `
|
|
vastspijkeren
werkw. |
met spijkers bevestigen Voorbeeld: `Hij spijkerde de klamp vast met betonspijkers. `
|
|
vaststaan
werkw. Uitspraak: [ˈvɑstan] Verbuigingen: stond vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zeker zijn
Voorbeeld: `een vaststaand feit` 2) niet veranderen Voorbeeld: `Mijn besluit staat vast.` |
|
vaststaand
bijv.naamw. Uitspraak: ['vɑstant] |
1) als iets zeker is
Voorbeeld: `vaststaande feiten die niemand kan ontkennen` 2) als iets niet meer verandert Voorbeeld: `een vaststaande bonus krijgen` 3) als iets niet (meer) beweegt of kan bewegen Voorbeelden: `vaststaande handdoekhouder`, `vaststaande messen` |
|
vaststellen
werkw. Uitspraak: [ˈvɑstɛlə(n)] Verbuigingen: stelde vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bepalen of merken dat iets op een bepaalde manier is
Voorbeelden: `de prijs vaststellen`, `vaststellen dat hij al is vertrokken` Synoniem: constateren |
|
de vaststelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɑstɛlɪŋ] Verbuigingen: vaststelling|en (meerv.) |
het vaststellen of dat wat vastgesteld is
Voorbeelden: `de vaststelling van een grondwet`, `vaststellingsovereenkomst` |
|
tot de vaststelling komen dat
|
(constateren dat)
|
|
vasten
werkw. Uitspraak: [ˈvɑstə(n)] Verbuigingen: vastte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met opzet niets of weinig eten gedurende een bepaalde periode
Voorbeeld: `tijdens de ramadan vasten van zonsopgang tot zonsondergang` |
|
vastvriezen
werkw. Uitspraak: ['vɑs(t)frizə(n)] Verbuigingen: vroor vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vastgevroren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(in ijs) vast komen te zitten bij vriesweer
Voorbeeld: `Deze morgen kon ik niet in mijn auto omdat de portieren vastgevroren waren.` |
|
vastvriezen
werkw. Uitspraak: ['vɑs(t)frizə(n)] Verbuigingen: vroor vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vastgevroren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(in ijs) vast komen te zitten bij vriesweer
Voorbeeld: `Deze morgen kon ik niet in mijn auto omdat de portieren vastgevroren waren.` |
|
vastzetten
werkw. Uitspraak: ['vɑstsɛtə(n)] Verbuigingen: zette vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) ervoor zorgen dat iets goed vast zit
Voorbeeld: `een ladder eerst goed vastzetten voordat je erop klimt` Synoniem: blokkeren 2) (geld) op een spaarrekening zetten zodat je het een tijdje niet kunt gebruiken Voorbeeld: `je spaargeld vastzetten voor een lange periode en een hogere rente krijgen` 3) (bij schaken, dammen) een zet doen waardoor je tegenstander niet meer verder kan Voorbeeld: `je tegenstander vastzetten in een schaakspel` |
|
vastzitten
werkw. Uitspraak: [ˈvɑstsɪtə(n)] Verbuigingen: zat vast (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgezeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zó zitten dat je het niet kunt bewegen
Voorbeeld: `Die dop zit vast, ik krijg hem niet van de fles.` Antoniem: loslaten 2) in de gevangenis zitten Voorbeeld: `vastzitten wegens rijden onder invloed van alcohol` Synoniem: gevangenzitten 3) in moeilijkheden zitten en geen oplossing weten Voorbeeld: `Door een te optimistische planning kwam ik helemaal vast te zitten.` Synoniemen: klem zitten, in het nauw zitten |
|
vastzitten aan
werkw. Uitspraak: [ˈvɑstsɪtə(n) an] Verbuigingen: zat vast aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vastgezeten aan (volt.deelw.) |
verplicht zijn iets te doen
Voorbeelden: `vastzitten aan een contract`, `Daar zitten verplichtingen aan vast.` Synoniem: gebonden zijn aan |
|
het vat
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɑt] Verbuigingen: vat|en (meerv.) |
1) afsluitbare ton om bijvoorbeeld bier of wijn in te bewaren
2) bloedvat Voorbeeld: `een vat afbinden tijdens een operatie` Voorbeelden: `houten vaten`, `een nieuw vat aanslaan/openen` |
|
uit een ander vaatje tappen
|
(het anders doen)
|
|
Wat in het vat zit verzuurt niet.
|
(als je iets uitstelt, kan het nog wel gebeuren)
|
|
geen vat op iemand krijgen
|
(iemand niet kunnen beïnvloeden)
|
|
aanvatten
werkw. Uitspraak: ['anvɑtə(n)] Verbuigingen: vatte aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangevat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) aanpakken
Voorbeeld: `Bedrijven moeten tijdens een economische crisis elk voordeel aanvatten.` Synoniem: aangrijpen 2) beginnen Voorbeeld: `een stage al de volgende dag kunnen aanvatten` |
|
opvatten
werkw. Uitspraak: [ˈɔpfɑtə(n)] Verbuigingen: vatte op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgevat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets) op een bepaalde manier interpreteren
Voorbeelden: `Dat moet je niet persoonlijk opvatten.`, `iets niet te licht opvatten` 2) (weer) met iets beginnen Voorbeelden: `je gewone leven weer opvatten`, `de werkzaamheden weer opvatten`, `je studie weer opvatten` |
|
een plan opvatten
|
(iets van plan zijn)
|
|
samenvatten
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)vɑtə(n)] Verbuigingen: vatte samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengevat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een tekst) inkorten tot de belangrijkste elementen
Voorbeeld: `Ik heb een aflevering gemist. Kun je de inhoud even voor me samenvatten?` |
|
vatbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈvɑdbar] |
gevoelig voor ziektes, bederf en andere (negatieve) dingen
Voorbeelden: `erg vatbaar voor ontstekingen zijn`, `zonder bescherming is het systeem vatbaar voor computervirussen` Antoniem: immuun |
|
de vatbaarheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɑdbarhɛit] |
mate waarin je voor iets vatbaar bent
Voorbeelden: `levensvatbaarheid`, `toerekeningsvatbaarheid` |
|
het vat
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɑt] Verbuigingen: vat|en (meerv.) |
1) afsluitbare ton om bijvoorbeeld bier of wijn in te bewaren
2) bloedvat Voorbeeld: `een vat afbinden tijdens een operatie` Voorbeelden: `houten vaten`, `een nieuw vat aanslaan/openen` |
|
uit een ander vaatje tappen
|
(het anders doen)
|
|
Wat in het vat zit verzuurt niet.
|
(als je iets uitstelt, kan het nog wel gebeuren)
|
|
geen vat op iemand krijgen
|
(iemand niet kunnen beïnvloeden)
|
|
Vaticaans
bijv.naamw. |
[demoniem] op Vaticaanstad betrekking hebbend
|
|
Vatra Dornei
zelfst.naamw. |
[toponiem|land=Roemenië] een stadje in het noorden van Roemenië in het district van Suceava
|
|
aanvatten
werkw. Uitspraak: ['anvɑtə(n)] Verbuigingen: vatte aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangevat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) aanpakken
Voorbeeld: `Bedrijven moeten tijdens een economische crisis elk voordeel aanvatten.` Synoniem: aangrijpen 2) beginnen Voorbeeld: `een stage al de volgende dag kunnen aanvatten` |
|
vatten
werkw. Uitspraak: [ˈvɑtə(n)] Verbuigingen: vatte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) vastpakken
2) begrijpen Voorbeeld: `Ik vat het nog steeds niet.` Synoniemen: bevatten, snappen Voorbeeld: `iemand bij de schouders vatten` |
|
kou vatten
|
(verkouden worden)
|
|
de vaudeville
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vodə'vil] Verbuigingen: vaudeville|s (meerv.) |
toneelstuk waarin vrolijke en komische liedjes gezongen worden
Voorbeeld: `Vaudeville is ontstaan in New York in de negentiende eeuw.` |
|
de vaudeville
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vodə'vil] Verbuigingen: vaudeville|s (meerv.) |
toneelstuk waarin vrolijke en komische liedjes gezongen worden
Voorbeeld: `Vaudeville is ontstaan in New York in de negentiende eeuw.` |
|
de vazal
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [va'zɑl] Verbuigingen: vazal|len (meerv.) |
(in de middeleeuwen) iemand die onder de bescherming van een heer stond en die hem daarvoor in ruil diensten bewees
Voorbeelden: `vazallenplicht`, `vazallenstaat`, `kroonvazal` Synoniem: leenman |
|
de vaas
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vas] Verbuigingen: vazen (meerv.) |
kan of vat om bloemen in te zetten
Voorbeeld: `een vaas met rozen` |
|
VDSL
zelfst.naamw. |
[initiaalwoord], [afkorting] de afkorting voor 'Very-high-bitrate Digital Subscriber Line', een snelle internetverbinding via de telefoonlijn Voorbeeld: `VDSL heeft een asymetrische bandbreedte net als ADSL, maar een hogere datasnelheid. `
|
|
ve
afkorting |
vervuilingseenheid water
Voorbeeld: `Aan de hand van de v.e. worden in Nederland de verontreinigingsheffing en zuiveringsheffing vastgesteld.` |
|
aanvechten
werkw. Uitspraak: ['anvɛxtə(n)] Verbuigingen: vocht aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangevochten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeggen dat iets niet juist is
Voorbeelden: `een staking juridisch aanvechten`, `een parkeerboete aanvechten` Synoniem: betwisten |
|
invlechten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 3 resultaten voor `invlechten`. Dit woord staat wél in de database: •vlechten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
uitvechten
werkw. Uitspraak: [ˈœytfɛxtə(n)] Verbuigingen: vocht uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevochten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door vechten of discussiëren tot een oplossing komen
Voorbeeld: `Dat vechten jullie maar buiten uit.` |
|
vechten
werkw. Uitspraak: [ˈvɛxtə(n)] Verbuigingen: vocht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevochten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
strijden met lichamelijk geweld
Voorbeelden: `Toen ze er met woorden niet uitkwamen, begonnen ze te vechten.`, `een robbertje/potje/partijtje vechten` |
|
vechten voor een betere samenleving
|
(je hevig inspannen voor een betere samenleving)
|
|
de vechtpartij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvɛx(t)pɑrtɛi] Verbuigingen: vechtpartij|en (meerv.) |
gevecht
Voorbeeld: `een blauw oog oplopen bij een vechtpartij` |
|
de vechtsport
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɛx(t)spɔrt] Verbuigingen: vechtsport|en (meerv.) |
het vechten tegen anderen als sport
Voorbeelden: `Judo, karate, boksen en worstelen zijn voorbeelden van vechtsporten.`, `oosterse vechtsporten` |
|
Vechtstreek
zelfst.naamw. |
het gebied rond de Vecht tussen Utrecht en Muiden
|
|
vectoriseren
werkw. |
omzetten van rasterafbeeldingen naar lijnafbeeldingen Voorbeeld: `Het verdient aanbeveling om die afbeelding te vectoriseren. `
|
|
de veda
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['veda] Verbuigingen: Veda|'s (meerv.) |
heilig boek dat een belangrijk onderdeel is van het hindoeïsme
Voorbeeld: `De Rig Veda is de oudste Veda die bij de Ariërs ontstaan zou zijn.` |
|
vedel
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument], [verouderd] een eenvoudig strijkinstrument in verschillende uitvoeringen Voorbeeld: `De vedel is een voorloper van de huidige viool. `
|
|
vedelen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `vedelen`. Deze woorden staan wél in de database: •bedelen•meedelen•poedelen•vedel•vedelden•verdelen•vergelen•vervelen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de veder
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vedər] Verbuigingen: veder|s (meerv.) |
elk van de pennen met haren die de huid van vogels bedekken
Voorbeelden: `vederbont`, `vedergewicht` Synoniem: veer (2) |
|
het vedergewicht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vedərxəwɪxt] Verbuigingen: vedergewicht|en (meerv.) |
(bij het boksen) één gewichtsklasse lager dan het lichtgewicht of een bokser in die gewichtsklasse sport
Voorbeeld: `De Cubaanse bokser verdedigde zijn titel bij de vedergewichten.` Antoniemen: lichtgewicht, zwaargewicht, Synoniem: pluimgewicht |
|
de vedette
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [və'dɛtə] Verbuigingen: vedette|n, vedette|s (meerv.) |
vooraanstaand of bekend persoon
Voorbeelden: `sportvedette`, `filmvedette` |
|
vedisch
bijv.naamw. Uitspraak: ['vedis] |
wat betrekking heeft op de Veda's
Voorbeelden: `vedische geschriften`, `vedische astrologie` |
|
het vee
zelfst.naamw. Uitspraak: [ve] |
tamme dieren die je houdt voor het vlees, de melk, de wol enz.
Voorbeeld: `In de winter staat het vee op stal.` |
|
de vee-industrie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['veɪndʏstri] |
het houden en fokken van veel vee op een kleine oppervlakte, waarbij de dieren als een industrieel product behandeld worden en niet als levende wezens
Voorbeeld: `campagne voeren tegen de slechte omstandigheden in de vee-industrie` |
|
veearts
zelfst.naamw. |
[medisch] iemand die zich specialiseert in de geneeskunst van dieren Voorbeeld: `Hij wil veearts worden. `
|
|
veearts
zelfst.naamw. |
[medisch] iemand die zich specialiseert in de geneeskunst van dieren Voorbeeld: `Hij wil veearts worden. `
|
|
veeartsenij
zelfst.naamw. |
de gezondheidszorg van dieren Voorbeeld: `De veeartsenij is altijd haar grote liefde geweest. `
|
|
de veeg
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vex] Verbuigingen: vegen (meerv.) |
1) beweging waarbij je langs iets strijkt
2) vlek in de vorm van een streep die je maakt door ergens langs te vegen Voorbeeld: `Er zit een zwarte veeg op je mouw.` Voorbeeld: `Met één veeg alles uitwissen` |
|
iemand een veeg uit de pan geven
|
iemand op een hatelijke manier bekritiseren)
|
|
aanvegen
werkw. |
vegend reinigen Voorbeeld: `Tijdens mijn schooltijd heb ik vaak voor straf het schoolplein moeten aanvegen. `
|
|
afvegen
werkw. Uitspraak: [ˈɑfexə(n)] Verbuigingen: veegde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgeveegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een vegende beweging weghalen of schoonmaken
Voorbeelden: `je tranen afvegen`, `je mond afvegen aan een servet` |
|
opvegen
werkw. Uitspraak: ['ɔpfexə(n)] Verbuigingen: veegde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgeveegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) schoonmaken door te vegen
Voorbeeld: `Als je iets vuil maakt, dan moet je het ook zelf opvegen!` |
|
je kunt me opvegen
|
(ik ben aan het eind van mijn krachten)
|
|
schoonvegen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `schoonvegen`. We hebben 2 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Er zijn geen spellingsuggesties gevonden Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
uitvegen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `uitvegen`. We hebben 6 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Deze woorden staan wél in de database: •uitwegen•vegen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
wegvegen
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u 2 resultaten voor `wegvegen`. We hebben 8 synoniemen gevonden die u mogelijk verder kunnen helpen. Zie `Synoniemen` in de lijst hieronder Dit woord staat wél in de database: •wegvagen Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
aanvegen
werkw. |
vegend reinigen Voorbeeld: `Tijdens mijn schooltijd heb ik vaak voor straf het schoolplein moeten aanvegen. `
|
|
vegen
werkw. Uitspraak: [ˈvexə(n)] Verbuigingen: veegde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geveegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) schoonmaken door met een bezem of borstel ergens langs te strijken
Voorbeelden: `de vloer vegen`, `de schoorsteen vegen`, `je voeten vegen aan de deurmat` 2) door ergens langs te strijken verplaatsen of verwijderen Voorbeeld: `de tranen van je wangen vegen` |
|
van de kaart vegen
|
(totaal vernietigen)
|
|
onder het tapijt vegen
|
(doen alsof (een lastige kwestie) niet bestaat) Synoniem: negeren
|
|
veehoeve
zelfst.naamw. |
een boerenbedrijf waar met name veeteelt bedreven wordt
|
|
veehoeve
zelfst.naamw. |
een boerenbedrijf waar met name veeteelt bedreven wordt
|
|
de veehouderij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vehɑudə'rɛi] Verbuigingen: veehouderij|en (meerv.) |
bedrijf waar vee gehouden en gefokt wordt
Voorbeeld: `melkveehouderij` Synoniem: veeteelt |
|
I veel
bijwoord Uitspraak: [vel] |
1) in grote mate
2) vaak Voorbeeld: `veel naar het theater gaan` Voorbeeld: `Zij is veel jonger dan haar broer.` |
|
veel geven om (iemand)
|
(veel houden van iemand)
|
|
veel houden van (iets of iemand)
|
(dol zijn op (iets of iemand))
|
|
II veel
telwoord Uitspraak: [vel] |
1) groot aantal
2) grote hoeveelheid Voorbeeld: `veel melk` Voorbeeld: `veel mensen` Synoniem: tig |
|
Weet ik veel!
|
geïrriteerde reactie als je iets niet weet
|
|
Het werd hem te veel.
|
(hij kon het niet meer verdragen)
|
|
veelal
bijwoord Uitspraak: ['velɑl] |
in de meeste gevallen, grotendeels
Voorbeeld: `Meisjes zijn veelal rustiger dan jongens.` |
|
veelbelovend
bijv.naamw. Uitspraak: [velbəˈlovənt] |
met veel mogelijkheden in de toekomst
Voorbeeld: `Als jongetje was hij al een veelbelovende voetballer.` |
|
veelbesproken
bijv.naamw. Uitspraak: [velbə'sprokə(n)] |
als er veel over iets of iemand gesproken wordt
Voorbeelden: `een veelbesproken onderwerp`, `veelbesproken personen` |
|
veelbetekenend
bijv.naamw. Uitspraak: [velbəˈtekənənt] |
met een duidelijke, maar niet uitgesproken bedoeling of betekenis
Voorbeeld: `De keuze voor die plek is veelbetekenend.` Synoniemen: veelzeggend, betekenisvol |
|
iemand een veelbetekenende blik toewerpen
|
(iemand met bijbedoelingen aankijken)
|
|
veelbewogen
bijv.naamw. Uitspraak: [velbə'woxə(n)] |
met veel ingrijpende gebeurtenissen
Voorbeelden: `een veelbewogen leven`, `een veelbewogen jaar achter de rug hebben` |
|
veeleer
bijwoord Uitspraak: ['veler] |
wat meer overeenkomt met de werkelijkheid
Voorbeeld: `Het was veeleer zijn schuld dan de onze.` Synoniem: eerder (2) |
|
veeleisend
bijv.naamw. Uitspraak: [vel'ɛisənt] |
met veel of hoge eisen
Voorbeeld: `de veeleisende gebruikers van het computerprogramma` Synoniem: kieskeurig |
|
veelgeprezen
bijv.naamw. Uitspraak: [velxə'prezə(n)] |
waar met veel lof over gesproken wordt
Voorbeelden: `een veelgeprezen film`, `een veelgeprezen schrijver` |
|
veelhoek
zelfst.naamw. |
[wiskunde] een gesloten stelsel lijnsegmenten die samen een plat vlak omsluiten
|
|
veelhoek
zelfst.naamw. |
[wiskunde] een gesloten stelsel lijnsegmenten die samen een plat vlak omsluiten
|
|
veelkleurig
bijv.naamw. Uitspraak: [vel'klørəx] |
met veel verschillende (felle) kleuren
Voorbeelden: `een veelkleurige vlinder`, `een veelkleurig dekentje` |
|
veelomvattend
bijv.naamw. Uitspraak: [velɔmˈvɑtənt] |
uitgebreid
Voorbeeld: `veelomvattende begeleiding bieden` Synoniemen: ruim, uitvoerig |
|
de veelpleger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['velplexər] Verbuigingen: veelpleger|s (meerv.) |
iemand die al veel misdaden gepleegd heeft
Voorbeelden: `een minderjarige veelpleger`, `bekend staan als veelpleger` Synoniem: draaideurcrimineel |
|
het veelvoud
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvelvɑut] Verbuigingen: veelvoud|en (meerv.) |
getal dat een aantal keren een bepaald getal is
Voorbeeld: `Veertien en eenentwintig zijn veelvouden van zeven.` |
|
veelvraat
zelfst.naamw. |
[dierkunde] 'Gulo gulo', een marterachtig roofdier, de grootste in de familie 'Mustelidae'
|
|
veelvraat
zelfst.naamw. |
[dierkunde] 'Gulo gulo', een marterachtig roofdier, de grootste in de familie 'Mustelidae'
|
|
veelvuldig
bijv.naamw. Uitspraak: [velˈvʏldəx] |
vaak
Voorbeeld: `veelvuldig gestelde vragen` Synoniemen: frequent, talrijk |
|
veelzeggend
bijv.naamw. Uitspraak: [velˈzɛxənt] |
met een duidelijke, maar niet uitgesproken bedoeling of betekenis
Voorbeeld: `Een veelzeggend gebaar maken.` Antoniem: nietszeggend Synoniem: veelbetekenend |
|
veelzijdig
bijv.naamw. Uitspraak: [velˈzɛidəx] |
goed in of bruikbaar voor verschillende dingen
Voorbeelden: `Zij is een veelzijdige zangeres, ze zingt zowel jazz als klassieke muziek.`, `een veelzijdig stuk gereedschap` |
|
veem
zelfst.naamw. |
[verouderd], [juridisch], [middeleeuwen] een veemgericht, een vaak geheime rechtbank van vrije burgers voor strafzaken
[verouderd] een groep eedgenoten of vennoten vennootschap of gebouw voor het opslaan van goederen Voorbeeld: `Op de kaasmarkt zijn de dragers van de verschillende vemen te herkennen aan de kleur van hun linten. ` |
|
het veen
zelfst.naamw. Uitspraak: [ven] Verbuigingen: venen (meerv.) |
natte, zuurstofarme grondsoort waarvan de gedroogde variant turf genoemd wordt
Voorbeelden: `veengrond`, `laagveen`, `hoogveen` |
|
de veenbes
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['venbɛs] Verbuigingen: veenbes|sen (meerv.) |
soort bosbes waarvan onder andere drankjes gemaakt worden
Voorbeelden: `veenbessensap`, `de kleine veenbes` Synoniem: cranberry |
|
I het veer
zelfst.naamw. Uitspraak: [ver] Verbuigingen: veren (meerv.) |
vaartuig waarmee je een water (2) over kunt steken
Voorbeeld: `Daar kun je het veer over de Lek nemen.` Synoniem: veerpont |
|
zo licht als een veertje
|
(zeer licht)
|
|
vroeg uit de veren moeten
|
(vroeg moeten opstaan)
|
|
iemand een veer in zijn kont steken
|
(iemand een compliment geven)
|
|
pronken met andermans veren
|
(een goede indruk maken met wat van anderen is of wat anderen hebben gedaan)
|
|
een veer moeten laten
|
(tevreden moeten zijn met minder dan je had gewild)
|
|
II de veer
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ver] Verbuigingen: veren (meerv.) |
1) elk van de pennen met haren die de huid van vogels bedekken
Voorbeelden: `ganzenveer`, `de veren van een pauw` 2) metalen draad die in een spiraal is gewonden die kan uitrekken en weer terugspringen Voorbeelden: `De veer is gesprongen.`, `horlogeveer` Synoniem: springveer |
|
de veerboot
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['verbot] Verbuigingen: veer|boten (meerv.) |
boot of schip waarmee je een water (2) kunt oversteken
Voorbeeld: `een veerboot waarmee je mensen naar de overkant van de rivier brengt` Synoniem: veerpont |
|
veren
bijv.naamw. Uitspraak: ['verə(n)] |
met of uit veren (gemaakt)
Voorbeelden: `een veren dekbed`, `een veren kussen` |
|
veren
bijv.naamw. Uitspraak: ['verə(n)] |
met of uit veren (gemaakt)
Voorbeelden: `een veren dekbed`, `een veren kussen` |
|
de veerkracht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈverkrɑxt] |
1) (van iets) vermogen om na te zijn uitgerekt of ingedrukt, weer de oorspronkelijke vorm of positie aan te nemen technisch
Voorbeeld: `een kabel met veel veerkracht` 2) (van iemand) vermogen om snel te herstellen psychologie Voorbeeld: `Na een lange beklimming de veerkracht van de wielrenners op de proef stellen.` |
|
veerkrachtig
bijv.naamw. Uitspraak: [ver'krɑxtəx] |
met veerkracht (van iets of iemand)
Voorbeelden: `een veerkrachtige persoonlijkheid`, `een veerkrachtig stukje draad` |
|
veerman
zelfst.naamw. |
[beroep] een persoon die een veer bedient Voorbeeld: `Op weg naar de onderwereld ontmoette Enlil de veerman die hem over de rivier zette die de werelden van de levenden en de doden scheidt. `
|
|
veerman
zelfst.naamw. |
[beroep] een persoon die een veer bedient Voorbeeld: `Op weg naar de onderwereld ontmoette Enlil de veerman die hem over de rivier zette die de werelden van de levenden en de doden scheidt. `
|
|
veerman
zelfst.naamw. |
[beroep] een persoon die een veer bedient Voorbeeld: `Op weg naar de onderwereld ontmoette Enlil de veerman die hem over de rivier zette die de werelden van de levenden en de doden scheidt. `
|
|
de veerpont
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['verpɔnt] Verbuigingen: veerpont|en (meerv.) |
boot of schip waarmee je een water (2) kunt oversteken
Voorbeeld: `een veerpont die auto's vervoert` Synoniemen: veerboot, pont |
|
de veerpont
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['verpɔnt] Verbuigingen: veerpont|en (meerv.) |
boot of schip waarmee je een water (2) kunt oversteken
Voorbeeld: `een veerpont die auto's vervoert` Synoniemen: veerboot, pont |
|
de veerring
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['verɪŋ] Verbuigingen: veerringetjes (verkleinwoord) Verbuigingen: veerringen (meerv.) |
open ring gebruikt bij moerverbindingen
Voorbeeld: `de veerring voorkomt dat de moer lostrilt` |
|
veren
bijv.naamw. Uitspraak: ['verə(n)] |
met of uit veren (gemaakt)
Voorbeelden: `een veren dekbed`, `een veren kussen` |
|
veertien
telwoord Uitspraak: [ˈvertin] |
het getal 14
Voorbeeld: `betalen binnen veertien dagen` |
|
veertiende
rangtelwoord Uitspraak: [ˈvertində] |
in een volgorde>
nummer 14 Voorbeeld: `koning Lodewijk de Veertiende` |
|
vees
zelfst.naamw. Herkomst: Vlaams |
buikwind biologie
Voorbeeld: `Nadat hij de avond tevoren capucijners had gegeten liet hij de dag erna de éne vees na de andere.` Synoniemen: scheet, veest |
|
de veestapel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈvestapəl] Verbuigingen: veestapel|s (meerv.) |
al het vee van een boerderij of een gebied
Voorbeeld: `De veestapel omvat schapen, rundvee, kippen en enkele varkens.` |
|
veesten
|
heeft geen uitgebreide woordinformatie.
Het is echter wel goed gespeld en is goedgekeurd door de Taalunie. Op encyclo vindt u één resultaat voor `veesten`. Deze woorden staan wél in de database: •beesten•eesten•feesten•geesten•leesten•queesten•veestten•verasten•vesten Overige suggesties voor het vinden van betere resultaten: Gebruik geen verbuigingen, meervoud of verkleinwoorden (dus `fiets` in plaats van `de fietsjes` of `gefietst`) Maak gebruik van de suggesties die u tijdens het typen in het zoekveld ziet. |
|
de veeteelt
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈvetelt] |
het fokken en houden van vee
Voorbeeld: `landbouw en veeteelt` Synoniem: veehouderij |
|
intensieve veeteelt
|
(het fokken en houden van vee met een maximale productie als doel)
|
|
de veewagen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vewaxə(n)] Verbuigingen: veewagen|s (meerv.) |
voertuig waarin vee vervoerd wordt
Voorbeeld: `een veewagen met varkens` |
|
veg
afkorting |
Vrije Evangelische Gemeenten religie
Voorbeeld: `De VEG behoren tot het protestantisme, welke vaak samenwerken in een overkoepelende organisatie.` |
|
de veganist
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vexa'nɪst] Verbuigingen: veganist|en (meerv.) de veganist|e zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vexa'nɪst|ə] Verbuigingen: veganiste|s (meerv.) |
iemand die geen vlees eet maar ook geen andere dingen gebruikt die van dieren afkomstig zijn
Voorbeeld: `Een veganist eet bijvoorbeeld geen eieren en drinkt geen melk.` |
|
vegen
werkw. Uitspraak: [ˈvexə(n)] Verbuigingen: veegde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geveegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) schoonmaken door met een bezem of borstel ergens langs te strijken
Voorbeelden: `de vloer vegen`, `de schoorsteen vegen`, `je voeten vegen aan de deurmat` 2) door ergens langs te strijken verplaatsen of verwijderen Voorbeeld: `de tranen van je wangen vegen` |
|
van de kaart vegen
|
(totaal vernietigen)
|
|
onder het tapijt vegen
|
(doen alsof (een lastige kwestie) niet bestaat) Synoniem: negeren
|
|
de vegetariër
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vexəˈtarijər] Verbuigingen: vegetariër|s (meerv.) |
iemand die geen voedsel eet dat van gedode dieren afkomstig is
|
|
vegetarisch
bijv.naamw. Uitspraak: [vexəˈtaris] |
van of voor vegetariërs
Voorbeeld: `een vegetarische maaltijd` |
|
vegetarisch zijn
|
(vegetariër zijn)
|
|
de vegetatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vexə'ta(t)si] Verbuigingen: vegetatie|s (meerv.) |
geheel van planten die in een bepaalde omgeving voorkomen
Voorbeelden: `moerasvegetatie`, `woestijnvegetatie`, `vegetatiegebied` |
|
vegetatief
bijv.naamw. |
[medisch] buiten het bewustzijn om
|
|
vegeteren
werkw. Uitspraak: [vexəˈterə(n)] Verbuigingen: vegeteerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevegeteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
leven als een plant
Voorbeeld: `in coma raken en de rest van je leven vegeteren` |
|
vegeteren
werkw. Uitspraak: [vexəˈterə(n)] Verbuigingen: vegeteerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevegeteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
leven als een plant
Voorbeeld: `in coma raken en de rest van je leven vegeteren` |
|
vehement
bijv.naamw. |
Sterk, onstuimig, hevig, geweldig, heftig, hartstochtelijk, gewelddadig
|
|
vehiculum
zelfst.naamw. |
[medisch] een drager
|
|
het vehikel
zelfst.naamw. Uitspraak: [ve'hikəl] Verbuigingen: vehikel|s (meerv.) |
auto of ander vervoermiddel voor op het land
Voorbeeld: `vehikels voor grote gezinnen` Synoniem: voertuig |
|
I vei
afkorting |
het kenniscentrum voor de elektro-sector in Vlaanderen elektrotechniek
Voorbeeld: `VEI is opgericht onder impuls van de 3 beroepsfederaties voor elektro-installatiebedrijven.` |
|
II VEI
afkorting |
vulkanische explosiviteits index (een maat voor de explosieve kracht van een vulkaanuitbarsting) geografie
Voorbeeld: `De VEI bestaat uit acht klasses, onder andere gebaseerd op het volume van het uitgeworpen tefra.` |
|
III vei
bijv.naamw. |
vettig (van aarde), vruchtbaar (van grond)
Voorbeeld: `Na het ploegen liggen er rijen vettige veie aarde op het land.` Synoniem: groeizaam |
|
I veil
zelfst.naamw. |
[plantkunde] klimop
Voorbeeld: `Een vloer van donzig mos; de doorgang wild gesierd<br>Met geitenblad; het veil, dat aan de wanden zwiert, <ref>A.C.W. Staring</ref> ` II veil bijv.naamw. [verouderd] te koop, beschikbaar tegen geld |
|
veilen
werkw. Uitspraak: [ˈvɛilə(n)] Verbuigingen: veilde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geveild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in het openbaar (iets) verkopen aan degene die er het meest voor wil betalen
Voorbeeld: `een huis veilen` |
|
veilen
werkw. Uitspraak: [ˈvɛilə(n)] Verbuigingen: veilde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geveild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in het openbaar (iets) verkopen aan degene die er het meest voor wil betalen
Voorbeeld: `een huis veilen` |
|
veilig
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈvɛiləx] |
zonder of buiten gevaar
Voorbeelden: `Via een zebrapad de straat veilig oversteken.`, `We zijn veilig en wel op onze bestemming aangekomen.` |
|
Het sein staat op veilig.
|
(het sein geeft aan dat er geen gevaar is)
|
|
De kust is veilig.
|
(je kunt er veilig door of langs)
|
|
de veiligheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvɛiləxhɛit] Verbuigingen: veilig|heden (meerv.) |
veilige toestand of situatie
Voorbeeld: `de kinderen in veiligheid brengen` |
|
het veiligheidsbeleid
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɛiləxhɛitsbəlɛit] |
manier waarop de algemene veiligheid in een land of gebied geregeld wordt (door de overheid)
Voorbeelden: `het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB)`, `een integraal veiligheidsbeleid` |
|
veiligheidsdienst
zelfst.naamw. |
dienst om de veiligheid van een land, een gebouw enz. te verzekeren
[verouderd] voorpostendienst |
|
de veiligheidsgordel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɛiləxhɛitsxɔrdəl] Verbuigingen: veiligheidsgordel|s (meerv.) |
smalle band van stevig materiaal om jezelf in de auto vast te maken
Voorbeeld: `In de meeste auto's zijn vijf veiligheidsgordels aanwezig: twee voorin en drie achterin.` Synoniem: veiligheidsriem |
|
de veiligheidsgordel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɛiləxhɛitsxɔrdəl] Verbuigingen: veiligheidsgordel|s (meerv.) |
smalle band van stevig materiaal om jezelf in de auto vast te maken
Voorbeeld: `In de meeste auto's zijn vijf veiligheidsgordels aanwezig: twee voorin en drie achterin.` Synoniem: veiligheidsriem |
|
veiligheidshalve
bijwoord |
uit veiligheid Voorbeeld: `Na meldingen over een penetrante gaslucht werd veiligheidshalve een school ontruimd. `
|
|
veiligheidsklep
zelfst.naamw. |
een klep die een opening in een reservoir of een leiding afsluit en die geopend wordt als de inwendige spanning te hoog wordt Voorbeeld: `Stoomketels moeten wettelijk voorzien zijn van veiligheidskleppen. `
|
|
veiligheidsklep
zelfst.naamw. |
een klep die een opening in een reservoir of een leiding afsluit en die geopend wordt als de inwendige spanning te hoog wordt Voorbeeld: `Stoomketels moeten wettelijk voorzien zijn van veiligheidskleppen. `
|
|
veiligheidsreden
zelfst.naamw. |
een beweegreden die de bevordering van de veiligheid betreft Voorbeeld: `Is daar een degelijke veiligheidsreden voor te noemen? `
|
|
de veiligheidsriem
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɛiləxhɛitsrim] Verbuigingen: veiligheidsriem|en (meerv.) |
smalle band van stevig materiaal om jezelf in de auto vast te maken
Voorbeeld: `je veiligheidsriem vastmaken` Synoniem: veiligheidsgordel |
|
veiligheidsschoen
zelfst.naamw. |
[kleding] een stevige schoen, hoog of laag, met versterkte zool en bescherming van de tenen
|
|
veiligheidsschoen
zelfst.naamw. |
[kleding] een stevige schoen, hoog of laag, met versterkte zool en bescherming van de tenen
|
|
de veiligheidsspeld
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈvɛiləxhɛitspɛlt] Verbuigingen: veiligheidsspeld|en (meerv.) |
speld waarmee je iets kunt vastmaken en waarvan de scherpe punt in een kapje zit zodat je je niet kunt bezeren
Voorbeeld: `de luier vastzetten met een veiligheidsspeld` |
|
de veiligheidsspeld
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈvɛiləxhɛitspɛlt] Verbuigingen: veiligheidsspeld|en (meerv.) |
speld waarmee je iets kunt vastmaken en waarvan de scherpe punt in een kapje zit zodat je je niet kunt bezeren
Voorbeeld: `de luier vastzetten met een veiligheidsspeld` |
|
de veiling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvɛilɪŋ] Verbuigingen: veiling|en (meerv.) |
plaats waar wordt geveild
Voorbeelden: `veilinghuis`, `bloemenveiling`, `Christie's is een van de bekendste internationale veilingen.` |
|
veiling bij afslag
zelfst.naamw. |
een veiling waar de voorgestelde prijs steeds door de veilingmeester verlaagd wordt Voorbeeld: `Bloemen en vis worden vaak op een veiling bij afslag verhandeld. `
|
|
veiling bij opbod
zelfst.naamw. |
een veiling waarbij de voorgestelde prijs steeds verhoogd wordt door de bieders Voorbeeld: `Antiquiteiten worden vaak door veiling bij opbod verkocht. `
|
|
de veiling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvɛilɪŋ] Verbuigingen: veiling|en (meerv.) |
plaats waar wordt geveild
Voorbeelden: `veilinghuis`, `bloemenveiling`, `Christie's is een van de bekendste internationale veilingen.` |
|
veilen
werkw. Uitspraak: [ˈvɛilə(n)] Verbuigingen: veilde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geveild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in het openbaar (iets) verkopen aan degene die er het meest voor wil betalen
|
|
veinzen
werkw. Uitspraak: [ˈvɛinzə(n)] Verbuigingen: veinsde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geveinsd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doen alsof
Voorbeelden: `buikpijn veinzen`, `veinzen dat je niks hebt gehoord` Synoniem: voorwenden |
|
het vel
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɛl] Verbuigingen: vel|len (meerv.) |
1) huid van mensen of dieren
Voorbeeld: `een trommel bespannen met een nieuw vel` Synoniem: huid 2) blad papier Voorbeelden: `500 vel A4`, `een vel groen papier`, `in de grafische industrie noemt men A2 een `vel` en A5 een `blad`` Synoniem: blad 3) vlies op melkproducten, verf e.d. Voorbeeld: `een vel op de pudding` 4) vlies dat iets omhult Voorbeeld: `het velletje van de worst trekken` |
|
lekker in je vel zitten
|
(je lekker en gezond voelen)
|
|
strak in het vel zitten
|
(slank zijn)
|
|
vel over been
|
(erg mager)
|
|
uit je vel springen
|
(erg kwaad worden)
|
|
iemand het vel over de oren trekken/halen
|
(iemand veel te veel laten betalen)
|
|
de velcro
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɛlkro] |
band dat zich met heel kleine kaakjes hecht aan textiel
Voorbeeld: `schoenen die je met velcro sluit in plaats van met veters` Synoniem: klittenband |
|
het veld
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɛlt] Verbuigingen: veld|en (meerv.) |
1) open en vlak land zonder gebouwen, bomen of struiken buiten steden en dorpen
Voorbeeld: `De velden zijn in de winter bedekt met een dik pak sneeuw` 2) terrein met een bepaald doel Voorbeelden: `maïsveld`, `voetbalveld 3) (vak)gebied Voorbeeld: `op meer dan één veld actief zijn` 4) begrensd vlak op een speelbord Voorbeeld: `de witte en zwarte velden op het schaakbord` |
|
in geen velden of wegen te bekennen
|
(nergens te vinden)
|
|
uit het veld geslagen zijn
|
(de moed hebben verloren of in de war zijn door een tegenslag)
|
|
het veld ruimen
|
(weggaan na een nederlaag)
|
|
veldbed
zelfst.naamw. |
een simpel opvouwbaar bed op pootjes dat snel geplaatst kan worden Voorbeeld: `Toen de vliegtuigen vertraging hadden van de aswolk konden we gelukkig op veldbedden slapen. `
|
|
veldbed
zelfst.naamw. |
een simpel opvouwbaar bed op pootjes dat snel geplaatst kan worden Voorbeeld: `Toen de vliegtuigen vertraging hadden van de aswolk konden we gelukkig op veldbedden slapen. `
|
|
de veldbloem
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɛldblum] Verbuigingen: veldbloem|en (meerv.) |
benaming voor alle bloemen die in een veld of een weide voorkomen
Voorbeeld: `Paardenbloemen, boterbloemen en margrietjes zijn voorbeelden van veldbloemen.` |
|
vellen
werkw. Uitspraak: [ˈvɛlə(n)] Verbuigingen: velde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geveld (volt.deelw.) |
1) (een boom) laten omvallen
Synoniem: kappen 2) (een oordeel of vonnis) uitspreken Voorbeeld: `een oordeel vellen over het gedrag van iemand anders` |
|
geveld door een longontsteking
|
(met een longontsteking op bed liggen)
|
|
de veldfles
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈvɛltflɛs] Verbuigingen: veldfles|sen (meerv.) |
metalen of plastic, afsluitbare fles die je meeneemt voor onderweg
|
|
de veldfles
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈvɛltflɛs] Verbuigingen: veldfles|sen (meerv.) |
metalen of plastic, afsluitbare fles die je meeneemt voor onderweg
|
|
het veldhospitaal
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɛlthɔspital] Verbuigingen: veldhospi|talen (meerv.) |
tijdelijk en verplaatsbaar ziekenhuis (in gevechts- of rampgebieden)
Voorbeeld: `het (Belgische) B-FAST veldhospitaal in Haïti` |
|
veldlijn
zelfst.naamw. |
[natuurkunde], een veldlijn] is een denkbeeldige lijn in een vectorveld die voor elk punt de richting van het veld aangeeft.
|
|
de veldloop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɛldlop] Verbuigingen: veld|lopen (meerv.) |
wedloop op een onverhard parcours met hindernissen
Voorbeeld: `veldloopwedstrijd` |
|
veldmuis
zelfst.naamw. |
[dierkunde] 'Microtus arvalis', familie van de woelmuis
|
|
veldmuis
zelfst.naamw. |
[dierkunde] 'Microtus arvalis', familie van de woelmuis
|
|
het veldoverwicht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɛltovərwɪxt] |
toestand waarin een ploeg sterker is doordat die de bal voortdurend in zijn bezit heeft sport
Voorbeeld: `het veldoverwicht van een van beide voetbalploegen in een wedstrijd` |
|
veldrijden
werkw. Uitspraak: ['vɛldrɛidə(n)] |
wielrennen op een onverhard parcours met hindernissen
Voorbeeld: `het WK veldrijden` |
|
de veldsla
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɛltsla] |
plant uit de kamperfoeliefamilie waarvan de bladeren als groente gegeten worden
Voorbeeld: `de gewone veldsla` |
|
de veldslag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈvɛltslɑx] Verbuigingen: veldslag|en (meerv.) |
groot gevecht tussen vijandelijke legers
Voorbeelden: `een veldslag leveren`, `Er brak een veldslag uit.` |
|
veldsterkte
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] de vectoriële grootte die een veld op een bepaald punt en een bepaald tijdstip heeft
[natuurkunde], [elektronica] de intensiteit van de plaatselijke elektromagnetische straling waarmee in een ontvangantenne een signaalspanning wordt opwekt. De elektrische veldsterkte wordt uit gedrukt in volt per meter, de magnetische veldsterkte in ampère per meter Voorbeeld: `Bij de antenne meten we nu een beduidend lagere veldsterkte doordat nu wordt uitgezonden met een minder krachtige reservezender. ` |
|
veldsterkte
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] de vectoriële grootte die een veld op een bepaald punt en een bepaald tijdstip heeft
[natuurkunde], [elektronica] de intensiteit van de plaatselijke elektromagnetische straling waarmee in een ontvangantenne een signaalspanning wordt opwekt. De elektrische veldsterkte wordt uit gedrukt in volt per meter, de magnetische veldsterkte in ampère per meter Voorbeeld: `Bij de antenne meten we nu een beduidend lagere veldsterkte doordat nu wordt uitgezonden met een minder krachtige reservezender. ` |
|
veldtocht
zelfst.naamw. |
een trektocht van een leger met het doel de vijand te verslaan Voorbeeld: `Er werd direct een veldtocht gepland. `
|
|
veldtocht
zelfst.naamw. |
een trektocht van een leger met het doel de vijand te verslaan Voorbeeld: `Er werd direct een veldtocht gepland. `
|
|
de veldtraining
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɛltrenɪŋ] Verbuigingen: veldtraining|en (meerv.) |
het trainen op een veld sport
Voorbeeld: `een veldtraining op een voetbalveld` |
|
veldzuring
zelfst.naamw. |
[groente], [plantkunde] 'Rumex acetosa', een overblijvende plant uit het geslacht van de zuring die meer dan een halve meter hoog kan worden en waarvan de bladeren in salades verwerkt worden
|
|
velen
werkw. Uitspraak: ['velə(n)] |
verdragen of bestand zijn tegen
Voorbeeld: `een stootje kunnen velen` |
|
velerlei
bijv.naamw. Uitspraak: [velər'lɛi] |
verschillende, allerhande
Voorbeeld: `armbanden in velerlei soorten en kleuren` |
|
de velg
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɛlx] Verbuigingen: velg|en (meerv.) |
deel van het wiel waar de band op ligt
Voorbeelden: `achtervelg`, `voorvelg`, `autovelg` |
|
velklinker
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument] een verzamelnaam voor muziekinstrumenten die toon/geluid voortbrengen door het trillen van een gespannen vel
|
|
velle
werkw. |
de voorkeur geven aan
|
|
vellen
werkw. Uitspraak: [ˈvɛlə(n)] Verbuigingen: velde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geveld (volt.deelw.) |
1) (een boom) laten omvallen
2) (een oordeel of vonnis) uitspreken Voorbeeld: `een oordeel vellen over het gedrag van iemand anders` Synoniem: kappen |
|
geveld door een longontsteking
|
(met een longontsteking op bed liggen)
|
|
vellenploter
zelfst.naamw. |
iemand die in een leerlooierij werkt Voorbeeld: `Vellenploter is een oud beroep. `
|
|
vélocipède
zelfst.naamw. |
aanduiding voor de vroege modellen van de fiets
[verouderd] fiets [verouderd|fra] fiets |
|
de (m)/het velours
zelfst.naamw. Uitspraak: [vəˈlur] |
zachte, glimmende stof met haartjes die rechtop staan
Voorbeeld: `gordijnen van velours` Synoniem: fluweel |
|
vellen
werkw. Uitspraak: [ˈvɛlə(n)] Verbuigingen: velde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geveld (volt.deelw.) |
1) (een boom) laten omvallen
2) (een oordeel of vonnis) uitspreken Voorbeeld: `een oordeel vellen over het gedrag van iemand anders` Synoniem: kappen |
|
geveld door een longontsteking
|
(met een longontsteking op bed liggen)
|
|
Veluws
zelfst.naamw. |
[taal] een dialect dat wordt gesproken in verschillende dorpen op de Veluwe
|
|
veem
zelfst.naamw. |
[verouderd], [juridisch], [middeleeuwen] een veemgericht, een vaak geheime rechtbank van vrije burgers voor strafzaken
[verouderd] een groep eedgenoten of vennoten vennootschap of gebouw voor het opslaan van goederen Voorbeeld: `Op de kaasmarkt zijn de dragers van de verschillende vemen te herkennen aan de kleur van hun linten. ` |
|
het ven
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɛn] Verbuigingen: ven|nen (meerv.) |
klein, ondiep meer met een wisselend waterpeil
Voorbeeld: `stroomdalvennen` |
|
Venda
zelfst.naamw. |
[taal] een Bantoetaal die in Zuid-Afrika gesproken wordt Voorbeeld: `Hij spreekt redelijk Venda. `
|
|
venerisch
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot de geslachtsziekten Voorbeeld: `Een winkelwandelstraat voor venerisch toerisme noemt de politie de gedoogbuurt, mooi toch?<ref>[http://www.anneprovoost.be/nl/index.php/Auteur/IntGva110808 Anne Provoost 11 augustus 2008] `
|
|
de venerologie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [venerolo'xi] |
deel van de geneeskunde dat of leer die betrekking heeft op de geslachtsziekten
Voorbeeld: `een opleiding dermatologie en venerologie volgen` |
|
de veneroloog
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [venero'lox] Verbuigingen: venero|logen (meerv.) de venero|loge zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [venero'|loxə] Verbuigingen: venerologe|n (meerv.) |
specialist in de venerologie
Voorbeeld: `Een dokter die zowel dermatoloog als veneroloog is.` |
|
I Venetiaans
bijv.naamw. |
betrekking hebbend op de Veneto-regio in het noorden van Italië
|
|
II Venetiaans
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in de Veneto-regio gesproken wordt
|
|
veneus
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot de aders
|
|
het veen
zelfst.naamw. Uitspraak: [ven] Verbuigingen: venen (meerv.) |
natte, zuurstofarme grondsoort waarvan de gedroogde variant turf genoemd wordt
Voorbeelden: `veengrond`, `laagveen`, `hoogveen` |
|
de Venezolaan
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [venezo'lan] Verbuigingen: Venezo|lanen (meerv.) de Venezolaan|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [venezo'lan|sə] Verbuigingen: Venezolaanse|n (meerv.) |
iemand met de Venezolaanse nationaliteit
|
|
venezolaans
bijv.naamw. Uitspraak: [venezo'lans] |
als iets of iemand uit Venezuela komt of met Venezuela te maken heeft
Voorbeelden: `de Venezolaanse keuken`, `de Venezolaanse nationaliteit hebben` |
|
Venezolaanse
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Venezuela, of een vrouw afkomstig uit Venezuela
|
|
Venezuela
zelfst.naamw. |
[land] een land in het noorden van Zuid-Amerika
|
|
het venijn
zelfst.naamw. Uitspraak: [vəˈnɛin] |
verborgen, scherpe woede
Voorbeeld: `cabaretteksten met veel venijn` |
|
venijn spuwen over iemand
|
(gemene dingen over iemand zeggen)
|
|
het venijn zit in de staart
|
(de gemene dingen komen aan het eind)
|
|
venijnig
bijv.naamw. Uitspraak: [vəˈnɛinəx] |
met verborgen, scherpe woede
Voorbeeld: `een venijnig mens` |
|
venijnige kou
|
(felle kou)
|
|
de venkel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈvɛŋkəl] Verbuigingen: venkel|s (meerv.) |
1) kruid van de venkelplant dat naar anijs smaakt
Voorbeeld: `Voor de garnering gebruiken we een takje venkel.` 2) knol van de venkelplant die je als groente kan eten Voorbeeld: `venkelsoep` |
|
I Venloos
bijv.naamw. |
gerelateerd aan of afkomstig uit Venlo
|
|
II Venloos
zelfst.naamw. |
het Kreverlands dialect van de stad Venlo
|
|
het ven
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɛn] Verbuigingen: ven|nen (meerv.) |
klein, ondiep meer met een wisselend waterpeil
Voorbeeld: `stroomdalvennen` |
|
de vennoot
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɛnot] Verbuigingen: ven|noten (meerv.) |
iemand die aandelen (2) heeft
Voorbeelden: `medevennoot`, `ondervennoot` Synoniem: aandeelhouder |
|
de vennootschap
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvɛnotsxɑp] Verbuigingen: vennootschap|pen (meerv.) |
bedrijf dat is opgericht met kapitaal van mensen die daarvoor in ruil aandelen in het bedrijf krijgen
Voorbeeld: `deelnemen in een vennootschap` |
|
naamloze vennootschap
|
(vennootschap waarvan de aandelen in het openbaar kunnen worden gekocht en verkocht)
|
|
besloten vennootschap
|
(vennootschap waarvan de aandelen niet in het openbaar kunnen worden gekocht en verkocht)
|
|
het venster
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvɛnstər] Verbuigingen: venster|s (meerv.) |
1) glasplaat met (houten) lijst in een opening van een muur
Voorbeelden: `dakvenster`, `Doe jij het venster dicht?` Synoniem: raam 2) apart deel van een computerscherm voor bepaalde gegevens of functies Voorbeeld: `Klik op het icoontje linksboven om het venster te openen.` Synoniem: window |
|
de vensterbank
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈvɛnstərbɑŋk] Verbuigingen: vensterbank|en (meerv.) |
brede plank onderaan het kozijn van een venster
Voorbeeld: `in de vensterbank zitten` |
|
I venstergrijs
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur grijs met RAL-nummer 7040.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het venstergrijs? ` II venstergrijs bijv.naamw. [RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur grijs, met RAL-nummer 7040. Voorbeeld: `Hij rijdt in een venstergrijze auto. ` |
|
het venster
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈvɛnstər] Verbuigingen: venster|s (meerv.) |
1) glasplaat met (houten) lijst in een opening van een muur
Voorbeelden: `dakvenster`, `Doe jij het venster dicht?` Synoniem: raam 2) apart deel van een computerscherm voor bepaalde gegevens of functies Voorbeeld: `Klik op het icoontje linksboven om het venster te openen.` Synoniem: window |
|
de vent
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɛnt] Verbuigingen: vent|en (meerv.) |
man
Synoniem: kerel |
|
een boom van een vent
|
(een heel grote man)
|
|
venten
werkw. |
[inerg], [handel] op straat of huis aan huis iets verkopen Voorbeeld: `Hij ventte met koek en snoepgoed, maar de zaken gingen slecht. `
|
|
het ventiel
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɛnˈtil] Verbuigingen: ventiel|en (meerv.) |
1) klep waardoor je lucht naar binnen kunt pompen of naar buiten kunt laten technisch
Voorbeeld: `het ventiel van een fietsband` 2) klepje op een blaasinstrument dat je moet sluiten om een lagere toon te krijgen muziek Voorbeeld: `een tuba met zes ventielen` |
|
ventilatie
zelfst.naamw. |
[medisch] luchtverplaatsing bij het ademen
luchtverplaatsing bij het verluchten van een ruimte hyperventilatie |
|
de ventilator
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɛntiˈlatɔr] Verbuigingen: ventilator|s, ventilator|en (meerv.) |
apparaat dat bestaat uit een molentje dat de lucht in beweging brengt
|
|
ventilatorriem
zelfst.naamw. |
ringvormige riem, meestal van rubber of kunststof, die gebruikt word om een ventilator aan te drijven Voorbeeld: `De ventilatorriem loopt aan. `
|
|
ventileren
werkw. Uitspraak: [vɛntiˈlerə(n)] Verbuigingen: ventileerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geventileerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) verse lucht in een ruimte brengen
Voorbeeld: `de ramen openzetten om de kamer te ventileren` Synoniem: luchten 2) duidelijk en hardop zeggen Voorbeeld: `een mening ventileren` |
|
ventileren
werkw. Uitspraak: [vɛntiˈlerə(n)] Verbuigingen: ventileerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geventileerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) verse lucht in een ruimte brengen
Voorbeeld: `de ramen openzetten om de kamer te ventileren` Synoniem: luchten 2) duidelijk en hardop zeggen Voorbeeld: `een mening ventileren` |
|
ventraal
bijv.naamw. |
[medisch] aan de buikzijde
|
|
ventriculair
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot de orgaanholte
|
|
ventrikel
zelfst.naamw. |
[anatomie] één van twee kamers van het hart
|
|
ventrikel
zelfst.naamw. |
[anatomie] één van twee kamers van het hart
|
|
venten
werkw. |
[inerg], [handel] op straat of huis aan huis iets verkopen Voorbeeld: `Hij ventte met koek en snoepgoed, maar de zaken gingen slecht. `
|
|
de ventweg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɛntwɛx] Verbuigingen: ventweg|en (meerv.) |
aparte weg die langs huizen loopt en die voor het lokale verkeer bestemd is
Voorbeeld: `een ventweg die langs een reeks winkels loopt` |
|
ver
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛr] |
op grote afstand
Voorbeeld: `Rotterdam ligt niet ver van Den Haag.` Antoniemen: dichtbij, nabij, |
|
te ver gaan
|
(overdrijven)
|
|
De waarheid is ver te zoeken.
|
(de waarheid is niet te vinden)
|
|
verre van ideaal
|
(helemaal niet ideaal)
|
|
ver heen zijn
|
(erg dronken of gek zijn)
|
|
het ver schoppen
|
(een hoge of goede maatschappelijke positie bereiken)
|
|
in de verre toekomst
|
(over een lange tijd)
|
|
verre neef
|
(een mannelijk familielid dat niet nauw verwant is)
|
|
veraangenamen
werkw. |
plezieriger maken Voorbeeld: `De avond werd veraangenaamd door een optreden van een aantal artiesten. `
|
|
veraangenamen
werkw. |
plezieriger maken Voorbeeld: `De avond werd veraangenaamd door een optreden van een aantal artiesten. `
|
|
veraangenamen
werkw. |
plezieriger maken Voorbeeld: `De avond werd veraangenaamd door een optreden van een aantal artiesten. `
|
|
verabsoluteren
werkw. Uitspraak: [vərɑpsoly'terə(n)] Verbuigingen: verabsoluteerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verabsoluteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets absoluut maken
Voorbeelden: `vrijheid en gelijkheid verabsoluteren`, `een beschouwing verabsoluteren` |
|
verabsoluteren
werkw. Uitspraak: [vərɑpsoly'terə(n)] Verbuigingen: verabsoluteerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verabsoluteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets absoluut maken
Voorbeelden: `vrijheid en gelijkheid verabsoluteren`, `een beschouwing verabsoluteren` |
|
verachtelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'ɑxtələk] |
die of dat je sterk minacht
Voorbeelden: `een verachtelijk volk`, `een verachtelijk persoon` |
|
verachten
werkw. Uitspraak: [vərˈɑxtə(n)] Verbuigingen: verachtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft veracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
sterk minachten
Voorbeeld: `Ik veracht die ellendelingen met heel mijn hart.` |
|
verachten
werkw. Uitspraak: [vərˈɑxtə(n)] Verbuigingen: verachtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft veracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
sterk minachten
Voorbeeld: `Ik veracht die ellendelingen met heel mijn hart.` |
|
verachtvoudigen
werkw. |
achtmaal zo groot worden
Voorbeeld: `De prijzen verachtvoudigden in die periode. ` achtmaal zo groot maken Voorbeeld: `De opbrengst werd door de nieuwe landbouwmethode verachtvoudigd. ` |
|
de verademing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈadəmɪŋ] Verbuigingen: verademing|en (meerv.) |
gelukkig gevoel omdat iets vervelends voorbij is of niet gaat gebeuren
Voorbeeld: `Het zal een hele verademing zijn als deze klus af is.` Synoniem: opluchting |
|
verafgelegen
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛr'ɑfxəlexə(n)] |
wat heel ver weg ligt
Voorbeeld: `een verafgelegen vakantiebestemming` Synoniem: afgelegen |
|
verafgoden
werkw. Uitspraak: [vər'ɑfxodə(n)] Verbuigingen: verafgoodde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verafgood (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) erg bewonderen of liefhebben
Voorbeeld: `je idool verafgoden` Synoniemen: aanbidden, adoreren |
|
verafschuwen
werkw. Uitspraak: [vərˈɑfsxywə(n)] Verbuigingen: verafschuwde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verafschuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
afschuwelijk vinden
Voorbeeld: `schendingen van de mensenrechten verafschuwen` Synoniemen: gruwen van, verfoeien |
|
veralgemenen
werkw. Uitspraak: [vərɑlxə'menə(n)] Verbuigingen: veralgemeende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft veralgemeend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tot iets algemeens maken
Voorbeeld: `Vrouwen kunnen niet rijden, zeg je? Ik zou dat niet veralgemenen als ik jou was.` Synoniemen: veralgemeniseren, generaliseren |
|
veralgemeniseren
werkw. Uitspraak: [vərɑlxəmeni'zerə(n)] Verbuigingen: veralgemeniseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft veralgemeniseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tot iets algemeens maken
Voorbeeld: `Hij heeft de neiging om dingen die hem persoonlijk aangaan te veralgemeniseren.` Synoniemen: veralgemenen, generaliseren |
|
veramerikaansen
werkw. |
Amerikaans maken
Amerikaans worden |
|
veramerikaansen
werkw. |
Amerikaans maken
Amerikaans worden |
|
de veranda
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vəˈrɑnda] Verbuigingen: veranda|'s (meerv.) |
overdekte galerij die aan een huis is gebouwd
Voorbeeld: `in een schommelstoel op de veranda een dutje doen` Synoniem: waranda |
|
veranderen
werkw. Uitspraak: [vərˈɑndərə(n)] Verbuigingen: veranderde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) anders maken
Verbuigingen: heeft veranderd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Ze zijn verhuisd, verander jij het adres even?` 2) anders worden Verbuigingen: is veranderd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Met de verbouwing is de woonkamer helemaal veranderd.` |
|
de verandering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈɑndərɪŋ] Verbuigingen: verandering|en (meerv.) |
keer dat iets verandert
Voorbeeld: `grote veranderingen teweegbrengen` Synoniemen: wijziging, aanpassing |
|
voor de verandering
|
(voor de afwisseling)
|
|
veranderlijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈɑndərlək] |
makkelijk veranderend
Voorbeeld: `veranderlijk weer` Antoniem: onveranderlijk Synoniemen: onbestendig, onstabiel, variabel |
|
veranderlijke feestdagen
|
(feestdagen die ieder jaar op een andere datum vallen)
|
|
veranderen
werkw. Uitspraak: [vərˈɑndərə(n)] Verbuigingen: veranderde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) anders maken
Verbuigingen: heeft veranderd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Ze zijn verhuisd, verander jij het adres even?` 2) anders worden Verbuigingen: is veranderd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Met de verbouwing is de woonkamer helemaal veranderd.` |
|
verankeren
werkw. Uitspraak: [vər'ɑŋkərə(n)] Verbuigingen: verankerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verankerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) vastleggen of vastzetten
Voorbeeld: `enkele rechten en plichten van de mens verankeren in een wet` |
|
verankeren
werkw. Uitspraak: [vər'ɑŋkərə(n)] Verbuigingen: verankerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verankerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) vastleggen of vastzetten
Voorbeeld: `enkele rechten en plichten van de mens verankeren in een wet` |
|
verantwoord
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈɑntwort] |
goed overwogen en veilig
Voorbeelden: `Met deze storm is het niet verantwoord te gaan zeilen.`, `een juridisch verantwoorde beslissing` Antoniem: onverantwoord |
|
verantwoordelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vərɑntˈwordələk] |
met de verplichting iets te verantwoorden
Voorbeeld: `verantwoordelijk zijn voor de boekhouding` Synoniemen: aansprakelijk, responsabel |
|
een verantwoordelijke baan
|
(een baan waarbij veel mensen afhankelijk zijn van hoe je je werk doet)
|
|
de verantwoordelijkheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərɑntˈwordələkhɛit] Verbuigingen: verantwoordelijk|heden (meerv.) |
het feit dat je je moet verantwoorden
Voorbeelden: `&&&de verantwoordelijkheid dragen voor een miljoenenproject`, `de verantwoordelijkheid niet aankunnen`, `de verantwoordelijkheid op een ander afschuiven` Synoniem: aansprakelijkheid |
|
de verantwoordelijkheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərɑntˈwordələkhɛit] Verbuigingen: verantwoordelijk|heden (meerv.) |
het feit dat je je moet verantwoorden
Voorbeelden: `&&&de verantwoordelijkheid dragen voor een miljoenenproject`, `de verantwoordelijkheid niet aankunnen`, `de verantwoordelijkheid op een ander afschuiven` Synoniem: aansprakelijkheid |
|
het verantwoordelijkheidsgevoel
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərɑnt'wordələkhɛitsxəvul] |
besef dat je een verantwoordelijkheid voor iets of iemand draagt
Voorbeeld: `het verantwoordelijkheidsgevoel van ouders om voor hun kind te zorgen` |
|
verantwoorden
werkw. Uitspraak: [vərˈɑntwordə(n)] Verbuigingen: verantwoordde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verantwoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vertellen waarom iets verantwoord is
Voorbeeld: `je keuze verantwoorden` |
|
zich verantwoorden voor
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'ɑntwordə(n) vor] Verbuigingen: verantwoordde zich voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verantwoord voor (volt.deelw.) |
zeggen hoe je hebt gehandeld en waarom je handelingen juist waren
Voorbeeld: `je verantwoorden voor de begroting` Synoniem: rekenschap geven |
|
de verantwoording
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈɑntwordɪŋ] Verbuigingen: verantwoording|en (meerv.) |
keer dat je je verantwoordt voor iets
Voorbeelden: `verantwoording afleggen voor je daden`, `iemand ter verantwoording roepen voor iets` |
|
op eigen verantwoording
|
(op eigen risico)
|
|
verarmen
werkw. |
armer worden
Voorbeeld: `De bevolking verarmt sterk door de economische crisis. ` minder divers worden, in aanbod verminderen Voorbeeld: `Door de kruisbestuiving verarmt de biodiversiteit. ` |
|
verassen
werkw. |
verbranden tot er slechts as overblijft, met name van lijken
Voorbeeld: `Zijn lichaam werd verast in die hevige brand. ` [ov], [scheikunde] door verbranding omzetten in as, bijvoorbeeld ter gravimetrische bepaling Voorbeeld: `Je kunt het nikkelhoudende neerslag affiltreren en dan het asvrije filteerpapier met het residu verassen en dan wegen als het oxide. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verassen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verassen
werkw. |
verbranden tot er slechts as overblijft, met name van lijken
Voorbeeld: `Zijn lichaam werd verast in die hevige brand. ` [ov], [scheikunde] door verbranding omzetten in as, bijvoorbeeld ter gravimetrische bepaling Voorbeeld: `Je kunt het nikkelhoudende neerslag affiltreren en dan het asvrije filteerpapier met het residu verassen en dan wegen als het oxide. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verassen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verassing
zelfst.naamw. |
de verbranding van een lijk Voorbeeld: `De mensen die de verassing uitvoerden waren nogal nuchter ingesteld. `
|
|
verassing
zelfst.naamw. |
de verbranding van een lijk Voorbeeld: `De mensen die de verassing uitvoerden waren nogal nuchter ingesteld. `
|
|
verbaal
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛr'bal] |
wat betrekking heeft op het spreken
Voorbeelden: `verbaal geweld`, `verbale uitingen`, `verbale agressie` Synoniem: mondeling |
|
verbazen
werkw. Uitspraak: [vərˈbazə(n)] Verbuigingen: verbaasde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbaasd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
maken dat je iets vreemd vindt omdat je het niet verwacht
Voorbeelden: `Je typische gedrag verbaast me.`, `Het verbaast me dat er zo veel mensen naar dat saaie programma kijken.` Synoniemen: verwonderen, bevreemden |
|
verbaasd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈbast] |
met verbazing
Voorbeeld: `verbaasd staan te kijken` Synoniem: verwonderd |
|
verbakken
werkw. |
verbruiken voor het bakken van iets
Voorbeeld: `Uiteraard mocht niemand meel om te verbakken in zijn huis opslaan, zonder hierover de accijns te hebben betaald. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het verbakken in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verbaal
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛr'bal] |
wat betrekking heeft op het spreken
Voorbeelden: `verbaal geweld`, `verbale uitingen`, `verbale agressie` Synoniem: mondeling |
|
verbaliseren
werkw. Uitspraak: [vɛrbali'zerə(n)] Verbuigingen: verbaliseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geverbaliseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(tegen iemand) een proces-verbaal opmaken
Voorbeeld: `geverbaliseerd worden omdat je dronken achter het stuur zat` |
|
het verband
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈbɑnt] Verbuigingen: verband|en (meerv.) |
1) reep stof waarmee je een wond kunt verbinden medisch
Voorbeelden: `noodverband`, `een verband aanleggen` 2) manier waarop dingen met elkaar te maken hebben Voorbeelden: `in verband staan met`, `verband houden met`, `In verband met een storing rijden er geen treinen naar Amsterdam.` Synoniemen: samenhang, betrekking, relatie, connectie 3) samenwerking tussen groepen of landen Voorbeelden: `samenwerkingsverband`, `in internationaal verband het probleem van de honger aanpakken` |
|
iets volledig uit zijn verband rukken
|
(iets zonder context vertellen waardoor je een verkeerde indruk geeft van de zaak)
|
|
verbannen
werkw. Uitspraak: [vərˈbɑnə(n)] Verbuigingen: verbande (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbannen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) voor altijd wegsturen uit een land of plaats poliek
Voorbeeld: `iemand verbannen naar Siberië` |
|
de verbandtrommel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vər'bɑntrɔməl] Verbuigingen: verbandtrommel|s (meerv.) |
doos waarin onder andere verbanden (1) en pleisters zitten
Voorbeeld: `In sommige landen is het verplicht om een verbandtrommel in je auto te hebben.` |
|
verbannen
werkw. Uitspraak: [vərˈbɑnə(n)] Verbuigingen: verbande (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbannen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) voor altijd wegsturen uit een land of plaats poliek
Voorbeeld: `iemand verbannen naar Siberië` |
|
verbanning
zelfst.naamw. |
het verbod opgelegd krijgen naar een bepaalde plaats terug te keren
|
|
verbasteren
werkw. |
door inbreng van vele fouten of vreemde elementen doen verloederen
Voorbeeld: `Ze hebben m'n naam weer eens verbasterd. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verbasteren in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verbazen
werkw. Uitspraak: [vərˈbazə(n)] Verbuigingen: verbaasde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbaasd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
maken dat je iets vreemd vindt omdat je het niet verwacht
Voorbeelden: `Je typische gedrag verbaast me.`, `Het verbaast me dat er zo veel mensen naar dat saaie programma kijken.` Synoniemen: verwonderen, bevreemden |
|
zich verbazen over
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈbazə(n) ovər] Verbuigingen: verbaasde zich over (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verbaasd over (volt.deelw.) |
vreemd vinden omdat je het niet verwacht
Voorbeeld: `Ik verbaas me over de grote belangstelling.` |
|
verbazend
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'bazənt] |
verbazing veroorzakend
Voorbeelden: `een verbazend groot huis`, `een auto die verbazend snel rijdt` Synoniemen: verbazingwekkend, fenomenaal, verbijsterend |
|
de verbazing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈbazɪŋ] |
keer dat je je verbaast
Voorbeeld: `Tot zijn grote verbazing slaagde hij voor zijn rijexamen.` Synoniem: verwondering |
|
van verbazing achteroverslaan
|
(erg verbaasd zijn)
|
|
verbazingwekkend
bijv.naamw. Uitspraak: [vərbazɪŋ'wɛkənt] |
verbazing veroorzakend
Voorbeeld: `een verbazingwekkende hoeveelheid toeschouwers` Synoniemen: bevreemdend, verwonderlijk, verbazend, fenomenaal, verbijsterend |
|
I verbeelden
werkw. Uitspraak: [vərˈbeldə(n)] Verbuigingen: verbeeldde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
beeld vormen van
Voorbeeld: `Dit diagram verbeeldt de jaarlijkse groei.` Synoniemen: uitbeelden, voorstellen |
|
II zich verbeelden
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈbeldə(n)] Verbuigingen: verbeeldde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verbeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
jezelf (iets) voorstellen dat er niet is
Voorbeeld: `Er zitten geen spoken onder je bed, dat verbeeld je je maar.` Synoniem: zich inbeelden |
|
zich veel verbeelden
|
(verwaand zijn)
|
|
de verbeelding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈbeldɪŋ] Verbuigingen: verbeelding|en (meerv.) |
1) vermogen je ergens een voorstelling van te maken
Voorbeeld: `een rijke verbeelding hebben` Synoniem: fantasie 2) verwaandheid Voorbeeld: `Die dame heeft te veel verbeelding, ze vindt zichzelf erg goed.` |
|
tot de verbeelding spreken
|
(veel indruk maken)
|
|
de verbeeldingskracht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vər'beldɪŋskrɑxt] |
het vermogen om dingen te verzinnen
Voorbeeld: `veel verbeeldingskracht hebben` Synoniem: fantasie (2) |
|
verbijten
werkw. Uitspraak: [vər'bɛitə(n)] Verbuigingen: verbeet (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets met moeite inhouden
Voorbeeld: `de pijn verbijten` |
|
verbeiden
werkw. Uitspraak: [vər'bɛidə(n)] Verbuigingen: verbeidde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op iets wachten of wachten tot iets gebeurt
Voorbeeld: `de tijd verbeiden` Synoniem: afwachten |
|
verbergen
werkw. Uitspraak: [vərˈbɛrxə(n)] Verbuigingen: verborg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verborgen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens zo opbergen dat niemand het kan vinden
Voorbeelden: `een schat op zolder verbergen`, `zich verbergen achter een boom`, `je vreugde nauwelijks kunnen verbergen` Antoniem: te voorschijn halen Synoniemen: verstoppen, camoufleren, verhullen |
|
verbeten
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈbetə(n)] |
grimmig en vastberaden
Voorbeeld: `met een verbeten gezicht de wedstrijd uitlopen` |
|
verbeteren
werkw. Uitspraak: [vərˈbetərə(n)] Verbuigingen: verbeterde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) beter maken
Verbuigingen: heeft verbeterd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Je moet je prestaties echt verbeteren, anders word je nooit kampioen.` 2) beter worden Verbuigingen: is verbeterd (volt.deelw.) Voorbeeld: `De conditie van de patiënt is zeer verbeterd.` Antoniem: verslechteren |
|
de verbetering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'betərɪŋ] Verbuigingen: verbetering|en (meerv.) |
het verbeteren of dat wat verbeterd is
Voorbeelden: `klimaatverbetering`, `tekstverbetering`, `positieverbetering` |
|
het verbeterpunt
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'betərpʏnt] Verbuigingen: verbeterpunt|en (meerv.) |
aspect (van iets of iemand) waar nog aan gewerkt moet worden
Voorbeeld: `iemands goede eigenschappen en verbeterpunten opsommen in een functioneringsgesprek` |
|
verbeteren
werkw. Uitspraak: [vərˈbetərə(n)] Verbuigingen: verbeterde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) beter maken
Verbuigingen: heeft verbeterd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Je moet je prestaties echt verbeteren, anders word je nooit kampioen.` 2) beter worden Verbuigingen: is verbeterd (volt.deelw.) Voorbeeld: `De conditie van de patiënt is zeer verbeterd.` Antoniem: verslechteren |
|
verbeuren
werkw. Uitspraak: [vər'børə(n)] Verbuigingen: verbeurde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbeurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) als straf verliezen
Voorbeelden: `pandverbeuren`, `een dwangsom verbeuren` |
|
verbeurdverklaren
werkw. Uitspraak: [vər'børtfərklarə(n)] Verbuigingen: verklaarde verbeurd (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbeurdverklaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
officieel verklaren dat iemands spullen in beslag genomen worden juridisch
Voorbeeld: `Zijn bezittingen werden verbeurdverklaard.` Synoniem: confisqueren |
|
verbeuzelen
werkw. |
aan onbeduidende zaken verspillen Voorbeeld: ` Hij verbeuzelde zijn tijd. `
|
|
verbeuzelen
werkw. |
aan onbeduidende zaken verspillen Voorbeeld: ` Hij verbeuzelde zijn tijd. `
|
|
verbidden
werkw. |
door bidden tot andere gedachten brengen
Voorbeeld: `En Izak bad den HEERE zeer in de tegenwoordigheid van zijn huisvrouw; want zij was onvruchtbaar; en de HEERE liet zich van hem verbidden, zodat Rebekka, zijn huisvrouw, zwanger werd.<ref>Genesis 25:21 ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verbidden in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verbieden
werkw. Uitspraak: [vərˈbidə(n)] Verbuigingen: verbood (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verboden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeggen dat iets niet mag
Voorbeelden: `verboden te vissen`, `verboden toegang`, `Het park is verboden voor honden.` Antoniem: toestaan |
|
verbijsteren
werkw. |
in verwarring of extreme verbazing brengen Voorbeeld: `Hij werd verbijsterd door deze plotselinge ommekeer. `
|
|
verbijsterd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈbɛistərt] |
heel erg verbaasd en in de war
Voorbeeld: `Ik ben verbijsterd over zijn dood.` |
|
verbijsteren
werkw. |
in verwarring of extreme verbazing brengen Voorbeeld: `Hij werd verbijsterd door deze plotselinge ommekeer. `
|
|
verbijsterend
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈbɛistərənt] |
zeer grote verbazing en verwarring veroorzakend
Voorbeeld: `een verbijsterend staaltje van ambtelijke corruptie` Synoniemen: verbazingwekkend, verpletterend, verbazend |
|
de verbijstering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈbɛistərɪŋ] |
grote verbazing en verwarring
|
|
verbijten
werkw. Uitspraak: [vər'bɛitə(n)] Verbuigingen: verbeet (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets met moeite inhouden
Voorbeeld: `de pijn verbijten` |
|
verbijzonderen
werkw. Uitspraak: [vərbi'zɔndərə(n)] Verbuigingen: verbijzonderde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbijzonderd (volt.deelw.) |
tot iets bijzonders worden of maken
Voorbeeld: `een alledaags, gewoon product verbijzonderen` |
|
de verbijzondering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərbi'zɔndərɪŋ] Verbuigingen: verbijzondering|en (meerv.) |
het verbijzonderen (van iets) of wat verbijzonderd is
Voorbeelden: `de verbijzondering van iets algemeens`, `Binnen de fysiotherapie worden drie verbijzonderingen onderscheiden: manuele therapie, kinderfysiotherapie en sportfysiotherapie.` |
|
doorverbinden
werkw. Uitspraak: ['dorvərbɪndə(n)] Verbuigingen: verbond door (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft doorverbonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen voor een verdere verbinding, vooral telefonisch
Voorbeelden: `aan de secretaresse vragen of ze je wil doorverbinden met de directeur`, `een lamp doorverbinden met een andere lamp` |
|
verbinden
werkw. Uitspraak: [vərˈbɪndə(n)] Verbuigingen: verbond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) aan elkaar vastmaken of in samenhang brengen
Voorbeelden: `voorwaarden aan een afspraak verbinden`, `We voelen ons sterk met elkaar verbonden.` Synoniem: koppelen 2) een verband (1) aanbrengen medisch Voorbeeld: `een arm verbinden` |
|
in de echt verbonden
|
(getrouwd)
|
|
de verbinding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈbɪndɪŋ] |
1) mogelijkheid om ergens te komen met de trein, bus, het vliegtuig e.d. transport
Voorbeeld: `Vanuit Amsterdam is er een directe verbinding met Berlijn.` 2) mogelijkheid om per telefoon, computer, radio e.d. te communiceren telecommunicatie Voorbeelden: `Ik krijg geen verbinding, probeert u het later nog eens.`, `U moet zich in verbinding stellen met de klantenservice.` 3) uit verschillende chemische elementen samengestelde stof scheikunde Voorbeeld: `Water is een verbinding van waterstof en zuurstof.` 4) groep woorden die samen iets betekenen Voorbeeld: `"Met hart en ziel" is een vaste verbinding.` |
|
verbindings-s
zelfst.naamw. |
[grammatica] De letter 's' die optreedt tussen beide delen van sommige samenstellingen in het Nederlands Voorbeeld: `Moet er tussen "recht" en "zaak" nu een verbindings-s of niet? `
|
|
het verbindingsstuk
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'bɪndɪŋstʏk] Verbuigingen: verbindingsstuk|ken (meerv.) |
voorwerp dat twee dingen met elkaar verbindt
Voorbeeld: `Het verbindingsstuk tussen de glazen van een bril, noem je de brug.` |
|
de verbindingsweg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'bɪndɪŋswɛx] Verbuigingen: verbindingsweg|en (meerv.) |
weg die twee plaatsen met elkaar verbindt
Voorbeeld: `een verbindingsweg tussen de rijkswegen A8 en A9` |
|
verbinden
werkw. Uitspraak: [vərˈbɪndə(n)] Verbuigingen: verbond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) aan elkaar vastmaken of in samenhang brengen
Voorbeelden: `voorwaarden aan een afspraak verbinden`, `We voelen ons sterk met elkaar verbonden.` Synoniem: koppelen 2) een verband (1) aanbrengen medisch Voorbeeld: `een arm verbinden` |
|
in de echt verbonden
|
(getrouwd)
|
|
de verbintenis
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈbɪntənɪs] Verbuigingen: verbintenis|sen (meerv.) |
verplichting of belofte met iets of iemand een band te hebben
Voorbeeld: `een verbintenis aangaan` Synoniem: gebondenheid |
|
verbitteren
werkw. |
bitter maken
|
|
verbitterd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈbɪtərt] |
met wrok
Voorbeeld: `Na haar echtscheiding was zij lange tijd verbitterd.` Synoniem: bitter |
|
de verbittering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'bɪtərɪŋ] |
het verbitterd zijn (van iemand)
Voorbeeld: `Haar verbittering was het gevolg van een jarenlange ruzie met haar familie.` Synoniem: wrok |
|
I verblauw
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur blauw met RAL-nummer 5023.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verblauw? ` II verblauw bijv.naamw. [RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur blauw, met RAL-nummer 5023. Voorbeeld: `Hij rijdt in een verblauwe auto. ` |
|
verblijven
werkw. Uitspraak: [vərˈblɛivə(n)] Verbuigingen: verbleef (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft/is verbleven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(ergens) gedurende een bepaalde tijd wonen of logeren
Voorbeeld: `U verblijft in een hotel in het centrum van de stad.` |
|
verbleken
werkw. Uitspraak: [vərˈblekə(n)] Verbuigingen: verbleekte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verbleekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bleek of bleker worden
Voorbeeld: `Haar gezicht verbleekte van schrik.` Synoniem: verschieten (1) |
|
Bij die herinnering verbleken alle andere vakanties.
|
(vergeleken met die herinnering zijn alle andere vakanties minder de moeite waard)
|
|
verbleking
zelfst.naamw. |
het bleker worden
|
|
verblijven
werkw. Uitspraak: [vərˈblɛivə(n)] Verbuigingen: verbleef (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft/is verbleven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(ergens) gedurende een bepaalde tijd wonen of logeren
Voorbeeld: `U verblijft in een hotel in het centrum van de stad.` |
|
verblijden
werkw. Uitspraak: [vər'blɛidə(n)] Verbuigingen: verblijdde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verblijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
blij of gelukkig maken
Voorbeeld: `Je oma verblijden met een bezoekje.` |
|
verblijden
werkw. Uitspraak: [vər'blɛidə(n)] Verbuigingen: verblijdde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verblijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
blij of gelukkig maken
Voorbeeld: `Je oma verblijden met een bezoekje.` |
|
het verblijf
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈblɛif] Verbuigingen: ver|blijven (meerv.) |
1) keer dat je ergens verblijft
Voorbeeld: `een verblijf van enkele dagen` 2) plaats waar je verblijft Voorbeeld: `In de dierentuin is het verblijf van de gorilla's gemoderniseerd.` Synoniem: verblijfplaats |
|
de verblijfplaats
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vərˈblɛifplats] Verbuigingen: verblijfplaats|en (meerv.) |
plaats waar je een tijd woont of logeert
Voorbeeld: `verblijfplaats onbekend` Synoniem: verblijf (2) |
|
zonder vaste woon- of verblijfplaats
|
(zwervend)
|
|
de verblijfsregeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'blɛifsrexəlɪŋ] |
regeling waarin staat wanneer een kind van gescheiden ouders bij de vader verblijft en wanneer bij de moeder
Voorbeeld: `de verblijfsregeling voor minderjarige kinderen` |
|
de verblijfsvergunning
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈblɛifsfərxʏnɪŋ] Verbuigingen: verblijfsvergunning|en (meerv.) |
officiële toestemming om (enige tijd) in een bepaald land te wonen
Voorbeeld: `bij de gemeente een verblijfsvergunning aanvragen` |
|
verblijven
werkw. Uitspraak: [vərˈblɛivə(n)] Verbuigingen: verbleef (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft/is verbleven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(ergens) gedurende een bepaalde tijd wonen of logeren
Voorbeeld: `U verblijft in een hotel in het centrum van de stad.` |
|
verblind
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈblɪnt] |
niet in staat (iets) te zien door fel licht, regen e.d.
Voorbeeld: `verblind worden door de koplampen van de auto` |
|
verblind door woede
|
(door woede niet in staat te zien wat er aan de hand is)
|
|
verblinden
werkw. Uitspraak: [vər'blɪndə(n)] Verbuigingen: verblindde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verblind (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand) beletten (iets) te zien door fel licht, regen e.d.
Voorbeeld: `met groot licht je tegenliggers verblinden` 2) ervoor zorgen dat iemand iets niet meer ziet zoals het werkelijk is Voorbeeld: `Liefde kan je helemaal verblinden.` |
|
verbloeden
werkw. |
door bloedverlies om het leven komen
Voorbeeld: `Doordat de halsslagader onherstelbaar beschadigd was, was hij jammerlijk verbloed. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verbloeden in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verbloeden
werkw. |
door bloedverlies om het leven komen
Voorbeeld: `Doordat de halsslagader onherstelbaar beschadigd was, was hij jammerlijk verbloed. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verbloeden in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verbluffen
werkw. Uitspraak: [vər'blʏfə(n)] Verbuigingen: verblufte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbluft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
heel erg verbazen
Voorbeeld: `de jury van een zangwedstrijd verbluffen met je prachtige stem` Synoniem: versteld doen staan |
|
verbluffend
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈblʏfənt] |
heel erg verbazingwekkend
Voorbeeld: `De nieuwe computer werkt verbluffend snel.` |
|
verbluft
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈblʏft] |
heel erg verbaasd
Voorbeeld: `verbluft staan over het pianospel van het kleine meisje` Synoniemen: stomverbaasd, perplex, versteld |
|
het verbod
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈbɔt] Verbuigingen: verbod|en (meerv.) |
wat verboden is
Voorbeelden: `een verbod instellen`, `een verbod op het nuttigen van etenswaren in de tram`, `parkeerverbod` |
|
verboden
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'bodə(n)] |
wat je niet mag
Voorbeelden: `verboden toegang voor onbevoegden`, `de verboden vrucht`, `het dragen van verboden wapens` Antoniemen: geoorloofd, toegestaan, |
|
het verbodsbord
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'bɔtsbɔrt] Verbuigingen: verbodsbord|en (meerv.) |
verkeersbord dat aangeeft dat iets verboden is
Voorbeeld: `Een verbodsbord met een sigaret in het midden en een rode streep erdoor wil zeggen dat je op die plaats niet mag roken.` |
|
verbuigen
werkw. Uitspraak: [vərˈbœyxə(n)] Verbuigingen: verboog (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in een andere vorm buigen
Voorbeeld: `het aluminium een beetje verbuigen` Synoniem: ombuigen 2) de uitgang van een woord veranderen volgens de grammatica taalkunde Voorbeeld: `Verbogen vormen van 'groot' zijn bijvoorbeeld 'grote' en 'groter'.` |
|
verbolgen
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'bɔlxə(n)] |
boos, kwaad
Voorbeelden: `een verbolgen reactie`, `over iets verbolgen zijn`, `op iemand verbolgen zijn` |
|
het verbond
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈbɔnt] Verbuigingen: verbond|en (meerv.) |
1) officiële overeenkomst, vooral tussen landen
Voorbeeld: `een verbond sluiten met je vroegere vijanden` 2) vereniging van personen met een bepaald doel Voorbeeld: `het Humanistisch Verbond` |
|
verbinden
werkw. Uitspraak: [vərˈbɪndə(n)] Verbuigingen: verbond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) aan elkaar vastmaken of in samenhang brengen
Voorbeelden: `voorwaarden aan een afspraak verbinden`, `We voelen ons sterk met elkaar verbonden.` Synoniem: koppelen 2) een verband (1) aanbrengen medisch Voorbeeld: `een arm verbinden` |
|
in de echt verbonden
|
(getrouwd)
|
|
de verbondenheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'bɔndənhɛit] Verbuigingen: verbonden|heden (meerv.) |
het gevoel dat je bij elkaar hoort
Voorbeelden: `verbondenheidsgevoel`, `lotsverbondenheid` Synoniem: saamhorigheid |
|
verbieden
werkw. Uitspraak: [vərˈbidə(n)] Verbuigingen: verbood (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verboden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeggen dat iets niet mag
Voorbeelden: `verboden te vissen`, `verboden toegang`, `Het park is verboden voor honden.` Antoniem: toestaan |
|
verbuigen
werkw. Uitspraak: [vərˈbœyxə(n)] Verbuigingen: verboog (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in een andere vorm buigen
Voorbeeld: `het aluminium een beetje verbuigen` Synoniem: ombuigen 2) de uitgang van een woord veranderen volgens de grammatica taalkunde Voorbeeld: `Verbogen vormen van 'groot' zijn bijvoorbeeld 'grote' en 'groter'.` |
|
verbergen
werkw. Uitspraak: [vərˈbɛrxə(n)] Verbuigingen: verborg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verborgen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens zo opbergen dat niemand het kan vinden
Voorbeelden: `een schat op zolder verbergen`, `zich verbergen achter een boom`, `je vreugde nauwelijks kunnen verbergen` Antoniem: te voorschijn halen Synoniemen: verstoppen, camoufleren, verhullen |
|
verborgen
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'bɔrxə(n)] |
1) als iets zo is maar niet gezegd wordt
Voorbeeld: `een verborgen boodschap` Antoniem: expliciet Synoniem: impliciet 2) als iets ergens is waar je het niet kunt zien Voorbeelden: `een verborgen camera`, `verborgen schatten` Synoniem: verscholen |
|
verbouwen
werkw. Uitspraak: [vərˈbɑuwə(n)] Verbuigingen: verbouwde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een gebouw of ruimte) ingrijpend veranderen architectuur
Voorbeeld: `de badkamer verbouwen` 2) (gewassen) telen landbouw Voorbeeld: `op een klein lapje grond je eigen groente verbouwen` |
|
Als je niet aan hun eisen voldoet, komen ze de boel even verbouwen.
|
(als je niet doet wat ze zeggen, komen ze alles vernielen)
|
|
verbouwereerd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərbɑuwəˈrert] |
verbijsterd
Voorbeeld: `verbouwereerd staan te kijken naar de schade` |
|
de verbouwing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈbɑuwɪŋ] Verbuigingen: verbouwing|en (meerv.) |
keer dat een gebouw of ruimte ingrijpend wordt veranderd
Voorbeeld: `De verbouwing van de badkamer duurde drie weken.` |
|
verbreken
werkw. Uitspraak: [vərˈbrekə(n)] Verbuigingen: verbrak (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbroken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een einde maken aan
Voorbeelden: `het contract verbreken`, `de stilte verbreken` |
|
verbreken
werkw. Uitspraak: [vərˈbrekə(n)] Verbuigingen: verbrak (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbroken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een einde maken aan
Voorbeelden: `het contract verbreken`, `de stilte verbreken` |
|
verbranden
werkw. Uitspraak: [vərˈbrɑndə(n)] Verbuigingen: verbrandde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) door vuur kapotmaken
Verbuigingen: heeft verbrand (volt.deelw.) Voorbeeld: `geheime papieren verbranden` 2) door vuur vernietigd of gedood worden Verbuigingen: is verbrand (volt.deelw.) Voorbeeld: `Al hun bezittingen zijn verbrand.` 3) door de zon een rode huid krijgen Verbuigingen: is verbrand (volt.deelw.) Voorbeeld: `Door dat uurtje felle zon is mijn neus helemaal verbrand.` |
|
de verbranding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'brɑndɪŋ] Verbuigingen: verbranding|en (meerv.) |
het verbranden of verbrand worden van iets
Voorbeelden: `je insmeren met zonnebrandolie tegen verbranding van je huid`, `verbrandingsmotor`, `verbrandingswarmte`, `vuilverbranding`, `lijkverbranding` |
|
verbrandingsmotor
zelfst.naamw. |
[motortechniek] motor waarbij de kracht wordt opgewekt door verbranding van een brandstof
|
|
verbrassen
werkw. Uitspraak: [vər'brɑsə(n)] Verbuigingen: verbraste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbrast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(geld) gebruiken zonder dat je het goed of volledig benut
Voorbeeld: `je maandloon in een week verbrassen` Synoniemen: verspillen, verkwisten |
|
verbrassen
werkw. Uitspraak: [vər'brɑsə(n)] Verbuigingen: verbraste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbrast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(geld) gebruiken zonder dat je het goed of volledig benut
Voorbeeld: `je maandloon in een week verbrassen` Synoniemen: verspillen, verkwisten |
|
verbreden
werkw. Uitspraak: [vərˈbredə(n)] Verbuigingen: verbreedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbreed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) breder maken
Voorbeeld: `de stoep verbreden` Antoniem: versmallen 2) ruimer maken Voorbeeld: `kennis verbreden en verdiepen` Synoniem: uitbreiden |
|
verbreken
werkw. Uitspraak: [vərˈbrekə(n)] Verbuigingen: verbrak (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbroken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een einde maken aan
Voorbeelden: `het contract verbreken`, `de stilte verbreken` |
|
zich verbreiden
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'brɛidə(n)] Verbuigingen: verbreidde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verbreid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich in verschillende richtingen uitbreiden of verdelen
Voorbeelden: `een ziekte die zich snel verbreidt`, `Het bericht verbreidde zich als een lopend vuurtje.` Synoniem: zich verspreiden (een geloof) verbreiden (zorgen dat velen kennismaken (met een geloof)) |
|
verbrijzelen
werkw. Uitspraak: [vərˈbrɛizələ(n)] Verbuigingen: verbrijzelde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) vernielen door in hele kleine stukjes te slaan
Verbuigingen: heeft verbrijzeld (volt.deelw.) Voorbeeld: `een steen verbrijzelen` Synoniem: versplinteren 2) in hele kleine stukjes uiteenvallen Verbuigingen: is verbrijzeld (volt.deelw.) Voorbeeld: `Door de botsing was de voorruit van de auto verbrijzeld.` Synoniem: versplinteren |
|
verbrijzeld
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'brɛizəlt] |
in kleine stukjes vernield of kapotgegaan
Voorbeelden: `verbrijzelde botten`, `een verbrijzelde voorruit` |
|
een verbrijzeld hart
|
(een gebroken hart (door liefdesverdriet))
|
|
verbrijzelen
werkw. Uitspraak: [vərˈbrɛizələ(n)] Verbuigingen: verbrijzelde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) vernielen door in hele kleine stukjes te slaan
Verbuigingen: heeft verbrijzeld (volt.deelw.) Voorbeeld: `een steen verbrijzelen` Synoniem: versplinteren 2) in hele kleine stukjes uiteenvallen Verbuigingen: is verbrijzeld (volt.deelw.) Voorbeeld: `Door de botsing was de voorruit van de auto verbrijzeld.` Synoniem: versplinteren |
|
verbrodden
werkw. Uitspraak: [vər'brɔdə(n)] Verbuigingen: verbrodde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbrod (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat iets minder goed of helemaal waardeloos wordt
Voorbeeld: `De verjaardag van het kind was verbrod door de heftige ruzie van zijn ouders.` Synoniemen: verknoeien, verpesten, bederven, verbruien |
|
verbroederen
werkw. |
[refl] 'zich ~ met' bijzonder sterke banden aanknopen
Voorbeeld: `Geconfronteerd met een gemeenschappelijke vijand verbroederden zij zich met elkaar. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verbroederen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verbrokkelen
werkw. Uitspraak: [vər'brɔkələ(n)] Toon alle vervoegingen |
1) iets in kleine stukjes verdelen
Verbuigingen: verbrokkelde (verl.tijd enkelv.) heeft verbrokkeld (volt.deelw.) Voorbeeld: `een sneetje brood verbrokkelen en de stukjes een voor een aan de eenden geven` 2) in kleine stukjes uit elkaar vallen Verbuigingen: verbrokkelde (verl.tijd enkelv.) is verbrokkeld (volt.deelw.) Voorbeeld: `een koekje dat helemaal verbrokkeld is doordat je het op de grond hebt laten vallen` |
|
verbronzen
werkw. |
een voorwerp bedekken met een dun laagje brons
Voorbeeld: `Voorwerpen worden vooral voor de verfraaiing van het uiterlijk verbronsd. ` 'overdrachtelijk' een bruine kleur krijgen in de zon Voorbeeld: `De zon had haar verbronsd tijdens haar strandvakantie en zij zag er extra aantrekkelijk uit. ` |
|
verbruien
werkw. Uitspraak: [vər'brœyjə(n)] Verbuigingen: verbruide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbruid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat iets minder goed of helemaal waardeloos wordt
Voorbeelden: `Het slechte weer heeft mijn vrije dag verbruid.`, `Onze vriendschap is voorbij. Je hebt het helemaal verbruid bij mij.` Synoniemen: verknoeien, verpesten, bederven, verbrodden |
|
het verbruik
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'brœyk] |
het opmaken van iets door het te gebruiken
Voorbeelden: `stroomverbruik`, `benzineverbruik` |
|
verbruiken
werkw. Uitspraak: [vərˈbrœykə(n)] Verbuigingen: verbruikte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbruikt (volt.deelw.) |
opmaken door te gebruiken
Voorbeeld: `veel energie verbruiken` |
|
de verbruiker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'brœykər] Verbuigingen: verbruiker|s (meerv.) de verbruik|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'brœyk|stər] Verbuigingen: verbruikster|s (meerv.) |
iemand die iets opmaakt door het te gebruiken
Voorbeelden: `eindverbruiker`, `grootverbruiker`, `kleinverbruiker`, `stroomverbruiker` Antoniem: producent Synoniem: consument |
|
verbruiksgoederen
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'brœyksxudərə(n)] |
producten die je opmaakt door ze te gebruiken
Voorbeeld: `voedsel en drank zijn verbruiksgoederen` Antoniem: gebruiksgoederen Synoniem: consumptiegoederen |
|
de verbruikszaal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vər'brœyksal] Verbuigingen: verbruiks|zalen (meerv.) |
vertrek (in een winkel) waar je dingen kunt eten en drinken
Voorbeeld: `Een bakkerij met een verbruikszaal waar je je net gekochte gebakje meteen kunt opeten.` |
|
verbruien
werkw. Uitspraak: [vər'brœyjə(n)] Verbuigingen: verbruide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbruid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat iets minder goed of helemaal waardeloos wordt
Voorbeelden: `Het slechte weer heeft mijn vrije dag verbruid.`, `Onze vriendschap is voorbij. Je hebt het helemaal verbruid bij mij.` Synoniemen: verknoeien, verpesten, bederven, verbrodden |
|
verbuigen
werkw. Uitspraak: [vərˈbœyxə(n)] Verbuigingen: verboog (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in een andere vorm buigen
Voorbeeld: `het aluminium een beetje verbuigen` Synoniem: ombuigen 2) de uitgang van een woord veranderen volgens de grammatica taalkunde Voorbeeld: `Verbogen vormen van 'groot' zijn bijvoorbeeld 'grote' en 'groter'.` |
|
de verbuiging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'bœyxɪŋ] Verbuigingen: verbuiging|en (meerv.) |
verandering van de uitgang van een woord volgens de grammatica taalkunde
Voorbeelden: `de verbuiging van adjectieven`, `Latijnse vervoegingen en verbuigingen` Synoniemen: inflectie, flexie |
|
verbuigen
werkw. Uitspraak: [vərˈbœyxə(n)] Verbuigingen: verboog (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in een andere vorm buigen
Voorbeeld: `het aluminium een beetje verbuigen` Synoniem: ombuigen 2) de uitgang van een woord veranderen volgens de grammatica taalkunde Voorbeeld: `Verbogen vormen van 'groot' zijn bijvoorbeeld 'grote' en 'groter'.` |
|
het verbum
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɛrbum] Verbuigingen: ver|ba (meerv.) |
woord dat een handeling, proces of een toestand aanduidt taalkunde
Voorbeelden: `Een andere benaming voor de onbepaalde wijs is het verbum infinitum.`, `Lopen, springen en huppelen zijn voorbeelden van verba.` Synoniem: werkwoord |
|
verburgerlijken
werkw. |
als gewone burger worden
|
|
verburgerlijken
werkw. |
als gewone burger worden
|
|
verchromen
werkw. |
met een laagje chroom bedekken Voorbeeld: `Hij was bezig een groot deel van zijn motorfiets te verchromen. `
|
|
verchromen
werkw. |
met een laagje chroom bedekken Voorbeeld: `Hij was bezig een groot deel van zijn motorfiets te verchromen. `
|
|
vercijferen
werkw. |
[encryptie] een bericht zodanig bewerken dat het alleen begrijpelijk is als men de beschikking heeft over de toegepaste code Voorbeeld: `De radioberichten waren vaak niet vercijferd en waren gemakkelijk te kraken. `
|
|
vercokesen
werkw. |
ontgassen van een vaste brandstof, met name steenkool
Voorbeeld: `Ook turf kan wel vercokest worden. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het vercokesen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verdagen
werkw. |
[juridisch] een zitting opschorten tot een nadere datum
Voorbeeld: `Er werd besloten de zitting te verdagen. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verdagen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verdagen
werkw. |
[juridisch] een zitting opschorten tot een nadere datum
Voorbeeld: `Er werd besloten de zitting te verdagen. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verdagen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verdoen
werkw. Uitspraak: [vərˈdun] Verbuigingen: verdeed (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(tijd) verbruiken zonder er nut van te hebben
Voorbeeld: `je tijd verdoen met lanterfanten` Synoniemen: verspillen, verkwisten |
|
verdacht
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈdɑxt] |
niet betrouwbaar
Voorbeeld: `Dat vlees ziet er verdacht uit, volgens mij is het bedorven.` Synoniemen: louche, twijfelachtig |
|
verdacht op
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈdɑxt ɔp] |
voorbereid op
Voorbeeld: `verdacht op een inbraak` Synoniem: bedacht op |
|
de verdachte
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vərˈdɑxtə] Verbuigingen: verdachte|n (meerv.) |
iemand die ervan wordt verdacht iets strafbaars te hebben gedaan
Voorbeeld: `de verdachte van een overval aanhouden` |
|
verdenken
werkw. Uitspraak: [vərˈdɛŋkə(n)] Verbuigingen: verdacht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
denken dat iemand iets verkeerds heeft gedaan
Voorbeelden: `iemand verdenken van moord`, `De politie verdenkt de buurman, maar er is geen bewijs dat hij het gedaan heeft.` |
|
verdagen
werkw. |
[juridisch] een zitting opschorten tot een nadere datum
Voorbeeld: `Er werd besloten de zitting te verdagen. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verdagen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verdampen
werkw. Uitspraak: [vərˈdɑmpə(n)] Verbuigingen: verdampte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verdampt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van vloeistof) in damp veranderen
Voorbeeld: `Tijdens het opwarmen verdampt de alcohol` |
|
Het bedrijf zag de hele winst verdampen.
|
(het bedrijf zag de hele winst verdwijnen)
|
|
verdoen
werkw. Uitspraak: [vərˈdun] Verbuigingen: verdeed (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(tijd) verbruiken zonder er nut van te hebben
Voorbeeld: `je tijd verdoen met lanterfanten` Synoniemen: verspillen, verkwisten |
|
uitverdedigen
werkw. |
[sport] uit de verdediging wegwerken van de bal, zodat een aanval kan beginnen Voorbeeld: `Nadat het team knullig uitverdedigde, viel de beslissende treffer. `
|
|
verdedigbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'dedəxbar] |
wat je kunt verdedigen
Voorbeelden: `Het leger neemt een goed verdedigbare positie in.`, `een verdedigbare stelling`, `een verdedigbare houding` |
|
verdedigen
werkw. Uitspraak: [vərˈdedəxə(n)] Verbuigingen: verdedigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdedigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
beschermen tegen een aanval
Voorbeelden: `je land verdedigen`, `het doel verdedigen`, `een standpunt verdedigen`, `zich verdedigen tegen aanvallers` Antoniem: aanvallen |
|
zich met hand en tand verdedigen
|
(zich heel goed verdedigen)
|
|
uitverdedigen
werkw. |
[sport] uit de verdediging wegwerken van de bal, zodat een aanval kan beginnen Voorbeeld: `Nadat het team knullig uitverdedigde, viel de beslissende treffer. `
|
|
verdedigen
werkw. Uitspraak: [vərˈdedəxə(n)] Verbuigingen: verdedigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdedigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
beschermen tegen een aanval
Voorbeelden: `je land verdedigen`, `het doel verdedigen`, `een standpunt verdedigen`, `zich verdedigen tegen aanvallers` Antoniem: aanvallen |
|
zich met hand en tand verdedigen
|
(zich heel goed verdedigen)
|
|
verdedigend
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'dedəxənt] |
die of dat in de verdediging is
Voorbeelden: `een verdedigende middenvelder`, `een verdedigende houding aannemen` Synoniem: defensief |
|
de verdediger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'dedəxər] Verbuigingen: verdediger|s (meerv.) de verdedig|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'dedəx|stər] Verbuigingen: verdedigster|s (meerv.) |
1) advocaat die een verdachte verdedigt in een rechtszaak
Voorbeeld: `een verdediger met jarenlange ervaring in echtscheidingen` Synoniem: pleiter 2) iemand die iets of iemand anders verdedigt Voorbeeld: `de titel 'Verdediger van het Geloof' dragen` 3) achterhoedespeler die verdedigt sport Voorbeeld: `uitgeroepen worden tot verdediger van het jaar` Antoniem: aanvaller |
|
de verdediging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈdedəxɪŋ] Verbuigingen: verdediging|en (meerv.) |
keer dat je (je) verdedigt
Voorbeeld: `in de verdediging zijn` Synoniem: defensie |
|
verdedigen
werkw. Uitspraak: [vərˈdedəxə(n)] Verbuigingen: verdedigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdedigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
beschermen tegen een aanval
Voorbeelden: `je land verdedigen`, `het doel verdedigen`, `een standpunt verdedigen`, `zich verdedigen tegen aanvallers` Antoniem: aanvallen |
|
zich met hand en tand verdedigen
|
(zich heel goed verdedigen)
|
|
verdoen
werkw. Uitspraak: [vərˈdun] Verbuigingen: verdeed (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(tijd) verbruiken zonder er nut van te hebben
Voorbeeld: `je tijd verdoen met lanterfanten` Synoniemen: verspillen, verkwisten |
|
verdelen
werkw. Uitspraak: [vərˈdelə(n)] Verbuigingen: verdeelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in stukken delen
Voorbeeld: `de taart in acht punten verdelen` 2) iedereen een deel geven Voorbeelden: `de lasten verdelen`, `de geldprijs verdelen over alle leden van het team` Synoniem: delen |
|
verdeel en heers
|
tactiek die ervoor zorgt dat twee vijanden niet tegen je zullen samenspannen Geschiedenis
Voorbeelden: `Verdeel en heers komt van de Latijnse uitdrukking `Divide et impere``, `Geef een vijand meer rechten dan je andere vijand. Ze zullen dan elkaars vijand zijn en niet de jouwe.` |
|
verdeeld
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈdelt] |
niet eensgezind
Voorbeeld: `De meningen over de nieuwe regering zijn verdeeld.` Synoniem: onenig |
|
verdelen
werkw. Uitspraak: [vərˈdelə(n)] Verbuigingen: verdeelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in stukken delen
Voorbeeld: `de taart in acht punten verdelen` 2) iedereen een deel geven Voorbeelden: `de lasten verdelen`, `de geldprijs verdelen over alle leden van het team` Synoniem: delen |
|
de verdeelsleutel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'delsløtəl] Verbuigingen: verdeelsleutel|s (meerv.) |
maatstaf waarmee je aanduidt hoe iets verdeeld is
Voorbeelden: `een verdeelsleutel van 50-50`, `een erfenis die volgens een verdeelsleutel over alle kinderen verdeeld wordt`, `de totale gemeenschappelijke kosten van een flatgebouw volgens een vaste verdeelsleutel verdelen onder de bewoners` |
|
verdeelstekker
zelfst.naamw. |
een elektriciteitssnoer met stekkerdoos eraan Voorbeeld: `Zij hadden een verdeelstekker bij de computer om daarmee alle onderdelen van stroom te kunnen voorzien. `
|
|
verdeemoedigen
werkw. |
tot nederigheid aanzetten
vernederen. |
|
verdeemoedigen
werkw. |
tot nederigheid aanzetten
vernederen. |
|
verdekt
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'dɛkt] |
wat je niet ziet
|
|
je verdekt opstellen
|
(je zo opstellen dat niemand je ziet)
|
|
verdelen
werkw. Uitspraak: [vərˈdelə(n)] Verbuigingen: verdeelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in stukken delen
Voorbeeld: `de taart in acht punten verdelen` 2) iedereen een deel geven Voorbeelden: `de lasten verdelen`, `de geldprijs verdelen over alle leden van het team` Synoniem: delen |
|
verdelgen
werkw. Uitspraak: [vərˈdɛlxə(n)] Verbuigingen: verdelgde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdelgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
definitief vernietigen
Voorbeeld: `onkruid verdelgen` Synoniem: uitroeien |
|
verdelingsgetal
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een telwoord dat aangeeft dat er wordt uitgedeeld met een x-aantal per item tegelijk Voorbeeld: `De woordsoort verdelingsgetal komt voor in de talen Latijn en Turks. `
|
|
de verdeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'delɪŋ] Verbuigingen: verdeling|en (meerv.) |
het verdelen of verdeeld worden van iets
Voorbeelden: `een ongelijke verdeling`, `arbeidsverdeling`, `rolverdeling`, `taakverdeling` |
|
verdenken
werkw. Uitspraak: [vərˈdɛŋkə(n)] Verbuigingen: verdacht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
denken dat iemand iets verkeerds heeft gedaan
Voorbeelden: `iemand verdenken van moord`, `De politie verdenkt de buurman, maar er is geen bewijs dat hij het gedaan heeft.` |
|
de verdenking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'dɛŋkiŋ] Verbuigingen: verdenking|en (meerv.) |
het verdenken of dat waar iemand van verdacht wordt
Voorbeelden: `iemand van iets in verdenking stellen`, `iemand arresteren op verdenking van moord` |
|
verdeluwen
werkw. |
[verouderd] het slap worden en wegteren, meestal van afgesneden plantenmateriaal door uitdroging Voorbeeld: `De bloemen waren reeds verdeluwd. `
|
|
I verder
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈvɛrdər] |
erig
Voorbeeld: `de verdere aanpak van de onderhandelingen` Synoniem: resterend |
|
II verder
bijwoord Uitspraak: [ˈvɛrdər] |
1) daarna
Voorbeeld: `Verder had hij weinig nieuws.` Synoniemen: vervolgens, voorts 2) bovendien Voorbeeld: `Hij verkoopt frisdrank, tabak en verder heeft hij ook nog broodjes.` Synoniemen: ook nog, voor de rest, overigens 3) <woord waarmee je aangeeft dat de handeling nog langer zal duren> Voorbeeld: `verder lopen` |
|
verderfelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈdɛrfələk] |
erg slecht
Voorbeeld: `een verderfelijke invloed op iemand hebben` |
|
verderven
werkw. |
voorgoed bederven, te gronde richten
Voorbeeld: `Zij verdierf het land met haar hoererij. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het verderven in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verderzetten
werkw. Uitspraak: ['vɛrdərzɛtə(n)] Verbuigingen: zette verder (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdergezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets blijven doen
Voorbeelden: `een medische behandeling verderzetten`, `een project verderzetten` Antoniemen: stopzetten, ophouden met, Synoniemen: voortzetten, doorgaan met |
|
verderop
bijwoord Uitspraak: [vɛrdərˈɔp] |
op een verder gelegen plaats
Voorbeeld: `een eindje verderop wonen` |
|
verderven
werkw. |
voorgoed bederven, te gronde richten
Voorbeeld: `Zij verdierf het land met haar hoererij. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het verderven in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verderzetten
werkw. Uitspraak: ['vɛrdərzɛtə(n)] Verbuigingen: zette verder (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdergezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets blijven doen
Voorbeelden: `een medische behandeling verderzetten`, `een project verderzetten` Antoniemen: stopzetten, ophouden met, Synoniemen: voortzetten, doorgaan met |
|
verdichten
werkw. Uitspraak: [vər'dɪxtə(n)] Toon alle vervoegingen |
1) (van grond) dichter maken
Verbuigingen: verdichtte (verl.tijd enkelv.) heeft verdicht (volt.deelw.) Voorbeeld: `grond verdichten om te voorkomen dat een gebouw gaat verzakken` 2) dichter worden Verbuigingen: verdichtte (verl.tijd enkelv.) is verdicht (volt.deelw.) Voorbeeld: `gas dat tot een vloeistof verdicht` |
|
verdichtsel
zelfst.naamw. |
iets dat niet bestaat
|
|
verdichten
werkw. Uitspraak: [vər'dɪxtə(n)] Toon alle vervoegingen |
1) (van grond) dichter maken
Verbuigingen: verdichtte (verl.tijd enkelv.) heeft verdicht (volt.deelw.) Voorbeeld: `grond verdichten om te voorkomen dat een gebouw gaat verzakken` 2) dichter worden Verbuigingen: verdichtte (verl.tijd enkelv.) is verdicht (volt.deelw.) Voorbeeld: `gas dat tot een vloeistof verdicht` |
|
verdienen
werkw. Uitspraak: [vərˈdinə(n)] Verbuigingen: verdiende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdiend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) geld krijgen voor werk dat je hebt gedaan
Voorbeeld: `tweeduizend euro netto per maand verdienen` 2) behoren te krijgen in ruil voor iets dat je gedaan hebt Voorbeelden: `Jij verdient een complimentje.`, `straf verdienen` |
|
ergens dik aan verdienen
|
(ergens veel winst op maken)
|
|
geld als water verdienen
|
(veel geld verdienen)
|
|
Die oplossing verdient geen schoonheidsprijs.
|
(dat is niet de ideale oplossing)
|
|
het verdient aanbeveling om
|
(het is beter om)
|
|
verdiend
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'dint] |
wat je behoort te krijgen in ruil voor iets dat je gedaan hebt
Voorbeelden: `Dat is je verdiende loon!`, `een verdiende overwinning`, `een verdiende straf` |
|
verdienen
werkw. Uitspraak: [vərˈdinə(n)] Verbuigingen: verdiende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdiend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) geld krijgen voor werk dat je hebt gedaan
Voorbeeld: `tweeduizend euro netto per maand verdienen` 2) behoren te krijgen in ruil voor iets dat je gedaan hebt Voorbeelden: `Jij verdient een complimentje.`, `straf verdienen` |
|
ergens dik aan verdienen
|
(ergens veel winst op maken)
|
|
geld als water verdienen
|
(veel geld verdienen)
|
|
Die oplossing verdient geen schoonheidsprijs.
|
(dat is niet de ideale oplossing)
|
|
het verdient aanbeveling om
|
(het is beter om)
|
|
de verdienste
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈdinstə] Verbuigingen: verdienste|n (meerv.) |
goede prestatie die je hebt geleverd en waarvoor je lof verdient
Voorbeeld: `een vrouw van grote verdiensten` |
|
verdienstelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈdinstələk] |
vrij goed
Voorbeeld: `een verdienstelijk pianist` Synoniem: redelijk (2) |
|
de verdienste
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈdinstə] Verbuigingen: verdienste|n (meerv.) |
goede prestatie die je hebt geleverd en waarvoor je lof verdient
Voorbeeld: `een vrouw van grote verdiensten` |
|
het verdiep
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'dip] Verbuigingen: verdiep|en (meerv.) |
ruimte tussen vloer en plafond in een gebouw
Voorbeeld: `Ik woon op het tweede verdiep van een flatgebouw.` Synoniemen: verdieping, woonlaag |
|
zich verdiepen in
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈdipə(n) ɪn] Verbuigingen: verdiepte zich in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verdiept in (volt.deelw.) |
grondig bestuderen
Voorbeeld: `zich verdiepen in het werk van Spinoza` Synoniem: zich buigen over |
|
de verdieping
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈdipɪŋ] Verbuigingen: verdieping|en (meerv.) |
ruimte tussen vloer en plafond in een gebouw
Voorbeelden: `Ik woon op de tweede verdieping.`, `een gebouw van zestien verdiepingen` Synoniemen: etage, woonlaag |
|
verdiepen
werkw. Uitspraak: [vər'dipə(n)] Verbuigingen: verdiepte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdiept (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iets dieper maken
Voorbeeld: `een vijver verdiepen` 2) iets uitbreiden of sterker maken Voorbeelden: `een vriendschap verdiepen`, `je algemene kennis verdiepen` |
|
verdierlijken
werkw. |
verworden tot iemand met dierlijke instincten
dierlijke instincten de overhand doen krijgen |
|
verdierlijken
werkw. |
verworden tot iemand met dierlijke instincten
dierlijke instincten de overhand doen krijgen |
|
verdierlijking
zelfst.naamw. |
verworden tot iemand met dierlijke instincten
Voorbeeld: `Het was alsof het kind een volledige verdierlijking onderging. ` dierlijke instincten de overhand doen krijgen |
|
verderven
werkw. |
voorgoed bederven, te gronde richten
Voorbeeld: `Zij verdierf het land met haar hoererij. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het verderven in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verdikken
werkw. Uitspraak: [vər'dɪkə(n)] |
1) (een vloeistof) dikker maken
Verbuigingen: verdikte (verl.tijd enkelv.) heeft verdikt (volt.deelw.) Voorbeeld: `de saus verdikken` Synoniem: indikken 2) dikker worden (van iets) Verbuigingen: verdikte (verl.tijd enkelv.) is verdikt (volt.deelw.) Voorbeeld: `bloedvaten die verdikken` (van iemand) verdikken (toenemen in gewicht) Synoniem: aankomen, dikker worden Antoniem: vermageren |
|
de verdikking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈdɪkɪŋ] Verbuigingen: verdikking|en (meerv.) |
plek waar iets dikker is
Voorbeeld: `een plaatselijke verdikking door ontsteking` |
|
verdisconteren
werkw. Uitspraak: [vərdɪskɔn'terə(n)] Verbuigingen: verdisconteerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdisconteerd (volt.deelw.) |
rekening houden met (iets nadeligs)
Voorbeeld: `de milieukosten in de prijs verdisconteren` |
|
verdoen
werkw. Uitspraak: [vərˈdun] Verbuigingen: verdeed (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(tijd) verbruiken zonder er nut van te hebben
Voorbeeld: `je tijd verdoen met lanterfanten` Synoniemen: verspillen, verkwisten |
|
verdoemen
werkw. |
tot een onfortuinlijk en onvermijdelijk einde veroordelen
Voorbeeld: `De onwil van met name de Franse koning om een bondgenootschap aan te gaan met Arghun Khan verdoemde het laatste bolwerk van de kruisvaarders, Akko, tot de ondergang. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verdoemen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de verdoemenis
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'dumənɪs] Verbuigingen: verdoemenis|sen (meerv.) |
rijk van de duivels waar (volgens sommigen) slechte mensen wonen na hun dood
Voorbeeld: `de eeuwige verdoemenis` Synoniemen: verdommenis, hel (iets of iemand) naar de verdoemenis helpen ((iets of iemand) helemaal kapot maken, ten onder doen gaan) |
|
verdoezelen
werkw. Uitspraak: [vərˈduzələ(n)] Verbuigingen: verdoezelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdoezeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets onaangenaams verbergen door het niet of nauwelijks te vertellen
Voorbeeld: `de waarheid verdoezelen` |
|
verdoezelend
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'duzələnt] |
(van taal) verhullend
Voorbeeld: `iets op een verdoezelende manier formuleren` Synoniemen: wollig, bedekt |
|
verdommen
werkw. Uitspraak: [vər'dɔmə(n)] Verbuigingen: verdomde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdomd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets of iemand vervloeken
Voorbeeld: `de persoon die je kat omvergereden heeft verdommen` Synoniemen: vervloeken, verwensen |
|
verdomd
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'dɔmt] |
dit zeg je als je iets of iemand vervloekt>
Voorbeelden: `Die verdomde wespen komen mij altijd lastigvallen als ik aan het eten ben.`, `een verdomd rotjoch` Synoniem: vervloekt |
|
verdomme
tussenwerpsel Uitspraak: [vərdɔmə] |
term waarmee je uiting geeft aan je boosheid of teleurstelling>
Voorbeeld: `Verdomme, ik heb het je al tien keer gezegd.` Synoniem: verdorie |
|
de verdommenis
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈdɔmənɪs] |
rijk van de duivels waar (volgens sommigen) slechte mensen wonen na hun dood
Synoniemen: hel, verdoemenis |
|
iets naar de verdommenis helpen
|
(iets helemaal kapotmaken)
|
|
verdonkeren
werkw. Uitspraak: [vər'dɔŋkərə(n)] Verbuigingen: verdonkerde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) donker(der) maken
Verbuigingen: heeft verdonkerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `een te lichte verf verdonkeren door er een donkere kleur aan toe te voegen` 2) donker(der) worden Verbuigingen: is verdonkerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `een houten tafel die in de loop der tijd verdonkerd is` |
|
verdonkeremanen
werkw. Uitspraak: [vərdɔŋkərəˈmanə(n)] Verbuigingen: verdonkeremaande (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdonkeremaand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
stiekem inpikken
Voorbeeld: `een kritisch rapport verdonkeremanen` Synoniemen: achteroverdrukken, verduisteren |
|
verdonkeren
werkw. Uitspraak: [vər'dɔŋkərə(n)] Verbuigingen: verdonkerde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) donker(der) maken
Verbuigingen: heeft verdonkerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `een te lichte verf verdonkeren door er een donkere kleur aan toe te voegen` 2) donker(der) worden Verbuigingen: is verdonkerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `een houten tafel die in de loop der tijd verdonkerd is` |
|
verdoven
werkw. Uitspraak: [vərˈdovə(n)] Verbuigingen: verdoofde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdoofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een deel) van het lichaam (tijdelijk) gevoelloos maken
Voorbeeld: `De tandarts verdoofde mijn kaak voordat hij de kies trok.` verdovende middelen (stoffen die je rookt, slikt of inspuit en die je bewustzijn beïnvloeden) Synoniem: drugs |
|
verdorren
werkw. Uitspraak: [vər'dɔrə(n)] Verbuigingen: verdorde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verdord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
droog of dor (1) worden
Voorbeeld: `een bos bloemen die na een paar dagen al helemaal verdord is` |
|
verdorie
tussenwerpsel Uitspraak: [vər'dori] |
term waarmee je uiting geeft aan je boosheid of teleurstelling>
Voorbeeld: `Verdorie, waar heb ik mijn autosleutels nu weer gelegd!` Synoniem: verdomme |
|
verdorven
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'dɔrvə(n)] |
wat zedelijk heel erg slecht is
Voorbeelden: `een verdorven wereld`, `Veel mensen vinden pedofielen verdorven mensen.` Synoniem: immoreel |
|
de verdorvenheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈdɔrvənhɛit] Verbuigingen: verdorven|heden (meerv.) |
iets dat zedelijk heel erg slecht is
Voorbeeld: `De orthodoxe dominee vindt seks buiten het huwelijk een verdorvenheid.` Synoniem: immoraliteit |
|
verdoven
werkw. Uitspraak: [vərˈdovə(n)] Verbuigingen: verdoofde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdoofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een deel) van het lichaam (tijdelijk) gevoelloos maken
Voorbeeld: `De tandarts verdoofde mijn kaak voordat hij de kies trok.` |
|
verdovende middelen
|
(stoffen die je rookt, slikt of inspuit en die je bewustzijn beïnvloeden) Synoniem: drugs
|
|
de verdoving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈdovɪŋ] Verbuigingen: verdoving|en (meerv.) |
keer dat je verdooft
Voorbeelden: `plaatselijke verdoving`, `Na twee uur is de verdoving uitgewerkt.` Synoniem: anesthesie |
|
verdragen
werkw. Uitspraak: [vərˈdraxə(n)] Verbuigingen: verdroeg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vervelende dingen dulden
Voorbeeld: `geen lawaai verdragen` Synoniemen: ertegen kunnen, kunnen hebben, verduren |
|
verdraagzaam
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈdraxsam] |
bereid veel te verdragen
Voorbeeld: `een liberale en verdraagzame samenleving` Synoniemen: tolerant, lankmoedig |
|
de verdraagzaamheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈdraxsamhɛit] |
het verdraagzaam zijn
|
|
verdraaien
werkw. Uitspraak: [vərˈdrajə(n)] Verbuigingen: verdraaide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdraaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) door draaien stukmaken
Voorbeeld: `ik heb mijn pols verdraaid` 2) door draaien veranderen Voorbeeld: `je stem verdraaien` |
|
iemands woorden verdraaien
|
(iemands woorden verkeerd weergeven)
|
|
de verdraaiing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'drajɪŋ] Verbuigingen: verdraaiing|en (meerv.) |
het verdraaien of iets dat verdraaid is
Voorbeelden: `een verdraaiing van de feiten`, `een verdraaiing van de werkelijkheid`, `pijn als gevolg van verdraaiing van mijn pols` |
|
het verdrag
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈdrɑx] Verbuigingen: verdrag|en (meerv.) |
officiële overeenkomst tussen landen
Voorbeeld: `Het Verdrag van Rome werd gesloten in 1957.` Synoniemen: pact, conventie |
|
verdragen
werkw. Uitspraak: [vərˈdraxə(n)] Verbuigingen: verdroeg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vervelende dingen dulden
Voorbeeld: `geen lawaai verdragen` Synoniemen: ertegen kunnen, kunnen hebben, verduren |
|
verdrijven
werkw. Uitspraak: [vərˈdrɛivə(n)] Verbuigingen: verdreef (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat iets of iemand weggaat
Voorbeelden: `De bewoners werden uit hun dorpen verdreven.`, `de pijn verdrijven` Synoniemen: wegjagen, verjagen |
|
de tijd verdrijven
|
(iets doen waardoor de tijd sneller voorbij lijkt te gaan)
|
|
het verdriet
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈdrit] |
naar gevoel waardoor je soms moet huilen
Voorbeelden: `verdriet hebben`, `iemand veel verdriet bezorgen/doen` Antoniem: vreugde Synoniemen: leed, smart, droefenis |
|
stuk verdriet
|
(ellendeling)
|
|
verdrieten
werkw. |
Verdriet doen, somber stemmen. Voorbeeld: `De dood van zijn moeder verdroot hem zeer. `
|
|
verdrietig
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈdritəx] |
1) met verdriet
Voorbeeld: `een verdrietig meisje` Synoniemen: bedroefd, triest 2) verdriet gevend Voorbeeld: `het verdrietige bericht over het overlijden van je vader` Synoniemen: droevig, triest |
|
verdrievoudigen
werkw. Uitspraak: [vərdri'vɑudəxə(n)] Verbuigingen: verdrievoudigde (verl.tijd enkelv.) |
1) drie keer zo groot of zo veel maken
Verbuigingen: heeft verdrievoudigd (volt.deelw.) Voorbeeld: `het aantal werknemers van je bedrijf verdrievoudigen` 2) drie keer zo groot of zo veel worden Verbuigingen: is verdrievoudigd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Zijn gewicht is in enkele jaren tijd verdrievoudigd.` |
|
verdringen
werkw. Uitspraak: [vərˈdrɪŋə(n)] Verbuigingen: verdrong (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand of iets) van zijn of haar oorspronkelijke plek dringen
Voorbeelden: `de winnaar van vorig jaar van zijn plaats verdringen`, `De kopers verdrongen zich rond de bak met aanbiedingen.` 2) (gevoelens) onderdrukken Voorbeeld: `Ik heb die nare herinneringen verdrongen.` |
|
verdrinken
werkw. Uitspraak: [vərˈdrɪŋkə(n)] Verbuigingen: verdronk (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verdronken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doodgaan door gebrek aan lucht onder water
Voorbeeld: `Vorig jaar zijn hier twee kinderen verdronken in het zwembad.` Synoniem: verzuipen |
|
Ik verdrink in die jas.
|
(Die jas is veel te groot voor mij.)
|
|
verdrinking
zelfst.naamw. |
een gebeurtenis waarbij iemand de dood vindt door te veel water in de longen Voorbeeld: `Er werd vastgesteld dat het een geval van verdrinking was. `
|
|
verdrinken
werkw. Uitspraak: [vərˈdrɪŋkə(n)] Verbuigingen: verdronk (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verdronken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doodgaan door gebrek aan lucht onder water
Voorbeeld: `Vorig jaar zijn hier twee kinderen verdronken in het zwembad.` Synoniem: verzuipen |
|
Ik verdrink in die jas.
|
(Die jas is veel te groot voor mij.)
|
|
verdragen
werkw. Uitspraak: [vərˈdraxə(n)] Verbuigingen: verdroeg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vervelende dingen dulden
Voorbeeld: `geen lawaai verdragen` Synoniemen: ertegen kunnen, kunnen hebben, verduren |
|
verdrogen
werkw. |
gevaarlijk veel water verliezen Voorbeeld: `Door de hitte en het uitblijven van de regen is het gras helemaal aan het verdrogen, er zijn zelfs al stukken geel. `
|
|
verdringen
werkw. Uitspraak: [vərˈdrɪŋə(n)] Verbuigingen: verdrong (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand of iets) van zijn of haar oorspronkelijke plek dringen
Voorbeelden: `de winnaar van vorig jaar van zijn plaats verdringen`, `De kopers verdrongen zich rond de bak met aanbiedingen.` 2) (gevoelens) onderdrukken Voorbeeld: `Ik heb die nare herinneringen verdrongen.` |
|
verdrinken
werkw. Uitspraak: [vərˈdrɪŋkə(n)] Verbuigingen: verdronk (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verdronken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doodgaan door gebrek aan lucht onder water
Voorbeeld: `Vorig jaar zijn hier twee kinderen verdronken in het zwembad.` Synoniem: verzuipen |
|
Ik verdrink in die jas.
|
(Die jas is veel te groot voor mij.)
|
|
verdrogen
werkw. |
gevaarlijk veel water verliezen Voorbeeld: `Door de hitte en het uitblijven van de regen is het gras helemaal aan het verdrogen, er zijn zelfs al stukken geel. `
|
|
in de verdrukking raken
|
(het risico lopen verwaarloosd te worden)
|
|
verdubbelen
werkw. Uitspraak: [vərˈdʏbələ(n)] Verbuigingen: verdubbelde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) twee keer zo veel of zo groot maken
Verbuigingen: heeft verdubbeld (volt.deelw.) Voorbeeld: `je inzet verdubbelen bij het pokeren` 2) twee keer zo veel of zo groot worden Verbuigingen: is verdubbeld (volt.deelw.) Voorbeeld: `Het aantal leerlingen is verdubbeld.` |
|
verduidelijken
werkw. Uitspraak: [vərˈdœydələkə(n)] Verbuigingen: verduidelijkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verduidelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
begrijpelijk maken
Voorbeeld: `iets met een voorbeeld verduidelijken` Synoniemen: toelichten, verklaren |
|
de verduidelijking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'dœydələkɪŋ] Verbuigingen: verduidelijking|en (meerv.) |
het verduidelijken of iets dat verduidelijkt is
Voorbeelden: `ter verduidelijking een voorbeeldje geven`, `Er is nog enige verduidelijking nodig bij dit stukje tekst.` Synoniem: verklaring |
|
verduisteren
werkw. Uitspraak: [vərˈdœystərə(n)] Verbuigingen: verduisterde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verduisterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zo afsluiten dat er geen licht bij kan
Voorbeeld: `de kamer verduisteren met dikke gordijnen` 2) stelen Voorbeeld: `De kassier heeft meer dan vijfduizend euro verduisterd.` Synoniemen: verdonkeremanen, achteroverdrukken |
|
de verduistering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈdœystərɪŋ] Verbuigingen: verduistering|en (meerv.) |
1) het donker maken
Voorbeeld: `de verduistering van de kamer` Antoniem: verlichting 2) het onzichtbaar worden van hemellichamen astronomie Voorbeeld: `zonsverduistering` 3) het stelen Voorbeeld: `je schuldig maken aan de verduistering van bewijsstukken` |
|
verdunnen
werkw. Uitspraak: [vərˈdʏnə(n)] Verbuigingen: verdunde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verdund (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
minder geconcentreerd maken door met een andere vloeistof te mengen
Voorbeeld: `verf verdunnen met terpentijn` Antoniem: concentreren |
|
verdund
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'dʏnt] |
wat minder geconcentreerd gemaakt is
Voorbeelden: `met water verdund fruitsap`, `met olie verdunde verf` |
|
verdunning
zelfst.naamw. |
[scheikunde] het verlagen van de concentratie van een oplossing door toevoeging van meer oplosmiddel
Voorbeeld: `Je kunt een seriële verdunning toepassen. ` [scheikunde] een verlaagde concentratie Voorbeeld: `We hebben zowel de vijf- als de tienvoudige verdunning getitreerd. ` een plaats waar iets dunner is dan elders Voorbeeld: `Op die plaats treedt vaak een verdunning in de huid op. ` |
|
verduren
werkw. Uitspraak: [vərˈdyrə(n)] Verbuigingen: verduurde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verduurd (volt.deelw.) |
(vervelende dingen) meemaken
Voorbeeld: `heel wat te verduren hebben` Synoniem: verdragen |
|
verdwalen
werkw. Uitspraak: [vərˈdwalə(n)] Verbuigingen: verdwaalde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verdwaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de weg kwijtraken
Voorbeeld: `in een doolhof verdwalen` |
|
een verdwaalde kogel
|
(een kogel die een ander dan het beoogde doel raakt)
|
|
verdwazen
werkw. |
dwaas maken/dwaas worden
|
|
verdwijnen
werkw. Uitspraak: [vərˈdwɛinə(n)] Verbuigingen: verdween (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verdwenen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weggaan
Voorbeelden: `De gasten waren allemaal binnen tien minuten verdwenen.`, `Verdwijn uit mijn ogen!` |
|
in het niets verdwijnen
|
(helemaal wegraken)
|
|
verdwijnen als sneeuw voor de zon
|
(helemaal en snel wegraken)
|
|
spoorloos verdwijnen
|
(wegraken zonder een spoor achter te laten)
|
|
verdwijnen in
|
(door vermenging onzichtbaar worden) Synoniem: opgaan in
|
|
verdwijngat
zelfst.naamw. |
[aardrijkskunde] gat, holte, put waarin een beek stroomt en in de grond verdwijnt.
|
|
verdwijning
zelfst.naamw. |
het verdwijnen
|
|
vere
werkw. |
[auxl|nno] zijn
|
|
veredelen
werkw. Uitspraak: [vər'edələ(n)] Verbuigingen: veredelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft veredeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets) beter of waardevoller maken
Voorbeeld: `hout veredelen zodat het bestand is tegen insecten en het langer meegaat` 2) (grondstoffen en halffabricaten) tot een afgewerkt product maken Voorbeeld: `textiel veredelen door het te bleken of te verven` |
|
planten veredelen
|
(planten kweken om een beter ras te krijgen)
|
|
dieren veredelen
|
(dieren fokken om een beter ras te krijgen)
|
|
vereelten
werkw. |
met eelt bedekt worden
|
|
verenen
werkw. Uitspraak: [vər'enə(n)] Verbuigingen: vereende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vereend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(dingen of personen) bij elkaar brengen
Synoniemen: samenbrengen, verenigen |
|
met vereende krachten
|
(met gebundelde krachten) `Met vereende krachten een moeilijke opdracht zonder problemen volbrengen.`
|
|
vereenvoudigen
werkw. Uitspraak: [vəren'vɑudəxə(n)] Verbuigingen: vereenvoudigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vereenvoudigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat iets makkelijker, duidelijker of eenvoudiger is
Voorbeelden: `een procedure vereenvoudigen`, `een wiskundige formule vereenvoudigen`, `een moeilijke tekst vereenvoudigen door er een samenvatting van te maken` Synoniem: vergemakkelijken |
|
de vereenvoudiging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vəren'vɑudəxɪŋ] Verbuigingen: vereenvoudiging|en (meerv.) |
het vereenvoudigen of iets dat vereenvoudigd is
Voorbeelden: `een administratieve vereenvoudiging`, `algemeen kader voor de vereenvoudiging van wetgeving, procedures en regels` |
|
vereenzelvigen met
werkw. Uitspraak: [vəren'zɛlvəxə(n) mɛt] Verbuigingen: vereenzelvigde met (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vereenzelvigd met (volt.deelw.) |
(dingen of personen) als gelijk beschouwen
Voorbeeld: `twee historische gebeurtenissen met elkaar vereenzelvigen` Synoniem: identificeren met |
|
je vereenzelvigen met (iets of iemand)
|
(je identificeren met (iets of iemand)) `je vereenzelvigen met het personage dat je speelt in een toneelstuk`
|
|
vereren
werkw. Uitspraak: [vərˈerə(n)] Verbuigingen: vereerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vereerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
grote bewondering hebben (voor iemand)
Voorbeeld: `de maagd Maria vereren` Synoniem: eren |
|
zich zeer vereerd voelen
|
(zeer gevleid zijn)
|
|
iemand vereren met een bezoek
|
(iemand bezoeken)
|
|
vereeuwigen
werkw. Uitspraak: [vər'ewəxə(n)] Verbuigingen: vereeuwigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vereeuwigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) zo maken dat het eeuwig blijft bestaan
Voorbeeld: `je naam vereeuwigen` |
|
je laten vereeuwigen
|
(een foto, beeld of portret van je laten maken)
|
|
vereffenen
werkw. Uitspraak: [vər'ɛfənə(n)] Verbuigingen: vereffende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vereffend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) financieel afhandelen
Voorbeelden: `een rekening meteen in zijn geheel vereffenen`, `een nalatenschap vereffenen` Synoniemen: verevenen, betalen 2) (een geschil) oplossen Voorbeeld: `een geschil tussen twee personen proberen te vereffenen` Synoniem: schikken |
|
vereisen
werkw. Uitspraak: [vərˈɛisə(n)] Verbuigingen: vereiste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vereist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
noodzakelijk zijn of maken
Voorbeelden: `veel inspanning vereisen`, `Enige technische kennis is vereist.` Synoniemen: vergen, eisen, kosten |
|
de/het vereiste
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈɛiste] Verbuigingen: vereiste|n (meerv.) |
voorwaarde die noodzakelijk is
Voorbeelden: `een eerste vereiste`, `de technische vereisten` |
|
de/het vereiste
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈɛiste] Verbuigingen: vereiste|n (meerv.) |
voorwaarde die noodzakelijk is
Voorbeelden: `een eerste vereiste`, `de technische vereisten` |
|
veren
bijv.naamw. Uitspraak: ['verə(n)] |
met of uit veren (gemaakt)
Voorbeelden: `een veren dekbed`, `een veren kussen` |
|
verenen
werkw. Uitspraak: [vər'enə(n)] Verbuigingen: vereende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vereend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(dingen of personen) bij elkaar brengen
Synoniemen: samenbrengen, verenigen |
|
met vereende krachten
|
(met gebundelde krachten) `Met vereende krachten een moeilijke opdracht zonder problemen volbrengen.`
|
|
verenigen
werkw. Uitspraak: [vərˈenəxə(n)] Verbuigingen: verenigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verenigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
samenbrengen
Voorbeelden: `de Verenigde Naties`, `zich verenigen in een vakbond` |
|
je niet kunnen verenigen met de doelstellingen van de organisatie
|
(de doelstellingen van de organisatie afwijzen)
|
|
Verenigde Arabische Republiek
zelfst.naamw. |
unie van Egypte en Syrië van 1958 tot 1961, en de officiële naam van Egypte van 1961 tot 1971
|
|
Verenigde Staten
zelfst.naamw. |
[land] een land dat een groot deel van het Noord-Amerikaanse continent beslaat en opgedeeld is in vijftig staten. In het zuiden grenst het aan Mexico en in het noorden aan Canada. De officiële naam is de 'Verenigde Staten van Amerika'
|
|
de vereniging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈenəxɪŋ] Verbuigingen: vereniging|en (meerv.) |
organisatie met leden die een gemeenschappelijk doel nastreven
Voorbeelden: `sportvereniging`, `muziekvereniging` |
|
de vereniging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈenəxɪŋ] Verbuigingen: vereniging|en (meerv.) |
organisatie met leden die een gemeenschappelijk doel nastreven
Voorbeelden: `sportvereniging`, `muziekvereniging` |
|
vereren
werkw. Uitspraak: [vərˈerə(n)] Verbuigingen: vereerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vereerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
grote bewondering hebben (voor iemand)
Voorbeeld: `de maagd Maria vereren` Synoniem: eren |
|
zich zeer vereerd voelen
|
(zeer gevleid zijn)
|
|
iemand vereren met een bezoek
|
(iemand bezoeken)
|
|
vererven
werkw. Uitspraak: [vər'ɛrvə(n)] Verbuigingen: vererfde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vererfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) als erfenis toekomen of doen toekomen (aan iemand)
Voorbeelden: `e bedrijf laten vererven aan je kinderen`, `Als de ondernemer komt te overlijden, vererven de aandelen in principe voor gelijke delen aan alle erfgenamen.` 2) kenmerken van iets of iemand (op iets of iemand anders) doen overgaan Voorbeeld: `een achternaam die in de meeste gevallen van vader op zoon of dochter vererfd wordt` |
|
verergeren
werkw. Uitspraak: [vərˈɛrxərə(n)] Verbuigingen: verergerde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) erger maken
Verbuigingen: heeft verergerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Roken verergert de klachten.` 2) erger worden Verbuigingen: is verergerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `De situatie is verergerd.` |
|
verergeren
werkw. Uitspraak: [vərˈɛrxərə(n)] Verbuigingen: verergerde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) erger maken
Verbuigingen: heeft verergerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Roken verergert de klachten.` 2) erger worden Verbuigingen: is verergerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `De situatie is verergerd.` |
|
vererven
werkw. Uitspraak: [vər'ɛrvə(n)] Verbuigingen: vererfde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vererfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) als erfenis toekomen of doen toekomen (aan iemand)
Voorbeelden: `e bedrijf laten vererven aan je kinderen`, `Als de ondernemer komt te overlijden, vererven de aandelen in principe voor gelijke delen aan alle erfgenamen.` 2) kenmerken van iets of iemand (op iets of iemand anders) doen overgaan Voorbeeld: `een achternaam die in de meeste gevallen van vader op zoon of dochter vererfd wordt` |
|
verevenen
werkw. Uitspraak: [vər'evənə(n)] Verbuigingen: verevende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verevend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
financieel afhandelen
Voorbeelden: `rekeningen verevenen`, `de pensioenrechten verevenen bij een scheiding` Synoniem: vereffenen (1) |
|
de verf
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɛrf] Verbuigingen: verven (meerv.) |
vloeibare kleurstof die je met een kwast ergens op doet om het te beschermen en een kleur te geven
Voorbeelden: `iets goed in de verf zetten`, `olieverf`, `waterverf` |
|
verfbaarheid
zelfst.naamw. |
de mate waarin of het gemak waarmee iets geverfd kan worden Voorbeeld: `De grote verfbaarheid van deze vezel maakt haar uitstekend geschikt voor dit doel. `
|
|
verven
werkw. Uitspraak: ['vɛrvə(n)] Verbuigingen: verfde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geverfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met verf bedekken
Voorbeelden: `Weet je dat hij zijn haar verft?`, `De vloer heb ik rood geverfd.` Synoniem: schilderen |
|
verfijnen
werkw. Uitspraak: [vərˈfɛinə(n)] Verbuigingen: verfijnde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verfijnd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
fijner of gevoeliger maken
Voorbeeld: `een verfijnde smaak hebben` |
|
verfijnd
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'fɛint] |
van heel goede kwaliteit
Voorbeeld: `het verfijnde gehoor van een kat` Synoniem: fijn (3) |
|
een verfijnde keuken
|
(keuken (2) met verfijnde gerechten)
|
|
verfilmen
werkw. Uitspraak: [vər'fɪlmə(n)] Verbuigingen: verfilmde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verfilmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van iets) een film maken
Voorbeelden: `een boek verfilmen`, `het leven van een bekend persoon verfilmen` |
|
verflaag
zelfst.naamw. |
een laag verhard, vaak met pigment gekleurd materiaal ooit aangebracht in vloeibare vorm Voorbeeld: `Ik heb er wel zeven verflagen van af staan schrappen. `
|
|
verflensen
werkw. |
het slap worden en wegteren, meestal van afgesneden plantenmateriaal door uitdroging Voorbeeld: `De bloemen waren reeds verflenst. `
|
|
verfoeien
werkw. Uitspraak: [vər'fujə(n)] Verbuigingen: verfoeide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verfoeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets of iemand) afschuwelijk vinden
Voorbeelden: `de nieuwe vriendin van je broer verfoeien omdat ze een snob is`, `het eten van vlees en vis verfoeien` Synoniemen: verafschuwen, gruwen van |
|
verfoeilijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'fujlək] |
heel naar
Voorbeelden: `in verfoeilijke omstandigheden proberen te overleven`, `een verfoeilijk verleden hebben omdat je ouders gestorven zijn toen je acht jaar was` Synoniemen: afschuwelijk, verschrikkelijk |
|
verfoeien
werkw. Uitspraak: [vər'fujə(n)] Verbuigingen: verfoeide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verfoeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets of iemand) afschuwelijk vinden
Voorbeelden: `de nieuwe vriendin van je broer verfoeien omdat ze een snob is`, `het eten van vlees en vis verfoeien` Synoniemen: verafschuwen, gruwen van |
|
verfomfaaien
werkw. Uitspraak: [vərˈfɔmfajə(n)] Verbuigingen: verfomfaaide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verfomfaaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(kleding) verkreuken en slordig maken
Voorbeeld: `Die lange vliegreis heeft mijn jurk helemaal verfomfaaid.` |
|
verfomfaaid
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'fɔmfajt] |
slordig of verkreukeld
Voorbeelden: `er verfomfaaid uitzien omdat je vanmorgen je haren niet gekamd hebt`, `een verfomfaaid blad papier` |
|
verfomfaaien
werkw. Uitspraak: [vərˈfɔmfajə(n)] Verbuigingen: verfomfaaide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verfomfaaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(kleding) verkreuken en slordig maken
Voorbeeld: `Die lange vliegreis heeft mijn jurk helemaal verfomfaaid.` |
|
verfraaien
werkw. Uitspraak: [vər'frajə(n)] Verbuigingen: verfraaide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verfraaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
mooi(er) maken
Voorbeelden: `de gevels van oude gebouwen verfraaien door ze opnieuw te verven`, `je slaapkamer verfraaien met nieuwe meubels` Synoniem: sieren |
|
verfransen
werkw. |
[intr], Franstalig maken/worden
|
|
verfransen
werkw. |
[intr], Franstalig maken/worden
|
|
I verfrissen
werkw. Uitspraak: [vər'frɪsə(n)] Verbuigingen: verfriste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verfrist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(weer) fris maken
Voorbeeld: `de airco aanzetten om je auto te verfrissen` |
|
II zich verfrissen
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'frɪsə(n)] Verbuigingen: verfriste zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verfrist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets doen waardoor je je, bijvoorbeeld na een vermoeiende reis, weer prettiger voelt
Voorbeeld: `je verfrissen voor het avondmaal` Synoniem: opfrissen (2) |
|
I verfrissen
werkw. Uitspraak: [vər'frɪsə(n)] Verbuigingen: verfriste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verfrist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(weer) fris maken
Voorbeeld: `de airco aanzetten om je auto te verfrissen` |
|
II zich verfrissen
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'frɪsə(n)] Verbuigingen: verfriste zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verfrist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets doen waardoor je je, bijvoorbeeld na een vermoeiende reis, weer prettiger voelt
Voorbeeld: `je verfrissen voor het avondmaal` Synoniem: opfrissen (2) |
|
verfrissend
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈfrɪsənt] |
fris makend
Voorbeelden: `een verfrissend drankje`, `een verfrissende deodorant` Synoniemen: verkoelend, opfrissend |
|
een verfrissende en creatieve collectie
|
(een moderne en creatieve collectie)
|
|
verfroller
zelfst.naamw. |
een rol zwart materiaal die om een vaak metalen as wentelt, bedoeld voor het aanbrengen van verf op grote oppervlakken Voorbeeld: `Met een verfroller zijn grote rechte vlakken snel te verven, maar de hoeken en stekkerdozen vergen vaak wat meer tijd. `
|
|
verfrommelen
werkw. |
iets pletten, in elkaar drukken en/of samenknijpen tot een bolletje Voorbeeld: `Ze verfrommelde haar mislukte aantekening en gooide het ding in de prullenbak. `
|
|
verfrommelen
werkw. |
iets pletten, in elkaar drukken en/of samenknijpen tot een bolletje Voorbeeld: `Ze verfrommelde haar mislukte aantekening en gooide het ding in de prullenbak. `
|
|
verfspuit
zelfst.naamw. |
een werktuig voor het aanbrengen van een verflaag Voorbeeld: `Een verfspuit bestaat vaak uit een hervulbaar vat waarop een spuitdeel is geplaatst dat via een slang met een compressor of met een vat met gecomprimeerde lucht is verbonden. `
|
|
verfspuit
zelfst.naamw. |
een werktuig voor het aanbrengen van een verflaag Voorbeeld: `Een verfspuit bestaat vaak uit een hervulbaar vat waarop een spuitdeel is geplaatst dat via een slang met een compressor of met een vat met gecomprimeerde lucht is verbonden. `
|
|
verven
werkw. Uitspraak: ['vɛrvə(n)] Verbuigingen: verfde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geverfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met verf bedekken
Voorbeelden: `Weet je dat hij zijn haar verft?`, `De vloer heb ik rood geverfd.` Synoniem: schilderen |
|
vergaan
werkw. Uitspraak: [vərˈxan] Verbuigingen: verging (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vergaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) ophouden te bestaan
|
|
vergane glorie
|
(restant van een luisterrijk verleden) `Je kunt nog zien dat de stad erg mooi geweest is, maar het is wel vergane glorie.`
|
|
Onkruid vergaat niet.
|
(Slechte mensen blijven lang in leven.)
|
|
vergaan van
|
(omkomen van) Synoniem: sterven van
|
|
2)
Hoe vergaat het je ouders? |
(hoe gaat het met je ouders?)
|
|
vergaan van
werkw. Uitspraak: [vərˈxan vɑn] Verbuigingen: verging van (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vergaan van (volt.deelw.) |
lijden onder een teveel van iets
Voorbeelden: `Ik verga van de dorst.`, `vergaan van de pijn` |
|
vergaand
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈvɛrxant] |
grote gevolgen hebbend
Voorbeeld: `vergaande maatregelen nemen` Synoniemen: verstrekkend, ingrijpend |
|
vergapen
werkw. |
[refl] 'zich ~ aan' gefascineerd naar iets staren Voorbeeld: `De massa vergaapte zich aan het spectaculaire optreden van de beroepsworstelaars. `
|
|
vergaren
werkw. Uitspraak: [vərˈxarə(n)] Verbuigingen: vergaarde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bijeenbrengen
Voorbeeld: `fortuin vergaren` Synoniem: verzamelen |
|
vergaderen
werkw. Uitspraak: [vərˈxadərə(n)] Verbuigingen: vergaderde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergaderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij elkaar komen om te overleggen
Voorbeeld: `De directie vergadert iedere woensdagochtend.` |
|
de vergadering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈxadərɪŋ] Verbuigingen: vergadering|en (meerv.) |
bijeenkomst voor overleg
Voorbeelden: `ledenvergadering`, `bestuursvergadering`, `een vergadering beleggen/uitschrijven/bijeenroepen/organiseren`, `een algemene vergadering` Synoniem: sessie |
|
vergaderen
werkw. Uitspraak: [vərˈxadərə(n)] Verbuigingen: vergaderde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergaderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij elkaar komen om te overleggen
Voorbeeld: `De directie vergadert iedere woensdagochtend.` |
|
de vergaderzaal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vərˈxadərzal] Verbuigingen: vergader|zalen (meerv.) |
zaal voor vergaderingen
|
|
vergallen
werkw. Uitspraak: [vərˈxɑlə(n)] Verbuigingen: vergalde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bederven
Voorbeeld: `iemands plezier vergallen` Synoniem: verpesten |
|
vergallen
werkw. Uitspraak: [vərˈxɑlə(n)] Verbuigingen: vergalde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bederven
Voorbeeld: `iemands plezier vergallen` Synoniem: verpesten |
|
vergeven
werkw. Uitspraak: [vərˈxevə(n)] Verbuigingen: vergaf (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heef vergeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet meer boos op iemand zijn omdat hij of zij iets vervelends heeft gedaan
Voorbeeld: `Die fout vergeef ik je nooit!` |
|
vergankelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'xɑŋkələk] |
wat niet blijvend of duurzaam is
Voorbeelden: `een vergankelijke schoonheid`, `een vergankelijke liefde` Antoniem: onvergankelijk |
|
de vergankelijkheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'xɑŋkələkhɛit] |
het vergankelijk zijn (van iets of iemand)
Voorbeelden: `de vergankelijkheid van alle levende wezens`, `de vergankelijkheid van het verliefd zijn` |
|
vergapen
werkw. |
[refl] 'zich ~ aan' gefascineerd naar iets staren Voorbeeld: `De massa vergaapte zich aan het spectaculaire optreden van de beroepsworstelaars. `
|
|
vergaren
werkw. Uitspraak: [vərˈxarə(n)] Verbuigingen: vergaarde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bijeenbrengen
Voorbeeld: `fortuin vergaren` Synoniem: verzamelen |
|
vergassen
werkw. Uitspraak: [vərˈxɑsə(n)] Verbuigingen: vergaste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met gas vermoorden
Voorbeeld: `In de oorlog zijn er miljoenen joden vergast.` 2) in gas veranderen Voorbeeld: `mest vergassen` |
|
vergaren
werkw. Uitspraak: [vərˈxarə(n)] Verbuigingen: vergaarde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bijeenbrengen
Voorbeeld: `fortuin vergaren` Synoniem: verzamelen |
|
vergasten
werkw. |
'iemand ~ op' iemand als gast behandelen met een maaltijd of feestelijkheid
Voorbeeld: `Daar werden we vergast op een heerlijk diner. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het vergasten in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
vergasten op
werkw. Uitspraak: [vər'xɑstə(n) ɔp] Verbuigingen: vergastte op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergast op (volt.deelw.) |
trakteren op
Voorbeeld: `alle genodigden bij aankomst vergasten op een verfrissend drankje` Synoniem: onthalen op |
|
vergasten
werkw. |
'iemand ~ op' iemand als gast behandelen met een maaltijd of feestelijkheid
Voorbeeld: `Daar werden we vergast op een heerlijk diner. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het vergasten in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
vergeten
werkw. Uitspraak: [vərˈxetə(n)] Verbuigingen: vergat (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is, heeft vergeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) niet meer in je geheugen hebben
Voorbeelden: `Ik ben vergeten hoe je heet.`, `Alles is vergeten en vergeven.` Antoniem: onthouden 2) niet aan iets denken terwijl dat wel moest Voorbeelden: `Ik heb mijn jas vergeten mee te nemen.`, `een afspraak straal vergeten` |
|
Vergeet het maar!
|
uitdrukking om aan te geven dat iets niet zal gebeuren
|
|
vergeven
werkw. Uitspraak: [vərˈxevə(n)] Verbuigingen: vergaf (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heef vergeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet meer boos op iemand zijn omdat hij of zij iets vervelends heeft gedaan
Voorbeeld: `Die fout vergeef ik je nooit!` |
|
vergen
werkw. Uitspraak: [ˈvɛrxə(n)] Verbuigingen: vergde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevergd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
nodig zijn
Voorbeeld: `De inspanning heeft te veel van haar krachten gevergd.` Synoniemen: vereisen, vragen |
|
vergeefs
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈxefs] |
zonder het gewenste resultaat
Voorbeeld: `vergeefse pogingen` Synoniemen: vruchteloos, zinloos, voor niets |
|
vergelen
werkw. |
geel worden door veroudering of invloed van de omgeving Voorbeeld: ` Alle oude foto's waren vergeeld. `
|
|
het vergeet-mij-nietje
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'xetmɛinicə] Verbuigingen: vergeet-mij-nietje|s (meerv.) |
plant uit de ruwbladigenfamilie, die ook in Nederland en België voorkomt
Voorbeelden: `bosvergeet-mij-nietje`, `moerasvergeet-mij-nietje`, `akkervergeet-mij-nietje` |
|
vergeetachtig
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'xetɑxtəx] |
als je snel dingen vergeet
Voorbeeld: `Mijn opa is nogal vergeetachtig maar hij is dan ook al negentig jaar oud.` |
|
vergelden
werkw. Uitspraak: [vər'xɛldə(n)] Verbuigingen: vergold (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergolden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iemand straffen om het onrecht dat hij of zij je heeft aangedaan
Voorbeeld: `het leven van je vermoorde broer vergelden door de dader te laten boeten` Synoniem: wreken 2) (iemand) iets teruggeven of belonen voor wat je gekregen hebt Voorbeelden: `kosten/schulden vergelden`, `je vriendin vergelden omdat ze er voor je was toen je het moeilijk had` Synoniem: vergoeden |
|
vergelden
werkw. Uitspraak: [vər'xɛldə(n)] Verbuigingen: vergold (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergolden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iemand straffen om het onrecht dat hij of zij je heeft aangedaan
Voorbeeld: `het leven van je vermoorde broer vergelden door de dader te laten boeten` Synoniem: wreken 2) (iemand) iets teruggeven of belonen voor wat je gekregen hebt Voorbeelden: `kosten/schulden vergelden`, `je vriendin vergelden omdat ze er voor je was toen je het moeilijk had` Synoniem: vergoeden |
|
de vergelding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'xɛldɪŋ] Verbuigingen: vergelding|en (meerv.) |
1) nare handeling waarmee je iemand straft die jou onrecht heeft aangedaan
Voorbeelden: `vergeldingsactie`, `vergeldingswapen` Synoniemen: wraak, revanche 2) dat waarmee je beloont of waarmee je beloond wordt Voorbeeld: `je buurman een vergelding geven omdat hij je geholpen heeft met verhuizen` Synoniem: beloning |
|
vergelden
werkw. Uitspraak: [vər'xɛldə(n)] Verbuigingen: vergold (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergolden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iemand straffen om het onrecht dat hij of zij je heeft aangedaan
Voorbeeld: `het leven van je vermoorde broer vergelden door de dader te laten boeten` Synoniem: wreken 2) (iemand) iets teruggeven of belonen voor wat je gekregen hebt Voorbeelden: `kosten/schulden vergelden`, `je vriendin vergelden omdat ze er voor je was toen je het moeilijk had` Synoniem: vergoeden |
|
vergelijken
werkw. Uitspraak: [vɛrxəˈlɛikə(n)] Verbuigingen: vergeleek (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergeleken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de verschillen en overeenkomsten tussen dingen bepalen
Voorbeeld: `een vergelijkend onderzoek` |
|
vergelen
werkw. |
geel worden door veroudering of invloed van de omgeving Voorbeeld: ` Alle oude foto's waren vergeeld. `
|
|
vergelijkbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛrxəˈlɛigbar] |
met weinig of geen verschil
Voorbeeld: `Deze modellen zijn in vorm en kleur vergelijkbaar.` Antoniem: onvergelijkbaar Synoniem: overeenkomstig |
|
vergelijken
werkw. Uitspraak: [vɛrxəˈlɛikə(n)] Verbuigingen: vergeleek (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergeleken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de verschillen en overeenkomsten tussen dingen bepalen
Voorbeeld: `een vergelijkend onderzoek` |
|
vergelijkend
bijv.naamw. Uitspraak: [vərxə'lɛikənt] |
als twee of meer dingen met elkaar vergeleken worden
Voorbeeld: `een vergelijkende studie naar...` |
|
vergelijkende trap
zelfst.naamw. |
[taalkunde] de vorm die een bijvoeglijk naamwoord aanneemt als het in een vergelijking gebruikt wordt Voorbeeld: `Beter is de vergelijkende trap van goed'. `
|
|
vergelijkenderwijs
bijwoord |
al vergelijkend, door vergelijking Voorbeeld: `De teksten werden vergelijkenderwijs bestudeerd. `
|
|
de vergelijking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɛrxəˈlɛikɪŋ] Verbuigingen: vergelijking|en (meerv.) |
keer dat je dingen of mensen met elkaar vergelijkt
Voorbeelden: `in vergelijking met`, `een vergelijking maken/trekken tussen twee dingen`, `'zo groen als gras' is een vergelijking` |
|
de vergelijking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɛrxəˈlɛikɪŋ] Verbuigingen: vergelijking|en (meerv.) |
keer dat je dingen of mensen met elkaar vergelijkt
Voorbeelden: `in vergelijking met`, `een vergelijking maken/trekken tussen twee dingen`, `'zo groen als gras' is een vergelijking` |
|
vergelijken
werkw. Uitspraak: [vɛrxəˈlɛikə(n)] Verbuigingen: vergeleek (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergeleken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de verschillen en overeenkomsten tussen dingen bepalen
Voorbeeld: `een vergelijkend onderzoek` |
|
vergeling
zelfst.naamw. |
het geel worden, m.n. door veroudering Voorbeeld: `De vergeling van het papier. `
|
|
vergemakkelijken
werkw. Uitspraak: [vərxə'mɑkələkə(n)] Verbuigingen: vergemakkelijkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergemakkelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat iets makkelijker, duidelijker of eenvoudiger is
Voorbeelden: `een wetenschappelijk artikel vergemakkelijken en toegankelijk maken voor een groter publiek`, `een voorstel doen om de ingewikkelde adoptieprocedure te vergemakkelijken` Synoniem: vereenvoudigen |
|
vergemakkelijken
werkw. Uitspraak: [vərxə'mɑkələkə(n)] Verbuigingen: vergemakkelijkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergemakkelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat iets makkelijker, duidelijker of eenvoudiger is
Voorbeelden: `een wetenschappelijk artikel vergemakkelijken en toegankelijk maken voor een groter publiek`, `een voorstel doen om de ingewikkelde adoptieprocedure te vergemakkelijken` Synoniem: vereenvoudigen |
|
vergen
werkw. Uitspraak: [ˈvɛrxə(n)] Verbuigingen: vergde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevergd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
nodig zijn
Voorbeeld: `De inspanning heeft te veel van haar krachten gevergd.` Synoniemen: vereisen, vragen |
|
iets aan de vergetelheid ontrukken
|
(zorgen dat iets niet wordt vergeten)
|
|
vergeten
werkw. Uitspraak: [vərˈxetə(n)] Verbuigingen: vergat (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is, heeft vergeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) niet meer in je geheugen hebben
Voorbeelden: `Ik ben vergeten hoe je heet.`, `Alles is vergeten en vergeven.` Antoniem: onthouden 2) niet aan iets denken terwijl dat wel moest Voorbeelden: `Ik heb mijn jas vergeten mee te nemen.`, `een afspraak straal vergeten` |
|
Vergeet het maar!
|
uitdrukking om aan te geven dat iets niet zal gebeuren
|
|
vergeven
werkw. Uitspraak: [vərˈxevə(n)] Verbuigingen: vergaf (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heef vergeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet meer boos op iemand zijn omdat hij of zij iets vervelends heeft gedaan
Voorbeeld: `Die fout vergeef ik je nooit!` |
|
vergevensgezind
bijv.naamw. |
klaar om anderen te vergeven Voorbeeld: `Een bedrogen vrouw lijkt onbegrijpelijk vergevensgezind voor haar exvriend. `
|
|
de vergeving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'xevɪŋ] |
het vergeven of vergeven worden
Voorbeelden: `vergevingsgezind`, `schuldvergeving`, `zondevergeving` Synoniem: vergiffenis |
|
vergevorderd
bijv.naamw. Uitspraak: ['vɛrxəvɔrdərt] |
wat ver vooruit gekomen is
Voorbeelden: `al in een vergevorderd stadium van kanker zitten`, `vergevorderde plannen hebben` |
|
vergewissen
werkw. |
[refl] 'zich ~ van': zekerheid over iets pogen te verkrijgen
Voorbeeld: `Hij vergewiste zich ervan dat hij zijn sleutel op zak had. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het vergewissen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
zich vergewissen van
reflexief werkw. Uitspraak: [vɛrxə'wɪsə(n) vɑn] Verbuigingen: vergewiste zich van (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich vergewist van (volt.deelw.) |
ervoor zorgen dat je ergens zeker van bent
Voorbeeld: `je ervan vergewissen dat je alles gedaan hebt wat je moest doen` |
|
vergezellen
werkw. Uitspraak: [vɛrxə'zɛlə(n)] Verbuigingen: vergezelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergezeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) meegaan (met iemand)
Voorbeeld: `een ziek familielid vergezellen als hij of zij naar de dokter moet` Synoniem: begeleiden |
|
2)
vergezeld gaan van/met |
(gepaard gaan met) `psychische problemen die vergezeld gaan met een aantal lichamelijke klachten` Synoniem: samengaan met
|
|
het vergezicht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɛrxəzɪxt] Verbuigingen: vergezicht|en (meerv.) |
mogelijkheid om ver en in verschillende richtingen te kunnen zien
Voorbeeld: `prachtige vergezichten op de top van een berg` Synoniem: panorama |
|
de/het vergiet
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈxit] Verbuigingen: vergiet|en (meerv.) |
ronde bak met gaatjes die je gebruikt om het vocht uit iets te laten weglopen culinair
Voorbeeld: `de sla laten uitlekken in een vergiet` |
|
vergieten
werkw. |
een vloeistof verloren doen gaan door deze weg te laten lopen. Voorbeeld: `Er wordt in Irak erg veel bloed vergoten. `
|
|
het vergif
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈxɪf] Verbuigingen: vergif|fen (meerv.) |
stof die zeer schadelijk of zelfs dodelijk is
Voorbeeld: `Cyaankali is een dodelijk vergif.` Synoniem: gif |
|
Daar kun je vergif op innemen.
|
(dat gaat zeker gebeuren)
|
|
de vergiffenis
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈxɪfənɪs] Verbuigingen: vergiffenis|sen (meerv.) |
keer dat je iemand vergeeft
Voorbeeld: `iemand vergiffenis schenken` Synoniem: vergeving |
|
vergift
zelfst.naamw. |
een stof die in kleine hoeveelheden toegediend een zeer schadelijke of zelfs dodelijke werking heeft Voorbeeld: `Een kwikzout is in de regel een zwaar vergift. `
|
|
vergiftig
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'xɪftəx] |
als iets gif bevat
Voorbeelden: `vergiftige planten`, `vergiftige chemische stoffen` Synoniem: giftig |
|
vergiftigen
werkw. Uitspraak: [vərˈxɪftəxə(n)] Verbuigingen: vergiftigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergiftigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doodmaken door vergif
Voorbeeld: `iemand met arsenicum vergiftigen` |
|
een vergiftigd geschenk
|
(iets dat een geschenk lijkt maar dat niet altijd is) `een hogere functie aangeboden krijgen kan een vergiftigd geschenk zijn wanneer je de verantwoordelijkheid en het extra werk niet aankunt`
|
|
de vergiftiging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈxɪftəxɪŋ] Verbuigingen: vergiftiging|en (meerv.) |
keer dat je ziek wordt of doodgaat door vergif
Voorbeelden: `aan vergiftiging overlijden`, `voedselvergiftiging` |
|
vergaan
werkw. Uitspraak: [vərˈxan] Verbuigingen: verging (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vergaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) ophouden te bestaan
|
|
Het schip is met man en muis vergaan.
|
(het schip is met alle passagiers gezonken)
|
|
vergane glorie
|
(restant van een luisterrijk verleden) `Je kunt nog zien dat de stad erg mooi geweest is, maar het is wel vergane glorie.`
|
|
Onkruid vergaat niet.
|
(Slechte mensen blijven lang in leven.)
|
|
vergaan van
|
(omkomen van) Synoniem: sterven van
|
|
2)
Hoe vergaat het je ouders? |
(hoe gaat het met je ouders?)
|
|
zich vergissen
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈxɪsə(n)] Verbuigingen: vergiste zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich vergist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
per ongeluk iets fout doen
Voorbeeld: `Ik heb me vergist in de datum: het was acht september en niet de negende.` |
|
zich in iemand vergissen
|
(denken dat iemand anders is dan hij in werkelijkheid is)
|
|
de vergissing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈxɪsɪŋ] Verbuigingen: vergissing|en (meerv.) |
keer dat je je vergist
Voorbeeld: `een stomme vergissing` |
|
per/bij vergissing
|
(zonder opzet)
|
|
vergisten
werkw. |
een suiker of koolhydraat omzetten door blootstelling aan de werking van een gist
Voorbeeld: `Vervolgens vergisten we alle aanwezige suikers tot alcohol. ` het proces van omzetting van koolhydraten Voorbeeld: `Alle suikers vergistten daarbij tot alcohol. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het vergisten in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
vergoeden
werkw. Uitspraak: [vər'xudə(n)] Verbuigingen: vergoedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand) iets teruggeven of belonen voor wat je gekregen hebt
Voorbeeld: `de geleden schade van iemand vergoeden` Synoniem: vergelden (2) 2) willen betalen Voorbeeld: `een deel van de ziektekosten worden vergoed door het ziekenfonds` Synoniem: dekken (2) |
|
de vergoeding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈxudɪŋ] Verbuigingen: vergoeding|en (meerv.) |
geldbedrag dat je krijgt voor iets dat je gedaan hebt of voor kosten die je hebt gemaakt
Voorbeeld: `reiskostenvergoeding` Synoniem: compensatie |
|
de vergoeding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈxudɪŋ] Verbuigingen: vergoeding|en (meerv.) |
geldbedrag dat je krijgt voor iets dat je gedaan hebt of voor kosten die je hebt gemaakt
Voorbeeld: `reiskostenvergoeding` Synoniem: compensatie |
|
vergoeden
werkw. Uitspraak: [vər'xudə(n)] Verbuigingen: vergoedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand) iets teruggeven of belonen voor wat je gekregen hebt
Voorbeeld: `de geleden schade van iemand vergoeden` Synoniem: vergelden (2) 2) willen betalen Voorbeeld: `een deel van de ziektekosten worden vergoed door het ziekenfonds` Synoniem: dekken (2) |
|
vergoelijken
werkw. Uitspraak: [vər'xuləkə(n)] Verbuigingen: vergoelijkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergoelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zo over iets praten zodat het niet meer verkeerd lijkt
Voorbeeld: `Het gedrag van de leerling is niet te vergoelijken; hij wordt van school gestuurd.` Synoniem: goedpraten |
|
vergokken
werkw. |
bij het gokken verliezen
Voorbeeld: `Zijn hele erfenis was al vergokt. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het vergokken in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
vergelden
werkw. Uitspraak: [vər'xɛldə(n)] Verbuigingen: vergold (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergolden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iemand straffen om het onrecht dat hij of zij je heeft aangedaan
Voorbeeld: `het leven van je vermoorde broer vergelden door de dader te laten boeten` Synoniem: wreken 2) (iemand) iets teruggeven of belonen voor wat je gekregen hebt Voorbeelden: `kosten/schulden vergelden`, `je vriendin vergelden omdat ze er voor je was toen je het moeilijk had` Synoniem: vergoeden |
|
vergooien
werkw. Uitspraak: [vər'xojə(n)] Verbuigingen: vergooide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergooid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(door je onverantwoorde gedrag) zorgen dat iets minder goed of helemaal waardeloos wordt
Voorbeeld: `je leven, je toekomst vergooien` Synoniemen: verknoeien, verpesten |
|
vergieten
werkw. |
een vloeistof verloren doen gaan door deze weg te laten lopen. Voorbeeld: `Er wordt in Irak erg veel bloed vergoten. `
|
|
vergieten
werkw. |
een vloeistof verloren doen gaan door deze weg te laten lopen. Voorbeeld: `Er wordt in Irak erg veel bloed vergoten. `
|
|
vergrijpen
werkw. |
[refl] 'zich ~ aan': iemands iets onoorbaars of onzedigs aandoen Voorbeeld: `Hij had zich wel degelijk aan haar vergrepen. `
|
|
vergrendelen
werkw. Uitspraak: [vər'xrɛndələ(n)] Verbuigingen: vergrendelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergrendeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets vastzetten of tijdelijk ontoegankelijk maken
Voorbeelden: `je mobiele telefoon vergrendelen met een cijfercode`, `je auto vergrendelen met je sleutel` Antoniem: ontgrendelen |
|
vergrijpen
werkw. |
[refl] 'zich ~ aan': iemands iets onoorbaars of onzedigs aandoen Voorbeeld: `Hij had zich wel degelijk aan haar vergrepen. `
|
|
het vergrijp
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈxrɛip] Verbuigingen: vergrijp|en (meerv.) |
overtreding van de regels of de wet
Voorbeeld: `een klein vergrijp licht bestraffen` |
|
vergrijpen
werkw. |
[refl] 'zich ~ aan': iemands iets onoorbaars of onzedigs aandoen Voorbeeld: `Hij had zich wel degelijk aan haar vergrepen. `
|
|
zich vergrijpen aan
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈxrɛipə(n) an] Verbuigingen: vergreep zich aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich vergrepen aan (volt.deelw.) |
dwingen tot seksueel contact
Voorbeeld: `De priester zou zich hebben vergrepen aan jongens uit zijn parochie.` |
|
vergrijpen
werkw. |
[refl] 'zich ~ aan': iemands iets onoorbaars of onzedigs aandoen Voorbeeld: `Hij had zich wel degelijk aan haar vergrepen. `
|
|
vergrijzen
werkw. |
grijs worden
ouder worden |
|
de vergrijzing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈxrɛizɪŋ] |
toename van het aantal ouderen op de totale bevolking
Voorbeeld: `Door de vergrijzing stijgen de pensioenuitgaven.` |
|
het vergrootglas
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'xrotxlɑs] Verbuigingen: vergroot|glazen (meerv.) |
voorwerp om dingen groter te kunnen zien dan ze werkelijk zijn
Voorbeelden: `Een vergrootglas bestaat uit een handvatje met daarop een rond stuk glas met een bolle lens.`, `Een loep is een klein vergrootglas in een houder.` |
|
vergroten
werkw. Uitspraak: [vərˈxrotə(n)] Verbuigingen: vergrootte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vergroot (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
groter of meer maken
Voorbeelden: `je aandeel in het bedrijf vergroten`, `een afbeelding vergroten` |
|
vergrootwoord
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een woord afgeleid van een ander woord dat er een grotere versie van beduidt Voorbeeld: `De Italiaanse woorden "matrone" en "milione" zijn vergrootwoorden van "madre" en "mille". `
|
|
vergrotende trap
zelfst.naamw. |
[taalkunde] de vorm die het bijvoeglijk naamwoord aanneemt in vergelijkingen
|
|
de vergroting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈxrotɪŋ] Verbuigingen: vergroting|en (meerv.) |
1) keer dat je iets vergroot of dat iets groter wordt
Voorbeeld: `borstvergroting` 2) afdruk van grotere afmetingen fotografie Voorbeeld: `een vergroting van het portret` |
|
vergen
werkw. Uitspraak: [ˈvɛrxə(n)] Verbuigingen: vergde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevergd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
nodig zijn
Voorbeeld: `De inspanning heeft te veel van haar krachten gevergd.` Synoniemen: vereisen, vragen |
|
verguizen
werkw. Uitspraak: [vər'xœyzə(n)] Verbuigingen: verguisde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verguisd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een spottende manier beledigende dingen tegen iemand zeggen
Voorbeeld: `mensen die minder geld hebben dan jij verguizen` Synoniem: beschimpen |
|
verguld
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'xʏlt] |
met een laagje goud bedekt
Voorbeelden: `een vergulde beker`, `een verguld beeldje` |
|
vergulden
werkw. Uitspraak: [vər'xʏldə(n)] Verbuigingen: verguldde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verguld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een laagje goud bedekken
Voorbeeld: `het eerste schoentje van je dochter laten vergulden` |
|
de vergunning
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈxʏnɪŋ] Verbuigingen: vergunning|en (meerv.) |
officiële toestemming ergens voor
Voorbeelden: `verblijfsvergunning`, `bouwvergunning` |
|
de vergunninghouder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'xʏnɪŋhɑudər] Verbuigingen: vergunninghouder|s (meerv.) |
persoon of organisatie die een vergunning (voor iets) heeft
Voorbeelden: `vergunninghouders of organisaties die aangesteld worden om te bemiddelen bij de adoptie van een buitenlands kind`, `Een vergunninghouder is verplicht zijn wapens thuis in een kluis te bewaren.` |
|
het verhaal
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈhal] Verbuigingen: ver|halen (meerv.) |
1) verslag van echte of gefantaseerde gebeurtenissen
Voorbeelden: `verhalen vertellen`, `het scheppingsverhaal` Synoniemen: vertelling, geschiedenis |
|
je verhaal doen
|
(je persoonlijke verslag geven)
|
|
op verhaal komen
|
(herstellen van een indrukwekkende of vermoeiende gebeurtenis)
|
|
2)
verhaal halen |
(financiële compensatie eisen)
|
|
verhalen
werkw. Uitspraak: [vər'halə(n)] Verbuigingen: verhaalde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verhaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (het verhaal van) iets vertellen
Voorbeeld: `de geschiedenis van je voorvaderen verhalen` |
|
de schade op iemand verhalen
|
(iemand voor de schade laten betalen)
|
|
de kosten op iemand verhalen
|
(iemand de kosten laten betalen)
|
|
de verhaallijn
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vər'halɛin] Verbuigingen: verhaallijn|en (meerv.) |
onderwerp van een verhaal dat van het begin tot het einde aanwezig is en een zekere evolutie doormaakt
Voorbeeld: `een boek met verschillende verhaallijnen` |
|
verhabbezakken
werkw. |
'iets ~': iets laten verslonzen of in de war brengen
|
|
verhandelen
werkw. Uitspraak: [vərˈhɑndələ(n)] Verbuigingen: verhandelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verhandeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
handelen in
Voorbeeld: `antiek verhandelen` |
|
de verhandeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈhɑndəlɪŋ] Verbuigingen: verhandeling|en (meerv.) |
geschreven of gesproken tekst over een bepaald (wetenschappelijk) onderwerp
Synoniemen: referaat, beschouwing |
|
verhangen
werkw. |
[refl] 'zich ~': zelfmoord plegen door zichzelf te hangen
Voorbeeld: `Uit pure wanhoop verhing hij zich. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het verhangen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verhard
bijv.naamw. |
bedekt met een hardere laag
Voorbeeld: `Asfalt en beton worden gebruikt om verharde wegen aan te leggen. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verhard in de tweede betekenis erin. ` |
|
verharden
werkw. Uitspraak: [vər'hɑrdə(n)] Verbuigingen: verhardde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) hard(er) maken
Verbuigingen: heeft verhard (volt.deelw.) Voorbeeld: `je oprit verharden met kiezelsteentjes` 2) hard(er) worden Verbuigingen: is verhard (volt.deelw.) Voorbeeld: `leer dat verhard is, kun je weer soepel maken met een speciaal smeerseltje` |
|
de verharding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'hɑrdɪŋ] Verbuigingen: verharding|en (meerv.) |
het hard maken of worden, of plaats waar iets verhard is
Voorbeelden: `verhardingsmateriaal`, `klierverharding`, `grindverharding` |
|
verheffen
werkw. Uitspraak: [vərˈhɛfə(n)] Verbuigingen: verhief (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verheven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een hoger niveau brengen
|
|
iemand in de adelstand verheffen
|
(iemand een adellijke titel geven)
|
|
boven elke verdenking verheven
|
(absoluut niet verdacht)
|
|
verhelderen
werkw. Uitspraak: [vər'hɛldərə(n)] Verbuigingen: verhelderde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) helder(der) maken
Verbuigingen: heeft verhelderd (volt.deelw.) Voorbeelden: `donkerblond haar verhelderen met een speciale shampoo die je haar enkele tinten lichter doet lijken`, `je speech verhelderen door er enkele voorbeelden aan toe te voegen` 2) helder(der) worden Verbuigingen: is verhelderd (volt.deelw.) Voorbeeld: `De teint is verhelderd en stralend mooi na drie weken.` |
|
verhelpen
werkw. Uitspraak: [vərˈhɛlpə(n)] Verbuigingen: verhielp (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verholpen (volt.deelw.) |
weer goed maken
Voorbeeld: `een storing verhelpen` Synoniem: herstellen |
|
het verhemelte
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈheməltə] Verbuigingen: verhemelte|s (meerv.) |
bovenste deel van de binnenkant van je mond
Synoniem: gehemelte |
|
verheugen
werkw. |
[refl] 'zich ~': blijdschap ervaren
Voorbeeld: `Hij verheugde zich enorm toen zij onverwachts belde. ` [refl] 'zich ~ op': reikhalzend uitzien naar iets Voorbeeld: `Hij verheugde zich op haar aangekondigde bezoek. ` 'iemand ~' vreugde bereiden Voorbeeld: `Hij verheugde zijn moeder met een onverwacht bezoekje. ` |
|
verheugd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈhøxt] |
blij
Voorbeeld: `Wij zijn verheugd over de geboorte van onze dochter.` |
|
zich verheugen op
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈhøxə(n) ɔp] Verbuigingen: zich verheugde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verheugd op (volt.deelw.) |
met veel plezier uitkijken naar
Voorbeeld: `Ik verheug me op je komst.` |
|
verheven
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈhevə(n] |
belangrijker en beter dan het alledaagse
Voorbeeld: `in verheven woorden` Synoniem: hoogstaand |
|
de verhevenheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'hevənhɛit] Verbuigingen: verheven|heden (meerv.) |
1) iets dat een beetje hoger is dan de omgeving
Voorbeelden: `Het begint met een kleine, rode verhevenheid op de huid die verschrikkelijk jeukt.`, `De grafheuvels vormen onopvallende verhevenheden in het landschap.` 2) het verheven zijn (boven anderen) Voorbeeld: `de verhevenheid van de Boeddha` |
|
verhevigen
werkw. Uitspraak: [vər'hevəxə(n)] Verbuigingen: verhevigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verhevigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
erger worden, sterker worden
Voorbeeld: `Op deze website zijn hulpmiddelen te koop om een orgasme te verhevigen.` |
|
verheffen
werkw. Uitspraak: [vərˈhɛfə(n)] Verbuigingen: verhief (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verheven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een hoger niveau brengen
|
|
iemand in de adelstand verheffen
|
(iemand een adellijke titel geven)
|
|
boven elke verdenking verheven
|
(absoluut niet verdacht)
|
|
verhinderen
werkw. Uitspraak: [vərˈhɪndərə(n)] Verbuigingen: verhinderde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verhinderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat (iets) niet gebeurt
Voorbeeld: `de sloop van de oude huizen verhinderen` Synoniemen: voorkomen, belemmeren, beletten, tegenhouden verhinderd zijn (helaas niet kunnen komen) `Morgen ben ik helaas verhinderd.` |
|
verhangen
werkw. |
[refl] 'zich ~': zelfmoord plegen door zichzelf te hangen
Voorbeeld: `Uit pure wanhoop verhing hij zich. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het verhangen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verhit
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈhɪt] |
opgewonden
Voorbeelden: `de verhitte gemoederen`, `een verhit debat` Synoniem: opgezweept |
|
verhitten
werkw. Uitspraak: [vərˈhɪtə(n)] Verbuigingen: verhitte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verhit (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
heet maken
Voorbeeld: `de vloeistof verhitten tot het kookpunt` |
|
verhogen
werkw. Uitspraak: [vərˈhoxə(n)] Verbuigingen: verhoogde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verhoogd (volt.deelw.) |
1) hoger maken
Voorbeeld: `de stoep verhogen` Antoniem: verlagen Synoniem: ophogen 2) groter of meer maken Voorbeeld: `de salarissen verhogen met 2%` Antoniem: verlagen Synoniem: vermeerderen |
|
de verhoging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈhoxɪŋ] Verbuigingen: verhoging|en (meerv.) |
1) het hoger maken
Voorbeeld: `de verhoging van het terras` Antoniem: verlaging Synoniem: ophoging 2) hogere plaats Voorbeeld: `een kleine verhoging in het terrein` 3) het groter of meer maken financieel Voorbeelden: `onderhandeling over de verhoging van de salarissen`, `tariefsverhoging` Synoniem: vermeerdering 4) lichte stijging van de lichaamstemperatuur Voorbeeld: `Je hebt 37,8; dat is geen koorts, maar een beetje verhoging.` |
|
verholen
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'holə(n)] |
niet openlijk zichtbaar
Voorbeeld: `een verholen glimlach` Synoniemen: verhuld, verborgen |
|
verhongeren
werkw. Uitspraak: [vərˈhɔŋərə(n)] Verbuigingen: verhongerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verhongerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doodgaan door de honger
Voorbeeld: `Elke dag verhongeren er in de wereld achttienduizend kinderen.` |
|
verhoog
zelfst.naamw. |
een verhoogde plaats, een podium Voorbeeld: `Zij was op het verhoog gaan staan om beter de mensen te kunnen toespreken. `
|
|
het verhoor
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈhor] Verbuigingen: ver|horen (meerv.) |
officiële ondervraging bijvoorbeeld door de politie
Voorbeeld: `een verhoor afnemen` |
|
een derdegraads verhoor
|
(een strenge en agressieve ondervraging)
|
|
verhoren
werkw. Uitspraak: [vərˈhorə(n)] Verbuigingen: verhoorde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verhoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) officieel ondervragen
Voorbeeld: `De rechter-commissaris heeft hem al verhoord.` 2) in vervulling laten gaan Voorbeeld: `God heeft hun gebeden verhoord.` Synoniem: inwilligen |
|
verhouden
werkw. |
[refl] 'zich ~': een betrekking hebben tot iets of iemand
Voorbeeld: `Zij verhouden zich als kat en hond. ` [refl] [wiskunde] 'zich ~' getalsmatig een bepaalde verhouding hebben Voorbeeld: `In een driehoek met hoeken van dertig, zestig en negentig graden verhouden de zijden zich als één staat tot twee staat tot wortel drie. ` |
|
zich verhouden tot
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈhɑudə(n) tɔt] Verbuigingen: verhield zich tot (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verhouden tot (volt.deelw.) |
in betrekking staan (ten opzichte van elkaar)
Voorbeeld: `De hoogte verhoudt zich tot de breedte als één staat tot drie.` |
|
de verhouding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈhɑudɪŋ] Verbuigingen: verhouding|en (meerv.) |
1) onderling verband
Voorbeeld: `Meng olie en azijn in de verhouding 2 : 1.` Synoniem: proportie 2) betrekking tussen mensen Voorbeeld: `De verhouding met mijn ouders is prima.` Synoniemen: relatie, band |
|
naar verhouding
|
(in vergelijking met anderen of iets anders) `naar verhouding weinig verdienen`
|
|
De verhouding tussen kosten en baten is zoek.
|
(er wordt veel te veel uitgegeven en veel te weinig verdiend)
|
|
Zij hadden dertig jaar geleden een verhouding.
|
(dertig jaar geleden waren zij elkaars geliefden)
|
|
verhuizen
werkw. Uitspraak: [vərˈhœyzə(n)] Verbuigingen: verhuisde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemands spullen) definitief naar een ander huis brengen
Verbuigingen: heeft verhuisd (volt.deelw.) Voorbeeld: `de meubels verhuizen met een vrachtwagen` 2) in een ander huis gaan wonen Verbuigingen: is verhuisd (volt.deelw.) Voorbeelden: `van een flat naar een vrijstaande woning verhuizen`, `van Rotterdam naar Amsterdam verhuizen`, `Mijn ouders zijn sinds hun huwelijk nooit verhuisd.` |
|
de verhuizing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈhœyzɪŋ] Verbuigingen: verhuizing|en (meerv.) |
keer dat je verhuist
|
|
verhullen
werkw. Uitspraak: [vərˈhʏlə(n)] Verbuigingen: verhulde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verhuld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet openlijk zeggen of tonen
Voorbeeld: `in verhullende termen` Antoniem: verbergen |
|
verhuren
werkw. Uitspraak: [verˈhyrə(n)] Verbuigingen: verhuurde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verhuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) tijdelijk door iemand tegen betaling laten gebruiken
Voorbeeld: `een vakantiehuisje verhuren` |
|
de verhuurder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'hyrdər] Verbuigingen: verhuurder|s (meerv.) |
iemand die iets verhuurt, de eigenaar
Voorbeelden: `De verhuurder is aansprakelijk voor gebreken aan de woning.`, `Hij werkt elke zomer op het strand als verhuurder van ligstoelen en parasols.` |
|
de verificatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [verifi'ka(t)si] Verbuigingen: verificatie|s (meerv.) |
onderzoek naar de waarheid of authenticiteit van iets
Voorbeeld: `verificatie van documenten` |
|
verifiëren
werkw. Uitspraak: [verifiˈjerə(n)] Verbuigingen: verifieerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geverifieerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
controleren of iets echt of waar is
Voorbeeld: `Verifieer of uw gegevens juist zijn ingevoerd.` |
|
verijdelen
werkw. Uitspraak: [vərˈɛidələ(n)] Verbuigingen: verijdelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verijdeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat iets gewelddadigs mislukt
Voorbeeld: `een bomaanslag verijdelen` |
|
de vering
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['verɪŋ] Verbuigingen: veringen (meerv.) Verbuigingen: verinkje (verkleinwoord) |
mechanisme dat dient om schokken op te vangen
Voorbeelden: `een stugge vering`, `een slappe vering` |
|
verinnerlijken
werkw. Uitspraak: [vər'ɪnərləkə(n)] Verbuigingen: verinnerlijkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verinnerlijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je helemaal eigen maken
Voorbeelden: `Het geloof is bij hem verinnerlijkt.`, `Het is de taak van ouders om hun kinderen te helpen de normen en regels te verinnerlijken.` |
|
verinnerlijken
werkw. Uitspraak: [vər'ɪnərləkə(n)] Verbuigingen: verinnerlijkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verinnerlijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je helemaal eigen maken
Voorbeelden: `Het geloof is bij hem verinnerlijkt.`, `Het is de taak van ouders om hun kinderen te helpen de normen en regels te verinnerlijken.` |
|
verjagen
werkw. Uitspraak: [vərˈjaxə(n)] Verbuigingen: verjoeg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verjaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
dwingen weg te gaan
Voorbeeld: `Met dat lawaai verjaag je alle vogels.` Synoniemen: wegjagen, verdrijven |
|
verjaren
werkw. Uitspraak: [vərˈjarə(n)] Verbuigingen: verjaarde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verjaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
na verloop van een aantal jaren niet meer geldig of van kracht zijn juridisch
Voorbeeld: `Het misdrijf is verjaard.` |
|
de verjaardag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vərˈjardɑx] Verbuigingen: verjaardag|en (meerv.) |
datum waarop je geboren bent en waarop je dus jarig bent
Voorbeeld: `je twintigste verjaardag vieren` |
|
de verjaardagskalender
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vərˈjardɑxskalɛndər] Verbuigingen: verjaardagskalender|s (meerv.) |
kalender waarop je de datum waarop familieleden en vrienden jarig zijn schrijft
Voorbeeld: `Bij de meeste Nederlanders hangt een verjaardagskalender op de wc.` Synoniem: verjaarskalender |
|
de verjaarskalender
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'jarskalɛndər] Verbuigingen: verjaarskalender|s (meerv.) |
kalender waarop je verjaardagen van familie en vrienden opschrijft
Voorbeeld: `Nederlanders hangen een verjaarskalender vaak op de deur van de wc.` Synoniem: verjaardagskalender |
|
verjagen
werkw. Uitspraak: [vərˈjaxə(n)] Verbuigingen: verjoeg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verjaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
dwingen weg te gaan
Voorbeeld: `Met dat lawaai verjaag je alle vogels.` Synoniemen: wegjagen, verdrijven |
|
verjaren
werkw. Uitspraak: [vərˈjarə(n)] Verbuigingen: verjaarde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verjaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
na verloop van een aantal jaren niet meer geldig of van kracht zijn juridisch
Voorbeeld: `Het misdrijf is verjaard.` |
|
verjongen
werkw. |
jonger maken
|
|
de verjonging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'jɔŋɪŋ] |
het jong(er) worden, het jong(er) maken
Voorbeeld: `De belofte van verjonging door een facelift wordt niet altijd waargemaakt.` Antoniem: veroudering |
|
verkalken
werkw. |
kalkachtig worden Voorbeeld: ` Het systeem was totaal verkalkt. `
|
|
de verkalking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'kɑlkɪŋ] |
afzetting en daardoor ophoping van calcium in weefsels
Voorbeeld: `Uit onderzoek blijkt dat bij koffiedrinkers minder verkalking optreedt in de bloedvaten.` |
|
verkapt
bijv.naamw. |
niet openlijk, ondergronds Voorbeeld: `Die actie werd gezien als verkapte steun aan de rebellen. `
|
|
verkassen
werkw. Uitspraak: [vər'kɑsə(n)] Verbuigingen: verkaste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verkast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een andere plek gaan
Voorbeeld: `Op dit kampeerterrein moet je elke drie dagen verkassen om het gras mooi te houden.` Synoniemen: verplaatsen, verhuizen |
|
het verkeer
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈker] |
1) alle mensen en vervoertuigen, vooral op de openbare weg transport
Voorbeelden: `snelverkeer`, `treinverkeer`, `deelnemen aan het verkeer`, `Tijdens het spitsuur is er veel verkeer.` 2) het omgaan met mensen Voorbeeld: `seksueel verkeer` |
|
zwaar verkeer
|
(vrachtwagens)
|
|
het vrije verkeer van personen
|
(de mogelijkheid om zonder belemmeringen te reizen)
|
|
verkeerd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈkert] |
niet zoals het moet
Voorbeeld: `de verkeerde weg inslaan` Antoniem: goed Synoniemen: fout, onjuist |
|
verkeerd verbonden
|
(<dit zeg je als je het verkeerde telefoonnummer hebt gedraaid
|
|
de verkeersader
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'kersadər] Verbuigingen: verkeersader|s (meerv.) |
belangrijke doorgaande verkeersweg
Voorbeeld: `Gelderland is in overleg met het Rijk over een nieuwe verkeersader door de provincie.` |
|
de verkeersagent
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'kersaxɛnt] Verbuigingen: verkeersagent|en (meerv.) de verkeersagent|e zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'kersaxɛnt|ə] Verbuigingen: verkeersagente|s (meerv.) |
politieman of -vrouw die bij de verkeerspolitie werkt
Voorbeeld: `Een verkeersagent verving de uitgevallen stoplichten.` |
|
het verkeersbord
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈkersbɔrt] Verbuigingen: verkeersbord|en (meerv.) |
bord langs de weg waarop staat hoe je je kunt of moet gedragen in het verkeer
Voorbeeld: `een verkeersbord met "verboden linksaf" erop` |
|
de verkeersbrigadier
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'kersbrixadir] Verbuigingen: verkeersbrigadier|s (meerv.) |
man of vrouw die op een gevaarlijke oversteekplaats regelt dat voetgangers veilig over kunnen steken
Voorbeeld: `Verkeersbrigadiers kun je herkennen aan hun oranje hesje.` |
|
de verkeerscentrale
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vər'kersɛntralə] Verbuigingen: verkeerscentrale|s (meerv.) |
plaats waar het verkeer in een bepaald gebied in de gaten wordt gehouden en van waaruit zo nodig maatregelen worden getroffen om de verkeersstromen in goede banen te leiden
Voorbeeld: `Filemeldingen komen in Nederland van de ANWB-verkeerscentrale.` |
|
de verkeerschaos
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'kersxaɔs] |
hoogst verwarrende situatie in het verkeer
Voorbeeld: `De zware sneeuwval leidde tot een verkeerschaos.` |
|
het verkeersdiploma
zelfst.naamw. Uitspraak: [[vər'kersdiploma]] Verbuigingen: verkeersdiploma|'s (meerv.) |
officieel papier dat kinderen krijgen als ze hebben bewezen de verkeersregels te kennen en als ze zonder fouten op de fiets een parcours hebben afgelegd
Voorbeeld: `Een verkeersagent kwam de verkeersdiploma’s uitdelen.` |
|
de verkeersdode
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vər'kersdodə] Verbuigingen: verkeersdode|n (meerv.) |
iemand die dodelijk verongelukt is in het verkeer
Voorbeeld: `Het aantal verkeersdoden per jaar neemt niet meer toe.` |
|
de verkeersdrukte
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'kersdrʏktə] Verbuigingen: verkeersdrukte|s (meerv.) |
situatie dat er heel veel verkeer op de weg is
Voorbeeld: `Door alle verkeersdrukte kwam ik te laat op mijn werk.` |
|
I verkeersgeel
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur geel met RAL-nummer 1023; gele kleur van verkeersborden.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeersgeel? ` II verkeersgeel bijv.naamw. [RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur geel, met RAL-nummer 1023. Voorbeeld: `Hij rijdt in een verkeersgele auto. ` |
|
verkeersgrijs a
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur grijs met RAL-nummer 7042. Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeersgrijs a? `
|
|
I verkeersgroen
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur groen met RAL-nummer 6024.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeersgroen? ` II verkeersgroen bijv.naamw. [RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur groen, met RAL-nummer 6024. Voorbeeld: `Hij rijdt in een verkeersgroene auto. ` |
|
de verkeersinformatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'kersɪnfɔrma(t)si] |
bericht over actuele verkeerssituaties
Voorbeeld: `Radioprogramma’s worden voortdurend onderbroken voor verkeersinformatie.` |
|
de verkeersleiding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'kerslɛidɪŋ] |
dienst die het verkeer in goede banen leidt, met name in de lucht en op het spoor
Voorbeeld: `De verkeersleiding loodste het vliegtuig naar de juiste landingsbaan.` |
|
het verkeerslicht
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'kerslɪxt] Verbuigingen: verkeerslicht|en (meerv.) |
paal met rood, oranje en groen licht om het verkeer in goede banen te leiden
Voorbeeld: `Op drukke kruispunten zijn verleerslichten onmisbaar.` Synoniem: stoplicht |
|
het verkeerslicht
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'kerslɪxt] Verbuigingen: verkeerslicht|en (meerv.) |
paal met rood, oranje en groen licht om het verkeer in goede banen te leiden
Voorbeeld: `Op drukke kruispunten zijn verleerslichten onmisbaar.` Synoniem: stoplicht |
|
het verkeersongeluk
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'kersɔnxəlʏk] Verbuigingen: verkeersongeluk|ken (meerv.) |
onverwachte gebeurtenis in het verkeer met onaangename gevolgen
Voorbeeld: `Bij mist zijn er meer verkeersongelukken dan normaal.` Synoniemen: botsing, verkeersongeval |
|
het verkeersongeval
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'kersɔnxəvɑl] Verbuigingen: verkeersongeval|len (meerv.) |
onverwachte gebeurtenis in het verkeer met onaangename gevolgen
Synoniemen: botsing, verkeersongeluk |
|
I verkeersoranje
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur oranje met RAL-nummer 2009.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeersoranje? ` II verkeersoranje bijv.naamw. [RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur oranje, met RAL-nummer 2009. Voorbeeld: `Hij rijdt in een verkeersoranje auto. ` |
|
de verkeersovertreding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'kersovərtredɪŋ] Verbuigingen: verkeersovertreding|en (meerv.) |
fout tegen de verkeersregels
Voorbeeld: `Door rood licht rijden is een steeds vaker voorkomende verkeersovertreding.` |
|
de verkeerspolitie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'kerspoli(t)si] |
Onderdeel van de politie dat zich specifiek bezighoudt met het verkeer
Voorbeeld: `Sommige hardrijders zien de verkeerspolitie vooral als bonnenschrijvers.` |
|
I verkeerspurper
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur paars met RAL-nummer 4006.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeerspurper? ` II verkeerspurper bijv.naamw. [RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur paars, met RAL-nummer 4006. Voorbeeld: `Hij rijdt in een verkeerspurpere auto. ` |
|
de verkeersregel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'kersrexəl] Verbuigingen: verkeersregel|s (meerv.) |
voorschrift over hoe je je in het verkeer moet gedragen
Voorbeeld: `Voorrang geven aan wie van rechts komt is een belangrijke verkeersregel.` |
|
het verkeersreglement
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'kersrexləmɛnt] Verbuigingen: verkeersreglement|en (meerv.) |
alle verkeersregels samen
|
|
I verkeersrood
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur rood met RAL-nummer 3020.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeersrood? ` II verkeersrood bijv.naamw. [RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur rood, met RAL-nummer 3020. Voorbeeld: `Hij rijdt in een verkeersrode auto. ` |
|
verkeersscheidingsstelsel
zelfst.naamw. |
een ingesteld routeringssysteem, waarbij vaarstroken worden gebruikt die schepen moeten gebruiken om zo een zo homogeen mogelijke verkeersstroom te realiseren om het gevaar van aanvaringen te verminderen. Voorbeeld: `Op de Noordzee liggen er verkeersscheidingsstelsels vanaf Het Kanaal tot en met de Duitse Bocht. `
|
|
de verkeersveiligheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərkers'fɛiləxhɛit] |
situatie op de weg waarin verkeersdeelnemers geen risico lopen
Voorbeeld: `De overheid wil de verkeersveiligheid bevorderen.` |
|
I verkeerswit
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur wit met RAL-nummer 9016.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeerswit? ` II verkeerswit bijv.naamw. [RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur wit, met RAL-nummer 9016. Voorbeeld: `Hij rijdt in een verkeerswitte auto. ` |
|
I verkeerszwart
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur zwart met RAL-nummer 9017.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het verkeerszwart? ` II verkeerszwart bijv.naamw. [RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur zwart, met RAL-nummer 9017. Voorbeeld: `Hij rijdt in een verkeerszwarte auto. ` |
|
verkegelen
werkw. |
[ov]: met kegelen doorbrengen
|
|
Die kans is verkeken.
|
(die kans kun je niet meer benutten)
|
|
verkennen
werkw. Uitspraak: [vərˈkɛnə(n)] Verbuigingen: verkende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(gebied) onderzoeken om te weten te komen hoe het is
Voorbeelden: `een terrein verkennen`, `een verkennend literatuuronderzoek doen` |
|
verkennen
werkw. Uitspraak: [vərˈkɛnə(n)] Verbuigingen: verkende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(gebied) onderzoeken om te weten te komen hoe het is
Voorbeelden: `een terrein verkennen`, `een verkennend literatuuronderzoek doen` |
|
de verkenning
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'kɛnɪŋ] Verbuigingen: verkenning|en (meerv.) |
eerste observerend onderzoek
Voorbeeld: `De verkenning is afgerond, nu kan het echte onderzoek beginnen.` Synoniem: observatie |
|
op verkenning uitgaan
|
(een terrein onderzoeken)
|
|
verkeren
werkw. |
in een toestand zijn
Voorbeeld: `Nederland verkeert financieel in een veel betere toestand dan sommige andere EU-leden. ` omgang en/of een amoureuze band hebben [verouderd] (17e eeuws) ~'in', veranderen, omkeren Voorbeeld: `"Het kan verkeren" zei Bredero! ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verkeren in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verkeren in
werkw. Uitspraak: [vərˈkerə(n) ɪn] Verbuigingen: verkeerde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkeerd in (volt.deelw.) |
1) zich bevinden in
Voorbeelden: `in moeilijke omstandigheden verkeren`, `Zij verkeert graag in de betere kringen.` |
|
in de veronderstelling verkeren dat
|
(denken dat)
|
|
2)
het kan verkeren |
(de situatie kan zomaar veranderen)
|
|
de verkering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈkerɪŋ] Verbuigingen: verkering|en (meerv.) |
liefdesrelatie
Voorbeeld: `vaste verkering hebben` |
|
verketteren
werkw. Uitspraak: [vər'kɛtərə(n)] Verbuigingen: verketterde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verketterd (volt.deelw.) |
fel veroordelen
Voorbeeld: `Vroeger verketterden de niet-rokers de rokers, nu is het andersom.` Synoniemen: verguizen, demoniseren |
|
verkiezen
werkw. Uitspraak: [vərˈkizə(n)] Verbuigingen: verkoos (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkozen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) liever willen
Voorbeeld: `milieuvriendelijk hout verkiezen boven gewoon hout` Synoniemen: prefereren, de voorkeur geven aan 2) door een verkiezing aanwijzen poliek Voorbeeld: `verkozen tot burgemeester` Synoniem: kiezen (2) |
|
verkiesbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'kisbar] |
als je gekozen kan worden
Voorbeelden: `Als 18-jarige mag je niet alleen voor het eerst stemmen, je bent dan ook verkiesbaar.`, `op een niet-verkiesbare plaats op de kandidatenlijst staan` |
|
verkieselijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'kisələk] |
bij voorkeur, te verkiezen
Voorbeeld: `Het is verkieselijk om het medicijn voor het eten in te nemen en niet vlak erna.` |
|
verkiezen
werkw. Uitspraak: [vərˈkizə(n)] Verbuigingen: verkoos (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkozen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) liever willen
Voorbeeld: `milieuvriendelijk hout verkiezen boven gewoon hout` Synoniemen: prefereren, de voorkeur geven aan 2) door een verkiezing aanwijzen poliek Voorbeeld: `verkozen tot burgemeester` Synoniem: kiezen (2) |
|
de verkiezing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈkizɪŋ] Verbuigingen: verkiezing|en (meerv.) |
het uit een aantal kandidaten kiezen van de favoriet
Voorbeelden: `missverkiezing`, `de verkiezing van een nieuwe partijvoorzitter` |
|
verkiezingen
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈkizɪŋə(n)] |
gelegenheid dat burgers kiezen wie er in het bestuur van een land, provincie of plaats moet zitten
Voorbeelden: `gemeenteraadsverkiezingen`, `parlementsverkiezingen` |
|
de verkiezingscampagne
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vər'kizɪŋskɑmpɑŋə] Verbuigingen: verkiezingscampagne|s (meerv.) |
periode voorafgaand aan verkiezingen waarin de politieke partijen openbaar actievoeren om kiezers van hun standpunten te overtuigen
Voorbeeld: `De verkiezingscampagne eindigt op de laatste dag voor de verkiezingen.` |
|
het verkiezingsprogramma
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'kizɪŋsproxrɑma] Verbuigingen: verkiezingsprogramma|'s (meerv.) |
1) tekst waarin de standpunten van een politieke partij zijn opgesomd
Voorbeeld: `De meeste kiezers lezen de verkiezingsprogramma’s niet.` 2) televisie- of radioprogramma dat gewijd is aan verkiezingen Voorbeeld: `Politici willen graag scoren tijdens verkiezingsprogramma’s.` |
|
zich verkijken op
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈkɛikə(n) ɔp] Verbuigingen: verkeek zich op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verkeken op (volt.deelw.) |
verkeerd schatten of beoordelen
Voorbeeld: `Ik heb me verkeken op de hoeveelheid werk.` |
|
verbeurdverklaren
werkw. Uitspraak: [vər'børtfərklarə(n)] Verbuigingen: verklaarde verbeurd (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verbeurdverklaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
officieel verklaren dat iemands spullen in beslag genomen worden juridisch
Voorbeeld: `Zijn bezittingen werden verbeurdverklaard.` Synoniem: confisqueren |
|
verklaarbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'klarbar] |
uitgelegd kunnen worden
Voorbeeld: `Zijn handelingen zijn volkomen verklaarbaar als je zijn achtergrond kent.` Synoniem: begrijpelijk |
|
verklaren
werkw. Uitspraak: [vərˈklarə(n)] Verbuigingen: verklaarde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verklaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) officieel of plechtig vertellen
Voorbeelden: `iemand failliet verklaren`, `een land de oorlog verklaren` 2) uitleggen Voorbeeld: `Ik kan niet verklaren waarom hij zo doet.` Synoniemen: ophelderen, verduidelijken |
|
iemand je liefde verklaren
|
(plechtig vertellen dat je verliefd op hem of haar bent)
|
|
zich solidair verklaren
|
(zeggen dat je solidair bent)
|
|
verklappen
werkw. Uitspraak: [vərˈklɑpə(n)] Verbuigingen: verklapte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verklapt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vertellen wat geheim had moeten blijven
Voorbeeld: `Zal ik je verklappen wie de wedstrijd gewonnen heeft?` |
|
de verklaring
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈklarɪŋ] Verbuigingen: verklaring|en (meerv.) |
1) keer dat je (iets) officieel meedeelt
Voorbeelden: `oorlogsverklaring`, `een verklaring afleggen` 2) officieel document dat iets verklaart Voorbeeld: `een medische verklaring overleggen` Synoniemen: certificaat, attest 3) uitleg Voorbeeld: `geen verklaring hebben voor zijn vreemde gedrag` Synoniemen: verduidelijking, opheldering |
|
zich verkleden
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈkledə(n)] Verbuigingen: verkleedde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verkleed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) andere kleren aandoen
Voorbeeld: `Ik moet me nog douchen en verkleden.` 2) je zó kleden dat je niet te herkennen bent Voorbeeld: `je verkleden als Sinterklaas` Synoniem: vermommen |
|
verkleinen
werkw. Uitspraak: [vər'klɛinə(n)] Verbuigingen: verkleinde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkleind (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
kleiner maken of worden
Voorbeelden: `in Word het lettertype van een document verkleinen`, `Als je gezond leeft verklein je de kans op een hartinfarct.` |
|
verkleinwoord
zelfst.naamw. |
[grammatica] een woord met een verkleiningsuitgang waardoor iemand of iets als klein of weinig wordt voorgesteld Voorbeeld: `Een Nederlander gebruikt vaak verkleinwoorden in zijn taalgebruik. `
|
|
kleumen
werkw. Afbreekpatroon: 'kleu - men Verbuigingen: kleumde (verl.tijd ) Verbuigingen: heb gekleumd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
stijf van de kou zijn Taal
Voorbeeld: `bij de bushalte staan te kleumen` Synoniem: kou lijden; blauwbekken |
|
verkleumd zijn
|
(helemaal stijf geworden van de kou) `Ik ben tot op het bot verkleumd na dat ritje in de arreslee.` Synoniem: vernikkeld zijn
|
|
verkleumd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈklømt] |
stijf van de kou
Voorbeelden: `verkleumde handen`, `tot op het bot verkleumd` |
|
verkleuren
werkw. Uitspraak: [vər'klørə(n)] Verbuigingen: verkleurde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verkleurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) van kleur veranderen
Voorbeeld: `Als je bonte was bij de witte was doet, verkleuren je onderbroeken.` 2) lichter van kleur worden Voorbeeld: `De achterkant van het gordijn is verkleurd door de zon.` |
|
verkleinwoord
zelfst.naamw. |
[grammatica] een woord met een verkleiningsuitgang waardoor iemand of iets als klein of weinig wordt voorgesteld Voorbeeld: `Een Nederlander gebruikt vaak verkleinwoorden in zijn taalgebruik. `
|
|
verkleumd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈklømt] |
stijf van de kou
Voorbeelden: `verkleumde handen`, `tot op het bot verkleumd` |
|
verkleuring
zelfst.naamw. |
het van kleur veranderen
Voorbeeld: `Verkleuring van tanden en kiezen. ` het verliezen van kleur |
|
verkleuring
zelfst.naamw. |
het van kleur veranderen
Voorbeeld: `Verkleuring van tanden en kiezen. ` het verliezen van kleur |
|
verklikken
werkw. Uitspraak: [vərˈklɪkə(n)] Verbuigingen: verklikte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verklikt (volt.deelw.) |
aan anderen vertellen wat ze niet mogen weten
Voorbeeld: `de verblijfplaats van illegalen verklikken aan de politie` Synoniem: verraden |
|
verkloten
werkw. |
[vulgair] grondig bederven
Voorbeeld: `Ze verklootten de boel daarmee, maar dat kon ze geen lor schelen. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verkloten in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verknallen
werkw. Uitspraak: [vər'knɑlə(n)] Verbuigingen: verknalde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verknald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zo erg fout doen dat het niet meer goed te maken is
Voorbeeld: `een examen verknallen` Synoniemen: verprutsen, verpesten |
|
verknocht aan
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈknɔxt an] |
erg gehecht aan
Voorbeeld: `verknocht aan je oude teddybeer` Synoniem: erg gesteld op |
|
verknoeien
werkw. Uitspraak: [vərˈknujə(n)] Verbuigingen: verknoeide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verknoeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zorgen dat iets minder goed of helemaal waardeloos wordt
Voorbeeld: `de maaltijd verknoeien door er te veel zout in te doen` Synoniemen: verpesten, bederven 2) verdoen Voorbeeld: `je kostbare tijd verknoeien met stomme klusjes` Synoniem: verspillen |
|
verkopen
werkw. Uitspraak: [vərˈkopə(n)] Verbuigingen: verkocht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkocht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets) aan een ander leveren tegen betaling
Voorbeelden: `woordenboeken verkopen`, `per stuk verkopen` Antoniem: kopen |
|
nee verkopen
|
(zeggen dat je iets niet in voorraad hebt of iets niet kan doen)
|
|
dan ben je verkocht
|
(dan kun je niet anders meer)
|
|
2)
iemand een klap verkopen |
(iemand een klap geven)
|
|
3)
onzin verkopen |
(onzin vertellen)
|
|
de verkoeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈkulɪŋ] |
het frisser worden
Voorbeeld: `verkoeling zoeken in de schaduw` Synoniem: verfrissing |
|
verkolen
werkw. |
een proces van verandering tot kool ondergaan
Voorbeeld: `Wanneer hout onder uitsluiting van de lucht verhit wordt, verkoolt het tot houtskool. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verkolen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verkondigen
werkw. Uitspraak: [vərˈkɔndəxə(n)] Verbuigingen: verkondigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkondigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in het openbaar bekendmaken als waarheid
Voorbeelden: `het evangelie verkondigen`, `luidkeels je mening verkondigen` Synoniemen: uitdragen, rondvertellen |
|
verkolen
werkw. |
een proces van verandering tot kool ondergaan
Voorbeeld: `Wanneer hout onder uitsluiting van de lucht verhit wordt, verkoolt het tot houtskool. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verkolen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de verkoop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈvɛrkop] Verbuigingen: ver|kopen (meerv.) |
het verkopen
Voorbeeld: `De verkoop van de kaarten start morgen.` |
|
de verkoopafdeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɛrkopɑvdelɪŋ] Verbuigingen: verkoopafdeling|en (meerv.) |
onderdeel van een bedrijf dat verantwoordelijk is voor de verkoop van de producten van dat bedrijf
Voorbeeld: `Als vertegenwoordiger valt hij onder de verkoopafdeling.` Synoniem: sales |
|
het verkoopseizoen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɛrkopsɛizun] Verbuigingen: verkoopseizoen|en (meerv.) |
periode waarin verkocht wordt
Voorbeelden: `Alleen in het verkoopseizoen hebben we uitzendkrachten nodig.`, `Het verkoopseizoen van rood fruit valt in de zomer.` |
|
verkiezen
werkw. Uitspraak: [vərˈkizə(n)] Verbuigingen: verkoos (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkozen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) liever willen
Voorbeeld: `milieuvriendelijk hout verkiezen boven gewoon hout` Synoniemen: prefereren, de voorkeur geven aan 2) door een verkiezing aanwijzen poliek Voorbeeld: `verkozen tot burgemeester` Synoniem: kiezen (2) |
|
de verkoper
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'kopər] Verbuigingen: verkoper|s (meerv.) de ver|koopster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'|kopstər] Verbuigingen: verkoopster|s (meerv.) |
iemand die als beroep dingen verkoopt
Voorbeelden: `Ik kom graag in winkels waar niet onmiddellijk een verkoper op je af komt.`, `autoverkoper` |
|
verkoperen
werkw. |
een voorwerp bedekken met een dun laagje koper Voorbeeld: `Hij had het hele frame van zijn fiets verkoperd. `
|
|
verkorten
werkw. Uitspraak: [vər'kɔrtə(n)] Verbuigingen: verkortte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkort (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
korter maken
Voorbeelden: `Een sterfgeval verkortte onze vakantie.`, `Als de hond hard trekt moet je de riem wat verkorten.` |
|
verkorting
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een afkorting van een woord of woordgroep die ontstaat door weglating van een of meer (delen van) lettergrepen en die als verkorting wordt uitgesproken
Voorbeeld: `Het woord "prof." is een verkorting van het volledige woord "professor". ` het verkorten Voorbeeld: `Hij kreeg een verkorting van die broek. ` |
|
verkorven
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'kɔrvə(n)] |
het verkorven hebben
(het bedorven hebben) `De Walen hebben het bij de Vlamingen verkorven.` Synoniem: het verbruid hebben |
|
verkouden
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈkɑudə(n)] |
ziek door een virus dat een verstopte neus, keelpijn en hoest kan veroorzaken
|
|
snipverkouden zijn
|
(erg verkouden zijn)
|
|
de verkoudheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈkɑuthɛit] Verbuigingen: verkoud|heden (meerv.) |
het verkouden zijn
Voorbeeld: `Ik heb dit weekend een lelijke verkoudheid opgelopen.` |
|
verkiezen
werkw. Uitspraak: [vərˈkizə(n)] Verbuigingen: verkoos (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkozen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) liever willen
Voorbeeld: `milieuvriendelijk hout verkiezen boven gewoon hout` Synoniemen: prefereren, de voorkeur geven aan 2) door een verkiezing aanwijzen poliek Voorbeeld: `verkozen tot burgemeester` Synoniem: kiezen (2) |
|
verkrachten
werkw. Uitspraak: [vərˈkrɑxtə(n)] Verbuigingen: verkrachtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met geweld dwingen tot geslachtsgemeenschap
Voorbeeld: `Hij verkrachtte zijn buurmeisje.` 2) ernstig schenden Voorbeeld: `de wet verkrachten` Synoniem: ernstig overtreden |
|
de muziek van Bach verkrachten
|
(de muziek van Bach heel slecht uitvoeren)
|
|
verkrachtbaar
bijv.naamw. |
[verouderd] met geweld inneembaar
Voorbeeld: `Derhalven, vindende alle toegangen der stadt gestopt, besluyt hy eenen torn op 's vyands borstweeren, en proef te doen, oft ze verkrachtbaar waaren; al zoud' het hem 't beste deel van zynen volke kosten. <ref>Berghens ontzet mislukt blz 85<br>Hooft en Huygens: keur uit beider werken<br> ` geschikt of in een positie om verkracht te worden Voorbeeld: `Nu hun bescherming was weggevallen voelden zij zich erg verkrachtbaar. ` |
|
verkrachten
werkw. Uitspraak: [vərˈkrɑxtə(n)] Verbuigingen: verkrachtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met geweld dwingen tot geslachtsgemeenschap
Voorbeeld: `Hij verkrachtte zijn buurmeisje.` 2) ernstig schenden Voorbeeld: `de wet verkrachten` Synoniem: ernstig overtreden |
|
de muziek van Bach verkrachten
|
(de muziek van Bach heel slecht uitvoeren)
|
|
verkrachting
zelfst.naamw. |
een seksuele daad onder dwang Voorbeeld: `Hij werd veroordeeld voor geweldpleging en verkrachting. `
|
|
verkrachting
zelfst.naamw. |
een seksuele daad onder dwang Voorbeeld: `Hij werd veroordeeld voor geweldpleging en verkrachting. `
|
|
verkrampen
werkw. |
pijnlijk gevoel veroorzaakt door spiercontractie Voorbeeld: `Haar gelaat was verkrampt van de pijn. `
|
|
verkrampt
bijv.naamw. |
met stijf aangetrokken spieren
Voorbeeld: `Na enige tijd op zijn hurken gezeten te hebben masseerde hij zijn verkrampte beenspieren. ` 'overdrachtelijk' overdreven onwillig om zich aan te passen Voorbeeld: `Zijn verkrampte houding maakte hem veel vijanden. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verkrampt in de tweede betekenis erin. ` |
|
verkrijgen
werkw. Uitspraak: [vərˈkrɛixə(n)] Verbuigingen: verkreeg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkregen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (met inspanning) krijgen formeel
Voorbeeld: `documenten die nodig zijn om een visum te verkrijgen` Synoniem: verwerven 2) kopen formeel Voorbeeld: `te verkrijgen bij de betere boekhandel` |
|
verkrijgbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈkrɛixbar] |
te koop
Voorbeeld: `Die druk is niet meer verkrijgbaar.` Synoniem: leverbaar |
|
verkroppen
werkw. Uitspraak: [vər'krɔpə(n)] Verbuigingen: verkropte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkropt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(emoties) voor anderen verborgen houden
Synoniem: inslikken |
|
niet kunnen verkroppen
|
(niet kunnen accepteren)
|
|
met moeite verkroppen
|
(nauwelijks verborgen kunnen houden)
|
|
verkruimelen
werkw. |
[ov]: tot kruimels worden
|
|
verkwanselen
werkw. Uitspraak: [vər'kwɑnsələ(n)] Verbuigingen: verkwanselde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkwanseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voor weinig geld verkopen omdat je dringend geld nodig hebt
Voorbeeld: `je sieraden verkwanselen` |
|
verkwanselen
werkw. Uitspraak: [vər'kwɑnsələ(n)] Verbuigingen: verkwanselde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkwanseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voor weinig geld verkopen omdat je dringend geld nodig hebt
Voorbeeld: `je sieraden verkwanselen` |
|
verkwikken
werkw. |
de gevolgen van vermoedheid en dorst ongedaan maken
Voorbeeld: `Na die koele dronk waren zij weer geheel verkwikt en gingen opnieuw op weg. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verkwikken in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verkwikkend
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'kwɪkənt] |
waar je weer koel en energiek van wordt
Voorbeeld: `een verkwikkend bad` Synoniem: verfrissend |
|
verkwisten
werkw. Uitspraak: [vərˈkwɪstə(n)] Verbuigingen: verkwistte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkwist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gebruiken zonder dat je het goed of volledig benut
Voorbeelden: `geld verkwisten aan goedkope rotzooi`, `je tijd verkwisten` Synoniem: verspillen |
|
verkwisten
werkw. Uitspraak: [vərˈkwɪstə(n)] Verbuigingen: verkwistte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verkwist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gebruiken zonder dat je het goed of volledig benut
Voorbeelden: `geld verkwisten aan goedkope rotzooi`, `je tijd verkwisten` Synoniem: verspillen |
|
de verkwisting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'kwɪstɪŋ] Verbuigingen: verkwisting|en (meerv.) |
verloren moeite, geld of tijd
Voorbeeld: `Die dure kostschool was pure verkwisting.` Synoniem: verspilling |
|
verlagen
werkw. Uitspraak: [vərˈlaxə(n)] Verbuigingen: verlaagde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
lager maken
Voorbeelden: `de prijs van koffie verlagen`, `een verlaagd plafond` |
|
zich verlagen tot
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈlaxə(n) tɔt] Verbuigingen: verlaagde zich tot (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verlaagd tot (volt.deelw.) |
(iets) doen waar je eigenlijk te goed voor bent
Voorbeeld: `je niet verlagen tot hetzelfde onsportieve gedrag als van je tegenstanders` |
|
de verlaging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈlaxɪŋ] Verbuigingen: verlaging|en (meerv.) |
vermindering
Voorbeelden: `prijsverlaging`, `verlaging van de bloeddruk` Antoniem: verhoging |
|
verlakken
werkw. Uitspraak: [vər'lɑkə(n)] Verbuigingen: verlakte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bedriegen
Voorbeeld: `Hij heeft me verlakt, dat vergeef ik hem nooit.` Synoniem: bedotten |
|
verlammen
werkw. Uitspraak: [vərˈlɑmə(n)] Verbuigingen: verlamde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlamd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
lam maken
Voorbeeld: `een verlammende angst` Synoniem: paralyseren |
|
verlamd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈlɑmt] |
als je (een lichaamsdeel) niet kunt bewegen omdat de spieren of zenuwen niet functioneren
Voorbeelden: `na een ongeluk verlamd raken aan beide benen`, `verlamd van angst` Synoniem: lam |
|
de verlamming
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈlɑmɪŋ] Verbuigingen: verlamming|en (meerv.) |
verlies van het vermogen je ledematen te bewegen
Voorbeeld: `eenzijdige/enkelzijdige verlamming na een herseninfarct` |
|
I het verlangen
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈlɑŋə(n)] Verbuigingen: verlangen|s (meerv.) |
heftige behoefte aan iets
Voorbeeld: `seksuele verlangens` Synoniem: begeerte |
|
branden van verlangen
|
(heel erg graag iets willen)
|
|
II verlangen
werkw. Uitspraak: [vərˈlɑŋə(n)] Verbuigingen: verlangde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlangd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
willen hebben
Voorbeeld: `Ik verlang geen wonderen van je.` verlangen naar (grote behoefte hebben aan) `Ik verlang naar de vakantie.` Synoniem: begeren |
|
I verlangen naar
werkw. Uitspraak: [vərˈlɑŋə(n) nar] Verbuigingen: verlangde naar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlangd naar (volt.deelw.) |
grote behoefte hebben
Voorbeeld: `Ik verlang naar de vakantie.` Synoniemen: uitkijken naar, talen naar |
|
verlaten
werkw. Uitspraak: [vərˈlatə(n)] Verbuigingen: verliet (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weggaan van iets of iemand
Synoniem: in de steek laten |
|
van God en iedereen verlaten
|
(helemaal alleen)
|
|
verlatenheid
zelfst.naamw. |
een toestand van door allen verlaten zijn Voorbeeld: `Dat deel van de Kalahari straalt een overweldigende verlatenheid uit. `
|
|
verleasen
werkw. Afbreekpatroon: ver - 'lea - sen Herkomst: «Engels Verbuigingen: verleaste/ verleasde, verleasete/ verleasede (verl.tijd ) Verbuigingen: verleast/ verleasd, verleaset/ verleased (volt.deelw.) |
verhuren handel
Voorbeeld: `na het deels ruimen van de veestapel het overschot aan melkquotum verleasen` |
|
I het verleden
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈledə(n)] |
tijd die voorbij is
Voorbeeld: `een roemrijk verleden` Antoniemen: toekomst, heden, |
|
breken met het verleden
|
(het verleden vergeten en de dingen voortaan anders doen)
|
|
een verleden hebben
|
(vroeger ongunstige dingen hebben gedaan of meegemaakt hebben)
|
|
II verleden
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈledə(n)] |
vorig
Voorbeeld: `verleden week` Antoniem: komend Synoniem: vroeger |
|
Dat is verleden tijd.
|
(dat is voor altijd voorbij)
|
|
verleden deelwoord
zelfst.naamw. |
vorm van het werkwoord die gebruikt wordt om de voltooide tijden te vormen en als bijvoeglijk naamwoord op aan te geven dat de actie van het werkwoord vooitooid is
|
|
verlijden
werkw. Uitspraak: [vər'lɛidə(n)] Verbuigingen: verleed (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verleden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een officieel document) opstellen, laten ondertekenen en geldig verklaren juridisch
Voorbeeld: `Notarissen hebben de bevoegdheid om aktes te verlijden.` |
|
verlenen
werkw. Uitspraak: [vərˈlenə(n)] Verbuigingen: verleende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verleend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets dat je niet kunt aanraken) geven
Voorbeelden: `toestemming verlenen`, `hulp verlenen aan de oorlogsslachtoffers`, `iemand gastvrijheid verlenen` Synoniemen: verschaffen, schenken |
|
verleren
werkw. Uitspraak: [vərˈlerə(n)] Verbuigingen: verleerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verleerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet meer kunnen wat je ooit hebt gekund
Voorbeeld: `Zwemmen verleer je nooit.` |
|
verleggen
werkw. Uitspraak: [vər'lɛxə(n)] Verbuigingen: verlegde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een andere plek leggen
Voorbeeld: `Vanwege het nieuwbouwproject gaat de gemeente alle leidingen verleggen.` Synoniem: verplaatsen |
|
je grenzen verleggen
|
(verder komen dan nu het geval is) `Door te reizen verbreed je je horizon en verleg je je grenzen.`
|
|
verleiden
werkw. Uitspraak: [vərˈlɛidə(n)] Verbuigingen: verleidde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verleid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand) overhalen tot iets wat hij of zij eigenlijk niet wil of mag
Voorbeeld: `de gasten verleiden tot een tweede portie` 2) tot seks overhalen Voorbeeld: `Zij verleidde hem door hem zwoele blikken toe te werpen.` |
|
verleidelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈlɛidələk] |
waardoor je gemakkelijk te verleiden bent
Voorbeelden: `Het is heel verleidelijk om illegaal muziek te downloaden.`, `een zwaar gesluierde vrouw die verleidelijk haar ogen naar hem opslaat`, `verleidelijke gebakjes` Synoniem: aanlokkelijk |
|
de verleiding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈlɛidɪŋ] Verbuigingen: verleiding|en (meerv.) |
keer dat je verleidt of verleidt wordt
Voorbeelden: `de verleiding niet kunnen weerstaan`, `Wie macht heeft, staat bloot aan de verleiding die macht te misbruiken.` |
|
verlengen
werkw. Uitspraak: [vərˈlɛŋə(n)] Verbuigingen: verlengde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlengd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) langer maken
Voorbeeld: `een rok verlengen` 2) langer laten duren Voorbeeld: `je paspoort verlengen` |
|
het verlengde
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈlɛŋdə] |
in het verlengde liggen van
(de voortzetting zijn van iets) `De brug ligt in het verlengde van de Dorpsstraat.` |
|
in het verlengde liggen van
|
(de voortzetting zijn van iets) `De brug ligt in het verlengde van de Dorpsstraat.`
|
|
verlengen
werkw. Uitspraak: [vərˈlɛŋə(n)] Verbuigingen: verlengde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlengd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) langer maken
Voorbeeld: `een rok verlengen` 2) langer laten duren Voorbeeld: `je paspoort verlengen` |
|
de verlenging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈlɛŋɪŋ] Verbuigingen: verlenging|en (meerv.) |
1) keer dat je verlengt
Voorbeeld: `verlenging van de missie` 2) extra speeltijd in een wedstrijd sport Voorbeeld: `een doelpunt scoren in de verlenging` |
|
verleppen
werkw. Uitspraak: [vər'lɛpə(n)] Verbuigingen: verlepte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verlept (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
slap worden
Voorbeelden: `Na de vakantie vonden we onze planten verlept terug.`, `Ooit was ze een schoonheid, nu ziet ze er verlept uit.` Synoniem: verwelken |
|
verlicht
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'lɪxt] |
1) goed zichtbaar doordat er licht op valt
Voorbeeld: `Kijk goed uit, want het tuinpad is niet verlicht.` 2) met vernieuwende denkbeelden en zonder vooroordelen Voorbeeld: `een verlicht politicus` Synoniem: ruimdenkend |
|
verlichten
werkw. Uitspraak: [vərˈlɪxtə(n)] Verbuigingen: verlichtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) minder zwaar maken
Voorbeelden: `de lasten verlichten`, `de pijn verlichten` 2) van licht voorzien Voorbeeld: `het podium met felle lampen verlichten` |
|
de verlichting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈlɪxtɪŋ] Verbuigingen: verlichting|en (meerv.) |
1) installatie om iets te verlichten
Voorbeelden: `de verlichting dimmen`, `straatverlichting` 2) vermindering van de moeilijkheid Voorbeeld: `verlichting van de exameneisen` |
|
verliefd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈlift] |
met het gevoel heel veel van iemand te houden, altijd bij hem of haar te willen zijn en met hem of haar te willen vrijen
Voorbeeld: `iemand verliefd aankijken` |
|
tot over je oren verliefd zijn op iemand
|
(iemand heel erg lief vinden)
|
|
smoorverliefd
|
(heel erg verliefd)
|
|
de verliefdheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'lifthɛit] Verbuigingen: verliefd|heden (meerv.) |
gevoel verliefd te zijn
Voorbeeld: `Bij verliefdheid kun je aan niets anders denken dan aan die ene persoon.` |
|
de verliefdheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'lifthɛit] Verbuigingen: verliefd|heden (meerv.) |
gevoel verliefd te zijn
Voorbeeld: `Bij verliefdheid kun je aan niets anders denken dan aan die ene persoon.` |
|
I verlopen
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈlopə(n)] |
als iets of iemand er armoedig en verwaarloosd uit ziet
Voorbeeld: `Sinds hij weer drinkt, ziet hij er weer zo verlopen uit.` Synoniemen: sjofel, haveloos |
|
II verlopen
werkw. Uitspraak: [vərˈlopə(n)] Verbuigingen: verliep (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verlopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) voorbijgaan
Voorbeeld: `de jaren zijn snel verlopen` Synoniem: verstrijken 2) geldigheid verliezen Voorbeeld: `Mijn paspoort is verlopen.` Synoniem: vervallen 3) zich ontwikkelen Voorbeeld: `Het herstel verloopt voorspoedig.` Synoniemen: zich afspelen, gaan, lopen |
|
het verlies
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈlis] Verbuigingen: ver|liezen (meerv.) |
1) keer dat je iets kwijtraakt
2) keer dat je verslagen wordt 3) dat wat je hebt verloren Voorbeelden: `Zijn dood is een groot verlies voor de wetenschap.`, `winst en verlies`, `een verlies van een paar duizend euro` Voorbeeld: `het verlies van je portemonnee` |
|
slechte tegen je verlies kunnen
|
(in een slecht humeur raken als je een wedstrijd of spel niet wint)
|
|
verliesgevend
bijv.naamw. Uitspraak: [vərlis'xevənt] |
wat maakt dat je er geld aan kwijtraakt
Voorbeelden: `een verliesgevend bedrijf`, `verliesgevende aandelen` |
|
het verliespunt
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'lispʏnt] Verbuigingen: verliespunt|en (meerv.) |
aftrekpunt voor de totaalscore
Voorbeelden: `Ondanks drie verliespunten, bleek hij toch de hoogste score te hebben behaald.`, `In de berekening van eindcijfer voor het examen telt een 5 als één verliespunt, een 4 als twee verliespunten etc.` Antoniem: winstpunt Synoniem: minpunt |
|
verliezen
werkw. Uitspraak: [vərˈlizə(n)] Verbuigingen: verloor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is verloren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) niet meer hebben wat je eerst wel had
2) verslagen worden Voorbeelden: `In 1815 verloor Napoleon de slag bij Waterloo.`, `Als ik met mijn zoon dam, verlies ik altijd.` Antoniem: winnen Voorbeelden: `Ik heb mijn sleutels verloren.`, `verloren en gevonden voorwerpen`, `je kalmte verliezen` Antoniem: vinden Synoniem: kwijtraken |
|
verliezen op de verkoop van je huis
|
(je huis voor minder verkopen dan je er zelf voor hebt betaald)
|
|
verlaten
werkw. Uitspraak: [vərˈlatə(n)] Verbuigingen: verliet (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weggaan van iets of iemand
Synoniem: in de steek laten |
|
van God en iedereen verlaten
|
(helemaal alleen)
|
|
verliezen
werkw. Uitspraak: [vərˈlizə(n)] Verbuigingen: verloor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is verloren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) niet meer hebben wat je eerst wel had
Voorbeelden: `Ik heb mijn sleutels verloren.`, `verloren en gevonden voorwerpen`, `je kalmte verliezen` Antoniem: vinden Synoniem: kwijtraken verliezen op de verkoop van je huis (je huis voor minder verkopen dan je er zelf voor hebt betaald) 2) verslagen worden Voorbeelden: `In 1815 verloor Napoleon de slag bij Waterloo.`, `Als ik met mijn zoon dam, verlies ik altijd.` Antoniem: winnen |
|
verliezen op de verkoop van je huis
|
(je huis voor minder verkopen dan je er zelf voor hebt betaald)
|
|
de verliezer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vərˈlizər] Verbuigingen: verliezer|s (meerv.) |
iemand die verliest
|
|
een slechte verliezer zijn
|
(niet tegen je verlies kunnen)
|
|
verlijden
werkw. Uitspraak: [vər'lɛidə(n)] Verbuigingen: verleed (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verleden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een officieel document) opstellen, laten ondertekenen en geldig verklaren juridisch
Voorbeeld: `Notarissen hebben de bevoegdheid om aktes te verlijden.` |
|
verlijeren
werkw. |
[scheepvaart] naar de lijzijde afdrijven, door de wind in de lij-richting afgeduwd worden Voorbeeld: `Zonder zwaard zal een platbodem snel verlijeren. `
|
|
verlijering
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] de mate waarin een zeilschip door de wind naar lijzijde weggezet wordt
|
|
verlinken
werkw. Uitspraak: [vər'lɪŋkə(n)] Verbuigingen: verlinkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlinkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bewerkstelligen dat ontdekt wordt wat iemand fout heeft gedaan door hem of haar te verraden informeel
Voorbeeld: `Bij zijn arrestatie wilde de heler weten wie hem verlinkt had.` Synoniemen: verraden, verlakken, erbij lappen |
|
verloederen
werkw. Uitspraak: [vərˈludərə(n)] Verbuigingen: verloederde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verloederd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
steeds slechter, viezer en lelijker worden
Voorbeeld: `De wijk verloedert als de huizen niet snel worden opgeknapt.` Synoniemen: verslonzen, vervallen |
|
het verlof
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈlɔf] Verbuigingen: ver|loven (meerv.) |
1) toestemming
Voorbeeld: `verlof krijgen om eerder naar huis te gaan` 2) vrije dagen Voorbeelden: `onbetaald verlof`, `zwangerschapsverlof`, `ouderschapsverlof` |
|
de verlofdag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'lɔvdɑx] Verbuigingen: verlofdag|en (meerv.) |
vrije dag die van het aantal vakantiedagen afgetrokken wordt
Voorbeeld: `Nederlandse werknemers hebben gemiddeld meer verlofdagen dan werknemers in andere Europese landen.` Synoniem: vakantiedag |
|
de verlofregeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'lɔfrexəlɪŋ] Verbuigingen: verlofregeling|en (meerv.) |
afspraak over het aantal vakantiedagen per jaar tussen een werkgever en een werknemer
Voorbeeld: `Werknemers vinden een goede verlofregeling vaak belangrijker dan een hoog salaris.` |
|
verlokken
werkw. |
tot kwaad brengen Voorbeeld: `Hij verlokte de kinderen met zijn verhaaltjes. `
|
|
verlonen
werkw. Afbreekpatroon: ver - lo - nen Verbuigingen: verloonde (verl.tijd ) Verbuigingen: heeft verloond (volt.deelw.) |
1) als mensen met een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) een arbeidsovereenkomst krijgen via een re-integratiebureau. Arbeid
Synoniem: Loon voor uitkering 2) Het uit handen geven van de salarisadministratie aan een payrollonderneming Arbeid Synoniem: Payrolling 3) het uitbesteden van alle administratieve taken van personeel |
|
verloochenen
werkw. Uitspraak: [vərˈloxənə(n)] Verbuigingen: verloochende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verloochend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
net doen alsof je niets te maken hebt met (iets dat of iemand die belangrijk voor je is)
Voorbeeld: `je principes verloochenen` Synoniemen: afvallen, verraden |
|
zich verloven
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈlovə(n)] Verbuigingen: verloofde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verloofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
officieel beloven dat je met elkaar gaat trouwen
|
|
de verloofde
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vərˈlovdə] Verbuigingen: verloofde|s (meerv.) |
persoon met wie je gaat trouwen
Synoniem: aanstaande |
|
zich verloven
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈlovə(n)] Verbuigingen: verloofde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verloofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
officieel beloven dat je met elkaar gaat trouwen
|
|
verlonen
werkw. Afbreekpatroon: ver - lo - nen Verbuigingen: verloonde (verl.tijd ) Verbuigingen: heeft verloond (volt.deelw.) |
1) als mensen met een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) een arbeidsovereenkomst krijgen via een re-integratiebureau. Arbeid
Synoniem: Loon voor uitkering 2) Het uit handen geven van de salarisadministratie aan een payrollonderneming Arbeid Synoniem: Payrolling 3) het uitbesteden van alle administratieve taken van personeel |
|
het verloop
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈlop] |
1)
Voorbeeld: `het verloop van de oorlog` 2) geleidelijke versmalling Voorbeeld: `met een verloop van ongeveer twee centimeter per meter` |
|
het natuurlijk verloop onder het personeel
|
(de wisseling van werknemers door overlijden, verhuizing en pensioen)
|
|
I verlopen
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈlopə(n)] |
als iets of iemand er armoedig en verwaarloosd uit ziet
Voorbeeld: `Sinds hij weer drinkt, ziet hij er weer zo verlopen uit.` Synoniemen: sjofel, haveloos |
|
II verlopen
werkw. Uitspraak: [vərˈlopə(n)] Verbuigingen: verliep (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verlopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) voorbijgaan
Voorbeeld: `de jaren zijn snel verlopen` Synoniem: verstrijken 2) geldigheid verliezen Voorbeeld: `Mijn paspoort is verlopen.` Synoniem: vervallen 3) zich ontwikkelen Voorbeeld: `Het herstel verloopt voorspoedig.` Synoniemen: zich afspelen, gaan, lopen |
|
verloten
werkw. Uitspraak: [vərˈlotə(n)] Verbuigingen: verlootte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verloot (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door het toeval laten bepalen wie iets krijgt
Voorbeeld: `een fiets verloten` |
|
verloren
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈlorə(n)] |
1) weg
2) eenzaam en zonder doel Voorbeeld: `Er op het feestje een beetje zielig en verloren bij zitten.` Voorbeeld: `voor eeuwig verloren` Synoniem: kwijt |
|
verloren gaan
|
(voorgoed verdwijnen) `Door de bosbranden zijn de klassieke tempels bijna verloren gegaan.`
|
|
verlossen
werkw. Uitspraak: [vərˈlɔsə(n)] Verbuigingen: verloste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlost (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uit een hachelijke positie bevrijden
Voorbeeld: `een vis uit het net verlossen` |
|
de verloskunde
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈlɔskʏndə] |
onderdeel van de geneeskunde dat zich bezighoudt met zwangerschap en geboorte
Synoniem: obstetrie |
|
verloskundig
bijv.naamw. |
wat betreft de verloskunde
Voorbeeld: `De verloskundige hulp was al geregeld. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verloskundig in de tweede betekenis erin. ` |
|
de verloskundige
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vərlɔsˈkʏndəxə] Verbuigingen: verloskundige|n (meerv.) |
iemand die een vrouw tijdens de zwangerschap en de bevalling begeleidt
Voorbeeld: `regelmatige controle door de verloskundige` Synoniem: vroedvrouw |
|
de verloskundige
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vərlɔsˈkʏndəxə] Verbuigingen: verloskundige|n (meerv.) |
iemand die een vrouw tijdens de zwangerschap en de bevalling begeleidt
Voorbeeld: `regelmatige controle door de verloskundige` Synoniem: vroedvrouw |
|
verlossen
werkw. Uitspraak: [vərˈlɔsə(n)] Verbuigingen: verloste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlost (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uit een hachelijke positie bevrijden
Voorbeeld: `een vis uit het net verlossen` |
|
Verlosser
zelfst.naamw. |
Jezus Christus
|
|
verlossing
zelfst.naamw. |
[religie] de bevrijding van de gevolgen van de zonden van de mens door het geloof in Jesus Voorbeeld: `De kruisdood op Golgotha bracht ons allen de verlossing. `
|
|
verloten
werkw. Uitspraak: [vərˈlotə(n)] Verbuigingen: verlootte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verloot (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door het toeval laten bepalen wie iets krijgt
Voorbeeld: `een fiets verloten` |
|
zich verloven
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈlovə(n)] Verbuigingen: verloofde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verloofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
officieel beloven dat je met elkaar gaat trouwen
|
|
de verloving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈlovɪŋ] Verbuigingen: verloving|en (meerv.) |
belofte dat je met elkaar gaat trouwen
Voorbeeld: `je verloving vieren met een groot tuinfeest` |
|
de verlovingsring
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'lovɪŋsrɪŋ] Verbuigingen: verlovingsring|en (meerv.) |
1) gladde gouden of zilveren ring die partners elkaar geven bij een verloving of huwelijk
Voorbeeld: `De verlovingsringen lagen opeen pluchen kussentje klaar.` Synoniem: trouwring 2) mooi versierde ring met steen die de aanstaande bruidegom aan zijn partner geeft wanneer hij haar ten huwelijk vraagt |
|
verluchten
werkw. Uitspraak: [vər'lʏxtə(n)] Verbuigingen: verluchtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verlucht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een tekst of boek aantrekkelijker maken met illustraties
Voorbeeld: `Middeleeuwse handschriften werden vaak verlucht met miniatuurschilderingen.` Synoniem: versieren |
|
verluiden
werkw. Uitspraak: [vər'lœydə(n)] Verbuigingen: verluidde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verluid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
horen verluiden
(vagelijk vernemen) `Ik heb horen verluiden dat je gaat trouwen, klopt dat?` naar verluidt (volgens horen zeggen) `Naar verluidt wordt hij de nieuwe directeur.` |
|
verluidt
Uitspraak: [vərˈlœyt] |
Naar verluidt
(volgens wat er wordt gezegd) `Naar verluidt wordt hij de nieuwe directeur.` |
|
Naar verluidt
|
(volgens wat er wordt gezegd) `Naar verluidt wordt hij de nieuwe directeur.`
|
|
het vermaak
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈmak] |
amusement
Voorbeeld: `zorgeloos vermaak` |
|
vermaken
werkw. Uitspraak: [vərˈmakə(n)] Verbuigingen: vermaakte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) amuseren
Voorbeelden: `De clown vermaakt de kinderen met malle grappen.`, `Maak je over mij maar geen zorgen, ik vermaak me wel.` Antoniem: vervelen Synoniemen: entertainen, onderhouden 2) per testament laten erven Voorbeeld: `Mijn grootmoeder heeft mij haar gouden broche vermaakt.` Synoniem: legateren 3) (kleding) veranderen Voorbeeld: `Mijn oude jas vermaken voor mijn dochter.` |
|
vermalen
werkw. Uitspraak: [vər'malə(n)] Verbuigingen: vermaalde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermalen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uiteen doen vallen door het te pletten
Voorbeelden: `Een graanmolen vermaalt graankorrels tot meel.`, `Ouders die gaan scheiden moeten hun ruzies niet over de hoofden van de kinderen heen uitvechten als ze niet willen dat hun kinderen daarin vermalen worden.` Synoniem: fijnmalen |
|
vermanen
werkw. Uitspraak: [vərˈmanə(n)] Verbuigingen: vermaande (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermaand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand streng zeggen dat hij of zij iets anders en beter moet doen
Voorbeeld: `de drukke kinderen vermanend toespreken` Synoniem: berispen |
|
vermaard
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈmart] |
zeer bekend en gewaardeerd
Voorbeeld: `een interview met de vermaarde dirigent` Synoniemen: beroemd, befaamd |
|
vermageren
werkw. Uitspraak: [vərˈmaxərə(n)] Verbuigingen: vermagerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vermagerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
mager worden
Voorbeeld: `Door de ziekte is zij sterk vermagerd.` Synoniem: afvallen |
|
vermakelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈmakələk] |
als je om iets moet lachen
Voorbeeld: `een vermakelijke film` Antoniemen: saai, vervelend, Synoniemen: amusant, grappig |
|
vermakelijkheidsbelasting
zelfst.naamw. |
een gemeentebelasting op vermakelijkheden Voorbeeld: `Tot onze teleurstelling werd er vermakelijkheidsbelasting op gerekend. `
|
|
vermaken
werkw. Uitspraak: [vərˈmakə(n)] Verbuigingen: vermaakte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) amuseren
Voorbeelden: `De clown vermaakt de kinderen met malle grappen.`, `Maak je over mij maar geen zorgen, ik vermaak me wel.` Antoniem: vervelen Synoniemen: entertainen, onderhouden 2) per testament laten erven Voorbeeld: `Mijn grootmoeder heeft mij haar gouden broche vermaakt.` Synoniem: legateren 3) (kleding) veranderen Voorbeeld: `Mijn oude jas vermaken voor mijn dochter.` |
|
vermaledijd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərmalə'dɛit] |
dit zeg je als je iets of iemand vervloekt>
Voorbeeld: `De dijken langs de grote rivieren worden op zondagen steevast door vermaledijde motoren onveilig gemaakt.` Antoniem: gebenedijd Synoniemen: vervloekt, verwenst |
|
vermalen
werkw. Uitspraak: [vər'malə(n)] Verbuigingen: vermaalde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermalen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uiteen doen vallen door het te pletten
Voorbeelden: `Een graanmolen vermaalt graankorrels tot meel.`, `Ouders die gaan scheiden moeten hun ruzies niet over de hoofden van de kinderen heen uitvechten als ze niet willen dat hun kinderen daarin vermalen worden.` Synoniem: fijnmalen |
|
vermanen
werkw. Uitspraak: [vərˈmanə(n)] Verbuigingen: vermaande (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermaand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand streng zeggen dat hij of zij iets anders en beter moet doen
Voorbeeld: `de drukke kinderen vermanend toespreken` Synoniem: berispen |
|
vermarkten
werkw. Uitspraak: [vər'mɑrktə(n)] Verbuigingen: vermarktte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermarkt (volt.deelw.) |
geschikt maken om te gaan verkopen
Voorbeelden: `Vooraf marktonderzoek doen is nodig om een product succesvol te kunnen vermarkten.`, `moeite doen om de kennis van Rijkswaterstaat meer te vermarkten` |
|
vermijden
werkw. Uitspraak: [vərˈmɛidə(n)] Verbuigingen: vermeed (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermeden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voorkomen dat iets (je) gebeurt
Voorbeeld: `Probeer ruzie te vermijden.` |
|
vermeend
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈment] |
zoals verondersteld wordt
|
|
de vermeende dader van de moord
|
(de persoon waarvan men denkt dat hij of zij de moord heeft gepleegd)
|
|
vermeerderen
werkw. Uitspraak: [vər'merdərə(n)] Verbuigingen: vermeerderde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermeerderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
groter in aantal maken of laten worden
Voorbeelden: `Voor de mouw vermeerder je het aantal breisteken met twee per twee naalden.`, `een gewas vermeerderen` Antoniem: verminderen Synoniem: vermenigvuldigen (1) |
|
de vermeerdering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'merdərɪŋ] Verbuigingen: vermeerdering|en (meerv.) |
het groter in aantal maken of worden
Voorbeeld: `Het virus kenmerkt zich door een razendsnelle vermeerdering.` Antoniem: vermindering Synoniem: toename |
|
vermeerderen
werkw. Uitspraak: [vər'merdərə(n)] Verbuigingen: vermeerderde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermeerderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
groter in aantal maken of laten worden
Voorbeelden: `Voor de mouw vermeerder je het aantal breisteken met twee per twee naalden.`, `een gewas vermeerderen` Antoniem: verminderen Synoniem: vermenigvuldigen (1) |
|
vermijden
werkw. Uitspraak: [vərˈmɛidə(n)] Verbuigingen: vermeed (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermeden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voorkomen dat iets (je) gebeurt
Voorbeeld: `Probeer ruzie te vermijden.` |
|
zich vermeien
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'mɛijə(n)] Verbuigingen: vermeide zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich vermeid (volt.deelw.) |
op een aangename manier de tijd doorbrengen ouderwets
Voorbeeld: `Het picknickende gezelschap op het schilderij lijkt zich aardig te vermeien.` Synoniemen: zich vermaken, aangenaam verpozen |
|
vermelden
werkw. Uitspraak: [vərˈmɛldə(n)] Verbuigingen: vermeldde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
officieel noemen
Voorbeeld: `Vermeld ook waar u Nederlands heeft gestudeerd.` Synoniem: melden |
|
de vermelding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈmɛldɪŋ] Verbuigingen: vermelding|en (meerv.) |
keer dat je iets vermeldt
|
|
eervolle vermelding
|
(onderscheiding zonder dat je een prijs krijgt)
|
|
vermengen
werkw. Uitspraak: [vər'mɛŋə(n)] Verbuigingen: vermengde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermengd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van twee of meer elementen één geheel maken
Voorbeelden: `vloeistoffen vermengen`, `plantensoorten vermengen` Synoniem: mixen |
|
I vermenigvuldigen
werkw. Uitspraak: [vərˈmenəxfʏldəxə(n)] Verbuigingen: vermenigvuldigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermenigvuldigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) meer exemplaren van iets maken
Voorbeeld: `Wil je deze notulen vijf keer vermenigvuldigen?` 2) het ene getal net zo vaak bij zichzelf optellen als het andere getal aangeeft (bijv. 4 x 6) Voorbeeld: `Als je vier met zes vermenigvuldigt krijg je vierentwintig als uitkomst.` |
|
II zich vermenigvuldigen
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈmenəxfʏldəgə(n)] Verbuigingen: vermenigvuldigde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich vermenigvuldigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
veel meer worden
Voorbeeld: `Als je vlees goed invriest, vermenigvuldigen de bacteriën zich niet zo gemakkelijk.` |
|
vermenigvuldiging
zelfst.naamw. |
[wiskunde] een vermeerdering tot een veelvoud van het oorspronkelijke aantal
Voorbeeld: `De tafels van vermenigvuldiging zijn belangrijk om te kennen. ` een voortplanting Voorbeeld: `De vermenigvuldiging kon enkel gestopt worden door de dieren te castreren/steriliseren. ` |
|
vermenigvuldigingsfactor
zelfst.naamw. |
een getal waarmee vermendigvuldigd dient te worden Voorbeeld: `De vermenigvuldigingsfactor was het getal 5. `
|
|
vermetel
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈmetəl] |
heel erg dapper, bijna overmoedig
Voorbeeld: `De hardloper vatte het vermetele plan op om in één jaar niet minder dan vijftig marathons te lopen.` Synoniemen: koen, stoutmoedig |
|
vermijden
werkw. Uitspraak: [vərˈmɛidə(n)] Verbuigingen: vermeed (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermeden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voorkomen dat iets (je) gebeurt
Voorbeeld: `Probeer ruzie te vermijden.` |
|
vermiljoen
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛrmɪl'jun] |
1) rode kleur, zoals het rood in de Nederlandse vlag
Voorbeeld: `een vermiljoenkleurige lippenstift` 2) rode kleurstof die bestaat uit kwiksulfide Voorbeeld: `Zestiende-eeuwse drukkers gebruikten vermiljoen om rode inkt te maken.` |
|
verminderen
werkw. Uitspraak: [vərˈmɪndərə(n)] Verbuigingen: verminderde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) minder maken
Verbuigingen: heeft verminderd (volt.deelw.) Voorbeeld: `De directie verminderde het aantal werknemers in vaste dienst.` Synoniem: reduceren 2) minder worden Verbuigingen: is verminderd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Hun aantal is drastisch verminderd.` Synoniem: afnemen |
|
de vermindering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'mɪndərɪŋ] Verbuigingen: vermindering|en (meerv.) |
het minder talrijk maken of worden
Voorbeelden: `Door bezuinigingen wisten we een flinke vermindering in de kosten te bereiken.`, `Ik wil tien kilo afvallen, een vermindering van 20 procent.` Antoniem: vermeerdering Synoniem: afname |
|
verminken
werkw. Uitspraak: [vərˈmɪŋkə(n)] Verbuigingen: verminkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verminkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(blijvende) lichamelijke schade toebrengen
Voorbeeld: `De oorlog heeft hem verminkt: hij zal altijd mank lopen.` |
|
vermist
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈmɪst] |
verdwenen en gezocht
Voorbeeld: `De Dwaze Moeders willen opheldering over het lot van hun vermiste kinderen.` |
|
vermiste
zelfst.naamw. |
iemand waarvan het niet zeker is wat ermee gebeurd is tijdens een ongeval, gevecht of andere tijd van levensgevaar Voorbeeld: `Een woordvoerder van de eigenaar van de elektriciteitscentrale bevestigde de acht doden maar zei dat er zeven gewonden waren gevallen. Hij noemde geen aantallen vermisten. `
|
|
vermoeden
werkw. Uitspraak: [vərˈmudə(n)] Verbuigingen: vermoedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
denken dat iets waarschijnlijk zo is
Voorbeelden: `Ik vermoed dat hij een uurtje later komt.`, `Dat weet ik niet zeker, dat kan ik alleen maar vermoeden.` |
|
vermoedelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈmudələk] |
zoals vermoed wordt
Voorbeelden: `de vermoedelijke dader`, `Hij komt vermoedelijk een uurtje later.` Synoniemen: waarschijnlijk, vermeend |
|
vermoeien
werkw. Uitspraak: [vərˈmujə(n)] Verbuigingen: vermoeide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermoeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
moe maken
Voorbeeld: `Het trappen lopen vermoeit mijn oma te veel.` Synoniem: afmatten |
|
vermoeid
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈmujt] |
moe
Voorbeeld: `Als ik lang achter de computer zit, raken mijn ogen vermoeid.` |
|
de vermoeidheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈmujthɛit] |
keer dat je vermoeid bent
Voorbeeld: `Na twee slapeloze nachten breekt de vermoeidheid mij op.` Synoniem: moeheid |
|
vermoeiend
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'mujənt] |
waar je moe van wordt
Voorbeelden: `vermoeiend werk`, `een vermoeiende klas` |
|
het vermogen
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈmoxə(n)] Verbuigingen: vermogen|s (meerv.) |
1) bezittingen
Voorbeeld: `Zijn vermogen wordt geschat op meer dan vijf miljoen euro.` Synoniem: rijkdom 2) dat wat iemand of iets kan Voorbeelden: `doen wat in je vermogen ligt`, `motorvermogen` Antoniem: onvermogen Synoniemen: kunnen, potentie, capaciteit |
|
naar mijn beste vermogen
|
(zo goed als ik kan)
|
|
vermogend
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'moxənt] |
in het bezit van veel geld en goed
Voorbeeld: `een vermogende familie` Synoniemen: rijk, bemiddeld |
|
de vermogensbelasting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'moxənsbəlɑstɪŋ] |
directe belasting die berekend wordt over iemands bezittingen
Voorbeeld: `Rijke mensen hopen op een lage vermogensbelasting.` |
|
het vermogensdelict
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'moxə(n)zdəlɪkt] Verbuigingen: vermogensdelict|en (meerv.) |
misdrijf waarbij geld wordt buitgemaakt
Voorbeelden: `Het merendeel van de criminaliteit betreft vermogensdelicten.`, `Diefstal en fraude zijn vermogensdelicten.` |
|
vermogenselektronica
zelfst.naamw. |
[elektronica] is de wetenschap waarbij de energietechniek en de elektronica samenkomen.
|
|
vermogensmarkt
zelfst.naamw. |
[economie] is de markt waarop vermogenstitels worden verhandeld in ruil voor geld.
|
|
vermolmen
werkw. |
zacht worden door een proces van verrotting
Voorbeeld: `Het hout van de drempel is gedeeltelijk vermolmd. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het vermolmen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
zich vermommen
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈmɔmə(n)] Verbuigingen: vermomde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich vermomd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je uiterlijk zó veranderen en je zó verkleden dat niemand je herkent
Voorbeeld: `Op het feestje vermomden de kinderen zich als heksen of tovenaars.` Synoniem: verkleden (2) |
|
de vermomming
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈmɔmɪŋ] Verbuigingen: vermomming|en (meerv.) |
1) keer dat je je vermomt
Voorbeeld: `Tussen de scènes heeft hij steeds maar een paar minuten voor zijn vermomming.` 2) kleding en andere dingen die je gebruikt om je te vermommen Voorbeeld: `Een valse baard, pruik en snor maken deel uit van de vermomming.` |
|
vermoorden
werkw. Uitspraak: [vərˈmordə(n)] Verbuigingen: vermoordde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een mens) opzettelijk doden
Voorbeeld: `iemand vermoorden met een mes` |
|
vermorzelen
werkw. Uitspraak: [vər'mɔrzələ(n)] Verbuigingen: vermorzelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermorzeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
helemaal in stukken slaan of verpletteren
Voorbeeld: `een insect onder je voet vermorzelen` |
|
vermurwen
werkw. Uitspraak: [vərˈmʏrwə(n)] Verbuigingen: vermurwde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vermurwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand minder streng maken zodat hij of zij makkelijk is over te halen
Voorbeeld: `Als mijn vader een slechte bui heeft, is hij niet te vermurwen.` |
|
vernachelen
werkw. Uitspraak: [vər'nɑxələ(n)] Verbuigingen: vernachelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vernacheld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bedriegen informeel
Voorbeeld: `Je koopt iets via Marktplaats en het wordt gewoon niet opgestuurd, wat voel je je dan vernacheld.` Synoniemen: belazeren, verlakken |
|
vernagelen
werkw. |
[ov], [metaalbewerking] een paard voorzien van een hoefijzer middels hoefnagels Voorbeeld: `Ik moet dat andere paard nog vernagelen. `
|
|
vernemen
werkw. Uitspraak: [vərˈnemə(n)] Verbuigingen: vernam (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vernomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
te weten komen formeel
Voorbeeld: `Via mijn broer heb ik vernomen dat hij een andere baan heeft gevonden.` Synoniem: kennis nemen |
|
vernauwen
werkw. Uitspraak: [vər'nɑuwə(n)] Verbuigingen: vernauwde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is vernauwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
smaller maken of worden
Voorbeeld: `Haar eileiders zijn vernauwd, daardoor kan ze waarschijnlijk geen kinderen krijgen.` |
|
de vernauwing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'nɑuwɪŋ] Verbuigingen: vernauwing|en (meerv.) |
waar iets smaller is gemaakt of is geworden
Voorbeeld: `Verderop komt er een vernauwing in de weg.` |
|
vernederen
werkw. Uitspraak: [vərˈnedərə(n)] Verbuigingen: vernederde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vernederd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand zó behandelen dat hij of zij zich minder voelt dan jij
Voorbeeld: `Door zoveel minachting voelde zij zich vernederd.` Synoniem: kleineren |
|
vernederend
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'nedərənt] |
waardoor je je klein en minderwaardig voelt
Voorbeelden: `een vernederende situatie`, `een vernederende opmerking` Synoniemen: kleinerend, beschamend |
|
verneuken
werkw. Uitspraak: [vər'nøkə(n)] Verbuigingen: verneukte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verneukt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een grove manier bedriegen informeel
Voorbeeld: `De supporters waren woedend op de spits die volgens hen de hele wedstrijd verneukt had.` Synoniemen: verlakken, beetnemen |
|
vernielen
werkw. Uitspraak: [vərˈnilə(n)] Verbuigingen: vernielde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vernield (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
helemaal kapotmaken
Voorbeeld: `De storm vernielde hele dorpen.` Synoniem: helemaal stukmaken |
|
de vernieling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'nilɪŋ] Verbuigingen: vernieling|en (meerv.) |
wat kapot gemaakt is
Voorbeeld: `De jongens kregen een taakstraf vanwege vernielingen.` |
|
in de vernieling liggen
|
(lichamelijke of geestelijke zo uitgeput zijn dat je niet meer kunt functioneren)
|
|
vernietigen
werkw. Uitspraak: [vərˈnitəxə(n)] Verbuigingen: vernietigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vernietigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zo kapotmaken dat alles verdwijnt
Voorbeeld: `archieven en oud papier vernietigen` |
|
vernietigend
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈnitəxənt] |
zeer afkeurend
Voorbeelden: `iemand een vernietigende blik toewerpen`, `een vernietigende recensie` |
|
de vernietiging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'nitəxɪŋ] Verbuigingen: vernietiging|en (meerv.) |
1) wat zodanig kapot is gemaakt dat het helemaal is verdwenen
Voorbeelden: `De opgespoorde cocaïne lag klaar voor vernietiging.`, `Hitler was uit op de vernietiging van het Joodse volk.` Synoniem: verdelging 2) ongeldigverklaring juridisch Voorbeeld: `de vernietiging van het vonnis` |
|
vernieuwen
werkw. Uitspraak: [vərˈniwə(n)] Verbuigingen: vernieuwde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vernieuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gedeeltelijk nieuw maken
Voorbeeld: `geheel vernieuwde website` Synoniem: renoveren |
|
de vernieuwing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈniwɪŋ] Verbuigingen: vernieuwing|en (meerv.) |
keer dat je iets vernieuwt
Voorbeelden: `de vernieuwing van de website`, `stedelijke vernieuwing` Antoniem: veroudering Synoniemen: innovatie, renovatie |
|
de vernieuwingsdrang
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vərˈniwɪŋdɑŋ] |
met een sterke neiging om te vernieuwen
Voorbeeld: `Met groot enthousiasme en vernieuwingsdrang begon hij aan zijn eerste bestuurstermijn.` |
|
vernieuwen
werkw. Uitspraak: [vərˈniwə(n)] Verbuigingen: vernieuwde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vernieuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gedeeltelijk nieuw maken
Voorbeeld: `geheel vernieuwde website` Synoniem: renoveren |
|
vernikkelen
werkw. Uitspraak: [vərˈnɪkələ(n)] Verbuigingen: vernikkelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vernikkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verstijven van de kou
Voorbeeld: `Schiet je een beetje op met die jassen, we staan hier te vernikkelen!` Synoniem: verkleumen |
|
vernikkelen
werkw. Uitspraak: [vərˈnɪkələ(n)] Verbuigingen: vernikkelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vernikkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verstijven van de kou
Voorbeeld: `Schiet je een beetje op met die jassen, we staan hier te vernikkelen!` Synoniem: verkleumen |
|
vernissen
werkw. Uitspraak: [vər'nɪsə(n)] Verbuigingen: verniste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevernist (volt.deelw.) |
een beschermende deklaag aanbrengen
Voorbeeld: `Het houtwerk moet nog gevernist worden.` Synoniem: lakken |
|
de (m)/het vernis
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈnɪs] Verbuigingen: vernis|sen (meerv.) |
transparante lak
Voorbeeld: `de boot beschermen met een laag vernis` |
|
vernoemen
werkw. Uitspraak: [vər'numə(n)] Verbuigingen: vernoemde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vernoemd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
dezelfde naam geven
Voorbeeld: `Hij is vernoemd naar zijn vader.` |
|
vernemen
werkw. Uitspraak: [vərˈnemə(n)] Verbuigingen: vernam (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vernomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
te weten komen formeel
Voorbeeld: `Via mijn broer heb ik vernomen dat hij een andere baan heeft gevonden.` Synoniem: kennis nemen |
|
vernuft
zelfst.naamw. Afbreekpatroon: ver - 'nuft |
vindingrijkheid;
inventiviteit Voorbeeld: `Het menselijk vernuft heeft al tot veel ontdekkingen geleid.` |
|
vernuftig
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'nʏftəx] |
slim bedacht
Voorbeeld: `een vernuftig apparaat` Synoniem: vindingrijk |
|
veronachtzamen
werkw. Uitspraak: [vərɔnˈɑx(t)samə(n)] Verbuigingen: veronachtzaamde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft veronachtzaamd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet goed zorgen voor
Voorbeeld: `de veiligheid veronachtzamen` Synoniem: verwaarlozen |
|
veronderstellen
werkw. Uitspraak: [vərɔndərˈstɛlə(n)] Verbuigingen: veronderstelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verondersteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aannemen dat iets zo is
Voorbeeld: `Ik veronderstel dat je weet dat ze haar diploma heeft gehaald?` Synoniemen: uitgaan van, postuleren |
|
de veronderstelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərɔndərˈstɛlɪŋ] Verbuigingen: veronderstelling|en (meerv.) |
dat wat je veronderstelt
Voorbeeld: `van de veronderstelling uitgaan...` Synoniem: aanname |
|
Ik verkeerde in de veronderstelling dat je dat al lang wist
|
(ik dacht dat je dat al lang wist)
|
|
veronderstellen
werkw. Uitspraak: [vərɔndərˈstɛlə(n)] Verbuigingen: veronderstelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verondersteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aannemen dat iets zo is
Voorbeeld: `Ik veronderstel dat je weet dat ze haar diploma heeft gehaald?` Synoniemen: uitgaan van, postuleren |
|
verongelijkt
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈɔnxəlɛikt] |
boos omdat je denkt dat je oneerlijk bent behandeld
Voorbeeld: `De zanger toonde zich zeer verongelijkt na de felle kritiek op zijn show.` Synoniem: verontwaardigd |
|
verongelukken
werkw. Uitspraak: [vərˈɔnxəlʏkə(n)] Verbuigingen: verongelukte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verongelukt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
omkomen door een ongeluk
Voorbeelden: `Tijdens een wandeling in de bergen is hij verongelukt.`, `met de auto verongelukken` |
|
verontreinigen
werkw. Uitspraak: [vərɔntˈrɛinəxə(n)] Verbuigingen: verontreinigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verontreinigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vuilmaken
Voorbeeld: `de zware olie verontreinigde de kusten` Synoniem: vervuilen |
|
de verontreiniging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərɔntˈrɛinəxɪŋ] Verbuigingen: verontreiniging|en (meerv.) |
1) keer dat je verontreinigt
Voorbeelden: `welke stoffen zorgen voor de grootste verontreiniging van het milieu?`, `milieuverontreiniging` Synoniem: vervuiling 2) dat waarmee iets wordt verontreinigd Voorbeeld: `de chemische verontreiniging die is aangetroffen in het slib van de rivier` Synoniem: vuil |
|
verontrusten
werkw. Uitspraak: [vərɔntˈrʏstə(n)] Verbuigingen: verontrustte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verontrust (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ongerust en bang maken
Voorbeeld: `De conflicten aan de grens verontrusten me.` Synoniem: beangstigen |
|
verontrustend
bijv.naamw. Uitspraak: [vərɔntˈrʏstənt] |
als iets je ongerust maakt
Voorbeeld: `Dat kinderen steeds minder buiten spelen vind ik een verontrustende ontwikkeling.` |
|
verontrusten
werkw. Uitspraak: [vÉ™rÉ”ntˈrÊstÉ™(n)] Verbuigingen: verontrustte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verontrust (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ongerust en bang maken
Voorbeeld: `De conflicten aan de grens verontrusten me.` Synoniem: beangstigen |
|
zich verontschuldigen
reflexief werkw. Uitspraak: [vərɔntˈsxʏldəxə(n)] Verbuigingen: verontschuldigde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verontschuldigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeggen dat het je spijt en excuus vragen
Voorbeeld: `je verontschuldigen voor de vertraging` Synoniem: je verontschuldigingen aanbieden |
|
de verontschuldiging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərɔntˈsxʏldəxɪŋ] Verbuigingen: verontschuldiging|en (meerv.) |
dat wat je zegt als je je verontschuldigt
Voorbeeld: `je verontschuldigingen maken/aanbieden |
|
verontwaardigd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərɔntˈwardəxt] |
boos omdat onrecht is gedaan
Voorbeeld: `verontwaardigd over de korting op de salarissen` |
|
de verontwaardiging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərɔntˈwardəxɪŋ] |
boosheid over onrecht
Voorbeeld: `heftige/grote verontwaardiging over de bezuinigingen` |
|
veroordelen
werkw. Uitspraak: [vərˈordelə(n)] Verbuigingen: veroordeelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft veroordeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (in een rechtszaak) een oordeel uitspreken over juridisch
Voorbeeld: `iemand veroordelen tot vijf jaar gevangenisstraf` Synoniemen: berechten, vonnissen 2) afkeuren Voorbeeld: `iemands negatieve gedrag veroordelen` |
|
de veroordeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈordelɪŋ] Verbuigingen: veroordeling|en (meerv.) |
1) uitspraak van een rechter waarin hij of zij iemand schuldig vindt juridisch
Voorbeeld: `een veroordeling voor het gebruik van geweld` 2) afkeuring Voorbeeld: `een strenge veroordeling van het gebruik van geweld` |
|
zich veroorloven
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈorlovə(n)] Verbuigingen: veroorloofde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich veroorloofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
jezelf toestaan zonder er nadeel van te ondervinden
Voorbeeld: `Hij heeft het zo druk dat hij het zich niet kan veroorloven vakantie te nemen.` Synoniem: zich permitteren |
|
Ik kan me zo'n dure auto niet veroorloven.
|
(zo'n dure auto kan ik niet betalen)
|
|
veroorzaken
werkw. Uitspraak: [vərˈorzakə(n)] Verbuigingen: veroorzaakte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft veroorzaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
oorzaak zijn van
Voorbeeld: `Een kapotte wissel veroorzaakte veel vertraging in het treinverkeer.` Synoniem: teweegbrengen |
|
verootmoedigen
werkw. |
[refl] 'zich ~':zich nederig opstellen
|
|
verorberen
werkw. Uitspraak: [vərˈɔrbərə(n)] Verbuigingen: verorberde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verorberd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met smaak eten
Voorbeeld: `een bord soep verorberen` Synoniem: opeten |
|
verordenen
werkw. |
een bepaalde regeling opleggen
Voorbeeld: `Er werd door de bezetter verordend dat alle radio's ingeleverd moesten worden. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verordenen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de verordening
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈɔrdənɪŋ] Verbuigingen: verordening|en (meerv.) |
regel die door de overheid is vastgesteld en waar je je aan moet houden
Voorbeeld: `een algemene politieverordening` |
|
verordonneren
werkw. Uitspraak: [vərɔrdɔ'nerə(n)] Verbuigingen: verordonneerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verordonneerd (volt.deelw.) |
van bovenaf regelen
Voorbeeld: `Waarom het zo ingewikkeld moet? Tja, dat heeft de directie verordonneerd.` Synoniem: voorschrijven |
|
verouderen
werkw. Uitspraak: [vər'ɑudərə(n)] Verbuigingen: verouderde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is verouderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ouder worden en daardoor minder aantrekkelijk zijn of minder gebruikt worden
Voorbeelden: `Toen ik hem na tien jaar terugzag vond ik hem sterk verouderd.`, `Woorden als 'volgaarne', 'zwerk' en 'mieters' zijn verouderd, je hoort ze bijna nooit meer.` Antoniem: verjongen Synoniem: aftakelen |
|
verouderd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈɑudərt] |
niet meer van deze tijd en daardoor minder geschikt
Voorbeeld: `verouderde computersystemen` Synoniemen: achterhaald, ouderwets, gedateerd |
|
verouderen
werkw. Uitspraak: [vər'ɑudərə(n)] Verbuigingen: verouderde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is verouderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ouder worden en daardoor minder aantrekkelijk zijn of minder gebruikt worden
Voorbeelden: `Toen ik hem na tien jaar terugzag vond ik hem sterk verouderd.`, `Woorden als 'volgaarne', 'zwerk' en 'mieters' zijn verouderd, je hoort ze bijna nooit meer.` Antoniem: verjongen Synoniem: aftakelen |
|
veroveren
werkw. Uitspraak: [vərˈovərə(n)] Verbuigingen: veroverd (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft veroverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met geweld je meester maken van (een land, een stad) defensie
Voorbeeld: `De Romeinen veroverden grote delen van Europa.` Synoniem: innemen 2) met moeite krijgen Voorbeeld: `de eerste prijs veroveren` |
|
de harten van het publiek veroveren
|
(het publiek enthousiast maken)
|
|
verpachten
werkw. Uitspraak: [vər'pɑxtə(n)] Verbuigingen: verpachtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verpacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verhuren van een stuk grond of water, of van het onroerende deel van een bedrijf aan iemand die er inkomsten of ander profijt uithaalt
Voorbeeld: `een boomgaard verpachten` Synoniem: verhuren |
|
het verpakkingsmateriaal
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'pɑkɪŋsmatərijal] Verbuigingen: verpakkingsmate|rialen (meerv.) |
alle soorten benodigdheden die geschikt zijn om iets in te pakken of te verpakken
Voorbeeld: `Als de monteur je wasmachine komt afleveren, neemt hij al het verpakkingsmateriaal weer mee.` |
|
verpakken
werkw. Uitspraak: [vərˈpɑkə(n)] Verbuigingen: verpakte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verpakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in een papier, doos enz. doen
Voorbeelden: `Zal ik het als een cadeautje verpakken?`, `Vacuüm verpakken is één van de beste manieren om voedsel te conserveren.` Synoniem: inpakken |
|
de verpakking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈpɑkɪŋ] Verbuigingen: verpakking|en (meerv.) |
datgene waarin je iets verpakt
Voorbeeld: `Haal de glazen voorzichtig uit de verpakking.` Synoniem: emballage |
|
verpanden
werkw. Uitspraak: [vər'pɑndə(n)] Verbuigingen: verpandde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verpand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets verkopen met de bedoeling het later weer terug te kopen
Voorbeeld: `De vrouw kwam haar sieraden verpanden.` Synoniem: belenen je hart verpanden aan (je met liefde en/of passie wijden aan (iets of iemand)) `Ze heeft haar hart verpand aan Japan.` |
|
je hart verpanden aan
|
(je met liefde en/of passie wijden aan (iets of iemand)) `Ze heeft haar hart verpand aan Japan.`
|
|
verpatsen
werkw. |
iets haastig of voor een sub-optimale prijs verkopen om aan geld te komen
Voorbeeld: `Hij verpatste zijn trouwring om de huur te betalen. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verpatsen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verpauperen
werkw. Uitspraak: [vər'pɑupərə(n)] Verbuigingen: verpauperde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verpauperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door armoede en/of te weinig aandacht in verval raken
Voorbeeld: `Deze wijk is zwaar verpauperd.` |
|
verpauperen
werkw. Uitspraak: [vər'pɑupərə(n)] Verbuigingen: verpauperde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verpauperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door armoede en/of te weinig aandacht in verval raken
Voorbeeld: `Deze wijk is zwaar verpauperd.` |
|
verpesten
werkw. Uitspraak: [vərˈpɛstə(n)] Verbuigingen: verpestte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verpest (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat iets niet leuk meer is
Voorbeelden: `de sfeer verpesten`, `Door die lelijke flat is mijn hele uitzicht verpest.` Synoniemen: bederven, verknallen, verknoeien |
|
verpieteren
werkw. Uitspraak: [vərˈpitərə(n)] Verbuigingen: verpieterde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verpieterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van voedsel) klein, slap of smakeloos worden door te lang koken of bakken
Voorbeeld: `De aardappels zijn helemaal verpieterd.` |
|
zonder verpinken
|
(zonder te aarzelen en zonder je emoties te tonen) `Welke Vlaamse jongere durft hier zonder verpinken het volklied inzetten ?` Synoniem: met een stalen gezicht
|
|
verplaatsen
werkw. Uitspraak: [vərˈplatsə(n)] Verbuigingen: verplaatste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verplaatst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van de ene plaats naar de andere brengen
Voorbeelden: `een pion verplaatsen`, `de taakbalk naar de zijkant van het scherm verplaatsen` |
|
verpauperen
werkw. Uitspraak: [vər'pɑupərə(n)] Verbuigingen: verpauperde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verpauperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door armoede en/of te weinig aandacht in verval raken
Voorbeeld: `Deze wijk is zwaar verpauperd.` |
|
zich verplaatsen in
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈplatsə(n) ɪn] Verbuigingen: verplaatste zich in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verplaatst in (volt.deelw.) |
je verplaatsen in een ander
(je voorstellen hoe jij je zou voelen in de situatie van een ander) |
|
verplanten
werkw. |
(een plant of struik) op een andere plaats zetten Voorbeeld: `Mijn zus wilde graag die begonia verplanten naar de tuin bij het nieuwe huis. `
|
|
verplaatsen
werkw. Uitspraak: [vərˈplatsə(n)] Verbuigingen: verplaatste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verplaatst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van de ene plaats naar de andere brengen
Voorbeelden: `een pion verplaatsen`, `de taakbalk naar de zijkant van het scherm verplaatsen` |
|
verplegen
werkw. Uitspraak: [vərˈplexə(n)] Verbuigingen: verpleegde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verpleegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een zieke) verzorgen en helpen bij zijn of haar herstel
Voorbeeld: `Zij heeft haar zieke vader de laatste maanden voor zijn dood verpleegd.` |
|
het verpleeghuis
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈplexhœys] Verbuigingen: verpleeg|huizen (meerv.) |
instelling waar mensen die langdurig ziek zijn worden verzorgd
Voorbeeld: `Na het ziekenhuis heeft hij nog lang in een verpleeghuis gelegen.` |
|
verpleegkosten
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'plexkɔstə(n)] |
kosten voor professionele verpleegkundige hulp bij ziekte
Voorbeelden: `De basisverzekering dekt de verpleegkosten als je in het ziekenhuis moet worden opgenomen.`, `Doordat ze maar een paar dagen in het ziekenhuis lag, vielen de verpleegkosten mee, maar de behandelkosten waren gigantisch hoog.` Synoniem: ziekenhuiskosten |
|
de verpleegkunde
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'plexkʏndə] |
de (wetenschappelijke) kennis en vaardigheden met betrekking tot het verzorgen en beter maken van zieke mensen
Voorbeelden: `De HBOV zorgt voor goede huisvesting om meer studenten verpleegkunde te trekken.`, `geriatrische verpleegkunde` |
|
de verpleegkundige
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vərplex'kʏndəxə] Verbuigingen: verpleegkundige|n (meerv.) |
iemand die voor zijn of haar beroep zieken verpleegt
Voorbeelden: `In het ziekenhuis is een groot tekort aan verpleegkundigen.`, `Verpleegkundigen worden meestal aangesproken als 'zuster' en 'broeder'.` |
|
de verpleegster
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'plexstər] Verbuigingen: verpleegster|s (meerv.) |
vrouw die als beroep zieke mensen verpleegt verouderd
Voorbeeld: `Ik heb nog een in-service-opleiding tot verpleegster gevolgd.` Synoniemen: verpleegkundige, zuster |
|
verplegen
werkw. Uitspraak: [vərˈplexə(n)] Verbuigingen: verpleegde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verpleegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een zieke) verzorgen en helpen bij zijn of haar herstel
Voorbeeld: `Zij heeft haar zieke vader de laatste maanden voor zijn dood verpleegd.` |
|
de verpleger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'plexər] Verbuigingen: verpleger|s (meerv.) |
man die als beroep zieke mensen verpleegt
Voorbeeld: `In mijn jaar waren er, opvallend genoeg, drie jongens die verpleger wilden worden.` Antoniem: verpleegster Synoniemen: verpleegkundige, broeder |
|
de verpleging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈplexɪŋ] |
verzorging van zieken
Voorbeeld: `Hij werkt in de verpleging.` |
|
verpletteren
werkw. Uitspraak: [vər'plɛtərə(n)] Verbuigingen: verpletterde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verpletterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
volledig vernielen door erbovenop te vallen of tegenaan te botsen
Voorbeelden: `Zijn arm werd verpletterd onder de machine.`, `Hij verpletterde me met het nieuws over zijn zoon.` Synoniem: verbrijzelen |
|
verpletteren
werkw. Uitspraak: [vər'plɛtərə(n)] Verbuigingen: verpletterde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verpletterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
volledig vernielen door erbovenop te vallen of tegenaan te botsen
Voorbeelden: `Zijn arm werd verpletterd onder de machine.`, `Hij verpletterde me met het nieuws over zijn zoon.` Synoniem: verbrijzelen |
|
verpletterend
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈplɛtərənt] |
overweldigend
Voorbeeld: `een verpletterende indruk maken` Synoniem: verbijsterend |
|
verpletteren
werkw. Uitspraak: [vər'plɛtərə(n)] Verbuigingen: verpletterde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verpletterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
volledig vernielen door erbovenop te vallen of tegenaan te botsen
Voorbeelden: `Zijn arm werd verpletterd onder de machine.`, `Hij verpletterde me met het nieuws over zijn zoon.` Synoniem: verbrijzelen |
|
verplicht
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈplɪxt] |
gedwongen door een regel of gebod
Voorbeelden: `een verplicht vak op school`, `verplicht zijn tot iets` Antoniem: vrijwillig Synoniem: voorgeschreven |
|
je verplichten tot iets
|
(besluiten dat je iets moet doen) `We konden het pand goedkoop kopen, maar we verplichten ons tot restauratie.`
|
|
iemand aan je verplichten
|
(iets voor iemand doen waardoor die persoon je dankbaar moet zijn)
|
|
de verplichting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈplɪxtɪŋ] Verbuigingen: verplichting|en (meerv.) |
wat je moet doen
Voorbeelden: `contractuele verplichtingen`, `je verplichtingen nakomen`, `verplichtingen elders hebben` |
|
verpoten
werkw. |
ergens anders poten Voorbeeld: `We moeten de planten nog verpoten. `
|
|
verpotten
werkw. |
een plant voorzien van een andere, doorgaans grotere, pot Voorbeeld: `Door het verpotten van de varen kon die weer rustig verder groeien. `
|
|
verprutsen
werkw. Uitspraak: [vərˈprʏtsə(n)] Verbuigingen: verprutste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verprutst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat iets minder goed of helemaal waardeloos wordt
Voorbeeld: `een examen verprutsen` Synoniemen: verknallen, verknoeien |
|
verpulveren
werkw. Uitspraak: [vər'pʏlvərə(n)] Verbuigingen: verpulverde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verpulverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zodanig kapot of klein maken dat er niets, of hooguit wat stof, overblijft
Voorbeelden: `Je moet het pilletje eerst verpulveren voor je het inneemt.`, `Oranje verpulverde het Franse team op het EK hockey.` |
|
het verraad
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈat] |
het niet trouw zijn
Voorbeeld: `verraad plegen` |
|
verraden
werkw. Uitspraak: [vərˈadə(n)] Verbuigingen: verraadde, verried (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verraden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) niet trouw zijn aan (iemand of iets) en daardoor in gevaar brengen
Voorbeelden: `je land verraden`, `je vrienden verraden` 2) bekendmaken wat eigenlijk geheim moet blijven Voorbeelden: `de schuilplaats van de Joodse onderduikers verraden aan de nazi's`, `Haar gezicht verraadde grote opluchting.` |
|
verrader
zelfst.naamw. |
iemand die verraad pleegt Voorbeeld: `Verrader! Jij zult boeten voor je verraad! `
|
|
verraderlijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈadərlək] |
onverwacht en gevaarlijk
Voorbeeld: `een verraderlijke, scherpe bocht in de weg` |
|
verrader
zelfst.naamw. |
iemand die verraad pleegt Voorbeeld: `Verrader! Jij zult boeten voor je verraad! `
|
|
verrassen
werkw. Uitspraak: [vərˈɑsə(n)] Verbuigingen: verraste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verrast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onverwacht iets doen
Voorbeelden: `De plotselinge storm verraste de zeilers op het water.`, `iemand verrassen met een bos rode rozen` |
|
verrassend
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈɑsənt] |
onverwacht
Voorbeeld: `een verrassende afloop van de film` |
|
verrassenderwijs
bijwoord |
op een verrassende manier Voorbeeld: `Na een jaar lang niets gepresteerd te hebben, won de sporter verrassenderwijs een gouden medaille op de Olympische Spelen. `
|
|
de verrassing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈɑsɪŋ] Verbuigingen: verrassing|en (meerv.) |
1) onverwachte gebeurtenis
Voorbeeld: `Haar nederlaag kwam als een totale verrassing.` 2) verbazing Voorbeeld: `Tot mijn grote verrassing kwam zij toch nog op mijn verjaardag.` Synoniem: verwondering |
|
verrast
bijv.naamw. Uitspraak: [və'rɑst] |
geraakt door iets onverwachts
Voorbeelden: `Ik ben aangenaam verrast.`, `verrast reageren` |
|
verrassen
werkw. Uitspraak: [vərˈɑsə(n)] Verbuigingen: verraste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verrast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onverwacht iets doen
Voorbeelden: `De plotselinge storm verraste de zeilers op het water.`, `iemand verrassen met een bos rode rozen` |
|
verrijzen
werkw. Uitspraak: [vərˈɛizə(n)] Verbuigingen: verrees (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verrezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) rechtop uitsteken boven
Voorbeeld: `De Domtoren verrijst hoog boven de stad Utrecht.` 2) opstaan Voorbeeld: `Hij leek wel verrezen uit de dood.` |
|
verrek
werkw. |
[krachtterm] uitroep van grote verbazing Voorbeeld: `Verrek, hij zal toch niet ...? `
|
|
verrekenen
werkw. Uitspraak: [və'rekənə(n)] Verbuigingen: verrekende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verrekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) uitrekenen of er iets bijbetaald of juist terugbetaald moet worden
Voorbeeld: `De huur van de laatste maand voor onze verhuizing wordt verrekend met de borg die we ooit betaald hebben.` 2) een fout maken bij het rekenen Voorbeeld: `De winkel had zich verrekend, maar gelukkig kreeg ik het teveel betaalde geld terug.` |
|
de verrekening
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [və'rekənɪŋ] Verbuigingen: verrekening|en (meerv.) |
rekensom waarmee je bepaalt of er iets bijbetaald of juist terugbetaald moet worden
Voorbeelden: `De verrekening van de kosten van het gezamenlijke uitstapje pakte ongunstig voor ons uit.`, `btw-verrekening` Synoniem: vereffening |
|
de verrekijker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɛrəkɛikər] Verbuigingen: verrekijker|s (meerv.) |
optisch instrument om dingen op een grote afstand te kunnen zien
Synoniem: kijker |
|
verrekken
werkw. Uitspraak: [vərˈɛkə(n)] Verbuigingen: verrekte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verrekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een spier) te ver uitrekken waardoor hij pijn gaat doen
Voorbeeld: `een spier verrekken` Synoniem: ontwrichten 2) door beroerde omstandigheden sterven Voorbeeld: `Laat ze maar verrekken.` Synoniem: creperen |
|
verrekken van de pijn
|
(heel veel pijn hebben)
|
|
Ik verrek het nog langer te wachten
|
(ik weiger nog langer te wachten)
|
|
verreweg
bijwoord Uitspraak: [ˈvɛrəwɛx] |
zo dat het kwaliteitsverschil heel duidelijk is
Voorbeelden: `verreweg de beste schaker zijn`, `verreweg de goedkoopste aanbieding` Synoniem: veruit |
|
verrijzen
werkw. Uitspraak: [vərˈɛizə(n)] Verbuigingen: verrees (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verrezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) rechtop uitsteken boven
Voorbeeld: `De Domtoren verrijst hoog boven de stad Utrecht.` 2) opstaan Voorbeeld: `Hij leek wel verrezen uit de dood.` |
|
verrichten
werkw. Uitspraak: [və'rɪxtə(n)] Verbuigingen: verrichtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verricht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doen formeel
Voorbeelden: `de openingshandeling verrichten`, `wonderen verrichten` Synoniem: uitvoeren (4) |
|
I verrijken
werkw. Uitspraak: [vərˈɛikə(n)] Verbuigingen: verrijkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verrijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
&
& & waardevoller maken Voorbeelden: `de grond verrijken met mineralen`, `De crème is verrijkt met vitamine E.` |
|
II zich verrijken
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈɛikə(n)] Verbuigingen: verrijkte zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verrijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
jezelf rijker maken
Voorbeeld: `je ten koste van anderen verrijken` |
|
verrijzenis
zelfst.naamw. |
[religie] uit de dood opstaan
|
|
zich verroeren
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈurə(n)] Verbuigingen: verroerde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verroerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
&
& & zich bewegen Voorbeeld: `Blijf zitten waar je zit en verroer je niet.` |
|
verroest
tussenwerpsel Uitspraak: [vərˈust] |
dit zeg je als je ergens zeer verbaasd over bent>
Voorbeeld: `Verroest, ik wist niet dat het al zo laat was.` |
|
I verrijken
werkw. Uitspraak: [vərˈɛikə(n)] Verbuigingen: verrijkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verrijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
&
& & waardevoller maken Voorbeelden: `de grond verrijken met mineralen`, `De crème is verrijkt met vitamine E.` |
|
II zich verrijken
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈɛikə(n)] Verbuigingen: verrijkte zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verrijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
jezelf rijker maken
Voorbeeld: `je ten koste van anderen verrijken` |
|
verrijzen
werkw. Uitspraak: [vərˈɛizə(n)] Verbuigingen: verrees (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verrezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) rechtop uitsteken boven
Voorbeeld: `De Domtoren verrijst hoog boven de stad Utrecht.` 2) opstaan Voorbeeld: `Hij leek wel verrezen uit de dood.` |
|
verrijze
werkw. |
aanvoegende wijs van verrijzen
|
|
verrot
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈɔt] |
1) in staat van ontbinding
Voorbeeld: `Die appels zijn helemaal verrot.` Synoniem: bedorven 2) ellendig Voorbeeld: `Die verrotte drugs ook altijd!` Synoniem: vervloekt |
|
iemand verrot slaan
|
(iemand afranselen)
|
|
verrotten
werkw. Uitspraak: [və'rɔtə(n)] Verbuigingen: verrotte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verrot (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van organisch materiaal) door bacterieën veranderen van uiterlijk, geur, structuur en uiteindelijk ophouden te bestaan
Voorbeeld: `verrot hout` Synoniemen: vergaan, bederven |
|
verruimen
werkw. Uitspraak: [və'rœymə(n)] Verbuigingen: verruimde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verruimd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in meer situaties laten gelden
Voorbeelden: `De minister van Veiligheid wil het cameratoezicht verruimen.`, `verrruimde openingstijden`, `de mogelijkheden voor het opnemen van ouderschapsverlof verruimen` Synoniem: uitbreiden |
|
je blik verruimen
|
(nieuwe inzichten opdoen)
|
|
verrukken
werkw. |
in vervoering brengen Voorbeeld: `Hij was verrukt met zijn geschenk. `
|
|
verrukkelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈʏkələk] |
heel erg lekker
Voorbeeld: `een verrukkelijke smaak` Synoniem: heerlijk |
|
verrukken
werkw. |
in vervoering brengen Voorbeeld: `Hij was verrukt met zijn geschenk. `
|
|
verrukking
zelfst.naamw. |
opgetogenheid
|
|
verrukt
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈʏkt] |
zeer opgetogen
Voorbeeld: `verrukt van/over het ontwerp` |
|
verrukken
werkw. |
in vervoering brengen Voorbeeld: `Hij was verrukt met zijn geschenk. `
|
|
I het vers
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɛrs] Verbuigingen: verzen (meerv.) |
1) regel van een gedicht
Voorbeeld: `een gedicht in tien verzen` Synoniem: dichtregel 2) deel van een gedicht of lied Synoniem: couplet 3) kort gedicht Voorbeelden: `een versje opzeggen`, `kinderversjes` Synoniem: gedichtje 4) zin in een hoofdstuk van de Bijbel religie Voorbeeld: `Genesis 4, vers 1-16` |
|
Dat is vers twee.
|
(dat is minder belangrijk en komt pas later aan de orde)
|
|
II vers
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛrs] |
1) kortgeleden geschikt gemaakt om op te eten, bijvoorbeeld geplukt, geslacht of gebakken
Voorbeelden: `verse broodjes`, `verse vis` Antoniem: oud 2) net gebeurd, gevormd, ontstaan Voorbeeld: `Die gebeurtenis ligt me nog vers in het geheugen.` |
|
kersvers
|
(heel erg vers)
|
|
verschalen
werkw. Uitspraak: [vər'sxalə(n)] Verbuigingen: verschaalde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verschaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van bier of wijn) geur en smaak verliezen
Voorbeeld: `verschaald bier` |
|
verschaffen
werkw. Uitspraak: [vərˈsxɑfə(n)] Verbuigingen: verschafte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verschaft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat (iets) beschikbaar komt
Voorbeelden: `werkgelegenheid verschaffen`, `iemand advies verschaffen`, `zich de toegang verschaffen tot` Synoniemen: leveren, verstrekken, voorzien van |
|
verschalken
werkw. Uitspraak: [vər'sxɑlkə(n)] Verbuigingen: verschalkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verschalkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
listig te pakken nemen en met smaak opeten
Voorbeelden: `Onze poes weet elke dag wel een muisje te verschalken.`, `Met een onverwacht lobje verschalkte de spits de doelman en maakte 1-1.` |
|
verschansen
werkw. |
[refl], [militair] 'zich ~': zijn toevlucht zoeken in een versterkte defensieve positie Voorbeeld: `Zij verschansten zich in het fort. `
|
|
verschijnen
werkw. Uitspraak: [vərˈsxɛinə(n)] Verbuigingen: verscheen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verschenen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in het zicht komen
Voorbeeld: `op het toneel verschijnen` Synoniemen: 2) (van publicaties) uitgegeven worden Voorbeeld: `Haar nieuwe roman verschijnt dit najaar.` Synoniem: uitkomen tevoorschijn komen, zich vertonen |
|
voor de rechter moeten verschijnen
|
(aangeklaagd zijn)
|
|
verschepen
werkw. Uitspraak: [vər'sxepə(n)] Verbuigingen: verscheepte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verscheept (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
per schip laten vervoeren
Voorbeeld: `De huisraad is al verscheept naar ons nieuwe vaderland, wij vertrekken zelf morgen.` |
|
I het verscheiden
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'sxɛidə(n)] |
het sterven
Voorbeeld: `Na zijn verscheiden brak onder zijn nabestaanden een strijd los om de erfenis.` Synoniem: overlijden |
|
II verscheiden
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'sxɛidə(n)] |
niet hetzelfde
Voorbeeld: `verscheiden doelgroepen` Synoniem: verschillend |
|
de verscheidenheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈsxɛidənhɛit] Verbuigingen: verscheiden|heden (meerv.) |
veelheid van verschillende zaken
Voorbeeld: `een grote verscheidenheid aan vogels` Synoniem: diversiteit |
|
verschepen
werkw. Uitspraak: [vər'sxepə(n)] Verbuigingen: verscheepte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verscheept (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
per schip laten vervoeren
Voorbeeld: `De huisraad is al verscheept naar ons nieuwe vaderland, wij vertrekken zelf morgen.` |
|
verscherpen
werkw. Uitspraak: [vər'sxɛrpə(n)] Verbuigingen: verscherpte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verscherpt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
strikter maken
Voorbeeld: `het toezicht verscherpen` |
|
de verscheidenheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈsxɛidənhɛit] Verbuigingen: verscheiden|heden (meerv.) |
veelheid van verschillende zaken
Voorbeeld: `een grote verscheidenheid aan vogels` Synoniem: diversiteit |
|
I het verscheiden
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'sxɛidə(n)] |
het sterven
Voorbeeld: `Na zijn verscheiden brak onder zijn nabestaanden een strijd los om de erfenis.` Synoniem: overlijden |
|
II verscheiden
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'sxɛidə(n)] |
niet hetzelfde
Voorbeeld: `verscheiden doelgroepen` Synoniem: verschillend |
|
verscherpen
werkw. Uitspraak: [vər'sxɛrpə(n)] Verbuigingen: verscherpte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verscherpt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
strikter maken
Voorbeeld: `het toezicht verscherpen` |
|
verscheuren
werkw. Uitspraak: [vərˈsxørə(n)] Verbuigingen: verscheurde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verscheurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) kapotmaken door scheuren
Voorbeelden: `een brief verscheuren`, `de leeuw verscheurde het lam` 2) verscheurd raken (in verdeeldheid raken) `Door de grote meningsverschillen raakte de partij verscheurd.` |
|
verscheurd raken
|
(in verdeeldheid raken) `Door de grote meningsverschillen raakte de partij verscheurd.`
|
|
dat ligt nog in het verschiet
|
(dat gaat in de toekomst nog gebeuren)
|
|
verschieten
werkw. Uitspraak: [vərˈsxitə(n)] Verbuigingen: verschoot (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) vaal of bleek van kleur worden
Voorbeelden: `een verschoten spijkerbroek`, `Toen hij het lijk zag, verschoot hij van kleur.` 2) schrikken Voorbeeld: `Je gaat verschieten van de hoge prijzen hier!` |
|
de verschijning
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈsxɛinɪŋ] Verbuigingen: verschijning|en (meerv.) |
1) keer dat iets verschijnt (1)
Voorbeeld: `verschijning van de Heilige Maagd Maria` 2) uiterlijk van een persoon Voorbeeld: `een elegante verschijning` Synoniem: gedaante |
|
het verschijnsel
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈsxɛinsəl] Verbuigingen: verschijnsel|s, verschijnsel|en (meerv.) |
iets dat je waarneemt
Voorbeeld: `paranormale verschijnselen` |
|
de verschijnselen van de ziekte
|
(de symptomen van de ziekte)
|
|
het verschil
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈsxɪl] Verbuigingen: verschil|len (meerv.) |
dat wat anders is
Voorbeeld: `verschil in leeftijd` Synoniemen: ongelijkheid, onderscheid |
|
verschil maken
|
(onderscheiden)
|
|
een wereld van verschil
|
(een groot verschil)
|
|
een verschil van dag en nacht
|
(een groot verschil)
|
|
een hemelsbreed verschil
|
(een groot verschil)
|
|
verschillen
werkw. Uitspraak: [vərˈsxɪlə(n)] Verbuigingen: verschilde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verschild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
anders zijn
Voorbeeld: `van mening verschillen met iemand` Antoniem: overeenkomen Synoniemen: zich onderscheiden, afwijken |
|
het verschijnsel
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈsxɛinsəl] Verbuigingen: verschijnsel|s, verschijnsel|en (meerv.) |
iets dat je waarneemt
Voorbeeld: `paranormale verschijnselen` |
|
de verschijnselen van de ziekte
|
(de symptomen van de ziekte)
|
|
verschillend
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈsxɪlənt] |
anders
Voorbeeld: `verschillende meningen hebben` Antoniemen: gelijk, dezelfde, Synoniem: afwijkend |
|
verschillende
pronoun Uitspraak: [vərˈsxɪləndə] |
meer dan één
Voorbeeld: `Er waren verschillende oorzaken voor de oorlog.` Synoniemen: verscheidene, diverse |
|
verschillen
werkw. Uitspraak: [vərˈsxɪlə(n)] Verbuigingen: verschilde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verschild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
anders zijn
Voorbeeld: `van mening verschillen met iemand` Antoniem: overeenkomen Synoniemen: zich onderscheiden, afwijken |
|
I verschonen
werkw. Uitspraak: [vər'sxonə(n)] Verbuigingen: verschoonde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verschoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voorzien van schone kleding of schoon beddengoed
Voorbeelden: `In de trein kon ik de baby niet verschonen, met al die mensen eromheen.`, `het bed verschonen` |
|
II zich verschonen
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'sxonə(n)] Verbuigingen: verschoonde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verschoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervan afzien om in een rechtszaak op te treden vanwege (de schijn van) partijdigheid juridisch
Voorbeelden: `De getuige verschoonde zich omdat hij anders mogelijk zelf als verdachte zou worden aangemerkt.`, `De rechter kon niet anders doen dan zich verschonen omdat de verdachte zijn buurman is.` |
|
het verschoningsrecht
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'sxonɪŋsrɛxt] |
het recht van een getuige om niet door de rechter gehoord te worden
Voorbeeld: `Familieleden van een verdachte kunnen een beroep doen op het verschoningsrecht.` |
|
zich verschuilen
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈsxœylə(n)] Verbuigingen: verschool zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verscholen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich verstoppen
Voorbeeld: `je achter een boom verschuilen` Synoniemen: zich schuilhouden, zich verbergen |
|
I verschonen
werkw. Uitspraak: [vər'sxonə(n)] Verbuigingen: verschoonde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verschoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voorzien van schone kleding of schoon beddengoed
Voorbeelden: `In de trein kon ik de baby niet verschonen, met al die mensen eromheen.`, `het bed verschonen` |
|
II zich verschonen
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'sxonə(n)] Verbuigingen: verschoonde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verschoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervan afzien om in een rechtszaak op te treden vanwege (de schijn van) partijdigheid juridisch
Voorbeelden: `De getuige verschoonde zich omdat hij anders mogelijk zelf als verdachte zou worden aangemerkt.`, `De rechter kon niet anders doen dan zich verschonen omdat de verdachte zijn buurman is.` |
|
verschieten
werkw. Uitspraak: [vərˈsxitə(n)] Verbuigingen: verschoot (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) vaal of bleek van kleur worden
Voorbeelden: `een verschoten spijkerbroek`, `Toen hij het lijk zag, verschoot hij van kleur.` 2) schrikken Voorbeeld: `Je gaat verschieten van de hoge prijzen hier!` |
|
de verschoppeling
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vər'sxɔpəlɪŋ] Verbuigingen: verschoppeling|en (meerv.) |
iemand die overal buiten valt en er nooit bij mag horen
Voorbeeld: `Hij was een wat bangige jongen, een buitenbeentje, maar geen verschoppeling.` Synoniem: paria |
|
verschoten
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈsxotən] |
(van gekleurde textiel) met minder felle kleuren dan gewoonlijk of zou moeten
Voorbeeld: `een verschoten spijkerbroek` Synoniemen: flets, vaal |
|
verschotten
zelfst.naamw. |
Verschotten zijn additionele kosten die een opdrachtnemer moet maken voor de uitvoering van een opdracht. Vooral in de advocatuur en architectuur wordt het woord gebruikt. Bij advocaten zijn het bijvoorbeeld griffierechten, deurwaarderskosten, reis- en verblijfkosten. Ook taxateurs gebruiken de term, bijvoorbeeld voor leges en kadasterkosten die zij betalen ten behoeve van een opdracht
Voorbeeld: `De kosten zijn begroot op €444,11 aan verschotten. ` enz. |
|
verschuiven
werkw. Uitspraak: [vərˈsxœyvə(n)] Verbuigingen: verschoof (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verschoven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) verplaatsen door te schuiven
Voorbeeld: `de kast tien centimeter verschuiven` 2) naar een andere datum of tijdstip verplaatsen Voorbeeld: `De vergadering is verschoven naar de volgende week.` Synoniem: uitstellen |
|
I verschrikkelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈsxrɪkələk] |
angstig makend
Voorbeeld: `een verschrikkelijk ongeluk` Synoniemen: afgrijselijk, ontzettend, gruwelijk |
|
II verschrikkelijk
bijwoord Uitspraak: [vərˈsxrɪkələk] |
in hoge mate
Voorbeeld: `verschrikkelijk veel` Synoniemen: zeer, erg, vreselijk |
|
de verschrikking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈsxrɪkɪŋ] Verbuigingen: verschrikking|en (meerv.) |
iets verschrikkelijks
Voorbeelden: `de verschrikkingen van de oorlog`, `Het verkeer in de ochtendspits is een verschrikking met al die files.` |
|
verschroeien
werkw. |
het verbranden van materiaal zonder aanwezigheid van vuur Voorbeeld: `De verschroeide oogst was hopeloos verloren. `
|
|
verschrompelen
werkw. Uitspraak: [vərˈsxrɔmpələ(n)] Verbuigingen: verschrompelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verschrompeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door uitdroging rimpelig en klein worden
Voorbeelden: `De blaadjes zijn helemaal verschrompeld.`, `een verschrompelde huid` |
|
verschuiven
werkw. Uitspraak: [vərˈsxœyvə(n)] Verbuigingen: verschoof (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verschoven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) verplaatsen door te schuiven
Voorbeeld: `de kast tien centimeter verschuiven` 2) naar een andere datum of tijdstip verplaatsen Voorbeeld: `De vergadering is verschoven naar de volgende week.` Synoniem: uitstellen |
|
zich verschuilen
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈsxœylə(n)] Verbuigingen: verschool zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verscholen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich verstoppen
Voorbeeld: `je achter een boom verschuilen` Synoniemen: zich schuilhouden, zich verbergen |
|
de verschuiving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈsxœyvɪŋ] Verbuigingen: verschuiving|en (meerv.) |
1) verplaatsing door schuiven
Voorbeeld: `aardverschuiving` 2) verandering in een groep, plan of project Voorbeeld: `verschuiving in de verhoudingen` |
|
verschuldigd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈsxʏldəxt] |
als je iemand nog geld moet betalen
Voorbeeld: `Ik ben hem nog honderd euro verschuldigd.` Synoniem: schuldig (1) |
|
iemand veel dankbaarheid verschuldigd zijn
|
(iemand heel dankbaar moeten zijn)
|
|
versgemalen
bijv.naamw. |
zojuist fijngemaakt in een molen
Voorbeeld: `Die versgemalen koffie ruikt heerlijk. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het versgemalen in de tweede betekenis erin. ` |
|
de versie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvɛrzi] Verbuigingen: versie|s (meerv.) |
manier waarop je iets presenteert, maakt of uitvoert
Voorbeelden: `Jouw versie van het verhaal wijkt af van de zijne.`, `conceptversie van een rapport`, `De bioscoopversie is wel tien minuten langer dan de tv-versie.` |
|
versieren
werkw. Uitspraak: [vərˈsirə(n)] Verbuigingen: versierde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versierd (volt.deelw.) |
1) mooi of feestelijk maken door bijv. bloemen, slingers of ballonnen
Voorbeelden: `de stoel van de jarige versieren`, `de jurk versieren met een grote strik` Synoniem: decoreren 2) verleiden tot seksueel contact Voorbeeld: `Die knul versiert het ene meisje na het andere.` 3) onofficieel iets regelen Voorbeeld: `Kun jij niet versieren dat ik zonder kaartje naar binnen kan?` Synoniem: ritselen |
|
de versiering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈsirɪŋ] Verbuigingen: versiering|en (meerv.) |
dat waar je mee versiert (1)
Voorbeeld: `kerstboomversiering` |
|
de versie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvɛrzi] Verbuigingen: versie|s (meerv.) |
manier waarop je iets presenteert, maakt of uitvoert
Voorbeelden: `Jouw versie van het verhaal wijkt af van de zijne.`, `conceptversie van een rapport`, `De bioscoopversie is wel tien minuten langer dan de tv-versie.` |
|
versjteren
werkw. Uitspraak: [vərʃ'terə(n)] Verbuigingen: versjteerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versjteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door vervelend gedrag verpesten
Voorbeeld: `Je hebt de hele zaak versjteerd, alles is voor niks geweest.` Synoniemen: verstieren, verzieken |
|
verslaan
werkw. Uitspraak: [vərˈslan] Verbuigingen: versloeg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een tegenstander) overwinnen
Voorbeeld: `de vijand verslaan` 2) een verslag geven van (gebeurtenissen) Voorbeeld: `de voetbalwedstrijd verslaan` |
|
verslaafd
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈslaft] |
lichamelijk of geestelijk afhankelijk (van iets)
Voorbeeld: `verslaafd aan de heroïne` |
|
de verslaafde
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vərˈslavdə] Verbuigingen: verslaafde|n (meerv.) |
iemand die verslaafd is
Voorbeeld: `drugsverslaafde` |
|
verslaan
werkw. Uitspraak: [vərˈslan] Verbuigingen: versloeg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een tegenstander) overwinnen
Voorbeeld: `de vijand verslaan` 2) een verslag geven van (gebeurtenissen) Voorbeeld: `de voetbalwedstrijd verslaan` |
|
zich verslapen
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈslapə(n)] Verbuigingen: versliep zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verslapen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
langer slapen dan de bedoeling was
Voorbeeld: `Ze kwam te laat op haar werk omdat ze zich verslapen had.` |
|
het verslag
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈslɑx] Verbuigingen: verslag|en (meerv.) |
mondelinge of schriftelijke beschrijving
Voorbeelden: `een uitvoerig verslag van de gebeurtenissen`, `verslag uitbrengen/doen van de gang van zaken` |
|
verslagen
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈslaxə(n)] |
heel erg teleurgesteld
Voorbeeld: `Na de aardbeving zaten de bewoners verslagen bij wat restte van hun huis.` Synoniem: terneergeslagen |
|
de verslaggever
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vərˈslɑxevər] Verbuigingen: -s (meerv.) de verslaggeefster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərslɑxefstər] Verbuigingen: -s (meerv.) |
iemand die voor zijn of haar beroep verslagen maakt voor de nieuwsmedia
Voorbeeld: `van onze speciale verslaggever in Tel Aviv` Synoniem: reporter |
|
zich verslapen
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈslapə(n)] Verbuigingen: versliep zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verslapen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
langer slapen dan de bedoeling was
Voorbeeld: `Ze kwam te laat op haar werk omdat ze zich verslapen had.` |
|
verslavend
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'slavənt] |
waar je gemakkelijk aan verslaafd raakt
Voorbeelden: `een verslavend middel`, `Het beeld van de aanslag op de Twin Towers was verslavend, mensen konden er geen genoeg van krijgen steeds weer die vliegtuigen in de torens te zien vliegen.` |
|
de verslaving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈslavɪŋ] Verbuigingen: verslaving|en (meerv.) |
geestelijke of lichamelijke afhankelijkheid
Voorbeelden: `verslaving aan alcohol`, `gokverslaving` |
|
verslechteren
werkw. Uitspraak: [vərˈslɛxtərə(n)] Verbuigingen: verslechterde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verslechterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van een situatie) slechter worden
Voorbeeld: `De toestand van de patiënt is verslechterd.` Antoniem: verbeteren |
|
de verslechtering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'slɛxtərɪŋ] Verbuigingen: verslechtering|en (meerv.) |
het slechter worden
Voorbeeld: `Vaak wordt de verslechtering van de gezondheidszorg geweten aan de privatisering.` Antoniem: verbetering |
|
verslepen
werkw. Uitspraak: [vər'slepə(n)] Verbuigingen: versleepte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versleept (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar een andere plaats slepen
Voorbeeld: `Om de kamer te kunnen schilderen moesten we alle meubels verslepen.` |
|
verslijten
werkw. Uitspraak: [vər'slɛitə(n)] Verbuigingen: versleet (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versleten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) door gebruik minder van kwaliteit worden
Voorbeelden: `Spijkerbroeken verslijten heel langzaam.`, `Zij verslijt echtgenoten alsof het schoenen zijn.` 2) aanzien voor iets of iemand anders Voorbeeld: `Ik heb hem ten onrechte voor een losbol versleten.` |
|
verslensen
werkw. |
het slap worden en wegteren, meestal van afgesneden plantenmateriaal door uitdroging Voorbeeld: `De bloemen waren reeds verslenst. `
|
|
versleten
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈsletə(n)] |
stukgegaan door ouderdom of veelvuldig gebruik
Voorbeelden: `versleten schoenen`, `een versleten heup` Synoniem: sleets |
|
versleutelen
werkw. |
[encryptie] direct overgebrachte informatie door gebaar, schrift of spraak, dan wel overgebracht via een telecommunicatiekanaal, zodanig bewerken dat deze alleen begrijpelijk is als men de beschikking heeft over de toegepaste code Voorbeeld: `Het dataverkeer over dit kanaal moet altijd worden versleuteld. `
|
|
zich verslapen
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈslapə(n)] Verbuigingen: versliep zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verslapen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
langer slapen dan de bedoeling was
Voorbeeld: `Ze kwam te laat op haar werk omdat ze zich verslapen had.` |
|
verslijten
werkw. Uitspraak: [vər'slɛitə(n)] Verbuigingen: versleet (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versleten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) door gebruik minder van kwaliteit worden
Voorbeelden: `Spijkerbroeken verslijten heel langzaam.`, `Zij verslijt echtgenoten alsof het schoenen zijn.` 2) aanzien voor iets of iemand anders Voorbeeld: `Ik heb hem ten onrechte voor een losbol versleten.` |
|
zich verslikken
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈslɪkə(n)] Verbuigingen: verslikte zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verslikt (volt.deelw.) |
zo slikken dat iets niet in je slokdarm maar in je luchtpijp komt
Voorbeeld: `Ik verslikte me in een stukje brood.` |
|
je verslikken in
|
(verkeerd beoordelen met een vervelend gevolg) `De ontwerpers hebben zich verslikt in de brede weg die dwars over het plein loopt. Voetgangers komen er niet graag.`
|
|
verslinden
werkw. Uitspraak: [vərˈslɪndə(n)] Verbuigingen: verslond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verslonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gulzig opeten
Voorbeeld: `De tijger verslond de antilope.` Synoniem: opschrokken |
|
Die terreinwagen verslindt benzine.
|
(die terreinwagen verbruikt veel benzine)
|
|
detectives verslinden
|
(gretig en veel detectives lezen)
|
|
verslingerd aan
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈslɪŋərt an] |
dol op (iets)
Voorbeeld: `verslingerd aan kersenbonbons` Synoniemen: gek op, verzot op |
|
verslaan
werkw. Uitspraak: [vərˈslan] Verbuigingen: versloeg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een tegenstander) overwinnen
Voorbeeld: `de vijand verslaan` 2) een verslag geven van (gebeurtenissen) Voorbeeld: `de voetbalwedstrijd verslaan` |
|
laten versloffen
|
(geen aandacht besteden aan en daardoor in kwaliteit achteruit laten gaan) `Hij heeft zijn huis flink laten versloffen, het ziet er niet uit.`
|
|
verslonzen
werkw. Uitspraak: [vər'slɔnzə(n)] Verbuigingen: verslonsde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is verslonsd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
achteruitgaan doordat er geen aandacht aan wordt besteed
Voorbeeld: `Zij wil niet verslonzen en Botox is er goed voor.` |
|
versmaden
werkw. Uitspraak: [vərˈsmadə(n)] Verbuigingen: versmaadde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versmaad (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met minachting afwijzen
|
|
niet te versmaden
|
(zeer de moeite waard)
|
|
versmachten
werkw. Uitspraak: [vər'smɑxtə(n)] Verbuigingen: versmachtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is, heeft versmacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) heel erg lijden
Voorbeeld: `Ik versmacht van de dorst.` 2) (in België) omkomen Voorbeeld: `Nog zo'n financiële crisis en de economie versmacht.` |
|
versmaden
werkw. Uitspraak: [vərˈsmadə(n)] Verbuigingen: versmaadde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versmaad (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met minachting afwijzen
|
|
niet te versmaden
|
(zeer de moeite waard)
|
|
versmallen
werkw. Uitspraak: [vər'smɑlə(n)] Verbuigingen: versmalde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is versmald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
smaller maken of worden
Voorbeelden: `het veld versmallen door de breedte met vier meter in te korten`, `Verderop versmalt de weg en kun je niet verder met de auto.` Antoniem: verbreden |
|
de versmalling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'smɑlɪŋ] Verbuigingen: versmalling|en (meerv.) |
het versmallen, of plaats waar iets versmald is
Voorbeelden: `de tijdelijke versmalling van het fietspad wegens groenonderhoud`, `een straat met veel wegversmallingen om het verkeer af te remmen` |
|
de versnapering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈsnapərɪŋ] Verbuigingen: versnapering|en (meerv.) |
iets lekkers om te eten of te drinken tussen de maaltijden
Voorbeelden: `In de kantine kunt u koffie, cake en andere versnaperingen kopen.`, `een hartige versnapering` Synoniemen: lekkernij, snack |
|
de versnapering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈsnapərɪŋ] Verbuigingen: versnapering|en (meerv.) |
iets lekkers om te eten of te drinken tussen de maaltijden
Voorbeelden: `In de kantine kunt u koffie, cake en andere versnaperingen kopen.`, `een hartige versnapering` Synoniemen: lekkernij, snack |
|
versnijden
werkw. Uitspraak: [vər'snɛidə(n)] Verbuigingen: versneed (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versneden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vermengen met iets van slechtere kwaliteit
Voorbeelden: `heroïne versnijden om meer winst te maken`, `wijn versnijden met water` |
|
versnellen
werkw. Uitspraak: [vərˈsnɛlə(n)] Verbuigingen: versnelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versneld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
snelheid verhogen
Voorbeeld: `je pas versnellen` Antoniem: afremmen |
|
de versnelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈsnɛlɪŋ] Verbuigingen: versnelling|en (meerv.) |
1) het sneller gaan
Voorbeelden: `stroomversnelling`, `valversnelling` 2) mechanisme waarmee je de kracht die nodig is om een voertuig te laten rijden of varen, efficiënter gebruikt technisch Voorbeelden: `een racefiets met tien versnellingen`, `doorschakelen naar de derde versnelling` |
|
de versnellingsbak
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vərˈsnɛlɪŋsbɑk] Verbuigingen: versnellingsbak|ken (meerv.) |
schakelinrichting van een motorvoertuig om te wisselen van versnelling (2)
|
|
versnellen
werkw. Uitspraak: [vərˈsnɛlə(n)] Verbuigingen: versnelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versneld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
snelheid verhogen
Voorbeeld: `je pas versnellen` Antoniem: afremmen |
|
versnipperen
werkw. Uitspraak: [vər'snɪpərə(n)] Verbuigingen: versnipperde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versnipperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in kleine stukken verdelen
Voorbeelden: `na het snoeien de takken versnipperen`, `oude officiële papieren versnipperen in de papierversnipperaar` 2) (tijd, geld) in te kleine stukjes verdelen en daardoor niet efficiënt besteden Voorbeelden: `je hele werkdag versnipperen met het tussendoor beantwoorden van lange e-mails`, `extra geld voor onderzoek niet versnipperen door het uit te smeren over alle universiteiten` |
|
versoepelen
werkw. Uitspraak: [vər'supələ(n)] Verbuigingen: versoepelde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) soepel (1) maken of worden
Verbuigingen: heeft, is versoepeld (volt.deelw.) Voorbeelden: `door massage verstijfde beenspieren versoepelen`, `Door deze oefeningen versoepelen je heupen.` 2) minder streng maken of toepassen Verbuigingen: heeft versoepeld (volt.deelw.) Voorbeelden: `het ontslagrecht versoepelen`, `De banken versoepelen de kredietnormen voor bedrijven.`, `voorwaarden versoepelen` |
|
de versoepeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'supəlɪŋ] Verbuigingen: versoepeling|en (meerv.) |
1) keer dat je (iets) versoepelt (1)
Voorbeeld: `de versoepeling van je spieren in armen en schouders` 2) keer dat je iets versoepelt (2), of wat versoepeld is Voorbeelden: `de versoepeling van het rookverbod`, `In de regeling zijn drie versoepelingen aangebracht.` |
|
verspanen
werkw. |
het toepassen van een van een aantal vormgevingstechnieken waarbij door middel van een beitel materiaal wordt verwijderd totdat de gewenste vorm is ontstaan
|
|
verspelen
werkw. Uitspraak: [vərˈspelə(n)] Verbuigingen: verspeelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verspeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) door je eigen schuld verliezen
Voorbeeld: `je kansen verspelen` |
|
verspenen
werkw. Uitspraak: [vər'spenə(n)] Verbuigingen: verspeende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verspeend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(plantjes) uit elkaar zetten
Voorbeelden: `Verspenen is belangrijk om je groenten groot en gezond te laten uitgroeien.`, `tomaten verspenen in je moestuin` |
|
verspelen
werkw. Uitspraak: [vərˈspelə(n)] Verbuigingen: verspeelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verspeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) door je eigen schuld verliezen
Voorbeeld: `je kansen verspelen` |
|
verspenen
werkw. Uitspraak: [vər'spenə(n)] Verbuigingen: verspeende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verspeend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(plantjes) uit elkaar zetten
Voorbeelden: `Verspenen is belangrijk om je groenten groot en gezond te laten uitgroeien.`, `tomaten verspenen in je moestuin` |
|
versperren
werkw. Uitspraak: [vərˈspɛrə(n)] Verbuigingen: versperde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een hindernis de doorgang onmogelijk maken
Voorbeeld: `de weg versperren` Synoniem: blokkeren |
|
verspillen
werkw. Uitspraak: [vərˈspɪlə(n)] Verbuigingen: verspilde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verspild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(tijd, geld) besteden zonder dat het resultaat oplevert
Voorbeeld: `verspilde moeite` Synoniemen: verkwisten, verknoeien |
|
geen woorden verspillen aan iets
|
(ergens niets over zeggen)
|
|
verspilling
zelfst.naamw. |
het teloor laten gaan van iets waardevols door nalatigheid Voorbeeld: `De verspilling van de natuurlijke hulpbronnen van de aarde is een bron van grote zorg. `
|
|
versplinteren
werkw. Uitspraak: [vər'splɪntərə(n)] Verbuigingen: versplinterde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is versplinterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in splinters of kleine stukjes uiteenvallen of uiteen doen vallen
Voorbeelden: `De glazen zijn in de vaatwasser versplinterd.`, `Een eigenschap van asbest is dat de vezels versplinteren in steeds kleinere vezels.`, `Die ijzeren staaf heeft het bot in mijn voet versplinterd.` 2) in onderdelen uiteenvallen of doen uiteenvallen Voorbeelden: `Het verdeelde land kan nog verder versplinteren.`, `Persoonlijke ambities versplinteren de politieke partij.` |
|
zich verspreken
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈsprekə(n)] Verbuigingen: versprak zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich versproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zonder dat je het bedoeld hebt iets (verkeerds) zeggen
Voorbeeld: `De minister versprak zich en daardoor werden de plannen voortijdig bekend.` |
|
I verspreiden
werkw. Uitspraak: [vərˈsprɛidə(n)] Verbuigingen: verspreidde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verspreid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
spreiden over een groot gebied of een grote ruimte
Voorbeeld: `het nieuws verspreiden` Synoniem: distribueren |
|
II zich verspreiden
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈsprɛidə(n)] Verbuigingen: verspreidde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verspreid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich in verschillende richtingen uitbreiden of verdelen
Voorbeeld: `De menigte verspreidde zich over het hele plein.` Synoniem: verbreiden |
|
de verspreiding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'sprɛidɪŋ] Verbuigingen: verspreiding|en (meerv.) |
1) keer dat je (iets) spreidt over een groot gebied of een grote ruimte
Voorbeelden: `huis-aan-huisverspreiding van folders`, `schuldig zijn aan de verspreiding van kinderporno` Synoniem: distributie 2) keer dat (iets) zich in verschillende richtingen uitbreidt of verdeelt Voorbeelden: `de verspreiding van een besmettelijke ziekte`, `de verspreiding van weidevogels over het land` Synoniem: verbreiding |
|
zich verspreken
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈsprekə(n)] Verbuigingen: versprak zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich versproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zonder dat je het bedoeld hebt iets (verkeerds) zeggen
Voorbeeld: `De minister versprak zich en daardoor werden de plannen voortijdig bekend.` |
|
I verspringen
werkw. Uitspraak: [vər'sprɪŋə(n)] Verbuigingen: versprong (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is versprongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zich verplaatsen in een ruimte of tijd
Voorbeelden: `Als ik een voetnoot invoeg verspringt alle tekst erboven naar de volgende bladzij.`, `Iedere seconde verspringt de secondewijzer van mijn horloge.`, `Elk nieuwe jaar verspringen de dagen van de week.` 2) niet op één lijn of in één vlak liggen Voorbeelden: `een verspringend patroon`, `De tekst heeft aan het begin van iedere alinea een verspringende regel.` |
|
II verspringen
werkw. Uitspraak: ['vɛrsprɪŋə(n)] Toon alle vervoegingen Uitspraak: ['vɛrsprɪŋə(n)] |
onderdeel van de atletiek waarbij je na een aanloop zo ver mogelijk moet springen sport
Voorbeeld: `Hij is kampioen verspringen.` |
|
de verspringer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɛrsprɪŋər] Verbuigingen: verspringer|s (meerv.) de verspring|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɛrsprɪŋ|stər] Verbuigingen: verspringster|s (meerv.) |
iemand die aan verspringen (2) doet sport
|
|
zich verspreken
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈsprekə(n)] Verbuigingen: versprak zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich versproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zonder dat je het bedoeld hebt iets (verkeerds) zeggen
Voorbeeld: `De minister versprak zich en daardoor werden de plannen voortijdig bekend.` |
|
verstaan
werkw. Uitspraak: [vərˈstan] Verbuigingen: verstond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) kunnen horen wat iemand zegt
Voorbeelden: `Kunt u iets harder praten, ik kan u niet verstaan.`, `Ik kan er geen woord van verstaan.` 2) kunnen begrijpen wat iemand zegt Voorbeeld: `geen Chinees verstaan` Synoniem: begrijpen |
|
iemand iets te verstaan geven
|
(iets heel duidelijk maken aan iemand)
|
|
verstaan onder
werkw. Uitspraak: [vərˈstan ɔndər] Verbuigingen: verstond onder (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstaan onder (volt.deelw.) |
bedoelen met
Voorbeeld: `Wat verstaat u onder 'drastische maatregelen'?` |
|
verstaanbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈstambar] |
(van iemand die praat of zingt) goed te horen
Voorbeelden: `jezelf verstaanbaar maken`, `door al dat lawaai nauwelijks verstaanbaar zijn` Antoniem: onverstaanbaar |
|
verstaan
werkw. Uitspraak: [vərˈstan] Verbuigingen: verstond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) kunnen horen wat iemand zegt
Voorbeelden: `Kunt u iets harder praten, ik kan u niet verstaan.`, `Ik kan er geen woord van verstaan.` 2) kunnen begrijpen wat iemand zegt Voorbeeld: `geen Chinees verstaan` Synoniem: begrijpen |
|
iemand iets te verstaan geven
|
(iets heel duidelijk maken aan iemand)
|
|
versteken
werkw. |
[refl] 'zich ~' een schuilplaats zoeken Voorbeeld: `De hele menigte verstak zich in het bos. `
|
|
het verstand
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈstɑnt] |
menselijk vermogen om te denken en te begrijpen
Voorbeeld: `een goed verstand` Synoniemen: intellect, denkvermogen |
|
niet goed bij je verstand zijn
|
(gek zijn)
|
|
Daar kan ik met mijn verstand niet bij.
|
(dat kan ik niet begrijpen)
|
|
Dat gaat mijn verstand te boven.
|
(dat is te moeilijk voor mij)
|
|
verstand hebben van
|
(veel weten van) `verstand hebben van voetbal`
|
|
de ballen verstand hebben van iets
|
(ergens niets van af weten)
|
|
iemand iets aan het verstand brengen
|
(moeite doen om iemand iets te laten inzien of te laten begrijpen)
|
|
verstand op nul en blik op oneindig
|
aansporing om zonder kritisch nadenken iets te doen waar je geen zin in hebt>)
|
|
verstandelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'stɑndələk] |
1) iets te maken hebbend met je vermogen om te denken en te begrijpen
Voorbeeld: `verstandelijke vermogens` 2) als je je eerder door je verstand laat leiden dan door je gevoel Voorbeeld: `Zij is wel liefdevol, maar haar verstandelijke aanpak geeft nog wel eens problemen.` Antoniem: gevoelsmatig Synoniem: rationeel |
|
verstandelijke handicap
|
(stoornis waarbij je verstand zich te langzaam ontwikkelt en bijna nooit een normaal niveau bereikt) Synoniem: verstandelijke beperking
|
|
de verstandhouding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈstɑnthɑudɪŋ] Verbuigingen: verstandhouding|en (meerv.) |
relatie (1) tussen mensen
Voorbeeld: `Een aardig woord op zijn tijd bevordert de goede verstandhouding.` |
|
verstandig
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈstɑndəx] |
met verstand
Voorbeeld: `verstandige beslissingen nemen` Antoniem: onverstandig Synoniem: wijs |
|
de verstandskies
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vərˈstɑn(t)skis] Verbuigingen: verstands|kiezen (meerv.) |
elk van de vier achterste kiezen in een volwassen gebit
Synoniem: wijsheidstand |
|
verstarren
werkw. Uitspraak: [vərˈstɑrə(n)] Verbuigingen: verstarde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verstard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onbeweeglijk worden
Voorbeeld: `Haar blik verstarde bij het zien van de chaos.` |
|
verstedelijken
werkw. Uitspraak: [vər'stedələkə(n)] Verbuigingen: verstedelijkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verstedelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) op een stad gaan lijken of een stad worden
Voorbeeld: `Het oorspronkelijke natuurgebied is nu helemaal verstedelijkt.` 2) zich richten op de steden Voorbeeld: `De gezondheidszorg moet volgens beleidsmakers verstedelijken.` 3) gaan wonen in een stad Voorbeeld: `De Chinese overheid verplicht Tibetaanse herders om hun nomadenbestaan op te geven en te verstedelijken.` |
|
verstedelijken
werkw. Uitspraak: [vər'stedələkə(n)] Verbuigingen: verstedelijkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verstedelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) op een stad gaan lijken of een stad worden
Voorbeeld: `Het oorspronkelijke natuurgebied is nu helemaal verstedelijkt.` 2) zich richten op de steden Voorbeeld: `De gezondheidszorg moet volgens beleidsmakers verstedelijken.` 3) gaan wonen in een stad Voorbeeld: `De Chinese overheid verplicht Tibetaanse herders om hun nomadenbestaan op te geven en te verstedelijken.` |
|
verstedelijkt
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'stedələkt] |
bebouwd zoals een stad
Voorbeelden: `verstedelijkt landschap`, `een verstedelijkt gebied rond een grote stad` |
|
versteken
werkw. |
[refl] 'zich ~' een schuilplaats zoeken Voorbeeld: `De hele menigte verstak zich in het bos. `
|
|
verstek
zelfst.naamw. |
[juridisch] afwezigheid wanneer men verwacht wordt aanwezig te zijn
Voorbeeld: `Hij is bij verstek veroordeeld. ` Voorbeeld: `Hij liet verstek gaan. ` [gereedschap] een niet-haakse hoek waaronder iets afgezaagd wordt |
|
verstekbak
zelfst.naamw. |
[gereedschap] is een U-vormige bak, waarin nauwkeurige zaagsneden zijn aangebracht zodat smalle houten delen onder "verstek" gezaagd kunnen worden.
|
|
de verstekeling
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vərˈstekəlɪŋ] Verbuigingen: verstekeling|en (meerv.) de verstekeling|e zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈstekəlɪŋ|ə] Verbuigingen: verstekelinge|n (meerv.) |
iemand die stiekem en zonder te betalen als passagier op een boot of vliegtuig meegaat
Voorbeeld: `als verstekeling aan boord gaan` |
|
verstekwaarde
zelfst.naamw. |
standaardwaarde die 'bij verstek', bij gebrek aan nadere invoer, gebruikt wordt; voornamelijk toegepast bij geautomatiseerde invoersystemen
|
|
verstellen
werkw. Uitspraak: [vərˈstɛlə(n)] Verbuigingen: verstelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (kleding of schoenen) repareren
Voorbeeld: `een kapotte broek verstellen` Synoniem: (op)lappen 2) (iets) in een andere stand of vorm brengen Voorbeelden: `het stuur van je fiets verstellen`, `je bureaustoel in hoogte verstellen` |
|
verstelbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'stɛlbar] |
als (iets) in een andere stand of vorm gebracht kan worden
Voorbeelden: `verstelbare tafelpoten`, `een verstelbaar bureau`, `De stoel in alle standen verstelbaar.` |
|
versteld
bijv.naamw. |
als je iets vreemd vindt omdat je het niet verwacht had
|
|
verstenen
werkw. |
zo hard worden als steen
Voorbeeld: `Barnsteen is boomhars die in verloop van vele jaren versteend is. ` 'overdrachtelijk' stijf worden van de kou of de schrik Voorbeeld: `Bij de aanblik daarvan versteende zij volledig. ` |
|
versterken
werkw. Uitspraak: [vərˈstɛrkə(n)] Verbuigingen: versterkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versterkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
sterker maken
Voorbeelden: `Het team wordt versterkt met twee nieuwe medewerkers.`, `Zijn onzekerheid werd versterkt doordat zij er de hele tijd bij bleef.`, `Sociale en economische ontwikkelingen versterken elkaar.` |
|
versterkend
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'stɛrkənt] |
sterker makend
Voorbeelden: `versterkende voeding`, `Sociale media kunnen een versterkend effect hebben op e-mailreclamecampagnes.` |
|
de versterker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vərˈstɛrkər] Verbuigingen: versterker|s (meerv.) |
apparaat dat geluid versterkt
Voorbeeld: `een cd-speler aansluiten op de versterker` |
|
de versterking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈstɛrkɪŋ] Verbuigingen: versterking|en (meerv.) |
1) hulp
Voorbeeld: `De wijkagent vroeg via de mobilofoon om versterking.` Synoniem: assistentie 2) het sterker worden of maken Voorbeeld: `een aanzienlijke versterking van je concurrentiepositie` |
|
versterken
werkw. Uitspraak: [vərˈstɛrkə(n)] Verbuigingen: versterkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft versterkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
sterker maken
Voorbeelden: `Het team wordt versterkt met twee nieuwe medewerkers.`, `Zijn onzekerheid werd versterkt doordat zij er de hele tijd bij bleef.`, `Sociale en economische ontwikkelingen versterken elkaar.` |
|
verstevigen
werkw. Uitspraak: [vərˈstevəxə(n)] Verbuigingen: verstevigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstevigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
steviger maken
Voorbeelden: `de vriendschapsbanden verstevigen`, `verstevigd met fiberglas`, `Ze hebben hun koppositie verstevigd door opnieuw met 2-1 te winnen.` |
|
verstrengelen
werkw. Uitspraak: [vərˈstrɛŋələ(n)] Verbuigingen: verstrengelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstrengeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een onoverzichtelijke manier door elkaar heen raken
|
|
verstrengelde belangen
|
(belangen die samenkomen maar die je eigenlijk moet scheiden)
|
|
verstrijken
werkw. Uitspraak: [vərˈstrɛikə(n)] Verbuigingen: verstreek (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verstreken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van tijd) voorbijgaan
Voorbeeld: `Er zijn sindsdien jaren verstreken.` Synoniem: verlopen |
|
verstrooid
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈstrojt] |
niet met je gedachten erbij
Synoniem: afwezig |
|
een verstrooide professor
|
(iemand die altijd veel vergeet)
|
|
verstuiven
werkw. |
in fijne nevel omzetten
Voorbeeld: `Deze spuitbus verstuift rode verf'. ` door de wind verplaatst worden Voorbeeld: `Deze duin verstoof geleidelijk landinwaarts. ` |
|
verstuiken
werkw. Uitspraak: [vərˈstœykə(n)] Verbuigingen: verstuikte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstuikt (volt.deelw.) |
(je enkel of voet) beschadigen doordat de banden van het gewricht te veel zijn opgerekt
Voorbeeld: `Hij heeft een verstuikte enkel.` |
|
de verstuiver
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'stœyvər] Verbuigingen: verstuiver|s (meerv.) |
voorwerp waarmee je vloeistof in kleine druppeltjes verspreidt
Voorbeeld: `parfumverstuiver` |
|
versturen
werkw. Uitspraak: [vərˈstyrə(n)] Verbuigingen: verstuurde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) ergens naar toe sturen
Voorbeeld: `een pakje versturen` Synoniemen: opsturen, verzenden |
|
verstrengelen
werkw. Uitspraak: [vərˈstrɛŋələ(n)] Verbuigingen: verstrengelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstrengeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een onoverzichtelijke manier door elkaar heen raken
|
|
verstrengelde belangen
|
(belangen die samenkomen maar die je eigenlijk moet scheiden)
|
|
versuffen
werkw. Uitspraak: [vər'sʏfə(n)] Verbuigingen: versufte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is versuft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
slaperig en sloom maken of worden
Voorbeelden: `een middeltje om wespen te versuffen`, `De oude man versuft en valt in slaap.` |
|
verstrijken
werkw. Uitspraak: [vərˈstrɛikə(n)] Verbuigingen: verstreek (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verstreken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van tijd) voorbijgaan
Voorbeeld: `Er zijn sindsdien jaren verstreken.` Synoniem: verlopen |
|
verstrekken
werkw. Uitspraak: [vərˈstrɛkə(n)] Verbuigingen: verstrekte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstrekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geven
Voorbeelden: `Water en voedsel verstrekken aan de vluchtelingen.`, `inlichtingen verstrekken` Antoniem: innemen Synoniemen: verschaffen, leveren, uitreiken |
|
verstrekkend
bijv.naamw. Uitspraak: ['vɛrstrɛkənt] |
zeer groot, met grote gevolgen
Voorbeelden: `De extreme droogte heeft verstrekkende gevolgen voor de landbouw.`, `verstrekkende maatregelen nemen` Synoniem: vergaand |
|
de verstrekking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'strɛkɪŋ] Verbuigingen: verstrekking|en (meerv.) |
het geven, of wat je geeft
Voorbeelden: `de verstrekking van humanitaire noodhulp`, `de verstrekking van gegevens`, `de verstrekkingen per werknemer registreren`, `moeten betalen voor sommige verstrekkingen in een verpleeghuis` |
|
verstrengelen
werkw. Uitspraak: [vərˈstrɛŋələ(n)] Verbuigingen: verstrengelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstrengeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een onoverzichtelijke manier door elkaar heen raken
|
|
verstrengelde belangen
|
(belangen die samenkomen maar die je eigenlijk moet scheiden)
|
|
verstoten
werkw. Uitspraak: [vərˈstotə(n)] Verbuigingen: verstootte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand voor wie je zou moeten zorgen) uit je omgeving wegjagen
Voorbeeld: `De wolvin verstootte haar pasgeboren welpen.` |
|
de verstoring
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'storɪŋ] Verbuigingen: verstoring|en (meerv.) |
onderbreking van wat niet onderbroken of gehinderd had moeten worden
Voorbeelden: `verdacht van verstoring van de openbare orde`, `een werkstraf krijgen na verstoring van de dodenherdenking`, `verstoring van het treinverkeer door een kapot sein` |
|
verstoren
werkw. Uitspraak: [vərˈstorə(n)] Verbuigingen: verstoorde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onderbreken of hinderen wat niet onderbroken of gehinderd had moeten worden
Voorbeeld: `De straaljager verstoorde de rust in het bos.` |
|
verstoppen
werkw. Uitspraak: [vərˈstɔpə(n)] Verbuigingen: verstopte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een plek leggen waar niemand het kan zien
Voorbeelden: `een cadeautje verstoppen`, `zich verstoppen achter een boom` Synoniem: verbergen |
|
verstopt
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈstɔpt] |
(van een doorgang) onbedoeld afgesloten
Voorbeelden: `De wc is verstopt.`, `Ik heb een verstopte neus.` |
|
de verstopping
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'stɔpɪŋ] Verbuigingen: verstopping|en (meerv.) |
1) keer dat (een doorgang) onbedoeld afgesloten raakt
Voorbeelden: `Roken veroorzaakt verstopping van de bloedvaten.`, `de verstopping van de afvoer verhelpen` 2) toestand dat je niet kunt poepen medisch Voorbeeld: `al dagen last hebben van verstopping` Synoniem: obstipatie |
|
het verstoppertje
zelfst.naamw. Uitspraak: [vərˈstɔpərcə] |
kinderspel waarbij één speler de andere spelers moet zoeken
Voorbeeld: `verstoppertje spelen` |
|
verstoppen
werkw. Uitspraak: [vərˈstɔpə(n)] Verbuigingen: verstopte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een plek leggen waar niemand het kan zien
Voorbeelden: `een cadeautje verstoppen`, `zich verstoppen achter een boom` Synoniem: verbergen |
|
verstuiven
werkw. |
in fijne nevel omzetten
Voorbeeld: `Deze spuitbus verstuift rode verf'. ` door de wind verplaatst worden Voorbeeld: `Deze duin verstoof geleidelijk landinwaarts. ` |
|
verstoken
werkw. Uitspraak: [vər'stokə(n)] Verbuigingen: verstookte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstookt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(brandstof) verbruiken
Voorbeelden: `in een koude winter veel gas verstoken`, `hout verstoken in je open haard` |
|
verstoren
werkw. Uitspraak: [vərˈstorə(n)] Verbuigingen: verstoorde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onderbreken of hinderen wat niet onderbroken of gehinderd had moeten worden
Voorbeeld: `De straaljager verstoorde de rust in het bos.` |
|
verstaan
werkw. Uitspraak: [vərˈstan] Verbuigingen: verstond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) kunnen horen wat iemand zegt
Voorbeelden: `Kunt u iets harder praten, ik kan u niet verstaan.`, `Ik kan er geen woord van verstaan.` 2) kunnen begrijpen wat iemand zegt Voorbeeld: `geen Chinees verstaan` Synoniem: begrijpen |
|
iemand iets te verstaan geven
|
(iets heel duidelijk maken aan iemand)
|
|
verstoten
werkw. Uitspraak: [vərˈstotə(n)] Verbuigingen: verstootte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand voor wie je zou moeten zorgen) uit je omgeving wegjagen
Voorbeeld: `De wolvin verstootte haar pasgeboren welpen.` |
|
verstommen
werkw. |
plotseling sprakeloos worden Voorbeeld: ` Zij stond verstomd van verbazing . `
|
|
verstolen
bijv.naamw. |
heimelijk, geheim Voorbeeld: `We konden niets opmaken uit zijn verstolen blik. `
|
|
verstoken van
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈstokə(n) vɑn] |
zonder de beschikking over
Voorbeeld: `verstoken van de meest elementaire middelen om te overleven` |
|
verstoken
werkw. Uitspraak: [vər'stokə(n)] Verbuigingen: verstookte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstookt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(brandstof) verbruiken
Voorbeelden: `in een koude winter veel gas verstoken`, `hout verstoken in je open haard` |
|
verstillen
werkw. Uitspraak: [vər'stɪlə(n)] Verbuigingen: verstilde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (van klanken) steeds stiller worden
Verbuigingen: is verstild (volt.deelw.) Voorbeeld: `Langzaam verstilt de muziek.` 2) rustig en kalm maken of worden Verbuigingen: heeft, is verstild (volt.deelw.) Voorbeelden: `je gedachten laten verstillen en in een andere staat van bewustzijn komen`, `een creatieve manier van onthaasten en verstillen`, `je geest verstillen` |
|
verstikken
werkw. Uitspraak: [vər'stɪkə(n)] Verbuigingen: verstikte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is verstikt (volt.deelw.) |
doodgaan of laten doodgaan door te weinig lucht
Voorbeelden: `een vader die zijn voortdurend huilende baby verstikt heeft met een kussen`, `Als er niet snel iets gebeurt dreigen deze bossen te verstikken.` |
|
verstijven
werkw. Uitspraak: [vər'stɛivə(n)] Verbuigingen: verstijfde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verstijfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
stijf (1) worden
Voorbeelden: `Door de kou zijn mijn spieren verstijfd.`, `Je kunt letterlijk verstijven van schrik en daardoor vallen.` Synoniem: verstrammen |
|
verstieren
werkw. Uitspraak: [vərʃ'tirə(n)] Verbuigingen: verstierde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verstierd (volt.deelw.) |
door vervelend gedrag verpesten
Voorbeeld: `Het buurtfeest werd verstierd door een stel vernielzuchtige rotjochies.` Synoniemen: versjteren, verzieken |
|
versus
voorzetsel Uitspraak: ['vɛrzʏs] |
tegenover
Voorbeelden: `ambities versus werkelijkheid`, `jong links versus jong rechts` |
|
vertalen
werkw. Uitspraak: [vərˈtalə(n)] Verbuigingen: vertaalde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (tekst) overzetten in een andere taal
Voorbeeld: `een tekst van het Spaans in/naar het Nederlands vertalen` 2) iets in een andere vorm weergeven Voorbeeld: `iets in daden vertalen` vertalen naar (omzetten in) `goede bedoelingen vertalen naar concrete plannen` |
|
vertalen naar
|
(omzetten in) `goede bedoelingen vertalen naar concrete plannen`
|
|
het vertaalprogramma
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'talproxrɑma] Verbuigingen: vertaalprogramma|'s (meerv.) |
computerprogramma dat automatisch een tekst kan vertalen
Voorbeeld: `Vertaalprogramma's hebben de menselijke vertalers nog niet overbodig gemaakt.` |
|
zich vertakken
reflexief werkw. Uitspraak: [vərˈtɑkə(n)] Verbuigingen: vertakte zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich vertakt (volt.deelw.) |
1) (van een boomtak) zich in dunnere takken splitsen biologie
Voorbeeld: `De stam vertakt zich op een meter boven de grond.` 2) (van een weg) verdergaan als twee of meer wegen Voorbeeld: `Verderop vertakt de weg zich in twee zandpaden.` Synoniem: zich splitsen |
|
de vertaler
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vərˈtalər] Verbuigingen: -s (meerv.) de vertaalster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈtalstər] Verbuigingen: -s (meerv.) |
iemand die voor zijn of haar beroep schriftelijke teksten van de ene taal in een andere taal overzet
Voorbeeld: `een beëdigd vertaalster` |
|
de vertaling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərˈtalɪŋ] Verbuigingen: vertaling|en (meerv.) |
1) keer dat je vertaalt
Voorbeeld: `De vertaling van die tekst kostte me veel moeite.` 2) vertaalde tekst Voorbeelden: `een vrije vertaling`, `Dat boek is een Engelse vertaling van de oorspronkelijk Franse versie.` |
|
de verte
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvɛrtə] Verbuigingen: verte|n, verte|s (meerv.) |
plaats die ver weg is
Voorbeeld: `In de verte zagen we de torens van de stad al.` |
|
In de verte lijkt het wel op paard.
|
(het lijkt een klein beetje op een paard)
|
|
in de verste verte niet
|
(helemaal niet) `Ze leek in de verste verte niet op haar zus.`
|
|
vertebraal
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot de wervels Voorbeeld: `Een [...] vrouw met progressieve rugklachten ten gevolge van een agressief vertebraal hemangioom onderging embolisatie [..].<ref>Ned Tijdschr Geneeskd... 2008;152:1686-93</ref> `
|
|
vertederen
werkw. Uitspraak: [vər'tedərə(n)] Verbuigingen: vertederde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertederd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een lieve manier ontroeren
Voorbeeld: `De baby vertederde haar opa en oma met haar glimlach en haar stralende oogjes.` |
|
vertederend
bijv.naamw. Uitspraak: [vərˈtedərənt] |
op een lieve manier ontroerend
Voorbeeld: `de vertederende aanblik van de jonge poesjes` Synoniem: aandoenlijk |
|
verteren
werkw. Uitspraak: [vər'terə(n)] Verbuigingen: verteerde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (van voedsel) veranderen in ontlasting
Verbuigingen: is verteerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Fruit verteert sneller dan vlees.` 2) (voedsel) omzetten in ontlasting Verbuigingen: heeft verteerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Vezels worden niet verteerd.` |
|
iets niet kunnen verteren
|
(iets niet accepteren) `Ik kan het niet verteren dat zij die opdracht heeft gekregen.`
|
|
verteerd worden door jaloezie
|
(erg jaloers zijn)
|
|
verteerbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'terbar] |
1) (van voedsel) die of dat afgebroken kan worden tot ontlasting
Voorbeeld: `Moeilijk verteerbaar eten kan het ontlastingspatroon verstoren.` 2) die of dat geaccepteerd kan worden Voorbeeld: `Al dat zware politieke geschut dient om verteerbaar te maken wat eigenlijk onverteerbaar is.` Synoniem: acceptabel |
|
licht verteerbaar
|
(makkelijk afbreekbaar tot ontlasting) `als je overgegeven hebt een paar dagen licht verteerbaar voedsel eten`
|
|
verteren
werkw. Uitspraak: [vər'terə(n)] Verbuigingen: verteerde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (van voedsel) veranderen in ontlasting
Verbuigingen: is verteerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Fruit verteert sneller dan vlees.` 2) (voedsel) omzetten in ontlasting Verbuigingen: heeft verteerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Vezels worden niet verteerd.` |
|
iets niet kunnen verteren
|
(iets niet accepteren) `Ik kan het niet verteren dat zij die opdracht heeft gekregen.`
|
|
verteerd worden door jaloezie
|
(erg jaloers zijn)
|
|
vertegenwoordigen
werkw. Uitspraak: [vərˈtexə(n)wordəxə(n)] Verbuigingen: vertegenwoordigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertegenwoordigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) optreden in naam van iemand
Voorbeeld: `De minister liet zich vertegenwoordigen door een ambtenaar.` 2) de waarde of betekenis van iets hebben Voorbeeld: `Het nieuwe model vertegenwoordigt een doorbraak op het gebied van computers.` |
|
de vertegenwoordiger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vərtexə(n)ˈwordəxər] Verbuigingen: -s (meerv.) de vertegenwoordigster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərtexə(n)ˈwordəxstər] Verbuigingen: -s (meerv.) |
iemand die namens een andere persoon of organisatie optreedt
Synoniem: representant |
|
de vertegenwoordiging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vərtexə(n)'wordəxɪŋ] Verbuigingen: vertegenwoordiging|en (meerv.) |
groep mensen die namens een andere persoon of organisatie optreedt
Voorbeeld: `de permanente vertegenwoordiging van Nederland bij de Verenigde Naties` |
|
vertegenwoordigen
werkw. Uitspraak: [vərˈtexə(n)wordəxə(n)] Verbuigingen: vertegenwoordigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertegenwoordigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) optreden in naam van iemand
Voorbeeld: `De minister liet zich vertegenwoordigen door een ambtenaar.` 2) de waarde of betekenis van iets hebben Voorbeeld: `Het nieuwe model vertegenwoordigt een doorbraak op het gebied van computers.` |
|
vertekenen
werkw. Uitspraak: [vər'tekənə(n)] Verbuigingen: vertekende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vervormd weergeven
Voorbeelden: `De lens vertekent het beeld.`, `informatie vertekenen`, `een standpunt vertekend overbrengen` |
|
vertekend beeld
|
(verkeerd idee) `De orderboeken in de bouw zijn weer beter gevuld, maar ze geven een vertekend beeld: de bouw trekt nog niet echt aan.`
|
|
navertellen
werkw. Uitspraak: ['navərtɛlə(n)] Verbuigingen: vertelde na (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft naverteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vertellen wat je hebt gelezen of gehoord
|
|
het niet meer kunnen navertellen
|
(dood zijn)
|
|
rondvertellen
werkw. Uitspraak: ['rɔntfərtɛlə(n)] Verbuigingen: vertelde rond (enkelv.volt.deelw.) Verbuigingen: heeft rondverteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aan meerdere personen vertellen
Voorbeeld: `Als je iemand een geheim toevertrouwt, dan verwacht je dat die persoon het niet gaat rondvertellen.` |
|
vertellen
werkw. Uitspraak: [vər'tɛlə(n)] Verbuigingen: vertelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeggen
Voorbeelden: `Hij vertelde dat hij nog nooit in Frankrijk was geweest`, `Je moet wel het hele verhaal vertellen.`, `Hij vertelde over zijn kinderjaren.`, `Wat vertelt het opgegraven vaatwerk ons over de materiaalkennis van deze vroege bewoners?` |
|
het vertelsel
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'tɛlsəl] Verbuigingen: vertelsel|s (meerv.) |
verhaaltje of praatje
Voorbeelden: `Sprookjes en vertelsels zullen altijd opnieuw worden verteld.`, `Moeder blijft ons haar verdraaide vertelsels vertellen.` |
|
de verte
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈvɛrtə] Verbuigingen: verte|n, verte|s (meerv.) |
plaats die ver weg is
Voorbeeld: `In de verte zagen we de torens van de stad al.` |
|
In de verte lijkt het wel op paard.
|
(het lijkt een klein beetje op een paard)
|
|
in de verste verte niet
|
(helemaal niet) `Ze leek in de verste verte niet op haar zus.`
|
|
verteren
werkw. Uitspraak: [vər'terə(n)] Verbuigingen: verteerde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (van voedsel) veranderen in ontlasting
Verbuigingen: is verteerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Fruit verteert sneller dan vlees.` 2) (voedsel) omzetten in ontlasting Verbuigingen: heeft verteerd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Vezels worden niet verteerd |
|
iets niet kunnen verteren
|
(iets niet accepteren) `Ik kan het niet verteren dat zij die opdracht heeft gekregen.`
|
|
verteerd worden door jaloezie
|
(erg jaloers zijn)
|
|
de vertering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'terɪŋ] Verbuigingen: vertering|en (meerv.) |
1) het proces van verteren
Voorbeelden: `de vertering van eiwitten, vetten en koolhydraten`, `spijsvertering` 2) wat je hebt besteld en opgegeten en gedronken in een café of restaurant Voorbeeld: `We moesten onze vertering contant afrekenen, want een pinautomaat was er niet.` |
|
verticaal
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛrti'kal] |
in rechtopstaande positie
Voorbeeld: `de verticale y-as` Antoniem: horizontaal |
|
3 verticaal: rivier in België.
|
opgave in een kruiswoordraadsel>)
|
|
het vertier
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'tir] |
iets dat je afleiding of ontspanning geeft
Voorbeelden: `In dit kleine dorpje is niet veel vertier.`, `je vertier zoeken in het zwembad`, `Campings bieden vertier als het slecht weer is.` |
|
vertigo
zelfst.naamw. |
[medisch] draaiduizeligheid
|
|
vertikken
werkw. Uitspraak: [vər'tɪkə(n)] Verbuigingen: vertikte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertikt (volt.deelw.) |
weigeren
Voorbeelden: `Dat vertik ik!`, `Ik vertik het om nog langer te zwijgen.` |
|
vertinnen
werkw. |
een voorwerp bedekken met een dun laagje tin Voorbeeld: `Het oppervlak dat vertind moet worden moet eerst goed schoongemaakt worden. `
|
|
vertoeven
werkw. Uitspraak: [vər'tuvə(n)] Verbuigingen: vertoefde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertoefd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens zijn gedurende enige tijd formeel
Voorbeelden: `Hij vertoeft al enige weken in het buitenland.`, `bij mooi weer de hele middag op het terras vertoeven` Synoniem: verblijven |
|
vertolken
werkw. Uitspraak: [vər'tɔlkə(n)] Verbuigingen: vertolkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertolkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een gevoel of mening) uitdrukken
Voorbeeld: `De brief vertolkt het standpunt van de gehele fractie.` 2) (een rol of muziekstuk) spelen Voorbeeld: `Hij vertolkte enkele klassieke bluesnummers.` |
|
vertonen
werkw. Uitspraak: [vər'tonə(n)] Verbuigingen: vertoonde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
laten zien
Voorbeelden: `nog nooit vertoonde beelden`, `Ik snap niet hoe jij je hier nog durft te vertonen!` |
|
overeenkomsten vertonen met
|
(in bepaalde opzichten lijken op iets)
|
|
de vertoning
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'tonɪŋ] Verbuigingen: vertoning|en (meerv.) |
1) iets dat aan een publiek getoond wordt
Voorbeeld: `Na de vertoning is er gelegenheid om enkele vragen te stellen.` 2) schouwspel dat een slechte indruk maakt Voorbeelden: `Het debat was een gênante vertoning.`, `schertsvertoning` |
|
het vertoon
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'ton] |
keer dat je iets laat zien
Voorbeelden: `Op vertoon van uw lidmaatschapskaart krijgt u korting.`, `met groot/veel vertoon van macht` |
|
vertonen
werkw. Uitspraak: [vər'tonə(n)] Verbuigingen: vertoonde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
laten zien
Voorbeelden: `nog nooit vertoonde beelden`, `Ik snap niet hoe jij je hier nog durft te vertonen!` |
|
overeenkomsten vertonen met
|
(in bepaalde opzichten lijken op iets)
|
|
vertragen
werkw. Uitspraak: [vər'traxə(n)] Verbuigingen: vertraagde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertraagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
langzamer doen gaan
Voorbeeld: `vertraagde beelden` |
|
de vertraging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'traxɪŋ] Verbuigingen: vertraging|en (meerv.) |
keer dat iets langer duurt of later gebeurt dan gepland
Voorbeelden: `Het vliegtuig had twee uur vertraging.`, `met vertraging`, `vertraging oplopen` Synoniem: oponthoud |
|
I het vertrek
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'trɛk] Verbuigingen: -ken |
1) keer dat je vertrekt
Verbuigingen: g.mv. (meerv.) Voorbeelden: `vertrekhal`, `klaar voor vertrek` 2) kamer Voorbeeld: `ruime vertrekken` Synoniem: ruimte |
|
de vertrekhal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vər'trɛkhɑl] Verbuigingen: vertrekhal|len (meerv.) |
hal voor vertrekkende reizigers
Voorbeelden: `de vertrekhal van een luchthaven`, `De incheckbalies bevinden zich in de vertrekhal.` |
|
vertrekken
werkw. Uitspraak: [vər'trɛkə(n)] Verbuigingen: vertrok (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) weggaan
Verbuigingen: is vertrokken (volt.deelw.) Voorbeelden: `De trein vertrekt van spoor 4.`, `We vertrekken pas volgende week zaterdag.` 2) Verbuigingen: heeft vertrokken (volt.deelw.) |
|
met de noorderzon vertrokken zijn
|
(ongemerkt en met onbekende bestemming weggegaan zijn)
|
|
Ze vertrok haar gezicht van de pijn.
|
(ze trok een grimas omdat ze pijn had)
|
|
zonder een spier te vertrekken
|
(met een strak gezicht)
|
|
vertrekstaat
zelfst.naamw. |
Nederland een tabel waarop staat aangegeven wanneer en op welk perron een trein of bus vertrekt Voorbeeld: `Ik zocht op een vertrekstaat mijn trein naar Haarlem. `
|
|
vertroebelen
werkw. Uitspraak: [vər'trubələ(n)] Verbuigingen: vertroebelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertroebeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onzuiver of onduidelijk maken
Voorbeelden: `Botsende belangen vertroebelen de militaire operatie.`, `Problemen van nu vertroebelen de kijk op de toekomst.`, `door valse concurrentie de verhoudingen binnen de sector vertroebelen` |
|
vertroetelen
werkw. Uitspraak: [vər'trutələ(n)] Verbuigingen: vertroetelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertroeteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeer verwennen
Voorbeeld: `Je wordt er heerlijk vertroeteld met massages en kruidenbaden.` |
|
toevertrouwen
werkw. Uitspraak: [ˈtuvərtrɑuwə(n)] Verbuigingen: vertrouwde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toevertrouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets aan iemand) geven omdat je gelooft dat hij of zij er geen misbruik van zal maken
2) in vertrouwen vertellen Voorbeeld: `je liefdesverdriet aan een dagboek toevertrouwen` |
|
Ik zou haar mijn laatste cent toevertrouwen.
|
(ik vertrouw haar helemaal)
|
|
Dat is haar wel toevertrouwd.
|
(die taak zal zij goed uitvoeren)
|
|
vertrouwd
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'trɑut] |
wat bekend is en daardoor geruststelt
Voorbeelden: `een vertrouwde omgeving`, `Het voelt vertrouwd.` Synoniem: eigen |
|
vertrouwd met
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'trɑut mɛt] |
bekend met
|
|
Ben je vertrouwd met XML?
|
(kun je goed met XML werken?)
|
|
We maken je vertrouwd met de werkwijze binnen onze organisatie.
|
(we leren je werken op de manier die binnen onze organisatie gebruikelijk is)
|
|
vertrouwelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'trɑuwələk] |
1) wat niet algemeen bekend mag worden
Voorbeeld: `Wij gaan vertrouwelijk met uw gegevens om.` Synoniem: confidentieel 2) informeel en intiem Voorbeeld: `vertrouwelijk met elkaar omgaan` |
|
I het vertrouwen
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'trɑuwə(n)] |
1) geloof dat iemand eerlijk is
Voorbeeld: `Hij heeft mijn vertrouwen geschonden.` Antoniem: wantrouwen 2) geloof dat iets goed zal gaan Voorbeelden: `zelfvertrouwen`, `vol vertrouwen in een goede afloop`, `Ik heb er alle vertrouwen in.` Synoniem: fiducie |
|
iets in vertrouwen zeggen
|
(iets zeggen dat niet doorverteld mag worden)
|
|
iemand in vertrouwen nemen
|
(iemand een geheim vertellen)
|
|
II vertrouwen
werkw. Uitspraak: [vər'trɑuwə(n)] Verbuigingen: vertrouwde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertrouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
betrouwbaar vinden
Voorbeelden: `Ik vertrouw die techniek niet helemaal.`, `Wie kan je nu nog vertrouwen?` Antoniem: wantrouwen |
|
Ik vertrouw hem voor geen cent/meter.
|
(ik vertrouw hem helemaal niet)
|
|
vertrouwen op
werkw. Uitspraak: [vər'trɑuwə(n) ɔp] Verbuigingen: vertrouwde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vertrouwd op (volt.deelw.) |
uitgaan van (iets), rekenen op (iets of iemand)
Voorbeelden: `Ik vertrouw erop dat je hierover je mond houdt.`, `We vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.`, `Ik vertrouw op mijn intuïtie.` |
|
de vertrouwensarts
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'trɑuwə(n)sɑrts] Verbuigingen: vertrouwensarts|en (meerv.) |
arts naar wie je kunt gaan voor kwesties die strikt vertrouwelijk (1) zijn
Voorbeelden: `vertrouwensarts kindermishandeling`, `vertrouwensarts in de jeugdzorg` |
|
de vertrouwenspersoon
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vər'trɑuwə(n)spɛrson] Verbuigingen: vertrouwensper|sonen (meerv.) |
iemand naar wie je kunt gaan voor kwesties die strikt vertrouwelijk (1) zijn
Voorbeeld: `In veel organisaties is er een vertrouwenspersoon ongewenst gedrag, waar werknemers terecht kunnen met klachten over agressie, geweld, seksuele intimidatie, pesten en discriminatie.` |
|
vertweelinging
zelfst.naamw. |
[kristallografie] verschijnsel waarbij twee of meer kristallen met elkaar vergroeien waarvan de structuur gespeigels is over een bepaald kristalvlak Voorbeeld: `Ook bij vertweelinging is het tegenwoordig mogelijk diffractiegegevens te gebruiken voor de structuurbepaling. `
|
|
vertwijfeld
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'twɛifəlt] |
licht wanhopig
Voorbeeld: `Vertwijfeld keek hij om zich heen; er was niemand.` |
|
de vertwijfeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'twɛifəlɪŋ] |
gevoel dat je niets meer kunt veranderen aan een treurige of gevaarlijke situatie
Voorbeeld: `een gevoel van machteloosheid en vertwijfeling` Synoniem: wanhoop |
|
veruit
bijwoord Uitspraak: ['vɛrœyt] |
zo dat het kwaliteitsverschil heel duidelijk is
Voorbeeld: `Hij is veruit de sterkste.` Synoniem: verreweg |
|
vervaardigen
werkw. Uitspraak: [vər'vardəxə(n)] Verbuigingen: vervaardigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervaardigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
maken
Voorbeeld: `Alle tapijten zijn met de hand vervaardigd.` |
|
vervaardiger
zelfst.naamw. |
iemand die iets vervaardigt
|
|
de vervaardiging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'vardəxɪŋ] Verbuigingen: vervaardiging|en (meerv.) |
keer dat je iets maakt
Voorbeelden: `de vervaardiging van gordijnen`, `vervaardiging van biodiesel uit olie van algen` Synoniem: productie (1) |
|
vervaarlijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'varlək] |
gevaarlijk lijkend
Voorbeelden: `De bus slingerde vervaarlijk over de weg.`, `De wolf gromde vervaarlijk.` Synoniem: angstaanjagend |
|
vervagen
werkw. Uitspraak: [vər'vaxə(n)] Verbuigingen: vervaagde (verl.tijd enkelv.) |
1) vaag of onduidelijk worden
Verbuigingen: is vervaagd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Veel herinneringen vervagen in de loop der tijd.` 2) vaag of onduidelijk maken Verbuigingen: heeft vervaagd (volt.deelw.) Voorbeeld: `met een fotobewerkingsprogramma de achtergrond van een foto vervagen` |
|
het verval
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'vɑl] |
1) verslechterende toestand
Voorbeelden: `in verval raken`, `lichamelijk verval` Antoniem: bloei Synoniem: achteruitgang 2) niveauverschil van een rivier Voorbeeld: `De sluizen overbruggen een verval van twee meter.` |
|
de vervaldatum
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'vɑldatʏm] Verbuigingen: verval|data, vervaldatum|s (meerv.) |
dag waarop iets eindigt
Voorbeelden: `Als uw betaling na de vervaldatum binnenkomt, riskeert u een boete.`, `Opzeggen van het abonnement kan tot vier weken voor de vervaldatum.` |
|
vervalen
werkw. |
valer worden Voorbeeld: `De spijkerbroek vervaalde al in een aantal dagen. `
|
|
I vervallen
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'vɑlə(n)] |
(van gebouwen) in zeer slechte staat
Voorbeeld: `een vervallen boerderij` |
|
II vervallen
werkw. Uitspraak: [vər'vɑlə(n)] Verbuigingen: verviel (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) niet meer gelden
Voorbeeld: `Hierbij komt de vorige versie te vervallen.` 2) niet doorgaan Voorbeeld: `De avondles vervalt.` |
|
vervallen in
|
((van gedrag) gaan vertonen) `Na een tijd verviel ze weer in haar oude patroon.`
|
|
vervallen tot
|
(ongewild terechtkomen in) `Het land is vervallen tot armoede.`
|
|
vervallen aan
werkw. Uitspraak: [vər'vɑlə(n) an] Verbuigingen: verviel aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vervallen aan (volt.deelw.) |
(van geld of goederen) eigendom worden van
Voorbeeld: `Het huis vervalt bij overlijden aan de langstlevende partner.` |
|
vervalsen
werkw. Uitspraak: [vər'vɑlsə(n)] Verbuigingen: vervalste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervalst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) namaken, vooral om er zelf beter van te worden
Voorbeelden: `biljetten van 50 euro vervalsen en daarmee betalen`, `schilderijen vervalsen en duur verkopen` |
|
vervalsing
zelfst.naamw. |
een artefact opzettelijk nagemaakt om mensen in de waan te brengen dat het echt is Voorbeeld: `Het 100 eurobiljet bleek een vervalsing. `
|
|
vervangen
werkw. Uitspraak: [vər'vɑŋə(n)] Verbuigingen: verving (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in de plaats komen van (iets of iemand)
Voorbeelden: `De tunnel vervangt de oude brug.`, `Zij zal hem tijdelijk vervangen.` 2) verwijderen en iets of iemand anders in de plaats zetten Voorbeeld: `Wanneer ga je nu eindelijk die lamp vervangen?` Synoniem: verwisselen |
|
de vervanger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'vɑŋər] Verbuigingen: vervanger|s (meerv.) de vervang|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'vɑŋ|stər] Verbuigingen: vervangster|s (meerv.) |
iemand die in de plaats van iemand anders komt
Voorbeeld: `Zijn vervanger staat al klaar.` Synoniem: plaatsvervanger |
|
de vervanging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'vɑŋɪŋ] |
datgene wat vervangt of keer dat iets of iemand vervangen wordt
Voorbeelden: `ter vervanging van`, `Sojamelk dient als vervanging voor koemelk.` |
|
aan vervanging toe zijn
|
(zo oud of veelgebruikt zijn dat een nieuw exemplaar nodig is) `Die pc is aan vervanging toe.`
|
|
vervatten
werkw. Uitspraak: [vər'vɑtə(n)] Verbuigingen: vervatte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
opnemen (in iets)
Voorbeelden: `een mooie tekst om te vervatten in een volgend tentamen begrijpend lezen`, `De informatie vervat in deze website is van louter informatieve aard.`, `Welke kosten zitten vervat in dit bedrag?` |
|
met verve
|
(enthousiast en overtuigend) `een rol met verve spelen`
|
|
I vervelen
werkw. Uitspraak: [vər'velə(n)] Verbuigingen: verveelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verveeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet boeien en daardoor storend zijn
Voorbeelden: `Het werk verveelt me.`, `Deze muziek gaat nooit vervelen.` Antoniem: vermaken |
|
tot vervelens toe
|
(zo vaak dat het saai is en stoort)
|
|
II zich vervelen
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'velə(n)] Verbuigingen: verveelde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verveeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet weten wat te doen of saai vinden wat je aan het doen bent
Synoniem: zich vermaken |
|
Ik verveel me te pletter.
|
(ik verveel me heel erg)
|
|
vervellen
werkw. |
oude huid afwerpen om daarmee nieuwe onderliggende huid bloot te stellen Voorbeeld: `Als je je te veel in de zon bevindt, zul je vervellen. `
|
|
vervelend
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'velənt] |
1) onaangenaam, niet leuk
Voorbeelden: `een vervelend karweitje`, `Wat vervelend dat je niet kunt komen.` Antoniem: vermakelijk Synoniem: naar 2) (van mensen) onaardig Voorbeeld: `Wat een vervelende man!` |
|
de verveling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'velɪŋ] |
keer dat je je verveelt
Voorbeelden: `Na een tijdje slaat de verveling toe.`, `Uit verveling begon hij steentjes in het water te gooien.` |
|
verven
werkw. Uitspraak: ['vɛrvə(n)] Verbuigingen: verfde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geverfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met verf bedekken
Voorbeelden: `Weet je dat hij zijn haar verft?`, `De vloer heb ik rood geverfd.` Synoniem: schilderen |
|
verversen
werkw. Uitspraak: [vər'vɛrsə(n)] Verbuigingen: ververste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ververst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets dat gebruikt is) vervangen door iets nieuws van dezelfde materie
Voorbeelden: `olie verversen`, `je frituurvet verversen`, `lucht verversen`, `je opslagmedia verversen`, `je webpagina verversen` Synoniem: vernieuwen |
|
I vervallen
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'vɑlə(n)] |
(van gebouwen) in zeer slechte staat
Voorbeeld: `een vervallen boerderij` |
|
II vervallen
werkw. Uitspraak: [vər'vɑlə(n)] Verbuigingen: verviel (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) niet meer gelden
Voorbeeld: `Hierbij komt de vorige versie te vervallen.` 2) niet doorgaan Voorbeeld: `De avondles vervalt.` |
|
vervallen in
|
((van gedrag) gaan vertonen) `Na een tijd verviel ze weer in haar oude patroon.`
|
|
vervallen tot
|
(ongewild terechtkomen in) `Het land is vervallen tot armoede.`
|
|
vervijfvoudigen
werkw. Uitspraak: [vərvɛi'fɑudəxə(n)] Verbuigingen: vervijfvoudigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is vervijfvoudigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vijf keer zo groot of zo veel maken of worden
Voorbeelden: `de boete vervijfvoudigen`, `de opslagcapaciteit vervijfvoudigen`, `Het bedrijf ziet zijn winst vervijfvoudigen.` |
|
vervijfvoudigen
werkw. Uitspraak: [vərvɛi'fɑudəxə(n)] Verbuigingen: vervijfvoudigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is vervijfvoudigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vijf keer zo groot of zo veel maken of worden
Voorbeelden: `de boete vervijfvoudigen`, `de opslagcapaciteit vervijfvoudigen`, `Het bedrijf ziet zijn winst vervijfvoudigen.` |
|
vervangen
werkw. Uitspraak: [vər'vɑŋə(n)] Verbuigingen: verving (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in de plaats komen van (iets of iemand)
Voorbeelden: `De tunnel vervangt de oude brug.`, `Zij zal hem tijdelijk vervangen.` 2) verwijderen en iets of iemand anders in de plaats zetten Voorbeeld: `Wanneer ga je nu eindelijk die lamp vervangen?` Synoniem: verwisselen |
|
vervliegen
werkw. Uitspraak: [vər'vlixə(n)] Verbuigingen: vervloog (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vervlogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in damp overgaan
Voorbeeld: `Parfum vervliegt snel als de fles open is.` 2) vlug verdwijnen Voorbeelden: `De ernstige situatie doet hoop op verbetering vervliegen.`, `je kansen zien vervliegen` |
|
Voorbeeld: `De gedachten daaraan vervloten toen de slaap hem eindelijk overmande. `
vervlieten werkw. |
tweede betekenisomschrijving
Voorbeeld: `Zin met het vervlieten in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
vervloeken
werkw. Uitspraak: [vər'vlukə(n)] Verbuigingen: vervloekte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervloekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met vloeken (iemand) ongeluk toewensen
Voorbeeld: `je partner vervloeken omdat hij er met een ander vandoor is` Synoniem: verwensen |
|
vervloeken
werkw. Uitspraak: [vər'vlukə(n)] Verbuigingen: vervloekte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervloekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met vloeken (iemand) ongeluk toewensen
Voorbeeld: `je partner vervloeken omdat hij er met een ander vandoor is` Synoniem: verwensen |
|
de vervloeking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'vlukɪŋ] Verbuigingen: vervloeking|en (meerv.) |
keer dat je iemand vervloekt, of de woorden waarmee je dat doet
Voorbeelden: `de vervloeking van Faust, die zijn ziel verkocht aan de duivel`, `vervloekingen naar iemands hoofd gooien` |
|
vervloekt
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'vlukt] |
die of dat door jou vervloekt wordt
Voorbeelden: `Ik doe die vervloekte computer weg; hij is zo traag.`, `die vervloekte vogels op het dak die aldoor op je hoofd schijten` Synoniemen: verdomd, verrot |
|
vervloeken
werkw. Uitspraak: [vər'vlukə(n)] Verbuigingen: vervloekte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervloekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met vloeken (iemand) ongeluk toewensen
Voorbeeld: `je partner vervloeken omdat hij er met een ander vandoor is` Synoniem: verwensen |
|
vervliegen
werkw. Uitspraak: [vər'vlixə(n)] Verbuigingen: vervloog (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vervlogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in damp overgaan
Voorbeeld: `Parfum vervliegt snel als de fles open is.` 2) vlug verdwijnen Voorbeelden: `De ernstige situatie doet hoop op verbetering vervliegen.`, `je kansen zien vervliegen` |
|
vervoegen
werkw. Uitspraak: [vər'vuxə(n)] Verbuigingen: vervoegde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(de vormen van een werkwoord) opnoemen
Voorbeeld: `Hoe vervoeg je 'zijn'?` |
|
zich vervoegen bij
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'vuxə(n) bɛi] Verbuigingen: vervoegde zich bij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich vervoegd bij (volt.deelw.) |
gaan naar, je melden bij formeel
Voorbeeld: `Bij aankomst dient u zich te vervoegen bij de receptie.` |
|
vervoeging
zelfst.naamw. |
[taalkunde] de verbuiging van een werkwoord Voorbeeld: `De vervoeging van het werkwoord werd door alle leerlingen fout gedaan. `
|
|
vervoegingsklasse
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een verzameling gelijkaardige woorden bij de vervoeging van werkwoorden Voorbeeld: `Elke werkwoordsvorm behoort tot een bepaalde vervoegingsklasse die we tense noemen. `
|
|
vervoegen
werkw. Uitspraak: [vər'vuxə(n)] Verbuigingen: vervoegde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(de vormen van een werkwoord) opnoemen
Voorbeeld: `Hoe vervoeg je 'zijn'?` |
|
het vervoer
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'vur] |
middelen waarmee iets of iemand vervoerd kan worden
Voorbeelden: `Het hotel zorgt voor vervoer van en naar het strand.`, `vervoerbewijs` Synoniem: transport |
|
openbaar vervoer
|
(trein, tram, bus enz.)
|
|
het vervoerbedrijf
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'vurbədrɛif] Verbuigingen: vervoerbe|drijven (meerv.) |
bedrijf dat goederen of mensen vervoert
Voorbeeld: `het gemeentelijk vervoerbedrijf` Synoniem: transportbedrijf |
|
vervoerbewijs
zelfst.naamw. |
een plaatsbewijs voor een openbaar vervoermiddel Voorbeeld: `Vanaf 5 juli 2010 kunt u de toegangspoortjes in de Brusselse metro alleen nog met een vervoerbewijs openen. `
|
|
vervoeren
werkw. Uitspraak: [vər'vurə(n)] Verbuigingen: vervoerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een vervoermiddel verplaatsen
Voorbeeld: `Het schip kan 1500 passagiers vervoeren.` Synoniem: transporteren |
|
de vervoerder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'vurdər] Verbuigingen: vervoerder|s (meerv.) de vervoer|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'vur|stər] Verbuigingen: vervoerster|s (meerv.) |
iemand die of bedrijf dat dingen of mensen vervoert, vooral beroepsmatig
Voorbeelden: `vervoerder zijn bij een transportonderneming`, `wetgeving met de rechten en plichten omtrent de aansprakelijkheid van de vervoerder`, `De vervoerder moet in het komende jaar honderd banen schrappen.` Synoniem: transporteur |
|
het vervoermiddel
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'vurmɪdəl] Verbuigingen: vervoermiddel|en (meerv.) |
iets dat mensen of goederen naar een andere plaats rijdt, vliegt of vaart
Voorbeeld: `De fiets is een geschikt vervoermiddel voor in de stad.` Synoniem: transportmiddel |
|
de vervoersmaatschappij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'vursmatsxɑpɛi] Verbuigingen: vervoersmaatschappij|en (meerv.) |
organisatie die voor vervoer zorgt
Voorbeeld: `De vervoersmaatschappij profiteert van de problemen met de ov-chipkaart.` |
|
vervoeren
werkw. Uitspraak: [vər'vurə(n)] Verbuigingen: vervoerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een vervoermiddel verplaatsen
Voorbeeld: `Het schip kan 1500 passagiers vervoeren.` Synoniem: transporteren |
|
het vervolg
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'vɔlx] Verbuigingen: vervolg|en (meerv.) |
wat volgt
Voorbeeld: `Er zijn plannen voor een vervolg op de serie.` |
|
in het vervolg
|
(voortaan)
|
|
vervolgen
werkw. Uitspraak: [vər'vɔlxə(n)] Verbuigingen: vervolgde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervolgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) na een pauze voortzetten
Voorbeelden: `Ik vervolg mijn betoog.`, `Ze nam een slok en vervolgde: ...`, `je weg vervolgen` 2) aanklagen juridisch Voorbeeld: `Hij wordt vervolgd voor rijden onder invloed.` 3) achtervolgen met vijandige bedoelingen Voorbeeld: `In eigen land worden ze vervolgd vanwege hun geloofsovertuiging.` |
|
Wordt vervolgd.
|
ter aanduiding van een pauze in een verhaal, film enz.>)
|
|
vervolgens
bijwoord Uitspraak: [vər'vɔlxə(n)s] |
daarna
Voorbeeld: `Vervolgens neem je de eerste straat links en de tweede rechts.` Synoniemen: verder (II,1) |
|
de vervolging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'vɔlxɪŋ] Verbuigingen: vervolging|en (meerv.) |
1) keer dat iemand aangeklaagd wordt juridisch
Voorbeelden: `bezwaar tegen een verdere vervolging van de verdachte`, `de strafrechtelijke vervolging van de directeur`, `na de aangifte tot vervolging overgaan` 2) keer dat iemand achtervolgd wordt met vijandige bedoelingen Voorbeelden: `Jodenvervolging`, `de vervolging van christenen` |
|
het vervolgonderwijs
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'vɔlxɔndərwɛis] |
onderwijs na de basisschool
Voorbeeld: `In het voorjaar kunnen ouders van kinderen uit groep 8 hun kind aanmelden voor het vervolgonderwijs.` |
|
vervolledigen
werkw. Uitspraak: [vərvɔ'ledəxə(n)] Verbuigingen: vervolledigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervolledigd (volt.deelw.) |
aanvullen tot iets compleet is
Voorbeelden: `Gelieve het formulier te vervolledigen en per kerende post terug te sturen.`, `een dossier vervolledigen` Synoniem: completeren |
|
vervolmaken
werkw. Uitspraak: [vərvɔl'makə(n)] Verbuigingen: vervolmaakte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervolmaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
beter maken dan daarvoor
Voorbeeld: `Christiaan Huygens vervolmaakte de klok en het horloge en bouwde de eerste telescoop.` Synoniem: perfectioneren |
|
vervormen
werkw. Uitspraak: [vər'vɔrmə(n)] Verbuigingen: vervormde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervormd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de vorm of klank (van iets) veranderen
Voorbeelden: `je e-mailadres vervormen om geen spam meer te ontvangen`, `software om je foto's te vervormen, te bewerken, er effecten op toe te passen`, `machines voor het vervormen van hout`, `Het geluid komt helemaal vervormd uit de luidsprekers.` |
|
vervreemden
werkw. Uitspraak: [vər'vremdə(n)] Verbuigingen: vervreemdde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervreemd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het eigendom (van iets) aan iemand anders overdragen
Voorbeelden: `een pand, gebouw of terrein vervreemden`, `Onder vervreemding worden begrepen overdracht van eigendom, of vestiging of overdracht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik.` |
|
vervreemden van
werkw. Uitspraak: [vər'vremdə(n) vɑn] Verbuigingen: vervreemdde van (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vervreemd van (volt.deelw.) |
je geleidelijk minder verbonden voelen met (iemand of iets)
Voorbeeld: `Ik ben vervreemd van mijn familie en vrienden.` |
|
de vervreemding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'vremdɪŋ] Verbuigingen: vervreemding|en (meerv.) |
1) overdracht van het eigendom (van iets) aan iemand anders
Voorbeelden: `de vervreemding van archiefstukken`, `overeenkomst tot vervreemding van een landgoed` 2) proces van je geleidelijk minder verbonden voelen (met iemand of iets) psychologie Voorbeelden: `vervreemding van je achterban`, `last hebben van vervreemding van je echte vrienden als je te veel aan de computer zit met je virtuele vrienden` |
|
vervreemden
werkw. Uitspraak: [vər'vremdə(n)] Verbuigingen: vervreemdde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervreemd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het eigendom (van iets) aan iemand anders overdragen
Voorbeelden: `een pand, gebouw of terrein vervreemden`, `Onder vervreemding worden begrepen overdracht van eigendom, of vestiging of overdracht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik.` |
|
vervroegen
werkw. Uitspraak: [vər'vruxə(n)] Verbuigingen: vervroegde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervroegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vroeger laten gebeuren
Voorbeelden: `als pilgebruikster je menstruatie kunnen vervroegen of uitstellen zonder dat de veiligheid afneemt`, `je pensioendatum vervroegen`, `plasticfolie gebruiken om de teelt van je groenten te vervroegen` Antoniem: uitstellen |
|
vervuilen
werkw. Uitspraak: [vər'vœylə(n)] Verbuigingen: vervuilde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) vuilmaken
Verbuigingen: heeft vervuild (volt.deelw.) Voorbeeld: `De fabriek vervuilt het grondwater.` Synoniem: verontreinigen 2) vuil worden Verbuigingen: is vervuild (volt.deelw.) Voorbeeld: `De stad vervuilt meer en meer.` |
|
Die gegevens vervuilen het bestand alleen maar.
|
(die gegevens horen niet thuis in het bestand)
|
|
de vervuiler
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'vœylər] Verbuigingen: vervuiler|s (meerv.) de vervuil|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'vœyl|stər] Verbuigingen: vervuilster|s (meerv.) |
iemand die of bedrijf dat vervuiling veroorzaakt
Voorbeeld: `Volgens de milieuwetgeving moet het chemische bedrijf zelf de kosten van de ramp betalen, onder het motto: de vervuiler betaalt.` |
|
de vervuiling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'vœylɪŋ] Verbuigingen: vervuiling|en (meerv.) |
het steeds vuiler worden
Voorbeelden: `milieuvervuiling`, `luchtvervuiling` Synoniem: verontreiniging |
|
lichtvervuiling
|
(toestand dat er 's nachts veel kunstlicht schijnt)
|
|
vervullen
werkw. Uitspraak: [vər'vʏlə(n)] Verbuigingen: vervulde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vervuld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) uitoefenen
Voorbeeld: `een taak of functie vervullen` 2) (wat iemand graag wil) laten gebeuren Voorbeeld: `een wens, droom, gebed vervullen` |
|
de vervulling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'vʏlɪŋ] |
keer dat iets vervuld wordt
|
|
in vervulling gaan
|
((van een droom of wens) werkelijk gebeuren) `Eindelijk zag hij zijn droom in vervulling gaan.`
|
|
verwaaiing
zelfst.naamw. |
de verstoring van wild door een door de wind verspreid geurspoor
|
|
verwaand
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'want] |
als je jezelf heel goed vindt en op anderen neerkijkt
Synoniemen: arrogant, hooghartig, zelfgenoegzaam |
|
een verwaande kwast
|
(een verwaande jongen of man)
|
|
verwaandheid
zelfst.naamw. |
het hebben van een hinderlijk hoge dunk van zichzelf Voorbeeld: `Haar verwaandheid is spreekwoordelijk. `
|
|
verwaarlozen
werkw. Uitspraak: [vər'warlozə(n)] Verbuigingen: verwaarloosde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwaarloosd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
te weinig aandacht besteden aan
Voorbeelden: `Het spoorwegennet is jarenlang verwaarloosd.`, `je gezondheid verwaarlozen` Synoniem: veronachtzamen |
|
(de kans dat dit gebeurt, is heel erg klein)
|
De kans dat dit gebeurt, is te verwaarlozen.
|
|
verwaarloosbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'warlozbar] |
zo klein of gering dat je er weinig of geen aandacht aan hoeft te besteden
Voorbeelden: `een verwaarloosbaar risico`, `De gevonden concentraties radioactiviteit zijn verwaarloosbaar en leiden dus niet tot besmetting van gras, gewassen en drinkwater.` |
|
verwachten
werkw. Uitspraak: [vər'wɑxtə(n)] Verbuigingen: verwachtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een toekomstige gebeurtenis of toestand, iemands komst) waarschijnlijk achten
Voorbeelden: `Ik had niet verwacht dat me dat zou overkomen.`, `Iedereen verwachtte een spectaculaire wedstrijd.`, `Ik verwacht om elf uur thuis te zijn.`, `veel van iets of iemand verwachten`, `Ik verwacht u morgenochtend om tien uur op mijn kantoor.` Synoniemen: voorzien, rekenen op |
|
Dat was/viel te verwachten.
|
(dat dat zou gebeuren, had je op voorhand kunnen weten)
|
|
Ze verwacht een kind.
|
(ze is zwanger)
|
|
zich verwachten aan
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'wɑxtə(n) an] Verbuigingen: verwachtte zich aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verwacht aan (volt.deelw.) |
verwachten
Voorbeeld: `Hij verwachtte zich aan een harde strijd.` |
|
de verwachting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɑxtɪŋ] Verbuigingen: verwachting|en (meerv.) |
datgene wat of keer dat je (iets) verwacht
Voorbeelden: `weersverwachting`, `De verwachting is dat het werk morgen klaar is.` |
|
naar verwachting
|
(waarschijnlijk)
|
|
tegen de verwachting in
|
(anders dan verwacht)
|
|
boven verwachting presteren
|
(beter presteren dan verwacht)
|
|
hoge verwachtingen van iets of iemand hebben
|
(geloven dat iets of iemand het zeer goed zal doen)
|
|
aan de verwachtingen beantwoorden
|
(zo zijn of handelen als verwacht)
|
|
vol verwachting
|
(hoopvol)
|
|
in verwachting
|
(zwanger)
|
|
verwachtingsvol
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'wɑxtɪŋsfɔl] |
met veel goede verwachtingen
Voorbeelden: `De ruimtevaarder ziet verwachtingsvol uit naar zijn nieuwe ruimtereis.`, `verwachtingsvol afwachten welke cadeautjes je op het sinterklaasfeest krijgt` Synoniem: hoopvol |
|
verwachtingswaarde
zelfst.naamw. |
verwachtingswaardes||]
[statistiek]. de waarde van een grootheid berekend als een naar waarschijnlijkheid gewogen gemiddelde over de gehele verdeling |
|
verwachten
werkw. Uitspraak: [vər'wɑxtə(n)] Verbuigingen: verwachtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een toekomstige gebeurtenis of toestand, iemands komst) waarschijnlijk achten
Voorbeelden: `Ik had niet verwacht dat me dat zou overkomen.`, `Iedereen verwachtte een spectaculaire wedstrijd.`, `Ik verwacht om elf uur thuis te zijn.`, `veel van iets of iemand verwachten`, `Ik verwacht u morgenochtend om tien uur op mijn kantoor.` Synoniemen: voorzien, rekenen op |
|
Dat was/viel te verwachten.
|
(dat dat zou gebeuren, had je op voorhand kunnen weten)
|
|
Ze verwacht een kind.
|
(ze is zwanger)
|
|
Ia de verwant
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'wɑnt] Verbuigingen: verwant|en (meerv.) Ib de verwant|e zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɑnt|ə] Verbuigingen: verwante|n (meerv.) |
iemand die ongeveer dezelfde voorouders heeft als jij
Voorbeeld: `geestverwant` Synoniemen: bloedverwant, familielid |
|
een verre verwant
|
(verwant die andere grootouders heeft dan jij)
|
|
II verwant
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'wɑnt] |
met elkaar verbonden of op elkaar lijkend
Voorbeelden: `Wij zijn niet verwant met elkaar.`, `je verwant voelen met/aan iemand`, `Spaans en Italiaans zijn verwante talen.`, `verwante begrippen` |
|
verwante geesten
|
(mensen die hetzelfde over iets denken)
|
|
de verwantschap
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɑntsxɑp] Verbuigingen: verwantschap|pen (meerv.) |
1) relatie tussen verwanten
Voorbeeld: `verwantschap tussen twee personen` 2) overeenkomst Voorbeeld: `verwantschap vertonen met iets` |
|
verwantschapssysteem
zelfst.naamw. |
[sociologie], [antropologie] het geheel van regels dat de rechten en plichten van leden van een familie of clan beschrijft Voorbeeld: `Cultureel antropologen hebben talloze verwantschapssystemen beschreven. `
|
|
verwarren
werkw. Uitspraak: [vər'wɑrə(n)] Verbuigingen: verwarde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verward (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verward maken
Voorbeelden: `Haar glimlach verwarde hem.`, `Ik raakte verward in de kabels van mijn computer.` |
|
verward
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'wɑrt] |
1) niet goed geordend
Voorbeelden: `een verward verhaal`, `verwarde haren` Synoniemen: slordig, door de war 2) (van mensen) niet in staat om goed te kunnen nadenken Voorbeeld: `Verwarde man steekt eigen huis in brand.` Synoniemen: in de war, chaotisch |
|
verwarren
werkw. Uitspraak: [vər'wɑrə(n)] Verbuigingen: verwarde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verward (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verward maken
Voorbeelden: `Haar glimlach verwarde hem.`, `Ik raakte verward in de kabels van mijn computer.` |
|
verwarmen
werkw. Uitspraak: [vər'wɑrmə(n)] Verbuigingen: verwarmde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwarmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
warm maken
Voorbeeld: `een verwarmd zwembad` |
|
de verwarming
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɑrmɪŋ] Verbuigingen: verwarming|en (meerv.) |
installatie die een ruimte warm maakt
Voorbeelden: `autoverwarming`, `de verwarming aanzetten` |
|
centrale verwarming
|
(installatie die meer dan één ruimte in een gebouw verwarmt)
|
|
de verwarmingsketel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'wɑrmɪŋsketəl] Verbuigingen: verwarmingsketel|s (meerv.) |
vat met heet water voor de centrale verwarming
Voorbeeld: `installatie en onderhoud van verwarmingsketels` |
|
verwarren
werkw. Uitspraak: [vər'wɑrə(n)] Verbuigingen: verwarde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verward (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verward maken
Voorbeelden: `Haar glimlach verwarde hem.`, `Ik raakte verward in de kabels van mijn computer.` |
|
verwarren met
werkw. Uitspraak: [vər'wɑrə(n) mɛt] Verbuigingen: verwarde met (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verward met (volt.deelw.) |
denken dat iemand of iets iemand of iets anders is
Voorbeelden: `vrouwen die hartklachten verwarren met overgangsklachten`, `gevoelens van vriendschap niet verwarren met liefde`, `Ja, je hebt gelijk: ik heb hem verward met zijn tweelingbroer.` |
|
verwarrend
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'wɑrənt] |
als iets of iemand mensen in warring brengt, ze onzeker maakt hoe het precies zit
Voorbeelden: `een verwarrend beeld schetsen van wie het slachtoffer zal zijn van bezuinigingen`, `Best verwarrend als twee spelers binnen de club dezelfde voor- en achternaam hebben.`, `Een eeneiige tweeling heeft een verwarrende gelijkenis: je moet heel goed kijken en luisteren om te bepalen met wie je te maken hebt.` |
|
de verwarring
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɑrɪŋ] Verbuigingen: verwarring|en (meerv.) |
toestand dat iemand of iets verward is
Voorbeeld: `iemand in verwarring brengen` |
|
spraakverwarring
|
(situatie waarin men elkaars woorden verkeerd begrijpt)
|
|
De verwarring was compleet.
|
(De verwarring was groot.)
|
|
verwateren
werkw. Uitspraak: [vər'watərə(n)] Verbuigingen: verwaterde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) aan kracht verliezen
Verbuigingen: is verwaterd (volt.deelw.) Voorbeelden: `We waren vroeger dikke vrienden, maar in de loop der tijd is onze vriendschap verwaterd.`, `Aspirine is een merknaam die verwaterd is tot soortnaam.` Synoniem: verslappen 2) in water leggen of met water spoelen Verbuigingen: heeft verwaterd (volt.deelw.) Voorbeelden: `hout verwateren`, `mosselen verwateren` |
|
verwedden
werkw. Uitspraak: [vər'wɛdə(n)] Verbuigingen: verwedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
wedden om (iets)
Voorbeeld: `Ik durf er een fles wijn om te verwedden dat onze club zal winnen.` |
|
er heel wat om durven verwedden dat...
|
(er vrijwel zeker van zijn dat...)
|
|
verweven
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'wevə(n)] |
die of dat samenhangt of samengaat met iets anders
Voorbeelden: `Op de Amsterdamse wallen zijn de onder- en de bovenwereld nauw verweven.`, `De Nederlandse economie is steeds meer verweven geraakt met de wereldhandel.` |
|
verweken
werkw. |
geleidelijk zachter worden
Voorbeeld: `De hoorn van de hoeven was geheel verweekt; mogelijk was blootstelling aan ammonia daar de oorzaak van. ` zachter maken Voorbeeld: `Voor Plato had muziek een morele betekenis: terwijl sommige typen muziek de mensen verweekten en tot slappelingen maakten, vormde de juiste muziek hen tot sterke karakters. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verweken in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
het verweer
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'wer] Verbuigingen: ver|weren (meerv.) |
verdediging
|
|
geen verweer hebben
|
(zich niet kunnen verdedigen)
|
|
zich verweren
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'werə(n)] Verbuigingen: verweerde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verweerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich verdedigen
Voorbeeld: `Tegen die beschuldigingen kon hij zich niet verweren.` |
|
de verweerder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'werdər] Verbuigingen: verweerder|s (meerv.) de verweer|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wer|stər] Verbuigingen: verweerster|s (meerv.) |
iemand die zich voor de rechtbank verdedigt of laat verdedigen juridisch
Voorbeeld: `De verweerder is voor de rechtbank gedaagd om te reageren op de vordering van een eiser.` Antoniem: eiser Synoniem: gedaagde |
|
het verweerschrift
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'wersxrɪft] Verbuigingen: verweerschrift|en (meerv.) |
officieel stuk waarin je je verdedigt
Voorbeeld: `een verweerschrift indienen naar aanleiding van een aangifte bij de tuchtcommissie` |
|
zich verweren
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'werə(n)] Verbuigingen: verweerde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verweerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich verdedigen
Voorbeeld: `Tegen die beschuldigingen kon hij zich niet verweren.` |
|
doorverwijzen
werkw. Uitspraak: [ˈdorverwɛizə(n)] Verbuigingen: verwees door (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft doorverwezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar iemand anders sturen
Voorbeeld: `De huisarts verwijst me door naar de specialist.` Synoniem: verwijzen naar |
|
verwijten
werkw. Uitspraak: [vər'wɛitə(n)] Verbuigingen: verweet (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verweten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) schuldig achten aan of beschuldigen van (iets)
Voorbeelden: `iemand iets verwijten`, `Er valt hem niets te verwijten.`, `We hoeven ons niets te verwijten.` Synoniem: kwalijk nemen |
|
het Verweggistan
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɛr'wɛxistɑn] |
onbekende plek ergens ver weg
Voorbeelden: `Verweggisten is afkomstig uit de verhalen in het tijdschrift Donald Duck, waar het een niet bestaand land is.`, `Hij is afgereisd naar Verweggistan, ergens in het Verre Oosten.`, `Onder invloed van internet wordt onze wereld steeds kleiner, maar Verweggistan bestaat nog steeds.` |
|
verwekken
werkw. Uitspraak: [vər'wɛkə(n)] Verbuigingen: verwekte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een kind) doen ontstaan
Voorbeeld: `Hij heeft een kind verwekt bij een collega.` |
|
verweken
werkw. |
geleidelijk zachter worden
Voorbeeld: `De hoorn van de hoeven was geheel verweekt; mogelijk was blootstelling aan ammonia daar de oorzaak van. ` zachter maken Voorbeeld: `Voor Plato had muziek een morele betekenis: terwijl sommige typen muziek de mensen verweekten en tot slappelingen maakten, vormde de juiste muziek hen tot sterke karakters. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verweken in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
verwekken
werkw. Uitspraak: [vər'wɛkə(n)] Verbuigingen: verwekte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een kind) doen ontstaan
Voorbeeld: `Hij heeft een kind verwekt bij een collega.` |
|
verwelken
werkw. Uitspraak: [vər'wɛlkə(n)] Verbuigingen: verwelkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verwelkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van bloemen) slap en lelijk worden
Voorbeeld: `Dat waren geen verse bloemen; ze verwelken nu al, twee dagen na aankoop.` |
|
verwelkomen
werkw. Uitspraak: [vər'wɛlkomə(n)] Verbuigingen: verwelkomde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwelkomd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) bij aankomst begroeten
Voorbeeld: `De voorzitter verwelkomde de aanwezigen.` Synoniem: onthalen 2) blij zijn met (iets nieuws) Voorbeeld: `Wij verwelkomen dit initiatief.` Synoniem: toejuichen |
|
De vereniging verwelkomde dit jaar 43 nieuwe leden.
|
(de vereniging kreeg er dit jaar 43 nieuwe leden bij)
|
|
de verwelkoming
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɛlkomɪŋ] Verbuigingen: verwelkoming|en (meerv.) |
keer dat je iemand bij aankomst begroet, of blijk daarvan
Voorbeelden: `een toespraak houden ter verwelkoming van de nieuwe leden`, `Thuis staan bloemen klaar als verwelkoming.` |
|
verwelken
werkw. Uitspraak: [vər'wɛlkə(n)] Verbuigingen: verwelkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verwelkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van bloemen) slap en lelijk worden
Voorbeeld: `Dat waren geen verse bloemen; ze verwelken nu al, twee dagen na aankoop.` |
|
verwennen
werkw. Uitspraak: [vər'wɛnə(n)] Verbuigingen: verwende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
heel lief, goed, gul enz. zijn (voor iemand)
Voorbeelden: `zich lekker laten verwennen`, `De laatste tijd worden we niet verwend met mooi weer.` Synoniem: vertroetelen |
|
verwend
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'wɛnt] |
gewend om steeds je zin te krijgen
Voorbeeld: `In West-Europa zijn de mensen verwend en ongeduldig.` |
|
een verwend nest
|
(een verwend en daardoor vervelend meisje)
|
|
de verwensing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɛnsɪŋ] Verbuigingen: verwensing|en (meerv.) |
reeks van woorden waarmee je iemand ongeluk toewenst
|
|
allerlei verwensingen naar het hoofd geslingerd krijgen
|
(verwensingen te horen krijgen)
|
|
verwensen
werkw. Uitspraak: [vər'wɛnsə(n)] Verbuigingen: verwenste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) ongeluk toewensen
Voorbeeld: `Ik heb die harteloze nonnen van mijn kostschool verwenst, allemaal.` Synoniem: vervloeken |
|
verwennen
werkw. Uitspraak: [vər'wɛnə(n)] Verbuigingen: verwende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
heel lief, goed, gul enz. zijn (voor iemand)
Voorbeelden: `zich lekker laten verwennen`, `De laatste tijd worden we niet verwend met mooi weer.` Synoniem: vertroetelen |
|
zich verweren
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'werə(n)] Verbuigingen: verweerde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verweerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich verdedigen
Voorbeeld: `Tegen die beschuldigingen kon hij zich niet verweren.` |
|
verwerken
werkw. Uitspraak: [vər'wɛrkə(n)] Verbuigingen: verwerkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in een andere vorm of omgeving brengen technisch
Voorbeelden: `Ik heb je opmerkingen in de nieuwe versie verwerkt.`, `59% van de melk wordt tot kaas verwerkt.` 2) (iets onaangenaams) accepteren, waardoor je er minder last van hebt psychologie Voorbeeld: `Ze had de dood van haar kind nog niet verwerkt.` |
|
de verwerking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɛrkɪŋ] Verbuigingen: verwerking|en (meerv.) |
keer dat je iets verwerkt
Voorbeelden: `de verwerking van informatie tot een rapportage`, `De verwerking van een trauma kan jaren duren.` |
|
de verwerkingseenheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɛrkɪŋsenhɛit] Verbuigingen: verwerkingseen|heden (meerv.) |
computers
centrale verwerkingseenheid (cve) (centrale besturingseenheid van een computer) Synoniem: processor, CPU (central processing unit) |
|
verwerpen
werkw. Uitspraak: [vər'wɛrpə(n)] Verbuigingen: verwierp (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
afkeuren
Voorbeeld: `Het voorstel werd met een meerderheid van stemmen verworpen.` Synoniem: afwijzen |
|
verwerpelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'wɛrpələk] |
wat je sterk afkeurt
Voorbeeld: `moreel verwerpelijk` |
|
de verwerping
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɛrpɪŋ] Verbuigingen: verwerping|en (meerv.) |
keer dat je iets afkeurt of afwijst
Voorbeeld: `de verwerping van een wetsvoorstel` |
|
de verwerping van een nalatenschap/erfenis
|
(keer dat je een nalatenschap/erfenis weigert te accepteren)
|
|
verwerven
werkw. Uitspraak: [vər'wɛrvə(n)] Verbuigingen: verwierf (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verworven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door betaling of inspanning krijgen
Voorbeelden: `kennis en macht verwerven`, `Het museum heeft enkele unieke werken verworven.` Synoniem: verkrijgen (1 |
|
de verwerving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɛrvɪŋ] Verbuigingen: verwerving|en (meerv.) |
keer dat je iets door betaling of inspanning krijgt
Voorbeelden: `de verwerving van relevante kennis en apparatuur voor een project`, `verwerving van de woordenschat van een taal` |
|
verwesteren
werkw. |
westers worden, gewoonten en opvattingen van de westerse cultuur aannemen Voorbeeld: `Het voormalig communistische land verwestert in rap tempo. `
|
|
verwijten
werkw. Uitspraak: [vər'wɛitə(n)] Verbuigingen: verweet (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verweten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) schuldig achten aan of beschuldigen van (iets)
Voorbeelden: `iemand iets verwijten`, `Er valt hem niets te verwijten.`, `We hoeven ons niets te verwijten.` Synoniem: kwalijk nemen |
|
verweven
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'wevə(n)] |
die of dat samenhangt of samengaat met iets anders
Voorbeelden: `Op de Amsterdamse wallen zijn de onder- en de bovenwereld nauw verweven.`, `De Nederlandse economie is steeds meer verweven geraakt met de wereldhandel.` |
|
verwezenlijken
werkw. Uitspraak: [vər'wezə(n)ləkə(n)] Verbuigingen: verwezenlijkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwezenlijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een idee, droom enz.) omzetten in iets wat echt is
Voorbeeld: `Hij heeft zijn plannen nooit kunnen verwezenlijken.` Synoniemen: realiseren, waarmaken |
|
I verwijderen
werkw. Uitspraak: [vər'wɛidərə(n)] Verbuigingen: verwijderde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwijderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doen verdwijnen
Voorbeeld: `Fietsen die in de weg staan, worden verwijderd.` Synoniem: weghalen |
|
II zich verwijderen
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'wɛidərə(n)] Verbuigingen: verwijderde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verwijderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens anders heen gaan
Voorbeeld: `Het schip verwijderde zich van de haven.` Synoniem: weggaan |
|
de verwijdering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɛidərɪŋ] Verbuigingen: verwijdering|en (meerv.) |
1) keer dat je (iets of iemand) weghaalt
Voorbeelden: `de verwijdering van een leerling uit de klas wegens wangedrag`, `de verwijdering van asbest uit een gebouw` 2) groter wordende afstand tussen mensen of dingen, reëel of mentaal Voorbeelden: `de verdere verwijdering tussen de christelijke partijen`, `De verwijdering tussen burger en overheid wordt sterker.` |
|
verwijfd
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'wɛift] |
(van een jongen of man) als hij zich vrouwelijk gedraagt
Voorbeelden: `In Maleisië zijn schooljongens die verwijfd zouden zijn naar een heropvoedingskamp gestuurd.`, `Homo's zijn lang niet altijd verwijfde types en verwijfde mannen zijn lang niet altijd homo's.` |
|
verwijzen
werkw. |
naar iets of iemand anders wijzen of sturen Voorbeeld: `De dokter verwees hem naar een longarts. `
|
|
de verwijsbrief
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'wɛizbrif] Verbuigingen: verwijs|brieven (meerv.) |
brief die je van je huisarts krijgt als je naar de specialist moet
Voorbeelden: `Om naar de fysiotherapeut te gaan heb je geen verwijsbriefje nodig.`, `Voor je eerste bezoek aan de polikliniek dermatologie heb je een verwijsbrief van je huisarts nodig.` Synoniem: verwijskaart |
|
de verwijskaart
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vər'wɛiskart] Verbuigingen: verwijskaart|en (meerv.) |
kaart die je van je huisarts krijgt als je naar de specialist moet
Voorbeeld: `Een verwijskaart krijg je van je huisarts en je hebt die nodig als je verzekerd bent en een specialist wil raadplegen.` Synoniem: verwijsbrief |
|
het verwijt
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'wɛit] Verbuigingen: verwijt|en (meerv.) |
wat je iemand verwijt
Voorbeeld: `iemand verwijten maken` |
|
stille verwijten
|
(verwijten die je niet uitspreekt)
|
|
verwijten
werkw. Uitspraak: [vər'wɛitə(n)] Verbuigingen: verweet (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verweten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) schuldig achten aan of beschuldigen van (iets)
Voorbeelden: `iemand iets verwijten`, `Er valt hem niets te verwijten.`, `We hoeven ons niets te verwijten.` Synoniem: kwalijk nemen |
|
verwijzen
werkw. |
naar iets of iemand anders wijzen of sturen Voorbeeld: `De dokter verwees hem naar een longarts. `
|
|
verwijzen naar
werkw. Uitspraak: [vər'wɛizə(n) nar] Verbuigingen: verwees naar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwezen naar (volt.deelw.) |
1) sturen naar (iemand anders)
Voorbeeld: `Haar huisarts verwees haar naar een specialist.` Synoniem: doorverwijzen 2) wijzen op iets wat ermee te maken heeft Voorbeeld: `Ik verwijs hierbij naar wat de minister hierover heeft gezegd.` Synoniem: refereren aan |
|
de verwijzing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɛizɪŋ] Verbuigingen: verwijzing|en (meerv.) |
1) keer dat je (naar iemand anders) gestuurd wordt
Voorbeeld: `de verwijzing naar een medisch specialist` Synoniem: doorverwijzing 2) keer dat je wijst op iets wat ermee te maken heeft, of iets waarmee je dat doet Voorbeelden: `Met verwijzing naar uw brief van 10 juli jl. ...`, `in je artikel verwijzingen naar literatuur in de literatuurlijst aanbrengen` Synoniemen: referentie, referte |
|
verwikkelen in
werkw. Uitspraak: [vər'wɪkələ(n) ɪn] Verbuigingen: verwikkelde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwikkeld in (volt.deelw.) |
(iemand) betrekken in (iets naars)
Voorbeeld: `Tijdens de rellen werden kinderen verwikkeld in een vuurgevecht.` |
|
verwikkeld raken in
|
(tegen je zin te maken krijgen met) `ineens in een vechtpartij verwikkeld raken en in elkaar geslagen worden`
|
|
verwikkelingen
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'wɪkəlɪŋə(n)] |
moeilijkheden
Voorbeeld: `verwikkelingen rond de overname van het bedrijf` |
|
verwilderen
werkw. Uitspraak: [vər'wɪldərə(n)] Verbuigingen: verwilderde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verwilderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) geleidelijk wilder worden
Voorbeelden: `Doordat we geen tijd hebben verwildert onze tuin.`, `De katten in dat park zijn helemaal verwilderd.` 2) onbeschaafder worden Voorbeelden: `Mijn oma vindt dat de tegenwoordige jeugd verwildert.`, `De gewoonten in het parlement verwilderen: politici gedragen zich steeds minder netjes.` |
|
verwisselen
werkw. Uitspraak: [vər'wɪsələ(n)] Verbuigingen: verwisselde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) vervangen (2)
Voorbeeld: `Verwissel de batterijen altijd tegelijkertijd.` |
|
verwisselbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'wɪsəlbar] |
die of dat vervangen kan worden
Voorbeelden: `verwisselbare batterijen`, `een camera met verwisselbare objectieven` |
|
verwisseling
zelfst.naamw. |
het verwisselen van twee zaken Voorbeeld: `In ziekenhuizen heeft de verwisseling van baby's al vaak voor problemen gezorgd. `
|
|
verwittigen
werkw. Uitspraak: [vər'wɪtəxə(n)] Verbuigingen: verwittigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwittigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
informeren of waarschuwen formeel
Voorbeelden: `Gelieve ons op tijd te verwittigen als u wilt komen.`, `bij brand de brandweer verwittigen` |
|
verwoed
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'wut] |
hevig, fel
Voorbeelden: `verwoede pogingen doen`, `een verwoed zeiler` |
|
verwoesten
werkw. Uitspraak: [vər'wustə(n)] Verbuigingen: verwoestte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwoest (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
kapotmaken
Voorbeeld: `Door de brand is de kerk volledig verwoest.` Synoniem: ruïneren |
|
verwoestend
bijv.naamw. |
totaal vernielend.
Voorbeeld: `De tornado had een verwoestende werking op datgene wat die op zijn pad tegenkwam. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het verwoestend in de tweede betekenis erin. ` |
|
verwoesting
zelfst.naamw. |
het aanbrengen van grote schade, tot een woestenij terugbrengen Voorbeeld: `De inname van de stad leidde tot de volledige verwoesting ervan. `
|
|
verwoesten
werkw. Uitspraak: [vər'wustə(n)] Verbuigingen: verwoestte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwoest (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
kapotmaken
Voorbeeld: `Door de brand is de kerk volledig verwoest.` Synoniem: ruïneren |
|
verwonden
werkw. Uitspraak: [vər'wɔndə(n)] Verbuigingen: verwondde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een wond of wonden veroorzaken bij
Voorbeelden: `Het vuurwerk verwondde acht omstanders.`, `Hij verwondde zich aan zijn vinger.` |
|
verwonderen
werkw. Uitspraak: [vər'wɔndərə(n)] Verbuigingen: verwonderde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwonderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voor verwondering zorgen
Voorbeeld: `Dat verwondert mij.` Synoniem: verbazen |
|
zich verwonderen over
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'wɔndərə(n) ovər] Verbuigingen: verwonderde zich over (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verwonderd over (volt.deelw.) |
raar vinden
Voorbeeld: `Ze verwonderde zich over zijn snelle reactie.` Synoniem: je verbazen over |
|
de verwondering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɔndərɪŋ] |
gevoel dat je hebt als er onverwacht iets gebeurt
Voorbeeld: `met verwondering naar iets kijken` Synoniem: verbazing |
|
verwonderlijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'wɔndərlək] |
zo dat het verwondert
Voorbeeld: `Het is niet verwonderlijk dat je moe bent als je zo weinig slaapt` Synoniemen: verbazingwekkend, raar, vreemd |
|
de verwonding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɔndɪŋ] Verbuigingen: verwonding|en (meerv.) |
wond
Voorbeelden: `Een van de betogers heeft zware verwondingen opgelopen.`, `aan je verwondingen overlijden` Synoniemen: blessure, letsel |
|
verwonden
werkw. Uitspraak: [vər'wɔndə(n)] Verbuigingen: verwondde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een wond of wonden veroorzaken bij
Voorbeelden: `Het vuurwerk verwondde acht omstanders.`, `Hij verwondde zich aan zijn vinger.` |
|
verwoorden
werkw. Uitspraak: [vər'wordə(n)] Verbuigingen: verwoordde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verwoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in woorden uitdrukken
Voorbeeld: `Hij kon zijn gevoelens beter in een brief verwoorden.` Synoniemen: formuleren, onder woorden brengen |
|
verworden
werkw. |
'~ tot': ten kwade veranderen in iets Voorbeeld: `Die club is verworden tot een misdadigersbende. `
|
|
verworden tot
werkw. Uitspraak: [vər'wɔrdə(n) tɔt] Verbuigingen: verwerd tot (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verworden tot (volt.deelw.) |
langzaam veranderen in (iets minder goeds)
Voorbeeld: `Ziekenhuizen zijn verworden tot anonieme fabrieken.` Synoniem: ontaarden |
|
verwerpen
werkw. Uitspraak: [vər'wɛrpə(n)] Verbuigingen: verwierp (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
afkeuren
Voorbeeld: `Het voorstel werd met een meerderheid van stemmen verworpen.` Synoniem: afwijzen |
|
de verworvenheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'wɔrvənhɛit] Verbuigingen: verworven|heden (meerv.) |
iets dat je door betaling of inspanning gekregen hebt
Voorbeelden: `Sociale verworvenheden en de veiligheid mogen niet te lijden hebben van de bezuinigingen.`, `bang zijn je verworvenheden te verliezen` |
|
verwringen
werkw. |
iets blijven vervormen in een wringende beweging Voorbeeld: `De inslag verwrong het neerstortende vliegtuig tot een onherkenbare hoop schroot. `
|
|
verzachten
werkw. Uitspraak: [vər'zɑxtə(n)] Verbuigingen: verzachtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
minder scherp of erg maken
Voorbeelden: `een middel dat de pijn verzacht`, `verzachtende hoestsiroop met tijm` |
|
verzachtende omstandigheden
|
(omstandigheden die tot een lichtere straf leiden) `een lagere gevangenisstraf krijgen als er verzachtende omstandigheden zijn`
|
|
verzadigen
werkw. Uitspraak: [vər'zadəxə(n)] Verbuigingen: verzadigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzadigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat je niet naar meer van iets verlangt
Voorbeelden: `Drankjes verzadigen bijna niet.`, `de behoefte tot zelfexpressie verzadigen` Synoniem: bevredigen |
|
verzadigd
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'zadəxt] |
als je niet naar meer van iets verlangt
Voorbeelden: `Na het voorgerecht was ik al verzadigd.`, `De markt voor gratis dagbladen is verzadigd.` Synoniem: bevredigd |
|
verzakken
werkw. Uitspraak: [vər'zɑkə(n)] Verbuigingen: verzakte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verzakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door zakken zijn normale stand of conditie verliezen
Voorbeelden: `Het terras moet opnieuw betegeld worden, want het is helemaal verzakt.`, `last hebben van een verzakte blaas` Synoniemen: wegzakken, inzakken |
|
verzaken
werkw. Uitspraak: [vər'zakə(n)] Verbuigingen: verzaakte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzaakt (volt.deelw.) |
1) niet doen terwijl dat wel zou moeten
Voorbeeld: `je plicht verzaken` Antoniem: nakomen 2) (een speelkaart) niet leggen terwijl dat wel zou moeten games |
|
verzaking
zelfst.naamw. |
het verzaken
|
|
verzamelen
werkw. Uitspraak: [vər'zamələ(n)] Verbuigingen: verzamelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzameld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) bij elkaar brengen
Voorbeeld: `het verzameld werk van Shakespeare` 2) bij elkaar komen Voorbeelden: `We verzamelen om tien uur bij de watertoren.`, `zich verzamelen` Synoniem: samenkomen |
|
postzegels verzamelen
|
als hobby>)
|
|
al je moed verzamelen
|
(de kracht proberen te vinden om iets te doen waar je bang voor bent)
|
|
de verzameling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'zaməlɪŋ] Verbuigingen: verzameling|en (meerv.) |
wat verzameld is
Voorbeelden: `een verzameling aanleggen`, `een verzameling schelpen` Synoniem: collectie |
|
verzamelingenleer
zelfst.naamw. |
[wiskunde] leer van de wiskundige of logische verzamelingen
|
|
verzanden
werkw. Uitspraak: [vər'zɑndə(n)] Verbuigingen: verzandde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verzand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) dichtslibben met zand
Voorbeeld: `de haven regelmatig uitbaggeren omdat die anders verzandt` 2) op niks uitlopen Voorbeelden: `Het debat zal wel weer verzanden en niet verder komen dan wat schijnbewegingen.`, `Het overleg verzandt in gekissebis.` Synoniem: mislukken |
|
gaan verzitten
|
(op een andere manier of plaats gaan zitten) `even gaan verzitten als je stijf bent geworden door in dezelfde houding te zitten`
|
|
verzegelen
werkw. Uitspraak: [vər'zexələ(n)] Verbuigingen: verzegelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzegeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een zegel sluiten
Voorbeelden: `een officiële enveloppe verzegelen`, `een brandslanghaspel verzegelen` |
|
ergens verzeild raken
|
(toevallig ergens komen) Synoniem: terechtkomen
|
|
verzeild raken in
|
(terechtkomen in (een vervelende situatie))
|
|
verzeilen
werkw. Uitspraak: [vər'zɛilə(n)] Verbuigingen: verzeilde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is verzeild (volt.deelw.) |
terechtkomen (in een vervelende situatie)
Voorbeeld: `De wereld dreigt te verzeilen in een onbeheersbare crisis.` |
|
ergens verzeild raken
|
(toevallig ergens komen) Synoniem: terechtkomen
|
|
verzeild raken in
|
(terechtkomen in (een vervelende situatie))
|
|
verzekeren
werkw. Uitspraak: [vər'zekərə(n)] Verbuigingen: verzekerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzekerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zeggen dat iets is of zal gaan zoals je zegt
Voorbeelden: `Dat doet pijn, kan ik je verzekeren.`, `Ik verzeker u dat ik op tijd kom.` Synoniem: garanderen 2) een verzekering afsluiten voor Voorbeelden: `Ben je verzekerd?`, `je verzekeren tegen diefstal` |
|
de verzekeraar
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'zekərar] Verbuigingen: verzekeraar|s (meerv.) de verzekeraar|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'zekərar|stər] Verbuigingen: verzekeraarster|s (meerv.) |
bedrijf waar je verzekeringen kunt afsluiten
Voorbeelden: `een verzekeraar zonder winstoogmerk en met lage premies`, `online verzekeraar` Synoniem: verzekeringsmaatschappij |
|
de verzekerde
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vər'zekərdə] Verbuigingen: verzekerde|n (meerv.) |
iemand die een verzekering heeft afgesloten
Voorbeeld: `Als de gezondheidszorg duurder wordt, stijgen de premies voor de verzekerden.` |
|
verzekeren
werkw. Uitspraak: [vər'zekərə(n)] Verbuigingen: verzekerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzekerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zeggen dat iets is of zal gaan zoals je zegt
Voorbeelden: `Dat doet pijn, kan ik je verzekeren.`, `Ik verzeker u dat ik op tijd kom.` Synoniem: garanderen 2) een verzekering afsluiten voor Voorbeelden: `Ben je verzekerd?`, `je verzekeren tegen diefstal` |
|
zich verzekeren van
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'zekərə(n) vɑn] Verbuigingen: verzekerde zich van (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verzekerd van (volt.deelw.) |
ervoor zorgen dat je er zeker van bent dat je iets hebt of krijgt
Voorbeeld: `Hij verzekerde zich van hun steun.` |
|
verzekerd zijn van de overwinning
|
(zeker zullen winnen)
|
|
de verzekering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'zekərɪŋ] Verbuigingen: verzekering|en (meerv.) |
overeenkomst met een bedrijf dat je kosten betaalt bij schade, ziekte enz.
Voorbeelden: `autoverzekering`, `verzekeringspolis`, `een verzekering afsluiten` |
|
verzekeringsbedrijf
zelfst.naamw. |
[economie] een bedrijf dat verzekeringen aanbiedt Voorbeeld: `Volgens de Wet op het financieel toezicht (Wft) is een verzekeringsbedrijf een schadeverzekeraar, een natura-uitvaartverzekeraar of een levensverzekeraar. `
|
|
de verzekeringsmaatschappij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'zekərɪŋsmatsxɑpɛi] Verbuigingen: verzekeringsmaatschappij|en (meerv.) |
bedrijf waar je verzekeringen kunt afsluiten
Voorbeeld: `na schade een claim indienen bij je verzekeringsmaatschappij` Synoniem: verzekeraar |
|
I het vers
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɛrs] Verbuigingen: verzen (meerv.) |
1) regel van een gedicht
Voorbeeld: `een gedicht in tien verzen` Synoniem: dichtregel 2) deel van een gedicht of lied Synoniem: couplet 3) kort gedicht Voorbeelden: `een versje opzeggen`, `kinderversjes` Synoniem: gedichtje 4) zin in een hoofdstuk van de Bijbel religie Voorbeeld: `Genesis 4, vers 1-16` |
|
Dat is vers twee.
|
(dat is minder belangrijk en komt pas later aan de orde)
|
|
II vers
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛrs] |
1) kortgeleden geschikt gemaakt om op te eten, bijvoorbeeld geplukt, geslacht of gebakken
Voorbeelden: `verse broodjes`, `verse vis` Antoniem: oud 2) net gebeurd, gevormd, ontstaan Voorbeeld: `Die gebeurtenis ligt me nog vers in het geheugen.` |
|
kersvers
|
(heel erg vers)
|
|
verzenden
werkw. Uitspraak: [vər'zɛndə(n)] Verbuigingen: verzond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een brief, e-mail enz.) versturen
Voorbeeld: `Ik heb de sollicitatiebrief per e-mail verzonden.` |
|
de verzending
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'zɛndɪŋ] Verbuigingen: verzending|en (meerv.) |
keer dat je (iets) verzendt, of wat je verzendt
Voorbeelden: `de verzending van post`, `je verzendingen laten verzorgen door een vervoersbedrijf` |
|
verzengen
werkw. |
[ov]: door zengen beschadigen
Voorbeeld: `De onverbiddelijke zon verzengde het graan. ` [erga]: door zengen beschadigd worden Voorbeeld: `Het graan verzengde in de hete zon. ` |
|
het verzet
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'zɛt] |
1) tegenstand tegen iets dat je niet wilt
Voorbeeld: `De kabinetsplannen stuiten op krachtig verzet.` Synoniemen: weerstand, protest, oppositie 2) groepering die zich verzet tegen een bewind of vijand Voorbeelden: `in het verzet zitten`, `In de Tweede Wereldoorlog heeft het verzet aanslagen gepleegd tegen de Duitsers.` Synoniem: verzetsbeweging |
|
verzet bieden
|
(zich verzetten) `verzet bieden tegen de overname van je bedrijf`
|
|
verzet plegen
|
(zich verzetten) `groeperingen die gewapend verzet willen plegen`
|
|
verzet aantekenen tegen
|
(iets)
(officieel bezwaar maken tegen (iets)) |
|
het verzetje
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'zɛcə] Verbuigingen: verzetje|s (meerv.) |
iets plezierigs dat ontspanning geeft
Voorbeeld: `na een week hard werken toe zijn aan een verzetje` |
|
I verzetten
werkw. Uitspraak: [vər'zɛtə(n)] Verbuigingen: verzette (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) op een andere plaats of in een andere stand zetten
Voorbeeld: `de wijzers van de klok verzetten` Synoniem: verplaatsen 2) naar een ander tijdstip verplaatsen Voorbeeld: `een afspraak verzetten` |
|
veel werk verzetten
|
(hard werken)
|
|
II zich verzetten
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'zɛtə(n)] Verbuigingen: verzette zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verzet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets of iemand proberen tegen te houden
Voorbeelden: `Ze verzette zich niet tegen haar arrestatie.`, `je verzetten tegen iets/iemand` Synoniem: weerstand bieden |
|
verzieken
werkw. Uitspraak: [vər'zikə(n)] Verbuigingen: verziekte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verziekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verpesten door vervelend te zijn
Voorbeeld: `Hun achterbaks gedrag verziekt de hele sfeer.` |
|
verzilveren
werkw. Uitspraak: [vər'zɪlvərə(n)] Verbuigingen: verzilverde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzilverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met zilver bedekken
Voorbeeld: `een verzilverde munt` 2) ruilen tegen geld Voorbeeld: `een cheque verzilveren` 3) omzetten in iets waardevols Voorbeeld: `In de laatste minuten werd eindelijk een doelkans verzilverd.` |
|
verzinnen
werkw. Uitspraak: [vər'zɪnə(n)] Verbuigingen: verzon (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door goed te denken vinden in je brein
Voorbeelden: `Ik moet nog een cadeautje verzinnen.`, `een list verzinnen` Synoniem: bedenken |
|
Dat verhaal is compleet verzonnen.
|
(Dat verhaal klopt helemaal niet.)
|
|
Hoe verzin je het!
|
dat zeg je als iemand iets raars doet of zegt>)
|
|
verzinken
werkw. Toon alle vervoegingen Uitspraak: [vər'zɪŋkə(n)] |
1) met een laagje zink bedekken
Verbuigingen: verzinkte (verl.tijd enkelv.) heeft verzinkt (volt.deelw.) Voorbeeld: `ijzer verzinken om aantasting door roest tegen te gaan` Synoniem: galvaniseren 2) onder de omringende oppervlakte gaan of brengen Verbuigingen: verzonk (verl.tijd enkelv.) is verzonken (volt.deelw.) Voorbeelden: `je trampoline in je tuin verzinken`, `schroefkoppen verzinken zodat ze niet uitsteken`, `Hemelwater verzinkt in de bodem.` |
|
in het niets verzinken
|
(helemaal verdwijnen) `Toen ze haar zoon na jaren terugzag verzonk haar verdriet in het niets.`
|
|
in het niets verzinken
|
(niets voorstellen) `Tussen die bonken van brandweermannen zou de kleine Guy in het niets verzinken.`
|
|
verzinnen
werkw. Uitspraak: [vər'zɪnə(n)] Verbuigingen: verzon (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door goed te denken vinden in je brein
Voorbeelden: `Ik moet nog een cadeautje verzinnen.`, `een list verzinnen` Synoniem: bedenken |
|
Dat verhaal is compleet verzonnen.
|
(Dat verhaal klopt helemaal niet.)
|
|
Hoe verzin je het!
|
dat zeg je als iemand iets raars doet of zegt>)
|
|
het verzinsel
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'zɪnsəl] Verbuigingen: verzinsel|s (meerv.) |
iets dat bedacht is en niet waar hoeft te zijn
Voorbeelden: `De waterschappen ervaren in hun werk dat de klimaatverandering een feit is en geen verzinsel van de klimaatmaffia.`, `bewezen standpunten versus verzinsels in de wetenschap` Antoniem: feit Synoniemen: fantasie (1), fictie (1) |
|
verzinnen
werkw. Uitspraak: [vər'zɪnə(n)] Verbuigingen: verzon (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door goed te denken vinden in je brein
Voorbeelden: `Ik moet nog een cadeautje verzinnen.`, `een list verzinnen` Synoniem: bedenken |
|
Dat verhaal is compleet verzonnen.
|
(Dat verhaal klopt helemaal niet.)
|
|
Hoe verzin je het!
|
dat zeg je als iemand iets raars doet of zegt>)
|
|
verzoeken
werkw. Uitspraak: [vər'zukə(n)] Verbuigingen: verzocht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzocht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vragen om iets te doen
Voorbeelden: `iemand vriendelijk verzoeken te vertrekken`, `Je wordt verzocht om niet te roken.` |
|
het verzoek
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'zuk] Verbuigingen: verzoek|en (meerv.) |
vraag aan iemand om iets te doen
Voorbeelden: `een dringend verzoek om niet te roken`, `een verzoek inwilligen` |
|
het verzoekschrift
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'zuksxrɪft] Verbuigingen: verzoekschrift|en (meerv.) |
officieel schriftelijk verzoek
Voorbeeld: `een verzoekschrift indienen bij de gemeente` |
|
verzoenen
werkw. Uitspraak: [vər'zunə(n)] Verbuigingen: verzoende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzoend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vrede laten sluiten
Voorbeelden: `Het was een poging om de twee kampen met elkaar te verzoenen.`, `verzoenende woorden`, `Na een jarenlange ruzie hebben ze zich eindelijk met elkaar verzoend.` |
|
zich verzoenen met
reflexief werkw. Uitspraak: [vər'zunə(n) mɛt] Verbuigingen: verzoende zich met (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich verzoend met (volt.deelw.) |
accepteren wat je eerst niet goedvond
Voorbeeld: `Hij heeft zich met het idee verzoend.` |
|
de verzoening
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'zunɪŋ] Verbuigingen: verzoening|en (meerv.) |
keer dat je je met iemand verzoent
Voorbeeld: `We zijn tot verzoening gekomen.` |
|
verzinnen
werkw. Uitspraak: [vər'zɪnə(n)] Verbuigingen: verzon (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door goed te denken vinden in je brein
Voorbeelden: `Ik moet nog een cadeautje verzinnen.`, `een list verzinnen` Synoniem: bedenken |
|
Dat verhaal is compleet verzonnen.
|
(Dat verhaal klopt helemaal niet.)
|
|
Hoe verzin je het!
|
dat zeg je als iemand iets raars doet of zegt>)
|
|
verzuipen
werkw. Uitspraak: [vər'zœypə(n)] Verbuigingen: verzoop (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) verdrinken of doen verdrinken
Verbuigingen: is, heeft verzopen (volt.deelw.) Voorbeelden: `Tijdens de storm is de hele bemanning van het schip verzopen.`, `in paniek je net geboren baby verzuipen in bad` 2) aan alcoholische drank uitgeven Verbuigingen: heeft verzopen (volt.deelw.) Voorbeeld: `de helft van je salaris verzuipen` |
|
verzuipen in het werk
|
(heel veel werk hebben)
|
|
je motor verzuipen
|
(te veel benzine geven waardoor de motor afslaat)
|
|
verzorgen
werkw. Uitspraak: [vər'zɔrxə(n)] Verbuigingen: verzorgde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzorgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets, een patiënt enz.) geven wat nodig is
Voorbeeld: `Als ik op vakantie ben, wil jij dan mijn plantjes verzorgen?` 2) regelen, zorgen voor Voorbeeld: `Wie verzorgt het geluid?` |
|
Je moet jezelf beter verzorgen.
|
(je moet gezonder leven)
|
|
een geheel verzorgde vakantie
|
(een reis waarbij de reisorganisatie zorgt voor vervoer, overnachtingen, maaltijden, excursies enz.)
|
|
verzorgd
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'zɔrxt] |
zo dat zichtbaar geprobeerd is iets te laten voldoen aan redelijke verwachtingen
Voorbeelden: `een verzorgd uiterlijk`, `een verzorgde presentatie` Antoniem: slordig Synoniem: net |
|
het verzorgingscentrum
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'zɔrxɪŋsɛntrʏm] Verbuigingen: verzorgingscen|tra (meerv.) |
instelling voor mensen die bijzondere zorg nodig hebben, vooral bejaarden
Voorbeeld: `in een verzorgingscentrum gaan wonen als je niet meer zelfstandig thuis kunt blijven wonen` Synoniemen: zorgcentrum, verzorgingshuis, verzorgingstehuis |
|
het verzorgingshuis
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'zɔrxɪŋshœys] Verbuigingen: verzorgings|huizen (meerv.) |
instelling waar bejaarden wonen die verzorging nodig hebben
Synoniemen: zorgcentrum, verzorgingstehuis, verzorgingscentrum |
|
de verzorgingsstaat
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vər'zɔrxɪŋstat] Verbuigingen: verzorgings|staten (meerv.) |
sociaal systeem waarbij de overheid zorgt voor het welzijn van de burgers, of land met zo'n systeem
Voorbeeld: `Nederland is een verzorgingsstaat: allerlei voorzieningen en uitkeringen moeten ervoor zorgen dat niemand het echt slecht heeft.` |
|
het verzorgingstehuis
zelfst.naamw. Uitspraak: [vər'zɔrxɪŋstəhœys] Verbuigingen: verzorgingste|huizen (meerv.) |
instelling waar bejaarden wonen die verzorging nodig hebben
Voorbeeld: `na een operatie tijdelijk in een verzorgingstehuis verblijven omdat je thuis geen verzorging hebt` Synoniemen: zorgcentrum, verzorgingshuis, verzorgingscentrum |
|
verzot op
bijv.naamw. Uitspraak: [vər'zɔt ɔp] |
als je veel houdt van (iets of iemand)
Voorbeelden: `verzot zijn op chocola`, `verzot zijn op je hond` Synoniemen: dol op, verslingerd aan, erg gesteld op |
|
verzuchten
werkw. Uitspraak: [vər'zʏxtə(n)] Verbuigingen: verzuchtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzucht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een zucht of klagend zeggen
Voorbeeld: `Hij verzuchtte dat hij altijd alles zelf moest doen.` |
|
de verzuiling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vər'zœylɪŋ] |
samenleving met aparte, nauwelijks samenwerkende groeperingen
Voorbeeld: `de verzuiling van het onderwijs in Nederland zorgde voor het naast elkaar bestaan van christelijke, katholieke en openbare scholen.` Synoniem: verkokering |
|
verzuimen
werkw. Uitspraak: [vər'zœymə(n)] Verbuigingen: verzuimde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzuimd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets wat je hoort te doen) niet doen
Voorbeelden: `je plicht verzuimen`, `Hij verzuimde te scoren.` Synoniem: nalaten |
|
verzuipen
werkw. Uitspraak: [vər'zœypə(n)] Verbuigingen: verzoop (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) verdrinken of doen verdrinken
Verbuigingen: is, heeft verzopen (volt.deelw.) Voorbeelden: `Tijdens de storm is de hele bemanning van het schip verzopen.`, `in paniek je net geboren baby verzuipen in bad` 2) aan alcoholische drank uitgeven Verbuigingen: heeft verzopen (volt.deelw.) Voorbeeld: `de helft van je salaris verzuipen` |
|
verzuipen in het werk
|
(heel veel werk hebben)
|
|
je motor verzuipen
|
(te veel benzine geven waardoor de motor afslaat)
|
|
verzuren
werkw. Uitspraak: [vər'zyrə(n)] Verbuigingen: verzuurde (verl.tijd enkelv.) |
1) zuur worden
Verbuigingen: is verzuurd (volt.deelw.) Voorbeelden: `De melk is verzuurd, die kun je niet meer drinken.`, `aangetast koraal door het verzurende zeewater` 2) moeilijk maken Verbuigingen: heeft verzuurd (volt.deelw.) Voorbeeld: `De vrije keuze van browsers verzuurt het leven van hackers.` 3) (van spieren) niet goed meer functioneren na te zware belasting medisch Verbuigingen: is verzuurd (volt.deelw.) |
|
verzwaren
werkw. Uitspraak: [vər'zwarə(n)] Verbuigingen: verzwaarde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzwaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zwaarder maken
Voorbeelden: `een dekzeil verzwaren met zakjes lood`, `een parasol verzwaren door er een steen op te leggen`, `lastenverzwaring` 2) erger of moeilijker maken Voorbeeld: `Invaliditeit heeft haar leven erg verzwaard.` Antoniem: verlichten |
|
verzwarende omstandigheden
|
(omstandigheden die tot een hogere straf leiden) Antoniem: verzachtende omstandigheden
|
|
verzuipen
werkw. Uitspraak: [vər'zœypə(n)] Verbuigingen: verzoop (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) verdrinken of doen verdrinken
Verbuigingen: is, heeft verzopen (volt.deelw.) Voorbeelden: `Tijdens de storm is de hele bemanning van het schip verzopen.`, `in paniek je net geboren baby verzuipen in bad` 2) aan alcoholische drank uitgeven Verbuigingen: heeft verzopen (volt.deelw.) Voorbeeld: `de helft van je salaris verzuipen` |
|
verzuipen in het werk
|
(heel veel werk hebben)
|
|
je motor verzuipen
|
(te veel benzine geven waardoor de motor afslaat)
|
|
verzwakken
werkw. Uitspraak: [vər'zwɑkə(n)] Verbuigingen: verzwakte (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) zwakker maken
Verbuigingen: heeft verzwakt (volt.deelw.) Voorbeeld: `De ziekte heeft haar verzwakt.` 2) zwakker worden Verbuigingen: is verzwakt (volt.deelw.) Voorbeeld: `Het signaal verzwakt.` |
|
verzwijgen
werkw. Uitspraak: [vər'zwɛixə(n)] Verbuigingen: verzweeg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzwegen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet zeggen
Voorbeelden: `iets voor iemand verzwijgen`, `Hij verzweeg dat er goedkopere alternatieven bestaan.` Synoniem: achterhouden |
|
verzwelgen
werkw. Uitspraak: [vər'zwɛlxə(n)] Verbuigingen: verzwolg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzwolgen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) gulzig opeten of opdrinken
Voorbeeld: `dagelijks twee flessen wijn verzwelgen` Synoniem: verslinden 2) met kracht vernietigen Voorbeelden: `Tijdens de tsunami heeft de zee talloze dorpen verzwolgen.`, `De toenemende grindwinning verzwelgt het natuurgebied.` |
|
verzweren
werkw. |
tot een zweer verworden, ontstoken raken.
|
|
verzwikken
werkw. Uitspraak: [vər'zwɪkə(n)] Verbuigingen: verzwikte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft verzwikt (volt.deelw.) |
(een gewricht) per ongeluk verdraaien, waardoor het dik wordt en pijn doet
Voorbeeld: `Toen haar hak afbrak, verzwikte ze haar voet.` |
|
vesicaal
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot de blaas
|
|
vessemen
werkw. |
Brabant (een draad) door het oog van een naald steken Voorbeeld: `Als je draad gerafeld is, dan is het moeilijk hem te vessemen.
|
|
I het vest
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɛst] Verbuigingen: vest|en (meerv.) |
1) kledingstuk voor het bovenlichaam met mouwen en aan de voorkant een rits of knopen
Voorbeeld: `een warm, wollen vest` 2) kledingstuk zonder mouwen, voor onder een pak, vaak met knopen aan de voorkant Voorbeeld: `Omdat hij geen schoon overhemd meer had, trok hij een vest aan.` |
|
een kogelvrij vest
|
(kledingstuk dat tegen kogels beschermt)
|
|
zwemvest
|
(kledingstuk met lucht of kurk gevuld waarmee je blijft drijven)
|
|
II de vest
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɛst] Verbuigingen: vest|en (meerv.) |
colbert of korte jas
Voorbeeld: `een warme, leren vest` |
|
de vestiaire
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɛsti'jɛ:rə] Verbuigingen: vestiaire|s (meerv.) |
ruimte in openbare gebouwen waar je je jas kunt laten bewaken
Voorbeeld: `voor het concert je jas en paraplu afgeven in de vestiaire` Synoniem: garderobe |
|
vestibulair
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot het evenwichtsorgaan
|
|
vestibule
zelfst.naamw. Afbreekpatroon: ves - ti - bu - le Herkomst: «Latijn |
ingang;
hal; portaal; entree; ontvangstruimte; receptie Architectuur Voorbeeld: `U kunt uw jas ophangen in de vestibule.` |
|
I vestigen
werkw. Uitspraak: ['vɛstəxə(n)] Verbuigingen: vestigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevestigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een stad, bedrijf) bouwen
Voorbeeld: `De fabriek is gevestigd in een buitenwijk.` |
|
een record vestigen
|
(de beste prestatie op een bepaald gebied verbeteren)
|
|
II zich vestigen
reflexief werkw. Uitspraak: ['vɛstəxə(n)] Verbuigingen: vestigde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich gevestigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gaan wonen
Voorbeeld: `De Grieken vestigden zich in Zuid-Italië.` |
|
de aandacht vestigen op iets/iemand
|
(ervoor zorgen dat iets of iemand aandacht krijgt)
|
|
je hoop vestigen op iets/iemand
|
(hopen dat iets of iemand jou zal helpen)
|
|
de vestiging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɛstəxɪŋ] Verbuigingen: vestiging|en (meerv.) |
gebouw waar een bedrijf gevestigd is
Voorbeeld: `De vestiging in Londen gaat dicht.` |
|
vestigingsklimaat
zelfst.naamw. |
[economie] het geheel aan factoren die bepaalt hoe aantrekkelijk het is om een vestiging te openen in een bepaald gebied Voorbeeld: `Nederland beschikt over een gunstige ligging en vestigingsklimaat en een goed opgeleide beroepsbevolking. `
|
|
I vestigen
werkw. Uitspraak: ['vɛstəxə(n)] Verbuigingen: vestigde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevestigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een stad, bedrijf) bouwen
Voorbeeld: `De fabriek is gevestigd in een buitenwijk.` |
|
II zich vestigen
reflexief werkw. Uitspraak: ['vɛstəxə(n)] Verbuigingen: vestigde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich gevestigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gaan wonen
Voorbeeld: `De Grieken vestigden zich in Zuid-Italië.` |
|
een record vestigen
|
(de beste prestatie op een bepaald gebied verbeteren)
|
|
vestimentair
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛstimɛn'tɛ:r] |
de kleding betreffend
Voorbeeld: `vestimentaire codes in scholen` |
|
de vesting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɛstɪŋ] Verbuigingen: vesting|en (meerv.) |
plaats die versterkt is met verdedigingswerken geschiedenis
Voorbeeld: `Het oudste deel van Naarden is een vesting.` |
|
I het vest
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɛst] Verbuigingen: vest|en (meerv.) |
1) kledingstuk voor het bovenlichaam met mouwen en aan de voorkant een rits of knopen
Voorbeeld: `een warm, wollen vest` 2) kledingstuk zonder mouwen, voor onder een pak, vaak met knopen aan de voorkant Voorbeeld: `Omdat hij geen schoon overhemd meer had, trok hij een vest aan.` |
|
II de vest
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɛst] Verbuigingen: vest|en (meerv.) |
colbert of korte jas
Voorbeeld: `een warme, leren vest` |
|
een kogelvrij vest
|
(kledingstuk dat tegen kogels beschermt)
|
|
zwemvest
|
(kledingstuk met lucht of kurk gevuld waarmee je blijft drijven)
|
|
I het vet
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɛt] Verbuigingen: vet|ten (meerv.) |
1) organische stof van plantaardige of dierlijke oorsprong, die onder andere in olie zit
Voorbeeld: `Nadat hij zijn bergschoenen had schoongemaakt, smeerde hij ze in met vet.` 2) weefsel in het vlees van mensen en dieren dat uit vet (1) bestaat Voorbeeld: `Ze vroeg de slager om het vet weg te snijden.` |
|
II vet
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛt] |
1) waar veel vet in zit
Voorbeelden: `een vette worst`, `Je kunt beter niet te vet eten.`, `een vet varken` moddervet (heel vet) 2) bedekt met een laagje vet (1) Voorbeeld: `Niet met je vette vingers aan het scherm komen!` 3) (van letters) dik gemaakt Voorbeeld: `Moet ik de titel onderstrepen of vet maken?` |
|
invetten
werkw. Uitspraak: [ˈɪnvɛtə(n)] Verbuigingen: vette in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingevet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
insmeren met vet
Voorbeelden: `een droge huid invetten met crème`, `je schaatsen invetten` |
|
vete
zelfst.naamw. |
een langdurige twist Voorbeeld: `Er heerste een vete tussen de families van Romeo en Juliet. `
|
|
de veter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vetər] Verbuigingen: veter|s (meerv.) |
touwtje waarmee je een schoen of een kledingstuk strakker kunt aantrekken
Voorbeelden: `je veter zit los`, `Ze kan al haar eigen veters strikken.` |
|
de veteraan
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vetə'ran] Verbuigingen: -ranen (meerv.) de veterane zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vetə'ranə] Verbuigingen: -s (meerv.) |
iemand die gedurende een lange tijd ergens is of iets beoefend heeft en daardoor veel ervaring heeft
Voorbeelden: `De veteranen beginnen hun wedstrijd om vier uur.`, `In de politiek behoort hij intussen tot de veteranen.`, `oorlogsveteraan` |
|
de veteranenziekte
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vetə'ranə(n)ziktə] |
vorm van longontsteking
Voorbeeld: `De veteranenziekte werd ontdekt in 1976 toen er een epidemie van longontstekingen uitbrak bij oud-strijders uit de Vietnam-oorlog die in hetzelfde hotel waren tijdens een reünie.` |
|
I de veterinair
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɛtəri'nɛ:r] Verbuigingen: veterinair|s (meerv.) |
dierenarts
|
|
II veterinair
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛtəri'nɛ:r] |
met diergeneeskunde te maken hebbend
Voorbeeld: `veterinaire specialisten` |
|
de veter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vetər] Verbuigingen: veter|s (meerv.) |
touwtje waarmee je een schoen of een kledingstuk strakker kunt aantrekken
Voorbeelden: `je veter zit los`, `Ze kan al haar eigen veters strikken.` |
|
vete
zelfst.naamw. |
een langdurige twist Voorbeeld: `Er heerste een vete tussen de families van Romeo en Juliet. `
|
|
de vetgans
zelfst.naamw. (v.) Afbreekpatroon: 'vet - gans Verbuigingen: vetganzen (meerv.) |
pinguïn fauna
Voorbeeld: `De Patagonische Pinguin of Vetgans is duidelijk meer geschapen voor in het water dan op het land.` |
|
vetgedrukt
bijv.naamw. Uitspraak: ['vɛtxədrʏkt] |
(van letters) dik en donker afgedrukt
Voorbeeld: `De titel staat vetgedrukt.` |
|
het vetgehalte
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɛtxəhɑltə] Verbuigingen: vetgehalte|n (meerv.) |
hoeveelheid vet in een mengsel
Voorbeeld: `Halfvolle melk heeft een lager vetgehalte dan volle melk.` |
|
vetmesten
werkw. |
een dier/persoon overvloedig en calorierijk voedsel aanbieden zodat deze in gewicht aankomt Voorbeeld: `Hij gaf het varken nog wat extra voedsel om het sneller vet te mesten. `
|
|
het veto
zelfst.naamw. Uitspraak: ['veto] Verbuigingen: veto|'s (meerv.) |
uitspraak waarmee je een voorstel tegenhoudt
Voorbeelden: `je veto uitspreken tegen iets`, `vetorecht` |
|
de vetplant
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɛtplɑnt] Verbuigingen: vetplant|en (meerv.) |
plant met dikke bladeren die weinig water nodig heeft
Voorbeeld: `Een cactus is een vetplant.` |
|
Het is geen vetpot.
|
(het levert weinig verdiensten op)
|
|
de vetspat
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɛtspɑt] Verbuigingen: vetspat|ten (meerv.) |
klein beetje vet dat op of van iets komt, of de vlek die doordoor ontstaat
Voorbeeld: `bij het braden een vetspat op je kleren krijgen` |
|
I het vet
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɛt] Verbuigingen: vet|ten (meerv.) |
1) organische stof van plantaardige of dierlijke oorsprong, die onder andere in olie zit
Voorbeeld: `Nadat hij zijn bergschoenen had schoongemaakt, smeerde hij ze in met vet.` 2) weefsel in het vlees van mensen en dieren dat uit vet (1) bestaat Voorbeeld: `Ze vroeg de slager om het vet weg te snijden.` |
|
II vet
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛt] |
1) waar veel vet in zit
Voorbeelden: `een vette worst`, `Je kunt beter niet te vet eten.`, `een vet varken` moddervet (heel vet) 2) bedekt met een laagje vet (1) Voorbeeld: `Niet met je vette vingers aan het scherm komen!` 3) (van letters) dik gemaakt Voorbeeld: `Moet ik de titel onderstrepen of vet maken?` |
|
vettig
bijv.naamw. Uitspraak: ['vɛtəx] |
een beetje vet (II)
Voorbeelden: `vettig haar`, `een vettige huid hebben`, `Die stof voelt vettig aan.` |
|
de vetvlek
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɛtflɛk] Verbuigingen: vetvlek|ken (meerv.) |
door vet veroorzaakte vlek
Voorbeelden: `vetvlekken op je kleren krijgen bij het vlees braden`, `Vetvlekken gaan er niet uit met water.` |
|
de vetzucht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɛtsʏxt] |
ziekelijke teveel aan vet in je lichaam waardoor je te dik bent
Voorbeeld: `Steeds meer mensen lijden aan vetzucht.` Synoniemen: overgewicht, obesitas |
|
het vetzuur
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɛtsyr] Verbuigingen: vet|zuren (meerv.) |
naam voor een groep van chemische zuren
Voorbeelden: `In vet zit vetzuur.`, `Onverzadigde vetzuren in je voedsel zijn belangrijk om hart- en vaatziekten te voorkomen.` |
|
het veulen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vølə(n)] Verbuigingen: veulen|s (meerv.) |
jong paard
|
|
de vezel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vezəl] Verbuigingen: vezel|s (meerv.) |
lang dun deeltje in vlees, planten, brood enz.
Voorbeeld: `Appels zijn gezond omdat er veel vezels in zitten.` tot in je (diepste) vezels (heel erg of intens) `Ze was geraakt tot in haar diepste vezels.` |
|
tot in je (diepste) vezels
|
(heel erg of intens) `Ze was geraakt tot in haar diepste vezels.`
|
|
vgl.
afkorting |
(in een tekst) vergelijk
Voorbeelden: `vgl. paragraaf 5`, `vgl. Janssen (2008)` |
|
het vhbo
zelfst.naamw. Uitspraak: [vehabe'jo] |
voorbereidend hoger beroepsonderwijs
Voorbeeld: `de module vhbo volgen voor je aan je HBO-vervolgopleiding begint` |
|
vhf-antenne
zelfst.naamw. |
[natuurkunde], [elektronica] een antenne voor het uitzenden en/of ontvangen van elektromagnetische straling in het frequentiegebied van 30 - 300 MHz Voorbeeld: `Een op een radiopeilontvanger aan te sluiten vhf-antenne met richtwerking, waarmee men verborgen zenders (radiovossen en gezenderde dieren) op kan sporen. `
|
|
VHS
zelfst.naamw. |
[initiaalwoord], [afkorting] de afkorting voor 'video home system', een opname- en afspeelstandaard voor videorecorders
[initiaalwoord], [afkorting] de afkorting voor 'viraal haemorrhagisch syndroom', een specifieke konijnenziekte |
|
de (m)/het viaduct
zelfst.naamw. Uitspraak: [vija'dʏkt] Verbuigingen: viaduct|en (meerv.) |
lange brug over een weg, een dal, een rivier, een deel van een stad enz.
Voorbeeld: `Onder het viaduct konden we even schuilen voor de regen.` |
|
viben
werkw. Afbreekpatroon: 'vi - ben Herkomst: «Engels Verbuigingen: vibede (verl.tijd ) Verbuigingen: gevibed (volt.deelw.) |
dansen vrije tijd
Voorbeeld: `lekker viben op het ritme van de muziek` |
|
vibrafonist
zelfst.naamw. |
[muziek], [beroep] een bespeler van een vibrafoon Voorbeeld: `Ook zijn broer is een goede vibrafonist. `
|
|
vibrafoon
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument] een muziekinstrument met gestemde metalen stroken (toetsen) die zoals bij pianoklavier zijn gerangschikt, en die met mallets worden aangeslagen. Ronddraaiende klepjes in de resonantiebuizen onder de toetsen geven het instrument de typische vibratotoon Voorbeeld: `Wie kent niet het fameuse spel van Lionel Hampton op vibrafoon? `
|
|
vibreren
werkw. |
in staat van trilling verkeren
Voorbeeld: `De snaar vibreerde nog totdat de speler hem dempte. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het vibreren in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
vice versa
bijwoord Uitspraak: [visə'vɛrza] |
(heen en) terug
Voorbeelden: `een reis van Rotterdam naar Amsterdam en vice versa`, `een vlucht Londen-Brussel vice versa` Synoniem: omgekeerd |
|
vice-admiraal
zelfst.naamw. |
Nederland een officier die in rang overeenkomt met een luitenant-generaal
Voorbeeld: `In Nederland en België is er een verschil tussen het woord "vice-admiraal". ` België een opperofficier bij de marine, één rang hoger dan de divisieadmiraal en gelijk aan luitenant-generaal bij de land- en luchtmacht Voorbeeld: `Hij is al jarenlang vice-admiraal. ` |
|
de vicepresident
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['visəprezidɛnt] Verbuigingen: vicepresident|en (meerv.) |
vervanger van de president als die afwezig is
|
|
de vicevoorzitter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['visəvorzɪtər] Verbuigingen: vicevoorzitter|s (meerv.) de vicevoor|zitster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['visəvor|zɪtstər] Verbuigingen: vicevoorzitster|s (meerv.) |
vervanger van de voorzitter als die afwezig is
Synoniem: ondervoorzitter |
|
vicieus
bijv.naamw. Uitspraak: [visi'jøs] |
vicieuze cirkel
(situatie waar je niet of moeilijk uitkomt) `de vicieuze cirkel van armoede doorbreken` |
|
vicieuze cirkel
|
(situatie waar je niet of moeilijk uitkomt) `de vicieuze cirkel van armoede doorbreken`
|
|
Victor
zelfst.naamw. |
[naam-m] jongensnaam
[spellingsalfabet] spelwoord van het Nederlandse en het ITU/NAVO-spellingalfabet voor de letter v |
|
vicuña
zelfst.naamw. |
[zoogdieren] [species|vicugna vicugna]; een Zuid-Amerikaanse wilde lama uit de familie van de kameelachtigen
|
|
de video
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['videjo] Verbuigingen: video|'s (meerv.) |
1) videorecorder
Voorbeeld: `De video staat op stand-by.` 2) videoband Voorbeeld: `Druk op 'open' en leg de video in de lade.` 3) videofilm Voorbeelden: `Heb je de video's bekeken?`, `een video opnemen`, `videocamera`, `videoclip` |
|
de videoband
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['videjobɑnt] Verbuigingen: videoband|en (meerv.) |
cassette waarop een videofilm staat
Synoniem: video |
|
de videoclip
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['videjoklɪp] Verbuigingen: videoclip|s (meerv.) |
videofilmpje om een muzikant en zijn of haar muziek te promoten
Synoniem: clip (2) |
|
videoconferencen
werkw. Afbreekpatroon: 'vi - deo - con - fe - ren - cen Herkomst: «Engels Verbuigingen: videoconferencete (verl.tijd ) Verbuigingen: gevideoconferencet (volt.deelw.) |
een vergadering bijwonen via het beelscherm arbeid
Voorbeeld: `de burgemeesters van de Waddeneilanden videoconferencen soms met elkaar om reistijd te besparen` Synoniem: vergaderen op afstand |
|
de videofilm
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['videjofɪlm] Verbuigingen: videofilm|s (meerv.) |
film die je opneemt met een videocamera en op de televisie kunt bekijken
Synoniem: video |
|
videologgen
werkw. Afbreekpatroon: 'vi - de - o - log - gen Herkomst: «Engels Verbuigingen: videologde (verl.tijd ) Verbuigingen: gevideologd (volt.deelw.) |
het bijhouden van een weblog d.m.v. video's computer
Voorbeeld: `videologgen over de wereldreis` |
|
de videorecorder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['videjorikɔ:rdər] Verbuigingen: videorecorder|s (meerv.) |
apparaat waarmee je een videofilm kunt opnemen en afspelen
Synoniem: video |
|
videospel
zelfst.naamw. |
elektronisch spel, met beelden op een monitor of tv Voorbeeld: `De film Mortal Combat is gebaseerd op het gelijknamig videospel. `
|
|
videotapen
werkw. Afbreekpatroon: 'vi - de - o - ta - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: videotapete (verl.tijd ) Verbuigingen: gevideotapet (volt.deelw.) |
iets opnemen op video film
Voorbeeld: `de moeder videotapet alle belangrijke gebeurtenissen in het leven van haar dochtertje` |
|
vief
bijv.naamw. Uitspraak: [vif] |
druk, vrolijk en actief
Voorbeeld: `Ze is 90 maar nog heel vief.` Synoniemen: kras, levendig |
|
viel
werkw. |
eerste, tweede en derde persoon enkelvoud verleden tijd van vallen
|
|
vallen
werkw. Uitspraak: [ˈvɑlə(n)] Verbuigingen: viel (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is gevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) plotseling, onbedoeld op de grond terechtkomen
Voorbeelden: `vallen over een losse tegel`, `Het glas viel in stukken.` Synoniem: neervallen 2) doodgaan in de strijd Voorbeeld: `gevallen voor het vaderland` Synoniem: sneuvelen 3) in een bepaalde toestand komen |
|
De regen valt met bakken naar beneden.
|
(het regent heel hard)
|
|
met vallen en opstaan leren
|
(leren door het steeds weer opnieuw te proberen)
|
|
De regering is gevallen.
|
(de regering is afgetreden)
|
|
iemand als een baksteen laten vallen
|
(iemand helemaal in de steek laten)
|
|
al naar het valt
|
(zoals het uitkomt)
|
|
in slaap vallen
|
(beginnen te slapen)
|
|
Die opmerking viel helemaal verkeerd.
|
(die opmerking werd absoluut niet gewaardeerd)
|
|
Pasen valt laat dit jaar.
|
(dit jaar is het laat Pasen)
|
|
buiten de prijzen vallen
|
(geen prijs winnen)
|
|
Het valt me zwaar.
|
(ik vind het moeilijk)
|
|
Er valt niets meer aan te doen.
|
(het kan niet meer worden veranderd of teruggedraaid)
|
|
iemand lastig vallen
|
(iemand hinderen)
|
|
vallende ziekte
|
(epilepsie)
|
|
vier
telwoord Uitspraak: [vir] |
het getal 4
|
|
feestvieren
werkw. Uitspraak: ['fes(t)firə(n)] Verbuigingen: vierde feest (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft feestgevierd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een feest (1) vieren, eraan meedoen
Voorbeeld: `met je klasgenoten feestvieren als je geslaagd bent voor je eindexamen` Synoniem: feesten |
|
de vierbaansweg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['virbanswɛx] Verbuigingen: vierbaansweg|en (meerv.) |
weg met twee rijbanen met ieder twee rijstroken
Voorbeeld: `Op een vierbaansweg heb je geen tegenliggers.` |
|
vierde
rangtelwoord Uitspraak: ['virdə] |
1) <in een volgorde>
nummer 4 Voorbeeld: `Het is nu al de vierde keer dat je te laat bent!` 2) door vier gedeeld Voorbeeld: `Een vierde melk, een vierde suiker, een vierde bloem en een vierde eieren.` Synoniem: kwart |
|
vieren
werkw. Uitspraak: ['virə(n)] Verbuigingen: vierde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevierd (volt.deelw.) |
1) een feest geven vanwege
Voorbeelden: `We vieren vandaag zijn honderdste geboortedag.`, `Pasen vier ik nooit.` 2) (een touw) minder laten spannen de teugels (laten) vieren (minder streng worden) |
|
vakantie vieren
|
(vakantie hebben en ervan genieten)
|
|
de teugels (laten) vieren
|
(minder streng worden)
|
|
vierhoek
zelfst.naamw. |
[wiskunde] een geometrische tweedimensionale vorm, bestaande uit vier hoeken en derhalve ook vier zijden
|
|
de viering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['virɪŋ] Verbuigingen: viering|en (meerv.) |
keer dat je iets viert (1)
Voorbeelden: `de viering van de Bevrijding op 5 mei`, `de viering van het vijftigjarige bestaan van je bedrijf` |
|
vierkant
bijwoord Uitspraak: ['virkɑnt] |
heel direct en niet beleefd
Voorbeeld: `iemand vierkant uitlachen` Synoniemen: ronduit, onomwonden |
|
iemand vierkant de waarheid vertellen
|
(tegen iemand duidelijk en in afkeurende woorden zeggen wat je van iemand of zijn of haar gedrag vindt)
|
|
vierkante attometer
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 am × 1 attometer, gelijk aan 0,000.000.000.000.000.001 m × 0,000.000.000.000.000.001 meter, gelijk aan 10<sup>-36</sup> m², weergegeven met symbool am²
|
|
vierkante centimeter
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 cm × 1 centimeter, gelijk aan 0,01 m × 0,01 meter, gelijk aan 0,0001 m², weergegeven met symbool cm²
|
|
vierkante decimeter
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 dm × 1 decimeter, gelijk aan 0,1 m × 0,1 meter, gelijk aan 0,01 m², weergegeven met symbool dm²
|
|
vierkante exameter
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 Em × 1 exameter, gelijk aan 1.000.000.000.000.000.000 m × 1.000.000.000.000.000.000 meter, gelijk aan 10<sup>36</sup> m², weergegeven met symbool Em²
|
|
vierkante femtometer
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 fm × 1 femtometer, gelijk aan 0,000.000.000.000.001 m × 0,000.000.000.000.001 meter, gelijk aan 10<sup>-30</sup> m², weergegeven met symbool fm²
|
|
vierkante gigameter
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 Gm × 1 gigameter, gelijk aan 1.000.000.000 m × 1.000.000.000 meter, gelijk aan 10<sup>18</sup> m², weergegeven met symbool Gm²
|
|
vierkante hectometer
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 hm × 1 hectometer, gelijk aan 100 m × 100 meter, gelijk aan 10.000 m², gelijk aan één hectare, gelijk aan 0,1 × 0,1 kilometer, gelijk aan 0,01 km², weergegeven met symbool hm²
|
|
vierkante kilometer
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 km × 1 kilometer, gelijk aan 1000 m × 1000 meter, gelijk aan 1.000.000 m², gelijk aan 100 hectare (ha), weergegeven met symbool km²
|
|
vierkante megameter
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 Mm × 1 megameter, gelijk aan 1.000.000 m × 1.000.000 meter, gelijk aan 10<sup>12</sup> m², weergegeven met symbool Mm²
|
|
vierkante meter
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 m × 1 meter, gelijk aan één centiare, weergegeven met symbool m²
|
|
vierkante micrometer
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 μm × 1 micrometer, gelijk aan 0,000.001 m × 0,000.001 meter, gelijk aan 0,000.000.000.001 m², gelijk aan 10<sup>-12</sup> m², weergegeven met symbool μm²
|
|
vierkante millimeter
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 mm × 1 millimeter, gelijk aan 0,001 m × 0,001 meter, gelijk aan 0,000.001 m², weergegeven met symbool mm²
|
|
vierkante nanometer
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 nm × 1 nanometer, gelijk aan 0,000.000.001 m × 0,000.000.001 meter, gelijk aan 10<sup>-18</sup> m², weergegeven met symbool nm²
|
|
vierkante petameter
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 Pm × 1 petameter, gelijk aan 1.000.000.000.000.000 m × 1.000.000.000.000.000 meter, gelijk aan 10<sup>30</sup> m², weergegeven met symbool Pm²
|
|
vierkante picometer
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 pm × 1 picometer, gelijk aan 0,000.000.000.001 m × 0,000.000.000.001 meter, gelijk aan 10<sup>-24</sup> m², weergegeven met symbool pm²
|
|
vierkante terameter
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 Tm × 1 terameter, gelijk aan 1.000.000.000.000 m × 1.000.000.000.000 meter, gelijk aan 10<sup>24</sup> m², weergegeven met symbool Tm²
|
|
vierkante yoctometer
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 ym × 1 yoctometer, gelijk aan 0,000.000.000.000.000.000.000.001 m × 0,000.000.000.000.000.000.000.001 meter, gelijk aan 10<sup>-48</sup> m², weergegeven met symbool ym²
|
|
vierkante zeptometer
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 zm × 1 zeptometer, gelijk aan 0,000.000.000.000.000.000.001 m × 0,000.000.000.000.000.000.001 meter, gelijk aan 10<sup>-42</sup> m², weergegeven met symbool zm²
|
|
vierkante zettameter
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een oppervlaktemaat ter grootte van 1 Zm × 1 zettameter, gelijk aan 1.000.000.000.000.000.000.000 m × 1.000.000.000.000.000.000.000 meter, gelijk aan 10<sup>42</sup> m², weergegeven met symbool Zm²
|
|
vierkant
bijwoord Uitspraak: ['virkɑnt] |
heel direct en niet beleefd
Voorbeeld: `iemand vierkant uitlachen` Synoniemen: ronduit, onomwonden |
|
iemand vierkant de waarheid vertellen
|
(tegen iemand duidelijk en in afkeurende woorden zeggen wat je van iemand of zijn of haar gedrag vindt)
|
|
vierkantgetuigd
bijv.naamw. |
[scheepvaart] gevoerd aan ra’s die aan de mast bevestigd zijn en die dwars op de lengterichting van het schip staan
|
|
vierkantswortel
zelfst.naamw. |
[wiskunde] dat getal dat met zichzelf vermenigvuldigd een gegeven getal oplevert Voorbeeld: `De vierkantswortel van 121 is elf. `
|
|
vierpersoons
bijv.naamw. |
bedoeld voor vier personen Voorbeeld: `We hebben een vierpersoons vakantiewoning aangeboden zien. `
|
|
viertaktmotor
zelfst.naamw. |
[motortechniek] explosiemotor waarbij de zuiger tweemaal op- en neergaat na iedere ontploffing
|
|
viertal
zelfst.naamw. |
welgeteld vier
Voorbeeld: `Er behoort een viertal soorten tot dit genus. ` een groep van vier Voorbeeld: `Het viertal speelde al jaren samen. ` |
|
de viervoeter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['virvutər] Verbuigingen: viervoeter|s (meerv.) |
dier met vier poten
Voorbeeld: `Honden, katten, paarden, koeien, schapen en olifanten zijn voorbeelden van viervoeters.` |
|
vierwielig
bijv.naamw. |
uitgerust met vier wielen
Voorbeeld: `Is dat een vierwielige of een zeswielige vrachtwagen? ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het vierwielig in de tweede betekenis erin. ` |
|
vies
bijv.naamw. Uitspraak: [vis] |
1) vuil
Voorbeeld: `vieze vingers` Antoniem: schoon 2) met een onaangename smaak of geur Voorbeelden: `De koffie smaakt vies.`, `Meloenen vind ik vies.` Antoniem: lekker 3) (van woorden, moppen, plaatjes, mensen) onfatsoenlijk, niet netjes Synoniemen: schunnig, vunzig 4) chagrijnig Voorbeeld: `Ze was vies gezind omdat hij haar een uur had laten wachten.` Synoniem: ontstemd 5) raar, eigenaardig Synoniem: vreemd |
|
vieze blaadjes
|
(tijdschriften met prikkelende foto's van seksuele handelingen en geslachtsorganen) Synoniem: seksblaadjes
|
|
een vieze mop
|
(een mop die over poep of seks gaat)
|
|
vieze ouwe man
|
(oude man die er sjofel uit ziet en onfatsoenlijke dingen doet)
|
|
Dat doet vies.
|
(dat voelt raar)
|
|
niet vies zijn van iets
|
(iets graag doen) `Hij is niet vies van een beetje provoceren.`
|
|
Dat valt vies tegen!
|
dit zeg je als je een tegenvaller hebt, bijvoorbeeld als iets veel moeilijker is dan verwacht>)
|
|
Vietnamees
bijv.naamw. Uitspraak: [vjɛtna'mes] |
als iets of iemand uit Vietnam komt of met Vietnam te maken heeft
Voorbeeld: `een Vietnamees restaurant in Amsterdam` |
|
viewen
werkw. Afbreekpatroon: vie - wen Herkomst: «Engels Verbuigingen: viewde (verl.tijd ) Verbuigingen: geviewd (volt.deelw.) |
kijken, bekijken
Voorbeeld: `foto's en video's viewen` |
|
de viezerik
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vizərɪk] Verbuigingen: viezerik|ken (meerv.) |
iemand die vies is of vies doet
Voorbeelden: `Je zit helemaal onder de modder. Wat ben je toch een viezerik!`, `Vrouwelijke studenten zijn lastiggevallen door een viezerik.` Synoniem: smeerlap |
|
de viezerik
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vizərɪk] Verbuigingen: viezerik|ken (meerv.) |
iemand die vies is of vies doet
Voorbeelden: `Je zit helemaal onder de modder. Wat ben je toch een viezerik!`, `Vrouwelijke studenten zijn lastiggevallen door een viezerik.` Synoniem: smeerlap |
|
de viezigheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vizəxhɛit] Verbuigingen: viezig|heden (meerv.) |
iets wat vies is
Voorbeelden: `Er zat viezigheid op de lens.`, `Er is tegenwoordig alleen maar geweld en viezigheid op tv.` |
|
vigeren
werkw. Uitspraak: [vi'xerə(n)] Verbuigingen: vigeerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevigeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van toepassing zijn
Voorbeelden: `vigerende wetgeving`, `Binnen dit gebied vigeren deze bestemmingsplannen.` Synoniemen: gelden (1), van kracht zijn |
|
vigiliteit
zelfst.naamw. |
[medisch] waakzaamheid
|
|
het vignet
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɪ'ɲɛt] Verbuigingen: vignet|ten (meerv.) |
plaatje als bewijs van iets dat je gedaan hebt
Voorbeelden: `Scholen die gezondheid stimuleren kunnen het vignet 'gezonde school' aanvragen.`, `een vignet in je auto achter de ruit plakken als bewijs dat je wegenbelasting hebt betaald`, `tolvignet`, `Autobahnvignet` |
|
de vijand
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɛijɑnt] Verbuigingen: vijand|en (meerv.) de vijand|in zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɛijɑn'd|ɪn] Verbuigingen: vijandin|nen (meerv.) |
1) persoon die je haat
Antoniem: vriend 2) partij of land waarmee je een zwaar conflict hebt of oorlog voert Voorbeelden: `Een deel van het leger is overgelopen naar de vijand.`, `heulen met de vijand` Synoniem: tegenstander 3) iets wat schadelijk is of een gevaar is voor iets anders Voorbeeld: `Angst is de vijand van innovatie.` |
|
Zoiets wens je je ergste vijand niet toe.
|
dat zeg je van iets heel vervelends>)
|
|
aartsvijand
|
(je ergste, grootste vijand)
|
|
vriend en vijand
|
(iedereen) `Vriend en vijand zijn het hierover eens.`
|
|
vijandelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛi'jɑndələk] |
van de vijand
Voorbeeld: `het vijandelijke kamp` |
|
vijandelijkheid
zelfst.naamw. |
een vijandige daad Voorbeeld: `De vijandelijkheden namen in aantal en ernst toe. `
|
|
vijandig
bijv.naamw. Uitspraak: [vɛi'jɑndəx] |
(van daden, gevoelens, gedachten enz.) als van een vijand (1)
Voorbeeld: `een vijandige blik` Synoniem: haatdragend |
|
vijandig staan tegenover iets
|
(een sterke weerzin hebben tegen iets) Synoniem: afkerig zijn van
|
|
vijandigheid
zelfst.naamw. |
het vijandig zijn Voorbeeld: `De vijandigheid tussen de twee groepen nam toe. `
|
|
vijandigheid
zelfst.naamw. |
het vijandig zijn Voorbeeld: `De vijandigheid tussen de twee groepen nam toe. `
|
|
vijandschap
zelfst.naamw. |
een toestand van op voet van oorlog zijn Voorbeeld: `De vijandschap tussen Joden en Palestijnse Arabieren duurt al vele jaren
|
|
vijf
telwoord Uitspraak: [vɛif] |
het getal 5
ze niet alle vijf op een rij hebben ((van mensen) een beetje gek zijn) |
|
ze niet alle vijf op een rij hebben
|
((van mensen) een beetje gek zijn)
|
|
vijfblad
zelfst.naamw. |
[heraldiek] een element in de vorm van een bloem met vijf blaadjes
[plantkunde] een uitloper met vijf blaadjes Voorbeeld: `Bij het snoeien van rozen knip je meestal net boven een vijfblad af en de driebladen haal je eraf. ` |
|
vijfde
rangtelwoord Uitspraak: ['vɛivdə] |
in een volgorde>
nummer 5 |
|
vijfhoek
zelfst.naamw. |
[wiskunde] een geometrische tweedimensionale vorm, bestaande uit vijf hoeken en derhalve ook vijf zijden
|
|
de vijfkamp
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɛifkɑmp] |
(atletiek, biljarten) wedstrijd met vijf onderdelen sport
|
|
vijfpersoons
bijv.naamw. |
bedoeld voor vijf personen Voorbeeld: `We zijn op zoek naar een vijfpersoons vakantiewoning. `
|
|
vijftal
zelfst.naamw. |
welgeteld vijf
Voorbeeld: `Er is een vijftal redenen om dit niet te doen. ` een groep van vijf Voorbeeld: `Het vijftal gezworen vrienden maakte al geruime tijd de buurt onveilig. ` |
|
vijftien
telwoord Uitspraak: ['vɛiftin] |
het getal 15
|
|
vijfde gevel
zelfst.naamw. |
het dak van een pand Voorbeeld: `De vijfde gevel moet net als de vier zijgevels het onderliggende gebouw beschermen tegen weersinvloeden. `
|
|
vijftiende
rangtelwoord Uitspraak: ['vɛiftində] |
in een volgorde>
nummer 15 |
|
vijftig
telwoord Uitspraak: ['fɛiftəx] |
het getal 50
|
|
de vijg
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɛix] Verbuigingen: vijg|en (meerv.) |
1) peervormige zoete vrucht met veel kleine pitjes
Voorbeeld: `Vijgen worden vers of gedroogd gegeten en smaken vrij zoet.` 2) struik die rond de Middellandse Zee veel voorkomt waaraan vijgen (1) groeien |
|
vijgen na Pasen
|
dit zeg je van iets dat niet meer nodig is of neit meer relevant is, omdat het te laat komt>) Synoniem: mosterd na de maaltijd
|
|
het vijgenblad
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɛixə(n)blɑt] Verbuigingen: vijgenblad|eren (meerv.) |
blad van een vijgenboom
Voorbeelden: `Na de zondeval houdt Eva een vijgenblad voor haar geslachtsdeel.`, `Op beelden en schilderijen worden vijgenbladeren gebruikt om geslachtsdelen te verbergen.` |
|
de vijgenboom
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɛixə(n)bom] Verbuigingen: vijgen|bomen (meerv.) |
grote struik met dikke leerachtige bladeren
Voorbeeld: `De vijgenboom werd al in de oudheid gekweekt voor de vruchten.` Synoniem: vijg (2) |
|
de vijl
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɛil] Verbuigingen: vijl|en (meerv.) |
gereedschap dat je over een hard of ruw voorwerp heen en weer schuift om het gladder of kleiner te maken
|
|
vijlen
werkw. Uitspraak: ['vɛilə(n)] Verbuigingen: vijlde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevijld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een vijl bewerken
Voorbeeld: `je nagels vijlen als ze te lang zijn` |
|
de vijs
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɛis] Verbuigingen: vijzen (meerv.) |
schroef
|
|
een vijs los hebben
|
(een beetje gek zijn)
|
|
vijzen
werkw. Uitspraak: ['vɛizə(n)] Verbuigingen: vees (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een schroef in- of uitdraaien, of met een schroef bevestigen
|
|
de vijver
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɛivər] Verbuigingen: vijver|s (meerv.) |
aangelegde plas water in een park, bos of tuin
Voorbeelden: `een vijver met een fontein`, `visvijver` Synoniem: poel |
|
in dezelfde vijver vissen
|
(op zoek zijn naar klanten, personeelsleden enz. in hetzelfde domein als je concurrent)
|
|
vijlen
werkw. Uitspraak: ['vɛilə(n)] Verbuigingen: vijlde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevijld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een vijl bewerken
Voorbeeld: `je nagels vijlen als ze te lang zijn` |
|
vijzel
zelfst.naamw. |
[m]: [scheikunde], [gereedschap] een vat waarin met een stamper stoffen fijngestampt kunnen worden
Voorbeeld: `Vijzels worden van vele harde materialen zoals messing, porselein of agaat vervaardigd. ` [f]/[m]: schroef |
|
vijzen
werkw. Uitspraak: ['vɛizə(n)] Verbuigingen: vees (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een schroef in- of uitdraaien, of met een schroef bevestigen
|
|
Viking
zelfst.naamw. |
een Scandinavische krijger, behorend tot de noordelijke tak van de Germanen Voorbeeld: `Vikingen namen toen zij hier kwamen prachtige schatten met zich mee, machtige strijders waren hun leiders zwierven al over zee.<ref>http://www.woesteland.nl/woesteland/interbabbels.php?serie=642 De Noorse Bruiloft</ref> `
|
|
villen
werkw. Uitspraak: ['vɪlə(n)] Verbuigingen: vilde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het vel afhalen van (een dood dier)
Voorbeeld: `levend gevild worden` |
|
Ik kan hem wel villen!
|
dit zeg je van iemand op wie je heel boos bent>)
|
|
vilder
zelfst.naamw. |
iemand die overleden dieren vilt Voorbeeld: `Veel mensen weten niet wat een vilder is. `
|
|
vilein
bijv.naamw. Afbreekpatroon: vi - lein |
snood, slecht, boosaardig, geniepig, gemeen, laag, venijnig, vals
Voorbeeld: `In een vileine recensie van twee kolommen serveert de journalist de nieuwe theaterproductie genadeloos af.` |
|
de villa
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vila, 'vɪla] Verbuigingen: villa|'s (meerv.) |
een groot, vrijstaand huis in een landelijke omgeving of in een groene wijk
Voorbeeld: `een kapitale villa` |
|
ville
werkw. |
[ov|dan] willen
[ov|dan] mogen [auxl|dan] zullen (hulpwerkwoord met een infinitief voor de toekomende tijd) [auxl|dan] zullen (hulpwerkwoord voor de aanvoegende wijs) [ov|nor] willen [ov|nor] mogen [auxl|nor], [modl|nor] zullen (hulpwerkwoord met een infinitief voor de toekomende tijd) [auxl|nor], [modl|nor] zullen (hulpwerkwoord voor de aanvoegende wijs) |
|
villen
werkw. Uitspraak: ['vɪlə(n)] Verbuigingen: vilde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het vel afhalen van (een dood dier)
Voorbeeld: `levend gevild worden` |
|
Ik kan hem wel villen!
|
dit zeg je van iemand op wie je heel boos bent>)
|
|
vilthoed
zelfst.naamw. |
[kleding] een vilten hoed
|
|
viltje
zelfst.naamw. |
een kartonnen onderzettertje onder een glas Voorbeeld: `Hij kreeg zijn bier geserveerd op een viltje. `
|
|
de viltstift
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɪltstɪft] Verbuigingen: viltstift|en (meerv.) |
pen met een punt van vilt
Voorbeeld: `Er staat een flip-over met viltstiften in drie kleuren.` Synoniem: stift |
|
het vilt
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɪlt] |
stof gemaakt dierlijk haar
Voorbeeld: `De laden van de kast zijn bekleed met groen vilt.` |
|
I vilten
bijv.naamw. |
van vilt gemaakt
|
|
II vilten
werkw. |
tot vilt maken
|
|
de vin
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɪn] Verbuigingen: vin|nen (meerv.) |
elk van de uitstekende delen waarmee vissen en sommige andere dieren zwemmen
|
|
geen vin verroeren
|
(helemaal niet bewegen)
|
|
vinca-alkaloïde
zelfst.naamw. |
één van een aantal chemische verbindingen die voorkomen in planten van het geslacht 'Vinca' en die kankerwerende eigenschappen bezitten.
Voorbeeld: `Vincristine en vinblastine zijn afgeleid van vinca-alkaloïden en worden toegepast in de chemotherapie. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
goedvinden
werkw. Uitspraak: [ˈxutfɪndə(n)] Verbuigingen: vond goed (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft goedgevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
instemmen met
Voorbeeld: `Mijn ouders vinden het goed dat ik dat bijbaantje neem.` Antoniem: laken Synoniem: geen bezwaar hebben tegen |
|
plaatsvinden
werkw. Uitspraak: [platsˈvɪndə(n)] Verbuigingen: vond plaats (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft plaatsgevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gebeuren
Voorbeelden: `In juni vinden er allerlei openluchtactiviteiten plaats in het park.`, `De Wereldtentoonstelling vond in 1958 plaats in Brussel.` Synoniem: doorgaan (4) |
|
terugvinden
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxfɪndə(n)] Verbuigingen: vond terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weer vinden wat je kwijt was
Voorbeelden: `je sleutels terugvinden`, `de rust terugvinden om te genieten van het leven` Synoniem: hervinden |
|
uitvinden
werkw. Uitspraak: ['œytfɪndə(n)] Verbuigingen: vond uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iets bedenken en maken wat nog niemand eerder gedaan heeft
Voorbeelden: `een nieuwe methode uitvinden om bederfelijke spullen gezonder te bewaren`, `een machine uitvinden die automatisch garnalen kan pellen` 2) uitzoeken hoe iets zit of moet Voorbeeld: `Ik weet nog niet hoe ik daar moet komen, maar dat vind ik nog wel uit.` |
|
vinden
werkw. Uitspraak: ['vɪndə(n)] Verbuigingen: vond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een verborgen, verdwenen of onbekend iets of iemand) per toeval of na gezocht te hebben zien
Voorbeelden: `Ik kan mijn sleutels niet vinden.`, `Waar vind je zo iemand?`, `Kijk eens wat ik op straat gevonden heb!`, `geen oplossing voor iets vinden`, `het loket voor gevonden voorwerpen` Antoniem: verliezen Synoniemen: ontdekken, aantreffen, achterhalen 2) beschouwen of ervaren als Voorbeelden: `Ik vind je zo lief!`, `Ik vind het heel erg voor je.`, `Ik ben erg benieuwd naar wat je van hem vindt.` Synoniem: achten 3) van mening zijn Voorbeelden: `Wat vind je? Moet ik het doen of niet?`, `Hij vond dat hij genoeg had gedaan.` Synoniem: denken |
|
Wie zoekt, die vindt.
|
spreekwoord>)
|
|
er iets op gevonden hebben
|
(een oplossing bedacht hebben)
|
|
voor iets te vinden zijn
|
(iets graag doen) `Voor zulke karweitjes ben ik wel te vinden.`
|
|
Ik vind er niets aan.
|
(ik vind het helemaal niet leuk of interessant)
|
|
het goed kunnen vinden met iemand
|
(iemand mogen, graag met iemand omgaan) `Die twee kunnen het goed met elkaar vinden.`
|
|
je niet kunnen vinden in iets
|
(het niet eens zijn met iets) `Hij kon zich niet vinden in de uitkomsten van het onderzoek.`
|
|
de vinding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɪndɪŋ] Verbuigingen: vinding|en (meerv.) |
wat je (uit)gevonden of ontdekt hebt
Voorbeeld: `de nieuwste vindingen op het gebied van...` Synoniemen: uitvinding, ontdekking |
|
vindingrijk
bijv.naamw. Uitspraak: ['vɪndɪŋrɛik] |
goed in het bedenken van nieuwe dingen of oplossingen
Synoniemen: creatief, inventief |
|
de vindplaats
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɪntplats] Verbuigingen: vindplaats|en (meerv.) |
plek waar iets is of wordt gevonden
Voorbeeld: `een archeologische vindplaats` |
|
vinden
werkw. Uitspraak: ['vɪndə(n)] Verbuigingen: vond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een verborgen, verdwenen of onbekend iets of iemand) per toeval of na gezocht te hebben zien
Voorbeelden: `Ik kan mijn sleutels niet vinden.`, `Waar vind je zo iemand?`, `Kijk eens wat ik op straat gevonden heb!`, `geen oplossing voor iets vinden`, `het loket voor gevonden voorwerpen` Antoniem: verliezen Synoniemen: ontdekken, aantreffen, achterhalen 2) beschouwen of ervaren als Voorbeelden: `Ik vind je zo lief!`, `Ik vind het heel erg voor je.`, `Ik ben erg benieuwd naar wat je van hem vindt.` Synoniem: achten 3) van mening zijn Voorbeelden: `Wat vind je? Moet ik het doen of niet?`, `Hij vond dat hij genoeg had gedaan.` Synoniem: denken |
|
Wie zoekt, die vindt.
|
spreekwoord>)
|
|
er iets op gevonden hebben
|
(een oplossing bedacht hebben)
|
|
voor iets te vinden zijn
|
(iets graag doen) `Voor zulke karweitjes ben ik wel te vinden.`
|
|
Ik vind er niets aan.
|
(ik vind het helemaal niet leuk of interessant)
|
|
het goed kunnen vinden met iemand
|
(iemand mogen, graag met iemand omgaan) `Die twee kunnen het goed met elkaar vinden.`
|
|
vangen
werkw. Uitspraak: ['vɑŋə(n)] Verbuigingen: ving (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zo pakken dat je het niet meer loslaat
Voorbeelden: `vlooien vangen`, `dieven vangen` 2) uit de lucht grijpen Voorbeeld: `een bal vangen` |
|
geld vangen
|
(geld krijgen)
|
|
de vinger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɪŋər] Verbuigingen: vinger|s (meerv.) |
elk van de vijf uitstekende delen aan je hand
Voorbeelden: `je vinger opsteken`, `wijsvinger`, `ringvinger`, `middelvinger` |
|
dode vingers
|
(door de kou stijf en zonder gevoel)
|
|
een vinger in de pap hebben
|
(invloed hebben op de beslissingen die worden genomen)
|
|
(iemand) om je vinger winden
|
((iemand) laten doen wat je wil) `Mijn dochter windt haar vader om haar vinger.`
|
|
Dat kun je op je vingers natellen.
|
(dat is logisch, dat kun je verwachten)
|
|
de vingerafdruk
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɪŋərɑvdrʏk] Verbuigingen: vingerafdruk|ken (meerv.) |
afdruk van de lijnen op je vingertoppen
Voorbeelden: `vingerafdrukken nemen`, `Op het keukenmes stonden de vingerafdrukken van de verdachte.` |
|
vingeren
werkw. Uitspraak: ['vɪŋərə(n)] Verbuigingen: vingerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevingerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een vrouw) laten klaarkomen met je vingers
Voorbeeld: `jezelf vingeren` Synoniem: masturberen |
|
de vingerhoed
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɪŋərhut] Verbuigingen: vingerhoed|en (meerv.) |
dopje om je vingertop(pen) te beschermen tijdens het naaien
Voorbeelden: `een metalen vingerhoedje`, `vingerhoedjes verzamelen` |
|
het vingerhoedskruid
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɪŋərhutskrœyt] |
plant met bloemen in de vorm van een vingerhoedje
Voorbeeld: `vingerhoedskruid met paarse, roze of witte bloemen` |
|
vingerkootje
zelfst.naamw. |
[anatomie] elk van de bot|botjes in de vinger
|
|
vingeren
werkw. Uitspraak: ['vɪŋərə(n)] Verbuigingen: vingerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevingerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een vrouw) laten klaarkomen met je vingers
Voorbeeld: `jezelf vingeren` Synoniem: masturberen |
|
de vingertop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɪŋərtɔp] Verbuigingen: vingertop|pen (meerv.) |
bovenste stukje van je vinger
|
|
de vingertop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɪŋərtɔp] Verbuigingen: vingertop|pen (meerv.) |
bovenste stukje van je vinger
|
|
de vink
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɪŋk] Verbuigingen: vink|en (meerv.) |
kleine zang- en trekvogel
Voorbeelden: `geelvink`, `bosvink` |
|
blinde vink
|
(rolletje gehakt met een plak vlees eromheen) `blinde vink met aardappelen en rodekool`
|
|
afvinken
werkw. Uitspraak: ['ɑfɪŋkə(n)] Verbuigingen: vinkte af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgevinkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een tekentje (vinkje) zichtbaar maken op een lijst
Voorbeeld: `in een lijst een taak afvinken als je daarmee klaar bent` Synoniem: aanvinken |
|
vinkvakje
zelfst.naamw. |
[informatica] een vakje op een beeldscherm dat aangevinkt kan worden om een keuze kenbaar te maken Voorbeeld: `Ik had per ongeluk het verkeerde vinkvakje aangevinkt. `
|
|
de vin
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɪn] Verbuigingen: vin|nen (meerv.) |
elk van de uitstekende delen waarmee vissen en sommige andere dieren zwemmen
|
|
geen vin verroeren
|
(helemaal niet bewegen)
|
|
vinnig
bijv.naamw. Uitspraak: ['vɪnəx] |
(van mensen of uitingen) een beetje agressief
Voorbeeld: `een vinnig debat` Synoniem: fel |
|
de viool
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vi'jol] Verbuigingen: violen (meerv.) |
muziekinstrument met snaren waarover je strijkt met een stok waarop haren gespannen zijn
Voorbeeld: `een viool is kleiner dan een cello en een contrabas` |
|
de eerste viool spelen
|
(druk en zelfbewust praten, terwijl de rest van het gezelschap vooral zwijgt en luistert)
|
|
violet
bijv.naamw. Uitspraak: [vijo'lɛt] |
tussen blauw en paars in
Voorbeeld: `ultraviolet` |
|
I violetrood
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur tussen rood en paars met RAL-nummer 4002.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het violetrood? ` II violetrood bijv.naamw. [RAL-kleur] de kleur violetrood] hebbend Voorbeeld: `Hij rijdt in een violetrode auto. ` |
|
de violist
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vijo'lɪst] Verbuigingen: violist|en (meerv.) de violist|e zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vijo'lɪst|ə] Verbuigingen: violiste|s (meerv.) |
iemand die op een viool speelt
|
|
de violoncel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vijolɔn'sɛl] Verbuigingen: violoncel|len (meerv.) |
muziekinstrument met snaren dat tussen je benen op de grond staat
Voorbeeld: `violoncellist` Synoniem: cello |
|
violoncello
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument] een viersnarig strijkinstrument dat tijdens het bespelen door de violoncellist of cellist tussen de knieën wordt gehouden Voorbeeld: `Een violoncello is ongeveer 120 cm lang. `
|
|
violoncellist
zelfst.naamw. |
[muziek], [beroep] musicus die een violoncello of kortweg een cello bespeelt
|
|
violoncello
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument] een viersnarig strijkinstrument dat tijdens het bespelen door de violoncellist of cellist tussen de knieën wordt gehouden Voorbeeld: `Een violoncello is ongeveer 120 cm lang. `
|
|
de viool
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vi'jol] Verbuigingen: violen (meerv.) |
muziekinstrument met snaren waarover je strijkt met een stok waarop haren gespannen zijn
Voorbeeld: `een viool is kleiner dan een cello en een contrabas` |
|
de eerste viool spelen
|
(druk en zelfbewust praten, terwijl de rest van het gezelschap vooral zwijgt en luistert)
|
|
vioolhars
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument] de droge hars waarover de beharing van een strijkstok van een strijkinstrument als de viool wordt gestreken, zodat het haar van de stok een veel hogere wrijving met de snaar krijgt
|
|
vioolsleutel
zelfst.naamw. |
[muziek] een teken geplaatst op de tweede lijn van een balk dat aangeeft dat deze een g weergeeft Voorbeeld: `Pas op, er staat nu een vioolsleutel. `
|
|
het viooltje
zelfst.naamw. Uitspraak: [vi'jolcə] Verbuigingen: viooltje|s (meerv.) |
plant met relatief grote, kleurige bloemen of de bloem zelf
Voorbeelden: `viooltjesblauw`, `viooltjesfamilie`, `een bosje viooltjes` |
|
de vip
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɪp] Verbuigingen: vip|s (meerv.) |
very important person>
belangrijk of beroemd persoon Voorbeelden: `Enkel vip's krijgen gratis hapjes en drank.`, `viproom` |
|
viraal
bijv.naamw. Uitspraak: [vi'ral] |
wat betrekking heeft op een virus
Voorbeelden: `een virale aandoening`, `een virale infectie` |
|
virginaal
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument] een toetsinstrument waarbij de haaks op het toetsenbord geplaatste snaren, worden getokkeld. Voorbeeld: `De doosvormige klavichord en virginaal lijken sterk op elkaar. `
|
|
de viroloog
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [viro'lox] Verbuigingen: viro|logen (meerv.) de viro|loge zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [viro'|loxə] Verbuigingen: virologe|n (meerv.) |
specialist in virussen en virusziekten medisch
Voorbeeld: `Iemand die zich gespecialiseerd heeft in de virologie, noem je een viroloog.` |
|
virtueel
bijv.naamw. Uitspraak: [virty'wel] |
wat in het echt niet bestaat maar wel in je fantasie of op het internet
Voorbeelden: `een virtuele rondleiding door het museum`, `Second Life onderscheidt zich van andere virtuele werelden omdat er een virtuele economie heerst.` Synoniemen: denkbeeldig, digitaal |
|
Ia de virtuoos
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɪrty'wos] Verbuigingen: virtu|ozen (meerv.) Ib de virtu|oze zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɪrty'|wozə] Verbuigingen: virtuoze|n (meerv.) iemand die ergens heel goed in is Voorbeelden: `pianovirtuoos`, `balvirtuoos`, `taalvirtuoos` Synoniem: genie II virtuoos bijv.naamw. Uitspraak: [vɪrty'wos] |
als iets of iemand blijk geeft van een buitengewoon talent
Voorbeeld: `een virtuoze uitvoering van een vioolconcert` Synoniem: geniaal |
|
het virus
zelfst.naamw. Uitspraak: ['virʏs] Verbuigingen: virus|sen (meerv.) |
1) iets dat ziekten verwekt en kleiner is dan een bacterie biologie
Voorbeeld: `besmet zijn met een virus` 2) computerprogramma dat zich verspreid via het internet en dat schade kan aanrichten op de besmette computers computers Voorbeelden: `Help! Mijn computer heeft een virus!`, `virusprotectie` Synoniem: computervirus |
|
de virusziekte
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['virʏsiktə] Verbuigingen: virusziekte|s (meerv.) |
door een virus veroorzaakte ziekte
Voorbeeld: `Voorbeelden van virusziekten: hepatitis, aids en klierkoorts.` |
|
opvissen
werkw. Uitspraak: ['ɔpfɪsə(n)] Verbuigingen: viste op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgevist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uit het water naar boven halen
Voorbeeld: `een lijk uit het kanaal opvissen` |
|
uitvissen
werkw. Uitspraak: ['œytfɪsə(n)] Verbuigingen: viste uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uitzoeken hoe iets zit of moet informeel
Voorbeeld: `Ik moet nog uitvissen hoe dit apparaat werkt.` Synoniem: uitvinden (2) |
|
de visagist
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [viza'ʒɪst] Verbuigingen: visagist|en (meerv.) de visagist|e zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [viza'ʒɪst|ə] Verbuigingen: visagiste|s (meerv.) |
specialist in het opmaken en verzorgen van het gelaat
Voorbeeld: `een opleiding tot visagiste volgen` |
|
visarend
zelfst.naamw. |
[vogels] [species|Pandion haliaetus], een vooral visetende roofvogel die de enige soort uit de familie 'Pandionidae' is
[vogels|afr]Afrikaanse zeearend |
|
visboer
zelfst.naamw. |
[beroep] een handelaar die gespecialiseerd is in de verkoop van vis Voorbeeld: `We gaan even naar de visboer. `
|
|
de vis
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɪs] Verbuigingen: vis|sen (meerv.) |
dier met vinnen, schubben en kieuwen dat onder water leeft
Voorbeelden: `een school vissen`, `Ik lust geen vis.`, `visvangst` |
|
je als een vis in het water voelen
|
(het heel erg naar je zin hebben)
|
|
zo gezond als een vis
|
(heel gezond)
|
|
iemand voor rotte vis uitschelden
|
(iemand heel erg uitschelden)
|
|
visceraal
bijv.naamw. Uitspraak: [visÉ™'ral] |
wat betrekking heeft op de ingewanden (van mensen en dieren)
Voorbeelden: `visceraal vet`, `viscerale pijn` |
|
de viscositeit
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɪskozi'tɛit] |
mate waarin een vloeistof samenhangt
Voorbeelden: `Hoe hoger de viscositeit, hoe langzamer een vloeistof stroomt.`, `de viscositeit van verf`, `viscositeitsmeter` Synoniem: stroperigheid |
|
viseren
werkw. Uitspraak: [vi'zerə(n)] Verbuigingen: viseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geviseerd (volt.deelw.) |
(iemand) kritisch bekijken en beoordelen
Voorbeelden: `je geviseerd voelen`, `De biosector wordt geviseerd als 'instandhouder' van de wereldhongerproblematiek.` Synoniem: bekritiseren |
|
het visgerecht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɪsxərɛxt] Verbuigingen: visgerecht|en (meerv.) |
schotel met onder andere vis
Voorbeeld: `een eenvoudig visgerecht met warme groentjes en aardappeltjes` Antoniem: vleesgerecht |
|
visgifboom
zelfst.naamw. |
[plantkunde] 'Barringtonia asiatica (syn<ref>[http://www.ars-grin.gov/cgi-bin/npgs/html/splist.pl?1300 ]</ref>: B. speciosa een Indische boomsoort uit de 'Lecythidaceae' Voorbeeld: `De noten van de visgifboom kunnen gebruikt worden om vissen mee te verdoven en te vangen. `
|
|
de visgraat
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɪsxrat] Verbuigingen: vis|graten (meerv.) |
onderdeel van het skelet van een vis
Voorbeelden: `visgraatmotief`, `visgraatdessin` Synoniem: graat |
|
de vishaak
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɪshak] Verbuigingen: vis|haken (meerv.) |
1) haak aan het uiteinde van een lijn, waarmee je kunt vissen
Voorbeeld: `Hij nam een worm en prikte hem aan de vishaak.` 2) haakje met een scherpe hoek, als grafisch symbool (< en > ) Voorbeeld: `Zet je commentaar tussen vishaken.` Synoniem: punthaak |
|
de visie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vizi] Verbuigingen: visie|s (meerv.) |
weloverwogen mening over een zaak en hoe zich die zou moeten ontwikkelen
Voorbeelden: `een visie op iets hebben`, `toekomstvisie`, `Ik ben het niet eens met die visie.`, `een brede visie hebben` |
|
het visioen
zelfst.naamw. Uitspraak: [viz(i)'jun] Verbuigingen: visioen|en (meerv.) |
1) beeld dat je op bovennatuurlijke wijze waarneemt en dat een boodschap of voorspelling bevat religie
Voorbeeld: `Maria verscheen aan haar in een visioen.` 2) gefantaseerd beeld Voorbeeld: `Tijdens het lezen kreeg hij visioenen van wanhopige prinsessen en dappere ridders.` |
|
visionair
bijv.naamw. Uitspraak: [viʒo'nɛ:r] |
als iets of iemand blijk geeft van een visie
Voorbeelden: `visionair leiderschap`, `een visionair politicus` |
|
de visite
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vi'zitə] Verbuigingen: visite|s (meerv.) |
1) bezoek dat je aflegt
Voorbeeld: `bij iemand op visite gaan` 2) mensen die op bezoek komen Voorbeeld: `De visite bleef maar zitten.` |
|
visiteren
werkw. Uitspraak: [vizi'terə(n)] Verbuigingen: visiteerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevisiteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) officieel onderzoeken of inspecteren
Voorbeeld: `Op de luchthaven wordt de bagage van toeristen gevisiteerd.` |
|
het visitekaartje
zelfst.naamw. Uitspraak: [vi'zitəkarcə] Verbuigingen: visitekaartje|s (meerv.) |
stukje licht karton waarop je naam, je functie, je bedrijfsnaam en je contactgegevens zijn gedrukt
Voorbeeld: `We hebben een website, we hebben visitekaartjes, we hebben alleen nog opdrachtgevers nodig.` Synoniem: kaartje (2) |
|
viskeus
bijv.naamw. |
[natuurkunde] stroperig ten gevolge van inwendige wrijving Voorbeeld: `Door de polymerisatie werd het mengsel steeds viskeuzer. `
|
|
de kotter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['kɔtər] Verbuigingen: kotter|s (meerv.) |
vissersschip met een lage achtersteven
Voorbeeld: `mosselkotter` |
|
viskraam
zelfst.naamw. |
een kraam waar men vis verkoopt Voorbeeld: `Hij is even naar de viskraam om vis voor ons te halen. `
|
|
de vislijn
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɪslɛin] Verbuigingen: vislijn|en (meerv.) |
stevig draad dat je gebruikt om te vissen
Voorbeeld: `Nylon vislijn is in veel diktes te koop.` |
|
het visnet
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɪsnɛt] Verbuigingen: visnet|ten (meerv.) |
voorwerp van touw of draad om vissen mee te vangen
Voorbeeld: `de grootte van de mazen in het visnet hangt af van het soort vis dat je wilt vangen` |
|
de visotter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɪsɔtər] Verbuigingen: visotter|s (meerv.) |
roofdier met een bruine vacht dat in en bij water leeft
Voorbeeld: `De visotter leeft in zoet water.` Synoniem: otter |
|
visseizoen
zelfst.naamw. |
een seizoen waarin het toegestaan is om te vissen Voorbeeld: `Vandaag is het visseizoen officieel geopend! `
|
|
vissen
werkw. Uitspraak: ['vɪsə(n)] Verbuigingen: viste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vis proberen te vangen
Voorbeelden: `Verboden te vissen.`, `op haring vissen` |
|
achter het net vissen
|
(te laat komen, waardoor iemand anders heeft gekregen of genomen wat jij wilde hebben)
|
|
vissen naar
werkw. Uitspraak: ['vɪsə(n) nar] Verbuigingen: viste naar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevist naar (volt.deelw.) |
zonder directe vragen te stellen proberen te weten te komen
Voorbeelden: `De hele tijd zat hij te vissen naar de identiteit van haar minnaar.`, `vissen naar complimentjes` Synoniem: hengelen naar |
|
de visser
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɪsər] Verbuigingen: visser|s (meerv.) |
iemand die (als beroep) vissen vangt
Voorbeelden: `sportvisser`, `vissersboot`, `vissershaven` |
|
de visserij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɪsə'rɛi] Verbuigingen: visserij|en (meerv.) |
het vissen
Voorbeelden: `visserijzone`, `visserijpolitie`, `visserijreglement` |
|
de visser
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɪsər] Verbuigingen: visser|s (meerv.) |
iemand die (als beroep) vissen vangt
Voorbeelden: `sportvisser`, `vissersboot`, `vissershaven` |
|
vissersboot
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] een voor de visvangst ingerichte boot
|
|
het visserslatijn
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɪsərslatɛin] |
opschepperij van vissers over hun vangst
Voorbeeld: `Aan de haven hoor je genoeg voorbeelden van visserslatijn.` |
|
vissersschip
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] een voor de visvangst ingericht schip Voorbeeld: `Het vissersschip kwam om 10:00 aan in de haven. `
|
|
vissen
werkw. Uitspraak: ['vɪsə(n)] Verbuigingen: viste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vis proberen te vangen
Voorbeelden: `Verboden te vissen.`, `op haring vissen` |
|
achter het net vissen
|
(te laat komen, waardoor iemand anders heeft gekregen of genomen wat jij wilde hebben)
|
|
opvissen
werkw. Uitspraak: ['ɔpfɪsə(n)] Verbuigingen: viste op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgevist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uit het water naar boven halen
Voorbeeld: `een lijk uit het kanaal opvissen` |
|
visualiseren
werkw. Uitspraak: [vizywali'zerə(n)] Verbuigingen: visualiseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevisualiseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in een beeld zichtbaar maken van een gedachte
Voorbeelden: `Bij een echoscopie worden geluidsgolven gevisualiseerd in een contrastbeeld.`, `Technisch handelingen worden veel makkelijker begrepen en onthouden wanneer ze worden gevisualiseerd.` |
|
visualizen
werkw. Afbreekpatroon: 'vi - su - a - li - zen Herkomst: «Engels Verbuigingen: visualizede (verl.tijd ) Verbuigingen: gevisualized (volt.deelw.) |
visualiseren, zich ergens een voorstelling van vormen
Voorbeeld: `je toekomst visualizen` |
|
visueel
bijv.naamw. Uitspraak: [vizy'wel] |
als iets betrekking heeft op wat je met je ogen waarneemt
Voorbeeld: `zich iets visueel proberen voor te stellen` |
|
het visum
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vizʏm] Verbuigingen: visum|s, visa (meerv.) |
document dat je het recht geeft om naar een bepaald land te reizen of daar te verblijven
Voorbeelden: `verblijfsvisum`, `Voor België heb je geen visum nodig.`, `visumstempel` |
|
de visvangst
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɪsfɑŋst] Verbuigingen: visvangst|en (meerv.) |
het vangen van vissen of de vissen die gevangen zijn
Voorbeeld: `een toename van de jaarlijkse visvangst` |
|
visverkoper
zelfst.naamw. |
[beroep] iemand die vis verkoopt
|
|
de visvijver
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɪsfɛivər] Verbuigingen: visvijver|s (meerv.) |
aangelegde plas water waarin vissen gehouden en gekweekt worden
Voorbeeld: `een visvijver met alleen maar steuren` |
|
viswater
zelfst.naamw. |
water waarin men vist of waar zich vis ophoudt.
|
|
de viswinkel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɪswɪŋkəl] Verbuigingen: viswinkel|s (meerv.) |
winkel waar je dode vissen kunt kopen (om op te eten)
Voorbeeld: `Grijze garnaaltjes en twee zalmfilets kopen in de viswinkel.` |
|
vitten
werkw. Uitspraak: ['vɪtə(n)] Verbuigingen: vitte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevit (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voortdurend kritiek hebben op iemand over onbelangrijke zaken
Voorbeeld: `vitten op iemand` |
|
vitaal
bijv.naamw. Uitspraak: [vi'tal] |
1) (van mensen) krachtig en energiek
Voorbeeld: `Hij is nog vitaal voor zijn leeftijd.` Synoniem: kwiek 2) essentieel voor de werking van iets Voorbeeld: `vitale onderdelen` |
|
vitale delen
|
(organen die je nodig hebt om in leven te blijven)
|
|
vitale capaciteit
zelfst.naamw. |
[medisch] nuttige longinhoud
|
|
de vitaliteit
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vitali'tɛit] |
mate waarin iemand krachtig en energiek is
Voorbeeld: `je geestelijke en lichamelijke vitaliteit verhogen door te sporten` |
|
de vitamine
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vita'minə] Verbuigingen: vitamine|n, vitamine|s (meerv.) |
organische stof die planten, dieren en mensen gezond houdt
Voorbeelden: `vitamine A, B en C`, `vitaminepreparaat` |
|
vitreus
bijv.naamw. |
[wetenschap] glasachtig Voorbeeld: `De vitreuze eigenschappen van dit materiaal zijn onderhevig aan verouderingsverschijnselen.
|
|
de vitrine
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vi'trinə] Verbuigingen: vitrine|s (meerv.) |
1) kast met een of meer glazen wanden waarin voorwerpen staan waar je naar kunt kijken
Voorbeeld: `nieuw werk van jonge vormgevers in de vitrines` 2) ruimte achter een winkelraam waar je de artikelen kunt zien, die je in de winkel kunt kopen Voorbeeld: `Aan de lege vitrines in de winkels kun je zien dat er armoede heerst.` Synoniem: etalage |
|
de vivisectie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vivi'sɛksi] Verbuigingen: vivisectie|s (meerv.) |
onderzoek aan een levend dier
|
|
vizier
zelfst.naamw. |
een richttoestel op de loop van een vuurwapen
Voorbeeld: `Hij had 'm in het vizier. ` een minister, een hoog staatsdienaar onder een Oosters heerser zoals een sultan |
|
de vla
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vla] Verbuigingen: vla|'s (meerv.) |
dikke, zoete vloeistof die gemaakt is van melk en eieren, en die je koud eet
Voorbeeld: `vanillevla` |
|
de vlaag
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlax] Verbuigingen: vlagen (meerv.) |
1) regenbui
Voorbeeld: `Het was nog koud en af en toe een vlaag regen.` 2) een gevoel dat plotseling opkomt, waardoor je iets doet zonder er bij na te denken Voorbeeld: `In een vlaag van woede gooide hij zijn wekker door het raam.` Synoniem: opwelling |
|
bij vlagen
|
(af en toe)
|
|
de vlaai
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlaj] Verbuigingen: vlaai|en (meerv.) |
gebak dat bestaat uit een deegbodem met vulling
Voorbeelden: `Limburgse vlaai`, `abrikozenvlaai`, `rijstevlaai` Synoniem: taart (1) |
|
I het Vlaams
zelfst.naamw. Uitspraak: [vlams] |
variëteit van het Nederlands die in België gesproken wordt
Synoniem: Belgisch-Nederlands |
|
II Vlaams
bijv.naamw. Uitspraak: [vlams] |
1) in het Vlaams (1) gezegd of geschreven
Voorbeeld: `een Vlaamse uitdrukking` Synoniem: Belgisch-Nederlands 2) van, uit of met betrekking tot Vlaanderen, het Belgische gewest waar Nederlands gesproken wordt Voorbeeld: `de Vlaamse minister van Onderwijs` |
|
Vlaamse achtknoop
zelfst.naamw. |
[techniek], [scheepvaart] een steek die men aan het eind van een door een katrol of oog geleid touw legt, om terugschieten (uitscheren) te verhinderen Voorbeeld: `Haal de schoot door het leioog en leg er dan een Vlaamse achtknoop in. `
|
|
Vlaamse gaai
zelfst.naamw. |
[vogels] 'Garrulus glandarius', een kraaiachtige zangvogel
|
|
Vlaamse steek
zelfst.naamw. |
[techniek], [scheepvaart] een knoop die men aan het eind van een door een katrol of oog geleid touw legt, om terugschieten (uitscheren) te verhinderen Voorbeeld: `Haal de schoot door het leioog en leg er dan een Vlaamse steek in. `
|
|
Vlaanderen
zelfst.naamw. |
de noordelijke gewest van België
een gebied dat zich uitstrekt over een deel van Noord-Frankrijk, Noord-België en Nederland waar Vlaams gesproken wordt |
|
de vlag
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlɑx] Verbuigingen: vlag|gen (meerv.) |
doek in een of meer kleuren dat een land of een partij vertegenwoordigt, of dat dient om een signaal te geven
Voorbeelden: `met een vlag zwaaien`, `de vlag hijsen`, `De vlaggen wapperen in de wind.` Synoniem: vaandel |
|
de witte vlag
|
(vlag waarmee je zwaait als je je overgeeft)
|
|
vlaggen
werkw. Uitspraak: ['vlɑxə(n)] Verbuigingen: vlagde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevlagd (volt.deelw.) |
één of meer vlaggen uithangen (bij een feest of viering)
Voorbeeld: `vlaggen op de nationale feestdag` |
|
vlaggenlijn
zelfst.naamw. |
een slinger van vlaggen Voorbeeld: `Hij had een paar vlaggenlijnen in zijn kamer hangen. `
|
|
de vlaag
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlax] Verbuigingen: vlagen (meerv.) |
1) regenbui
Voorbeeld: `Het was nog koud en af en toe een vlaag regen.` 2) een gevoel dat plotseling opkomt, waardoor je iets doet zonder er bij na te denken Voorbeeld: `In een vlaag van woede gooide hij zijn wekker door het raam.` Synoniem: opwelling |
|
bij vlagen
|
(af en toe)
|
|
vlaggenmast
zelfst.naamw. |
een paal waaraan een vlag opgehesen kan worden Voorbeeld: `Door de harde wind viel de vlaggenmast om en werd het schip beschadigd. `
|
|
het vlaggenschip
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vlɑxə(n)sxɪp] Verbuigingen: vlaggen|schepen (meerv.) |
1) schip dat de de bevelhebber van een (oorlogs)vloot aan boord heeft
Voorbeeld: `het vlaggenschip van Michiel de Ruyter` 2) iets dat uit een groep dingen het beste is Voorbeeld: `In Nederland is Albert Heijn het vlaggenschip van Ahold.` |
|
de vlaggenstok
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vlɑxə(n)stɔk] Verbuigingen: vlaggenstok|ken (meerv.) |
staaf die is bedoeld om een vlag aan te hangen
Voorbeeld: `een vlaggenstok van drie meter lang` |
|
vlaggen
werkw. Uitspraak: ['vlɑxə(n)] Verbuigingen: vlagde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevlagd (volt.deelw.) |
één of meer vlaggen uithangen (bij een feest of viering)
Voorbeeld: `vlaggen op de nationale feestdag` |
|
vlak
bijwoord Uitspraak: [vlɑk] |
1) meteen (vóór of na iets)
Voorbeeld: `Vlak nadat ik jou gebeld had, belde hij mij.` 2) zeer dicht (bij, onder, naast enz.) Voorbeelden: `Opeens stopte vlak voor mij een auto, die ik niet meer kon ontwijken.`, `Ik woon vlak bij het strand.` |
|
vlakbij
bijwoord Uitspraak: ['vlɑg'bɛi] |
niet ver
Voorbeeld: `Laat je fiets maar staan, het is vlakbij.` Synoniemen: dichtbij, nabij |
|
vlakgecentreerd
bijv.naamw. |
[kristallografie] de kortste translatievectors in de diagonale richtingen tussen de hoofdassen van de rotatiesymmetrie hebbend
Voorbeeld: `Zowel rombische als kubische roosters kennen vlakgecentreerde cellen, die in de niet-primitieve beschrijving vier roosterpunten per cell bezitten. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het vlakgecentreerd in de tweede betekenis erin. ` |
|
vlakken
werkw. |
vlak maken
|
|
vlakkengecentreerd
bijv.naamw. |
[kristallografie] de kortste translatievectors in de diagonale richtingen tussen de hoofdassen van de rotatiesymmetrie hebbend
Voorbeeld: `Zowel rombische als kubische roosters kennen vlakkengecentreerde cellen, die in de niet-primitieve beschrijving vier roosterpunten per cel bezitten. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het vlakkengecentreerd in de tweede betekenis erin. ` |
|
vlaktaks
zelfst.naamw. |
een belastingsvorm waarbij ieder inkomen met eenzelfde percentage wordt belast
|
|
de vlakte
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vlɑktə] Verbuigingen: vlakte|n, vlakte|s (meerv.) |
groot, vlak gebied
Voorbeeld: `In het westen gaan de bergen over in een vlakte.` |
|
tegen de vlakte gaan
|
(op de grond vallen of (van huizen) afgebroken worden) `Hij werd onwel en ging tegen de vlakte.`
|
|
je op de vlakte houden
|
(je mening niet geven, geen duidelijk antwoord geven) `Toen hem gevraagd werd naar mogelijke ontslagen, hield hij zich op de vlakte.`
|
|
vlaktemaat
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een eenheid/maat om de oppervlakte van iets op te meten.
|
|
vlakweg
bijwoord |
zonder omwegen, onomwonden Voorbeeld: `De motie constateert vlakweg dat het integratiebeleid onvoldoende geslaagd is. `
|
|
de vlam
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlɑm] Verbuigingen: vlam|men (meerv.) |
klein vuurtje of deel van een vuur
Voorbeelden: `Haar ogen weerspiegelden het kaarsvlammetje.`, `De vlammen sloegen uit het dak.` |
|
in vlammen opgaan
|
(door brand verwoest worden) `Het huis ging in vlammen op.`
|
|
waakvlam
|
(vlam in een gasinstallatie die aangeeft dat er toevoer van gas is)
|
|
De vlam sloeg in de pan.
|
(het conflict kwam tot een uitbarsting)
|
|
een oude vlam
|
(iemand op wie je lang geleden verliefd was, en misschien nog steeds)
|
|
vlammen
werkw. |
met heldere vlammen branden
|
|
de Vlaming
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vlamɪŋ] Verbuigingen: Vlaming|en (meerv.) de Vlaamse zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vlamsə] Verbuigingen: Vlaamse|n (meerv.) |
iemand met de Belgische nationaliteit die afkomstig is uit het gewest Vlaanderen
|
|
vlampijpketel
zelfst.naamw. |
[techniek] een stoomketel waarbij de hete rookgassen, door met water omringde vlampijpen geleid worden Voorbeeld: `De Titanic was uitgerust met vlampijpketels. `
|
|
het vlas
zelfst.naamw. Uitspraak: [vlɑs] |
gewas waarvan de vezels voor linnen en de zaden voor lijnzaadolie gebruikt worden
Voorbeelden: `vlasbloem`, `vlasdraad`, `vezelvlas`, `olievlas` |
|
het vlashaar
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vlɑshar] |
dun, sluik, lichtblond haar
Voorbeeld: `een klein meisje met lang gevlochten vlashaar` |
|
vlaskleurig
bijv.naamw. |
[kleur] een lichtgele, lichtblonde kleur zoals die van rijp vlas
|
|
vlassig
bijv.naamw. Uitspraak: ['vlɑsəx] |
(van haar) lichtblond, dun en pluizig
Voorbeeld: `vlassig haar` |
|
Vlax Romani
zelfst.naamw. |
[taal] vorm van Romani gesproken door anderhalf miljoen mensen in Roemenië, Albanië, Argentinië, Bosnië-Herzegovina, Brazilië, Bulgarije, Canada, Chili, Colombia, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Mexico, Moldavië, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Rusland, Slowakije, Spanje, Zweden, Oekraïne, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten
|
|
de vlecht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlɛxt] Verbuigingen: vlecht|en (meerv.) |
iets dat gevlochten is, in het bijzonder hoofdhaar
Voorbeelden: `Haar vlechtjes dansten op en neer.`, `je haar in vlechten dragen` |
|
de vleermuis
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vlermœys] Verbuigingen: vleer|muizen (meerv.) |
zoogdier dat kan vliegen en overdag slaapt
|
|
het vlees
zelfst.naamw. Uitspraak: [vles] |
zacht gedeelte tussen de huid en de botten van mensen en dieren, vooral als voedsel
Voorbeelden: `vleeseter`, `rundvlees`, `een stuk vlees met aardappelen en groenten`, `Ober, dit vlees is taai.`, `U kunt kiezen uit vlees, kip of vis.` |
|
Het is vlees noch vis.
|
(het is niet duidelijk wat het is, het heeft kenmerken van beide)
|
|
van vlees en bloed
|
((iemand) met gewone menselijke behoeften en tekortkomingen) `De deurwaarder bleek een mens van vlees en bloed te zijn.`
|
|
goed in het vlees zitten
|
(niet mager zijn)
|
|
weten wat voor vlees je in de kuip hebt
|
(weten wat voor iemand het is, bijvoorbeeld of je hem kunt vertrouwen) `Voor ik ja tegen hem zeg, wil ik eerst weten wat voor vlees ik in de kuip heb.`
|
|
de (m)/het vleesafval
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vlesɑfɑl] |
delen van een dier die na het slachten weggegooid worden
Voorbeeld: `Voorbeelden van vleesafval: het hart, vet, pezen en andere organen.` |
|
vleeseter
zelfst.naamw. |
[biologie] een vleesetend dier
persoon die vleet eet en dus geen vegetariër is |
|
vleeshal
zelfst.naamw. |
een plaats waar vroeger vlees verkocht werd
|
|
vleeshuis
zelfst.naamw. |
[geschiedenis] een gebouw waarin overdekt handel gedreven wordt in vlees Voorbeeld: `Het vleeshuis van Antwerpen dateert van 1250. `
|
|
vleeskleurig
bijv.naamw. |
de kleur van vlees bezittend
|
|
de vleesvervanger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vlesfərvɑŋər] Verbuigingen: vleesvervanger|s (meerv.) |
voedingsmiddel dat gegeten wordt ter vervanging van vlees
Voorbeeld: `een vegetarische burger van soja als vleesvervanger` |
|
vleeswaren
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vleswarə(n)] |
vlees als broodbeleg
|
|
de vleeswond
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vleswɔnt] Verbuigingen: vleeswond|en (meerv.) |
wond waarbij geen botten of vitale bloedvaten of zenuwen beschadigd raken
Voorbeeld: `een diepe vleeswond die gehecht moet worden` |
|
de vlegel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vlexəl] Verbuigingen: vlegel|s (meerv.) |
iemand die brutaal of onbeleefd is
Voorbeeld: `Wat een brutale vlegel!` Synoniem: vlerk |
|
vlegeljaren
zelfst.naamw. |
de puberale leeftijd (circa 12-14) waarop een jongen zich vaker als een vlegel pleegt te ge- of misdragen
|
|
vleien
werkw. Uitspraak: ['vlɛijə(n)] Verbuigingen: vleide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevleid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
complimenten maken die niet per se gemeend zijn
Voorbeeld: `Je vleit me.` |
|
Ik voel me gevleid.
|
(ik ben blij met je compliment)
|
|
de vlegel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vlexəl] Verbuigingen: vlegel|s (meerv.) |
iemand die brutaal of onbeleefd is
Voorbeeld: `Wat een brutale vlegel!` Synoniem: vlerk |
|
de vlek
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlɛk] Verbuigingen: vlek|ken (meerv.) |
1) vuil stukje op een oppervlak
Voorbeelden: `Er zit een vlek op je T-shirt.`, `vetvlek` 2) anders gekleurd stukje huid Voorbeeld: `witte koeien met zwarte vlekken` |
|
vlekkeloos
bijv.naamw. Uitspraak: ['vlɛkəlos] |
zonder fouten
Voorbeeld: `Hij spreekt vlekkeloos Nederlands.` Synoniemen: onberispelijk, foutloos |
|
vlekken
werkw. Uitspraak: ['vlɛkə(n)] Verbuigingen: vlekte (verl.tijd )Toon alle vervoegingen |
1) vlekken veroorzaken
Verbuigingen: heeft gevlekt (volt.deelw.) Voorbeeld: `oppassen dat je zonnebrandcrème niet vlekt op je bikini` 2) vlekken krijgen Verbuigingen: is gevlekt (volt.deelw.) Voorbeeld: `Als bladeren vlekken dan kan dat erop wijzen dat je plant de bladvlekkenziekte heeft.` |
|
vlektyfus
zelfst.naamw. |
[medisch] een besmettelijke ziekte veroorzaakt door besmetting met [species|Rickettsia|Rickettsia sp.] Voorbeeld: `Omdat vlektyfus voornamelijk overgebracht wordt door kleerluizen is het een epidemische ziekte die vooral bij oorlogen en hongersnoden veel slachtoffers kan vergen. `
|
|
de vlerk
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlɛrk] Verbuigingen: vlerk|en (meerv.) |
iemand die brutaal of onbeleefd is
Voorbeeld: `een arrogante, onbeschofte vlerk` |
|
vleselijk
bijv.naamw. Uitspraak: ['vlesələk] |
wat betrekking heeft op je lichaam, vooral met de gedachte aan seks
Voorbeeld: `vleselijke verlangens` Synoniem: lichamelijk |
|
vleselijke gemeenschap
|
(geslachtsgemeenschap) Synoniem: seks
|
|
vleug
zelfst.naamw. |
een hoeveelheid gasvormige substantie die men ruikend waarneemt Voorbeeld: `Snel een vleugje parfum en wat make-up en weg was ze. `
|
|
de vleugel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vløxəl] Verbuigingen: vleugel|s (meerv.) |
1) elk van de uitstekende delen waarmee vogels, vliegtuigen enz. kunnen vliegen
Voorbeeld: `De uil spreidde zijn vleugels en verdween in de nacht.` 2) grote piano waarvan de bovenkant open kan staan Voorbeeld: `Aan de vleugel vertolkte zij twee sonates.` Synoniem: vleugelpiano 3) deel van een groot gebouw aan de zijkant van het hoofdgebouw Voorbeelden: `linkervleugel`, `De collectie is verplaatst naar een vleugel van het museum.` |
|
vleugelboot
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] een snelle motorboot die onder de romp voorzien is van draagvleugels, bij de vaart komt de boot uit het water, gedragen door de vleugels, wat tot een aanzienlijke vermindering van de waterweerstand leidt en een snelheidsverhoging tot gevolg heeft
|
|
de vleugelpiano
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vløxəlpijano] Verbuigingen: vleugelpiano|'s (meerv.) |
grote piano waarvan de bovenkant open kan staan
Voorbeeld: `een vleugelpiano kopen om in je woonkamer te zetten` Synoniem: vleugel (2) |
|
vleugelslag
zelfst.naamw. |
een krachtige beweging van de vleugel van een vogel of insect Voorbeeld: `Met enige snelle vleugelslagen steeg de vogel op van de nok van het dak. `
|
|
vleugelspanwijdte
zelfst.naamw. |
de afstand tussen de vleugelpunten van een vogel of vliegtuig Voorbeeld: `De vleugelspanwijdte bedroeg twee meter. `
|
|
de vleugelspeler
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vløxəlspelər] Verbuigingen: vleugelspeler|s (meerv.) |
speler die links of rechts staat op een veld
Voorbeeld: `de vleugelspelers bij het voetbal` |
|
vleug
zelfst.naamw. |
een hoeveelheid gasvormige substantie die men ruikend waarneemt Voorbeeld: `Snel een vleugje parfum en wat make-up en weg was ze. `
|
|
het vleugje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vløxjə] Verbuigingen: vleugje|s (meerv.) |
een klein beetje
Voorbeelden: `een leuke avond met een vleugje romantiek`, `In het voorbijgaan rook ik een vleugje parfum.` |
|
vlezig
bijv.naamw. Uitspraak: ['vlezəx] |
1) (van iemand of een lichaamsdeel) dik
2) (van een vrucht) met vruchtvlees Antoniem: droog |
|
vlieden
werkw. |
'formeel': (van tijd) voorbijgaan
Voorbeeld: `De tijd vliedt!' — «De tijd verloopt sneller dan je denkt.». ` 'formeel': snel weg trachten te komen, vluchten Voorbeeld: `De herten, vliedend voor het wassende water, bereikten de heuvel net op tijd. ` |
|
vlieden
werkw. |
'formeel': (van tijd) voorbijgaan
Voorbeeld: `De tijd vliedt!' — «De tijd verloopt sneller dan je denkt.». ` 'formeel': snel weg trachten te komen, vluchten Voorbeeld: `De herten, vliedend voor het wassende water, bereikten de heuvel net op tijd. ` |
|
vlieden
werkw. |
'formeel': (van tijd) voorbijgaan
Voorbeeld: `De tijd vliedt!' — «De tijd verloopt sneller dan je denkt.». ` 'formeel': snel weg trachten te komen, vluchten Voorbeeld: `De herten, vliedend voor het wassende water, bereikten de heuvel net op tijd. ` |
|
de vlieg
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlix] Verbuigingen: vlieg|en (meerv.) |
zwart insect dat kan vliegen
Voorbeeld: `De kat probeerde een dikke vlieg te vangen.` |
|
Hij doet geen vlieg kwaad.
|
(hij heeft een zacht karakter en zal nooit iemand pijn doen)
|
|
invliegen
werkw. |
vliegend binnengaan
Voorbeeld: `Zij waren zonder toestemming het Libische luchtruim ingevlogen. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het invliegen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
aanvliegen
werkw. Uitspraak: ['anvlixə(n)] Verbuigingen: vloog aan (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand) opeens en fel aanvallen
Verbuigingen: is, heeft aangevlogen (volt.deelw.) Voorbeelden: `een automobilist aanvliegen na een botsing`, `Dat idee vliegt me aan, ik ben er zenuwachtig van.` 2) met een vliegtuig aanvoeren Verbuigingen: heeft aangevlogen (volt.deelw.) Voorbeeld: `hulpgoederen voor de slachtoffers aanvliegen` 3) vliegend naderen Verbuigingen: is aangevlogen (volt.deelw.) Voorbeelden: `een vliegveld aanvliegen`, `Daar komen heel veel kraaien aanvliegen.` |
|
opvliegen
werkw. |
vanaf de grond of een andere positie van rust aan een vlucht door de lucht beginnen
Voorbeeld: `Toen de luid knal weerklink vloog de hele zwerm spreeuwen op van het veld. ` 'overdrachtelijk': plotseling in actie komen Voorbeeld: `Hij vloog op en begon te schelden omdat hij zich door die opmerking beledigd voelde. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
overvliegen
werkw. |
ergens overheen vliegen
Voorbeeld: `In deze polder kan je in de herfst hele zwermen vogels zien overvliegen. ` Voorbeeld: `Dat vliegtuig is nu al drie keer komen overvliegen, als die maar niet in de problemen zit! ` van de ene afdeling naar de volgende gaan, bijvoorbeeld bij scouting Voorbeeld: `Nu zij zeventien werd zou ze overvliegen van de Zeemeeuwen naar de Najaden. ` iets met een vliegtuig ergens brengen Voorbeeld: `De nieuwe tenten worden volgende week overgevlogen. ` |
|
wegvliegen
werkw. |
een plaats vliegend verlaten
Voorbeeld: `Voor hij de foto kon nemen vloog de zeldzame vogel weg. ` heel snel en plotseling een plaats verlaten Voorbeeld: `Toen hij het slechte nieuws hoorde vloog hij weg. ` een hoge verkoopsnelheid hebben Voorbeeld: `Zo rond deze tijd van het jaar vliegen de boeken gewoon weg. ` |
|
vliegbasis
zelfst.naamw. |
een militair vliegveld Voorbeeld: `De vliegbasis werd twee weken lang gesloten. `
|
|
vliegbasis
zelfst.naamw. |
een militair vliegveld Voorbeeld: `De vliegbasis werd twee weken lang gesloten. `
|
|
vliegbasis
zelfst.naamw. |
een militair vliegveld Voorbeeld: `De vliegbasis werd twee weken lang gesloten. `
|
|
vliegdekschip
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] een vaartuig dat is ingericht voor het vervoer, onderhoud en gebruik van vliegtuigen
|
|
vliegdekschip
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] een vaartuig dat is ingericht voor het vervoer, onderhoud en gebruik van vliegtuigen
|
|
vliegen
werkw. Uitspraak: ['vlixə(n)] Verbuigingen: vloog (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft of is gevlogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met vleugels door de lucht bewegen
Voorbeelden: `In oktober vliegen de vogels naar het zuiden.`, `Het vliegtuig vloog laag boven de huizen.`, `In mei zijn we naar Portugal gevlogen.` 2) zich heel snel verplaatsen Voorbeelden: `Het begon als een gewone ruzie, maar even later vloog het servies door de kamer.`, `Toen hij de geur van aangebrande aardappelen rook, vloog hij naar de keuken.` |
|
Ik heb nog nooit gevlogen.
|
(ik heb nog nooit met een vliegtuig gereisd)
|
|
De tijd vliegt.
|
(de tijd gaat heel snel <dit zeg je bijvoorbeeld als je merkt dat het tijd is om iets anders te gaan doen
|
|
vliegende vis
zelfst.naamw. |
[vissen] 'Exocoetidae', een vis waarvan de borstvinnen ongewoon groot zijn en hem in de gelegenheid stellen korte vluchten te maken om te ontsnappen aan roofdieren
|
|
vliegenmepper
zelfst.naamw. |
een apparaat om een vlieg mee dood te slaan Voorbeeld: `Kun jij me de vliegenmepper even geven zodat ik die mug kan doodslaan? `
|
|
vliegensvlug
bijv.naamw. Uitspraak: ['vlixə(n)sflʏx] |
zeer snel
Synoniem: razendsnel |
|
de vlieger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vlixər] Verbuigingen: vlieger|s (meerv.) |
voorwerp aan een lang touw dat je in de lucht kunt laten zweven als er wind is
|
|
Die vlieger gaat niet op.
|
dat zeg je als een poging mislukt of een wens niet uitkomt>) `Ik had gehoopt nog even koffie te kunnen drinken, maar die vlieger ging niet op.`
|
|
vliegeren
werkw. |
het oplaten van een vlieger Voorbeeld: `We hebben op het strand een hele tijd gevliegerd. `
|
|
vliegeren
werkw. |
het oplaten van een vlieger Voorbeeld: `We hebben op het strand een hele tijd gevliegerd. `
|
|
vliegeren
werkw. |
het oplaten van een vlieger Voorbeeld: `We hebben op het strand een hele tijd gevliegerd. `
|
|
het vlieggewicht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vlixəwɪxt] |
1) klasse van boksers met het lichtste gewicht of een bokser die tot die klasse behoort sport
Voorbeeld: `De Japanse bokser is kampioen in het vlieggewicht.` 2) totale gewicht van een vliegtuig luchtvaart Voorbeeld: `het vlieggewicht van een zweefvliegtuigje` |
|
vliegramp
zelfst.naamw. |
een ongeluk in de lucht Voorbeeld: `De vliegramp eiste veel slachtoffers. `
|
|
de vliegreis
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vlixrɛis] Verbuigingen: vlieg|reizen (meerv.) |
reis met het vliegtuig
Voorbeeld: `Goedkope vliegreizen naar de Caraïben!` |
|
vliegen
werkw. Uitspraak: ['vlixə(n)] Verbuigingen: vloog (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft of is gevlogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met vleugels door de lucht bewegen
Voorbeelden: `In oktober vliegen de vogels naar het zuiden.`, `Het vliegtuig vloog laag boven de huizen.`, `In mei zijn we naar Portugal gevlogen.` 2) zich heel snel verplaatsen Voorbeelden: `Het begon als een gewone ruzie, maar even later vloog het servies door de kamer.`, `Toen hij de geur van aangebrande aardappelen rook, vloog hij naar de keuken.` |
|
Ik heb nog nooit gevlogen.
|
(ik heb nog nooit met een vliegtuig gereisd)
|
|
De tijd vliegt.
|
(de tijd gaat heel snel <dit zeg je bijvoorbeeld als je merkt dat het tijd is om iets anders te gaan doen
|
|
het vliegtuig
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vlixtœyx] Verbuigingen: vliegtuig|en (meerv.) |
vervoermiddel met vleugels
Voorbeelden: `militaire vliegtuigen`, `Als er niet snel een taxi komt, mis ik mijn vliegtuig.`, `vrachtvliegtuig` |
|
vliegtuigmotor
zelfst.naamw. |
is de motor van een vliegtuig
|
|
het vliegveld
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vlixfɛlt] Verbuigingen: vliegveld|en (meerv.) |
terrein waar vliegtuigen kunnen vertrekken en aankomen
Synoniem: luchthaven |
|
het vliegverkeer
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vlixfərker] |
verkeer in de lucht met luchtvaartuigen
Voorbeeld: `vliegverkeersleider` |
|
de vlier
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vlir] Verbuigingen: vlier|en (meerv.) |
heester met witte bloemschermen en eetbare bessen
Voorbeeld: `vlierstruik` |
|
de vlierbes
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vlirbɛs] Verbuigingen: vlierbes|sen (meerv.) |
bes van de vlierstruik
Voorbeeld: `vlierbessensap` |
|
de vliering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vlirɪŋ] Verbuigingen: vliering|en (meerv.) |
kleine ruimte vlak onder het dak waar je spullen kunt zetten die je niet vaak nodig hebt
|
|
het vlies
zelfst.naamw. Uitspraak: [vlis] Verbuigingen: vliezen (meerv.) |
&
& & dunne laag materiaal op, tussen of om iets anders Voorbeelden: `Aan de buitenkant van de hersenen zit een vlies.`, `Het vlies om een muskaatnoot wordt onder de naam foelie als specerij gebruikt.`, `hoornvlies`, `maagdenvlies` |
|
De vliezen zijn gebroken.
|
(de bevalling is begonnen)
|
|
de vliesgevel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vlisxevəl] Verbuigingen: vliesgevel|s (meerv.) |
niet-dragende afscheiding tussen de binnen- en buitenkant van een gebouw constructie
Voorbeeld: `vliesgevels uit glas of aluminium` |
|
vlieten
werkw. |
[formeel] zachtjes vloeien of stromen
Voorbeeld: `Het water is door de sterke regenval op een aantal plaasen over de dam gevloten. ` [formeel] als iets vluchtigs voorbijgaan Voorbeeld: `Terwijl [Hans] Andreas de drama's van goed en fout, van leven en dood, direct aan de lijve ondervonden heeft, is het groots en meeslepende aan [Adriaan R.] Holst voornamelijk voorbij gevloten. ` Bron: Wikiwoordenboek - vlieten. |
|
neervlijen
werkw. |
zachtjes neerleggen Voorbeeld: `Hij vlijde het voorwerp neer op de tafel. `
|
|
vlijen
werkw. Uitspraak: ['vlɛijə(n)] Verbuigingen: vlijde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevlijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voorzichtig of ordelijk neerleggen
Voorbeeld: `De kat vlijt zich neer naast de haard.` |
|
vlijm
zelfst.naamw. |
[medisch] scherp snijinstrument dat eertijds gebruikt werd bij het aderlaten
Voorbeeld: `De chrirugijn kwam er al aan met zijn verzameling vlijmen en een kom voor het bloed. ` zeer scherp mesje voor andere toepassingen |
|
vlijmscherp
bijv.naamw. Uitspraak: ['vlɛimsxɛrp] |
heel scherp
Voorbeeld: `Kijk uit, dat mes is vlijmscherp!` |
|
vlijmscherpe woorden
|
(woorden die heel precies zijn en kwetsen)
|
|
de vlijt
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlɛit] |
houding die blijk geeft van serieuze aandacht
Voorbeeld: `met veel vlijt studeren voor je examens` Synoniem: ijver |
|
vlijtig
bijv.naamw. Uitspraak: ['vlɛitəx] |
blijk gevend van serieuze aandacht
Synoniem: ijverig |
|
de vlinder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vlɪndər] Verbuigingen: vlinder|s (meerv.) |
insect met grote vleugels, die vaak opvallende kleuren hebben
|
|
vlinders in je buik hebben
|
(verliefd zijn)
|
|
vlinderdas
zelfst.naamw. |
[kleding] een strikje dat op de boord van een overhemd gedragen wordt
|
|
vlinderen
werkw. Uitspraak: ['vlɪndərə(n)] Verbuigingen: vlinderde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevlinderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) vlak en glad maken van een betonnen vloer constructie
Voorbeeld: `een betonvloer vlinderen` 2) zwemmen met de vlinderslag sport |
|
de vlinderslag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vlɪndərslɑx] |
zwemslag waarbij je op je buik ligt en je beide armen tegelijk naar voren en vervolgens naar achteren brengt
Voorbeeld: `de 100 meter vlinderslag` |
|
de vlo
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlo] Verbuigingen: vlooien (meerv.) |
insect zonder vleugels dat zich voedt met het bloed van mensen en dieren
Voorbeelden: `mensenvlo`, `hondenvlo`, `rattenvlo` |
|
vlechten
werkw. Uitspraak: ['vlɛxtə(n)] Verbuigingen: vlocht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevlochten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(touwen, slierten haar enz.) afwisselend over en onder elkaar leggen zodat er één streng ontstaat
Voorbeeld: `Tot mijn achttiende jaar vlocht ik mijn haar.` |
|
de vloed
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vlut] |
1) regelmatig terugkerende toestand waarin de zee hoger wordt en een stuk land overspoelt
Voorbeeld: `Bij vloed wordt het strand een stuk kleiner.` Antoniem: eb 2) grote hoeveelheid van iets dat in je richting komt Voorbeeld: `een vloed aan reacties` Synoniem: toevloed |
|
de vloed
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vlut] |
1) regelmatig terugkerende toestand waarin de zee hoger wordt en een stuk land overspoelt
Voorbeeld: `Bij vloed wordt het strand een stuk kleiner.` Antoniem: eb 2) grote hoeveelheid van iets dat in je richting komt Voorbeeld: `een vloed aan reacties` Synoniem: toevloed |
|
de vloedgolf
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vlutxɔlf] Verbuigingen: vloed|golven (meerv.) |
omhooggaande beweging van water in de zee bij vloed of als gevolg van aardbevingen, zware stormen etc.
Voorbeeld: `De aardbeving op het eiland leidde tot een enorme vloedgolf.` |
|
afvloeien
werkw. Uitspraak: ['ɑflujə(n)] Verbuigingen: vloeide af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is afgevloeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van werknemers) geleidelijk met ontslag gaan
Voorbeeld: `400 man laten afvloeien door natuurlijk verloop of gedwongen ontslag` 2) wegstromen Voorbeeld: `De vloeistof kan afvloeien door de gaten.` |
|
wegvloeien
werkw. Uitspraak: ['wɛxflujə(n)] Verbuigingen: vloeide weg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is weggevloeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar een andere plaats stromen
Voorbeeld: `het water naar buiten laten wegvloeien` Synoniem: weglopen 2) geleidelijk aan verdwijnen Voorbeeld: `grote geldsommen die wegvloeien naar het buitenland` |
|
vloeibaar
bijv.naamw. Uitspraak: ['vlujbar] |
zeer beweeglijk, zonder vaste vorm en nat
Voorbeeld: `Als boter smelt, wordt hij vloeibaar.` Antoniem: vast Synoniem: liquide |
|
afvloeien
werkw. Uitspraak: ['ɑflujə(n)] Verbuigingen: vloeide af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is afgevloeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van werknemers) geleidelijk met ontslag gaan
Voorbeeld: `400 man laten afvloeien door natuurlijk verloop of gedwongen ontslag` 2) wegstromen Voorbeeld: `De vloeistof kan afvloeien door de gaten.` |
|
vloeien
werkw. Uitspraak: ['vlujə(n)] Verbuigingen: vloeide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevloeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van een vloeistof) naar een andere plaats bewegen
Voorbeeld: `Een groot deel van de regen vloeit naar zee.` Synoniem: stromen |
|
Er vloeide bloed.
|
(er werd gevochten en daarbij raakten mensen gewond)
|
|
vloeiend
bijv.naamw. Uitspraak: ['vlujənt] |
zonder te haperen
Voorbeelden: `in één vloeiende beweging`, `Hij spreekt vloeiend Frans.` |
|
vloeipapier
zelfst.naamw. |
papier om een sigaret van te rollen Voorbeeld: `Zijn vloeipapier was bijna op, dus ging hij snel naar de winkel. `
|
|
de vloeistof
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vlujstɔf] Verbuigingen: vloeistof|fen (meerv.) |
vloeibare stof
Voorbeeld: `Water en melk zijn vloeistoffen.` Synoniem: vocht |
|
de vloek
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vluk] Verbuigingen: vloek|en (meerv.) |
1) woord dat de naam van God bevat en dat je gebruikt als je boos bent
Voorbeeld: `een vloek slaken` Synoniem: krachtterm 2) verzoek aan een hogere macht om iets vervelends te laten gebeuren Voorbeeld: `een vloek uitspreken over` |
|
in een vloek en een zucht
|
(heel snel) `In een vloek en een zucht was ze klaar.`
|
|
er rust een vloek op
|
dit zeg je als iemand veel pech heeft met iets of als iets elke keer weer niet lukt>)
|
|
vloeken
werkw. Uitspraak: ['vlukə(n)] Verbuigingen: vloekte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevloekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) een vloek (1) uitspreken
vloeken als een ketter (erg vloeken) 2) niet bij elkaar passen Voorbeeld: `Die kleuren vloeken.` Antoniem: harmoniëren |
|
de vloer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vlur] Verbuigingen: vloer|en (meerv.) |
het oppervlak in een gebouw waarop je staat
Voorbeeld: `Haar kleren lagen verspreid over de vloer.` |
|
Je kunt er van de vloer eten.
|
(het is er zeer schoon)
|
|
over de vloer komen bij iemand
|
(op bezoek komen bij iemand)
|
|
de vloer aanvegen met iemand
|
(iemand op overtuigende wijze verslaan of bekritiseren)
|
|
de vloerbedekking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vlurbədɛkɪŋ] Verbuigingen: vloerbedekking|en (meerv.) |
materiaal dat je gebruikt om je vloer te bedekken
Voorbeeld: `voorbeelden van vloerbedekking zijn: parket, tapijt, natuursteen en kurk.` |
|
Vloerbeek
zelfst.naamw. |
[toponiem|land=Frankrijk] plaats in Noord-Frankrijk nabij Béthune
|
|
vloeren
werkw. Uitspraak: ['vlurə(n)] Verbuigingen: vloerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevloerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) vloerbedekking aanbrengen
Voorbeeld: `je huis laten vloeren door vaklui` 2) iemand (op de grond) doen vallen Voorbeeld: `de speler die de bal heeft vloeren` Synoniem: onderuithalen |
|
het vloerkleed
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vlurklet] Verbuigingen: vloer|kleden (meerv.) |
tapijt op de vloer
Voorbeeld: `struikelen over een vloerkleedje` |
|
vloertegel
zelfst.naamw. |
een tegel van keramiek, natuursteen, kunststof etc. om een vloer mee te bedekken Voorbeeld: `Hij liet de vloertegels van schrik uit zijn hand vallen. `
|
|
vloggen
werkw. Afbreekpatroon: 'vlog - gen Herkomst: «Engels Verbuigingen: vlogde (verl.tijd ) Verbuigingen: gevlogd (volt.deelw.) |
video bloggen film
Voorbeeld: `hij vlogt iedere dag over zijn belevenissen in het buitenland` Synoniem: weblog bijhouden met video's |
|
de vlok
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlɔk] Verbuigingen: vlok|ken (meerv.) |
sneeuwvlok
Voorbeeld: `De sneeuw valt in dikke vlokken uit de hemel.` |
|
vlokken
zelfst.naamw. |
meervoud van vlok.
[voeding] bepaald soort broodbeleg van chocolade Voorbeeld: `Op mijn boterham strooi ik vlokken. ` |
|
de vlo
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlo] Verbuigingen: vlooien (meerv.) |
insect zonder vleugels dat zich voedt met het bloed van mensen en dieren
Voorbeelden: `mensenvlo`, `hondenvlo`, `rattenvlo` |
|
vlooienmarkt
zelfst.naamw. |
tweede betekenisomschrijving.
Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de vlo
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlo] Verbuigingen: vlooien (meerv.) |
insect zonder vleugels dat zich voedt met het bloed van mensen en dieren
Voorbeelden: `mensenvlo`, `hondenvlo`, `rattenvlo` |
|
de vloot
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlot] Verbuigingen: vloten (meerv.) |
verzameling van een groot aantal schepen
Voorbeelden: `oorlogsvloot`, `transportvloot` |
|
I het vlot
zelfst.naamw. Uitspraak: [vlɔt] Verbuigingen: vlot|ten (meerv.) |
eenvoudig vaartuig van boomstammen die naast elkaar liggen, soms ook met planken en vaten
Voorbeeld: `Ze besloten een vlot te bouwen om van het eiland af te komen.` |
|
II vlot
bijv.naamw. Uitspraak: [vlɔt] |
1) snel en gemakkelijk, zonder moeite
Voorbeeld: `Na een vlotte rit kwamen we aan op onze bestemming.` 2) (van iemand) die makkelijk kan praten en met wie je makkelijk contact maakt Voorbeeld: `Wij zoeken voor onze winkel een vlotte verkoopster.` |
|
een vlotte tekst
|
(een aangename tekst die je gemakkelijk kunt lezen)
|
|
een vlotte babbel hebben
|
(goed kunnen praten)
|
|
de vloot
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlot] Verbuigingen: vloten (meerv.) |
verzameling van een groot aantal schepen
Voorbeelden: `oorlogsvloot`, `transportvloot` |
|
vlotweg
bijwoord |
op een vlotte manier, met gemak, zonder moeite Voorbeeld: `De keus was enorm; we telden vlotweg dertig verschillende mogelijkheden. `
|
|
de vlucht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vlʏxt] Verbuigingen: vlucht|en (meerv.) |
1) keer dat je vlucht
Voorbeelden: `Ze was op de vlucht voor de politie.`, `vluchtroute` 2) tocht die een vliegtuig, vogel of ander vliegend dier of voorwerp maakt Voorbeelden: `Vlucht 511 heeft een vertraging van 30 minuten.`, `Hoe was je vlucht?` |
|
op de vlucht slaan
|
(plotseling, zonder voorbereiding beginnen te vluchten)
|
|
een hoge vlucht nemen
|
((van iets) zich sterk ontwikkelen) `het gebruik van e-mail heeft een hoge vlucht genomen`
|
|
Gierzwaluwen paren in de vlucht.
|
()
|
|
de vluchteling
zelfst.naamw. (m.) de vluchteling|e zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vlʏxtəlɪŋ|ə] Verbuigingen: vluchtelinge|n (meerv.) Uitspraak: ['vlʏxtəlɪŋ] Verbuigingen: vluchteling|en (meerv.) |
iemand die vlucht of gevlucht is uit een ander land
Voorbeelden: `vluchtelingenkamp`, `bootvluchtelingen` |
|
het vluchtelingenkamp
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vlʏxtəlɪŋə(n)kɑmp] Verbuigingen: vluchtelingenkamp|en (meerv.) |
plaats waar vluchtelingen tijdelijk verblijven
Voorbeeld: `Palestijnse vluchtelingenkampen` |
|
vluchten
werkw. Uitspraak: ['vlʏxtə(n)] Verbuigingen: vluchtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is gevlucht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weggaan omdat je ergens bang voor bent
Voorbeelden: `We zijn gevlucht voor de regenbui.`, `Tijdens de oorlog zijn ze gevlucht.` Synoniem: ontsnappen |
|
de vluchtheuvel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vlʏxthøvəl] Verbuigingen: vluchtheuvel|s (meerv.) |
hogere plaats in het midden van een straat waarop je kunt wachten tot je kunt oversteken
|
|
vluchtig
bijv.naamw. Uitspraak: ['vlʏxtəx] |
kort en oppervlakkig
Voorbeeld: `Ze wil een echte relatie, geen vluchtig contact.` |
|
de vluchtleider
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vlʏxtlɛidər] Verbuigingen: vluchtleider|s (meerv.) |
iemand die als beroep het luchtverkeer regelt of leidt
Voorbeeld: `Vluchtleiders hebben een grote verantwoordelijkheid` Synoniem: luchtverkeersleider |
|
de vluchtstrook
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vlʏxtstrok] Verbuigingen: vlucht|stroken (meerv.) |
rijstrook aan de kant van een snelweg waar je kunt stoppen als je auto kapot is
Voorbeeld: `op de vluchtstrook staan` |
|
vluchten
werkw. Uitspraak: ['vlʏxtə(n)] Verbuigingen: vluchtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is gevlucht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weggaan omdat je ergens bang voor bent
Voorbeelden: `We zijn gevlucht voor de regenbui.`, `Tijdens de oorlog zijn ze gevlucht.` Synoniem: ontsnappen |
|
vlug
bijv.naamw. Uitspraak: [vlʏx] |
snel
Antoniemen: langzaam, traag, Synoniemen: gauw, snel |
|
iets vlugvlug doen
|
(iets zeer snel doen) `vliegensvlug`
|
|
Naar huis! En vlug wat!
|
dat zeg je tegen een kind>)
|
|
vlugzout
zelfst.naamw. |
[scheikunde] ammoniumcarbonaat (NH<sub>4</sub>)<sub>2</sub>CO<sub>3</sub> Voorbeeld: `Een geconcentreerde oplossing van vlugzout riekt sterk naar ammoniak. `
|
|
het vmbo
zelfst.naamw. Uitspraak: [veɛmbe'jo] |
<voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs>
onderwijstype in Nederland dat volgt op het basisonderwijs en dat het vroegere mavo, vbo en vso omvat Voorbeeld: `Het vmbo, het havo en het vwo zijn verschillende types van het voortgezet onderwijs in Nederland.` |
|
vnl.
afkorting |
voornamelijk
|
|
VO
afkorting |
1) Voortgezet Onderwijs
Voorbeeld: `Na het middelbaar onderwijs gaat ze naar het VO.` Synoniem: Hoger Onderwijs 2) de bladzijde boven; op de keerzijde Synoniem: voorgaande bladzijde |
|
vocaal
bijv.naamw. Uitspraak: [vo'kal] |
als iets betrekking heeft op de stem
Voorbeelden: `vocale muziek`, `de vocale prestaties van een zanger` Antoniem: instrumentaal |
|
de (m)/het vocabulaire
zelfst.naamw. Uitspraak: [vokaby'lɛ:r(ə)] Verbuigingen: vocabulaire|s (meerv.) |
totaal aan woorden waarover een taal of iemand beschikt
Voorbeeld: `een uitgebreid(e) vocabulaire` Synoniem: woordenschat |
|
vocaliseren
werkw. Uitspraak: [vokali'zerə(n)] Verbuigingen: vocaliseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevocaliseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zangoefeningen doen
Voorbeeld: `Vocaliseren gaat niet goed als je verkouden bent.` |
|
vocatief
zelfst.naamw. |
[grammatica] naamval waarin een naamwoord staat dat aanduidt tot wie het woord wordt gericht
|
|
het vocht
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɔxt] Verbuigingen: vocht|en (meerv.) |
vloeistof
Voorbeelden: `Er zit vocht in de muur van de badkamer.`, `Kinderen hebben veel vocht nodig.` |
|
vochtig
bijv.naamw. Uitspraak: ['vɔxtəx] |
een beetje nat
Voorbeelden: `Mijn zwembroek voelt nog steeds vochtig aan.`, `een vochtig klimaat` |
|
vochtigheid
zelfst.naamw. |
de mate van vocht
|
|
de/het vod
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɔt] Verbuigingen: vod|den (meerv.) |
oud stuk textiel
|
|
iemand achter de vodden zitten
|
(druk op iemand uitoefenen omdat je wilt dat hij doet wat je hem gevraagd hebt of wat hij beloofd heeft enz.)
|
|
een vodje papier
|
(afspraak, overeenkomst enz. op papier die niet veel waard is)
|
|
de voddenvent
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɔdə(n)vɛnt] Verbuigingen: voddenvent|en (meerv.) |
iemand die niets doet en voor niets deugt
Voorbeeld: `Die voddenvent gaat toch beter zijn best moeten doen als hij hier nog wil blijven werken.` Synoniem: nietsnut |
|
opvoeden
werkw. Uitspraak: [ˈɔpfudə(n)] Verbuigingen: voedde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgevoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(kinderen) voeden, verzorgen en normen bijbrengen
Voorbeelden: `Na de scheiding moest zij de drie kinderen alleen opvoeden.`, `een keurig opgevoed kind` |
|
voeden
werkw. Uitspraak: ['vudə(n)] Verbuigingen: voedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voedsel laten eten dat je aanbiedt
Synoniemen: eten geven, voeren |
|
Ze voedt haar baby twee keer per nacht.
|
(ze laat de baby twee keer per nacht melk drinken)
|
|
zich voeden met iets
|
(eten wat je gewoonlijk eet om in leven te blijven) `De uil voedt zich vooral met muizen en insecten.`
|
|
voederbak
zelfst.naamw. |
bak waarin voedsel wordt gedaan
|
|
voederen
werkw. Uitspraak: ['vudərə(n)] Verbuigingen: voederde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevoederd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een dier) voeren (1)
Synoniem: voeren (1) |
|
de voeding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vudɪŋ] Verbuigingen: voeding|en (meerv.) |
1) keer dat een baby wordt gevoed
Voorbeeld: `De baby krijgt vijf voedingen per dag.` 2) voedsel Voorbeeld: `Je moet goed op je voeding letten.` 3) onderdeel dat de toevoer van elektrische spanning regelt technisch Voorbeelden: `netvoeding`, `voedingskabel` |
|
de voedingskabel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vudɪŋskabəl] Verbuigingen: -s (meerv.) |
Electrische draad die een stroombron met een apparaat verbindt
Voorbeeld: `Steek de stekker van de voedingskabel in het stopcontact ` |
|
het voedingsmiddel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vudɪŋsmɪdəl] Verbuigingen: voedingsmiddel|en (meerv.) |
voedsel dat je nodig hebt om te leven (1)
Voorbeelden: `gezonde voedingsmiddelen promoten`, `plantaardige voedingsmiddelen`, `dierlijke voedingsmiddelen` Synoniem: levensmiddelen |
|
het voedingssupplement
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vudɪŋsʏpləmɛnt] Verbuigingen: voedingssupplement|en (meerv.) |
voedingsmiddel dat een aanvulling vormt op het dagelijkse voedsel
Voorbeeld: `Voedingssupplementen lijken qua vorm sterk op geneesmiddelen.` |
|
voedingswaarde
zelfst.naamw. |
de hoeveelheid energie van eetwaar Voorbeeld: `De voedingswaarde is meestal op het etiket terug te vinden. `
|
|
het voedsel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vutsəl] |
wat je gewoonlijk eet om in leven te blijven
Voorbeelden: `In de winter wordt het voor veel vogels moeilijker om voedsel te vinden.`, `voedselvergiftiging` Synoniemen: eten, voeding (2) |
|
voedselbank
zelfst.naamw. |
instelling die niet-verkoopbare maar kwalitatief goede levensmiddelen inzamelt bij producenten en distributeurs en die gratis verstrekt aan mensen die financieel niet kunnen rondkomen
|
|
de voedselketen
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vutsəlketə(n)] Verbuigingen: voedselketen|s (meerv.) |
geheel van voedingsrelaties tussen dieren en planten die eten en opgegeten worden
|
|
de voedselschaarste
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vutsəlsxarstə] |
situatie waarin er een tekort aan voedsel is
Voorbeelden: `de voedselschaarste in arme landen`, `De winter is een periode van voedselschaarste voor veel vogels.` |
|
de voedselvergiftiging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vutsəlfərxɪftəxɪŋ] Verbuigingen: voedselvergiftiging|en (meerv.) |
ziekte die je krijgt door het eten van bedorven voedsel waardoor je je misselijk voelt en moet braken
Voorbeeld: `Drie dagen in bed blijven omdat je een voedselvergiftiging opgelopen hebt.` |
|
de voedselvergiftiging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vutsəlfərxɪftəxɪŋ] Verbuigingen: voedselvergiftiging|en (meerv.) |
ziekte die je krijgt door het eten van bedorven voedsel waardoor je je misselijk voelt en moet braken
Voorbeeld: `Drie dagen in bed blijven omdat je een voedselvergiftiging opgelopen hebt.` |
|
voedselverwerking
zelfst.naamw. |
de industriële verwerking van landbouwproducten Voorbeeld: `Zonder voedselverwerking zou er veel meer van de opbrengsten van de landbouw aan bederf verloren gaan. `
|
|
voeden
werkw. Uitspraak: ['vudə(n)] Verbuigingen: voedde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevoed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voedsel laten eten dat je aanbiedt
Synoniemen: eten geven, voeren |
|
Ze voedt haar baby twee keer per nacht.
|
(ze laat de baby twee keer per nacht melk drinken)
|
|
zich voeden met iets
|
(eten wat je gewoonlijk eet om in leven te blijven) `De uil voedt zich vooral met muizen en insecten.`
|
|
voeg
zelfst.naamw. |
een overgang tussen twee materialen Voorbeeld: `De voeg was nog niet afgewerkt. `
|
|
voedselverwerking
zelfst.naamw. |
de industriële verwerking van landbouwproducten Voorbeeld: `Zonder voedselverwerking zou er veel meer van de opbrengsten van de landbouw aan bederf verloren gaan. `
|
|
bijvoegen
werkw. Uitspraak: ['bɛivuxə(n)] Verbuigingen: voegde bij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft bijgevoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
toevoegen bij iets
Voorbeelden: `een bestand bijvoegen bij een e-mail`, `vergaderstukken bij een uitnodiging voegen`, `je cv bijvoegen bij een sollicitatiebrief`, `Het beslag is goed, je moet alleen nog wat suiker bijvoegen.` |
|
invoegen
werkw. Uitspraak: ['ɪnvuxə(n)] Verbuigingen: voegde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingevoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met je voertuig tussen het verkeer op een andere rijstrook gaan rijden verkeer
Voorbeeld: `Je moet invoegen als je de snelweg oprijdt.` Antoniem: uitvoegen 2) (iets) tussen andere dingen plaatsen Voorbeeld: `een voetnoot invoegen in de tekst` Synoniemen: tussenvoegen, inpassen 3) voegen (tussen tegels) vullen constructie Voorbeelden: `een tegelvloer invoegen`, `tegels invoegen` Synoniem: voegen |
|
samenvoegen
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)vuxə(n)] Verbuigingen: voegde samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengevoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tot een nieuw geheel maken
Voorbeeld: `twee regionale radiozenders samenvoegen` |
|
toevoegen
werkw. Uitspraak: [ˈtuvuxə(n)] Verbuigingen: voegde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegevoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (ergens) bij doen
Voorbeeld: `voeg twee liter water toe` 2) op onvriendelijke manier zeggen tegen Voorbeeld: `"Zeur niet", voegde zij hem op bitse toon toe.` Synoniemen: toebijten, toesnauwen |
|
de toegevoegde waarde
|
(toename in waarde bij het omzetten van grondstoffen in eindproducten) `btw of belasting op de toegevoegde waarde`
|
|
voeg
zelfst.naamw. |
een overgang tussen twee materialen Voorbeeld: `De voeg was nog niet afgewerkt. `
|
|
voegen bij
werkw. Uitspraak: ['vuxə(n) bɛɪ] Verbuigingen: voegde bij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevoegd bij (volt.deelw.) |
plaatsen of doen bij
Voorbeeld: `Roer de bloem door het water en voeg het bij de saus.` Synoniem: toevoegen aan |
|
zich bij een groep voegen
|
(bij een groep gaan staan of tot een groep gaan behoren) Synoniem: zich aansluiten bij
|
|
zich voegen naar
reflexief werkw. Uitspraak: ['vuxə(n) nar] Verbuigingen: voegde zich naar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich gevoegd naar (volt.deelw.) |
gehoorzamen aan (een wet, regel, verzoek enz.), terwijl je dat misschien liever niet zou doen
Voorbeeld: `Hij voegde zich naar haar wil en zegde zijn afspraak af.` |
|
voegspijker
zelfst.naamw. |
een stuk handgereedschap waarmee voegen worden afgewerkt Voorbeeld: `De voeger was zijn voegspijker verloren en moest een nieuwe aanschaffen. `
|
|
voeger
zelfst.naamw. |
een vakman die de voegen in het metselwerk afwerkt Voorbeeld: `De voeger kon niet buiten werken vanwege de strenge vorst. `
|
|
voegspijker
zelfst.naamw. |
een stuk handgereedschap waarmee voegen worden afgewerkt Voorbeeld: `De voeger was zijn voegspijker verloren en moest een nieuwe aanschaffen. `
|
|
aanvoelen
werkw. Uitspraak: [ˈanvulə(n)] Verbuigingen: voelde aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangevoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) bij aanraking het genoemde gevoel geven
Voorbeeld: `Je hand voelt koud aan.` Synoniem: voelen 2) met je gevoel begrijpen Voorbeeld: `aanvoelen dat iemand bang voor je is` |
|
voegwerk
zelfst.naamw. |
het totale aantal voegen in het metselwerk Voorbeeld: `Het voegwerk heeft veel meer gekost dan was begroot. `
|
|
voeg
zelfst.naamw. |
een overgang tussen twee materialen Voorbeeld: `De voeg was nog niet afgewerkt. `
|
|
voegvulling
zelfst.naamw. |
de vulling van een voeg, bijvoorbeeld zand, voegmortel of kit Voorbeeld: `De voegvulling kleurde niet goed bij het tegelwerk. `
|
|
het voegwoord
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vuxwort] Verbuigingen: voeg|woorden (meerv.) |
woord dat woorden en zinnen met elkaar verbindt grammatica
Voorbeeld: `'En', 'of', 'omdat' en 'nadat' zijn voegwoorden.` |
|
voelbaar
bijv.naamw. Uitspraak: ['vulbar] |
als je iets duidelijk kunt waarnemen of voelen
Voorbeelden: `De plotselinge temperatuurdaling was duidelijk voelbaar.`, `de voelbare gevolgen van de economische crisis` |
|
I voelen
werkw. Uitspraak: ['vulə(n)] Verbuigingen: voelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) je bewust zijn van (iets dat je aanraakt of wat in je lichaam een druk geeft)
Voorbeelden: `Ze voelde een knobbeltje in de borst.`, `Hij voelde dat hij moest niezen.`, `Voel eens aan mijn voorhoofd.`, `Je hoeft niet bang te zijn, je voelt er niks van.`, `Ik voel pijn in mijn rug.` Synoniemen: gewaarworden, ervaren 2) je bewust zijn van (iets dat je emotioneel raakt) Voorbeelden: `Ze voelde geen liefde, alleen maar haat.`, `Ik voel dat je me gaat verlaten.` Synoniem: ervaren 3) een (dergelijk) gevoel geven Voorbeelden: `Je hand voelt koud.`, `Het voelt niet goed om nu weg te gaan.` Synoniem: aanvoelen |
|
II zich voelen
reflexief werkw. Uitspraak: ['vulə(n)] Verbuigingen: voelde zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich gevoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een (bepaald) gevoel hebben
Voorbeelden: `Ik voel me niet lekker.`, `Ze voelt zich eenzaam.`, `Hoe voel je je vandaag?` |
|
voelen voor
werkw. Uitspraak: ['vulə(n) vor] Verbuigingen: voelde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevoeld voor (volt.deelw.) |
willen doen of een goed idee vinden
Voorbeelden: `Ik voel voor beide voorstellen wel wat.`, `Ik voel er niet voor om hier te overnachten.` |
|
voeler
zelfst.naamw. |
iets of iemand die voelt
[techniek] een metalen strookje met een geijkte dikte, waarmee een kleine afstand kan worden getest Voorbeeld: `Controleer welke voeler niet meer tussen de elektroden van de bougie past. ` |
|
voelspriet
zelfst.naamw. |
[anatomie] een langgerekt, gewoonlijk geleed, uitwendig orgaan op de kop van een insect dat zintuigen voor de tastzin of soms ook voor gehoor of smaak bevat
|
|
het voer
zelfst.naamw. Uitspraak: [vur] |
voedsel dat je aan dieren geeft
Voorbeeld: `hondenvoer` |
|
voer voor discussie
|
(handeling, gebeurtenis, uitspraak enz. die aanleiding geeft tot of geschikt is voor discussie)
|
|
Dat is voer voor specialisten.
|
(dat is een onderwerp dat interessant is voor specialisten (en minder voor andere mensen))
|
|
aanvoeren
werkw. Uitspraak: [ˈanvurə(n)] Verbuigingen: voerde aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) de leiding hebben over, of bovenaan staan
Voorbeelden: `een leger aanvoeren`, `een sportteam aanvoeren`, `een verkiezingslijst aanvoeren` 2) ergens heen brengen Voorbeeld: `levensmiddelen aanvoeren naar de winkels` 3) tegen anderen zeggen Voorbeelden: `argumenten aanvoeren tegen de bouw van een fabriek`, `De winkeldief voert ter verdediging aan dat hij geen geld meer heeft.` |
|
afvoeren
werkw. Uitspraak: [ˈɑfurə(n)] Verbuigingen: voerde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar een andere plaats brengen
Voorbeelden: `regenwater afvoeren via de dakgoot`, `krijgsgevangen afvoeren naar een detentiekamp` Synoniem: wegbrengen |
|
van een lijst afvoeren
|
(verwijderen) `kandidaten van de verkiezingslijst afvoeren` Synoniem: schrappen
|
|
doorvoeren
werkw. Uitspraak: [ˈdorvurə(n)] Verbuigingen: voerde door (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft doorgevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat iets gebeurt volgens een afspraak of besluit
Voorbeeld: `veranderingen doorvoeren` |
|
invoeren
werkw. Uitspraak: [ˈɪnvurə(n)] Verbuigingen: voerde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (goederen uit het buitenland) in je eigen land brengen commercie
Voorbeeld: `apparatuur uit China invoeren` Antoniem: uitvoeren Synoniem: importeren 2) zorgen dat iets gebruikt of toegepast gaat worden Voorbeeld: `een nieuwe onderwijsmethode invoeren` Synoniem: introduceren 3) (gegevens) in je computer zetten computers Voorbeeld: `gegevens invoeren via het toetsenbord` |
|
opvoeren
werkw. Uitspraak: [ˈɔpfurə(n)] Verbuigingen: voerde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets) krachtiger of groter maken
Voorbeeld: `Na de prijzenoorlog voerden de supermarkten de prijzen geleidelijk weer op.` 2) (een theaterstuk) vertonen Synoniem: uitvoeren |
|
een bromfiets opvoeren
|
(ervoor zorgen dat hij sneller kan dan is toegestaan)
|
|
uitvoeren
werkw. Uitspraak: [ˈœytfurə(n)] Verbuigingen: voerde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (handelswaar) naar het buitenland verkopen
Voorbeeld: `Nederland voert elk jaar meer snijbloemen uit.` Antoniem: invoeren Synoniem: exporteren 2) doen of maken op een van te voren bepaalde manier Voorbeelden: `een in rood leer uitgevoerd exemplaar`, `een taxatie laten uitvoeren` 3) aan een publiek laten zien of horen Voorbeeld: `een concert uitvoeren` 4) bezig zijn Voorbeeld: `Kleine deugniet, wat voer jij daar uit?` |
|
geen klap uitvoeren
|
(niets doen)
|
|
wegvoeren
werkw. |
op geleide wijze iets of iemand weg doen gaan
Voorbeeld: `De gevangenen werden weggevoerd naar een kamp. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het wegvoeren in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
aanvoeren
werkw. Uitspraak: [ˈanvurə(n)] Verbuigingen: voerde aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) de leiding hebben over, of bovenaan staan
Voorbeelden: `een leger aanvoeren`, `een sportteam aanvoeren`, `een verkiezingslijst aanvoeren` 2) ergens heen brengen Voorbeeld: `levensmiddelen aanvoeren naar de winkels` 3) tegen anderen zeggen Voorbeelden: `argumenten aanvoeren tegen de bouw van een fabriek`, `De winkeldief voert ter verdediging aan dat hij geen geld meer heeft.` |
|
voeren
werkw. Uitspraak: ['vurə(n)] Verbuigingen: voerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een dier) eten geven
Voorbeeld: `Bij de ingang van de dierentuin stond een bordje met de tekst 'Verboden te voeren'.` Synoniem: voederen 2) (een handeling) uitvoeren Voorbeelden: `oorlog voeren`, `overleg voeren` 3) brengen naar Voorbeeld: `Dit pad voert naar een mooi dorpje.` Synoniem: leiden 4) (iemand) met de auto vervoeren Voorbeeld: `Het regende, maar gelukkig heeft iemand ons gevoerd.` |
|
het woord voeren
|
(een publiek of de pers toespreken namens een groep)
|
|
Het voert te ver om daar nu verder op in te gaan.
|
(het is nu geen geschikt moment om daarop in te gaan (omdat er iets anders moet gebeuren of gezegd worden))
|
|
de voering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vurɪŋ] Verbuigingen: voering|en (meerv.) |
stof waarmee een kledingstuk aan de binnenkant bekleed is
Voorbeeld: `Er zit een gat in de voering van mijn jas.` |
|
de voertaal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vurtal] Verbuigingen: voer|talen (meerv.) |
gebruikelijke taal in een bepaald land of een bepaalde situatie
Voorbeelden: `In het noorden is de voertaal Nederlands.`, `Tijdens de Franse les is de voertaal honderd procent Frans.` |
|
het voertuig
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vurtœyx] Verbuigingen: voer|tuigen (meerv.) |
auto of ander vervoermiddel dat rijdt
Voorbeelden: `De politie kreeg een melding van een verdacht voertuig.`, `personenvoertuig` |
|
het voertuig
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vurtœyx] Verbuigingen: voer|tuigen (meerv.) |
auto of ander vervoermiddel dat rijdt
Voorbeelden: `De politie kreeg een melding van een verdacht voertuig.`, `personenvoertuig` |
|
de voet
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vut] Verbuigingen: voet|en (meerv.) |
1) lichaamsdeel waarop een mens of dier staat
Voorbeeld: `Hij lag drie weken met zijn voet in het gips.` Voeten vegen! (<verzoek om met de onderkant van je schoenen over de mat te wrijven voor je verdergaat 2) onderste deel waarop iets steunt |
|
te voet
|
(zonder vervoermiddel)
|
|
iemand voor de voeten lopen
|
(iemand hinderen doordat je precies daar staat waar hij heen of langs wil lopen of iets doet wat hij wil doen)
|
|
uit de voeten kunnen met iets
|
(kunnen werken of omgaan met iets)
|
|
op goede voet staan met iemand
|
(een goed contact hebben met iemand)
|
|
voet bij stuk houden
|
(niet toegeven)
|
|
op vrije voeten zijn
|
(niet meer of nog steeds niet in de gevangenis zitten)
|
|
je uit de voeten maken
|
(vluchten)
|
|
ten voeten uit
|
(precies zoals iemand is, heel typerend) `Dat is hem ten voeten uit.`
|
|
(een recht, wet, verbod enz.) met voeten treden
|
(bewust niet doen (wat afgesproken, verplicht, verboden enz. is))
|
|
heel wat voeten in de aarde hebben
|
(veel moeite kosten) `Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad voordat het geregeld was.`
|
|
op de voet volgen
|
((een ontwikkeling of iemand) van dichtbij volgen) `Hij werd op de voet gevolgd door het peloton.`
|
|
aan de voet van de berg
|
(beneden, aan het begin van de berg)
|
|
I het voetbal
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vudbɑl] |
teamsport waarbij je een bal met de voet of het hoofd in het doel van de tegenstander probeert te krijgen sport
Voorbeeld: `voetbalschoen` |
|
II de voetbal
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vudbɑl] Verbuigingen: voetbal|len (meerv.) |
bal waarmee je voetbal (1) speelt sport
|
|
de voetbalclub
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vudbɑlklʏp] Verbuigingen: voetbalclub|s (meerv.) |
vereniging met leden die aan voetbal doen
Voorbeeld: `voorbeelden van voetbalclubs: FC Barcelona, Chelsea FC, KV Mechelen, FC Den Haag` |
|
voetballen
werkw. Uitspraak: ['vudbɑlə(n)] Verbuigingen: voetbalde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevoetbald (volt.deelw.) |
voetbal spelen sport
|
|
de voetballer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vudbɑlər] Verbuigingen: voetballer|s (meerv.) de voetbal|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vudbɑl|stər] Verbuigingen: voetbalster|s (meerv.) |
iemand die voetbal speelt
Voorbeelden: `profvoetballer`, `zondagvoetballer` |
|
de voetbaltraining
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vudbɑltrenɪŋ, 'vudbɑltrɛ:nɪŋ] Verbuigingen: voetbaltraining|en (meerv.) |
keer dat spelers van een voetbalclub trainen
Voorbeeld: `Twee keer in de week heeft hij voetbaltraining en in het weekend is er een match.` |
|
voetbalwedstrijd
zelfst.naamw. |
een wedstrijd tussen twee voetbalelftallen Voorbeeld: `De voetbalwedstrijd eindigde met een gelijke stand. `
|
|
het voetenwerk
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vutə(n)wɛrk] |
manier waarop je met je voeten beweegt sport
Voorbeeld: `Het voetenwerk is van groot belang bij boksen.` |
|
voeteren
werkw. |
te voet gaan.
Voorbeeld: `Als onze fiets stuk is, dan moeten we wel voeteren. ` te voet ergens heen gaan. Voorbeeld: `Hij is van Amsterdam naar Utrecht gevoeteerd.- [Weiland. ` |
|
de voetfout
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vutfɑut] Verbuigingen: voetfout|en (meerv.) |
(bij tennis, volleybal) het plaatsen van je voet over de lijn terwijl dat volgens de spelregels niet toegestaan is sport
Voorbeeld: `Bij een voetfout van de speler die de bal opslaat, moet de scheidsrechter fluiten.` |
|
de voetganger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vutxɑŋər] Verbuigingen: voetganger|s (meerv.) de voet|gangster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vut|xɑŋstər] Verbuigingen: voetgangster|s (meerv.) |
iemand die lopend aan het verkeer deelneemt
Voorbeeld: `voetgangerstunnel` |
|
Alleen voor voetgangers en fietsers.
|
tekst op een verkeersbord>)
|
|
de voetgangersbrug
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vutxɑŋərsbrʏx] Verbuigingen: voetgangersbrug|gen (meerv.) |
brug die alleen door voetgangers gebruikt mag worden
Voorbeeld: `een voetgangersbrug over een treinspoor` |
|
het voetgangersgebied
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vutxɑŋərsxəbit] Verbuigingen: voetgangersgebied|en (meerv.) |
zone waar alleen voetgangers mogen komen
Voorbeeld: `In een voetgangersgebied mag je niet fietsen.` |
|
de voetgangerstunnel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vutxɑŋərstʏnəl] Verbuigingen: voetgangerstunnel|s (meerv.) |
tunnel die alleen door voetgangers gebruikt mag worden
Voorbeeld: `een voetgangerstunnel onder het centraal station` |
|
de voetnoot
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vutnot] Verbuigingen: voet|noten (meerv.) |
opmerking over iets in de tekst die onder aan een bladzijde staat
Voorbeelden: `Bij elke voetnoot hoort een cijfertje waardoor je in je tekst gemakkelijk het stukje tekst vindt waarnaar er in de voetnoot verwezen wordt.`, `Eindnoten staan achterin een boek; voor voetnoten hoef je niet te bladeren.` |
|
het voetlicht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vutlɪxt] Verbuigingen: voetlicht|en (meerv.) |
lampen vóór op een podium die de acteurs belichten theater
|
|
iets voor het voetlicht brengen
|
(ervoor zorgen dat iets aandacht krijgt) `Iedereen krijgt de kans om zijn standpunten voor het voetlicht te brengen.` Synoniem: iets onder de aandacht brengen
|
|
over het voetlicht komen
|
((van een boodschap, bedoeling, betekenis enz.) duidelijk of zichtbaar zijn) `Het belang hiervan is onvoldoende over het voetlicht gekomen.` Synoniem: aankomen, overkomen
|
|
het voetpad
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vutpɑt] Verbuigingen: voetpad|den (meerv.) |
1) iets hoger stuk straat naast de weg dat bestemd is voor voetgangers
Synoniemen: stoep (1), trottoir 2) smal paadje of weggetje voor voetgangers Voorbeeld: `Sinds de tunnel klaar is, doet de oude weg dienst als voetpad voor bergwandelaars.` |
|
voetra
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] rondhout aan de onderkant van een razeil of een loggerzeil
[scheepvaart] boom aan het onderlijk van een fok |
|
voetrem
zelfst.naamw. |
een rem die met de voet bediend wordt Voorbeeld: `De voetrem van een auto wordt tijdens het rijden gebruikt in tegenstelling tot de handrem. `
|
|
voetrust
zelfst.naamw. |
[techniek] een steunpunt voor de voet Voorbeeld: `Een kinderzitje met opklapbare voetrusten. `
|
|
voetrem
zelfst.naamw. |
een rem die met de voet bediend wordt Voorbeeld: `De voetrem van een auto wordt tijdens het rijden gebruikt in tegenstelling tot de handrem. `
|
|
het voetspoor
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vutspor] Verbuigingen: voet|sporen (meerv.) |
spoor (2) dat je met je voet achterlaat in de grond waarover je loopt
|
|
in het voetspoor treden van iemand
|
(iets soortgelijks gaan doen als iemand vóór jou gedaan heeft) `Hij treedt hiermee in het voetspoor van zijn beroemde oom.`
|
|
de voetschimmel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vutsxɪməl] Verbuigingen: voetschimmel|s (meerv.) |
schimmelinfectie aan de huid tussen je tenen waarbij je last hebt van jeuk, schilfertjes en roodheid
Voorbeeld: `Voetschimmel kun je oplopen in een zwembad.` Synoniem: zwemmerseczeem |
|
de voetstap
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vutstɑp] Verbuigingen: voetstap|pen (meerv.) |
1) keer dat je je ene voet voor de andere zet
Voorbeeld: `Ik hoorde voetstappen achter mij.` Synoniemen: stap, pas 2) indruk die een stap achterlaat op de grond Voorbeeld: `Door de wind zijn de voetstappen in het zand vervaagd.` |
|
voetstoel
zelfst.naamw. |
een laag bankje of krukje bedoeld om de voet op te laten rusten Voorbeeld: `Gitaarspelers hebben graag een voetstoeltje. `
|
|
het voetstuk
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vutstʏk] Verbuigingen: voetstuk|ken (meerv.) |
onderste deel van iets of voorwerp dat dient om een beeld op te zetten
Synoniem: sokkel |
|
van je voetstuk vallen
|
(iets doen waardoor de mensen je niet meer zo bewonderen als vroeger) `Weer twee wielrenners die vanwege dopinggebruik van hun voetstuk zijn gevallen.`
|
|
de voetzool
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vutsol] Verbuigingen: voet|zolen (meerv.) |
onderkant van een voet of poot
Voorbeeld: `blaasjes op je voetzolen hebben van te lang te lopen` Synoniem: zool (1) |
|
de vogel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['voxəl] Verbuigingen: vogel|s (meerv.) |
dier met vleugels en een snavel, dat eieren legt dierkunde
Voorbeelden: `watervogel`, `roofvogel`, `vogelbescherming` |
|
Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is.
|
(iedereen uit zich op zijn manier, afhankelijk van zijn aard en opvoeding <spreekwoord>)
|
|
De vogel is gevlogen.
|
dit zeg je van iemand die niet is waar je hem of haar verwacht, bijvoorbeeld omdat hij of zij gevlucht is>) `De politie kwam te laat: de vogel was gevlogen.`
|
|
een rare/vreemde vogel
|
(een rare man)
|
|
een vrije vogel
|
(iemand die doet waar hij of zij zin in heeft, niet van anderen afhankelijk is, geen verplichtingen heeft enz.)
|
|
de voettocht
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vutɔxt] Verbuigingen: voettocht|en (meerv.) |
reis die je lopend maakt
Voorbeeld: `een voettocht maken naar een heilige plaats` |
|
het voetstuk
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vutstʏk] Verbuigingen: voetstuk|ken (meerv.) |
onderste deel van iets of voorwerp dat dient om een beeld op te zetten
Synoniem: sokkel |
|
van je voetstuk vallen
|
(iets doen waardoor de mensen je niet meer zo bewonderen als vroeger) `Weer twee wielrenners die vanwege dopinggebruik van hun voetstuk zijn gevallen.`
|
|
vogelaanvaring
zelfst.naamw. |
een botsing van een vliegtuig met een vogel Voorbeeld: `De vogelaanvaring zorgde ervoor dat het vliegtuig neerstortte. `
|
|
de vogelaar
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['voxəlar] Verbuigingen: vogelaar|s (meerv.) |
iemand die vogels observeert of vangt
Voorbeeld: `een vogelaar die al zijn vrije tijd doorbrengt met het bestuderen van vogels` Synoniem: ornitholoog |
|
de vogelaar
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['voxəlar] Verbuigingen: vogelaar|s (meerv.) |
iemand die vogels observeert of vangt
Voorbeeld: `een vogelaar die al zijn vrije tijd doorbrengt met het bestuderen van vogels` Synoniem: ornitholoog |
|
de vogelbescherming
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['voxəlbəsxɛrmɪŋ] |
het beschermen van vogels
Voorbeeld: `De vereniging Vogelbescherming Vlaanderen.` |
|
vogelei
zelfst.naamw. |
een ei van een vogel Voorbeeld: `Hij wilde vogeleieren gaan rapen, maar dat was verboden. `
|
|
vogelen
werkw. |
het voor hobby bekijken en determineren van vogels
(informeel|inf.) geslachtsgemeenschap hebben |
|
vogelgezang
zelfst.naamw. |
het zingen van vogels Voorbeeld: `Het vogelgezang klonk door het bos. `
|
|
vogelspin
zelfst.naamw. |
[dierkunde] grote behaarde spin die leeft in de tropische streken
|
|
vogelverschrikker
zelfst.naamw. |
[landbouw] een mansgrote pop opgesteld in een akker met als doel vraat door vogels te beperken Voorbeeld: `Er zaten vogels op de vogelverschrikker. `
|
|
de vogeltrek
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['voxəltrɛk] |
jaarlijkse tocht van vogels in het najaar van hier naar warme gebieden en in het voorjaar weer terug weer terug
Voorbeeld: `Vogels die aan de vogeltrek meedoen, heten trekvogels.` |
|
vogelverschrikker
zelfst.naamw. |
[landbouw] een mansgrote pop opgesteld in een akker met als doel vraat door vogels te beperken Voorbeeld: `Er zaten vogels op de vogelverschrikker. `
|
|
vogelvrij
bijv.naamw. Uitspraak: [voxəl'vrɛi] |
als je niet meer beschermd wordt door de wet en iedereen je mag vervolgen
Voorbeelden: `iemand vogelvrij verklaren`, `De vos is weer vogelvrij. Vanaf volgende week mogen jagers weer vrijuit het hele jaar op hem schieten.` |
|
voguen
werkw. Afbreekpatroon: 'vo - guen Herkomst: «Engels Verbuigingen: voguede (verl.tijd ) Verbuigingen: gevogued (volt.deelw.) |
dansen met geometrische en gestileerde bewegingen van armen en benen vrije tijd
Voorbeeld: `voguen is een dansvorm die eind jaren zeventig is ontstaan` |
|
voipen
werkw. Afbreekpatroon: 'voi - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: voipte (verl.tijd ) Verbuigingen: gevoipt (volt.deelw.) |
internettelefoneren communicatie
Voorbeeld: `voipen met je zus in Canada` |
|
vol
bijv.naamw. Uitspraak: [vɔl] |
1) helemaal gevuld
Voorbeelden: `Ik ging slapen met een volle maag.`, `Niet met volle mond praten.`, `een volle tank`, `Hij trekt overal volle zalen.`, `boordevol`, `overvol`, `halfvol`, `Mijn agenda staat vol met afspraken.` Antoniem: leeg 2) met een sterk gevoel van Voorbeelden: `Vol verlangen keek ik uit naar haar komst.`, `schaamtevol`, `Vol goede moed begon hij te typen.` Synoniem: vervuld van |
|
Vol is vol.
|
dit zeg je als er niemand meer bij kan of als je ervoor wilt waarschuwen dat het aantal plaatsen beperkt is>)
|
|
een volle dag
|
(een hele dag)
|
|
vol zitten met
|
(wemelen van)
|
|
vol zijn van iets/iemand
|
(enthousiast zijn over iets/iemand)
|
|
voguen
werkw. Afbreekpatroon: 'vo - guen Herkomst: «Engels Verbuigingen: voguede (verl.tijd ) Verbuigingen: gevogued (volt.deelw.) |
dansen met geometrische en gestileerde bewegingen van armen en benen vrije tijd
Voorbeeld: `voguen is een dansvorm die eind jaren zeventig is ontstaan` |
|
voice-over
zelfst.naamw. |
De voice-over is een stem die buitenbeelds commentaar geeft op wat er in een fictiefilm of feitenfilm te zien is.
|
|
de voicemail
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɔjsmel] Verbuigingen: voicemail|s (meerv.) |
gesproken bericht dat je kunt inspreken als iemand de telefoon niet opneemt
Voorbeeld: `twee nieuwe voicemails hebben als je je mobiele telefoon 's morgens inschakelt` |
|
voilà
tussenwerpsel Uitspraak: [vwɑ'la] |
<dit zeg je als je iets (aan iemand) geeft, iets afgelopen is of je een taak volbracht hebt>
Voorbeelden: `Voilà, de werkdag zit er weer op!`, `Voilà, hier is het document dat je gevraagd had.` |
|
de voile
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vwalə] Verbuigingen: voile|s (meerv.) |
gazen doek die vanaf een dameshoed naar beneden hangt en het gezicht bedekt
Voorbeeld: `een bruid met een witte, kanten voile over haar hoofd` Synoniem: sluier |
|
Volapük
zelfst.naamw. |
[taal] een kunstmatige taal die in 1880 door Johann Martin Schleyer gemaakt werd
|
|
volatiel
bijv.naamw. Uitspraak: [vola'til] |
(van aandelen) sterk in waarde op en neer bewegend
Voorbeeld: `erg of weinig volatiele aandelen` |
|
de volbloed
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɔlblut] Verbuigingen: volbloed|en (meerv.) |
paard van een zuiver (Engels of Arabisch) ras
Voorbeelden: `de Arabische volbloed`, `de Engelse volbloed` |
|
volbrengen
werkw. Uitspraak: [vɔl'brɛŋə(n)] Verbuigingen: volbracht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft volbracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een taak) helemaal uitvoeren
Voorbeeld: `Het grootste deel van de missie is nu volbracht.` |
|
voldaan
bijv.naamw. Uitspraak: [vɔl'dan] |
tevreden over iets dat je hebt gedaan
Voorbeelden: `Moe maar voldaan kwam hij over de finish.`, `Met een voldaan gevoel ging hij naar huis.`, `Voldaan over zijn nieuwste aanwinst, stak hij een sigaar op.` |
|
voldoen
werkw. Uitspraak: [vɔl'dun] Verbuigingen: voldeed (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voldaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) voldoende of van voldoende kwaliteit zijn
Voorbeeld: `De aanpak van de jeugdwerkloosheid voldoet niet.` Synoniem: toereikend zijn 2) betalen Voorbeeld: `Ik ben helaas niet in staat het bedrag in één keer te voldoen.` |
|
aan iets voldoen
|
(zijn zoals verwacht, gewenst, gevraagd enz.) `Mijn computer voldoet niet aan mijn eisen.` Synoniem: tegemoet komen aan
|
|
I de (m)/het voldoende
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɔl'dundə] Verbuigingen: voldoende|s, voldoende|n (meerv.) |
waarderingscijfer dat je minimaal moet halen om te slagen voor een test
Voorbeeld: `Een zes is een voldoende, maar het is maar een zesje.` Antoniem: onvoldoende |
|
II voldoende
bijv.naamw. Uitspraak: [vɔl'dundə] |
zo veel, zo goed enz. als nodig is
Voorbeelden: `Er is voldoende bewijs om hem op te sluiten.`, `We hebben je voldoende gewaarschuwd.`, `Het is niet voldoende dat je het snapt, je moet het ook kunnen toepassen.` Antoniem: onvoldoende Synoniemen: genoeg, bevredigend |
|
II voldoende
bijv.naamw. Uitspraak: [vɔl'dundə] |
zo veel, zo goed enz. als nodig is
Voorbeelden: `Er is voldoende bewijs om hem op te sluiten.`, `We hebben je voldoende gewaarschuwd.`, `Het is niet voldoende dat je het snapt, je moet het ook kunnen toepassen.` Antoniem: onvoldoende Synoniemen: genoeg, bevredigend |
|
de voldoening
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɔl'dunɪŋ] |
tevreden gevoel
Voorbeelden: `Het geeft me voldoening als ik iemand kan helpen.`, `Het is een tijd waar ik met veel voldoening op terugkijk.` |
|
voldoen
werkw. Uitspraak: [vɔl'dun] Verbuigingen: voldeed (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voldaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) voldoende of van voldoende kwaliteit zijn
Voorbeeld: `De aanpak van de jeugdwerkloosheid voldoet niet.` Synoniem: toereikend zijn 2) betalen Voorbeeld: `Ik ben helaas niet in staat het bedrag in één keer te voldoen.` |
|
aan iets voldoen
|
(zijn zoals verwacht, gewenst, gevraagd enz.) `Mijn computer voldoet niet aan mijn eisen.` Synoniem: tegemoet komen aan
|
|
een voldongen feit
|
(iets waar je niets meer aan kunt veranderen) `We staan voor een voldongen feit.` Synoniem: fait accompli
|
|
de volgauto
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɔlxɑuto] Verbuigingen: volgauto|'s (meerv.) |
auto die achter iets of iemand aanrijdt
Voorbeeld: `volgauto's in een wielerwedstrijd` Synoniem: volgwagen |
|
de volgboot
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɔlxbot] Verbuigingen: volg|boten (meerv.) |
1) kleinere boot die zich achteraan een schip bevindt en door dat schip voortgetrokken wordt
Voorbeeld: `Een volgboot wordt onder andere gebruikt als reddingsboot.` Synoniem: bijboot 2) boot waarmee een groep zwemmers of roeiers in een wedstrijd gevolgd wordt sport Voorbeeld: `Bij een hevige storm kunnen de zwemmers aan boord komen van de volgboten.` |
|
volgen
werkw. Uitspraak: ['vɔlxə(n)] Verbuigingen: volgde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) gaan, lopen, rijden enz. achter iets of iemand
Verbuigingen: heeft of is gevolgd (volt.deelw.) Voorbeelden: `Vertrek maar, ik volg wel.`, `Hij is/heeft haar naar huis gevolgd.` 2) een tijdlang aandacht geven aan Verbuigingen: heeft gevolgd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Volg je de zaak van die gestolen schilderijen?` 3) gaan langs (een lijn) Verbuigingen: heeft gevolgd (volt.deelw.) Voorbeelden: `Volg het pad tot je bij een rivier komt.`, `We volgden de borden, maar raakten hopeloos verdwaald.` 4) begrijpen Verbuigingen: heeft gevolgd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Sorry, ik volg je niet helemaal.` 5) later komen Verbuigingen: is gevolgd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Ik geef je nu een korte uitleg; de rest volgt.` 6) doen wat wordt voorgeschreven, aangeraden enz. Verbuigingen: heeft gevolgd (volt.deelw.) Voorbeelden: `een dieet volgen`, ` |
|
volgen op
|
(komen na) `Op de warme herfst volgde een strenge winter.` Antoniem: voorafgaan aan
|
|
als volgt
|
(zoals hierna beschreven wordt) `Inloggen gaat als volgt: (...)`
|
|
navolgen
werkw. Uitspraak: ['navɔlxə(n)] Verbuigingen: volgde na (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft nagevolgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
nadoen wat anderen al eerder deden
Voorbeeld: `het voorbeeld van je sportheld willen navolgen` |
|
volgeboekt
bijv.naamw. Uitspraak: ['vɔlxəbukt] |
als alle plaatsen zijn gereserveerd en er dus geen plaats meer is
Voorbeelden: `een volgeboekt hotel`, `Alle campings en jeugdherbergen waren volgeboekt voor/in de maanden juli en augustus.` |
|
volhouden
werkw. Uitspraak: ['vɔlhɑudə(n)] Verbuigingen: hield vol (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft volgehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) blijven doen wat je begonnen bent
Voorbeeld: `Afvallen is een kwestie van volhouden.` Antoniem: opgeven Synoniemen: volharden, blijven bij, uithouden, doorzetten 2) blijven zeggen wat je gezegd hebt Voorbeeld: `Hij hield vol dat hij onschuldig was.` Antoniem: toegeven Synoniem: staande houden |
|
Hoe hou je het vol?
|
dit zeg je tegen iemand die een zware taak heeft of in een vervelende situatie zit>)
|
|
opvolgen
werkw. Uitspraak: [ˈɔpfɔlxə(n)] Verbuigingen: volgde op (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand) vervangen in een baan
Verbuigingen: is, heeft opgevolgd (volt.deelw.) Voorbeeld: `Toen hij met pensioen ging werd hij niet opgevolgd; zijn functie werd opgeheven.` 2) je houden aan (instructies of een bevel) Verbuigingen: heeft opgevolgd (volt.deelw.) Voorbeeld: `het advies om minder zout te eten met tegenzin opvolgen` Synoniem: uitvoeren |
|
de volgeling
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɔlxəlɪŋ] Verbuigingen: volgeling|en (meerv.) |
iemand die de ideeën van iemand steunt
Voorbeelden: `Hitler en zijn volgelingen.`, `de volgelingen van een sekteleider` Synoniem: aanhanger |
|
vollopen
werkw. Uitspraak: ['vɔlopə(n)] Verbuigingen: liep vol (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is volgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het vullen of vol worden van iets
Voorbeelden: `je bad laten vollopen`, `De filmzaal liep geleidelijk aan vol.` |
|
volgen uit
werkw. Uitspraak: ['vɔlxə(n) œyt] Verbuigingen: volgde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is gevolgd uit (volt.deelw.) |
het logische gevolg zijn van
Voorbeeld: `Hieruit volgt dat a kleiner is dan b.` Antoniem: impliceren Synoniem: voortvloeien uit |
|
I de volgende
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɔlxəndə] Verbuigingen: volgende|n (meerv.) |
iemand die komt na iemand anders
Voorbeeld: `Wie is de volgende?` Antoniemen: vorige, voorganger, |
|
II het volgende
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɔlxəndə] |
mededeling of vraag die volgt (5)
Voorbeeld: `Graag jullie aandacht voor het volgende: morgen is er geen les.` |
|
volgens
voorzetsel Uitspraak: ['vɔlxə(n)s] |
1) <woord dat staat vóór degene van wie een mening gegeven wordt>
Voorbeeld: `Volgens mij vergis je je.` Synoniem: aldus 2) <woord dat staat vóór datgene wat bepaalt hoe iets moet gebeuren> Voorbeelden: `We doen het gewoon volgens de regels.`, `Spreekuur elke dinsdag volgens afspraak van 10.30 tot 12.00 uur.` Synoniem: in overeenstemming met |
|
volproppen
werkw. Uitspraak: ['vɔlprɔpə(n)] Verbuigingen: propte vol (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft volgepropt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
dingen ergens insteken totdat het overvol is
Voorbeeld: `jezelf volstoppen met chips, chocolade en koekjes` Synoniem: volstoppen |
|
volstoppen
werkw. Uitspraak: ['vɔlstɔpə(n)] Verbuigingen: stopte vol (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft volgestopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
dingen ergens insteken totdat het overvol is
Voorbeeld: `Je handtas volstoppen met dingen die je eigenlijk niet nodig hebt.` Synoniem: volproppen |
|
het volgnummer
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɔlxnʏmər] Verbuigingen: volgnummer|s (meerv.) |
getal dat een volgorde aanduidt
Voorbeeld: `een volgnummertje trekken in de bakkerswinkel` |
|
de volgorde
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɔlxɔrdə] Verbuigingen: volgorde|n, volgorde|s (meerv.) |
manier waarop zaken of personen op elkaar volgen
Voorbeelden: `De namen staan in alfabetische volgorde.`, `de volgorde bepalen` Synoniem: rangschikking |
|
volgordeschakeling
zelfst.naamw. |
[elektrotechniek] [elektronica] [informatica] is een digitale elektronische schakeling waarvan de staat van de uitgangen afhangt van de toestand van de machine alsmede de aan de ingangen aangeboden signalen
|
|
volgroeien
werkw. |
volwassen worden, ontwikkelen, rijpen
Voorbeeld: `Het lichaam volgroeit en wordt geslachtsrijp. ` Voorbeeld: `Over twee jaar zijn de plantjes volgroeid. ` vullen door middel van groei Voorbeeld: `De vijver is volgegroeid met riet en waterplanten. ` |
|
de volgwagen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɔlxwaxə(n)] Verbuigingen: volgwagen|s (meerv.) |
auto die achter iets of iemand aanrijdt
Voorbeeld: `een volgwagen bij een hardloopwedstrijd` Synoniem: volgauto |
|
volgzaam
bijv.naamw. Uitspraak: ['vɔlxsam] |
als je niet de leiding neemt maar volgt
Voorbeeld: `Ik ben eerder een volgzaam type. Ik neem niet graag de leiding.` Synoniem: gedwee |
|
volharden
werkw. Uitspraak: [vɔl'hɑrdə(n)] Verbuigingen: volhardde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft volhard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) standvastig of koppig volhouden wat je begonnen bent
Voorbeeld: `Ze lachten hem uit, maar hij volhardde.` Antoniem: opgeven Synoniemen: volhouden, doorgaan 2) standvastig of koppig volhouden wat je gezegd hebt Voorbeeld: `Hij bleef volharden dat hij haar nooit ontmoet had.` Antoniem: toegeven Synoniem: staande houden |
|
volharden in iets
|
(iets standvastig of koppig volhouden) `Hij volhardde in zijn zwijgen.`
|
|
volhardend
bijv.naamw. |
moeilijkheden taai trotserend Voorbeeld: `Hij is toch wel een volhardendere man dan Gijs. `
|
|
de volharding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɔl'hɑrdɪŋ] |
het standvastig of koppig volhouden wat je begonnen bent
Voorbeeld: `Hij heeft zijn succes te danken aan zijn enthousiasme en volhardendheid.` Synoniem: wilskracht |
|
volhouden
werkw. Uitspraak: ['vɔlhɑudə(n)] Verbuigingen: hield vol (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft volgehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) blijven doen wat je begonnen bent
Voorbeeld: `Afvallen is een kwestie van volhouden.` Antoniem: opgeven Synoniemen: volharden, blijven bij, uithouden, doorzetten 2) blijven zeggen wat je gezegd hebt Voorbeeld: `Hij hield vol dat hij onschuldig was.` Antoniem: toegeven Synoniem: staande houden |
|
Hoe hou je het vol?
|
dit zeg je tegen iemand die een zware taak heeft of in een vervelende situatie zit>)
|
|
de volière
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vol'jɛ:rə] Verbuigingen: volière|s (meerv.) |
groot hok waarin vogels gehouden worden
Voorbeeld: `een volière met verschillende soorten vogels` |
|
het volk
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɔlk] Verbuigingen: volk|eren, volk|en (meerv.) |
1) groep mensen die een cultuur deelt en dezelfde taal spreekt
Voorbeelden: `het Vlaamse volk`, `woestijnvolk`, `volkenkunde` 2) de gewone burgers, die niet tot de hogere kringen behoren Voorbeelden: `Het volk kwam in opstand tegen de adel en de koning.`, `volkspartij` 3) groep mensen Voorbeelden: `De kermis trok veel volk.`, `Er was veel volk op de been.` |
|
het volkorenbrood
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɔl'korə(n)brot] Verbuigingen: volkoren|broden (meerv.) |
brood waarin ook de huls van het graan verwerkt is
|
|
de volksetymologie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɔlksetimoloxi] Verbuigingen: volksetymologie|ën (meerv.) |
<benaming voor het verkeerd interpreteren van een woord omdat het lijkt op een ander woord dat je kent>
Voorbeeld: `Een voorbeeld van volksetymologie: het woord 'scheurbuik' is afgeleid van het Latijnse woord 'scorbutus' en is dus geen ziekte waarbij je buik scheurt.` |
|
volksfeest
zelfst.naamw. |
traditioneel feest dat door het gehele volk wordt gevierd
|
|
het volk
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɔlk] Verbuigingen: volk|eren, volk|en (meerv.) |
1) groep mensen die een cultuur deelt en dezelfde taal spreekt
Voorbeelden: `het Vlaamse volk`, `woestijnvolk`, `volkenkunde` 2) de gewone burgers, die niet tot de hogere kringen behoren Voorbeelden: `Het volk kwam in opstand tegen de adel en de koning.`, `volkspartij` 3) groep mensen Voorbeelden: `De kermis trok veel volk.`, `Er was veel volk op de been.` |
|
het volkorenbrood
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɔl'korə(n)brot] Verbuigingen: volkoren|broden (meerv.) |
brood waarin ook de huls van het graan verwerkt is
|
|
volkomen
bijwoord Uitspraak: [vɔl'komə(n)] |
volledig of in hoge mate
Voorbeelden: `Het is volkomen duidelijk wat je bedoelt.`, `Dat is volkomen terecht.` Antoniem: onvolkomen Synoniemen: heel, geheel, zeer |
|
volksgericht
zelfst.naamw. |
strafmaatregel voor vergrijpen tegen de moraal die door het volk wordt opgelegd Voorbeeld: `Een ouderwets volksgericht. `
|
|
de volkerenmoord
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɔlkərə(n)mort] |
het uitmoorden van een volk
Voorbeeld: `de volkerenmoord op de Joden in de Tweede Wereldoorlog` Synoniem: genocide |
|
het volkslied
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɔlkslit] Verbuigingen: volkslied|eren (meerv.) |
officieel lied van een land
Voorbeelden: `Het Wilhelmus is het Nederlandse volkslied.`, `het volkslied aanheffen` |
|
de volksgezondheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɔlksxəzɔnthɛit] |
gezondheidstoestand van een bevolking
Voorbeelden: `Federale Overheidsdienst Volksgezondheid`, `het ministerie van Volksgezondheid` |
|
de volksrepubliek
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɔlksrepyblik] Verbuigingen: volksrepubliek|en (meerv.) |
staatsvorm die gekenmerkt waarbij er sprake is van een socialistische of communistische republiek met slechts één politieke partij die de volledige macht heeft
Voorbeelden: `de Volksrepubliek China`, `de Volksrepubliek Congo (1970-1991)` |
|
de volkshuisvesting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɔlkshœysfɛstɪŋ] |
het verschaffen van voldoende en goede woningen aan een bevolking (door de overheid) of de manier waarop een bevolking gehuisvest is
Voorbeeld: `de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer` |
|
volkspartij
zelfst.naamw. |
partij die de belangen van verschillende bevolkingsgroepen wil behartigen
|
|
de volkssoevereiniteit
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɔlksuvərɛinitɛit] |
term die gebruikt wordt om aan te duiden dat het volk van een staat of land de hoogste macht heeft>
Voorbeeld: `Jean-Jacques Rousseau en zijn opvattingen over volkssoevereiniteit` |
|
in de volksmond
|
(informeel of zoals de lokale bevolking iets of iemand noemt) `Het stadion werd in de volksmond al snel "De Kooi" genoemd.`
|
|
volksoverlevering
zelfst.naamw. |
door het volk overgebrachte traditie.
|
|
de volksstam
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɔlkstɑm] Verbuigingen: volksstam|men (meerv.) |
grote groep mensen of volk met een gelijke herkomst of afstamming
Voorbeeld: `Indiase volksstammen` |
|
hele volksstammen
|
(veel mensen) `Blijkbaar zijn er hele volksstammen in Nederland 'vrijgesteld ' van het betalen van belasting.`
|
|
de volksvergadering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɔlksfərxadərɪŋ] Verbuigingen: volksvergadering|en (meerv.) |
het (regelmatig) bijeenkomen van een aantal burgers om te vergaderen over politieke kwesties
Voorbeeld: `de volksvergaderingen in Athene rond het jaar 500` |
|
de volksvertegenwoordiger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɔlksfərtexə(n)wordəxər] Verbuigingen: volksvertegenwoordiger|s (meerv.) de volksvertegenwoordig|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɔlksfərtexə(n)wordəx|stər] Verbuigingen: volksvertegenwoordigster|s (meerv.) |
iemand die door inwoners van een land is gekozen lid te worden van het parlement
Synoniemen: parlementslid, parlementariër |
|
de Kamer van Volksvertegenwoordigers
|
(afdeling van het Belgische parlement die wetten maakt en de regering als eerste controleert) Synoniem: Kamer Antoniem: Senaat
|
|
de volksvertegenwoordiging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɔlksfərtexə(n)wordəxɪŋ] Verbuigingen: volksvertegenwoordiging|en (meerv.) |
door de bevolking gekozen vertegenwoordigers die met de regering een staat besturen
Synoniem: parlement |
|
de volkstuin
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɔlkstœyn] Verbuigingen: volkstuin|en (meerv.) |
gehuurd stukje grond waarop je planten, groenten en fruit kunt laten groeien
Voorbeelden: `Vlak naast het spoor lagen enkele volkstuintjes.`, `volkstuincomplex` |
|
de volksvertegenwoordiging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɔlksfərtexə(n)wordəxɪŋ] Verbuigingen: volksvertegenwoordiging|en (meerv.) |
door de bevolking gekozen vertegenwoordigers die met de regering een staat besturen
Synoniem: parlement |
|
volle maan
zelfst.naamw. |
[astronomie] de fase of schijngestalte van de maan, waarbij de naar de aarde gekeerde zijde, geheel door de zon wordt verlicht en daardoor zichtbaar is Voorbeeld: `Bij het licht van de volle maan konden we het pad gemakkelijk volgen. `
|
|
de volksverzekering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɔlksfərzekərɪŋ] Verbuigingen: volksverzekering|en (meerv.) |
verplichte sociale verzekering voor alle burgers van een staat
Voorbeeld: `De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is een voorbeeld van een Nederlandse volksverzekering.` |
|
I volledig
bijv.naamw. Uitspraak: [vɔ'ledəx] |
waarbij niets ontbreekt
Voorbeelden: `De volledige bemanning kwam om het leven.`, `De puzzel is niet volledig; er ontbreekt een stukje.`, `Ze hebben de politie hun volledige medewerking toegezegd.` Antoniemen: onvolledig, gedeeltelijk, Synoniemen: (ge)heel, compleet, totaal |
|
II volledig
bijwoord Uitspraak: [vɔ'ledəx] |
helemaal of in hoge mate
Voorbeelden: `Na het examen was hij volledig uitgeput.`, `volledig in paniek`, `Je hebt mij niet volledig ingelicht.` Synoniemen: erg, heel, zeer |
|
vollen
werkw. |
het maken van vilt door langdurig de wol te slaan
|
|
voller
zelfst.naamw. |
[beroep] iemand die vilt vervaardigt uit wol
|
|
de vollemaan
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɔlə'man] |
stand van de maan waarbij je hem ziet als een volledig ronde schijf
Voorbeelden: `bij vollemaan`, `Als het vollemaan is, kun je beter niet inbreken.` |
|
volledigheidshalve
bijwoord Uitspraak: [vɔledəxhɛits'hɑlvə] |
voor de volledigheid, om volledig te zijn formeel
Voorbeeld: `Volledigheidshalve dient te worden vermeld dat...` |
|
volleren
werkw. Uitspraak: [vÉ”'lerÉ™(n)] Verbuigingen: volleerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevolleerd (volt.deelw.) |
(bij tennis, volleybal) de bal de grond niet laten raken maar meteen terugslaan
Voorbeeld: `Je tegenstander onder druk zetten door te volleren (bij tennis).` Synoniem: volleyen (2) |
|
voller
zelfst.naamw. |
[beroep] iemand die vilt vervaardigt uit wol
|
|
volleyballen
werkw. Uitspraak: ['vɔlibɑlə(n)] Verbuigingen: volleybalde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevolleybald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
volleybal (1) spelen
Voorbeeld: `Volleyballen doe je normaal in een zaal maar het kan ook op een strand.` Synoniem: volleyen |
|
volleyen
werkw. Uitspraak: ['vɔlijə(n)] Verbuigingen: volleyde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevolleyd (volt.deelw.) |
1) volleybal (1) spelen
Voorbeeld: `Mijn hobby's zijn: volleyen, zwemmen en hardlopen.` Synoniem: volleyballen 2) (bij tennis, volleybal) de bal de grond niet laten raken maar meteen terugslaan Synoniem: volleren |
|
vollopen
werkw. Uitspraak: ['vɔlopə(n)] Verbuigingen: liep vol (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is volgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het vullen of vol worden van iets
Voorbeelden: `je bad laten vollopen`, `De filmzaal liep geleidelijk aan vol.` |
|
I volmaakt
bijv.naamw. Uitspraak: [vɔl'makt] |
zo gemaakt, gevormd, gedaan enz. dat het niet beter kan
Voorbeelden: `een volmaakte cirkel`, `Niemand is volmaakt.` Antoniem: onvolmaakt Synoniemen: perfect, ideaal |
|
II volmaakt
bijwoord Uitspraak: [vɔl'makt] |
volkomen of in hoge mate
Voorbeeld: `Ik ben volmaakt gelukkig.` Synoniemen: erg, heel, zeer, helemaal |
|
volleyen
werkw. Uitspraak: ['vɔlijə(n)] Verbuigingen: volleyde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevolleyd (volt.deelw.) |
1) volleybal (1) spelen
Voorbeeld: `Mijn hobby's zijn: volleyen, zwemmen en hardlopen.` Synoniem: volleyballen 2) (bij tennis, volleybal) de bal de grond niet laten raken maar meteen terugslaan Synoniem: volleren |
|
volop
bijwoord Uitspraak: ['vɔl'ɔp] |
1) meer dan genoeg
Voorbeeld: `Er is volop eten en drinken voor iedereen.` Synoniem: in overvloed 2) in hoge mate Voorbeelden: `Ze is alweer volop aan het werk.`, `Het is volop lente.` Synoniemen: helemaal, volkomen |
|
de volmacht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɔlmɑxt] Verbuigingen: volmacht|en (meerv.) |
(schriftelijke) bevoegdheid die je hebt om iets te doen in de plaats van iemand anders
Voorbeelden: `Je mama de volmacht geven om in jouw plaats te gaan stemmen.`, `volmacht verlenen aan iemand om iets te doen` |
|
volproppen
werkw. Uitspraak: ['vɔlprɔpə(n)] Verbuigingen: propte vol (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft volgepropt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
dingen ergens insteken totdat het overvol is
Voorbeeld: `jezelf volstoppen met chips, chocolade en koekjes` Synoniem: volstoppen |
|
I volslagen
bijv.naamw. Uitspraak: [vɔl'slaxə(n)] |
(meestal van negatieve eigenschappen) volledig, van de hoogste graad
Voorbeelden: `Het is een volslagen idioot.`, `een volslagen gebrek aan respect`, `een volslagen onbekende` |
|
II volslagen
bijwoord Uitspraak: [vɔl'slaxə(n)] |
volledig of in zeer hoge mate
Voorbeeld: `Het is volslagen onbekend waarom dat zo is.` Synoniemen: erg, heel, zeer |
|
volmondig
bijv.naamw. Uitspraak: [vɔl'mɔndəx] |
(van iets wat je zegt) vol overtuiging, zonder aarzeling of voorwaarden
Voorbeelden: `Een volmondig 'nee' is daarop ons antwoord.`, `Op mijn vraag antwoordde hij volmondig 'Ja'.` |
|
het volpension
zelfst.naamw. Uitspraak: [vɔlpɛn'ʃɔn] |
<benaming voor een overnachting in een hotel waarbij een ontbijt, middag- en avondmaal in de prijs inbegrepen is>
Voorbeeld: `Wat zullen we nemen, halfpension of volpension?` |
|
volslank
bijv.naamw. Uitspraak: ['vɔlslɑŋk] |
niet mager maar ook niet heel dik
Voorbeeld: `een kledingzaak met kleding voor volslanke vrouwen` |
|
volstaan
werkw. Uitspraak: [vɔl'stan] Verbuigingen: volstond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
genoeg zijn
Voorbeelden: `Eén handtekening volstaat.`, `Het volstaat om een klein bedrag in dollars mee te nemen voor noodgevallen.` |
|
volstaan met
werkw. Uitspraak: [vɔl'stan mɛt] Verbuigingen: volstond met (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.) |
niet meer doen, zeggen, geven enz. dan
Voorbeeld: `Hij volstond met een waarschuwing.` Synoniem: je beperken tot |
|
kunnen volstaan met iets
|
(niet meer hoeven te doen, zeggen, geven enz. dan) `Je kunt volstaan met een korte beschrijving.`
|
|
volstorten
werkw. Uitspraak: ['vɔlstɔrtə(n)] Verbuigingen: stortte vol (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft volgestort (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door te storten iets vol maken
Voorbeeld: `beekjes volstorten met afval` |
|
volstoppen
werkw. Uitspraak: ['vɔlstɔpə(n)] Verbuigingen: stopte vol (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft volgestopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
dingen ergens insteken totdat het overvol is
Voorbeeld: `Je handtas volstoppen met dingen die je eigenlijk niet nodig hebt.` Synoniem: volproppen |
|
volstrekken
werkw. |
geheel ten uitvoer brengen
Voorbeeld: `Met een slag van zijn zwaard volstrekte de beul het doodsvonnis. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het volstrekken in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
I volstrekt
bijv.naamw. Uitspraak: [vɔl'strɛkt] |
voldoende of volledig
Voorbeelden: `De zondag werd in volstrekte rust doorgebracht.`, `De partij heeft de volstrekte meerderheid.` Synoniem: absoluut |
|
II volstrekt
bijwoord Uitspraak: [vɔl'strɛkt] |
volledig
Voorbeelden: `Ik ben het daar volstrekt mee oneens.`, `Het is mij volstrekt onduidelijk wat je bedoelt.` Synoniem: absoluut |
|
volt
zelfst.naamw. |
[natuurkunde], [elektronica], [eenheid] de SI-basiseenheid van elektrische spanning, weergegeven met symbool V Voorbeeld: `De elektrische spanning (symbool: U) wordt uitgedrukt in de eenheid volt (symbool: V). `
|
|
voltage
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] de elektrische spanning Voorbeeld: `Het voltage van deze batterij is negen volt. `
|
|
voltallig
bijv.naamw. |
waaraan geen enkel lid ontbreekt
Voorbeeld: `Dit werd in het voltallige kabinet besproken. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` |
|
voltage
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] de elektrische spanning Voorbeeld: `Het voltage van deze batterij is negen volt. `
|
|
voltijds
bijv.naamw. Uitspraak: ['vɔltɛits] |
in volledige werktijd
Voorbeeld: `voltijds werken` Antoniemen: parttime, deeltijds, Synoniem: fulltime |
|
voltooien
werkw. Uitspraak: [vɔl'tojə(n)] Verbuigingen: voltooide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voltooid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in een toestand brengen dat het af is
Voorbeeld: `een boek voltooien` Synoniemen: afmaken, afronden, afwerken |
|
voltooid deelwoord
|
(vorm van een werkwoord die volgt op 'ik heb', 'ik ben', 'ik word' enz.) `'Gezien' is het voltooid deelwoord van 'zien'.`
|
|
voltmeter
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] [techniek][elektronica] een instrument om de elektrische spanning, uitgedrukt in volt, te bepalen Voorbeeld: `De spanning is 12 volt volgens de voltmeter. `
|
|
voltooien
werkw. Uitspraak: [vɔl'tojə(n)] Verbuigingen: voltooide (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voltooid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in een toestand brengen dat het af is
Voorbeeld: `een boek voltooien` Synoniemen: afmaken, afronden, afwerken |
|
voltooid deelwoord
|
(vorm van een werkwoord die volgt op 'ik heb', 'ik ben', 'ik word' enz.) `'Gezien' is het voltooid deelwoord van 'zien'.`
|
|
I voltrekken
werkw. Uitspraak: [vɔl'trɛkə(n)] Verbuigingen: voltrok (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voltrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een besluit) uitvoeren
Voorbeelden: `Voordat het vonnis werd voltrokken, pleegde hij zelfmoord in zijn cel.`, `De burgemeester zelf zal het huwelijk voltrekken.` |
|
II zich voltrekken
reflexief werkw. Uitspraak: [vɔl'trɛkə(n)] Verbuigingen: voltrok zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich voltrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gebeuren
Voorbeeld: `De ramp voltrok zich in enkele seconden.` |
|
de voltooiing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɔl'tojɪŋ] Verbuigingen: voltooiing|en (meerv.) |
het voltooien of voltooid worden
Voorbeelden: `de voltooiing van een scriptie`, `De bouw van ons huis nadert zijn voltooiing.` |
|
I voltrekken
werkw. Uitspraak: [vɔl'trɛkə(n)] Verbuigingen: voltrok (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voltrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een besluit) uitvoeren
Voorbeelden: `Voordat het vonnis werd voltrokken, pleegde hij zelfmoord in zijn cel.`, `De burgemeester zelf zal het huwelijk voltrekken.` |
|
II zich voltrekken
reflexief werkw. Uitspraak: [vɔl'trɛkə(n)] Verbuigingen: voltrok zich (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich voltrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gebeuren
Voorbeeld: `De ramp voltrok zich in enkele seconden.` |
|
het volume
zelfst.naamw. Uitspraak: [vo'lymə] Verbuigingen: volume|s (meerv.) |
1) inhoud of grootte
Voorbeelden: `IJs heeft een groter volume dan water.`, `De omzet is zowel in waarde als in volume toegenomen.` 2) sterkte van geluid Voorbeelden: `Wil je het volume zachter zetten!`, `volumeknop` |
|
voluntaristisch
bijv.naamw. Uitspraak: [volʏnta'rɪstis] |
wat betrekking heeft op het voluntarisme
Voorbeeld: `een voluntaristisch beleid voeren` |
|
volt
zelfst.naamw. |
[natuurkunde], [elektronica], [eenheid] de SI-basiseenheid van elektrische spanning, weergegeven met symbool V Voorbeeld: `De elektrische spanning (symbool: U) wordt uitgedrukt in de eenheid volt (symbool: V). `
|
|
voluit
bijwoord Uitspraak: [vɔl'œyt] |
zonder beperkingen
Voorbeeld: `Schrijf je voornamen voluit.` Synoniem: helemaal |
|
voluit gaan
|
(met al je kracht iets doen) `Hij gaat altijd voluit op de training.`
|
|
het voluntarisme
zelfst.naamw. Uitspraak: [volÊnta'rɪsmÉ™] |
leer binnen de filosofie die ervan uitgaat dat de wil belangrijker is dan kennis
Voorbeeld: `het sociaal voluntarisme` |
|
voluntarius
bijv.naamw. |
[medisch] vrijwillig
|
|
het volume
zelfst.naamw. Uitspraak: [vo'lymÉ™] Verbuigingen: volume|s (meerv.) |
1) inhoud of grootte
Voorbeelden: `IJs heeft een groter volume dan water.`, `De omzet is zowel in waarde als in volume toegenomen.` 2) sterkte van geluid Voorbeelden: `Wil je het volume zachter zetten!`, `volumeknop` |
|
volwassen
bijv.naamw. Uitspraak: [vɔl'wɑsə(n)] |
1) (van een levend wezen) zo oud dat hij of zij niet meer groeit
Voorbeelden: `een volwassen dochter van 23 jaar`, `Word toch eens volwassen, man!` Antoniem: onvolwassen Synoniem: volgroeid 2) (van zaken) zo goed of groot als, of zelfs groter dan soortgelijke exemplaren Voorbeeld: `een volwassen database` Synoniem: degelijk |
|
volumineus
bijv.naamw. Uitspraak: [volymi'nøs] |
wat betrekking heeft op de inhoud of de grootte van iets
Voorbeeld: `een shampoo voor glanzend, volumineus haar` |
|
voluptueus
bijv.naamw. Uitspraak: [volÊpty'wøs] |
(van een vrouw) met ronde vormen
Voorbeeld: `Rubens schilderde graag voluptueuze vrouwen.` |
|
de volwassene
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɔl'wɑsənə] Verbuigingen: volwassene|n (meerv.) |
iemand die volwassen (1) is
Voorbeelden: `Volwassenen betalen € 5.`, `Laten we als volwassenen met elkaar omgaan.` Synoniem: meerderjarige |
|
volwaardig
bijv.naamw. Uitspraak: [vɔl'wardəx] |
(van een zaak, functie enz.) met alle kenmerken die nodig of gebruikelijk zijn voor soortgelijke zaken enz.
Voorbeelden: `een volwaardig lid van een vereniging`, `volwaardig voedsel`, `Badminton is uitgegroeid tot een volwaardige sport.` Antoniem: onvolwaardig Synoniem: echt |
|
de volzin
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɔlzɪn] Verbuigingen: volzin|nen (meerv.) |
volledige zin
Voorbeeld: `Je moet in volzinnen antwoorden, dus niet met alleen maar ja of nee.` |
|
vomitus
zelfst.naamw. |
[medisch] braaksel
|
|
de vondeling
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɔndəlɪŋ] Verbuigingen: vondeling|en (meerv.) de vondeling|e zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɔndəlɪŋ|ə] Verbuigingen: vondelinge|n (meerv.) |
baby of iemand die als baby door zijn ouders ergens is neergelegd en door andere mensen is gevonden
Voorbeeld: `een kind te vondeling leggen` |
|
de vonk
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɔŋk] Verbuigingen: vonk|en (meerv.) |
brandend of gloeiend deeltje dat van iets af vliegt
Voorbeelden: `Een vonk uit de schoorsteen is op het dak terechtgekomen.`, `Toen ik de stekker in het stopcontact deed, schoot er een vonk uit.` |
|
De vonk slaat over.
|
(de ene partij neemt het enthousiasme, de verliefdheid enz. van de andere partij over) `Toen ze elkaar jaren later weer tegenkwamen, sloeg de vonk over.`
|
|
De vonken vliegen ervanaf.
|
dat zeg je van iets dat met veel energie en enthousiasme gedaan wordt>) `Hij stond te preken dat de vonken ervanaf vlogen.`
|
|
de vondst
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɔnst] Verbuigingen: vondst|en (meerv.) |
1) iets wat je vindt (1)
Voorbeelden: `De politie deed een gruwelijke vondst.`, `een zeldzame vondst uit de middeleeuwen` Synoniem: ontdekking 2) iets wat je bedenkt Voorbeelden: `De titel van het artikel is een gelukkige vondst.`, `De combinatie van gebakken aardappelen en azijn is een vondst.` Synoniemen: idee, uitvinding |
|
de vondst
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɔnst] Verbuigingen: vondst|en (meerv.) |
1) iets wat je vindt (1)
Voorbeelden: `De politie deed een gruwelijke vondst.`, `een zeldzame vondst uit de middeleeuwen` Synoniem: ontdekking 2) iets wat je bedenkt Voorbeelden: `De titel van het artikel is een gelukkige vondst.`, `De combinatie van gebakken aardappelen en azijn is een vondst.` Synoniemen: idee, uitvinding |
|
vonken
werkw. Uitspraak: ['vɔŋkə(n)] Verbuigingen: vonkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevonkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vonken maken of vertonen
Voorbeeld: `een barbecue die vonkt` |
|
vonkenboer
zelfst.naamw. |
[scheepvaart], [verouderd] oude bijnaam voor een radiotelegrafist Voorbeeld: `De vonkenboer heeft zijn bijnaam te danken aan z'n werk met de antieke "vonkenzenders.". `
|
|
het vonnis
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɔnɪs] Verbuigingen: vonnis|sen (meerv.) |
uitspraak van de rechter waarin hij de straf bekendmaakt juridisch
Voorbeelden: `Het vonnis luidde: twee jaar gevangenisstraf.`, `doodvonnis` Synoniem: uitspraak |
|
een vonnis voltrekken
|
(de opgelegde straf uitvoeren)
|
|
vonnissen
werkw. Uitspraak: ['vɔnɪsə(n)] Verbuigingen: vonniste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevonnist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(in een rechtszaak) een oordeel uitspreken over
Voorbeeld: `Misdaden worden gevonnist in het hof van assisen.` Synoniemen: veroordelen, berechten |
|
de voodoopriester
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vudupristər] Verbuigingen: voodoopriester|s (meerv.) |
soort priester (2) die zich onder andere met bovennatuurlijke rituelen bezighoudt
Voorbeeld: `De voodoopriester is de persoon die de offers brengt.` |
|
de voogd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [voxt] Verbuigingen: voogd|en (meerv.) de voogd|es zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vox'd|ɛs] Verbuigingen: voogdes|sen (meerv.) |
iemand anders dan de ouders die verantwoordelijk is voor een minderjarige
|
|
vinden
werkw. Uitspraak: ['vɪndə(n)] Verbuigingen: vond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een verborgen, verdwenen of onbekend iets of iemand) per toeval of na gezocht te hebben zien
Voorbeelden: `Ik kan mijn sleutels niet vinden.`, `Waar vind je zo iemand?`, `Kijk eens wat ik op straat gevonden heb!`, `geen oplossing voor iets vinden`, `het loket voor gevonden voorwerpen` Antoniem: verliezen 2) beschouwen of ervaren als Voorbeelden: `Ik vind je zo lief!`, `Ik vind het heel erg voor je.`, `Ik ben erg benieuwd naar wat je van hem vindt.` Synoniem: achten 3) van mening zijn Voorbeelden: `Wat vind je? Moet ik het doen of niet?`, `Hij vond dat hij genoeg had gedaan.` Synoniem: denken |
|
Wie zoekt, die vindt.
|
spreekwoord>)
|
|
er iets op gevonden hebben
|
(een oplossing bedacht hebben)
|
|
voor iets te vinden zijn
|
(iets graag doen) `Voor zulke karweitjes ben ik wel te vinden.`
|
|
Ik vind er niets aan.
|
(ik vind het helemaal niet leuk of interessant)
|
|
het goed kunnen vinden met iemand
|
(iemand mogen, graag met iemand omgaan) `Die twee kunnen het goed met elkaar vinden.`
|
|
de voodoo
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vudu] |
oorspronkelijk Afrikaanse godsdienst die zich over Midden-Amerika heeft verspreid
Voorbeeld: `voodoorituelen` |
|
de voogd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [voxt] Verbuigingen: voogd|en (meerv.) de voogd|es zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vox'd|ɛs] Verbuigingen: voogdes|sen (meerv.) |
iemand anders dan de ouders die verantwoordelijk is voor een minderjarige
|
|
voor-de-gek-houderij
zelfst.naamw. |
het bedotten van mensen Voorbeeld: `Dit is toch pure voor-de-gek-houderij. `
|
|
vooraan
bijwoord Uitspraak: ['vor'an] |
in het voorste gedeelte of aan het voorste eind
Voorbeelden: `Mag ik vooraan zitten?`, `Zij is vooraan in de veertig.` Antoniem: achteraan Synoniem: voorop |
|
vooraanstaand
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'anstant] |
(van mensen) belangrijk en invloedrijk in een bepaald gebied
Voorbeeld: `een vooraanstaand musicus` Synoniemen: prominent, gezaghebbend |
|
de voogdij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vox'dɛi] Verbuigingen: voogdij|en (meerv.) |
verantwoordelijkheid van een voogd of voogdes voor een minderjarige
Voorbeeld: `onder voogdij staan` |
|
voor
conjunction Uitspraak: [vor] |
eerder dan dat iets anders gebeurt
Voorbeelden: `Voor hij naar buiten gaat, kijkt hij altijd even door het raam.`, `Stop voor het te laat is.` Antoniem: nadat Synoniemen: voordat, alvorens |
|
voor zover
conjunction Uitspraak: [vor zo'vɛr] |
in de mate dat
Voorbeelden: `Voor zover ik weet, is hij nog altijd vrijgezel.`, `Voor zover het mogelijk is...` |
|
vooraf
bijwoord Uitspraak: ['vor'É‘f] |
voordat (je) iets anders begint
Voorbeelden: `Enkele opmerkingen vooraf.`, `Vooraf gingen we even koffie drinken.` Antoniem: achteraf Synoniem: eerst |
|
woord vooraf
|
(voorwoord)
|
|
vonken
werkw. Uitspraak: ['vɔŋkə(n)] Verbuigingen: vonkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevonkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vonken maken of vertonen
Voorbeeld: `een barbecue die vonkt` |
|
voorafgaand
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'ɑfxant] |
wat eerder gebeurt
Voorbeeld: `voorafgaande gesprekken` Antoniemen: volgend, aansluitend, |
|
voorafgaand aan iets
|
(voordat iets begint) `Voorafgaand aan het overleg was er een klein incident.` Antoniem: volgend op iets, aansluitend
|
|
voorafgaan
werkw. Uitspraak: [vor'É‘fxan] Verbuigingen: ging vooraf (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voorafgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
eerder gebeuren
Voorbeelden: `Wat voorafging: ...`, `De bijeenkomst werd voorafgegaan door een wandeling.` Antoniem: volgen |
|
voorafgaan aan iets
|
(eerder gebeuren dan iets) `Aan de operatie ging een lange voorbereiding vooraf.`
|
|
het voorafje
zelfst.naamw. Uitspraak: [vor'ɑfjə] Verbuigingen: voorafje|s (meerv.) |
gerecht dat je eet vóór het hoofdgerecht
Voorbeeld: `Als voorafje neem ik de garnalencocktail.` Synoniem: voorgerecht |
|
vooral
bijwoord Uitspraak: [vor'ɑl] |
meer dan iets/iemand anders
Voorbeelden: `We moeten vooral waakzaam blijven.`, `Ik ben vooral moe.`, `De zon schijnt vooral in het oosten en zuiden.`, `Laten we vooral niet in paniek raken.` Synoniemen: voornamelijk, met name, in het bijzonder, hoofdzakelijk, speciaal |
|
vooraleer
conjunction Uitspraak: [vorɑ'ler] |
eerder dan dat iets anders gebeurt
Voorbeeld: `De grote schoonmaak doen vooraleer je op vakantie vertrekt.` Antoniem: nadat Synoniemen: voor, alvorens, voordat |
|
vooralsnog
bijwoord Uitspraak: [vorɑls'nɔx] |
nu en voor onbepaalde tijd
Voorbeelden: `Hij blijft vooralsnog in de partij.`, `Wie de daders zijn, is vooralsnog onbekend.` Synoniem: voorlopig |
|
het voorarrest
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorɑrɛst] |
periode waarin een persoon die van iets strafbaars verdacht is opgesloten wordt
Voorbeeld: `Voorlopige hechtenis en inverzekeringstelling zijn twee vormen van voorarrest.` |
|
voorarm
zelfst.naamw. |
[anatomie] een vooral in België gebruikt synoniem voor de onderarm
|
|
vooravond
zelfst.naamw. |
begin van de avond
periode voorafgaand aan een bepaalde gebeurtenis of datum |
|
bij voorbaat
|
(van tevoren) `Bij voorbaat dank.` Synoniem: op voorhand
|
|
voorbarig
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'barəx] |
(van iets wat je doet of denkt) te vroeg en daardoor mogelijk onjuist
Voorbeelden: `een voorbarige conclusie`, `De kranten waren in hun commentaar al te voorbarig.` |
|
het voorbeeld
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorbelt] Verbuigingen: voorbeeld|en (meerv.) |
1) exemplaar dat iets duidelijk maakt of karakteristiek exemplaar
Voorbeelden: `bijvoorbeeld`, `De voorbeelden in het boek zijn goed gekozen.`, `schoolvoorbeeld` 2) iets dat je namaakt of iemand die je nadoet Voorbeelden: `het goede voorbeeld geven`, `een voorbeeld nemen aan iemand`, `Zij is haar grote voorbeeld.`, `Hij is een voorbeeld voor iedereen.` |
|
voorbeeldig
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'beldəx] |
zo goed dat het als voorbeeld (2) kan dienen
Voorbeeld: `Zijn gedrag is voorbeeldig.` |
|
voorbehandeling
zelfst.naamw. |
[medisch] een voorbereidende behandeling voor de hoofdingreep
Voorbeeld: `De voorbehandeling vond een week voor de operatie plaats. ` [techniek] een eerste behandeling van een nog verder te bewerken product Voorbeeld: `Een goede voorbehandeling van het voedingswater. ` |
|
het voorbehoed(s)middel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorbəhut(s)mɪdəl] |
iets waarmee je zwangerschap kunt voorkomen
Voorbeeld: `De pil, het spiraaltje en het condoom zijn voorbehoedmiddelen.` |
|
het voorbehoedmiddel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorbəhutmɪdəl] |
iets waarmee je zwangerschap kunt voorkomen
Voorbeeld: `De pil, het spiraaltje en het condoom zijn voorbehoedmiddelen.` |
|
voorbeeldwoord
voorbeeldpos |
Voorbeelddefinitie voorbeeldthema
Voorbeeld: `Voorbeeld` |
|
voorbehoedsmiddel
zelfst.naamw. |
een middel dat verhinderen moet dat er een kind verwekt wordt bij het hebben van geslachtsgemeenschap Voorbeeld: `Het condoom is één van de bekendste voorbehoedsmiddelen. `
|
|
voorbehoedsmiddel
zelfst.naamw. |
een middel dat verhinderen moet dat er een kind verwekt wordt bij het hebben van geslachtsgemeenschap Voorbeeld: `Het condoom is één van de bekendste voorbehoedsmiddelen. `
|
|
het voorbehoud
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorbəhɑut] Verbuigingen: voorbehoud|en (meerv.) |
voorwaarde of beperking bij een toezegging
een voorbehoud maken (zeggen dat je niet of niet helemaal akkoord gaat) `Bepaalde lidstaten hebben een voorbehoud gemaakt bij artikel 2.` |
|
onder voorbehoud van
|
(alleen als (iets) gebeurt) `Ze kochten het huis onder voorbehoud van financiering.`
|
|
onder voorbehoud
|
(zonder garantie dat iets zo is of zo blijft) `Het huis is verkocht onder voorbehoud.`
|
|
voorbehouden
bijwoord Uitspraak: ['vorbəhɑudə(n)] |
wijzigingen voorbehouden
(<waarschuwing op een aankondiging dat er nog iets zou kunnen veranderen>) voorbehouden aan (uitsluitend beschikbaar of toegankelijk voor) `Onderwijs was in die tijd voorbehouden aan de rijken.` |
|
voorbereiden
werkw. Uitspraak: ['vorbərɛɪdə(n)] Verbuigingen: bereidde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorbereid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) van tevoren het nodige doen voor (iets)
Voorbeelden: `Ik moet mijn speech nog voorbereiden.`, `Ik heb al het voorbereidend werk al gedaan. Doe jij nu maar verder met de rest.` 2) (iemand) goed, sterk enz. genoeg proberen te maken (om iets te kunnen doen of iets aan te kunnen) Voorbeelden: `Heb je je goed voorbereid?`, `Het leger was voorbereid en sloeg terug.`, `Gelukkig had ze hem voorbereid op het slechte nieuws.`, `het Voorbereidend Jaar Nederlands voor Anderstaligen` |
|
voorbericht
zelfst.naamw. |
bericht tot de lezer voor in een boek, korte voorrede
|
|
voorbestemd
bijv.naamw. Uitspraak: ['vorbəstɛmt] |
<dit zeg je van iets dat onafwendbaar lijkt, alsof het door een hogere macht zo bedoeld is>
Voorbeelden: `voorbestemd zijn voor elkaar`, `Voorbestemd zijn om journalist te worden.` |
|
de voorbereiding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vorbərɛɪdɪŋ] Verbuigingen: voorbereiding|en (meerv.) |
keer dat je iets/iemand voorbereidt
Voorbeelden: `De gemeente is bezig met de voorbereiding van de bouw van een zwembad.`, `voorbereidingen treffen`, `Tijdens de voorbereiding op het nieuwe seizoen brak hij zijn been.` |
|
voorbijfietsen
werkw. |
op de fiets voorbijgaan
Voorbeeld: `Zij waren het veld nog niet voorbijgefietst toen hij een lekke band kreeg. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het voorbijfietsen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
voorbijgaan
werkw. Uitspraak: [vor'bɛixan] Verbuigingen: ging voorbij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voorbijgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) tot het verleden gaan behoren
Voorbeeld: `Weken gingen voorbij zonder dat er iets veranderde in de situatie.` Synoniem: overgaan van voorbijgaande aard (tijdelijk) `De pijn was van voorbijgaande aard.` 2) gaan langs Voorbeelden: `Een stoet gaat voorbij.`, `In de laatste honderd meter ging hij zijn tegenstander voorbij.` Synoniem: passeren |
|
een kans voorbij laten gaan
|
(niet profiteren van een kans) Synoniem: een kans laten liggen
|
|
iets gaat aan je neus voorbij
|
(je krijgt iets (leuks of interessants) niet) `De opdracht ging aan haar neus voorbij.` Synoniem: je loopt iets mis
|
|
voorbestemming
zelfst.naamw. |
het lot Voorbeeld: `Dat is je voorbestemming, mijn kind. `
|
|
voorbij
voorzetsel Uitspraak: [vor'bɛi] |
verder dan
Voorbeeld: `Voorbij de stoplichten neem je de tweede straat rechts.` |
|
voorbijgaan aan
werkw. Uitspraak: [vor'bɛixan an] Verbuigingen: ging voorbij aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voorbijgegaan aan (volt.deelw.) |
geen aandacht besteden of rekening houden met
Voorbeeld: `In de conclusie wordt voorbijgegaan aan onze wensen.` Synoniem: negeren |
|
voorbijgaand
bijv.naamw. |
slechts tijdelijk van aard Voorbeeld: `Gelukkig is die pijn iets voorbijgaands. `
|
|
de voorbijganger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vor'bɛixɑŋər] Verbuigingen: voorbijganger|s (meerv.) de voorbijgang|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vor'bɛixɑŋ|stər] Verbuigingen: voorbijgangster|s (meerv.) |
voetganger die iets/iemand voorbijgaat (1)
Synoniem: passant |
|
voorbijfietsen
werkw. |
op de fiets voorbijgaan
Voorbeeld: `Zij waren het veld nog niet voorbijgefietst toen hij een lekke band kreeg. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het voorbijfietsen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
voorbijgaan
werkw. Uitspraak: [vor'bɛixan] Verbuigingen: ging voorbij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voorbijgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) tot het verleden gaan behoren
Voorbeeld: `Weken gingen voorbij zonder dat er iets veranderde in de situatie.` Synoniem: overgaan van voorbijgaande aard (tijdelijk) `De pijn was van voorbijgaande aard.` 2) gaan langs Voorbeelden: `Een stoet gaat voorbij.`, `In de laatste honderd meter ging hij zijn tegenstander voorbij.` Synoniem: passeren |
|
een kans voorbij laten gaan
|
(niet profiteren van een kans) Synoniem: een kans laten liggen
|
|
iets gaat aan je neus voorbij
|
(je krijgt iets (leuks of interessants) niet) `De opdracht ging aan haar neus voorbij.` Synoniem: je loopt iets mis
|
|
voorbijkomen
werkw. Uitspraak: [vor'bɛikomə(n)] Verbuigingen: kwam voorbij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voorbijgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
langs iets of iemand gaan
Voorbeeld: `Er komen hier constant auto's voorbij.` Synoniem: passeren |
|
voorbijsteken
werkw. Uitspraak: [vor'bɛistekə(n)] Verbuigingen: stak voorbij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorbijgestoken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(wie of wat langzamer gaat) voorbijgaan
Voorbeeld: `De vrachtwagen die voor je rijdt, voorbijsteken.` Synoniemen: voorbijrijden, inhalen |
|
voorbijkomen
werkw. Uitspraak: [vor'bɛikomə(n)] Verbuigingen: kwam voorbij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voorbijgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
langs iets of iemand gaan
Voorbeeld: `Er komen hier constant auto's voorbij.` Synoniem: passeren |
|
voorbijrijden
werkw. Uitspraak: [vor'bɛirɛidə(n)] Verbuigingen: reed voorbij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voorbijgereden (volt.deelw.) |
(wie of wat langzamer gaat) voorbijgaan
Voorbeeld: `Als je dit verkeersbord ziet, dan betekent dat dat je geen auto's mag voorbijrijden.` Synoniemen: voorbijsteken, inhalen |
|
voorbijsteken
werkw. Uitspraak: [vor'bɛistekə(n)] Verbuigingen: stak voorbij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorbijgestoken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(wie of wat langzamer gaat) voorbijgaan
Voorbeeld: `De vrachtwagen die voor je rijdt, voorbijsteken.` Synoniemen: voorbijrijden, inhalen |
|
voorbijstreven
werkw. |
tot betere prestaties komen dan de opponenten Voorbeeld: `Het is ons gelukt de concurrentie voorbij te streven. `
|
|
voorbode
zelfst.naamw. |
[beroep] ('letterlijk') bode die vooruitgestuurd is om de komst van iets of iemand aan te kondigen, voorloper ,aankondiger
Voorbeeld: `De voorbode kondigde de komst van de koning en de koningin aan. ` [figuurlijk] iets dat het naderen van een feit in de toekomst bekend maakt, voorteken Voorbeeld: `De herfst kan als de voorbode van de winter gezien worden. ` |
|
voorbrengen
werkw. Uitspraak: ['vorbrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een dier) laten keuren door een keurmeester
Voorbeeld: `je hond voorbrengen in een hondenshow en laten keuren` 2) (iemand) voor de rechter brengen Voorbeeld: `een getuige voorbrengen` |
|
voord
zelfst.naamw. |
een doorwaadbare plaats in een beek of rivier
|
|
voordat
conjunction Uitspraak: ['vor'dɑt] |
eerder dan dat iets anders gebeurt
Voorbeelden: `Kinderen kunnen al tellen, voordat ze kunnen lezen.`, `Voordat je weer boos wordt: ik heb het niet gedaan.` Antoniem: nadat Synoniemen: voor, alvorens |
|
voorde
zelfst.naamw. |
een doorwaadbare plaats in een beek of rivier
|
|
het voordeel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vordel] Verbuigingen: voor|delen (meerv.) |
iets gunstigs of nuttigs, soms in vergelijking met iets anders
Voorbeelden: `Een laptop biedt alleen maar voordelen.`, `Een papieren luier heeft het voordeel dat je hem niet hoeft uit te wassen.` Antoniem: nadeel Synoniemen: nut, profijt |
|
voordeel hebben bij iets
|
(iets goed kunnen gebruiken) `Werkgevers hebben voordeel bij gezonde werknemers.` Synoniem: profiteren van iets
|
|
je voordeel doen met iets
|
(iets goed kunnen gebruiken) `Ze deed haar voordeel met die informatie.` Synoniem: profiteren van iets
|
|
in je voordeel
|
((van een eigenschap, situatie, gebeurtenis) zo dat het gunstig is voor jou) `Dat je nog jong bent, werkt in je voordeel.`
|
|
iemand het voordeel van de twijfel geven/gunnen
|
(ondanks je twijfel toch nog voldoende vertrouwen in iemand hebben)
|
|
de voordeelregel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vordelrexəl] Verbuigingen: voordeelregel|s (meerv.) |
(bij voetbal) spelregel die bepaalt dat een scheidsrechter niet moet ingrijpen wanneer de partij waartegen de overtreding begaan werd er voordeel uit kan halen
Voorbeeld: `De scheidsrechter mag de voordeelregel toepassen maar is dat niet verplicht.` |
|
voordele
Uitspraak: ['vordelə] |
ten voordele van iets/iemand
(bedoeld voor of zo dat het gunstig is voor iets/iemand) `Er werd geld ingezameld ten voordele van de slachtoffers.` Synoniem: voor, ten bate van, in het voordeel van Antoniem: ten nadele van |
|
voordelig
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'deləx] |
1) gunstig
Voorbeeld: `De maatregel is voordelig voor het milieu.` Antoniemen: nadelig, onvoordelig, 2) met een gunstige prijs, gelet op de kwaliteit Voorbeeld: `Die schoenen zijn echt voordelig!` Antoniemen: onvoordelig, duur, Synoniem: goedkoop |
|
de voordeur
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vordør] Verbuigingen: voordeur|en (meerv.) |
deur waardoor je een huis binnen gaat, gewoonlijk aan de straatkant
Voorbeeld: `Er staat iemand aan de voordeur.` Antoniem: achterdeur |
|
voordien
bijwoord Uitspraak: [vor'din] |
vroeger in de tijd
Voorbeelden: `de nacht/dag voordien`, `Voordien zou ik zoiets nooit gedurfd hebben.` Synoniemen: eerder, tevoren |
|
I voordoen
werkw. Uitspraak: ['vordun] Verbuigingen: deed voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doen als voorbeeld voor iemand anders
Voorbeeld: `Hij deed nog een keer voor hoe je een knoop in je veter legt.` Antoniem: nadoen |
|
II zich voordoen
reflexief werkw. Uitspraak: ['vordun] Verbuigingen: deed zich voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich voorgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) gebeuren
Voorbeelden: `Een stroomstoring als deze doet zich hier een keer of twee per jaar voor.`, `Als de gelegenheid zich voordoet, zal ik het hem vragen.` |
|
je voordoen als...
|
(doen alsof je ... bent) `Op internet kunnen volwassenen zich gemakkelijk voordoen als kinderen.`
|
|
de voordracht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vordrɑxt] Verbuigingen: voordracht|en (meerv.) |
1) keer dat je een verhaal vertelt, een gedicht opzegt enz. voor een publiek
Voorbeeld: `Hij hield een voordracht over het veranderende klimaat.` Synoniem: lezing 2) voorstel om iemand te benoemen Voorbeeld: `Twee commissieleden worden benoemd op voordracht van de minister.` Synoniem: nominatie |
|
voordragen
werkw. Uitspraak: ['vordraxə(n)] Verbuigingen: droeg voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgedragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een lezing, gedicht enz.) voor een publiek uitspreken
Voorbeeld: `voordragen uit eigen werk` 2) kandidaat maken voor een functie Voorbeeld: `Hij is voorgedragen als voorzitter van de voetbalclub.` |
|
voordringen
werkw. Uitspraak: ['vordrɪŋə(n)] Verbuigingen: drong voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voorgedrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet wachten tot het jouw beurt is en voor iemand anders gaan
Voorbeeld: `Hé, niet voordringen!` |
|
voorgaan
werkw. Uitspraak: ['vorxan] Verbuigingen: ging voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voorgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) eerder gaan dan
Voorbeeld: `Omdat ik haast had, lieten ze mij voorgaan.` 2) iets eerder doen dan Voorbeeld: `Talloze wetenschappers gingen hem voor.` 3) belangrijker zijn Voorbeeld: `Mijn gezondheid gaat voor.` Synoniem: voorrang hebben |
|
Velen zijn ons voorgegaan.
|
(er zijn al veel mensen vóór ons doodgegaan)
|
|
voorgaan in iets
|
(een religieuze activiteit leiden) `De bisschop ging voor in het gebed.`
|
|
iemand/iets voorgaan in iets
|
(iets eerder doen dan iemand) `Andere steden zijn Londen voorgegaan in het rookverbod.`
|
|
voorgaand
bijv.naamw. Uitspraak: ['vorxant] |
vorig
Voorbeelden: `de voorgaande jaren`, `In het voorgaande hoofdstuk hebben we het gehad over de achttiende eeuw. In dit hoofdstuk zullen we de negentiende eeuw bespreken.` Synoniem: voorafgaand |
|
de voorganger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorxɑŋər] Verbuigingen: voorganger|s (meerv.) de voorgang|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vorxɑŋ|stər] Verbuigingen: voorgangster|s (meerv.) |
1) iemand die hetzelfde werk gedaan heeft als jij nu doet
Voorbeelden: `Ik wil me graag aansluiten bij de woorden van mijn voorganger.`, `Mijn voorganger heeft het twee maanden uitgehouden in deze functie.` Antoniem: opvolger 2) iemand die een bijeenkomst leidt in de protestantse kerk religie Voorbeeld: `als voorganger optreden` |
|
voorbrengen
werkw. Uitspraak: ['vorbrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een dier) laten keuren door een keurmeester
Voorbeeld: `je hond voorbrengen in een hondenshow en laten keuren` 2) (iemand) voor de rechter brengen Voorbeeld: `een getuige voorbrengen` |
|
I voordoen
werkw. Uitspraak: ['vordun] Verbuigingen: deed voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doen als voorbeeld voor iemand anders
Voorbeeld: `Hij deed nog een keer voor hoe je een knoop in je veter legt.` Antoniem: nadoen |
|
II zich voordoen
reflexief werkw. Uitspraak: ['vordun] Verbuigingen: deed zich voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich voorgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) gebeuren
Voorbeelden: `Een stroomstoring als deze doet zich hier een keer of twee per jaar voor.`, `Als de gelegenheid zich voordoet, zal ik het hem vragen.` |
|
je voordoen als...
|
(doen alsof je ... bent) `Op internet kunnen volwassenen zich gemakkelijk voordoen als kinderen.`
|
|
voordragen
werkw. Uitspraak: ['vordraxə(n)] Verbuigingen: droeg voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgedragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een lezing, gedicht enz.) voor een publiek uitspreken
Voorbeeld: `voordragen uit eigen werk` 2) kandidaat maken voor een functie Voorbeeld: `Hij is voorgedragen als voorzitter van de voetbalclub.` |
|
voordringen
werkw. Uitspraak: ['vordrɪŋə(n)] Verbuigingen: drong voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voorgedrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet wachten tot het jouw beurt is en voor iemand anders gaan
Voorbeeld: `Hé, niet voordringen!` |
|
voorgaan
werkw. Uitspraak: ['vorxan] Verbuigingen: ging voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voorgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) eerder gaan dan
Voorbeeld: `Omdat ik haast had, lieten ze mij voorgaan.` 2) iets eerder doen dan Voorbeeld: `Talloze wetenschappers gingen hem voor.` 3) belangrijker zijn Voorbeeld: `Mijn gezondheid gaat voor.` Synoniem: voorrang hebben |
|
Velen zijn ons voorgegaan.
|
(er zijn al veel mensen vóór ons doodgegaan)
|
|
voorgaan in iets
|
(een religieuze activiteit leiden) `De bisschop ging voor in het gebed.`
|
|
iemand/iets voorgaan in iets
|
(iets eerder doen dan iemand) `Andere steden zijn Londen voorgegaan in het rookverbod.`
|
|
voorhouden
werkw. Uitspraak: ['vorhɑudə(n)] Verbuigingen: hield voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
2) (een verwachting of een idee over hoe de wereld in elkaar zit) vertellen
Voorbeelden: `Aan vrouwen is eeuwenlang voorgehouden dat bescheidenheid hun grootste deugd is.`, `De hogeschool heeft ons altijd voorgehouden dat we met dit diploma gemakkelijk een baan zouden vinden.`, `Ik probeer mezelf voor te houden dat dit allemaal niets te betekenen heeft .` Synoniem: laten geloven |
|
1)
iemand een spiegel voorhouden |
(iemand het verkeerde van zijn of haar gedrag duidelijk maken)
|
|
voorkauwen
werkw. Uitspraak: ['vorkɑuwə(n)] Verbuigingen: kauwde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgekauwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uitgebreid voorbereiden ten koste van originaliteit, spontaniteit en creativiteit
Voorbeelden: `een voorgekauwd antwoord`, `We moeten deze studenten alles voorkauwen; ze weten niets!`, `door de media voorgekauwde ready-made overtuigingen` Synoniem: voorzeggen |
|
voorleggen
werkw. Uitspraak: ['vorlɛxə(n)] Verbuigingen: legde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een vraagstuk) aan iemand vertellen en zijn of haar mening erover vragen
Voorbeelden: `Deze kwestie wil ik eerst even voorleggen aan mijn collega's.`, `Wil je ook een vraag voorleggen aan een van onze deskundigen?` |
|
voorgeleiden
werkw. Uitspraak: ['vorxəlɛidə(n)] Verbuigingen: geleidde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgeleid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een verdachte) bij een rechter laten komen juridisch
Voorbeeld: `een verdachte voorgeleiden of verhoren` |
|
voorgeleiden
werkw. Uitspraak: ['vorxəlɛidə(n)] Verbuigingen: geleidde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgeleid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een verdachte) bij een rechter laten komen juridisch
Voorbeeld: `een verdachte voorgeleiden of verhoren` |
|
voorlezen
werkw. Uitspraak: ['vorlezə(n)] Verbuigingen: las voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgelezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
hardop lezen (voor iemand)
Voorbeelden: `Lees de brief maar voor; ik heb mijn bril niet bij me.`, `Ik lees nog één verhaaltje voor en dan gaan jullie slapen.` |
|
voorlichten
werkw. Uitspraak: ['vorlɪxtə(n)] Verbuigingen: lichtte voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgelicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
informatie geven over hoe je iets moet doen, waar je voor moet oppassen enz.
Voorbeeld: `Kinderen moeten voorgelicht worden over de gevaren van internet.` Synoniem: informeren |
|
voorlopen
werkw. Uitspraak: ['vorlopə(n)] Verbuigingen: liep voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van een uurwerk) een later tijdstip aangeven dan het is
Voorbeeld: `Mijn horloge loopt enkele minuten voor.` |
|
voorgemeld
bijv.naamw. Uitspraak: ['vorxəmɛlt] |
wat eerder al vermeld werd formeel
Voorbeeld: `Alleen onder de voorgemelde voorwaarden wil ik een overeenkomst met u sluiten.` Synoniem: voormeld |
|
I het voornemen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vornemə(n)] Verbuigingen: voornemens (meerv.) |
iets wat je wilt gaan doen
Voorbeeld: `Wat zijn jouw goede voornemens voor volgend jaar?` Synoniem: plan |
|
II zich voornemen
reflexief werkw. Uitspraak: ['vornemə(n)] Verbuigingen: nam zich voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich voorgenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
als voornemen (1) hebben
Voorbeelden: `Ik heb me voorgenomen dat ik me niet meer door hem laat ompraten.`, `je voornemen om iets te doen` Synoniem: van plan zijn |
|
voorproef
zelfst.naamw. |
een voorlopige test Voorbeeld: `Hij kreeg een voorproefje van het nieuwe schoonmaakmiddel. `
|
|
het voorgerecht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorxərɛxt] Verbuigingen: voorgerecht|en (meerv.) |
gerecht dat je eet vóór het hoofdgerecht culinair
Voorbeeld: `Ik neem soep als voorgerecht.` Synoniem: voorafje |
|
de voorgeschiedenis
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vorxəsxidənɪs] |
geheel van gebeurtenissen die aan iets voorafgaan
Voorbeelden: `je medische voorgeschiedenis`, `de voorgeschiedenis van de Europese Unie`, `de voorgeschiedenis van een oorlog` Synoniem: achtergrond |
|
voorschotelen
werkw. Uitspraak: ['vorsxotələ(n)] Verbuigingen: schotelde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgeschoteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een gerecht) serveren
Voorbeelden: `een heerlijke vleesschotel voorgeschoteld krijgen`, `Het waren flinke porties die ons voorgeschoteld werden.` 2) (iets ongunstigs) vertellen of laten zien Voorbeeld: `een hoop kritiek van je baas voorgeschoteld krijgen` |
|
voorschieten
werkw. Uitspraak: ['vorsxitə(n)] Verbuigingen: schoot voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgeschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voor iemand betalen, die jou later terugbetaalt
Voorbeeld: `Kun je mij even voorschieten? Ik ben mijn portemonnee vergeten.` |
|
voorschrijven
werkw. Uitspraak: ['vorsxrɛivə(n)] Verbuigingen: schreef voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgeschreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeggen of opschrijven wat je moet doen of niet mag doen
Voorbeeld: `De dokter schreef hem een hoestdrank voor.` Synoniem: dicteren |
|
je door iemand de wet laten voorschrijven
|
(doen wat iemand zegt) `Ik laat me niet de wet voorschrijven door jou!`
|
|
voorsorteren
werkw. Uitspraak: ['vorsɔrterə(n)] Verbuigingen: sorteerde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgesorteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) op voorhand uitzoeken en bij elkaar leggen wat bij elkaar hoort
Voorbeeld: `afval voorsorteren in verschillende containers` 2) op de rijstrook gaan rijden die overeenkomt met de richting die je uitgaat bij het volgende kruispunt Voorbeeld: `Grote pijlen op de weg duiden aan dat je moet voorsorteren.` |
|
voorspelen
werkw. |
ten aanhoren van anderen een muziekstuk spelen Voorbeeld: `Ik moest gisteren voor mijn leraar die moeilijke sonate voorspelen. ` Voorbeeld: `Het zinde hem niet wat hij kreeg voorgespeeld. `
|
|
voorspiegelen
werkw. Uitspraak: ['vorspixələ(n)] Verbuigingen: spiegelde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgespiegeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
laten geloven dat wat iemand graag wil zal gebeuren
Voorbeeld: `De kiezers een aantal dingen voorspiegelen zodat ze op jou stemmen.` |
|
voorstaan
werkw. Uitspraak: ['vorstan] Verbuigingen: stond voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) meer punten hebben dan iemand anders sport
Voorbeeld: `Hij staat voor met 2-1 in sets.` Antoniem: achterstaan 2) (iets) willen of bepleiten Voorbeeld: `Hij staat een andere aanpak voor dan zijn voorganger.` |
|
je op iets laten voorstaan
|
(aandacht vragen voor iets waar je trots op bent) `We laten ons graag voorstaan op onze tolerantie.`
|
|
I voorstellen
werkw. Uitspraak: ['vorstɛlə(n)] Verbuigingen: stelde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) een voorstel doen
Voorbeeld: `Ik stel voor om de beslissing tot september uit te stellen.` 2) zeggen hoe iemand heet, wat hij of zij doet enz. Voorbeelden: `Mag ik jullie voorstellen (...)`, `je aan iemand voorstellen` Synoniem: introduceren 3) betekenen of bedoeld zijn als Voorbeeld: `De kleuren zijn prachtig..., maar wat stelt het eigenlijk voor?` 4) op een bepaalde manier weergeven Voorbeeld: `iets schematisch voorstellen` |
|
Het stelt weinig voor.
|
(het is onbelangrijk, weinig waard, niet moeilijk enz.)
|
|
II zich voorstellen
reflexief werkw. Uitspraak: ['vorstɛle(n)] Verbuigingen: stelde zich voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich voorgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bedenken hoe iets is of zal gaan enz.
Voorbeelden: `Hoe stel je je dat eigenlijk voor?`, `Stel je voor dat je kon vliegen!`, `Daar kan ik me niets bij voorstellen.` Synoniemen: zich indenken, verbeelden |
|
voortrekken
werkw. Uitspraak: ['vortrɛkə(n)] Verbuigingen: trok voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) een voorkeursbehandeling geven
Voorbeeld: `één van je kinderen voortrekken` |
|
voorvallen
werkw. Uitspraak: ['vorvɑlə(n)] Verbuigingen: viel voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voorgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
spontaan plaatsvinden
Voorbeeld: `Hij kan zich niet meer herinneren wat er toen is voorgevallen.` Synoniemen: zich voordoen, gebeuren |
|
de voorgevel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorxevəl] Verbuigingen: voorgevel|s (meerv.) |
voorkant van een gebouw
Voorbeeld: `je voorgevel schilderen` |
|
de voorgevel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorxevəl] Verbuigingen: voorgevel|s (meerv.) |
voorkant van een gebouw
Voorbeeld: `je voorgevel schilderen` |
|
het voorgevoel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorxəvul] Verbuigingen: voorgevoelen|s (meerv.) |
gevoel dat een bepaald iets gaat gebeuren
Voorbeelden: `Ik heb een voorgevoel dat het niet lang meer zal duren.`, `een ongunstig voorgevoel` |
|
het voorwerp
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorwɛrp] Verbuigingen: voorwerp|en (meerv.) |
1) iets dat je kunt aanraken, dat niet leeft en dat meestal niet heel groot is
Voorbeeld: `gevonden voorwerpen` Synoniemen: ding, object 2) iets dat of iemand die iets ondergaat Voorbeelden: `Op het werk is hij het voorwerp van spot.`, `lijdend voorwerp` Synoniem: object |
|
voorzetten
werkw. Uitspraak: ['vorzɛtə(n)] Verbuigingen: zette voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een gerecht) voor iemand neerzetten
Voorbeeld: `een lekker stuk taart voorgezet krijgen` Synoniem: voorschotelen (1) |
|
voorzitten
werkw. Uitspraak: ['vorzɪtə(n)] Verbuigingen: zat voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgezeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een vergadering, bestuur, vereniging enz. leiden
Voorbeeld: `De Raad van Ministers wordt voorgezeten door de eerste minister.` |
|
voorgoed
bijwoord Uitspraak: [vor'xut] |
voor altijd
Voorbeeld: `Daar zijn we voorgoed vanaf.` Antoniem: voorlopig Synoniem: definitief |
|
de voorgrond
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorxrɔnt] Verbuigingen: voorgrond|en (meerv.) |
het voorste gedeelte van iets wat je ziet, bijvoorbeeld op een foto
Voorbeeld: `De man links op de voorgrond is mijn opa.` Antoniem: achtergrond |
|
op de voorgrond treden
|
((van iemand) de aandacht naar je toe trekken door wat je doet of (van iets) aandacht krijgen of belangrijk worden) `Hij was een muzikant die zelden op de voorgrond trad.`
|
|
voorhamer
zelfst.naamw. |
[gereedschap] een zware hamer met een lange steel Voorbeeld: `De spreekwoordelijke 'slopershamer' is een voorhamer. `
|
|
op voorhand
|
(van tevoren) `Hoe lang op voorhand moet ik reserveren?` Synoniem: bij voorbaat
|
|
voorhanden
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'hɑndə(n)] |
wat er is en wat je kunt gebruiken
Voorbeeld: `Er was voldoende voedsel voorhanden om de winter door te komen.` Synoniem: beschikbaar |
|
voorhebben
werkw. Uitspraak: ['vorhɛbə(n)] Verbuigingen: had voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgehad (volt.deelw.) |
2) erbij zijn als het gebeurt
Voorbeeld: `Waarom heb ik altijd zo een dingen voor? Ik heb altijd pech.` Synoniem: meemaken |
|
voorhebben met
|
(van plan zijn om te doen met) `het beste met iemand voorhebben`
|
|
voorheen
bijwoord Uitspraak: [vor'hen] |
in het verleden
Voorbeeld: `Voorheen was het niet mogelijk om zonder visum te reizen.` Antoniem: tegenwoordig Synoniem: vroeger |
|
de voorheffing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vorhɛfɪŋ] Verbuigingen: voorheffing|en (meerv.) |
belasting die je vooraf moet betalen en die later wordt verrekend met het uiteindelijk verschuldigde bedrag
Voorbeeld: `bedrijfsvoorheffing` |
|
roerende voorheffing
|
(belasting op roerende goederen)
|
|
onroerende voorheffing
|
(belasting op onroerende goederen) Synoniem: onroerendgoedbelasting
|
|
de voorhoede
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vorhudə] Verbuigingen: voorhoede|n, voorhoede|s (meerv.) |
1) onderdeel van een leger of sportteam dat voorin actief is defensie
Voorbeeld: `een speler opstellen in de voorhoede` Antoniem: achterhoede 2) richtinggevende groep Voorbeelden: `Met zijn drieën vormen ze de voorhoede van de hedendaagse Belgische mode.`, `In de etappe van vandaag was hij steeds in de voorhoede te vinden.` Antoniem: achterhoede |
|
de voorhoedespeler
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorhudəspelər] Verbuigingen: voorhoedespeler|s (meerv.) |
iemand die in de voorhoede (1) speelt sport
Voorbeeld: `de voorhoedespelers van een voetbalploeg` Antoniem: achterspeler Synoniem: spits |
|
het voorhoofd
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorhoft] Verbuigingen: voorhoofd|en (meerv.) |
deel van je hoofd tussen je ogen en je haar anatomie
Voorbeeld: `Het zweet stond op zijn voorhoofd.` |
|
voorhoofdsbeen
zelfst.naamw. |
[anatomie] één van de beenderen van de schedel Voorbeeld: `Het bleek dat het voorhoofdsbeen door de kogel geraakt was. `
|
|
de voorhuid
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vorhœyt] |
huidplooi van het voorste gedeelte van de penis, die de eikel bedekt
Voorbeeld: `Bij een besnijdenis wordt de voorhuid verwijderd.` |
|
vooringenomen
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'ɪnxənomə(n)] |
als je een (doorgaans ongunstige) mening hebt over iemand of iets waarvan je weinig weet
Voorbeeld: `een vooringenomen standpunt` Synoniem: bevooroordeeld |
|
vooringenomenheid
zelfst.naamw. |
een oordeel klaar hebben al voordat men de feiten onder ogen neemt Voorbeeld: `Zij vooringenomenheid leidde ertoe dat hij iemand groot onrecht deed. `
|
|
het voorjaar
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorjar] |
seizoen tussen winter en zomer
Voorbeelden: `In het voorjaar gaan we verhuizen.`, `voorjaarscollectie` Antoniem: najaar Synoniem: lente |
|
de voorjaarsnota
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vorjarsnota] Verbuigingen: voorjaarsnota|'s (meerv.) |
officiële tekst met een mededeling of een voorstel over de huidige begroting (van een land, een gemeente)
Voorbeelden: `de voorjaarsnota 2011`, `de behandeling van de voorjaarsnota` |
|
voorkamer
zelfst.naamw. |
een kamer aan de voorkant van een huis of woning Voorbeeld: `De voorkamer werd van nieuwe vloerbedekking voorzien. `
|
|
de voorkant
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorkɑnt] Verbuigingen: voorkant|en (meerv.) |
voorste kant
Voorbeeld: `Het balkon aan de voorkant ligt op het westen.` Antoniem: achterkant Synoniem: voorzijde |
|
voorkauwen
werkw. Uitspraak: ['vorkɑuwə(n)] Verbuigingen: kauwde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgekauwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uitgebreid voorbereiden ten koste van originaliteit, spontaniteit en creativiteit
Voorbeelden: `een voorgekauwd antwoord`, `We moeten deze studenten alles voorkauwen; ze weten niets!`, `door de media voorgekauwde ready-made overtuigingen` Synoniem: voorzeggen |
|
de voorkeur
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vorkør] Verbuigingen: voorkeur|en (meerv.) |
keuze die je het liefst zou maken
Voorbeelden: `Ik heb een voorkeur voor de blauwe.`, `Haar voorkeur ging uit naar de tweede kandidaat.`, `Dit model heeft mijn voorkeur.`, `Ik geef de voorkeur aan een kleinere computer.`, `voorkeursbehandeling` |
|
bij voorkeur
|
(het liefst) `Spontane vrouw van 59 jaar zoekt lieve man, bij voorkeur niet-rokend.`
|
|
de voorkeursbehandeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vorkørsbəhɑndəlɪŋ] Verbuigingen: voorkeursbehandeling|en (meerv.) |
manier waarop je iemand behandelt waarbij die persoon meer voordelen krijgt dan iemand anders
Voorbeeld: `Krijgt zij misschien een voorkeursbehandeling omdat ze het nichtje van de docent is?` |
|
de voorkeurspelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vorkørspɛlɪŋ] |
schrijfwijze van een woord dat de voorkeur heeft boven een aandere
Voorbeelden: `Tussen 1954 en 1995 kenden bastaardwoorden in de officiële Nederlandse spelling een voorkeurspelling en een toegelaten spelling.`, `De voorkeurspelling was 'contact' en de toegelaten spelling 'kontakt'.` |
|
voorkeursrecht
zelfst.naamw. |
recht van voorkeur
[handel] recht dat bezitters van oude aandelen hebben op voorrang bij de inschrijving op een nieuwe emissie |
|
de voorkeurstem
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vorkørstɛm] Verbuigingen: voorkeurstem|men (meerv.) |
(bij verkiezingen) het stemmen op een kandidaat die niet de lijsttrekker is
Voorbeeld: `Een lager geplaatste kandidaat die via een groot aantal voorkeurstemmen verkozen wordt.` |
|
voorkomen
werkw. Uitspraak: [vor'komə(n)] Verbuigingen: voorkwam (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet laten gebeuren
Voorbeelden: `Een droge vloer voorkomt dat je uitglijdt.`, `Beter voorkomen dan genezen.` Synoniem: verhinderen |
|
voorkomend
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'komənt] |
vriendelijk, beleefd en bereid om te helpen
Voorbeeld: `In gezelschap veranderde hij moeiteloos in een charmante, voorkomende heer.` Synoniemen: galant, hoffelijk |
|
voorkomende
bijv.naamw. |
'verbogen vorm' van voorkomend, onvoltooid deelwoord|tegenwoordig deelwoord van voorkomen|vóórkomen.
'verbogen vorm' van voorkomend, onvoltooid deelwoord|tegenwoordig deelwoord van voorkomen|voorkómen. |
|
de voorkoming
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vor'komɪŋ] Verbuigingen: voorkoming|en (meerv.) |
het niet laten gebeuren van iets
Voorbeeld: `Ter voorkoming van parkeerproblemen is er gratis busvervoer vanaf het station.` |
|
voorkomen
werkw. Uitspraak: [vor'komə(n)] Verbuigingen: voorkwam (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet laten gebeuren
Voorbeelden: `Een droge vloer voorkomt dat je uitglijdt.`, `Beter voorkomen dan genezen.` Synoniem: verhinderen |
|
voorlaatst
bijv.naamw. Uitspraak: ['vorlatst] |
wie of wat voor de of het laatste komt
Voorbeelden: `het voorlaatste huis aan de linkerkant`, `Vandaag is de voorlaatste dag van mijn vakantie.` |
|
voorleggen
werkw. Uitspraak: ['vorlɛxə(n)] Verbuigingen: legde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een vraagstuk) aan iemand vertellen en zijn of haar mening erover vragen
Voorbeelden: `Deze kwestie wil ik eerst even voorleggen aan mijn collega's.`, `Wil je ook een vraag voorleggen aan een van onze deskundigen?` |
|
de voorletter
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vorlɛtər] Verbuigingen: voorletter|s (meerv.) |
eerste letter van je voornaam
Voorbeelden: `Vul hier je naam en voorletter(s) in.`, `Wim heet voluit Willem Cornelis, maar hij vult altijd maar één voorletter in.` |
|
voorlezen
werkw. Uitspraak: ['vorlezə(n)] Verbuigingen: las voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgelezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
hardop lezen (voor iemand)
Voorbeelden: `Lees de brief maar voor; ik heb mijn bril niet bij me.`, `Ik lees nog één verhaaltje voor en dan gaan jullie slapen.` |
|
voorlicht
zelfst.naamw. |
lamp(en) aan de voorkant van een voertuig
|
|
voorlichten
werkw. Uitspraak: ['vorlɪxtə(n)] Verbuigingen: lichtte voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgelicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
informatie geven over hoe je iets moet doen, waar je voor moet oppassen enz.
Voorbeeld: `Kinderen moeten voorgelicht worden over de gevaren van internet.` Synoniem: informeren |
|
de voorlichting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vorlɪxtɪŋ] |
keer dat je voorgelicht wordt
Voorbeeld: `seksuele voorlichting krijgen` |
|
de voorman
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vormɑn] Verbuigingen: voorman|nen (meerv.) |
1) iemand die de leiding heeft over een groep arbeiders
Voorbeeld: `tuinvoorman` Synoniem: opzichter 2) iemand die leiding geeft Voorbeeld: `de voorman van een politieke partij` Synoniem: leider (1) |
|
de voorliefde
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vorlivdə] Verbuigingen: voorliefde|s (meerv.) |
sterke voorkeur
Voorbeeld: `Ze heeft een voorliefde voor oudere mannen.` |
|
voorliggen
werkw. Uitspraak: ['vorlɪxə(n)] Verbuigingen: lag voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgelegen (volt.deelw.) |
1) behandeld worden
Voorbeeld: `het voorliggende wetsontwerp` 2) voorsprong hebben op iets of iemand Voorbeelden: `voorliggen op schema`, `Niet veel voorliggen op de andere renners.` |
|
de voorligger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorlɪxər] Verbuigingen: voorligger|s (meerv.) |
1) iemand die een voorsprong heeft (in een wedstrijd)
Voorbeeld: `slechts een meter van je voorligger verwijderd zijn` Antoniem: achterligger 2) voertuig dat voor je rijdt Voorbeeld: `een voorligger inhalen` Antoniemen: achterligger, tegenligger, |
|
voorlijk
bijv.naamw. Uitspraak: ['vorlək] |
als iemand of iets zich sneller ontwikkelt dan anderen of iets anders
Voorbeelden: `een voorlijk kind`, `Pas in de 19de eeuw hadden enkele voorlijke West-Europese staten een aandeel van 15% van vol berechtigde burgers.` Antoniem: achterlijk |
|
voorlopen
werkw. Uitspraak: ['vorlopə(n)] Verbuigingen: liep voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van een uurwerk) een later tijdstip aangeven dan het is
Voorbeeld: `Mijn horloge loopt enkele minuten voor.` |
|
de voorloper
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorlopər] Verbuigingen: voorloper|s (meerv.) |
iemand die of iets dat een stroming of een ontwikkeling aankondigt
Voorbeeld: `De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal was de voorloper van de huidige Europese Unie.` |
|
I voorlopig
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'lopəx] |
wat nu geldt, maar nog kan veranderen
Voorbeeld: `De bondscoach zal vanmiddag de voorlopige selectie bekendmaken.` Antoniem: definitief |
|
II voorlopig
bijwoord Uitspraak: [vor'lopəx] |
nu en voor onbepaalde tijd
Voorbeelden: `Voorlopig blijft het warm en droog.`, `De problemen zijn voorlopig nog niet opgelost.` Antoniem: voorgoed Synoniem: vooralsnog |
|
de voormaag
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vormax] Verbuigingen: voor|magen (meerv.) |
1) <verzamelnaam voor de netmaag, pens en boekmaag bij koeien
Voorbeeld: `Een hoe heeft drie voormagen en een lebmaag.` 2) (bij vogels) buisvormige maag Voorbeeld: `Vogels hebben een voormaag en een spiermaag.` Synoniem: kliermaag |
|
voormalig
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'maləx] |
wie/wat vroeger die functie had
Voorbeelden: `de voormalige hoofdstad`, `de voormalige hoofdredacteur` Antoniem: huidig Synoniemen: vroeger, vorig, gewezen |
|
de voorman
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vormɑn] Verbuigingen: voorman|nen (meerv.) |
1) iemand die de leiding heeft over een groep arbeiders
Voorbeeld: `tuinvoorman` Synoniem: opzichter 2) iemand die leiding geeft Voorbeeld: `de voorman van een politieke partij` Synoniem: leider (1) |
|
voormeld
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'mɛlt] |
wat eerder al vermeld werd formeel
Voorbeeld: `Voor een gedetailleerde beschrijving, zie artikel 3 van het voormeld besluit.` Synoniem: voorgemeld |
|
de voormiddag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vormɪdɑx, vor'mɪdɑx] Verbuigingen: voormiddag|en (meerv.) |
1) eerste gedeelte van de middag
Voorbeeld: `Zullen we in de voormiddag afspreken, rond een uur of twee?` 2) laatste gedeelte van de ochtend Voorbeelden: `morgenvoormiddag`, `Zaterdag in de voormiddag ga ik altijd boodschappen doen.` |
|
de voorn
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vorn] Verbuigingen: voorn|s (meerv.) |
kleine zoetwatervis
Voorbeelden: `ruisvoorn`, `blankvoorn`, `bittervoorn` |
|
I de voornaam
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vornam] Verbuigingen: voor|namen (meerv.) |
naam die je ouders je gegeven hebben en waarmee je meestal aangesproken wordt
Voorbeeld: `Die voornaam hoor je niet vaak.` Antoniem: achternaam |
|
II voornaam
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'nam] |
1) (van iets) belangrijk
Voorbeeld: `Vermoeidheid is de voornaamste oorzaak van verkeersongevallen.` 2) (van iemand) afkomstig uit een deftige familie of met een hoge maatschappelijke positie Voorbeelden: `voorname gasten`, `je voornaam gedragen` |
|
het voornaamwoord
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vornamwort] Verbuigingen: voornaamwoord|en (meerv.) |
woord dat verwijst naar iets of iemand
Voorbeelden: `'Ik', 'onze', 'die' en 'niets' zijn voornaamwoorden.`, `persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden` Synoniem: pronomen |
|
voornaamwoordelijk bijwoord
zelfst.naamw. |
[grammatica] een bijwoord ter vervanging van de combinatie voorzetsel met voornaamwoord, bestaande uit een overeenkomstig bijwoord van plaats en het voorzetsel in bijwoordelijke vorm
|
|
het voornaamwoord
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vornamwort] Verbuigingen: voornaamwoord|en (meerv.) |
woord dat verwijst naar iets of iemand
Voorbeelden: `'Ik', 'onze', 'die' en 'niets' zijn voornaamwoorden.`, `persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden` Synoniem: pronomen |
|
voornamelijk
bijwoord Uitspraak: [vor'namələk] |
voor het grootste deel
Voorbeeld: `Groene thee komt voornamelijk uit China.` Synoniemen: hoofdzakelijk, vooral |
|
I de voornaam
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vornam] Verbuigingen: voor|namen (meerv.) |
naam die je ouders je gegeven hebben en waarmee je meestal aangesproken wordt
Voorbeeld: `Die voornaam hoor je niet vaak.` Antoniem: achternaam |
|
II voornaam
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'nam] |
1) (van iets) belangrijk
Voorbeeld: `Vermoeidheid is de voornaamste oorzaak van verkeersongevallen.` 2) (van iemand) afkomstig uit een deftige familie of met een hoge maatschappelijke positie Voorbeelden: `voorname gasten`, `je voornaam gedragen` |
|
II voornaam
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'nam] |
1) (van iets) belangrijk
Voorbeeld: `Vermoeidheid is de voornaamste oorzaak van verkeersongevallen.` 2) (van iemand) afkomstig uit een deftige familie of met een hoge maatschappelijke positie Voorbeelden: `voorname gasten`, `je voornaam gedragen` |
|
I het voornemen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vornemə(n)] Verbuigingen: voornemens (meerv.) |
iets wat je wilt gaan doen
Voorbeeld: `Wat zijn jouw goede voornemens voor volgend jaar?` Synoniem: plan |
|
II zich voornemen
reflexief werkw. Uitspraak: ['vornemə(n)] Verbuigingen: nam zich voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich voorgenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
als voornemen (1) hebben
Voorbeelden: `Ik heb me voorgenomen dat ik me niet meer door hem laat ompraten.`, `je voornemen om iets te doen` Synoniem: van plan zijn |
|
voornemens
bijwoord Uitspraak: [vor'neməns] ord |
voornemens zijn om iets te doen formeel
(het voornemen (1) hebben om iets te doen) Synoniem: van plan |
|
voornoemd
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'numt] |
wat eerder al genoemd werd formeel
Voorbeeld: `In artikel 33 van voornoemde wet van 14 juli 1991...` Synoniemen: voormeld, voorgemeld |
|
de voorn
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vorn] Verbuigingen: voorn|s (meerv.) |
kleine zoetwatervis
Voorbeelden: `ruisvoorn`, `blankvoorn`, `bittervoorn` |
|
vooronderstellen
werkw. Uitspraak: [vorɔndər'stɛlə(n)] Verbuigingen: vooronderstelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorondersteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op voorhand ervan uitgaan dat iets waar of mogelijk is
Voorbeeld: `Wetenschap vooronderstelt een regelmatige orde in de natuur.` |
|
vooronderstellen
werkw. Uitspraak: [vorɔndər'stɛlə(n)] Verbuigingen: vooronderstelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorondersteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op voorhand ervan uitgaan dat iets waar of mogelijk is
Voorbeeld: `Wetenschap vooronderstelt een regelmatige orde in de natuur.` |
|
het vooroordeel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorordel] Verbuigingen: vooroor|delen (meerv.) |
mening die je hebt over een zaak of persoon die je niet goed kent
Voorbeeld: `Dat mannen vaker vreemdgaan dan vrouwen is een hardnekkig vooroordeel.` |
|
voorop
bijwoord Uitspraak: ['vor'ɔp] |
1) op het voorste deel
Voorbeelden: `Fietsen met je kindje voorop is gezellig.`, `een shirt met voorop een print` Antoniem: achterop 2) aan de voorkant van een rij Voorbeeld: `De stoet vertrok vanaf de kerk, met de burgemeester voorop.` Synoniem: vooraan 3) in de eerste plaats Voorbeeld: `Het management moet ontslagen worden, de directeur voorop.` Synoniem: vooral |
|
vooropgaan
werkw. Uitspraak: [vor'ɔpxan] Verbuigingen: ging voorop (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vooropgegaan (volt.deelw.) |
als eerste gaan of op de eerste plaats komen
Voorbeelden: `Veiligheid gaat altijd voorop!`, `een groep danseressen vooropgegaan door een aantal muzikanten (in een stoet)` |
|
vooroplopen
werkw. |
als voorste lopen
Voorbeeld: `Toen de drie Duitsers hier binnenkwamen, moesten wij hen helpen zoeken. Wij moesten de kasten en deuren openen en altijd maar vooroplopen. Nu, dat durfden wij wel te doen omdat we wisten, dat hier toch geen Russen waren. <ref>Bron:<br />T.M. Sjenitzer-van Leening (red.)<br />Dagboekfragmenten 1940-1945<br />Veen, Utrecht / Antwerpen 1985<br />[http://www.dbnl.org/tekst/sjen001dagb01_01/sjen001dagb01_01_0218.php DBNL - Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren]</ref> ` [figuurlijk] op anderen vooruit zijn Voorbeeld: `Dat doen we door samen te werken met partijen die in hun vak vooroplopen. ` |
|
vooropstaan
werkw. Uitspraak: [vor'ɔpstan] Verbuigingen: stond voorop (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vooropgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het belangrijkste zijn
Voorbeeld: `De veiligheid van onze medewerkers staat voorop.` |
|
vooropgesteld
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'ɔpxəstɛlt] |
vooraf vastgesteld
Voorbeeld: `een vooropgesteld doel dat je wilt bereiken` |
|
vooroplopen
werkw. |
als voorste lopen
Voorbeeld: `Toen de drie Duitsers hier binnenkwamen, moesten wij hen helpen zoeken. Wij moesten de kasten en deuren openen en altijd maar vooroplopen. Nu, dat durfden wij wel te doen omdat we wisten, dat hier toch geen Russen waren. <ref>Bron:<br />T.M. Sjenitzer-van Leening (red.)<br />Dagboekfragmenten 1940-1945<br />Veen, Utrecht / Antwerpen 1985<br />[http://www.dbnl.org/tekst/sjen001dagb01_01/sjen001dagb01_01_0218.php DBNL - Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren]</ref> ` [figuurlijk] op anderen vooruit zijn Voorbeeld: `Dat doen we door samen te werken met partijen die in hun vak vooroplopen. ` |
|
vooropstaan
werkw. Uitspraak: [vor'ɔpstan] Verbuigingen: stond voorop (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vooropgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het belangrijkste zijn
Voorbeeld: `De veiligheid van onze medewerkers staat voorop.` |
|
vooropstellen
werkw. Uitspraak: [vor'ɔpstɛlə(n)] Verbuigingen: stelde voorop (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vooropgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervan uitgaan dat iets het geval is
Voorbeelden: `Hij mag nog een termijn aanblijven, vooropgesteld dat hij herkozen wordt.`, `Wij stellen voorop dat winst maken een sociale plicht is van de onderneming.`, `vooropstellen dat iemand de waarheid spreekt` |
|
voorouders
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorɑudərs] |
mensen die vroeger hebben geleefd van wie je afstamt
Voorbeeld: `Een van mijn voorouders was getrouwd met een nicht van Lodewijk XIV.` |
|
voorover
bijwoord Uitspraak: [vor'ovər] |
naar voren en naar beneden
Voorbeelden: `Hij deed zijn parachute om en dook met het hoofd voorover de duisternis in.`, `vooroverbuigen`, `voorovervallen` Antoniem: achterover |
|
vooroverbuigen
werkw. Uitspraak: [vor'ovərbœyxə(n)] Verbuigingen: boog voorover (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorovergebogen (volt.deelw.) |
je lichaam naar voren buigen
Voorbeeld: `vooroverbuigen om iets op te rapen` |
|
vooroverlijden
werkw. Uitspraak: ['vorovərlɛidə(n)] |
eerder sterven
Voorbeeld: `Bij vooroverlijden gaan alle bezittingen naar de kinderen van de overleden persoon.` |
|
voorovervallen
werkw. |
met het gezicht voorwaarts vallen
Voorbeeld: `Hij was met zijn schaatsplank lelijk voorovergevallen en moest gehecht worden. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het voorovervallen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de voorpagina
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vorpaxina] Verbuigingen: voorpagina|'s (meerv.) |
eerste en belangrijkste pagina van een krant
Voorbeeld: `voorpaginanieuws` |
|
voorproef
zelfst.naamw. |
een voorlopige test Voorbeeld: `Hij kreeg een voorproefje van het nieuwe schoonmaakmiddel. `
|
|
voorproef
zelfst.naamw. |
een voorlopige test Voorbeeld: `Hij kreeg een voorproefje van het nieuwe schoonmaakmiddel. `
|
|
de voorraad
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorat] Verbuigingen: voor|raden (meerv.) |
hoeveelheid van iets om te verkopen of om zelf te gebruiken
Voorbeelden: `een voorraad koffie inslaan`, `iets in voorraad hebben`, `De vraag was zo groot dat we meteen door onze voorraad heen waren.`, `Ik moet even nakijken of we dit model op voorraad hebben.`, `reservevoorraad` |
|
zolang de voorraad strekt
|
(zolang de voorraad niet op is) `Deze korting geldt zolang de voorraad strekt.`
|
|
de voorraadbus
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['voradbʏs] Verbuigingen: voorraadbus|sen (meerv.) |
langwerpige doos in de vorm van een cilinder waarin je dingen bewaart of opbergt
Voorbeeld: `een voorraadbus waar je rijst in bewaart` |
|
voorraadkamer
zelfst.naamw. |
een ruimte of bergplaats waar de voorraden liggen opgeslagen Voorbeeld: `De voorraadkamer was bijna leeg als gevolg van het slechte weer. `
|
|
voorraadkamer
zelfst.naamw. |
een ruimte of bergplaats waar de voorraden liggen opgeslagen Voorbeeld: `De voorraadkamer was bijna leeg als gevolg van het slechte weer. `
|
|
de voorraad
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorat] Verbuigingen: voor|raden (meerv.) |
hoeveelheid van iets om te verkopen of om zelf te gebruiken
Voorbeelden: `een voorraad koffie inslaan`, `iets in voorraad hebben`, `De vraag was zo groot dat we meteen door onze voorraad heen waren.`, `Ik moet even nakijken of we dit model op voorraad hebben.`, `reservevoorraad` |
|
zolang de voorraad strekt
|
(zolang de voorraad niet op is) `Deze korting geldt zolang de voorraad strekt.`
|
|
voorradig
bijv.naamw. Uitspraak: [vo'radəx] |
in voorraad
Voorbeeld: `Er zijn nog drie artikelen voorradig.` |
|
de voorrang
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorɑŋ] |
1) het recht om als eerste iets te doen of te krijgen
Voorbeeld: `Vijfenzestigplussers hebben voorrang op een benedenwoning.` 2) het recht om als eerste door te rijden transport Voorbeelden: `Het verkeer dat van rechts komt, heeft voorrang op de andere weggebruikers.`, `iemand voorrang verlenen`, `voorrangsweg` |
|
de voorrangsregel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorɑŋsrexəl] Verbuigingen: voorrangsregel|s (meerv.) |
verkeersregel die bepaalt of je het recht hebt om als eerste door te rijden
Voorbeeld: `de voorrangsregels niet respecteren` |
|
voorrangsvoertuig
zelfst.naamw. |
[verkeer] een motorvoertuig van de politie, brandweer of de diensten voor spoedeisende medische hulpverlening en door de Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten, dat de voorgeschreven licht- en geluidssignalen voert om aan te geven dat het een dringende taak vervult.<ref>Volgens het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) van de Nederlandse wetgeving.</ref> Voorbeeld: `Andere weggebruikers zijn verplicht voor een voorrangsvoertuig de weg vrij te maken. `
|
|
de voorrangsweg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorɑŋswɛx] Verbuigingen: voorrangsweg|en (meerv.) |
weg waarop je geen voorrang hoeft te verlenen aan verkeer dat van rechts komt
Voorbeeld: `Een verkeersbord dat aanduidt dat je op een voorrangsweg rijdt.` |
|
het voorrecht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorɛxt] Verbuigingen: voorrecht|en (meerv.) |
een recht dat (de meeste) anderen niet hebben
Voorbeeld: `Ik vind het een voorrecht om hier te mogen zijn.` Synoniem: privilege |
|
de voorronde
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vorɔndə] Verbuigingen: voorronde|n, voorronde|s (meerv.) |
wedstrijd die bepaalt of iemand of een team mee mag doen aan een toernooi
Voorbeeld: `de voorrondes van de UEFA Champions League` |
|
de voorruit
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vorœyt] Verbuigingen: voorruit|en (meerv.) |
ruit aan de voorkant, vooral van een auto
Voorbeeld: `Hij werd door de voorruit geslingerd.` Antoniem: achterruit |
|
voorschieten
werkw. Uitspraak: ['vorsxitə(n)] Verbuigingen: schoot voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgeschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voor iemand betalen, die jou later terugbetaalt
Voorbeeld: `Kun je mij even voorschieten? Ik ben mijn portemonnee vergeten.` |
|
het voorschot
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorsxɔt] Verbuigingen: voorschot|ten (meerv.) |
deel van een som dat eerst betaald wordt
Voorbeelden: `Het bedrijf kreeg een voorschot van twee miljoen op de schadevergoeding.`, `De huurmoordenaar vroeg een voorschot van € 10.000.` Synoniem: aanbetaling |
|
een voorschot nemen (op iets)
|
((iets) niet afwachten, bijvoorbeeld om het te kunnen beïnvloeden) `Met die uitspraak neemt hij alvast een voorschot op de komende besprekingen.` Synoniem: anticiperen (op iets)
|
|
voorschotelen
werkw. Uitspraak: ['vorsxotələ(n)] Verbuigingen: schotelde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgeschoteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een gerecht) serveren
Voorbeelden: `een heerlijke vleesschotel voorgeschoteld krijgen`, `Het waren flinke porties die ons voorgeschoteld werden.` 2) (iets ongunstigs) vertellen of laten zien Voorbeeld: `een hoop kritiek van je baas voorgeschoteld krijgen` |
|
het voorschrift
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorsxrɪft] Verbuigingen: voorschrift|en (meerv.) |
regel die zegt wat je moet doen of niet mag doen
Voorbeelden: `je aan de voorschriften houden`, `doktersvoorschrift`, `wasvoorschrift` |
|
het voorschrift
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorsxrɪft] Verbuigingen: voorschrift|en (meerv.) |
regel die zegt wat je moet doen of niet mag doen
Voorbeelden: `je aan de voorschriften houden`, `doktersvoorschrift`, `wasvoorschrift` |
|
voorschrijven
werkw. Uitspraak: ['vorsxrɛivə(n)] Verbuigingen: schreef voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgeschreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zeggen of opschrijven wat je moet doen of niet mag doen
Voorbeeld: `De dokter schreef hem een hoestdrank voor.` Synoniem: dicteren |
|
je door iemand de wet laten voorschrijven
|
(doen wat iemand zegt) `Ik laat me niet de wet voorschrijven door jou!`
|
|
voorsorteren
werkw. Uitspraak: ['vorsɔrterə(n)] Verbuigingen: sorteerde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgesorteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) op voorhand uitzoeken en bij elkaar leggen wat bij elkaar hoort
Voorbeeld: `afval voorsorteren in verschillende containers` 2) op de rijstrook gaan rijden die overeenkomt met de richting die je uitgaat bij het volgende kruispunt Voorbeeld: `Grote pijlen op de weg duiden aan dat je moet voorsorteren.` |
|
voorspan
zelfst.naamw. |
wat geheel vooraan voor een wagen gespannen is, meestal de twee voorste paarden van een vierspan Voorbeeld: `Het voorspan werd gewisseld. `
|
|
voorspan
zelfst.naamw. |
wat geheel vooraan voor een wagen gespannen is, meestal de twee voorste paarden van een vierspan Voorbeeld: `Het voorspan werd gewisseld. `
|
|
voorspelbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'spɛlbar] |
(van een verhaal of een reeks gebeurtenissen) zo dat je kunt raden wat er gaat gebeuren
Voorbeeld: `Die film is zo voorspelbaar.` Antoniem: onvoorspelbaar |
|
voorspellen
werkw. Uitspraak: [vor'spɛlə(n)] Verbuigingen: voorspelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorspeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van tevoren zeggen wat er gaat gebeuren
Voorbeelden: `iemand de toekomst voorspellen`, `Ik voorspel je dat hij het daar geen week uithoudt.` |
|
voorspelen
werkw. |
ten aanhoren van anderen een muziekstuk spelen Voorbeeld: `Ik moest gisteren voor mijn leraar die moeilijke sonate voorspelen. ` Voorbeeld: `Het zinde hem niet wat hij kreeg voorgespeeld. `
|
|
de voorspelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vor'spɛlɪŋ] Verbuigingen: voorspelling|en (meerv.) |
aankondiging van wat gaat gebeuren
Voorbeelden: `(iemand) een voorspelling doen`, `Zijn voorspelling is niet uitgekomen.`, `weersvoorspelling` |
|
voorspiegelen
werkw. Uitspraak: ['vorspixələ(n)] Verbuigingen: spiegelde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgespiegeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
laten geloven dat wat iemand graag wil zal gebeuren
Voorbeeld: `De kiezers een aantal dingen voorspiegelen zodat ze op jou stemmen.` |
|
de voorspoed
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorsput] |
toestand waarin alles goed gaat
Voorbeeld: `Heel veel voorspoed, geluk en gezondheid!` Antoniem: tegenspoed |
|
voorspoedig
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'spudəx] |
zo gunstig als je graag zou willen
Voorbeelden: `Prettige feestdagen en een voorspoedig nieuwjaar!`, `De patiënt herstelt voorspoedig.` Synoniem: goed |
|
op voorspraak van iemand
|
(dankzij de bemiddeling of op voorstel van iemand) `Op voorspraak van de hoogleraar werd de verdachte vrijgesproken.`
|
|
de voorsprong
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorsprɔŋ] |
situatie dat je verder of eerder bent dan iemand anders
Voorbeelden: `Hij begon aan de laatste ronde met een voorsprong van 100 meter.`, `op voorsprong komen` Antoniem: achterstand |
|
de voorsprong
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorsprɔŋ] |
situatie dat je verder of eerder bent dan iemand anders
Voorbeelden: `Hij begon aan de laatste ronde met een voorsprong van 100 meter.`, `op voorsprong komen` Antoniem: achterstand |
|
voorstaan
werkw. Uitspraak: ['vorstan] Verbuigingen: stond voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) meer punten hebben dan iemand anders sport
Voorbeeld: `Hij staat voor met 2-1 in sets.` Antoniem: achterstaan 2) (iets) willen of bepleiten Voorbeeld: `Hij staat een andere aanpak voor dan zijn voorganger.` |
|
je op iets laten voorstaan
|
(aandacht vragen voor iets waar je trots op bent) `We laten ons graag voorstaan op onze tolerantie.`
|
|
voorstag
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] lijn of staalkabel die is gespannen tussen de boeg en de masttop Voorbeeld: `Bij het hijsen van de fok glijden de leuvers langs de voorstag. `
|
|
de voorstander
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorstɑndər] Verbuigingen: voorstander|s (meerv.) de voorstand|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vorstɑn(t)|stər] Verbuigingen: voorstandster|s (meerv.) |
iemand die een idee, voorstel enz. verdedigt
Voorbeelden: `Hij is voorstander van een hardere aanpak.`, `de voorstanders van de Europese uitbreiding` Antoniem: tegenstander |
|
de voorstander
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorstɑndər] Verbuigingen: voorstander|s (meerv.) de voorstand|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vorstɑn(t)|stər] Verbuigingen: voorstandster|s (meerv.) |
iemand die een idee, voorstel enz. verdedigt
Voorbeelden: `Hij is voorstander van een hardere aanpak.`, `de voorstanders van de Europese uitbreiding` Antoniem: tegenstander |
|
I de voorste
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vorstə] Verbuigingen: voorste|n (meerv.) |
eerste persoon in een rij of groep
Voorbeeld: `Hij reed weg van het peloton en voegde zich bij de voorsten.` Antoniemen: achterste, laatste, Synoniem: eerste |
|
II voorste
bijv.naamw. Uitspraak: ['vorstə] |
in het eerste gedeelte of op de eerste plaats
Voorbeelden: `De voorste rijen waren leeg.`, `In het voorste van de twee kamertjes brandde geen licht.`, `de voorste gelederen` Antoniemen: achterste, laatste, Synoniem: eerste |
|
het voorstel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorstɛl] Verbuigingen: voorstel|len (meerv.) |
plan dat andere mensen mogen goedkeuren of afkeuren
Voorbeelden: `een voorstel doen`, `een voorstel tot verbetering`, `Mijn voorstel is om eerst te gaan eten.` |
|
voorstelbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'stɛlbar] |
wat je je kunt voorstellen
Voorbeelden: `moeilijk voorstelbaar`, `Het is goed voorstelbaar dat hij ongelukkig is door alles wat hij de laatste tijd meegemaakt heeft.` Antoniem: onvoorstelbaar Synoniem: denkbaar |
|
I voorstellen
werkw. Uitspraak: ['vorstɛlə(n)] Verbuigingen: stelde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) een voorstel doen
Voorbeeld: `Ik stel voor om de beslissing tot september uit te stellen.` 2) zeggen hoe iemand heet, wat hij of zij doet enz. Voorbeelden: `Mag ik jullie voorstellen (...)`, `je aan iemand voorstellen` Synoniem: introduceren 3) betekenen of bedoeld zijn als Voorbeeld: `De kleuren zijn prachtig..., maar wat stelt het eigenlijk voor?` 4) op een bepaalde manier weergeven Voorbeeld: `iets schematisch voorstellen` |
|
Het stelt weinig voor.
|
(het is onbelangrijk, weinig waard, niet moeilijk enz.)
|
|
II zich voorstellen
reflexief werkw. Uitspraak: ['vorstɛle(n)] Verbuigingen: stelde zich voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich voorgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bedenken hoe iets is of zal gaan enz.
Voorbeelden: `Hoe stel je je dat eigenlijk voor?`, `Stel je voor dat je kon vliegen!`, `Daar kan ik me niets bij voorstellen.` Synoniemen: zich indenken, verbeelden |
|
de voorstelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vorstɛlɪŋ] Verbuigingen: voorstelling|en (meerv.) |
1) keer dat een toneelstuk opgevoerd of een film vertoond wordt theater
Voorbeeld: `De laatste voorstelling begint om elf uur.` Synoniem: opvoering 2) iets wat je je voorstelt Voorbeeld: `Ik probeer me een voorstelling te maken van hoe dat voelt.` 3) afbeelding of weergave Voorbeelden: `Het eerste schilderij is een voorstelling van Maria met kind.`, `Dit is een onjuiste voorstelling van zaken.` |
|
voorsteven
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] voorste deel van een schip, waar de beide zijden van de romp samenkomen
|
|
voort
bijwoord Uitspraak: [vort] |
<woord waarmee je aangeeft dat iets doorgaat in tijd of afstand
Voorbeelden: `Er is geen tijd om te evalueren, we moeten voort.`, `voortduren`, `voortzetten` |
|
voortaan
bijwoord Uitspraak: [vor'tan] |
vanaf nu
Voorbeeld: `Voortaan overleg je eerst met mij.` |
|
het voortbestaan
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vortbəstan] |
het in leven blijven of blijven bestaan
Voorbeeld: `zorgen voor het voortbestaan van een bedreigde diersoort` |
|
I voortbewegen
werkw. Uitspraak: [ˈvordbəwexə(n)] Verbuigingen: bewoog voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voortbewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) in een bepaalde richting laten gaan
Voorbeeld: `Het bootje wordt voortbewogen door middel van een lange stok.` Synoniem: aandrijven |
|
II zich voortbewegen
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈvordbəwexə(n)] Verbuigingen: bewoog zich voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich voortbewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich verplaatsen
Voorbeelden: `Ze bewoog zich voort op handen en voeten.`, `Zodra het gips eraf gaat, kan ik me weer gemakkelijker voortbewegen.` Synoniem: gaan |
|
I voortbewegen
werkw. Uitspraak: [ˈvordbəwexə(n)] Verbuigingen: bewoog voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voortbewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) in een bepaalde richting laten gaan
Voorbeeld: `Het bootje wordt voortbewogen door middel van een lange stok.` Synoniem: aandrijven |
|
II zich voortbewegen
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈvordbəwexə(n)] Verbuigingen: bewoog zich voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich voortbewogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich verplaatsen
Voorbeelden: `Ze bewoog zich voort op handen en voeten.`, `Zodra het gips eraf gaat, kan ik me weer gemakkelijker voortbewegen.` Synoniem: gaan |
|
voortborduren
werkw. |
doorgaan met iets, verder uitwerken van iets waarmee iemand (anders) begonnen is Voorbeeld: `Verscheidene wetenschappers hebben voortgeborduurd op zijn ideeën. ` Voorbeeld: `De sprekers borduurden voort op het thema van de dag. `
|
|
voortborduren op
werkw. Uitspraak: ['vortbɔrdyrə(n) ɔp] Verbuigingen: borduurde voort op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voortgeborduurd op (volt.deelw.) |
(bij iets dat je doet) gebruik maken van en uitwerken van eerder werk
Voorbeeld: `Je nieuwe boek borduurt dus voort op het vorige?` |
|
voortbrengen
werkw. Uitspraak: ['vordbrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voortgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
laten ontstaan
Voorbeelden: `De gong bracht een doordringend geluid voort.`, `Oorlog brengt alleen maar ellende voort.` Synoniemen: maken, produceren, opleveren |
|
het voortbrengsel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vortbrɛŋsəl] Verbuigingen: voortbrengsel|en (meerv.) |
ding dat iets of iemand voortgebracht heeft
Voorbeelden: `de eerste voortbrengselen van de boekdrukkunst`, `een voortbrengsel van de natuur`, `kunstvoortbrengsel` Synoniem: product |
|
voortbroderen
werkw. |
voortgaan met ergens over te spreken
|
|
voortdrijven
werkw. |
iets of iemand voor zich uit doen bewegen
Voorbeeld: `De knecht dreef de dieren voort met een stok. ` [figuurlijk] aansporen, inspireren Voorbeeld: `Het onderlinge respect dreef de ploeg steeds weer voort. ` |
|
voortduren
werkw. Uitspraak: ['vordyrə(n)] Verbuigingen: duurde voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voortgeduurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
blijven duren
Voorbeeld: `een ruzie die maar blijft voortduren` |
|
I voortdurend
bijv.naamw. Uitspraak: ['vor'dyrənt] |
wat blijft duren
Voorbeeld: `Ik leefde in voortdurende angst.` Synoniemen: continu, onafgebroken, onophoudelijk |
|
II voortdurend
bijwoord Uitspraak: ['vor'dyrənt] |
zeer vaak of de hele tijd
Voorbeeld: `Hij zit me voortdurend te corrigeren.` Synoniemen: constant, permanent, continu |
|
voortduwen
werkw. Uitspraak: ['vordywə(n)] Verbuigingen: duwde voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voortgeduwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vooruit doen gaan door te duwen
Voorbeeld: `je winkelkar voortduwen` |
|
het voorteken
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vortekə(n)] Verbuigingen: voorteken|en, voorteken|s (meerv.) |
iets waaruit je afleidt dat er iets zal gebeuren
Voorbeelden: `een goed voorteken`, `Ik had het niet gezien, geen jaloezie, geen voortekenen, niets.` |
|
voortgaan
werkw. Uitspraak: ['vortxan] Verbuigingen: ging voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voortgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) verder gaan, soms na een pauze
Voorbeeld: `Terug in Nederland ging hij voort met het schrijven van kritieken.` Synoniem: doorgaan |
|
voortgaan op iets
|
(oordelen of handelen op basis van iets) `Je kunt niet altijd voortgaan op de aanbevelingen van de fabrikanten.` Synoniem: zich baseren op, afgaan op
|
|
de voortgang
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vortxɑŋ] |
situatie dat iets verder of vooruitgaat
Voorbeelden: `Hoe staat het met de voortgang van het project?`, `voortgang maken met iets` Synoniemen: vordering, progressie |
|
voortborduren
werkw. |
doorgaan met iets, verder uitwerken van iets waarmee iemand (anders) begonnen is Voorbeeld: `Verscheidene wetenschappers hebben voortgeborduurd op zijn ideeën. ` Voorbeeld: `De sprekers borduurden voort op het thema van de dag. `
|
|
voortbrengen
werkw. Uitspraak: ['vordbrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voortgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
laten ontstaan
Voorbeelden: `De gong bracht een doordringend geluid voort.`, `Oorlog brengt alleen maar ellende voort.` Synoniemen: maken, produceren, opleveren |
|
voortdrijven
werkw. |
iets of iemand voor zich uit doen bewegen
Voorbeeld: `De knecht dreef de dieren voort met een stok. ` [figuurlijk] aansporen, inspireren Voorbeeld: `Het onderlinge respect dreef de ploeg steeds weer voort. ` |
|
voortduren
werkw. Uitspraak: ['vordyrə(n)] Verbuigingen: duurde voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voortgeduurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
blijven duren
Voorbeeld: `een ruzie die maar blijft voortduren` |
|
voortduwen
werkw. Uitspraak: ['vordywə(n)] Verbuigingen: duwde voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voortgeduwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vooruit doen gaan door te duwen
Voorbeeld: `je winkelkar voortduwen` |
|
voortgaan
werkw. Uitspraak: ['vortxan] Verbuigingen: ging voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voortgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) verder gaan, soms na een pauze
Voorbeeld: `Terug in Nederland ging hij voort met het schrijven van kritieken.` Synoniem: doorgaan |
|
voortgaan op iets
|
(oordelen of handelen op basis van iets) `Je kunt niet altijd voortgaan op de aanbevelingen van de fabrikanten.` Synoniem: zich baseren op, afgaan op
|
|
voortkomen
werkw. |
ergens zijn oorsprong in vinden
Voorbeeld: `Er zijn veel technologieën voortgekomen uit onderzoek op militair gebied. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het voortkomen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
voortmaken
werkw. |
'~ met' in hoog tempo aan iets werken Voorbeeld: `Zij hadden danig voortgemaakt met de aanleg ervan. `
|
|
zich voortplanten
reflexief werkw. Uitspraak: ['vortplɑntə(n)] Verbuigingen: plantte zich voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich voortgeplant (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van mensen, dieren, planten) de soort uitbreiden door nakomelingen te krijgen biologie
Voorbeeld: `Krokodillen planten zich voort door eieren te leggen.` Synoniem: zich vermenigvuldigen 2) (van natuurlijke verschijnselen) zich verplaatsen natuurkunde Voorbeeld: `Licht plant zich voort door middel van golven.` |
|
voortschrijden
werkw. Uitspraak: ['vortsxrɛidə(n)] Verbuigingen: schreed voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voortgeschreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich geleidelijk verder ontwikkelen formeel
Voorbeelden: `Naarmate de ziekte voortschrijdt, ontstaan geheugenproblemen.`, `Door voortschrijdend inzicht zijn we genoodzaakt alle nieuwe collega's weer te ontslaan.` |
|
voortijdig
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'tɛidəx] |
vroeger dan gedacht of gewenst
Voorbeelden: `een voortijdige zaadlozing`, `Door een blessure moest hij voortijdig afhaken.` |
|
voortkomen
werkw. |
ergens zijn oorsprong in vinden
Voorbeeld: `Er zijn veel technologieën voortgekomen uit onderzoek op militair gebied. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het voortkomen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
voortkomen uit
werkw. Uitspraak: ['vortkomə(n) œyt] Verbuigingen: kwam voort uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voortgekomen uit (volt.deelw.) |
het gevolg zijn van
Voorbeeld: `Angst komt voort uit onwetendheid.` Synoniemen: voortvloeien uit, ontstaan uit |
|
voortmaken
werkw. |
'~ met' in hoog tempo aan iets werken Voorbeeld: `Zij hadden danig voortgemaakt met de aanleg ervan. `
|
|
het voortouw nemen
|
(iets als eerste doen) `De leerlingen hebben zelf het voortouw genomen bij de schoonmaakactie.`
|
|
zich voortplanten
reflexief werkw. Uitspraak: ['vortplɑntə(n)] Verbuigingen: plantte zich voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich voortgeplant (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van mensen, dieren, planten) de soort uitbreiden door nakomelingen te krijgen biologie
Voorbeeld: `Krokodillen planten zich voort door eieren te leggen.` Synoniem: zich vermenigvuldigen 2) (van natuurlijke verschijnselen) zich verplaatsen natuurkunde Voorbeeld: `Licht plant zich voort door middel van golven.` |
|
de voortplanting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vortplɑntɪŋ] |
(van organismen) het uitbreiden van de soort door het voortbrengen van nakomelingen biologie
Voorbeelden: `voortplantingsvermogen`, `voortplantingsorgaan`, `voortplantingscel` Synoniem: procreatie |
|
voortplantingsdrang
zelfst.naamw. |
de drang om zich voort te planten Voorbeeld: `Zijn onverzadigbare voortplantingsdrang had de struisvogel al heel veel problemen opgeleverd. `
|
|
voortplantingsdrift
zelfst.naamw. |
de drift om zich voort te planten Voorbeeld: `Zijn onverzadigbare voortplantingsdrift had de struisvogel al heel veel problemen opgeleverd. `
|
|
voortplantingssysteem
zelfst.naamw. |
[biologie], [medisch] is een systeem van geslachtsorganen in een organisme die samenwerken ten behoeve van de voortplanting.
|
|
voortreffelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'trɛfələk] |
zeer goed
Voorbeelden: `een voortreffelijke prestatie`, `De wijn is voortreffelijk.` Synoniemen: uitstekend, uitmuntend |
|
voortrekken
werkw. Uitspraak: ['vortrɛkə(n)] Verbuigingen: trok voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) een voorkeursbehandeling geven
Voorbeeld: `één van je kinderen voortrekken` |
|
voorts
bijwoord Uitspraak: [vorts] |
daarna formeel
Voorbeeld: `Voorts moet je ook nog rekening houden met...` Synoniemen: verder, vervolgens |
|
voortschrijden
werkw. Uitspraak: ['vortsxrɛidə(n)] Verbuigingen: schreed voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voortgeschreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich geleidelijk verder ontwikkelen formeel
Voorbeelden: `Naarmate de ziekte voortschrijdt, ontstaan geheugenproblemen.`, `Door voortschrijdend inzicht zijn we genoodzaakt alle nieuwe collega's weer te ontslaan.` |
|
voortsjokken
werkw. |
doorgaan met moeizaam en langzaam lopen
Voorbeeld: `Ze waren al enige uren voortgesjokt, toen ze bemerkten dat ze de weg kwijt waren. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het voortsjokken in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de voortuin
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vortœyn] Verbuigingen: voortuin|en (meerv.) |
stuk grond aan de voorkant van je huis met bloemen, planten en bomen
Voorbeeld: `Wij hebben geen plaats voor een voortuin maar we hebben wel een kruidentuintje aan de achterkant van ons huis.` Antoniem: achtertuin |
|
voortvarend
bijv.naamw. Uitspraak: [vort'farənt] |
meteen en met veel inzet
Voorbeeld: `voortvarend te werk gaan` |
|
voortvloeien uit
werkw. Uitspraak: ['vortflujə(n) œyt] Verbuigingen: vloeide voort uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voortgevloeid uit (volt.deelw.) |
het gevolg zijn van
Voorbeeld: `De samenwerking vloeit voort uit een eerder gesloten akkoord.` Synoniemen: voortkomen uit, ontstaan uit, volgen uit |
|
voortvluchtig
bijv.naamw. Uitspraak: [vort'flʏxtəx] |
als je gezocht wordt door de politie
Voorbeelden: `een voortvluchtige moordenaar`, `voortvluchtige criminelen` |
|
voortzetten
werkw. Uitspraak: ['vortsɛtə(n)] Verbuigingen: zette voort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voortgezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
blijven doen
Voorbeeld: `De minister wil het huidige beleid voortzetten.` Antoniemen: stopzetten, ophouden met, Synoniemen: doorgaan met, continueren |
|
voortgezet onderwijs
|
(onderwijs dat op basisonderwijs volgt) Synoniem: secundair onderwijs
|
|
de voortzetting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vortsɛtɪŋ] Verbuigingen: voortzetting|en (meerv.) |
het voortzetten
Voorbeelden: `een voortzetting van het huidige beleid.`, `Oorlog is niets anders dan de voortzetting van politiek met andere middelen.` |
|
de voortzetting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vortsɛtɪŋ] Verbuigingen: voortzetting|en (meerv.) |
het voortzetten
Voorbeelden: `een voortzetting van het huidige beleid.`, `Oorlog is niets anders dan de voortzetting van politiek met andere middelen.` |
|
I vooruit
bijwoord Uitspraak: [vor'œyt] |
1) naar voren of in de richting waarin je beweegt
Voorbeelden: `Recht vooruit zagen we een ijsberg liggen.`, `vooruitgaan`, `vooruitkomen` Antoniem: achteruit |
|
je tijd vooruit zijn (met iets)
|
((in een bepaald opzicht) verder ontwikkeld zijn dan je tijdgenoten) `Hij was een visionair, iemand die zijn tijd ver vooruit was.`
|
|
vooruit kunnen (met iets)
|
(iets kunnen blijven doen (dankzij iets)) `Met die € 50 kan ik weer even vooruit.`
|
|
II vooruit
tussenwerpsel Uitspraak: [vor'œyt] |
aansporing om iets te doen of te beginnen>
Voorbeelden: `Naar je kamer! Vooruit!`, `Vooruit, aan het werk!` |
|
vooruitbetalen
werkw. |
iets van tevoren betalen
|
|
vooruitblikken
werkw. Uitspraak: [vor'œytblɪkə(n)] Verbuigingen: blikte vooruit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vooruitgeblikt (volt.deelw.) |
nadenken over iets dat nog moet komen
Voorbeeld: `vooruitblikken en je verheugen op je reis naar Zuid-Afrika` Antoniem: terugblikken Synoniem: vooruitzien |
|
vooruitgaan
werkw. Uitspraak: [vor'œytxan] Verbuigingen: ging vooruit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vooruitgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar voren gaan
Voorbeeld: `De wijzer ging zo langzaam vooruit dat ik dacht dat mijn horloge stilstond.` Antoniem: achteruitgaan 2) beter worden Voorbeeld: `Hij moet nog in bed blijven, maar hij gaat langzaam vooruit.` Synoniem: vorderingen maken |
|
erop vooruitgaan
|
(beter, rijker enz. worden) `De buurt is er de laatste jaren niet op vooruitgegaan.`
|
|
de vooruitgang
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vor'œytxɑŋ] |
ontwikkeling die leidt tot verbetering of vernieuwing
Voorbeelden: `Het lukt nog niet zo goed, maar er zit vooruitgang in.`, `vooruitgang boeken`, `de vooruitgang van de medische wetenschap` |
|
vooruitgaan
werkw. Uitspraak: [vor'œytxan] Verbuigingen: ging vooruit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vooruitgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar voren gaan
Voorbeeld: `De wijzer ging zo langzaam vooruit dat ik dacht dat mijn horloge stilstond.` Antoniem: achteruitgaan 2) beter worden Voorbeeld: `Hij moet nog in bed blijven, maar hij gaat langzaam vooruit.` Synoniem: vorderingen maken |
|
erop vooruitgaan
|
(beter, rijker enz. worden) `De buurt is er de laatste jaren niet op vooruitgegaan.`
|
|
vooruithelpen
werkw. Uitspraak: [vor'œythɛlpə(n)] Verbuigingen: hielp vooruit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vooruitgeholpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
helpen vooruitgang te bereiken
Voorbeelden: `je kind vooruithelpen met enkele moeilijke rekensommen`, `Zijn onderzoek heeft de wetenschap niet echt vooruitgeholpen.` |
|
vooruitkomen
werkw. |
vorderingen maken op weg naar iets
Voorbeeld: `Door die opstopping zijn we die dag niet erg vooruitgekomen. ` een betere positie krijgen |
|
vooruitlopen
werkw. Uitspraak: [vor'œytlopə(n)] Verbuigingen: liep vooruit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vooruitgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
als eerste of voor anderen lopen
Voorbeeld: `Loop jij maar vooruit want wij weten niet welke richting we uit moeten.` Synoniem: vooroplopen |
|
vooruitzien
werkw. Uitspraak: [vor'œytsin] Verbuigingen: zag vooruit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vooruitgezien (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
nadenken over iets dat nog moet komen
Voorbeeld: `vooruitzien op hoe je leven binnen dertig jaar zal zijn` Antoniem: terugkijken Synoniem: vooruitblikken |
|
vooruithelpen
werkw. Uitspraak: [vor'œythɛlpə(n)] Verbuigingen: hielp vooruit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vooruitgeholpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
helpen vooruitgang te bereiken
Voorbeelden: `je kind vooruithelpen met enkele moeilijke rekensommen`, `Zijn onderzoek heeft de wetenschap niet echt vooruitgeholpen.` |
|
vooruitkomen
werkw. |
vorderingen maken op weg naar iets
Voorbeeld: `Door die opstopping zijn we die dag niet erg vooruitgekomen. ` een betere positie krijgen |
|
vooruitlopen
werkw. Uitspraak: [vor'œytlopə(n)] Verbuigingen: liep vooruit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vooruitgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
als eerste of voor anderen lopen
Voorbeeld: `Loop jij maar vooruit want wij weten niet welke richting we uit moeten.` Synoniem: vooroplopen |
|
vooruitlopen op
werkw. Uitspraak: [vor'œytlopə(n) ɔp] Verbuigingen: liep vooruit op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vooruitgelopen op (volt.deelw.) |
(iets) niet afwachten, maar er op voorhand op reageren
Voorbeeld: `Laten we niet op de zaken vooruitlopen en nu al een uitspraak doen.` Synoniem: anticiperen op |
|
vooruitspoelen
werkw. |
snel een film, geluidsopname of sequentieel bestand in voorwaarste richting doorlopen
Voorbeeld: `Ik heb je opname even vooruitgespoeld maar ik zie die beelden daar niet opstaan. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het vooruitspoelen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
vooruitstrevend
bijv.naamw. Uitspraak: [vorœyt'strevənt] |
als je streeft naar vernieuwing, of als iets vernieuwend is
Voorbeelden: `vooruitstrevende technieken`, `een vooruitstrevend politicus` Antoniemen: conservatief, traditioneel, Synoniemen: progressief, vernieuwingsgezind |
|
het vooruitzicht
zelfst.naamw. Uitspraak: [vor'œytsɪxt] Verbuigingen: vooruitzicht|en (meerv.) |
verwachte ontwikkeling
Voorbeeld: `De vooruitzichten zijn somber.` Synoniem: perspectief |
|
in het vooruitzicht
|
(als toekomstbeeld, als verwachting) `met de vakantie in het vooruitzicht`
|
|
iets in het vooruitzicht stellen
|
(iets beloven of als waarschijnlijk voorstellen) `De club heeft de spelers een premie in het vooruitzicht gesteld.`
|
|
vooruitzien
werkw. Uitspraak: [vor'œytsin] Verbuigingen: zag vooruit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vooruitgezien (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
nadenken over iets dat nog moet komen
Voorbeeld: `vooruitzien op hoe je leven binnen dertig jaar zal zijn` Antoniem: terugkijken Synoniem: vooruitblikken |
|
de voorvader
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorvadər] Verbuigingen: voorvader|en (meerv.) |
overleden man van wie je afstamt
Voorbeeld: `Meer te weten willen komen over je voorvaderen.` |
|
het voorval
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorvɑl] Verbuigingen: voorval|len (meerv.) |
opmerkelijke gebeurtenis
Voorbeelden: `Het voorval met de buurman liet haar niet los.`, `Dergelijke voorvallen doen zich helaas steeds vaker voor.` Synoniemen: incident, gebeurtenis |
|
voorvallen
werkw. Uitspraak: ['vorvɑlə(n)] Verbuigingen: viel voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is voorgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
spontaan plaatsvinden
Voorbeeld: `Hij kan zich niet meer herinneren wat er toen is voorgevallen.` Synoniemen: zich voordoen, gebeuren |
|
voorverpakt
bijv.naamw. Uitspraak: ['vorvərpɑkt] |
(van voedingsmiddelen) al verpakt voordat het verkocht wordt
Voorbeelden: `voorverpakte sla die al gewassen en in stukjes gesneden is`, `voorverpakte plakjes kaas` |
|
het voorvoegsel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorvuxsəl] Verbuigingen: voorvoegsel|s (meerv.) |
lettergreep die voor een ander woord staat en die niet als woord voorkomt taalkunde
Voorbeeld: `In het woord 'verbreken' is 'ver' het voorvoegsel.` Antoniemen: achtervoegsel, suffix, Synoniem: prefix |
|
het voorvoegsel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorvuxsəl] Verbuigingen: voorvoegsel|s (meerv.) |
lettergreep die voor een ander woord staat en die niet als woord voorkomt taalkunde
Voorbeeld: `In het woord 'verbreken' is 'ver' het voorvoegsel.` Antoniemen: achtervoegsel, suffix, Synoniem: prefix |
|
de voorwaarde
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vorwardə] Verbuigingen: voorwaarde|n, voorwaarde|s (meerv.) |
iets dat nodig is of waarvan je eist dat het gebeurt voordat iets anders gebeurt
Voorbeelden: `een voorwaarde stellen`, `Plezier in je werk is een voorwaarde voor succes.`, `aan een voorwaarde voldoen` Synoniemen: eis, conditie |
|
op voorwaarde dat (...)
|
(alleen als (...) gebeurt of als je belooft dat (...)) `Je mag mee op voorwaarde dat je je mond houdt.`
|
|
voorwaardelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'wardələk] |
afhankelijk van een bepaalde voorwaarde juridisch
Antoniem: onvoorwaardelijk |
|
een voorwaardelijke straf
|
(straf die pas uitgevoerd wordt bij herhaling van het strafbare feit)
|
|
voorwaardelijke wijs
zelfst.naamw. |
[grammatica] de vorm waarin een werkwoord gebruikt wordt als gedaan zou worden
|
|
voorwaarts
bijv.naamw. Uitspraak: ['vorwarts] |
naar voren
Voorbeelden: `een voorwaartse salto`, `een stap voorwaarts doen` Antoniem: achterwaarts |
|
voorwenden
werkw. Uitspraak: ['vorwɛndə(n)] Verbuigingen: wendde voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgewend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
als echt voorstellen door te doen alsof of te liegen
Voorbeelden: `Hij wendde voor dat hij gek was.`, `Zijn baas dacht dat hij de ziekte voorwendde.`, `Ze wendde voor dat ze dringend weg moest.` Synoniemen: veinzen, simuleren |
|
het voorwendsel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorwɛntsəl] Verbuigingen: voorwendsel|en, voorwendsel|s (meerv.) |
reden die je geeft maar die niet de echte reden is
Voorbeelden: `De drugshandel was een voorwendsel voor de interventie.`, `Hij probeerde onder valse voorwendselen vertrouwelijke informatie te verkrijgen.` Synoniemen: smoes, excuus, uitvlucht |
|
het voorwerp
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorwɛrp] Verbuigingen: voorwerp|en (meerv.) |
1) iets dat je kunt aanraken, dat niet leeft en dat meestal niet heel groot is
Voorbeeld: `gevonden voorwerpen` Synoniemen: ding, object 2) iets dat of iemand die iets ondergaat Voorbeelden: `Op het werk is hij het voorwerp van spot.`, `lijdend voorwerp` Synoniem: object |
|
het voorwerp
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorwɛrp] Verbuigingen: voorwerp|en (meerv.) |
1) iets dat je kunt aanraken, dat niet leeft en dat meestal niet heel groot is
Voorbeeld: `gevonden voorwerpen` Synoniemen: ding, object 2) iets dat of iemand die iets ondergaat Voorbeelden: `Op het werk is hij het voorwerp van spot.`, `lijdend voorwerp` Synoniem: object |
|
voorwerpsvorm
zelfst.naamw. |
[taalkunde] de naamval die een woord aanneemt wanneer het als een voorwerp gebruikt wordt Voorbeeld: `Woorden in het Hindi hebben vaak maar twee vormen een nominatief en een voorwerpsvorm. `
|
|
het voorwiel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorwil] Verbuigingen: voorwiel|en (meerv.) |
wiel aan de voorkant van je voertuig
Voorbeelden: `Mijn voorwiel loopt aan.`, `voorwielaandrijving` Antoniem: achterwiel |
|
de voorwielaandrijving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vorwilandrɛivɪŋ] |
overbrenging van de kracht van de motor in een motorvoertuig op de voorwielen
Voorbeeld: `In de autosector gebruikt men het symbool FF als een auto voorwielaandrijving heeft.` Antoniemen: vierwielaandrijving, achterwielaandrijving, |
|
het voorwoord
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorwort] Verbuigingen: voorwoord|en (meerv.) |
korte inleiding in een boek literatuur
Voorbeeld: `In het voorwoord bedankt hij alle mensen die hem zijn blijven steunen.` Synoniem: woord vooraf |
|
voorzien
werkw. Uitspraak: [vor'zin] Verbuigingen: voorzag (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een toekomstige gebeurtenis of toestand) waarschijnlijk achten
Voorbeeld: `Ik moet het nog even vragen, maar ik voorzie geen problemen.` Synoniem: verwachten |
|
het op iets/iemand voorzien hebben
|
(slechte bedoelingen hebben met iets/iemand) `De zakkenroller had het op haar handtas voorzien.`
|
|
de voorzet
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorzɛt] Verbuigingen: voorzet|ten (meerv.) |
trap of worp waarmee je de bal naar een teamgenoot speelt om hem of haar te laten scoren sport
Voorbeelden: `een voorzet geven`, `In de 23e minuut scoorde hij uit een voorzet.` |
|
het voorzetsel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorzɛtsəl] Verbuigingen: voorzetsel|s (meerv.) |
woord dat een bepaling van plaats, tijd of oorzaak inleidt grammatica
Voorbeeld: `'In', 'na' en 'door' zijn voorzetsels.` |
|
voorzetselvorm
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een verbogen vorm van een voorzetsel. Voorbeeld: `Voorbeeldzin met het voorzetselvorm erin. `
|
|
voorzetten
werkw. Uitspraak: ['vorzɛtə(n)] Verbuigingen: zette voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een gerecht) voor iemand neerzetten
Voorbeeld: `een lekker stuk taart voorgezet krijgen` Synoniem: voorschotelen (1) |
|
voorzichtig
bijv.naamw. Uitspraak: [vor'zɪxtəx] |
waarbij je goed oplet en ervoor zorgt dat er geen onaangename dingen gebeuren
Voorbeelden: `Wees voorzichtig!`, `Wees in India voorzichtig met het drinken van ongefilterd water.`, `voorzichtig weer beginnen met eenvoudige oefeningen` Antoniem: onvoorzichtig Synoniem: behoedzaam |
|
een voorzichtige schatting
|
(een lage schatting)
|
|
voorzichtigheid
zelfst.naamw. |
het voorzichtig zijn
|
|
voorzichtigheidshalve
bijwoord |
uit voorzichtigheid Voorbeeld: `Het experiment werd voorzichtigheidshalve afgebroken. `
|
|
voorzien
werkw. Uitspraak: [vor'zin] Verbuigingen: voorzag (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een toekomstige gebeurtenis of toestand) waarschijnlijk achten
Voorbeeld: `Ik moet het nog even vragen, maar ik voorzie geen problemen.` Synoniem: verwachten |
|
het op iets/iemand voorzien hebben
|
(slechte bedoelingen hebben met iets/iemand) `De zakkenroller had het op haar handtas voorzien.`
|
|
voorzien
werkw. Uitspraak: [vor'zin] Verbuigingen: voorzag (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een toekomstige gebeurtenis of toestand) waarschijnlijk achten
Voorbeeld: `Ik moet het nog even vragen, maar ik voorzie geen problemen.` Synoniem: verwachten |
|
het op iets/iemand voorzien hebben
|
(slechte bedoelingen hebben met iets/iemand) `De zakkenroller had het op haar handtas voorzien.`
|
|
voorzien in
werkw. Uitspraak: [vor'zin ɪn] Verbuigingen: voorzag in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.) |
1) zorgen voor de aanwezigheid of mogelijkheid van (iets)
Voorbeelden: `Het plan voorziet in 700 woningen.`, `in je eigen onderhoud voorzien` 2) een oplossing zijn of bieden voor (een behoefte, vraag enz.) Voorbeeld: `Het wekelijkse spreekuur voorziet in een grote behoefte.` Synoniemen: vervullen, tegemoetkomen aan |
|
voorzien van
werkw. Uitspraak: [vor'zin vɑn] Verbuigingen: voorzag van (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ~ (volt.deelw.) |
laten krijgen
Voorbeelden: `Hij voorzag ons van de nodige vergunningen.`, `De keuken is voorzien van een vaatwasser, oven en koelkast.` Synoniemen: uitrusten met, verschaffen, geven |
|
de voorziening
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vor'zinɪŋ] Verbuigingen: voorziening|en (meerv.) |
iets nuttigs waarvan je gebruik kunt maken
Voorbeelden: `voorzieningen treffen`, `voorzieningen en hulpmiddelen voor mensen met een beperking`, `internetvoorziening` Synoniem: faciliteit |
|
de voorzijde
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vorzɛidə] Verbuigingen: voorzijde|n (meerv.) |
voorste zijde
Voorbeeld: `De voordeur bevindt zich aan de voorzijde van een huis.` Antoniemen: achterzijde, achterkant, Synoniem: voorkant |
|
voorzitten
werkw. Uitspraak: ['vorzɪtə(n)] Verbuigingen: zat voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgezeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een vergadering, bestuur, vereniging enz. leiden
Voorbeeld: `De Raad van Ministers wordt voorgezeten door de eerste minister.` |
|
de voorzitter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorzɪtər] Verbuigingen: voorzitter|s (meerv.) de voorzit|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vorzɪt|stər] Verbuigingen: voorzitster|s (meerv.) |
iemand die een vergadering, bestuur, vereniging enz. leidt
Voorbeelden: `De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom.`, `een nieuwe voorzitter kiezen`, `Kamervoorzitter` |
|
het voorzitterschap
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorzɪtərsxɑp] Verbuigingen: voorzitterschap|pen (meerv.) |
het leiden van een vergadering, bestuur, vereniging enz.
Voorbeelden: `onder voorzitterschap van...`, `het voorzitterschap bekleden` |
|
uit voorzorg
|
(om problemen te voorkomen) `Toen het begon te bliksemen, trok hij uit voorzorg alle stekkers uit het stopcontact.` Synoniem: preventief
|
|
voorzorgen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vorzɔrxə(n)] |
voorzorgsmaatregel
Voorbeeld: `Speciale waarschuwingen en voorzorgen bij het gebruik van dit geneesmiddel.` |
|
de voorzorgsmaatregel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vorzɔrxsmatrexəl] Verbuigingen: voorzorgsmaatregel|en (meerv.) |
maatregel om problemen te voorkomen
Voorbeeld: `De eigenaar had onvoldoende voorzorgsmaatregelen genomen/getroffen om brand te voorkomen.` Synoniem: voorzorg |
|
voos
bijv.naamw. Uitspraak: [vos] |
1) ondeugdelijk
Voorbeeld: `Hij wordt uitgemaakt voor alles wat vies en voos is.` Synoniem: slecht 2) onaangenaam van smaak Voorbeeld: `Alpro soja met chocoladesmaak is ronduit voos.` Synoniem: vies 3) zwak of zonder kracht Voorbeelden: `een voos gevoel in je voet hebben`, `een voos argument` |
|
vozen
werkw. Uitspraak: ['vozə(n)] Verbuigingen: voosde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevoosd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
intiem lichamelijk contact hebben (met iemand) informeel
Voorbeeld: `in de bosjes vozen met je minnaar` Synoniem: vrijen |
|
invorderen
werkw. Uitspraak: ['ɪnvɔrdərə(n)] Verbuigingen: vorderde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingevorderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) officieel eisen dat (een schuld) betaald wordt
Voorbeeld: `het invorderen van openstaande belastingschulden` 2) officieel afpakken Voorbeeld: `De politie kan je rijbewijs invorderen als je veel te veel gedronken hebt.` |
|
terugvorderen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxfɔrdərə(n)] Verbuigingen: vorderde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggevorderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets wat van jou is terugvragen of -eisen
Voorbeeld: `je waarborg terugvorderen bij je huisbaas` Synoniemen: terugeisen, reclameren |
|
vorderen
werkw. Uitspraak: ['vɔrdərə(n)] Verbuigingen: vorderde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) verder komen, vooruitgaan
Verbuigingen: is gevorderd (volt.deelw.) Voorbeelden: `In vier dagen was het leger honderd km gevorderd.`, `Het werk vordert langzaam.`, `naarmate de film vordert` Synoniem: opschieten 2) (geld, goederen, een straf enz.) eisen Verbuigingen: heeft gevorderd (volt.deelw.) Voorbeelden: `In geval van een onderzoek kan de politie persoonlijke gegevens vorderen.`, `&&&De officier van justitie had een levenslange gevangenisstraf gevorderd.`, `Toen de oorlog uitbrak, vorderde de regering alle vaartuigen.`, `terugvorderen` Synoniemen: opeisen, in beslag nemen |
|
de vordering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɔrdərɪŋ] Verbuigingen: vordering|en (meerv.) |
1) het vooruitgaan of vorderen (1)
Voorbeeld: `vorderingen maken` Synoniem: voortgang 2) het eisen (van geld, goederen, een straf enz.) Voorbeelden: `schuldvordering`, `schadevordering`, `strafvordering`, `vorderingsrecht` |
|
naar voren
|
(naar het voorste gedeelte of vooruit) `Willen jullie allemaal een stapje naar voren doen?` Synoniem: naar voor Antoniem: naar achteren
|
|
van voren
|
(aan of vanaf de voorkant) `De rok is van voren langer dan van achteren.` Synoniem: vooraan Antoniem: van achteren
|
|
vorig
bijv.naamw. Uitspraak: ['vorəx] |
1) wie of wat vlak vóór iets of iemand kwam
Voorbeelden: `vorig jaar`, `de vorige president` Antoniemen: volgend, komend, Synoniemen: verleden, voorbij, voormalig 2) van vroeger (2) Voorbeelden: `tijdens een vorige ontmoeting`, `een vorige bewoner` Antoniem: later Synoniem: eerder |
|
vorige
bijv.naamw. |
verbogen vorm van de stellende trap van vorig
|
|
de vork
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɔrk] Verbuigingen: vork|en (meerv.) |
voorwerp met een steel en tanden waarmee je in iets kunt prikken
Voorbeelden: `met mes en vork eten`, `mestvork` |
|
hoe de vork in de steel zit
|
(wat de precieze situatie is, hoe iets precies gebeurd is enz.) `Wie wil weten hoe de vork in de steel zit, moet verder lezen.`
|
|
de vorm
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɔrm] Verbuigingen: vorm|en (meerv.) |
1) de lijnen en vlakken die iets/iemand er op een bepaalde manier laten uitzien
Voorbeelden: `De vorm van de maan verandert in de loop van de maand.`, `vrouwelijke vormen`, `een fotolijst in de vorm van een hart` 2) wijze waarop iets gedaan of voorgesteld is Voorbeelden: `een liefdesverklaring in de vorm van een gedicht`, `briefvorm`, `vorm en inhoud`, `Wij veroordelen elke vorm van intimidatie.`, `Een virus maken beschouwt hij als een vorm van kunst.` Synoniemen: verschijning, uiting, uiterlijk 3) fysieke conditie of mate waarin je presteert Voorbeelden: `De vijfde plaats bevestigt zijn goede vorm.`, `in vorm zijn` |
|
voor de vorm
|
(omdat het zo hoort, om een goede indruk te geven enz.) `Voor de vorm vroeg ik hoe het met haar ging.`
|
|
in blakende vorm steken
|
(in uitstekende conditie zijn)
|
|
vormen
werkw. Uitspraak: ['vɔrmə(n)] Verbuigingen: vormde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevormd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) laten ontstaan
Voorbeelden: `Neem elkaar bij de hand en vorm een kring.`, `De kerk vormt een kruis met vier korte armen.`, `een leger vormen`, `je een oordeel vormen` Synoniem: maken 2) zijn Voorbeelden: `Winkeldiefstal vormt een groot probleem voor winkeliers.`, `Zij vormen de meerderheid.` Synoniem: uitmaken 3) (iemand) laten worden, zich laten ontwikkelen (tot iemand) Voorbeeld: `Zijn oorlogservaringen hebben hem gevormd tot de mens die hij nu is.` Synoniem: maken |
|
vormelijk
bijv.naamw. Uitspraak: ['vɔrmələk] |
1) als iemand zich terughoudend en volgens de etiquette gedraagt
Voorbeeld: `een vormelijke begroeting` Antoniem: familiair Synoniemen: formeel, stijf 2) wat betrekking heeft op de vorm Voorbeeld: `de inhoudelijke en vormelijke kenmerken van het contract` Antoniem: inhoudelijk |
|
vormgeven
werkw. Uitspraak: ['vɔrmxevə(n)] Verbuigingen: gaf vorm (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vormgegeven (volt.deelw.) |
iets een bepaalde vorm geven
Voorbeelden: `Het boek is vormgegeven door een Duitse typograaf.`, `Na de scheiding was ze heel bewust bezig met het vormgeven van haar nieuwe leven.` Synoniem: ontwerpen |
|
de vormgeving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vɔrmxevɪŋ] Verbuigingen: vormgeving|en (meerv.) |
proces waarbij iets een vorm krijgt, of de vorm of stijl zelf
Voorbeelden: `Wij verzorgen het ontwerp en de vormgeving van uw logo.`, `een mooie vormgeving` Synoniem: design |
|
vormsel
zelfst.naamw. |
[religie] een sacrament waardoor een gedoopte de kracht van de Heilige Geest ontvangt om zijn geloof standvastig te kunnen belijden
|
|
vormen
werkw. Uitspraak: ['vɔrmə(n)] Verbuigingen: vormde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevormd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) laten ontstaan
Voorbeelden: `Neem elkaar bij de hand en vorm een kring.`, `De kerk vormt een kruis met vier korte armen.`, `een leger vormen`, `je een oordeel vormen` Synoniem: maken 2) zijn Voorbeelden: `Winkeldiefstal vormt een groot probleem voor winkeliers.`, `Zij vormen de meerderheid.` Synoniem: uitmaken 3) (iemand) laten worden, zich laten ontwikkelen (tot iemand) Voorbeeld: `Zijn oorlogservaringen hebben hem gevormd tot de mens die hij nu is.` Synoniem: maken |
|
vorsen
werkw. Afbreekpatroon: 'vor - sen Verbuigingen: vorste (verl.tijd ) Verbuigingen: gevorst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onderzoek doen;
speuren algemeen Voorbeeld: `Iemand vorsend aankijken om te achterhalen wat die degene bedoelt.` Synoniem: iets onderzoeken |
|
I de vorst
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɔrst] |
weer waarbij het vriest meteorologie
Voorbeeld: `De werkzaamheden hebben vertraging opgelopen door de aanhoudende vorst.` Synoniem: vriesweer |
|
IIa de vorst
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɔrst] Verbuigingen: vorst|en (meerv.) IIb de vorst|in zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vɔrs't|ɪn] Verbuigingen: vorstin|nen (meerv.) |
staatshoofd dat opgevolgd wordt door een familielid
Voorbeeld: `vorstendom` |
|
vorstelijk
bijv.naamw. Uitspraak: ['vɔrstələk] |
zoals past bij een vorst
Voorbeelden: `de vorstelijke macht`, `iemand vorstelijk belonen`, `een vorstelijk salaris`, `vorstelijk onthaald worden` Synoniem: koninklijk |
|
vorsen
werkw. Afbreekpatroon: 'vor - sen Verbuigingen: vorste (verl.tijd ) Verbuigingen: gevorst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onderzoek doen;
speuren algemeen Voorbeeld: `Iemand vorsend aankijken om te achterhalen wat die degene bedoelt.` Synoniem: iets onderzoeken |
|
het vorstenhuis
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɔrstə(n)hœys] Verbuigingen: vorsten|huizen (meerv.) |
koninklijke of keizerlijke familie
Voorbeeld: `het Belgische vorstenhuis` Synoniemen: dynastie, koningshuis |
|
de vos
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vɔs] Verbuigingen: vos|sen (meerv.) |
roofdier met snorharen en een dikke staart dat lijkt op een hond dierkunde
|
|
een sluwe vos
|
(een sluw persoon)
|
|
vossen
werkw. |
(België) neuken
|
|
vossenbes
zelfst.naamw. |
[plantkunde], [fruit] [species|Vaccinium vitis-idaea] een plant uit de heifamilie (Ericaceae) die een soort rode bes draagt
|
|
de vossenjacht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vɔsə(n)jɑxt] |
1) het jagen op vossen
Voorbeeld: `Ruiters gaan samen met hun jachthonden op vossenjacht.` 2) spel waarbij deelnemers verklede figuren moeten herkennen die zich op straat bevinden |
|
vot
zelfst.naamw. |
(Luikse Kempen, Limburg) gat, kont.
Voorbeeld: `De handel ligt op zijn vot. ` (Luikse Kempen, Limburg) het onderste deel van een boomstam.<ref>Algemeen Vlaamsch Idioticon,<br> bewerker L.W. Schuermans<br>Leuven, Gebr. Vanlinthout 1865-1870</ref> |
|
de voucher
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vɑutʃər] Verbuigingen: voucher|s (meerv.) |
bon waarmee je recht hebt op iets
Voorbeelden: `een voucher voor een citytrip met twee personen`, `U ontvangt een voucher die u bij aankomst dient af te geven aan de hotelbalie.` Synoniemen: tegoedbon, waardebon |
|
vousvoyeren
werkw. Uitspraak: [vuvwɑ'jerə(n)] Verbuigingen: vousvoyeerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevousvoyeerd (volt.deelw.) |
iemand met 'u' aanspreken
Voorbeeld: `Je baas vousvoyeren en je collega's tutoyeren.` Antoniem: tutoyeren |
|
I de fout
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [fɑut] Verbuigingen: fout|en (meerv.) |
iets dat niet juist is
Voorbeelden: `een fout maken/begaan`, `een fout corrigeren` |
|
II fout
bijv.naamw. Uitspraak: [fɑut] |
niet zoals het moet
Voorbeeld: `Het gaat/loopt fout.` Antoniem: goed Synoniemen: foutief, verkeerd |
|
koeien van fouten
|
(grote fouten)
|
|
kapitale/kardinale fouten
|
(grote fouten)
|
|
in de fout gaan
|
(het verkeerd doen)
|
|
Er is een fout in de berekening geslopen.
|
(er is ongemerkt een fout in de berekening gemaakt)
|
|
goed fout zitten
|
(het helemaal verkeerd doen)
|
|
fout in de oorlog zijn geweest
|
(tijdens de Tweede Wereldoorlog de kant van de bezetters hebben gekozen)
|
|
de vouw
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vɑu] Verbuigingen: vouw|en (meerv.) |
lijn waar twee vlakken van een stuk textiel, papier enz. een hoek maken
Voorbeelden: `Even de vouwen eruit strijken.`, `Knip het papier op de vouw.` |
|
opvouwen
werkw. Uitspraak: [ˈɔpfɑuwə(n)] Verbuigingen: vouwde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgevouwen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door vouwen het oppervlak verkleinen
Voorbeeld: `netjes opgevouwen lakens in de linnenkast` |
|
het vouwblad
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vɑublɑt] Verbuigingen: vouwblad|en (meerv.) |
(gevouwen) blad papier met informatie of reclame
Voorbeeld: `vouwbladstructuur` Synoniem: folder |
|
vouwen
werkw. Uitspraak: ['vɑuwə(n)] Verbuigingen: vouwde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevouwen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een vouw maken door een stuk textiel, papier enz. op een ander stuk van dezelfde kant te leggen
Voorbeelden: `Vouw jij je onderbroeken?`, `Vouw de brief tweemaal in de breedte.`, `een hoedje vouwen`, `opvouwen` |
|
je handen vouwen
|
(je handen zo bij elkaar doen dat elke vinger naast een vinger van de andere hand ligt, als je gaat bidden)
|
|
vr
afkorting |
Voorbeeld:
`We zijn geopend van ma t/m vr van 10u tot 18u.` |
|
de vraag
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vrax] Verbuigingen: vragen (meerv.) |
1) iets wat je zegt tegen iemand van wie je iets wilt weten
Voorbeelden: `Mag ik jou een vraag stellen?`, `een intieme vraag`, `De vraag luidt: (...)`, `Geef antwoord op de vraag!`, `levensvragen`, `vragenlijst` Antoniemen: mededeling, bevel, antwoord, , 2) belangstelling voor producten, diensten, mensen enz. die je graag wilt hebben of gebruiken Voorbeeld: `Er is veel vraag naar geschoolde arbeidskrachten.` Antoniem: aanbod |
|
een open vraag
|
(een vraag waarop je niet met 'Ja' of 'Nee' kunt antwoorden)
|
|
Het is nog maar de vraag of (...).
|
(het is helemaal niet zeker dat (...)) `Het is nog maar de vraag of ik aangenomen word.`
|
|
aanvragen
werkw. Uitspraak: [ˈanvraxə(n)] Verbuigingen: vroeg aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangevraagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
officieel vragen om iets te krijgen
Voorbeeld: `een vergunning aanvragen` |
|
zich afvragen
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈɑfraxə(n)] Verbuigingen: vroeg zich af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich afgevraagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
jezelf een vraag stellen of uitspreken dat je aan iets twijfelt
Voorbeeld: `Ik vraag me af uit welk land zij komt.` |
|
ondervragen
werkw. Uitspraak: [ɔndərˈvraxə(n)] Verbuigingen: ondervroeg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ondervraagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) vragen stellen over iets dat hij weet of gedaan heeft
Voorbeeld: `in verband met een verkeersongeluk de omstanders ondervragen` |
|
opvragen
werkw. Uitspraak: [ˈɔpfraxə(n)] Verbuigingen: vroeg op, vraagde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgevraagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(gegevens) beschikbaar (laten) maken
Voorbeelden: `een selectie opvragen uit een databank`, `iemands adres opvragen bij de gemeente` |
|
vraaggebed
zelfst.naamw. Afbreekpatroon: vraag - ge - bed Verbuigingen: vraaggebeden (meerv.) |
bidden om hulp, zegeningen en wonderen religie
Voorbeeld: `In een vraaggebed stelt de biddende persoon een vraag aan God.` |
|
het vraaggesprek
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vraxəsprɛk] Verbuigingen: vraaggesprek|ken (meerv.) |
gesprek waarbij iemand vragen stelt en een ander antwoordt
Voorbeelden: `een telefonisch vraaggesprek`, `een vraaggesprek met een beroemdheid dat in een tijdschrift gepubliceerd wordt` Synoniem: interview |
|
het vraagstuk
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vraxstʏk] Verbuigingen: vraagstuk|ken (meerv.) |
wiskundig of ander probleem om op te lossen
Voorbeelden: `De oplossingen van de vraagstukken staan achter in het boek.`, `het vraagstuk van de uitbreiding van de Europese Unie` |
|
vragen
werkw. Uitspraak: ['vraxə(n)] Verbuigingen: vroeg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevraagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (tegen iemand) (iets) in de vorm van een vraag (1) zeggen
Voorbeelden: `Hij vroeg of ik hier vaker kwam.`, `Vraag me niet waarom, het is nu eenmaal zo.`, `Ze keek me vragend aan.` Synoniem: een vraag stellen 2) (tegen iemand) (iets) in de vorm van een verzoek zeggen Voorbeelden: `Hij vroeg mij wat eerder te komen.`, `(om) geld vragen` Synoniem: verzoeken 3) nodig hebben Voorbeeld: `Het trainen van vaardigheden vraagt tijd.` Synoniemen: vereisen, vergen |
|
iemand het hemd van het lijf vragen
|
(iemand heel veel vragen stellen over iets) Synoniem: uithoren
|
|
als ik vragen mag
|
dit voeg je toe aan een vraag die je wat minder bot of streng wil laten klinken>) `Wat kom je hier doen, als ik vragen mag?`
|
|
als je het mij vraagt
|
(volgens mij)
|
|
naar iemand vragen
|
(vragen of iemand aanwezig is of hoe het met iemand gaat) `Vroeg ze nog naar mij?` Synoniem: informeren naar
|
|
(...) is vragen om problemen.
|
((...) is onvoorzichtig, leidt waarschijnlijk tot problemen) `Dronken achter het stuur zitten is vragen om problemen.` Synoniem:
|
|
het vraagteken
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vraxtekə(n)] Verbuigingen: vraagteken|s (meerv.) |
1) het teken '?' aan het eind van een opgeschreven vraag (1)
Voorbeeld: `Voor een vraagteken staat nooit een spatie.` 2) iets wat onzeker is Voorbeeld: `Of het zal lukken is een groot vraagteken.` |
|
je vraagtekens bij iets zetten/plaatsen
|
(openlijk betwijfelen of iets mogelijk, wenselijk of waar is)
|
|
vraagzin
zelfst.naamw. |
[grammatica] een zin in de vorm van een vraag Voorbeeld: `De opdracht was om de zin om te zetten naar een vraagzin. `
|
|
vraagzin
zelfst.naamw. |
[grammatica] een zin in de vorm van een vraag Voorbeeld: `De opdracht was om de zin om te zetten naar een vraagzin. `
|
|
de vracht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vrɑxt] Verbuigingen: vracht|en (meerv.) |
1) iets wat vervoerd wordt
Voorbeelden: `een zware vracht`, `vrachtschip`, `vrachtverkeer` Synoniem: lading 2) grote hoeveelheid Voorbeeld: `een vracht (aan) informatie` Synoniem: massa |
|
de vrachtauto
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vrɑxtɑuto] Verbuigingen: vrachtauto|'s (meerv.) |
grote auto die goederen vervoert
Synoniemen: vrachtwagen, truck |
|
vrachtboot
zelfst.naamw. |
een boot die gebouwd is om vracht te vervoeren
|
|
de vrachtbrief
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vrɑx(t)brif] Verbuigingen: vracht|brieven (meerv.) |
bewijs van een overeenkomst tussen een afzender en de persoon die iets moet vervoeren
Voorbeeld: `Een vrachtwagenchauffeur moet de vrachtbrief altijd bij zich hebben.` |
|
de vracht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vrɑxt] Verbuigingen: vracht|en (meerv.) |
1) iets wat vervoerd wordt
Voorbeelden: `een zware vracht`, `vrachtschip`, `vrachtverkeer` Synoniem: lading 2) grote hoeveelheid Voorbeeld: `een vracht (aan) informatie` Synoniem: massa |
|
vrachtprijs
zelfst.naamw. |
[transport], [economie] prijs die men betaalt om een bepaalde hoeveelheid vracht naar een andere locatie te vervoeren
|
|
vrachtprijs
zelfst.naamw. |
[transport], [economie] prijs die men betaalt om een bepaalde hoeveelheid vracht naar een andere locatie te vervoeren
|
|
vrachtschip
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] een schip dat uitsluitend bedoeld is voor het vervoer van goederen Voorbeeld: `Het vrachtschip raakte van koers af. `
|
|
het vrachtverkeer
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vrɑxtfərker] |
1) transport van goederen
Voorbeeld: `Het vrachtverkeer omvat: het weg-, lucht- en watervervoer van goederen.` Antoniem: personenvervoer 2) verkeer (1) van vrachtwagens Voorbeeld: `een inhaalverbod voor vrachtverkeer` |
|
de vrachtwagen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vrɑxtwaxə(n)] Verbuigingen: vrachtwagen|s (meerv.) |
grote auto die goederen vervoert
Voorbeeld: `De straat is verboden voor vrachtwagens en bussen.` Synoniem: vrachtauto |
|
de vrachtwagen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vrɑxtwaxə(n)] Verbuigingen: vrachtwagen|s (meerv.) |
grote auto die goederen vervoert
Voorbeeld: `De straat is verboden voor vrachtwagens en bussen.` Synoniem: vrachtauto |
|
vragend telwoord
zelfst.naamw. |
[grammatica] een telwoord dat vraagt naar een aantal of hoeveelheid Voorbeeld: `In het Nederlands is "hoeveel" een voorbeeld van een vragend telwoord. `
|
|
vragend voornaamwoord
zelfst.naamw. |
[grammatica] een voornaamwoord gebruikt voor het inleiden van een vraagzin en soms een inhoudsbijzin. Voorbeeld: `Een vragend voornaamwoord zelfstandig en niet-zelfstandig gebruikt worden en de zelfstandige kunnen verwijzen naar personen als naar niet-personen. `
|
|
vragenderwijs
bijwoord |
op een vragende manier, al vragend Voorbeeld: `Loop veel rond en geef vragenderwijs hulp aan de leerlingen. `
|
|
vreten
werkw. Uitspraak: ['vretə(n)] Verbuigingen: vrat (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevreten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) eten
Voorbeelden: `In de natuur is het vreten of gevreten worden.`, `opvreten` 2) in grote hoeveelheden gebruiken Voorbeeld: `Mijn koelkast vreet energie.` |
|
niet te vreten
|
((van voedsel) heel erg vies) `Die pizza is niet te vreten!` Antoniem: lekker
|
|
iets vreet aan je
|
(iets kost je veel energie, maakt je moe) `Die onzekerheid vreet aan me.` Antoniem:
|
|
de vrede
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vredə] |
toestand waarin geen oorlog heerst
Voorbeelden: `vrede sluiten`, `vredesmacht`, `vredelievend` Antoniem: oorlog |
|
om/voor de lieve vrede
|
(om ruzie te voorkomen) `Om de lieve vrede zet ik de radio toch maar wat zachter.`
|
|
vrede hebben met iets
|
(iets accepteren) `Wij kunnen geen vrede hebben met dit voorstel.` Synoniem: genoegen nemen met iets
|
|
vredelievend
bijv.naamw. Uitspraak: [vredə'livənt] |
niet geneigd om ruzie te maken
Voorbeeld: `een vredelievend volk` Synoniem: vreedzaam |
|
de vredesbeweging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vredəsbəwexɪŋ] Verbuigingen: vredesbeweging|en (meerv.) |
groep die streeft naar het voorkomen of beëindigen van oorlog
Voorbeelden: `een religieuze vredesbeweging`, `de internationale vredesbeweging Pax Christi` |
|
de vredesmacht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vredəsmɑxt] Verbuigingen: vredesmacht|en (meerv.) |
leger dat de vrede in een gebied moet herstellen en behouden
Voorbeeld: `VN-vredesmacht` |
|
vredesnaam
zelfst.naamw. |
'in ~': in naam van de vrede, een geërgerd of wanhopig verzoek Voorbeeld: `Wil je dat in vredesnaam nooit meer doen? `
|
|
vredig
bijv.naamw. Uitspraak: ['vredəx] |
aangenaam rustig, vrij van agressie
Voorbeelden: `een vredige omgeving`, `vredig slapen` |
|
vreedzaam
bijv.naamw. Uitspraak: ['vretsam] |
zonder ruzie of niet geneigd om ruzie te maken
Voorbeeld: `De verschillende bevolkingsgroepen leven vreedzaam naast elkaar.` Synoniemen: vredelievend, geweldloos |
|
vreemd
bijv.naamw. Uitspraak: [vremt] |
1) anders dan je verwacht
Voorbeelden: `een vreemde geschiedenis`, `Ik vind het vreemd dat iedereen dit maar gewoon lijkt te vinden.` Antoniemen: gewoon, normaal, Synoniemen: raar, zonderling, eigenaardig, merkwaardig 2) niet bekend of niet uit je land Voorbeelden: `een vreemde taal`, `vreemde valuta`, `Je mag niet met vreemde mannen meegaan!` Antoniemen: eigen, bekend, inheems, , Synoniemen: onbekend, buitenlands, uitheems |
|
vreemd genoeg
|
(hoewel je het niet zou verwachten) `Vreemd genoeg wordt hij niet in het artikel genoemd.` Synoniem: tegen de verwachting in
|
|
iemand vreemd aankijken
|
(iemand aankijken alsof of omdat je iets vreemds aan hem of haar ziet)
|
|
Iets is je vreemd.
|
(iets is geen eigenschap van jou) `Ambitie is hem vreemd.` Synoniem:
|
|
een vreemde eend in de bijt
|
(iemand die niet past in de groep)
|
|
de vreemde
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vremdə] Verbuigingen: vreemde|n (meerv.) |
iemand die je niet kent
Antoniem: bekende Synoniem: onbekende |
|
Hij is een vreemde voor mij geworden.
|
(Hij is zo veranderd dat het lijkt alsof ik hem niet ken.)
|
|
de vreemdeling
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vremdəlɪŋ] Verbuigingen: vreemdeling|en (meerv.) de vreemdeling|e zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vremdəlɪŋ|ə] Verbuigingen: vreemdelinge|n (meerv.) |
iemand die afkomstig is uit een ander land
Voorbeelden: `vreemdelingenpolitie`, `vreemdelingenzaken` Antoniem: landgenoot Synoniem: buitenlander |
|
het vreemdelingenverkeer
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vremdəlɪŋə(n)fərker] |
toerisme verouderd
Voorbeeld: `de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer (VVV)` |
|
de vreemde
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vremdə] Verbuigingen: vreemde|n (meerv.) |
iemand die je niet kent
Antoniem: bekende Synoniem: onbekende |
|
Hij is een vreemde voor mij geworden.
|
(Hij is zo veranderd dat het lijkt alsof ik hem niet ken.)
|
|
vreemdgaan
werkw. Uitspraak: ['vremtxan] Verbuigingen: ging vreemd (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vreemdgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
seksueel contact hebben met iemand anders dan je vaste partner zonder dat die het weet
Voorbeeld: `Ze gaat vreemd met haar baas.` Synoniem: overspel plegen |
|
de vrees
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vres] |
bang gevoel
Voorbeelden: `Mijn vrees is dat we te laat komen.`, `Uit vrees voor rellen is de wedstrijd uitgesteld.`, `pleinvrees` Synoniem: angst |
|
vrezen
werkw. Uitspraak: ['vrezə(n)] Verbuigingen: vreesde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevreesd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bang zijn (voor)
Voorbeelden: `Ik vrees dat het niet goed zal aflopen.`, `Je hebt niets te vrezen.`, `Ik vrees van wel.` Synoniem: duchten |
|
uitvreten
werkw. Uitspraak: ['œytfretə(n)] Verbuigingen: uitvrat (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevreten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doen wat (waarschijnlijk) niet mag informeel
Voorbeeld: `niet willen weten wat je zus allemaal uitgevreten heeft` Synoniemen: uithalen, uitspoken |
|
vreetfestijn
zelfst.naamw. |
[pejoratief] een gebeurtenis waarbij de belangrijkste bezigheid veel eten is Voorbeeld: `Volgens veel mensen is de kerst vooral een vreetfestijn geworden. `
|
|
de vrek
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vrɛk] Verbuigingen: vrek|ken (meerv.) |
iemand die heel gierig is
Synoniem: krent (2) |
|
vrekkig
bijv.naamw. Uitspraak: ['vrɛkəx] |
gierig zoals een vrek
Voorbeeld: `een vrekkige oude man` Antoniem: vrijgevig |
|
I vreselijk
bijv.naamw. Uitspraak: ['vresələk] |
(heel) erg of slecht
Voorbeelden: `een vreselijk onweer`, `een vreselijke ziekte`, `Wat een vreselijke film!` Synoniemen: verschrikkelijk, ontzettend, afgrijselijk, afschuwelijk, weerzinwekkend |
|
II vreselijk
bijwoord Uitspraak: ['vresələk] |
zeer, heel
Voorbeelden: `Ik heb het vreselijk warm.`, `Een vreselijk irritante mug houdt me wakker.` Synoniemen: erg, verschrikkelijk, ontzettend |
|
vreten
werkw. Uitspraak: ['vretə(n)] Verbuigingen: vrat (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevreten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) eten
Voorbeelden: `In de natuur is het vreten of gevreten worden.`, `opvreten` 2) in grote hoeveelheden gebruiken Voorbeeld: `Mijn koelkast vreet energie.` |
|
niet te vreten
|
((van voedsel) heel erg vies) `Die pizza is niet te vreten!` Antoniem: lekker
|
|
iets vreet aan je
|
(iets kost je veel energie, maakt je moe) `Die onzekerheid vreet aan me.` Antoniem:
|
|
de vreugde
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vrøxdə] |
blij gevoel
Voorbeelden: `Tot mijn grote vreugde kan ik nu zonder bril tv kijken.`, `De vreugde was van korte duur.` Antoniem: verdriet Synoniem: blijdschap |
|
de vreugde
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vrøxdə] |
blij gevoel
Voorbeelden: `Tot mijn grote vreugde kan ik nu zonder bril tv kijken.`, `De vreugde was van korte duur.` Antoniem: verdriet Synoniem: blijdschap |
|
vreugdevuur
zelfst.naamw. |
een groots door mensen opgebouwd en gecontroleerd vuur om iets te vieren Voorbeeld: `Tijdens nieuwjaarsnacht werd er een groot vreugdevuur ontstoken. `
|
|
vreugdevuur
zelfst.naamw. |
een groots door mensen opgebouwd en gecontroleerd vuur om iets te vieren Voorbeeld: `Tijdens nieuwjaarsnacht werd er een groot vreugdevuur ontstoken. `
|
|
vrezen
werkw. Uitspraak: ['vrezə(n)] Verbuigingen: vreesde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevreesd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bang zijn (voor)
Voorbeelden: `Ik vrees dat het niet goed zal aflopen.`, `Je hebt niets te vrezen.`, `Ik vrees van wel.` Synoniem: duchten |
|
de vriend
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vrint] Verbuigingen: vriend|en (meerv.) de vriend|in zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vrin'd|ɪn] Verbuigingen: vriendin|nen (meerv.) |
1) iemand met wie je een vriendschappelijke relatie hebt
Voorbeelden: `een goede vriend van mij`, `twee dikke vrienden`, `boezemvriend`, `Ze besloten als vrienden uit elkaar te gaan.` Antoniem: vijand 2) man met wie je een liefdesrelatie hebt Voorbeelden: `Het is uit met mijn vriend.`, `mijn eerste vriendje` |
|
even goede vrienden
|
om duidelijk te maken dat je iemand iets niet kwalijk zou nemen of neemt>) `Als je geen zin hebt om mee te gaan, even goede vrienden.`
|
|
vriend en vijand
|
(iedereen) `Vriend en vijand zijn het hierover eens.`
|
|
iemand te vriend houden
|
(een goed contact met iemand blijven hebben) `Houd je buurman te vriend, want je kunt hem nog nodig hebben.`
|
|
vriendelijk
bijv.naamw. Uitspraak: ['vrindələk] |
(van mensen) aangenaam, beleefd en bereid om te helpen
Voorbeelden: `Een vriendelijke automobilist bood ons een lift aan.`, `Blijf altijd vriendelijk tegen klanten die agressief zijn.`, `Je wordt vriendelijk verzocht hier niet te roken.`, `Zou je zo vriendelijk willen zijn mij uit te leggen hoe dat moet?` Antoniemen: onvriendelijk, onaardig, Synoniem: aardig |
|
vriendin
zelfst.naamw. |
de vrouwelijke persoon waarmee je verkering hebt
|
|
de vriendjespolitiek
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vrincəspolitik] |
situatie waarin je een voordeel niet geeft aan iemand die het verdient, maar aan iemand die je leuker of belangrijker vindt
|
|
de vriendschap
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vrintsxɑp] Verbuigingen: vriendschap|pen (meerv.) |
persoonlijke band tussen mensen die elkaar leuk vinden en vertrouwen
Voorbeeld: `een diepe vriendschap` |
|
vriendschappelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vrint'sxɑpələk] |
waaruit vriendschap blijkt
Voorbeeld: `Ze gaan vriendschappelijk met elkaar om.` |
|
een vriendschappelijke wedstrijd
|
(wedstrijd die niet in een competitie of om een prijs gespeeld wordt)
|
|
de vriendschap
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vrintsxɑp] Verbuigingen: vriendschap|pen (meerv.) |
persoonlijke band tussen mensen die elkaar leuk vinden en vertrouwen
Voorbeeld: `een diepe vriendschap` |
|
vriesdrogen
werkw. |
industriële droogmethode voor onder andere het conserveren van voedingsmiddelen Voorbeeld: `Om dieren op te zetten kunnen ze eerst gevriesdroogd worden, voordat ze verdere behandelingen ondergaan. `
|
|
dichtvriezen
werkw. Uitspraak: ['dɪx(t)frizə(n)] Verbuigingen: vroor dicht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is dichtgevroren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door vriesweer geheel met ijs bedekt raken
Voorbeeld: `Alle rivieren en meren zijn dichtgevroren door de strenge vorst.` |
|
vriesdrogen
werkw. |
industriële droogmethode voor onder andere het conserveren van voedingsmiddelen Voorbeeld: `Om dieren op te zetten kunnen ze eerst gevriesdroogd worden, voordat ze verdere behandelingen ondergaan. `
|
|
vriesdrogen
werkw. |
industriële droogmethode voor onder andere het conserveren van voedingsmiddelen Voorbeeld: `Om dieren op te zetten kunnen ze eerst gevriesdroogd worden, voordat ze verdere behandelingen ondergaan. `
|
|
vriesdrogen
werkw. |
industriële droogmethode voor onder andere het conserveren van voedingsmiddelen Voorbeeld: `Om dieren op te zetten kunnen ze eerst gevriesdroogd worden, voordat ze verdere behandelingen ondergaan. `
|
|
de vrieskou
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vriskɑu] |
kou waarbij de temperatuur onder nul graden Celsius is
Voorbeeld: `Enkele daklozen in Moskou hebben de vrieskou van de voorbije weken niet overleefd.` |
|
het vriespunt
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vrispʏnt] |
temperatuur van nul graden Celsius, waarbij water bevriest
Voorbeeld: `De temperatuur schommelde de hele dag rond het vriespunt.` |
|
vriezen
werkw. Uitspraak: ['vrizə(n)] Verbuigingen: vroor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevroren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
kouder dan nul graden zijn, waardoor water ijs wordt
Voorbeelden: `Het heeft gevroren vannacht.`, `bevriezen` |
|
Het kan vriezen of/en dooien.
|
dit zeg je over iets waarvan je helemaal niet weet hoe het zal gaan>)
|
|
het vriesweer
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vriswer] |
weersomstandigheid waarbij het vriest
Voorbeeld: `Bij vriesweer moet je uitkijken voor gladde wegen.` Synoniem: vorst |
|
vriezen
werkw. Uitspraak: ['vrizə(n)] Verbuigingen: vroor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevroren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
kouder dan nul graden zijn, waardoor water ijs wordt
Voorbeelden: `Het heeft gevroren vannacht.`, `bevriezen` |
|
Het kan vriezen of/en dooien.
|
dit zeg je over iets waarvan je helemaal niet weet hoe het zal gaan>)
|
|
vriezend
bijv.naamw. |
onder onstandigheden waarbij water in ijs verandert Voorbeeld: `Dit vriezende weer is een ramp voor de citrusteelt. `
|
|
de vriezer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vrizər] Verbuigingen: vriezer|s (meerv.) |
kast waarin het vriest om je eten goed te houden
Synoniemen: diepvries, diepvriezer |
|
vrij
bijwoord Uitspraak: [vrɛi] |
nogal
Voorbeeld: `Het is vrij warm.` Synoniemen: tamelijk, behoorlijk |
|
het vrijaf
zelfst.naamw. Uitspraak: [vrɛi'ɑf] |
vrije dag(en)
Voorbeeld: `een dagje vrijaf nemen` Synoniemen: verlof (2), vrij |
|
vrijbuiter
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] een zeerover die niet zijn buit grotendeels zoals een kaper aan de staat afstond, maar vrijelijk op de markt verkocht
Voorbeeld: `Kapers werden vaak vrijbuiters als hun dat uitkwam, zodat het verschil niet zo groot was. ` iemand die niet vies is van een beetje avontuur Voorbeeld: `Oh, die? Dat was altijd al een vrijbuiter! ` [scheepvaart] een klassieke, houten zeilboot |
|
vrijblijvend
bijv.naamw. Uitspraak: [vrɛi'blɛivənt] |
wat tot niets verplicht
Voorbeelden: `een vrijblijvende offerte`, `Vraag geheel vrijblijvend onze brochure aan.` |
|
de vrijdag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vrɛidɑx] Verbuigingen: vrijdag|en (meerv.) |
vijfde dag van de week
|
|
Goede Vrijdag
|
(de vrijdag voor Pasen waarop christenen het lijden en de dood van Jezus worden herdenken)
|
|
I vrijdagavond
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] de latere uren van de vrijdag
Voorbeeld: `We hebben die hele vrijdagavond in het ziekenhuis doorgebracht. ` II vrijdagavond bijwoord [tijdrekening] op de avond van de vrijdag Voorbeeld: `Kun je vrijdagavond ook komen? ` |
|
I vrijdagmiddag
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] de uren van een vrijdag tussen het middaguur en de avond
Voorbeeld: `We hebben die hele vrijdagmiddag in het ziekenhuis doorgebracht. ` II vrijdagmiddag bijwoord [tijdrekening] op de middag van de vrijdag Voorbeeld: `Kun je vrijdagmiddag ook komen? ` |
|
I vrijdagmorgen
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] de uren van een vrijdag tussen de nachtelijke uren en de middag, de morgen van vrijdag
Voorbeeld: `We hebben die hele vrijdagmorgen in het ziekenhuis doorgebracht. ` II vrijdagmorgen bijwoord [tijdrekening] in de morgen van de vrijdag Voorbeeld: `Kun je vrijdagmorgen ook komen? ` |
|
I vrijdagnacht
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] de nacht van vrijdag op zaterdag.
Voorbeeld: `Na de vrijdagnacht volgt de zaterdagmorgen. ` II vrijdagnacht bijwoord [tijdrekening] in de nacht van de vrijdag Voorbeeld: `Kun je vrijdagnacht ook komen? ` |
|
de vrijdag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vrɛidɑx] Verbuigingen: vrijdag|en (meerv.) |
vijfde dag van de week
|
|
Goede Vrijdag
|
(de vrijdag voor Pasen waarop christenen het lijden en de dood van Jezus worden herdenken)
|
|
I vrijdagmiddag
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] de uren van een vrijdag tussen het middaguur en de avond
Voorbeeld: `We hebben die hele vrijdagmiddag in het ziekenhuis doorgebracht. ` II vrijdagmiddag bijwoord [tijdrekening] op de middag van de vrijdag Voorbeeld: `Kun je vrijdagmiddag ook komen? ` |
|
I vrijdagnacht
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] de nacht van vrijdag op zaterdag.
Voorbeeld: `Na de vrijdagnacht volgt de zaterdagmorgen. ` II vrijdagnacht bijwoord [tijdrekening] in de nacht van de vrijdag Voorbeeld: `Kun je vrijdagnacht ook komen? ` |
|
vrijdagnamiddag
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] op vrijdag de tijd aan het einde van de middag of in het tweede deel van de vrijdagmiddag
[tijdrekening] op vrijdag de tijd na 12:00 |
|
I vrijdagochtend
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] de uren van een vrijdag tussen de nachtelijke uren en de middag, de ochtend van vrijdag
Voorbeeld: `We hebben die hele vrijdagochtend in het ziekenhuis doorgebracht. ` II vrijdagochtend bijwoord [tijdrekening] in de ochtend van de vrijdag Voorbeeld: `Kun je vrijdagochtend ook komen? ` |
|
I vrijdags
bijv.naamw. |
[tijdrekening] op de vrijdag betrekking hebbend
Voorbeeld: `Lekker onbezorgd een vrijdags terrasje doen in Leuven! ` II vrijdags bijwoord [tijdrekening] op vrijdagen Voorbeeld: `We gaan vrijdags meestal winkelen. ` |
|
vrijdagsavonds
bijwoord |
[tijdrekening] geregeld op de avonden van de zaterdagen Voorbeeld: `Zij gingen vrijdagsavonds meestal bridgen. `
|
|
vrijdagsmiddags
bijwoord |
[tijdrekening] geregeld op de middagen van de vrijdagen Voorbeeld: `Zij gingen vrijdagsmiddags meestal bridgen. `
|
|
vrijdagsmorgens
bijwoord |
[tijdrekening] geregeld op de ochtenden van de vrijdagen Voorbeeld: `Zij gingen vrijdagsmorgens meestal bridgen. `
|
|
vrijdagsnachts
bijwoord |
[tijdrekening] geregeld in de nachten van de vrijdagen Voorbeeld: `Zij gingen vrijdagsnachts meestal uit. `
|
|
vrijdagsochtends
bijwoord |
[tijdrekening] geregeld op de ochtenden van de vrijdagen Voorbeeld: `Zij gingen vrijdagsochtends meestal bridgen. `
|
|
vrijdagvoormiddag
zelfst.naamw. |
[tijdrekening] op vrijdag de tijd aan het begin van de middag of in het eerste deel van de vrijdagmiddag
[tijdrekening] op vrijdag de tijd voor 12:00, de vrijdagochtend |
|
vrijen
werkw. Uitspraak: ['vrɛijə(n)] Verbuigingen: vree, vrijde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevreeën, heeft gevrijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
intiem lichamelijk contact hebben (met iemand)
Voorbeelden: `Ze wil niet onveilig vrijen.`, `Ze zaten te vrijen op een bankje in het park.` |
|
vrijduiken
zelfst.naamw. |
[sport], de duiksport beoefenen zonder technische hulpmiddelen.
|
|
vrije indirecte rede
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een stijlvorm waarbij de gedachte of uitspraak van een derde door de spreker wordt weergegeven, midden tussen de directe rede en indirecte rede Voorbeeld: `De leraar zei: dit is een vrije indirecte rede. `
|
|
de vrijemarkteconomie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vrɛiə'mɑrktekonomi] |
bestel waarin vraag en aanbod bepalen welke producten worden geproduceerd en waarin de overheid geen rol speelt
Voorbeeld: `een wereldwijde vrijemarkteconomie invoeren` Antoniem: geleide economie Synoniem: markteconomie |
|
vrijen
werkw. Uitspraak: ['vrɛijə(n)] Verbuigingen: vree, vrijde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevreeën, heeft gevrijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
intiem lichamelijk contact hebben (met iemand)
Voorbeelden: `Ze wil niet onveilig vrijen.`, `Ze zaten te vrijen op een bankje in het park.` |
|
de vrijetijdsbesteding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vrɛijətɛitsbə'stedɪŋ] Verbuigingen: vrijetijdsbesteding|en (meerv.) |
wat je in je vrije tijd doet
Voorbeeld: `een favoriete vrijetijdsbesteding` Synoniem: hobby |
|
vrijgeven
werkw. Uitspraak: ['vrɛixevə(n)] Verbuigingen: gaf vrij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vrijgegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
toestemming geven om (informatie) openbaar te maken
Voorbeelden: `meer informatie vrijgeven over de moordenaar en het slachtoffer`, `de resultaten van een bloedonderzoek vrijgeven` |
|
vrijkopen
werkw. |
door betaling iemands vrijheid verkrijgen Voorbeeld: `De westerse gijzelaars werden door hun regering vrijgekocht. `
|
|
vrijkomen
werkw. Uitspraak: ['vrɛikomə(n)] Verbuigingen: kwam vrij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vrijgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van iemand) uit de gevangenis komen
Voorbeeld: `voorwaardelijk vrijkomen` 2) ontstaan en zich verspreiden scheikunde Voorbeelden: `schadelijke gassen die vrijkomen bij een ontploffing`, `vrijkomende energie` 3) beschikbaar komen Voorbeeld: `Het appartementje onder mij komt binnenkort vrij. De huidige bewoners hebben een huis gekocht.` |
|
vrijlaten
werkw. Uitspraak: ['vrɛilatə(n)] Verbuigingen: liet vrij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vrijgelaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) niet meer gevangen houden
Voorbeelden: `Bij gebrek aan bewijzen werd hij vrijgelaten.`, `De otter krijgt een onderhuidse chip en wordt onmiddellijk weer vrijgelaten.` 2) (iemand die van je afhankelijk is) niet beperken in keuzes Voorbeeld: `Mijn ouders hebben me altijd vrijgelaten in mijn keuze om te geloven of niet.` Antoniem: beperken |
|
vrijspreken
werkw. Uitspraak: ['vrɛisprekə(n)] Verbuigingen: sprak vrij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vrijgesproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(door een rechter) zeggen dat iemand onschuldig is juridisch
|
|
het staat je vrij om
|
(je mag zelf beslissen of, hoe, wanneer je (iets doet)) `Het staat je vrij om op elk moment te stoppen.`
|
|
vrijstellen
werkw. Uitspraak: ['vrɛistɛlə(n)] Verbuigingen: stelde vrij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vrijgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
officieel verklaren dat iets dat verplicht is niet hoeft
Voorbeelden: `iemand vrijstellen van militaire dienst`, `iemand vrijstellen van het betalen van belastingen` |
|
vrijgeven
werkw. Uitspraak: ['vrɛixevə(n)] Verbuigingen: gaf vrij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vrijgegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
toestemming geven om (informatie) openbaar te maken
Voorbeelden: `meer informatie vrijgeven over de moordenaar en het slachtoffer`, `de resultaten van een bloedonderzoek vrijgeven` |
|
vrijgevig
bijv.naamw. Uitspraak: [vrɛi'xevəx] |
als je gemakkelijk geld of dingen weggeeft
Voorbeeld: `in een vrijgevige bui iedereen trakteren` Antoniemen: gierig, vrekkig, Synoniem: gul |
|
vrijgevochten
bijv.naamw. Uitspraak: ['vrɛixəvɔxtə(n)] |
met eigen opvattingen of ideeën en een sterk karakter
Voorbeeld: `een vrijgevochten en onafhankelijke vrouw` Synoniem: onconventioneel |
|
de vrijgezel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vrɛixə'zɛl] Verbuigingen: vrijgezel|len (meerv.) de vrijgezel|lin zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vrɛixəzɛl'|lɪn] Verbuigingen: vrijgezelin|nen (meerv.) |
iemand die niet getrouwd is en geen vaste partner heeft
Voorbeeld: `vrijgezellenavond` |
|
verstokte vrijgezel
|
(wat oudere man van wie het niet waarschijnlijk is dat hij ooit nog een vaste partner zal krijgen)
|
|
de vrijhandel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vrɛihɑndəl] |
het vrij in- en uitvoeren van goederen tussen verschillende landen
Voorbeelden: `vrijhandelszone`, `vrijhandelsgebied`, `vrijhandelsakkoord` Antoniem: protectionisme |
|
de vrijhandelszone
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vrɛihɑndəlsɔ:nə] Verbuigingen: vrijhandelszone|s (meerv.) |
groep landen die een vrijhandelsakkoord met elkaar gesloten hebben
Voorbeeld: `De Unie van Zuid-Amerikaanse Naties (UZAN) is een voorbeeld van een vrijhandelszone.` |
|
de vrijhaven
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vrɛihavə(n)] Verbuigingen: vrijhaven|s (meerv.) |
plaats waar weinig regels zijn en weinig toezicht is
Voorbeelden: `De West-Indische Compagnie maakte van het eiland Curaçao een vrijhaven.`, `Door het open karakter is Usenet een vrijhaven voor alles wat het daglicht vaak niet kan verdragen.` |
|
de vrijheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vrɛihɛit] Verbuigingen: vrij|heden (meerv.) |
1) toestand dat iemand/iets vrij is
Voorbeelden: `in vrijheid leven`, `Op zijn werk geniet hij veel vrijheid.`, `de vrijheid hebben om iets te doen`, `vrijheid, gelijkheid, broederschap`, `vrijheid van meningsuiting`, `fundamentele rechten en vrijheden` 2) iets wat je doet dat afwijkt van de regel Voorbeeld: `Hij veroorlooft zich heel wat vrijheden.` |
|
de vrijheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vrɛihɛit] Verbuigingen: vrij|heden (meerv.) |
1) toestand dat iemand/iets vrij is
Voorbeelden: `in vrijheid leven`, `Op zijn werk geniet hij veel vrijheid.`, `de vrijheid hebben om iets te doen`, `vrijheid, gelijkheid, broederschap`, `vrijheid van meningsuiting`, `fundamentele rechten en vrijheden` 2) iets wat je doet dat afwijkt van de regel Voorbeeld: `Hij veroorlooft zich heel wat vrijheden.` |
|
vrijheidsberoving
zelfst.naamw. |
het iemand de mogelijkheid ontnemen vrij te zijn
Voorbeeld: `Er zijn vele regimes in de wereld waar vrijheidsberoving aan de orde van de dag is. ` het iemand wederrechtelijk in detentie houden |
|
de vrijkaart
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vrɛikart] Verbuigingen: vrijkaart|en (meerv.) |
gratis toegangsbewijs
Voorbeeld: `Elke dag geven we twee vrijkaarten weg voor de musical 'Grease'!` |
|
vrijkomen
werkw. Uitspraak: ['vrɛikomə(n)] Verbuigingen: kwam vrij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vrijgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van iemand) uit de gevangenis komen
Voorbeeld: `voorwaardelijk vrijkomen` 2) ontstaan en zich verspreiden scheikunde Voorbeelden: `schadelijke gassen die vrijkomen bij een ontploffing`, `vrijkomende energie` 3) beschikbaar komen Voorbeeld: `Het appartementje onder mij komt binnenkort vrij. De huidige bewoners hebben een huis gekocht.` |
|
vrijkopen
werkw. |
door betaling iemands vrijheid verkrijgen Voorbeeld: `De westerse gijzelaars werden door hun regering vrijgekocht. `
|
|
vrijlaten
werkw. Uitspraak: ['vrɛilatə(n)] Verbuigingen: liet vrij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vrijgelaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) niet meer gevangen houden
Voorbeelden: `Bij gebrek aan bewijzen werd hij vrijgelaten.`, `De otter krijgt een onderhuidse chip en wordt onmiddellijk weer vrijgelaten.` 2) (iemand die van je afhankelijk is) niet beperken in keuzes Voorbeeld: `Mijn ouders hebben me altijd vrijgelaten in mijn keuze om te geloven of niet.` Antoniem: beperken |
|
de vrijlating
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vrɛilatɪŋ] Verbuigingen: vrijlating|en (meerv.) |
het vrijlaten (1)
Voorbeeld: `De advocaat eist de vrijlating van zijn cliënt.` |
|
vrijmaken
werkw. Uitspraak: ['vrɛimakə(n)] Verbuigingen: maakte vrij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vrijgemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) beschikbaar maken
Voorbeelden: `geld vrijmaken voor de renovering van het stadhuis`, `tijd vrijmaken voor` 2) leeg maken Voorbeeld: `de tafel vrijmaken` Synoniem: opruimen |
|
je kunnen vrijmaken
|
() `Vrijdagmiddag kan ik me wel een paar uur vrijmaken.` Synoniem: je aan verplichtingen onttrekken en tijd beschikbaar hebben
|
|
de weg vrijmaken voor
|
(iets mogelijk maken) `Het akkoord heeft de weg vrijgemaakt voor een overgangsregering en vrije verkiezingen.`
|
|
de vrijmetselarij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vrɛimɛtsəla'rɛi] |
internationale, besloten vereniging met kenmerken van een godsdienst
|
|
vrijmoedig
bijv.naamw. Uitspraak: [vrɛi'mudəx] |
eerlijk en gemakkelijk pratend over gevoelens die erg persoonlijk zijn
Voorbeeld: `romans waarin hij op vrijmoedige wijze schrijft over liefde en seksualiteit` Synoniemen: openhartig, onbeschroomd |
|
vrijpleiten
werkw. |
[juridisch] door pleiten vrijspraak verwerven voor iemand, door pleiten de onschuld aantonen van iemand, door pleiten verdedigen
Voorbeeld: `De advocaten moeten hun cliënten vrijpleiten in de rechtbank ` [refl] aantonen of betogen dat men aan iets niet schuldig is Voorbeeld: `Het wil zich vrijpleiten van schuld door over de waardigheid van de Maatschappij te spreken, waar de kleingeestigheid van het Bestuur der Maatschappij aan de orde is. <ref>Bron:<br />Menno ter Braak<br />Vaderlandartikelen 1935<br /> [http://www.dbnl.org/tekst/braa002vade04_01/braa002vade04_01_0111.php DBNL - Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren]</ref> ` [refl] aantoonen of betoogen dat men niet aan iets schuldig is Voorbeeld: `Natuurlijk is president Clinton de verdachte, maar vandaag moet speciaal aanklager Starr zichzelf eerst vrijpleiten van de beschuldiging dat hij een heksenjacht tegen Clinton op touw heeft gezet. ` |
|
vrijpostig
bijv.naamw. Uitspraak: [vrɛi'pɔstəx] |
als je dingen doet die ongepast of onbeleefd zijn
Voorbeelden: `een vrijpostige kerel`, `vrijpostige opmerkingen maken` Synoniem: brutaal |
|
de vrijspraak
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vrɛisprak] Verbuigingen: vrij|spraken (meerv.) |
vonnis waarbij iemand wordt vrijgesproken juridisch
|
|
vrijspreken
werkw. Uitspraak: ['vrɛisprekə(n)] Verbuigingen: sprak vrij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vrijgesproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(door een rechter) zeggen dat iemand onschuldig is juridisch
|
|
het staat je vrij om
|
(je mag zelf beslissen of, hoe, wanneer je (iets doet)) `Het staat je vrij om op elk moment te stoppen.`
|
|
vrijstellen
werkw. Uitspraak: ['vrɛistɛlə(n)] Verbuigingen: stelde vrij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vrijgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
officieel verklaren dat iets dat verplicht is niet hoeft
Voorbeelden: `iemand vrijstellen van militaire dienst`, `iemand vrijstellen van het betalen van belastingen` |
|
de vrijstelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vrɛistɛlɪŋ] Verbuigingen: vrijstelling|en (meerv.) |
keer dat of geval waarin iets wat verplicht is, niet hoeft of geldt
Voorbeelden: `Ik heb een vrijstelling voor het vak anatomie.`, `een fiscale vrijstelling` |
|
vrijen
werkw. Uitspraak: ['vrɛijə(n)] Verbuigingen: vree, vrijde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevreeën, heeft gevrijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
intiem lichamelijk contact hebben (met iemand)
Voorbeelden: `Ze wil niet onveilig vrijen.`, `Ze zaten te vrijen op een bankje in het park.` |
|
vrijuit
bijwoord Uitspraak: [vrɛi'jœyt] |
1) zonder iets te verbergen
Voorbeeld: `Spreek vrijuit, we zijn alleen.` |
|
vrijuit gaan
|
(onschuldig zijn of niet gestraft worden omdat de schuld niet bewezen kan worden)
|
|
vrijvallen
werkw. Uitspraak: ['vrɛivɑlə(n)] Verbuigingen: viel vrij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is vrijgevallen (volt.deelw.) |
(van een geldsom) beschikbaar worden
Voorbeeld: `obligaties die vrijvallen` |
|
vrijwaren
werkw. Uitspraak: ['vrɛiwarə(n)] Verbuigingen: vrijwaarde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevrijwaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand of iets ergens voor beschermen
Voorbeelden: `iemand vrijwaren voor alle aanspraken van derden`, `Je klanten vrijwaren tegen misbruik van hun persoonlijke gegevens.` |
|
vrijwaren
werkw. Uitspraak: ['vrɛiwarə(n)] Verbuigingen: vrijwaarde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevrijwaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand of iets ergens voor beschermen
Voorbeelden: `iemand vrijwaren voor alle aanspraken van derden`, `Je klanten vrijwaren tegen misbruik van hun persoonlijke gegevens.` |
|
de vrijwaring
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vrɛiwarɪŋ] Verbuigingen: vrijwaring|en (meerv.) |
het vrijwaren van iets of iemand
Voorbeelden: `vrijwaring van juridische aansprakelijkheid`, `de vrijwaring van slavernij` |
|
vrijwel
bijwoord Uitspraak: ['vrɛi'wɛl] |
nog net niet helemaal
Voorbeeld: `Hij is vrijwel zeker van de eindzege.` Synoniemen: zo goed als, nagenoeg, haast, bijna |
|
vrijwillig
bijv.naamw. Uitspraak: [vrɛi'wɪləx] |
wat je doet omdat je dat zelf wilt, niet omdat je het moet
Voorbeeld: `een vrijwillige bijdrage` Antoniem: verplicht Synoniem: uit vrije wil |
|
de vrijwilliger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vrɛi'wɪləxər] Verbuigingen: vrijwilliger|s (meerv.) de vrijwillig|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vrɛi'wɪləx|stər] Verbuigingen: vrijwilligster|s (meerv.) |
iemand die nuttig werk doet zonder ervoor betaald te krijgen
Voorbeelden: `Hij werkt als vrijwilliger in een weeshuis.`, `vrijwilligerswerk` |
|
vrijzinnig
bijv.naamw. Uitspraak: [vrɛi'zɪnəx] |
1) als je vindt dat iedereen vrij zijn mening mag uiten
Voorbeelden: `opgroeien in een vrijzinnig milieu`, `vrijzinnige protestanten` Antoniemen: orthodox, dogmatisch, Synoniem: liberaal 2) als je niet gelovig bent Voorbeeld: `een vrijzinnige huwelijksceremonie` Synoniem: atheïstisch |
|
de vroedvrouw
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vrutfrɑu] Verbuigingen: vroedvrouw|en (meerv.) |
vrouw die iemand helpt bevallen medisch
Synoniem: verloskundige |
|
de vroedvrouw
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vrutfrɑu] Verbuigingen: vroedvrouw|en (meerv.) |
vrouw die iemand helpt bevallen medisch
Synoniem: verloskundige |
|
vroeg
bijv.naamw. Uitspraak: [vrux] |
aan het begin van een periode of eerder dan verwacht
Voorbeelden: `vroeg in de ochtend`, `op een vroege ochtend`, `Wat ben je vroeg!`, `Kun je wat vroeger komen?`, `de vroege middeleeuwen` Antoniem: laat |
|
op zijn vroegst
|
(niet eerder dan) `De fiets is op zijn vroegst morgen klaar.`
|
|
vroegeenentwintigste-eeuws
bijv.naamw. |
betrekking hebbend op de beginperiode van de eenentwintigste eeuw
Voorbeeld: `Hoe zal de geschiedenis oordelen over vroegeenentwintigste-eeuwse fenomenen zoals WikiWoordenboek? ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het vroegeenentwintigste-eeuws in de tweede betekenis erin. ` |
|
vragen
werkw. Uitspraak: ['vraxə(n)] Verbuigingen: vroeg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevraagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (tegen iemand) (iets) in de vorm van een vraag (1) zeggen
Voorbeelden: `Hij vroeg of ik hier vaker kwam.`, `Vraag me niet waarom, het is nu eenmaal zo.`, `Ze keek me vragend aan.` Synoniem: een vraag stellen 2) (tegen iemand) (iets) in de vorm van een verzoek zeggen Voorbeelden: `Hij vroeg mij wat eerder te komen.`, `(om) geld vragen` Synoniem: verzoeken 3) nodig hebben Voorbeeld: `Het trainen van vaardigheden vraagt tijd.` Synoniemen: vereisen, vergen |
|
iemand het hemd van het lijf vragen
|
(iemand heel veel vragen stellen over iets) Synoniem: uithoren
|
|
als ik vragen mag
|
dit voeg je toe aan een vraag die je wat minder bot of streng wil laten klinken>) `Wat kom je hier doen, als ik vragen mag?`
|
|
als je het mij vraagt
|
(volgens mij)
|
|
naar iemand vragen
|
(vragen of iemand aanwezig is of hoe het met iemand gaat) `Vroeg ze nog naar mij?` Synoniem: informeren naar
|
|
(...) is vragen om problemen.
|
((...) is onvoorzichtig, leidt waarschijnlijk tot problemen) `Dronken achter het stuur zitten is vragen om problemen.` Synoniem:
|
|
vroegkosten
werkw. |
[verouderd] de eerste maaltijd van de dag nuttigen
|
|
I vroeger
bijv.naamw. Uitspraak: ['vruxər] |
als je in het verleden het genoemde was
Voorbeelden: `Op de plaats van de vroegere school is nu een winkelcentrum.`, `een vroegere werknemer` Antoniem: later Synoniemen: voormalig, gewezen |
|
II vroeger
bijwoord Uitspraak: ['vruxər] |
in het verleden
Voorbeelden: `Vroeger kon je hier nog op straat spelen.`, `Heel vroeger woonden alle mensen in grotten of hutten.` Antoniem: later |
|
vroegmalen
werkw. |
[verouderd] de eerste maaltijd van de dag nuttigen
|
|
vroegschaffen
werkw. |
[verouderd] de eerste maaltijd van de dag nuttigen
|
|
vroegsoppen
werkw. |
[verouderd] de eerste maaltijd van de dag nuttigen
|
|
vroegstukken
werkw. |
[verouderd] de eerste maaltijd van de dag nuttigen
|
|
vroegtijdig
bijv.naamw. Uitspraak: [vrux'tɛidəx] |
eerder dan verwacht
Voorbeelden: `een vroegtijdige geboorte`, `De vroegtijdige dood van Michael Jackson.` |
|
vrolijk
bijv.naamw. Uitspraak: ['vrolək] |
1) blij
Voorbeeld: `een vrolijke jongen` Synoniemen: opgewekt, zonnig (2) 2) als iets je vrolijk (1) maakt of waaruit blijkt dat je vrolijk (1) bent Voorbeeld: `een vrolijk liedje` |
|
je vrolijk maken over iets of iemand
|
(&&&iets of iemand uitlachen of bespotten)
|
|
opvrolijken
werkw. Uitspraak: [ˈɔpfroləkə(n)] Verbuigingen: vrolijkte op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgevrolijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vrolijker maken
Voorbeeld: `een ziekenhuiskamer een beetje opvrolijken met kindertekeningen en bloemen` |
|
vroom
bijv.naamw. Uitspraak: [vrom] |
erg godsdienstig religie
Voorbeeld: `als vroom moslim drinkt hij niet.` Synoniem: godsdienstig |
|
vroor
werkw. |
derde persoon enkelvoud verleden tijd van vriezen
|
|
vriezen
werkw. Uitspraak: ['vrizə(n)] Verbuigingen: vroor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevroren (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
kouder dan nul graden zijn, waardoor water ijs wordt
Voorbeelden: `Het heeft gevroren vannacht.`, `bevriezen` |
|
Het kan vriezen of/en dooien.
|
dit zeg je over iets waarvan je helemaal niet weet hoe het zal gaan>)
|
|
de vrouw
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vrɑu] Verbuigingen: vrouw|en (meerv.) |
1) volwassen mens die geen man is
Voorbeelden: `buurvrouw`, `huisvrouw`, `zakenvrouw`, `vrouwentennis` Antoniem: man 2) vrouw (1) met wie iemand getrouwd is Voorbeeld: `Zijn vrouw is vorig jaar overleden.` Antoniem: man Synoniemen: echtgenote, eega |
|
vrouwelijk
bijv.naamw. Uitspraak: ['vrɑuwelək] |
met kenmerken van het geslacht dat nakomelingen kan voortbrengen biologie
Voorbeeld: `Zij is de eerste vrouwelijke president.` Antoniem: mannelijk Synoniem: feminien |
|
de vrouw
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vrɑu] Verbuigingen: vrouw|en (meerv.) |
1) volwassen mens die geen man is
Voorbeelden: `buurvrouw`, `huisvrouw`, `zakenvrouw`, `vrouwentennis` Antoniem: man 2) vrouw (1) met wie iemand getrouwd is Voorbeeld: `Zijn vrouw is vorig jaar overleden.` Antoniem: man Synoniemen: echtgenote, eega |
|
de vrouwenarts
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vrɑuwə(n)ɑrts] Verbuigingen: vrouwenarts|en (meerv.) |
specialist op het gebied van vrouwenziektes
Voorbeeld: `omwille van je godsdienst een vrouwelijke vrouwenarts eisen` Synoniem: gynaecoloog |
|
de vrouwenarts
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vrɑuwə(n)ɑrts] Verbuigingen: vrouwenarts|en (meerv.) |
specialist op het gebied van vrouwenziektes
Voorbeeld: `omwille van je godsdienst een vrouwelijke vrouwenarts eisen` Synoniem: gynaecoloog |
|
de vrouwenbeweging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vrɑuwə(n)bəwexɪŋ] Verbuigingen: vrouwenbeweging|en (meerv.) |
groep die ernaar streeft dat vrouwen dezelfde rechten en mogelijkheden als mannen krijgen
Voorbeeld: `FEMEN is een Oekraïense vrouwenbeweging.` Synoniem: feminisme |
|
de vrouwenemancipatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vrɑuwə(n)emɑnsipa(t)si] |
ontwikkeling en streven naar gelijke rechten en zelfstandigheid voor vrouwen
Voorbeeld: `vrouwenemancipatiegroep` |
|
vrouwentongen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vrɑuwə(n)tɔŋə(n)] |
plant van de agavefamilie met lange, smalle bladeren die recht omhoog staan
Voorbeeld: `vrouwentongen op je bureau hebben staan` Synoniemen: sanseveria, zwaardplant |
|
vrouwspersoon
zelfst.naamw. |
[pejoratief] vrouw
|
|
het vrouwtje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vrɑucə] Verbuigingen: vrouwtje|s (meerv.) |
1) dier van het vrouwelijk geslacht
Voorbeelden: `vrouwtjeseend`, `vrouwtjeshert` Antoniem: mannetje 2) eigenares van een huisdier Voorbeeld: `Kom eens even bij het vrouwtje, kom dan!` Antoniem: baasje |
|
vrouwvriendelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [vrɑu'vrindələk] |
1) gekenmerkt door de overtuiging dat vrouwen gelijkwaardig zijn aan mannen
Voorbeeld: `een vrouwvriendelijk bedrijf` Antoniemen: macho, vrouwvijandig, vrouwonvriendelijk, , 2) in overeenstemming met de behoeftes of verwachtingen van vrouwen Voorbeeld: `vrouwvriendelijke porno` |
|
de vrucht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vrʏxt] Verbuigingen: vrucht|en (meerv.) |
1) iets dat uit de bloesems van een boom groeit, vaak sappig is en dat je soms kunt opeten
Voorbeelden: `rijpe vruchten`, `vruchtensalade` 2) nog niet geboren kind of jong biologie Voorbeeld: `een onvoldragen vrucht` Synoniemen: embryo, foetus 3) resultaat Voorbeelden: `de vrucht van jarenlange arbeid`, `vruchteloos` Synoniem: product |
|
de vruchten van iets plukken
|
(profijt hebben van iets) `Hij plukt de vruchten van het werk van zijn voorganger.` Synoniem: profiteren van iets
|
|
vruchtbaar
bijv.naamw. Uitspraak: ['vrʏxtbar] |
1) &
& & (van een organisme) in staat om nakomelingen voort te brengen Antoniem: onvruchtbaar 2) (van grond) in staat veel gewas voort te brengen Voorbeeld: `een vruchtbare bodem` Antoniem: onvruchtbaar 3) wat resultaten oplevert Voorbeeld: `vruchtbare onderhandelingen` |
|
vruchtbaarheid
zelfst.naamw. |
[medisch] het vermogen vrucht te dragen Voorbeeld: `De vruchtbaarheid van deze grond kan nog aanzienlijk verbeterd. `
|
|
het vruchtbeginsel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vrʏx(t)bəxɪnsəl] Verbuigingen: vruchtbeginsel|s (meerv.) |
onderste gedeelte van een stamper dat uitgroeit tot een vrucht plantkunde
Voorbeeld: `Een vrucht die niet uit het vruchtbeginsel voortkomt, noem je een schijnvrucht.` Synoniem: ovarium |
|
vruchteloos
bijv.naamw. Uitspraak: ['vrʏxtəlos] |
zonder resultaat
Voorbeeld: `een vruchteloze poging` Antoniemen: succesrijk, succesvol, Synoniemen: vergeefs, ijdel, nutteloos |
|
het vruchtvlees
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vrʏxtfles] |
zacht gedeelte van fruit tussen de schil en de pit
Voorbeeld: `het vruchtvlees van een sinaasappel` |
|
vruchtwater
zelfst.naamw. |
het vocht dat de ongeboren vrucht omgeeft
[biologie] inhoud van de cellen van een vrucht. |
|
vruchtwaterpunctie
zelfst.naamw. |
[medisch] is een prenataal onderzoek waarbij een beetje vruchtwater van een zwangere vrouw wordt afgenomen voor onderzoek. Na de punctie worden de cellen van de foetus die zich in het vruchtwater bevinden opgekweekt waarna het chromosomenpatroon in gespecialiseerde laboratoria kan worden onderzocht.
|
|
vu
afkorting |
Vrije Universiteit Amsterdam
Voorbeeld: `De VU is een maatschappelijk betrokken onderzoeksuniversiteit in Amsterdam.` |
|
I het vuil
zelfst.naamw. Uitspraak: [vœyl] |
spul dat geen nuttige functie heeft en dat je niet in je buurt wilt hebben
Voorbeelden: `Zijn handen zitten onder het vuil.`, `huisvuil`, `grofvuil` Synoniemen: vuiligheid, vuilnis, afval |
|
iemand behandelen als een stuk vuil
|
(iemand slecht, zonder respect behandelen)
|
|
II vuil
bijv.naamw. Uitspraak: [vœyl] |
1) niet schoon
Voorbeeld: `vuile handen` Antoniemen: schoon, proper, rein, , Synoniemen: vies, smerig 2) gemeen Voorbeeld: `een vuile streek` |
|
het vuile werk
|
(het onaangename, lastige werk) `Ik moet altijd het vuile werk opknappen!`
|
|
vuilbak
zelfst.naamw. |
in Vlaanderen een bak waarin men huisvuil verzamelt Voorbeeld: `De groene partij eist meer vuilbakken op het strand. `
|
|
vuilbekken
werkw. |
obsceniteiten zeggen Voorbeeld: `Die jongen zat de hele tijd te vuilbekken. `
|
|
vuilbekken
werkw. |
obsceniteiten zeggen Voorbeeld: `Die jongen zat de hele tijd te vuilbekken. `
|
|
vuilmaken
werkw. Uitspraak: ['vœylmakə(n)] Verbuigingen: maakte vuil (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft vuilgemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vuil (2) laten worden
|
|
(niet) bang zijn om je handen vuil te maken
|
((niet) bang zijn om vuil, zwaar of ondankbaar werk te doen)
|
|
geen woorden aan iets of iemand vuilmaken
|
(het niet de moeite vinden om iets te zeggen over iets of iemand, meestal omdat je het, hem of haar niet belangrijk vindt)
|
|
de vuiligheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vœyləxhɛit] Verbuigingen: vuilig|heden (meerv.) |
geheel van vieze, vuile dingen
Voorbeelden: `Voordat ik de wond ontsmet, moet ik eerst alle vuiligheid eruit halen.`, `vuiligheid onder je schoenen hebben` Synoniemen: vuil, smerigheid, viezigheid |
|
vuilkorf
zelfst.naamw. |
vuilbak
:Lege blikjes horen thuis in de vuilkorf. |
|
de/het vuilnis
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vœylnɪs] |
dingen die je niet meer gebruikt en die je weggooit, zoals etensresten en verpakkingen
Voorbeeld: `vuilniszak` Synoniemen: vuil, huisvuil |
|
de vuilnisbak
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vœylnɪzbɑk] Verbuigingen: vuilnisbak|ken (meerv.) |
bak waarin je het (huis)vuil verzamelt en waarvan de inhoud regelmatig wordt opgehaald
Voorbeelden: `De vuilnisbak is vol; haal jij de zak er even uit?`, `op tijd de vuilnisbak aan de straat zetten` |
|
de vuilnisbelt
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vœylnɪzbɛlt] Verbuigingen: vuilnisbelt|en (meerv.) |
plaats waar vuilnis op een hoop gegooid wordt
Synoniem: stort |
|
vuilnishoop
zelfst.naamw. |
een opstapeling van huisvuil Voorbeeld: `Leg deze plastic verpakking even op de vuilnishoop. `
|
|
vuilnishoop
zelfst.naamw. |
een opstapeling van huisvuil Voorbeeld: `Leg deze plastic verpakking even op de vuilnishoop. `
|
|
vuilnisman
zelfst.naamw. |
[beroep] iemand die voor de afvoer van afval zorgt Voorbeeld: `Is de vuilnisman al langs geweest? `
|
|
de vuilniswagen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vœylnɪswaxə(n)] Verbuigingen: vuilniswagen|s (meerv.) |
vrachtwagen waarmee het huisvuil wordt opgehaald
|
|
de vuilniswagen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vœylnɪswaxə(n)] Verbuigingen: vuilniswagen|s (meerv.) |
vrachtwagen waarmee het huisvuil wordt opgehaald
|
|
vuilstort
zelfst.naamw. |
plaats waar afval wordt gestort Voorbeeld: `Na onderzoek naar de effecten van de vuilstort bleek het grondwater sterk vervuild te zijn. `
|
|
de vuilverbranding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vœylfərbrɑndɪŋ] |
het verbranden van huisvuil
Voorbeeld: `vuilverbrandingsinstallatie` |
|
de vuist
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vœyst] Verbuigingen: vuist|en (meerv.) |
gesloten hand anatomie
Voorbeeld: `Met gebalde vuisten kwam hij op mij af.` |
|
een vuist maken
|
(protesteren of je verzetten) `De organisaties maken een vuist tegen discriminatie, racisme en vreemdelingenhaat.`
|
|
op de vuist gaan
|
(beginnen te vechten (met iemand))
|
|
in je vuistje lachen
|
(stiekem lachen om iets, bijvoorbeeld het ongeluk van iemand anders)
|
|
voor de vuist weg
|
(zonder voorbereiding) `Voor de vuist weg kan ik er zo tien opnoemen.` Synoniem: improviserend
|
|
uit het vuistje eten
|
(zonder bestek eten)
|
|
met de vuist op tafel slaan
|
(iets met veel nadruk eisen)
|
|
vuistbijl
zelfst.naamw. |
[archeologie] een kerngereedschap uit het paleolithicum, het Acheuléen en het Moustérien, dat voorkomt in Afrika, Europa, het westen van Eurazië, India en het westen van China, maar niet verder naar het oosten Voorbeeld: `Vuistbijlen kunnen in een kwartier tijd uit vuursteen gehakt worden. `
|
|
vuistbijl
zelfst.naamw. |
[archeologie] een kerngereedschap uit het paleolithicum, het Acheuléen en het Moustérien, dat voorkomt in Afrika, Europa, het westen van Eurazië, India en het westen van China, maar niet verder naar het oosten Voorbeeld: `Vuistbijlen kunnen in een kwartier tijd uit vuursteen gehakt worden. `
|
|
de vuist
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [vœyst] Verbuigingen: vuist|en (meerv.) |
gesloten hand anatomie
Voorbeeld: `Met gebalde vuisten kwam hij op mij af.` |
|
een vuist maken
|
(protesteren of je verzetten) `De organisaties maken een vuist tegen discriminatie, racisme en vreemdelingenhaat.`
|
|
op de vuist gaan
|
(beginnen te vechten (met iemand))
|
|
in je vuistje lachen
|
(stiekem lachen om iets, bijvoorbeeld het ongeluk van iemand anders)
|
|
voor de vuist weg
|
(zonder voorbereiding) `Voor de vuist weg kan ik er zo tien opnoemen.` Synoniem: improviserend
|
|
uit het vuistje eten
|
(zonder bestek eten)
|
|
met de vuist op tafel slaan
|
(iets met veel nadruk eisen)
|
|
vuistgevecht
zelfst.naamw. |
een gevecht waarbij men met vuistslagen tracht de tegenstander buiten gevecht te stellen Voorbeeld: `Dat vuistgevecht leverde hem een blauw oog en het verlies van twee voortanden op. `
|
|
de vuistregel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vœystrexəl] Verbuigingen: vuistregel|s (meerv.) |
algemene regel die je in de meeste gevallen kunt toepassen
Voorbeeld: `De vuistregel is eenvoudig: wat we niet besproken hebben in de lessen, hoef je niet leren voor het examen.` |
|
aanvullen
werkw. Uitspraak: [ˈanvʏlə(n)] Verbuigingen: vulde aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangevuld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat er weer genoeg van is
Voorbeeld: `de voorraad aanvullen` Synoniem: bijvullen |
|
elkaar goed aanvullen
|
(samen de gewenste eigenschappen hebben)
|
|
bijvullen
werkw. Uitspraak: ['bɛivʏlə(n)] Verbuigingen: vulde bij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft bijgevuld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat er weer genoeg van is
Voorbeelden: `de waterkan bijvullen`, `vloeistoffen bijvullen bij een onderhoudsbeurt van de auto` Synoniem: aanvullen |
|
invullen
werkw. Uitspraak: [ˈɪnvʏlə(n)] Verbuigingen: vulde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingevuld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (gegevens) opschrijven op een lege plaats in een tekst, of lege plaatsen vullen met gegevens
Voorbeelden: `je naam invullen in een leeg vakje van het gastenboek`, `een webformulier invullen met alle gevraagde gegevens` 2) concreet uitwerken Voorbeeld: `beleid invullen` |
|
opvullen
werkw. Uitspraak: [ˈɔpfʏlə(n)] Verbuigingen: vulde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgevuld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aanbrengen waar iets ontbreekt
Voorbeeld: `lege plekken in de tuin opvullen met snelgroeiende struiken |
|
vullen
werkw. Uitspraak: ['vʏlə(n)] Verbuigingen: vulde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevuld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vol maken
Voorbeelden: `de gieter vullen met water`, `Ik vul mijn dagen met telefoneren.`, `een gevuld programma`, `Die soep vult.` |
|
tot de rand gevuld
|
(helemaal vol) |
|
je zakken vullen
|
(jezelf verrijken (ten koste van anderen)) `Corrupte ambtenaren vullen hun eigen zakken met het verkopen van vergunningen en het innen van boetes.`
|
|
vulgair
bijv.naamw. Uitspraak: [vʏl'xɛ:r] Afbreekpatroon: vul - 'gair |
ruw en niet netjes
Voorbeelden: `Sommige mensen vinden 'neuken' een vulgair woord, anderen vinden het 'informeel'.`, `Vulgaire gebaren worden niet op prijs gesteld in het verkeer.` Synoniemen: grof, plat, ordinair |
|
vulgair Latijn
|
(Latijn dat door het gewone volk werd gesproken) `De Romaanse talen zijn voortgekomen uit het vulgair Latijn.`
|
|
vulgariseren
werkw. |
vulgair maken, platvloers maken, onder het volk brengen Voorbeeld: `We moeten de liefde koesteren en niet vulgariseren. ` Voorbeeld: `Hij krijgt vaak het verwijt dat hij de klassieke muziek vulgariseert. `
|
|
de vulkaan
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [vʏl'kan] Verbuigingen: vul|kanen (meerv.) |
berg met een gat in het midden waaruit soms vuur en lava komt geologie
Voorbeelden: `een werkende vulkaan`, `vulkaanuitbarsting` |
|
de vulkaanuitbarsting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vʏl'kanœytbɑrstɪŋ] Verbuigingen: vulkaanuitbarsting|en (meerv.) |
keer dat een vulkaan vuur spuwt
Voorbeeld: `vulkaanuitbarstingen in Indonesië` |
|
vulkaniseren
werkw. |
[scheikunde], [techniek] door verhitten met zwavel rubber tot een polymeer netwerk verknopen
Voorbeeld: `Nadat rubber gevulkaniseerd is wordt het nooit meer vloeibaar. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het vulkaniseren in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de vulkanologie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vʏlkanolo'xi] |
leer die zich bezighoudt met vulkanen en alles wat daarop betrekking heeft
Voorbeeld: `In de vulkanologie probeert men onder andere bezig te bepalen wanneer een vulkaan zal uitbarsten.` |
|
de vulling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vʏlɪŋ] Verbuigingen: vulling|en (meerv.) |
dat waarmee je iets (op)vult
Voorbeelden: `bonbons met een vulling van praliné`, `De tandarts wil twee oude vullingen vervangen.`, `maagvulling`, `taartvulling` Synoniem: inhoud |
|
de vulpen
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['vʏlpɛn] Verbuigingen: vulpen|nen (meerv.) |
pen die je vult met vloeibare inkt
Voorbeelden: `vulpeninkt`, `vulpenhouder` |
|
het vulpotlood
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vʏlpɔtlot] Verbuigingen: vulpot|loden (meerv.) |
houder voor dunne staafjes grafiet waarmee je kunt tekenen en schrijven
Voorbeelden: `Als je op de bovenkant van je vulpotlood duwt, dan komt er een stukje grafiet tevoorschijn en kun je beginnen te schrijven.`, `een klein gommetje op de bovenkant van je vulpotlood` |
|
vultrechter
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een glazen of plastic trechter met een brede hals bedoeld om het quantitatief vullen van nauwe buizen of ampullen met met name poedervormige materialen te vergemakkelijken Voorbeeld: `Zonder vultrechter zul je een deel van je ingewogen poeder morsen. `
|
|
vulva
zelfst.naamw. |
[anatomie] de schaamspleet, de ingang tot de vagina Voorbeeld: `Ze ging gisteren naar de dokter vanwege haar vulva. `
|
|
vulvair
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot de schaamspleet Voorbeeld: `[...] het belang van biopsie bij elk vulvair huidletsel kan niet genoeg worden onderstreept <ref> blz 571. 'Leerboek chirurgie' door H A Bruining, H.A. Bruining e.a. `
|
|
vulvovaginitis
zelfst.naamw. |
[medisch]: ontsteking van de schaamspleet en de schede
|
|
vuns
bijv.naamw. |
muf, schimmelig, vochtig, rot
Voorbeeld: `De appelvoorraad die in de kelder ligt ziet er vuns uit.` Synoniem: vunzig |
|
vunzig
bijv.naamw. Uitspraak: ['vʏnzəx] |
onaangenaam doordat het sterk afwijkt van wat men op het gebied van seks en fatsoen normaal vindt
Voorbeelden: `vunzige teksten`, `vunzige schandaaljournalistiek` Synoniemen: schunnig, vies, obsceen |
|
vuren
werkw. Uitspraak: ['vyrə(n)] Verbuigingen: vuurde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gevuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een vuurwapen schieten
Voorbeelden: `Van dichtbij vuurde hij nog tweemaal.`, `staakt-het-vuren`, `afvuren` |
|
Vuur!
|
commando om te schieten met een vuurwapen>)
|
|
het vurenhout
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vyrə(n)hɑut] |
houtsoort die afkomstig is van de gewone spar
|
|
vurig
bijv.naamw. Uitspraak: ['vyrəx] |
met een groot verlangen of met veel hartstocht
Voorbeelden: `een vurige wens`, `een vurige minnaar` Synoniem: hartstochtelijk |
|
de VUT
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [vʏt] |
vervroegde uittredingsregeling die het mogelijk maakte om voor de wettelijke leeftijd van 65 jaar met pensioen te gaan verouderd
Voorbeeld: `VUT-gerechtigd` Synoniem: levensloopregeling |
|
de vutter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vʏtər] Verbuigingen: vutter|s (meerv.) de vut|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vʏt|stər] Verbuigingen: vutster|s (meerv.) |
iemand die gebruik maakt van de VUT
|
|
het vuur
zelfst.naamw. Uitspraak: [vyr] Verbuigingen: vuren (meerv.) |
1) fel, heet en bewegend licht dat ontstaat als iets brandt
Verbuigingen: vuren (meerv.) Voorbeelden: `de elementen vuur, water, aarde en lucht`, `Heb je misschien een vuurtje voor mij?`, `de aardappelen op het vuur zetten` 2) keer dat geschoten wordt met een vuurwapen Voorbeeld: `spervuur` 3) een sterk, positief gevoel Voorbeelden: `iets met vuur verdedigen`, `In het vuur van zijn betoog stootte hij zijn glas om.` Synoniemen: enthousiasme, hartstocht, passie |
|
vuur vatten
|
(gaan branden) Synoniem: vlam vatten
|
|
in vuur en vlam staan
|
(helemaal branden) Synoniem: in brand staan, in lichterlaaie staan
|
|
in vuur en vlam staan voor
|
(verliefd of heel enthousiast zijn)
|
|
met vuur spelen
|
(een groot risico nemen) `Als je vaak te laat komt op je werk, speel je met vuur.`
|
|
voor iemand door het vuur gaan
|
(alles willen doen voor iemand)
|
|
voor hetere vuren gestaan hebben
|
(al moeilijkere of gevaarlijkere dingen meegemaakt hebben)
|
|
te vuur en te zwaard bestrijden
|
(met de grootst mogelijke inspanning bestrijden)
|
|
iemand onder vuur nemen
|
(&&&iemand beschieten) `De auto werd vanuit het kamp onder vuur genomen.` Synoniem:
|
|
onder vuur nemen
|
(bekritiseren) `De kerk is altijd onder vuur genomen door critici die het met de levenswijze van de geestelijken niet eens waren.` Synoniem:
|
|
onder vuur (komen te) liggen
|
(&&&beschoten worden)
|
|
onder vuur (komen te) liggen
|
(zware kritiek krijgen) `De president kwam onder vuur te liggen van zijn eigen politieke partners.`
|
|
afvuren
werkw. Uitspraak: ['ɑfyrə(n)] Verbuigingen: vuurde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgevuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een wapen wegschieten
Voorbeeld: `een kogel afvuren` |
|
vragen op iemand afvuren
|
(iemand veel vragen stellen) `al je vragen afvuren op het panel deskundigen`
|
|
de vuurdoop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vyrdop] |
1) eerste keer in een gevechtssituatie defensie
Voorbeeld: `de rekruten ondergingen hun vuurdoop` 2) eerste keer dat je iets doet of meemaakt Voorbeeld: `je vuurdoop als leerkracht goed doorstaan` |
|
de vuurdoorn
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vyrdorn] Verbuigingen: vuurdoorn|s (meerv.) |
plant met witte bloemen en rode, gele of oranje bessen
Voorbeeld: `Op de takken van de vuurdoorn zitten lange stekels.` |
|
vuurgevecht
zelfst.naamw. |
[militair] een strijd waarbij partijen elkaar beschieten met vuurwapens Voorbeeld: `Er ontstond een vuurgevecht, dat echter maar van korte duur was. `
|
|
vuurhoos
zelfst.naamw. |
[meteorologie] een wervelwind ontstaan boven een veld met brandende vegetatie die vuur opzuigt Voorbeeld: `Er is in Brazilië een vuurhoos gezien en goed op video gezet.<ref>[http://www.huffingtonpost.com/2010/08/25/brazil-fire-tornado-video_n_693803.html Vuurhoos in Brazilië]</ref> `
|
|
het vuurpeloton
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vyrpelətɔn, 'vurpelotɔn] Verbuigingen: vuurpeloton|s (meerv.) |
groep soldaten met de opdracht om één of meer mensen dood te schieten
Voorbeeld: `Als een van de soldaten van een vuurpeloton weigert te schieten, loopt hij het risico om zelf doodgeschoten te worden.` Synoniem: executiepeloton |
|
de vuurpijl
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vyrpɛil] Verbuigingen: vuurpijl|en (meerv.) |
kleine raket die met een hoge snelheid de lucht inschiet en die met een knal en kleurige vonken ontploft
Voorbeeld: `Bij een vuurwerk worden er verschillende vuurpijlen de lucht ingeschoten.` |
|
vuurrood
bijv.naamw. Uitspraak: ['vyrot] |
fel helderrood
Voorbeelden: `een vuurrood hoofd krijgen`, `een meisje met vuurrood haar` Synoniem: knalrood |
|
vuursteen
zelfst.naamw. |
[n]: [mineraal] een harde steensoort uit silica opgebouwd die in de prehistorie verwerkt werd tot werktuigen
Voorbeeld: `Het bewerken van vuursteen was een hele kunst. ` [m]: een steen gebruikt om vonken voort te brengen Voorbeeld: `Er zit een vuursteentje in deze aansteker. ` |
|
vuurtempel
zelfst.naamw. |
[religie] heiligdom waarin een eeuwigbrandend vuur onderhouden wordt Voorbeeld: `Het vuur in de vuurtempel van Yazd brandt al sinds 450. `
|
|
de vuurtoren
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['vyrtorə(n)] Verbuigingen: vuurtoren|s (meerv.) |
toren aan zee met een bewegende lamp als baken voor passerende schepen
|
|
vuurvast
bijv.naamw. Uitspraak: [vyr'vɑst] |
als iets bestand is tegen grote hitte
Voorbeelden: `een houtoven met vuurvaste stenen`, `vuurvaste materialen` |
|
vuurvaste baksteen
zelfst.naamw. |
een bepaald type baksteen dat vuurvast is
[kleur] de kleur van vuurvaste bakstenen Voorbeeld: `Heeft u die ook in het vuurvaste baksteen? ` |
|
vuurvaste baksteenkleurig
bijv.naamw. |
[kleur] de kleur van vuurvaste bakstenen hebbend Voorbeeld: `Hij rijdt in een vuurvaste baksteenkleurige auto. `
|
|
vuurvlieg
zelfst.naamw. |
[dierkunde] een nachtelijk lichtgevend kevertje uit de familie 'Lampyridae' Voorbeeld: `Ze wist de vuurvlieg op foto vast te leggen. `
|
|
vuurvreter
zelfst.naamw. |
[beroep] iemand die ter vermaak van een publiek vlammen dooft met zijn mond Voorbeeld: `We hebben in het circus een vuurvreter gezien. `
|
|
het vuurwapen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vyrwapə(n)] Verbuigingen: vuurwapen|s (meerv.) |
wapen waarmee je kogels kunt afschieten
Voorbeeld: `vuurwapenvergunning` |
|
de vuurwapenvergunning
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['vyrwapə(n)vərxʏnɪŋ] Verbuigingen: vuurwapenvergunning|en (meerv.) |
officiële toestemming voor het bezitten van een vuurwapen
Voorbeelden: `een vuurwapenvergunning aanvragen`, `een vuurwapenvergunning aan iemand verlenen` |
|
vuurwater
zelfst.naamw. |
sterkedrank.
|
|
het vuurwerk
zelfst.naamw. Uitspraak: ['vyrwɛrk] |
voorwerpen die bij feesten aangestoken worden en dan onploffen met veel lawaai en kleurige vonken
Voorbeelden: `vuurwerk afsteken`, `Toen ik met oudjaar voor het eerst zelf vuurwerk kocht, had ik alleen maar rotjes en ander knalvuurwerk; vuurpijlen vond ik veel te duur.`, `siervuurwerk` |
|
vuvuzela
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument] een Zuid-Afrikaans blaasinstrument Voorbeeld: `Het geluid van de vuvuzela was oorverdovend tijdens het wereldkampioenschap voetbal. `
|
|
VWO
zelfst.naamw. |
[afkorting] de afkorting voor Vlaamse Wiskunde Olympiade, een wiskundewedstrijd voor scholieren Voorbeeld: `Zij doet met de VWO mee. `
|
|
u
pronoun Uitspraak: [y] |
beleefde aanspreekvorm voor de tweede persoon enkelvoud en meervoud
Voorbeelden: `Gaat u zitten!`, `Oudere mensen spreek je meestal met 'u' aan.` |
|
iets om 'u' tegen te zeggen
|
(iets dat respect afdwingt)
|
|
U-bocht
zelfst.naamw. |
een bocht van 180° Voorbeeld: `Een auto vloog met levensgevaarlijke snelheid de U-bocht uit. `
|
|
u.d.
afkorting |
universitair docent
|
|
Ubir
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Papoea-Nieuw-Guinea gesproken wordt Voorbeeld: `Wij spreken de taal Ubir vloeiend. `
|
|
Udi
zelfst.naamw. |
[taal] een taal met ongeveer 8000 sprekers die in Azerbeidzjan gesproken wordt Voorbeeld: `Hoe goed kent u de taal Udi? `
|
|
Udmurt
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Rusland gesproken wordt Voorbeeld: `De taal Udmurt wordt nog veel gesproken. `
|
|
ufo
zelfst.naamw. |
een vliegend voorwerp waarvan de identiteit niet bekend is
Voorbeeld: `In het Nederlands is het ongebruikelijk het woord ufo te gebruiken zonder te bedoelen dat het buitenaards is. ` een buitenaards vliegend voorwerp Voorbeeld: `Er wordt geregeld melding gemaakt van (vermeende) waarnemingen van ufo's. ` Bron: Wikiwoordenboek - UFO. |
|
Ia de Ugandees
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [uxɑn'des] Verbuigingen: Ugan|dezen (meerv.) Ib de Ugan|dese zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [uxɑn|'desə] Verbuigingen: Ungandese|n, Ungandese|s (meerv.) |
iemand met de Ugandese nationaliteit
Synoniem: Oegandees |
|
II Ugandees
bijv.naamw. Uitspraak: [uxɑn'des] |
als iets of iemand uit Uganda komt of met Uganda te maken heeft
Voorbeeld: `Ugandese nationale parken` Synoniem: Oegandees |
|
Ugandese
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Oeganda ('ook' Uganda)
|
|
uh
tussenwerpsel Uitspraak: [ʏ:] |
dit zeg je als je aarzelt bij het praten>
Voorbeeld: `Hij heet uh ... Peter Minnema.` |
|
uhf-antenne
zelfst.naamw. |
[natuurkunde], [elektronica] een antenne voor het uitzenden en/of ontvangen van elektromagnetische straling in het frequentiegebied van 300 - 3000 MHz Voorbeeld: `Een uhf-antenne voor tv-ontvangst ziet men niet veel meer. `
|
|
de ui
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [œy] Verbuigingen: ui|en (meerv.) |
bol die uit laagjes bestaat met een scherpe geur en smaak die je als groente eet
Voorbeeld: `Ik moet altijd huilen als ik uien snij.` |
|
uienlucht
zelfst.naamw. |
een sterke geur van uien Voorbeeld: `Die uienlucht hangt nog steeds in huis. `
|
|
uienoogst
zelfst.naamw. |
[landbouw] het van het land halen van verbouwde uien
Voorbeeld: `De uienoogst is on volle gang. ` [landbouw] de in een jaar het van het land gehaalde verbouwde uien Voorbeeld: `De uienoogsten waren de afgelopen jaren uitzonderlijk groot. ` |
|
uiensoep
zelfst.naamw. |
een uit uien bereide soep Voorbeeld: `In het restaurant werd veel uiensoep besteld. `
|
|
de uier
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œyjər] Verbuigingen: uier|s (meerv.) |
klier die bij zoogdieren als koeien, schapen en geiten als een soort zak onder aan de buik hangt en waarin de melk wordt gemaakt
Voorbeeld: `een koe met volle uiers` |
|
het uil
zelfst.naamw. Uitspraak: [œyl] Verbuigingen: uil|en (meerv.) |
nachtvogel met een rond, plat gezicht, een kleine kromme snavel en ogen die naar voren zijn gericht
Voorbeeld: `De uil symboliseert wijsheid.` |
|
een uiltje knappen
|
(eventjes slapen)
|
|
het uilskuiken
zelfst.naamw. Uitspraak: ['œylskœykə(n)] Verbuigingen: uilskuiken|s (meerv.) |
1) jong van een uil
Voorbeeld: `een uil met twee uilskuikens` 2) iemand die dom doet Voorbeeld: `Weer niet goed! Wat ben je toch een uilskuiken!` Synoniemen: domoor, sukkel |
|
I uit
bijwoord Uitspraak: [œyt] |
1) niet in werking, afgelopen
Voorbeelden: `Doe jij de radio uit?`, `Het vuur is uit.` Antoniem: aan 2) van je lichaam af Voorbeeld: `Heb jij je jas al uit?` Antoniem: aan 3) niet meer in de mode Voorbeeld: `Die muziek was een jaar geleden erg populair maar is nu helemaal uit.` Antoniem: in 4) in een richting naar buiten Voorbeeld: `voor je uit staren` Antoniem: in 5) <in allerlei uitdrukkingen |
|
II uit
voorzetsel Uitspraak: [œyt] |
1) afkomstig van
Voorbeelden: `wijn uit Frankrijk`, `frites met mayonaise uit een puntzak` 2) naar buiten Voorbeelden: `Ga de kamer uit!`, `schone lakens uit de kast halen` Antoniem: in 3) op grond van Voorbeelden: `handelen uit principe`, `iets uit liefde doen` 4) <in verschillende uitdrukkingen |
|
Ik heb het boek uit.
|
(ik heb het boek helemaal gelezen)
|
|
Punt uit!
|
commentaar waarmee je aangeeft dat je een onderwerp als afgesloten beschouwt>)
|
|
uit eten gaan
|
(in een restaurant gaan eten)
|
|
de bal uit slaan
|
(de bal over de lijn slaan)
|
|
er helemaal uit zijn
|
(niet meer weten hoe iets was of moest)
|
|
Ik ben er uit!
|
(ik weet de oplossing)
|
|
er niet over uit kunnen
|
(heel erg verbaasd zijn)
|
|
uit wandelen gaan
|
(een eindje gaan wandelen)
|
|
uit drie delen bestaan
|
(door drie delen gevormd zijn)
|
|
ergens op uit zijn
|
(iets willen bereiken) `War ben je eigenlijk op uit?`
|
|
uit-en-te-na
bijwoord |
op uitputtende wijze Voorbeeld: `Maar dat is immers al uit-en-te-na onderzocht? `
|
|
uitademen
werkw. Uitspraak: ['œytadəmə(n)] Verbuigingen: ademde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeademd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(adem) door je mond naar buiten blazen
Voorbeeld: `een trek van je sigaret nemen en de rook uitademen` Antoniem: inademen |
|
uitademing
zelfst.naamw. |
het uitademen Voorbeeld: `Na een uitademing zette hij zijn werk voort. `
|
|
uitbaggeren
werkw. |
uitdiepen door middel van baggeren Voorbeeld: `Kun jij voor mij even de sloot uitbaggeren. `
|
|
uitbannen
werkw. Uitspraak: ['œydbɑnə(n)] Verbuigingen: bande uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgebannen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat iets waar je last van hebt weggaat of verdwijnt
Voorbeelden: `Dat land wil kernenergie uitbannen.`, `extreme armoede en honger uitbannen`, `een ritueel om boze geesten uit te bannen` Synoniemen: verdrijven, uitdrijven |
|
uitbarsten
werkw. Uitspraak: ['œydbɑrstə(n)] Verbuigingen: barstte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgebarsten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van een vulkaan) plotseling en heftig as en lava naar buiten brengen
Voorbeeld: `De vulkaan staat op uitbarsten.` 2) plotseling en heftig beginnen Voorbeeld: `Er is een epidemie uitgebarsten: bijna iedereen is ziek.` Synoniem: losbarsten |
|
uitbarsten in
werkw. Uitspraak: ['œydbɑrstə(n) ɪn] Verbuigingen: barstte uit in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgebarsten in (volt.deelw.) |
(het genoemde) plotseling en hevig beginnen of krijgen
Voorbeelden: `in lachen uitbarsten`, `in huilen/tranen uitbarsten`, `in woede uitbarsten` |
|
de uitbarsting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œydbɑrstɪŋ] Verbuigingen: uitbarsting|en (meerv.) |
1) (van een vulkaan) het plotseling en heftig naar buiten brengen van as en lava
Voorbeeld: `verwoestingen door uitbarstingen van de Etna` Synoniem: eruptie 2) keer dat iets plotseling en heftig begint Voorbeelden: `een uitbarsting van geweld`, `woede-uitbarsting` Synoniem: eruptie |
|
de uitbarsting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œydbɑrstɪŋ] Verbuigingen: uitbarsting|en (meerv.) |
1) (van een vulkaan) het plotseling en heftig naar buiten brengen van as en lava
Voorbeeld: `verwoestingen door uitbarstingen van de Etna` Synoniem: eruptie 2) keer dat iets plotseling en heftig begint Voorbeelden: `een uitbarsting van geweld`, `woede-uitbarsting` Synoniem: eruptie |
|
uitbaten
werkw. Uitspraak: ['œydbatə(n)] Verbuigingen: baatte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgebaat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geld verdienen aan of met (iets)
Voorbeelden: `je foto's commercieel uitbaten via internet`, `De skihal baat de horeca uit volgens de gebruikelijke horecaregels.` Synoniem: exploiteren |
|
de uitbater
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œydbatər] Verbuigingen: uitbater|s (meerv.) de uit|baatster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œyt|batstər] Verbuigingen: uitbaatster|s (meerv.) |
iemand die geld verdient aan of met (iets)
Voorbeelden: `de uitbater van een café`, `de uitbater van een sporthal` Synoniem: exploitant |
|
uitbeelden
werkw. Uitspraak: ['œydbeldə(n)] Verbuigingen: beeldde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgebeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een voorstelling geven van (iets of iemand)
Voorbeelden: `in een toneelstuk een heks uitbeelden`, `als spel spreekwoorden uitbeelden en laten raden` Synoniemen: verbeelden, visualiseren |
|
uitbeitelen
werkw. |
met een beitel uithakken Voorbeeld: `Stop eens met het uitbeitelen van dat hout! `
|
|
uitbenen
werkw. |
het been uit (het vlees) halen Voorbeeld: `Hij was het vlees aan het uitbenen. `
|
|
uitbesteden
werkw. Uitspraak: [ˈœydbəstedə(n)] Verbuigingen: besteedde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitbesteed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door iemand anders laten verzorgen
Voorbeelden: `het onderhoud uitbesteden aan een particulier bedrijf`, `je kind uitbesteden aan een crèche`, `De debiteurenadministratie en incasso hebben we uitbesteed.` |
|
uitbetalen
werkw. Uitspraak: [ˈœydbətalə(n)] Verbuigingen: betaalde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitbetaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geld geven aan iemand voor iets wat hij of zij heeft gedaan
Voorbeeld: `Overuren worden niet altijd uitbetaald.` |
|
Die opleiding betaalt zich altijd uit.
|
(van die opleiding heb je later altijd voordeel)
|
|
de uitbetaling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œydbətalɪŋ] Verbuigingen: uitbetaling|en (meerv.) |
keer dat je (iets) betaalt of in geld omzet
Voorbeelden: `de uitbetaling van loon`, `je werkgever een verzoek tot uitbetaling van je vakantiedagen doen` |
|
uitblazen
werkw. |
uitrusten
Voorbeeld: `Een weekendje uitblazen aan zee. ` doven door te blazen Voorbeeld: `De kaarsjes van een verjaardagstaart uitblazen. ` naar buiten doen gaan door te blazen Voorbeeld: `Zijn laatste adem uitblazen. ` Voorbeeld: `De rook uitblazen. ` leegmaken of schoonmaken door te blazen Voorbeeld: `Eieren uitblazen. ` |
|
uitblijven
werkw. Uitspraak: [ˈœydblɛivə(n)] Verbuigingen: bleef uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgebleven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet gebeuren terwijl je dat wel had verwacht
Voorbeeld: `Ik heb veel sollicitatiebrieven geschreven maar de reacties bleven uit.` Synoniem: wegblijven |
|
uitblinken
werkw. Uitspraak: ['œydblɪŋkə(n)] Verbuigingen: blonk uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeblonken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
veel beter zijn dan andere(n)
Voorbeelden: `uitblinken in wiskunde`, `Deze auto blinkt uit in betrouwbaarheid.`, `Hij is best slim, maar hij weet dat hij op geen enkel terrein zal uitblinken.` Synoniemen: uitmunten, excelleren |
|
de uitblinker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œydblɪŋkər] Verbuigingen: uitblinker|s (meerv.) de uitblink|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œydblɪŋk|stər] Verbuigingen: uitblinkster|s (meerv.) |
iets of iemand die veel beter is dan andere(n)
Voorbeeld: `de uitblinker zijn in een schaaktoernooi` Synoniemen: kanjer, kei |
|
uitblussen
werkw. |
een einde maken aan het verbrandingsproces van een brand
Voorbeeld: `Het duurde geruime tijd voordat de brand geheel uitgeblust was. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het uitblussen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de uitbouw
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈœydbɑu] Verbuigingen: uitbouw|en (meerv.) |
deel van een gebouw dat uitsteekt, bijvoorbeeld doordat het er later aangebouwd is
Voorbeeld: `de keuken vergroten door middel van een uitbouw` |
|
uitbouwen
werkw. Uitspraak: [œydbɑuwə(n)] Verbuigingen: bouwde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgebouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een gebouw) groter maken
Voorbeeld: `de kamer uitbouwen met een serre` 2) tot verdere ontwikkeling brengen Voorbeelden: `de handelsrelaties met het buurland uitbouwen`, `een merk wereldwijd uitbouwen` |
|
uitbranden
werkw. Uitspraak: ['œydbrɑndə(n)] Verbuigingen: brandde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgebrand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door brand helemaal kapot gaan
Voorbeelden: `een uitgebrande auto`, `Door de blikseminslag is mijn hele huis uitgebrand.` |
|
de uitbrander
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈœydbrɑndər] Verbuigingen: uitbrander|s (meerv.) |
keer dat iemand boos wordt toegesproken omdat hij of zij iets verkeerds heeft gedaan
Voorbeeld: `iemand een flinke uitbrander geven` Synoniem: berisping |
|
uitbreiden
werkw. Uitspraak: [ˈœydbrɛidə(n)] Verbuigingen: breidde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgebreid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
meer of groter maken
Voorbeelden: `het interne geheugen van de computer uitbreiden`, `De crisis breidt zich uit.` |
|
de uitbreiding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈœydbrɛidɪŋ] Verbuigingen: uitbreiding|en (meerv.) |
deel waarmee iets vermeerderd of groter gemaakt is
Voorbeeld: `de uitbreiding aan de oostkant van de stad` |
|
uitbreken
werkw. Uitspraak: [ˈœydbrekə(n)] Verbuigingen: brak uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (een ruimte) groter maken door een muur weg te halen
Verbuigingen: heeft uitgebroken (volt.deelw.) Voorbeeld: `We hebben de keuken uitgebroken.` 2) uit de gevangenis ontsnappen Verbuigingen: is uitgebroken (volt.deelw.) Voorbeeld: `De gevangenen zijn tijdens het transport uitgebroken.` 3) plotseling en heftig beginnen Verbuigingen: is uitgebroken (volt.deelw.) Voorbeeld: `Na de moord brak er een opstand uit.` |
|
uitbrengen
werkw. Uitspraak: ['œydbrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) uitspreken
Voorbeelden: `een toast op je jarige vader uitbrengen`, `een bod uitbrengen op een huis dat te koop staat` 2) openbaar maken Voorbeelden: `een rapport uitbrengen`, `een carnavalslied uitbrengen` |
|
geen woord kunnen uitbrengen
|
(niets kunnen zeggen) `van ontroering geen woord kunnen uitbrengen`
|
|
uitbroeden
werkw. |
eieren verwarmen totdat deze uitkomen Voorbeeld: `Zodra de eieren van nestvlieders uitgeboed zijn, verlaten de jongen het nest. `
|
|
uitbuiten
werkw. Uitspraak: ['œydbœytə(n)] Verbuigingen: buitte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgebuit (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zo veel mogelijk voordeel uit iemand halen ten koste van die persoon
Voorbeelden: `mensenhandel en uitbuiting van vrouwen`, `werkgevers die illegale buitenlanders uitbuiten` Synoniemen: uitpersen (2), uitknijpen (2) 2) zo veel mogelijk voordeel halen uit (iets) Voorbeelden: `je voordeelkaart uitbuiten`, `de samenwerking ten volle uitbuiten` Synoniem: profiteren van |
|
uitbuiting
zelfst.naamw. |
het gebruik van iemand maken zonder daar naar waarde voor te belonen
|
|
uitbundig
bijv.naamw. Uitspraak: [œyd'bʏndəx] |
1) erg vrolijk en luidruchtig
Voorbeelden: `een uitbundig huwelijksfeest`, `uitbundig reageren op het goede nieuws`, `het winnen van de wedstrijd uitbundig vieren` Antoniem: ingetogen Synoniem: uitgelaten 2) meer of groter dan normaal Voorbeeld: `de uitbundige groei van de Chinese economie` Synoniem: hevig |
|
uitcasten
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - cas - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: castte uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgecast (volt.deelw.) |
vaststellen of bepaalde acteurs geschikt zijn voor een beschikbare rol cultuur
Voorbeeld: `iedereen die auditie kwam doen werd uitgecast` |
|
uitchecken
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - chec - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: checkte uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgecheckt (volt.deelw.) |
zich afmelden, zich uitschrijven (bij de balie van een hotel bijv.)
Voorbeeld: `na een prettige vakantie checkten ze uit bij de balie van het appartementencomplex` |
|
uitdagen
werkw. Uitspraak: ['œydaxə(n)] Verbuigingen: daagde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) proberen iemand iets te laten doen of kunnen wat hij of zij nu nog niet doet of kan
Voorbeelden: `het bedrijfsleven uitdagen tot meer onderzoek`, `slimme kleuters uitdagen` 2) proberen iemand te laten reageren Voorbeelden: `Hij zat me steeds uit te dagen en uiteindelijk werd ik toch kwaad.`, `sexy vrouwen die mannen uitdagen` Synoniem: provoceren |
|
uitdagend
bijv.naamw. Uitspraak: [œy'daxənt] |
die of dat uitdaagt
Voorbeelden: `uitdagend onderwijs`, `uitdagende lingerie dragen` |
|
de uitdaging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œydaxɪŋ] Verbuigingen: uitdaging|en (meerv.) |
iets waardoor je iets doet of kunt dat je niet eerder deed of kon
Voorbeelden: `je werk zat zijn en op zoek gaan naar een nieuwe uitdaging`, `E-publishing is een uitdaging voor uitgevers.` |
|
uitdelen
werkw. Uitspraak: ['œydelə(n)] Verbuigingen: deelde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aan verschillende mensen geven
Voorbeelden: `formulieren uitdelen aan de cursisten`, `De gemeente deelt gratis strooizout uit als het vriest.` |
|
klappen/tikken uitdelen
|
(iemand slaan)
|
|
uitdenken
werkw. Uitspraak: ['œydɛŋkə(n)] Verbuigingen: dacht uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door nadenken tot stand brengen
Voorbeelden: `nieuwe online concepten uitdenken en uitwerken`, `uitdenken hoe je een probleem gaat oplossen` Synoniemen: bedenken, uitvinden |
|
uitdiepen
werkw. Uitspraak: ['œydipə(n)] Verbuigingen: diepte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgediept (volt.deelw.) |
1) dieper maken
Voorbeelden: `door te baggeren een kanaal uitdiepen`, `de vaargeul regelmatig uitdiepen voor de scheepvaart` 2) grondiger onderzoeken of uitwerken Voorbeelden: `een historische gebeurtenis uitdiepen`, `de samenwerking uitdiepen` |
|
uitdijen
werkw. Uitspraak: [ˈœydɛiə(n)] Verbuigingen: dijde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgedijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
meer of groter worden
Voorbeeld: `in de breedte uitdijen` Synoniem: toenemen |
|
uitdoen
werkw. Uitspraak: [ˈœydun] Verbuigingen: deed uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (kleren of schoenen) van je lichaam afhalen
Voorbeeld: `je broek uitdoen` Synoniem: uittrekken 2) zorgen dat het niet meer aan is Voorbeelden: `het licht uitdoen`, `de radio uitdoen` 3) uit de grond halen Voorbeelden: `bomen uitdoen`, `bloembollen uitdoen` Synoniem: rooien 4) afmaken Voorbeeld: `de termijn als minister-president uitdoen` |
|
uitdokteren
werkw. Uitspraak: ['œydɔktərə(n)] Verbuigingen: dokterde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedokterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bedenken en uitproberen hoe iets moet
Voorbeelden: `een strategie uitdokteren`, `nieuwe recepten uitdokteren` Synoniem: uitzoeken |
|
zich uitdossen
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈœydɔsə(n)] Verbuigingen: doste zich uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich uitgedost (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
jezelf opvallend kleden
Voorbeeld: `Wat heb jij je uitgedost met al die kettingen en ringen!` |
|
uitdoven
werkw. Uitspraak: ['œydovə(n)] Verbuigingen: doofde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgedoofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van iets brandends) ophouden met branden
Voorbeelden: `Het kampvuur is uiteindelijk uitgedoofd.`, `het vuur in de open haard uitdoven` Synoniem: doven (2) |
|
de uitdraai
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈœydraj] Verbuigingen: uitdraai|en (meerv.) |
afdruk van een computerbestand met een printer
Synoniem: |
|
uitdraaien
werkw. Uitspraak: ['œydrajə(n)] Verbuigingen: draaide uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedraaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een computerbestand) afdrukken
Voorbeeld: `je tekst uitdraaien en controleren` Synoniem: printen 2) met een draaiende beweging uitdoen (2) Voorbeelden: `het gas uitdraaien`, `de lamp uitdraaien` |
|
uitdraaien op
werkw. Uitspraak: ['œydrajə(n) ɔp] Verbuigingen: draaide uit op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgedraaid op (volt.deelw.) |
aflopen (met genoemd resultaat)
Voorbeeld: `Het relletje draaide uit op een grote vechtpartij tussen de politie en de jongeren.` Synoniemen: uitlopen op, resulteren in, uitmonden in |
|
op niets uitdraaien
|
(nergens toe leiden) `de verwachting dat het overleg op niets zal uitdraaien` Synoniem: mislukken
|
|
uitdragen
werkw. Uitspraak: ['œydraxə(n)] Verbuigingen: droeg uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij mensen bekendmaken
Voorbeelden: `je ideeën uitdragen`, `Het bedrijf draagt uit dat het goed bezig is.` Synoniem: verkondigen |
|
uitdragerij
zelfst.naamw. Uitspraak: [œydraxə'rɛi] Verbuigingen: uitdragerij|en (meerv.) |
winkel waar gebruikte spullen verkocht worden
|
|
Het lijkt hier wel een uitdragerij!
|
(het is hier een grote rotzooi)
|
|
uitdrijven
werkw. Uitspraak: ['œydrɛivə(n)] Verbuigingen: dreef uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (boze geesten) verjagen
Verbuigingen: heeft uitgedreven (volt.deelw.) Voorbeeld: `boze geesten uitdrijven` Synoniem: uitbannen 2) (bij het zwemmen) je drijvend laten gaan sport Verbuigingen: is uitgedreven (volt.deelw.) Voorbeeld: `na de afzet vijf seconden uitdrijven op de borst` |
|
uitdrinken
werkw. Uitspraak: ['œydrɪnkə(n)] Verbuigingen: dronk uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedronken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (drank) opdrinken
Voorbeeld: `je koffie uitdrinken` 2) leegdrinken Voorbeeld: `je beker melk uitdrinken` |
|
uitdrogen
werkw. Uitspraak: ['œydroxə(n)] Verbuigingen: droogde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgedroogd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
droog worden
Voorbeelden: `Mijn huid is door de vrieskou helemaal uitgedroogd.`, `Ik heb erge dorst. Ik ben uitgedroogd.` |
|
de uitdroging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œydroxɪŋ] |
te groot verlies van lichaamsvocht medisch
Voorbeeld: `Uitdroging kan komen door te weinig drinken, door te veel alcohol, door diarree of door hevig overgeven.` Synoniem: dehydratie |
|
uitdrukkelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [œy'drʏkələk] |
zo dat het heel duidelijk is
Voorbeelden: `uitdrukkelijke toestemming van je ouders nodig hebben om iets te mogen doen`, `Het is hier uitdrukkelijk verboden te zwemmen.` Synoniemen: nadrukkelijk, expliciet |
|
uitdrukken
werkw. Uitspraak: ['œydrʏkə(n)] Verbuigingen: drukte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedrukt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) uiten met woorden
Voorbeelden: `emoties uitdrukken`, `zich moeizaam uitdrukken` 2) leegmaken door te drukken Voorbeeld: `puistjes uitdrukken` 3) doven door te drukken Voorbeeld: `een sigaret uitdrukken` Synoniem: uitmaken |
|
Dat is wel erg sterk uitgedrukt.
|
(dat is overdreven)
|
|
de uitdrukking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈœydrʏkɪŋ] Verbuigingen: uitdrukking|en (meerv.) |
1) combinatie van woorden die samen een eigen, soms figuurlijke, betekenis hebben
Voorbeeld: `"Je laatste adem uitblazen" is een uitdrukking die in veel talen wordt gebruikt in de betekenis van "sterven".` Synoniem: idioom 2) wat je zonder woorden met je gezicht uit Voorbeeld: `een verdrietige uitdrukking hebben` Synoniem: expressie |
|
uiteen
bijwoord Uitspraak: [œytˈen] |
uit elkaar
|
|
uiteendrijven
werkw. |
een enkele kudde of menigte in meerdere delen opdelen door een drijvende beweging te maken Voorbeeld: `De bereden politie dreef de demonstranten met een charge uiteen. `
|
|
uiteengaan
werkw. Uitspraak: [œyt'enxan] Verbuigingen: ging uiteen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uiteengegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) niet langer samenblijven en ieder voor zich weggaan
Voorbeeld: `De politie eist dat de betogers uiteengaan.` Antoniem: samenblijven 2) je huwelijk of partnerschap verbreken Voorbeeld: `Wat moet er met de kinderen gebeuren als de ouders uiteengaan?` Antoniem: samenblijven Synoniem: gaan scheiden |
|
Onze wegen gaan hier uiteen.
|
(ieder gaat alleen verder; ieder gaat verder zijn eigen gang)
|
|
uiteendrijven
werkw. |
een enkele kudde of menigte in meerdere delen opdelen door een drijvende beweging te maken Voorbeeld: `De bereden politie dreef de demonstranten met een charge uiteen. `
|
|
uiteenlopen
werkw. Uitspraak: [œyt'enlopə(n)] Verbuigingen: liep uiteen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uiteengelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onderling verschillen
Voorbeelden: `Onze opvattingen lopen erg uiteen.`, `De zaak is opgeheven als gevolg van uiteenlopende ambities van de eigenaars.` |
|
uiteenspatten
werkw. |
explosief in vele kleine stukken of druppels uit elkaar vliegen
Voorbeeld: `De zeepbel spatte plotseling uiteen. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het uiteenspatten in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
uiteenvallen
werkw. Uitspraak: [œyt'envɑlə(n)] Verbuigingen: viel uiteen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uiteengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uit elkaar vallen in onderdelen
Voorbeelden: `een rijk dat uiteengevallen is door burgeroorlogen`, `uiteenvallen in duizend kleine stukjes` |
|
uiteenzetten
werkw. Uitspraak: [œyt'enzɛtə(n)] Verbuigingen: zette uiteen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uiteengezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) op een informatieve manier vertellen
Voorbeelden: `op een vergadering je plannen uiteenzetten`, `aan een sollicitant de doelen van je team en de organisatie uiteenzetten` |
|
uiteenlopen
werkw. Uitspraak: [œyt'enlopə(n)] Verbuigingen: liep uiteen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uiteengelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onderling verschillen
Voorbeelden: `Onze opvattingen lopen erg uiteen.`, `De zaak is opgeheven als gevolg van uiteenlopende ambities van de eigenaars.` |
|
uiteenlopend
bijv.naamw. Uitspraak: [œyt'enlopənt] |
niet van dezelfde soort
Voorbeelden: `brochures over uiteenlopende maatschappelijke, religieuze en culturele onderwerpen`, `uiteenlopende oplossingen voor een probleem bedenken` Synoniemen: divers, verschillend |
|
uiteennemen
werkw. |
in zijn onderdelen ontbinden
Voorbeeld: `Het instrument werd uiteengenomen om het in- en uitwendig te reinigen. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het uiteennemen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
uiteenspatten
werkw. |
explosief in vele kleine stukken of druppels uit elkaar vliegen
Voorbeeld: `De zeepbel spatte plotseling uiteen. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het uiteenspatten in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
uiteenvallen
werkw. Uitspraak: [œyt'envɑlə(n)] Verbuigingen: viel uiteen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uiteengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uit elkaar vallen in onderdelen
Voorbeelden: `een rijk dat uiteengevallen is door burgeroorlogen`, `uiteenvallen in duizend kleine stukjes` |
|
uiteenzetten
werkw. Uitspraak: [œyt'enzɛtə(n)] Verbuigingen: zette uiteen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uiteengezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) op een informatieve manier vertellen
Voorbeelden: `op een vergadering je plannen uiteenzetten`, `aan een sollicitant de doelen van je team en de organisatie uiteenzetten` |
|
de uiteenzetting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [œyt'enzɛtɪŋ] Verbuigingen: uiteenzetting|en (meerv.) |
verhaal waarin je op een informatieve manier vertelt (over iets)
Voorbeeld: `een uiteenzetting geven/houden over het toekomstperspectief van je bedrijf` |
|
het uiteinde
zelfst.naamw. Uitspraak: ['œytɛində] Verbuigingen: uiteinde|n (meerv.) |
1) uiterste stukje (van iets)
Voorbeelden: `een mes met een puntig uiteinde`, `een speelwei aan het uiteinde van het kampeerterrein` Synoniemen: einde, eind 2) laatste deel van een periode Voorbeeld: `een knallend uiteinde van de feestweek` Synoniemen: einde, eind, slot |
|
Een zalig uiteinde.
|
wens bij het einde van het jaar>) `Een zalig uiteinde en een gelukkig nieuwjaar.`
|
|
uiteindelijk
bijwoord Uitspraak: [œytˈɛindələk] |
helemaal aan het einde
Voorbeeld: `Uiteindelijk zijn we toch maar vertrokken.` Synoniem: ten slotte |
|
uiten
werkw. Uitspraak: ['œytə(n)] Verbuigingen: uitte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geuit (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uitspreken of kenbaar maken
Voorbeelden: `je mening uiten over de ontwikkelingen`, `moeite hebben om je gevoelens te uiten`, `je zorgen uiten over de bezuinigingen` |
|
zich uiten in
reflexief werkw. Uitspraak: ['œytə(n) ɪn] Verbuigingen: uitte zich in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich geuit in (volt.deelw.) |
tot uitdrukking komen, of zich openbaren
Voorbeelden: `Verdriet kan zich uiten in woedeaanvallen.`, `Deze allergie uit zich in rode jeukende uitslag.` |
|
uitentreuren
bijwoord |
zonder ophouden Voorbeeld: `Autisten herhalen vaak uitentreuren bepaalde gedragingen. `
|
|
uiteraard
bijwoord Uitspraak: [œytərˈart] |
vanzelfsprekend
Voorbeeld: `Schade door verlies wordt uiteraard niet vergoed.` Synoniem: natuurlijk |
|
uiterlijk
bijwoord Uitspraak: ['œytərlək] |
niet later dan
Voorbeeld: `De belastingaangifte moet uiterlijk 1 september bij de belastingdienst zijn.` Synoniemen: op z'n laatst, ten laatste |
|
uitermate
bijwoord Uitspraak: ['œytərmatə, œytər'matə] |
in hoge mate
Voorbeelden: `een uitermate delicaat onderwerp`, `uitermate nat weer` Synoniemen: heel erg, uiterst |
|
I uiterst
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈœytərst] |
die of dat op z'n laatst mogelijk is
Voorbeeld: `De uiterste verkoopdatum staat op het product vermeld.` Synoniem: uiterlijk (2) |
|
II uiterst
bijwoord Uitspraak: [ˈœytərst] |
heel erg
Voorbeeld: `een uiterst vervelende kwestie` Synoniem: zeer |
|
uiterste
zelfst.naamw. |
datgene wat (tot) het verste gaat Voorbeeld: `Hij ging tot het uiterste en won op het nippertje. `
|
|
de uiterwaard
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['œytərwart] Verbuigingen: uiterwaard|en (meerv.) |
gebied tussen een rivier en de hoogste dijk
Voorbeeld: `Als de rivier te veel water heeft, kan dat opgevangen worden door de uiterwaarden.` |
|
de uiterwaard
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['œytərwart] Verbuigingen: uiterwaard|en (meerv.) |
gebied tussen een rivier en de hoogste dijk
Voorbeeld: `Als de rivier te veel water heeft, kan dat opgevangen worden door de uiterwaarden.` |
|
uitfluiten
werkw. |
door luid fluiten misnoegen jegens iemand uiten Voorbeeld: `Na die omstreden beslissing werd de scheidsrechter langdurig uitgefloten. `
|
|
uitfreaken
werkw. Afbreekpatroon: ` uit - frea - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: freakte uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgefreakt (volt.deelw.) |
zich opzienbarend, ongebonden gedragen, vaak onder invloed van drugs mens
Voorbeeld: `hij freakt altijd uit bij het dansen op hiphopmuziek` Synoniem: zich uitleven |
|
uitgaan
werkw. Uitspraak: ['œytxan] Verbuigingen: ging uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) ergens voor je plezier naar toe gaan
Voorbeeld: `op zaterdagavond met je vrienden uitgaan in de stad` 2) ophouden (met actief of actueel te zijn) Voorbeelden: `Het is warm geworden; de centrale verwarming is uitgegaan.`, `De school gaat om vier uur uit.`, `Mijn verkering met die man is vorige week uitgegaan.` 3) ergens vandaan vertrekken Voorbeelden: `zorgen dat de uitgaande post op tijd op het postkantoor is`, `Het schip ging de haven uit.` 4) verwijderd kunnen worden Voorbeelden: `Die vlekken gaan er in de was niet uit.`, `Die broek zit zo strak, die gaat niet uit. Help me even.` |
|
uitgaan van
werkw. Uitspraak: [ˈœytxan vɑn] Verbuigingen: ging uit van (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgegaan van (volt.deelw.) |
denken dat iets zo is
Voorbeeld: `Ik ga uit van zijn oprechte bedoelingen.` Synoniem: veronderstellen |
|
de uitgang
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œytxɑŋ] Verbuigingen: uitgang|en (meerv.) |
1) plaats waar iemand of iets naar buiten kan
Voorbeelden: `de uitgang van een gebouw`, `bij brand door de nooduitgang naar buiten gaan`, `Het signaal gaat door de uitgang van het apparaat naar de ingang van een ander apparaat.` Antoniem: ingang 2) stukje woord dat je achter de stam (3) van een woord zet als je dat woord verbuigt of vervoegt taalkunde Voorbeeld: `In 'rijdt' is 'rijd' de stam van rijden en '-t' de uitgang voor de derde persoon enkelvoud.` Synoniem: suffix |
|
kunstmatige uitgang
|
(kunstmatige anus) Synoniem: stoma
|
|
uiterste
zelfst.naamw. |
datgene wat (tot) het verste gaat Voorbeeld: `Hij ging tot het uiterste en won op het nippertje. `
|
|
het uitgangspunt
zelfst.naamw. Uitspraak: ['œytxɑŋspʏnt] Verbuigingen: uitgangspunt|en (meerv.) |
iets dat de basis is voor een vervolg
Voorbeelden: `uitgangspunten voor een nieuw beleid formuleren`, `als ondernemer de behoeften van de klant als uitgangspunt nemen voor de inkoop van artikelen` Synoniem: vertrekpunt |
|
uitfaden
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - fa - den Herkomst: «Engels Verbuigingen: fadede uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgefaded (volt.deelw.) |
van scherp naar onscherp laten vervagen, geleidelijk laten verdwijnen film
Voorbeeld: `Uitfaden aan het eind van een onderwerp zodat er langzaam uitgezoomd wordt.` Antoniem: infaden Synoniem: langzaam uitzoomen |
|
de uitgave
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['œytxɑvə] Verbuigingen: uitgave|n (meerv.) |
1) geld dat je besteedt
Voorbeeld: `bezuinigen op je uitgaven als je je baan verliest` een hele uitgave (een groot bedrag) 2) het uitgeven (2), of het uitgegeven werk Voorbeelden: `de uitgave van een nieuw boek over lifestyle`, `een speciale uitgave van het tijdschrift uitbrengen` Synoniem: publicatie |
|
de uitgave
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['œytxɑvə] Verbuigingen: uitgave|n (meerv.) |
1) geld dat je besteedt
Voorbeeld: `bezuinigen op je uitgaven als je je baan verliest` 2) het uitgeven (2), of het uitgegeven werk Voorbeelden: `de uitgave van een nieuw boek over lifestyle`, `een speciale uitgave van het tijdschrift uitbrengen` Synoniem: publicatie |
|
een hele uitgave
|
(een groot bedrag)
|
|
uitademen
werkw. Uitspraak: ['œytadəmə(n)] Verbuigingen: ademde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeademd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(adem) door je mond naar buiten blazen
Voorbeeld: `een trek van je sigaret nemen en de rook uitademen` Antoniem: inademen |
|
uitbaten
werkw. Uitspraak: ['œydbatə(n)] Verbuigingen: baatte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgebaat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geld verdienen aan of met (iets)
Voorbeelden: `je foto's commercieel uitbaten via internet`, `De skihal baat de horeca uit volgens de gebruikelijke horecaregels.` Synoniem: exploiteren |
|
uitbaggeren
werkw. |
uitdiepen door middel van baggeren Voorbeeld: `Kun jij voor mij even de sloot uitbaggeren. `
|
|
uitbannen
werkw. Uitspraak: ['œydbɑnə(n)] Verbuigingen: bande uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgebannen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat iets waar je last van hebt weggaat of verdwijnt
Voorbeelden: `Dat land wil kernenergie uitbannen.`, `extreme armoede en honger uitbannen`, `een ritueel om boze geesten uit te bannen` Synoniemen: verdrijven, uitdrijven |
|
uitbarsten
werkw. Uitspraak: ['œydbɑrstə(n)] Verbuigingen: barstte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgebarsten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van een vulkaan) plotseling en heftig as en lava naar buiten brengen
Voorbeeld: `De vulkaan staat op uitbarsten.` 2) plotseling en heftig beginnen Voorbeeld: `Er is een epidemie uitgebarsten: bijna iedereen is ziek.` Synoniem: losbarsten |
|
uitbeelden
werkw. Uitspraak: ['œydbeldə(n)] Verbuigingen: beeldde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgebeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een voorstelling geven van (iets of iemand)
Voorbeelden: `in een toneelstuk een heks uitbeelden`, `als spel spreekwoorden uitbeelden en laten raden` Synoniemen: verbeelden, visualiseren |
|
uitbeitelen
werkw. |
met een beitel uithakken Voorbeeld: `Stop eens met het uitbeitelen van dat hout! `
|
|
uitblazen
werkw. |
uitrusten
Voorbeeld: `Een weekendje uitblazen aan zee. ` doven door te blazen Voorbeeld: `De kaarsjes van een verjaardagstaart uitblazen. ` naar buiten doen gaan door te blazen Voorbeeld: `Zijn laatste adem uitblazen. ` Voorbeeld: `De rook uitblazen. ` leegmaken of schoonmaken door te blazen Voorbeeld: `Eieren uitblazen. ` |
|
uitblijven
werkw. Uitspraak: [ˈœydblɛivə(n)] Verbuigingen: bleef uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgebleven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet gebeuren terwijl je dat wel had verwacht
Voorbeeld: `Ik heb veel sollicitatiebrieven geschreven maar de reacties bleven uit.` Synoniem: wegblijven |
|
uitblinken
werkw. Uitspraak: ['œydblɪŋkə(n)] Verbuigingen: blonk uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeblonken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
veel beter zijn dan andere(n)
Voorbeelden: `uitblinken in wiskunde`, `Deze auto blinkt uit in betrouwbaarheid.`, `Hij is best slim, maar hij weet dat hij op geen enkel terrein zal uitblinken.` Synoniemen: uitmunten, excelleren |
|
uitblussen
werkw. |
een einde maken aan het verbrandingsproces van een brand
Voorbeeld: `Het duurde geruime tijd voordat de brand geheel uitgeblust was. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het uitblussen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
uitbouwen
werkw. Uitspraak: [œydbɑuwə(n)] Verbuigingen: bouwde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgebouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een gebouw) groter maken
Voorbeeld: `de kamer uitbouwen met een serre` 2) tot verdere ontwikkeling brengen Voorbeelden: `de handelsrelaties met het buurland uitbouwen`, `een merk wereldwijd uitbouwen` |
|
uitbowlen
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - bow - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: bowlde uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgebowld (volt.deelw.) |
door bowlen "uitmaken" bij het cricket spelen sportcricket
Voorbeeld: `Wim van der Loos liet zich na zes eentjes door Louk Hartong uitbowlen ` |
|
uitbrengen
werkw. Uitspraak: ['œydbrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) uitspreken
Voorbeelden: `een toast op je jarige vader uitbrengen`, `een bod uitbrengen op een huis dat te koop staat` 2) openbaar maken Voorbeelden: `een rapport uitbrengen`, `een carnavalslied uitbrengen` |
|
geen woord kunnen uitbrengen
|
(niets kunnen zeggen) `van ontroering geen woord kunnen uitbrengen`
|
|
uitbranden
werkw. Uitspraak: ['œydbrɑndə(n)] Verbuigingen: brandde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgebrand (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door brand helemaal kapot gaan
Voorbeelden: `een uitgebrande auto`, `Door de blikseminslag is mijn hele huis uitgebrand.` |
|
uitgebreid
bijv.naamw. Uitspraak: ['œytxəbrɛit] |
met een grote omvang of duur
Voorbeelden: `een uitgebreid fabriekscomplex`, `een uitgebreid weerbericht`, `genieten van een uitgebreid diner` Synoniem: omvangrijk |
|
uitbroeden
werkw. |
eieren verwarmen totdat deze uitkomen Voorbeeld: `Zodra de eieren van nestvlieders uitgeboed zijn, verlaten de jongen het nest. `
|
|
uitbreken
werkw. Uitspraak: [ˈœydbrekə(n)] Verbuigingen: brak uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (een ruimte) groter maken door een muur weg te halen
Verbuigingen: heeft uitgebroken (volt.deelw.) Voorbeeld: `We hebben de keuken uitgebroken.` 2) uit de gevangenis ontsnappen Verbuigingen: is uitgebroken (volt.deelw.) Voorbeeld: `De gevangenen zijn tijdens het transport uitgebroken.` 3) plotseling en heftig beginnen Verbuigingen: is uitgebroken (volt.deelw.) Voorbeeld: `Na de moord brak er een opstand uit.` |
|
uitbuiten
werkw. Uitspraak: ['œydbœytə(n)] Verbuigingen: buitte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgebuit (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zo veel mogelijk voordeel uit iemand halen ten koste van die persoon
Voorbeelden: `mensenhandel en uitbuiting van vrouwen`, `werkgevers die illegale buitenlanders uitbuiten` Synoniemen: uitpersen (2), uitknijpen (2) 2) zo veel mogelijk voordeel halen uit (iets) Voorbeelden: `je voordeelkaart uitbuiten`, `de samenwerking ten volle uitbuiten` Synoniem: profiteren van |
|
uitcasten
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - cas - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: castte uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgecast (volt.deelw.) |
vaststellen of bepaalde acteurs geschikt zijn voor een beschikbare rol cultuur
Voorbeeld: `iedereen die auditie kwam doen werd uitgecast` |
|
uitchecken
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - chec - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: checkte uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgecheckt (volt.deelw.) |
zich afmelden, zich uitschrijven (bij de balie van een hotel bijv.)
Voorbeeld: `na een prettige vakantie checkten ze uit bij de balie van het appartementencomplex` |
|
uitdagen
werkw. Uitspraak: ['œydaxə(n)] Verbuigingen: daagde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedaagd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) proberen iemand iets te laten doen of kunnen wat hij of zij nu nog niet doet of kan
Voorbeelden: `het bedrijfsleven uitdagen tot meer onderzoek`, `slimme kleuters uitdagen` 2) proberen iemand te laten reageren Voorbeelden: `Hij zat me steeds uit te dagen en uiteindelijk werd ik toch kwaad.`, `sexy vrouwen die mannen uitdagen` Synoniem: provoceren |
|
uitdoen
werkw. Uitspraak: [ˈœydun] Verbuigingen: deed uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (kleren of schoenen) van je lichaam afhalen
Voorbeeld: `je broek uitdoen` Synoniem: uittrekken 2) zorgen dat het niet meer aan is Voorbeelden: `het licht uitdoen`, `de radio uitdoen` 3) uit de grond halen Voorbeelden: `bomen uitdoen`, `bloembollen uitdoen` Synoniem: rooien 4) afmaken Voorbeeld: `de termijn als minister-president uitdoen` |
|
uitdenken
werkw. Uitspraak: ['œydɛŋkə(n)] Verbuigingen: dacht uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door nadenken tot stand brengen
Voorbeelden: `nieuwe online concepten uitdenken en uitwerken`, `uitdenken hoe je een probleem gaat oplossen` Synoniemen: bedenken, uitvinden |
|
uitdelen
werkw. Uitspraak: ['œydelə(n)] Verbuigingen: deelde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aan verschillende mensen geven
Voorbeelden: `formulieren uitdelen aan de cursisten`, `De gemeente deelt gratis strooizout uit als het vriest.` |
|
klappen/tikken uitdelen
|
(iemand slaan)
|
|
uitdijen
werkw. Uitspraak: [ˈœydɛiə(n)] Verbuigingen: dijde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgedijd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
meer of groter worden
Voorbeeld: `in de breedte uitdijen` Synoniem: toenemen |
|
uitdokteren
werkw. Uitspraak: ['œydɔktərə(n)] Verbuigingen: dokterde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedokterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bedenken en uitproberen hoe iets moet
Voorbeelden: `een strategie uitdokteren`, `nieuwe recepten uitdokteren` Synoniem: uitzoeken |
|
zich uitdossen
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈœydɔsə(n)] Verbuigingen: doste zich uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich uitgedost (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
jezelf opvallend kleden
Voorbeeld: `Wat heb jij je uitgedost met al die kettingen en ringen!` |
|
uitdraaien
werkw. Uitspraak: ['œydrajə(n)] Verbuigingen: draaide uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedraaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een computerbestand) afdrukken
Voorbeeld: `je tekst uitdraaien en controleren` Synoniem: printen 2) met een draaiende beweging uitdoen (2) Voorbeelden: `het gas uitdraaien`, `de lamp uitdraaien` |
|
uitdragen
werkw. Uitspraak: ['œydraxə(n)] Verbuigingen: droeg uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedragen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij mensen bekendmaken
Voorbeelden: `je ideeën uitdragen`, `Het bedrijf draagt uit dat het goed bezig is.` Synoniem: verkondigen |
|
uitdrijven
werkw. Uitspraak: ['œydrɛivə(n)] Verbuigingen: dreef uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (boze geesten) verjagen
Verbuigingen: heeft uitgedreven (volt.deelw.) Voorbeeld: `boze geesten uitdrijven` Synoniem: uitbannen 2) (bij het zwemmen) je drijvend laten gaan sport Verbuigingen: is uitgedreven (volt.deelw.) Voorbeeld: `na de afzet vijf seconden uitdrijven op de borst` |
|
uitdrinken
werkw. Uitspraak: ['œydrɪnkə(n)] Verbuigingen: dronk uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedronken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (drank) opdrinken
Voorbeeld: `je koffie uitdrinken` 2) leegdrinken Voorbeeld: `je beker melk uitdrinken` |
|
uitdrogen
werkw. Uitspraak: ['œydroxə(n)] Verbuigingen: droogde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgedroogd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
droog worden
Voorbeelden: `Mijn huid is door de vrieskou helemaal uitgedroogd.`, `Ik heb erge dorst. Ik ben uitgedroogd.` |
|
uitdrukken
werkw. Uitspraak: ['œydrʏkə(n)] Verbuigingen: drukte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgedrukt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) uiten met woorden
Voorbeelden: `emoties uitdrukken`, `zich moeizaam uitdrukken` 2) leegmaken door te drukken Voorbeeld: `puistjes uitdrukken` 3) doven door te drukken Voorbeeld: `een sigaret uitdrukken` Synoniem: uitmaken |
|
Dat is wel erg sterk uitgedrukt.
|
(dat is overdreven)
|
|
uitfaden
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - fa - den Herkomst: «Engels Verbuigingen: fadede uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgefaded (volt.deelw.) |
van scherp naar onscherp laten vervagen, geleidelijk laten verdwijnen film
Voorbeeld: `Uitfaden aan het eind van een onderwerp zodat er langzaam uitgezoomd wordt.` Antoniem: infaden Synoniem: langzaam uitzoomen |
|
uitfluiten
werkw. |
door luid fluiten misnoegen jegens iemand uiten Voorbeeld: `Na die omstreden beslissing werd de scheidsrechter langdurig uitgefloten. `
|
|
uitfreaken
werkw. Afbreekpatroon: ` uit - frea - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: freakte uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgefreakt (volt.deelw.) |
zich opzienbarend, ongebonden gedragen, vaak onder invloed van drugs mens
Voorbeeld: `hij freakt altijd uit bij het dansen op hiphopmuziek` Synoniem: zich uitleven |
|
uitgaan
werkw. Uitspraak: ['œytxan] Verbuigingen: ging uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) ergens voor je plezier naar toe gaan
Voorbeeld: `op zaterdagavond met je vrienden uitgaan in de stad` 2) ophouden (met actief of actueel te zijn) Voorbeelden: `Het is warm geworden; de centrale verwarming is uitgegaan.`, `De school gaat om vier uur uit.`, `Mijn verkering met die man is vorige week uitgegaan.` 3) ergens vandaan vertrekken Voorbeelden: `zorgen dat de uitgaande post op tijd op het postkantoor is`, `Het schip ging de haven uit.` 4) verwijderd kunnen worden Voorbeelden: `Die vlekken gaan er in de was niet uit.`, `Die broek zit zo strak, die gaat niet uit. Help me even.` |
|
uitgeven
werkw. Uitspraak: [ˈœytxevə(n)] Verbuigingen: gaf uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) geld besteden
Voorbeeld: `veel uitgeven aan kleren` 2) boeken of tijdschriften drukken en verkopen Voorbeeld: `woordenboeken uitgeven` Synoniem: publiceren |
|
uitglijden
werkw. Uitspraak: [ˈœytxlɛidə(n)] Verbuigingen: gleed uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgegleden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vallen door een gladde grond of over iets dat glad is
Voorbeelden: `uitglijden op het ijs`, `uitglijden over een bananenschil` |
|
uitgraven
werkw. Uitspraak: ['œytxravə(n)] Verbuigingen: groef uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgegraven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) gravend doen ontstaan of dieper maken
Voorbeelden: `een sloot uitgraven`, `een kelder uitgraven` 2) (iets) gravend uit de grond halen Voorbeeld: `een dode struik in je tuin uitgraven` |
|
uitgroeien
werkw. Uitspraak: ['œytxrujə(n)] Verbuigingen: groeide uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgegroeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) groeiend groter of langer worden
Voorbeeld: `Ze is de laatste twee jaar flink uitgegroeid.` 2) door groeien verdwijnen of uit iets gaan Voorbeelden: `je geverfde haar laten uitgroeien`, `Mijn piercing is al voor de derde keer uitgegroeid.` |
|
uithalen
werkw. Uitspraak: [ˈœythalə(n)] Verbuigingen: haalde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgehaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) doen wat niet mag
Voorbeeld: `kattenkwaad uithalen` Synoniemen: uitspoken, uitvreten 2) wat je hebt gebreid, gehaakt of genaaid weer ongedaan maken Voorbeeld: `de laatste steken uithalen` 3) helpen Voorbeeld: `Ik ben bang dat die maatregelen weinig zullen uithalen.` Synoniem: baten |
|
uithangen
werkw. Uitspraak: ['œythɑŋə(n)] Verbuigingen: hing uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgehangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) ruim ophangen
Voorbeeld: `onderweg kletsnat worden en thuis je kleren uithangen` 2) naar buiten hangen, of in het openbaar ophangen Voorbeelden: `de vlag uithangen als de koningin jarig is`, `het bewijs van de bouwvergunning zichtbaar uithangen op het bouwperceel` 3) doen alsof je iets bent terwijl je dat niet echt bent Voorbeeld: `Hij wil graag de charmeur uithangen, maar je merkt al snel dat hij dat niet is.` 4) ergens zijn Voorbeeld: `Lange tijd niet gezien. Waar hang jij tegenwoordig uit?` |
|
uithollen
werkw. Uitspraak: [ˈœythɔlə(n)] Verbuigingen: holde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgehold (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) hol maken
Voorbeeld: `een pompoen uithollen` |
|
de wetgeving uithollen
|
(de kracht van de wetgeving verminderen of ondermijnen)
|
|
uitgehongerd
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈœytxəhɔŋərt] |
met heel veel honger
|
|
uithouden
werkw. Uitspraak: [ˈœythɑudə(n)] Verbuigingen: hield uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verdragen
Voorbeelden: `Ik snap niet hoe jij het met die man uithoudt.`, `De warmte is niet uit te houden.` Synoniem: volhouden |
|
uithouwen
werkw. |
uit steen uithakken
Voorbeeld: `De beeldhouder hieuw een goed gelijkende buste uit uit graniet. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het uithouwen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
uithuwelijken
werkw. Uitspraak: ['œythywələkə(n)] Verbuigingen: huwelijkte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgehuwelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) dwingen te trouwen met iemand die hij of zij niet zelf heeft uitgekozen
Voorbeeld: `Zij is op haar twaalfde jaar door haar ouders uitgehuwelijkt aan een man die ze niet kent.` |
|
uitjouwen
werkw. |
honend toeroepen Voorbeeld: ` De toneelspeler werd door het publiek uitgejouwd. `
|
|
uitkammen
werkw. Uitspraak: ['œytkɑmə(n)] Verbuigingen: kamde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgekamd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een gebied) intensief doorzoeken
Voorbeeld: `na een misdrijf het bos uitkammen om sporen te vinden` 2) (haar) loskammen Voorbeeld: `als de krulspelden eruit zijn je haar uitkammen` |
|
uitkeren
werkw. Uitspraak: ['œytkerə(n)] Verbuigingen: keerde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een bedrag) betalen waarop iemand recht heeft
Voorbeelden: `de belastingteruggave uitkeren`, `vakantiegeld uitkeren` Synoniem: uitbetalen |
|
uitkijken
werkw. Uitspraak: ['œytkɛikə(n)] Verbuigingen: keek uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgekeken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) goed opletten
Voorbeeld: `goed uitkijken als je een drukke straat oversteekt` 2) tot het einde bekijken Voorbeeld: `de film helemaal uitkijken` |
|
uitgekeken zijn op
|
((iets of iemand) zo vaak hebben gezien dat je het, hem of haar niet meer mooi of leuk vindt) `We hebben de trampoline pas een paar weken, maar de kinderen zjin er nu al op uitgekeken.`
|
|
uitkleden
werkw. Uitspraak: [ˈœytkledə(n)] Verbuigingen: kleedde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgekleed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) kleren uitdoen
Voorbeelden: `de kinderen uitkleden`, `je snel uitkleden` Antoniem: aankleden 2) te veel laten betalen Voorbeeld: `Dat zijn oplichters; ze kleden je helemaal uit.` |
|
de pensioenvoorzieningen uitkleden
|
(de pensioenvoorzieningen tot een minimum beperken)
|
|
uitkloppen
werkw. Uitspraak: ['œytklɔpə(n)] Verbuigingen: klopte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeklopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door kloppen stof enz. verwijderen uit
Voorbeelden: `de dekens uitkloppen`, `de deurmat uitkloppen` |
|
uitknijpen
werkw. Uitspraak: ['œytknɛipə(n)] Verbuigingen: kneep uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeknepen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) knijpend leegmaken
Voorbeelden: `een puistje uitknijpen`, `een tube tandpasta uitknijpen` 2) zo veel mogelijk voordeel uit iemand halen ten koste van die persoon Voorbeeld: `Het regime knijpt de bevolking uit om zelf rijk te worden.` Synoniemen: uitpersen, uitbuiten |
|
uitkopen
werkw. |
door geld afkopen, iemand geld betalen om daardoor bepaalde rechten te verwerven of van bepaalde verplichtingen ontslagen te zijn, bijvoorbeeld als aandeelhouder iemands rechten als deelhebber afkopen
een winkel) geheel leegkoopen een voorraad geheel opkoopen [refl] zich vrijkopen, afkopen |
|
uitknippen
werkw. Uitspraak: ['œytknɪpə(n)] Verbuigingen: knipte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeknipt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een schaar (uit iets) knippen
Voorbeeld: `een krantenartikel uitknippen om te bewaren` |
|
uitgekookt
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈœytxəkokt] |
slim op een sluwe manier
Synoniemen: gewiekst, berekenend |
|
een uitgekookte dame
|
(een vrouw die op een slimme manier probeert haar voordeel te halen)
|
|
uitkomen
werkw. Uitspraak: [ˈœytkomə(n)] Verbuigingen: kwam uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van bloemen) tevoorschijn komen uit de knop
Voorbeeld: `De rozen kwamen uit.` 2) (van eieren) opengaan Voorbeeld: `Na twee weken broeden kwamen de eieren uit.` 3) bekend worden van iets dat geheim had moeten blijven Voorbeeld: `Dat geheim komt toch een keer uit.` 4) de oplossing vinden Voorbeeld: `Die opgave is te moeilijk voor mij, ik kom er niet uit.` 5) tot resultaat hebben Voorbeeld: `De reis per trein komt duurder uit dan per vliegtuig.` 6) (van publicaties) verschijnen Voorbeeld: `Wanneer komt je volgende roman uit?` 7) op een goed moment gebeuren Voorbeeld: `Ik ga net weg, dus het komt nu heel slecht uit.` Synoniemen: gelegen komen, schikken 8) (van een weg of rivier) gaan naar Voorbeelden: `De Rijn komt uit in de Noordzee.`, `Die straat komt uit op een groot plein` Synoniem: eindigen 9) zich aftekenen Voorbeeld: `Die ke |
|
uitkristalliseren
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - kris - tal - li - se - ren Verbuigingen: kristalliseerde uit (verl.tijd ) Verbuigingen: is uitgekristalliseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zich afscheiden in kristallen;
overgaan in kristallen chemie Voorbeeld: `Zout water laten verdampen waarbij de zouten uitkristalliseren.` 2) een definitieve vorm aannemen algemeen Voorbeeld: `Wellicht zal zijn stijl zich in zijn komende schilderwerken meer uitkristalliseren en een meer definitieve en eigen vorm aannemen.` |
|
uitlachen
werkw. Uitspraak: ['œytlɑxə(n)] Verbuigingen: lachte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgelachen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een vervelende manier om iemand lachen
Voorbeelden: `je klasgenoot uitlachen als die iets stoms gezegd heeft`, `Hij lachte niet om me, maar hij lachte me uit.` |
|
uitladen
werkw. Uitspraak: [œytladə(n)] Verbuigingen: laadde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeladen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (goederen) uit een voer- of vaartuig halen
Voorbeeld: `de varkens uitladen uit de vrachtauto` 2) (een voer- of vaartuig) van zijn lading ontdoen Voorbeelden: `na je vakantie je auto uitladen`, `vrachtschepen uitladen` |
|
uitgelaten
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈœytxəlatə(n)] |
heel vrolijk
Voorbeeld: `een uitgelaten sfeer` |
|
uitlenen
werkw. Uitspraak: ['œytlenə(n)] Verbuigingen: leende uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeleend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aan iemand geven om het later weer terug te krijgen
Voorbeelden: `je tent uitlenen aan je buurman`, `De bibliotheek leent boeken uit.` Synoniem: lenen (2) |
|
uitleggen
werkw. Uitspraak: [ˈœytlɛxə(n)] Verbuigingen: legde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zo vertellen dat iemand het begrijpt
Voorbeeld: `een moeilijke grammaticaregel uitleggen` 2) (kleding) ruimer maken Voorbeeld: `een rok uitleggen` Antoniem: innemen 3) verspreid neerleggen Voorbeeld: `speelkaarten uitleggen` |
|
uitlekken
werkw. Uitspraak: ['œytlɛkə(n)] Verbuigingen: lekte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgelekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) bekend worden terwijl dat niet mocht
Voorbeelden: `De vertrouwelijke informatie is ondanks alle maatregelen toch uitgelekt.`, `bedrijfsgeheimen laten uitlekken en een stevige boete krijgen` |
|
laten uitlekken
|
(droger laten worden door de vloeistof eruit te laten lopen) `je natte jas ophangen en uit laten lekken`
|
|
uitleveren
werkw. Uitspraak: ['œytlevərə(n)] Verbuigingen: leverde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeleverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) overdragen aan het land waar die persoon terecht moet staan
Voorbeeld: `Om een verdachte te kunnen uitleveren moet er wel een uitleveringsverdrag zijn.` |
|
uitgelezen
bijv.naamw. Uitspraak: ['œytxəlɛzə(n)] |
heel erg geschikt
Voorbeelden: `een uitgelezen kans om...`, `Dat wekelijkse uurtje in de kerk was een uitgelezen moment om even na te denken.` |
|
uitlichten
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - lich - ten Verbuigingen: lichtte uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgelicht (volt.deelw.) |
extra aandacht geven, in de schijnwerpers zetten
Voorbeeld: `Ik wil één punt uit het rapport even uitlichten.` |
|
uitlijnen
werkw. Uitspraak: ['œytlɛinə(n)] Verbuigingen: lijnde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgelijnd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de wielen van je auto zo stellen dat hij goed rijdt
Voorbeelden: `je banden laten uitlijnen in de garage`, `je auto laten uitlijnen` |
|
uitlokken
werkw. Uitspraak: ['œytlɔkə(n)] Verbuigingen: lokte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgelokt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) ertoe brengen om iets te doen
Voorbeelden: `een reactie uitlokken`, `Agressief gedrag lokt geweld uit.` |
|
uitloggen
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - log - gen Herkomst: «Engels Verbuigingen: logde uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgelogd (volt.deelw.) |
afmelden van de computer, de verbinding uitschakelen computer
Voorbeeld: `uitloggen als je klaar bent met je werk op de computer` |
|
uitlopen
werkw. Uitspraak: ['œytlopə(n)] Verbuigingen: liep uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) nieuwe takjes en blaadjes krijgen
Voorbeeld: `In het voorjaar lopen de bomen en struiken uit.` 2) onbedoeld langer duren Voorbeeld: `De vergadering zou om vier uur afgelopen zijn, maar hij loopt uit.` 3) door lopen wijder worden Voorbeeld: `Mijn nieuwe schoenen zaten eerst strak, maar ze zijn nu uitgelopen.` 4) massaal ergens heengaan Voorbeeld: `Het hele dorp is uitgelopen om naar de aangespoelde bruinvissen te kijken.` 5) vlekkerig worden Voorbeeld: `Door de regen is mijn mascara uitgelopen.` 6) geleidelijk breder worden Voorbeeld: `een uitlopende jurk` |
|
uitgemergeld
bijv.naamw. Uitspraak: ['œytxəmɛrxəlt] |
(van een lichaam) door honger, ziekte en uitputting sterk vermagerd
Voorbeelden: `een door honger uitgemergeld lichaam`, `De talloze uitgemergelde lijken konden niet meer worden verbrand of begraven.` |
|
iets breed uitmeten
|
(uitvoerig en overdreven over iets vertellen) `Het veechtpartijtje werd breed uitgemeten in het plaatselijke huis-aan-huisblad.`
|
|
uitmunten
werkw. Uitspraak: ['œytmʏntə(n)] Verbuigingen: muntte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgemunt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
veel beter zijn dan anderen op een bepaald gebied
Voorbeelden: `Ze munt uit in snelheid en baltechniek.`, `Zij munt boven haar klasgenoten uit in wiskunde.` |
|
uitnodigen
werkw. Uitspraak: [ˈœytnodəxə(n)] Verbuigingen: nodigde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgenodigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vragen of iemand iets wil doen of je gast wil zijn
Voorbeelden: `Ik heb voor de bruiloft al mijn vrienden uitgenodigd.`, `iemand uitnodigen een toespraak te houden` |
|
uitoefenen
werkw. Uitspraak: [ˈœytufənə(n)] Verbuigingen: oefende uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeoefend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in praktijk brengen
Voorbeeld: `een beroep uitoefenen` 2) zorgen dat iemand anders het merkt Voorbeelden: `kritiek uitoefenen op iemand`, `druk uitoefenen` Synoniem: doen gelden |
|
uitpakken
werkw. Uitspraak: ['œytpɑkə(n)] Verbuigingen: pakte uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets) uit de verpakking halen, of (de verpakking) leegmaken
Verbuigingen: heeft uitgepakt (volt.deelw.) Voorbeelden: `cadeautjes uitpakken op Sinterklaasavond`, `na je vakantie de koffers uitpakken` (gecomprimeerde) bestanden uitpakken (ze geschikt maken om te gebruiken) Synoniem: uitpakken, openen 2) (genoemde) afloop hebben Verbuigingen: is uitgepakt (volt.deelw.) Voorbeelden: `Die avontuurlijke onderneming is uiteindelijk heel goed uitgepakt.`, `De bezuinigingen kunnen dramatisch uitpakken voor bepaalde bevolkingsgroepen.` Synoniemen: aflopen (1), eindigen 3) erg je best doen om mensen feestelijk te ontvangen of naar je toe te halen Verbuigingen: heeft uitgepakt (volt.deelw.) Voorbeelden: `We hebben een ontzettend fijne dag gehad vandaag. Jullie hebben echt uitgepakt.`, `De supermarkt gaat flink uitpakken met kortingen om klanten te winnen.` |
|
uitpersen
werkw. Uitspraak: [ˈœytpɛrsə(n)] Verbuigingen: perste uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeperst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) sap ergens uit drukken
Voorbeeld: `een sinaasappel uitpersen` 2) zo veel mogelijk voordeel uit iemand halen ten koste van die persoon Voorbeeld: `De landarbeiders werden uitgeperst.` Synoniemen: uitbuiten, uitknijpen |
|
uitpikken
werkw. Uitspraak: ['œytpɪkə(n)] Verbuigingen: pikte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgepikt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met een snavel verwijderen
Voorbeeld: `Het kadaver lag er al een tijdje en de ogen waren eruitgepikt door de kraaien.` 2) (iets of iemand) herkennen en kiezen uit velen Voorbeelden: `Iedereen mocht bij de grens gewoon doorrijden, maar wij werden er voor controle uitgepikt.`, `Ze kunnen allemaal aardig met de bal omgaan, maar de echte voetbaltalenten pik je er zo uit.` |
|
uitpraten
werkw. Uitspraak: [ˈœytpratə(n)] Verbuigingen: praatte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgepraat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door praten oplossen
Voorbeeld: `Je kunt het probleem beter meteen uitpraten, anders blijft het je dwarszitten.` |
|
uitprinten
werkw. Uitspraak: ['œytprɪntə(n)] Verbuigingen: printte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeprint (volt.deelw.) |
(een bestand) afdrukken met behulp van een printer
Voorbeeld: `Even het bestand uitprinten, dat leest makkelijker.` Synoniem: printen |
|
uitproberen
werkw. Uitspraak: ['œytproberə(n)] Verbuigingen: probeerde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeprobeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) onderzoeken door het te gebruiken
Voorbeelden: `twee maanden gratis een gehoorapparaat uitproberen`, `De fabrikant laat het nieuwe product uitproberen door potentiële klanten.`, `uitproberen of een elektrische fiets je bevalt`, `uitproberen of je trui kleurecht is` |
|
uitgeprocedeerd
bijv.naamw. |
van wie alle mogelijke rechtszaken afgewikkeld, afgehandeld zijn Voorbeeld: `De uitgeprocedeerde asielzoeker vreesde voor uitzetting. `
|
|
uitgeput
bijv.naamw. Uitspraak: ['œytxəpʏt] |
ontzettend moe
Voorbeeld: `na een zware training uitgeput thuiskomen` Synoniemen: bekaf, uitgeteld, kapot (2), gebroken (2) |
|
uitpuilen
werkw. Uitspraak: ['œytpœylə(n)] Verbuigingen: puilde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgepuild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bol naar buiten staan
Voorbeelden: `uitpuilende ogen`, `De kast puilt uit van de rotzooi.` |
|
uitgerangeerd
bijv.naamw. Uitspraak: ['œytxərɑ̃ʒert] |
als iemand je niet meer wilt laten functioneren
Voorbeelden: `Mensen van boven de 45 jaar zijn uitgerangeerd op de arbeidsmarkt.`, `uitgerangeerde politici` Synoniemen: uitgeschakeld, buiten spel gezet |
|
uitrijden
werkw. Uitspraak: ['œytrɛidə(n)] Verbuigingen: reed uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgereden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) rijdend verspreiden
Voorbeeld: `mest uitrijden op grasland` 2) tot het einde rijden Voorbeelden: `de Tour de France uitrijden`, `de autorally uitrijden` 3) rijdend verlaten Voorbeelden: `de straat uitrijden`, `het in- en uitrijden van het werkvak door werkverkeer` |
|
uitreiken
werkw. Uitspraak: ['œytrɛikə(n)] Verbuigingen: reikte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgereikt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
officieel geven
Voorbeeld: `na de examens de diploma's uitreiken` Synoniem: overhandigen |
|
I uitgerekend
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈœytxərekənt] II uitgerekend bijwoord Uitspraak: [ˈœytxərekənt] |
juist nu
Voorbeeld: `Uitgerekend toen wij vertrokken, begon het te onweren.` Synoniemen: net nu, precies |
|
uitgerekend zijn op...
|
(je bevalling verwachten op...) `Ik ben uitgerekend op 6 maart.`
|
|
uitrekken
werkw. Uitspraak: ['œytrɛkə(n)] Verbuigingen: gerekte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgerekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door trekken of strekken langer maken of worden
Voorbeelden: `een elastiekje uitrekken en om een pakje doen`, `met een fotobewerkingsprogramma een gezicht op de foto uitrekken` |
|
je uitrekken
|
(je zo lang mogelijk uitstrekken) `je 's morgens lekker uitrekken in bed`
|
|
uitrichten
werkw. Uitspraak: ['œytrɪxtə(n)] Verbuigingen: richtte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgericht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
handelen op een manier die resultaat heeft
Voorbeeld: `De kustwacht kan weinig uitrichten tegen de goed georganiseerde smokkelbendes.` |
|
uitroeien
werkw. Uitspraak: ['œytrujə(n)] Verbuigingen: roeide uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeroeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
definitief vernietigen
Voorbeelden: `ongedierte uitroeien`, `een wespennest uitroeien` Synoniem: verdelgen |
|
uitroepen
werkw. Uitspraak: ['œytrupə(n)] Verbuigingen: riep uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeroepen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) hard roepen
Voorbeeld: `'Allemachtig' riep hij uit toen hij zag hoeveel mensen gekomen waren.` 2) (iets) officieel bekendmaken Voorbeeld: `de noodtoestand uitroepen` Synoniem: afkondigen |
|
uitrollen
werkw. Uitspraak: ['œytrɔlə(n)] Verbuigingen: rolde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgerold (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in praktijk brengen
Voorbeelden: `een proef landelijk uitrollen`, `een succesvolle tool in de strijd tegen kinderporno internationaal uitrollen` Synoniem: implementeren 2) (iets dat opgerold is) open rollen Voorbeelden: `in je tent je slaapzak uitrollen`, `bij brand de brandslang uitrollen` 3) door rollen uitspreiden Voorbeelden: `deeg uitrollen`, `marsepein uitrollen op poedersuiker` |
|
uitrukken
werkw. Uitspraak: ['œytrʏkə(n)] Verbuigingen: rukte uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) op een ruwe manier verwijderen
Voorbeeld: `Er zijn mensen die haren uitrukken als ze tv kijken of lezen, of als ze zitten te studeren.` 2) snel ergens naar toe gaan waar dat nodig is Verbuigingen: is uitgerukt (volt.deelw.) Voorbeeld: `Na de brandmelding rukte de brandweer meteen uit.` |
|
uitrusten
werkw. Uitspraak: ['œytrʏstə(n)] Verbuigingen: rustte uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) door te rusten minder moe of weer fit worden
Verbuigingen: heeft, is uitgerust (volt.deelw.) Voorbeelden: `na een zware klus even uitrusten op de bank`, `na een lange nacht weer helemaal uitgerust zijn` Synoniem: rusten 2) voorzien van alles wat nodig is Voorbeeld: `soldaten uitrusten met bepakking voor een meerdaagse oefening` Synoniemen: toerusten, equiperen |
|
uitgerust met
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈœytgərʏst mɛt] |
voorzien van
Voorbeeld: `een computer uitgerust met de modernste software` |
|
uitscheiden
werkw. Uitspraak: ['œytsxɛidə(n)] Toon alle vervoegingen |
1) ophouden (met iets) informeel
Verbuigingen: schee uit (verl.tijd enkelv.) is uitgescheeën (volt.deelw.) Voorbeelden: `Kom, we stoppen. We scheiden ermee uit.`, `Schei nou eens uit met je gejank.` 2) naar buiten laten komen Verbuigingen: scheidde uit (verl.tijd enkelv.) heeft uitgescheiden (volt.deelw.) Voorbeelden: `zweetklieren die zweet uitscheiden`, `urine uitscheiden` |
|
uitschelden
werkw. Uitspraak: ['œytsxɛldə(n)] Verbuigingen: schold uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgescholden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op boze toon beledigende dingen roepen (tegen iemand)
Voorbeelden: `je buurvrouw voor rotte vis uitschelden`, `je man uitschelden omdat hij je ontrouw is` |
|
uitschenken
werkw. Uitspraak: [œytsxɛnkə(n)] Verbuigingen: schonk uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeschonken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (vloeistof) in iets schenken
Voorbeeld: `bier uitschenken in een glas` Antoniem: inschenken 2) schenkend leegmaken Voorbeeld: `Schenk de fles maar uit in onze glazen.` Synoniem: leegschenken |
|
uitschieten
werkw. Uitspraak: ['œytsxitə(n)] Verbuigingen: schoot uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgeschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) onverwacht en onbeheerst een beweging maken
Voorbeelden: `Mijn tandenborstel schoot uit tegen mijn gehemelte; dat deed pijn.`, `uitschieten met je pen` 2) takjes en blaadjes krijgen Voorbeeld: `De struiken schieten nu flink uit.` Synoniem: uitlopen 3) (de bal) in het speelveld schoppen sport Verbuigingen: heeft uitgeschoten (volt.deelw.) Voorbeeld: `De doelman schiet de bal uit.` |
|
De wind schiet uit.
|
(de wind wordt plotseling harder)
|
|
uitschuiven
werkw. Uitspraak: ['œytsxœyvə(n)] Verbuigingen: schoof uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeschoven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
groter of langer maken door onderdelen te verschuiven
Voorbeelden: `de tafel uitschuiven als je veel gasten hebt`, `een ladder uitschuiven tot je bij de tweede etage bent` |
|
uitschreeuwen
werkw. Uitspraak: ['œytsxrewə(n)] Verbuigingen: schreeuwde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeschreeuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
hard schreeuwen
Voorbeeld: `De betogers schreeuwen uit 'weg met de president'.` |
|
het uitschreeuwen van de pijn
|
(erg veel pijn hebben en dat uiten)
|
|
uitschrijven
werkw. Uitspraak: [ˈœytsxrɛivə(n)] Verbuigingen: schreef uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeschreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) helemaal opschrijven
Voorbeelden: `De dokter schreef een recept uit.`, `Ik zal een cheque uitschrijven op uw naam.` 2) bekendmaken dat (een wedstrijd) zal plaatsvinden Voorbeeld: `een prijsvraag uitschrijven` 3) iemand van een lijst schrappen Voorbeeld: `Toen ik naar Utrecht verhuisde, hebben ze mij in Amsterdam uitgeschreven.` Antoniem: inschrijven |
|
zich uitsloven
reflexief werkw. Uitspraak: ['œytslovə(n)] Verbuigingen: sloofde zich uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich uitgesloofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je overdreven en opvallend inspannen
Voorbeeld: `Hij slooft zich altijd uit als de chef in de buurt is.` |
|
uitgesloten
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈœytxəslotə(n)] |
onmogelijk
Voorbeeld: `iets uitgesloten achten` |
|
uitsmeren over
|
(verdelen over) `U koopt de auto nu en de betaling wordt over drie jaar uitgesmeerd.`
|
|
breed uitsmeren
|
(veel aandacht geven) `Geweldpleging, inbraken en aanslagen worden breed uitgesmeerd in de media.`
|
|
uitsparen
werkw. Uitspraak: ['œytsparə(n)] Verbuigingen: spaarde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgespaard (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet gebruiken
Voorbeelden: `geld uitsparen door een goedkopere auto te kopen dan je van plan was`, `ruimte uitsparen in je boekenkast door je boeken te digitaliseren en de gedrukte exemplaren weg te geven` Synoniem: besparen |
|
uitspelen
werkw. Uitspraak: ['œytspelə(n)] Verbuigingen: speelde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgespeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) tot het einde spelen
Voorbeeld: `de wedstrijd niet kunnen uitspelen door een blessure` 2) (speelkaart) op tafel leggen games |
|
je troeven uitspelen
|
() Synoniem: je sterke kanten benutten
|
|
je laatste troef uitspelen
|
(je laatste mogelijkheid gebruiken)
|
|
uitsplitsen
werkw. Uitspraak: ['œytsplɪtsə(n)] Verbuigingen: splitste uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgesplitst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in onderdelen verdelen
Voorbeelden: `je mail uitsplitsen over verschillende accounts`, `kosten uitsplitsen in rubrieken` |
|
uitspoelen
werkw. Uitspraak: ['œytspulə(n)] Verbuigingen: spoelde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgespoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) reinigen door het in vloeistof te spoelen
Voorbeeld: `je badpak na het zwemmen uitspoelen in water` |
|
uitspoken
werkw. Uitspraak: ['œytspokə(n)] Verbuigingen: spookte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgespookt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) doen wat misschien niet mag informeel
Voorbeelden: `Wat wetenschappers op congressen al niet uitspoken!`, `niet weten wat je kinderen uitspoken op internet` Synoniemen: uithalen (1), uitvreten |
|
uitgesproken
bijv.naamw. Uitspraak: ['œytxəsprokə(n)] |
als je (het genoemde) heel sterk of duidelijk hebt of bent
Voorbeelden: `een uitgesproken mening over iets hebben`, `een uitgesproken afkeer van vlees hebben`, `uitgesproken idealisten die de wereld willen verbeteren`, `een uitgesproken lelijke man` Synoniem: onmiskenbaar |
|
uitspringen
werkw. |
naar buiten, vooruitsteken.
|
|
uitstaan
werkw. Uitspraak: ['œytstan] Verbuigingen: stond uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van geld) tegen rente uitgeleend zijn of geïnvesteerd zijn financieel
Voorbeelden: `uitstaande vorderingen`, `Mijn geld staat uit tegen 4% rente.`, `voor miljoenen euro's hebben uitstaan in zwakke landen` |
|
iemand niet kunnen uitstaan
|
(een erge hekel aan iemand hebben)
|
|
doodsangsten uitstaan
|
(ontzettend bang zijn)
|
|
niets uit te staan hebben met
|
(niets te maken hebben met)
|
|
uitstallen
werkw. Uitspraak: ['œytstɑlə(n)] Verbuigingen: stalde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgestald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(waren) zo neerleggen dat iedereen ze goed kan zien
Voorbeelden: `je biologische producten uitstallen in je marktkraam`, `kerstartikelen uitstallen in de etalage` |
|
uitstappen
werkw. Uitspraak: ['œytstɑpə(n)] Verbuigingen: stapte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgestapt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens uit gaan, iets verlaten
Voorbeelden: `Bij het volgende station moet ik uitstappen.`, `de bus uitstappen`, `niet uit de eurozone willen uitstappen` Antoniem: instappen |
|
uitstellen
werkw. Uitspraak: ['œytstɛlə(n)] Verbuigingen: stelde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verschuiven naar een later tijdstip
Voorbeelden: `wegens ziekte je vakantie uitstellen`, `een betaling uitstellen omdat je even krap bij kas zit` |
|
uitstippelen
werkw. Uitspraak: [ˈœytstɪpələ(n)] Verbuigingen: stippelde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgestippeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in grote lijnen aangeven of plannen
Voorbeeld: `een route uitstippelen` Synoniem: uitzetten |
|
uitsteken
werkw. Uitspraak: ['œytstekə(n)] Verbuigingen: stak uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgestoken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar buiten steken ten opzichte van de directe omgeving
Voorbeelden: `een flatgebouw met uitstekende balkons`, `uitstekende jukbeenderen` 2) naar buiten laten steken ten opzichte van de directe omgeving Voorbeelden: `de vlag uitsteken`, `je hand uitsteken om iemand te begroeten`, `je tong uitsteken tegen iemand` geen hand/poot uitsteken (niets (nuttigs) doen) `De VS steekt geen poot uit om de Palestijnse kwestie op te lossen.` 3) door te steken verwijderen Voorbeeld: `planten uitsteken uit de tuin` |
|
geen hand/poot uitsteken
|
(niets (nuttigs) doen) `De VS steekt geen poot uit om de Palestijnse kwestie op te lossen.`
|
|
uitstoten
werkw. Uitspraak: [œytstɔtə(n)] Verbuigingen: stootte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgestoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar buiten brengen of afgeven
Voorbeelden: `broeikasgassen uitstoten`, `De vulkaan blijft aswolken uitstoten.` 2) (iemand) uit je omgeving wegjagen Voorbeelden: `je dochter uitstoten uit de familie omdat ze aan de drugs is`, `tegenstanders uitstoten uit de partij` Synoniem: verstoten |
|
uitstralen
werkw. Uitspraak: ['œytstralə(n)] Verbuigingen: straalde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgestraald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij anderen aan gevoel oproepen
Voorbeelden: `zelfvertrouwen uitstralen`, `Hij straalt een rustig soort enthousiasme uit.`, `Als voorzitter heeft ze altijd een vanzelfsprekend gezag uitgestraald.` |
|
uitgestrekt
bijv.naamw. Uitspraak: ['œytxəstrɛkt] |
met of over een heel grote oppervlakte
Voorbeelden: `een uitgestrekte woestijn`, `uitgestrekte bossen` |
|
uitgeteld
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈœytxətɛlt] |
heel erg moe
Synoniemen: uitgeput, bekaf |
|
uittesten
werkw. Uitspraak: ['œytɛstə(n)] Verbuigingen: testte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgetest (volt.deelw.) |
(iets) onderzoeken door het te testen
Voorbeelden: `een nieuw medicijn uittesten`, `een tweedehands auto uittesten voor je hem koopt`, `een methodiek uittesten voor je die grootschalig gaat toepassen` |
|
uittreden
werkw. |
een -met name religieuze- gemeenschap voorgoed verlaten
Voorbeeld: `Hij is enige tijd geleden uit dat klooster uitgetreden. ` niet langer deelnemen aan een vennootschap Voorbeeld: `Nee, mijn andere vennoot trad al enige tijd geleden uit. ` zich terugtrekken uit de arbeidsmarkt Voorbeeld: `Hij is vervroegd uitgetreden en geniet van zijn pensioen. ` met de geest het lichaam tijdelijk verlaten Voorbeeld: `Je denkt wel dat dat een droom was, maar was je niet uitgetreden? ` |
|
uittrekken
werkw. Uitspraak: [ˈœytrɛkə(n)] Verbuigingen: trok uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(kleren of schoenen) van je lichaam afhalen
Voorbeeld: `je trui uitdoen` Antoniem: aantrekken (1) Synoniem: uitdoen (1) |
|
uittypen
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - ty - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: typte uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgetypt (volt.deelw.) |
teksten uittikken op een typemachine of een toetsenbord arbeid
Voorbeeld: `Hannie, wil je dit contract even voor me uittypen?` |
|
uitvallen
werkw. Uitspraak: ['œytfɑlə(n)] Verbuigingen: viel uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van haar en veren) loslaten van de huid
Voorbeeld: `Mijn haar valt uit.` 2) niet meer mee kunnen doen of niet meer functioneren Voorbeelden: `Bij de Nijmeegse Vierdaagse vallen altijd honderden mensen uit.`, `Er is een trein uitgevallen door een storing.`, `De stroom is uitgevallen en nu zitten we in het donker.` 3) je plotseling en onbeheerst uiten Voorbeeld: `driftig uitvallen tegen je kind omdat het maar blijft huilen` 4) genoemde afloop of uitkomst hebben Voorbeelden: `De jaarcijfers van het bedrijf zijn beter uitgevallen dan verwacht.`, `De veranderingen op het werk vallen in haar nadeel uit.` |
|
... uitgevallen zijn
|
(... zijn) `Van hem kun je niet veel verwachten, want hij is nogal lui uitgevallen.`
|
|
uitvaren
werkw. |
met een vaartuig een nauw water, zoals een haven verlaten
Voorbeeld: `Zij voeren de sluis uit. ` zijn zelfbeheersing verliezen en meer zeggen dan verstandig is Voorbeeld: `Toen hij dat hoorde voer hij uit tegen haar dat de glazen er van rinkelden. ` 'arch.' een uitvaart houden, naar het graf vervoerd worden |
|
uitgeven
werkw. Uitspraak: [ˈœytxevə(n)] Verbuigingen: gaf uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) geld besteden
Voorbeeld: `veel uitgeven aan kleren` 2) boeken of tijdschriften drukken en verkopen Voorbeeld: `woordenboeken uitgeven` Synoniem: publiceren |
|
zich uitgeven voor
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈœytxevə(n) vor] Verbuigingen: gaf zich uit voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich uitgegeven voor (volt.deelw.) |
doen alsof je (iemand of iets) bent
Voorbeeld: `zich uitgeven voor een gediplomeerd arts` |
|
de uitgever
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œytxevər] Verbuigingen: uitgever|s (meerv.) de uit|geefster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œyt|xefstər] Verbuigingen: uitgeefster|s (meerv.) |
iemand die als beroep informatie ontwikkelt, vermenigvuldigt en verspreidt, bijvoorbeeld in de vorm van boeken, tijdschriften, cd's en websites
Voorbeeld: `kinderboekenuitgever` |
|
de uitgeverij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [œytxevə'rɛi] Verbuigingen: uitgeverij|en (meerv.) |
bedrijf dat informatie ontwikkelt, vermenigvuldigt en verspreidt, bijvoorbeeld in de vorm van boeken, tijdschriften, cd's en websites
Voorbeelden: `tijdschriftenuitgeverij`, `educatieve uitgeverij` |
|
uitvissen
werkw. Uitspraak: ['œytfɪsə(n)] Verbuigingen: viste uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uitzoeken hoe iets zit of moet informeel
Voorbeeld: `Ik moet nog uitvissen hoe dit apparaat werkt.` Synoniem: uitvinden (2) |
|
uitvechten
werkw. Uitspraak: [ˈœytfɛxtə(n)] Verbuigingen: vocht uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevochten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door vechten of discussiëren tot een oplossing komen
Voorbeeld: `Dat vechten jullie maar buiten uit.` |
|
uitvoeren
werkw. Uitspraak: [ˈœytfurə(n)] Verbuigingen: voerde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (handelswaar) naar het buitenland verkopen
Voorbeeld: `Nederland voert elk jaar meer snijbloemen uit.` Antoniem: invoeren Synoniem: exporteren 2) doen of maken op een van te voren bepaalde manier Voorbeelden: `een in rood leer uitgevoerd exemplaar`, `een taxatie laten uitvoeren` 3) aan een publiek laten zien of horen Voorbeeld: `een concert uitvoeren` 4) bezig zijn Voorbeeld: `Kleine deugniet, wat voer jij daar uit?` |
|
geen klap uitvoeren
|
(niets doen)
|
|
uitvinden
werkw. Uitspraak: ['œytfɪndə(n)] Verbuigingen: vond uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iets bedenken en maken wat nog niemand eerder gedaan heeft
Voorbeelden: `een nieuwe methode uitvinden om bederfelijke spullen gezonder te bewaren`, `een machine uitvinden die automatisch garnalen kan pellen` 2) uitzoeken hoe iets zit of moet Voorbeeld: `Ik weet nog niet hoe ik daar moet komen, maar dat vind ik nog wel uit.` |
|
uitvreten
werkw. Uitspraak: ['œytfretə(n)] Verbuigingen: uitvrat (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevreten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doen wat (waarschijnlijk) niet mag informeel
Voorbeeld: `niet willen weten wat je zus allemaal uitgevreten heeft` Synoniemen: uithalen, uitspoken |
|
uitweiden
werkw. Uitspraak: [ˈœytwɛidə(n)] Verbuigingen: weidde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeweid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uitvoerig spreken
Voorbeeld: `uitweiden over de vele voordelen van het nieuwe product` |
|
uitwijken
werkw. Uitspraak: ['œytwɛikə(n)] Verbuigingen: week uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgeweken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) je koers veranderen om niet ergens tegenaan te botsen
Voorbeeld: `naar rechts uitwijken om de tegenligger te ontwijken` 2) noodgedwongen naar een andere plaats gaan of overgaan op een andere oplossing Voorbeelden: `De president was in zijn land niet meer te handhaven en hij week uit naar een bevriend land.`, `bij een afgelasting uitwijken naar kunstgras` |
|
uitwisselen
werkw. Uitspraak: [ˈœytwɪsələ(n)] Verbuigingen: wisselde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het ene ruilen voor het andere
Voorbeeld: `recepten met elkaar uitwisselen` |
|
ervaringen uitwisselen
|
(aan elkaar vertellen wat je hebt meegemaakt)
|
|
uitwissen
werkw. Uitspraak: ['œytwɪsə(n)] Verbuigingen: wiste uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doen verdwijnen
Voorbeeld: `Die slechte herinnering wil ik liever uit mijn geheugen wissen.` |
|
uitwerpen
werkw. |
met kracht naar buiten brengen
Voorbeeld: `De vulkaan wierp grote hoeveelheden puin uit. ` overboord gooien Voorbeeld: `Zij wierpen het anker van het schip uit. ` [ov], [sport] met een worp buiten de grenzen van het speelveld brengen Voorbeeld: `Die bal werd uitgeworpen. ` |
|
uitwringen
werkw. Uitspraak: [ˈœytfrɪŋə(n)] Verbuigingen: wrong uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door wringen ergens het vocht uithalen
Voorbeeld: `Je kunt je badpak beter eerst uitwringen en dan pas ophangen.` Synoniem: wringen |
|
uitwuiven
werkw. Uitspraak: ['œytwœyvə(n)] Verbuigingen: wuifde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewuifd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
wuiven naar iemand die vertrekt
Voorbeeld: `De jongen was teleurgesteld omdat niemand hem was komen uitwuiven.` Synoniem: uitzwaaien |
|
uitzaaien
werkw. Uitspraak: ['œytsajə(n)] Verbuigingen: zaaide uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is uitgezaaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich door het lichaam verspreiden (van ziektekiemen of kwaadaardige weefselcellen) medisch
Voorbeeld: `Een tumor in de darm zaait in veel gevallen uit naar de lever.` |
|
uitzakken
werkw. |
door het zakken uit de gewone stand of vorm komen
|
|
uitzetten
werkw. Uitspraak: ['œytsɛtə(n)] Verbuigingen: zette uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zorgen dat (een apparaat) niet meer werkt
Voorbeeld: `Wil je de tv uitzetten als je weggaat?` Antoniem: aanzetten Synoniem: uitschakelen 2) met dwang (het land) doen verlaten Voorbeeld: `De politicus wil met zijn beleid alle criminele vreemdelingen het land uitzetten.` 3) in grote lijnen aangeven of plannen Voorbeeld: `Met behulp van je GPS kan je zelf eenvoudig routes uitzetten.` Synoniem: uitstippelen 4) in volume toenemen Voorbeeld: `Een opgeblazen ballon zet uit als hij warm wordt.` 5) (wilde dieren) loslaten in de natuur met de bedoeling dat ze zich gaan voortplanten Voorbeeld: `Er zijn twintig otters uitgezet en drie ervan zijn binnen een week doorgereden.` |
|
uitzitten
werkw. Uitspraak: [ˈœytsɪtə(n)] Verbuigingen: zat uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgezeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tot het einde toe blijven
Voorbeelden: `de hele rit uitzitten`, `een gevangenisstraf uitzitten` |
|
uitzieken
werkw. Uitspraak: ['œytsikə(n)] Verbuigingen: ziekte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is uitgeziekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
lang genoeg rusten zodat je weer beter wordt
Voorbeeld: `Als je griep hebt, dan zit er niets anders op dan uit te zieken.` |
|
uitzien
werkw. Uitspraak: ['œytsin] Verbuigingen: zag uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgezien (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar buiten kijken
Voorbeeld: `Ze stonden al uren uit te zien wanneer hun dochter thuis zou komen.` |
|
uitzuigen
werkw. Uitspraak: ['œytsœyxə(n)] Verbuigingen: zoog uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgezogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) leeg maken of verwijderen door te zuigen
Voorbeeld: `Als je gestoken bent door een wesp, dan kan je proberen het gif er uit te zuigen.` 2) onder slechte voorwaarden laten werken om er zo veel mogelijk aan te verdienen Voorbeeld: `Na jaren te zijn uitgezogen, besloten de arbeiders in opstand te komen.` |
|
uitzenden
werkw. Uitspraak: ['œytsɛndə(n)] Verbuigingen: zond uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) via radio of televisie aan een publiek toegankelijk maken
Voorbeeld: `Die documentaire wordt vanavond uitgezonden.` 2) naar het buitenland sturen met een officiële opdracht Voorbeeld: `De militairen werden uitgezonden om in het land van bestemming toe te zien op de naleving van de vredesovereenkomst.` |
|
rechtstreeks uitzenden
|
(uitzenden op het moment dat iets zich afspeelt)
|
|
uitgezonderd
conjunction Uitspraak: ['œytxəzɔndərt] |
met uitzondering van
Voorbeelden: `De hele klas gaat op kamp, uitgezonderd twee zieke leerlingen.`, `Er zijn dit jaar minder faillissementen, uitgezonderd in de horeca.` Synoniemen: behalve, op ... na |
|
uitzoomen
werkw. Afbreekpatroon: ` uit - zoo - men Herkomst: «Engels Verbuigingen: zoomde uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgezoomd (volt.deelw.) |
met een zoomlens een zaak of persoon steeds kleiner in beeld brengen (en laten verdwijnen) fotografiefilm
Voorbeeld: `aan het einde van de film werd op de hoofdpersoon uitgezoomd en verscheen de aftiteling in beeld` Antoniem: inzoomen |
|
de uitgifte
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytxɪftə] Verbuigingen: uitgifte|n, uitgifte|s (meerv.) |
het in omloop of op de markt brengen
Voorbeelden: `de uitgifte van aandelen`, `bij de uitgifte van kentekens niet zelf een letter- en/of cijfercombinatie kunnen kiezen` |
|
uitglijden
werkw. Uitspraak: [ˈœytxlɛidə(n)] Verbuigingen: gleed uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgegleden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vallen door een gladde grond of over iets dat glad is
Voorbeelden: `uitglijden op het ijs`, `uitglijden over een bananenschil` |
|
uitgloeien
werkw. |
[techniek] het door en door gloeien van materialen om fysische eigenschappen te wijzigen
|
|
uitgooien
werkw. Uitspraak: ['œytxojə(n)] Verbuigingen: gooide uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgegooid (volt.deelw.) |
van je af gooien
Voorbeelden: `het anker uitgooien als je met je boot op het meer bent`, `in haast je kleren uitgooien`, `je hengel uitgooien als je aan het vissen bent`, `De keeper gooit de bal uit in het speelveld.` |
|
uitgraven
werkw. Uitspraak: ['œytxravə(n)] Verbuigingen: groef uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgegraven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) gravend doen ontstaan of dieper maken
Voorbeelden: `een sloot uitgraven`, `een kelder uitgraven` 2) (iets) gravend uit de grond halen Voorbeeld: `een dode struik in je tuin uitgraven` |
|
uitgroeien
werkw. Uitspraak: ['œytxrujə(n)] Verbuigingen: groeide uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgegroeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) groeiend groter of langer worden
Voorbeeld: `Ze is de laatste twee jaar flink uitgegroeid.` 2) door groeien verdwijnen of uit iets gaan Voorbeelden: `je geverfde haar laten uitgroeien`, `Mijn piercing is al voor de derde keer uitgegroeid.` |
|
uitgroeien tot
werkw. Uitspraak: [ˈœytxrujə(n) tɔt] Verbuigingen: groeide uit tot (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgegroeid tot (volt.deelw.) |
groeien tot een bepaalde omvang, of je ontwikkelen naar een hogere status
Voorbeelden: `van kruidenierswinkel uitgroeien tot supermarktketen`, `Dat lokale zangeresje is uitgegroeid tot een ster.` |
|
uithalen
werkw. Uitspraak: [ˈœythalə(n)] Verbuigingen: haalde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgehaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) doen wat niet mag
Voorbeeld: `kattenkwaad uithalen` Synoniemen: uitspoken, uitvreten 2) wat je hebt gebreid, gehaakt of genaaid weer ongedaan maken Voorbeeld: `de laatste steken uithalen` 3) helpen Voorbeeld: `Ik ben bang dat die maatregelen weinig zullen uithalen.` Synoniem: baten |
|
uithalen naar
werkw. Uitspraak: [ˈœythalə(n) nar] Verbuigingen: haalde uit naar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgehaald naar (volt.deelw.) |
1) plotseling een arm strekken om iemand te slaan
Voorbeeld: `De bokser haalde uit met een linkse directe.` 2) scherpe kritiek uiten op (iemand) Voorbeeld: `scherp uithalen naar de wethouder` |
|
uithangen
werkw. Uitspraak: ['œythɑŋə(n)] Verbuigingen: hing uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgehangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) ruim ophangen
Voorbeeld: `onderweg kletsnat worden en thuis je kleren uithangen` 2) naar buiten hangen, of in het openbaar ophangen Voorbeelden: `de vlag uithangen als de koningin jarig is`, `het bewijs van de bouwvergunning zichtbaar uithangen op het bouwperceel` 3) doen alsof je iets bent terwijl je dat niet echt bent Voorbeeld: `Hij wil graag de charmeur uithangen, maar je merkt al snel dat hij dat niet is.` 4) ergens zijn Voorbeeld: `Lange tijd niet gezien. Waar hang jij tegenwoordig uit?` |
|
uitheems
bijv.naamw. Uitspraak: [œyt'hems] |
van buiten je eigen land
Voorbeeld: `uitheemse planten en dieren` Antoniem: inheems Synoniem: buitenlands |
|
de uithoek
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈœythuk] Verbuigingen: uithoek|en (meerv.) |
afgelegen plaats
Voorbeeld: `Hij woont in een uithoek van de stad.` Synoniem: Verweggistan |
|
uithollen
werkw. Uitspraak: [ˈœythɔlə(n)] Verbuigingen: holde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgehold (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) hol maken
Voorbeeld: `een pompoen uithollen` |
|
de wetgeving uithollen
|
(de kracht van de wetgeving verminderen of ondermijnen)
|
|
uithouden
werkw. Uitspraak: [ˈœythɑudə(n)] Verbuigingen: hield uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verdragen
Voorbeelden: `Ik snap niet hoe jij het met die man uithoudt.`, `De warmte is niet uit te houden.` Synoniem: volhouden |
|
het uithoudingsvermogen
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈœythɑudɪŋsfərmoxə(n)] |
het vermogen om iets lange tijd fysiek of mentaal te verdragen
Voorbeeld: `Marathonlopers hebben een groot uithoudingsvermogen.` |
|
uithouwen
werkw. |
uit steen uithakken
Voorbeeld: `De beeldhouder hieuw een goed gelijkende buste uit uit graniet. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het uithouwen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
uithuizig
bijv.naamw. Uitspraak: [œyt'hœyzəx] |
als je vaak weg van huis bent
Voorbeeld: `Ze is een uithuizig type: ze houdt van winkelen, uitgaan en reizen.` Antoniem: huiselijk |
|
uithuwelijken
werkw. Uitspraak: ['œythywələkə(n)] Verbuigingen: huwelijkte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgehuwelijkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) dwingen te trouwen met iemand die hij of zij niet zelf heeft uitgekozen
Voorbeeld: `Zij is op haar twaalfde jaar door haar ouders uitgehuwelijkt aan een man die ze niet kent.` |
|
de uiting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytɪŋ] Verbuigingen: uiting|en (meerv.) |
1) keer dat je iets zegt of kenbaar maakt, of wat je zegt of kenbaar maakt
Voorbeelden: `de uiting van je ongenoegen`, `uit woede beledigende uitingen schreeuwen naar de politie` 2) wat tot uitdrukking komt of zich openbaart (in iets) Voorbeeld: `zelfverwonding als uiting |
|
tot uiting komen
|
(zich manifesteren) `Aids heeft één oorzaak maar kan op verschillende manieren tot uiting komen.`
|
|
het uitje
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈœycə] Verbuigingen: uitje|s (meerv.) |
een kort reisje van niet meer dan een dag of dagdeel
Voorbeelden: `Een bezoek aan het openluchtmuseum is een leuk uitje voor de hele familie.`, `bedrijfsuitje` Synoniem: uitstapje |
|
uitjouwen
werkw. |
honend toeroepen Voorbeeld: ` De toneelspeler werd door het publiek uitgejouwd. `
|
|
uitkammen
werkw. Uitspraak: ['œytkɑmə(n)] Verbuigingen: kamde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgekamd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een gebied) intensief doorzoeken
Voorbeeld: `na een misdrijf het bos uitkammen om sporen te vinden` 2) (haar) loskammen Voorbeeld: `als de krulspelden eruit zijn je haar uitkammen` |
|
uitkeren
werkw. Uitspraak: ['œytkerə(n)] Verbuigingen: keerde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een bedrag) betalen waarop iemand recht heeft
Voorbeelden: `de belastingteruggave uitkeren`, `vakantiegeld uitkeren` Synoniem: uitbetalen |
|
de uitkering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈœytkerɪŋ] Verbuigingen: uitkering|en (meerv.) |
betaling van een bedrag waarop iemand recht heeft
Voorbeelden: `de uitkering van de levensverzekering`, `een werkloosheidsuitkering ontvangen` |
|
de uitkeringsgerechtigde
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['œytkerɪŋsxərɛxtəxdə] Verbuigingen: uitkeringsgerechtigde|n (meerv.) |
iemand die recht heeft op een uitkering
|
|
uitkiezen
werkw. Uitspraak: ['œytkizə(n)] Verbuigingen: koos uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgekozen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een keuze maken uit (een aantal dingen of personen)
Voorbeelden: `in de garage een tweedehands auto uitkiezen`, `in het asiel een hondje uitkiezen` |
|
het voor het uitkiezen hebben
|
(veel keus (2) hebben)
|
|
uitkijken
werkw. Uitspraak: ['œytkɛikə(n)] Verbuigingen: keek uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgekeken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) goed opletten
Voorbeeld: `goed uitkijken als je een drukke straat oversteekt` 2) tot het einde bekijken Voorbeeld: `de film helemaal uitkijken` |
|
uitkijken naar
werkw. Uitspraak: [ˈœytkɛikə(n) nar] Verbuigingen: keek uit naar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgekeken naar (volt.deelw.) |
je verheugen op
Voorbeeld: `Ik kijk uit naar je komst.` |
|
uitkijken op, over
werkw. Uitspraak: [ˈœytkɛikə(n) ɔp, ovər] Verbuigingen: keek uit op, over (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgekeken op, over (volt.deelw.) |
uitzicht hebben op of over
Voorbeelden: `vanuit je woonkamer uitkijken op de zee`, `uitkijken over de bloemenvelden` |
|
uitklapbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [œyt'klɑbar] |
die of dat uitgeklapt kan worden
Voorbeeld: `een uitklapbaar droogrek` Antoniem: inklapbaar |
|
uitklappen
werkw. Uitspraak: ['œytklɑpə(n)] Verbuigingen: klapte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeklapt (volt.deelw.) |
naar buiten toe opendoen
Voorbeelden: `een menu in je tekstverwerker uitklappen`, `je paraplu uitklappen`, `je slaapbank uitklappen als je een gast hebt die blijft slapen` Antoniem: inklappen |
|
uitkleden
werkw. Uitspraak: [ˈœytkledə(n)] Verbuigingen: kleedde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgekleed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) kleren uitdoen
Voorbeelden: `de kinderen uitkleden`, `je snel uitkleden` Antoniem: aankleden 2) te veel laten betalen Voorbeeld: `Dat zijn oplichters; ze kleden je helemaal uit.` |
|
de pensioenvoorzieningen uitkleden
|
(de pensioenvoorzieningen tot een minimum beperken)
|
|
uitkloppen
werkw. Uitspraak: ['œytklɔpə(n)] Verbuigingen: klopte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeklopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door kloppen stof enz. verwijderen uit
Voorbeelden: `de dekens uitkloppen`, `de deurmat uitkloppen` |
|
uitknijpen
werkw. Uitspraak: ['œytknɛipə(n)] Verbuigingen: kneep uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeknepen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) knijpend leegmaken
Voorbeelden: `een puistje uitknijpen`, `een tube tandpasta uitknijpen` 2) zo veel mogelijk voordeel uit iemand halen ten koste van die persoon Voorbeeld: `Het regime knijpt de bevolking uit om zelf rijk te worden.` Synoniemen: uitpersen, uitbuiten |
|
uitknikkeren
werkw. |
[ov], [spel] het uit de pot wegschieten van een knikker van de tegenstander Voorbeeld: `Hij slaagde erin de stuiter uit te knikkeren. `
|
|
uitknippen
werkw. Uitspraak: ['œytknɪpə(n)] Verbuigingen: knipte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeknipt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een schaar (uit iets) knippen
Voorbeeld: `een krantenartikel uitknippen om te bewaren` |
|
uitkomen
werkw. Uitspraak: [ˈœytkomə(n)] Verbuigingen: kwam uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van bloemen) tevoorschijn komen uit de knop
Voorbeeld: `De rozen kwamen uit.` 2) (van eieren) opengaan Voorbeeld: `Na twee weken broeden kwamen de eieren uit.` 3) bekend worden van iets dat geheim had moeten blijven Voorbeeld: `Dat geheim komt toch een keer uit.` 4) de oplossing vinden Voorbeeld: `Die opgave is te moeilijk voor mij, ik kom er niet uit.` 5) tot resultaat hebben Voorbeeld: `De reis per trein komt duurder uit dan per vliegtuig.` 6) (van publicaties) verschijnen Voorbeeld: `Wanneer komt je volgende roman uit?` 7) op een goed moment gebeuren Voorbeeld: `Ik ga net weg, dus het komt nu heel slecht uit.` Synoniemen: gelegen komen, schikken 8) (van een weg of rivier) gaan naar Voorbeelden: `De Rijn komt uit in de Noordzee.`, `Die straat komt uit op een groot plein` Synoniem: eindigen 9) zich aftekenen Voorbeeld: `Die ke |
|
uitkomen op
werkw. Uitspraak: [ˈœytkomə(n) ɔp] Verbuigingen: kwam uit op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgekomen op (volt.deelw.) |
als eindresultaat hebben
Voorbeeld: `Dat komt uit op honderd euro per persoon.` |
|
uitkomen voor
werkw. Uitspraak: [ˈœytkomə(n) vor] Verbuigingen: kwam uit voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgekomen voor (volt.deelw.) |
1) toegeven
Voorbeeld: `voor je mening uitkomen` Synoniem: erkennen 2) spelen voor een bepaald team sport Voorbeeld: `Hij zal als nieuwe spits uitkomen voor Ajax.` |
|
de uitkomst
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytkɔmst] Verbuigingen: uitkomst|en (meerv.) |
1) uiteindelijke resultaat
Voorbeelden: `De uitkomst van de wedstrijd is 3-0.`, `de uitkomst van de verkiezingen bekendmaken`, `Als je al die getallen optelt is de uitkomst 227.` Synoniem: eindresultaat 2) oplossing voor een probleem Voorbeeld: `Voor erg lange of korte mensen zijn verstelbare bureaus een uitkomst.` Synoniem: uitweg |
|
uitkomst bieden/geven
|
(een oplossing bieden/geven) `Als je als ondernemer schulden hebt kan uitstel van betaling uitkomst bieden.`
|
|
geen uitkomst meer zien
|
(niet meer weten hoe je verder moet) `mensen die geen uitkomst meer zien en zwaar depressief zijn` Synoniem: het niet meer zien zitten
|
|
uitkopen
werkw. |
door geld afkopen, iemand geld betalen om daardoor bepaalde rechten te verwerven of van bepaalde verplichtingen ontslagen te zijn, bijvoorbeeld als aandeelhouder iemands rechten als deelhebber afkopen
een winkel) geheel leegkoopen een voorraad geheel opkoopen [refl] zich vrijkopen, afkopen |
|
uitkristalliseren
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - kris - tal - li - se - ren Verbuigingen: kristalliseerde uit (verl.tijd ) Verbuigingen: is uitgekristalliseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zich afscheiden in kristallen;
overgaan in kristallen chemie Voorbeeld: `Zout water laten verdampen waarbij de zouten uitkristalliseren.` 2) een definitieve vorm aannemen algemeen Voorbeeld: `Wellicht zal zijn stijl zich in zijn komende schilderwerken meer uitkristalliseren en een meer definitieve en eigen vorm aannemen.` |
|
de uitlaat
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈœytlat] Verbuigingen: uit|laten (meerv.) |
afvoerpijp aan een verbrandingsmotor voor de gassen die bij de verbranding van de brandstof vrijkomen
Voorbeeld: `Een kapotte uitlaat maakt veel lawaai.` |
|
het uitlaatgas
zelfst.naamw. Uitspraak: ['œytlatxɑs] Verbuigingen: uitlaatgas|sen (meerv.) |
gas dat bij de verbranding van de brandstof in een auto vrijkomt
|
|
uitlachen
werkw. Uitspraak: ['œytlɑxə(n)] Verbuigingen: lachte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgelachen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een vervelende manier om iemand lachen
Voorbeelden: `je klasgenoot uitlachen als die iets stoms gezegd heeft`, `Hij lachte niet om me, maar hij lachte me uit.` |
|
uitladen
werkw. Uitspraak: [œytladə(n)] Verbuigingen: laadde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeladen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (goederen) uit een voer- of vaartuig halen
Voorbeeld: `de varkens uitladen uit de vrachtauto` 2) (een voer- of vaartuig) van zijn lading ontdoen Voorbeelden: `na je vakantie je auto uitladen`, `vrachtschepen uitladen` |
|
uitlaten
werkw. Uitspraak: [ˈœytlatə(n)] Verbuigingen: liet uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgelaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar buiten laten gaan
Voorbeeld: `de hond uitlaten` |
|
zich uitlaten over
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈœytlatə(n) ovər] Verbuigingen: liet zich uit over (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich uitgelaten over (volt.deelw.) |
je mening uiten over
Voorbeeld: `De regeringswoordvoerder liet zich niet uit over de nieuwe plannen.` |
|
de uitlating
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈœytlatɪŋ] Verbuigingen: uitlating|en (meerv.) |
dat wat je zegt
Voorbeeld: `geen uitlatingen doen over de opstelling van het elftal` Synoniemen: uitspraak, opmerking |
|
uitleensysteem
zelfst.naamw. |
een systematiek voor het uitlenen van voorwerpen, machines, kleding, dvd's en dergelijke Voorbeeld: `Het uitleensysteem van de bibliotheek stuurt je automatisch bericht als je te laat bent met de terugbezorging van de boeken. `
|
|
de uitleg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œytlɛx] |
verhaal waardoor iemand iets begrijpt
Voorbeeld: `uitleg geven over de actuele economische situatie` Synoniemen: verklaring, opheldering |
|
uitleggen
werkw. Uitspraak: [ˈœytlɛxə(n)] Verbuigingen: legde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgelegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zo vertellen dat iemand het begrijpt
Voorbeeld: `een moeilijke grammaticaregel uitleggen` 2) (kleding) ruimer maken Voorbeeld: `een rok uitleggen` Antoniem: innemen 3) verspreid neerleggen Voorbeeld: `speelkaarten uitleggen` |
|
uitlekken
werkw. Uitspraak: ['œytlɛkə(n)] Verbuigingen: lekte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgelekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) bekend worden terwijl dat niet mocht
Voorbeelden: `De vertrouwelijke informatie is ondanks alle maatregelen toch uitgelekt.`, `bedrijfsgeheimen laten uitlekken en een stevige boete krijgen` |
|
laten uitlekken
|
(droger laten worden door de vloeistof eruit te laten lopen) `je natte jas ophangen en uit laten lekken`
|
|
uitlenen
werkw. Uitspraak: ['œytlenə(n)] Verbuigingen: leende uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeleend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aan iemand geven om het later weer terug te krijgen
Voorbeelden: `je tent uitlenen aan je buurman`, `De bibliotheek leent boeken uit.` Synoniem: lenen (2) |
|
zich uitleven
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈœytlevə(n)] Verbuigingen: leefde zich uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich uitgeleefd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zonder terughoudendheid doen wat je leuk vindt of wat je goed kunt
Voorbeeld: `je uitleven in de disco` |
|
uitleveren
werkw. Uitspraak: ['œytlevərə(n)] Verbuigingen: leverde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeleverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) overdragen aan het land waar die persoon terecht moet staan
Voorbeeld: `Om een verdachte te kunnen uitleveren moet er wel een uitleveringsverdrag zijn.` |
|
uitlezen
werkw. Uitspraak: ['œytlezə(n)] Verbuigingen: las uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgelezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) tot het einde lezen
Voorbeeld: `de krant uitlezen voor je hem bij het oud papier legt` 2) opgeslagen informatie beschikbaar maken computers Voorbeelden: `een ov-chipkaart uitlezen`, `een digitale tachograaf uitlezen om het gedrag van de chauffeur te controleren` |
|
uitlichten
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - lich - ten Verbuigingen: lichtte uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgelicht (volt.deelw.) |
extra aandacht geven, in de schijnwerpers zetten
Voorbeeld: `Ik wil één punt uit het rapport even uitlichten.` |
|
uitlijnen
werkw. Uitspraak: ['œytlɛinə(n)] Verbuigingen: lijnde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgelijnd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de wielen van je auto zo stellen dat hij goed rijdt
Voorbeelden: `je banden laten uitlijnen in de garage`, `je auto laten uitlijnen` |
|
uitloggen
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - log - gen Herkomst: «Engels Verbuigingen: logde uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgelogd (volt.deelw.) |
afmelden van de computer, de verbinding uitschakelen computer
Voorbeeld: `uitloggen als je klaar bent met je werk op de computer` |
|
uitlokken
werkw. Uitspraak: ['œytlɔkə(n)] Verbuigingen: lokte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgelokt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) ertoe brengen om iets te doen
Voorbeelden: `een reactie uitlokken`, `Agressief gedrag lokt geweld uit.` |
|
uitlopen
werkw. Uitspraak: ['œytlopə(n)] Verbuigingen: liep uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) nieuwe takjes en blaadjes krijgen
Voorbeeld: `In het voorjaar lopen de bomen en struiken uit.` 2) onbedoeld langer duren Voorbeeld: `De vergadering zou om vier uur afgelopen zijn, maar hij loopt uit.` 3) door lopen wijder worden Voorbeeld: `Mijn nieuwe schoenen zaten eerst strak, maar ze zijn nu uitgelopen.` 4) massaal ergens heengaan Voorbeeld: `Het hele dorp is uitgelopen om naar de aangespoelde bruinvissen te kijken.` 5) vlekkerig worden Voorbeeld: `Door de regen is mijn mascara uitgelopen.` 6) geleidelijk breder worden Voorbeeld: `een uitlopende jurk` |
|
uitlopen op
werkw. Uitspraak: [ˈœytlopə(n) ɔp] Verbuigingen: liep uit op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgelopen op (volt.deelw.) |
tot resultaat hebben
Voorbeeld: `De onderhandelingen liepen op niets uit.` Synoniemen: leiden tot, resulteren in, uitdraaien op |
|
de uitloper
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œytlopər] Verbuigingen: uitloper|s (meerv.) |
1) nieuw takje of blaadje
Voorbeeld: `Die boom heeft al heel wat uitlopers.` 2) uitstekende bergrug aan de randen (van een gebergte) Voorbeeld: `een hotel in de uitlopers van de Alpen` |
|
uitmaken
werkw. Uitspraak: [ˈœytmakə(n)] Verbuigingen: maakte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgemaakt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
2) (iets brandends) laten ophouden met branden
Voorbeeld: `het vuur uitmaken` Synoniem: doven (1) 3) vaststellen Voorbeeld: `Ik maak zelf wel uit of ik dat doe of niet.` Synoniemen: bepalen, beslissen |
|
1)
het uitmaken |
(de relatie (2) met iemand verbreken)
|
|
Dat maakt niets uit.
|
(dat is niet belangrijk)
|
|
uitmaken voor
werkw. Uitspraak: [ˈœytmakə(n) vor] Verbuigingen: maakte uit voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgemaakt voor (volt.deelw.) |
(iemand) aanduiden met woorden die iets onaangenaams betekenen
Voorbeeld: `iemand uitmaken voor rotte vis` Synoniem: bestempelen als |
|
iets breed uitmeten
|
(uitvoerig en overdreven over iets vertellen) `Het veechtpartijtje werd breed uitgemeten in het plaatselijke huis-aan-huisblad.`
|
|
uitmiddelpuntig
bijv.naamw. |
niet op het gebruikelijke centrum gericht Voorbeeld: `Hij kan de respons van de ander overdreven vinden, ingehouden, pathetisch, onrecht of anderszins uitmiddelpuntig - anders dan wat hij zelf verwacht.'<ref>De debetzijde van het hedendaagse stressonderzoek in de psychiatrie H.M. van Praag 2003</ref> `
|
|
uitmonden in
werkw. Uitspraak: [ˈœytmɔndə(n) ɪn] Verbuigingen: mondde uit in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgemond in (volt.deelw.) |
eindigen in
Voorbeelden: `De Congo mondt uit in de Atlantische Oceaan.`, `Het kleine meningsverschil mondde uit in een stevige ruzie.` |
|
uitmunten
werkw. Uitspraak: ['œytmʏntə(n)] Verbuigingen: muntte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgemunt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
veel beter zijn dan anderen op een bepaald gebied
Voorbeelden: `Ze munt uit in snelheid en baltechniek.`, `Zij munt boven haar klasgenoten uit in wiskunde.` |
|
uitmuntend
bijv.naamw. Uitspraak: [œyt'mʏntənt] |
voortreffelijk
Voorbeelden: `een uitmuntende prestatie`, `genieten van een uitmuntend diner` Synoniem: uitstekend |
|
uitnemen
werkw. Uitspraak: ['œytnemə(n)] Verbuigingen: nam uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgenomen (volt.deelw.) |
(iets) ergens uit halen
Voorbeeld: `je contactlenzen uitnemen` |
|
uitnemend
bijv.naamw. |
van uitzonderlijk hoge kwaliteit
Voorbeeld: `Dit was werkelijk een uitnemende vertolking van dit prachtige stuk. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het uitnemend in de tweede betekenis erin. ` |
|
uitnodigen
werkw. Uitspraak: [ˈœytnodəxə(n)] Verbuigingen: nodigde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgenodigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vragen of iemand iets wil doen of je gast wil zijn
Voorbeelden: `Ik heb voor de bruiloft al mijn vrienden uitgenodigd.`, `iemand uitnodigen een toespraak te houden` |
|
uitnodigen tot
|
(aansporen om te doen) `Het mooie weer nodigde uit tot een dagje aan het strand.`
|
|
de uitnodiging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytnodəxɪŋ] Verbuigingen: uitnodiging|en (meerv.) |
mondeling of schriftelijk verzoek om iets te doen of om je gast te zijn
Voorbeelden: `uitnodigingen voor je huwelijk versturen`, `de uitnodiging krijgen om als gastspreker op te treden` |
|
uitoefenen
werkw. Uitspraak: [ˈœytufənə(n)] Verbuigingen: oefende uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeoefend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in praktijk brengen
Voorbeeld: `een beroep uitoefenen` 2) zorgen dat iemand anders het merkt Voorbeelden: `kritiek uitoefenen op iemand`, `druk uitoefenen` Synoniem: doen gelden |
|
de uitoefening
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytufenɪŋ] |
het in praktijk brengen
Voorbeeld: `tijdens de uitoefening van je beroep een dodelijke val maken` |
|
uitpakken
werkw. Uitspraak: ['œytpɑkə(n)] Verbuigingen: pakte uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets) uit de verpakking halen, of (de verpakking) leegmaken
Verbuigingen: heeft uitgepakt (volt.deelw.) Voorbeelden: `cadeautjes uitpakken op Sinterklaasavond`, `na je vakantie de koffers uitpakken` 2) (genoemde) afloop hebben Verbuigingen: is uitgepakt (volt.deelw.) Voorbeelden: `Die avontuurlijke onderneming is uiteindelijk heel goed uitgepakt.`, `De bezuinigingen kunnen dramatisch uitpakken voor bepaalde bevolkingsgroepen.` Synoniemen: aflopen (1), eindigen 3) erg je best doen om mensen feestelijk te ontvangen of naar je toe te halen Verbuigingen: heeft uitgepakt (volt.deelw.) Voorbeelden: `We hebben een ontzettend fijne dag gehad vandaag. Jullie hebben echt uitgepakt.`, `De supermarkt gaat flink uitpakken met kortingen om klanten te winnen.` |
|
(gecomprimeerde) bestanden uitpakken
|
(ze geschikt maken om te gebruiken) Synoniem: uitpakken, openen
|
|
uitpersen
werkw. Uitspraak: [ˈœytpɛrsə(n)] Verbuigingen: perste uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeperst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) sap ergens uit drukken
Voorbeeld: `een sinaasappel uitpersen` 2) zo veel mogelijk voordeel uit iemand halen ten koste van die persoon Voorbeeld: `De landarbeiders werden uitgeperst.` Synoniemen: uitbuiten, uitknijpen |
|
uitpikken
werkw. Uitspraak: ['œytpɪkə(n)] Verbuigingen: pikte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgepikt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met een snavel verwijderen
Voorbeeld: `Het kadaver lag er al een tijdje en de ogen waren eruitgepikt door de kraaien.` 2) (iets of iemand) herkennen en kiezen uit velen Voorbeelden: `Iedereen mocht bij de grens gewoon doorrijden, maar wij werden er voor controle uitgepikt.`, `Ze kunnen allemaal aardig met de bal omgaan, maar de echte voetbaltalenten pik je er zo uit.` |
|
uitpluizen
werkw. Uitspraak: ['œytplœyzə(n)] Verbuigingen: ploos uit, pluisde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeplozen, heeft uitgepluisd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uitzoeken hoe (iets ingewikkelds) in elkaar zit
Voorbeelden: `gebruiksvoorwaarden uitpluizen`, `laten uitpluizen waar je echte vader zou kunnen zijn` Synoniem: onderzoeken |
|
uitpraten
werkw. Uitspraak: [ˈœytpratə(n)] Verbuigingen: praatte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgepraat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door praten oplossen
Voorbeeld: `Je kunt het probleem beter meteen uitpraten, anders blijft het je dwarszitten.` |
|
uitprinten
werkw. Uitspraak: ['œytprɪntə(n)] Verbuigingen: printte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeprint (volt.deelw.) |
(een bestand) afdrukken met behulp van een printer
Voorbeeld: `Even het bestand uitprinten, dat leest makkelijker.` Synoniem: printen |
|
uitproberen
werkw. Uitspraak: ['œytproberə(n)] Verbuigingen: probeerde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeprobeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) onderzoeken door het te gebruiken
Voorbeelden: `twee maanden gratis een gehoorapparaat uitproberen`, `De fabrikant laat het nieuwe product uitproberen door potentiële klanten.`, `uitproberen of een elektrische fiets je bevalt`, `uitproberen of je trui kleurecht is` |
|
uitpuilen
werkw. Uitspraak: ['œytpœylə(n)] Verbuigingen: puilde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgepuild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bol naar buiten staan
Voorbeelden: `uitpuilende ogen`, `De kast puilt uit van de rotzooi.` |
|
uitputten
werkw. Uitspraak: ['œytpʏtə(n)] Verbuigingen: putte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeput (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets of iemand) zijn kracht ontnemen
Voorbeelden: `Het zware werk heeft hem helemaal uitgeput.`, `meststoffen die de bodem uitputten` 2) verminderen en uiteindelijk opmaken of doen opraken Voorbeelden: `De winning van duurzame energie leidt niet tot het uitputten van een voorraad.`, `bij een opheffingsverkoop je voorraad uitputten` |
|
zich uitputten in
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈœytpʏtə(n) ɪn] Verbuigingen: putte zich uit in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich uitgeput in (volt.deelw.) |
steeds opnieuw zeggen
Voorbeeld: `zich uitputten in verontschuldigingen` |
|
uitputtend
bijv.naamw. Uitspraak: [œytˈpʏtənt] |
helemaal
Voorbeeld: `een onderwerp uitputtend behandelen` |
|
uitreiken
werkw. Uitspraak: ['œytrɛikə(n)] Verbuigingen: reikte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgereikt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
officieel geven
Voorbeeld: `na de examens de diploma's uitreiken` Synoniem: overhandigen |
|
uitrekenen
werkw. Uitspraak: [ˈœytrekənə(n)] Verbuigingen: rekende uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgerekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het resultaat vaststellen door te rekenen
Voorbeelden: `Reken de som uit op een apart papier.`, `Kun jij dit uit je hoofd uitrekenen?` Synoniem: berekenen (1) |
|
uitrekken
werkw. Uitspraak: ['œytrɛkə(n)] Verbuigingen: gerekte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgerekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door trekken of strekken langer maken of worden
Voorbeelden: `een elastiekje uitrekken en om een pakje doen`, `met een fotobewerkingsprogramma een gezicht op de foto uitrekken` |
|
je uitrekken
|
(je zo lang mogelijk uitstrekken) `je 's morgens lekker uitrekken in bed`
|
|
uitrichten
werkw. Uitspraak: ['œytrɪxtə(n)] Verbuigingen: richtte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgericht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
handelen op een manier die resultaat heeft
Voorbeeld: `De kustwacht kan weinig uitrichten tegen de goed georganiseerde smokkelbendes.` |
|
uitrichting
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] onderdelen van een instrument in de optimale positie plaatsen Voorbeeld: `De uitrichting van deze Röntgencamera is een lastige zaak. `
|
|
uitrijden
werkw. Uitspraak: ['œytrɛidə(n)] Verbuigingen: reed uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgereden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) rijdend verspreiden
Voorbeeld: `mest uitrijden op grasland` 2) tot het einde rijden Voorbeelden: `de Tour de France uitrijden`, `de autorally uitrijden` 3) rijdend verlaten Voorbeelden: `de straat uitrijden`, `het in- en uitrijden van het werkvak door werkverkeer` |
|
de uitrijstrook
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['œytrɛistrok] Verbuigingen: uitrij|stroken (meerv.) |
speciale rijstrook om de snelweg af te gaan
|
|
de uitrit
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈœytrɪt] Verbuigingen: uitrit|ten (meerv.) |
kleine weg die een huis, bedrijf of gesloten terrein met de openbare weg verbindt
Voorbeeld: `Wilt u hier niet parkeren want dan blokkeert u de uitrit.` |
|
uitroeien
werkw. Uitspraak: ['œytrujə(n)] Verbuigingen: roeide uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeroeid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
definitief vernietigen
Voorbeelden: `ongedierte uitroeien`, `een wespennest uitroeien` Synoniem: verdelgen |
|
uitroep
zelfst.naamw. |
wat men uitroept, luid geuite woorden of klanken Voorbeeld: `Op het heuglijke nieuws liet ze een uitroep van vreugde. `
|
|
uitroepen
werkw. Uitspraak: ['œytrupə(n)] Verbuigingen: riep uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeroepen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) hard roepen
Voorbeeld: `'Allemachtig' riep hij uit toen hij zag hoeveel mensen gekomen waren.` 2) (iets) officieel bekendmaken Voorbeeld: `de noodtoestand uitroepen` Synoniem: afkondigen |
|
uitroepen tot
werkw. Uitspraak: [ˈœytrupə(n) tɔt] Verbuigingen: riep uit tot (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeroepen tot (volt.deelw.) |
(iemand of iets) in het openbaar verkiezen
Voorbeeld: `Het bedrijf werd uitgeroepen tot beste biologische slagerij van het jaar.` |
|
uitroepend voornaamwoord
zelfst.naamw. |
[grammatica] een voornaamwoord dat gebruikt wordt om een uitroep of een affectieve (emotioneel geladen) uiting in te leiden. Voorbeeld: `Een uitroepend voornaamwoord heeft een intensiverende functie. `
|
|
het uitroepteken
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈœytruptekə(n)] Verbuigingen: uitroepteken|s (meerv.) |
leesteken "!"
|
|
uitrollen
werkw. Uitspraak: ['œytrɔlə(n)] Verbuigingen: rolde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgerold (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in praktijk brengen
Voorbeelden: `een proef landelijk uitrollen`, `een succesvolle tool in de strijd tegen kinderporno internationaal uitrollen` Synoniem: implementeren 2) (iets dat opgerold is) open rollen Voorbeelden: `in je tent je slaapzak uitrollen`, `bij brand de brandslang uitrollen` 3) door rollen uitspreiden Voorbeelden: `deeg uitrollen`, `marsepein uitrollen op poedersuiker` |
|
uitrukken
werkw. Uitspraak: ['œytrʏkə(n)] Verbuigingen: rukte uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) op een ruwe manier verwijderen
Voorbeeld: `Er zijn mensen die haren uitrukken als ze tv kijken of lezen, of als ze zitten te studeren.` 2) snel ergens naar toe gaan waar dat nodig is Verbuigingen: is uitgerukt (volt.deelw.) Voorbeeld: `Na de brandmelding rukte de brandweer meteen uit.` |
|
uitrusten
werkw. Uitspraak: ['œytrʏstə(n)] Verbuigingen: rustte uit (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) door te rusten minder moe of weer fit worden
Verbuigingen: heeft, is uitgerust (volt.deelw.) Voorbeelden: `na een zware klus even uitrusten op de bank`, `na een lange nacht weer helemaal uitgerust zijn` Synoniem: rusten 2) voorzien van alles wat nodig is Voorbeeld: `soldaten uitrusten met bepakking voor een meerdaagse oefening` Synoniemen: toerusten, equiperen |
|
de uitrusting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytrʏstɪŋ] Verbuigingen: uitrusting|en (meerv.) |
alles wat nodig is voor een bepaald doel
Voorbeelden: `De verplichte uitrusting voor pleziervaartuigen is een minimum aan materieel voor de veiligheid van de boot en de bemanning.`, `gevechtsuitrusting` |
|
uitrustingsstuk
zelfst.naamw. |
[militair], [techniek] één van de toebehoren van een wapenrusting, scheepsuitrusting of van een werktuig Voorbeeld: `In het gras lag een uitrustingsstuk van een graafmachine, en wel een zg. slotenbak. `
|
|
uitschakelen
werkw. Uitspraak: ['œytsxakələ(n)] Verbuigingen: geschakelde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeschakeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat (iets of iemand) niet meer functioneert of geen invloed meer heeft
Voorbeelden: `de lamp uitschakelen`, `je voicemail uitschakelen`, `een doorbraak in het uitschakelen van kanker`, `door te winnen je tegenstander uitschakelen` |
|
uitscheiden
werkw. Uitspraak: ['œytsxɛidə(n)] Toon alle vervoegingen |
1) ophouden (met iets) informeel
Verbuigingen: schee uit (verl.tijd enkelv.) is uitgescheeën (volt.deelw.) Voorbeelden: `Kom, we stoppen. We scheiden ermee uit.`, `Schei nou eens uit met je gejank.` 2) naar buiten laten komen Verbuigingen: scheidde uit (verl.tijd enkelv.) heeft uitgescheiden (volt.deelw.) Voorbeelden: `zweetklieren die zweet uitscheiden`, `urine uitscheiden` |
|
uitschelden
werkw. Uitspraak: ['œytsxɛldə(n)] Verbuigingen: schold uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgescholden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op boze toon beledigende dingen roepen (tegen iemand)
Voorbeelden: `je buurvrouw voor rotte vis uitschelden`, `je man uitschelden omdat hij je ontrouw is` |
|
uitschenken
werkw. Uitspraak: [œytsxɛnkə(n)] Verbuigingen: schonk uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeschonken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (vloeistof) in iets schenken
Voorbeeld: `bier uitschenken in een glas` Antoniem: inschenken 2) schenkend leegmaken Voorbeeld: `Schenk de fles maar uit in onze glazen.` Synoniem: leegschenken |
|
uitschieten
werkw. Uitspraak: ['œytsxitə(n)] Verbuigingen: schoot uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgeschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) onverwacht en onbeheerst een beweging maken
Voorbeelden: `Mijn tandenborstel schoot uit tegen mijn gehemelte; dat deed pijn.`, `uitschieten met je pen` 2) takjes en blaadjes krijgen Voorbeeld: `De struiken schieten nu flink uit.` Synoniem: uitlopen 3) (de bal) in het speelveld schoppen sport Verbuigingen: heeft uitgeschoten (volt.deelw.) Voorbeeld: `De doelman schiet de bal uit.` |
|
De wind schiet uit.
|
(de wind wordt plotseling harder)
|
|
de uitschieter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈœytsxitər] Verbuigingen: uitschieter|s (meerv.) |
iets dat sterk afwijkt van het gemiddelde
Voorbeeld: `een curve met uitschieters naar boven en beneden.` |
|
uitschreeuwen
werkw. Uitspraak: ['œytsxrewə(n)] Verbuigingen: schreeuwde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeschreeuwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
hard schreeuwen
Voorbeeld: `De betogers schreeuwen uit 'weg met de president'.` |
|
het uitschreeuwen van de pijn
|
(erg veel pijn hebben en dat uiten)
|
|
uitschrijven
werkw. Uitspraak: [ˈœytsxrɛivə(n)] Verbuigingen: schreef uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeschreven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) helemaal opschrijven
Voorbeelden: `De dokter schreef een recept uit.`, `Ik zal een cheque uitschrijven op uw naam.` 2) bekendmaken dat (een wedstrijd) zal plaatsvinden Voorbeeld: `een prijsvraag uitschrijven` 3) iemand van een lijst schrappen Voorbeeld: `Toen ik naar Utrecht verhuisde, hebben ze mij in Amsterdam uitgeschreven.` Antoniem: inschrijven |
|
uitschrijving
zelfst.naamw. |
een naam verwijderen uit een lijst van geregistreerde personen Voorbeeld: `We hadden deze maand zes in- en twee uitschrijvingen. `
|
|
uitschrijving
zelfst.naamw. |
een naam verwijderen uit een lijst van geregistreerde personen Voorbeeld: `We hadden deze maand zes in- en twee uitschrijvingen. `
|
|
uitschuiven
werkw. Uitspraak: ['œytsxœyvə(n)] Verbuigingen: schoof uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeschoven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
groter of langer maken door onderdelen te verschuiven
Voorbeelden: `de tafel uitschuiven als je veel gasten hebt`, `een ladder uitschuiven tot je bij de tweede etage bent` |
|
de uitslag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [œytslɑx] Verbuigingen: uitslag|en (meerv.) |
1) eindresultaat
Voorbeelden: `de uitslag van de verkiezingen`, `de uitslag van een medisch onderzoek`, `De uitslag van de wedstrijd is 1-1.` 2) rare plek op je huid Voorbeelden: `uitslag in je oksels krijgen omdat je te veel geparfumeerde deodorant gebruikt`, `Eén van de symptomen is een rode uitslag op de huid.` |
|
uitslapen
werkw. Uitspraak: [ˈœytslapə(n)] Verbuigingen: sliep uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeslapen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
's morgens langer blijven slapen dan gewoonlijk
Voorbeeld: `Op zondag en in de vakantie slaap ik altijd uit.` |
|
zich uitsloven
reflexief werkw. Uitspraak: ['œytslovə(n)] Verbuigingen: sloofde zich uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich uitgesloofd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je overdreven en opvallend inspannen
Voorbeeld: `Hij slooft zich altijd uit als de chef in de buurt is.` |
|
uitsluiten
werkw. Uitspraak: ['œytslœytə(n)] Verbuigingen: sloot uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgesloten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand) niet toelaten tot (iets)
Voorbeelden: `leidinggevenden uitsluiten van een bijeenkomst voor uitvoerend medewerkers`, `een speler uitsluiten van deelname aan de komende wedstrijden wegens wangedrag` Synoniem: weren (1) 2) denken dat iets onmogelijk is Voorbeelden: `Ik sluit uit dat hij vanavond nog komt, maar ik sluit niet uit dat hij alsnog morgen hier zal zijn.`, `Het is/valt niet uit te sluiten dat we een boete krijgen voor te hard rijden.` |
|
de mogelijkheid uitsluiten dat...
|
(denken dat die mogelijkheid er niet is) `De politie sluit de mogelijkheid uit dat ze nog in leven is.`
|
|
Het één sluit het ander niet uit.
|
(het een maakt het ander niet onmogelijk; beide zijn mogelijk)
|
|
uitsluitend
bijv.naamw. Uitspraak: [œyt'slœytənt] |
alleen die en niets of niemand anders
Voorbeelden: `Je kunt je uitsluitend via internet aanmelden.`, `uitsluitend toegang voor leden van de vereniging`, `uitsluitend biologische producten verkopen`, `kaarten uitsluitend aan de zaal verkrijgbaar` Synoniemen: alleen, enkel en alleen, louter |
|
de uitsluiting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytslœytɪŋ] Verbuigingen: uitsluiting|en (meerv.) |
het uitsluiten (vooral 1)
Voorbeeld: `sociale uitsluiting van bejaarden` |
|
met uitsluiting van (iets of iemand)
|
(zonder (iets of iemand)) `Deze algemene voorwaarden zijn hierop van toepassing, met uitsluiting van inkoopvoorwaarden van de opdrachtgever.` Synoniem: met uitzondering van, uitgezonderd
|
|
het uitsluitsel
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈœytslœytsəl] Verbuigingen: uitsluitsel|s (meerv.) |
beslissend antwoord
Voorbeeld: `Alleen de verantwoordelijke chef kan daarover uitsluitsel geven.` |
|
uitsmeren over
|
(verdelen over) `U koopt de auto nu en de betaling wordt over drie jaar uitgesmeerd.`
|
|
breed uitsmeren
|
(veel aandacht geven) `Geweldpleging, inbraken en aanslagen worden breed uitgesmeerd in de media.`
|
|
de uitsmijter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈœytsmɛitər] Verbuigingen: uitsmijter|s (meerv.) |
1) gebakken eieren op brood
Voorbeeld: `Voor mij graag een dubbele uitsmijter met spek.` 2) slotnummer van een concert waardoor mensen enthousiast naar huis gaan Voorbeeld: `De band speelde hun laatste hit als uitsmijter.` 3) portier van een café, discotheek of nachtclub Voorbeeld: `Als je de andere gasten lastig valt, zet die potige uitsmijter je zonder pardon op straat.` |
|
de uitspatting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈœytspɑtɪŋ] Verbuigingen: uitspatting|en (meerv.) |
keer dat je je losbandig gedraagt
Voorbeelden: `zich te buiten gaan aan uitspattingen`, `je overgeven aan seksuele uitspattingen` Synoniem: losbandigheid |
|
uitspelen
werkw. Uitspraak: ['œytspelə(n)] Verbuigingen: speelde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgespeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) tot het einde spelen
Voorbeeld: `de wedstrijd niet kunnen uitspelen door een blessure` 2) (speelkaart) op tafel leggen games |
|
je troeven uitspelen
|
() Synoniem: je sterke kanten benutten
|
|
je laatste troef uitspelen
|
(je laatste mogelijkheid gebruiken)
|
|
uitspelen tegen
werkw. Uitspraak: [ˈœytspelə(n) texə(n)] Verbuigingen: speelde uit tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgespeeld tegen (volt.deelw.) |
(iets) gebruiken om iemand te benadelen
Voorbeeld: `Zijn ervaring in de politiek wordt nu tegen hem uitgespeeld.` |
|
je tegenstanders tegen elkaar uitspelen
|
(zorgen dat je tegenstanders ruzie met elkaar krijgen waardoor je zelf een voordeel behaalt)
|
|
uitsplitsen
werkw. Uitspraak: ['œytsplɪtsə(n)] Verbuigingen: splitste uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgesplitst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in onderdelen verdelen
Voorbeelden: `je mail uitsplitsen over verschillende accounts`, `kosten uitsplitsen in rubrieken` |
|
uitspoelen
werkw. Uitspraak: ['œytspulə(n)] Verbuigingen: spoelde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgespoeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) reinigen door het in vloeistof te spoelen
Voorbeeld: `je badpak na het zwemmen uitspoelen in water` |
|
uitspoken
werkw. Uitspraak: ['œytspokə(n)] Verbuigingen: spookte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgespookt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) doen wat misschien niet mag informeel
Voorbeelden: `Wat wetenschappers op congressen al niet uitspoken!`, `niet weten wat je kinderen uitspoken op internet` Synoniemen: uithalen (1), uitvreten |
|
de uitspraak
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈœytsprak] Verbuigingen: uit|spraken (meerv.) |
1) manier van uitspreken
Voorbeeld: `Mijn kennis van de Franse taal is goed, maar mijn uitspraak is beroerd.` Synoniem: dictie 2) iets wat je zegt Voorbeeld: `Daarover kan ik op dit moment geen uitspraken doen.` Synoniem: uitlating 3) oordeel van een rechtbank Voorbeeld: `De uitspraak is over drie weken.` Synoniem: vonnis |
|
zich uitspreken
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈœytsprekə(n)] Verbuigingen: sprak uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgesproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) in klanken weergeven
Voorbeeld: `Hoe spreek je dat woord uit?` 2) in woorden zeggen Voorbeeld: `je dankbaarheid uitspreken` |
|
zich niet uitspreken over de gevolgen van die actie
|
(niets zeggen, geen mening geven over de gevolgen van die actie)
|
|
uitspringen
werkw. |
naar buiten, vooruitsteken.
|
|
uitspugen
werkw. Uitspraak: ['œytspyxə(n)] Verbuigingen: spuugde uit, spoog uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgespuugd (volt.deelw.) |
met kracht uit je mond laten gaan
Voorbeeld: `iets eten en dat uitspugen als je het vies vindt` |
|
uitspuwen
werkw. Uitspraak: ['œytspywə(n)] Verbuigingen: spuwde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: uitgespuwd (volt.deelw.) |
met kracht uit je mond laten gaan
Voorbeeld: `je kauwgum uitspuwen` |
|
uitstaan
werkw. Uitspraak: ['œytstan] Verbuigingen: stond uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van geld) tegen rente uitgeleend zijn of geïnvesteerd zijn financieel
Voorbeelden: `uitstaande vorderingen`, `Mijn geld staat uit tegen 4% rente.`, `voor miljoenen euro's hebben uitstaan in zwakke landen` |
|
iemand niet kunnen uitstaan
|
(een erge hekel aan iemand hebben)
|
|
doodsangsten uitstaan
|
(ontzettend bang zijn)
|
|
niets uit te staan hebben met
|
(niets te maken hebben met)
|
|
uitstallen
werkw. Uitspraak: ['œytstɑlə(n)] Verbuigingen: stalde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgestald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(waren) zo neerleggen dat iedereen ze goed kan zien
Voorbeelden: `je biologische producten uitstallen in je marktkraam`, `kerstartikelen uitstallen in de etalage` |
|
uitstap
zelfst.naamw. |
meestal verkleinwoord een (meestal korte) reis
Voorbeeld: `Ik maak een uitstapje naar zee vandaag. ` het verlaten van een verband of een voertuig Voorbeeld: `De in opspraak gebrachte politicus maakt een uitstap. ` |
|
het uitstapje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['œytstɑpjə] Verbuigingen: uitstapje|s (meerv.) |
kort reisje voor je plezier
Voorbeelden: `in de kerstperiode een uitstapje maken naar een kerstmarkt over de grens`, `het jaarlijkse uitstapje van ons bedrijf` Synoniem: uitje |
|
uitstappen
werkw. Uitspraak: ['œytstɑpə(n)] Verbuigingen: stapte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgestapt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens uit gaan, iets verlaten
Voorbeelden: `Bij het volgende station moet ik uitstappen.`, `de bus uitstappen`, `niet uit de eurozone willen uitstappen` Antoniem: instappen |
|
het uitsteeksel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['œytsteksəl] Verbuigingen: uitsteeksel|s (meerv.) |
iets dat naar buiten staat ten opzichte van zijn directe omgeving
Voorbeeld: `Aan elke wervel zit een aantal uitsteeksels waar spieren en gewrichtsbanden aan vastzitten.` |
|
bij uitstek
|
(in het bijzonder) `Wandelen en fietsen zijn bij uitstek geschikte sporten voor ouderen.` Synoniem: vooral
|
|
uitsteken
werkw. Uitspraak: ['œytstekə(n)] Verbuigingen: stak uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgestoken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar buiten steken ten opzichte van de directe omgeving
Voorbeelden: `een flatgebouw met uitstekende balkons`, `uitstekende jukbeenderen` 2) naar buiten laten steken ten opzichte van de directe omgeving Voorbeelden: `de vlag uitsteken`, `je hand uitsteken om iemand te begroeten`, `je tong uitsteken tegen iemand` 3) door te steken verwijderen Voorbeeld: `planten uitsteken uit de tuin` |
|
geen hand/poot uitsteken
|
(niets (nuttigs) doen) `De VS steekt geen poot uit om de Palestijnse kwestie op te lossen.`
|
|
uitsteken boven
werkw. Uitspraak: ['œytstekə(n) bovə(n)] Verbuigingen: stak uit boven (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgestoken boven (volt.deelw.) |
beter zijn dan (iemand of iets)
Voorbeeld: `Zij steekt ver uit boven haar medestudenten.` Synoniem: overtreffen |
|
uitstekend
bijv.naamw. Uitspraak: [œyt'stɛkənt] |
heel erg goed
Voorbeelden: `een uitstekende prestatie`, `een uitstekend rapport`, `Dat hebben ze uitstekend gedaan.` Synoniemen: voortreffelijk, fantastisch, uitmuntend, prima |
|
het uitstel
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈœytstɛl] |
het verschuiven naar een later tijdstip
Voorbeeld: `uitstel van betaling vragen` Synoniem: respijt |
|
uitstellen
werkw. Uitspraak: ['œytstɛlə(n)] Verbuigingen: stelde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verschuiven naar een later tijdstip
Voorbeelden: `wegens ziekte je vakantie uitstellen`, `een betaling uitstellen omdat je even krap bij kas zit` |
|
uitsterven
werkw. Uitspraak: [ˈœytstɛrvə(n)] Verbuigingen: stierf uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgestorven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van planten en dieren) ophouden te bestaan
Voorbeeld: `De Afrikaanse neushoorn dreigt uit te sterven.` |
|
uitstippelen
werkw. Uitspraak: [ˈœytstɪpələ(n)] Verbuigingen: stippelde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgestippeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in grote lijnen aangeven of plannen
Voorbeeld: `een route uitstippelen` Synoniem: uitzetten |
|
de uitstoot
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œytstot] |
het naar buiten brengen of afgeven (van gasvormig afval)
Voorbeeld: `de uitstoot van CO2 door bedrijven` Synoniem: emissie |
|
uitstoten
werkw. Uitspraak: [œytstɔtə(n)] Verbuigingen: stootte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgestoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar buiten brengen of afgeven
Voorbeelden: `broeikasgassen uitstoten`, `De vulkaan blijft aswolken uitstoten.` 2) (iemand) uit je omgeving wegjagen Voorbeelden: `je dochter uitstoten uit de familie omdat ze aan de drugs is`, `tegenstanders uitstoten uit de partij` Synoniem: verstoten |
|
uitstralen
werkw. Uitspraak: ['œytstralə(n)] Verbuigingen: straalde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgestraald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij anderen aan gevoel oproepen
Voorbeelden: `zelfvertrouwen uitstralen`, `Hij straalt een rustig soort enthousiasme uit.`, `Als voorzitter heeft ze altijd een vanzelfsprekend gezag uitgestraald.` |
|
de uitstraling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytstralɪŋ] Verbuigingen: uitstraling|en (meerv.) |
indruk die iemand of iets op anderen maakt
Voorbeelden: `Zij heeft een charismatische uitstraling.`, `een huis met een romantische uitstraling` |
|
zich uitstrekken
reflexief werkw. Uitspraak: ['œytstrɛkə(n)] Verbuigingen: strekte zich uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich uitgestrekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) een oppervlak of lengte innemen
Voorbeelden: `eindeloze graanvlakten die zich zuidwaarts uitstrekken tot aan het merengebied`, `Het eiland heeft drie bergen die zich uitstrekken over het hele eiland.`, `een zandstrand dat zich uitstrekt over een lengte van meer dan dertig kilometer` 2) genoemde reikwijdte hebben Voorbeelden: `De toegankelijkheid van de informatie kan zich beperken tot de staf of zich uitstrekken tot het hele personeel.`, `een doelstelling die zich uitstrekt over alle fasen van de levenscyclus van de auto` Antoniem: zich beperken tot |
|
uiten
werkw. Uitspraak: ['œytə(n)] Verbuigingen: uitte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geuit (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uitspreken of kenbaar maken
Voorbeelden: `je mening uiten over de ontwikkelingen`, `moeite hebben om je gevoelens te uiten`, `je zorgen uiten over de bezuinigingen` |
|
uittesten
werkw. Uitspraak: ['œytɛstə(n)] Verbuigingen: testte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgetest (volt.deelw.) |
(iets) onderzoeken door het te testen
Voorbeelden: `een nieuw medicijn uittesten`, `een tweedehands auto uittesten voor je hem koopt`, `een methodiek uittesten voor je die grootschalig gaat toepassen` |
|
uittocht
zelfst.naamw. |
het massaal verlaten van een bepaalde locatie of organisatie Voorbeeld: `De ontkerkelijking leidde vanaf de jaren zestig tot een ware uittocht uit de kerken van Europa. `
|
|
uittreden
werkw. |
een -met name religieuze- gemeenschap voorgoed verlaten
Voorbeeld: `Hij is enige tijd geleden uit dat klooster uitgetreden. ` niet langer deelnemen aan een vennootschap Voorbeeld: `Nee, mijn andere vennoot trad al enige tijd geleden uit. ` zich terugtrekken uit de arbeidsmarkt Voorbeeld: `Hij is vervroegd uitgetreden en geniet van zijn pensioen. ` met de geest het lichaam tijdelijk verlaten Voorbeeld: `Je denkt wel dat dat een droom was, maar was je niet uitgetreden? ` |
|
uittrekken
werkw. Uitspraak: [ˈœytrɛkə(n)] Verbuigingen: trok uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(kleren of schoenen) van je lichaam afhalen
Voorbeeld: `je trui uitdoen` Antoniem: aantrekken (1) Synoniem: uitdoen (1) |
|
uittrekken voor
werkw. Uitspraak: [ˈœytrɛkə(n) vor] Verbuigingen: trok uit voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgetrokken voor (volt.deelw.) |
(tijd of geld) beschikbaar maken voor
Voorbeeld: `Voor de dagelijkse boodschappen heb ik ongeveer 150 euro per week uitgetrokken.` |
|
het uittreksel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['œytrɛksəl] Verbuigingen: uittreksel|s (meerv.) |
samenvatting van de inhoud
Voorbeelden: `een uittreksel maken van een artikel`, `een uittreksel uit het bevolkingsregister opvragen` Synoniem: excerpt |
|
het uittreksel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['œytrɛksəl] Verbuigingen: uittreksel|s (meerv.) |
samenvatting van de inhoud
Voorbeelden: `een uittreksel maken van een artikel`, `een uittreksel uit het bevolkingsregister opvragen` Synoniem: excerpt |
|
uittypen
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - ty - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: typte uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgetypt (volt.deelw.) |
teksten uittikken op een typemachine of een toetsenbord arbeid
Voorbeeld: `Hannie, wil je dit contract even voor me uittypen?` |
|
uitvaardigen
werkw. Uitspraak: [ˈœytfardəxə(n)] Verbuigingen: vaardigde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevaardigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een wet of besluit) officieel afkondigen
Voorbeeld: `een verbod uitvaardigen` |
|
de uitvaart
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['œytfart] Verbuigingen: uitvaart|en (meerv.) |
plechtigheid van het begraven of cremeren van een dode
Voorbeelden: `de uitvaart laten regelen door een begrafenisonderneming`, `de uitvaart verzorgen`, `uitvaartverzekering` Synoniemen: begrafenis, uitvaartplechtigheid |
|
de uitvaartplechtigheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytfartplɛxtəxhɛit] Verbuigingen: uitvaartplechtig|heden (meerv.) |
plechtigheid van het begraven of cremeren van een dode
Voorbeeld: `de uitvaartplechtigheid van je overleden opa bijwonen` Synoniemen: begrafenis, uitvaart |
|
uitvaleinde
zelfst.naamw. |
[techniek] deel van een fietsframe, aan het uiteinde van de voor- of achtervork, waaraan de wielas wordt bevestigd
|
|
uitvallen
werkw. Uitspraak: ['œytfɑlə(n)] Verbuigingen: viel uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van haar en veren) loslaten van de huid
Voorbeeld: `Mijn haar valt uit.` 2) niet meer mee kunnen doen of niet meer functioneren Voorbeelden: `Bij de Nijmeegse Vierdaagse vallen altijd honderden mensen uit.`, `Er is een trein uitgevallen door een storing.`, `De stroom is uitgevallen en nu zitten we in het donker.` 3) je plotseling en onbeheerst uiten Voorbeeld: `driftig uitvallen tegen je kind omdat het maar blijft huilen` 4) genoemde afloop of uitkomst hebben Voorbeelden: `De jaarcijfers van het bedrijf zijn beter uitgevallen dan verwacht.`, `De veranderingen op het werk vallen in haar nadeel uit.` |
|
... uitgevallen zijn
|
(... zijn) `Van hem kun je niet veel verwachten, want hij is nogal lui uitgevallen.`
|
|
uitvalnaaf
zelfst.naamw. |
[techniek] fietswielnaaf waarbij de wielas met een snelspansysteem in de uitvaleinden (padden) wordt vastgeklemd Voorbeeld: `Sportfietsen hebben tegenwoordig alleen nog maar uitvalnaven, de vleugelmoeren zie je nauwelijks meer. `
|
|
de uitvalsweg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œytfɑlswɛx] Verbuigingen: uitvals|wegen (meerv.) |
belangrijke weg om uit de stad of het centrum te gaan
|
|
uitvaren
werkw. |
met een vaartuig een nauw water, zoals een haven verlaten
Voorbeeld: `Zij voeren de sluis uit. ` zijn zelfbeheersing verliezen en meer zeggen dan verstandig is Voorbeeld: `Toen hij dat hoorde voer hij uit tegen haar dat de glazen er van rinkelden. ` 'arch.' een uitvaart houden, naar het graf vervoerd worden |
|
uitvechten
werkw. Uitspraak: [ˈœytfɛxtə(n)] Verbuigingen: vocht uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevochten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door vechten of discussiëren tot een oplossing komen
Voorbeeld: `Dat vechten jullie maar buiten uit.` |
|
uitverdedigen
werkw. |
[sport] uit de verdediging wegwerken van de bal, zodat een aanval kan beginnen Voorbeeld: `Nadat het team knullig uitverdedigde, viel de beslissende treffer. `
|
|
uitverkiezen
werkw. |
uit velen een enkele selecteren
Voorbeeld: `Het verbaasde hem dat hij hiertoe uitverkozen werd. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het uitverkiezen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
uitverkocht
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈœytfərkɔxt] |
niet meer in voorraad omdat alle exemplaren zijn verkocht
Voorbeeld: `Het spijt me, die cd is uitverkocht.` |
|
Het concert is uitverkocht.
|
(alle plaatskaarten voor het concert zijn verkocht)
|
|
de uitverkoop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œytfərkop] Verbuigingen: uitver|kopen (meerv.) |
periode waarin een winkel de prijzen verlaagt om de voorraad kwijt te raken
Voorbeelden: `zomerjurken in de uitverkoop doen als de najaarscollectie binnen is`, `opheffingsuitverkoop`, `altijd in de uitverkoop gaan kijken of je nog iets goedkoop kan kopen` Synoniemen: opruiming, sale, solden |
|
uitvinden
werkw. Uitspraak: ['œytfɪndə(n)] Verbuigingen: vond uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iets bedenken en maken wat nog niemand eerder gedaan heeft
Voorbeelden: `een nieuwe methode uitvinden om bederfelijke spullen gezonder te bewaren`, `een machine uitvinden die automatisch garnalen kan pellen` 2) uitzoeken hoe iets zit of moet Voorbeeld: `Ik weet nog niet hoe ik daar moet komen, maar dat vind ik nog wel uit.` |
|
de uitvinder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œytfɪndər] Verbuigingen: uitvinder|s (meerv.) de uitvind|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytfɪnt|stər] Verbuigingen: uitvindster|s (meerv.) |
iemand die iets nieuws uitvindt (1), ook als beroep
Voorbeeld: `Bell wordt als de uitvinder van de telefoon beschouwd, maar dat is niet helemaal zeker, zoals wel vaker bij uitvindingen.` |
|
de uitvinding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytfɪndɪŋ] Verbuigingen: uitvinding|en (meerv.) |
het uitvinden (1), of iets dat uitgevonden (1) is
Voorbeelden: `de uitvinding van de computer`, `octrooi aanvragen op je uitvinding zodat anderen die niet zomaar mogen namaken` |
|
uitvinken
werkw. Uitspraak: ['œytfɪnkə(n)] Verbuigingen: vinkte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevinkt (volt.deelw.) |
verwijderen van een markering met een V-vormig teken (vinkje) computers
Voorbeeld: `de geselecteerde e-mails weer uitvinken omdat je ze toch eerst wil lezen voor je ze verplaatst` Antoniem: aanvinken |
|
uitvissen
werkw. Uitspraak: ['œytfɪsə(n)] Verbuigingen: viste uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uitzoeken hoe iets zit of moet informeel
Voorbeeld: `Ik moet nog uitvissen hoe dit apparaat werkt.` Synoniem: uitvinden (2) |
|
het uitvloeisel
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈœytflujsəl] Verbuigingen: uitvloeisel|s (meerv.) |
iets wat gebeurt met iets anders als oorzaak
Voorbeeld: `Het huidige geweld is een uitvloeisel van een eeuwenoud conflict.` Synoniemen: vervolg, gevolg, uitwerking |
|
de uitvlucht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈœytflʏxt] Verbuigingen: uitvlucht|en (meerv.) |
wat je bedenkt om iets niet te hoeven doen
Voorbeeld: `een slappe uitvlucht verzinnen` Synoniemen: excuus, smoes, voorwendsel |
|
de uitvoer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [œytvur] |
1) het naar het buitenland verkopen (van handelswaar)
Voorbeeld: `regels voor de uitvoer van wapens` Antoniemen: import, invoer, Synoniem: export 2) resultaat van een bewerking van gegevens computers Voorbeeld: `de uitvoer van een computerprogramma bekijken` Antoniem: input Synoniem: output |
|
uitvoerbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [œytˈfurbar] |
wat je redelijkerwijs kunt doen met het resultaat dat je verwacht
Voorbeeld: `Die plannen zijn binnen een jaar uitvoerbaar.` Antoniem: onuitvoerbaar |
|
de uitvoerder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œytfurdər] Verbuigingen: uitvoerder|s (meerv.) de uitvoer|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytfur|stər] Verbuigingen: uitvoerster|s (meerv.) |
1) iemand die iets doet of maakt op een van te voren bepaalde manier
Voorbeeld: `Je hebt bedenkers en uitvoerders.` 2) iemand die iets aan een publiek laten zien of horen Voorbeeld: `de uitvoerders van een pianotrio` |
|
uitvoeren
werkw. Uitspraak: [ˈœytfurə(n)] Verbuigingen: voerde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (handelswaar) naar het buitenland verkopen
Voorbeeld: `Nederland voert elk jaar meer snijbloemen uit.` Antoniem: invoeren Synoniem: exporteren 2) doen of maken op een van te voren bepaalde manier Voorbeelden: `een in rood leer uitgevoerd exemplaar`, `een taxatie laten uitvoeren` 3) aan een publiek laten zien of horen Voorbeeld: `een concert uitvoeren` 4) bezig zijn Voorbeeld: `Kleine deugniet, wat voer jij daar uit?` |
|
geen klap uitvoeren
|
(niets doen)
|
|
uitvoerig
bijv.naamw. Uitspraak: [œyt'furəx] |
met veel bijzonderheden
Voorbeelden: `een uitvoerig rapport over milieuverontreiniging`, `de politie uitvoerig vertellen wat je gezien hebt toen het ongeluk gebeurde` Synoniemen: uitgebreid, breedvoerig, gedetailleerd, veelomvattend |
|
de uitvoering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytvurɪŋ] Verbuigingen: uitvoering|en (meerv.) |
1) manier waarop iets is gemaakt of gedaan
Voorbeelden: `In deze uitvoering, met zeven versnellingen en terugtraprem, is de fiets onmiddellijk leverbaar.`, `luxe-uitvoering` 2) voorstelling voor publiek van toneel, muziek of dans Voorbeelden: `een uitvoering door het Concertgebouworkest`, `balletuitvoering` Synoniem: vertolking |
|
de uitvoering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytvurɪŋ] Verbuigingen: uitvoering|en (meerv.) |
1) manier waarop iets is gemaakt of gedaan
Voorbeelden: `In deze uitvoering, met zeven versnellingen en terugtraprem, is de fiets onmiddellijk leverbaar.`, `luxe-uitvoering` 2) voorstelling voor publiek van toneel, muziek of dans Voorbeelden: `een uitvoering door het Concertgebouworkest`, `balletuitvoering` Synoniem: vertolking |
|
uitvreten
werkw. Uitspraak: ['œytfretə(n)] Verbuigingen: uitvrat (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgevreten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doen wat (waarschijnlijk) niet mag informeel
Voorbeeld: `niet willen weten wat je zus allemaal uitgevreten heeft` Synoniemen: uithalen, uitspoken |
|
de uitwas
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œytwɑs] Verbuigingen: uitwas|sen (meerv.) |
1) onaanvaardbaar resultaat van een ontwikkeling
Voorbeelden: `Onvrede is een ideale voedingsbodem voor extremisme, met terrorisme als ergste uitwas.`, `Mishandeling van varkens is een uitwas van slechte overheidscontrole in de slachthuizen.` Synoniem: exces 2) uitgroeisel (aan een mens, dier of plant) Voorbeelden: `een benige uitwas van het bot`, `een uitwas op je huid` |
|
uitwateringsmerk
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] op zeegaande vrachtschepen aangebracht merkteken waaraan men kan zien of het schip niet te zwaar geladen is
|
|
de uitwedstrijd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œytwɛtstrɛit] Verbuigingen: uitwedstrijd|en (meerv.) |
wedstrijd op het speelveld van de tegenstander sport
Antoniem: thuiswedstrijd |
|
de uitweg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈœytwɛx] Verbuigingen: uit|wegen (meerv.) |
oplossing voor een probleem
Voorbeeld: `een uitweg uit de impasse weten` Synoniemen: redmiddel, uitkomst |
|
uitweiden
werkw. Uitspraak: [ˈœytwɛidə(n)] Verbuigingen: weidde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeweid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uitvoerig spreken
Voorbeeld: `uitweiden over de vele voordelen van het nieuwe product` |
|
uitwendig
bijv.naamw. Uitspraak: [œyt'wɛndəx] |
aan de buitenkant, of van buiten
Voorbeelden: `last hebben van uitwendige aambeien`, `Bij uitwendige bestraling komt de straling uit een bestralingstoestel en wordt het te behandelen gebied van buitenaf, door uw huid heen, bestraald.` Antoniem: inwendig |
|
(van medicatie) alleen voor uitwendig gebruik
|
(niet om door te slikken)
|
|
uitwerken
werkw. Uitspraak: [ˈœytwɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets dat al in grote lijnen bestaat, nauwkeuriger maken
Voorbeeld: `Dit is een voorlopige versie die ik nog moet uitwerken.` |
|
de uitwerking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytwɛrkɪŋ] Verbuigingen: uitwerking|en (meerv.) |
1) keer dat je iets uitwerkt
Voorbeelden: `de uitwerking van een plan`, `de nadere uitwerking van het regeerakkoord` 2) gevolg (van iets) Voorbeeld: `de uitwerking van positieve emoties op je gezondheid` Synoniemen: effect, uitvloeisel |
|
uitwerpen
werkw. |
met kracht naar buiten brengen
Voorbeeld: `De vulkaan wierp grote hoeveelheden puin uit. ` overboord gooien Voorbeeld: `Zij wierpen het anker van het schip uit. ` [ov], [sport] met een worp buiten de grenzen van het speelveld brengen Voorbeeld: `Die bal werd uitgeworpen. ` |
|
uitwerpsel
zelfst.naamw. |
datgene dat naar buiten geworpen wordt
'met name [p] ': de afvalstoffen van de spijsvertering van mens en dier zoals deze uitgeworpen worden Voorbeeld: `De uitwerpselen die hondenliefhebbers op straat achterlaten ergeren velen. ` |
|
uitwerpselen
zelfst.naamw. Uitspraak: ['œytwɛrpsələ(n)] |
wat uit je darmen naar buiten komt
Synoniem: poep |
|
uitwijden
werkw. |
wijder worden
Voorbeeld: `De weg was gelijdelijk uitgewijd, nadat we de nauwe pas verlaten hadden. ` wijder maken Voorbeeld: `Je hebt die trui daarmee wel erg uitgewijd. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het uitwijden in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
uitwijken
werkw. Uitspraak: ['œytwɛikə(n)] Verbuigingen: week uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is uitgeweken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) je koers veranderen om niet ergens tegenaan te botsen
Voorbeeld: `naar rechts uitwijken om de tegenligger te ontwijken` 2) noodgedwongen naar een andere plaats gaan of overgaan op een andere oplossing Voorbeelden: `De president was in zijn land niet meer te handhaven en hij week uit naar een bevriend land.`, `bij een afgelasting uitwijken naar kunstgras` |
|
de uitwijkmanoeuvre
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['œytwɛikmanʏ:vrə] Verbuigingen: uitwijkmanoeuvre|s (meerv.) |
actie om iets te ontwijken (1)
Voorbeeld: `door een uitwijkmanoeuvre een botsing op je voorganger voorkomen` |
|
uitwijzen
werkw. Uitspraak: [ˈœytwɛizə(n)] Verbuigingen: wees uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) door middel van een vonnis van de rechtbank het land uit sturen
Voorbeeld: `De illegale vluchtelingen werden na jaren alsnog uitgewezen.` 2) laten zien, aantonen Voorbeelden: `Onderzoek wijst uit dat het alcoholgebruik bij jongeren de laatste jaren is afgenomen.`, `De toekomst zal het uitwijzen.` |
|
uitwisselbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [œyt'wɪsəlbar] |
wat je kan vervangen door iets anders
Voorbeeld: `Jouw fototoestel heeft verschillende, uitwisselbare lenzen.` Synoniem: verwisselbaar |
|
uitwisselen
werkw. Uitspraak: [ˈœytwɪsələ(n)] Verbuigingen: wisselde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewisseld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het ene ruilen voor het andere
Voorbeeld: `recepten met elkaar uitwisselen` |
|
ervaringen uitwisselen
|
(aan elkaar vertellen wat je hebt meegemaakt)
|
|
de uitwisseling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytwɪsəlɪŋ] Verbuigingen: uitwisseling|en (meerv.) |
omwisseling van iets tegen iets anders
Voorbeelden: `uitwisseling van gegevens tussen computer en gsm`, `studentenuitwisseling` |
|
uitwissen
werkw. Uitspraak: ['œytwɪsə(n)] Verbuigingen: wiste uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
doen verdwijnen
Voorbeeld: `Die slechte herinnering wil ik liever uit mijn geheugen wissen.` |
|
uitwonend
bijv.naamw. |
op een andere plaats dan de normale plaats wonend, extern wonend
Voorbeeld: `De au pair en het gastgezin handelen in strijd met de regeling voor au pairs als de au pair niet woont bij het gastgezin in huis. ` van kinderen niet in het ouderlijk huis wonend Voorbeeld: `Om van uitwonend of thuiswonend te kunnen spreken is doorslaggevend of de student woont op het adres van zijn ouders. Bijna 80 procent van de uitwonende studenten zit regelmatig krap bij kas. ` van een grondeigenaar niet op zijn grondgebied wonend, buiten de gemeente waar zijn grondgebied ligt wonend Voorbeeld: `Volgens het reglement van het waterschap Weerdinge zijn de eigenaars verplicht, elk jaar, wanneer het veen verwijderd is, geleidelijk 300 meter kanaal of wijk op te leggen. Een uitwonend grondbezitter bleef echter steeds nalatig aan deze bepaling te voldoen, tot groot ongerief en nadeel voor de aangrenzende aangelanden. <ref>Bron:<br />Tijdschrift: Het Nieuws van den dag.<br />Opgericht door G. L. Funke en P. van Santen.<br |
|
de uitworp
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['œytwɔrp] Verbuigingen: uitworp|en (meerv.) |
1) wat uitgestoten wordt
Voorbeeld: `De uitworp van giftige gassen is schadelijk voor de gezondheid.` Synoniem: emissie 2) het in het spel brengen van de bal door de keeper sport Voorbeeld: `De Poolse keeper beging een blunder bij de uitworp toen de bal in zijn eigen doel terecht kwam.` |
|
uitwringen
werkw. Uitspraak: [ˈœytfrɪŋə(n)] Verbuigingen: wrong uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door wringen ergens het vocht uithalen
Voorbeeld: `Je kunt je badpak beter eerst uitwringen en dan pas ophangen.` Synoniem: wringen |
|
uitwuiven
werkw. Uitspraak: ['œytwœyvə(n)] Verbuigingen: wuifde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgewuifd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
wuiven naar iemand die vertrekt
Voorbeeld: `De jongen was teleurgesteld omdat niemand hem was komen uitwuiven.` Synoniem: uitzwaaien |
|
uitzaaien
werkw. Uitspraak: ['œytsajə(n)] Verbuigingen: zaaide uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is uitgezaaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich door het lichaam verspreiden (van ziektekiemen of kwaadaardige weefselcellen) medisch
Voorbeeld: `Een tumor in de darm zaait in veel gevallen uit naar de lever.` |
|
de uitzaaiing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈœytsajɪŋ] Verbuigingen: uitzaaiing|en (meerv.) |
verspreiding van kankercellen vanuit een tumor naar andere plaatsen in het lichaam
Voorbeeld: `uitzaaiingen in de lymfeklieren` Synoniem: metastase |
|
uitzakken
werkw. |
door het zakken uit de gewone stand of vorm komen
|
|
de uitzege
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['œytsexə] Verbuigingen: uitzege|s (meerv.) |
overwinning behaald in een uitwedstrijd
Voorbeeld: `De topvoetballer bezorgt zijn voetbalploeg een belangrijke uitzege.` |
|
het uitzendbureau
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈœytsɛndbyro] Verbuigingen: uitzendbureau|s (meerv.) |
bedrijf dat werknemers in dienst neemt om die (tijdelijk) elders te laten werken
Voorbeeld: `Ik heb er een tijdje als secretaresse via een uitzendbureau gewerkt.` |
|
uitzenden
werkw. Uitspraak: ['œytsɛndə(n)] Verbuigingen: zond uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) via radio of televisie aan een publiek toegankelijk maken
Voorbeeld: `Die documentaire wordt vanavond uitgezonden.` 2) naar het buitenland sturen met een officiële opdracht Voorbeeld: `De militairen werden uitgezonden om in het land van bestemming toe te zien op de naleving van de vredesovereenkomst.` |
|
rechtstreeks uitzenden
|
(uitzenden op het moment dat iets zich afspeelt)
|
|
de uitzending
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytsɛndɪŋ] Verbuigingen: uitzending|en (meerv.) |
programma dat uitgezonden wordt
Voorbeeld: `Er kwam veel kritiek op de uitzending van dat televisieprogramma.` |
|
de uitzending
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytsɛndɪŋ] Verbuigingen: uitzending|en (meerv.) |
programma dat uitgezonden wordt
Voorbeeld: `Er kwam veel kritiek op de uitzending van dat televisieprogramma.` |
|
de uitzendkracht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈœytsɛntkrɑxt] Verbuigingen: uitzendkracht|en (meerv.) |
iemand die via een uitzendbureau werkt
Voorbeeld: `We hebben zestig mensen in vaste dienst, de rest wordt door uitzendkrachten gedaan.` |
|
de (m)/het uitzet
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈœytsɛt] Verbuigingen: uitzet|ten (meerv.) |
complete uitrusting van keukengerei, kleren, linnengoed enz. voor een bruid of een baby
Voorbeelden: `uitzetboekje`, `De uitzet van een Turkse bruid wordt al verzameld vanaf haar geboorte.` |
|
uitzetten
werkw. Uitspraak: ['œytsɛtə(n)] Verbuigingen: zette uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zorgen dat (een apparaat) niet meer werkt
Voorbeeld: `Wil je de tv uitzetten als je weggaat?` Antoniem: aanzetten Synoniem: uitschakelen 2) met dwang (het land) doen verlaten Voorbeeld: `De politicus wil met zijn beleid alle criminele vreemdelingen het land uitzetten.` 3) in grote lijnen aangeven of plannen Voorbeeld: `Met behulp van je GPS kan je zelf eenvoudig routes uitzetten.` Synoniem: uitstippelen 4) in volume toenemen Voorbeeld: `Een opgeblazen ballon zet uit als hij warm wordt.` 5) (wilde dieren) loslaten in de natuur met de bedoeling dat ze zich gaan voortplanten Voorbeeld: `Er zijn twintig otters uitgezet en drie ervan zijn binnen een week doorgereden.` |
|
het uitzicht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['œytsɪxt] Verbuigingen: uitzicht|en (meerv.) |
waar je op uitkijkt
Voorbeeld: `Op mijn kamer heb ik een adembenemend uitzicht over heel de stad.` |
|
uitzichtloos
bijv.naamw. Uitspraak: ['œytsɪxtlos] |
(van een situatie) zonder kans op verbetering
Voorbeeld: `Na het faillissement van zijn bedrijf kwam hij in een uitzichtloze situatie terecht.` Synoniem: hopeloos |
|
uitzieken
werkw. Uitspraak: ['œytsikə(n)] Verbuigingen: ziekte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft, is uitgeziekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
lang genoeg rusten zodat je weer beter wordt
Voorbeeld: `Als je griep hebt, dan zit er niets anders op dan uit te zieken.` |
|
uitzien
werkw. Uitspraak: ['œytsin] Verbuigingen: zag uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgezien (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar buiten kijken
Voorbeeld: `Ze stonden al uren uit te zien wanneer hun dochter thuis zou komen.` |
|
uitzien naar
werkw. Uitspraak: ['œytsin nar] Verbuigingen: zag uit naar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgezien naar (volt.deelw.) |
verlangend of verwachtingsvol tegemoet zien
Voorbeeld: `Aan het begin van het nieuwe schooljaar zien de kinderen alweer uit naar de volgende zomervakantie.` Synoniem: verheugen op |
|
uitzitten
werkw. Uitspraak: [ˈœytsɪtə(n)] Verbuigingen: zat uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgezeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tot het einde toe blijven
Voorbeelden: `de hele rit uitzitten`, `een gevangenisstraf uitzitten` |
|
uitzoeken
werkw. Uitspraak: [ˈœytsukə(n)] Verbuigingen: zocht uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgezocht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) orde brengen door dingen die op elkaar lijken bij elkaar te leggen
Voorbeeld: `Het is een puinzooi op mijn bureau, ik moet nodig alle papieren uitzoeken.` Synoniem: sorteren 2) door onderzoeken te weten te komen Voorbeeld: `uitzoeken hoe laat de eerste trein vertrekt` |
|
uitzonderen
werkw. Uitspraak: ['œytsɔndərə(n)] Verbuigingen: zonderde uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgezonderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand of iets uitsluiten
Voorbeeld: `Dat voorval wordt van die regel uitgezonderd.` |
|
de uitzondering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['œytsɔndərɪŋ] Verbuigingen: uitzondering|en (meerv.) |
wat afwijkt van de normale regel
Voorbeelden: `Iedereen moet zich aan de regels houden, zonder uitzonderingen.`, `Hardlopen doe ik niet graag maar als je echt wilt dat ik meekom, dan maak ik wel een uitzondering.` |
|
uitzonderlijk
bijv.naamw. Uitspraak: [œyt'sɔndərlək] |
wat niet vaak voorkomt
Voorbeelden: `een uitzonderlijke prestatie`, `Hij was een uitzonderlijk voorbeeldige student.` Synoniem: buitengewoon |
|
uitzoomen
werkw. Afbreekpatroon: ` uit - zoo - men Herkomst: «Engels Verbuigingen: zoomde uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgezoomd (volt.deelw.) |
met een zoomlens een zaak of persoon steeds kleiner in beeld brengen (en laten verdwijnen) fotografiefilm
Voorbeeld: `aan het einde van de film werd op de hoofdpersoon uitgezoomd en verscheen de aftiteling in beeld` Antoniem: inzoomen |
|
uitzuigen
werkw. Uitspraak: ['œytsœyxə(n)] Verbuigingen: zoog uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgezogen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) leeg maken of verwijderen door te zuigen
Voorbeeld: `Als je gestoken bent door een wesp, dan kan je proberen het gif er uit te zuigen.` 2) onder slechte voorwaarden laten werken om er zo veel mogelijk aan te verdienen Voorbeeld: `Na jaren te zijn uitgezogen, besloten de arbeiders in opstand te komen.` |
|
Ujir
zelfst.naamw. |
[taal] een Austronesische taal die in twee dorpen op het eiland Wokam (onderdeel van de Molukken in Indonesië) gesproken wordt
|
|
uk
zelfst.naamw. |
klein kind
Voorbeeld: `De trotse opa heeft meteen een bankrekening geopend voor de kleine uk.` Synoniem: dreumes; ukkepuk; ukkie |
|
ulceratie
zelfst.naamw. |
[medisch] verzwering
|
|
ulcerogeen
bijv.naamw. |
[medisch] wat zweervorming bevordert
|
|
de ulevel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['yləvɛl] Verbuigingen: ulevel|len (meerv.) |
vierkant, karamelkleurig suikersnoepje
Voorbeeld: `Van mijn oma kreeg ik altijd ulevellen en lolly's.` |
|
ultiem
bijv.naamw. Uitspraak: [ʏlˈtim] |
allerlaatst
Voorbeeld: `nog een ultieme poging wagen` Synoniem: uiterst |
|
het ultimatum
zelfst.naamw. Uitspraak: [ʏlti'matʏm] Verbuigingen: ultimatum|s (meerv.) |
iets wat je moet doen voor een bepaalde datum
Voorbeelden: `De ontvoerders stelden een ultimatum voor de betaling van het losgeld.`, `Het ultimatum dat de regering aan de goudzoekers stelde om het gebied te verlaten, verloopt over tien dagen.` |
|
het ultimatum
zelfst.naamw. Uitspraak: [ʏlti'matʏm] Verbuigingen: ultimatum|s (meerv.) |
iets wat je moet doen voor een bepaalde datum
Voorbeelden: `De ontvoerders stelden een ultimatum voor de betaling van het losgeld.`, `Het ultimatum dat de regering aan de goudzoekers stelde om het gebied te verlaten, verloopt over tien dagen.` |
|
ultimo
bijwoord Uitspraak: ['ʏltimo] |
op de laatste dag van een maand of een jaar
Voorbeeld: `Ultimo juni moeten we onze huidige woning verlaten.` |
|
ultra-
prefix Uitspraak: ['ʏltra] |
om aan te duiden dat iets in een hoge graad aanwezig is>
Voorbeelden: `ultramodern`, `ultrarechts` |
|
ultradevoot
bijv.naamw. |
meer dan devoot
Voorbeeld: `De ultradevote pelgrims bereikten eindelijk Santiago. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het ultradevoot in de tweede betekenis erin. ` |
|
I ultramarijn
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur blauw met RAL-nummer 5002.
[n] een blauwe verfstof; een blauw pigment dat van nature wordt aangetroffen in het mineraal lazuriet, maar al twee eeuwen ook synthetisch vervaardigd wordt en daardoor wijdverbreide toepassing vindt. Voorbeeld: `Heeft u die ook in het ultramarijn? ` II ultramarijn bijv.naamw. [RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur blauw, met RAL-nummer 5002. Voorbeeld: `Hij rijdt in een ultramarijne auto. ` Bron: Wikiwoordenboek - ultramarijn. |
|
I ultramarijnblauw
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur blauw met RAL-nummer 5002.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het ultramarijnblauw? |
|
II ultramarijnblauw
bijv.naamw. |
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur blauw, met RAL-nummer 5002.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een ultramarijnblauwe auto. ` |
|
ultrasoon
bijv.naamw. Uitspraak: [ʏltra'son] Afbreekpatroon: ul - tra - 'soon Herkomst: «Latijn |
(van geluid) met een zo hoge frequentie dat je het niet met het oor kunt horen
Voorbeeld: `Sommige dieren kunnen ultrasoon geluid wel waarnemen.` Antoniem: infrasoon Synoniem: supersoon |
|
ultraviolet
bijv.naamw. Uitspraak: [ʏltravijo'lɛt] |
(van licht) met frequenties die hoger zijn dan die van violet
Voorbeeld: `Nylon is een stof die zeer gevoelig is voor ultraviolet licht waardoor de kwaliteit ervan kan afnemen.` |
|
umami
zelfst.naamw. |
natriumglutamaat
aanduiding van de hartige smaak die natriumglutamaat oproept |
|
Umbrisch
zelfst.naamw. |
[taal] een uitgestorven taal uit de Italische taalfamilie die tot in het begin van onze jaartelling gesproken werd in het huidige Midden-Italië
|
|
umlaut
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een diakritisch teken in de vorm van twee puntjes dat in onder andere het Duits gebruikt wordt om aan te geven dat een klinker om grammaticale redenen een andere klank gekregen heeft
Voorbeeld: `Je was een paar umlautjes vergeten in je Duitse proefwerk. ` [taalkunde] een vorm van klinkerharmonie waarbij een klinker in de ene lettergreep veranderd wordt door een klinker in de volgende Voorbeeld: `Door toevoeging van het achtervoegsel "-ti" aan "lang" is in het Nederlands het woord "lengte" ontstaan, omdat de i-klinker van "-ti" een umlaut van de a-klinker teweeggebracht heeft. ` |
|
de umpire
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['ʏmpɑjər] Verbuigingen: umpire|s (meerv.) |
scheidsrechter bij tennis of cricket
Voorbeeld: `De umpire maakt uit of een bal in of uit is bij een tenniswedstrijd.` |
|
Unami
zelfst.naamw. |
[taal] een uitgestorven Indiaanse taal behorende tot de Algonquintalen uit de streekt rond Delaware
|
|
unaniem
bijv.naamw. Uitspraak: [yna'nim] |
wanneer iedereen het met elkaar eens is
Voorbeeld: `De jury kwam na lang beraad tot een unanieme beslissing.` |
|
undecime
zelfst.naamw. |
[muziek] de elfde trap van een diatonische toonladder
[muziek] een interval met een toonafstand zoals die van de eerste naar de elfde toon van een diatonische toonladder (een octaaf plus een kwart) |
|
underacten
werkw. Afbreekpatroon: 'un - der - ac - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: underactte (verl.tijd ) Verbuigingen: geünderact (volt.deelw.) |
zo gewoon mogelijk acteren (d.m.v. stiltes of een intense blik) film
Voorbeeld: `hij kan goed underacten; met zijn starende blik kan hij alles uitdrukken` Antoniem: overacten |
|
undercover
zelfst.naamw. |
een verhulde identiteit Voorbeeld: `De politie maakt soms van undercover gebruik. `
|
|
de underdog
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['ʏndərdɔ:k] Verbuigingen: underdog|s (meerv.) |
persoon of groep die geen kans lijkt te maken om te winnen
Voorbeeld: `De jonge zangeres was de underdog van de talentenjacht maar ze won toch de eerste prijs.` |
|
de underground
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['ʏndərgrɑunt] |
cultuur waarin men zich verzet tegen de bestaande opvattingen
Voorbeeld: `Richard Kern is een filmregisseur die bekend is binnen de underground.` |
|
underperformen
werkw. Afbreekpatroon: 'un - der - per - for - men Herkomst: «Engels Verbuigingen: het underperformde (verl.tijd ) Verbuigingen: geünderperformd (volt.deelw.) |
het slecht presteren van een fonds handel
Voorbeeld: `het aandeel X underperformt op de beurs` Antoniem: overperformen |
|
het understatement
zelfst.naamw. Uitspraak: [ʏndərˈstetmənt] Verbuigingen: understatement|s (meerv.) |
uitspraak waarmee je iets opzettelijk zwakker uitdrukt dan het in werkelijkheid is
Voorbeeld: `Zeggen dat je een bezoek aan de tandarts een beetje vervelend vindt, noem ik een understatement.` |
|
undoën
werkw. Afbreekpatroon: 'un - do - ën Herkomst: «Engels Verbuigingen: undode (verl.tijd ) Verbuigingen: geündod (volt.deelw.) |
iets ongedaan maken
Voorbeeld: `hij undot de eerdere bestelling omdat hij afziet van de aankoop` |
|
unfollowen
werkw. Afbreekpatroon: 'un - fol - lo - wen Herkomst: «Engels Verbuigingen: unfollowde (verl.tijd ) |
stoppen met iemand volgen op Twitter communicatie
Voorbeeld: `ervoor zorgen dat ongewenste personen je unfollowen op Twitter` Antoniem: followen |
|
unfrienden
werkw. Afbreekpatroon: 'un - frien - den Herkomst: «Engels Verbuigingen: unfriendde (verl.tijd ) Verbuigingen: geünfriend (volt.deelw.) |
het verwijderen van een virtuele verbinding met een persoon of organisatie op een (sociale) netwerksite communicatie
Voorbeeld: `echte vrienden houden en vage kennissen unfrienden op Facebook` Synoniem: ontvrienden |
|
de uniciteit
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ynisi'tɛit] |
wat uniek is
Voorbeeld: `We proberen rekening te houden met de uniciteit van elke werknemer.` Synoniem: enig |
|
het unicum
zelfst.naamw. Uitspraak: ['ynikʏm] Verbuigingen: unicum|s, uni|ca (meerv.) |
wat maar één keer voorkomt
Voorbeeld: `Ben je voor al je examens geslaagd? Dat is een unicum!` |
|
de unie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['yni] Verbuigingen: unie|s (meerv.) |
organisatie met leden die een gemeenschappelijk doel nastreven
Voorbeelden: `De Europese Unie telt momenteel 27 lidstaten.`, `muntunie` Synoniem: vereniging |
|
uniek
bijv.naamw. Uitspraak: [y'nik] |
1) waar er maar één exemplaar van bestaat
Voorbeeld: `Mijn zus en ik willen onze moeder verrassen met een uniek geschenk voor Moederdag.` 2) wat zeldzaam of bijzonder is Voorbeeld: `In dat natuurdomein vind je unieke plantensoorten en zeldzame paddenstoelen.` |
|
I het uniform
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈynifɔrm] Verbuigingen: uniform|en (meerv.) |
kleding die door een bepaalde groep wordt gedragen, waardoor deze voor iedereen herkenbaar is
Voorbeeld: `de nieuwe uniformen van de politie` |
|
II uniform
bijv.naamw. Uitspraak: [yniˈfɔrm] |
gelijk van vorm
Voorbeeld: `uniforme regels voor de brandveiligheid` Synoniem: gelijkvormig |
|
de uniformiteit
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ynifɔrmi'tɛit] |
wat een gelijke vorm heeft of wat een eenheid vormt
Voorbeeld: `De overheid pleit voor een grotere uniformiteit in de aanpak van agressie en geweld.` |
|
I unilateraal
bijv.naamw. Afbreekpatroon: unilateraal bijv.naamw. Herkomst: «Latijn |
éénzijdig geneeskunde
Voorbeeld: `Bij geïsoleerde unilaterale verlamming kan volstaan worden met een röntgenfoto van hoofd en borstkas, bloedonderzoek en onderzoek naar diabetes.` Synoniem: uitgaand van één partij |
|
II unilateraal
bijv.naamw. |
zonder op toe- of instemming van andere partijen wachten politiek
Voorbeeld: `Zij kondigden een unilaterale wapenstilstand aan. ` Synoniem: opererend op eigen houtje |
|
uninstallen
werkw. Afbreekpatroon: 'un - in - stal - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: uninstallde (verl.tijd ) Verbuigingen: geüninstalld (volt.deelw.) |
installatie ongedaan maken computer
Voorbeeld: `onbelangrijke software die je nooit gebruikt kun je gerust uninstallen` Antoniem: installen Synoniem: deïnstalleren |
|
uniseks
bijv.naamw. Uitspraak: ['ynisɛks] |
wat zowel door een man als door een vrouw gedragen kan worden
Voorbeeld: `Via die website kan je een uniseks badjas van katoen bestellen.` |
|
de unit
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈjunɪt] Verbuigingen: unit|s (meerv.) |
onderdeel van een groter geheel
Voorbeeld: `Hij werkt bij een andere unit van het bedrijf.` Synoniemen: afdeling, eenheid |
|
univalent
bijv.naamw. Uitspraak: [yniva'lɛnt] |
eenwaardig
Voorbeeld: `In het onderwijs wordt er gepleit voor een univalent beleid waarin er geen onderscheid gemaakt wordt tussen de verschillende culturele achtergronden van de leerlingen.` |
|
het universum
zelfst.naamw. Uitspraak: [yniˈvɛrsʏm] Verbuigingen: universum|s (meerv.) |
het gehele tijd-ruimtecontinuüm waarin wij bestaan, samen met alle materie en energie.
Voorbeeld: `de planeten in het universum` Synoniem: heelal |
|
universeel
bijv.naamw. Uitspraak: [ynivɛr'sel] |
op alle gebieden toepasbaar of geldend
Voorbeelden: `Een universeel griepvaccin moet je bescherming bieden tegen alle varianten van de griep.`, `Universele Verklaring van de Rechten van de Mens`, `een universele waarheid`, `normen met een universeel karakter`, `een universele afstandsbediening` |
|
universitair
bijv.naamw. Uitspraak: [ynivɛrsi'tɛ:r] |
wat betrekking heeft op de universiteit
Voorbeelden: `De sollicitant kon uitpakken met zijn universitair diploma en zijn werkervaring.`, `universitair onderwijs`, `een universitair ziekenhuis` |
|
de universiteit
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ynivɛrsi'tɛit] Verbuigingen: universiteit|en (meerv.) |
instelling voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs
Voorbeelden: `landbouwuniversiteit`, `technische universiteit` |
|
Universiteit Twente
zelfst.naamw. |
een universiteit die gevestigd is te Enschedé met hoofdzakelijk technische studies Voorbeeld: `Ik studeer op de Universiteit Twente. `
|
|
de universiteit
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ynivɛrsi'tɛit] Verbuigingen: universiteit|en (meerv.) |
instelling voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs
Voorbeelden: `landbouwuniversiteit`, `technische universiteit` |
|
de universiteitshoogleraar
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ynivɛrsi'tɛitshoxlerar] Verbuigingen: universiteitshoogle|raren (meerv.) |
bijzondere functie aan een Nederlandse universiteit, bekleed door toonaangevende hoogleraren
Voorbeeld: `In 2005 werd de eerste vrouwelijke en medische universiteitshoogleraar in Nederland benoemd.` |
|
de universiteitsprofessor
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ynivɛrsi'tɛitsprofɛsɔr] Verbuigingen: universiteitsprofessor|en (meerv.) |
professor aan een universiteit
Voorbeeld: `Is het waar dat een goede loodgieter meer verdient dan een universiteitsprofessor?` |
|
het universum
zelfst.naamw. Uitspraak: [yniˈvɛrsʏm] Verbuigingen: universum|s (meerv.) |
het gehele tijd-ruimtecontinuüm waarin wij bestaan, samen met alle materie en energie.
Voorbeeld: `de planeten in het universum` Synoniem: heelal |
|
het universum
zelfst.naamw. Uitspraak: [yniˈvɛrsʏm] Verbuigingen: universum|s (meerv.) |
het gehele tijd-ruimtecontinuüm waarin wij bestaan, samen met alle materie en energie.
Voorbeeld: `de planeten in het universum` Synoniem: heelal |
|
Unix
zelfst.naamw. |
[informatica] een familie van computerbesturingssystemen die verschillende taken tegelijkertijd kan uitvoeren Voorbeeld: `Gebruik jij Unix of Windows? `
|
|
unloaden
werkw. Afbreekpatroon: 'un - loa - den Herkomst: «Engels Verbuigingen: unloadde (verl.tijd ) Verbuigingen: geünload (volt.deelw.) |
uitladen computer
Voorbeeld: `software unloaden van de computer` Synoniem: ontladen |
|
unlocken
werkw. Afbreekpatroon: 'un - loc - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: unlockte (verl.tijd ) Verbuigingen: geünlockt (volt.deelw.) |
ontgrendelen, beveiliging uitzetten techniek
Voorbeeld: `een kluis onlocken` |
|
unpacken
werkw. Afbreekpatroon: 'un - pac - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: unpackte (verl.tijd ) Verbuigingen: geünpackt (volt.deelw.) |
uitpakken, openen van een compact opgestuurd bestand computer
Voorbeeld: `een gedowload bestand unpacken ` |
|
unster
zelfst.naamw. |
een eenvoudig weegtoestel gebaseerd op een balans met ongelijke armen
Voorbeeld: `Hij hield de zware zak op aan een unster om het gewicht te bepalen. ` een eenvoudig weegtoestel gebaseerd op de rek van een veer Voorbeeld: `Met de unster kon hij de uitgeoefende zwaartekracht aflezen. ` |
|
unsubscriben
werkw. Afbreekpatroon: 'un - sub - scri - ben Herkomst: «Engels Verbuigingen: unsubscribede (verl.tijd ) Verbuigingen: geünsubscribed (volt.deelw.) |
zich uitschrijven, zich afmelden computer
Voorbeeld: `jezelf unsubscriben bij een nieuwsbrief die niet meer wilt ontvangen` |
|
ununbium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] verouderde naam van een scheikundig element met symbool Uub en atoomnummer 112. Het is een overgangsmetaal. Thans heet het copernicium met symbool Cn
|
|
ununhexium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] een scheikundig element met het symbool Uuh en het atoomnummer 116
|
|
ununoctium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] een scheikundig element met het symbool Uuo en het atoomnummer 118
|
|
ununpentium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] een scheikundig element met het symbool Uup en het atoomnummer 115
|
|
ununquadium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] een scheikundig element met het symbool Uuq en het atoomnummer 114
|
|
ununseptium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] een scheikundig element met het symbool Uus en het atoomnummer 117
|
|
ununtrium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] een scheikundig element met het symbool Uut en het atoomnummer 113
|
|
unwrappen
werkw. Afbreekpatroon: 'un - wrap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: unwrapte (verl.tijd ) Verbuigingen: geünwrapt (volt.deelw.) |
het uitpakken (van een bestand) computer
Voorbeeld: `een 3D object unwrappen tot een 2D weergave, inkleuren en vervolgens weer terugbrengen bij het 3D object` |
|
unzippen
werkw. Afbreekpatroon: 'un - zip - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: unzipte (verl.tijd ) Verbuigingen: geünzipt (volt.deelw.) |
het uitpakken en in de juiste vorm herstellen van computerbestanden computer
Voorbeeld: `bij het unzippen gaat geen bit informatie verloren en er komt geen storing in het bestand` |
|
uppen
werkw. Afbreekpatroon: 'up - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: upte (verl.tijd ) Verbuigingen: geüpt (volt.deelw.) |
bestanden plaatsen op een server computer
Voorbeeld: `hoewel de foto's zeer groot waren ging het uppen supersnel` |
|
up-to-date
bijv.naamw. Uitspraak: [ʏptu'det] |
wat modern, actueel, bij de tijd is of wat alle recente gegevens bevat
Voorbeelden: `Als je regelmatig de krant leest, dan blijf je up-to-date.`, `De informatie in deze routeplanner is niet meer up-to-date.` |
|
upcyclen
werkw. Afbreekpatroon: 'up - cy - clen Herkomst: «Engels Verbuigingen: upcyclede (verl.tijd ) Verbuigingen: geüpcycled (volt.deelw.) |
hergebruiken van materialen en er iets met meer 'waarde' van maken
Voorbeeld: `upcyclen kost minder energie dan recyclen én inspireert tot duurzamer gedrag` Synoniem: door hergebruik opwaarderen |
|
de update
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['ʏbdet] Verbuigingen: update|s (meerv.) |
een bijgewerkte of verbeterde versie van iets
Voorbeeld: `Je computer zal je regelmatig een melding geven wanneer er updates beschikbaar zijn.` |
|
updaten
werkw. Uitspraak: ['ʏbdetə(n)] Verbuigingen: updatete (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geüpdatet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
actualiseren
Voorbeeld: `Je website updaten is heel eenvoudig met deze gespecialiseerde software.` |
|
uppen
werkw. Afbreekpatroon: 'up - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: upte (verl.tijd ) Verbuigingen: geüpt (volt.deelw.) |
bestanden plaatsen op een server computer
Voorbeeld: `hoewel de foto's zeer groot waren ging het uppen supersnel` |
|
upgraden
werkw. Uitspraak: ['ʏpgredə(n)] Verbuigingen: upgradede (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geüpgraded (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verbeteren
Voorbeeld: `Je computer upgraden kan eenvoudigweg door er een nieuwe harde schijf in te zetten.` |
|
upgraden
werkw. Uitspraak: ['ʏpgredə(n)] Verbuigingen: upgradede (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geüpgraded (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verbeteren
Voorbeeld: `Je computer upgraden kan eenvoudigweg door er een nieuwe harde schijf in te zetten.` |
|
upgraden
werkw. Uitspraak: ['ʏpgredə(n)] Verbuigingen: upgradede (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geüpgraded (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verbeteren
Voorbeeld: `Je computer upgraden kan eenvoudigweg door er een nieuwe harde schijf in te zetten.` |
|
uphillen
werkw. Afbreekpatroon: 'up - hil - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: uphillde/uphilde (verl.tijd ) Verbuigingen: geüphilld/geüphild (volt.deelw.) |
een heuvel oprijden met de fiets, skates of skateboard sport
Voorbeeld: `uitkijken voor het maken van uitglijders bij het uphillen` |
|
uploaden
werkw. Uitspraak: ['ʏplodə(n)] Verbuigingen: uploadde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geüpload (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bestanden van je eigen computer overzetten op een andere computer
Voorbeeld: `Je kan niet alleen foto's maar ook video's uploaden.` |
|
uppen
werkw. Afbreekpatroon: 'up - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: upte (verl.tijd ) Verbuigingen: geüpt (volt.deelw.) |
bestanden plaatsen op een server computer
Voorbeeld: `hoewel de foto's zeer groot waren ging het uppen supersnel` |
|
in je uppie
|
(helemaal alleen)
|
|
upscalen
werkw. Afbreekpatroon: 'up - sca - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: upscalede (verl.tijd ) Verbuigingen: geüpscaled (volt.deelw.) |
de schaal vergroten, het omzetten van een signaal naar een hogere resolutie techniek
Voorbeeld: `Een aantal dvd-spelers kent de mogelijkheid om dvd’s te upscalen, het videosignaal is dan aangepast aan de resolutie van een hd-tv.` Antoniem: downscalen |
|
upsellen
werkw. Afbreekpatroon: 'up - sel - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: upsellde/upselde (verl.tijd ) Verbuigingen: geüpselld/geüpseld (volt.deelw.) |
het verkopen van meer artikelen dan de klant in eerste instantie van plan was handel
Voorbeeld: `Upsellen kan op diverse manieren plaatsvinden: telefonisch, per email of als de klant daadwerkelijk in het hotel of in de winkel is` |
|
upshaken
werkw. Afbreekpatroon: 'up - sha - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: upshakete (verl.tijd ) Verbuigingen: geüpshaket (volt.deelw.) |
ergens opschudding veroorzaken mens
Voorbeeld: `het kamerdebat upshaken met aanstootgevende opmerkingen` |
|
upsizen
werkw. Afbreekpatroon: 'up - si - zen Herkomst: «Engels Verbuigingen: upsizede (verl.tijd ) Verbuigingen: geüpsized (volt.deelw.) |
vergroten economie
Voorbeeld: `het aantal medewerkers pas upsizen als de jaarcijfers daar ruimte voor bieden` Antoniem: downsizen Synoniem: uitbreiden |
|
upsizen
werkw. Afbreekpatroon: 'up - si - zen Herkomst: «Engels Verbuigingen: upsizede (verl.tijd ) Verbuigingen: geüpsized (volt.deelw.) |
vergroten economie
Voorbeeld: `het aantal medewerkers pas upsizen als de jaarcijfers daar ruimte voor bieden` Antoniem: downsizen Synoniem: uitbreiden |
|
upskirten
werkw. Afbreekpatroon: 'up - skir - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: upskirtte (verl.tijd ) Verbuigingen: geüpskirt (volt.deelw.) |
bij een dame ongevraagd onder haar rokje filmen of fotograferen en dit op internet zetten fotografiefilm
Voorbeeld: `Paparazzi hebben een filmpje van haar te pakken gekregen waarin ze wordt geüpskirt.` |
|
uppen
werkw. Afbreekpatroon: 'up - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: upte (verl.tijd ) Verbuigingen: geüpt (volt.deelw.) |
bestanden plaatsen op een server computer
Voorbeeld: `hoewel de foto's zeer groot waren ging het uppen supersnel` |
|
upteamen
werkw. Afbreekpatroon: 'up - tea - men Herkomst: «Engels Verbuigingen: upteamde (verl.tijd ) Verbuigingen: geüpteamd (volt.deelw.) |
samenwerken, een team vormen arbeid
Voorbeeld: `In voorkomende gevallen kan de accountmanager upteamen met diens salesmanager.` |
|
ur
afkorting |
uitsluitend op doktersrecept verkrijgbaar geneeskunde
Voorbeeld: `U kunt dit middel niet zomaar halen bij de drogist, het is als UR aangemerkt.` |
|
uraan
zelfst.naamw. |
[scheikunde] scheikundig element met symbool U en atoomnummer 92. Het is een metalliekgrijs actinide
|
|
uraanhoudend
bijv.naamw. |
[geologie] het element uraan bevattend Voorbeeld: `Er zijn daar uraanhoudende ertslagen aangetroffen. `
|
|
uranium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool U en atoomnummer 92. Het is een metalliekgrijs actinide
|
|
Urartisch
zelfst.naamw. |
[taal] een uitgestorven taal die in de oudheid in de bergen van Armenië gesproken werd
|
|
urbanisatie
zelfst.naamw. |
een trek van de landelijke gebieden naar de stad Voorbeeld: `De urbanisatie nam in dat land toe. `
|
|
urbi et orbi
|
zegen die de Paus uitspreekt met Kerstmis en Pasen religie
Voorbeeld: `De zegen urbi et orbi wordt door paus vanaf de Sint-Pieter uitgesproken.` urbi et orbi (aan de stad (Rome) en de wereld) |
|
het Urdu
zelfst.naamw. Uitspraak: ['urdu] |
officiële taal van Pakistan
Voorbeeld: `Ongeveer 10 miljoen Pakistani hebben het Urdu als moedertaal.` |
|
uremie
zelfst.naamw. |
[medisch] bloedvergiftiging door onvoldoende werking van de nieren
|
|
het uur
zelfst.naamw. Uitspraak: [yr] Verbuigingen: uren (meerv.) |
1) tijdseenheid van zestig minuten
Voorbeelden: `Een etmaal heeft vierentwintig uur.`, `We moesten wel een half uur wachten.`, `Je moet twee uur voor het vliegtuig vertrekt op Schiphol zijn.` 2) bepaalde hoeveelheid tijd waarin iets gebeurt Voorbeelden: `spitsuur`, `lesuren van vijftig minuten` 3) bepaald tijdstip Voorbeelden: `om zeven uur precies`, `klokslag vijf uur` |
|
urenlang
bijv.naamw. Uitspraak: [yrə(n)ˈlɑŋ] |
gedurende uren
Voorbeeld: `een urenlange toespraak houden` |
|
urethritis
zelfst.naamw. |
[medisch] onsteking van de urinebuis
|
|
het ureum
zelfst.naamw. Uitspraak: [y'rejʏm] |
stof die in urine aanwezig is
Voorbeeld: `Een zalf van ureum maakt de huid soepel en voorkomt uitdroging.` |
|
urgent
bijv.naamw. Uitspraak: [ʏrˈxɛnt] |
dringend
Voorbeeld: `een urgente boodschap voor iemand hebben` |
|
de urgentie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ʏr'xɛn(t)si] Verbuigingen: urgentie|s (meerv.) |
wat heel dringend is
Voorbeeld: `Als er sprake is van een medische urgentie, moet er snel en efficiënt gehandeld worden.` |
|
uricosuricum
zelfst.naamw. |
[medisch] middel dat de urinezuuruitscheiding bevordert
|
|
urinaal
zelfst.naamw. |
gelegenheid voor heren die zich van hun urine wensen te ontlasten
voorwerp, meestal van glas waarin urine kan worden gedeponeerd |
|
urinair
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot urine
|
|
de urine
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [yˈrinə] |
gele vloeistof met afvalstoffen die je nieren afscheiden en die via je blaas je lichaam verlaat
Voorbeeld: `Als je bloed in je urine hebt, moet je naar de dokter gaan.` Synoniem: plas |
|
urineren
werkw. Uitspraak: [yri'nerə(n)] Verbuigingen: urineerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geürineerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
plassen
Voorbeeld: `Het is verboden te urineren in openbare ruimtes.` Synoniem: wateren |
|
urineren
werkw. Uitspraak: [yri'nerə(n)] Verbuigingen: urineerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geürineerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
plassen
Voorbeeld: `Het is verboden te urineren in openbare ruimtes.` Synoniem: wateren |
|
de URL
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [yɛr'ɛl] Verbuigingen: URL|'s (meerv.) |
uniform resource locator, term die de naam van een internetlocatie aanduidt>
Voorbeeld: `Een goede URL moet herkenbaar en leesbaar zijn.` |
|
urmen
werkw. Afbreekpatroon: ur - men Verbuigingen: urmde (verl.tijd ) Verbuigingen: geürmd (volt.deelw.) |
zeuren
Voorbeeld: `Tijdens de tentamenweek liep het gespannen meisje voortdurend te urmen.` Synoniemen: miepen, moeilijk doen |
|
de urn
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ʏrn] Verbuigingen: urn|en (meerv.) |
pot waar je de as van een overledene in bewaart
Voorbeeld: `We hebben gekozen voor een eenvoudige keramische urn.` |
|
urogenitaal
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot de urinewegen en de geslachtsorganen
|
|
uroloog
zelfst.naamw. |
[beroep] een specialist in de geneeskunde die zich bezighoudt met de urinewegen bij de man en de vrouw, en de geslachtsorgaan|geslachtsorganen van de man
|
|
de urologie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [yrolo'xi] |
specialisatie in de geneeskunde die zich bezighoudt met de nieren, de urineleiders en de urinewegen
Voorbeelden: `De afdeling urologie behandelt onder andere mensen die problemen hebben met hun urinewegen.`, `Mannen met prostaatklachten worden doorverzwezen naar de uroloog.` |
|
urologisch
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot de urologie
|
|
Uruguay
zelfst.naamw. |
[land] een land in het zuidoosten van Zuid-Amerika, genoemd naar de gelijknamige rivier
Voorbeeld: `In Uruguay groeien planten die bij het klimaat passen. ` Voorbeeld: `Het land is in werkelijkheid boeiender dan het Uruguay uit de reisgids. ` [land] de soevereine 'Republiek ten oosten van de Uruguay' ([spa]: 'República Oriental del Uruguay') die het onder [1] genoemde gebied omvat Voorbeeld: `Uruguay is lid van de Verenigde Naties. ` zij die als vertegenwoordigers van het land genoemd in [2] optreden Voorbeeld: `Het Uruguay van twee jaar geleden was een zeer sterk elftal. ` [rivier] in Zuid-Amerika Voorbeeld: `De Uruguay stroomt van het noorden naar het zuiden. ` |
|
de Uruguayaan
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [urugwa'jan] Verbuigingen: Uruguay|anen (meerv.) de Uruguayaan|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [urugwa'jan|sə] Verbuigingen: Uruguayaanse|n (meerv.) |
inwoner van Uruguay
Voorbeeld: `Steeds meer Uruguayanen bouwen een ecologisch huis van aarde en stro.` |
|
Uruguayaans
bijv.naamw. Uitspraak: [urugwa'jans] |
van of uit Uruguay
Voorbeeld: `Vlees en wol zijn de belangrijkste Uruguayaanse exportproducten.` |
|
Uruguayaanse
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Uruguay, of een vrouw afkomstig uit Uruguay
|
|
de Uruguayaan
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [urugwa'jan] Verbuigingen: Uruguay|anen (meerv.) de Uruguayaan|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [urugwa'jan|sə] Verbuigingen: Uruguayaanse|n (meerv.) |
inwoner van Uruguay
Voorbeeld: `Steeds meer Uruguayanen bouwen een ecologisch huis van aarde en stro.` |
|
Ia de Uruguees
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [uru'gwes] Verbuigingen: Uru|guezen (meerv.) Ib de Uru|guese zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [uru'|gwesə] Verbuigingen: Uruguese|n (meerv.) |
inwoner van Uruguay
Voorbeeld: `In de week voor Pasen gaan veel Uruguezen op vakantie.` |
|
II Uruguees
bijv.naamw. Uitspraak: [uru'gwes] |
van of uit Uruguay
Voorbeeld: `Mario Benedetti was een belangrijke Uruguese schrijver.` |
|
Uruguese
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Uruguay, of een vrouw afkomstig uit Uruguay
|
|
Uruzgan
zelfst.naamw. |
één der provinciën van Afghanistan. Voorbeeld: `De kabinetscrisis over het Uruzgan-besluit was een Nederlandse kabinetscrisis in 2010 die leidde tot de val van het kabinet-Balkenende IV. `
|
|
I us
afkorting |
1) United States
Synoniem: Verenigde Staten van Amerika 2) Unit Separator (stuurteken van Unicode) ict 3) als altijd; als boven; als steeds |
|
II Us
|
Bijbels land religie
Voorbeeld: `Er was in het land Us een man, wiens naam was Job.` |
|
de USB-stick
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [yɛs'bestɪk] Verbuigingen: USB-stick|s (meerv.) |
geheugenstick die als extern opslagmedium wordt gebruikt en die je via een USB-poort op je computer kan aansluiten
Voorbeeld: `Vergeet je bestanden niet op je USB-stick op te slaan!` |
|
usurperen
werkw. |
toeëigenen Voorbeeld: `Vlaams minister-president w:Kris Peeters|Kris Peeters en zijn Waalse collega w:Rudy Demotte|Rudy Demotte willen meer duidelijkheid over de usurperende bevoegdheden bij de uitwerking van de zoveelste Belgische staatshervorming. `
|
|
ut
afkorting |
Universtiteit Twente
Voorbeeld: `De UT is de universiteit in Enschede.` |
|
UTC
afkorting |
Coordinated Universal Time (gecoördineerde universele tijd), de internationale standaard voor tijd
|
|
uterus
zelfst.naamw. |
[medisch] de baarmoeder
|
|
het utilisme
zelfst.naamw. Uitspraak: [yti'lɪsmə] |
opvatting waarbij het nut het enige voorschrift moet zijn in moreel en politiek handelen
Voorbeeld: `Het 19de-eeuwse utilisme definieert het goede als dat wat het beste is voor een groot aantal mensen.` Synoniem: utilitarisme |
|
utilitair
bijv.naamw. Uitspraak: [ytili'tɛ:r] |
met het nut als doel
Voorbeeld: `Een utilitair voertuig heeft over het algemeen een grote opslagcapaciteit.` |
|
het utilitarisme
zelfst.naamw. Uitspraak: [ytilita'rɪsmə] |
opvatting waarbij het nut het enige voorschrift moet zijn in moreel en politiek handelen
Voorbeeld: `De kern van het utilitarisme is het streven naar het grootste nut.` Synoniem: utilisme |
|
utilitaristisch
bijv.naamw. Uitspraak: [ytilita'rɪstis] |
gericht op onmiddellijk nut
Voorbeeld: `Bentham was een van de invloedrijkste verdedigers van de utilitaristische visie.` |
|
utiliteit
zelfst.naamw. |
de mate waarin iets bruikbaar is
een toestel dat zijn nut bewijst een organisatie die een nuttige dienst levert, zoals stroom of water |
|
de utiliteitsbouw
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ytili'tɛitsbɑu] |
gebouwen die niet bedoeld zijn om in te wonen
Voorbeeld: `De utiliteitsbouw omvat de constructie van onder andere fabrieken en kantoren.` |
|
de utopie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [yto'pi] Verbuigingen: utopie|ën (meerv.) |
verzonnen en gewenste werkelijkheid
Voorbeeld: `Wereldvrede zal mogelijk altijd een utopie blijven.` |
|
utopisch
bijv.naamw. Uitspraak: [y'topis] |
als van of in een utopie
Voorbeeld: `Een perfecte wereld wordt door velen beschreven als een utopische wereld.` |
|
Utrecht
zelfst.naamw. |
[provincie] een provincie in het midden van Nederland, die door Noord-Holland, Flevoland, Gelderland en Zuid-Holland wordt begrensd
[toponiem|land=Nederland] de hoofdstad van de provincie Utrecht [toponiem|land=Zuid-Afrika] een plaats met 860 inwoners aan de voet van het Balele-gebergte in KwaZoeloe-Natal, Zuid-Afrika [geschiedenis] de naam van een boerenrepubliek rond [3] die bestaan heeft van 1852-1856 [spellingsalfabet] spelwoord van het Nederlandse spellingalfabet voor de letter u |
|
Utrechtenaar
zelfst.naamw. |
een inwoner van de stad Utrecht
|
|
Utrechts
bijv.naamw. Uitspraak: ['ytrɛx(t)s] |
van of uit Utrecht
Voorbeeld: `De Utrechtse werven zijn uniek in Europa.` |
|
Uttarakhand
zelfst.naamw. |
[toponiem|land=India] een noordelijke Indiase deelstaat Voorbeeld: `Hoeveel mensen wonen er in Uttarakhand? `
|
|
het uur
zelfst.naamw. Uitspraak: [yr] Verbuigingen: uren (meerv.) |
1) tijdseenheid van zestig minuten
Voorbeelden: `Een etmaal heeft vierentwintig uur.`, `We moesten wel een half uur wachten.`, `Je moet twee uur voor het vliegtuig vertrekt op Schiphol zijn.` 2) bepaalde hoeveelheid tijd waarin iets gebeurt Voorbeelden: `spitsuur`, `lesuren van vijftig minuten` 3) bepaald tijdstip Voorbeelden: `om zeven uur precies`, `klokslag vijf uur` |
|
gaans
bijwoord |
als men te voet gaat Voorbeeld: `Het is een uur gaans naar de stad. `
|
|
uurloner
zelfst.naamw. |
een werknemer die per uur betaald wordt Voorbeeld: `Dat klusje kan best door een uurloner gedaan worden. `
|
|
het uurloon
zelfst.naamw. Uitspraak: ['yrlon] Verbuigingen: uur|lonen (meerv.) |
loon dat je per gewerkt uur krijgt
Voorbeeld: `Onze tuinman krijgt een uurloon van twaalf euro.` |
|
het uurrooster
zelfst.naamw. Uitspraak: ['yrostər] Verbuigingen: uurrooster|s (meerv.) |
rooster waarop staat wanneer je moet werken of les hebt
Voorbeeld: `Mijn uurrooster voor volgende week is nog niet beschikbaar.` |
|
het uurtarief
zelfst.naamw. Uitspraak: ['yrtarif] Verbuigingen: uurta|rieven (meerv.) |
bedrag dat per uur moet worden betaald
Voorbeelden: `Het juiste uurtarief bepalen kan soms lastig zijn.`, `Het dagtarief voor het huren van een fiets komt overeen met vier keer het uurtarief.` |
|
het uurwerk
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈyrwɛrk] Verbuigingen: uurwerk|en (meerv.) |
toestel dat de tijd aangeeft
Synoniem: klok |
|
uv
afkorting |
ultraviolet, ultraviolette straling, black light, uv-licht
Voorbeeld: `Bij teveel uv-straling kan de huid rood kleuren of verbranden.` |
|
uveïtis
zelfst.naamw. |
[medisch] ontsteking van het regenboogvlies van het oog
|
|
uw
pronoun Uitspraak: [yw] |
je zegt dit woord als iets is van degene(n) tegen wie je praat>
Voorbeelden: `Is dit uw paraplu?`, `Uw kaartjes liggen klaar.` |
|
uwentwege
bijwoord Uitspraak: ['ywəntwexə] |
wat u betreft, van uw kant formeel
Voorbeeld: `Zonder tegenbericht uwentwege wordt de factuur aanvaard.` |
|
uwerzijds
bijwoord Uitspraak: ['ywərzɛits] |
van uw kant
Voorbeeld: `Tot op heden heb ik nog geen enkele reactie uwerzijds op mijn brief ontvangen.` |
|
uzelf
pronoun Uitspraak: [y'zɛlf] |
versterkte wederkerende vorm van u>
Voorbeeld: `Ziet u uzelf al op een podium staan voor duizenden mensen?` |
|
de T-kruising
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tekrœysɪŋ] Verbuigingen: T-kruising|en (meerv.) |
kruispunt dat de vorm van een T heeft
Voorbeeld: `Bij een T-kruising kun je of naar links of naar rechts maar niet rechtdoor.` |
|
het T-shirt
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtiʃʏ:rt] Verbuigingen: T-shirt|s (meerv.) |
dun, katoenen hemd met korte mouwen zonder kraag
Voorbeeld: `Als je een T-shirt plat neerlegt, heeft het min of meer de vorm van een hoofdletter T.` |
|
t.a.p.
bijwoord |
[afkorting] ter aangehaalde plaatse
|
|
t.a.v.
afkorting |
1) (bij de adressering op een envelop) ter attentie van
2) ten aanzien van |
|
t.a.v. de heer Jansen
|
(voor de heer Jansen)
|
|
besluiten t.a.v. commerciële radio
|
(besluiten met betrekking tot commerciële radio) Synoniem: over
|
|
t.b.v.
afkorting |
1) ten behoeve van
Voorbeeld: `een studie t.b.v. de verbetering van de informatievoorziening` 2) ten bate van Voorbeeld: `een collecte t.b.v. de slachtoffers van de hongersnood` |
|
t.e.a.b.
afkorting |
tegen elk aannemelijk bod>
voor een redelijke prijs die je zelf mag voorstellen Voorbeeld: `Te koop: zeilboot t.e.a.b.` |
|
I t.g.v.
afkorting Uitspraak: [t.g.v.] |
1) ten gevolge van
Voorbeeld: `infectieziekte t.g.v. een verlaagde weerstand` 2) ter gelegenheid van Voorbeeld: `een feestje t.g.v. mijn verjaardag` 3) ten gunste van Voorbeeld: `maatregelen t.g.v. de gedupeerden` |
|
I t.n.v
afkorting Uitspraak: [t.n.v] |
ten name van
Voorbeeld: `bankrekening 123456, t.n.v. P. Smit` |
|
t.n.v.
afkorting |
ten name van>
in, op, met de naam van Voorbeeld: `rekeningnummer ... ten name van Piet de Ridder` |
|
t.o.v.
afkorting |
1) ten opzichte van
2) ten overstaan van |
|
t.o.v. vorig jaar
|
(in vergelijking met vorig jaar)
|
|
uw standpunt t.o.v. de veranderingen in de wetgeving
|
(wat u denkt over de veranderingen in de wetgeving)
|
|
t.o.v. de notaris
|
(terwijl de notaris erbij aanwezig is)
|
|
t.t.z.
afkorting |
't is te zeggen>
dat wil zeggen |
|
t.z.t.
afkorting Uitspraak: [tezɛ'te] |
te zijner tijd>
over enige tijd Voorbeeld: `T.z.t. zal meer informatie daarover worden verstrekt.` Antoniem: nu |
|
T9
afkorting Uitspraak: [tenexə(n)] |
text on 9 keys>
techniek voor mobiele telefoons en SMS om snel en makkelijk woorden in te toetsen |
|
taai
bijv.naamw. Uitspraak: [taj] |
1) moeilijk te breken, te snijden of te scheuren
Voorbeeld: `Van kauwen op taai vlees worden je kaken moe.` Antoniem: mals 2) moeilijk, saai en vervelend Synoniem: langdradig 3) met een groot uithoudingsvermogen Synoniemen: volhardend, kranig |
|
nog tien taaie kilometers tot de finish
() een taai probleem |
(een oud probleem dat moeilijk is op te lossen)
|
|
een ouwe taaie
|
(een oude man of vrouw die zich nog goed weet te handhaven)
|
|
taai verzet bieden
|
(zich lang verzetten)
|
|
taaislijmziekte
zelfst.naamw. |
een erfelijke aandoening van de exocriene klieren, gekenmerkt door de afscheiding van taai (visceus) slijm (mucus)
|
|
de taak
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tak] Verbuigingen: taken (meerv.) |
werk dat je moet doen
Voorbeelden: `iemand een taak geven/opleggen/toewijzen`, `iemand met een taak belasten` |
|
je goed van je taak kwijten
|
(het opgegeven werk goed doen)
|
|
iemand van zijn taak ontheffen
|
(zeggen dat iemand de opdracht niet meer hoeft uit te voeren)
|
|
een ondankbare taak
|
(vervelend werk)
|
|
de taakbalk
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtakbɑlk] Verbuigingen: taakbalk|en (meerv.) |
regel op het computerscherm waarop door pictogrammen is te zien welke applicaties actief zijn
|
|
de taakomschrijving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['takɔmsxrɛivɪŋ] Verbuigingen: taakomschrijving|en (meerv.) |
beschrijving van werkzaamheden
Voorbeelden: `In de taakomschrijving staat wat een functie inhoudt.`, `taakomschrijving secretaresse` |
|
de taakstelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['takstɛlɪŋ] Verbuigingen: taakstelling|en (meerv.) |
het jezelf of een ander opdragen van werk
Voorbeeld: `Het nieuwe kabinet heeft de ministeries een forse taakstelling opgelegd: 750 miljoen euro bezuinigen.` |
|
de taakstraf
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['takstrɑf] Verbuigingen: taakstraf|fen (meerv.) |
door een rechter opgelegde straf die bestaat uit de verplichting om specifieke werkzaamheden uit te voeren
Voorbeeld: `een taakstraf krijgen van 24 uur voor een licht vergrijp` |
|
de taakstraf
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['takstrɑf] Verbuigingen: taakstraf|fen (meerv.) |
door een rechter opgelegde straf die bestaat uit de verplichting om specifieke werkzaamheden uit te voeren
Voorbeeld: `een taakstraf krijgen van 24 uur voor een licht vergrijp` |
|
de taal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tal] Verbuigingen: talen (meerv.) |
1) stelsel van klanken, letters, woorden en grammatica dat mensen gebruiken om met elkaar te communiceren taalkunde
2) (persoonlijk) taalgebruik Voorbeelden: `grove taal`, `spreektaal`, `schrijftaal` 3) het geheel van tekens of geluiden die een betekenis uitdrukken Voorbeelden: `de taal van de liefde`, `programmeertaal` |
|
een dode taal
|
(een taal die niemand meer spreekt)
|
|
de oude/klassieke talen
|
(Oudgrieks en Latijn)
|
|
in alle talen zwijgen
|
(helemaal niets zeggen)
|
|
klare/duidelijke/heldere taal spreken
|
(ergens geen misverstanden over laten bestaan)
|
|
taal noch teken geven
|
(niets van je laten horen)
|
|
bloemrijke taal
|
(taal met veel beeldspraak en stijlfiguren)
|
|
bombastische/gezwollen/hoogdravende taal
|
(taalgebruik waarbij de spreker te mooi en te deftig praat)
|
|
de taalachterstand
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['talɑxtərstɑnt] Verbuigingen: taalachterstand|en (meerv.) |
feit dat je minder ver bent met de beheersing van een taal dan zou moeten
Voorbeeld: `kinderen met een taalachterstand` |
|
taaladvies
zelfst.naamw. |
een advies rond taalkundige kwesties Voorbeeld: `De taaladviseur gaf een verhelderend taaladvies. `
|
|
taalarm
bijv.naamw. |
een gebrekkige taalbeheersing en woordenschat hebbend Voorbeeld: `De hoeveelheid taalarme mensen in dat dorp neemt sterk af door het bouwen van nieuwe scholen. `
|
|
taalarmoede
zelfst.naamw. |
een gebrekkige ontwikkeling van de taalbeheersing en de woordenschat Voorbeeld: `Taalarmoede is de afgelopen vijf jaar enorm afgenomen. `
|
|
taalatlas
zelfst.naamw. |
een verzameling van taalkaarten of dialectkaarten Voorbeeld: `Is het mogelijk om bij de bibliotheek een taalatlas te halen? `
|
|
taalbarrière
zelfst.naamw. |
een belemmering in de communicatie, veroorzaakt door het verschil in taal Voorbeeld: `Wij hadden laatst een Portugese uitwisselingsstudent in huis, maar de taalbarrière was toch groter dan we dachten. `
|
|
de taalbeheersing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['talbəhersɪŋ] |
1) het goed kunnen gebruiken van je moedertaal of een vreemde taal
Voorbeeld: `De taalbeheersing van veel Nederlandse managers is ondermaats doordat ze zo vaak Engels spreken.` 2) vakgebied dat taalbeheersing (1) bestudeert taalkunde Voorbeeld: `Taalbeheersing heet tegenwoordig ook wel communicatiekunde.` |
|
taalcursus
zelfst.naamw. |
een cursus met als doel, het aanleren van een taal
|
|
taaleigen
zelfst.naamw. |
[taalkunde] uitdrukkingen en zegswijzen uit een bepaalde taal
|
|
taalfamilie
zelfst.naamw. |
talengroepen die een zelfde voorgeschiedenis hebben
|
|
taalfilosofie
zelfst.naamw. |
[filosofie], [taalkunde] filosofisch onderzoek naar de aard van de taal in haar relatie tot de werkelijkheid Voorbeeld: `Dit impliceert dat taalfilosofie, net als andere filosofische disciplines, conceptueel onderzoek is, waarbij linguïsten en taalfilosofen regelmatig tot vruchtbare interactie komen.<ref>[http://www.tilburguniversity.edu/nl/over-tilburg-university/schools/geesteswetenschappen/watisfilosofie/taalfilosofie.html www.tilburguniversity.edu]</ref> `
|
|
taalfout
zelfst.naamw. |
een fout tegen de grammatica van een taal Voorbeeld: `Het proefwerk Frans van de derde klas atheneum zal vol met taalfouten. `
|
|
het taalgebied
zelfst.naamw. Uitspraak: ['talxəbit] Verbuigingen: taalgebied|en (meerv.) |
gebied waar een bepaalde taal gesproken wordt
Voorbeeld: `Het Nederlandse taalgebied omvat Nederland, Vlaanderen en enkele eilanden in het Caraïbisch gebied.` |
|
het taalgebruik
zelfst.naamw. Uitspraak: ['talxəbrœyk] |
manier waarop mensen spreken en schrijven
Voorbeelden: `ambtelijk taalgebruik`, `parlementair taalgebruik`, `grof taalgebruik` |
|
taalgemeenschap
zelfst.naamw. |
een grote samenlevende groep die dezelfde taal gebruikt
|
|
taalgeschiedenis
zelfst.naamw. |
de geschiedenis van de talen
|
|
taalgevoel
zelfst.naamw. |
het vermogen om het juiste gebruik van een taal aan te voelen Voorbeeld: `Hij kon zich niet meer herinneren wat voor regel hiervoor was, maar zijn taalgevoel zei hem dat het "de groen<u>e</u> auto" moest zijn. `
|
|
taalgrens
zelfst.naamw. |
grens van een taalgebied
|
|
taalgrens
zelfst.naamw. |
grens van een taalgebied
|
|
taalgroep
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een groep aan elkaar verwante talen of taalvariëteiten
Voorbeeld: `Karakteristiek voor deze taalgroep zijn de voor de meeste mensen onuitspreekbare medeklinkerclusters die toegestaan zijn. ` een groep mensen die dezelfde taal spreken |
|
taalhandeling
zelfst.naamw. |
[taalkunde], is een handeling die plaatsvindt omdat men iets zegt met een zeker doel voor ogen.
|
|
taalkaart
zelfst.naamw. |
geografische kaart waaop de verschillende talen worden aangeduid Voorbeeld: `Een taalkaart geeft aan de hand van voorbeelden per vervoeging uitleg over de toepassing van de spellingsregels. `
|
|
taalklank
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een klank die betekenisonderscheidend werkt in een taal Voorbeeld: `Deze taalklank contrasteert duidelijk met die. `
|
|
taalklank
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een klank die betekenisonderscheidend werkt in een taal Voorbeeld: `Deze taalklank contrasteert duidelijk met die. `
|
|
de taalkunde
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['talkʏndə] |
wetenschap die zich bezighoudt met hoe de taal van mensen in elkaar zit taalkunde
Voorbeeld: `Nederlandse taalkunde` Antoniem: letterkunde Synoniem: linguïstiek |
|
taalkundig
bijv.naamw. Uitspraak: [tal'kʏndəx] |
met taalkunde te maken hebbend taalkunde
Voorbeeld: `taalkundige termen` Synoniem: linguïstisch |
|
taalkundige ontleding
|
(het bepalen van de woordsoorten van de woorden in een zin) Synoniem: woordontleding
|
|
taalkundige
zelfst.naamw. |
een beoefenaar van de taalkunde
|
|
taalles
zelfst.naamw. |
een les met als doel, het aanleren van een taal
|
|
taaloefening
zelfst.naamw. |
een oefening om de taal beter te leren Voorbeeld: `Deze taaloefening was niet erg moeilijk. `
|
|
taalonderwijs
zelfst.naamw. |
het verschaffen van taallessen
|
|
taalontwikkelingsstoornis
zelfst.naamw. |
een ontwikkelingsstoornis bij kinderen, waarbij het kind meer begrijpt van wat anderen zeggen dan het zelf kan zeggen, zonder dat er sprake is van verstandelijke handicap of emotionele stoornis Voorbeeld: `Onderkenning van taalontwikkelingsstoornissen vindt steeds vaker plaats op jonge leeftijd. `
|
|
taalpathologie
zelfst.naamw. |
[medisch] de wetenschappelijke studie van stoornissen in het taalgebruik Voorbeeld: `Een multidisciplinaire kijk op stem-, spraak- en taalpathologie. `
|
|
taalpurisme
zelfst.naamw. |
[taalkunde], Het streven naar het gebruik van vaste taalregels, een vaste uitspraak en een woordenschat die met inachtneming van die regels en uitspraak zijn opgebouwd. Het soms kunstmatig lijkend gebruik van woorden van een eigen taal indien in het algemeen spraakgebruik eerder leenwoorden worden toegepast. Voorbeeld: `Taalpurisme als iets heel verderfelijks te beschouwen is iets typisch Nederlands. `
|
|
taalstrijd
zelfst.naamw. |
[politiek] een strijd om de talen die in een bepaalde situatie gebruikt moeten worden of de wijze waarop de taal gebruikt moet worden Voorbeeld: `In België is er heden ten dage nog steeds sprake van een taalstrijd. `
|
|
taaltypologie
zelfst.naamw. |
[taalkunde] wetenschap die de verschillende soorten van talen en taalfamilies tracht te onderscheiden en te beschrijven. Voorbeeld: `Zo komt Greenberg tot een taaltypologie waar bijvoorbeeld het gebruik van voorzetsels wordt gekoppeld aan de volgorde zelfstandig naamwoord – genitief, werkwoord – subject, werkwoord – object en zelfstandig naamwoord – bijvoeglijk naamwoord.<ref>[https://docs.google.com/viewer?a=v&q=cache:NmpSCdtqut0J:lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/777/248/RUG01-000777248_2010_0001_AC.pdf+taaltypologie&hl=nl&gl=nl&pid=bl&srcid=ADGEESjN39xz519uleFUnuguWMyY79k9k8Mp0qbCp4Q9VsACT-MhXAnQO4WoDfY_PCWXsBR247BhkSS-xC4DC6t1bj1hY-AkuphQXgNlEkO96rh1csVDCFg1bz6WjPSrPEx8FDKJd3mk&sig=AHIEtbTAQMSF56EhJ98U_ByP8u59Q-_heQ DE PLAATS VAN WERKWOORDEN IN HOLLANDSE TEKSTEN DOOR DE EEUWEN HEEN, Evie Coussé]</ref> `
|
|
taalunie
zelfst.naamw. |
is een organisatie van landen die een gemeenschappelijke taal of verwante talen hebben.
|
|
de taalvaardigheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tal'vardɪxhɛit] Verbuigingen: taalvaardigheden (meerv.) |
mate waarin je een taal goed spreekt en schrijft
Voorbeelden: `mondelinge taalvaardigheid`, `schriftelijke taalvaardigheid` |
|
de taalvaardigheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tal'vardɪxhɛit] Verbuigingen: taalvaardigheden (meerv.) |
mate waarin je een taal goed spreekt en schrijft
Voorbeelden: `mondelinge taalvaardigheid`, `schriftelijke taalvaardigheid` |
|
taalverandering
zelfst.naamw. |
[taalkunde], verandering van de fonetische, morfologische, semantische, syntactische en andere kenmerken van een taalsysteem of van een deel ervan in de loop van de tijd.
|
|
taalverarming
zelfst.naamw. |
achteruitgang van een taal vooral op gebied van woordenschat
|
|
taalverrijking
zelfst.naamw. |
de vooruitgang van een taal op gebied van taaleigen woordenschat en uitdrukkingen
|
|
taalverwerving
zelfst.naamw. |
het zich eigen maken van een taal
|
|
taalwetenschap
zelfst.naamw. |
[wetenschap], de wetenschap die taal als onderzoeksobject heeft (taal- en letterkunde.)
|
|
taalwetenschapper
zelfst.naamw. |
een beoefenaar van de taalwetenschap
|
|
taalzuivering
zelfst.naamw. |
het in een taal willen vermijden of vervangen van uit een andere taal afkomstige woorden en uitdrukkingen. Voorbeeld: `Er wordt een taalzuivering doorgevoerd. `
|
|
de taart
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tart] Verbuigingen: taart|en (meerv.) |
1) groot schijfvormig, meestal zoet gebak
Voorbeelden: `appeltaart`, `een hartige taart`, `verjaardagstaart` |
|
een ouwe taart
|
(een vervelende, oude vrouw)
|
|
het taartje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tarcə] Verbuigingen: taartje|s (meerv.) |
stuk gebak
Voorbeeld: `een taartje bij de thee` Synoniem: gebakje |
|
taartvorkje
zelfst.naamw. |
een stuk bestek in de vorm van een kleine vork dat bestemd is voor het eten van gebak
Voorbeeld: `Een tompouce is met een taartvorkje maar lastig te eten. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
tab
zelfst.naamw. Uitspraak: [tɑp] Verbuigingen: tab|s (meerv.) |
1) toets op je toetsenbord om de tekst te laten inspringen computers
Voorbeeld: `Op de tabtoets staan vaak één of twee pijltjes.` 2) uitsteeksel aan een kaart in een kaartsysteem Voorbeeld: `een zoeksysteem met tabbladen met tabs waarop je kunt zien waar je in het systeem bent` Synoniem: ruitertje |
|
de tabak
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [taˈbɑk] |
gedroogde bladeren van de tabaksplant die worden gebruikt om te roken (3)
|
|
tabak hebben van
|
(balen van (iemand of iets))
|
|
de tabaksplant
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ta'bɑksplɑnt] Verbuigingen: tabaksplant|en (meerv.) |
plant die gekweekt wordt om van de bladeren tabak te maken
Voorbeeld: `tabakplantage` |
|
Tabassaran
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Rusland gesproken wordt Voorbeeld: `Weet u waar de taal Tabassaran gesproken wordt? `
|
|
het tabblad
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɑblɑt] Verbuigingen: tab|bladen (meerv.) |
papieren of digitaal blad met een tab (2) om de inhoud van iets onder te verdelen
|
|
de tabel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [taˈbɛl] Verbuigingen: tabel|len (meerv.) |
lijst waarin gegevens op een overzichtelijke manier zijn gerangschikt
Voorbeeld: `een tabel met tien rijen en zes kolommen` |
|
een heilige bergplaats
|
(meestal in de kerk)
|
|
I tableau
zelfst.naamw. Afbreekpatroon: ta - 'bleau Herkomst: «Latijn |
lijst van officieel ingeschreven advocaten recht
Voorbeeld: `Iedere advocaat is verplicht lid van de Orde van Advocaten en staat daarmee op het tableau.` |
|
II tableau
zelfst.naamw. Herkomst: «Frans |
soort schilderij;
afbeelding kunst Voorbeeld: `Een tableau van twintig tegels verfraait de antieke schouw.` Synoniem: tafereel |
|
I de/het tablet
zelfst.naamw. Uitspraak: [taˈblɛt] Verbuigingen: tablet|ten (meerv.) |
medicijn in de vorm van een ronde, platte pil
|
|
bruistablet
|
(tablet die je niet moet inslikken maar eerst moet oplossen in water)
|
|
zuigtablet
|
(tablet die je niet in zijn geheel moet inslikken, maar waar je op moet zuigen)
|
|
II de tablet
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɛblət] Verbuigingen: tablet|s (meerv.) |
kleine, platte computer zonder toetsenbord, die met schermaanraking wordt bediend computers
|
|
het tabloid
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɛblɔjt] Verbuigingen: tabloid|s (meerv.) |
1) formaat van een krant dat kleiner is dan het traditionele formaat
Voorbeeld: `De meeste dagbladen zijn de afgelopen jaren overgegaan op tabloidformaat.` 2) krant met roddels en schandalen Synoniemen: boulevardblad, schandaalkrant |
|
I het taboe
zelfst.naamw. Uitspraak: [taˈbu] Verbuigingen: taboe|s (meerv.) |
iets waarvan veel mensen vinden dat het niet mag, of waarover je niet mag praten
|
|
er rust een taboe op ...
|
(het onderwerp ... is een taboe) `In veel landen rust een taboe op homoseksualiteit.`
|
|
een taboe doorbreken
|
(datgene doen wat eigenlijk een taboe is en zo maken dat het geen taboe meer is)
|
|
II taboe
bijv.naamw. Uitspraak: [taˈbu] |
niet bespreekbaar of toegestaan
Voorbeeld: `Pedofilie is taboe.` |
|
de tabula rasa
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tabylarasa] |
iets dat of iemand die nog niet is beïnvloed door indrukken van buitenaf
Voorbeeld: `De filosoof Locke had gelijk dat we als tabula rasa geboren worden.` Synoniem: onbeschreven blad |
|
Tachelhit
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Marokko gesproken wordt Voorbeeld: `Het Tachelhit wordt door 10 miljoen mensen gesproken en is dus een levende taal. `
|
|
de tachograaf
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑxo'xraf] Verbuigingen: tacho|grafen (meerv.) |
instrument dat gegevens meet en vastlegt van het gebruik van een vervoermiddel
Voorbeeld: `Een tachograaf wordt gebruikt voor de controle op rijtijden en pauzes van vrachtwagenchauffeurs.` |
|
tachtig
telwoord Uitspraak: [ˈtɑxtəx] |
het getal 80
|
|
tachyaritmie
zelfst.naamw. |
[medisch]: onregelmatige, te snelle hartsamentrekking
|
|
tachycardie
zelfst.naamw. |
[medisch]: neurose van het hart, waarbij aanvallen met zeer snelle hartslag voorkomen
|
|
tachyfylaxie
zelfst.naamw. |
[medisch]: snel opgebouwde weerstand tegen gifstoffen
|
|
tackelen
werkw. Uitspraak: ['tɛkələ(n)] Verbuigingen: tackelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getackeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een tegenstander) aanvallen om de bal af te pakken sport
2) (een probleem) aanpakken om het op te lossen Voorbeeld: `Slaapproblemen bij kleuters kunnen getackeld worden met een vast ritme van naar bed gaan.` |
|
de tackle
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɛkəl] Verbuigingen: tackle|s (meerv.) |
aanval op de tegenstander om de bal te krijgen sport
|
|
de tact
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑkt] |
voorzichtige manier om met andere mensen om te gaan, zonder ze te kwetsen
Voorbeeld: `met veel geduld en tact optreden` |
|
de tactiek
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɑkˈtik] Verbuigingen: tactiek|en (meerv.) |
doordachte manier om ervoor te zorgen dat je je doel bereikt
Voorbeelden: `Onze strategie ligt voor vijf jaar vast; welke tactieken we inzetten kan van jaar tot jaar verschillen.`, `de tactiek van het hockeyteam` |
|
van tactiek veranderen
|
(anders te werk gaan)
|
|
tactiel
bijv.naamw. |
door aanraken waarneembaar Voorbeeld: `De tactiele feedback van dit toetsenbord is echt waardeloos. `
|
|
tactisch
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtɑktis] |
1) met tact
Voorbeelden: `tactisch te werk gaan`, `Het was niet zo tactisch om waar iedereen bij zat over haar abortus te beginnen.` Antoniemen: ontactisch, tactloos, Synoniemen: diplomatiek, politiek 2) van of volgens de tactiek Voorbeeld: `een tactische zet in het schaakspel` |
|
tactloos
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtɑktlos] |
zonder tact
Voorbeeld: `tactloze opmerkingen` Antoniemen: tactvol, tactisch, |
|
tactvol
bijv.naamw. Uitspraak: ['tɑctfɔl] |
met veel tact
Voorbeelden: `tactvol opereren in een conflict`, `een tactvolle diplomaat` |
|
de Tadzjiek
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑd'ʒik] Verbuigingen: Tadzjiek|en (meerv.) de Tadzjiek|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɑd'ʒik|sə] |
iemand met de Tadzjiekse nationaliteit
|
|
Tadzjieks
bijv.naamw. Uitspraak: [tɑd'ʒiks] |
als iets of iemand uit Tadzjikistan komt of met Tadzjikistan te maken heeft
|
|
Tadzjiekse
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Tadzjikistan, of een vrouw afkomstig uit Tadzjikistan
|
|
Tadzjikistan
zelfst.naamw. |
[land] een land in een land in Centraal-Azië met als hoofdstad Doesjanbe
|
|
taf
zelfst.naamw. |
lichte, geweven , zijden stof Voorbeeld: `Een bruidsjurk waar taf in is verwerkt. `
|
|
de tafel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtafəl] Verbuigingen: tafel|s (meerv.) |
1) meubelstuk met een horizontaal, vlak blad op één of meer poten om dingen op te zetten of om aan te zitten, bijvoorbeeld tijdens het eten
2) opsomming van het product van een bepaald getal als dat wordt vermenigvuldigd met de getallen één tot en met tien Voorbeelden: `De tafel van twee: 1 x 2 = 2; 2 x 2 = 4; 3 x 2 = 6 enz.`, `Op de basisschool leer je de tafels van één tot en met twaalf.` |
|
de tafel dekken
|
(borden, servies, glaswerk e.d. voor het eten op tafel zetten)
|
|
de tafel afruimen
|
(alles wat op tafel staat opruimen)
|
|
We zitten net aan tafel.
|
(We zijn net begonnen te eten.)
|
|
Aan tafel!
|
(kom, we gaan eten)
|
|
om de tafel zitten
|
(overleg plegen)
|
|
een voorstel van tafel vegen
|
(een voorstel volledig afwijzen)
|
|
een voorstel ter tafel brengen
|
(een voorstel ter sprake brengen)
|
|
je kaarten op tafel leggen
|
(openlijk zeggen wat je bedoelingen zijn)
|
|
iemand onder de tafel drinken
|
(meer alcohol kunnen verdagen dan iemand anders)
|
|
scheiding van tafel en bed
|
(voorlopige echtscheiding, waarbij de partners niet meer hoeven samen te wonen)
|
|
natafelen
werkw. Uitspraak: ['natafələ(n)] Verbuigingen: tafelde na (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft nagetafeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
na het eten nog aan tafel blijven zitten
Voorbeeld: `natafelen met een glas wijn voor de gezelligheid` |
|
tafelblad
zelfst.naamw. |
een blad van een tafel Voorbeeld: `Hoe kan het dat dit tafelblad op jouw voet gevallen is? `
|
|
tafelen
werkw. Uitspraak: ['tafələ(n)] Verbuigingen: tafelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getafeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aan tafel zitten om te eten
Voorbeelden: `lekker tafelen met vrienden in een gezellig restaurant`, `natafelen` |
|
tafeleend
zelfst.naamw. |
[dierkunde], [vogels], de tafeleend], een duikeend [species|Aythya ferina] waarvan het mannetje een roodbruine kop heeft, is het hele jaar in Nederland aanwezig.
|
|
tafelgenoot
zelfst.naamw. |
iemand die mee aan tafel zit.
|
|
tafelgenote
zelfst.naamw. |
iemand (vrouwelijk) die mee aan tafel zit.
|
|
tafelgerei
zelfst.naamw. |
voorwerpen die men aan tafel gebruikt.
|
|
tafellaken
zelfst.naamw. |
een doek bedoeld om er een tafel mee te dekken
|
|
tafellaken
zelfst.naamw. |
een doek bedoeld om er een tafel mee te dekken
|
|
tafelpoot
zelfst.naamw. |
een verticaal deel van een tafel dat ter ondersteuning dient Voorbeeld: `Hoe kan het dat deze tafelpoot op jouw voet gevallen is? `
|
|
tafelrede
zelfst.naamw. |
redevoering aan een maaltijd.
|
|
tafelen
werkw. Uitspraak: ['tafələ(n)] Verbuigingen: tafelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getafeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aan tafel zitten om te eten
Voorbeelden: `lekker tafelen met vrienden in een gezellig restaurant`, `natafelen` |
|
het tafeltennis
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tafəltɛnɪs] |
sport waarbij een balletje heen en weer over een netje op de tafeltennistafel geslagen wordt sport
Voorbeeld: `Tafeltennis is een beetje tennis in het klein.` Synoniem: pingpong |
|
tafeltennissen
werkw. Uitspraak: ['tafəltɛnɪsə(n)] Verbuigingen: tafeltenniste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getafeltennist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tafeltennis spelen
|
|
de tafeltennisser
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tafəltɛnɪsər] Verbuigingen: tafeltennisser|s (meerv.) de tafeltennis|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tafəltɛnɪs|tər] Verbuigingen: tafeltennisster|s (meerv.) |
iemand die als hobby of als beroep tafeltennis speelt
|
|
de tafeltennistafel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tafəltɛnɪstafəl] Verbuigingen: tafeltennistafel|s (meerv.) |
tafel waarop tafeltennis gespeeld wordt
|
|
tafelwijn
zelfst.naamw. |
[voeding], een meestal goedkope wijn zonder specifieke afkomst, die aangenaam bij een doordeweekse maaltijd wordt gedronken
|
|
tafelzeil
zelfst.naamw. |
tafelkleed van zeildoek, om de tafel tegen morsen te beschermen.
|
|
tafelzout
zelfst.naamw. |
[voeding], fijn zout
|
|
tafelzuur
zelfst.naamw. |
[voeding], Tafelzuur is de verzamelnaam van allerlei ingelegde groenten, die als extra bij andere gerechten worden gegeten.
|
|
het tafereel
zelfst.naamw. Uitspraak: [tafəˈrel] Verbuigingen: tafe|relen (meerv.) |
situatie of gebeurtenis waar je naar kijkt
Voorbeelden: `een huiselijk tafereel`, `Er hebben zich chaotische taferelen afgespeeld bij de ontruiming.`, `prachtig geschilderde taferelen uit het leven van Jezus` Synoniemen: schouwspel, scène |
|
taf
zelfst.naamw. |
lichte, geweven , zijden stof Voorbeeld: `Een bruidsjurk waar taf in is verwerkt. `
|
|
taft
zelfst.naamw. |
lichte, geweven, zijden stof Voorbeeld: `Een mooie lap taft om een nieuwe blouse van te maken. `
|
|
de tag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛ:g] Verbuigingen: tag|s (meerv.) |
code die extra informatie toevoegd aan een digitaal bestand computers
Voorbeelden: `HTML-tags om de opmaak van een tekst te regelen`, `tags toevoegen om indexeren en terugzoeken mogelijk te maken` |
|
Tagalog
zelfst.naamw. |
[taal] taal die op de Filipijnen gesproken wordt
|
|
I taggen
werkw. Afbreekpatroon: 'tag - gen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tagde (verl.tijd ) Verbuigingen: getagd (volt.deelw.) |
1) markeren, labelen industrie
Voorbeeld: `nieuwe kleding taggen met een label.` Synoniem: etiketteren 2) koppelen van een naam aan een foto computer Voorbeeld: `taggen is een bekend en populair onderdeel van Facebook` Antoniem: onttaggen Synoniem: het bestempelen van iets |
|
II taggen
|
het toekennen van trefwoorden of labels aan content (artikelen, foto's, films, muziek, bookmarks) om het beter vindbaar te maken op internet computer
Voorbeeld: `trefwoorden taggen op je website zodat de zoekmachines het beter kunnen vinden` |
|
tagliatelle
zelfst.naamw. |
Italiaanse lintvormige pasta
|
|
tahin
zelfst.naamw. |
[voeding] een soort van pasta, gemaakt van gemalen sesamzaad met toevoeging van o.a. citrussap, knoflook, peterselie en zeezout
|
|
Tahitiaans
zelfst.naamw. |
[taal] een Polynesche taal uit de Oceanische tak van de Austronesische talen gesproken op Tahiti
|
|
de tahoe
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ta'hu] |
gestremde sojamelk die in blokken is geperst
Synoniem: tofoe |
|
taifoen
zelfst.naamw. |
[meteorologie] een hevige wervelstorm in de Chinese Zee en de Stille Oceaan die ontstaat uit een tropische depressie Voorbeeld: `Op 20 oktober 2004 werd Japan getroffen door één van de zwaarste taifoens uit de laatste decennia. `
|
|
taikoen
zelfst.naamw. |
een rijk persoon die een groot deel van een bepaalde bedrijfstak in handen heeft Voorbeeld: `De Indische taikoen Lakshmi Mittal kocht in 2006 het staalbedrijf Arcelor en werd daarmee de eigenaar van de grootste staalproducent ter wereld. `
|
|
taikonaut
zelfst.naamw. |
[ruimtevaart] een Chinese ruimtevaarder
|
|
de taille
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtɑjə] Verbuigingen: taille|s (meerv.) |
deel van je lichaam tussen de onderkant van je borstkas en je heupen
Voorbeeld: `een slanke taille hebben` Synoniem: middel |
|
een wespentaille
|
(een hele slank taille)
|
|
tailleren
werkw. Uitspraak: [tɑ'jerə(n)] Verbuigingen: tailleerde Verbuigingen: tailleerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getailleerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(kleding) bij de taille iets nauwer maken
Voorbeeld: `een getailleerd jasje` |
|
de taille
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtɑjə] Verbuigingen: taille|s (meerv.) |
deel van je lichaam tussen de onderkant van je borstkas en je heupen
Voorbeeld: `een slanke taille hebben` Synoniem: middel |
|
een wespentaille
|
(een hele slank taille)
|
|
Ia de Taiwanees
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑjwɑ'nes] Verbuigingen: Taiwa|nezen (meerv.) Ib de Taiwa|nese zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɑjwɑ|'nesə] Verbuigingen: Taiwa|nezen (meerv.) |
iemand met de Taiwanese nationaliteit
|
|
II Taiwanees
bijv.naamw. Uitspraak: [tɑjwɑ'nes] |
als iets of iemand uit Taiwan komt of met Taiwan te maken heeft
|
|
Taiwanese
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Taiwan, of een vrouw afkomstig uit Taiwan
|
|
de tak
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑk] Verbuigingen: tak|ken (meerv.) |
1) een uitstekend deel dat uit de stam van een boom of uit een andere tak groeit
Voorbeelden: `laaghangende takken`, `dennentak`, `zijtak` 2) onderdeel van een groter geheel Voorbeelden: `een andere tak van de familie`, `een belangrijke tak van sport` |
|
wandelende tak
|
(insect dat op een takje lijkt)
|
|
insourcen
werkw. Afbreekpatroon: 'in - sour - cen Herkomst: «Engels Verbuigingen: sourcete in (verl.tijd ) Verbuigingen: ingesourcet (volt.deelw.) |
overdracht van een uitbestede functie aan een interne afdeling van een bedrijf arbeid
Voorbeeld: `voortaan de salarisadministratie insourcen ` |
|
de (m)/het takel
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtakəl] Verbuigingen: takel|s (meerv.) |
werktuig met een of meer katrollen waarmee je zware voorwerpen kunt ophijsen
|
|
iets in de takels hangen
|
(iets met behulp van takels verplaatsen)
|
|
aftakelen
werkw. Uitspraak: [ˈɑftakələ(n)] Verbuigingen: takelde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is afgetakeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
minder gezond of krachtig worden
Voorbeeld: `Door zijn ziekte is hij erg afgetakeld.` Synoniem: achteruitgaan |
|
optakelen
werkw. Uitspraak: ['ɔptakələ(n)] Verbuigingen: takelde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgetakeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een takel omhooghijsen
Synoniem: takelen |
|
toetakelen
werkw. Uitspraak: [ˈtutakələ(n)] Verbuigingen: takelde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegetakeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) zo mishandelen dat hij of zij zichtbaar lichamelijk letsel heeft
Voorbeeld: `iemand lelijk toetakelen` |
|
takelage
zelfst.naamw. |
[scheepvaart], [verouderd] de masten en hun verstaging (het zg. staande want) van een traditioneel zeilschip.
Voorbeeld: `Van de takelage stond alleen nog den bezaans- en voorondermast.<ref>Rotterdams Nieuwsblad 7-7-1896</ref> ` [techniek] het ophijsen van lasten met behulp van een takel of kraan Voorbeeld: `Over de kosten van de takelage moet nog worden onderhandeld. ` |
|
aftakelen
werkw. Uitspraak: [ˈɑftakələ(n)] Verbuigingen: takelde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is afgetakeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
minder gezond of krachtig worden
Voorbeeld: `Door zijn ziekte is hij erg afgetakeld.` Synoniem: achteruitgaan |
|
takelen
werkw. Uitspraak: [ˈtakələ(n)] Verbuigingen: takelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getakeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met behulp van een takel ophijsen
Voorbeeld: `Bij de verhuizing hebben we alle zware meubels naar de derde verdieping getakeld.` Synoniem: optakelen |
|
de taak
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tak] Verbuigingen: taken (meerv.) |
werk dat je moet doen
Voorbeelden: `iemand een taak geven/opleggen/toewijzen`, `iemand met een taak belasten` |
|
je goed van je taak kwijten
|
(het opgegeven werk goed doen)
|
|
iemand van zijn taak ontheffen
|
(zeggen dat iemand de opdracht niet meer hoeft uit te voeren)
|
|
een ondankbare taak
|
(vervelend werk)
|
|
insourcen
werkw. Afbreekpatroon: 'in - sour - cen Herkomst: «Engels Verbuigingen: sourcete in (verl.tijd ) Verbuigingen: ingesourcet (volt.deelw.) |
overdracht van een uitbestede functie aan een interne afdeling van een bedrijf arbeid
Voorbeeld: `voortaan de salarisadministratie insourcen ` |
|
intaken
werkw. Afbreekpatroon: 'in - ta - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: takete in (verl.tijd ) Verbuigingen: ingetaket (volt.deelw.) |
een aanmeldingsgesprek voeren
Voorbeeld: `de nieuwe cursisten intaken` Synoniem: een intakegesprek voeren |
|
intaken
werkw. Afbreekpatroon: 'in - ta - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: takete in (verl.tijd ) Verbuigingen: ingetaket (volt.deelw.) |
een aanmeldingsgesprek voeren
Voorbeeld: `de nieuwe cursisten intaken` Synoniem: een intakegesprek voeren |
|
de tak
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑk] Verbuigingen: tak|ken (meerv.) |
1) een uitstekend deel dat uit de stam van een boom of uit een andere tak groeit
Voorbeelden: `laaghangende takken`, `dennentak`, `zijtak` 2) onderdeel van een groter geheel Voorbeelden: `een andere tak van de familie`, `een belangrijke tak van sport` |
|
wandelende tak
|
(insect dat op een takje lijkt)
|
|
takkenzaag
zelfst.naamw. |
een zaag die geschikt is voor het snoeien van bomen en flinke struiken
|
|
de taks
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑks] |
1) maximale hoeveelheid
2) gedeelte van je loon of van de prijs voor iets dat je aan de staat moet betalen Verbuigingen: taks|en (meerv.) Voorbeeld: `ecotaks` Synoniem: belasting |
|
aan je taks zitten
|
(niet meer kunnen eten of drinken)
|
|
Takuu
zelfst.naamw. |
[taal] Austronesische taal, gesproken door 1750 mensen in Papoea-Nieuw-Guinea
Voorbeeld: `Hoewel het Takuu zeer sterk lijkt op het Nukumanu en Nukuria en het Ontong Java en Sikaiana in de Salomonseilanden, is het toch een aparte taal. ` [eiland] atol in het district Noord-Bougainville, in de Papoea-Nieuw-Guinese provincie Bougainville, alwaar bovenstaande taal wordt gesproken Voorbeeld: `Ofschoon Takuu in Melanesië ligt, zijn de 400 inwoners van het atol van Polynesische origine. ` |
|
tal van
|
(heel veel) `We hebben het al op tal van manieren geprobeerd.`
|
|
de taal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tal] Verbuigingen: talen (meerv.) |
1) stelsel van klanken, letters, woorden en grammatica dat mensen gebruiken om met elkaar te communiceren taalkunde
2) (persoonlijk) taalgebruik Voorbeelden: `grove taal`, `spreektaal`, `schrijftaal` 3) het geheel van tekens of geluiden die een betekenis uitdrukken Voorbeelden: `de taal van de liefde`, `programmeertaal` |
|
een dode taal
|
(een taal die niemand meer spreekt)
|
|
de oude/klassieke talen
|
(Oudgrieks en Latijn)
|
|
in alle talen zwijgen
|
(helemaal niets zeggen)
|
|
klare/duidelijke/heldere taal spreken
|
(ergens geen misverstanden over laten bestaan)
|
|
taal noch teken geven
|
(niets van je laten horen)
|
|
bloemrijke taal
|
(taal met veel beeldspraak en stijlfiguren)
|
|
bombastische/gezwollen/hoogdravende taal
|
(taalgebruik waarbij de spreker te mooi en te deftig praat)
|
|
talen naar
werkw. Uitspraak: [ˈtalə(n) nar] Verbuigingen: taalde naar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getaald naar (volt.deelw.) |
(alleen in ontkennende of vragende zinnen) verlangen naar
Voorbeeld: `Ik taal niet naar chocolade.` |
|
taleninstituut
zelfst.naamw. |
[onderwijs] onderwijsinstelling waar men vreemde talen kan leren. Voorbeeld: `Duitse les bij een taleninstituut. `
|
|
de talenkennis
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['talə(n)kɛnɪs] |
kennis van diverse talen
Voorbeeld: `over een grote talenkennis beschikken` |
|
talenknobbel
zelfst.naamw. |
een speciaal talent voor het aanleren van vreemde talen Voorbeeld: `Hij heeft overduidelijk een talenknobbel, want hij spreekt vloeiend Nederlands, Engels, Frans, Duits en Spaans. `
|
|
het talent
zelfst.naamw. Uitspraak: [taˈlɛnt] Verbuigingen: talent|en (meerv.) |
1) natuurlijk vermogen om iets goed te doen
Voorbeeld: `talent hebben voor muziek` Synoniemen: gave, begaafdheid, aanleg 2) iemand met een bepaalde gave Voorbeeld: `een aanstormend jong talent` |
|
met je talenten woekeren
|
(je talenten zoveel mogelijk gebruiken)
|
|
talentscouten
werkw. Afbreekpatroon: 'ta - lent - scou - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: talentscoutte (verl.tijd ) Verbuigingen: getalentscout (volt.deelw.) |
speuren naar talenten
Voorbeeld: `toekomstige sterren talentscouten op de internationale voetbalvelden` Synoniem: nieuw talent ontdekken |
|
talentvol
bijv.naamw. Uitspraak: [ta'lɛntfɔl] |
als je veel talent (1) hebt
Voorbeeld: `jonge talentvolle wielrenners` Synoniem: begaafd |
|
talg
zelfst.naamw. |
huidvet, een vetachtige substantie die geproduceerd wordt door talgklieren die zich vrijwel overal in de lederhuid bevinden waar ook beharing is
Voorbeeld: `Talg beschermt de huid en het haar tegen uitdroging en infecties. ` [dierkunde] het harde vet van sommige herkauwers, voornamelijk van varkens en runderen Voorbeeld: `Vroeger gebruikte men talg onder meer als grondstof voor kaarsen. ` |
|
taling
zelfst.naamw. |
[dierkunde] een klein soort eend Voorbeeld: `In Nederland worden regelmatig twee soorten talingen waargenomen. `
|
|
talk
zelfst.naamw. |
een zacht, wit en poedervormig mineraal, een fylosilicaat met de chemische formule H<sub>2</sub>Mg<sub>3</sub>(SiO<sub>3</sub>)<sub>4</sub> of Mg<sub>3</sub>Si<sub>4</sub>O<sub>10</sub>(OH)<sub>2</sub>. Voorbeeld: `Zij gebruikte wat talk toen zij de baby een schone luier gaf. `
|
|
de talkshow
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɔ:kʃo] Verbuigingen: talkshow|s (meerv.) |
televisieprogramma waarin met één of meer gasten gesproken wordt
Voorbeeld: `de talkshow Zomergasten` Synoniem: praatprogramma |
|
Tallinn
zelfst.naamw. |
de hoofdstad van Estland Voorbeeld: `Kun jij Tallinn aanwijzen op de landkaart? `
|
|
talloos
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtɑlos] |
niet te tellen, heel veel
Voorbeeld: `talloze tips over dit onderwerp` Synoniemen: ontelbaar, legio |
|
tallyen
werkw. Afbreekpatroon: 'tal - ly - en Herkomst: «Engels Verbuigingen: tallyde (verl.tijd ) Verbuigingen: getallyd (volt.deelw.) |
lading controleren en registreren industrie
Voorbeeld: `pallets tallyen in het laadruim van een schip` Synoniem: vaststellen |
|
talmen
werkw. Uitspraak: [ˈtɑlmə(n)] Verbuigingen: talmde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getalmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
steeds uitstellen om iets te doen
Voorbeeld: `talmen met het maken van een keuze` Synoniemen: treuzelen, dralen |
|
talmende
werkw. |
[decl] van talmend
|
|
talmer
zelfst.naamw. |
iemand die talmt
|
|
talmen
werkw. Uitspraak: [ˈtɑlmə(n)] Verbuigingen: talmde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getalmd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
steeds uitstellen om iets te doen
Voorbeeld: `talmen met het maken van een keuze` Synoniemen: treuzelen, dralen |
|
talreep
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] een touw dat bij wijze van want- of stagspanner, enkele malen door de ogen van een stag en putting is gehaald en vastgezet Voorbeeld: `De talreep is een eenvoudige voorloper van de spanschroef. `
|
|
talrijk
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtɑlrɛik] |
heel veel
Voorbeeld: `Er bestaan talrijke anatomische verschillen tussen apen en mensen.` Antoniem: weinig |
|
het talud
zelfst.naamw. Uitspraak: [ta'lyt] Verbuigingen: talud|s (meerv.) |
schuin zijvlak (van bijvoorbeeld een dijk)
Voorbeeld: `Over het steile talud loopt een smal trapje.` |
|
Talur
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die op de Molukken in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Is er een woordenboek in het Talur? `
|
|
tam
bijv.naamw. Uitspraak: [tɑm] |
1) (van dieren) niet wild
Voorbeeld: `een tamme rat` Antoniem: wild Synoniemen: getemd, mak 2) saai en niet fel Voorbeeld: `een tam debat` Antoniem: opwindend Synoniem: mat |
|
de tamarinde
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tama'rɪndə] Verbuigingen: tamarinde|s, tamarinde|n (meerv.) |
grote tropische boom
Voorbeelden: `Een tamarinde kan wel 25 meter hoog worden.`, `tamarindesiroop` |
|
Tamazight
zelfst.naamw. |
[taal] een verzamelnaam voor een aantal Berberse talen gesproken in Noord-Afrika
[taal] In het bijzonder: Centraal-Atlas Tamazight (tzm) een taal met meer dan drie miljoen sprekers die vooral in Marokko maar ook in delen van Algerije gesproken wordt |
|
de tamboer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑm'bur] Verbuigingen: tamboer|s (meerv.) |
iemand die op een trommel slaat
Voorbeeld: `een drumband met vijftig tamboers` Synoniem: trommelaar |
|
tamboerijn
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument] eenvoudig slaginstrument bestaande uit een hoepel die met een vel bespannen is en waaraan enkele belletjes bevestigd zijn Voorbeeld: `De dans werd ritmisch begeleid met een tamboerijn en melodisch met een schalmei. `
|
|
de tamboer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑm'bur] Verbuigingen: tamboer|s (meerv.) |
iemand die op een trommel slaat
Voorbeeld: `een drumband met vijftig tamboers` Synoniem: trommelaar |
|
tamelijk
bijwoord Uitspraak: [ˈtamələk] |
in zekere mate
Voorbeelden: `tamelijk moeilijk`, `Het is tamelijk ver fietsen hiervandaan.` Synoniemen: nogal, behoorlijk, vrij |
|
I de Tamil
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tamil] |
lid van een bevolkingsgroep in Zuidoost-Azië en het noorden van Sri Lanka
|
|
II het Tamil
zelfst.naamw. Uitspraak: [tamil] |
taal van de bevolkingsgroep Tamil
|
|
tampat
zelfst.naamw. |
een slaapplaats van een matroos aan boord van een oorlogsschip Voorbeeld: `1=Omdat er niets te doen was zocht iedereen al snel zijn tampatje op.'<ref>[http://www.semarang.nl/verhaal/articles.php?lng=nl&pg=83 Hartsuiker, Cees - Nederlands Indië - 18]</ref> `
|
|
de tampon
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑmˈpɔn] Verbuigingen: tampon|s (meerv.) |
rolletje samengeperste watten dat een vrouw in haar vagina draagt om het menstruatiebloed op te vangen
Voorbeeld: `een tampon inbrengen` |
|
tan
afkorting |
tangens wiskunde
|
|
de tand
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑnt] Verbuigingen: tand|en (meerv.) |
1) elk van de scherpe, uitstekende botjes voor in je mond waarmee je bijt
Voorbeeld: `je tanden poetsen` 2) uitstekende, smalle deeltjes van bijvoorbeeld een kam, zaag, vork of rad Voorbeelden: `de tanden van een zaag zetten`, `tandwiel` |
|
je tanden laten zien
|
(een dreigende houding aannemen)
|
|
je tanden stuk bijten op iets
|
(ergens erg je best voor doen maar niet het gewenste resultaat behalen)
|
|
je tanden ergens in zetten
|
(aan een zware klus beginnen)
|
|
iemand aan de tand voelen
|
(iemand streng ondervragen)
|
|
je tanden op elkaar zetten
|
(doorzetten en je boosheid of pijn niet laten merken)
|
|
de tand des tijds
|
(slijtage door ouderdom)
|
|
tot op de tanden gewapend
|
(met veel wapens)
|
|
de tandarts
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɑndɑrts] Verbuigingen: tandarts|en (meerv.) |
arts die problemen aan je gebit verhelpt
|
|
tandartsangst
zelfst.naamw. |
[psychologie], [medisch] angst voor een behandeling bij de tandarts Voorbeeld: `Tips voor mensen met tandartsangst. `
|
|
de tandartsassistent
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɑndɑrtsɑsistɛnt] Verbuigingen: tandartsassistent|en (meerv.) de tandartsassistent|e zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tɑndɑrtsɑsistɛnt|ə] Verbuigingen: tandartsassistente|s (meerv.) |
iemand die als beroep de tandarts helpt bij zijn of haar werk
|
|
tandartsassistente
zelfst.naamw. |
de helpster van de tandarts
|
|
tandartsbehandeling
zelfst.naamw. |
behandeling door een tandarts Voorbeeld: `Een dure tandartsbehandeling. `
|
|
tandartsbezoek
zelfst.naamw. |
een bezoek aan de tandarts Voorbeeld: `Is een tandartsbezoek verplicht? `
|
|
tandartsboor
zelfst.naamw. |
[medisch] een soort kleine boor waarmee de tandarts zieke tanden openboort Voorbeeld: `Het geluid van een tandartsboor. `
|
|
de tandarts
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɑndɑrts] Verbuigingen: tandarts|en (meerv.) |
arts die problemen aan je gebit verhelpt
|
|
tandbeen
zelfst.naamw. |
het been waaruit tanden voor het grootste deel bestaan
|
|
de tandem
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɛndəm] Verbuigingen: tandem|s (meerv.) |
fiets voor twee fietsers met twee zadels en twee stellen pedalen achter elkaar, met één stuur
|
|
de tandenborstel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɑndə(n)bɔrstəl] Verbuigingen: tandenborstel|s (meerv.) |
borstel om je tanden mee te poetsen
Voorbeeld: `een elektrische tandenborstel` |
|
tandenknarsen
werkw. Uitspraak: ['tɑndə(n)knɑrsə(n)] Verbuigingen: tandenknarste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getandenknarst (volt.deelw.) |
een knarsend geluid maken door je onder- en bovenkaak tegen elkaar te bewegen, vooral als teken van woede of machteloosheid
Voorbeeld: `De milieubeweging moest tandenknarsend toezien hoe de nieuwe landingsbaan werd aangelegd.` |
|
tandenstoker
zelfst.naamw. |
[gereedschap] puntig instrumentje om etensresten tussen de tanden te verwijderen
|
|
het tandglazuur
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɑntxlazyr] |
beschermend laagje op je tanden en kiezen
Voorbeeld: `aangetast tandglazuur behandelen` Synoniem: glazuur (2) |
|
tandheelkunde
zelfst.naamw. |
[wetenschap] wetenschap voor de verzorging van de tanden
|
|
de (m)/het tandpasta
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɑntpɑsta] Verbuigingen: tandpasta|'s (meerv.) |
dikke, smeuïge crème met een frisse smaak om je tanden mee schoon te maken
Voorbeeld: `een tube tandpasta` |
|
tandpijn
zelfst.naamw. |
pijn in één of meerdere tanden Voorbeeld: `Sinds gisteren heeft hij tandpijn. `
|
|
de tandplak
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɑntplɑk] |
laagje voedselresten en bacterieën dat zich vormt op je gebit
Voorbeeld: `Dagelijks poetsen doe je om tandplak te verwijderen.` Synoniem: plaque |
|
tandplaque
zelfst.naamw. |
[medisch] tandaanslag
|
|
de tandprothese
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɑntprotesə] Verbuigingen: tandprothese|s (meerv.) |
prothese die één of meer tanden vervangt
Voorbeeld: `een tandprothese krijgen als je een tand verloren hebt` |
|
het tandrad
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɑntrɑt] Verbuigingen: tandrad|eren (meerv.) |
wiel met puntige uitsteeksels als onderdeel van een machine
Voorbeelden: `Een draaiend tandrad past met zijn uitsteeksels steeds in een ander tandrad.`, `Een tandrad is al een oud middel om beweging over te brengen.` Synoniem: tandwiel |
|
tandtechnicus
zelfst.naamw. |
de maker van kunstgebitten en kunsttanden
|
|
het tandvlees
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtantfles] |
het vlees op je kaken rond je tanden en kiezen
|
|
op je tandvlees lopen
|
(uitgeput zijn)
|
|
tandvleesontsteking
zelfst.naamw. |
een ontsteking van het tandvlees
|
|
het tandwiel
zelfst.naamw. Uitspraak: [tɑntwil] Verbuigingen: tandwiel|en (meerv.) |
wiel met puntige uitsteeksels als onderdeel van een machine
Synoniem: tandrad |
|
de tang
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɑŋ] Verbuigingen: tang|en (meerv.) |
gereedschap met twee scharnierende delen om iets vast te pakken, vast te houden, door te knippen of te buigen
Voorbeelden: `nijptang`, `waterpomptang`, `krultang` |
|
I tanga
zelfst.naamw. |
hoog uitgesneden slip (onderbroek)
één honderdste van de roebel van Tadzjikistan, die tot 2000 werd gebruikt |
|
II tanga
werkw. |
tanga - verlaten; weggaan (van) / in de steek laten, laten vallen
tanga - niet in de mogelijkheid zijn om zich te verweren, niet bestendig zijn |
|
tangens
zelfst.naamw. Afbreekpatroon: ` tan - gens Herkomst: «Latijn Verbuigingen: tangensen (meerv.) |
goniometrische functie voor het aangeven van lengteverhoudingen in een rechthoekige driehoek wiskunde
Voorbeelden: `in een rechthoekige driehoek is de tangens de overstaande rechthoekszijde gedeeld door de aanliggende rechthoekszijde`, `tan(45°)=1` |
|
tango
zelfst.naamw. |
Argentijnse dans
[muziek] Argentijnse dansmuziek in tweekwartsmaat [spellingsalfabet] spelwoord van het ITU/NAVO-spellingalfabet voor de letter t |
|
tanig
bijv.naamw. Uitspraak: [tanəx] |
1) bruingeel
Voorbeeld: `Na drie jaar rijpen heeft de port een tanige kleur gekregen.` Synoniem: gelooid 2) (van uiterlijk) mager, met zichtbare met pezen Voorbeeld: `een gezicht met tanige trekken en een scherpe geprononceerde kin` Synoniem: pezig |
|
de tank
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛŋk] Verbuigingen: tank|s (meerv.) |
1) vat om vloeistof in te bewaren
Voorbeelden: `benzinetank`, `gastank` 2) gepantserd legervoertuig op rupsbanden defensie Voorbeeld: `tanks inzetten tegen de demonstranten` |
|
de tankauto
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑnkɑuto] Verbuigingen: tankauto|'s (meerv.) |
vrachtwagen met een tank (1) voor het vervoer van vloeistoffen
Synoniem: tankwagen |
|
tanken
werkw. Uitspraak: [ˈtɛŋkə(n)] Verbuigingen: tankte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getankt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de tank van een motorvoertuig vullen met brandstof
|
|
de tanker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɛŋkər] Verbuigingen: tanker|s (meerv.) |
schip dat in een tank een grote hoeveelheid vloeistof kan vervoeren
Synoniem: tankschip |
|
tankpistool
zelfst.naamw. |
het uiteinde van de slang van een benzinepomp dat in de benzinetank gestoken wordt Voorbeeld: `Het tankpistool voor loodvrije bezine is met opzet anders gevormd dan dat voor loodhoudende benzine. `
|
|
de tank
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛŋk] Verbuigingen: tank|s (meerv.) |
1) vat om vloeistof in te bewaren
Voorbeelden: `benzinetank`, `gastank` 2) gepantserd legervoertuig op rupsbanden defensie Voorbeeld: `tanks inzetten tegen de demonstranten` |
|
het tankschip
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɛŋksxɪp] Verbuigingen: tank|schepen (meerv.) |
schip dat in een tank een grote hoeveelheid vloeistof kan vervoeren
Voorbeeld: `een tankschip met petroleum` Synoniem: tanker |
|
het tankstation
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɛnksta(t)ʃɔn] Verbuigingen: tankstation|s (meerv.) |
plaats waar je de tank van een motorvoertuig kan vullen met brandstof
Synoniemen: benzinestation, pomp(station) |
|
tanken
werkw. Uitspraak: [ˈtɛŋkə(n)] Verbuigingen: tankte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getankt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de tank van een motorvoertuig vullen met brandstof
|
|
de tankwagen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛnkwaxə(n)] Verbuigingen: tankwagen|s (meerv.) |
vrachtwagen met een tank (1) voor het vervoer van vloeistoffen
Synoniem: tankauto |
|
tantaal
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Ta en atoomnummer 73. Het is een grijsblauw overgangsmetaal
|
|
tantalium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Ta en atoomnummer 73. Het is een grijsblauw overgangsmetaal
|
|
de tantaluskwelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tɑntalʏskwɛlɪŋ] Verbuigingen: tantaluskwelling|en (meerv.) |
naar gevoel omdat iets dat je graag wilt hebben dichtbij is maar onbereikbaar blijft
|
|
de tante
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtɑntə] Verbuigingen: tante|s (meerv.) |
zus of schoonzus van je vader of moeder
Voorbeeld: `logeren bij je oom en tante` |
|
de tantezegger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɑntəzɛxər] Verbuigingen: tantezegger|s (meerv.) de tante|zegster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tɑntə|zɛxstər] Verbuigingen: tantezegster|s (meerv.) |
kind van een broer of zus
Voorbeeld: `De tante en de tantezegster zijn per definitie van verschillende generaties.` Synoniemen: neefje (2), nichtje (1) |
|
de Tanzaniaan
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑnzani'jan] Verbuigingen: Tanzani|anen (meerv.) de Tanzaniaan|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɑnzani'jan|sə] Verbuigingen: Tanzaniaanse|n (meerv.) |
iemand met de Tanzaniaanse nationaliteit
|
|
Tanzaniaans
bijv.naamw. Uitspraak: [tɑnzani'jans] |
als iets of iemand uit Tanzania komt of met Tanzania te maken heeft
|
|
Tanzaniaanse
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Tanzania, of een vrouw afkomstig uit Tanzania
|
|
de tap
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑp] Verbuigingen: tap|pen (meerv.) |
1) lage kast met een pompinstallatie met kranen waaruit bier of frisdrank uit wordt geschonken
Synoniemen: toog, tapkast, bar achter de tap staan (in een café het bier inschenken uit een tap (2)) 2) apparaat waarmee je bier uit een vat pompt en via een kraan inschenkt Voorbeeld: `Ik heb liever een flesje dan een biertje uit de tap.` |
|
achter de tap staan
|
(in een café het bier inschenken uit een tap (2))
|
|
tapdancen
werkw. Afbreekpatroon: 'tap - dan - cen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tapdancete (verl.tijd ) Verbuigingen: getapdancet (volt.deelw.) |
dansen met klikkertjes aan de schoenzolen vrije tijd
Voorbeeld: `tapdancen op de toneelschool` Synoniem: tapdansen |
|
tapdancen
werkw. Afbreekpatroon: 'tap - dan - cen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tapdancete (verl.tijd ) Verbuigingen: getapdancet (volt.deelw.) |
dansen met klikkertjes aan de schoenzolen vrije tijd
Voorbeeld: `tapdancen op de toneelschool` Synoniem: tapdansen |
|
de tape
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tep] Verbuigingen: tape|s (meerv.) |
1) strook plastic of textiel die aan één kant kleeft
Voorbeeld: `de plinten afplakken met tape als je gaat verven` Synoniem: plakband 2) strook van kunststof met materiaal waarop geluid, beeld of digitale informatie kan worden vastgelegd Voorbeeld: `de tape van je videofilm` Synoniem: magneetband |
|
intapen
werkw. Uitspraak: ['ɪntepə(n)] Verbuigingen: tapete in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingetapet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met zwachtels omwikkelen
Voorbeeld: `je verstuikte enkel laten intapen door de dokter` Synoniem: zwachtelen |
|
tapen
werkw. Afbreekpatroon: 'ta - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tapete (verl.tijd ) Verbuigingen: getapet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) vastmaken met tape, vastplakken
Voorbeeld: `dozen dicht tapen` 2) iets vastleggen op tape (geluids- of filmband) techniek Voorbeeld: `heb je de hele uitzending getapet?` Synoniem: muziek of film opnemen |
|
taperecorder
zelfst.naamw. |
een apparaat voor het opnemen van geluid op een band
|
|
taperecorder
zelfst.naamw. |
een apparaat voor het opnemen van geluid op een band
|
|
tapen
werkw. Afbreekpatroon: 'ta - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tapete (verl.tijd ) Verbuigingen: getapet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) vastmaken met tape, vastplakken
Voorbeeld: `dozen dicht tapen` 2) iets vastleggen op tape (geluids- of filmband) techniek Voorbeeld: `heb je de hele uitzending getapet?` Synoniem: muziek of film opnemen |
|
intapen
werkw. Uitspraak: ['ɪntepə(n)] Verbuigingen: tapete in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingetapet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met zwachtels omwikkelen
Voorbeeld: `je verstuikte enkel laten intapen door de dokter` Synoniem: zwachtelen |
|
tapen
werkw. Afbreekpatroon: 'ta - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tapete (verl.tijd ) Verbuigingen: getapet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) vastmaken met tape, vastplakken
Voorbeeld: `dozen dicht tapen` 2) iets vastleggen op tape (geluids- of filmband) techniek Voorbeeld: `heb je de hele uitzending getapet?` Synoniem: muziek of film opnemen |
|
I het tapijt
zelfst.naamw. Uitspraak: [tɑˈpɛit] Verbuigingen: -en (meerv.) |
dik kleed voor op de vloer
Voorbeeld: `een Perzisch tapijt` |
|
tapijtschelp
zelfst.naamw. |
[tweekleppigen] 'Venerupis senegalensis', weekdier met een vrij dikschalige, wat rechthoekige schelp dat in de Waddenzee en voor de Belgische kust leeft Voorbeeld: `De top van de tapijtschelp ligt ver naast het midden en de buitenkant van de schelp heeft een duidelijke traliewerkstructuur. `
|
|
de tapioca
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tapi'joka] |
korreltjes zetmeel uit de cassavewortel
Voorbeeld: `Tapioca zit in kroepoek en wordt ook gebruikt als varkensvoer.` |
|
de tapir
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tapir] Verbuigingen: tapir|s (meerv.) |
Zuid-Amerikaans hoefdier met een kleine slurf
Voorbeeld: `Tapirs eten bladeren en twijgen die ze met hun slurf behendig afrukken.` |
|
de tapkast
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɑpkɑst] Verbuigingen: tapkast|en (meerv.) |
buffet in een café of bar
Voorbeeld: `achter de tapkast staan en drankjes inschenken` Synoniemen: tap, bar (1) |
|
I tappen
werkw. Afbreekpatroon: 'tap - pen Verbuigingen: tapte (verl.tijd ) Verbuigingen: getapt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) inschenken, uit een kraan of tap laten lopen
Voorbeeld: `de barman tapt een biertje in het café` 2) op een aanraakscherm tikken computer Voorbeeld: `tappen op een touchscreen ` |
|
II tappen
werkw. Afbreekpatroon: 'tap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tapte (verl.tijd )Toon alle vervoegingen |
tapdansen vrije tijd
Voorbeeld: `tapdansen op de toneelschool` Synoniem: dansen met klikkertjes onder de schoenzolen |
|
tardief
bijv.naamw. |
[medisch] iets dat laat tot uiting komt
|
|
targeten
werkw. Afbreekpatroon: 'tar - get - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: targette (verl.tijd ) Verbuigingen: getarget (volt.deelw.) |
richten op, afstemmen op communicatie
Voorbeeld: `targeten op een specifieke regio om gericht te adverteren` |
|
targeten
werkw. Afbreekpatroon: 'tar - get - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: targette (verl.tijd ) Verbuigingen: getarget (volt.deelw.) |
richten op, afstemmen op communicatie
Voorbeeld: `targeten op een specifieke regio om gericht te adverteren` |
|
het tarief
zelfst.naamw. Uitspraak: [taˈrif] Verbuigingen: ta|rieven (meerv.) |
vast bedrag dat je ergens voor betaalt
Voorbeelden: `bellen tegen een lager tarief`, `het tarief voor een kaartje eersteklas is hoger` |
|
het tariefcontingent
zelfst.naamw. Uitspraak: [ta'rifkɔntɪŋxɛnt] Verbuigingen: tariefcontingent|en (meerv.) |
hoeveelheid (van een product) waarvoor geen invoerrechten gelden financieel
Voorbeeld: `het tariefcontingent voor heffingsvrije import van platvisfilet in de Europese Unie` |
|
de tariefmuur
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ta'rifmyr] Verbuigingen: tarief|muren (meerv.) |
stelsel van invoerrechten financieel
Voorbeeld: `In de EU zijn de onderlinge tariefmuren afgebroken.` |
|
de tariefsverhoging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ta'rifsfərhoxɪŋ] Verbuigingen: tariefsverhoging|en (meerv.) |
keer dat een tarief hoger wordt
Voorbeeld: `tariefverhogingen voor gas en elektriciteit` |
|
tariefsysteem
zelfst.naamw. |
[economie] een systematiek waarin de tarieven zijn vastgelegd Voorbeeld: `Het tariefsysteem van de Interliner is nog altijd gebaseerd op kilometers, net als bij de NS.<ref>Zinssnede uit het Wikipedia artikel [http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Interliner&oldid=18173961 Interliner]. Bezien 10 sept 2009.</ref> `
|
|
het tarief
zelfst.naamw. Uitspraak: [taˈrif] Verbuigingen: ta|rieven (meerv.) |
vast bedrag dat je ergens voor betaalt
Voorbeelden: `bellen tegen een lager tarief`, `het tarief voor een kaartje eersteklas is hoger` |
|
tarievensysteem
zelfst.naamw. |
[economie] een systematiek waarin de tariefsystemen zijn vastgelegd of op elkaar afgestemd
|
|
Taroko
zelfst.naamw. |
[taal] taal gesproken in Taiwan, één van de twee Atayalische talen
|
|
het tarot
zelfst.naamw. Uitspraak: [ta'rɔt, ta'ro] Verbuigingen: tarot|s (meerv.) |
kaartspel dat gebruikt wordt in de waarzeggerij en de toekomstvoorspelling
Voorbeeld: `tarotkaarten leggen` |
|
Tarpia
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Is er een woordenboek in het Tarpia? `
|
|
tarten
werkw. Uitspraak: [ˈtɑrtə(n)] Verbuigingen: tartte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getart (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een uitdagende manier laten merken dat je niet bang bent voor iemand of iets
Voorbeeld: `het noodlot tarten` Synoniem: trotseren |
|
elke beschrijving tarten
|
(zo erg zijn dat je het met geen woorden kunt beschrijven)
|
|
de tartaar
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑrˈtar] |
gemalen of gehakte biefstuk
|
|
biefstuk tartaar
|
(gemalen rauwe biefstuk)
|
|
Tartaars
zelfst.naamw. |
[taal] taal uit de Turkse talen met ongeveer anderhalf miljoen sprekers die vooral wordt gesproken in Tatarstan, een deelrepubliek van Rusland maar ook in andere delen van de vroegere Sovjet-Unie en daarbuiten
|
|
het tartan
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɑrtɑn] |
1) Schotse wollen stof met ruiten
Voorbeeld: `Tartan is niet weg te denken in de klassieke stoffencollectie.` 2) kunststof voor atletiekbanen Voorbeeld: `een atletiekbaan van gras, sintel of tartan` |
|
tarten
werkw. Uitspraak: [ˈtɑrtə(n)] Verbuigingen: tartte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getart (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op een uitdagende manier laten merken dat je niet bang bent voor iemand of iets
Voorbeeld: `het noodlot tarten` Synoniem: trotseren |
|
elke beschrijving tarten
|
(zo erg zijn dat je het met geen woorden kunt beschrijven)
|
|
elke beschrijving tarten
|
(zo erg zijn dat je het met geen woorden kunt beschrijven)
|
|
de tarwe
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtɑrwə] |
graansoort waarvan het meel wordt gebruikt om brood te bakken
Voorbeeld: `tarwebrood` |
|
tarwebrood
zelfst.naamw. |
een brood op basis van tarwemeel Voorbeeld: `Aan het begin van vorige eeuw at de gewone bevolking tarwebrood of roggebrood. `
|
|
tarwemeel
zelfst.naamw. |
meel gemaakt van tarwe Voorbeeld: `Het is lekker tarwemeel door het deeg te doen. `
|
|
de tas
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɑs] Verbuigingen: tas|sen (meerv.) |
1) zak met handvatten of een draagriem om spullen in mee te nemen
Voorbeelden: `schooltas`, `schoudertas`, `toilettas` 2) kop voor koffie of thee Voorbeeld: `een tas koffie met gebak` |
|
taseren
werkw. Afbreekpatroon: 'ta - se - ren Herkomst: «Engels Verbuigingen: taserde (verl.tijd ) Verbuigingen: getaserd (volt.deelw.) |
het gebruiken van een stroomstootwapen
Voorbeeld: `de politie mag taseren als zij dat nodig achten` |
|
het tasjeskruid
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɑʃəskrœyt] |
lage eenjarige plant met kleine bloemetjes
|
|
Tasmaans
bijv.naamw. |
[demoniem] op Tasmanië betrekking hebbend of ervan afkomstig
Voorbeeld: `De Tasmaanse duivel is de grootste nog levende vleesetende vertegenwoordiger van de buideldieren. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het Tasmaans in de tweede betekenis erin. ` |
|
de tas
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɑs] Verbuigingen: tas|sen (meerv.) |
1) zak met handvatten of een draagriem om spullen in mee te nemen
Voorbeelden: `schooltas`, `schoudertas`, `toilettas` 2) kop voor koffie of thee Voorbeeld: `een tas koffie met gebak` |
|
tast
zelfst.naamw. |
het zintuig van de aanraking, met name van de handen Voorbeeld: `Het was pikkedonker, maar hij vond zijn weg op de tast. `
|
|
aantasten
werkw. Uitspraak: [ˈantɑstə(n)] Verbuigingen: taste aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangetast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een slecht effect hebben op
Voorbeeld: `Te veel alcohol drinken tast de hersenen aan.` |
|
aftasten
werkw. Uitspraak: ['ɑftɑstə(n)] Verbuigingen: tastte af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgetast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met je handen onderzoeken
Voorbeeld: `je buik aftasten om te voelen of het ergens pijn doet` 2) voorzichtig nagaan hoe een ander denkt over (een plan) Voorbeeld: `wederzijdse voorstellen aftasten` |
|
tastbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtɑs(t)bar] |
voelbaar
|
|
tastbare resultaten
|
(duidelijk zichtbare resultaten)
|
|
tasten
werkw. Uitspraak: [ˈtɑstə(n)] Verbuigingen: tastte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met je hand door de ruimte bewegen om iets te zoeken
Voorbeelden: `in het donker naar de deurknop tasten`, `De blinde vrouw tastte naar haar tas.` |
|
taster
zelfst.naamw. |
iets of iemand die tast
[biologie] een zintuiglijk orgaan van insecten, waarmee informatieve signalen uit de omgeving kunnen worden waargenomen Voorbeeld: `De taster van zo'n insect maakt verkenning van de omgeving in het duister mogelijk. ` [techniek] een instrument dat geschikt is om een signaal op te wekken met informatie over een spoor, lijn of oppervlak waarover het wordt bewogen, of over de omgeving waarin het zich bevindt Voorbeeld: `De taster van het maanwagentje is onklaar geraakt. ` |
|
aantasten
werkw. Uitspraak: [ˈantɑstə(n)] Verbuigingen: taste aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangetast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een slecht effect hebben op
Voorbeeld: `Te veel alcohol drinken tast de hersenen aan.` |
|
tasten
werkw. Uitspraak: [ˈtɑstə(n)] Verbuigingen: tastte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met je hand door de ruimte bewegen om iets te zoeken
Voorbeelden: `in het donker naar de deurknop tasten`, `De blinde vrouw tastte naar haar tas.` |
|
Tat
zelfst.naamw. |
[taal] een Zuidwest-Iraanse taal met een klein aantal sprekers in de Kaukasus Voorbeeld: `De sprekers van het Tat zijn voornamelijk moslims. `
|
|
Tataars
zelfst.naamw. |
[taal] taal uit de Turkse talen met ongeveer anderhalf miljoen sprekers die vooral wordt gesproken in Tatarstan, een deelrepubliek van Rusland maar ook in andere delen van de vroegere Sovjet-Unie en daarbuiten
|
|
de tatoeage
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tatu'waʒə] Verbuigingen: tatoeage|s (meerv.) |
tekening of tekst die met kleurstoffen in iemands huid geprikt is
Voorbeeld: `je armen vol tatoeages hebben` Synoniem: tattoo |
|
de tatoeage
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tatu'waʒə] Verbuigingen: tatoeage|s (meerv.) |
tekening of tekst die met kleurstoffen in iemands huid geprikt is
Voorbeeld: `je armen vol tatoeages hebben` Synoniem: tattoo |
|
tatoeëren
werkw. Uitspraak: [tatuˈwerə(n)] Verbuigingen: tatoeëerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getatoeëerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met kleurstoffen een tekening of tekst in iemands huid prikken
Voorbeeld: `een getatoeëerd hart op zijn borst` |
|
tatoeëring
zelfst.naamw. |
een tekening die met naald en inkt blijvend in de huid is aangebracht
Voorbeeld: `De vermoordde man werd geïdentificeerd aan de hand van de tatoeëringen op zijn lichaam. ` het tatoeëren Voorbeeld: `De dieren worden gemerkt door tatoeëring van het oor. ` |
|
tatsam
zelfst.naamw. |
een woord dat door mensen met kennis van één of meer dode talen uit de woordenschat daarvan afgeleid is Voorbeeld: `In het Hindi worden veel tatsams gebruikt die afgeleid zijn uit het Sanskriet. `
|
|
de tattoo
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛ'tu:] Verbuigingen: tattoo|'s (meerv.) |
tekening of tekst die met kleurstoffen in iemands huid geprikt is
Voorbeeld: `tattoo's laten aanbrengen` Synoniem: tatoeage |
|
de taugé
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɑuˈge] |
spruiten van een bepaalde boon uit Zuid-Azië die je als groente eet, vooral bij rijsttafelgerechten
|
|
taupe
bijv.naamw. Uitspraak: [top] |
paarsachtig grijsbruin
Voorbeeld: `taupe gordijnen` |
|
de tautologie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɑutolo'xi] Verbuigingen: tautologie|ën (meerv.) |
herhaling met een ander woord van iets dat je al gezegd hebt taalkunde
Voorbeeld: `Voorbeelden van tautologieën zijn 'enkel en alleen' en 'in pais en vree'.` |
|
tax
zelfst.naamw. |
1) belasting
2) vastgestelde waarde 3) waardebepaling |
|
tax cut
zelfst.naamw. Herkomst: Engels |
engelse term voor belastingvermindering economie
Synoniem: belastingverlaging |
|
taxon
zelfst.naamw. Verbuigingen: taxa (meerv.) |
taxonomische eenheid of taxonomische groep biologie
Voorbeeld: `Een taxon bevat organismen waarvan een taxonoom oordeelt dat ze tot die eenheid horen.` Synoniem: groep |
|
de taxameter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɑksametər] Verbuigingen: taxameter|s (meerv.) |
meter in een taxi die de afstand en de ritprijs aangeeft
Synoniem: taximeter |
|
de taxateur
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑksa'tør] Verbuigingen: taxateur|s (meerv.) |
iemand die als beroep de waarde van dingen schat
Voorbeelden: `een taxateur van schilderijen`, `opleiding tot taxateur`, `beëdigd taxateur` |
|
de taxatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɑk'sa(t)si] Verbuigingen: taxatie|s (meerv.) |
keer dat je de waarde (van iets) schat
Voorbeeld: `de taxatie van een woning` |
|
taxeren
werkw. Uitspraak: [tɑkˈserə(n)] Verbuigingen: taxeerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getaxeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
schatten hoeveel iets is
Voorbeelden: `de waarde van een huis taxeren`, `Kun jij taxeren hoever het nog is naar Parijs?`, `de kosten taxeren op drieduizend euro` Synoniem: ramen |
|
taxfree
bijv.naamw. Uitspraak: [tɛks'fri:] |
waarvoor je geen belasting hoeft te betalen
Voorbeeld: `op een luchthaven taxfree drank en parfum kopen` Synoniem: belastingvrij |
|
de taxi
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɑksi] Verbuigingen: taxi|'s (meerv.) |
auto met chauffeur die je tegen betaling ergens naar toe brengt
Voorbeeld: `een taxi nemen` |
|
taxibaan
zelfst.naamw. |
is een weg op een vliegveld waarover vliegtuigen kunnen taxiën, meestal tussen startbaan of landingsbaan en platform
|
|
de taxichauffeur
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɑksiʃofør] Verbuigingen: taxichauffeur|s (meerv.) de taxichauf|feuse zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tɑksiʃo|føsə] Verbuigingen: taxichauffeuse|s (meerv.) |
iemand die als beroep een taxi bestuurt
Voorbeeld: `de taxichauffeur betalen voor de rit` |
|
de taxidermist
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑksidɛr'mɪst] Verbuigingen: taxidermist|en (meerv.) de taxidermist|e zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɑksidɛr'mɪst|ə] Verbuigingen: taxidermiste|n, taxidermiste|s (meerv.) |
iemand die als beroep dieren opzet
|
|
taxiën
werkw. Uitspraak: ['tɑksijən] Verbuigingen: taxiede (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getaxied (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van vliegtuigen) rijden
Voorbeeld: `van de gate naar de startbaan taxiën` |
|
de taximeter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɑksimetər] Verbuigingen: taximeter|s (meerv.) |
meter in een taxi die de afstand en de prijs aangeeft
Synoniem: taxameter |
|
de taxirit
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɑksirɪt] Verbuigingen: taxirit|ten (meerv.) |
tocht van de ene naar de andere plaats in een taxi
Voorbeelden: `een taxirit berekenen`, `een taxirit Schiphol - centraal station Amsterdam` |
|
de taxistandplaats
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɑksistɑntplats] Verbuigingen: taxistandplaats|en (meerv.) |
plaats op straat waar taxi's wachten op passagiers
|
|
de taxistop
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɑksistɔp] |
organisatie die lifters en autorijders die een lifter willen meenemen bij elkaar brengt
|
|
taxon
zelfst.naamw. Verbuigingen: taxa (meerv.) |
taxonomische eenheid of taxonomische groep biologie
Voorbeeld: `Een taxon bevat organismen waarvan een taxonoom oordeelt dat ze tot die eenheid horen.` Synoniem: groep |
|
de taxonomie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɑksono'mi] Verbuigingen: taxonomie|ën (meerv.) |
hiërarchisch ingedeelde ordening
Voorbeelden: `een taxonomie van planten`, `een taxonomie van dieren` |
|
de taxus
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɑksʏs] Verbuigingen: taxus|sen (meerv.) |
hoge naaldboom die 's winters groen blijft
Voorbeelden: `taxushaag`, `een taxus van wel 35 meter` |
|
Tboli
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die op de Filipijnen gesproken wordt Voorbeeld: `Er zijn wel woordenlijsten in het Tboli beschikbaar. `
|
|
de tbs
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tebe'ɛs] |
terbeschikkingstelling>
straf waarbij een psychisch gestoorde veroordeelde zich verplicht moet laten behandelen Voorbeelden: `een gevangenisstraf van vijf jaar en twee jaar tbs`, `tbs met dwangverpleging in een tbs-kliniek` |
|
de tbs'er
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tebe'ɛsər] Verbuigingen: tbs'er|s (meerv.) |
iemand die tbs heeft
Voorbeelden: `als tbs'er al jaren in een tbs-kliniek verblijven`, `een tbs'er met proefverlof` |
|
I te
bijwoord Uitspraak: [tə] |
meer dan wenselijk of mogelijk is
Voorbeelden: `te vroeg arriveren`, `Die broek is te groot.`, `Dat parfum is te duur` Synoniemen: overmatig, overdreven |
|
helemaal te gek
|
(heel erg goed, mooi)
|
|
Dat is een beetje té
|
dit zeg je als je iets overdreven vindt>)
|
|
II te
voorzetsel Uitspraak: [tə] |
1) (voor plaatsnamen) in
Voorbeelden: `De heer C.K te A. is in verzekerde bewaring gesteld.`, `U kunt ook terecht in onze vestiging te Gent.` 2) <voor de onbepaalde wijs van een werkwoord 3) <voor allerlei woorden zonder een vaste betekenis |
|
Zij zit te lezen.
|
(Zij is bezig met lezen.)
|
|
Hij ligt te slapen.
|
(Hij ligt en slaapt.)
|
|
Beginnen te werken.
|
(een begin maken met het werk)
|
|
Het is te doen.
|
(het is mogelijk)
|
|
Dat huis is te koop
|
(dat huis kun je kopen)
|
|
te voet
|
(lopend)
|
|
te paard
|
(op, met een paard)
|
|
te allen tijde
bijwoord |
altijd, op elk moment formeel
Voorbeelden: `doe te allen tijde de autogordels om`, `een werknemer kan te allen tijde ontslag nemen ` |
|
wijten aan
werkw. Uitspraak: [ˈwɛitə(n) an] Verbuigingen: weet aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geweten aan (volt.deelw.) |
toeschrijven aan
|
|
aan jezelf te wijten
|
(eigen schuld) `Dat ongeluk heb je aan jezelf te wijten.`
|
|
intaken
werkw. Afbreekpatroon: 'in - ta - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: takete in (verl.tijd ) Verbuigingen: ingetaket (volt.deelw.) |
een aanmeldingsgesprek voeren
Voorbeeld: `de nieuwe cursisten intaken` Synoniem: een intakegesprek voeren |
|
inteachen
werkw. Afbreekpatroon: 'in - tea - chen Herkomst: «Engels Verbuigingen: teachte in (verl.tijd ) Verbuigingen: ingeteacht (volt.deelw.) |
instellen techniek
Voorbeeld: `het inteachen van een zendkanaal ` Synoniem: programmeren, inregelen |
|
teaën
werkw. Afbreekpatroon: tea - ën Herkomst: «Engels Verbuigingen: teade (verl.tijd ) Verbuigingen: getead (volt.deelw.) |
de (na-) middagthee gebruiken mens
Voorbeeld: `tante Stella teat op woensdagmiddag altijd bij tante Fien` |
|
het teak
zelfst.naamw. Uitspraak: [tik] |
hout van de teakboom dat vaak voor meubels gebruikt wordt
Voorbeeld: `Teak is duurzaam en goed te bewerken.` |
|
teak kasten
|
(teakhouten kasten)
|
|
teakhouten
bijv.naamw. Uitspraak: ['tikhɑutə(n)] |
van teakhout gemaakt
Voorbeeld: `teakhouten stoelen` |
|
het team
zelfst.naamw. Uitspraak: [ti:m] Verbuigingen: team|s (meerv.) |
ploeg mensen die samen sporten of werken
Voorbeelden: `sportteam`, `managementteam` |
|
teambuilden
werkw. Afbreekpatroon: 'team - buil - den Herkomst: «Engels Verbuigingen: teambuildde (verl.tijd ) Verbuigingen: geteambuild (volt.deelw.) |
de groepsband verbeteren of versterken arbeid
Voorbeeld: `er werd goed geteambuild tijdens het bedrijfsuitje naar de buitendienst` |
|
de teambuilding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['ti:mbɪldɪŋ] |
het zorgen voor een goed samenwerkend team
Voorbeelden: `teambuilding als middel om de effectiviteit en de onderlinge binding van een team te versterken`, `een bedrijfsuitje voor de teambuilding` |
|
de teamgenoot
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['ti:mxənot] Verbuigingen: teamge|noten (meerv.) de teamge|note zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['ti:m|xənotə] Verbuigingen: teamgenote|n, teamgenote|s (meerv.) |
iemand die ook lid is van jouw team
Voorbeeld: `een teamgenoot van je wielerclub` Synoniem: ploeggenoot |
|
de teamleider
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['ti:mlɛidər] Verbuigingen: teamleider|s (meerv.) de teamleid|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['ti:mlɛid|stər] Verbuigingen: teamleidster|s (meerv.) |
iemand die leiding geeft aan een team
Voorbeelden: `teamleider in de zorgsector zijn`, `de teamleider van een wielerploeg`, `de teamleider op een school` |
|
het teamlid
zelfst.naamw. Uitspraak: ['ti:mlɪt] Verbuigingen: team|leden (meerv.) |
iemand die behoort tot een team
|
|
het team
zelfst.naamw. Uitspraak: [ti:m] Verbuigingen: team|s (meerv.) |
ploeg mensen die samen sporten of werken
Voorbeelden: `sportteam`, `managementteam` |
|
de teamsport
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈti:mspɔrt] Verbuigingen: teamsport|en (meerv.) |
sport die in ploegen wordt gespeeld
Voorbeeld: `Voetbal is een echte teamsport.` Antoniem: individuele sport |
|
het teamwerk
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈti:mwɛrk] |
het samenwerken in een ploeg bijvoorbeeld aan een bepaalde taak
Voorbeeld: `Het behalen van zo'n resultaat vereist goed teamwerk.` Synoniem: teamwork |
|
het teamwork
zelfst.naamw. Uitspraak: ['ti:mwʏ:rk] |
het samenwerken in een ploeg bijvoorbeeld aan een bepaalde taak
Voorbeeld: `aan teambuilding doen om goed teamwork te krijgen` Synoniem: teamwerk |
|
Teanu
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die op de Solomon-eilanden gesproken wordt Voorbeeld: `U heeft toch een kennis die Teanu spreekt, of niet? `
|
|
teasen
werkw. Afbreekpatroon: 'tea - sen Herkomst: «Engels Verbuigingen: teasde/teasede (verl.tijd ) Verbuigingen: geteasd/geteased (volt.deelw.) |
plagen, irriteren mens
Voorbeeld: `ze loopt hem de hele tijd te teasen, zometeen krijgt hij vast een woedeuitbarsting` Synoniem: pesten, prikkelen |
|
teaën
werkw. Afbreekpatroon: tea - ën Herkomst: «Engels Verbuigingen: teade (verl.tijd ) Verbuigingen: getead (volt.deelw.) |
de (na-) middagthee gebruiken mens
Voorbeeld: `tante Stella teat op woensdagmiddag altijd bij tante Fien` |
|
technetium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Tc en atoomnummer 43. Het is een zilvergrijs overgangsmetaal Voorbeeld: `Technetium komt van nature niet op aarde voor, maar een radioactieve vorm kan in kernreactoren vervaardigd worden en vindt toepassing in de kankerbestrijding. `
|
|
de techneut
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛx'nøt] Verbuigingen: techneut|en (meerv.) |
iemand die handig en technisch is informeel
Voorbeeld: `Hij is een geniale techneut die doodongelukkig zou worden bij de afdeling klantenservice.` |
|
de technicus
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɛxnikʏs] Verbuigingen: tech|nici (meerv.) |
deskundige op het gebied van de techniek
Voorbeelden: `elektrotechnicus`, `tandtechnicus` |
|
de techniek
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɛxˈnik] Verbuigingen: techniek|en (meerv.) |
1) kennis en hulpmiddelen die nodig zijn om bijvoorbeeld apparaten, machines en andere complexe voorwerpen te ontwerpen, te laten werken en te herstellen
Voorbeelden: `autotechniek`, `de moderne, digitale technieken` 2) manier waarop je aan het werk gaat om iets te maken of te doen Voorbeeld: `danstechniek` |
|
baltechniek
|
(de manier waarop een sporter met de bal omgaat)
|
|
de technieker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɛxnikər] Verbuigingen: technieker|s (meerv.) |
deskundige op het gebied van de techniek
Voorbeelden: `technieker elektronica`, `pc-technieker` Synoniem: technicus |
|
technisch
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtɛxnis] |
als iets met techniek te maken heeft
Voorbeelden: `technische kennis`, `een technische storing`, `de Hogere Technische School` |
|
technisch goed onderlegd zijn
|
(verstand hebben van techniek)
|
|
techno
zelfst.naamw. |
[muziek] een elektronische muziekstijl die het levenslicht zag in de jaren zeventig van de twintigste eeuw, maar zich met name in de jaren 80 in ontwikkelde in onder andere Detroit en Frankfurt
|
|
de technocraat
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛxno'krat] Verbuigingen: techno|craten (meerv.) de techno|crate zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɛxno|'kratə] Verbuigingen: technocrate|n (meerv.) |
iemand die zakelijke aspecten belangrijker vindt dan sociale aspecten
Voorbeelden: `een koele technocraat`, `De netwerkende manager verdringt de traditionele technocraat.` |
|
technocratisch
bijv.naamw. Uitspraak: [tɛxno'kratis] |
als je zakelijke aspecten belangrijker vindt dan sociale aspecten
Voorbeelden: `een technocratisch bestuur`, `technocratische maatregelen`, `ambtelijk technocratisch denken` |
|
technoleasen
werkw. Afbreekpatroon: 'tech - no - lea - sen Herkomst: «Engels Verbuigingen: technoleasde/ technoleaste, technoleasede/ technoleasete (verl.tijd ) Verbuigingen: getechnoleast/ getechnoleasd, getechnoleaset/ getechnoleased (volt.deelw.) |
kennis verkopen en terughuren economie
Voorbeeld: `Binnen de bestaande belastingwetgeving kan technoleasen tot bepaalde resultaten leiden.` |
|
de technologie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɛxnoloˈgi] Verbuigingen: technologie|ën (meerv.) |
toepassing van de wetenschap in de techniek
Voorbeelden: `scheikundige technologie`, `ontwikkeld volgens de modernste technologie` |
|
technologisch
bijv.naamw. Uitspraak: [tɛxno'loxis] |
als iets te maken heeft met technologie
Voorbeelden: `technologische ontwikkelingen`, `een technologisch topinstituut` |
|
de tectyl
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛk'til] |
middel tegen roest voor het chassis van je auto
|
|
tectyleren
werkw. Uitspraak: [tɛkti'lerə(n)] Verbuigingen: tectyleerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getectyleerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(het chassis van je auto) behandelen met tectyl, een antiroestmiddel
|
|
de teddybeer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɛdiber] Verbuigingen: teddy|beren (meerv.) |
speelgoedbeer van pluizige stof
Voorbeeld: `Winnie the Pooh is een beroemde teddybeer.` Synoniem: knuffelbeer |
|
teder
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtedər] |
zacht en met liefde
Voorbeeld: `een tedere aanraking` |
|
de teef
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tef] Verbuigingen: teven (meerv.) |
1) vrouwtjeshond
Voorbeeld: `Een van de vijf pups is een teefje.` Antoniem: reu 2) <scheldwoord voor een meisje of vrouw Voorbeeld: `een hete, blonde teef` |
|
aantijgen
werkw. |
aantrekken
aanwrijven, beschuldigen van iets Voorbeeld: `Hem werd het onbevoegd en onbekwaam verlenen van geneeskundige zorg aangetegen. ` |
|
de teek
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tek] Verbuigingen: teken (meerv.) |
achtpotige parasiet waarvan de beet de ziekte van Lyme kan veroorzaken
|
|
telen
werkw. Uitspraak: [ˈtelə(n)] Verbuigingen: teelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geteeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
planten laten groeien om er iets mee te doen
Voorbeeld: `in je eigen tuin tomaten telen` Synoniemen: verbouwen, kweken |
|
de teelbal
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['telbɑl] Verbuigingen: teelbal|len (meerv.) |
orgaan waar de mannelijke zaadcellen worden gevormd
Synoniemen: zaadbal, testikel |
|
de teelt
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [telt] Verbuigingen: teelt|en (meerv.) |
het kweken van gewassen of het fokken van dieren
Voorbeelden: `aardappelteelt`, `veeteelt` |
|
het teeltmateriaal
zelfst.naamw. Uitspraak: ['teltmaterijal] |
materiaal om iets te telen
Voorbeelden: `teeltmateriaal voor de teelt van rozen`, `richtlijnen voor het in de handel brengen van teeltmateriaal voor de akkerbouw` |
|
temen
werkw. Afbreekpatroon: te - men Verbuigingen: teemde (verl.tijd ) Verbuigingen: geteemd (volt.deelw.) |
aarzelen, dralen, langzaam en vervelend spreken, op zeurderige toon praten
Voorbeeld: `De sollicitant was tijdens het gesprek zo aan het temen dat hij een slechte indruk maakte.` |
|
de teen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ten] Verbuigingen: tenen (meerv.) |
1) elk van de vijf beweegbare uitsteeksels aan een voet waaraan een nagel groeit
Voorbeelden: `je grote teen`, `je kleine teen` 2) deel van een bol knoflook Voorbeeld: `Snijd twee teentjes knoflook heel fijn.` 3) heel dunne, buigzame tak van bijvoorbeeld een wilg Voorbeeld: `wilgentenen` Synoniem: twijg |
|
makkelijk op je teentjes getrapt zijn
|
(snel beledigd zijn)
|
|
lange tenen hebben
|
(snel beledigd zijn)
|
|
op je tenen lopen
|
(erg je best doen)
|
|
iets met gekromde tenen aanzien
|
(iets zien waarvoor je je schaamt of wat je vervelend vindt)
|
|
een gevoel dat uit je tenen komt
|
(iets wat je heel sterk voelt)
|
|
teenkootje
zelfst.naamw. |
[anatomie] elk van de botjes in de teen
|
|
de teenslipper
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tenslɪpər] Verbuigingen: teenslipper|s (meerv.) |
slipper met twee banden over je voet en een bandje tussen je grote teen en de teen ernaast
Voorbeeld: `op het strand op teenslippers lopen` |
|
I de (m)/het teer
zelfst.naamw. Uitspraak: [ter] |
zwart, kleverig en taai spul dat uit steenkool is gemaakt en wordt gebruikt bij het aanleggen van wegen
|
|
II teer
bijv.naamw. Uitspraak: [ter] |
snel stuk of ziek
Voorbeelden: `een tere huid`, `een tere gezondheid`, `tere, porseleinen theekopjes` Synoniemen: kwetsbaar, broos, fragiel |
|
teren
werkw. |
met teer besmeren Voorbeeld: `De schipper heeft de sloep geteerd. `
|
|
de teerling
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['terlɪŋ] Verbuigingen: teerling|en (meerv.) |
dobbelsteen verouderd
|
|
De teerling is geworpen.
|
(Er is een besluit genomen.)
|
|
teeuw
zelfst.naamw. |
[katachtigen] ('Panthera tigris x leo') een hybride kruising tussen een mannetjestijger en een vrouwtjesleeuw
|
|
de tegel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtexəl] Verbuigingen: tegel|s (meerv.) |
platte plaat van steen, aardewerk, riet of ander materiaal om vloeren of wanden mee te bedekken
Voorbeelden: `badkamertegel`, `wandtegel`, `tapijttegel`, `tegelvloer` |
|
tegels zetten
|
(tegels op de wand aanbrengen)
|
|
tegelalgoritme
zelfst.naamw. |
[wiskunde] een algoritme dat een tegeling van een vlak construeert Voorbeeld: `Een tegelalgoritme kan stochastisch zijn. `
|
|
de teerling
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['terlɪŋ] Verbuigingen: teerling|en (meerv.) |
dobbelsteen verouderd
|
|
De teerling is geworpen.
|
(Er is een besluit genomen.)
|
|
tegelijk
bijwoord Uitspraak: [təxəˈlɛik] |
op hetzelfde moment of in dezelfde periode
Voorbeelden: `twee dingen tegelijk doen`, `Als je naar de bakker gaat, wil je dan tegelijk brood voor mij meenemen?`, `precies tegelijk in de lach schieten` Synoniem: tegelijkertijd |
|
tegelijkertijd
bijwoord Uitspraak: [təxəlɛikərˈtɛit] |
op hetzelfde moment of in dezelfde periode
Voorbeeld: `Gelijktijdig werd op het andere net een voetbalwedstrijd uitgezonden.` Synoniemen: tegelijk, gelijktijdig |
|
tegeling
zelfst.naamw. |
[wiskunde] de gehele bedekking van een vlak met figuren, meestal veelhoeken van een beperkte grootte Voorbeeld: `Stochastische tegelingen worden traditioneel gegenereerd met lijngebaseerde stochastische tegelalgoritmes.<ref>[http://www.kuleuven.ac.be/doctoraatsverdediging/cm/3E03/3E030268.htm Doctoraatsverdediging van Ares Lagae.]</ref> `
|
|
tegelkachel
zelfst.naamw. |
een kachel die opgebouwd is uit keramische elementen en stralingswarmte geeft Voorbeeld: `In de wintermaanden is het heerlijk om een tegelkachel te hebben. `
|
|
tegellijm
zelfst.naamw. |
een speciale lijm om tegels op een vlakke ondergrond te verlijmen Voorbeeld: `We hebben verschillende soorten tegellijm. `
|
|
tegelmat
zelfst.naamw. |
een soort vloerbedekking dat bestaat uit aan elkaar gevoegde gevlochten tegels Voorbeeld: `De tegelmat was door de kinderen beschadigd. `
|
|
tegelpad
zelfst.naamw. |
een pad dat met tegels bestraat is Voorbeeld: `De jongen viel op het tegelpad waardoor hij zijn been schaafde. `
|
|
de tegel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtexəl] Verbuigingen: tegel|s (meerv.) |
platte plaat van steen, aardewerk, riet of ander materiaal om vloeren of wanden mee te bedekken
Voorbeelden: `badkamertegel`, `wandtegel`, `tapijttegel`, `tegelvloer` |
|
tegels zetten
|
(tegels op de wand aanbrengen)
|
|
tegeltableau
zelfst.naamw. |
een uit beschilderde tegels samengesteld tableau of schilderij Voorbeeld: `Het tegeltableau was erg mooi gemaakt door de leerling. `
|
|
tegelthee
zelfst.naamw. |
een bepaald soort thee in tabletten Voorbeeld: `Hij houdt totaal niet van tegelthee. `
|
|
tegelverf
zelfst.naamw. |
een verfsoort die speciaal bedoeld is voor het bedekken van tegels Voorbeeld: `Met een tegelverfje erop ziet het er opeens een stuk vrolijker uit. `
|
|
tegelvloer
zelfst.naamw. |
een betegelde vloer Voorbeeld: `De tegelvloer was beschadigd doordat ze de zware piano erop lieten vallen. `
|
|
tegelwand
zelfst.naamw. |
een met tegels afgewerkte wand Voorbeeld: `De opzichter keurde de tegelwand af vanwege ernstige fouten. `
|
|
tegelzetten
werkw. |
het aanbrengen van tegels op een wand Voorbeeld: `We moeten morgen gaan tegelzetten. `
|
|
tegelzetter
zelfst.naamw. |
[beroep] een bouwvakker die wandtegels zet en vloertegels legt Voorbeeld: `Hij is al jaren lang een toegewijde tegelzetter. `
|
|
tegemoet
bijwoord Uitspraak: [təxəˈmut] |
(in combinatie met een werkwoord van beweging of richting) naar iemand of iets toe
Voorbeeld: `iemand tegemoetlopen` |
|
tegemoetkomen
werkw. Uitspraak: [təxə'mutkomə(n)] Verbuigingen: kwam tegemoet (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is tegemoetgekomen (volt.deelw.) |
1) naar iemand of iets toe komen
Voorbeeld: `Hij kwam me tegemoet toen ik het perron afliep.` 2) een beetje toegeven (aan iemands wensen) Voorbeelden: `tegemoetkomen aan de wensen van de consument`, `Ik vond de prijs te hoog en ze zijn me tegemoetgekomen door er iets af te doen.` |
|
tegemoetkomend
bijv.naamw. Uitspraak: [təxə'mutkomənt] |
die of dat je tegemoetkomt (1 &
2) Voorbeelden: `tegemoetkomend verkeer`, `tegemoetkomende maatregelen` |
|
de tegemoetkoming
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [təxəˈmutkomɪŋ] Verbuigingen: tegemoetkoming|en (meerv.) |
gedeeltelijke vergoeding van de kosten
Voorbeeld: `een tegemoetkoming in de reiskosten` |
|
tegemoetzien
werkw. Uitspraak: [təxə'mutsi(n)] Verbuigingen: zag tegemoet (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tegemoetgezien (volt.deelw.) |
verwachten dat iets zal gebeuren
Voorbeeld: `Ik zie je bezoek met plezier tegemoet.` |
|
I tegen
bijwoord Uitspraak: [ˈtexə(n)] |
1) woord dat uitdrukt dat je het niet met iets eens bent
Voorbeeld: `tegen een beslissing stemmen` Antoniem: voor Synoniem: contra 2) in je nadeel Voorbeelden: `Het zit me tegen.`, `de schijn tegen je hebben` Antoniem: mee |
|
ergens iets op tegen hebben
|
(niet willen dat iets gebeurt)
|
|
II tegen
voorzetsel Uitspraak: [ˈtexə(n)] |
1) in aanraking met
Voorbeelden: `tegen de muur leunen`, `tegen de bal schoppen` 2) in de omgekeerde richting Voorbeelden: `tegen het verkeer in`, `tegen de stroom op` Antoniem: mee 3) ter bestrijding van Voorbeelden: `een aspirine tegen de kiespijn`, `vechten tegen de slaap`, `Het Nederlandse elftal heeft tegen Duitsland met 1-0 gewonnen.` 4) in strijd met Voorbeeld: `Dat is tegen de voorschriften.` Antoniemen: volgens, conform, 5) niet eens Antoniem: voor |
|
tegen de lamp lopen
|
(betrapt worden)
|
|
mordicus/vierkant tegen iets zijn
|
(het er helemaal niet mee eens zijn)
|
|
tegenaan
bijwoord |
tegen
|
|
tegenaanval
zelfst.naamw. |
[militair], [sport] een aanval tegen een aanval
|
|
tegenactie
zelfst.naamw. |
een actie tegen een actie
|
|
tegenargument
zelfst.naamw. |
een argument dat men tegen iets inbrengt Voorbeeld: `Ik was niet onder de indruk van zijn tegenargumenten. `
|
|
tegenbeeld
zelfst.naamw. |
contrast
|
|
tegenbericht
zelfst.naamw. |
een bericht dat een vorig bericht tegenspreekt
|
|
tegenbeweging
zelfst.naamw. |
een beweging in tegengestelde zin
|
|
tegenbezoek
zelfst.naamw. |
een bezoek ter beantwoording van een ander bezoek
|
|
tegenbrassen
werkw. |
[scheepvaart], zodanig brassen dat de wind van voor in de zeilen valt en het schip geen vaart meer maakt
beschermen |
|
het tegendeel
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtexə(n)deel] Verbuigingen: tegen|delen (meerv.) |
dat wat het tegenovergestelde is (van iets anders)
Voorbeelden: `het tegendeel beweren`, `Ik dacht dat hij van me hield, maar het tegendeel is waar.` Synoniemen: tegenovergestelde, omgekeerde |
|
het tegendoelpunt
zelfst.naamw. Uitspraak: ['texə(n)dulpʏnt] Verbuigingen: tegendoelpunt|en (meerv.) |
doelpunt van de partij die achter staat sport
Voorbeeld: `twee tegendoelpunten scoren en weer gelijkstaan` |
|
tegendraads
bijv.naamw. Uitspraak: [texə(n)'drats] |
die of dat tegen iets in gaat, vooral tegen wat normaal gevonden wordt
Voorbeelden: `tegendraadse jeugd`, `tegendraadse meningen hebben` Antoniem: meegaand Synoniemen: dwars, recalcitrant |
|
tegengaan
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)xan] Verbuigingen: ging tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is tegengegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
proberen iets te stoppen of te verhinderen
Voorbeeld: `fraude met de pinpas tegengaan` Synoniem: bestrijden |
|
tegengas geven
|
(laten merken dat je het niet met iets of iemand eens bent)
|
|
tegengaan
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)xan] Verbuigingen: ging tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is tegengegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
proberen iets te stoppen of te verhinderen
Voorbeeld: `fraude met de pinpas tegengaan` Synoniem: bestrijden |
|
tegenhouden
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)hɑudə(n)] Verbuigingen: hield tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tegengehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet verder laten gaan
Voorbeelden: `ongewenste mail door een spamfilter laten tegenhouden`, `iemand bij de deur tegenhouden` Synoniemen: verhinderen, stoppen, weren |
|
tegenkomen
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)komə(n)] Verbuigingen: kwam tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is tegengekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ontmoeten
Voorbeeld: `Ik ben je broer in de stad tegengekomen.` Synoniem: treffen |
|
jezelf tegenkomen
|
(geconfronteerd worden met je eigen grenzen)
|
|
Komt dat tegen!
|
als iets je verbaast of als je iets vervelend vindt> stel je voor, het zal je maar gebeuren!)
|
|
tegenlachen
werkw. |
er goed voorstaan
|
|
tegenscoren
werkw. Afbreekpatroon: 'te - gen - sco - ren Herkomst: «Engels Verbuigingen: scoorde tegen (verl.tijd ) Verbuigingen: tegengescoord (volt.deelw.) |
het maken van een tegendoelpunt sportvoetbal
Voorbeeld: `om tot een gelijkspel te komen bij de voetbalwedstrijd moest hij wel tegenscoren` |
|
tegenspartelen
werkw. |
weerstand bieden door wilde bewegingen te maken
|
|
tegenspreken
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)sprekə(n)] Verbuigingen: sprak tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tegengesproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zich met woorden ergens tegen verzetten
Voorbeeld: `Spreek me niet tegen!` 2) zeggen dat iets niet waar of juist is Voorbeeld: `een gerucht tegenspreken` |
|
elkaar tegenspreken
|
(niet kloppen met (elkaar)) `De opiniepeilingen spreken elkaar tegen.` Antoniem: matchen
|
|
tegensputteren
werkw. |
al mopperend protesteren
|
|
tegenstaan
werkw. |
gevoelens van aversie oproepen
Voorbeeld: `Wat mij aan hem tegenstaat zal duidelijk zijn. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het tegenstaan in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
tegengesteld
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtexə(n)xəstɛlt] |
omgekeerd
Voorbeelden: `in de tegengestelde richting lopen`, `Het tegengestelde van 'dik' is 'dun'.` Synoniem: tegenovergesteld |
|
tegengestelde
zelfst.naamw. |
een woord met een tegengestelde betekenis
|
|
I tegenstreven
werkw. |
iemand tegenwerken, trachten voor te zijn
Voorbeeld: `Ik laat het maar zo, verder tegenstreven heeft geen zin. ` |
|
II tegenstreven
zelfst.naamw. |
het iemand tegenwerken
Voorbeeld: `Zijn tegenstreven leverde geen succes op, de opdracht ging naar de concurrent. ` |
|
tegenstribbelen
werkw. Uitspraak: ['texə(n)strɪbələ(n)] Verbuigingen: stribbelde tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tegengestribbeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je een beetje verzetten (tegen iets)
Voorbeeld: `tegenstribbelen als je iets niet wilt` |
|
tegenvallen
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)vɑlə(n)] Verbuigingen: viel tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is tegengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet zo goed, mooi of leuk zijn als je had gedacht
Voorbeelden: `tegenvallende rapportcijfers`, `Het aantal bezoekers van het benefietconcert viel fors tegen.` Antoniem: meevallen Synoniem: teleurstellen |
|
tegenwerken
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)wɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tegengewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat iemand niet kan doen wat hij of zij wil
Voorbeelden: `De overheid heeft de varkenshouderij jarenlang tegenwerkt.`, `In plaats van samen te werken, werkten de gemeenten elkaar juist tegen.` Antoniem: meewerken Synoniemen: dwarsbomen, dwarsliggen |
|
tegenwerpen
werkw. Uitspraak: ['texə(n)wɛrpə(n)] Verbuigingen: wierp tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tegengeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) als bezwaar uiten
Voorbeeld: `We zouden op pad gaan, maar ik wierp tegen dat het weer wel erg slecht was.` |
|
het tegengif
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtexə(n)xɪf] |
middel dat gif onschadelijk maakt
Antoniem: gif Synoniemen: antidotum, antiserum |
|
de tegenhanger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtexə(n)hɑŋər] Verbuigingen: tegenhanger|s (meerv.) |
iemand die of iets dat bij een ander past en daarmee een paar vormt
Voorbeeld: `De begrippen 'goed' en 'kwaad' zijn elkaars tegenhangers.` Synoniem: pendant |
|
tegenhouden
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)hɑudə(n)] Verbuigingen: hield tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tegengehouden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet verder laten gaan
Voorbeelden: `ongewenste mail door een spamfilter laten tegenhouden`, `iemand bij de deur tegenhouden` Synoniemen: verhinderen, stoppen, weren |
|
tegenin
bijwoord |
[pronadvpart]: zich tegen iets verzettend Voorbeeld: `Hij ging er niet tegenin. `
|
|
tegenkandidaat
zelfst.naamw. |
een andere kandidaat uit een tegenpartij
|
|
tegenkomen
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)komə(n)] Verbuigingen: kwam tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is tegengekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ontmoeten
Voorbeeld: `Ik ben je broer in de stad tegengekomen.` Synoniem: treffen |
|
jezelf tegenkomen
|
(geconfronteerd worden met je eigen grenzen)
|
|
Komt dat tegen!
|
als iets je verbaast of als je iets vervelend vindt> stel je voor, het zal je maar gebeuren!)
|
|
tegenlachen
werkw. |
er goed voorstaan
|
|
tegenlicht
zelfst.naamw. |
belichting met de lichtbron voor het objectief Voorbeeld: `Deze opname maakt prachtig van tegenlicht gebruik. `
|
|
de tegenligger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtexə(n)lɪxər] Verbuigingen: tegenligger|s (meerv.) |
voertuig dat van de kant komt waar je naar toe gaat
|
|
de tegenpartij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtexə(n)pɑrtɛi] Verbuigingen: tegenpartij|en (meerv.) |
groep of persoon die andere belangen heeft dan jij
Voorbeelden: `de tegenpartij aansprakelijk stellen voor de schade`, `De tegenpartij staat met 2-0 voor.` Synoniem: tegenstander |
|
tegennatuurlijk
bijwoord |
tegen de natuur in Voorbeeld: `Sommige van deze dansbewegingen zijn tegennatuurlijk en moeten aangepast worden, anders kunnen we het niet uitvoeren. `
|
|
tegenover
voorzetsel Uitspraak: [texə(n)ˈovər] |
1) aan de overkant
Voorbeeld: `Tegenover mijn huis is een park.` 2) ten opzichte van Voorbeeld: `Dat is niet zo aardig tegenover je klasgenoot.` Synoniem: jegens |
|
tegenovergesteld
bijv.naamw. Uitspraak: [texə(n)ˈovərxəstɛlt] |
omgekeerd
Voorbeeld: `Het tegenovergestelde van 'krom' is 'recht'.` Synoniem: tegengesteld |
|
tegenoverliggend
bijv.naamw. Uitspraak: [texə(n)'ovərlɪxənt] |
aan de overkant liggend of tegenover elkaar liggend
Voorbeelden: `ons huis en het tegenoverliggende huis`, `tegenoverliggende kamers` Synoniem: tegenovergelegen |
|
de tegenpartij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtexə(n)pɑrtɛi] Verbuigingen: tegenpartij|en (meerv.) |
groep of persoon die andere belangen heeft dan jij
Voorbeelden: `de tegenpartij aansprakelijk stellen voor de schade`, `De tegenpartij staat met 2-0 voor.` Synoniem: tegenstander |
|
tegenpool
zelfst.naamw. Uitspraak: ['texə(n)pol] Verbuigingen: tegen|polen (meerv.) |
iets of iemand met een tegenovergestelde aard
Voorbeeld: `Zij is stil, hij is levendig; ze zijn elkaars tegenpolen.` |
|
de tegenprestatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtexə(n)prɛsta(t)si] Verbuigingen: tegenprestatie|s (meerv.) |
iets wat je doet voor een ander in ruil voor iets wat hij of zij voor jou heeft gedaan
Voorbeeld: `Omdat je mijn computerstoring hebt verholpen trakteer ik je als tegenprestatie op een borrel.` |
|
tegenscoren
werkw. Afbreekpatroon: 'te - gen - sco - ren Herkomst: «Engels Verbuigingen: scoorde tegen (verl.tijd ) Verbuigingen: tegengescoord (volt.deelw.) |
het maken van een tegendoelpunt sportvoetbal
Voorbeeld: `om tot een gelijkspel te komen bij de voetbalwedstrijd moest hij wel tegenscoren` |
|
de tegenslag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtexə(n)slɑx] Verbuigingen: tegenslag|en (meerv.) |
gebeurtenis waarbij de dingen niet gaan zoals je wilt dat ze gaan
Voorbeelden: `tegenslag ondervinden`, `met tegenslag te kampen hebben` Synoniem: pech |
|
tegenspartelen
werkw. |
weerstand bieden door wilde bewegingen te maken
|
|
tegenspeler
zelfst.naamw. |
een speler van de tegenpartij
iemand die met een ander samenspeelt |
|
de tegenspoed
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtexə(n)sput] |
toestand waarin niets gaat zoals jij het wilt, waarin alles verkeerd gaat
Voorbeeld: `elkaar trouw beloven in voor- en tegenspoed` Antoniem: voorspoed |
|
de tegenspraak
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtexə(n)sprak] |
1) woorden die je gebruikt om aan te geven dat je het ergens niet mee eens bent
Voorbeeld: `geen tegenspraak dulden` 2) wat niet overeenkomt met eerdere uitspraken |
|
Dat is lijnrecht in tegenspraak met wat je gisteren zei.
|
(dat klopt helemaal niet met wat je gisteren zei)
|
|
tegenspreken
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)sprekə(n)] Verbuigingen: sprak tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tegengesproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) zich met woorden ergens tegen verzetten
Voorbeeld: `Spreek me niet tegen!` 2) zeggen dat iets niet waar of juist is Voorbeeld: `een gerucht tegenspreken` |
|
elkaar tegenspreken
|
(niet kloppen met (elkaar)) `De opiniepeilingen spreken elkaar tegen.` Antoniem: matchen
|
|
tegensputteren
werkw. |
al mopperend protesteren
|
|
tegenstaan
werkw. |
gevoelens van aversie oproepen
Voorbeeld: `Wat mij aan hem tegenstaat zal duidelijk zijn. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het tegenstaan in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de tegenstand
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtexə(n)stɑnt] |
alles wat je doet om iemand tegen te houden
Voorbeelden: `tegenstand bieden`, `tegenstand ondervinden`, `op tegenstand stuiten` Synoniemen: verzet, weerstand, oppositie |
|
de tegenstander
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtexə(n)stɑndər] Verbuigingen: tegenstander|s (meerv.) de tegen|standster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtexə(n)|stɑnstər] Verbuigingen: tegenstandster|s (meerv.) |
iemand die tegen je speelt of die tegen iets of iemand verzet pleegt
Voorbeelden: `In de halve finale is hij mijn tegenstander.`, `een geduchte tegenstander`, `tegenstanders van uitbreiding van de Europese Unie` Antoniem: voorstander Synoniemen: tegenpartij, opponent, vijand |
|
de tegenstander
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtexə(n)stɑndər] Verbuigingen: tegenstander|s (meerv.) de tegen|standster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtexə(n)|stɑnstər] Verbuigingen: tegenstandster|s (meerv.) |
iemand die tegen je speelt of die tegen iets of iemand verzet pleegt
Voorbeelden: `In de halve finale is hij mijn tegenstander.`, `een geduchte tegenstander`, `tegenstanders van uitbreiding van de Europese Unie` Antoniem: voorstander Synoniemen: tegenpartij, opponent, vijand |
|
de tegenstelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtexə(n)stɛlɪŋ] Verbuigingen: tegenstelling|en (meerv.) |
verschil tussen zaken die tegenover elkaar staan
Voorbeeld: `de tegenstellingen tussen de partijen overbruggen` Synoniemen: antithese, contrast |
|
in scherpe/flagrante tegenstelling tot
|
(totaal anders dan)
|
|
I tegenstreven
werkw. |
iemand tegenwerken, trachten voor te zijn
Voorbeeld: `Ik laat het maar zo, verder tegenstreven heeft geen zin. ` |
|
`
II tegenstreven zelfst.naamw. |
het iemand tegenwerken
Voorbeeld: `Zijn tegenstreven leverde geen succes op, de opdracht ging naar de concurrent. ` |
|
tegenstrever
zelfst.naamw. |
iemand die tegenwerkt, tegenspeler Voorbeeld: `Zijn tegenstrevers waren te sterk, er bleef hem niets anders over dan zijn zaak verkopen. `
|
|
tegenstribbelen
werkw. Uitspraak: ['texə(n)strɪbələ(n)] Verbuigingen: stribbelde tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tegengestribbeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je een beetje verzetten (tegen iets)
Voorbeeld: `tegenstribbelen als je iets niet wilt` |
|
tegenstrijdig
bijv.naamw. Uitspraak: [texə(n)ˈstrɛidɪx] |
in strijd met
Voorbeeld: `tegenstrijdige belangen` Synoniem: strijdig |
|
de tegenstrijdigheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [texə(n)'strɛidəxhɛit] Verbuigingen: tegenstrijdig|heden (meerv.) |
het tegenstrijdig zijn, of iets dat tegenstrijdig is
Voorbeelden: `een boek vol tegenstrijdigheden`, `een tegenstrijdigheid van karakter` |
|
tegenvallen
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)vɑlə(n)] Verbuigingen: viel tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is tegengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet zo goed, mooi of leuk zijn als je had gedacht
Voorbeelden: `tegenvallende rapportcijfers`, `Het aantal bezoekers van het benefietconcert viel fors tegen.` Antoniem: meevallen Synoniem: teleurstellen |
|
de tegenvaller
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtexə(n)vɑlər] Verbuigingen: tegenvaller|s (meerv.) |
ding dat, gebeurtenis die tegenvalt
Voorbeeld: `Dat de vakantie niet doorging, was een grote tegenvaller` Antoniem: meevaller Synoniemen: teleurstelling, strop |
|
tegenvoeter
zelfst.naamw. |
iemand die aan de tegenovergestelde zijde van de wereld leeft
|
|
tegenvoorstel
zelfst.naamw. |
een voorstel als antwoord op een voorafgaand voorstel Voorbeeld: `Ik ben momenteel een tegenvoorstel aan het indienen. `
|
|
tegenwaarde
zelfst.naamw. |
de overeenkomstige waarde
|
|
tegenweer
zelfst.naamw. |
verdediging
|
|
de tegenstrijdigheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [texə(n)'strɛidəxhɛit] Verbuigingen: tegenstrijdig|heden (meerv.) |
het tegenstrijdig zijn, of iets dat tegenstrijdig is
Voorbeelden: `een boek vol tegenstrijdigheden`, `een tegenstrijdigheid van karakter` |
|
tegenvallen
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)vɑlə(n)] Verbuigingen: viel tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is tegengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet zo goed, mooi of leuk zijn als je had gedacht
Voorbeelden: `tegenvallende rapportcijfers`, `Het aantal bezoekers van het benefietconcert viel fors tegen.` Antoniem: meevallen Synoniem: teleurstellen |
|
de tegenvaller
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtexə(n)vɑlər] Verbuigingen: tegenvaller|s (meerv.) |
ding dat, gebeurtenis die tegenvalt
Voorbeeld: `Dat de vakantie niet doorging, was een grote tegenvaller` Antoniem: meevaller Synoniemen: teleurstelling, strop |
|
tegenvoeter
zelfst.naamw. |
iemand die aan de tegenovergestelde zijde van de wereld leeft
|
|
tegenvoorstel
zelfst.naamw. |
een voorstel als antwoord op een voorafgaand voorstel Voorbeeld: `Ik ben momenteel een tegenvoorstel aan het indienen. `
|
|
tegenwaarde
zelfst.naamw. |
de overeenkomstige waarde
|
|
tegenweer
zelfst.naamw. |
verdediging
|
|
tegenwerken
werkw. Uitspraak: [ˈtexə(n)wɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tegengewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat iemand niet kan doen wat hij of zij wil
Voorbeelden: `De overheid heeft de varkenshouderij jarenlang tegenwerkt.`, `In plaats van samen te werken, werkten de gemeenten elkaar juist tegen.` Antoniem: meewerken Synoniemen: dwarsbomen, dwarsliggen |
|
de tegenwerking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['texə(n)wɛrkɪŋ] Verbuigingen: tegenwerking|en (meerv.) |
keer dat je tegengewerkt wordt
Voorbeelden: `last hebben van tegenwerking op je werk`, `tegenwerking ondervinden` |
|
tegenwerpen
werkw. Uitspraak: ['texə(n)wɛrpə(n)] Verbuigingen: wierp tegen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tegengeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets) als bezwaar uiten
Voorbeeld: `We zouden op pad gaan, maar ik wierp tegen dat het weer wel erg slecht was.` |
|
tegenwicht
zelfst.naamw. |
wat iets in evenwicht houdt
|
|
de tegenwind
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtexə(n)wɪnt] Verbuigingen: tegenwind|en (meerv.) |
wind die van de kant komt waar je naar toe gaat
Voorbeeld: `fietsen met veel tegenwind` Antoniem: meewind |
|
tegenwind krijgen bij de uitvoer van je plannen
|
(tegenwerking of tegenslagen hebben als je je plannen uitvoert)
|
|
I tegenwoordig
bijv.naamw. Uitspraak: [texə(n)ˈwordəx] |
1) in deze tijd
Voorbeelden: `de jeugd van tegenwoordig`, `de tegenwoordige tijd` Synoniem: huidig 2) aanwezig zijn op de bedoelde plek of bij de genoemde gebeurtenis Voorbeeld: `De notaris was bij de overdracht tegenwoordig.` Antoniem: afwezig |
|
II tegenwoordig
bijwoord Uitspraak: [texə(n)ˈwordəx] |
nu
Voorbeeld: `Tegenwoordig zijn computers veel kleiner en sneller.` Antoniem: voorheen Synoniemen: thans, momenteel |
|
tegenwoordige tijd
zelfst.naamw. |
[taalkunde] de aanduiding dat het huidige moment bedoeld wordt Voorbeeld: `Zet de volgende zinnen in de tegenwoordige tijd. `
|
|
de tegenzin
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtexə(n)zɪn] |
gevoel dat je iets niet leuk of lekker vindt
Voorbeeld: `met tegenzin uit je bed stappen` Antoniem: zin Synoniem: afkeer |
|
met frisse tegenzin
|
(met veel tegenzin)
|
|
het tegoed
zelfst.naamw. Uitspraak: [təˈxut] Verbuigingen: tegoed|en (meerv.) |
geld dat je nog kunt besteden
Voorbeeld: `U heeft een tegoed van driehonderd euro op uw bankrekening.` Synoniem: positief saldo |
|
tegumentair
bijv.naamw. |
[medisch]: met betrekking tot de huidoppervlakte
|
|
het tehuis
zelfst.naamw. Uitspraak: [təˈhœys] Verbuigingen: te|huizen (meerv.) |
instelling waar mensen of dieren wonen die verzorging nodig hebben
Voorbeelden: `een tehuis voor daklozen`, `We zoeken een goed tehuis voor de jonkies van onze poes.`, `een tehuis voor oude paarden` |
|
een gezinsvervangend tehuis
|
(een instelling voor kinderen die niet bij hun ouders kunnen wonen)
|
|
de teil
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɛil] Verbuigingen: teil|en (meerv.) |
ovale, ronde of vierkante bak van plastic of zink, meestal gebruikt om iets in te wassen
Voorbeelden: `afwasteiltje`, `wasteil`, `met je voeten in een teiltje water` |
|
Mag ik even een teiltje?
|
zin waarmee je laat weten dat je zo erg van iets walgt dat je er bij wijze van spreken van moet overgeven>)
|
|
teisteren
werkw. Uitspraak: [ˈtɛistərə(n)] Verbuigingen: teisterde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geteisterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ernstige schade toebrengen gedurende lange tijd
Voorbeelden: `De storm teisterde de kust.`, `Het land werd geteisterd door oorlog en hongersnood.` |
|
tekeer
bijwoord |
[seppart]: in onrustige beweging Voorbeeld: `tekeergaan: De getergde hond ging vreselijk tekeer. `
|
|
tekeergaan
werkw. Uitspraak: [təˈkerxa(n)] Verbuigingen: ging tekeer (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is tekeergegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
veel lawaai maken
Voorbeeld: `De storm ging tekeer.` Synoniemen: razen, tieren, huishouden, woeden |
|
tegen iemand tekeergaan
|
(schelden en schreeuwen tegen iemand)
|
|
het teken
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtekə(n)] Verbuigingen: teken|s (meerv.) |
1) iets dat iets anders aanduidt
Voorbeeld: `Het is een goed teken dat ze weer eet.` Synoniemen: sein, signaal 2) figuur die of beeld dat iets betekent Voorbeelden: `ASCII-tekens`, `letterteken`, `uitroepteken`, `herhalingsteken` Synoniem: symbool |
|
in het teken staan van
|
(samenhangen met) `De bijeenkomst staat in het teken van het lustrum van de vereniging.`
|
|
aantekenen
werkw. Uitspraak: ['antekənə(n)] Verbuigingen: tekende aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangetekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) een notitie maken (van iets)
Voorbeeld: `even iets aantekenen om het niet te vergeten` Synoniemen: noteren, opschrijven 2) een opmerking maken Voorbeeld: `Ik wil hierbij aantekenen dat ik dit niet zo gezegd heb.` Synoniem: opmerken 4) (een poststuk) officieel laten registreren waardoor je zeker weet dat het goed aankomt Voorbeeld: `een aangetekende brief` 5) op het stadhuis officieel melden dat je gaat trouwen Voorbeeld: `Aantekenen moet gebeuren in de woonplaats van een van de partners.` Synoniem: in ondertrouw gaan |
|
3)
(protest, verzet e.d.) aantekenen tegen iets |
(officieel laten weten dat je het er niet mee eens bent) `bezwaar aantekenen tegen een boete`
|
|
I aftekenen
werkw. Uitspraak: ['ɑftekənə(n)] Verbuigingen: tekende af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgetekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met potlood of pen lijnen of merktekens zetten (op iets)
Voorbeeld: `de juiste lengte op een plank aftekenen en dan doorzagen` 2) ter goedkeuring ondertekenen Voorbeeld: `een verlofkaart aftekenen` |
|
II zich aftekenen
reflexief werkw. Uitspraak: ['ɑftekənə(n)] Verbuigingen: tekende zich af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich afgetekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) afsteken tegen een achtergrond
Voorbeeld: `strandwandelaars die zich aftekenen tegen de avondlucht` 2) merkbaar worden Voorbeeld: `trends die zich aftekenen voor volgend jaar` |
|
bijtekenen
werkw. Uitspraak: ['bɛitekənə(n)] Verbuigingen: tekende bij (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft bijgetekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je arbeidscontract verlengen
Voorbeeld: `de voetballer heeft voor drie jaar bijgetekend` |
|
intekenen
werkw. Uitspraak: [ˈɪntekənə(n)] Verbuigingen: tekende in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingetekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je officieel aanmelden (voor iets)
Voorbeelden: `Je kunt nog twee weken intekenen voor het college.`, `intekenen op een afscheidsbundel die nog moet verschijnen` Synoniem: inschrijven |
|
natekenen
werkw. Uitspraak: ['natekənə(n)] Verbuigingen: tekende na (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft nagetekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tekenen naar een voorbeeld
Voorbeeld: `Uit zijn hoofd tekende hij de hele plattegrond van de flat na.` |
|
tekenaar
zelfst.naamw. |
[beroep] iemand die beroepsmatig tekent
|
|
tekenen
werkw. Uitspraak: [ˈtekənə(n)] Verbuigingen: tekende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met potlood, pen of krijt in lijnen een afbeelding maken
Voorbeelden: `een boom tekenen`, `technisch tekenen`, `een getekend portret` 2) je handtekening zetten Synoniem: ondertekenen 3) duidelijk laten zien hoe iets of iemand is Synoniem: kenschetsen |
|
Daar teken ik voor!
|
(dat zou ik zeker willen)
|
|
voor ontvangst tekenen
|
(met je handtekening bevestigen dat je iets hebt ontvangen)
|
|
De vrede is getekend.
|
(de vrede is gesloten)
|
|
Die opmerking tekent hem helemaal.
|
(door die opmerking weet je precies wat voor iemand hij is)
|
|
Ongeloof tekende haar gezicht.
|
(aan haar gezicht kon je zien dat ze het niet geloofde)
|
|
tekenend
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtekənənt] |
kenmerkend
Voorbeeld: `De grote opkomst tijdens het concert is tekenend voor de populariteit van de popgroep.` Synoniem: karakteristiek |
|
de tekenfilm
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtekənfilm] Verbuigingen: tekenfilm|s (meerv.) |
film met bewegende, getekende figuurtjes
Antoniem: speelfilm Synoniem: animatiefilm |
|
de tekening
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtekənɪŋ] Verbuigingen: tekening|en (meerv.) |
1) afbeelding die met potlood, pen of krijt is getekend (1)
Voorbeelden: `een tekening van een huis`, `werktekening` 2) lijnen en figuren die je ergens in kunt zien Voorbeeld: `de tekening van de vacht van een bonte koe` Synoniem: patroon |
|
een kindertekening
|
(een tekening die door een kind is gemaakt)
|
|
het teken
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtekə(n)] Verbuigingen: teken|s (meerv.) |
1) iets dat iets anders aanduidt
Voorbeeld: `Het is een goed teken dat ze weer eet.` Synoniemen: sein, signaal 2) figuur die of beeld dat iets betekent Voorbeelden: `ASCII-tekens`, `letterteken`, `uitroepteken`, `herhalingsteken` Synoniem: symbool |
|
in het teken staan van
|
(samenhangen met) `De bijeenkomst staat in het teken van het lustrum van de vereniging.`
|
|
het tekort
zelfst.naamw. Uitspraak: [təˈkɔrt] Verbuigingen: tekort|en (meerv.) |
hoeveelheid die ontbreekt
Voorbeelden: `een tekort op de begroting`, `Bij bloedarmoede heb je vaak een tekort aan ijzer.` Antoniem: teveel Synoniem: gebrek |
|
een nijpend/schreeuwend tekort aan financiële middelen
|
(veel te weinig geld)
|
|
tekortschieten
werkw. Uitspraak: [təˈkɔrtsxitə(n)] Verbuigingen: schoot tekort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is tekortgeschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet goed genoeg zijn
Voorbeeld: `in aandacht tekortschieten` Synoniem: in gebreke blijven |
|
Woorden schieten (mij) tekort.
|
(ik kan de woorden niet vinden om uit te drukken wat ik voel)
|
|
de tekortkoming
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [təˈkɔrtkomɪŋ] Verbuigingen: tekortkoming|en (meerv.) |
datgene waarin iemand of iets tekortschiet
Voorbeeld: `Toen het huis was opgeleverd bleken de tekortkomingen pas.` Synoniemen: gebrek, fout, onvolkomenheid |
|
tekortschieten
werkw. Uitspraak: [təˈkɔrtsxitə(n)] Verbuigingen: schoot tekort (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is tekortgeschoten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet goed genoeg zijn
Voorbeeld: `in aandacht tekortschieten` Synoniem: in gebreke blijven |
|
Woorden schieten (mij) tekort.
|
(ik kan de woorden niet vinden om uit te drukken wat ik voel)
|
|
de tekst
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛkst] Verbuigingen: tekst|en (meerv.) |
woorden en zinnen die samen een geheel vormen
Voorbeelden: `een tekst schrijven`, `een Bijbeltekst` |
|
je tekst kwijt zijn
|
((van een acteur of een spreker in het openbaar) niet meer weten wat je moet zeggen)
|
|
tekst en uitleg geven
|
(alles goed uitleggen)
|
|
tekstanalyse
zelfst.naamw. |
[taalkunde] gestructureerd onderzoek van tekst en context
[taalkunde] deelgebied van het vak taalbeheersing |
|
het tekstboek
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɛks(t)buk] Verbuigingen: tekstboek|en (meerv.) |
boek dat je nodig hebt voor je schoolopleiding educatie
Voorbeeld: `Bij het tekstboek hoort een werkboek met vragen en opgaven.` Synoniem: leerboek |
|
het tekstfragment
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɛks(t)frɑxmɛnt] Verbuigingen: tekstfragment|en (meerv.) |
stukje tekst uit een groter geheel
Voorbeeld: `op je computer een tekstfragment selecteren en verplaatsen` |
|
tekstkritiek
zelfst.naamw. |
studie van een reeks gelijkende teksten (kopieën), met als doel de oorspronkelijke tekst te reconstrueren
|
|
tekstlinguïstiek
zelfst.naamw. |
[taalkunde] gestructureerd onderzoek van tekst en context
[taalkunde] discipline binnen de toegepaste taalkunde, gericht op het analyseren van teksten |
|
tekstontwerp
zelfst.naamw. |
gestructureerde ontwikkeling van een tekst
deelgebied van het vak taalbeheersing |
|
de tekstschrijver
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɛks(t)sxrɛivər] Verbuigingen: tekstschrijver|s (meerv.) |
iemand die als beroep teksten schrijft voor liedjes, reclame, voorlichtingsmateriaal e.d.
Synoniem: copywriter |
|
de tekstverwerker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɛks(t)fərwɛrkər] Verbuigingen: tekstverwerker|s (meerv.) |
computerprogramma waarmee je een tekst kunt schrijven en bewerken
Synoniem: tekstverwerkingsprogramma |
|
de tekstverwerking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tɛks(t)fərwɛrkɪŋ] |
het schrijven en bewerken van een tekst met behulp van een tekstverwerker
|
|
het tekstverwerkingsprogramma
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɛkstfərwɛrkɪŋsproxrɑma] Verbuigingen: tekstverwerkingsprogramma|'s (meerv.) |
computerprogramma waarmee je een tekst kunt schrijven en bewerken
Voorbeeld: `Word is een tekstverwerkingsprogramma.` Synoniem: tekstverwerker |
|
tekstwolk
zelfst.naamw. Afbreekpatroon: tekst - wolk Verbuigingen: tekstwolkje (verkleinwoord) Verbuigingen: tekstwolken (meerv.) |
witte ruimte in strips of cartoons waarin de woorden of gedachten van de spreker worden weergegeven strip
Voorbeeld: `De tekstwolk biedt de tekenaar een scala aan expressiemogelijkheden.` Synoniem: tekstballon; spreekblaasje |
|
tektoniek
zelfst.naamw. |
[geologie] bewegingen en spanningen in de korst van planeet|planeten
Voorbeeld: `De tektoniek van Nederland wordt gekenmerkt door horsten en slenken. ` de studie van deze bewegingen en spanningen Voorbeeld: `De tektoniek is een vakgebied binnen de aardwetenschappen. ` Bron: Wikiwoordenboek - tektoniek. |
|
tektonisch
bijv.naamw. Uitspraak: [tɛk'tonis] |
1) die of dat verband houdt met een verstoring in de ligging van de aardlagen geologie
Voorbeeld: `tektonische aardbevingen` 2) die of dat voldoet aan de eis van een compositie kunst Voorbeeld: `Als de driehoek binnen het kader valt en de basis een enigszins horizontale lijn is, dan heeft de compositie een tektonisch karakter.` Antoniem: atektonisch |
|
tel
zelfst.naamw. |
zeer korte tijdsduur.
|
|
aftellen
werkw. Uitspraak: ['ɑftɛlə(n)] Verbuigingen: telde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgeteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(tijdseenheden) tellen voor iets dat gaat gebeuren
Voorbeelden: `de dagen aftellen tot je verjaardag`, `seconden aftellen voor de lancering van een raket` |
|
meetellen
werkw. Uitspraak: ['metɛlə(n)] Verbuigingen: telde mee (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft meegeteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) ook van belang zijn
Voorbeeld: `Buitenlandse ervaring telt mee bij de beoordeling.` 2) erbij tellen Voorbeeld: `De kleintjes tellen gewoon mee als passagiers.` |
|
natellen
werkw. Uitspraak: ['natɛlə(n)] Verbuigingen: telde na (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft nageteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
controleren of een optelling klopt
Voorbeeld: `Hoezo is er twintig euro tekort? Tel het nog eens na!` |
|
optellen
werkw. Uitspraak: [ˈɔptɛlə(n)] Verbuigingen: telde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgeteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bepalen hoeveel het is als je (getallen) samenneemt
Voorbeeld: `alle uitgaven bij elkaar optellen en dan delen door het aantal deelnemers` |
|
tel.
afkorting |
telefoonnummer
|
|
Tela-Masbuar
zelfst.naamw. |
[taal] Austronesische taal, gesproken in Indonesië
|
|
telbijwoord
zelfst.naamw. |
[grammatica] een telwoord dat zich gedraagt als een bijwoord en gebruikt als aanvulling bij een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of ander bijwoord. Voorbeeld: `In deze zin wordt tweemaal een telbijwoord gebruikt, waarvan eenmaal in de bijzin. `
|
|
tellen
werkw. Uitspraak: [ˈtɛlə(n)] Verbuigingen: telde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) getallen in een oplopende volgorde opnoemen (1, 2, 3, 4, 5 enz.)
Voorbeelden: `Ik tel tot drie en dan moet je stoppen.`, `op je vingers tellen` 2) het aantal van iets bepalen Voorbeeld: `vijf erbij tellen` |
|
nog niet tot tien kunnen tellen
|
(erg onnozel zijn)
|
|
op je tellen passen
|
(er goed op letten dat je geen fouten maakt)
|
|
Ik tel acht schapen.
|
(ik zie dat er acht schapen zijn)
|
|
telebankieren
werkw. Uitspraak: ['teləbɑnkirə(n)] Verbuigingen: telebankierde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getelebankierd (volt.deelw.) |
je bankzaken regelen via je computer
Voorbeeld: `je huis niet uit hoeven als je telebankiert` |
|
de telecard
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['teləkɑ:rt] Verbuigingen: telecard|s (meerv.) |
chipkaart waarmee je het beltegoed van je telefoon kunt ophogen
Voorbeeld: `Belgacom telecard` Synoniemen: telekaart, telefoonkaart |
|
de telecommunicatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [teləkɔmyniˈka(t)si] |
communicatie over grote afstand met elektronische middelen (computer, fax, telefoon e.d.)
|
|
telefoneren
werkw. Uitspraak: [teləfoˈnerə(n)] Verbuigingen: telefoneerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getelefoneerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een gesprek voeren via de telefoon
Voorbeelden: `telefoneren met iemand`, `telefoneren naar het buitenland` Synoniemen: bellen, opbellen |
|
het telefoongesprek
zelfst.naamw. Uitspraak: [telə'fonxəsprɛk] Verbuigingen: telefoongesprek|ken (meerv.) |
gesprek per telefoon
Voorbeelden: `een telefoongesprek voeren`, `een telefoongesprek beginnen`, `een telefoongesprek beëindigen` |
|
telefonisch
bijv.naamw. Uitspraak: [teləˈfonis] |
per telefoon
Voorbeelden: `telefonisch contact opnemen`, `Mevrouw is telefonisch in gesprek. Wilt u wachten?` |
|
de telefoon
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [teləˈfon] Verbuigingen: telefoon|s (meerv.) |
apparaat waarmee je op afstand met iemand anders kunt spreken door zijn of haar nummer in te toetsen
Voorbeelden: `mobiele telefoon`, `draadloze telefoon`, `vaste telefoon`, `je telefoon opladen` |
|
de telefoon gaat (over)
|
(het geluidssignaal van de telefoon klinkt)
|
|
de telefoon
|
aannemen/opnemen
(de (hoorn van de) telefoon pakken en antwoord geven aan iemand die naar je telefoneert) |
|
aan de telefoon zijn
|
(bezig zijn met een gesprek per telefoon)
|
|
aan de telefoon komen
|
(een gesprek aan de telefoon beginnen)
|
|
De telefoon staat
|
(er wordt aan een stuk door opgebeld) `Zodra het filmpje was uitgezonden stond onze telefoon
|
|
roodgloeiend.
|
roodgloeiend. Allemaal potentiële opdrachtgevers.`
|
|
het telefoonboek
zelfst.naamw. Uitspraak: [telə'fombuk] Verbuigingen: telefoonboek|en (meerv.) |
lijst namen met adres en telefoonnummer
Voorbeelden: `elektronisch telefoonboek`, `een telefoonnummer, adres of postcode opzoeken in het telefoonboek` Synoniem: telefoongids |
|
telefoondistrict
zelfst.naamw. |
regio met hetzelfde netnummer (NL) of zonenummer (BE) communicatie
Voorbeeld: `Aan de eerste drie cijfers van een vast telefoonnummer herken je het telefoondistrict.` Synoniemen: gebied met hetzelfde kengetal, netnummergebied |
|
het telefoongesprek
zelfst.naamw. Uitspraak: [telə'fonxəsprɛk] Verbuigingen: telefoongesprek|ken (meerv.) |
gesprek per telefoon
Voorbeelden: `een telefoongesprek voeren`, `een telefoongesprek beginnen`, `een telefoongesprek beëindigen` |
|
de telefoongids
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [telə'fonxɪts] Verbuigingen: telefoongids|en (meerv.) |
lijst namen met adres en telefoonnummer
Voorbeeld: `een bedrijf opzoeken in de telefoongids` Synoniem: telefoonboek |
|
telefoonhoorn
zelfst.naamw. |
dat deel van een telefoontoestel dat de microfoon en de luidspreker bevat Voorbeeld: `Tot de komst van de draagbare telefoons moest de telefoonhoorn altijd op de haak terugleggen. `
|
|
de telefoonkaart
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [teləˈfonkart] Verbuigingen: telefoonkaart|en (meerv.) |
1) plastic kaart waarmee je een betaaltelefoon kunt gebruiken
Voorbeeld: `In gevangenissen worden telefoonkaarten als betaalmiddel gebruikt.` 2) chipkaart waarmee je het beltegoed van je telefoon kunt ophogen |
|
het telefoonnummer
zelfst.naamw. Uitspraak: [teləˈfonʏmər] Verbuigingen: telefoonnummer|s (meerv.) |
reeks cijfers op een telefoon die je intoetst om naar iemand anders te bellen
Voorbeelden: `mijn telefoonnummer is...`, `een telefoonnummer draaien of intoetsen` |
|
een geheim telefoonnummer
|
(een telefoonnummer dat met opzet niet in de telefoongids staat en de inlichtingendienst ook niet geeft)
|
|
telefoonsokje
zelfst.naamw. |
een beschermhoesje voor een telefoon Voorbeeld: `Een telefoonsokje heeft de vorm van een sok, alleen zonder een hiel en kan bestaan uit vele materialen zoals wol, leer, stof of zacht plastic. `
|
|
het telefoontje
zelfst.naamw. Uitspraak: [teləˈfoncə] Verbuigingen: telefoontje|s (meerv.) |
kort telefoongesprek
Synoniem: belletje |
|
een telefoontje plegen
|
(even iemand opbellen)
|
|
de telefoonverbinding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [telə'fonvərbɪndɪŋ] Verbuigingen: telefoonverbinding|en (meerv.) |
keer dat je contact hebt per telefoon
Voorbeelden: `Een elektronische telefooncentrale brengt elke telefoonverbinding tot stand.`, `De telefoonverbinding is heel slecht en valt nu weg.` |
|
telegraferen
werkw. |
per telegraaf berichten
|
|
telegrafie
zelfst.naamw. |
berichten overseinen door middel van de telegraaf Voorbeeld: `Vroeger werd telegrafie heel veel gebruikt. `
|
|
telegram
zelfst.naamw. |
[communicatie] een bericht dat middels morsecode via een kabel of via de radio verzonden werd Voorbeeld: `Voor het versturen van een telegram kon je bij het postkantoor terecht, maar deze dienst is inmiddels opgeheven. `
|
|
telegrijs 1
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur grijs met RAL-nummer 7045. Voorbeeld: `Heeft u die ook in het telegrijs 1? `
|
|
telegrijs 2
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur grijs met RAL-nummer 7046. Voorbeeld: `Heeft u die ook in het telegrijs 2? `
|
|
telegrijs 4
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur grijs met RAL-nummer 7047. Voorbeeld: `Heeft u die ook in het telegrijs 4? `
|
|
de telekaart
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['teləkart] Verbuigingen: telekaart|en (meerv.) |
chipkaart waarmee je het beltegoed van je telefoon kunt ophogen
Synoniemen: telecard, telefoonkaart |
|
I telemagenta
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur lila met RAL-nummer 4010.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het telemagenta? |
|
II telemagenta
bijv.naamw. |
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur lila, met RAL-nummer 4010.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een telemagenta auto. ` |
|
telemarketen
werkw. Afbreekpatroon: 'te - le - mar - ke - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: telemarkette (verl.tijd ) Verbuigingen: getelemarket (volt.deelw.) |
iets telefonisch verkopen handel
Voorbeeld: `krantenabonnementen telemarketen` |
|
de telemarketing
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['teləmɑ:rkətɪŋ] |
alles wat een bedrijf per telefoon doet om de verkoop van producten te bevorderen commercie
Voorbeelden: `onder het eten gestoord worden door telemarketing`, `je telefoonnummer opgeven op een website als je geen telemarketing meer wilt` |
|
telemarketen
werkw. Afbreekpatroon: 'te - le - mar - ke - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: telemarkette (verl.tijd ) Verbuigingen: getelemarket (volt.deelw.) |
iets telefonisch verkopen handel
Voorbeeld: `krantenabonnementen telemarketen` |
|
telen
werkw. Uitspraak: [ˈtelə(n)] Verbuigingen: teelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geteeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
planten laten groeien om er iets mee te doen
Voorbeeld: `in je eigen tuin tomaten telen` Synoniemen: verbouwen, kweken |
|
de telepathie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [teləpa'ti] |
overbrenging van een gedachte of gevoel op iemand die niet bij je is, zonder gebruik van taal of technische hulpmiddelen
Voorbeeld: `Het bestaan van telepathie is nooit wetenschappelijk bewezen.` |
|
de teler
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['telər] Verbuigingen: teler|s (meerv.) de teelster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['telstər] Verbuigingen: teelster|s (meerv.) |
iemand die planten laat groeien om er iets mee te doen
Voorbeelden: `De maatregel treft de telers, de groothandel en de winkeliers`, `aardappelteler` |
|
de telescoop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [teləˈskop] Verbuigingen: tele|scopen (meerv.) |
verrekijker waarmee je naar de sterren kunt kijken
|
|
de telescoop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [teləˈskop] Verbuigingen: tele|scopen (meerv.) |
verrekijker waarmee je naar de sterren kunt kijken
|
|
telescopisch
bijv.naamw. |
[techniek] in lengte wijzigbaar, door het in elkaar of uit elkaar schuiven van onderdelen
Voorbeeld: `De stofzuiger heeft een telescopische zuigbuis. ` [optica] door middel van of met betrekking tot een telescoop Voorbeeld: `Telescopisch waarnemen. ` Voorbeeld: `Een vergroot telescopisch beeld. ` |
|
teleshoppen
werkw. Afbreekpatroon: 'te - le - shop - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: teleshopte (verl.tijd ) Verbuigingen: geteleshopt (volt.deelw.) |
winkelen vanachter de computer computer
Voorbeeld: `binnen een half uur had zijn vrouw schoenen, een ski-uitrusting en een reisverzekering geteleshopt` |
|
teleshoppen
werkw. Afbreekpatroon: 'te - le - shop - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: teleshopte (verl.tijd ) Verbuigingen: geteleshopt (volt.deelw.) |
winkelen vanachter de computer computer
Voorbeeld: `binnen een half uur had zijn vrouw schoenen, een ski-uitrusting en een reisverzekering geteleshopt` |
|
de teletekst
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtelətɛkst] |
informatiesysteem dat je via de televisie kunt raadplegen
Voorbeeld: `Een volledig nieuwsoverzicht vindt u op pagina 102 van teletekst.` |
|
teleur
bijwoord |
[seppart]: in negatieve zin verrast Voorbeeld: `teleurstellen: De uitkomst ervan stelde hem ernstig teleur. `
|
|
teleurgesteld
bijv.naamw. Uitspraak: [tə'lørxəstɛlt] |
als je voelt dat iets of iemand niet zo goed, leuk of mooi is als je had verwacht
Voorbeelden: `Ik had hoge verwachtingen van hem, maar ik ben nu teleurgesteld in hem.`, `teleurgesteld zijn als je vakantie niet kan doorgaan` |
|
teleurstellen
werkw. Uitspraak: [təˈlørstɛlə(n)] Verbuigingen: stelde teleur (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teleurgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet zo goed, leuk, mooi zijn als je had verwacht
Voorbeeld: `iemand teleurstellen` Antoniem: tevredenstellen Synoniem: tegenvallen |
|
Je stelt me diep/bitter teleur.
|
(je valt me heel erg tegen)
|
|
teleurstellend
bijv.naamw. Uitspraak: [təlør'stɛlənt] |
die of dat niet zo goed, leuk of mooi is als je had verwacht
Voorbeelden: , `teleurstellende bedrijfsresultaten`, `een teleurstellend popconcert`, `een teleurstellende wedstrijd` Synoniem: tegenvallend |
|
de teleurstelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [təˈlørstɛlɪŋ] Verbuigingen: teleurstelling|en (meerv.) |
1) gevoel dat je hebt als je bent teleurgesteld
Voorbeeld: `een diepe/bittere/grote teleurstelling` Synoniem: domper 2) iets wat je teleurstelt Voorbeeld: `Zijn afwezigheid was een grote teleurstelling.` Synoniem: tegenvaller |
|
niet alleen staan in je teleurstelling
|
(niet de enige zijn die teleurgesteld is)
|
|
de televisie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [teləˈvizi] Verbuigingen: televisie|s (meerv.) |
1) systeem waarmee je bewegende beelden en geluid kunt bekijken die elders worden uitgezonden
Voorbeelden: `televisie kijken`, `Wat is er vanavond op de televisie?`, `digitale televisie`, `commerciële televisie` Synoniem: tv 2) apparaat waarmee televisiesignalen kunnen worden opgevangen en bekeken en beluisterd Voorbeelden: `een televisie op de slaapkamer zetten`, `een breedbeeldtelevisie` Synoniemen: televisietoestel, buis, tv |
|
televisiekijken
werkw. |
aandacht schenken aan een op de beeldbuis vertoond programma Voorbeeld: `Hij zat televisie te kijken. `
|
|
het televisieprogramma
zelfst.naamw. Uitspraak: [telə'visiproxrɑma] Verbuigingen: televisieprogramma|'s (meerv.) |
samenhangend onderdeel van alles wat op tv komt
Voorbeelden: `Het volgende televisieprogramma is een documentaire over natuurbescherming.`, `een avondvullend televisieprogramma`, `Televisieprogramma's zijn terug te zien op internet.` Synoniem: tv-programma |
|
de televisie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [teləˈvizi] Verbuigingen: televisie|s (meerv.) |
1) systeem waarmee je bewegende beelden en geluid kunt bekijken die elders worden uitgezonden
Voorbeelden: `televisie kijken`, `Wat is er vanavond op de televisie?`, `digitale televisie`, `commerciële televisie` Synoniem: tv 2) apparaat waarmee televisiesignalen kunnen worden opgevangen en bekeken en beluisterd Voorbeelden: `een televisie op de slaapkamer zetten`, `een breedbeeldtelevisie` Synoniemen: televisietoestel, buis, tv |
|
de televisieserie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [telə'visiseri] Verbuigingen: televisieserie|s (meerv.) |
reeks tv-uitzendingen op verschillende tijdstippen die samen een geheel vormen
Voorbeeld: `wekelijkse afleveringen van een televisieserie` |
|
televisiesysteem
zelfst.naamw. |
[techniek], [elektronica] de technische norm waaraan een televisiesignaal moet voldoen Voorbeeld: `In een televisiesysteem zijn enkele varianten vastgelegd die met een letter worden aangeduid. `
|
|
het televisietoestel
zelfst.naamw. Uitspraak: [telə'visitustɛl] Verbuigingen: televisietoestel|len (meerv.) |
toestel waarmee je bewegende beelden en geluid kunt bekijken die elders worden uitgezonden
Voorbeeld: `het televisietoestel aanzetten` Synoniemen: televisie, tv |
|
het televisietoestel
zelfst.naamw. Uitspraak: [telə'visitustɛl] Verbuigingen: televisietoestel|len (meerv.) |
toestel waarmee je bewegende beelden en geluid kunt bekijken die elders worden uitgezonden
Voorbeeld: `het televisietoestel aanzetten` Synoniemen: televisie, tv |
|
telewerken
werkw. Uitspraak: ['teləwɛrkə(n)] Verbuigingen: telewerkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getelewerkt (volt.deelw.) |
je werk niet op je werkplek doen maar ergens anders, vooral thuis
Voorbeeld: `Niet iedere werkgever wil dat de werknemers telewerken.` |
|
de telg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛlx] Verbuigingen: telg|en (meerv.) |
nieuw geboren lid (van een familie)
Voorbeelden: `de jongste telg van de familie zijn`, `de vijfde telg van een oud zigeunergeslacht` Synoniemen: afstammeling, nakomeling |
|
telkens
bijwoord Uitspraak: [ˈtɛlkəns] |
iedere keer weer
Voorbeeld: `telkens vergeten de dop op de tube te doen` Synoniemen: steeds weer, steeds opnieuw, herhaaldelijk |
|
tellen
werkw. Uitspraak: [ˈtɛlə(n)] Verbuigingen: telde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) getallen in een oplopende volgorde opnoemen (1, 2, 3, 4, 5 enz.)
Voorbeelden: `Ik tel tot drie en dan moet je stoppen.`, `op je vingers tellen` 2) het aantal van iets bepalen Voorbeeld: `vijf erbij tellen` |
|
nog niet tot tien kunnen tellen
|
(erg onnozel zijn)
|
|
op je tellen passen
|
(er goed op letten dat je geen fouten maakt)
|
|
Ik tel acht schapen.
|
(ik zie dat er acht schapen zijn)
|
|
de teller
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɛlər] Verbuigingen: teller|s (meerv.) |
1) apparaat dat iets telt of meet
Voorbeelden: `De teller stond op ruim 200.000.`, `toerenteller` 2) wat bij een breuk boven of voor de streep staat wiskunde Voorbeeld: `In de breuk 3/4 is 3 de teller en 4 de noemer.` Antoniem: noemer |
|
telling
zelfst.naamw. |
de handeling van het tellen
Voorbeeld: `We zullen een telling moeten houden. ` het resultaat van het tellen Voorbeeld: `Deze telling klopt niet helemaal. ` Bron: Wikiwoordenboek - telling. |
|
telluride
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een verbinding van telluur waarin dit element een oxidatiegetal van -2 bezit Voorbeeld: `Het voorkomen van een telluride van goud heeft het plaatsje en skigebied Telluride in Colorado zijn naam gegeven. `
|
|
telluride
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een verbinding van telluur waarin dit element een oxidatiegetal van -2 bezit Voorbeeld: `Het voorkomen van een telluride van goud heeft het plaatsje en skigebied Telluride in Colorado zijn naam gegeven. `
|
|
telluur
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Te en atoomnummer 52. Het is een zilvergrijs metalloïde
|
|
teloor
bijwoord |
[seppart] verloren Voorbeeld: `teloorgaan: In die oorlog gingen veel prachtige gebouwen teloor. `
|
|
teloorgaan
werkw. |
verloren raken
Voorbeeld: `Het Hof is immers van oordeel dat door de abnormale duur van de rechtspleging de bewijzen kunnen zijn teloorgegaan. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het teloorgaan in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
telraam
zelfst.naamw. |
een hulpmiddel voor het bijhouden van rekenwerk door het verschuiven van kralen op een raamwerk
|
|
Telugu
zelfst.naamw. |
.
[taal] een Dravidische taal met ongeveer 70 miljoen sprekers in India en de officiële taal van Andhra Pradesh, een deelstaat daarvan |
|
telwoord
zelfst.naamw. |
[grammatica] een woordsoort dat een aantal of een rangnummer aanduidt
|
|
telwoord
zelfst.naamw. |
[grammatica] een woordsoort dat een aantal of een rangnummer aanduidt
|
|
temmen
werkw. Uitspraak: [ˈtɛmə(n)] Verbuigingen: temde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getemd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een wild dier) tam (1) maken
Voorbeeld: `wilde leeuwen temmen` |
|
temen
werkw. Afbreekpatroon: te - men Verbuigingen: teemde (verl.tijd ) Verbuigingen: geteemd (volt.deelw.) |
aarzelen, dralen, langzaam en vervelend spreken, op zeurderige toon praten
Voorbeeld: `De sollicitant was tijdens het gesprek zo aan het temen dat hij een slechte indruk maakte.` |
|
het tempeest
zelfst.naamw. |
onweer, hevige storm
Voorbeeld: `Uit het Wilhelmus, couplet 12: Zo het den wil des Heren op dien tijd had geweest, had ik geern willen keren van u dit zwaar tempeest. ` |
|
tempeesten
werkw. Verbuigingen: tempeestte (verl.tijd ) Verbuigingen: heeft getempeest (volt.deelw.) |
stormen, onweren. figuurlijk: razen of tieren (van woede)
Voorbeelden: `Het onweer tempeestte door het bos en knakte honderden bomen af.`, `Hij tempeestte door het huis als een razende stier.` |
|
de tempel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɛmpəl] Verbuigingen: tempel|s (meerv.) |
gebedshuis waarin een god wordt vereerd
Voorbeeld: `een boeddhistische tempel` |
|
temperen
werkw. Uitspraak: [ˈtɛmpərə(n)] Verbuigingen: temperde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getemperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat iets minder of zwakker wordt
Voorbeeld: `de hooggespannen verwachtingen temperen` Synoniem: matigen |
|
het temperament
zelfst.naamw. Uitspraak: [tɛmpəraˈmɛnt] Verbuigingen: temperament|en (meerv.) |
karaktereigenschap die bepaalt hoe je op de dingen reageert
|
|
een dame met veel temperament
|
(een vrouw die altijd enthousiast of fel reageert)
|
|
temperamentvol
bijv.naamw. Uitspraak: [tɛmpəra'mɛntfɔl] |
als je levendig en enthousiast bent
Voorbeelden: `temperamentvolle Italianen`, `tintelende temperamentvolle muziek` |
|
de temperatuur
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɛmpəraˈtyr] Verbuigingen: tempera|turen (meerv.) |
maat voor warmte of kou
Voorbeelden: `de temperatuur aflezen op een thermometer`, `stijgende temperaturen` |
|
op temperatuur brengen
|
(de gewenste (meestal hogere) temperatuur laten bereiken)
|
|
iemands temperatuur opnemen
|
(meten of iemand koorts heeft of niet)
|
|
temperen
werkw. Uitspraak: [ˈtɛmpərə(n)] Verbuigingen: temperde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getemperd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat iets minder of zwakker wordt
Voorbeeld: `de hooggespannen verwachtingen temperen` Synoniem: matigen |
|
het tempo
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɛmpo] |
relatieve snelheid
Voorbeelden: `in hoog/snel/rap/razend tempo`, `het tempo versnellen/opvoeren`, `een pianostuk in een langzaam tempo` |
|
tempo maken
|
(sneller gaan)
|
|
temporeel voornaamwoord
zelfst.naamw. |
[grammatica] een voornaamwoord dat vervoegd wordt in plaats van het werkwoord. Voorbeeld: `Een temporeel voornaamwoord komt in het Nederlands niet voor. `
|
|
temporiseren
werkw. |
vertragen van het tempo Voorbeeld: `Als je niet af en toe temporiseert, dan haal je het einde van de wedstrijd niet. `
|
|
Temse
zelfst.naamw. |
[gemeente] een gemeente in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, gelegen aan de Schelde Voorbeeld: `Vroeger huisvestte Temse de roemrijke Boelwerf. `
|
|
temmen
werkw. Uitspraak: [ˈtɛmə(n)] Verbuigingen: temde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getemd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een wild dier) tam (1) maken
Voorbeeld: `wilde leeuwen temmen` |
|
ten
voorzetsel Uitspraak: [tɛn] |
te + den, een oude vorm van het lidwoord 'de'>
|
|
ten dele
|
(voor een deel) Synoniem: gedeeltelijk
|
|
ten minste
|
(niet minder dan) `ten minste vier dagen de medicijnen slikken` Synoniem: minstens, minimaal
|
|
ten huize van iemand
|
(bij iemand thuis)
|
|
ten behoeve/dienste van
|
(voor) `installaties ten behoeve van de aardgaswinning`
|
|
te allen tijde
bijwoord |
altijd, op elk moment formeel
Voorbeelden: `doe te allen tijde de autogordels om`, `een werknemer kan te allen tijde ontslag nemen ` |
|
ten eerste
bijwoord |
luidt het eerste lid van een opsomming van minstens twee argumenten in Voorbeeld: `Tekst-naar-spraaksystemen bestaan uit twee componenten, ten eerste een component die verantwoordelijk is voor de tekstontleding en ten tweede een component die de audiosynthese en spraakweergave mogelijk maakt. `
|
|
ten minste
bijwoord Uitspraak: [tɛnˈmɪnstə] |
niet minder dan
Voorbeeld: `ten minste een week vooraf reserveren` Synoniemen: minstens, minimaal, zeker |
|
ten slotte
bijwoord Uitspraak: [tɛnˈslɔtə] |
in de laatste plaats
Voorbeeld: `Ten slotte hieven we allemaal het glas op het nieuwe jaar.` Synoniemen: uiteindelijk, tot besluit |
|
de tenaamstelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tə'namstɛlɪŋ] Verbuigingen: tenaamstelling|en (meerv.) |
het op iemands naam zetten of staan (van iets)
Voorbeelden: `de tenaamstelling van een bankrekening`, `een tenaamstelling wijzigen` |
|
Tenach
zelfst.naamw. |
het heilige boek der joden Voorbeeld: `De Tenach komt niet helemaal overeen met het Oude Testament van de christelijke Bijbel, omdat de boeken in een andere volgorde staan en er -althans in de katholieke traditie- een aantal boeken meer tot het Oude Testament gerekend worden. `
|
|
I tenderen
werkw. Toon alle vervoegingen Afbreekpatroon: ten - 'de - ren Herkomst: «Latijn |
de genoemde strekking of bedoeling hebben, zekere tendentie vertonen
|
|
II tenderen
werkw. Afbreekpatroon: 'ten - de - ren Herkomst: «Engels Verbuigingen: tenderde (verl.tijd )Toon alle vervoegingen |
bedrijven laten inschrijven op een project om vervolgens de beste en voordeligste aanbesteding te regelen economie
Voorbeeld: `Ook het MKB weet doormiddel van tenderen de inkoopkosten aanzienlijk te verlagen.` |
|
de tendens
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɛnˈdɛns] Verbuigingen: tendens|en (meerv.) |
1) richting waarin iets zich ontwikkelt
Voorbeelden: `De koersen vertonen een stijgende tendens.`, `de tendens naar individualisering` Synoniemen: trend, lijn 2) wat wordt bedoeld of nagestreefd Voorbeelden: `sterke nationalistische tendensen`, `de autobiografische tendens van de film` Synoniem: strekking |
|
tendentieus
bijv.naamw. Uitspraak: [tɛndɛn(t)'ʃøs] |
die of dat een bepaalde bedoeling zo uitdrukt dat het niet helemaal waar is
Voorbeeld: `tendentieuze berichtgeving` |
|
I tender
zelfst.naamw. |
wagen achter een locomotief, om kolen en water te transporteren
[juridisch|eng] aanbesteding, gunning |
|
II tender
werkw. |
[ov|eng] aanbieden, indienen
[intr|spa] (~ a) neigen naar/tot zich richten naar, toegaan naar [ov|spa] strekken, uitstrekken, uitspreiden |
|
tenderen naar
werkw. Uitspraak: [tɛn'derə nar] Verbuigingen: tendeerde naar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getendeerd naar (volt.deelw.) |
zich ontwikkelen (in genoemde richting)
Voorbeeld: `De politieke ontwikkelingen tenderen naar langer doorwerken.` Synoniem: neigen naar |
|
tendersysteem
zelfst.naamw. |
[bedrijfskunde] een systematiek van aanbesteding of uitbesteding
[economie] een systematiek van inschrijving bij aandelenuitgifte Voorbeeld: `Bij het tendersysteem maakt het agentschap bekend tegen welke rente men wil gaan lenen, maar de koers van uitgifte van de lening wordt pas na afloop van de inschrijving vastgelegd.<ref>Zinssnede uit het Wikipedia artikel [http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Staatsobligatie&oldid=10750288 Staatsobligatie]. Bezien 10 sept 2009.</ref> ` |
|
tendinitis
zelfst.naamw. |
[medisch] een peesontsteking
|
|
teneinde
bijwoord Uitspraak: [tɛnˈɛində] |
met het doel
Voorbeeld: `teneinde de noden van de bevolking te lenigen` Synoniem: om |
|
de teen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ten] Verbuigingen: tenen (meerv.) |
1) elk van de vijf beweegbare uitsteeksels aan een voet waaraan een nagel groeit
Voorbeelden: `je grote teen`, `je kleine teen` 2) deel van een bol knoflook Voorbeeld: `Snijd twee teentjes knoflook heel fijn.` 3) heel dunne, buigzame tak van bijvoorbeeld een wilg Voorbeeld: `wilgentenen` Synoniem: twijg |
|
makkelijk op je teentjes getrapt zijn
|
(snel beledigd zijn)
|
|
lange tenen hebben
|
(snel beledigd zijn)
|
|
op je tenen lopen
|
(erg je best doen)
|
|
iets met gekromde tenen aanzien
|
(iets zien waarvoor je je schaamt of wat je vervelend vindt)
|
|
een gevoel dat uit je tenen komt
|
(iets wat je heel sterk voelt)
|
|
de teneur
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tə'nør] |
1) wat bedoeld wordt
Voorbeeld: `de teneur van een artikel` Synoniem: strekking 2) richting waarin iets zich ontwikkelt Voorbeeld: `De Europese aandelenbeurzen zijn flink lager geopend in navolging van de negatieve teneur op Wall Street.` Synoniem: tendens |
|
tengel
zelfst.naamw. |
'informeel, meestal [p]' hand, arm
Voorbeeld: `Blijf daar af met je tengels! ` [bouwkunde] een kleine houten lat Voorbeeld: `De timmerman vergat de tengels mee te nemen naar de bouwplaats. ` |
|
tenger
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtɛŋər] |
(van iemand) slank en fijntjes
Voorbeeld: `een fotomodel met een tenger figuurtje` Synoniem: rank |
|
teniet
bijwoord |
[seppart]: tot niets teruggebracht Voorbeeld: `tenietgaan: De winst ging hierdoor vrijwel geheel teniet. `
|
|
tenietdoen
werkw. Uitspraak: [tə'nidu(n)] Verbuigingen: deed teniet (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tenietgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vernietigen of ongedaan maken
Voorbeelden: `Risicogedrag kan de positieve invloed van hiv-therapie tenietdoen.`, `besluiten tenietdoen` |
|
tenietgaan
werkw. Uitspraak: [tə'nitxan] Verbuigingen: ging teniet (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is tenietgegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verloren gaan of ophouden te bestaan
Voorbeelden: `erfgoed dat tenietgaat`, `gronden voor het tenietgaan van een hypotheekrecht` |
|
tenietdoen
werkw. Uitspraak: [tə'nidu(n)] Verbuigingen: deed teniet (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tenietgedaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vernietigen of ongedaan maken
Voorbeelden: `Risicogedrag kan de positieve invloed van hiv-therapie tenietdoen.`, `besluiten tenietdoen` |
|
tenminste
bijwoord Uitspraak: [tənˈmɪnstə] |
althans
Voorbeelden: `We vertrekken morgen, als het tenminste niet regent.`, `Dat is tenminste iets!` |
|
het tennis
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɛnəs] |
sport waarbij je met een racket een bal over een laag net, in het vak van je tegenspeler moet slaan sport
|
|
de tennisbaan
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɛnəsban] Verbuigingen: tennis|banen (meerv.) |
speelveld voor het tennis sport
Voorbeeld: `tennissen op een tennisbaan met gravel` |
|
tennisbal
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɛnəsbɑl] Verbuigingen: tennisbal|len (meerv.) |
bal die bij het tennis gebruikt wordt sport
|
|
het tennisracket
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɛnəsrɛkət] Verbuigingen: tennisracket|s (meerv.) |
voorwerp waarmee je de bal slaat bij het tennis sport
Voorbeeld: `je tennisracket laten bespannen` |
|
tennisschoen
zelfst.naamw. |
[kleding] een hakloze soepele schoen, speciaal om tennis te spelen
|
|
tennissen
werkw. Uitspraak: ['tɛnəsə(n)] Verbuigingen: tenniste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getennist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tennis spelen sport
Voorbeelden: `met je vriendin gaan tennissen`, `Hij tennist al sinds zijn zevende.` |
|
de tennisser
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɛnəsər] Verbuigingen: tennisser|s (meerv.) de tennis|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tɛnə|stər] Verbuigingen: tennisster|s (meerv.) |
iemand die als hobby of als beroep tennis speelt sport
|
|
tennissen
werkw. Uitspraak: ['tɛnəsə(n)] Verbuigingen: tenniste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getennist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tennis spelen sport
Voorbeelden: `met je vriendin gaan tennissen`, `Hij tennist al sinds zijn zevende.` |
|
het tennistoernooi
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɛnəsturnoj] Verbuigingen: tennistoernooi|en (meerv.) |
wedstrijd wie de beste tennisser is sport
Voorbeeld: `Wimbledon is het oudste en het meest prestigieuze tennistoernooi ter wereld.` |
|
de tenor
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [təˈnor] Verbuigingen: tenor|s, tenor|en (meerv.) |
hoge mannenstem
|
|
heldentenor
|
(tenor die de partij van de held in een opera zingt)
|
|
tenorblokfluit
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument] een eenvoudig houten blaasinstrument dat recht voor de mond wordt bespeeld Voorbeeld: `De toonomvang van een tenorblokfluit omvat z'n twee octaven, de laagste toon is een cˈ. `
|
|
tenorsleutel
zelfst.naamw. |
[muziek] een teken geplaatst op de vierde lijn van een balk dat aangeeft dat deze een c weergeeft Voorbeeld: `De tenorsleutel wordt nog steeds voor enige instrumenten gebruikt. `
|
|
tenosynovitis
zelfst.naamw. |
[medisch] een ontsteking van de peesschede
|
|
het tentamen
zelfst.naamw. Uitspraak: [tɛnˈtamən] Verbuigingen: tentamen|s (meerv.) |
gedeelte van een examen, vooral op een universiteit of een hogere beroepsopleiding
Voorbeeld: `Nog drie tentamens, en dan heb ik mijn bachelorexamen.` |
|
de tent
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɛnt] Verbuigingen: tent|en (meerv.) |
1) constructie van (flexibele) stokken met daaroverheen gespannen doek waarin je kunt verblijven of kunt wonen
Voorbeelden: `een tent opzetten`, `een tent afbreken`, `een tweepersoons tent`, `bungalowtent`, `een lichtgewicht tent`, `kamperen met een tent`, `tentenkamp` 2) café of restaurant Voorbeeld: `Dat is een gezellige tent waar je goed kunt eten.` |
|
ergens je tenten opslaan
|
(je ergens vestigen)
|
|
iemand uit zijn tent lokken
|
(iemand provoceren)
|
|
3)
de tent afbreken |
(laaiend enthousiast zijn) `Het publiek brak de tent bijna af.`
|
|
4)
een tent runnen |
(een bedrijf leiden)
|
|
tenslotte
bijwoord Uitspraak: [tɛnˈslɔtə] |
alles welbeschouwd
Voorbeeld: `Ik kan me vergissen, ik ben tenslotte ook maar een mens.` Synoniem: uiteindelijk |
|
tensio-actief
bijv.naamw. |
[medisch] van invloed op de oppervlaktespanning
|
|
de tentakel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛn'takəl] Verbuigingen: tentakel|s (meerv.) |
beweeglijk orgaan waarmee ongewervelde dieren en insectetende planten hun prooi vangen
Voorbeeld: `de tentakels van een kwal` |
|
tentatief
bijv.naamw. |
proberend, als proef
|
|
de tent
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɛnt] Verbuigingen: tent|en (meerv.) |
1) constructie van (flexibele) stokken met daaroverheen gespannen doek waarin je kunt verblijven of kunt wonen
Voorbeelden: `een tent opzetten`, `een tent afbreken`, `een tweepersoons tent`, `bungalowtent`, `een lichtgewicht tent`, `kamperen met een tent`, `tentenkamp` 2) café of restaurant Voorbeeld: `Dat is een gezellige tent waar je goed kunt eten.` |
|
ergens je tenten opslaan
|
(je ergens vestigen)
|
|
iemand uit zijn tent lokken
|
(iemand provoceren)
|
|
de tent afbreken
|
(laaiend enthousiast zijn) `Het publiek brak de tent bijna af.`
|
|
een tent runnen
|
(een bedrijf leiden)
|
|
tentenkamp
zelfst.naamw. |
een kamp met tenten als behuizing Voorbeeld: `Hun huis ligt vlak bij een tentenkamp. `
|
|
de tentharing
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɛntharɪŋ] Verbuigingen: tentharing|en (meerv.) |
pen die je in de grond steekt om je tent vast te zetten
Synoniem: haring |
|
tentoonstellen
werkw. Uitspraak: [tɛnˈtonstɛlə(n)] Verbuigingen: stelde tentoon (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tentoongesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
dingen zó plaatsen met de bedoeling dat een publiek ze kan bekijken
Voorbeeld: `De archeologische vondsten worden in het museum tentoongesteld.` Synoniem: exposeren |
|
tentoonspreiden
werkw. Uitspraak: [tɛn'tonsprɛidə(n)] Verbuigingen: spreidde tentoon (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tentoongespreid (volt.deelw.) |
duidelijk laten zien
Voorbeelden: `je talenten tentoonspreiden`, `onhebbelijkheden tentoonspreiden` |
|
tentoonstellen
werkw. Uitspraak: [tɛnˈtonstɛlə(n)] Verbuigingen: stelde tentoon (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tentoongesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
dingen zó plaatsen met de bedoeling dat een publiek ze kan bekijken
Voorbeeld: `De archeologische vondsten worden in het museum tentoongesteld.` Synoniem: exposeren |
|
de tentoonstelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɛnˈtonstɛlɪŋ] Verbuigingen: tentoonstelling|en (meerv.) |
(kunst)voorwerpen, schilderijen e.d. die worden tentoongesteld
Voorbeelden: `een tentoonstelling van het werk van Rembrandt`, `een fototentoonstelling` Synoniem: expositie |
|
de tentoonstelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɛnˈtonstɛlɪŋ] Verbuigingen: tentoonstelling|en (meerv.) |
(kunst)voorwerpen, schilderijen e.d. die worden tentoongesteld
Voorbeelden: `een tentoonstelling van het werk van Rembrandt`, `een fototentoonstelling` Synoniem: expositie |
|
de (m)/het tenue
zelfst.naamw. Uitspraak: [tə'ny] Verbuigingen: tenue|s (meerv.) |
kleding die voorgeschreven is voor een bepaalde gelegenheid
Voorbeeld: `Het tenue voor een bal is een rokkostuum voor de man en een galajurk voor de vrouw.` tenue de ville (nette kleding voor overdag) Synoniem: stadstenue tenue de Nîmes (jeans) |
|
de tenuitvoerlegging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɛn'œytfurlɛxɪŋ] Verbuigingen: tenuitvoerlegging|en (meerv.) |
keer dat je (een besluit) in praktijk brengt
Voorbeelden: `de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen`, `de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf` Synoniemen: uitvoering, realisatie |
|
tenzij
conjunction Uitspraak: [ˈtɛnzɛi] |
behalve als
Voorbeeld: `Ik kom morgen, tenzij ik moet werken.` Synoniem: indien niet |
|
Teop
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Papoea-Nieuw-Guinea gesproken wordt Voorbeeld: `U heeft toch een kennis die Teop spreekt, of niet? `
|
|
de tepel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtepəl] Verbuigingen: tepel|s (meerv.) |
elk van de knobbeltjes op de borst van een zoogdier of mens, waar bij de vrouw melk uit kan komen
|
|
de tepel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtepəl] Verbuigingen: tepel|s (meerv.) |
elk van de knobbeltjes op de borst van een zoogdier of mens, waar bij de vrouw melk uit kan komen
|
|
ter
voorzetsel Uitspraak: [tɛr] |
te + der, een oude vorm van het lidwoord 'de'>
|
|
ter wereld
|
(op/van de wereld) `het grootste woordenboek ter wereld`
|
|
de groten ter aarde
|
(de rijke en machtige mensen)
|
|
ter gelegenheid
|
(met ... als aanleiding) `een feest ter gelegenheid van mijn twintigste verjaardag` Synoniem: naar aanleiding
|
|
van ...
|
van
|
|
te allen tijde
bijwoord |
altijd, op elk moment formeel
Voorbeelden: `doe te allen tijde de autogordels om`, `een werknemer kan te allen tijde ontslag nemen ` |
|
ter plekke
bijwoord |
op de genoemde plek Voorbeeld: `De politie kon niet snel genoeg ter plekke zijn door het noodweer. `
|
|
tera-ampère
zelfst.naamw. |
[natuurkunde], [eenheid] een eenheid voor elektrische stroom, gelijk aan 10<sup>12</sup> ampère of 1.000.000.000 kiloampère, weergegeven met symbool TA
|
|
de teraardebestelling
zelfst.naamw. (v.) Afbreekpatroon: ter` aar - de - be - stel - ling Verbuigingen: teraardebestellingen (meerv.) |
begrafenis
Voorbeelden: `de teraardebestelling vindt in alle stilte plaats `, `een teraardebestelling is een plechtigheid waarbij iemand die overleden is begraven wordt` Synoniemen: uitvaart, graflegging |
|
teragram
zelfst.naamw. |
[natuurkunde], [eenheid] een massa (gewicht) met een waarde van 10<sup>12</sup> gram of 1.000.000.000 kilogram, weergegeven met symbool Tg
|
|
teraliter
zelfst.naamw. |
[wiskunde], [eenheid] een inhoudsmaat ter grootte van 1.000.000.000.000 liter, weergegeven met symbool Tl, TL of Tℓ
|
|
terameter
zelfst.naamw. |
[natuurkunde], [wiskunde], [eenheid] een lengtemaat met een waarde van 10<sup>12</sup> meter of 1.000.000.000 kilometer, weergegeven met symbool Tm
|
|
teraseconde
zelfst.naamw. |
[tijdrekening], [natuurkunde], [eenheid] een tijdseenheid met een duur van 10<sup>12</sup> seconde of 1.000.000.000 kiloseconden, weergegeven met symbool Ts
|
|
I teratogeen
bijv.naamw. |
[medisch] wat misvormingen in de ontwikkeling van de baby veroorzaakt
|
|
II teratogeen
zelfst.naamw. |
[medisch] een stof die misvormingen bij een baby veroorzaakt
Voorbeeld: `Softenon was een berucht teratogeen. ` |
|
teratologisch
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot misvormingen in de ontwikkeling van de baby
|
|
terbium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Tb en atoomnummer 65. Het is een grijskleurig lanthanide
|
|
de terdoodveroordeelde
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɛr'dotfərordeldə] Verbuigingen: terdoodveroordeelde|n (meerv.) |
iemand die wegens een ernstig misdrijf tot de doodstraf veroordeeld is
Voorbeeld: `de executie van een terdoodveroordeelde` |
|
I terecht
bijv.naamw. Uitspraak: [təˈrɛxt] |
waarvoor goede redenen zijn
Voorbeelden: `Het is terecht dat zij de kampioen is, want ze speelde het beste.`, `terechte kritiek` Antoniem: onterecht Synoniemen: juist, gegrond, legitiem |
|
II terecht
bijwoord Uitspraak: [təˈrɛxt] |
weer gevonden, op de juiste plek
Voorbeeld: `Ik was mijn sleutels verloren, maar nu zijn ze gelukkig weer terecht.` |
|
terechtkomen
werkw. Uitspraak: [təˈrɛx(t)komə(n)] Verbuigingen: kwam terecht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is terechtgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) bij toeval op een bepaalde plaats komen
Voorbeelden: `na veel omzwervingen terechtkomen bij een leuk hotelletje`, `je enkel breken doordat je ongelukkig terechtkomt` Synoniemen: belanden, verzeilen 2) (weer) goed komen Voorbeeld: `Maak je geen zorgen, alles komt weer terecht` Synoniem: in orde komen |
|
goed terechtgekomen zijn
|
(een goede maatschappelijke positie bereikt hebben)
|
|
terechtstaan
werkw. Uitspraak: [təˈrɛx(t)stan] Verbuigingen: stond terecht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft terechtgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
als verdachte voor een rechtbank verschijnen
Voorbeeld: `terechtstaan voor diefstal` |
|
terechtstellen
werkw. Uitspraak: [tə'rɛx(t)stɛlə(n)] Verbuigingen: stelde terecht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft terechtgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) doden als straf
Voorbeeld: `een terdoodveroordeelde terechtstellen` Synoniem: executeren |
|
terechtkomen
werkw. Uitspraak: [təˈrɛx(t)komə(n)] Verbuigingen: kwam terecht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is terechtgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) bij toeval op een bepaalde plaats komen
Voorbeelden: `na veel omzwervingen terechtkomen bij een leuk hotelletje`, `je enkel breken doordat je ongelukkig terechtkomt` Synoniemen: belanden, verzeilen 2) (weer) goed komen Voorbeeld: `Maak je geen zorgen, alles komt weer terecht` Synoniem: in orde komen |
|
goed terechtgekomen zijn
|
(een goede maatschappelijke positie bereikt hebben)
|
|
terechtkunnen
werkw. Uitspraak: [tə'rɛx(t)kʏnə(n)] Verbuigingen: kon terecht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft terechtgekund (volt.deelw.) |
1) ergens kunnen komen
Voorbeelden: `De hotelkamer is klaar; we kunnen er terecht.`, `Na de explosie konden de bewoners van de wijk terecht in de sporthal.` 2) ergens hulp kunnen krijgen Voorbeelden: `mensen die nergens terechtkunnen met hun klachten`, `een instantie waar pubers terechtkunnen met hun vragen` |
|
terechtstaan
werkw. Uitspraak: [təˈrɛx(t)stan] Verbuigingen: stond terecht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft terechtgestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
als verdachte voor een rechtbank verschijnen
Voorbeeld: `terechtstaan voor diefstal` |
|
terechtstellen
werkw. Uitspraak: [tə'rɛx(t)stɛlə(n)] Verbuigingen: stelde terecht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft terechtgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) doden als straf
Voorbeeld: `een terdoodveroordeelde terechtstellen` Synoniem: executeren |
|
de terechtstelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tə'rɛx(t)stɛlɪŋ] Verbuigingen: terechtstelling|en (meerv.) |
keer dat iemand als straf wordt gedood
Voorbeeld: `de terechtstelling van een terdoodveroordeelde` Synoniem: executie |
|
de terechtstelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tə'rɛx(t)stɛlɪŋ] Verbuigingen: terechtstelling|en (meerv.) |
keer dat iemand als straf wordt gedood
Voorbeeld: `de terechtstelling van een terdoodveroordeelde` Synoniem: executie |
|
terechtstellingsmethode
zelfst.naamw. |
methode om een terechtstelling uit te voeren Voorbeeld: `Onthoofding met behulp van een zwaard was wel een veelvoorkomende terechtstellingsmethode. `
|
|
terechtstellingsmethode
zelfst.naamw. |
methode om een terechtstelling uit te voeren Voorbeeld: `Onthoofding met behulp van een zwaard was wel een veelvoorkomende terechtstellingsmethode. `
|
|
terechtwijzen
werkw. Uitspraak: [təˈrɛxtwɛizə(n)] Verbuigingen: wees terecht (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft terechtgewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand zeggen dat hij of zij iets fout heeft gedaan
Voorbeeld: `Nadat het Kamerlid hem had terechtgewezen, beloofde de minister voortaan anders te handelen.` Synoniemen: berispen, een standje geven |
|
de terechtwijzing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [təˈrɛxtwɛizɪŋ] Verbuigingen: terechtwijzing|en (meerv.) |
keer dat je iemand terechtwijst
Voorbeeld: `Na drie mondelinge terechtwijzingen, wordt de leerling tijdelijk geschorst.` |
|
de terechtzitting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tərɛx(t)sɪtɪŋ] Verbuigingen: terechtzitting|en (meerv.) |
zitting van rechtsprekende juristen juridisch
Voorbeelden: `De rechter beoordeelt op de terechtzitting of er voldoende bewijs is tegen de verdachte.`, `Terechtzittingen zijn openbaar tenzij besloten is tot een terechtzitting met gesloten deuren.` Synoniem: rechtszitting |
|
teren
werkw. |
met teer besmeren Voorbeeld: `De schipper heeft de sloep geteerd. `
|
|
teren op
werkw. Uitspraak: [terə(n) ɔp] Verbuigingen: teerde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geteerd op (volt.deelw.) |
1) leven van
Voorbeeld: `eerder ophouden met werken en teren op je spaargeld` 2) genoeg hebben aan Voorbeelden: `al jaren teren op oude roem en geen nieuwe liedjes meer uitbrengen`, `lang teren op mooie vakantiefoto's` |
|
tergen
werkw. Uitspraak: [ˈtɛrgə(n)] Verbuigingen: tergde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getergd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand zó gemeen plagen dat hij of zij boos wordt
Synoniemen: treiteren, sarren, tarten |
|
tergend
bijv.naamw. Uitspraak: ['tɛrxənt] |
die of dat heel erg hinderlijk is
Voorbeelden: `hinderlijk of zelfs tergend gedrag van hangjongeren`, `tergend langzaam vooruitgaan` Synoniemen: irriterend, ergerlijk |
|
de tering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['terɪŋ] |
1) besmettelijke infectieziekte in je longen informeel
Voorbeeld: `Vroeger ging je dood aan de tering.` Synoniem: tuberculose |
|
vliegende tering
|
(tering met een snel verloop)
|
|
Krijg de tering! informeel
|
dit zeg je tegen iemand op wie je heel boos bent>)
|
|
2)
de tering naar de nering zetten |
(je uitgaven beperken als je inkomsten minder worden)
|
|
de terinzagelegging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɛr'ɪnzaxəlɛxɪŋ] |
keer dat je mensen de gelegenheid geeft om iets te bekijken
Voorbeeld: `de terinzagelegging van een ontwerp bestemmingsplan` |
|
terloops
bijv.naamw. Uitspraak: [tɛrˈlops] |
zonder dat je er veel nadruk op legt
Voorbeeld: `een terloopse opmerking` Synoniemen: en passant, in het voorbijgaan |
|
de term
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛrm] Verbuigingen: term|en (meerv.) |
1) woord
Voorbeeld: `zich in lovende termen over iemand uitlaten` Synoniem: bewoording 2) woord met een specifieke betekenis in een bepaald vakgebied Voorbeelden: `medische termen`, `'Beschikking' is de geijkte term voor een uitspraak in kort geding.` Synoniem: vakterm |
|
in bedekte termen spreken
|
(dingen zeggen zonder precies te vertellen hoe het zit)
|
|
Termanu
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Kent u iemand die Termanu spreekt? `
|
|
de termiet
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛr'mit] Verbuigingen: termiet|en (meerv.) |
insect met acht poten en een hard schild als bovenkant
|
|
de termijn
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛrˈmɛin] Verbuigingen: termijn|en (meerv.) |
vastgestelde periode
Voorbeelden: `een lening in maandelijkse termijnen terugbetalen`, `de termijn verstrijkt/loopt af/vervalt` |
|
op de lange termijn
|
(na lange tijd)
|
|
op korte termijn
|
(na korte tijd) `Het wetsvoorstel zal op korte termijn worden ingediend.` Synoniem: binnenkort
|
|
op termijn
|
(op den duur) Synoniem: uiteindelijk
|
|
terminaal
bijv.naamw. Uitspraak: [tɛrmiˈnal] |
met betrekking tot de stervensfase
|
|
terminale zorg
|
(zorg aan mensen die snel zullen sterven)
|
|
terminale ziekte
|
(ziekte waaraan je uiteindelijk overlijdt)
|
|
de terminal
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tʏ:rmɪnəl] Verbuigingen: terminal|s (meerv.) |
ruimte in een (lucht)haven waar passagiers vertrekken of aankomen
Voorbeeld: `in de terminal van de luchthaven een kop koffie drinken en iets eten totdat je kunt vertrekken` |
|
I terminatief
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een naamval die in het Nederlands omschreven zou worden met "tot aan"
Voorbeeld: `Het Baskisch kent een terminatief. |
|
II terminatief
bijv.naamw. |
[taalkunde] begrensd door een einde
Voorbeeld: `"Een appel eten" is terminatief; "een kar duwen" niet-terminatief. ` |
|
terminator
zelfst.naamw. |
[astronomie] overgangsgebied tussen licht en donker op een planeet of maan Voorbeeld: `Bij het eerste of laatste kwartier van de maanfasen verdeelt de terminator de maan in twee gelijke delen. `
|
|
de terminologie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɛrminolo'xi] |
1) geheel van termen of woorden die in een bepaald vakgebied gebruikt worden taalkunde
Voorbeelden: `technische terminologie`, `medische terminologie` 2) geheel van woorden die je in een bepaalde situatie gebruikt Voorbeeld: `de terminologie die je gebruikt, aanpassen als je met een kind praat` Synoniem: woordkeuze |
|
de terminus
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɛrminʏs] Verbuigingen: terminus|sen, ter|mini (meerv.) |
eindstation van een trein, tram of bus
|
|
ternauwernood
bijwoord Uitspraak: [tɛrˈnɑuwərnot] |
maar net
Voorbeeld: `ternauwernood aan de dood ontsnappen` Synoniemen: nauwelijks, amper, op het nippertje |
|
terneergeslagen
bijv.naamw. Uitspraak: [tɛrˈnerxəslaxə(n)] |
somber en zonder moed om door te gaan
Voorbeeld: `Na de verloren partij zat de schaker terneergeslagen voor zich uit te staren.` Synoniemen: bedrukt, verslagen, down |
|
de terp
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛrp] Verbuigingen: terp|en (meerv.) |
heuvel door mensen gemaakt om een veilige plaats te hebben in geval van overstromingen
Voorbeelden: `terpdorp`, `terpboerderij` |
|
terpeen
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een klasse organische moleculen afgeleid van isopreen, die in de veel planten, vooral coniferen, geproduceerd worden, maar ook in enkele zeldzame gevallen van dierlijke oorsprong kunnen zijn Voorbeeld: `Kamfer is een terpeen. `
|
|
de terpentijn
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛrpən'tɛin] |
vloeistof die van hars gemaakt is en die je gebruikt om olieverf te verdunnen
Voorbeelden: `terpentijnolie`, `terpentijnvernis`, `terpentijnhars` |
|
terpentijnnoot
zelfst.naamw. |
[plantkunde] de noot van de terpentijnboom 'Pistacia terebinthus'
|
|
terpentine
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een aardoliedestillaat dat gebruikt wordt voor het verdunnen van industriële verf, het verwijderen van verfresten, het schoonmaken van kwasten en als ontvetter
|
|
I terrabruin
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur bruin met RAL-nummer 8028.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het terrabruin? |
|
II terrabruin
bijv.naamw. |
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur bruin, met RAL-nummer 8028.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een terrabruine auto. ` |
|
het terracotta
zelfst.naamw. Uitspraak: [tɛra'kɔta] |
aardewerk met een roodbruine kleur waar je potten mee bakt
Voorbeelden: `terracottategel`, `terracottakleur` |
|
het terras
zelfst.naamw. Uitspraak: [tɛˈrɑs] Verbuigingen: terras|sen (meerv.) |
1) afgescheiden plek in de openlucht waar je kunt uitrusten of iets kunt consumeren
Voorbeelden: `een kopje koffie drinken op het terras van het café`, `vanuit het terras op het dak een schitterend uitzicht hebben` 2) horizontaal stuk grond tegen de helling van een berg landbouw |
|
terrascultuur
|
(het verbouwen van landbouwproducten (bijvoorbeeld rijst) op terrassen)
|
|
het terrein
zelfst.naamw. Uitspraak: [təˈrɛin] Verbuigingen: terrein|en (meerv.) |
1) stuk grond
Voorbeeld: `sportterrein` Synoniem: gebied 2) alles wat bij een bepaald onderwerp hoort Voorbeeld: `op het terrein van de wiskunde` Synoniemen: gebied, domein, vlak |
|
terrein verliezen
|
(invloed of macht verliezen)
|
|
terrein winnen
|
(meer invloed krijgen)
|
|
de terreinwagen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tə'rɛinwaxə(n)] Verbuigingen: terreinwagen|s (meerv.) |
grote auto die geschikt is om op ruw terrein te rijden
Voorbeeld: `een landrover is een voorbeeld van een terreinwagen` |
|
de terreur
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɛˈrør] |
georganiseerd geweld om een bepaald (politiek) doel te bereiken
Voorbeeld: `vluchten voor de terreur van het dictatoriale regime` Synoniem: terrorisme |
|
de terreurbeweging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɛ'rørbəwexɪŋ] Verbuigingen: terreurbeweging|en (meerv.) |
groep die met georganiseerd geweld een bepaald (politiek) doel probeert te bereiken
Voorbeeld: `de islamitische terreurbeweging Hamas` |
|
terreurorganisatie
zelfst.naamw. |
[politiek] een groepering die zijn doelstellingen naastreeft door terreur te zaaien Voorbeeld: `De dood van Osama ben Laden zegt alle terreurorganisaties de wacht aan. `
|
|
terrine
zelfst.naamw. |
een geglazuurde schaal om in te koken Voorbeeld: `De terrine die we van oma gekregen hadden was in stukken gevallen. `
|
|
terrine
zelfst.naamw. |
een geglazuurde schaal om in te koken Voorbeeld: `De terrine die we van oma gekregen hadden was in stukken gevallen. `
|
|
territoriaal
bijv.naamw. Uitspraak: [tɛritoriˈjal] |
behorend bij een bepaald land
Voorbeeld: `de territoriale wateren` |
|
het territorium
zelfst.naamw. Uitspraak: [tɛriˈtorijʏm] Verbuigingen: territo|ria (meerv.) |
stuk land waarover iemand de macht heeft
Voorbeeld: `het territorium van de Nederlandse staat` Synoniem: grondgebied |
|
Een hond bakent zijn territorium af.
|
(een hond markeert de grenzen van zijn leefgebied)
|
|
terroriseren
werkw. Uitspraak: [tɛrɔriˈzerə(n)] Verbuigingen: terroriseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geterroriseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met terreur voortdurend bang maken
Voorbeeld: `De bende jonge criminelen terroriseerde de buurt.` |
|
het terrorisme
zelfst.naamw. Uitspraak: [tɛrɔˈrɪsmə] |
gebruik van terreur om politieke doelen te bereiken
|
|
de terrorist
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛrɔ'rɪst] Verbuigingen: terrorist|en (meerv.) de terrorist|e zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɛro'rɪst|ə] Verbuigingen: terroriste|s (meerv.) |
iemand die terreur gebruikt om politieke doelen te bereiken
Voorbeeld: `zelfmoordterrorist` |
|
terroristisch
bijv.naamw. Uitspraak: [tɛrɔ'rɪstis] |
wat betrekking heeft op het terrorisme of terroristen
Voorbeeld: `een terroristische aanslag plegen` |
|
tersel
zelfst.naamw. |
[dierkunde], [valkerij]: het mannetje van een roofvogelsoort
Voorbeeld: `..... de twee duide-. ` : Voorbeeld: `Lijk jagende valken, die, zeg ik eerlijk,. ` Voorbeeld: `Ons volgden van boomtop tot boomtop, altijd. ` Voorbeeld: `Schreeuwend tussen beide, vrouwtje en tersel, ...'<ref>'Hoe het opent, en doorgaat te openen', Maria van Daalen. Nieuw Letterkundig Magazijn 17 (1999), p. 38-39</ref> ` |
|
terstond
bijwoord Uitspraak: [tɛr'stɔnt] |
zonder te wachten
Voorbeeld: `een verzoek terstond afslaan` Synoniemen: meteen, onmiddellijk |
|
tertiaal
zelfst.naamw. |
[tijdrekening], [eenheid] een periode van vier maanden.
|
|
tertiair
bijv.naamw. Uitspraak: [tɛr'(t)ʃɛ:r] |
als iets op de derde plaats komt
Voorbeeld: `de tertiaire sector of de dienstensector` Synoniem: derde |
|
terts
zelfst.naamw. |
[muziek] de derde trap van een diatonisch|diatonische toonladder
[muziek] een interval met een toonafstand zoals die van de eerste naar de derde toon van een diatonisch|diatonische toonladder [religie] een van de kleine kerkelijke getijden Voorbeeld: `Rond negen uur 's ochtends wordt, met name in kloosters, het officie van de terts gebeden. ` |
|
terug
bijwoord Uitspraak: [teˈrʏx] |
1) weer naar de plaats waar iemand of iets vandaan is gekomen
Voorbeelden: `de reis terug`, `over tien minuten terug zijn` Antoniem: heen Synoniem: retour 2) vroeger Voorbeeld: `een tijdje terug` Synoniem: geleden 3) opnieuw Voorbeeld: `We zijn terug begonnen.` Synoniem: weer |
|
terug naar af
|
(terug naar het punt waar je bent begonnen)
|
|
Daar had ik niet van terug.
|
(ik wist niet hoe ik daarop moest reageren)
|
|
Heb je terug van vijftig euro?
|
(heb je wisselgeld om het te veel betaalde van vijftig euro te kunnen teruggeven?)
|
|
terug-sms'en
werkw. Afbreekpatroon: te - 'rug - s - m - s - en Herkomst: «Engels Verbuigingen: sms'te terug (verl.tijd ) Verbuigingen: terugge-sms't (volt.deelw.) |
antwoorden via sms
Voorbeeld: `na ontvangst van haar vrolijke sms'je heeft hij direct terugge-sms't` |
|
terugbellen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxbɛlə(n)] Verbuigingen: belde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggebeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bellen naar iemand die je op een vorig tijdstip heeft gebeld
Voorbeeld: `een berichtje inspreken op je vaders antwoordapparaat en vragen of hij je zo snel mogelijk terugbelt` |
|
terugbetalen
werkw. Uitspraak: [teˈrʏxbətalə(n)] Verbuigingen: betaalde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft terugbetaald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geld betalen dat je geleend hebt of dat te veel is betaald
Voorbeeld: `Wanneer betaal je me de twintig euro terug die je me nog schuldig bent?` |
|
terugbezorgen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxbəzɔrxə(n)] Verbuigingen: bezorgde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft terugbezorgd (volt.deelw.) |
iets teruggeven aan de eigenaar of aan de persoon voor wie iets bedoeld is
Voorbeeld: `een dvd die je geleend hebt, terugbezorgen aan je zus` |
|
de terugblik
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [təˈrʏxblɪk] Verbuigingen: terugblik|ken (meerv.) |
overzicht van wat voorbij is
Voorbeeld: `een terugblik op de twintigste eeuw` |
|
terugblikken
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxblɪkə(n)] Verbuigingen: blikte terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggeblikt (volt.deelw.) |
een overzicht geven van of nadenken over iets dat voorbij is
Voorbeeld: `terugblikken op je studentenjaren` Synoniem: terugkijken |
|
terugblikkend
bijv.naamw. |
terugkijkend naar het verleden Voorbeeld: `In dat verhaal komen veel terugblikkende elementen voor. `
|
|
terugbrengen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxbrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) brengen naar de plek waar iets of iemand vandaan komt
Voorbeeld: `Na het partijtje word je teruggebracht naar huis.` 2) verminderen Voorbeeld: `iets terugbrengen tot de juiste proporties` Synoniem: reduceren |
|
terugdeinzen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxdɛinzə(n)] Verbuigingen: deinsde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggedeinsd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
achteruitgaan
Voorbeeld: `terugdeinzen als een grote hond te dicht bij je komt` |
|
terugdeinzen voor
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxdɛinzən vor] Verbuigingen: deinsde terug voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggedeinsd voor (volt.deelw.) |
uit angst iets niet willen doen
Voorbeeld: `terugdeinzen voor de grote verantwoordelijkheid` Synoniem: terugschrikken voor |
|
terugdraaien
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxdrajə(n)] Verbuigingen: draaide terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggedraaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) achteruitdraaien
Voorbeeld: `de knop terugdraaien` Synoniem: terugzetten 2) ongedaan maken Voorbeeld: `maatregelen terugdraaien` Synoniem: herroepen |
|
de klok/tijd terugdraaien
|
(maken dat het weer wordt zoals vroeger)
|
|
terugdrijven
werkw. |
drijven naar de oorspronkelijke richting
Voorbeeld: `De koeien werden teruggedreven naar hun schuilplaats. ` een aantal beperken Voorbeeld: `We moeten het aantal sigaretten dit jaar met 12,4% kunnen terugdrijven. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
terugdringen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxdrɪŋə(n)] Verbuigingen: drong terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggedrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verminderen in aantal of hoeveelheid
Voorbeelden: `maatregelen treffen om de werkloosheid terug te dringen`, `de kindersterfte terugdringen` Synoniem: beperken |
|
terugeisen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxɛisə(n)] Verbuigingen: eiste terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggeëist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets wat van jou is terugvragen of terugvorderen
Voorbeeld: `geld dat je aan iemand geleend hebt, terugeisen` Synoniemen: terugvorderen, reclameren |
|
teruggaan
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxan] Verbuigingen: ging terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gaan naar de plaats waar je vandaan komt
Voorbeeld: `terug naar huis gaan` |
|
teruggaan op
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxan ɔp] Verbuigingen: ging terug op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggegaan op (volt.deelw.) |
zijn of haar oorsprong vinden in
Voorbeeld: `Veel gebruiken rond Kerstmis gaan terug op rituelen van vóór het christendom.` Synoniem: wortelen in |
|
terugbellen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxbɛlə(n)] Verbuigingen: belde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggebeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bellen naar iemand die je op een vorig tijdstip heeft gebeld
Voorbeeld: `een berichtje inspreken op je vaders antwoordapparaat en vragen of hij je zo snel mogelijk terugbelt` |
|
terugbrengen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxbrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) brengen naar de plek waar iets of iemand vandaan komt
Voorbeeld: `Na het partijtje word je teruggebracht naar huis.` 2) verminderen Voorbeeld: `iets terugbrengen tot de juiste proporties` Synoniem: reduceren |
|
terugdenken
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxdɛŋkə(n)] Verbuigingen: dacht terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggedacht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een gebeurtenis uit het verleden in gedachten hebben
Voorbeeld: `terugdenken aan je eerste schooldag` |
|
terugdeinzen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxdɛinzə(n)] Verbuigingen: deinsde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggedeinsd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
achteruitgaan
Voorbeeld: `terugdeinzen als een grote hond te dicht bij je komt` |
|
terugdraaien
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxdrajə(n)] Verbuigingen: draaide terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggedraaid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) achteruitdraaien
Voorbeeld: `de knop terugdraaien` Synoniem: terugzetten 2) ongedaan maken Voorbeeld: `maatregelen terugdraaien` Synoniem: herroepen |
|
de klok/tijd terugdraaien
|
(maken dat het weer wordt zoals vroeger)
|
|
terugdrijven
werkw. |
drijven naar de oorspronkelijke richting
Voorbeeld: `De koeien werden teruggedreven naar hun schuilplaats. ` een aantal beperken Voorbeeld: `We moeten het aantal sigaretten dit jaar met 12,4% kunnen terugdrijven. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
terugdringen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxdrɪŋə(n)] Verbuigingen: drong terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggedrongen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verminderen in aantal of hoeveelheid
Voorbeelden: `maatregelen treffen om de werkloosheid terug te dringen`, `de kindersterfte terugdringen` Synoniem: beperken |
|
terugeisen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxɛisə(n)] Verbuigingen: eiste terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggeëist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets wat van jou is terugvragen of terugvorderen
Voorbeeld: `geld dat je aan iemand geleend hebt, terugeisen` Synoniemen: terugvorderen, reclameren |
|
teruggaan
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxan] Verbuigingen: ging terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gaan naar de plaats waar je vandaan komt
Voorbeeld: `terug naar huis gaan` |
|
teruggeven
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxevə(n)] Verbuigingen: gaf terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geven aan de persoon van wie het eerst was
Voorbeeld: `geleende boeken teruggeven` Antoniem: terugkrijgen |
|
terughouden
werkw. |
'iets ~': iets niet voegen bij wat gegeven wordt
Voorbeeld: `Dit gedeelte werd teruggehouden. ` 'iemand ~ van': iemand bewegen iets na te laten Voorbeeld: `Dat hield hem ervan terug op reis te gaan. ` |
|
terugkaatsen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxkatsə(n)] Verbuigingen: kaatste terug (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (een bal) terugslaan
Verbuigingen: heeft teruggekaatst (volt.deelw.) Voorbeeld: `de bal hard terugkaatsen naar je tegenstander in een partijtje tafeltennis` 2) (licht of geluid) weerkaatsen Verbuigingen: is teruggekaatst (volt.deelw.) Voorbeeld: `zonlicht dat teruggekaatst wordt` Synoniem: reflecteren (1) |
|
terugkeren
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxkerə(n)] Verbuigingen: keerde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weer gaan in de richting waar je vandaan bent gekomen
Voorbeeld: `terugkeren naar je geboortestad` |
|
op je schreden terugkeren
|
(wat je hebt gezegd of gedaan ongedaan maken)
|
|
terugkomen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxkomə(n)] Verbuigingen: kwam terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) weer komen op de plek waar je vandaan bent gekomen
Voorbeeld: `We gaan 19 juli op vakantie en komen over drie weken terug.` 2) opnieuw gebeuren Voorbeeld: `Ondanks de chemokuur is de kanker toch teruggekomen.` |
|
terugkomen van een idee
|
(bij nader inzien een idee toch niet zo goed vinden)
|
|
terugkrijgen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxkrɛixə(n)] Verbuigingen: kreeg terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggekregen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) weer krijgen wat eerder al in je bezit was
Voorbeeld: `de gestolen sieraden weer terugkrijgen` Antoniem: teruggeven 2) als reactie krijgen Voorbeeld: `Ik heb hem gisteren gemaild en nu krijg ik al een mailtje terug.` |
|
teruglezen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxlezə(n)] Verbuigingen: las terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggelezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets voor de tweede keer lezen
Voorbeeld: `een boek teruglezen omdat je het zo mooi vindt` |
|
teruglopen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxlopə(n)] Verbuigingen: liep terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) lopen naar de plek waar je vandaan bent gekomen
Voorbeeld: `Je hoeft me niet met de auto thuis te brengen, ik loop wel terug.` 2) lager of minder worden Voorbeelden: `De belangstelling voor het programma loopt terug.`, `De barometer loopt terug.` Antoniemen: oplopen, stijgen, Synoniemen: achteruitgaan, dalen |
|
terugnemen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxnemə(n)] Verbuigingen: nam terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van een winkel) weer kopen van een klant
Voorbeeld: `Wij zullen de producten met een fabrieksfout terugnemen.` Synoniem: terugroepen 2) je eerder gedane belofte of opmerking intrekken Voorbeeld: `Na scherpe kritiek moest de minister zijn woorden terugnemen.` Synoniemen: intrekken, herroepen |
|
terugplooien
werkw. |
België, niet algemeen zich terugtrekken.<ref>http://taal.vrt.be/taaldatabanken_master/taalkwesties/t-tz/tk-t0034.shtml</ref> Voorbeeld: `Tegelijk zou Israël beginnen zijn leger terug te plooien'. `
|
|
terugroepen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxrupə(n)] Verbuigingen: riep terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggeroepen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand) laten terugkeren naar de plaats te komen waar hij vandaan komt
Voorbeeld: `De president liet weten dat hij zijn troepen zou terugroepen.` 2) (defecte) goederen terughalen Voorbeeld: `Twee miljoen auto's worden teruggeroepen vanwege een productiefout.` |
|
terugslaan
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxslan] Verbuigingen: sloeg terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggeslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met slaan reageren op iemand die jou slaat
Voorbeeld: `Nadat de jongen hem een stomp had gegeven, sloeg hij hard terug.` 2) reageren (op een actie van je concurrent) Voorbeeld: `Ze verloren het EK, maar ze sloegen keihard terug met een overwinning op de Olympische Spelen.` |
|
terugslaan op
|
(verwijzen naar iets dat eerder is genoemd)
|
|
terugsturen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxstyrə(n)] Verbuigingen: stuurde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggestuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weer sturen naar de plek waar iets of iemand vandaan komt
Voorbeeld: `vluchtelingen terugsturen` |
|
terugtreden
werkw. |
een ambt of positie opgeven
Voorbeeld: `Hij was om gezondheidsredenen teruggetreden als aartsbisschop. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het terugtreden in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
terugvallen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxfɑlə(n)] Verbuigingen: viel terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) weer in de oude toestand terechtkomen
Voorbeeld: `terugvallen in je slechte gewoontes` 2) het minder goed doen Voorbeeld: `heel lang op kop rijden maar na dertig kilometer toch terugvallen` |
|
teruggeven
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxevə(n)] Verbuigingen: gaf terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geven aan de persoon van wie het eerst was
Voorbeeld: `geleende boeken teruggeven` Antoniem: terugkrijgen |
|
terugvinden
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxfɪndə(n)] Verbuigingen: vond terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weer vinden wat je kwijt was
Voorbeelden: `je sleutels terugvinden`, `de rust terugvinden om te genieten van het leven` Synoniem: hervinden |
|
terugvorderen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxfɔrdərə(n)] Verbuigingen: vorderde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggevorderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets wat van jou is terugvragen of -eisen
Voorbeeld: `je waarborg terugvorderen bij je huisbaas` Synoniemen: terugeisen, reclameren |
|
terugwinnen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxwɪnə(n)] Verbuigingen: won terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggewonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat iets of iemand weer van jou is
Voorbeelden: `je ex-vriendin terugwinnen`, `je zelfvertrouwen terugwinnen` |
|
terugwerpen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxwɛrpə(n)] Verbuigingen: wierp terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) weer gooien naar de plaats waar iets vandaan komt
Voorbeeld: `de bal van je buurjongen terugwerpen` |
|
2)
teruggeworpen worden op |
(geconfronteerd worden met iets uit het verleden)
|
|
3)
op zichzelf teruggeworpen worden |
(iets in je eentje moeten doen) `na de dood van je partner op jezelf teruggeworpen worden`
|
|
terugzetten
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxsɛtə(n)] Verbuigingen: zette terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iets weer plaatsen waar het vandaan komt
Voorbeeld: `je konijntje uit zijn kooi halen om het te aaien en het daarna weer terugzetten` Synoniem: terugplaatsen 2) achteruitplaatsen Voorbeeld: `je klok terugzetten in de wintertijd en vooruitzetten in de zomertijd` Antoniem: vooruitzetten Synoniem: terugdraaien |
|
terugzien
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxsin] Verbuigingen: zag terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggezien (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weer zien
Voorbeeld: `Na jaren in het buitenland, zag ik mijn zus terug.` |
|
terugzenden
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxsɛndə(n)] Verbuigingen: zond terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets of iemand terugsturen naar de plaats van herkomst
Voorbeeld: `een foute bestelling terugzenden` |
|
terughalen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxhalə(n)] Verbuigingen: haalde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggehaald (volt.deelw.) |
van een andere plaats weer naar de plaats brengen waar iets of iemand vandaan komt
Voorbeeld: `troepen in een oorlogsgebied terughalen naar huis` |
|
terughouden
werkw. |
'iets ~': iets niet voegen bij wat gegeven wordt
Voorbeeld: `Dit gedeelte werd teruggehouden. ` 'iemand ~ van': iemand bewegen iets na te laten Voorbeeld: `Dat hield hem ervan terug op reis te gaan. ` |
|
terughoudend
bijv.naamw. Uitspraak: [tərʏxˈhɑudənt] |
niet je emotie of mening tonend
Voorbeeld: `terughoudend reageren op het aanbod` Synoniemen: gereserveerd, afstandelijk |
|
terugkaatsen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxkatsə(n)] Verbuigingen: kaatste terug (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (een bal) terugslaan
Verbuigingen: heeft teruggekaatst (volt.deelw.) Voorbeeld: `de bal hard terugkaatsen naar je tegenstander in een partijtje tafeltennis` 2) (licht of geluid) weerkaatsen Verbuigingen: is teruggekaatst (volt.deelw.) Voorbeeld: `zonlicht dat teruggekaatst wordt` Synoniem: reflecteren (1) |
|
de terugkeer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tə'rʏxker] |
keer dat je weer gaat in de richting waar je vandaan gekomen bent
Voorbeelden: `terugkeerland`, `de terugkeer van illegale vluchtelingen naar hun geboorteland` Synoniem: comeback |
|
terugkelderen
werkw. |
achteruitgaan, minder worden van de technisch bereikte levenskwaliteit bij baby's in de neonatologie
(in het algemeen) achteruitgaan van telbare grootheden (inkomen, kijkcijfers). |
|
terugkeren
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxkerə(n)] Verbuigingen: keerde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggekeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weer gaan in de richting waar je vandaan bent gekomen
Voorbeeld: `terugkeren naar je geboortestad` |
|
op je schreden terugkeren
|
(wat je hebt gezegd of gedaan ongedaan maken)
|
|
terugkijken
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxkɛikə(n)] Verbuigingen: keek terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggekeken (volt.deelw.) |
ook kijken nadat iemand naar jou gekeken heeft
Voorbeeld: `niet terugkijken naar een jongen die je aanstaart omdat je niet in hem geïnteresseerd bent` |
|
terugkijken op
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxkɛikə(n) ɔp] Verbuigingen: keek terug op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggekeken op (volt.deelw.) |
een terugblik werpen op
Voorbeeld: `terugkijken op een gelukkig leven` |
|
terugkomen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxkomə(n)] Verbuigingen: kwam terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) weer komen op de plek waar je vandaan bent gekomen
Voorbeeld: `We gaan 19 juli op vakantie en komen over drie weken terug.` 2) opnieuw gebeuren Voorbeeld: `Ondanks de chemokuur is de kanker toch teruggekomen.` |
|
terugkomen van een idee
|
(bij nader inzien een idee toch niet zo goed vinden)
|
|
terugkomen op
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxkomə(n) ɔp] Verbuigingen: kwam terug op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggekomen op (volt.deelw.) |
1) opnieuw spreken over (iets)
Voorbeeld: `Ik heb je opmerking gehoord en ik zal na de pauze op dat onderwerp terugkomen.` 2) opnieuw in overweging nemen Voorbeeld: `terugkomen op een beslissing` Synoniem: herzien |
|
terugkomst
zelfst.naamw. |
het terugkeren naar een voorheen bezochte of bewoonde plaats
Voorbeeld: `Bij zijn terugkomst bleek zijn huis geplunderd door inbrekers. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
terugkoppelen naar
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxkɔpələnar] Verbuigingen: koppelde terug naar (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggekoppeld naar (volt.deelw.) |
voorleggen aan
Voorbeeld: `het onderhandelingsresultaat terugkoppelen naar je achterban` |
|
terugkrijgen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxkrɛixə(n)] Verbuigingen: kreeg terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggekregen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) weer krijgen wat eerder al in je bezit was
Voorbeeld: `de gestolen sieraden weer terugkrijgen` Antoniem: teruggeven 2) als reactie krijgen Voorbeeld: `Ik heb hem gisteren gemaild en nu krijg ik al een mailtje terug.` |
|
Die krijg je terug!
|
dreigende reactie tegen iemand die je iets vervelends heeft gezegd of heeft aangedaan>)
|
|
terugleggen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxlɛxə(n)] Verbuigingen: legde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggelegd (volt.deelw.) |
iets weer neerleggen op de plaats waar je het gevonden hebt
Voorbeeld: `in de supermarkt een reep chocolade eerst nemen maar dan terugleggen omdat je er dik van wordt` |
|
teruglezen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxlezə(n)] Verbuigingen: las terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggelezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets voor de tweede keer lezen
Voorbeeld: `een boek teruglezen omdat je het zo mooi vindt` |
|
teruglopen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxlopə(n)] Verbuigingen: liep terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggelopen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) lopen naar de plek waar je vandaan bent gekomen
Voorbeeld: `Je hoeft me niet met de auto thuis te brengen, ik loop wel terug.` 2) lager of minder worden Voorbeelden: `De belangstelling voor het programma loopt terug.`, `De barometer loopt terug.` Antoniemen: oplopen, stijgen, Synoniemen: achteruitgaan, dalen |
|
terugmailen
werkw. Afbreekpatroon: te - 'rug - mai - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: mailde terug (verl.tijd ) Verbuigingen: teruggemaild (volt.deelw.) |
via e-mail beantwoorden computer
Voorbeeld: `Wil je me morgen even terugmailen over die kwestie?` |
|
terugnemen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxnemə(n)] Verbuigingen: nam terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van een winkel) weer kopen van een klant
Voorbeeld: `Wij zullen de producten met een fabrieksfout terugnemen.` Synoniem: terugroepen 2) je eerder gedane belofte of opmerking intrekken Voorbeeld: `Na scherpe kritiek moest de minister zijn woorden terugnemen.` Synoniemen: intrekken, herroepen |
|
terugplaatsen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxplatsə(n)] Verbuigingen: plaatste terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggeplaatst (volt.deelw.) |
weer zetten op de plaats waar iemand of iets vandaan komt
Voorbeeld: `een kunstmatig bevruchte eicel terugplaatsen bij de vrouw` |
|
terugplooien
werkw. |
België, niet algemeen zich terugtrekken.<ref>http://taal.vrt.be/taaldatabanken_master/taalkwesties/t-tz/tk-t0034.shtml</ref> Voorbeeld: `Tegelijk zou Israël beginnen zijn leger terug te plooien'. `
|
|
terugrijden
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxrɛidə(n)] Verbuigingen: reed terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggereden (volt.deelw.) |
weer rijden naar de plaats waar je vandaan komt
Voorbeeld: `terugrijden naar het hotel en je klaarmaken voor het avondeten` |
|
terugroepen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxrupə(n)] Verbuigingen: riep terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggeroepen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand) laten terugkeren naar de plaats te komen waar hij vandaan komt
Voorbeeld: `De president liet weten dat hij zijn troepen zou terugroepen.` 2) (defecte) goederen terughalen Voorbeeld: `Twee miljoen auto's worden teruggeroepen vanwege een productiefout.` |
|
terugschrijven
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxsxrɛivə(n)] Verbuigingen: schreef terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggeschreven (volt.deelw.) |
een antwoord sturen naar iemand die jou eerder geschreven heeft
Voorbeeld: `een brief ontvangen van je beste vriendin en haar meteen terugschrijven` |
|
terugschrikken voor
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxsxrɪkə(n) vor] Verbuigingen: schrok terug voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggeschrokken voor (volt.deelw.) |
bang zijn voor
Voorbeeld: `terugschrikken voor de gevolgen` Synoniemen: terugdeinzen voor, huiveren voor |
|
terugslaan
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxslan] Verbuigingen: sloeg terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggeslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met slaan reageren op iemand die jou slaat
Voorbeeld: `Nadat de jongen hem een stomp had gegeven, sloeg hij hard terug.` 2) reageren (op een actie van je concurrent) Voorbeeld: `Ze verloren het EK, maar ze sloegen keihard terug met een overwinning op de Olympische Spelen.` |
|
terugslaan op
|
(verwijzen naar iets dat eerder is genoemd)
|
|
de terugslag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [təˈrʏxslɑx] Verbuigingen: terugslag|en (meerv.) |
nadelig gevolg
Voorbeeld: `Ze leek hersteld van de longontsteking, maar kreeg later toch een terugslag.` |
|
de terugspeelbal
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tə'rʏxspelbɑl] Verbuigingen: terugspeelbal|len (meerv.) |
handeling waarbij een speler de bal naar de keeper of het doel van zijn eigen ploeg schopt
Voorbeeld: `De doelman kreeg een harde terugspeelbal.` |
|
terugsturen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxstyrə(n)] Verbuigingen: stuurde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggestuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weer sturen naar de plek waar iets of iemand vandaan komt
Voorbeeld: `vluchtelingen terugsturen` |
|
terugtocht
zelfst.naamw. |
de tocht terug naar een eerder beginpunt Voorbeeld: `Na drie weken door Zweden getrokken te hebben beginnen we morgen aan de terugtocht. `
|
|
terugtocht
zelfst.naamw. |
de tocht terug naar een eerder beginpunt Voorbeeld: `Na drie weken door Zweden getrokken te hebben beginnen we morgen aan de terugtocht. `
|
|
terugtoets
zelfst.naamw. |
een toets die op een typemachine het wissen van eerder geschreven tekst mogelijk maakt
Voorbeeld: `Elektrische typemachines hadden een ingebouwd correctielint en een terugtoets. ` een soortgelijke toets op het toetsenbord van een computer Voorbeeld: `Druk op de terugtoets boven de entertoets om naar de vorige pagina terug te keren. ` |
|
terugtreden
werkw. |
een ambt of positie opgeven
Voorbeeld: `Hij was om gezondheidsredenen teruggetreden als aartsbisschop. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het terugtreden in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
terugtrekken
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxtrɛkə(n)] Verbuigingen: trok terug (verl.tijd enkelv.) |
1) brengen naar de plaats vanwaar iets of iemand komt
Voorbeelden: `de troepen uit Afghanistan terugtrekken`, `je hand terugtrekken`, `zich uit het gebied terugtrekken` Synoniem: weghalen 2) zeggen dat iets niet meer geldt Voorbeeld: `je woorden terugtrekken` Synoniemen: intrekken, herroepen |
|
zich terugtrekken
|
(niet meer meedoen) `zich terugtrekken ten gunste van de andere kandidaat`
|
|
een teruggetrokken leven lijden
|
(weinig contact hebben met je omgeving)
|
|
de terugval
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [təˈrʏxfɑl] Verbuigingen: terugval|len (meerv.) |
verslechtering van de situatie
Voorbeeld: `Door de hoge rente is er een terugval in het aantal hypotheken.` Synoniem: achteruitgang |
|
terugvallen
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxfɑlə(n)] Verbuigingen: viel terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) weer in de oude toestand terechtkomen
Voorbeeld: `terugvallen in je slechte gewoontes` 2) het minder goed doen Voorbeeld: `heel lang op kop rijden maar na dertig kilometer toch terugvallen` |
|
terugvallen op
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxfɑlə(n) ɔp] Verbuigingen: viel terug op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is teruggevallen op (volt.deelw.) |
steun zoeken bij
Voorbeeld: `Als het je niet lukt, kun je altijd op mij terugvallen.` |
|
terugvechten
werkw. |
een aanval beantwoorden met een tegenaanval
Voorbeeld: `De meesten sloegen op de vlucht, slechts enkelen vochten terug. ` [refl] een achterstand teniet doen Voorbeeld: `Hij heeft zich teruggevochten uit een ogenschijnlijk kansloze positie. ` |
|
terugverdienen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxfərdinə(n)] Verbuigingen: verdiende terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft terugverdiend (volt.deelw.) |
geld dat je aan iets uitgegeven hebt, weer bijeen zien te krijgen
Voorbeeld: `een investering doen die je binnen een jaar terugverdiend hebt` |
|
terugvinden
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxfɪndə(n)] Verbuigingen: vond terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggevonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weer vinden wat je kwijt was
Voorbeelden: `je sleutels terugvinden`, `de rust terugvinden om te genieten van het leven` Synoniem: hervinden |
|
terugvoeren
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxfurə(n)] Verbuigingen: voerde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggevoerd (enkelv.volt.deelw.) |
brengen naar de plek waar iets of iemand vandaan komt
Voorbeeld: `enkele toeristen met een taxi van het hotel naar de luchthaven terugvoeren` Synoniem: terugbrengen |
|
terugvorderen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxfɔrdərə(n)] Verbuigingen: vorderde terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggevorderd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets wat van jou is terugvragen of -eisen
Voorbeeld: `je waarborg terugvorderen bij je huisbaas` Synoniemen: terugeisen, reclameren |
|
de terugwedstrijd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tə'rʏxwɛtstrɛit] Verbuigingen: terugwedstrijd|en (meerv.) |
wedstrijd tussen twee ploegen die voor de tweede keer tegen elkaar spelen
Voorbeeld: `een spannende terugwedstrijd` Antoniem: heenwedstrijd |
|
de terugweg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [təˈrʏxwɛx] Verbuigingen: terugweg|en (meerv.) |
weg of reis die voert naar waar je vandaan komt
Voorbeelden: `op de terugweg`, `De terugweg duurde veel langer.` Antoniem: heenweg |
|
met terugwerkende kracht
|
(ook geldig over de voorafgaande periode) `een salarisverhoging met terugwerkende kracht van drie maanden`
|
|
terugwerpen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxwɛrpə(n)] Verbuigingen: wierp terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggeworpen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) weer gooien naar de plaats waar iets vandaan komt
Voorbeeld: `de bal van je buurjongen terugwerpen` |
|
2)
teruggeworpen worden op |
(geconfronteerd worden met iets uit het verleden)
|
|
3)
op zichzelf teruggeworpen worden |
(iets in je eentje moeten doen) `na de dood van je partner op jezelf teruggeworpen worden`
|
|
terugwinnen
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxwɪnə(n)] Verbuigingen: won terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggewonnen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat iets of iemand weer van jou is
Voorbeelden: `je ex-vriendin terugwinnen`, `je zelfvertrouwen terugwinnen` |
|
terugzenden
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxsɛndə(n)] Verbuigingen: zond terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets of iemand terugsturen naar de plaats van herkomst
Voorbeeld: `een foute bestelling terugzenden` |
|
terugzetten
werkw. Uitspraak: [tə'rʏxsɛtə(n)] Verbuigingen: zette terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggezet (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) iets weer plaatsen waar het vandaan komt
Voorbeeld: `je konijntje uit zijn kooi halen om het te aaien en het daarna weer terugzetten` Synoniem: terugplaatsen 2) achteruitplaatsen Voorbeeld: `je klok terugzetten in de wintertijd en vooruitzetten in de zomertijd` Antoniem: vooruitzetten Synoniem: terugdraaien |
|
terugzien
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxsin] Verbuigingen: zag terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggezien (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weer zien
Voorbeeld: `Na jaren in het buitenland, zag ik mijn zus terug.` |
|
terwijl
conjunction Uitspraak: [tɛrˈwɛil] |
1) gedurende dezelfde tijd dat
Voorbeeld: `werken terwijl de anderen vakantie hebben` 2) hoewel Voorbeeld: `Ik heb de koffie toch maar opgedronken, terwijl die koud was.` Synoniem: ofschoon |
|
terzelfder tijd
|
(op hetzelfde moment) Synoniem: tegelijk
|
|
een onderwerp terzijde schuiven
|
(niet over een onderwerp spreken)
|
|
iemand terzijde nemen
|
(met iemand apart gaan staan om met hem of haar ergens over te praten)
|
|
iemand terzijde staan
|
(iemand helpen)
|
|
maar dit terzijde
|
commentaar op iets wat je eerder hebt gezegd om aan te geven dat dat niets te maken heeft met het onderwerp van gesprek>)
|
|
tesseract
zelfst.naamw. |
een vierdimensionale hyperkubus Voorbeeld: `Omdat we in de derde dimensie bestaan kunnen wij nooit een tesseract zien, slechts de driedimensionale schaduw ervan kunnen wij bekijken. `
|
|
de test
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛst] Verbuigingen: test|en (meerv.) |
onderzoek of iets of iemand geschikt of goed is
Voorbeelden: `een psychologische test`, `een test ondergaan of doen`, `iemand aan een test onderwerpen`, `een test afnemen` Synoniemen: proef, toets |
|
uitprinten
werkw. Uitspraak: ['œytprɪntə(n)] Verbuigingen: printte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeprint (volt.deelw.) |
(een bestand) afdrukken met behulp van een printer
Voorbeeld: `Even het bestand uitprinten, dat leest makkelijker.` Synoniem: printen |
|
het testament
zelfst.naamw. Uitspraak: [tɛstaˈmɛnt] Verbuigingen: testament|en (meerv.) |
1) officieel document waarin je opschrijft wat er na je dood met je bezittingen moet gebeuren juridisch
Voorbeeld: `een testament opmaken bij de notaris` |
|
2)
het Oude Testament en het Nieuwe Testament |
(de boeken van het eerste en het tweede deel van de Bijbel)
|
|
testen
werkw. Uitspraak: [ˈtɛstə(n)] Verbuigingen: testte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getest (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een test onderzoeken
Voorbeeld: `iemand testen op tuberculose` Synoniem: toetsen |
|
uitprinten
werkw. Uitspraak: ['œytprɪntə(n)] Verbuigingen: printte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgeprint (volt.deelw.) |
(een bestand) afdrukken met behulp van een printer
Voorbeeld: `Even het bestand uitprinten, dat leest makkelijker.` Synoniem: printen |
|
testiculair
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot de teelbal
|
|
de testikel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛsˈtikəl] Verbuigingen: testikel|s (meerv.) |
orgaan waar de mannelijke zaadcellen worden gevormd
Synoniemen: zaadbal, teelbal |
|
testen
werkw. Uitspraak: [ˈtɛstə(n)] Verbuigingen: testte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getest (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een test onderzoeken
Voorbeeld: `iemand testen op tuberculose` Synoniem: toetsen |
|
uittesten
werkw. Uitspraak: ['œytɛstə(n)] Verbuigingen: testte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgetest (volt.deelw.) |
(iets) onderzoeken door het te testen
Voorbeelden: `een nieuw medicijn uittesten`, `een tweedehands auto uittesten voor je hem koopt`, `een methodiek uittesten voor je die grootschalig gaat toepassen` |
|
opoe tet
zelfst.naamw. |
ouwe teut, slappe ouwehoer
Voorbeeld: `Ja hoor, daar heb je opoe tet ook weer met haar praatjes.` Synoniem: spuit elf |
|
tetanie
zelfst.naamw. |
[medisch] verhoogde spierprikkelbaarheid
|
|
de tetanus
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tetanʏs] |
besmettelijke ziekte gekenmerkt door pijnlijke spierkrampen
Voorbeeld: `je laten inenten tegen tetanus` |
|
tetheren
|
de mobiele telefoon als modem gebruiken om te internetten met een laptop, tablet of andere smartphone
Voorbeeld: `tetheren met je Iphone als je onderweg bent naar een zakelijke afspraak` |
|
tetraëder
zelfst.naamw. |
[wiskunde] een door vier gelijkzijdige driehoeken ingesloten lichaam Voorbeeld: `Op die pagina's stonden verschillende tetraëders afgebeeld. `
|
|
tetragonaal
bijv.naamw. |
[kristallografie] als hoofdas van de rotatiesymmetrie een viertallige as bezittend Voorbeeld: `Een tetragonale eenheidscel heeft drie rechte hoeken, twee ribben van gelijke lengte een een derde die in lengte af kan wijken. `
|
|
Tetum
zelfst.naamw. |
[taal] een Austronesische taal uit de Centraal-Oostelijke tak, gesproken door ongeveer 450.000 personen op Timor
|
|
de teug
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tøx] Verbuigingen: teug|en (meerv.) |
hoeveelheid vloeistof die je in één keer doorslikt
Voorbeeld: `de jenever in één teug naar binnen slaan` Synoniem: slok |
|
met volle teugen genieten
|
(heel erg genieten)
|
|
de teugel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtøxəl] Verbuigingen: teugel|s (meerv.) |
riem(en) waarmee je een rijdier of trekdier bestuurt
Voorbeeld: `aan de teugels trekken` |
|
de teugels aanhalen
|
(strenger worden)
|
|
de teugels laten vieren
|
(minder streng worden)
|
|
iemand de vrije teugel geven
|
(iemand zijn of haar eigen gang laten gaan)
|
|
Teunis
zelfst.naamw. |
[naam-m] jongensnaam
[spellingsalfabet] spelwoord van het Nederlandse spellingalfabet voor de letter t |
|
teut
bijv.naamw. Uitspraak: [tøt] |
dronken
Synoniemen: zat, bezopen, aangeschoten |
|
Teutonen
zelfst.naamw. Uitspraak: [tø'tonə(n)] |
Germaans volk dat vermoedelijk afkomstig is van het Waddengebied
Voorbeeld: `de Teutonen en de Ambronen` |
|
Teutoons
bijv.naamw. Uitspraak: [tø'tons] |
wat betrekking heeft op de Teutonen
Voorbeeld: `het kasteel van de Teutoonse orde` |
|
het teveel
zelfst.naamw. Uitspraak: [təˈvel] |
dat deel dat te veel is
Voorbeeld: `een teveel aan afval` Antoniem: tekort |
|
de teef
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tef] Verbuigingen: teven (meerv.) |
1) vrouwtjeshond
Voorbeeld: `Een van de vijf pups is een teefje.` Antoniem: reu 2) scheldwoord voor een meisje of vrouw Voorbeeld: `een hete, blonde teef` |
|
tevens
bijwoord Uitspraak: [ˈtevəns] |
ook
Voorbeeld: `Het klaslokaal wordt tevens gebruikt voor de naschoolse opvang.` |
|
tevergeefs
bijv.naamw. Uitspraak: [təvərˈgefs] |
zonder het bedoelde resultaat
Voorbeelden: `Zijn moeite was tevergeefs.`, `tevergeefs proberen het lek te dichten` |
|
1)
tevoorschijn komen |
(je laten zien of zichtbaar worden) `Doe niet zo vervelend en kom tevoorschijn!` Synoniem: verschijnen
|
|
2)
tevoorschijn halen |
((iets) ergens vandaan halen of zichtbaar maken) `Hij haalde zijn camera tevoorschijn om de zonsondergang te filmen.` Synoniem:
|
|
tevoren
bijwoord Uitspraak: [təˈvorə(n)] |
eerder
Voorbeeld: `een maand tevoren` Antoniem: achteraf |
|
daags tevoren
|
(een dag eerder)
|
|
van tevoren waarschuwen
|
(vooraf waarschuwen)
|
|
tevreden
bijv.naamw. Uitspraak: [təˈvredə(n)] |
gevoel dat je hebt als alles is zoals je het wenst
Voorbeelden: `tevreden zijn met de uitkomst`, `tevreden over iemand zijn`, `een tevreden mens zijn`, `dik/erg tevreden` Antoniem: ontevreden Synoniemen: content, voldaan |
|
Dat stemt mij tevreden.
|
(dat maakt mij tevreden)
|
|
zielstevreden
|
(erg tevreden)
|
|
tevredenstellen
werkw. Uitspraak: [tə'vredə(n)stɛlə(n)] Verbuigingen: stelde tevreden (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tevredengesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ervoor zorgen dat iemand tevreden is
Voorbeeld: `Je kunt nooit iedereen tevredenstellen.` Antoniem: teleurstellen |
|
zich tevredenstellen met
|
(het moeten doen met)
|
|
de tevredenheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tə'vredə(n)hɛit] |
mate waarin je tevreden bent
Voorbeeld: `klanttevredenheid` Antoniem: ontevredenheid |
|
teweegbrengen
werkw. Uitspraak: [təˈwexbrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht teweeg (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teweeggebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zorgen dat (iets) gebeurt
Voorbeeld: `veel onrust teweegbrengen` Synoniem: veroorzaken |
|
tewerk
bijwoord |
[seppart]. Voorbeeld: `tewerkstellen: Men stelde hem daar tewerk. `
|
|
tewerkstellen
werkw. Uitspraak: [tə'wɛrkstɛlə(n)] Verbuigingen: stelde tewerk (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft tewerkgesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand ergens) laten werken
Voorbeeld: `gevangenen als dwangarbeiders tewerkstellen in fabrieken` 2) in dienst nemen Voorbeeld: `het bedrijf waar je tewerkgesteld bent` Synoniem: aanwerven |
|
de tewerkstelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tə'wɛrkstɛlɪŋ] Verbuigingen: tewerkstelling|en (meerv.) |
1) het tewerkstellen (1)
Voorbeeld: `de verplichte tewerkstelling van gedetineerden in de mijnen` 2) de mogelijkheden in een gebied om betaald werk te vinden Voorbeelden: `een land met een hoge tewerkstelling`, `het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid` Synoniem: werkgelegenheid |
|
tex
eigennaam Uitspraak: [teg] |
programmeertaal voor tekstopmaak informatica
Voorbeeld: `Met TeX is het mogelijk om een ingewikkelde lay-out op een relatief eenvoudige manier te beschrijven.` |
|
Texas
zelfst.naamw. |
één van de vijftig deelstaten van de Verenigde Staten van Amerika die ligt aan de Golf van Mexico en die grenst aan de deelstaten Nieuw Mexico, Oklahoma, Arkansas en Louisiana.
|
|
texten
werkw. Afbreekpatroon: 'tex - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: textte (verl.tijd ) Verbuigingen: getext (volt.deelw.) |
sms'en
Voorbeeld: `ik text hem wel even dat het niet doorgaat` |
|
de (m)/het textiel
zelfst.naamw. Uitspraak: [tɛksˈtil] |
geweven stof en de dingen die daarvan zijn gemaakt
Voorbeeld: `de textielindustrie` Synoniem: stof (1) |
|
textielindustrie
zelfst.naamw. |
de industrie van het maken van stoffen en kleding met textiel Voorbeeld: `De textielindustrie is een redelijk grote industrie. `
|
|
de textuur
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɛks'tyr] |
inwendige structuur of bouw van iets
Voorbeeld: `een soort gesteente met een grove textuur` |
|
tezamen
bijwoord Uitspraak: [tə'zamə(n)] |
bij of met elkaar
Voorbeeld: `tezamen bidden voor alle mensen die honger lijden op deze wereld` Synoniem: samen |
|
tezelfdertijd
bijwoord |
geeft een gebeurtenis aan die in hetzelfde tijdvak plaatsvindt Voorbeeld: `Hij is student, maar tezelfdertijd is hij in de politiek actief. `
|
|
tezen
werkw. Afbreekpatroon: te - zen Herkomst: «Engels Verbuigingen: teesde (verl.tijd ) Verbuigingen: geteesd (volt.deelw.) |
pluizen (van wol), uittrekken, plukken, kaarden, plagen
Voorbeeld: `De ruwe wol werd over de kaarde gehaald om geteesd te worden.` Synoniem: tesen |
|
de Thai
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑj] Verbuigingen: Thai (meerv.) de Thai|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tɑj|sə] Verbuigingen: Thaise|n (meerv.) |
iemand die afkomstig is uit Thailand of die de Thaise nationaliteit heeft
|
|
Thailand
zelfst.naamw. |
[land] een land in Azië dat vroeger Siam heette Voorbeeld: `Wij gaan vaak op vakantie naar Thailand. `
|
|
Thailander
zelfst.naamw. |
[demoniem] een inwoner van Thailand, of iemand afkomstig uit Thailand
|
|
Thailands
bijv.naamw. |
[demoniem] op Thailand betrekking hebbend
|
|
Thais
bijv.naamw. Uitspraak: [tɑjs] |
wat betrekking heeft op Thailand of de inwoners
Voorbeelden: `een Thais restaurant`, `een Thaise massage` |
|
Thaise
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Thailand, of een vrouw afkomstig uit Thailand
|
|
thallium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Tl en atoomnummer 81. Het is een zilverwit hoofdgroepmetaal
|
|
Thanksgiving
zelfst.naamw. |
[feest] een Noord-Amerikaanse feestdag waarop men dankzegt voor de oogst Voorbeeld: `In Amerika wordt Thanksgiving op de vierde donderdag in november gevierd, maar in Canada, waar de oogst eerder in het jaar eindigt, op de tweede maandag in oktober. `
|
|
thans
bijwoord Uitspraak: [tɑns] |
tegenwoordig
Voorbeeld: `Thans komt dit verschijnsel niet meer voor.` Synoniem: nu |
|
Thao
zelfst.naamw. |
[taal] Austronesische taal, gesproken in Taiwan
|
|
het theater
zelfst.naamw. Uitspraak: [teˈjatər] Verbuigingen: theater|s (meerv.) |
1) plaats waar je naar toneel, ballet of andere podiumkunsten gaat kijken
Voorbeeld: `openluchttheater` Synoniem: schouwburg 2) alle voorstellingen die in een theater (1) worden gegeven Voorbeeld: `experimenteel theater` Synoniemen: toneelkunst, podiumkunst, toneel |
|
theater spelen
|
(je aanstellen)
|
|
het theaterstuk
zelfst.naamw. Uitspraak: [te'jatərstʏk] Verbuigingen: theaterstuk|ken (meerv.) |
verhaal dat door spelers wordt opgevoerd
Voorbeeld: `een prachtig theaterstuk van Shakespeare` Synoniem: toneelstuk |
|
de theatervoorstelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [te'jatərvorstɛlɪŋ] Verbuigingen: theatervoorstelling|en (meerv.) |
opvoering van een toneelstuk in een theater (1)
Voorbeeld: `Als ik mag kiezen, dan ga ik liever naar een theatervoorstelling dan naar de film.` |
|
theatraal
bijv.naamw. Uitspraak: [teja'tral] |
dramatisch of overdreven zoals in een theatervoorstelling
Voorbeelden: `theatraal gedrag`, `een theatrale persoonlijkheid` |
|
Thebe
zelfst.naamw. |
een stad in Griekenland met ongeveer 20.000 inwoners Voorbeeld: `Het (pre)historische Thebe is het decor van heel wat Griekse mythen en sagen. `
|
|
de thee
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [te] |
heet water met de smaak van gedroogde bladeren van de theeplant
Voorbeeld: `een kopje thee` |
|
thee zetten
|
(thee maken)
|
|
de thee opgieten
|
(kokend water op de theebladeren schenken)
|
|
de thee laten trekken
|
(het water de smaak van de theebladeren laten aannemen)
|
|
de theedoek
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈteduk] Verbuigingen: theedoek|en (meerv.) |
doek om afgewassen borden, bestek, glazen enz. af te drogen
|
|
theedrinken
werkw. Uitspraak: ['tedrɪŋkə(n)] Verbuigingen: dronk thee (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft theegedronken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
thee op een bepaald moment van de dag (met iemand) drinken
Voorbeeld: `om vier uur in de namiddag theedrinken met je beste vriendin` |
|
theeglas
zelfst.naamw. |
een hittebestendig glas, meestal voorzien van een oor, dat speciaal ontworpen is om thee uit te drinken Voorbeeld: `Het theeglas was dof geworden in de vaatwasmachine. `
|
|
theeglas
zelfst.naamw. |
een hittebestendig glas, meestal voorzien van een oor, dat speciaal ontworpen is om thee uit te drinken Voorbeeld: `Het theeglas was dof geworden in de vaatwasmachine. `
|
|
theelepel
zelfst.naamw. |
een kleine lepel om thee mee te roeren Voorbeeld: `Hij kreeg een theelepeltje bij de thee. `
|
|
het theelepeltje
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtelepəlcə] Verbuigingen: theelepeltje|s (meerv.) |
klein lepeltje (voor ca. 5 milliliter) om in de thee te roeren
|
|
theemuts
zelfst.naamw. |
een gevoerde kap om de thee warm te houden Voorbeeld: `Hij gebruikt een theemuts om de thee warm te houden voor de gasten. `
|
|
theepot
zelfst.naamw. |
een pot waarin men thee in heet water laat trekken
|
|
het theezakje
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtezɑkjə] Verbuigingen: theezakje|s (meerv.) |
klein poreus zakje van papier of stof met versnipperde theebladeren dat je in kokend water dompelt om thee te zetten
|
|
het thema
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtema] Verbuigingen: thema|'s (meerv.) |
1) onderwerp van een boek, toneelstuk of film
Voorbeeld: `een gewaagd thema` 2) melodie die steeds terugkomt in een muziekstuk Voorbeeld: `het noodlotsthema uit de vijfde van Beethoven` |
|
het themanummer
zelfst.naamw. Uitspraak: ['temanʏmər] Verbuigingen: themanummer|s (meerv.) |
aflevering van een tijdschrift over één thema of onderwerp
Voorbeeld: `een themanummer van een natuurtijdschrift dat gewijd is aan de opwarming van de aarde` |
|
de thematiek
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tema'tik] |
geheel of combinatie van verschillende thema's (1)
Voorbeelden: `een uiteenlopende thematiek`, `de thematiek van een roman` |
|
theocratie
zelfst.naamw. |
[politiek] staatsvorm die gebaseerd is op goddelijke (Grieks: θεος) macht (Grieks: κρατος) Voorbeeld: `Het huidige Iran is zeker een theocratie te noemen. `
|
|
Theodor
zelfst.naamw. |
[naam-m] jongensnaam
[spellingsalfabet] spelwoord van het Nederlandse spellingalfabet voor de letter t |
|
theoloog
zelfst.naamw. |
een beoefenaar van de theologie Voorbeeld: `Een theoloog houdt zich bezig met godsdiensten. `
|
|
de theologie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tejoloˈxi] |
wetenschap die God en de godsdienst bestudeert
Voorbeeld: `theologie studeren` Synoniem: godgeleerdheid |
|
theoloog
zelfst.naamw. |
een beoefenaar van de theologie Voorbeeld: `Een theoloog houdt zich bezig met godsdiensten. `
|
|
theoreticus
zelfst.naamw. |
iemand die zich met theorieën bezighoudt of deze ontwikkelt Voorbeeld: `Hij is beroemd als theoreticus in dit vakgebied. `
|
|
theoretisch
bijv.naamw. Uitspraak: [tejoˈretis] |
van of volgens de theorie
Voorbeeld: `de theoretische onderbouwing van een stelling` Antoniem: praktisch |
|
theoretische leerweg
|
(één van de vier richtingen binnen het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs)
|
|
de theorie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tejoˈri] Verbuigingen: theorie|ën (meerv.) |
leer of regels die de basis vormen van een wetenschap, kunst of techniek
Voorbeelden: `In theorie kan het, maar in de praktijk is het nog niet bewezen.`, `slagen voor je examen theorie en praktijk` Antoniem: praktijk |
|
de therapeut
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [teraˈpœyt, tera'pøt] Verbuigingen: therapeut|en (meerv.) |
iemand die een therapie geeft
Voorbeelden: `fysiotherapeut`, `psychotherapeut` |
|
de therapeut
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [teraˈpœyt, tera'pøt] Verbuigingen: therapeut|en (meerv.) |
iemand die een therapie geeft
Voorbeelden: `fysiotherapeut`, `psychotherapeut` |
|
therapeutisch
bijv.naamw. |
[medisch] genezend; op de geneeswijze betrekking hebbend
|
|
de therapie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [teraˈpi] Verbuigingen: therapie|ën (meerv.) |
methode om iemand te genezen
Voorbeeld: `psychotherapie` Synoniemen: geneeswijze, behandelmethode |
|
gezinstherapie
|
(behandelmethode waarbij het hele gezin betrokken wordt)
|
|
in therapie zijn
|
(in behandeling zijn bij een psychotherapeut of psychiater)
|
|
thermiet
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een poedermengsel van een onedel metaal, gewoonlijk aluminium, en een oxide van een edeler metaal, vaak ijzer of koper Voorbeeld: `De redoxreactie die optreedt bij het ontsteken van thermiet doet veel hitte vrijkomen en valt niet te blussen. `
|
|
thermisch
bijv.naamw. Uitspraak: ['tɛrmis] |
wat betrekking heeft op de warmte
Voorbeelden: `thermisch ondergoed dat je warm houdt tijdens het skiën`, `thermische isolatie` |
|
thermodynamica
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] de leer van warmte en arbeid Voorbeeld: `De ontwikkeling van de thermodynamica kwam voort uit de ontwikkeling van de stoommachine enerzijds en van de differentiaalrekening anderzijds. `
|
|
thermokoppel
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] de elektromotorische kracht die in een thermo-element ontstaat (Seebeck-effect)
[gereedschap] toestel waarin een thermokoppel kan worden opgewekt |
|
thermoluminescentie
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] het vrijkomen van opgeslagen spanningen in een vast materiaal in de vorm van licht bij verhitting ervan Voorbeeld: `Met thermoluminescentie valt de ouderdom van een materiaal te bepalen omdat de blootstelling aan straling gedurende het bestaan ervan spanningen inbouwt in het materiaal. `
|
|
thermomechanisch
bijv.naamw. |
[materiaalkunde] betrekking hebbend op de verandering van mechanische eigenschappen met de temperatuur
Voorbeeld: `Deze thermomechanische studie ondersteunt die conclusie niet. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het thermomechanisch in de tweede betekenis erin. ` |
|
de thermometer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɛrmometər] Verbuigingen: thermometer|s (meerv.) |
instrument om de temperatuur te meten
Voorbeeld: `koortsthermometer` |
|
De thermometer stijgt.
|
(de temperatuur wordt hoger)
|
|
thermoregulatie
zelfst.naamw. |
[medisch] handhaving van warmte-evenwicht
|
|
de thermosfles
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtɛrmɔsflɛs] Verbuigingen: thermosfles|sen (meerv.) |
fles met een dubbele wand om vloeistoffen op een constante temperatuur te houden
Voorbeeld: `een thermosfles met warme koffie` |
|
de thermostaat
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛrmɔˈstat] Verbuigingen: thermos|taten (meerv.) |
schakelaar die automatisch reageert op de omgevingstemperatuur
Voorbeeld: `de thermostaat van de centrale verwarming` |
|
de thesaurier
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tezɑu'rir] Verbuigingen: thesaurier|s (meerv.) de thesau|rière zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tezɑu'|rjɛ:rə] Verbuigingen: thesaurière|s (meerv.) |
iemand die verantwoordelijk is voor het beheer van geldzaken
Voorbeelden: `thesaurier-generaal`, `thesaurierschap` |
|
de thesaurus
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [te'zɑurʏs] Verbuigingen: thesaurus|sen, thesau|ri (meerv.) |
woordenboek met alle woorden van een taal of alle woorden die een bepaalde schrijver gebruikt
Voorbeeld: `de trefwoorden van een thesaurus` |
|
these
zelfst.naamw. |
formele stelling Voorbeeld: `Deze these is allang ontkracht. `
|
|
thesis
zelfst.naamw. |
te verdedigen, te bewijzen stelling
[muziek] de neerslag bij het maatslaan [letterkunde] toondaling, niet beklemtoonde lettergreep in een versvoet |
|
thio-ether
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een organische verbinding met de functionele groep R-S-R' Voorbeeld: `In plaats van het gebruikelijke zuurstofatoom van een ether heeft een thio-ether een zwavelatoom. `
|
|
thiofosfaat
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een zout met de zuurrest PS<sub>4</sub><sup>3-</sup> Voorbeeld: `Er is niet zo erg veel bekend over thiofosfaten. `
|
|
Thools
bijv.naamw. |
Op het eiland Tholen betrekking hebbend Voorbeeld: `De Thoolse dialecten zijn niet voor iedere Nederlandstalige gemakkelijk te verstaan. `
|
|
de Thora
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtora] |
heilig boek van de joden waarin de wetten van Mozes staan
Voorbeeld: `thorarollen` |
|
thoracaal
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot de borstkas
|
|
de thorax
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['torɑks] Verbuigingen: thorax|en (meerv.) |
lichaamsdeel tussen ribben en wervelkolom
Voorbeelden: `thoraxademhaling`, `thoraxchirurgie` Synoniem: borstkas |
|
thorium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Th en atoomnummer 90. Het is een zilverwit actinide
|
|
Thot
zelfst.naamw. |
[godheid] de Egyptische god van kennis, magie en geleerdheid Voorbeeld: `Thots heilige dier is de ibis en zijn attributen zijn de schrijftafel en griffel. `
|
|
threonine
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een proteïnogeen aminozuur
|
|
de thriller
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈɑurɪlər] Verbuigingen: thriller|s (meerv.) |
boek of film met veel spanning
Voorbeeld: `Hij heeft veel thrillers geschreven.` |
|
thrombolyticum
zelfst.naamw. |
[medisch] middel dat bloedproppen (stolsels) oplost
|
|
thrombus
zelfst.naamw. |
[medisch] bloedprop
|
|
throttlen
werkw. Herkomst: «Engels Verbuigingen: throttlede/throttelde (verl.tijd ) Verbuigingen: gethrottled/gethrotteld (volt.deelw.) |
het tijdelijk werken met een lagere processorsnelheid (bijv. bij overbelasting) computer
Voorbeeld: `als de CPU te weinig stroom krijgt en dan gaat hij throttlen ` |
|
I het thuis
zelfst.naamw. Uitspraak: [tœys] |
woning waar je woont en waar je je prettig voelt
Voorbeeld: `In Utrecht heb ik mijn tweede thuis gevonden.` |
|
II thuis
bijwoord Uitspraak: [tœys] |
in je eigen woning
Voorbeelden: `Is er iemand thuis?`, `niemand thuis treffen` |
|
je ergens thuis voelen
|
(je ergens op je gemak voelen)
|
|
doen alsof je thuis bent
|
(het jezelf gemakkelijk maken)
|
|
nog thuis wonen
|
(als volwassene nog bij je ouders wonen)
|
|
niet thuis geven
|
(niet reageren)
|
|
Hou je handen thuis!
|
(niet aankomen)
|
|
Samen uit, samen thuis.
|
(waar je samen aan begint, moet je ook samen afmaken)
|
|
thuisbasis
zelfst.naamw. |
de plek waarnaar iemand steeds terugkeert of waar iemand thuishoort Voorbeeld: `Deze gebruiker maakt gebruik van een universele login met als thuisbasis WikiWoordenboek in het Nederlands. `
|
|
thuisbezorgen
werkw. Uitspraak: [ˈtœysbəzɔrxə(n)] Verbuigingen: bezorgde thuis (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft thuisbezorgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij iemand aan huis bezorgen
Voorbeeld: `een pizza laten thuisbezorgen` |
|
thuisbezorgen
werkw. Uitspraak: [ˈtœysbəzɔrxə(n)] Verbuigingen: bezorgde thuis (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft thuisbezorgd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij iemand aan huis bezorgen
Voorbeeld: `een pizza laten thuisbezorgen` |
|
thuisblijven
werkw. |
de eigen woning niet verlaten Voorbeeld: `We zijn gewoon lekker een avondje thuisgebleven. `
|
|
thuisbrengen
werkw. Uitspraak: ['tœysbrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht thuis (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft thuisgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar huis of (bij iemand) aan huis brengen
Voorbeeld: `Ik kom je halen en dan zal ik je vanavond ook wel thuisbrengen.` 2) kunnen zeggen waar iets of iemand bij hoort Voorbeeld: `iets proeven waarvan je de smaak niet kunt thuisbrengen` |
|
de thuisclub
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tœysklʏp] Verbuigingen: thuisclub|s (meerv.) |
ploeg die een thuiswedstrijd speelt
Voorbeeld: `de supporters van een thuisclub` Antoniem: uitclub |
|
thuisfront
zelfst.naamw. |
familie en bekenden van een persoon die uitgezonden is naar een oorlogsgebied
|
|
thuisblijven
werkw. |
de eigen woning niet verlaten Voorbeeld: `We zijn gewoon lekker een avondje thuisgebleven. `
|
|
thuisbrengen
werkw. Uitspraak: ['tœysbrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht thuis (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft thuisgebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) naar huis of (bij iemand) aan huis brengen
Voorbeeld: `Ik kom je halen en dan zal ik je vanavond ook wel thuisbrengen.` 2) kunnen zeggen waar iets of iemand bij hoort Voorbeeld: `iets proeven waarvan je de smaak niet kunt thuisbrengen` |
|
thuishoren
werkw. Uitspraak: [ˈtœyshorə(n)] Verbuigingen: hoorde thuis (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft thuisgehoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens je eigen plek hebben
Voorbeeld: `Ik hoor hier thuis.` |
|
Welk woord hoort in dit rijtje niet thuis?
|
(welk woord past niet in dit rijtje?)
|
|
thuiskomen
werkw. Uitspraak: [ˈtœyskomə(n)] Verbuigingen: kwam thuis (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is thuisgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(weer) in je eigen huis komen
Voorbeeld: `na de bioscoop laat thuiskomen` |
|
thuishoren
werkw. Uitspraak: [ˈtœyshorə(n)] Verbuigingen: hoorde thuis (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft thuisgehoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ergens je eigen plek hebben
Voorbeeld: `Ik hoor hier thuis.` |
|
Welk woord hoort in dit rijtje niet thuis?
|
(welk woord past niet in dit rijtje?)
|
|
thuiskomen
werkw. Uitspraak: [ˈtœyskomə(n)] Verbuigingen: kwam thuis (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is thuisgekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(weer) in je eigen huis komen
Voorbeeld: `na de bioscoop laat thuiskomen` |
|
het thuisland
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tœyslɑnt] Verbuigingen: thuisland|en (meerv.) |
gebied in Zuid-Afrika met een beperkte zelfstandigheid dat aan de Bantoes toegewezen werd
Voorbeeld: `Dertien procent van Zuid-Afrika bestond uit thuislanden.` |
|
de thuislevering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tœyslevərɪŋ] Verbuigingen: thuislevering|en |
het aan huis leveren van iets
Voorbeelden: `thuislevering van pizza's`, `Thuislevering is mogelijk vanaf 18.00 uur.` |
|
het thuisvoordeel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tœysfordel] |
het bevoordeeld zijn van een thuisclub omdat die op eigen terrein speelt
Voorbeeld: `het team dat het thuisvoordeel heeft in een wedstrijd` |
|
de thuiswedstrijd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tœyswɛtstrɛit] Verbuigingen: thuiswedstrijd|en (meerv.) |
match die gespeeld wordt op eigen terrein
Voorbeeld: `de eerste thuiswedstrijd van het seizoen spelen` Antoniem: uitwedstrijd |
|
thuiswerken
werkw. Uitspraak: ['tœyswɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte thuis (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft thuisgewerkt (volt.deelw.) |
je werk van thuis uit doen
Voorbeeld: `twee dagen per week thuiswerken om meer tijd te hebben om voor je kinderen te zorgen` |
|
de thuiszorg
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtœysɔrx] |
verzorging aan huis voor zieken, bejaarden of gehandicapten
|
|
thulium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Tm en atoomnummer 69. Het is een zilverwit lanthanide
|
|
thyroïd
zelfst.naamw. |
een (endocriene) klier gelegen aan de voorzijde van de hals, voor het strottenhoofd, tegen de luchtpijp aan Voorbeeld: `Onder invloed van TSH maakt de thyroïd schildklierhormoon aan. `
|
|
thyrostaticum
zelfst.naamw. |
[medisch] stof die de schildklierwerking remt Voorbeeld: `Gelijktijdige behandeling van hyperthyroïdie nadat een euthyreoïde toestand bereikt is, is geïndiceerd tijdens de periode dat een thyrostaticum gegeven wordt. `
|
|
thyrotoxicose
zelfst.naamw. |
[medisch] een overmatige hoeveelheid van schildklierhormoon in het lichaam door versterkte eigen productie of door inname ervan
|
|
thyroxine
zelfst.naamw. |
[biochemie] 3,3,5,5-L-tetrajoodthyronine, beter bekend als T<sub>4</sub>, een prohormoon dat geproduceerd en afgescheiden wordt door de schildklier Voorbeeld: `Alleen thyroxine dat niet gebonden is aan transporteiwitten is in staat om biologische effecten tot stand te brengen. `
|
|
ti
afkorting |
symbool voor het scheikundig element titanium chemie
Voorbeeld: `Ti staat bekend om de goede corrosiebestendige eigenschappen. ` Synoniem: titaan |
|
de TIA
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tija] Verbuigingen: TIA|'s (meerv.) |
transient ischaemic attack>
aandoening waarbij de bloeddoorstroming naar de hersenen kort onderbroken wordt en die kan leiden tot een beroerte Voorbeeld: `Mensen met een hoge bloeddruk hebben meer kans om een TIA te krijgen.` |
|
Tibetaans
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die wordt gesproken in Tibet en buiten Tibet door een grote groep vluchtelingen Voorbeeld: `Het Tibetaans is wel degelijk een levende taal. `
|
|
de tic
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɪk] Verbuigingen: tic|s (meerv.) |
1) beweging die je steeds maakt zonder dat je dat wil (bijvoorbeeld je wenkbrauwen optrekken)
Voorbeeld: `een tic hebben` Synoniem: zenuwtrek 2) typische gewoonte Voorbeeld: `Hij draagt nooit sokken, dat is een rare tic van hem.` 3) scheut alcohol in je frisdrank Voorbeeld: `jus d'orange met een tic` |
|
het ticket
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɪkət] Verbuigingen: ticket|s (meerv.) |
toegangskaartje of reisbiljet voor het vliegtuig of de boot
Voorbeeld: `tickets online bestellen` Synoniem: kaartje |
|
de tiebreak
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɑjbrek] Verbuigingen: tiebreak|s (meerv.) |
wedstrijd die uit moet maken wie de winnaar is
Voorbeeld: `een spannende tiebreak met wisselende kansen` |
|
tien
telwoord Uitspraak: [tin] |
het getal 10
|
|
met z'n tienen zijn
|
(met tien personen zijn)
|
|
een tien halen voor...
|
(het hoogst haalbare schoolcijfer krijgen voor...)
|
|
Een tien met een griffel!
|
(zeer goed!)
|
|
praatjes voor tien hebben
|
(veel praatjes hebben)
|
|
tien tegen één
|
(bijna zeker)
|
|
tiende
rangtelwoord Uitspraak: [tində] |
1) in een volgorde>
nummer 10 Voorbeeld: `de tiende juli` 2) gedeeld door tien Voorbeeld: `een tiende deel` |
|
tiendpachter
zelfst.naamw. |
[middeleeuwen] iemand die in naam van de tiendheer door middel van zijn tiendgaarders een tiende van de oogst van de tiendplichtige boeren inde
|
|
tiendplichtige
zelfst.naamw. |
[middeleeuwen] iemand die verplicht was een tiende deel van zijn oogst af te staan aan de eigenaar van het pand dat hij bebouwde Voorbeeld: `De tiendplichtigen bewerkten vaak land dat aan de kerk toebehoorde. `
|
|
tienduizend
telwoord Uitspraak: [ˈtindœyzənt] |
het getal 10.000
|
|
de tiener
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtinər] Verbuigingen: tiener|s (meerv.) |
jongere tussen de tien en twintig jaar oud
|
|
de tienermoeder
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tinərmudər] Verbuigingen: tienermoeder|s (meerv.) |
meisje dat in haar tienerjaren zwanger raakt
Voorbeeld: `een vijftienjarige tienermoeder die door haar ouders het huis uitgezet wordt` |
|
de tiener
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtinər] Verbuigingen: tiener|s (meerv.) |
jongere tussen de tien en twintig jaar oud
|
|
de tienkamp
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tinkɑmp] |
wedstrijd in de atletiek die uit tien onderdelen bestaat
Voorbeeld: `de vijfkamp, de zevenkamp en de tienkamp` |
|
de tienrittenkaart
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tin'rɪtə(n)kart] Verbuigingen: tienrittenkaart|en (meerv.) |
plaatsbewijs dat goed is voor tien ritten met de bus, tram of metro
Voorbeeld: `Als je regelmatig de tram neemt, dan kun je beter een tienrittenkaart kopen.` |
|
het tientje
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtincə] Verbuigingen: tientje|s (meerv.) |
biljet van tien euro
|
|
lopen als een tierelier
|
(heel goed lopen)
|
|
als een tierelier werken
|
(heel goed werken)
|
|
tieren
werkw. Uitspraak: [ˈtirə(n)] Verbuigingen: tierde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getierd (volt.deelw.) |
1) heftig schreeuwen omdat je boos bent
Voorbeeld: `als een gek staan te vloeken en te tieren` Synoniemen: razen, tekeergaan |
|
2)
welig tieren |
(voorspoedig in overvloed groeien) Synoniem: goed gedijen
|
|
de tierlantijn
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tirlɑnˈtɛin] Verbuigingen: tierlantijn|en (meerv.) |
nutteloos versiersel
|
|
de tiet
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tit] Verbuigingen: tiet|en (meerv.) |
elk van de twee borsten van een vrouw
|
|
tiewrappen
werkw. Afbreekpatroon: 'tie - wrap - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tiewrapte (verl.tijd ) Verbuigingen: getiewrapt (volt.deelw.) |
iets met een bundelbandje vastmaken of samenbinden
Voorbeeld: `alle snoeren en kabels achter het bureau tiewrappen zodat ze niet door elkaar heen liggen te slingeren` |
|
tig
telwoord Uitspraak: [tɪx] |
groot aantal
Voorbeeld: `Ik heb je al tig keer gevraagd je rotzooi op te ruimen.` Synoniem: veel |
|
Tigak
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Papoea-Nieuw-Guinea gesproken wordt Voorbeeld: `Hoeveel kost een vertaler voor het Tigak? `
|
|
Tigrinya
zelfst.naamw. |
[taal] taal gesproken door meer dan 5 miljoen mensen in Eritrea, Ethiopië, Duitsland en Israël
|
|
het tij
zelfst.naamw. Uitspraak: [tɛi] Verbuigingen: tij|en (meerv.) |
eb en vloed
Synoniem: getij(de) |
|
hoog tij
|
(moment dat de vloed het hoogst is)
|
|
laag tij
|
(moment dat de eb ophoudt)
|
|
het tij keren
|
(de situatie veranderen)
|
|
de tijd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛit] Verbuigingen: tijd|en (meerv.) |
1) opeenvolging van de momenten tussen vroeger en later
2) bepaald punt in een opeenvolging van momenten Synoniemen: tijdstip, moment 3) deel van de opeenvolging van momenten Voorbeeld: `lange/geruime tijd` Synoniem: periode 4) rijtje van werkwoordsvormen die het heden, verleden of toekomst aanduiden taalkunde Voorbeelden: `de verleden tijd`, `de toekomende tijd` |
|
zeeën van tijd hebben
|
(helemaal geen haast hebben)
|
|
de tijd aan zich hebben
|
(geen haast hebben)
|
|
De tijd dringt.
|
(het moet snel gebeuren)
|
|
De tijd vliegt.
|
(de tijd gaat snel voorbij)
|
|
de tijd verdrijven
|
(iets doen waardoor het lijkt dat de tijd sneller gaat)
|
|
Dat heeft de tijd.
|
(dat kan wachten)
|
|
De tijd zal het leren.
|
(dat zullen we later weten)
|
|
De tijd heelt alle wonden.
|
(uiteindelijk gaat al het verdriet voorbij)
|
|
als ik tijd van leven heb
|
(als ik dan nog leef)
|
|
in minder dan geen tijd
|
(heel snel)
|
|
na verloop van tijd
|
(als er een periode voorbij is)
|
|
op tijd komen
|
(op het afgesproken moment komen)
|
|
hoogste tijd om te vertrekken
|
(het moment is echt daar om weg te gaan)
|
|
bij tijd en wijle
|
(soms)
|
|
van tijd tot tijd
|
(af en toe, soms)
|
|
over tijd zijn
|
((van vrouwen) niet ongesteld worden op het uitgerekende moment (en dus misschien zwanger zijn))
|
|
Heeft u de juiste tijd?
|
(weet u hoe laat het is?)
|
|
te allen tijde
|
(altijd)
|
|
te zijner tijd
|
(op een later, nog niet bepaald moment)
|
|
vrije tijd
|
(de uren en dagen dat je niet werkt)
|
|
Je tijd is om.
|
(je tijd is voorbij)
|
|
ten tijde van Filips de Schone
|
(in de periode dat Filips de Schone aan de macht was)
|
|
uit de tijd zijn
|
(achterhaald, ouderwets zijn)
|
|
bij de tijd zijn
|
(modern zijn)
|
|
de hulpwerkwoorden van tijd
|
(de werkwoorden 'hebben', 'zijn' en 'zullen')
|
|
tijdelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtɛidələk] |
voor een bepaalde periode
Voorbeelden: `een tijdelijke aanstelling`, `een weg tijdelijk afsluiten voor het verkeer` Antoniemen: definitief, blijvend, Synoniem: voorlopig |
|
tijdens
voorzetsel Uitspraak: [ˈtɛidəns] |
ten tijde van
Voorbeeld: `Tijdens de zomermaanden zijn de toegangstijden gewijzigd.` Synoniem: gedurende |
|
de tijdgeest
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɛitxest] Verbuigingen: tijdgeest|en (meerv.) |
manier waarop mensen denken of handelen in een bepaalde periode
Voorbeelden: `de tijdgeest van de jaren dertig en veertig`, `de huidige tijdgeest` |
|
de tijdgenoot
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɛitxənot] Verbuigingen: tijdge|noten (meerv.) |
iemand die in dezelfde periode leeft
Voorbeeld: `Cervantes en Shakespeare waren tijdgenoten.` |
|
tijdrekken
werkw. |
trachten een proces te verhinderen door moedwillig tijd te verspillen Voorbeeld: `De oppositie rekte zoveel mogelijk tijd om de hervorming van het gezondheidsstelsel tegen te houden. `
|
|
tijdig
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtɛidəx] |
op het juiste moment
Voorbeeld: `tijdig maatregelen nemen` Antoniem: te laat Synoniemen: op tijd, bijtijds |
|
tijdloos
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtɛitlos] |
niet herkenbaar als horend bij een bepaalde periode
Voorbeeld: `een tijdloos model kast` Antoniem: modieus |
|
tijdmachine
zelfst.naamw. |
een onbestaande machine waarmee men zich door de tijd kan verplaatsen Voorbeeld: `Kinderen geloven vaak dat er tijdmachines bestaan. `
|
|
het tijdperk
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɛitpɛrk] Verbuigingen: tijdperk|en (meerv.) |
periode met bepaalde eigen kenmerken
Voorbeeld: `Een nieuw tijdperk breekt aan.` Synoniem: tijdvak |
|
het stenen tijdperk
|
(prehistorische periode toen de mensen hun werktuigen en gebruiksvoorwerpen van steen maakten)
|
|
tijdrekening
zelfst.naamw. |
een telsysteem om te kunnen werken met het verschijnsel van de voortdurende opeenvolging van gebeurtenissen Voorbeeld: `Elke cultuur kent zo zijn eigen tijdrekening, vaak gebaseerd op regelmatige verschijnselen aan het firmament. `
|
|
tijdrekken
werkw. |
trachten een proces te verhinderen door moedwillig tijd te verspillen Voorbeeld: `De oppositie rekte zoveel mogelijk tijd om de hervorming van het gezondheidsstelsel tegen te houden. `
|
|
tijdrijden
werkw. Uitspraak: ['tɛitrɛidə(n)] |
(in het wielrennen) een tijdrit rijden sport
Voorbeeld: `het wereldkampioenschap tijdrijden` |
|
de tijdrit
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɛitrɪt] Verbuigingen: tijdrit|ten (meerv.) |
etappe waarbij wielrenners om de beurt vertrekken en een bepaalde afstand zo snel mogelijk moeten afleggen
Voorbeelden: `bergtijdrit`, `ploegentijdrit` |
|
tijdrovend
bijv.naamw. Uitspraak: [tɛit'rovənt] |
wat veel tijd in beslag neemt
Voorbeeld: `een tijdrovend karweitje` |
|
het tijdschema
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɛitsxema] Verbuigingen: tijdschema|'s (meerv.) |
overzicht van de tijdstippen waarop iets plaatsvindt
Voorbeeld: `het tijdschema van een festival waarop je kunt zien op welk tijdstip een groep speelt` |
|
het tijdschrift
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɛitsxrɪft] Verbuigingen: tijdschrift|en (meerv.) |
blad om te lezen dat regelmatig verschijnt
Voorbeelden: `een computertijdschrift`, `een vaktijdschrift` Synoniem: periodiek |
|
het tijdschrift
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɛitsxrɪft] Verbuigingen: tijdschrift|en (meerv.) |
blad om te lezen dat regelmatig verschijnt
Voorbeelden: `een computertijdschrift`, `een vaktijdschrift` Synoniem: periodiek |
|
tijdsduur
zelfst.naamw. |
de tijd dat iets duurt
Voorbeeld: `De nummers op deze cd variëren in tijdsduur van drie tot acht minuten. ` een tijdsspan |
|
tijdseenheid
zelfst.naamw. |
een eenheid om de tijdsduur tussen twee tijdstippen te beschrijven.
|
|
tijdsinterval
zelfst.naamw. |
de duur tussen twee momenten in de tijd Voorbeeld: `Het tijdsinterval tussen de regenbuien was erg kort. `
|
|
de tijdspanne
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɛitspɑnə] Verbuigingen: tijdspanne|n (meerv.) |
tijd die je voor iets hebt of krijgt
Voorbeelden: `in een korte tijdspanne verhuizen`, `een tijdspanne van twee dagen` |
|
het tijdstip
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɛitstɪp] Verbuigingen: tijdstip|pen (meerv.) |
bepaald moment in de tijd (1)
Voorbeeld: `uitstellen tot een later tijdstip` Synoniem: tijd |
|
het tijdstip
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɛitstɪp] Verbuigingen: tijdstip|pen (meerv.) |
bepaald moment in de tijd (1)
Voorbeeld: `uitstellen tot een later tijdstip` Synoniem: tijd |
|
het tijdvak
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɛitfɑk] Verbuigingen: tijdvak|ken (meerv.) |
periode met bepaalde eigen kenmerken
Voorbeelden: `In welk tijdvak leefden er dinosaurussen?`, `geologische tijdvakken` Synoniem: tijdperk |
|
het tijdverdrijf
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɛitfərdrɛif] |
(vooral leuke) bezigheid
|
|
het tijdverlies
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɛitfərlis] |
tijd die niet nuttig besteed kan worden
Voorbeeld: `Die computerstoring betekende een hoop tijdverlies.` |
|
de tijdzone
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɛitsɔ:nə, 'tɛitsonə] Verbuigingen: tijdzone|s (meerv.) |
elk van de verschillende gebieden op aarde met een verschillende tijd
Voorbeelden: `Een tijdzone wordt aangeduid met de afkorting GMT of UTC.`, `België en Nederland liggen in de tijdzone UTC+1.` |
|
tijgen
werkw. |
[verouderd] beschuldigen
[verouderd] ergens naar toegaan Voorbeeld: `Zij tijgen 's zondags tweemaal ter kerke. ` [verouderd] beginnen werken Voorbeeld: `Wij tijgen aan het werk. ` |
|
de tijger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɛixər] Verbuigingen: tijger|s (meerv.) |
roofdier dat lijkt op een grote kat, met een gele vacht en zwarte strepen
|
|
een papieren tijger
|
(iets wat gevaarlijk lijkt, maar dat niet is)
|
|
tijgerin
zelfst.naamw. |
[zoogdieren] vrouwelijke tijger
|
|
tijgerin
zelfst.naamw. |
[zoogdieren] vrouwelijke tijger
|
|
tijgerkat
zelfst.naamw. |
[dierkunde] 'Leopardus tigrinus', een klein katachtig zoogdier dat samen met de ocelot, de margay, de Geoffroy-kat en de nachtkat tot de groep van de pardelkatten behoort
|
|
de tijgerlelie
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɛixərleli] Verbuigingen: tijgerlelie|s (meerv.) |
plant uit de leliefamilie met bloemen in verschillende kleuren met donkere vlekjes
Voorbeeld: `een tijgerlelie met oranje bloemen` |
|
de tijger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɛixər] Verbuigingen: tijger|s (meerv.) |
roofdier dat lijkt op een grote kat, met een gele vacht en zwarte strepen
|
|
een papieren tijger
|
(iets wat gevaarlijk lijkt, maar dat niet is)
|
|
tijgen
werkw. |
[verouderd] beschuldigen
[verouderd] ergens naar toegaan Voorbeeld: `Zij tijgen 's zondags tweemaal ter kerke. ` [verouderd] beginnen werken Voorbeeld: `Wij tijgen aan het werk. ` |
|
tijk
zelfst.naamw. |
[m] de stof die als een huid om de kern van een matras is aangebracht
[n] het materiaal gebruikt voor [1] |
|
de tijm
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɛim] |
kruid dat vooral in de keuken gebruikt wordt
Voorbeelden: `wilde tijm`, `je gerecht kruiden met verse tijm en laurier` |
|
de tik
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɪk] Verbuigingen: tik|ken (meerv.) |
zachte klap of slag
Voorbeeld: `een tik uitdelen/geven` |
|
iemand een tik op de vingers geven
|
(iemand laten weten dat hij of zij iets doet wat niet mag)
|
|
aantikken
werkw. Uitspraak: ['antɪkə(n)] Verbuigingen: tikte aan (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) een tik geven op (iets)
Verbuigingen: heeft aangetikt (volt.deelw.) Voorbeeld: `los lood aantikken` 2) bij het eindpunt van de zwembaan tegen de wand tikken sport Verbuigingen: heeft aangetikt (volt.deelw.) Voorbeeld: `aantikken met twee handen vlak` 3) flink oplopen in de kosten Verbuigingen: is aangetikt (volt.deelw.) Voorbeeld: `Met je mobieltje bellen vanuit het buitenland kan flink aantikken.` |
|
aftikken
werkw. Uitspraak: ['ɑftɪkə(n)] Verbuigingen: tikte af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgetikt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) betalen informeel
Voorbeelden: `Wie een prijs in de loterij wint kan meteen aftikken bij de belasting.`, `even 1200 euro moeten aftikken voor achterstallige boetes` 2) de as afslaan van (een sigaret enz.) Voorbeeld: `Waar moet je je sigaret aftikken als de asbakken vol zijn?` 3) het opgeven (in een wedstrijd) sport Voorbeeld: `je tegenstander laten aftikken` 4) door tikken het spelen stoppen muziek Voorbeeld: `De dirigent tikt af met zijn dirigeerstokje als hij niet tevreden is.` |
|
het tikje
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɪkjə] Verbuigingen: tikje|s (meerv.) |
beetje
Synoniem: tikkeltje |
|
een tikje te veel
|
(een beetje te veel)
|
|
het tikkeltje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɪkəlcə] Verbuigingen: tikkeltje|s (meerv.) |
beetje
Voorbeeld: `Ok, ik geef toe dat ik een tikkeltje jaloers ben als je met andere meisjes praat.` Synoniem: tikje |
|
Tikopia
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die op de Solomon-eilanden gesproken wordt Voorbeeld: `Hoeveel kost een vertaler voor het Tikopia? `
|
|
aantikken
werkw. Uitspraak: ['antɪkə(n)] Verbuigingen: tikte aan (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) een tik geven op (iets)
Verbuigingen: heeft aangetikt (volt.deelw.) Voorbeeld: `los lood aantikken` 2) bij het eindpunt van de zwembaan tegen de wand tikken sport Verbuigingen: heeft aangetikt (volt.deelw.) Voorbeeld: `aantikken met twee handen vlak` 3) flink oplopen in de kosten Verbuigingen: is aangetikt (volt.deelw.) Voorbeeld: `Met je mobieltje bellen vanuit het buitenland kan flink aantikken.` |
|
de til
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɪl] |
1) hok waarin je duiven houdt
Verbuigingen: til|len (meerv.) Voorbeeld: `duiventil` Synoniem: duivenhok |
|
2)
op til zijn |
(in aantocht, op komst zijn) `Er zijn enkele veranderingen op til in mijn leven.`
|
|
optillen
werkw. Uitspraak: [ˈɔptɪlə(n)] Verbuigingen: tilde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgetild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets dat betrekkelijk zwaar is of iemand) van de grond omhoog heffen
Voorbeeld: `een grote doos optillen en op tafel zetten` |
|
de tilbury
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɪlbəri] Verbuigingen: tilbury|'s (meerv.) |
koets voor twee personen dat door één paard getrokken wordt
Voorbeelden: `een Noord-Hollandse tilbury`, `een Friese tilbury` |
|
tilde
zelfst.naamw. |
[taalkunde] het diakritisch teken ~ dat meestal boven letters wordt aangebracht.
Voorbeeld: `De ã, ñ, õ, ũ, Ã, Ñ, Õ en Ũ zijn voorbeelden van toepassing van de tilde. ` [wiskunde] [natuurkunde] in de natuurwetenschappen als zelfstandig symbool gebruikt om evenredigheid aan te duiden. |
|
tillen
werkw. Uitspraak: [ˈtɪlə(n)] Verbuigingen: tilde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met je handen iets zwaars omhoog brengen
Voorbeelden: `een zware koffer tillen`, `rugklachten krijgen door verkeerd te tillen` Synoniemen: optillen, opheffen, opbeuren 2) oplichten Voorbeeld: `iemand voor duizend euro tillen` Synoniem: afzetten |
|
zwaar aan iets tillen
|
(iets erg belangrijk vinden)
|
|
op tilt slaan/springen
|
((van een flipperkast) ophouden omdat eraan wordt geschud)
|
|
op tilt slaan/springen
|
((van mensen) buiten zich zelf raken door woede of spanning)
|
|
Tim
zelfst.naamw. |
[naam-m] een jongensnaam Voorbeeld: `Tim ging meestal met de motor naar zijn werk. `
|
|
Tima
zelfst.naamw. |
[taal] een Kordofaanse taal met een onbekend aantal sprekers in de Zuid-Soedan Voorbeeld: `Sprekers van het Tima wonen in de Nubaheuvels ten zuiden van Katla. `
|
|
timen
werkw. Uitspraak: [ˈtɑjmə(n)] Verbuigingen: timede (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getimed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) vaststellen wanneer iets gaat gebeuren
Voorbeeld: `een goed getimede actie` Synoniem: plannen 2) meten hoe lang iets duurt Voorbeeld: `met een stopwatch de rondetijden timen` |
|
de time-out
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɑjm'ɑut] Verbuigingen: time-out|s (meerv.) |
keer dat een sportwedstrijd onderbroken wordt
Voorbeelden: `tijdens de time-out bespreken volgens welke strategie je het vervolg van de wedstrijd gaat spelen`, `een time-out nemen` |
|
timen
werkw. Uitspraak: [ˈtɑjmə(n)] Verbuigingen: timede (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getimed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) vaststellen wanneer iets gaat gebeuren
Voorbeeld: `een goed getimede actie` Synoniem: plannen 2) meten hoe lang iets duurt Voorbeeld: `met een stopwatch de rondetijden timen` |
|
timen
werkw. Uitspraak: [ˈtɑjmə(n)] Verbuigingen: timede (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getimed (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) vaststellen wanneer iets gaat gebeuren
Voorbeeld: `een goed getimede actie` Synoniem: plannen 2) meten hoe lang iets duurt Voorbeeld: `met een stopwatch de rondetijden timen` |
|
timelapsen
werkw. Afbreekpatroon: 'time - lap - sen Herkomst: «Engels Verbuigingen: timelapste (verl.tijd ) Verbuigingen: getimelapst (volt.deelw.) |
het achter elkaar laten zien van beelden in een dusdanig tempo zodat het lijkt of er beweging in zit fotografie
Voorbeeld: `foto's van een ontluikende bloem timelapsen ` |
|
timesharen
werkw. Afbreekpatroon: 'time - sha - ren Herkomst: «Engels Verbuigingen: timesharede (verl.tijd ) Verbuigingen: getimeshared (volt.deelw.) |
samen iets in overleg delen
Voorbeeld: `een auto timesharen om kosten en het milieu te sparen` |
|
de timesharing
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɑjmʃɛ:rɪŋ] |
1) systeem waarbij verschillende mensen tegelijkertijd gebruikmaken van één computer computers
Voorbeeld: `de ontwikkeling van timesharing in de jaren zeventig` 2) systeem waarbij je samen met anderen een vakantiewoning koopt en er dan elk jaar voor een bepaalde periode mag verblijven Voorbeeld: `mensen wettelijk beschermen tegen oplichters bij timesharing` Synoniem: periode-eigendom |
|
timide
bijv.naamw. Uitspraak: [tiˈmidə] |
een beetje bang en onzeker
Voorbeeld: `een timide kleuter` Synoniemen: bedeesd, verlegen |
|
timmeren
werkw. Uitspraak: [ˈtɪmərə(n)] Verbuigingen: timmerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getimmerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van hout maken (met hamer en spijkers)
Voorbeeld: `een schutting timmeren` |
|
iemand in elkaar timmeren
|
(iemand in elkaar slaan)
|
|
de timmerman
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɪmərmɑn] Verbuigingen: timmerman|nen, timmer|lui, timmer|lieden (meerv.) |
iemand die voor zijn beroep timmert
|
|
Timugon Murut
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Maleisië gesproken wordt Voorbeeld: `Zijn er überhaupt wel vertalers of tolken voor het Timugon Murut? `
|
|
het tin
zelfst.naamw. Uitspraak: [tɪn] |
buigzaam metaal met de kleur van dof zilver
|
|
Tindi
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Rusland gesproken wordt Voorbeeld: `Het Tindi heeft nog minder dan 7000 sprekers en is dus een bedreigde taal. `
|
|
tinea pedis
zelfst.naamw. |
[medisch] schimmelziekte aan de voet
|
|
tingelen
werkw. Uitspraak: ['tɪŋələ(n)] Verbuigingen: tingelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getingeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
hoge, scherpe geluiden laten horen of spelen
Voorbeeld: `belletjes die tingelen` |
|
op een piano tingelen
|
(onzorgvuldig of ongeïnteresseerd pianospelen)
|
|
tinhoudend
bijv.naamw. |
[geologie] het metaal tin bevattend Voorbeeld: `Er zijn daar tinhoudende ertslagen aangetroffen. `
|
|
het tinnef
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɪnəf] |
onbeschofte mensen
Voorbeeld: `het tinnef dat in de achterbuurten van een stad woont` Synoniemen: tennef, tuig (2), gespuis, schorem |
|
tinnen
bijv.naamw. |
van tin vervaardigd Voorbeeld: `Hij gebruikte er een tinnen bord voor. `
|
|
tinnitus
zelfst.naamw. |
[medisch] oorsuizen
|
|
de tint
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɪnt] Verbuigingen: tint|en (meerv.) |
kleur die iets lichter of donkerder is dan een andere kleur
Voorbeelden: `verschillende tinten rood`, `een interieur in warme tinten`, `een jurk in zachte tinten` Synoniem: kleurschakering |
|
een toespraak met een vrolijk tintje
|
(een beetje vrolijke toespraak)
|
|
tintelen
werkw. Uitspraak: [ˈtɪntələ(n)] Verbuigingen: tintelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getinteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een zacht, prikkelend gevoel geven
Voorbeeld: `Mijn handen tintelen van de kou.` |
|
Tinus
zelfst.naamw. |
[naam-m] jongensnaam
[spellingsalfabet] spelwoord van het Nederlandse spellingalfabet voor de letter t |
|
de tip
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɪp] |
1) uiterste puntje van iets
Verbuigingen: tip|pen (meerv.) Voorbeeld: `een tipje sigarenas` 2) korte, handige aanwijzing Verbuigingen: tip|s (meerv.) Voorbeeld: `Mag ik je een tip geven?` Synoniemen: wenk, suggestie, advies 3) extra geld dat je geeft aan een ober of taxichauffeur Verbuigingen: tip|s (meerv.) Voorbeeld: `een tip achterlaten voor het kamermeisje` Synoniem: fooi |
|
een tipje van de sluier oplichten
|
(een deel van het geheim onthullen)
|
|
tipi
zelfst.naamw. |
een tent tent met een puntdak die o.a. gebruikt wordt door de Noord-Amerikaanse indianen Voorbeeld: `Hij is zo gefascineerd door de indianen dat hij een echte tipi aangeschaft heeft. `
|
|
tiplijn
zelfst.naamw. Verbuigingen: tiplijnen |
telefoonnummer waar men bepaalde informatie kan melden communicatie
Voorbeeld: `Bij de tiplijn kunt u alles kwijt wat u aan ons wilt melden over criminaliteit in de regio, het mag ook anoniem.` |
|
tipp-exen
werkw. Afbreekpatroon: 'tipp- exen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tipp-exte (verl.tijd ) Verbuigingen: getipp-ext (volt.deelw.) |
foutjes bedekken met correctievloeistof
Voorbeeld: `spelfouten tipp-exen zodat je ze niet meer ziet` |
|
tippelen
werkw. Uitspraak: [ˈtɪpələ(n)] Verbuigingen: tippelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getippeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met kleine, vlugge pasjes lopen
Voorbeeld: `De jonge hondjes tippelden over het keukenzeil.` Synoniem: trippelen 2) (van prostituees) op straat naar klanten zoeken Voorbeeld: `Officieel is tippelen hier verboden.` |
|
tippen
werkw. Uitspraak: [ˈtɪpə(n)] Verbuigingen: tipte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getipt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) een aanwijzing geven
Voorbeeld: `de politie tippen` |
|
Opzoeken:
tippen werkw. Uitspraak: [ˈtɪpə(n)] Verbuigingen: tipte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getipt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen 1) een aanwijzing geven Voorbeeld: `de politie tippen` 2) ergens niet aan kunnen tippen |
(iets niet kunnen evenaren)
|
|
tipper
zelfst.naamw. |
de persoon die een tip geeft. Voorbeeld: `De tipper kreeg een geldbeloning voor de tip. `
|
|
de tip
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɪp] |
1) uiterste puntje van iets
Verbuigingen: tip|pen (meerv.) Voorbeeld: `een tipje sigarenas` 2) korte, handige aanwijzing Verbuigingen: tip|s (meerv.) Voorbeeld: `Mag ik je een tip geven?` Synoniemen: wenk, suggestie, advies 3) extra geld dat je geeft aan een ober of taxichauffeur Verbuigingen: tip|s (meerv.) Voorbeeld: `een tip achterlaten voor het kamermeisje` Synoniem: fooi |
|
een tipje van de sluier oplichten
|
(een deel van het geheim onthullen)
|
|
tipsy
bijv.naamw. Uitspraak: ['tɪpsi] |
beetje dronken
Voorbeeld: `Als ik drink dan ben ik vaak tipsy maar nooit stomdronken.` Synoniemen: teut, aangeschoten |
|
tippen
werkw. Uitspraak: [ˈtɪpə(n)] Verbuigingen: tipte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getipt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) een aanwijzing geven
Voorbeeld: `de politie tippen` |
|
2)
ergens niet aan kunnen tippen |
(iets niet kunnen evenaren)
|
|
tiptop
bijv.naamw. Uitspraak: ['tɪptɔp] |
heel goed
Voorbeelden: `alles is tiptop in orde`, `er tiptop uitzien` Synoniemen: uitstekend, prima |
|
de tiran
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tiˈrɑn] Verbuigingen: tiran|nen (meerv.) |
iemand die regeert door middel van geweld en onderdrukking
Synoniemen: dictator, despoot |
|
de tirannie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tirɑ'ni] Verbuigingen: tirannie|ën (meerv.) |
vorm van regeren met behulp van geweld en onderdrukking
Voorbeeld: `de tirannie van Hitler` |
|
tiranniek
bijv.naamw. Uitspraak: [tirɑ'nik] |
wat betrekking heeft op een tirannie
Voorbeelden: `een tirannieke leider`, `een tiranniek bewind voeren` |
|
de tissue
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɪʃu] Verbuigingen: tissue|s (meerv.) |
papieren zakdoekje
Voorbeeld: `je tranen wegvegen met een tissue` |
|
titaan
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Ti en atoomnummer 22. Het is een grijs overgangsmetaal
|
|
titaanhoudend
bijv.naamw. |
[geologie] het element titaan bevattend Voorbeeld: `Er zijn daar titaanhoudende ertslagen aangetroffen. `
|
|
de titanenstrijd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ti'tanə(n)strɛit] |
groot gevecht of hevige ruzie
Voorbeeld: `de titanenstrijd tussen twee politieke partijen` Synoniem: titanengevecht |
|
het titanenwerk
zelfst.naamw. Uitspraak: [ti'tanə(n)wɛrk] |
bijzonder zwaar en moeilijk werk
Voorbeeld: `Het vormen van een regering blijkt voor de Belgische politici een titanenwerk te zijn.` |
|
titanium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Ti en atoomnummer 22. Het is een grijs overgangsmetaal
[element|eng] titaan |
|
de titel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtitəl] Verbuigingen: titel|s (meerv.) |
1) naam van een tekst, film of kunstwerk
Voorbeeld: `De titel van het boek is "Honderd jaar eenzaamheid".` 2) toegevoegde kwalificatie aan je naam omdat je van adel bent of een bepaalde universitaire opleiding hebt Voorbeelden: `'Ingenieur', 'doctor' en 'master' zijn academische titels.`, `een adellijke titel` 3) kwalificatie als kampioen sport Voorbeeld: `de titel van landskampioen` |
|
een pakkende titel
|
(een titel die publiek aantrekt)
|
|
het titelgevecht
zelfst.naamw. Uitspraak: ['titəlxəvɛxt] Verbuigingen: titelgevecht|en (meerv.) |
(boks)wedstrijd die bepaalt of iemand titelhouder wordt of niet
Voorbeeld: `een Europees titelgevecht` |
|
de titelhouder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['titəlhɑudər] Verbuigingen: titelhouder|s (meerv.) |
iemand of een groep die de titel van kampioen draagt
Voorbeeld: `Titelhouder verliest van aartsrivaal.` |
|
de titelstrijd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['titəlstrɛit] |
wedstrijd die bepaalt wie of welke groep titelhouder wordt
Voorbeeld: `een spannende titelstrijd` |
|
de titelverdediger
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['titəlvərdedəxər] Verbuigingen: titelverdediger|s (meerv.) |
persoon of groep die zijn titel verdedigt in een wedstrijd
Voorbeeld: `Die kleine Italiaan is de titelverdediger in de Spaanse wielerronde.` |
|
titer
zelfst.naamw. |
[medisch]: hoogste verdunning van een stof die nog werkzaam blijft
[scheikunde]: een onbekende concentratie nader door titratie te bepalen |
|
de titularis
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tity'larɪs] Verbuigingen: titularis|sen (meerv.) |
1) iemand die les geeft
Voorbeeld: `klastitularis` Synoniem: leraar 2) iemand die iets bezit Voorbeeld: `de titularis van een auteursrecht` Synoniem: houder |
|
de titulatuur
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tityla'tyr] Verbuigingen: titula|turen (meerv.) |
geheel van titels
Voorbeelden: `de koninklijke titulatuur`, `de titulatuur die je gebruikt voor iemand van adel` |
|
tja
tussenwerpsel Uitspraak: [ca] |
woordje dat je gebruikt als je twijfelt, iets toegeeft, instemt met iets enz.>
Voorbeeld: `Tja, ik kan er ook niets aan doen dat je jezelf altijd in de nesten werkt.` |
|
tjalk
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] Oudnederlands platbodem zeilvaartuig met een ronde boeg, zijzwaarden en een gaffelgetuigde mast
|
|
tjalk
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] Oudnederlands platbodem zeilvaartuig met een ronde boeg, zijzwaarden en een gaffelgetuigde mast
|
|
tjetten
werkw. |
[scheepvaart] in de verf zetten
Voorbeeld: `Na het breeuwen kan de scheepshuid getjet worden. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het tjetten in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de tjiftjaf
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['cɪfcɑf] Verbuigingen: tjiftjaf|s, tjiftjaf|fen (meerv.) |
kleine zangvogel met een grijsgroene kleur
Voorbeeld: `De tjiftjaf en de fitis zijn twee vogelsoorten die erg op elkaar lijken.` |
|
de tjiftjaf
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['cɪfcɑf] Verbuigingen: tjiftjaf|s, tjiftjaf|fen (meerv.) |
kleine zangvogel met een grijsgroene kleur
Voorbeeld: `De tjiftjaf en de fitis zijn twee vogelsoorten die erg op elkaar lijken.` |
|
tjilpen
werkw. Uitspraak: [ˈtjɪlpə(n)] Verbuigingen: tjilpte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getjilpt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het hoge geluid van een klein vogeltje, zoals een mus, maken
Synoniem: sjilpen |
|
tjilpen
werkw. Uitspraak: [ˈtjɪlpə(n)] Verbuigingen: tjilpte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getjilpt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het hoge geluid van een klein vogeltje, zoals een mus, maken
Synoniem: sjilpen |
|
tjonge
tussenwerpsel Uitspraak: ['cɔŋə] |
dit zeg je als verbaasd of onder de indruk van iets bent>
Voorbeeld: `Tjonge jonge, wat een hitte!` Synoniemen: jonge, sjonge |
|
de tl-buis
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [teˈɛlbœys] Verbuigingen: tl-|buizen (meerv.) |
lamp in de vorm van een buis die weinig energie verbruikt en veel licht geeft
|
|
toarcien
zelfst.naamw. |
[geologie] een tijdperk dat als tijdsnede deel uitmaakt van het tijdvak lias Voorbeeld: `Het toarcien (Vlaanderen: toarciaan) duurde van 183,0 tot 175,6 Ma en volgde op het pliensbachien en werd gevolgd door het doggertijdvak aalenien. `
|
|
de toast
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tost] Verbuigingen: toast|en (meerv.) |
geroosterd brood
Voorbeeld: `een toastje met Franse kaas` |
|
toasten
werkw. Afbreekpatroon: 'toas - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: toastte (verl.tijd ) Verbuigingen: getoast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
roosteren (van brood) voeding
Voorbeeld: `een boterham toasten als hij niet meer zo vers is` |
|
tobbe
zelfst.naamw. |
een (houten) vat dat naar boven wijder wordt, teil Voorbeeld: `Hij had een verzameling tobbes in de achtertuin staan. `
|
|
tobben
werkw. Uitspraak: [ˈtɔbə(n)] Verbuigingen: tobde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getobd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) onrustig en zorgelijk nadenken
Voorbeeld: `tobben over je werk` Synoniemen: piekeren, malen |
|
2)
tobben met... |
(problemen hebben met) `met je gezondheid tobben` Synoniem: sukkelen met
|
|
I Tobiaans
zelfst.naamw. |
[taal] taal gesproken op de Palauaans|Palauaanse eiland|eilanden Tobi en Helen Reef; Tobiaans heeft 22 sprekers; het is één van de 13 Trukische talen
|
|
II Tobiaans
bijv.naamw. |
afkomstig van het eiland Tobi
afkomstig van de Palauaanse staat Tobi |
|
toch
bijwoord Uitspraak: [tɔx] |
1) ondanks dat
Voorbeeld: `Ik heb vannacht goed geslapen en toch ben ik moe.` Synoniemen: desondanks, desalniettemin 2) woord dat geen eigen betekenis heeft maar vaak wordt gebruikt om ergens nadruk op te leggen> Voorbeelden: `Wat doe je toch raar!`, `Het is prachtig weer, ga toch fietsen!`, `Je weet toch dat ik geen vlees eet.` |
|
En toch doe ik het.
|
(opmerking die je maakt om aan te geven dat je iets gaat doen ook al is het je door anderen afgeraden of verboden>)
|
|
de tocht
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɔxt] Verbuigingen: tocht|en (meerv.) |
1) hinderlijke luchtstroom in een ruimte
Synoniem: trek 2) reis Voorbeelden: `een tocht door de woestijn`, `voettocht` Synoniem: rit |
|
op de tocht zitten
|
(de luchtstroom langs voelen komen)
|
|
op de tocht staan
|
((van iets dat gepland is) mogelijk niet doorgaan) `De verhuisplannen staan op de tocht.`
|
|
een stille tocht
|
(een groepswandeling waarin mensen, zonder te praten, meelopen om iemand of iets te gedenken)
|
|
tochten
werkw. Uitspraak: [ˈtɔxtə(n)] Verbuigingen: tochtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getocht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van een luchtstroom) hinderlijk voelbaar zijn
Voorbeeld: `Het tocht hier.` |
|
Je tocht hier weg.
|
(er staat hier veel tocht (1))
|
|
Het tocht hier, mag het raam dicht?
|
(opmerking die je maakt als iemand gaapt of als iemands gulp openstaat>)
|
|
de tochtlat
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɔxtlɑt] Verbuigingen: tochtlat|ten (meerv.) |
langwerpig voorwerp om tocht van ramen en deuren tegen te houden
Voorbeeld: `houten tochtlatjes rond je ramen en deuren plaatsen` |
|
tochten
werkw. Uitspraak: [ˈtɔxtə(n)] Verbuigingen: tochtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getocht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van een luchtstroom) hinderlijk voelbaar zijn
Voorbeeld: `Het tocht hier.` |
|
Je tocht hier weg.
|
(er staat hier veel tocht (1))
|
|
Het tocht hier, mag het raam dicht?
|
(opmerking die je maakt als iemand gaapt of als iemands gulp openstaat>)
|
|
I toe
bijwoord Uitspraak: [tu] |
1) (in combinatie met 'naar') in de genoemde richting
Voorbeeld: `naar huis toe` met je gezicht naar het raam toe () 2) erbij |
|
Ik doe het niet, al kreeg ik geld toe.
|
(ik doe het niet, zelfs niet als ze me er (extra) voor zouden betalen)
|
|
pudding toe eten
|
(pudding eten als nagerecht)
|
|
tot het einde toe
|
(tot aan het einde)
|
|
toe zijn aan
|
(behoefte hebben aan) `Ik ben aan een kop koffie toe.`
|
|
II toe
tussenwerpsel Uitspraak: [tu] |
woordje waarmee je iemand aanspoort>
Voorbeelden: `Toe, schiet nou eens op.`, `Ah mam, toe, asjeblieft, één koekje maar.` |
|
zich toe-eigenen
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈtuɛixənə(n)] Verbuigingen: eigende zich toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich toegeëigend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tot je eigendom maken hoewel je daar geen recht op hebt
Voorbeelden: `je alle macht toe-eigenen`, `je het grootste deel van de opbrengst toe-eigenen` Synoniemen: annexeren, in bezit nemen |
|
toebedelen
werkw. Uitspraak: ['tubədelə(n)] Verbuigingen: bedeelde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toebedeeld (volt.deelw.) |
1) (een deel van iets) schenken aan iemand
Voorbeeld: `Een deel van de erfenis van je overleden vader toebedeeld krijgen.` 2) bepalen dat iemand iets krijgt Voorbeelden: `iemand een rol toebedelen`, `een taak toebedeeld krijgen` Synoniemen: toewijzen, toekennen |
|
toebehoren
werkw. Uitspraak: [ˈtubəhorə(n)] Verbuigingen: behoorde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toebehoord (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
eigendom zijn van
Voorbeeld: `Het landhuis behoort toe aan een familie die zelf in de stad woont.` |
|
toebereiden
werkw. Uitspraak: ['tubərɛidə(n)] Verbuigingen: bereidde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toebereid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (eten) klaarmaken
Voorbeeld: `voedsel toebereiden` Synoniem: bereiden 2) geschikt maken voor een bepaald doel Voorbeeld: `een boer die zijn akker toebereidt` |
|
toebereiden
werkw. Uitspraak: ['tubərɛidə(n)] Verbuigingen: bereidde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toebereid (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (eten) klaarmaken
Voorbeeld: `voedsel toebereiden` Synoniem: bereiden 2) geschikt maken voor een bepaald doel Voorbeeld: `een boer die zijn akker toebereidt` |
|
toebijten
werkw. Uitspraak: ['tubɛitə(n)] Verbuigingen: beet toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegebeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
boos en kortaf zeggen (tegen iemand)
Voorbeeld: `iemand vernederende en kwetsende woorden toebijten` Synoniem: toesnauwen |
|
toebrengen
werkw. Uitspraak: [ˈtubrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets onaangenaams) veroorzaken
Voorbeeld: `schade toebrengen` Synoniemen: bezorgen, berokkenen, aandoen |
|
iemand zwaar lichamelijk letsel toebrengen
|
(iemand ernstig verwonden)
|
|
toedekken
werkw. Uitspraak: ['tudɛkə(n)] Verbuigingen: dekte toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegedekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand die in bed ligt) bedekken met een deken
Voorbeeld: `je dochtertje toedekken en een verhaaltje voorlezen voor het slapengaan` Synoniem: toestoppen (1) |
|
de waarheid toedekken
|
(iets achterhouden voor iemand) `de waarheid toedekken om iemand niet te kwetsen`
|
|
toedeloe
tussenwerpsel Uitspraak: [tudə'lu] |
dit zeg je tegen iemand als je weggaat>
informeel Voorbeeld: `Nu moet ik echt naar huis. Toedeloe!` |
|
toedichten
werkw. Uitspraak: ['tudɪxtə(n)] Verbuigingen: dichtte toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegedicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
beschouwen als de oorzaak, de maker, bezitter van
Voorbeeld: `jezelf alleen maar goede eigenschappen toedichten` Synoniem: toeschrijven aan |
|
toedienen
werkw. Uitspraak: [ˈtudinə(n)] Verbuigingen: diende toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegediend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geven of doen ondergaan
Voorbeelden: `iemand geneesmiddelen toedienen`, `het laatste sacrament toedienen` |
|
door toedoen van
|
(door wat ... deed, door de schuld van) `Door toedoen van mijn buurman, kon ik vannacht niet slapen.`
|
|
de toedracht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtudrɑxt] Verbuigingen: toedracht|en (meerv.) |
manier waarop iets is gebeurd
Voorbeeld: `de ware toedracht van de aanslag` |
|
het is daar goed toeven
|
(het is prettig om daar te zijn) `Na afloop was het goed toeven op het kerkplein met muziek en Glühwein.`
|
|
toegaan
werkw. Uitspraak: ['tuxan] Verbuigingen: ging toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is toegegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich sluiten
Voorbeeld: `de poort gaat automatisch toe` Synoniem: dichtgaan |
|
de toegang
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtuxaŋ] Verbuigingen: toegang|en (meerv.) |
1) plek waar je naar binnen kan
Voorbeeld: `De toegang was gebarricadeerd met tafels en stoelen.` Synoniemen: ingang, entree 2) het ergens naar binnen gaan Synoniem: entree |
|
vrije toegang hebben
|
(zonder betaling naar binnen mogen)
|
|
geen/verboden toegang voor onbevoegden
|
(tekst op borden> alleen mensen die toestemming hebben, mogen naar binnen)
|
|
het toegangsbewijs
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtuxɑŋzbəwɛis] Verbuigingen: toegangsbe|wijzen (meerv.) |
kaart waarmee je ergens naar binnen mag (bijvoorbeeld een bioscoop, museum, stadion e.d.)
Voorbeeld: `toegangsbewijzen vanaf 1 september verkrijgbaar aan de kassa van het theater` Synoniemen: toegangskaartje, entreebewijs |
|
toegangsdam
zelfst.naamw. |
een smal stuk grond in een watergang (sloot) om op een stuk grond (weiland, landbouwgrond, huisperceel) te komen Voorbeeld: `.... toegangsdam. `
|
|
het toegangskaartje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tuxɑŋskarcə] Verbuigingen: toegangskaartje|s (meerv.) |
kaart waarmee je ergens naar binnen mag (bijvoorbeeld een bioscoop, museum, stadion e.d.)
Voorbeeld: `We zullen moeten terugrijden. Ik ben de toegangskaartjes thuis vergeten.` Synoniemen: entreebewijs, toegangsbewijs |
|
de toegangsprijs
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tuxɑŋsprɛis] Verbuigingen: toegangs|prijzen (meerv.) |
bedrag dat je betaalt om ergens naar binnen te mogen
Voorbeeld: `De toegangsprijs voor het concert waar ik naartoe wil, bedraagt zestig euro.` |
|
de toegangsweg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tuxɑŋswɛx] Verbuigingen: toegangsweg|en (meerv.) |
weg die naar een bepaalde plaats gaat
Voorbeelden: `een verharde toegangsweg`, `de toegangswegen zijn geblokkeerd` |
|
toegankelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [tuˈxɑŋkələk] |
te bereiken
Voorbeeld: `goed toegankelijk voor rolstoelen` Antoniem: ontoegankelijk Synoniem: bereikbaar |
|
Het boek is niet erg toegankelijk voor leken.
|
(het boek is voor leken moeilijk te begrijpen)
|
|
de toegankelijkheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tu'xɑŋkələkhɛit] |
mate waarin iets toegankelijk is
Voorbeeld: `de toegankelijkheid van openbare gebouwen verbeteren voor rolstoelgebruikers` |
|
toegankelijkheidssymbool
zelfst.naamw. |
een symbool dat aangeeft dat een gebouw of terrein toegankelijk is voor rolstoelgebruikers Voorbeeld: `Het toegankelijkheidssymbool was op de deur bevestigd. `
|
|
toebijten
werkw. Uitspraak: ['tubɛitə(n)] Verbuigingen: beet toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegebeten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
boos en kortaf zeggen (tegen iemand)
Voorbeeld: `iemand vernederende en kwetsende woorden toebijten` Synoniem: toesnauwen |
|
toebrengen
werkw. Uitspraak: [ˈtubrɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iets onaangenaams) veroorzaken
Voorbeeld: `schade toebrengen` Synoniemen: bezorgen, berokkenen, aandoen |
|
iemand zwaar lichamelijk letsel toebrengen
|
(iemand ernstig verwonden)
|
|
een mening toegedaan zijn
|
(een mening hebben) `Ook ik ben de mening toegedaan dat...`
|
|
toedekken
werkw. Uitspraak: ['tudɛkə(n)] Verbuigingen: dekte toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegedekt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand die in bed ligt) bedekken met een deken
Voorbeeld: `je dochtertje toedekken en een verhaaltje voorlezen voor het slapengaan` Synoniem: toestoppen (1) |
|
de waarheid toedekken
|
(iets achterhouden voor iemand) `de waarheid toedekken om iemand niet te kwetsen`
|
|
toedichten
werkw. Uitspraak: ['tudɪxtə(n)] Verbuigingen: dichtte toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegedicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
beschouwen als de oorzaak, de maker, bezitter van
Voorbeeld: `jezelf alleen maar goede eigenschappen toedichten` Synoniem: toeschrijven aan |
|
toedienen
werkw. Uitspraak: [ˈtudinə(n)] Verbuigingen: diende toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegediend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geven of doen ondergaan
Voorbeelden: `iemand geneesmiddelen toedienen`, `het laatste sacrament toedienen` |
|
toegeeflijk
bijv.naamw. Uitspraak: [tu'xeflək] |
als je rap toegeeft (2)
Voorbeeld: `een toegeeflijke houding hebben` |
|
zich toe-eigenen
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈtuɛixənə(n)] Verbuigingen: eigende zich toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich toegeëigend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tot je eigendom maken hoewel je daar geen recht op hebt
Voorbeelden: `je alle macht toe-eigenen`, `je het grootste deel van de opbrengst toe-eigenen` Synoniemen: annexeren, in bezit nemen |
|
toegaan
werkw. Uitspraak: ['tuxan] Verbuigingen: ging toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is toegegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zich sluiten
Voorbeeld: `de poort gaat automatisch toe` Synoniem: dichtgaan |
|
toegeven
werkw. Uitspraak: [ˈtuxevə(n)] Verbuigingen: gaf toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) achteraf zeggen dat je iets niet goed hebt gedaan of je hebt vergist
Voorbeelden: `toegeven dat je de dingen niet goed hebt gepland`, `iets ruiterlijk/volmondig toegeven`, `toegeven dat je moeder gelijk had` Synoniem: erkennen 2) instemmen met iemand of iets om problemen te voorkomen Voorbeelden: `In een democratie mag je niet toegeven aan dreiging met geweld en terreur.`, `Je moet toegeven maar niet opgeven.` Synoniem: concessies doen |
|
toehappen
werkw. Uitspraak: ['tuhɑpə(n)] Verbuigingen: hapte toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegehapt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gretig gebruik maken van
Voorbeeld: `Nu toehappen om van deze uitzonderlijke prijzen te kunnen genieten!` |
|
toejuichen
werkw. Uitspraak: [ˈtujœyxə(n)] Verbuigingen: juichte toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegejuicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) door juichen je enthousiasme uiten
Voorbeeld: `De toeschouwers langs de weg juichten de winnaar van de etappe toe.` 2) volmondig instemmen met Voorbeeld: `de nieuwe plannen van de gemeenteraad toejuichen` |
|
toekijken
werkw. Uitspraak: ['tukɛikə(n)] Verbuigingen: keek toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegekeken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar iets kijken zonder dat je er invloed op hebt
Voorbeelden: `Er stonden honderden mensen toe te kijken toen de auto uit het water werd getakeld.`, `lijdzaam toekijken hoe je zieke kind er elke dag op achteruit gaat` |
|
toekennen
werkw. Uitspraak: [ˈtukɛnə(n)] Verbuigingen: kende toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geven
Voorbeelden: `iemand een privilege toekennen`, `ze kenden hem de hoofdprijs toe`, `nummers toekennen aan de onderdelen` Synoniemen: verlenen, geven, toewijzen |
|
toekomen
werkw. Uitspraak: [ˈtukomə(n)] Verbuigingen: kwam toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is toegekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) recht hebben op
Voorbeeld: `Die prijs komt je zeker toe.` 2) op de plaats van bestemming komen Voorbeeld: `Na een lange omweg kwamen we eindelijk toe.` Synoniem: aankomen |
|
Ere wie ere toekomt.
|
commentaar dat je geeft om aan te geven dat de lof die iemand krijgt, terecht is>)
|
|
iemand iets doen toekomen
|
(ervoor zorgen dat iemand iets krijgt) `Ik zal u de stukken zo spoedig mogelijk doen toekomen.`
|
|
toelaten
werkw. Uitspraak: [ˈtulatə(n)] Verbuigingen: liet toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegelaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) goed vinden dat iets gebeurt
Voorbeeld: `de wet laat dat niet toe` Antoniem: verbieden Synoniemen: tolereren, toestaan 2) goed vinden dat iemand binnenkomt Voorbeelden: `toegelaten tot het conservatorium`, `Die discotheek laat geen Marokkanen toe.` Antoniem: afwijzen Synoniem: binnenlaten |
|
als je resultaten het toelaten
|
(als je resultaten voldoende zijn)
|
|
iets oogluikend toelaten
|
(iets wat niet mag, toch laten gebeuren door net te doen of je het niet ziet.)
|
|
toelichten
werkw. Uitspraak: [ˈtulɪxtə(n)] Verbuigingen: lichtte toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegelicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uitleg geven over
Voorbeelden: `een antwoord toelichten`, `iets met voorbeelden toelichten`, `iets nader toelichten` Synoniem: verduidelijken |
|
toenemen
werkw. Uitspraak: [ˈtunemə(n)] Verbuigingen: nam toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
meer, groter of heviger worden
Voorbeelden: `Het aantal werklozen neemt toe.`, `gestaag toenemen`, `in toenemende mate` Antoniem: afnemen Synoniemen: groeien, stijgen |
|
toerusten
werkw. |
[militair], [scheepvaart] één of meer personen, vaar- of voertuigen e.d. voorzien van de benodigdheden voor een taak, expeditie of reis Voorbeeld: `De vloot werd toegerust voor een andere taak. `
|
|
toegerust met
bijv.naamw. Uitspraak: ['tuxərʏst mɛt] |
voorzien van
Voorbeeld: `Toegerust met wapens en een schild, trok de krijger ten strijde.` Synoniem: uitgerust met |
|
iets schijnt iemand toe
|
(het lijkt voor iemand zo te zijn dat) `Het eenvoudige leven in zo'n afgelegen dorp schijnt ons overzichtelijker en authentieker toe dan ons eigen dagelijks leven.`
|
|
toeschrijven
werkw. |
het auteurschap of de eigenaar van iets associëren met iemand
|
|
toeslaan
werkw. Uitspraak: [ˈtuslan] Verbuigingen: sloeg toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegeslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onverwacht gebeuren met onaangename gevolgen
Voorbeelden: , `De epidemie heeft in deze streek hard toegeslagen.`, `Tijdens onze afwezigheid, sloegen de inbrekers toe.`, `Toen we onze handtekening hadden gezet ,sloeg toch ineens de twijfel toe.` |
|
toesnauwen
werkw. Uitspraak: ['tusnɑuwə(n)] Verbuigingen: snauwde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegesnauwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
boos en kortaf praten of roepen (tegen iemand)
Voorbeeld: `Je buurjongen toesnauwen omdat hij een bal tegen je ruit geschopt heeft.` Synoniem: snauwen |
|
toesnellen
werkw. Uitspraak: ['tusnɛlə(n)] Verbuigingen: snelde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegesneld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
snel naar iemand of iets lopen
Voorbeelden: `Alle journalisten snelden toe om foto's te kunnen nemen.`, `toesnellen om een bejaarde vrouw weer overeind te helpen` |
|
toespelen
werkw. Uitspraak: ['tuspelə(n)] Verbuigingen: speelde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegespeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand iets) geven zonder dat anderen het merken
Voorbeeld: `iemand stiekem geld toespelen` 2) (de bal) naar een andere speler schoppen of gooien sport Synoniem: doorspelen |
|
toespreken
werkw. Uitspraak: [ˈtusprekə(n)] Verbuigingen: sprak toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegesproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je bij het spreken tot iemand richten
Voorbeelden: `tijdens de bruiloft het bruidspaar toespreken`, `iemand vermanend/bestraffend toespreken` Synoniem: het woord richten tot |
|
toegestaan
bijv.naamw. Uitspraak: ['tuxəstan] |
als iets mag
Voorbeeld: `Eten of drinken is hier niet toegestaan.` Antoniem: verboden Synoniem: geoorloofd |
|
toestemmen
werkw. Uitspraak: [ˈtustɛmə(n)] Verbuigingen: stemde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegestemd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
toestemming geven
Voorbeeld: `toestemmen in de bouwplannen` Antoniemen: afwijzen, afkeuren, Synoniem: goedkeuren |
|
grif toestemmen
|
(graag toestemmen)
|
|
Wie zwijgt, stemt toe.
|
(als je niets zegt, gaan we ervan uit dat je het ermee eens bent)
|
|
toestoppen
werkw. Uitspraak: ['tustɔpə(n)] Verbuigingen: stopte toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegestopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand die in bed ligt) bedekken met een deken
Voorbeeld: `Eerst je kinderen toestoppen en dan zelf naar bed gaan.` Synoniem: toedekken (1) 2) (iemand iets) geven zonder dat iemand anders het ziet Voorbeeld: `Een briefje van tien euro toegestopt krijgen van je opa.` Synoniem: toespelen (1) |
|
toestromen
werkw. Uitspraak: ['tustromə(n)] Verbuigingen: stroomde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is toegestroomd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in grote aantallen aankomen
Voorbeeld: `Meteen na de opening stroomden de klanten toe.` |
|
toesturen
werkw. Uitspraak: [ˈtustʏrə(n)] Verbuigingen: stuurde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegestuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zenden aan of naar
Voorbeeld: `Ik zal je de papieren vandaag nog toesturen.` Synoniem: toezenden |
|
toegetakeld
bijv.naamw. Uitspraak: ['tuxətakəlt] |
beschadigd
Voorbeeld: `De zwaar toegetakelde bejaarde man overleefde de overval niet.` Synoniemen: gehavend, geschonden |
|
toetreden
werkw. Uitspraak: ['tutredə(n)] Verbuigingen: trad toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is toegetreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
lid worden
Voorbeeld: `Je kunt tot dit genootschap alleen toetreden als je gevraagd wordt.` |
|
toetreden tot
|
(lid worden of deel gaan uitmaken van) `landen die willen toetreden tot de Europese Unie`
|
|
I het toeval
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtuvɑl] |
gebeurtenis die plaatsvindt zonder bedoeling, terwijl die er wel lijkt te zijn
Voorbeelden: `Wat een toeval dat jij hier ook bent!`, `elkaar bij toeval tegenkomen`, `Door puur toeval kwam ik op deze site terecht.` |
|
niets aan het toeval overlaten
|
(alles zeer grondig voorbereiden en regelen)
|
|
II de (m)/het toeval
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtuvɑl] Verbuigingen: toeval|len (meerv.) |
aanval van epilepsie
|
|
toegeven
werkw. Uitspraak: [ˈtuxevə(n)] Verbuigingen: gaf toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegegeven (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) achteraf zeggen dat je iets niet goed hebt gedaan of je hebt vergist
Voorbeelden: `toegeven dat je de dingen niet goed hebt gepland`, `iets ruiterlijk/volmondig toegeven`, `toegeven dat je moeder gelijk had` Synoniem: erkennen 2) instemmen met iemand of iets om problemen te voorkomen Voorbeelden: `In een democratie mag je niet toegeven aan dreiging met geweld en terreur.`, `Je moet toegeven maar niet opgeven.` Synoniem: concessies doen |
|
toegeven aan
werkw. Uitspraak: [ˈtuxevə(n) an] Verbuigingen: gaf toe aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegegeven aan (volt.deelw.) |
je niet meer verzetten tegen
Voorbeeld: `Je moet niet toegeven aan haar driftbuien.` Antoniem: volharden in Synoniemen: bezwijken voor, zwichten voor |
|
toewensen
werkw. Uitspraak: ['tuwɛnsə(n)] Verbuigingen: wenste toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets voor iemand willen of verlangen
Voorbeeld: `Dat wens ik zelfs mijn ergste vijand niet toe!` Synoniem: wensen |
|
toegewijd
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtuxəwɛit] |
met veel aandacht en zorg
Voorbeelden: `een toegewijde docente`, `zeer toegewijd aan haar patiënten` |
|
toezeggen
werkw. Uitspraak: [ˈtuzɛxə(n)] Verbuigingen: zegde/zei toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegezegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) zeggen dat je zeker iets zult doen of geven
Voorbeeld: `een bedrag van duizend euro toezeggen` Synoniem: beloven |
|
toezenden
werkw. Uitspraak: ['tuzɛndə(n)] Verbuigingen: zond toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zenden aan of naar
Voorbeeld: `iemand een pakketje met de post toezenden` Synoniem: toesturen |
|
toezingen
werkw. |
zich zingend tot iemand richten, gewoonlijk met lof
Voorbeeld: `Hem werd door een bard een ode toegezongen. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het toezingen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de toegift
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtuxɪft] Verbuigingen: toegift|en (meerv.) |
extra stuk muziek , dans enz. als de voorstelling al is afgelopen
Voorbeeld: `een toegift geven` |
|
toehappen
werkw. Uitspraak: ['tuhɑpə(n)] Verbuigingen: hapte toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegehapt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gretig gebruik maken van
Voorbeeld: `Nu toehappen om van deze uitzonderlijke prijzen te kunnen genieten!` |
|
de toehoorder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tuhordər] Verbuigingen: toehoorder|s (meerv.) de toehoor|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tuhor|stər] Verbuigingen: toehoorster|s (meerv.) |
iemand die luistert naar wat iemand anders zegt
Voorbeeld: `met enkele goed gekozen argumenten je toehoorders overtuigen` Synoniem: gehoor (2) |
|
toejuichen
werkw. Uitspraak: [ˈtujœyxə(n)] Verbuigingen: juichte toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegejuicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) door juichen je enthousiasme uiten
Voorbeeld: `De toeschouwers langs de weg juichten de winnaar van de etappe toe.` 2) volmondig instemmen met Voorbeeld: `de nieuwe plannen van de gemeenteraad toejuichen` |
|
de toekan
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tukɑn] Verbuigingen: toekan|s (meerv.) |
tropische vogel met een zwart-witte of zwart-gele kleur en een lange snavel
Voorbeeld: `roodsnaveltoekan` |
|
de toekan
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tukɑn] Verbuigingen: toekan|s (meerv.) |
tropische vogel met een zwart-witte of zwart-gele kleur en een lange snavel
Voorbeeld: `roodsnaveltoekan` |
|
toekennen
werkw. Uitspraak: [ˈtukɛnə(n)] Verbuigingen: kende toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegekend (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geven
Voorbeelden: `iemand een privilege toekennen`, `ze kenden hem de hoofdprijs toe`, `nummers toekennen aan de onderdelen` Synoniemen: verlenen, geven, toewijzen |
|
toekijken
werkw. Uitspraak: ['tukɛikə(n)] Verbuigingen: keek toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegekeken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
naar iets kijken zonder dat je er invloed op hebt
Voorbeelden: `Er stonden honderden mensen toe te kijken toen de auto uit het water werd getakeld.`, `lijdzaam toekijken hoe je zieke kind er elke dag op achteruit gaat` |
|
toeknikken
werkw. Uitspraak: ['tuknɪkə(n)] Verbuigingen: knikte toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegeknikt (volt.deelw.) |
je hoofd op en neer bewegen om iemand te groeten
Voorbeeld: `iemand vriendelijk toeknikken` |
|
toekomen
werkw. Uitspraak: [ˈtukomə(n)] Verbuigingen: kwam toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is toegekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) recht hebben op
Voorbeeld: `Die prijs komt je zeker toe.` 2) op de plaats van bestemming komen Voorbeeld: `Na een lange omweg kwamen we eindelijk toe.` Synoniem: aankomen |
|
Ere wie ere toekomt.
|
commentaar dat je geeft om aan te geven dat de lof die iemand krijgt, terecht is>)
|
|
iemand iets doen toekomen
|
(ervoor zorgen dat iemand iets krijgt) `Ik zal u de stukken zo spoedig mogelijk doen toekomen.`
|
|
toekomen aan
werkw. Uitspraak: [ˈtukomə(n) an] Verbuigingen: kwam toe aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is toegekomen aan (volt.deelw.) |
tijd hebben om (iets) te doen
Voorbeelden: `Ik ben niet toegekomen aan het verwerken van die gegevens.`, `Ik had het vandaag willen doen, maar ik ben er niet aan teogekomen.` |
|
toekomende tijd
zelfst.naamw. |
[taalkunde] begrip uit de grammatica, dat een handeling zich in de toekomst gaat afspelen
|
|
de toekomst
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtukɔmst] |
de tijd na nu
Voorbeeld: `de toekomst voorspellen` Antoniem: verleden Synoniem: de komende tijd |
|
de toekomst rooskleurig/zonnig inzien
|
(optimistisch zijn)
|
|
een blik in de toekomst werpen
|
(vooruitkijken)
|
|
geen toekomst meer hebben
|
(ophouden te bestaan) `De club heeft geen toekomst meer.`
|
|
toekomstig
bijv.naamw. Uitspraak: [tu'kɔmstəx] |
wat betrekking heeft op de toekomst
Voorbeeld: `je toekomstige echtgenoot` Synoniem: aanstaand |
|
het toekomstperspectief
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tukɔmstpɛrspɛktif] Verbuigingen: toekomstperspec|tieven (meerv.) |
vooruitzicht(en) voor de toekomst
Voorbeelden: `negatieve economische toekomstperspectieven`, `een rooskleurig toekomstperspectief` |
|
toelaatbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [tu'latbar] |
wat toegelaten wordt
Voorbeeld: `het maximaal toelaatbare aantal personen in een gebouw` Antoniem: ontoelaatbaar |
|
de toelage
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtulaxə] Verbuigingen: toelage|n, toelage|s (meerv.) |
periodiek bedrag dat je ontvangt, soms bovenop je salaris
Voorbeeld: `een maandelijkse toelage van honderd euro ontvangen` Synoniemen: uitkering, toeslag |
|
toelaten
werkw. Uitspraak: [ˈtulatə(n)] Verbuigingen: liet toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegelaten (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) goed vinden dat iets gebeurt
Voorbeeld: `de wet laat dat niet toe` Antoniem: verbieden Synoniemen: tolereren, toestaan 2) goed vinden dat iemand binnenkomt Voorbeelden: `toegelaten tot het conservatorium`, `Die discotheek laat geen Marokkanen toe.` Antoniem: afwijzen Synoniem: binnenlaten |
|
als je resultaten het toelaten
|
(als je resultaten voldoende zijn)
|
|
iets oogluikend toelaten
|
(iets wat niet mag, toch laten gebeuren door net te doen of je het niet ziet.)
|
|
de toelating
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tulatɪŋ] Verbuigingen: toelating|en (meerv.) |
1) keer dat je met iets akkoord gaat
Voorbeeld: `de toelating vragen van je ouders om een feestje te geven` Synoniem: goedkeuring 2) keer dat je het goed vindt dat iemand binnenkomt Voorbeeld: `toelatingsexamen` Antoniem: afwijzing |
|
I toeleggen op
werkw. Uitspraak: [ˈtulɛxə(n) ɔp] Verbuigingen: legde toe op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegelegd op (volt.deelw.) |
verlies lijden met
Voorbeelden: `De bemiddeling koste ons in het begin zoveel tijd dat we er geld op toelegden, maar intussen maken we winst.`, `De gemeente wil niet langer geld toeleggen op de exploitatie van het zwembad.` |
|
II zich toeleggen op
reflexief werkw. Uitspraak: [ˈtulɛxə(n) ɔp] Verbuigingen: legde zich toe op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft zich toegelegd op (volt.deelw.) |
je bezighouden met, moeite doen voor
Voorbeeld: `Zich toeleggen op de ontwikkeling van software.` |
|
toelichten
werkw. Uitspraak: [ˈtulɪxtə(n)] Verbuigingen: lichtte toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegelicht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
uitleg geven over
Voorbeelden: `een antwoord toelichten`, `iets met voorbeelden toelichten`, `iets nader toelichten` Synoniem: verduidelijken |
|
de toelichting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tulɪxtɪŋ] Verbuigingen: toelichting|en (meerv.) |
het toelichten of de uitleg die je aan iemand geeft
Voorbeelden: `een schriftelijke toelichting op de begroting geven`, `een korte/nadere toelichting geven` Synoniem: illustratie (2) |
|
de toeloop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtulop] |
aantal personen dat ergens naar toe komt
Voorbeeld: `een grote toeloop verwachten` Synoniem: belangstelling |
|
I toen
bijwoord Uitspraak: [tun] |
1) op dat tijdstip
Voorbeeld: `Toen had je nog geen mobiele telefoon.` Synoniemen: destijds, indertijd 2) daarna Voorbeeld: `Eerst hebben we een borrel gedronken, toen zijn we gaan eten en toen zijn we naar de film gegaan.` |
|
II toen
conjunction Uitspraak: [tun] |
op het moment dat
Voorbeeld: `Ik ging net de deur uit toen hij arriveerde.` |
|
de toenadering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtunadərɪŋ] Verbuigingen: toenadering|en (meerv.) |
keer dat je dichter bij elkaar komt
Voorbeeld: `Er is nog geen toenadering tussen de strijdende partijen.` |
|
toenadering zoeken
|
(contact zoeken)
|
|
de toename
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtuname] Verbuigingen: toename|n, toename|s (meerv.) |
het toenemen
Voorbeeld: `een toename van het aantal verkeersongelukken` Antoniem: afname Synoniemen: groei, stijging |
|
de toendra
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tundra] Verbuigingen: toendra|'s (meerv.) |
uitgestrekt gebied in de noordelijke poolstreken waarvan de bodem vooral uit gras en mos bestaat
Voorbeeld: `de Arctische toendra` |
|
toenemen
werkw. Uitspraak: [ˈtunemə(n)] Verbuigingen: nam toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegenomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
meer, groter of heviger worden
Voorbeelden: `Het aantal werklozen neemt toe.`, `gestaag toenemen`, `in toenemende mate` Antoniem: afnemen Synoniemen: groeien, stijgen |
|
toenmalig
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtunmaləx] |
van die tijd
Voorbeeld: `de toenmalige regering` Antoniem: huidig |
|
toentertijd
bijwoord Uitspraak: ['tuntərtɛit] |
op dat tijdstip in het verleden
Voorbeeld: `Toentertijd bestonden er nog geen televisies of computers.` Synoniemen: toen, destijds |
|
toepasbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [tu'pɑzbar] |
wat toegepast kan worden
Voorbeelden: `een algemeen toepasbaar systeem`, `een korting die op alle jongeren onder de vijfentwintig toepasbaar is` |
|
toepasselijk
bijv.naamw. Uitspraak: [tuˈpɑsələk] |
ergens bij passend
Voorbeeld: `een toepasselijk cadeau` Synoniem: geschikt |
|
toepassen
werkw. Uitspraak: [ˈtupɑsə(n)] Verbuigingen: paste toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegepast (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in de praktijk brengen
Voorbeelden: `toegepaste taalkunde`, `een regel toepassen` Synoniem: gebruiken |
|
de toepassing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tupɑsɪŋ] Verbuigingen: toepassing|en (meerv.) |
keer dat je iets toepast
Voorbeelden: `de toepassing van een methode`, `Onze algemene voorwarden zijn van toepassing op alle koopovereenkomsten.` |
|
in toepassing brengen
|
(toepassen)
|
|
Dit is voor u niet van toepassing.
|
(dit geldt niet voor u)
|
|
de toer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tur] Verbuigingen: toer|en (meerv.) |
1) rondrit
Voorbeeld: `een toer door de Ardennen maken` Synoniem: rondreis 2) keer dat iets ronddraait Voorbeeld: `2.000 toeren per minuut` Synoniemen: omwenteling, draai 3) kunststukje Voorbeeld: `gevaarlijke toeren uithalen` Synoniemen: kunstje, truc |
|
op de lollige toer gaan
|
(lollig doen)
|
|
op volle toeren draaien
|
(op volle kracht functioneren)
|
|
Dat is nog een hele toer.
|
(dat is een moeilijke klus)
|
|
ieder op toer
|
(iedereen op zijn beurt)
|
|
bij toerbeurt
|
(om de beurt) `bewakers die bij toerbeurt slapen`
|
|
toeren
werkw. Uitspraak: [ˈturə(n)] Verbuigingen: toerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
rondreizen voor je plezier
Voorbeeld: `Op zondagmiddag zijn we een eindje met de nieuwe auto gaan toeren.` |
|
toereikend
bijv.naamw. Uitspraak: [tuˈrɛikənt] |
zo veel, zo goed enz. als nodig is
Antoniem: ontoereikend Synoniem: voldoende |
|
toereikend zijn
|
(voldoen) `Die maatregelen zijn niet toereikend.`
|
|
toerekenen aan
werkw. Uitspraak: ['turekənə(n) an] Verbuigingen: rekende toe aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegerekend aan (volt.deelw.) |
beschouwen als de oorzaak, de maker, bezitter van
Voorbeeld: `de criminaliteit in een wijk toerekenen aan allochtone jongeren` Synoniem: toeschrijven aan |
|
toerekeningsvatbaar
bijv.naamw. Uitspraak: [turekənɪŋs'fɑdbar] |
gezegd van iemand die verantwoordelijk gesteld kan worden voor zijn daden>
Voorbeelden: `De vrouw heeft ernstige psychische problemen en is daarom niet toerekeningsvatbaar.`, `De psychiater verklaarde hem toerekeningsvatbaar.` Antoniem: ontoerekeningsvatbaar |
|
toeren
werkw. Uitspraak: [ˈturə(n)] Verbuigingen: toerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
rondreizen voor je plezier
Voorbeeld: `Op zondagmiddag zijn we een eindje met de nieuwe auto gaan toeren.` |
|
het toerental
zelfst.naamw. Uitspraak: ['turə(n)tɑl] Verbuigingen: toerental|len (meerv.) |
aantal omwentelingen per tijdseenheid
Voorbeelden: `een laag toerental`, `Als het toerental boven de 3000 per minuut komt, moet je echt doorschakelen.` |
|
het toerisme
zelfst.naamw. Uitspraak: [tuˈrɪsmə] |
het maken van reizen voor je plezier
Voorbeelden: `Het toerisme naar verre bestemmingen neemt toe.`, `strandtoerisme`, `ecotoerisme` |
|
de toerist
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tuˈrɪst] Verbuigingen: toerist|en (meerv.) |
iemand die voor zijn plezier reist
Voorbeeld: `Er waren deze zomer weer veel toeristen in Amsterdam.` |
|
toeriste
zelfst.naamw. |
een vrouwelijk persoon die voor haar plezier reist Voorbeeld: `In dat land werd zij als een toeriste ontvangen. `
|
|
de toerist
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tuˈrɪst] Verbuigingen: toerist|en (meerv.) |
iemand die voor zijn plezier reist
Voorbeeld: `Er waren deze zomer weer veel toeristen in Amsterdam.` |
|
toeristenindustrie
|
winstgevende bedrijfstak welke een belangrijke bron van inkomsten is voor landen en plaatsen die reizigers ontvangen
Voorbeeld: `Het is zinvol om te controleren hoe de toeristenindustrie het begrip kwaliteit interpreteert.` Synoniem: vakantie-industrie |
|
toeristisch
bijv.naamw. Uitspraak: [tu'rɪstis] |
wat betrekking heeft op het toerisme of de toeristen
Voorbeelden: `Benidorm is een toeristisch gebied in Spanje waar veel ouderen de winter doorbrengen.`, `de toeristische sector` |
|
het toernooi
zelfst.naamw. Uitspraak: [turˈnoj] Verbuigingen: toernooi|en (meerv.) |
serie wedstrijden waarbij uiteindelijk één deelnemer de winnaar wordt
Voorbeelden: `een toernooi organiseren`, `Wimbledon is een belangrijk tennistoernooi.` |
|
toeren
werkw. Uitspraak: [ˈturə(n)] Verbuigingen: toerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getoerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
rondreizen voor je plezier
Voorbeeld: `Op zondagmiddag zijn we een eindje met de nieuwe auto gaan toeren.` |
|
toerusten
werkw. |
[militair], [scheepvaart] één of meer personen, vaar- of voertuigen e.d. voorzien van de benodigdheden voor een taak, expeditie of reis Voorbeeld: `De vloot werd toegerust voor een andere taak. `
|
|
toerusting
zelfst.naamw. |
[militair], [scheepvaart] de beschikbaar gestelde voer-, vlieg- of vaartuigen, bewapening, gereedschappen en hulpmiddelen, om een taak uit te voeren Voorbeeld: `Het was al laat in het seizoen, voor de toerusting van een ander schip, was geen tijd meer. `
|
|
toeschietelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [tuˈsxitələk] |
bereid om te helpen
Voorbeeld: `Die bank is niet zo toeschietelijk in het verlenen van kredieten.` Synoniemen: bereidwillig, welwillend |
|
iets schijnt iemand toe
|
(het lijkt voor iemand zo te zijn dat) `Het eenvoudige leven in zo'n afgelegen dorp schijnt ons overzichtelijker en authentieker toe dan ons eigen dagelijks leven.`
|
|
de toeschouwer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtusxɑuwər] Verbuigingen: -s (meerv.) de toeschouwster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtusxɑuwstər] Verbuigingen: -s (meerv.) |
iemand die naar iets kijkt of die iets ziet
Voorbeeld: `Na de voorstelling applaudisseerden de toeschouwers uitbundig.` |
|
toeschrijven
werkw. |
het auteurschap of de eigenaar van iets associëren met iemand
|
|
toeschrijven aan
werkw. Uitspraak: [ˈtusxrɛivə(n) an] Verbuigingen: schreef toe aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegeschreven aan (volt.deelw.) |
beschouwen als de oorzaak of de maker van
Voorbeelden: `een schilderij toeschrijven aan Rembrandt`, `de oorzaak van het treinongeluk toeschrijven aan een kapotte wissel` |
|
toeslaan
werkw. Uitspraak: [ˈtuslan] Verbuigingen: sloeg toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegeslagen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onverwacht gebeuren met onaangename gevolgen
Voorbeelden: , `De epidemie heeft in deze streek hard toegeslagen.`, `Tijdens onze afwezigheid, sloegen de inbrekers toe.`, `Toen we onze handtekening hadden gezet ,sloeg toch ineens de twijfel toe.` |
|
de toeslag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtuslax] Verbuigingen: toeslag|en (meerv.) |
extra geldbedrag dat je moet betalen
Voorbeeld: `Voor de hogesnelheidstrein moet je een toeslag betalen.` Antoniem: korting Synoniemen: supplement, toelage |
|
toesnauwen
werkw. Uitspraak: ['tusnɑuwə(n)] Verbuigingen: snauwde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegesnauwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
boos en kortaf praten of roepen (tegen iemand)
Voorbeeld: `Je buurjongen toesnauwen omdat hij een bal tegen je ruit geschopt heeft.` Synoniem: snauwen |
|
toesnellen
werkw. Uitspraak: ['tusnɛlə(n)] Verbuigingen: snelde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegesneld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
snel naar iemand of iets lopen
Voorbeelden: `Alle journalisten snelden toe om foto's te kunnen nemen.`, `toesnellen om een bejaarde vrouw weer overeind te helpen` |
|
toesnijden op
werkw. Uitspraak: ['tusnɛidə(n) ɔp] Verbuigingen: sneed toe op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegesneden op (volt.deelw.) |
(iets) geschikter maken voor
Voorbeelden: `een reclamecampagne toesnijden op een bepaalde doelgroep`, `de uitvoering van de regeling toesnijden op de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager` Synoniemen: afstemmen op (2), in overeenstemming brengen met |
|
toespelen
werkw. Uitspraak: ['tuspelə(n)] Verbuigingen: speelde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegespeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand iets) geven zonder dat anderen het merken
Voorbeeld: `iemand stiekem geld toespelen` 2) (de bal) naar een andere speler schoppen of gooien sport Synoniem: doorspelen |
|
de toespeling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtuspelɪŋ] Verbuigingen: toespeling|en (meerv.) |
indirecte opmerking over iemand of iets
Voorbeeld: `toespelingen maken op iemands gedrag` Synoniem: zinspeling |
|
toespijs
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtuspɛis] Verbuigingen: -spijzen (meerv.) |
1) nagerecht oldFashioned
Synoniem: dessert 2) wat je op je brood doet Voorbeeld: `zoete toespijs zoals confituur of honing` Synoniem: broodbeleg |
|
toespitsen op
werkw. Uitspraak: [ˈtuspɪtsə(n) ɔp] Verbuigingen: spitste toe op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegespitst op (volt.deelw.) |
richten op
Voorbeelden: `het onderzoek toespitsen op het voorkomen van de ziekte`, `zich toespitsen op de inhoud en minder op de vorm` |
|
de toespraak
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtusprak] Verbuigingen: toe|spraken (meerv.) |
samenhangend verhaal waarmee je je richt tot een bepaald publiek
Voorbeelden: `een toespraak houden`, `De gemeentevoorlichter schrijft alle toespraken voor de burgemeester.`, `gelegenheidstoespraakje` Synoniemen: rede, redevoering, speech |
|
toespreken
werkw. Uitspraak: [ˈtusprekə(n)] Verbuigingen: sprak toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegesproken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je bij het spreken tot iemand richten
Voorbeelden: `tijdens de bruiloft het bruidspaar toespreken`, `iemand vermanend/bestraffend toespreken` Synoniem: het woord richten tot |
|
toestaan
werkw. Uitspraak: [ˈtustan] Verbuigingen: stond toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegestaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
goed vinden dat iets gebeurt
Voorbeeld: `niet toestaan dat je dochter alleen in het donker over straat gaat` Antoniem: weigeren Synoniem: toelaten |
|
de toestand
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtustɑnt] Verbuigingen: toestand|en (meerv.) |
geheel van omstandigheden
Voorbeelden: `Het huis verkeert in een slechte toestand.`, `De toestand van de patiënt verbetert niet.` Synoniemen: situatie, stand van zaken, staat (1) |
|
Mijn hemel, wat een toestand!
|
commentaar op een vervelende, complexe of vreemde situatie>)
|
|
het toestel
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtustɛl] Verbuigingen: toestel|len (meerv.) |
1) werktuig dat uit meer dan één onderdeel bestaat
Voorbeeld: `fototoestel` Synoniem: apparaat 2) vliegtuig Voorbeeld: `Het toestel heeft twee uur vertraging.` |
|
toestemmen
werkw. Uitspraak: [ˈtustɛmə(n)] Verbuigingen: stemde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegestemd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
toestemming geven
Voorbeeld: `toestemmen in de bouwplannen` Antoniemen: afwijzen, afkeuren, Synoniem: goedkeuren |
|
grif toestemmen
|
(graag toestemmen)
|
|
Wie zwijgt, stemt toe.
|
(als je niets zegt, gaan we ervan uit dat je het ermee eens bent)
|
|
de toestemming
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtustɛmɪŋ] Verbuigingen: toestemming|en (meerv.) |
goedkeuring van een verzoek of een wens
Voorbeelden: `toestemming vragen`, `toestemming geven/verlenen` Antoniem: afwijzing Synoniemen: verlof, instemming |
|
toestoppen
werkw. Uitspraak: ['tustɔpə(n)] Verbuigingen: stopte toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegestopt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand die in bed ligt) bedekken met een deken
Voorbeeld: `Eerst je kinderen toestoppen en dan zelf naar bed gaan.` Synoniem: toedekken (1) 2) (iemand iets) geven zonder dat iemand anders het ziet Voorbeeld: `Een briefje van tien euro toegestopt krijgen van je opa.` Synoniem: toespelen (1) |
|
toestromen
werkw. Uitspraak: ['tustromə(n)] Verbuigingen: stroomde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is toegestroomd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in grote aantallen aankomen
Voorbeeld: `Meteen na de opening stroomden de klanten toe.` |
|
toesturen
werkw. Uitspraak: [ˈtustʏrə(n)] Verbuigingen: stuurde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegestuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zenden aan of naar
Voorbeeld: `Ik zal je de papieren vandaag nog toesturen.` Synoniem: toezenden |
|
toetakelen
werkw. Uitspraak: [ˈtutakələ(n)] Verbuigingen: takelde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegetakeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) zo mishandelen dat hij of zij zichtbaar lichamelijk letsel heeft
Voorbeeld: `iemand lelijk toetakelen` |
|
de toeter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtutər] Verbuigingen: toeter|s (meerv.) |
1) instrument in de vorm van een trechter waarmee je geluid maakt door er lucht doorheen te blazen
Voorbeeld: `een papieren feesttoeter` 2) voorziening in een auto of ander vervoermiddel dat geluid produceert om andere weggebruikers te waarschuwen Voorbeeld: `de toeter van de vrachtwagen` |
|
met veel toeters en bellen
|
(met veel nutteloze versieringen)
|
|
toeteren
werkw. Uitspraak: [ˈtutərə(n)] Verbuigingen: toeterde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getoeterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
geluid maken met een toeter
Voorbeeld: `De auto toeterde.` |
|
het toetje
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtucə] Verbuigingen: toetje|s (meerv.) |
zoet gerecht na de hoofdmaaltijd
Voorbeeld: `Als toetje eten we yoghurt met aardbeien.` Synoniemen: dessert, nagerecht |
|
toetreden
werkw. Uitspraak: ['tutredə(n)] Verbuigingen: trad toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is toegetreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
lid worden
Voorbeeld: `Je kunt tot dit genootschap alleen toetreden als je gevraagd wordt.` |
|
toetreden tot
|
(lid worden of deel gaan uitmaken van) `landen die willen toetreden tot de Europese Unie`
|
|
de toetreding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tutredɪŋ] Verbuigingen: toetreding|en (meerv.) |
het lid worden of deel gaan uitmaken van
Voorbeeld: `De toetreding van Turkije tot de EU wordt ter discussie gesteld.` |
|
de toets
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tuts] Verbuigingen: toets|en (meerv.) |
1) test om uit te zoeken of iets of iemand voldoet aan bepaalde voorwaarden
Voorbeelden: `een schriftelijke toets voor wiskunde`, `luistertoets` Synoniem: test 2) beweegbaar onderdeel waarop je moet drukken om een apparaat te bedienen Voorbeelden: `de zwarte toetsen van de piano`, `druktoets`, `de entertoets`, `pauzetoets` |
|
de toets der kritiek kunnen doorstaan
|
(aan de voorwaarden voldoen)
|
|
de toetsaanslag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tutsanslɑx] Verbuigingen: toetsaanslag|en (meerv.) |
keer dat je een toets indrukt
Voorbeeld: `Hoe snel je kunt typen, wordt weergegeven met het aantal toetsslagen per minuut.` Synoniem: aanslag (2) |
|
toetsen
werkw. Uitspraak: [ˈtutsə(n)] Verbuigingen: toetste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getoetst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
testen
Voorbeeld: `iemand toetsen op zijn kennis` Synoniemen: keuren, testen |
|
het toetsenbord
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtutsə(n)bɔrt] Verbuigingen: toetsenbord|en (meerv.) |
paneel met alle toetsen om een apparaat te bedienen
Voorbeeld: `een draadloos toetsenbord` |
|
toetsinstrument
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument] muziekinstrument dat is voorzien van een of meer toetsenborden om de gewenste tonen tot klinken te brengen Voorbeeld: `Klavecimbel, orgel, piano zijn typische toetsinstrumenten. `
|
|
toetsen
werkw. Uitspraak: [ˈtutsə(n)] Verbuigingen: toetste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getoetst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
testen
Voorbeeld: `iemand toetsen op zijn kennis` Synoniemen: keuren, testen |
|
Toevaans
zelfst.naamw. |
[taal] een Siberisch-Turkse taal met ca. 200.000 sprekers in de Russische autonome republiek Toeva en het naburige Mongolië Voorbeeld: `Toen Toeva onafhankelijk was werd het Toevaans met Latijns schrift geschreven, maar sinds 1941 schrijft men het in het Cyrillisch. `
|
|
I het toeval
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtuvɑl] |
gebeurtenis die plaatsvindt zonder bedoeling, terwijl die er wel lijkt te zijn
Voorbeelden: `Wat een toeval dat jij hier ook bent!`, `elkaar bij toeval tegenkomen`, `Door puur toeval kwam ik op deze site terecht.` |
|
niets aan het toeval overlaten
|
(alles zeer grondig voorbereiden en regelen)
|
|
II de (m)/het toeval
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtuvɑl] Verbuigingen: toeval|len (meerv.) |
aanval van epilepsie
|
|
toevallig
bijv.naamw. Uitspraak: [tuˈvɑləx] |
bij of door toeval
Voorbeeld: `een toevallige samenloop van omstandigheden` Synoniem: willekeurig |
|
Heb je toevallig een tientje voor me?
|
(heb je misschien tien euro voor me?)
|
|
Zo is het toevallig wel gebeurd.
|
(zo is het echt gebeurd)
|
|
toevalligerwijs
bijwoord |
op een toevallige manier Voorbeeld: `Jaren later komen ze elkaar toevalligerwijs tegen in een winkelcentrum. `
|
|
het is daar goed toeven
|
(het is prettig om daar te zijn) `Na afloop was het goed toeven op het kerkplein met muziek en Glühwein.`
|
|
toevertrouwen
werkw. Uitspraak: [ˈtuvərtrɑuwə(n)] Verbuigingen: vertrouwde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toevertrouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets aan iemand) geven omdat je gelooft dat hij of zij er geen misbruik van zal maken
2) in vertrouwen vertellen Voorbeeld: `je liefdesverdriet aan een dagboek toevertrouwen` |
|
Ik zou haar mijn laatste cent toevertrouwen.
|
(ik vertrouw haar helemaal)
|
|
Dat is haar wel toevertrouwd.
|
(die taak zal zij goed uitvoeren)
|
|
de toevloed
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tuvlut] |
het aankomen van dingen of mensen in grote aantallen
Voorbeelden: `een toevloed van vluchtelingen`, `een toevloed aan informatie` Synoniem: vloed (2) |
|
je toevlucht zoeken bij/in
|
(hulp of troost proberen te vinden bij of met) `toevlucht zoeken bij je grote, sterke broer`
|
|
je toevlucht nemen tot
|
(gebruik maken van) `je toevlucht nemen tot een list`
|
|
toevoegen
werkw. Uitspraak: [ˈtuvuxə(n)] Verbuigingen: voegde toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegevoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (ergens) bij doen
Voorbeeld: `voeg twee liter water toe` 2) op onvriendelijke manier zeggen tegen Voorbeeld: `"Zeur niet", voegde zij hem op bitse toon toe.` Synoniemen: toebijten, toesnauwen |
|
de toegevoegde waarde
|
(toename in waarde bij het omzetten van grondstoffen in eindproducten) `btw of belasting op de toegevoegde waarde`
|
|
de toevoeging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tuvuxɪŋ] Verbuigingen: toevoeging|en (meerv.) |
keer dat je iets toevoegt (1) of dat wat je aan iets toevoegt (1)
Voorbeelden: `de ongezonde chemische toevoegingen in ons voedsel`, `de toevoeging van vitaminen en mineralen aan levensmiddelen` |
|
de toevoeging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tuvuxɪŋ] Verbuigingen: toevoeging|en (meerv.) |
keer dat je iets toevoegt (1) of dat wat je aan iets toevoegt (1)
Voorbeelden: `de ongezonde chemische toevoegingen in ons voedsel`, `de toevoeging van vitaminen en mineralen aan levensmiddelen` |
|
toevoegsel
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een gebonden morfeem dat aan een ander morfeem wordt vastgehecht om zo een nieuw woord te vormen Voorbeeld: `De rol van het toevoegsel in de afleiding of samenstelling wordt weergegeven door een verticale streep. `
|
|
toevoer
zelfst.naamw. |
het pad waarlangs iets een bepaalde plek bereikt
Voorbeeld: `Daarmee raakte de toevoer van koelwater geblokkeerd. ` datgene wat toegevoerd wordt Voorbeeld: `De toevoer van koelwater is niet groot genoeg. ` |
|
toewensen
werkw. Uitspraak: ['tuwɛnsə(n)] Verbuigingen: wenste toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegewenst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets voor iemand willen of verlangen
Voorbeeld: `Dat wens ik zelfs mijn ergste vijand niet toe!` Synoniem: wensen |
|
de toewijding
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtuwɛidɪŋ] |
grote zorg en aandacht
Voorbeeld: `met veel toewijding de patiënten verplegen` |
|
toewijzen
werkw. Uitspraak: [ˈtuwɛizə(n)] Verbuigingen: wees toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegewezen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
officieel bepalen dat iemand iets krijgt
Voorbeelden: `een minderjarig kind een voogd toewijzen`, `de Olympische Spelen aan een land toewijzen` Synoniem: toekennen |
|
toezeggen
werkw. Uitspraak: [ˈtuzɛxə(n)] Verbuigingen: zegde/zei toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegezegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) zeggen dat je zeker iets zult doen of geven
Voorbeeld: `een bedrag van duizend euro toezeggen` Synoniem: beloven |
|
de toezegging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tuzɛxɪŋ] Verbuigingen: toezegging|en (meerv.) |
dat wat je toezegt
Voorbeelden: `een mondelinge of schriftelijke toezegging`, `toezeggingen doen` Synoniem: belofte |
|
toezenden
werkw. Uitspraak: ['tuzɛndə(n)] Verbuigingen: zond toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegezonden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zenden aan of naar
Voorbeeld: `iemand een pakketje met de post toezenden` Synoniem: toesturen |
|
het toezicht
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtuzɪxt] |
controle op iets of iemand om te kijken of alles goed gaat
Voorbeelden: `toezicht houden op`, `iemand onder toezicht plaatsen` |
|
onder toezicht staan
|
(gecontroleerd worden)
|
|
de toezichthouder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tuzɪxthɑudər] Verbuigingen: toezichthouder|s (meerv.) |
persoon die toezicht op iets of iemand houdt
Voorbeelden: `een toezichthouder aanstellen`, `een nationale/Europese toezichthouder`, `een toezichthouder op de beurs` |
|
toezien op
werkw. Uitspraak: [ˈtuzin ɔp] Verbuigingen: zag toe op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toegezien op (volt.deelw.) |
zorgen dat alles volgens de regels gebeurt
Voorbeeld: `een toeziend voogd` |
|
toezingen
werkw. |
zich zingend tot iemand richten, gewoonlijk met lof
Voorbeeld: `Hem werd door een bard een ode toegezongen. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het toezingen in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
tof
bijv.naamw. Uitspraak: [tɔf] |
geweldig goed
|
|
toffe maatjes
|
(hele goede vrienden) `een toffe gast`
|
|
de toffee
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɔfe] Verbuigingen: toffee|s (meerv.) |
zoet en taai snoepje gemaakt van suikerstroop, boter en melk
|
|
de toffee
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɔfe] Verbuigingen: toffee|s (meerv.) |
zoet en taai snoepje gemaakt van suikerstroop, boter en melk
|
|
de tofoe
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtofu] |
gestremde sojamelk die in blokken is geperst
Voorbeeld: `een vegetarisch gerecht met tofoe` Synoniem: tahoe |
|
Togo
zelfst.naamw. |
[land] een land in West-Afrika
|
|
Ia de Togolees
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [toxo'les] Verbuigingen: Togo|lezen (meerv.) Ib de Togo|lese zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [toxo'|lesə] Verbuigingen: Togolese|n (meerv.) |
iemand met de Togolese nationaliteit
|
|
II Togolees
bijv.naamw. Uitspraak: [toxo'les] |
als iets of iemand uit Togo komt of met Togo te maken heeft
|
|
Togolese
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Togo, of een vrouw afkomstig uit Togo
|
|
het toilet
zelfst.naamw. Uitspraak: [twaˈlɛt] Verbuigingen: toilet|ten (meerv.) |
1) pot waarop je kunt zitten om te poepen en te plassen, en met een waterbak om door te spoelen
Voorbeelden: `Waar zijn hier de toiletten?`, `een chemisch toilet` Synoniem: wc |
|
je toilet maken
|
(je nette kleren aandoen, je haren kammen, je gezicht verzorgen enz.)
|
|
het toiletartikel
zelfst.naamw. Uitspraak: [twa'lɛtɑrtikəl] Verbuigingen: toiletartikel|s, toiletartikel|en (meerv.) |
spul dat je gebruikt om je toilet te maken
Voorbeelden: `toiletartikelen zoals een kam, tandenborstel en tandpasta, zeep, potje crème enz.`, `toiletartikelen in je toilettas doen als je op reis gaat` |
|
toiletbenodigdheden
zelfst.naamw. Uitspraak: [twa'lɛtbənodəxthedə(n)] |
spullen om je toilet te maken
Synoniem: toiletartikelen |
|
het toiletpapier
zelfst.naamw. Uitspraak: [twaˈlɛtpapir] |
dunne velletjes papier om je billen mee af te vegen als je hebt gepoept
Voorbeeld: `een rol toiletpapier` Synoniemen: wc-papier, closetpapier |
|
toilettafel
zelfst.naamw. |
tafel met een spiegel erboven en met laatjes voor toiletbenodigdheden.
|
|
de toilettas
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [twaˈlɛtɑs] Verbuigingen: toilettas|sen (meerv.) |
tas om toiletartikelen zoals zeep, tandenborstel, tandpasta, kam en borstel in te bewaren
|
|
Tok Pisin
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Papoea-Nieuw-Guinea gesproken wordt Voorbeeld: `Hoe goed beheerst u het Tok Pisin? `
|
|
Tokelau-eilander
zelfst.naamw. |
[demoniem] een inwoner van de Tokelau-eilanden, of iemand afkomstig uit de Tokelau-eilanden
|
|
Tokelau-eilands
bijv.naamw. |
[demoniem] op de Tokelau-eilanden betrekking hebbend
|
|
Tokelau-eilandse
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van de Tokelau-eilanden, of een vrouw afkomstig uit de Tokelau-eilanden
|
|
Tokelauaans
zelfst.naamw. |
[taal] taal die naast het Engels in Tokelau wordt gesproken
|
|
Toki Pona
zelfst.naamw. |
bepaalde kunsttaal
|
|
Tokioër
zelfst.naamw. |
een inwoner van Tokio, de hoofdstad van Japan
|
|
tokkelinstrument
zelfst.naamw. |
[muziek] een snaarinstrument waarvan de snaren gewoonlijk in trilling worden gebracht door deze eerst opzij te trekken en dan te laten schieten Voorbeeld: `Een populair tokkelinstrument is de gitaar. `
|
|
tokkelinstrument
zelfst.naamw. |
[muziek] een snaarinstrument waarvan de snaren gewoonlijk in trilling worden gebracht door deze eerst opzij te trekken en dan te laten schieten Voorbeeld: `Een populair tokkelinstrument is de gitaar. `
|
|
de tol
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɔl] Verbuigingen: tol|len (meerv.) |
1) speelgoed in de vorm van een kegel dat je op een (metalen) punt op de grond laat draaien
Voorbeeld: `een houten tol` 2) geld dat je betaalt om gebruik te maken van een weg, een brug, een tunnel of pont Voorbeeld: `tolweg` Synoniem: tolgeld |
|
zijn tol eisen
|
(de nadelige gevolgen ervan ondervinden) `Slaapgebrek eist zijn tol.`
|
|
ergens de tol voor betalen
|
(ergens de nare gevolgen van ondervinden)
|
|
de tolbeambte
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɔlbəɑmtə] Verbuigingen: tolbeambte|n (meerv.) |
iemand die als beroep tol (2) int
|
|
de tolbrug
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɔlbrʏx] Verbuigingen: tolbrug|gen (meerv.) |
brug waarvoor je tol (2) moet betalen om er overheen te gaan
Voorbeeld: `tol heffen voor een tolbrug om uit de bouwkosten te komen` |
|
tollen
werkw. Uitspraak: ['tɔlə(n)] Verbuigingen: tolde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) met een tol (1) spelen
Verbuigingen: heeft getold (volt.deelw.) Voorbeeld: `met je buurjongens op straat tollen` 2) je draaiend of onvast bewegen Verbuigingen: is getold (volt.deelw.) Voorbeelden: `na hard werken je bed in tollen van vermoeidheid`, `wespen die alle kanten op tollen` |
|
tollen van de slaap
|
(heel veel slaap hebben)
|
|
tolerant
bijv.naamw. Uitspraak: [toləˈrɑnt] |
bereid om andere mensen afwijkend te laten denken en handelen
Voorbeeld: `een tolerante houding jegens mensen met een andere overtuiging` Antoniem: intolerant Synoniem: verdraagzaam |
|
de tolerantie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tolə'rɑn(t)si] |
1) bereidheid om andere mensen afwijkend te laten denken en handelen
Voorbeelden: `de afnemende tolerantie in Nederland`, `nultolerantie` Antoniem: intolerantie Synoniem: verdraagzaamheid 2) (van apparaten) toegelaten afwijking van een bepaalde norm Verbuigingen: tolerantie|s (meerv.) Voorbeeld: `de tolerantie van een flitspaal instellen op vijf procent van de maximum snelheid` |
|
tolereren
werkw. Uitspraak: [toləˈrerə(n)] Verbuigingen: tolereerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getolereerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verdragen
Voorbeeld: `niet tolereren dat de kinderen elkaar slaan` Synoniemen: dulden, toelaten |
|
het tolgeld
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɔlxɛlt] Verbuigingen: tolgeld|en (meerv.) |
geld dat je moet betalen om gebruik te maken van een weg, een brug, een tunnel of pont
Voorbeeld: `tolgeld heffen` Synoniem: tol (2) |
|
het tolgeld
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɔlxɛlt] Verbuigingen: tolgeld|en (meerv.) |
geld dat je moet betalen om gebruik te maken van een weg, een brug, een tunnel of pont
Voorbeeld: `tolgeld heffen` Synoniem: tol (2) |
|
de tolheffing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tɔlhɛfɪŋ] Verbuigingen: tolheffing|en (meerv.) |
keer dat je tol (2) vraagt
Voorbeeld: `een wildgroei aan tolheffingen en wegenvignetten in Europa` |
|
tolhuis
zelfst.naamw. |
gebouw van waaruit tol geheven wordt Voorbeeld: `Hij stopte bij het tolhuisje en gooide twee euro in de trechter. `
Bron: Wikiwoordenboek - tolhuis. |
|
de tolk
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɔlk] Verbuigingen: tolk|en (meerv.) |
iemand die gesproken woorden van de ene taal in de andere taal vertaalt
Voorbeeld: `doventolk` |
|
simultaantolk
|
(tolk die vertaalt terwijl de spreker aan het woord is)
|
|
tolken
werkw. Uitspraak: ['tɔlkə(n)] Verbuigingen: tolkte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getolkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
als tolk gesproken taal vertalen
Voorbeeld: `tolken van het Engels naar het Frans bij een Europese vergadering` |
|
tollen
werkw. Uitspraak: ['tɔlə(n)] Verbuigingen: tolde (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) met een tol (1) spelen
Verbuigingen: heeft getold (volt.deelw.) Voorbeeld: `met je buurjongens op straat tollen` 2) je draaiend of onvast bewegen Verbuigingen: is getold (volt.deelw.) Voorbeelden: `na hard werken je bed in tollen van vermoeidheid`, `wespen die alle kanten op tollen` |
|
tollen van de slaap
|
(heel veel slaap hebben)
|
|
de tolweg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɔlwɛx] Verbuigingen: tol|wegen (meerv.) |
weg waarvoor je tol (2) moet betalen om erop te rijden
Voorbeeld: `op vakantie tol betalen voor tolwegen in Frankrijk` |
|
de tomaat
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [toˈmat] Verbuigingen: to|maten (meerv.) |
rode, ronde vrucht die veel in salades wordt gegeten
Voorbeelden: , `vleestomaat` |
|
tomaatkleurig
bijv.naamw. |
[kleur] de zachtrode kleur van tomaten hebbend Voorbeeld: `Hij rijdt in een tomaatkleurige auto. `
|
|
I tomaatrood
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur rood met RAL-nummer 3013; een rode kleur zoals die van een tomaat.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het tomaatrood? |
|
II tomaatrood
bijv.naamw. |
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur rood, met RAL-nummer 3013.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een tomaatrode auto. ` |
|
tomahawk
zelfst.naamw. |
de strijdbijl van de Noord-Amerikaanse indianen Voorbeeld: `Die indiaan liep rond met een tomahawk. `
|
|
tomahawk
zelfst.naamw. |
de strijdbijl van de Noord-Amerikaanse indianen Voorbeeld: `Die indiaan liep rond met een tomahawk. `
|
|
de tomaat
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [toˈmat] Verbuigingen: to|maten (meerv.) |
rode, ronde vrucht die veel in salades wordt gegeten
Voorbeelden: , `vleestomaat` |
|
de tomatenketchup
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tomatə(n)'kɛtʃʏp] |
koude saus van tomaten en andere ingrediënten
Voorbeelden: `friet met tomatenketchup`, `een tube tomatenketchup` Synoniem: ketchup |
|
tomatensap
zelfst.naamw. |
een vruchtensap dat uit tomaten is bereid
|
|
tomeloos
bijv.naamw. Uitspraak: ['toməlos] |
die of dat niet te stuiten is
Voorbeelden: `met tomeloze inzet en energie werken`, `tomeloze ambities hebben` Synoniemen: ongebreideld, erg groot |
|
toom
zelfst.naamw. |
riem of koord waarmee men een rij- of trekdier bestuurt, zowel gebruikt voor elke riem afzonderlijk, als voor beide samen. Een synoniem voor toom is teugel
(van een vlieger) touw of touwtjes waarmee de helling van een op te laten vlieger bepaald wordt, waarvan het stijgen afhangt vlucht, koppel (m.n. van wilde eenden) bijeenbehorende troep hoenders of eenden broedsel worp, nest (gewestelijk) visrijke plek, plek waarheen de vis trekt stel riemen om de borst van een kind, met een leidsel, waaraan men een klein kind laat lopen |
|
tomografie
zelfst.naamw. |
[medisch] röntgenfoto waarbij slechts één vlak scherp wordt afgebeeld (doorsnede)
|
|
de tompoes
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tomˈpus] Verbuigingen: tom|poezen (meerv.) |
gebakje van twee laagjes bladerdeeg met glazuur en daartussen zoete, gele room
|
|
de tomtom
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɔm'tɔm] |
apparaat in je auto dat je zegt hoe je naar je bestemming moet rijden
Voorbeeld: `met je tomtom een adres in een vreemde stad vinden` |
|
de ton
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɔn] Verbuigingen: ton|nen (meerv.) |
1) cilindervormig, houten vat dat in het midden breder is dan aan de onderkant en bovenkant
Voorbeelden: `regenton`, `harington` 2) honderdduizend euro financieel Voorbeeld: `een bruto salaris van anderhalve ton per jaar` 3) duizend kilo Voorbeeld: `Er zijn op dit terrein tonnen chemisch afval gestort.` |
|
de intonatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ɪntoˈna(t)si] |
1) verloop van de toonhoogte van een zin als je praat
Voorbeeld: `Aan de intonatie kun je ook horen welke woorden nadruk krijgen.` Synoniem: zinsmelodie 2) het juist spelen van een toon wat betreft toonhoogte muziek Voorbeeld: `De intonatie luistert nauw, want vals is gewoon vals.` |
|
tonnen
werkw. |
[verouderd] in een ton opbergen (van vis of vlees)
[verouderd] met een ton afmeten (van turf) |
|
tonnen
werkw. |
[verouderd] in een ton opbergen (van vis of vlees)
[verouderd] met een ton afmeten (van turf) |
|
het toneel
zelfst.naamw. Uitspraak: [toˈnel] |
1) (soms verhoogd) plateau waar theatervoorstellingen worden gegeven
Verbuigingen: to|nelen (meerv.) Voorbeelden: `op het toneel staan`, `ten tonele brengen/voeren` Synoniemen: podium, bühne, planken 2) kunstvorm waarbij spelers een verhaal uitbeelden voor een publiek Voorbeelden: `absurdistisch toneel`, `amateurtoneel` Synoniemen: theater, toneelkunst |
|
het toneel van de strijd
|
(de plaats waar iets gebeurt)
|
|
terug op het politieke toneel
|
(terug in de politiek)
|
|
toneelspelen
werkw. Uitspraak: [to'nelspelə(n)] Verbuigingen: speelde toneel (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toneelgespeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) een toneelstuk opvoeren, meestal met anderen
Voorbeeld: `een cursus toneelspelen volgen` Synoniem: acteren 2) doen alsof Voorbeeld: `Ik dacht dat hij van me hield, maar hij heeft al die tijd toneelgespeeld.` Synoniem: doen alsof |
|
de toneelkijker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [toˈnelkɛikər] Verbuigingen: toneelkijker|s (meerv.) |
kleine verrekijker om beter naar een toneelstuk te kunnen kijken
Voorbeeld: `je toneelkijker meenemen als je een plaats ver van het toneel hebt` Synoniem: binocle |
|
de toneelkijker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [toˈnelkɛikər] Verbuigingen: toneelkijker|s (meerv.) |
kleine verrekijker om beter naar een toneelstuk te kunnen kijken
Voorbeeld: `je toneelkijker meenemen als je een plaats ver van het toneel hebt` Synoniem: binocle |
|
toneelspelen
werkw. Uitspraak: [to'nelspelə(n)] Verbuigingen: speelde toneel (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft toneelgespeeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) een toneelstuk opvoeren, meestal met anderen
Voorbeeld: `een cursus toneelspelen volgen` Synoniem: acteren 2) doen alsof Voorbeeld: `Ik dacht dat hij van me hield, maar hij heeft al die tijd toneelgespeeld.` Synoniem: doen alsof |
|
de toneelspeler
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [to'nelspelər] Verbuigingen: toneelspeler|s (meerv.) de toneel|speelster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [to'nelspel|stər] Verbuigingen: toneelspeelster|s (meerv.) |
iemand die als beroep of als hobby toneelspeelt
Voorbeeld: `een beroemd toneelspeler zijn` Synoniemen: acteur, actrice |
|
het toneelstuk
zelfst.naamw. Uitspraak: [toˈnelstʏk] Verbuigingen: toneelstuk|ken (meerv.) |
verhaal dat door spelers wordt opgevoerd
Voorbeeld: `een toneelstuk van Shakespeare` Synoniem: theaterstuk |
|
het toneelstuk
zelfst.naamw. Uitspraak: [toˈnelstʏk] Verbuigingen: toneelstuk|ken (meerv.) |
verhaal dat door spelers wordt opgevoerd
Voorbeeld: `een toneelstuk van Shakespeare` Synoniem: theaterstuk |
|
de toneeluitvoering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [to'nelœytfurɪŋ] Verbuigingen: toneeluitvoering|en (meerv.) |
keer dat een toneelstuk wordt opgevoerd
Voorbeeld: `een theater met acht toneelvoorstellingen per maand` |
|
tonen
werkw. Uitspraak: [ˈtonə(n)] Verbuigingen: toonde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
laten zien
Voorbeelden: `bij de douane je paspoort tonen`, `Hij toonde oprecht interesse voor hun werk.`, `weinig begrip tonen`, `berouw tonen` |
|
de tong
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɔŋ] Verbuigingen: tong|en (meerv.) |
1) orgaan in je mond dat beweegt en waarmee je spreekt, eten en drinken proeft en doorslikt
Voorbeeld: `je tong uitsteken` 2) ovaalronde platvis |
|
De tongen komen los.
|
(men begint te praten)
|
|
een scherpe tong hebben
|
(onaardige dingen zeggen)
|
|
boze tongen beweren dat
|
(er wordt geroddeld dat)
|
|
Heb je je tong verloren?
|
(commentaar als iemand geen antwoord geeft)
|
|
sliptong
|
(kleine tong)
|
|
Tonga
zelfst.naamw. |
[taal] (ton) een Polynesische taal die in Tonga gesproken wordt en de officiële taal van het land is
Voorbeeld: `Het Tonga is een levende taal, omdat het door 100.000 mensen gesproken wordt. ` [taal] (tog) een taal uit de Mandatalen gesproken in Malawi door oongeveer 220.000 sprekers Voorbeeld: `De sprekers van het Tonga leven langs het Malawi-meer. ` [taal] (toi) een Lenje-Tongataal uit Zimbabwe en Zambia met meer dan een miljoen sprekers Voorbeeld: `Dit Tonga is ook een Bantoetaal net als zijn naamgenoot in Malawi, maar zij zijn wederzijds niet verstaanbaar en behoren tot een andere tak van deze taalfamilie. ` [taal] (tnz) een Noord-Asliaanse taal uit Thailand en Maleisië met slechts 300 sprekers Voorbeeld: `De sprekers van het Tonga leven in het binnenland van het schiereiland van Malakka, zij worden wel negrito's genoemd en waren tot voor kort jagers en verzamelaars. ` eilandstaat en koninkrijk in de Stille Oceaan |
|
Tongaan
zelfst.naamw. |
[demoniem] een inwoner van Tonga, of iemand afkomstig uit Tonga
|
|
I Tongaans
bijv.naamw. |
[demoniem] op Tonga betrekking hebbend
|
|
II Tongaans
zelfst.naamw. |
[taal] het Tonga (ton), een Polynesische taal die in Tonga gesproken wordt en de officiële taal van het land is
Voorbeeld: `Het Tongaans is een levende taal, omdat het door 100.000 mensen gesproken wordt. ` |
|
Tongaanse
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Tonga, of een vrouw afkomstig uit Tonga
|
|
de tongval
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɔŋval] |
accent waarmee je spreekt
Voorbeeld: `spreken met een Groningse tongval` Synoniem: accent (3) |
|
tongzoenen
werkw. Uitspraak: ['tɔŋzunə(n)] Verbuigingen: tongzoende (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getongzoend (volt.deelw.) |
zoenen met de tongen om en tegen elkaar
|
|
tonica
zelfst.naamw. |
[muziek] de grondtoon van een toonaard, toonsoort, toonladder
[muziek] het centrale akkoord (drieklank) van grondtoon, derde toon en vijfde toon van een toonladder |
|
de tonijn
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [toˈnɛin] Verbuigingen: tonijn|en (meerv.) |
grote, eetbare oceaanvis met roze vlees
|
|
tonisch
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot (spier)spanning
|
|
tonium
zelfst.naamw. |
[geologie] een tijdperk van de aardgeschiedenis, ong. 1000 -850 miljoen jaar geleden Voorbeeld: `Het tonium was de oudste periode van de era neoproterozoïcum en werd gevolgd door het cryogenium. `
|
|
tonnen
werkw. |
[verouderd] in een ton opbergen (van vis of vlees)
[verouderd] met een ton afmeten (van turf) |
|
tonsil
zelfst.naamw. |
[medisch] een amandel
|
|
de tonsillectomie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɔnsɪlɛkto'mi] |
het operatief weghalen van je keelamandelen medisch
|
|
tonsil
zelfst.naamw. |
[medisch] een amandel
|
|
de tonsillotomie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɔnsɪloto'mi] |
het operatief gedeeltelijk weghalen van je keelamandelen medisch
|
|
tonsureren
werkw. |
[religie] de kruin van het hoofd scheren
Voorbeeld: `Monniken werden getonsureerd als teken van het feit dat zij de wereld voorgoed de rug toekeerden. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het tonsureren in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
tonnen
werkw. |
[verouderd] in een ton opbergen (van vis of vlees)
[verouderd] met een ton afmeten (van turf) |
|
Tontemboaans
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die op Sulawesi in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Het Tontemboaans is een levende taal, omdat het door 150.000 mensen gesproken wordt. `
|
|
tonus
zelfst.naamw. |
[medisch] spierspanning
|
|
de toog
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tox] Verbuigingen: togen (meerv.) |
1) lage kast met een pompinstallatie met kranen waaruit bier of frisdrank uit wordt geschonken
Voorbeeld: `achter de toog staan` Synoniemen: tap (1), tapkast 2) boog van een gewelf architectuur Voorbeeld: `een klassieke wijnkelder met bogen, togen, gewelven en nissen` |
|
tooien
werkw. |
iets versieren
|
|
de tool
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tul] Verbuigingen: tool|s (meerv.) |
1) software met een specifieke functie computers
Voorbeeld: `een tool voor het oplossen van fouten bij updates` 2) gereedschap Voorbeeld: `een tas om tools in op te bergen` |
|
toom
zelfst.naamw. |
riem of koord waarmee men een rij- of trekdier bestuurt, zowel gebruikt voor elke riem afzonderlijk, als voor beide samen. Een synoniem voor toom is teugel
(van een vlieger) touw of touwtjes waarmee de helling van een op te laten vlieger bepaald wordt, waarvan het stijgen afhangt vlucht, koppel (m.n. van wilde eenden) bijeenbehorende troep hoenders of eenden broedsel worp, nest (gewestelijk) visrijke plek, plek waarheen de vis trekt stel riemen om de borst van een kind, met een leidsel, waaraan men een klein kind laat lopen |
|
de toon
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ton] Verbuigingen: tonen (meerv.) |
1) klank met een bepaalde hoogte muziek
Voorbeelden: `een halve toon`, `hoge en lage tonen` 2) manier van praten Voorbeeld: `op bitse/scherpe toon` |
|
de toon aangeven
|
(het voorbeeld zijn voor anderen)
|
|
een toontje lager zingen
|
(minder praatjes hebben)
|
|
uit de toon vallen
|
(erg afwijkend zijn)
|
|
een hoge toon aanslaan
|
(arrogant spreken)
|
|
aantonen
werkw. Uitspraak: [ˈantonə(n)] Verbuigingen: toonde aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangetoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bewijzen (dat iets zo is)
Voorbeeld: `aantonen dat een stof schadelijk is` |
|
toonaangevend
bijv.naamw. Uitspraak: [tonanˈxevənt] |
belangrijk en invloedrijk op een bepaald gebied
Voorbeeld: `een toonaangevend architectenbureau` Synoniem: vooraanstaand |
|
in alle toonaarden
|
(versterking bij verschillende werkwoorden) `in alle toonaarden ontkennen dat je er iets mee te maken hebt`
|
|
de toonbank
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtombɑŋk] Verbuigingen: toonbank|en (meerv.) |
lange tafel in een winkel waarachter de verkoper staat
|
|
als warme broodjes over de toonbank gaan
|
(goed verkocht worden)
|
|
onder de toonbank verkopen
|
(verkopen terwijl het verboden is)
|
|
het toonbeeld
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtombelt] Verbuigingen: toonbeeld|en (meerv.) |
uitstekend voorbeeld
Voorbeeld: `een toonbeeld zijn van rust` |
|
aantonen
werkw. Uitspraak: [ˈantonə(n)] Verbuigingen: toonde aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangetoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bewijzen (dat iets zo is)
Voorbeeld: `aantonen dat een stof schadelijk is` |
|
tonen
werkw. Uitspraak: [ˈtonə(n)] Verbuigingen: toonde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
laten zien
Voorbeelden: `bij de douane je paspoort tonen`, `Hij toonde oprecht interesse voor hun werk.`, `weinig begrip tonen`, `berouw tonen` |
|
toongenerator
zelfst.naamw. |
[techniek][elektronica] apparaat voor het opwekken van een wisselspanning in het hoorbare frequentiegebied (20 - 20 kHz) Voorbeeld: `Op deze toongenerator kan men het signaal instellen op: sinus-, blok- of een driehoekige golfvorm. `
|
|
toongenerator
zelfst.naamw. |
[techniek][elektronica] apparaat voor het opwekken van een wisselspanning in het hoorbare frequentiegebied (20 - 20 kHz) Voorbeeld: `Op deze toongenerator kan men het signaal instellen op: sinus-, blok- of een driehoekige golfvorm. `
|
|
toongeslacht
zelfst.naamw. |
[muziek] het klankkarakter van een toonladder Voorbeeld: `De verschillende toongeslachten hebben zo hun eigen karakteristieke klank. `
|
|
toonhoogte
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] de frequentie van de grondtoon van een geluidssignaal
Voorbeeld: `Kinderen kunnen nog een toonhoogte van 20 kHz horen. ` [muziek] de relatieve afstand van een toon ten opzichte van een andere toon Voorbeeld: `Let erop dat tijdens het zingen de toonhoogte niet lager wordt. ` |
|
toonhoogte
zelfst.naamw. |
[natuurkunde] de frequentie van de grondtoon van een geluidssignaal
Voorbeeld: `Kinderen kunnen nog een toonhoogte van 20 kHz horen. ` [muziek] de relatieve afstand van een toon ten opzichte van een andere toon Voorbeeld: `Let erop dat tijdens het zingen de toonhoogte niet lager wordt. ` |
|
toonkamer
zelfst.naamw. |
een zaal waarin koopwaar tentoongesteld staat Voorbeeld: `Ik heb dit model niet in de toonkamer gezien. `
|
|
toonkunst
zelfst.naamw. |
[muziek] in algemene zin muziek, een vorm van kunst waarin gevoelens bij de luisteraar worden aangesproken door middel van een betekenisvolle opeenvolging van geluiden
[muziek] meer in het bijzonder de kunstmuziek die tot klinken wordt gebracht in de grote en kleine concertzaal, de kerk, het operatheater e.d |
|
de toonladder
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtonlɑdər] Verbuigingen: toonladder|s (meerv.) |
reeks van acht op elkaar volgende tonen
Voorbeeld: `chromatische toonladder` |
|
toonschaal
zelfst.naamw. |
[muziek] een volgens bepaald schema stijgende of dalende opeenvolging van tonen binnen een octaaf Voorbeeld: `Op een piano is het zonder haperen spelen van de toonschaal in B grote terts vrij snel te leren. `
|
|
toonsoort
zelfst.naamw. |
[muziek] een stelsel van toonafstanden dat gebruikt wordt in een muziekstuk Voorbeeld: `Bij modulatie verandert de toonsoort en daarmee de sfeer van het stuk. `
|
|
tonen
werkw. Uitspraak: [ˈtonə(n)] Verbuigingen: toonde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
laten zien
Voorbeelden: `bij de douane je paspoort tonen`, `Hij toonde oprecht interesse voor hun werk.`, `weinig begrip tonen`, `berouw tonen` |
|
de toonzetting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tonzɛtɪŋ] Verbuigingen: toonzetting|en (meerv.) |
1) gevoel dat je in je woorden of tekst legt
Voorbeelden: `De inhoud van het stuk staat niet ter discussie, de kritische toonzetting wel.`, `stijl en toonzetting van een brief` Synoniem: toon 2) (tekst) die op muziek gezet is, die tot een muziekstuk gemaakt is muziek Voorbeelden: `de toonzetting van een gedicht`, `een ballade in de toonzetting van Schubert` Synoniem: compositie |
|
de toorn
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [torn] |
woede formeel
|
|
toornig
bijv.naamw. |
in woede ontstoken Voorbeeld: `De anders zo rustige man liet zich van zijn toornige zijde zien. `
|
|
de toorts
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [torts] Verbuigingen: toorts|en (meerv.) |
1) stok met aan het einde een brandbare stof
Voorbeeld: `brandende toortsen tijdens je tuinfeest 's avonds` Synoniem: fakkel 2) plant met omhoog staande stelen met bloemen Voorbeeld: `zwarte toorts` |
|
de toost
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tost] Verbuigingen: toost|en (meerv.) |
gelukwens waarbij je je glas optilt
Voorbeeld: `een toost uitbrengen op de jubilaris` |
|
toosten
werkw. |
een heildronk uitbrengen, op iets of iemand drinken Voorbeeld: `Zij toostten op een goede toekomst. `
|
|
de top
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɔp] Verbuigingen: top|pen (meerv.) |
1) hoogste punt van iets
Voorbeeld: `bergtop` 2) groep mensen of zaken die ergens het beste in is Voorbeeld: `topcrimineel` |
|
op en top
|
(volledig)
|
|
van top tot teen
|
(van boven tot onder)
|
|
aan de top staan
|
(het hoogst haalbare hebben bereikt)
|
|
het topje van de ijsberg
|
(alleen een klein deel dat zichtbaar is van een veel groter probleem)
|
|
tot de top 10 behoren
|
(tot de beste tien behoren)
|
|
topconferentie
|
(conferentie van de belangrijkste wereldleiders)
|
|
topaas
zelfst.naamw. |
[n] [mineraal] mineraal met de chemische formule Al<sub>2</sub>SiO<sub>4</sub>(OH,F)<sub>2</sub>, een hydroxy- en fluorhoudend aluminium-nesosilicaat, dat als edelsteen wordt gebruikt
[m] een edelsteen bestaande uit [1] |
|
topaaskolibrie
zelfst.naamw. |
[vogels] 'Topaza pella' een vrije grote soort kolibrie uit het woud van Zuid-Amerika Voorbeeld: `De topaaskolibrie heeft lange zwarte staartveren. `
|
|
de topatleet
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɔpɑtlet] Verbuigingen: topat|leten (meerv.) de topat|lete zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tɔpɑt|letə] Verbuigingen: topatlete|n, topatlete|s (meerv.) |
atleet die tot de top (2) behoort sport
Voorbeeld: `als topatleet een gouden medaille winnen` |
|
de topclub
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɔpklʏp] Verbuigingen: topclub|s (meerv.) |
club die tot de top (2) behoort sport
Voorbeeld: `de transfer van een topspeler naar een topclub` |
|
topcoaten
werkw. Afbreekpatroon: 'top - coa - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: topcoatte (verl.tijd ) Verbuigingen: getopcoat (volt.deelw.) |
een beschermende laag aanbrengen
Voorbeeld: `de houten vloer topcoaten zodat hij nog jaren mooi blijft` |
|
de topconditie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tɔpkɔndi(t)si] |
zeer goede conditie (1) of toestand
Voorbeelden: `in topconditie zijn en winnen`, `je auto in topconditie houden` Synoniem: topvorm |
|
de topcrimineel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɔpkriminel] Verbuigingen: topcrimi|nelen (meerv.) |
iemand die een zeer goed, slim en machtig misdadiger is
Voorbeeld: `De politie heeft een lang gezochte Amsterdamse topcrimineel gearresteerd.` |
|
tophoek
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] de bovenste hoek van een zeil (op een zeilboot)
|
|
de/het topic
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɔpɪk] Verbuigingen: topic|s (meerv.) |
waarover het gaat
Voorbeeld: `Het topic van de bespreking is veranderingsmanagement.` Synoniem: onderwerp |
|
topisch
bijv.naamw. |
[medisch] plaatselijk
|
|
het topje
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɔpjə] Verbuigingen: topje|s (meerv.) |
hemdje, vaak zonder schouderbandjes, dat vrouwen in de zomer dragen
|
|
de topklasse
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɔpklɑsə] |
groep mensen of zaken die ergens het beste in is
Voorbeelden: `de topklasse voetbal`, `In de topklasse auto's zitten de duurste, meest luxueuze en grootste auto's.` Synoniem: top (2) |
|
de toplaag
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɔplax] |
1) bovenste laag (1)
Voorbeelden: `De Afsluitdijk krijgt een versterkte toplaag.`, `de kunststof toplaag van een aanrechtblad` 2) hoogste sociale groepering van de bevolking Voorbeeld: `De toplaag heeft de hoogste inkomens.` Synoniem: elite |
|
topless
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtɔpləs] |
(van vrouwen) met blote borsten
Voorbeeld: `topless zonnebaden` |
|
topmanagement
zelfst.naamw. |
[bedrijfskunde] de bedrijfsleiding van een organisatie, de verzameling topmanagers
|
|
de topmanager
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɔpmɛnədʒər] Verbuigingen: topmanager|s (meerv.) |
manager met een heel hoge positie
Voorbeelden: `Het bedrijf zoekt een topmanager.`, `de vrouwelijke topmanager van dit jaar` |
|
topologie
zelfst.naamw. |
[medisch]: relatie tussen het voorliggend deel van de baby bij de bevalling in het geboortekanaal
[wiskunde]: tak van de wiskunde die zich bezighoudt met eigenschappen van de ruimte, die bewaard blijven bij continue vervorming het geheel van kennis aangaande de plaatsen op een oppervlak of in een gebied |
|
toponiem
zelfst.naamw. |
een eigennaam die een geografisch begrip benoemt Voorbeeld: `Zwijndrecht, de Noordzee en de Sahara zijn toponiemen. `
|
|
toppen
werkw. |
een plant besnoeien door de groeitoppen te verwijderen Voorbeeld: `De plant moet echt getopt, anders groeit hij nog door het plafond. `
|
|
de topper
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɔpər] Verbuigingen: topper|s (meerv.) |
1) iemand die of iets dat heel goed is en waarvoor veel belangstelling is
Voorbeelden: `Die wedstrijd was een topper.`, `een topper in het tennis zijn`, `Dat liedje wordt een topper.` 2) dunne matras die bovenop het gewone matras ligt Voorbeeld: `een boxspring met een topper erop` Synoniem: topmatras 3) eend met blauwgrijze snavel met een kleine zwarte punt Voorbeeld: `Bij toppers is het mannetje zwart met wit en het vrouwtje donkerbruin.` |
|
het toppunt
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɔpʏnt] |
het uiterste, allerhoogste punt
Voorbeeld: `je toppunt bereiken` Synoniem: summum |
|
Dat is het toppunt!
|
(uitdrukking om aan te geven dat je boos of verbaasd bent)
|
|
het topsalaris
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tɔpsalarɪs] Verbuigingen: topsalaris|sen (meerv.) |
zeer hoog salaris
Voorbeelden: `een topsalaris verdienen als bestuurder van een groot concern`, `Een topsalaris is in Nederland een salaris dat hoger is dan dat van de minister-president.` |
|
de topscorer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɔpskorər] Verbuigingen: topscorer|s (meerv.) |
iemand die de meeste doelpunten maakt in een reeks wedstrijden sport
|
|
de topspeler
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɔpspelər] Verbuigingen: topspeler|s (meerv.) de top|speelster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tɔp|spelstər] Verbuigingen: topspeelster|s (meerv.) |
sporter die erg goed is, beter dan de meeste anderen sport
Voorbeeld: `uitgroeien tot een topspeler` |
|
de topsport
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɔpspɔrt] |
sport op het hoogste niveau sport
|
|
de topsporter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɔpspɔrtər] Verbuigingen: topsporter|s (meerv.) de topsport|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tɔpspɔrt|stər] Verbuigingen: topsportster|s (meerv.) |
sporter die aan topsport doet sport
|
|
toppen
werkw. |
een plant besnoeien door de groeitoppen te verwijderen Voorbeeld: `De plant moet echt getopt, anders groeit hij nog door het plafond. `
|
|
de toptijd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɔptɛit] Verbuigingen: toptijd|en (meerv.) |
1) erg goede tijd sport
Voorbeeld: `een toptijd op de marathon lopen` 2) tijd waarop iets op zijn hoogtepunt is Voorbeeld: `Het toeristenseizoen begint in mei en de toptijd ligt tussen begin juli en eind augustus.` |
|
de topvorm
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɔpfɔrm] |
zeer goede lichamelijke conditie
Voorbeeld: `De tennisser was in topvorm.` Synoniem: topconditie |
|
topzwaar
bijv.naamw. Uitspraak: ['tɔpswar] |
1) van boven zo zwaar dat iets bijna omvalt
Voorbeeld: `een topzware kamerplant` 2) groter dan nodig Voorbeeld: `Egypte kampt met een topzwaar ambtenarenapparaat.` |
|
toque
zelfst.naamw. |
1) traditioneel hoofddeksel van Franse magistraten en andere Franse overheidsdienaren
Voorbeeld: `Een toque is een baretvormig hoedje.` 2) een komvormige plaat ter bescherming van de mannelijke genitaliën die bij sommige sporten wordt gebruikt sporthockey Voorbeeld: `Een keepersbroek met toque zorgt voorbescherming van het mannelijke geslachtsdeel.` |
|
de tor
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɔr] Verbuigingen: tor|ren (meerv.) |
insect waarbij de vleugels onder een schild op zijn rug zitten
Synoniem: kever |
|
zo dronken als een tor
|
(erg dronken)
|
|
torderen
werkw. Afbreekpatroon: tor - 'de - ren Verbuigingen: tordeerde (verl.tijd ) Verbuigingen: getordeerd (volt.deelw.) |
draaien, verdraaien
Voorbeelden: `Hierdoor is onze rug flexibel en kunnen we ons lichaam buigen en zelfs torderen, d.w.z. de schouders draaien t.o.v. de heupen.`, `Met stijfheid wordt de mate van buiging van de constructie bedoeld en met torsie het torderen (draaien) over de lengteas van je buggy.` |
|
de toreador
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [toreja'dɔr] Verbuigingen: toreador|s (meerv.) |
iemand die in een stierengevecht een stier bevecht en doodt
Voorbeeld: `Aan het einde van het stierengevecht gaf de toreador de finale doodssteek.` Synoniem: stierenvechter |
|
de toren
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtorə(n)] Verbuigingen: toren|s (meerv.) |
1) hoog en smal bouwwerk
Voorbeelden: `kerktoren`, `de toren van Babel` 2) schaakstuk in de vorm van een toren (1) Voorbeeld: `een toren slaan` |
|
hoog van de toren blazen
|
(verwaand zijn en veel eisen)
|
|
in een ivoren toren zitten
|
(zich boven iedereen verheven voelen en daardoor het contact met de dagelijkse werkelijkheid verliezen)
|
|
de torenflat
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtorə(n)flɛt] Verbuigingen: torenflat|s (meerv.) |
hoog flatgebouw
|
|
torenhoog
bijv.naamw. Uitspraak: ['torə(n)hox] |
heel erg hoog
Voorbeelden: `torenhoge golven`, `torenhoge schulden hebben` |
|
de torenvalk
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['torə(n)vɑlk] Verbuigingen: torenvalk|en (meerv.) |
vrij kleine roofvogel
Voorbeeld: `Een volwassen torenvalk is ongeveer 30 tot 35 centimeter groot.` Synoniemen: roodvalk, avondvalk |
|
torisch
bijv.naamw. |
[wiskunde], [optica] op een torus betrekking hebbend Voorbeeld: `Er wordt in de hedendaagse optica regelmatig met torische lenzen gewerkt. `
|
|
tormenteren
werkw. Afbreekpatroon: tor - men - te - ren Verbuigingen: tormenteerde (verl.tijd ) Verbuigingen: getormenteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
folteren, kwellen
Voorbeeld: `Moeder Aarde zou zich kunnen wreken op de mensheid die haar tormenteert.` Synoniem: pijnigen |
|
torn
werkw. |
'voltooid deelwoord' van tear
|
|
de tornado
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɔr'nado] Verbuigingen: tornado|'s (meerv.) |
zware en ronddraaiende storm meteorologie
Voorbeeld: `Tornado's doen zich vooral voor in het regenseizoen in Noord- en Midden-Amerika.` Synoniem: wervelstorm |
|
tornen
werkw. |
het herhaald tussen de steken doorknippen van een draad waarmee iets vastgenaaid zit
'overdrachtelijk' het afbreuk maken aan een bestaande instelling of regel Voorbeeld: `Daaraan mag niet getornd worden. ` |
|
tornen
werkw. |
het herhaald tussen de steken doorknippen van een draad waarmee iets vastgenaaid zit
'overdrachtelijk' het afbreuk maken aan een bestaande instelling of regel Voorbeeld: `Daaraan mag niet getornd worden. ` |
|
tornen aan
werkw. Uitspraak: [ˈtɔrnə(n) an] Verbuigingen: tornde aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getornd aan (volt.deelw.) |
veranderen
Voorbeeld: `Aan die beslissing valt niet te tornen.` |
|
torpederen
werkw. Uitspraak: [tɔrpəˈderə(n)] Verbuigingen: torpedeerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getorpedeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met een torpedo aanvallen en laten zinken defensie
Voorbeeld: `een onderzeeër torpederen` 2) laten mislukken Voorbeeld: `een voorstel torpederen` Synoniem: verijdelen |
|
de torpedo
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɔrˈpedo] Verbuigingen: torpedo|'s (meerv.) |
bom die onder water wordt afgeschoten
|
|
de tor
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tɔr] Verbuigingen: tor|ren (meerv.) |
insect waarbij de vleugels onder een schild op zijn rug zitten
Synoniem: kever |
|
zo dronken als een tor
|
(erg dronken)
|
|
torrenten
werkw. Afbreekpatroon: 'tor - ren - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: torrentte (verl.tijd ) Verbuigingen: getorrent (volt.deelw.) |
het uitwisselen van gegevens en bestanden computer
Voorbeeld: `het torrenten van films en muziek` |
|
torsie
zelfst.naamw. |
[medisch] draaiing
|
|
de torso
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tɔrso] Verbuigingen: torso|'s (meerv.) |
deel van een lichaam zonder hoofd, armen en benen, of beeld in die vorm
Synoniem: romp |
|
torsen
werkw. Uitspraak: ['tɔrsə(n)] Verbuigingen: torste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getorst (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets zwaars) met moeite dragen
Voorbeelden: `zware boodschappentassen de trap op torsen`, `als je te dik bent jezelf mee moeten torsen als je ergens heen gaat` 2) moeten verdragen Voorbeeld: `landen die de hoogste schulden torsen` |
|
niet te torsen
|
(ondraaglijk) `Het leven is niet te torsen als je net je partner verloren hebt.`
|
|
tortelduif
zelfst.naamw. |
'Streptopelia turtur': een lichtbeige duivensoort
|
|
torus
zelfst.naamw. |
[wiskunde] een driedimensionaal ringvormig oppervlak, lijkend op een opgeblazen luchtband
|
|
tossen
werkw. Uitspraak: ['tɔsə(n)] Verbuigingen: toste (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getost (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij een spel of sport een munt omhoog gooien om te beslissen wie begint
|
|
de tosti
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtɔsti] Verbuigingen: tosti|'s (meerv.) |
twee geroosterde sneetjes brood met gesmolten kaas en ham ertussen
|
|
I tot
voorzetsel Uitspraak: [tɔt] |
1) niet verder dan
Voorbeeld: `tot de deur` 2) niet langer dan Voorbeelden: `tot de zomervakantie`, `een baan van negen tot vijf` 3) in de richting van Voorbeeld: `zich richten tot iemand` 4) zonder eigen betekenis, in uitdrukkingen |
|
tot ziens!
|
(woorden waarmee je van iemand afscheid neemt als je verwacht hem of haar terug te zien>) Synoniem: tot kijk
|
|
tot op heden
|
(tot vandaag)
|
|
tot dusver
|
(tot zover als we nu zijn) Synoniem: tot nu toe
|
|
tot nu toe
|
(tot op dit moment)
|
|
van maandag tot en met vrijdag
|
(op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag)
|
|
van maandag tot zaterdag
|
(op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag)
|
|
II tot
conjunction Uitspraak: [tɔt] |
niet langer dan
Voorbeeld: `werken tot je klaar bent` Synoniem: totdat |
|
totaal
bijwoord Uitspraak: [toˈtal] |
helemaal
Voorbeeld: `Ik maak me totaal geen zorgen.` |
|
totaliseren
werkw. |
getallen, punten bij elkaar optellen Voorbeeld: `Hij werd kampioen doordat hij na drie ritten het maximaal aantal punten wist te totaliseren. ` Voorbeeld: `Door afronding totaliseren de percentages niet altijd precies op 100%. `
|
|
totalitair
bijv.naamw. Uitspraak: [totalɪ'tɛ:r] |
(van regeringsvormen) als alles en iedereen totaal ondergeschikt is aan het staatsbelang, of als iets daar mee te maken heeft
Voorbeelden: `Een voorbeeld van een totalitair regime is het nationaalsocialisme in Duitsland onder Hitler.`, `totalitaire kunst` |
|
de totaliteit
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [totali'tɛit] |
alles bij elkaar
Voorbeeld: `de totaliteit van verhalen over goden bij verschillende volkeren` Synoniem: geheel |
|
in zijn totaliteit
|
(in zijn geheel) `een gesprek in zijn totaliteit beoordelen` Synoniem: alles bij elkaar genomen
|
|
totaliter
bijwoord |
[formeel] Alles bij elkaar, in het geheel Voorbeeld: `Totaliter telt dit register om en nabij de 1.100 ingeschrevenen. `
|
|
totdat
conjunction Uitspraak: [tɔˈdɑt] |
tot het moment dat
Voorbeeld: `Wacht met eten, totdat ik thuis ben.` Synoniem: tot (2) |
|
de totstandbrenging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɔt'stɑndbrɛŋɪŋ] |
keer dat je iets tot stand brengt, zorgt dat het er komt
Voorbeeld: `de totstandbrenging van een gemeenschappelijke regeling` Synoniem: realisering |
|
de totstandkoming
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɔt'stɑntkomɪŋ] |
keer dat iets tot stand komt, gaat bestaan
Voorbeelden: `de totstandkoming van een overeenkomst`, `de totstandkoming van een nationaal kwaliteitsinstituut voor de zorg` |
|
de tour
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tur] Verbuigingen: tour|s (meerv.) |
rondreis, vooral als verkorting van Tour de France
Voorbeeld: `De eerste Tour ging op 1 juli 1903 om 15.16 uur van start.` |
|
Tour de France
|
(wielerwedstrijd waarbij een rondreis door vooral Frankrijk gemaakt wordt gedurende een paar weken)
|
|
touren
werkw. Afbreekpatroon: tou - ren Herkomst: «Engels Verbuigingen: tourde (verl.tijd ) Verbuigingen: getourd (volt.deelw.) |
een tocht maken door de omgeving, op tournee zijn
Voorbeeld: `hij tourde van Den Helder naar Schagen` |
|
de touringcar
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈturɪŋkɑr] Verbuigingen: touringcar|s (meerv.) |
luxe autobus voor toeristische reizen
|
|
de tournedos
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [turnə'do] Verbuigingen: tournedos (meerv.) |
biefstuk van runderhaas of stuk daarvan
Voorbeeld: `vier tournedos bakken in een koekenpan` |
|
de tournee
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [turˈne] Verbuigingen: tournee|s (meerv.) |
rondreis door een artiest, politicus e.d.
Voorbeelden: `een tournee maken langs de belangrijkste Europese hoofdsteden`, `op tournee zijn` |
|
een verkiezingstournee
|
(rondreis van politici door het land om zoveel mogelijk stemmen te verzamelen)
|
|
de touroperator
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['turɔpəretər] Verbuigingen: touroperator|s (meerv.) |
bedrijf dat toeristische reizen organiseert
Synoniem: reisorganisator |
|
touren
werkw. Afbreekpatroon: tou - ren Herkomst: «Engels Verbuigingen: tourde (verl.tijd ) Verbuigingen: getourd (volt.deelw.) |
een tocht maken door de omgeving, op tournee zijn
Voorbeeld: `hij tourde van Den Helder naar Schagen` |
|
het touw
zelfst.naamw. Uitspraak: [tɑu] Verbuigingen: touw|en (meerv.) |
strengen van hennep, staal of kunststof die tot één koord zijn gedraaid en waarmee je dingen kunt vastmaken
Voorbeelden: `een rol touw`, `vliegertouw` |
|
de touwtjes in handen hebben
|
(de baas zijn en de dingen regelen)
|
|
ergens geen touw aan vast kunnen knopen
|
(ergens niets van begrijpen)
|
|
voortdurend in touw zijn
|
(steeds bezig zijn)
|
|
iets op touw zetten
|
(iets gaan organiseren)
|
|
de touwladder
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tɑulɑdər] Verbuigingen: touwladder|s (meerv.) |
ladder van touw
Voorbeeld: `met een touwladder in je boomhut klimmen` |
|
touwtjespringen
werkw. Uitspraak: [ˈtɑucəsprɪŋə(n)] Verbuigingen: sprong touwtje (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft touwtjegesprongen (volt.deelw.) |
spel waarbij je steeds over een ronddraaiend touw moet springen als dit de grond raakt
|
|
het touwtrekken
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtɑutrɛkə(n)] |
spel waarbij twee partijen elk aan het uiteinde van een touw trekken en proberen de tegenstander over een lijn te trekken
|
|
de tovenaar
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tovəˈnar] Verbuigingen: -s (meerv.) de tovenares zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tovənaˈrɛs] Verbuigingen: -sen (meerv.) |
iemand die kan toveren
Synoniem: magiër |
|
tovenares
zelfst.naamw. |
een vrouwelijk iemand die kan toveren Voorbeeld: `Kinderen vinden verhalen over tovenaressen vaak spannend. `
|
|
omtoveren
werkw. Uitspraak: ['ɔmtovərə(n)] Verbuigingen: toverde om (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft omgetoverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
plotseling grondig veranderen
Voorbeelden: `Het gymlokaal wordt eens per jaar omgetoverd tot theaterzaal.`, `Een windhoos heeft de stad omgetoverd in een slagveld.` |
|
toveren
werkw. Uitspraak: [ˈtovərə(n)] Verbuigingen: toverde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getoverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door bovennatuurlijke, magische krachten dingen die onmogelijk lijken gedaan krijgen
Voorbeeld: `iets tevoorschijn toveren` |
|
Ik kan niet toveren!
|
(opmerking die je maakt als iemand het onmogelijke van je verwacht>)
|
|
toverij
zelfst.naamw. |
bovennatuurlijke krachten trachten te manipuleren Voorbeeld: `Er zijn veel mensen die in toverij geloven. `
|
|
de toverkol
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tovərkɔl] Verbuigingen: toverkol|len (meerv.) |
gemene vrouw die kan toveren literatuur
Synoniem: heks |
|
de toverstaf
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tovərstɑf] Verbuigingen: tover|staven (meerv.) |
stokje waarmee een tovenaar tovert
|
|
toveren
werkw. Uitspraak: [ˈtovərə(n)] Verbuigingen: toverde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getoverd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door bovennatuurlijke, magische krachten dingen die onmogelijk lijken gedaan krijgen
Voorbeeld: `iets tevoorschijn toveren` |
|
Ik kan niet toveren!
|
(opmerking die je maakt als iemand het onmogelijke van je verwacht)
|
|
toxiciteit
zelfst.naamw. |
[medisch] giftigheid Voorbeeld: `De toxiciteit van die oplossing is groot. `
|
|
de toxicoloog
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɔksiko'lox] Verbuigingen: toxico|logen (meerv.) de toxico|loge zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɔksiko|'loxə] Verbuigingen: toxicologe|s, toxicologe|n |
deskundige op het gebied van de toxicologie
|
|
de toxicologie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɔksikolo'xi] |
wetenschap die zich bezighoudt met de werking van giftige stoffen
Voorbeeld: `De toxicologie is een deelgebied van de biologie en van de geneeskunde.` |
|
toxicologisch
bijv.naamw. |
[medisch], [biologie] met betrekking tot gifstoffen
met betrekking tot de toxicologie |
|
de toxicoloog
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tɔksiko'lox] Verbuigingen: toxico|logen (meerv.) de toxico|loge zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tɔksiko|'loxə] Verbuigingen: toxicologe|s, toxicologe|n |
deskundige op het gebied van de toxicologie
|
|
toxicomanie
zelfst.naamw. |
[medisch] verslaving aan gifstof
|
|
toxine
zelfst.naamw. |
[medisch]: gifstof, gewoonlijk een potente, complexe, organische verbinding van biologische oorsprong
|
|
toxisch
bijv.naamw. |
[medisch] giftig
|
|
toxoplasmose
zelfst.naamw. |
[medisch] klierziekte veroorzaakt door het virus toxoplasma
|
|
tra
zelfst.naamw. |
een weg of opengehouden strook in een bos om bij brand, de verspreiding van ondergronds smeulend vuur te verhinderen/beperken
|
|
traven
werkw. Afbreekpatroon: tra - ven Verbuigingen: traafde (verl.tijd ) Verbuigingen: getraafd (volt.deelw.) |
stouwen, duiveljagen (vracht onder in een schip laden), inpersen (van wolzakken) in de schepen. scheepvaart
|
|
traag
bijv.naamw. Uitspraak: [trax] |
langzaam
Voorbeelden: `met trage stappen`, `Het ergert me dat alles hier zo traag gaat.` Antoniemen: snel, vlug, |
|
Bedankt om traag te rijden.
|
(verkeersbord op woonerven)
|
|
de traan
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tran] Verbuigingen: tranen (meerv.) |
druppel vocht uit je ogen als je huilt of als je ogen geïrriteerd zijn
Voorbeelden: `vreugdetranen`, `tranen stroomden/rolden/biggelden over zijn wangen`, `je tranen bedwingen` |
|
in tranen zijn
|
(huilen)
|
|
in tranen uitbarsten
|
(plotseling gaan huilen)
|
|
hete/bittere tranen huilen
|
(erg huilen)
|
|
een traantje wegpinken
|
(door ontroering een beetje huilen) `een traantje wegpinken als de bruid binnenkomt`
|
|
traanbeen
zelfst.naamw. |
[anatomie] één van de beederen van de schedel Voorbeeld: `Veel mensen weten niet waar het traanbeen zich bevindt. `
|
|
traanbuis
zelfst.naamw. |
[anatomie] een buisvormig orgaan dat overtollig traanvocht afvoert naar het neusslijmvlies Voorbeeld: `Een verstopte traanbuis bij pasgeboren baby's, ook wel dacryostenose genoemd, is een aangeboren afwijking. `
|
|
traanbuis
zelfst.naamw. |
[anatomie] een buisvormig orgaan dat overtollig traanvocht afvoert naar het neusslijmvlies Voorbeeld: `Een verstopte traanbuis bij pasgeboren baby's, ook wel dacryostenose genoemd, is een aangeboren afwijking. `
|
|
traangas
zelfst.naamw. |
[politiek] een chemische stof die sterk op de traanklieren werkt Voorbeeld: `In Bahrein sloeg de politie 's nachts op de slapende betogers in met stokken, traangas en kogels. `
|
|
traanheuvel
zelfst.naamw. |
[anatomie] verhevenheid in de ooghoek aan de zijde van de neus
|
|
het traanoog
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tranox] Verbuigingen: traan|ogen (meerv.) |
oog waar steeds tranen uit lopen
Voorbeeld: `last hebben van traanogen als het hard waait of als de zon heel fel is` |
|
het tracé
zelfst.naamw. Uitspraak: [tra'se] Verbuigingen: tracé|s (meerv.) |
stuk weg of spoorbaan
Voorbeeld: `de aanleg van een nieuw tracé tussen Amsterdam en Hoorn` Synoniem: traject |
|
traceren
werkw. Uitspraak: [tra'serə(n)] Verbuigingen: traceerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getraceerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
opsporen (wat zoek is) of opzoeken (wat je wilt weten)
Voorbeelden: `maatregelen treffen om je laptop te traceren als die gestolen is`, `een mobiel nummer traceren via internet` |
|
tracen
werkw. Afbreekpatroon: 'tra - cen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tracete (verl.tijd ) Verbuigingen: getracet (volt.deelw.) |
achterhalen
Voorbeeld: `de route tracen die een vracht heeft afgelegd tijdens transport` |
|
traceren
werkw. Uitspraak: [tra'serə(n)] Verbuigingen: traceerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getraceerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
opsporen (wat zoek is) of opzoeken (wat je wilt weten)
Voorbeelden: `maatregelen treffen om je laptop te traceren als die gestolen is`, `een mobiel nummer traceren via internet` |
|
tracheïtis
zelfst.naamw. |
[medisch]: ontsteking van het slijmvlies van de luchtpijp
|
|
trachoom
zelfst.naamw. |
[medisch] korrelachtige ontsteking van het oogbindvlies
|
|
trachten
werkw. Uitspraak: [trɑxtə(n)] Verbuigingen: trachtte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
proberen
Voorbeeld: `trachten een probleem op te lossen` Synoniem: pogen |
|
trackbacken
werkw. Afbreekpatroon: track - 'bac - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: trackbackte (verl.tijd ) Verbuigingen: getrackbackt (volt.deelw.) |
van afstand reageren op een blog bericht en daar een automatische verwijzing in aanbrengen (naar een andere weblog) computer
Voorbeeld: `reageren of trackbacken vanaf je eigen website` |
|
tracken
werkw. Afbreekpatroon: trac - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: trackte (verl.tijd ) Verbuigingen: getrackt (volt.deelw.) |
de positie van iets of iemand vaststellen, volgen
Voorbeelden: `door middel van een QR-code het adres van een restaurant tracken`, `aangeklaagd worden wegens het tracken van surfgedrag van een groep mensen` |
|
de tractie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['trɑksi] |
het trekken, vooral door locomotieven
|
|
elektrische tractie
|
(elektromotor en de aansturing daarvan (in treinen, metro's, trams enz.)) Synoniem: elektrische aandrijving
|
|
de tractor
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtrɑktɔr] Verbuigingen: tractor|en, tractor|s (meerv.) |
motorvoertuig met grote, brede en geprofileerde achterbanden waarmee je karren en machines trekt en aandrijft, vooral in de landbouw
Synoniem: trekker |
|
tractorpullen
werkw. Afbreekpatroon: 'trac - tor - pul - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: tractorpullde (verl.tijd ) Verbuigingen: getractorpulld (volt.deelw.) |
het trekken van zware voorwerpen met grote tractoren in wedstrijdverband sport
Voorbeeld: `hij tractorpullt al vanaf zijn twintigste ieder jaar in Nieuw-Vennep` |
|
de tractor
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtrɑktɔr] Verbuigingen: tractor|en, tractor|s (meerv.) |
motorvoertuig met grote, brede en geprofileerde achterbanden waarmee je karren en machines trekt en aandrijft, vooral in de landbouw
Synoniem: trekker |
|
traden
werkw. Afbreekpatroon: 'tra - den Herkomst: «Engels Verbuigingen: tradede (verl.tijd ) Verbuigingen: getraded (volt.deelw.) |
handelen, beleggen in aandelen handel
Voorbeeld: `rijk worden met traden op de beurs` |
|
de traditie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [traˈdi(t)si] Verbuigingen: traditie|s (meerv.) |
gebruiken en gewoonten die van de ene generatie op de andere worden doorgegeven
Voorbeelden: `volgens de traditie`, `een traditie eerbiedigen/in ere houden` Synoniem: overlevering |
|
een man van tradities
|
(een man die leeft volgens de tradities)
|
|
traditioneel
bijv.naamw. Uitspraak: [tradi(t)ʃoˈnel] |
volgens de gewoonte
Voorbeeld: `traditionele productiemethoden` Antoniem: vooruitstrevend Synoniemen: conventioneel, klassiek |
|
de tragedie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [traˈxedi] Verbuigingen: tragedie|s (meerv.) |
1) serieus theaterstuk met een droevig of rampzalig einde
Voorbeeld: `'Trojaanse vrouwen' van Euripides is één van de bekendste Griekse tragedies.` Synoniemen: treurspel, drama 2) gebeurtenis met een droevige of rampzalige afloop Voorbeeld: `Met de dood van één van de klimmers mondde de expeditie uit in een tragedie.` |
|
de tragedie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [traˈxedi] Verbuigingen: tragedie|s (meerv.) |
1) serieus theaterstuk met een droevig of rampzalig einde
Voorbeeld: `'Trojaanse vrouwen' van Euripides is één van de bekendste Griekse tragedies.` Synoniemen: treurspel, drama 2) gebeurtenis met een droevige of rampzalige afloop Voorbeeld: `Met de dood van één van de klimmers mondde de expeditie uit in een tragedie.` |
|
tragisch
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtraxis] |
zeer treurig
Voorbeeld: `een tragisch ongeval` |
|
de trailer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtrelər] Verbuigingen: trailer|s (meerv.) |
1) aanhangwagen waarvan het voorste gedeelte rust op een trekker of een truck
Voorbeeld: `trailervervoer` Synoniem: oplegger 2) aanhangwagen achter een auto voor het vervoer van een boot of van paarden Voorbeeld: `paardentrailer` Synoniem: aanhangwagen 3) filmpje met fragmenten uit een (speel)film om deze te promoten Voorbeeld: `De trailer is geweldig, maar de film zelf valt tegen.` |
|
aftrainen
werkw. Afbreekpatroon: ' af - trai - nen Herkomst: «Engels Verbuigingen: trainde af (verl.tijd ) Verbuigingen: afgetraind (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
nadat iemand intensief met (top-) sport bezig is geweest de trainingen minderen sport
Voorbeeld: `na de halve marathon te hebben gelopen trainde zij weer af` |
|
trainen
werkw. Uitspraak: [ˈtrenə(n)] Verbuigingen: trainde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getraind (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
regelmatig oefenen van een bepaalde sport of vaardigheid
Voorbeelden: `iemand trainen voor het kampioenschap`, `hard trainen voor de komende wedstrijd`, `een paard trainen in het nemen van een hoge hindernis` |
|
de trainee
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tre'ni:] Verbuigingen: trainee|s (meerv.) |
iemand die in opleiding is bij een bedrijf
Voorbeelden: `als trainee ongeveer twee jaar leren en werken bij een bedrijf`, `managementtrainee`, `een traineeship bij een bank` |
|
traineren
werkw. Uitspraak: [trɛ'nerə(n)] Verbuigingen: traineerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getraineerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
opzettelijk vertragen
Voorbeelden: `het verwijt dat de Eerste Kamer wetgeving traineert door een wetsvoorstel niet in stemming te willen brengen`, `onderhandelingen traineren` Synoniem: op de lange baan schuiven |
|
trainen
werkw. Uitspraak: [ˈtrenə(n)] Verbuigingen: trainde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getraind (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
regelmatig oefenen van een bepaalde sport of vaardigheid
Voorbeelden: `iemand trainen voor het kampioenschap`, `hard trainen voor de komende wedstrijd`, `een paard trainen in het nemen van een hoge hindernis` |
|
de trainer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtrenər] Verbuigingen: trainer|s (meerv.) de train|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtren|stər] Verbuigingen: trainster|s (meerv.) |
iemand die dieren of mensen begeleidt bij het leren van iets
Voorbeeld: `de trainer van het jeugdelftal` |
|
traineren
werkw. Uitspraak: [trɛ'nerə(n)] Verbuigingen: traineerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getraineerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
opzettelijk vertragen
Voorbeelden: `het verwijt dat de Eerste Kamer wetgeving traineert door een wetsvoorstel niet in stemming te willen brengen`, `onderhandelingen traineren` Synoniem: op de lange baan schuiven |
|
de trainerswissel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['trenərswɪsəl] Verbuigingen: trainerswissel|s (meerv.) |
verandering van trainer sport
Voorbeeld: `hopen dat een trainerswissel een schokeffect heeft op de spelers en een eind maakt aan de nederlagen` |
|
de training
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtrenɪŋ] Verbuigingen: training|en (meerv.) |
het trainen
Voorbeelden: `managementtraining`, `De voetbaltraining begint om vier uur.`, `Een dergelijk resultaat vergt veel training.` Synoniem: oefening |
|
de training
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtrenɪŋ] Verbuigingen: training|en (meerv.) |
het trainen
Voorbeelden: `managementtraining`, `De voetbaltraining begint om vier uur.`, `Een dergelijk resultaat vergt veel training.` Synoniem: oefening |
|
het trainingskamp
zelfst.naamw. Uitspraak: ['trenɪŋskɑmp] Verbuigingen: trainingskamp|en (meerv.) |
meerdaags verblijf van een team op een plek ergens anders, als voorbereiding voor een belangrijke wedstrijd
Voorbeeld: `De Amsterdamse voetbalclub gaat op een zesdaags trainingskamp in Duitsland.` |
|
trainen
werkw. Uitspraak: [ˈtrenə(n)] Verbuigingen: trainde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getraind (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
regelmatig oefenen van een bepaalde sport of vaardigheid
Voorbeelden: `iemand trainen voor het kampioenschap`, `hard trainen voor de komende wedstrijd`, `een paard trainen in het nemen van een hoge hindernis` |
|
de traiteur
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɛ'tør] Verbuigingen: traiteur|s (meerv.) |
iemand die lekkere etenswaren maakt en verkoopt culinair
Voorbeelden: `je maaltijd kopen bij een traiteur`, `een traiteur inhuren voor het feestje bij jou thuis` |
|
het traject
zelfst.naamw. Uitspraak: [traˈjɛkt] Verbuigingen: traject|en (meerv.) |
1) gedeelte van een (spoor)weg of een af te leggen route
Voorbeelden: `werkzaamheden op het traject tussen Utrecht en Amsterdam`, `We konden een gedeelte van het traject per bus afleggen.` 2) dingen die je in de juiste volgorde na elkaar moet doen als deel van een groter geheel Voorbeelden: `Het hele juridische traject is doorlopen.`, `opleidingstraject`, `inburgeringstraject` |
|
een verkort traject doen
|
(een verkorte opleiding volgen)
|
|
traktaat
zelfst.naamw. |
een overeenkomst tussen staten of andere politieke machten
Voorbeeld: `Er werd een traktaat samengesteld door de staten. ` een verhandeling |
|
trakteren
werkw. Uitspraak: [trɑkˈterə(n)] Verbuigingen: trakteerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getrakteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets lekkers uitdelen, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een bepaalde gebeurtenis
Voorbeeld: `Als ik slaag trakteer ik iedereen op appeltaart` |
|
Ik trakteer!
|
(ik betaal deze consumpties)
|
|
iemand op een pak slaag trakteren
|
(iemand slaan)
|
|
traktaat
zelfst.naamw. |
een overeenkomst tussen staten of andere politieke machten
Voorbeeld: `Er werd een traktaat samengesteld door de staten. ` een verhandeling |
|
trakteren
werkw. Uitspraak: [trɑkˈterə(n)] Verbuigingen: trakteerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getrakteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iets lekkers uitdelen, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een bepaalde gebeurtenis
Voorbeeld: `Als ik slaag trakteer ik iedereen op appeltaart` |
|
Ik trakteer!
|
(ik betaal deze consumpties)
|
|
iemand op een pak slaag trakteren
|
(iemand slaan)
|
|
de tralie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtrali] Verbuigingen: tralie|s (meerv.) |
metalen spijl voor een raam
|
|
achter de tralies
|
(in de gevangenis)
|
|
traliën
werkw. |
traliën] aanbrengen, gevangenzetten Voorbeeld: `[...]<br>en aan de horizon een streep<br>die haar traliede, doch boeide<br>in een ijzersterke greep [...].<ref>[http://forum.scholieren.com/showthread.php?t=1125618 Moederkind - Ave 11-3-2005]</ref> `
|
|
de trambaan
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['trɛmban, 'trɑmban] Verbuigingen: tram|banen (meerv.) |
spoorbaan voor een tram
Voorbeeld: `Een trambaan ligt vaak in het asfalt van de rijweg.` Synoniem: tramlijn (1) |
|
vrije trambaan
|
(trambaan die afgescheiden is van de weg voor het overige verkeer) `streven naar minder vertraging en meer veiligheid door de aanleg van een vrije trambaan`
|
|
de tram
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɛm, trɑm] Verbuigingen: tram|s (meerv.) |
elektrisch voertuig dat over rails rijdt en vooral in steden als middel voor openbaar vervoer wordt gebruikt
Voorbeelden: `de tram nemen`, `tramhalte` |
|
de trambestuurder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trɛmbəstyrdər, 'trɑmbəstyrdər] Verbuigingen: trambestuurder|s (meerv.) de trambestuur|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['trɛmbəstyr|stər] Verbuigingen: trambestuurster|s (meerv.) |
iemand die de tram bestuurt (1)
Voorbeeld: `de trambestuurder van lijn 16` |
|
de tramconducteur
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trɛmkɔndʏktør, 'trɑmkɔndʏktør] Verbuigingen: tramconducteur|s (meerv.) de tramconduc|trice zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['trɛmkɔndʏk|trisə] Verbuigingen: tramconductrice|s (meerv.) |
iemand die vervoersbewijzen controleert en voor veiligheid in de tram zorgt
|
|
de tram
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɛm, trɑm] Verbuigingen: tram|s (meerv.) |
elektrisch voertuig dat over rails rijdt en vooral in steden als middel voor openbaar vervoer wordt gebruikt
Voorbeelden: `de tram nemen`, `tramhalte` |
|
de tramhalte
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['trɛmhɑltə, 'trɑmhɑltə] Verbuigingen: tramhalte|n, tramhalte|s (meerv.) |
plaats waar een tram stopt en je in en uit kunt stappen
Voorbeeld: `Nog vier tramhaltes en dan ben ik thuis.` |
|
het tramhuisje
zelfst.naamw. Uitspraak: ['trɛmhœyʃə, 'trɑmhœyʃə] Verbuigingen: tramhuisje|s (meerv.) |
wachthokje bij een tramhalte
Voorbeeld: `als het regent in het tramhuisje wachten op de tram` |
|
de tramlijn
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['trɛmlɛin, 'trɑmlɛin] Verbuigingen: tramlijn|en (meerv.) |
1) spoorbaan voor een tram
Voorbeeld: `een nieuwe tramlijn aanleggen` Synoniem: trambaan 2) tram met een vaste route Voorbeeld: `vanaf het station tramlijn 16 nemen om naar het Concertgebouw te gaan` |
|
de trampoline
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [trɑmpoˈlinə] Verbuigingen: trampoline|s (meerv.) |
grote mat die met veren in een raamwerk is gespannen en waar je hoge sprongen op kunt maken
Voorbeeld: `trampolinespringen` |
|
de tramrail
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['trɛmrel, 'trɑmrel] Verbuigingen: tramrail|s (meerv.) |
rail van een trambaan
Voorbeeld: `met je fietswiel in de tramrail terechtkomen en een flinke smak maken` |
|
trance
zelfst.naamw. |
een dissociatief verschijnsel waarbij iemand een ander bewustzijnsniveau heeft en waarbij het persoonlijke identiteitsgevoel verminderd kan zijn
een muziekgenre |
|
de tranche
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['trɑ̃ʃ(ə)] Verbuigingen: tranche|s (meerv.) |
1) deel van een totale geldsom financieel
Voorbeeld: `de jaarlijkse subsidie in drie tranches ontvangen` 2) elk van de porties die door het trancheren gevormd worden culinair Voorbeeld: `ossenhaas in vier tranches snijden` 3) trekking van loten in een reeks loterijtrekkingen Voorbeeld: `een tranche van de biljettenloterij van de Nationale Loterij` |
|
trancheren
werkw. Uitspraak: [̃trã'ʃerə(n)] Verbuigingen: trancheerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getrancheerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(vlees of vis) in gelijke plakken of stukken snijden culinair
Voorbeelden: `een hazenrug schuin trancheren om de plakken groter te laten lijken`, `de rosbief trancheren en dan opdienen` Synoniem: voorsnijden |
|
in de trant van
|
(op de manier van) `muziek in de trant van Mozart` Synoniem: lijkend op, ongeveer zoals
|
|
iets in die trant
|
(zoiets) `Ik ben op zoek naar iemand die paranormaal begaafd is of iets in die trant.`
|
|
tranen
werkw. Uitspraak: [ˈtranə(n)] Verbuigingen: traande (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getraand (volt.deelw.) |
voortdurend tranen uit je ogen laten lopen
Voorbeeld: `mijn ogen traanden door de koude tegenwind` |
|
Tranendal
zelfst.naamw. |
een gehucht in de gemeente Oldamt in de provincie Groningen Voorbeeld: `Je zei dat je in Tranendal woont? `
|
|
de tranentrekker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tranə(n)trɛkər] Verbuigingen: tranentrekker|s (meerv.) |
film, lied enz. dat veel sentimenten oproept
Voorbeeld: `We gaan een film huren en we hebben zin in een echte tranentrekker.` |
|
tranquillizer
zelfst.naamw. |
[medisch] middel dat opwindingstoestanden bedaart
|
|
trans-Siberisch
bijv.naamw. |
[toponiem|land=Rusland] dwars door Siberië Voorbeeld: `Deze trans-Siberische spoorlijn is 9288 kilometer lang en strekt zich uit van Moskou dwars door Siberië naar Vladivostok. `
|
|
de transactie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [trɑnsˈaksi] Verbuigingen: transactie|s (meerv.) |
zakelijke overeenkomst waarbij goederen en geld worden uitgewisseld
Voorbeelden: `een transactie aangaan/afsluiten`, `een gunstige transactie` Synoniem: handelsovereenkomst |
|
Transalpijns-Gallisch
zelfst.naamw. |
[taal] de Keltische taal die in de oudheid in Gallië gesproken werd Voorbeeld: `Het Transalpijns-Gallisch werd na afloop van de Romeinse tijd nog hier en daar gesproken. `
|
|
transaminase
zelfst.naamw. |
[medisch] giststof die een aminogroep van de ene stof op de andere kan overdragen
|
|
transcendent
bijv.naamw. Uitspraak: [trɑnsɛn'dɛnt] |
als je in een staat van hoger, buitenzintuiglijk bewustzijn bent
|
|
transcendente meditatie
|
(meditatie waarbij je door een voortdurende herhaling van een mantra in een geestestoestand zonder gedachten komt) `Transcendente meditatie is eind jaren vijftig van de vorige eeuw door Maharishi Mahesh Yogi geïntroduceerd.` Synoniem: TM
|
|
transcriberen
werkw. Uitspraak: [trɑnskri'berə(n)] Verbuigingen: transcribeerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getranscribeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in een andere vorm overbrengen
Voorbeelden: `een Middeleeuws handschrift transcriberen in modern schrift`, `gesproken taal transcriberen in een geschreven weergave` |
|
transcriptie
zelfst.naamw. |
de conversie naar een geschreven tekst van een andere geschreven, getypte of gedrukte tekst
het vastleggen van de uitspraak van een gesproken tekst op schrift [biologie] het proces waarbij een specifiek stuk van een DNA-keten wordt afgelezen en in "gespiegelde" vorm wordt vastgelegd in een RNA-keten het omzetten van een muziekstuk naar een andere vorm of bezetting |
|
transcutaan
bijv.naamw. |
[medisch] door de huid heen toegediend
|
|
transdermaal
bijv.naamw. |
[medisch] door de huid
|
|
transept
zelfst.naamw. |
[bouwkunde] deel van een kerkgebouw dat er een kruisvorm aan geeft Voorbeeld: `Het transept komt uit de gotische stijl, maar wrd ook later toegepast. `
|
|
de transfer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɑns'fʏ:r] Verbuigingen: transfer|s (meerv.) |
1) overdracht (van een beroepsspeler) aan een andere club tegen betaling sport
Voorbeeld: `Na lange onderhandelingen is de transfer van die voetballer aan de andere club rond.` 2) het overmaken van geld naar het buitenland financieel Voorbeeld: `de transfer van een effectenrekening naar Deutsche Bank` |
|
transferren
werkw. Afbreekpatroon: trans - 'fer - ren Herkomst: «Engels Verbuigingen: transferde (verl.tijd ) Verbuigingen: getransferd (volt.deelw.) |
1) overboeken handel
Voorbeeld: `geld transferren van de ene naar de andere bankrekening` 2) een voetballer laten wisselen van voetbalclub sport Voorbeeld: `Ronaldinho transferren naar een andere europese club` |
|
de transferlijst
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [trɑns'fʏ:rlɛist] Verbuigingen: transferlijst|en (meerv.) |
lijst van beroepsspelers die voor transfer (1) in aanmerking komen sport
Voorbeeld: `zes spelers op de transferlijst zetten` |
|
de transfer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɑns'fʏ:r] Verbuigingen: transfer|s (meerv.) |
1) overdracht (van een beroepsspeler) aan een andere club tegen betaling sport
Voorbeeld: `Na lange onderhandelingen is de transfer van die voetballer aan de andere club rond.` 2) het overmaken van geld naar het buitenland financieel Voorbeeld: `de transfer van een effectenrekening naar Deutsche Bank` |
|
de transfersom
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [trɑns'fʏ:rsɔm] Verbuigingen: transfersom|men (meerv.) |
bedrag dat de club die een beroepsspeler bij een transfer (1) overneemt moet betalen aan de andere club
Voorbeeld: `Een transfersom loopt vaak in de miljoenen euro's.` |
|
transformen
werkw. Afbreekpatroon: 'trans - for - men Herkomst: «Engels Verbuigingen: transformde (verl.tijd ) Verbuigingen: getransformd (volt.deelw.) |
een andere gedaante (laten) aannemen
Voorbeeld: `hij transformde van een vriendelijke man in een agressieve kerel` Synoniem: transformeren |
|
de transformatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [trɑnsfɔr'ma(t)si] Verbuigingen: transformatie|s (meerv.) |
omzetting (van iets) in een andere vorm
Voorbeelden: `de transformatie van lege kantoorgebouwen naar woningen`, `Transformatie is een woord dat in allerlei vakgebieden gebruikt wordt.` Synoniem: verandering |
|
transformator
zelfst.naamw. |
elektromagnetisch toestel dat toelaat de spanning te verhogen of te verlagen in een wisselstroomnet, met behoud van de frequentie
|
|
transformen
werkw. Afbreekpatroon: 'trans - for - men Herkomst: «Engels Verbuigingen: transformde (verl.tijd ) Verbuigingen: getransformd (volt.deelw.) |
een andere gedaante (laten) aannemen
Voorbeeld: `hij transformde van een vriendelijke man in een agressieve kerel` Synoniem: transformeren |
|
transformeren
werkw. Uitspraak: [trɑnsfɔr'mərə(n)] Verbuigingen: transformeerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getransformeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
omzetten in een andere vorm
Voorbeelden: `belemmerende gedachten transformeren in positieve energie`, `foto's transformeren naar een kleiner formaat`, `een politicus die zich voor een tijdschrift laat transformeren tot zeeheld` Synoniem: veranderen |
|
de transfusie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [trɑnsˈfysi] Verbuigingen: transfusie|s (meerv.) |
behandeling waarbij bloed van iemand anders in de ader van een patiënt wordt ingebracht
Voorbeeld: `een transfusie ondergaan` Synoniem: bloedtransfusie |
|
transistor
zelfst.naamw. |
[elektrotechniek] [elektronica] één van de belangrijkste uitvindingen van de twintigste eeuw, halfgeleider die elektrische signalen versterkt. Voorloper van het geïntegreerde circuit en daarmee basiselement van de computer en daarmee ook van internet
|
|
transistorradio
zelfst.naamw. |
[elektronica] draagbaar radiotoestel, dat op transistoren werkt
|
|
transit
zelfst.naamw. |
[medisch] doorvoer
|
|
de transitie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [trɑn'zi(t)si] Verbuigingen: transitie|s (meerv.) |
overgang
Voorbeeld: `de transitie van aardgas naar duurzame energie` |
|
transitief werkwoord
zelfst.naamw. |
[grammatica] een werkwoord met een object (lijdend of meewerkend voorwerp) Voorbeeld: `In zinnen met een transitief werkwoord moet het subject noodzakelijk bekend verondersteld worden. `
|
|
de transitohandel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɑn'zitohɑndəl] |
handel in producten die voor een ander land bestemd zijn dan het land van invoer
Synoniem: doorvoerhandel |
|
transitohaven
zelfst.naamw. Afbreekpatroon: tran - 'si - to - ha - ven |
doorvoerhaven
Voorbeeld: `Rotterdam kreeg een nieuwe functie van transitohaven (vooral voor massagoederen).` |
|
transitoir
bijv.naamw. |
[medisch] transitoor, van voorbijgaande aard
|
|
translatie
zelfst.naamw. |
een overdracht, een overbrenging
[wiskunde] een parallelle verplaatsing [juridisch] de verlegging van een rechtsgebied [biochemie] de omzetting van een genetische code in een eiwitstructuur |
|
I translatief
bijv.naamw. |
[juridisch] door overdracht gebeurend
Voorbeeld: `De koop is een translatieve overeenkomst, vermits zij resulteert in de overdracht van een vermogensrecht. ` overbrengend Voorbeeld: `Er zijn zelfs drukkerijen die vandaag de dag nog steeds zelfklevende etiketten drukken met deze bijzondere translatieve druktechniek. |
|
`
II translatief zelfst.naamw. |
[taalkunde] naamval die een verandering aanduidt
Voorbeeld: `Translatieven komen voor in talen zoals Fins of Hongaars. ` |
|
transliteratie
zelfst.naamw. |
de conversie waarbij het schrift van een taal zo eenduidig mogelijk wordt omgezet naar een ander schrift
|
|
transmissie
zelfst.naamw. |
[medisch] overbrenging
|
|
transmissielijn
zelfst.naamw. |
[natuurkunde], transmissielijn] is de algemene naam voor een verbinding voor het voortgeleiden van elektromagnetische golven.
|
|
transmuteren
werkw. |
[natuurkunde] van het ene chemische element in het andere overgaan tijdens een kernreactie
Voorbeeld: `Bij alfa-emissie transmuteert de kern naar een element met een atoomnummer dat twee eenheden lager is. ` [natuurkunde] van het ene chemische element in het andere doen overgaan door een kernreactie Voorbeeld: `Het neutronenbombardement transmuteert een deel van het goud in kwik via invang en radioactief verval. ` |
|
transparant
bijv.naamw. Uitspraak: [trɑnspɑ'rɑnt] |
1) waar je doorheen kunt kijken
Voorbeelden: `transparante lak`, `transparante plastic zakjes` Antoniem: ondoorzichtig Synoniemen: doorzichtig, doorschijnend 2) die of dat begrijpelijk en duidelijk is Voorbeeld: `streven naar een transparante overheid die informatie vrij en toegankelijk beschikbaar maakt` Synoniem: inzichtelijk |
|
de transparantie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [trɑnspa'rɑn(t)si] |
het transparant (2) zijn
Voorbeelden: `Zorgvuldigheid en transparantie zijn essentieel bij euthanasie.`, `transparantie over de kosten willen`, `onderzoek naar de transparantie van verzekeringspolissen` Synoniem: inzichtelijkheid |
|
de transpiratie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [trɑnspiˈra(t)si] |
vocht dat bij warmte of inspanning door de poriën van je huid naar buiten komt
Synoniem: zweet |
|
transpireren
werkw. Uitspraak: [trɑnspiˈrerə(n)] Verbuigingen: transpireerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getranspireerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door warmte of inspanning vocht verliezen door de poriën van je huid
Synoniem: zweten |
|
de transplantatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [trɑnsplɑn'ta(t)si] Verbuigingen: transplantatie|s (meerv.) |
overbrenging van weefsel of een orgaan naar een andere plaats in je lichaam of naar het lichaam van iemand anders medisch
Voorbeelden: `beenmergtransplantatie`, `harttransplantatie` |
|
transplanteren
werkw. Uitspraak: [trɑnsplɑnˈterə(n)] Verbuigingen: transplanteerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getransplanteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(weefsel of een orgaan) van het ene lichaam naar het andere overbrengen of naar een andere plaats in je lichaam
Voorbeeld: `een nier transplanteren` |
|
transplanteren
werkw. Uitspraak: [trɑnsplɑnˈterə(n)] Verbuigingen: transplanteerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getransplanteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(weefsel of een orgaan) van het ene lichaam naar het andere overbrengen of naar een andere plaats in je lichaam
Voorbeeld: `een nier transplanteren` |
|
het transport
zelfst.naamw. Uitspraak: [trɑnsˈpɔrt] Verbuigingen: transport|en (meerv.) |
1) vervoer transport
Voorbeeld: `het transport van de goederen via de weg` 2) een bedrag van de ene kolom of bladzijde overbrengen naar de volgende administratie Voorbeeld: `Transport: 241 euro.` |
|
transporteren
werkw. Uitspraak: [trɑnspɔrterə(n)] Verbuigingen: transporteerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getransporteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van de ene plaats naar de andere brengen
Voorbeelden: `vee op een diervriendelijke manier transporteren`, `gegevens naar een nieuw bestand transporteren`, `een bedrag naar de volgende kolom transporteren` Synoniem: vervoeren |
|
het transport
zelfst.naamw. Uitspraak: [trɑnsˈpɔrt] Verbuigingen: transport|en (meerv.) |
1) vervoer transport
Voorbeeld: `het transport van de goederen via de weg` 2) een bedrag van de ene kolom of bladzijde overbrengen naar de volgende administratie Voorbeeld: `Transport: 241 euro.` |
|
transporteren
werkw. Uitspraak: [trɑnspɔrterə(n)] Verbuigingen: transporteerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getransporteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van de ene plaats naar de andere brengen
Voorbeelden: `vee op een diervriendelijke manier transporteren`, `gegevens naar een nieuw bestand transporteren`, `een bedrag naar de volgende kolom transporteren` Synoniem: vervoeren |
|
het transportmiddel
zelfst.naamw. Uitspraak: [trɑnsˈpɔrtmɪdəl] Verbuigingen: transportmiddel|en (meerv.) |
ieder vervoermiddel waarmee je iemand of iets kunt vervoeren
Voorbeeld: `auto's, fietsen, motoren en andere transportmiddelen` Synoniem: vervoermiddel |
|
transportschip
zelfst.naamw. |
een schip voor het transporteren van materiaal
|
|
transportwagen
zelfst.naamw. |
[verkeer] een wagen bedoeld voor het vervoeren van goederen Voorbeeld: `Je hebt daar een paar grote transportwagens voor nodig. `
|
|
trapezium
zelfst.naamw. |
[wiskunde] een vierhoek waarvan twee zijden evenwijdig lopen
|
|
trapeze
zelfst.naamw. |
een zweefrek voor acrobaten
een hulpmiddel voor het buiten boord hangen om een zeilboot in balans te houden |
|
trapboot
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] is een vaartuig met een aandrijving zoals op fietsen toegepast. Met deze constructie kan men over het water voortbewegen door middel van het trappen op pedalen
|
|
trapgevel
zelfst.naamw. |
[bouwkunde] een oude traditionele topgevel waarvan de bovenzijde zich naar boven toe trapsgewijs versmalt
Voorbeeld: `De huizen aan de gracht hebben haast allemaal trapgevels. ` [buikpotigen] een slak behorende tot de familie 'Turridae' Voorbeeld: `De trapgevels vormen met 4000 soorten de grootste slakkenfamilie. ` |
|
trapleer
zelfst.naamw. |
verplaatsbare trap, ladder
|
|
aantrappen
werkw. |
met een trapbeweging starten
Voorbeeld: `Hij moest de motor aantrappen voordat hij wilde starten. ` aanstampen |
|
de trap
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɑp] Verbuigingen: trap|pen (meerv.) |
1) schuine constructie bestaande uit een aantal treden waarlangs je van beneden naar boven en andersom kunt lopen
Voorbeeld: `keukentrapje` 2) harde tik met de voet Voorbeeld: `iemand een trap geven/verkopen` Synoniem: schop 3) fase in een bepaalde ontwikkeling Synoniemen: stadium, graad |
|
de trap op lopen/komen
|
(naar boven lopen)
|
|
de trap af lopen/komen
|
(naar beneden lopen)
|
|
Ben je van de trap gevallen?
|
(is je haar geknipt?)
|
|
een vrije trap
|
((bij voetbal) een schot tegen de bal zonder dat de tegenpartij je daarbij mag hinderen)
|
|
iemand een trap na geven
|
(iemand na een vervelende gebeurtenis nog eens extra kwetsen)
|
|
de hoogste trap van de maatschappelijke ladder bereiken
|
(een hoge maatschappelijke positie bereiken)
|
|
de trappen van vergelijking
|
(de verschillende gradaties van een bijvoeglijk naamwoord, bijvoorbeeld 'mooi', 'mooier' en 'mooist')
|
|
de trapleuning
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['trɑplønɪŋ] Verbuigingen: trapleuning|en (meerv.) |
iets dat als steun dient langs een trap
Voorbeeld: `je goed vasthouden aan de trapleuning als je de trap opgaat` Synoniem: leuning |
|
transportwagen
zelfst.naamw. |
[verkeer] een wagen bedoeld voor het vervoeren van goederen Voorbeeld: `Je hebt daar een paar grote transportwagens voor nodig. `
|
|
transposon
zelfst.naamw. |
[biologie] een DNA-segment dat zichzelf naar een andere plek in het genoom kan verplaatsen Voorbeeld: `Het transposon wordt door het hele genoom aangetroffen. `
|
|
de transsubstantiatie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [trɑnsʏpstɑn(t)ʃa(t)si] |
de verandering van hostie en miswijn in het lichaam en het bloed van Jezus tijdens de mis religie
|
|
in de trant van
|
(op de manier van) `muziek in de trant van Mozart` Synoniem: lijkend op, ongeveer zoals
|
|
iets in die trant
|
(zoiets) `Ik ben op zoek naar iemand die paranormaal begaafd is of iets in die trant.`
|
|
trappelen
werkw. Uitspraak: [ˈtrɑpələ(n)] Verbuigingen: trappelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getrappeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je benen telkens op en neer bewegen door ze te buigen en te strekken
Voorbeeld: `trappelen van de kou` trappelen van ongeduld () |
|
Ik sta te trappelen om te beginnen.
|
(ik heb zin om te beginnen)
|
|
trappen
werkw. Uitspraak: [ˈtrɑpə(n)] Verbuigingen: trapte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getrapt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) met je voet raken
Voorbeelden: `in de poep trappen`, `iemand trappen` Synoniem: schoppen 2) veroorzaken |
|
een balletje trappen
|
(een partijtje voetbal spelen)
|
|
iemand op zijn ziel trappen
|
(iemand hevig kwetsen)
|
|
iemand eruit trappen
|
(iemand boos wegsturen)
|
|
ergens in trappen
|
(voor de gek gehouden worden)
|
|
een heel eind trappen
|
(een grote afstand fietsen)
|
|
herrie trappen
|
(lawaai maken)
|
|
trappenhuis
zelfst.naamw. |
een inpandig deel van een gebouw waar zich het trappenstelsel bevindt Voorbeeld: `Hij rent in het trappenhuis regelmatig alle trappen op om wat af te vallen. `
|
|
de trapper
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtrɑpər] Verbuigingen: trapper|s (meerv.) |
onderdeel van een fiets waar je met je voet op trapt om de fiets in beweging te krijgen
Synoniem: (fiets)pedaal |
|
trapsgewijs
bijv.naamw. |
op de wijze van een trap
Voorbeeld: `Het publiek zit in een driekwart-cirkel trapsgewijs om de cicuspiste. ` in trappen, stap voor stap Voorbeeld: `De trapsgewijze invoering van de kilometerheffing. ` |
|
aantrappen
werkw. |
met een trapbeweging starten
Voorbeeld: `Hij moest de motor aantrappen voordat hij wilde starten. ` aanstampen |
|
traptrede
zelfst.naamw. |
een deel van een trap waarop men kan staan Voorbeeld: `Er zitten 32 traptreden in deze trap. `
|
|
traptrede
zelfst.naamw. |
een deel van een trap waarop men kan staan Voorbeeld: `Er zitten 32 traptreden in deze trap. `
|
|
traptree
zelfst.naamw. |
een deel van een trap waarop men kan staan Voorbeeld: `Er zitten 32 traptreeën in deze trap. `
|
|
trapveldje
zelfst.naamw. |
een veldje waar men op kan voetballen Voorbeeld: `Het trapveldje ligt op loopafstand van hun huis. `
|
|
trashen
werkw. Afbreekpatroon: 'tras - hen Herkomst: «Engels Verbuigingen: trashte (verl.tijd ) Verbuigingen: getrasht (volt.deelw.) |
rommel opruimen, opschonen, weggooien computer
Voorbeeld: `je mailbox trashen` |
|
het trauma
zelfst.naamw. Uitspraak: ['trɑuma] Verbuigingen: trauma|'s, trauma|ta (meerv.) |
1) lichamelijke beschadiging in of op je lichaam medisch
Voorbeeld: `na een operatie een trauma hebben` Synoniemen: verwonding, wond 2) psychische aandoening of stoornis als gevolg van een schokkende ervaring psychologie Voorbeelden: `een trauma overhouden van seksueel misbruik`, `in therapie gaan om een trauma te verwerken` |
|
de traumahelikopter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trɑumahelikɔptər] Verbuigingen: traumahelikopter|s (meerv.) |
helikopter met een medisch team die slachtoffers vervoert naar een ziekenhuis
Voorbeeld: `Na de kettingbotsing werden de ernstig gewonden met een traumahelikopter snel naar een ziekenhuis gebracht.` |
|
het traumateam
zelfst.naamw. Uitspraak: ['trɑumati:m] Verbuigingen: traumateam|s (meerv.) |
medisch team dat hulp biedt bij ongelukken en rampen
Voorbeeld: `Vanwege de ernstige verwondingen kwam het traumateam per helikopter naar de plaats van het ongeluk om het slachtoffer te behandelen voordat hij naar het ziekenhuis gebracht werd.` |
|
traumatisch
bijv.naamw. Uitspraak: [trɑu'matis] |
1) te maken hebbend met een trauma (1)
Voorbeeld: `traumatisch hersenletsel door een harde klap op je hoofd` 2) die of dat een trauma (2) veroorzaakt psychologie Voorbeelden: `De dood van je kind is een traumatische gebeurtenis.`, `een traumatische jeugd gehad hebben` |
|
traumatiseren
werkw. Uitspraak: [trɑumati'zerə(n)] Verbuigingen: traumatiseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getraumatiseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
psychisch ernstig schokken of een trauma (2) veroorzaken
Voorbeelden: `De eerste schooldag kan een kleuter traumatiseren.`, `een stalker die zijn slachtoffer traumatiseert` |
|
traven
werkw. Afbreekpatroon: tra - ven Verbuigingen: traafde (verl.tijd ) Verbuigingen: getraafd (volt.deelw.) |
stouwen, duiveljagen (vracht onder in een schip laden), inpersen (van wolzakken) in de schepen. scheepvaart
|
|
de traverse
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tra'vɛrsə] |
plaats waar je kunt oversteken, meestal hoger dan de weg
Voorbeeld: `een voetgangerstraverse bij het station om naar het centrum te kunnen lopen` |
|
traverso
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument] een voorloper van de moderne dwarsfluit waarbij niet op kleppen maar op open gaten gespeeld wordt Voorbeeld: `Ik ben weer eens begonnen traverso te spelen. `
|
|
de trawant
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tra'wɑnt] Verbuigingen: trawant|en (meerv.) |
iemand die een ander helpt bij een misdaad
Synoniemen: handlanger, medeplichtige |
|
trawlen
werkw. Afbreekpatroon: 'traw - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: trawlde (verl.tijd ) Verbuigingen: getrawld (volt.deelw.) |
vissen met een sleepnet visserij
Voorbeeld: `trawlen met een boot op zee` |
|
trecento
zelfst.naamw. |
[muziek] de periode van de veertiende eeuw in de Italiaanse muziekkunst
Voorbeeld: `Jacopo da Bologna was een vertegenwoordiger van het trecento. ` Voorbeeld: `Nella scatola ci sono trecento penne. ` ::«Er liggen driehonderd pennen in het doosje» |
|
de trechter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtrɛxtər] Verbuigingen: trechter|s (meerv.) |
buis met van boven een wijde opening en onder een smalle tuit waarmee je iets door een nauwe opening kunt gieten
|
|
de tred
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɛt] |
manier van lopen
Voorbeeld: `met veerkrachtige tred` Synoniemen: gang, loop |
|
gelijke tred houden met
|
(even snel gaan als (iemand of iets anders))
|
|
de trede
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtredə] Verbuigingen: trede|n (meerv.) |
elk van de vlakken op een trap waarop je je voeten zet om naar boven of beneden te lopen
Voorbeeld: `de trap met twee treden tegelijk op lopen` Synoniem: tree |
|
(een wet, verbod enz.) met voeten treden
|
(bewust niet doen (wat afgesproken, verplicht, verboden enz.) is) Synoniem: je niet houden aan, overtreden
|
|
(iemand) vriendelijk tegemoet treden
|
((iemand) vriendelijk behandelen)
|
|
naar voren treden
|
(je manifesteren)
|
|
in dienst treden
|
(bij iemand gaan werken)
|
|
(van een rivier) buiten de oevers treden
|
(overstromen)
|
|
tredplant
zelfst.naamw. |
[plantkunde] een plant die in staat is om te groeien op plaatsen die veel betreden worden Voorbeeld: `Sommige soorten weegbree zijn echte tredplanten. `
|
|
de tree
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tre] Verbuigingen: tree|ën (meerv.) |
elk van de vlakken op een trap waarop je je voeten zet om naar boven of beneden te lopen
Synoniem: trede |
|
aantreden
werkw. Uitspraak: ['antredə(n)] Verbuigingen: trad aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is aangetreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) beginnen te werken in een (vaak hogere) functie
Voorbeeld: `Het kabinet treedt morgen aan.` 2) op een bepaalde plaats in de houding gaan staan defensie Voorbeeld: `het leger laten aantreden` 3) zich opstellen sport Voorbeeld: `met twee ploegen in dezelfde competitie aantreden` |
|
aftreden
werkw. Uitspraak: [ˈɑftredə(n)] Verbuigingen: trad af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is afgetreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ophouden met een officiële baan of taak
Voorbeeld: `Na vier jaar moet een bestuurslid aftreden.` |
|
intreden
werkw. Uitspraak: ['ɪntredə(n)] Verbuigingen: trad in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is ingetreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) beginnen te gebeuren
Voorbeelden: `na het intreden van de dooi zorgen dat het smeltwater weg kan`, `het tijdstip van het intreden van de arbeidsongeschiktheid bepalen` Synoniem: inzetten 2) lid worden van een kloosterorde religie Voorbeeld: `al jong weten dat je wilt intreden in een klooster, maar toch eerst maar gaan studeren` |
|
optreden
werkw. Uitspraak: [ˈɔptredə(n)] Verbuigingen: trad op (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (van een artiest) een voorstelling geven
Verbuigingen: heeft opgetreden (volt.deelw.) Voorbeeld: `tijdens het festival elke dag twee keer optreden` Synoniem: spelen 2) handelen Verbuigingen: heeft opgetreden (volt.deelw.) Voorbeelden: `De politie trad streng op tegen de demonstranten.`, `optreden als bemiddelaar in een conflict` 3) zich voordoen Verbuigingen: is opgetreden (volt.deelw.) Voorbeeld: `Er kunnen bijverschijnselen optreden als jeuk en duizeligheid.` Synoniem: gebeuren |
|
terugtreden
werkw. |
een ambt of positie opgeven
Voorbeeld: `Hij was om gezondheidsredenen teruggetreden als aartsbisschop. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het terugtreden in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
toetreden
werkw. Uitspraak: ['tutredə(n)] Verbuigingen: trad toe (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is toegetreden (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
lid worden
Voorbeeld: `Je kunt tot dit genootschap alleen toetreden als je gevraagd wordt.` |
|
toetreden tot
|
(lid worden of deel gaan uitmaken van) `landen die willen toetreden tot de Europese Unie`
|
|
uittreden
werkw. |
een -met name religieuze- gemeenschap voorgoed verlaten
Voorbeeld: `Hij is enige tijd geleden uit dat klooster uitgetreden. ` niet langer deelnemen aan een vennootschap Voorbeeld: `Nee, mijn andere vennoot trad al enige tijd geleden uit. ` zich terugtrekken uit de arbeidsmarkt Voorbeeld: `Hij is vervroegd uitgetreden en geniet van zijn pensioen. ` met de geest het lichaam tijdelijk verlaten Voorbeeld: `Je denkt wel dat dat een droom was, maar was je niet uitgetreden? ` |
|
(een wet, verbod enz.) met voeten treden
|
(bewust niet doen (wat afgesproken, verplicht, verboden enz.) is) Synoniem: je niet houden aan, overtreden
|
|
(iemand) vriendelijk tegemoet treden
|
((iemand) vriendelijk behandelen)
|
|
in dienst treden
|
(bij iemand gaan werken)
|
|
naar voren treden
|
(je manifesteren)
|
|
(van een rivier) buiten de oevers treden
|
(overstromen)
|
|
de tree
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tre] Verbuigingen: tree|ën (meerv.) |
elk van de vlakken op een trap waarop je je voeten zet om naar boven of beneden te lopen
Synoniem: trede |
|
aantreffen
werkw. Uitspraak: [ˈantrɛfə(n)] Verbuigingen: trof aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangetroffen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(toevallig) vinden
Voorbeeld: `Er is een dode man aangetroffen voor mijn huis.` Synoniem: tegenkomen |
|
treffe
werkw. |
[ov|nor] treffen, ontmoeten
[ov|nno] ontmoeten, treffen |
|
treffen
werkw. Uitspraak: [ˈtrɛfə(n)] Verbuigingen: trof (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getroffen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) raken
Voorbeelden: `dodelijk getroffen door een kogel`, `doel treffen` 2) ontroeren Voorbeeld: `Zijn troostende woorden troffen mij diep.` 3) ontmoeten Voorbeeld: `niemand thuis treffen` Synoniemen: tegenkomen, aantreffen 4) regelen Voorbeelden: `voorzieningen treffen`, `maatregelen treffen` 5) goed uitkomen Voorbeeld: `Dat treft, ik heb die dag ook vrij.` |
|
mij treft geen blaam
|
(het is niet mijn schuld)
|
|
Met die tekening heb je hem goed getroffen.
|
(je hebt hem getekend precies zoals hij is)
|
|
Je treft het niet met het weer.
|
(je hebt pech met het weer)
|
|
treffend
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtrɛfənt] |
opvallend
Voorbeeld: `een treffende gelijkenis` |
|
de treffer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtrɛfər] Verbuigingen: treffer|s (meerv.) |
1) keer dat je iemand of iets raakt
Voorbeeld: `Dankzij twee treffers van onze midvoor wonnen we.` 2) resultaat na zoeken in digitale bestanden Voorbeeld: `Die zoekactie levert meer dan vierduizend treffers op.` Synoniem: hit |
|
voltreffer
|
(schot dat of worp die het doel direct treft)
|
|
het trefwoord
zelfst.naamw. Uitspraak: ['trɛfwort] Verbuigingen: trefwoord|en (meerv.) |
1) woord dat je opzoekt in een woordenboek of encyclopedie taalkunde
Voorbeeld: `Na het trefwoord 'zwart' volgen de woordsoort, de betekenis en andere informatie over 'zwart'.` Synoniem: ingang 2) woord dat een tekst karakteriseert Voorbeeld: `aan je tekst een paar trefwoorden toevoegen zodat je tekst makkelijker vindbaar is in een database` Synoniem: tag |
|
trefzeker
bijv.naamw. Uitspraak: [trɛfˈsekər] |
zeker van je doel
Voorbeelden: `een trefzeker schot`, `in trefzekere bewoordingen iets duidelijk maken` |
|
treiler
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] een krachtige vissersboot die met een trechtervormig net vissen|vist
|
|
de trein
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɛin] Verbuigingen: trein|en (meerv.) |
vervoermiddel dat over rails rijdt en mensen of goederen van het ene station naar het andere vervoert
Voorbeelden: `de laatste trein nemen`, `met de trein van 20.30 uur naar Rotterdam gaan`, `de trein missen` |
|
de trein halen
|
(op tijd op de trein stappen)
|
|
een doorgaande trein
|
(een trein die je naar je bestemming brengt zonder dat je hoeft over te stappen)
|
|
op een rijdende trein springen
|
(mee gaan doen met iets dat al bezig is)
|
|
lopen als een trein
|
(vlot en voorspoedig verlopen)
|
|
treinbegeleider
zelfst.naamw. |
een medewerker van de spoorwegen die reizigers op vervoersbewijzen controleert en de orde in de trein dient te bewaren
|
|
treinconducteur
zelfst.naamw. |
een medewerker van de spoorwegen die reizigers op vervoersbewijzen controleert en de orde in de trein dient te bewaren
|
|
de treinreis
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['trɛinrɛis] Verbuigingen: trein|reizen (meerv.) |
reis met de trein
Voorbeelden: `lange treinreizen door Europa maken`, `een treinreis van Amsterdam naar Den Haag`, `nationale en internationale treinreizen` |
|
de treintaxi
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trɛintɑksi] Verbuigingen: treintaxi|'s (meerv.) |
taxi van en naar een station die je samen met andere reizigers gebruikt
Voorbeeld: `Een treintaxi is wel voordeliger dan een gewone taxi, maar je moet meestal wel langer wachten.` |
|
treinwachter
zelfst.naamw. |
een medewerker van de spoorwegen die reizigers op vervoersbewijzen controleert en de orde in de trein dient te bewaren
|
|
treinwachter
zelfst.naamw. |
een medewerker van de spoorwegen die reizigers op vervoersbewijzen controleert en de orde in de trein dient te bewaren
|
|
treiten
werkw. |
[ov]: treiteren
|
|
treiteraar
zelfst.naamw. |
iemand die treiteren|treitert
|
|
treiteren
werkw. Uitspraak: [ˈtrɛitərə(n)] Verbuigingen: treiterde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getreiterd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gemeen plagen
Synoniemen: pesten, sarren, tergen, tarten (2) |
|
treiterij
zelfst.naamw. |
het treiteren
|
|
de trek
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɛk] |
1) kenmerk van iemands gezicht of karakter
Verbuigingen: trek|ken (meerv.) Voorbeelden: `een gezicht met scherpe trekken`, 2) luchtstroom Voorbeelden: `Ik voel de trek langs me gaan.`, `een trekje van een shagje` Synoniem: tocht (1) 3) zin in eten Voorbeeld: `trek hebben` Synoniem: eetlust 4) jaarlijkse tocht van vogels naar andere gebieden en weer terug Voorbeeld: `de jaarlijkse trek van de eenden naar het warme zuiden` |
|
Dat is in grote trekken het verhaal.
|
(dat is ongeveer het verhaal)
|
|
je trekken thuis krijgen
|
(op dezelfde vervelende manier worden behandeld als jij anderen behandelt)
|
|
aan je trekken komen
|
(krijgen wat je wilt)
|
|
lekkere trek hebben
|
(zin hebben om te snoepen)
|
|
in trek zijn
|
(populair en gewild zijn)
|
|
aantrekken
werkw. Uitspraak: [ˈantrɛkə(n)] Verbuigingen: trok aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft aangetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) aan je lichaam doen
Voorbeeld: `je sokken aantrekken` Antoniem: uittrekken Synoniem: aandoen 2) naar je toe halen Voorbeeld: `Hoge bomen trekken de bliksem aan.` 3) (een touw o.i.d) strakker maken Voorbeeld: `een touw stevig aantrekken zodat alles goed vastzit` Synoniem: aanhalen 4) zo zijn dat je het leuk of aangenaam vindt Voorbeeld: `Die muziek trekt me helemaal niet aan.` |
|
personeel aantrekken
|
(personeel proberen te krijgen) Synoniem: werven
|
|
aftrekken
werkw. Uitspraak: [ˈɑftrɛkə(n)] Verbuigingen: trok af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (een getal) kleiner maken (met een ander getal)
Voorbeelden: `Ik moet 25 euro reiskosten aftrekken van het honorarium van 100 euro en houd dus 75 euro over.`, `investeringen aftrekken van de winst` Antoniem: optellen Synoniem: verminderen 2) (een man) seksueel bevredigen Voorbeeld: `jezelf aftrekken onder de douche` |
|
bijtrekken
werkw. Uitspraak: ['bɛitrɛkə(n)] Verbuigingen: trok bij (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) (aan iets) trekken zodat dichterbij komt
Verbuigingen: heeft bijgetrokken (volt.deelw.) Voorbeeld: `een stoel bijtrekken` 2) geleidelijk beter bij de rest passen Verbuigingen: is bijgetrokken (volt.deelw.) Voorbeelden: `de pas geverfde plek is helemaal bijgetrokken`, `Ze is nu lastig, laat haar maar even bijtrekken.` |
|
intrekken
werkw. Uitspraak: [ˈɪntrɛkə(n)] Verbuigingen: trok in (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) opgezogen worden door (iets)
Verbuigingen: is ingetrokken (volt.deelw.) Voorbeeld: `De inkt is ingetrokken in de stof en dat geeft een lelijke vlek.` Synoniem: indringen in 2) (iets) ongeldig verklaren Verbuigingen: heeft ingetrokken (volt.deelw.) Voorbeelden: `een besluit intrekken`, `Ik trek mijn beschuldiging in.` Synoniemen: herroepen, terugnemen, terugtrekken 3) naar binnen trekken Verbuigingen: heeft ingetrokken (volt.deelw.) Voorbeelden: `Wil je je benen even intrekken, dan kan ik je passeren.`, `Een poes kan haar nagels intrekken.` |
|
kromtrekken
werkw. Uitspraak: ['krɔmtrɛkə(n)] Verbuigingen: trok krom (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is kromgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een gebogen vorm aannemen
Voorbeeld: `De foto's zijn helemaal kromgetrokken door het vocht.` |
|
lostrekken
werkw. |
door trekken losmaken
Voorbeeld: `Hij had het etiket losgetrokken. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het lostrekken in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
natrekken
werkw. Uitspraak: [ˈnatrɛkə(n)] Verbuigingen: trok na (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft nagetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
onderzoeken of het klopt
Voorbeeld: `alle cijfers natrekken` Synoniem: controleren |
|
de omtrek
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈɔmtrɛk] Verbuigingen: omtrek|ken (meerv.) |
1) afmeting van iets als je eromheen meet
Voorbeeld: `een boom met een omtrek van anderhalve meter` |
|
2)
in de omtrek |
(in de omgeving/buurt) `In de wijde omtrek is geen café te vinden.`
|
|
optrekken
werkw. Uitspraak: [ˈɔptrɛkə(n)] Verbuigingen: trok op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is opgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van een motorvoertuig) beginnen met rijden of harder gaan rijden
Voorbeeld: `Mijn auto trekt niet snel op, maar de motor is in goede staat.` Synoniem: accelereren 2) (van mist) verdwijnen |
|
rondtrekken
werkw. Uitspraak: ['rɔntrɛkə(n)] Verbuigingen: trok rond (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft rondgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van de ene naar de andere plaats trekken
Voorbeelden: `rondtrekkende zigeuners`, `een groepje rondtrekkende bedelaars`, `met je rugzak rondtrekken door de Balkan` |
|
samentrekken
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)trɛkə(n)] Verbuigingen: trok samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is samengetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van een spier) korter worden
Voorbeeld: `De hartspier trekt een keer of zestig per minuut samen.` |
|
terugtrekken
werkw. Uitspraak: [təˈrʏxtrɛkə(n)] Verbuigingen: trok terug (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft teruggetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) brengen naar de plaats vanwaar iets of iemand komt
Voorbeelden: `de troepen uit Afghanistan terugtrekken`, `je hand terugtrekken`, `zich uit het gebied terugtrekken` Synoniem: weghalen 2) zeggen dat iets niet meer geldt Voorbeeld: `je woorden terugtrekken` Synoniemen: intrekken, herroepen |
|
zich terugtrekken
|
(niet meer meedoen) `zich terugtrekken ten gunste van de andere kandidaat`
|
|
een teruggetrokken leven lijden
|
(weinig contact hebben met je omgeving)
|
|
uittrekken
werkw. Uitspraak: [ˈœytrɛkə(n)] Verbuigingen: trok uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(kleren of schoenen) van je lichaam afhalen
Voorbeeld: `je trui uitdoen` Antoniem: aantrekken (1) Synoniem: uitdoen (1) |
|
voortrekken
werkw. Uitspraak: ['vortrɛkə(n)] Verbuigingen: trok voor (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft voorgetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(iemand) een voorkeursbehandeling geven
Voorbeeld: `één van je kinderen voortrekken` |
|
wegtrekken
werkw. Uitspraak: ['wɛxtrɛkə(n)] Verbuigingen: trok weg (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) wegnemen door te trekken
Verbuigingen: heeft weggetrokken (volt.deelw.) Voorbeeld: `je hand wegtrekken` 2) naar een andere plaats gaan Verbuigingen: is weggetrokken (volt.deelw.) Voorbeeld: `Het onweer zal straks hopelijk wel wegtrekken.` |
|
het trekdier
zelfst.naamw. Uitspraak: ['trɛgdir] Verbuigingen: trekdier|en (meerv.) |
1) dier dat gebruikt wordt om een voertuig of werktuig te trekken
Voorbeelden: `Vroeger gebruikte mijn groenteman een paard als trekdier voor zijn kar.`, `In verschillende landen zie je nog ezeltjes als trekdier.` Synoniem: lastdier 2) vogel die een jaarlijkse tocht maakt naar warme gebieden en weer terug Voorbeeld: `Opeens vielen duizenden vogels uit de lucht, allemaal trekdieren.` |
|
trekhaak
zelfst.naamw. Uitspraak: ['trɛkhak] Verbuigingen: trek|haken (meerv.) |
haak achter op je auto om een caravan of aanhangwagen aan te hangen
Voorbeeld: `een trekhaak op je auto laten monteren` |
|
trekharmonica
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument] een muziekinstrument dat verwant is aan de accordeon
|
|
trekkast
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een speciale werkruimte in een laboratorium voor het werken met chemicaliën Voorbeeld: `De voorraad zuren en basen staat in de trekkast. `
|
|
trekken
werkw. Uitspraak: [ˈtrɛkə(n)] Verbuigingen: trok (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) met kracht naar je toe halen
Verbuigingen: heeft getrokken (volt.deelw.) Voorbeelden: `iemand aan de haren trekken`, `een kies trekken` Antoniem: duwen 2) een tocht maken naar of door een genoemde plaats of gebied Verbuigingen: is getrokken (volt.deelw.) Voorbeelden: `De eenden trokken naar het warme zuiden.`, `zes maanden door Latijns-Amerika trekken` Synoniem: reizen 3) een luchtstroom doorlaten Verbuigingen: heeft getrokken (volt.deelw.) Voorbeeld: `De schoorsteen trekt niet goed.` 4) (bij iemand) belangstelling oproepen voor Verbuigingen: heeft getrokken (volt.deelw.) Voorbeeld: `De bokssport trekt me absoluut niet.` Synoniem: interesseren 5) in allerlei uitdrukkingen zonder duidelijke betekenis Verbuigingen: heeft getrokken (volt.deelw.) |
|
ergens hard/flink aan trekken
|
(erg je best doen voor iets)
|
|
je portemonnee trekken
|
(betalen)
|
|
iemand over de streep trekken
|
(iemand overtuigen iets te doen)
|
|
de aandacht trekken
|
(opvallen)
|
|
iets in twijfel trekken
|
(ergens aan twijfelen)
|
|
baantjes trekken
|
(in een zwembad op en neer zwemmen)
|
|
bouillon trekken
|
(bouillon maken door kruiden, groenten of vlees in kokend water te laten sudderen)
|
|
Ik kan er geen peil op trekken.
|
(ik weet niet hoe het is of zal gaan)
|
|
Ik trek het niet meer.
|
(ik kan het niet meer)
|
|
met je been trekken
|
(moeilijk lopen omdat één been niet goed mee gaat)
|
|
trekken op
werkw. Uitspraak: [ˈtrɛkə(n) ɔp] Verbuigingen: trok op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getrokken op (volt.deelw.) |
lijken op
Voorbeeld: `op je vader trekken` |
|
de trekker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtrɛkər] Verbuigingen: trekker|s (meerv.) |
1) motorvoertuig met grote, brede en geprofileerde achterbanden waarmee je karren en machines trekt, vooral in de landbouw
Voorbeeld: `een optocht van antieke trekkers` Synoniem: tractor 2) onderdeel van iets waaraan je moet trekken om het te laten functioneren (van de wc, de bel of een vuurwapen) 3) steel met dwars erop een strook rubber om het vocht natte oppervlakken mee weg te vegen |
|
de trekker overhalen
|
(schieten (met een geweer of pistool))
|
|
de trekking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['trɛkɪŋ] |
1) keer dat je loten trekt in een loterij
Verbuigingen: trekking|en (meerv.) Voorbeeld: `De trekking wordt verricht door een notaris.` Synoniem: loterijtrekking 2) tocht naar of door een genoemde plaats of gebied Verbuigingen: trekking|s (meerv.) Voorbeeld: `een vierdaagse trekking door Thailand` Synoniem: trektocht |
|
het trekpaard
zelfst.naamw. Uitspraak: ['trɛkpart] Verbuigingen: trekpaard|en (meerv.) |
paard dat als trekdier gebruikt wordt;
ook als paardenras Voorbeelden: `Nederlands trekpaard`, `Belgisch trekpaard` |
|
de trekpleister
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtrɛkplɛistər] Verbuigingen: trekpleister|s (meerv.) |
populaire plaats
Voorbeeld: `Het oude centrum van het stadje is een trekpleister voor toeristen.` |
|
de trekschuit
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['trɛksxœyt] Verbuigingen: trekschuit|en (meerv.) |
binnenvaartschip dat op de wal aan een lijn voortgetrokken werd ouderwets
Voorbeeld: `In Nederland zijn nog steeds smalle wegen langs vaarten waarop vroeger trekschuiten voortgetrokken werden.` |
|
treksprinkhaan
zelfst.naamw. |
[insecten] een sprinkhaan die normaal gesproken solitair leeft maar als de omstandigheden gunstig zijn grote zwermen vormt Voorbeeld: `Er zijn vele soorten sprinkhanen die een zwermfase kennen, waarin zij als treksprinkhaan grote schade kunnen aanbrengen aan alle gewas. `
|
|
de trektocht
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trɛktɔxt] Verbuigingen: trektocht|en (meerv.) |
tocht naar of door een genoemde plaats of gebied
Voorbeeld: `een trektocht langs de Franse kust maken` Synoniem: trekking (2) |
|
trekvaart
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] een oorspronkelijk voor vervoer per trekschuit gegraven kanaal met bij behorende voorzieningen als jaagpaden en rolpalen Voorbeeld: `Nee, langs de trekvaart kom je nu geen scheepsjagers meer tegen. `
|
|
trekvaart
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] een oorspronkelijk voor vervoer per trekschuit gegraven kanaal met bij behorende voorzieningen als jaagpaden en rolpalen Voorbeeld: `Nee, langs de trekvaart kom je nu geen scheepsjagers meer tegen. `
|
|
de trekvogel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtrɛkfoxəl] Verbuigingen: trekvogel|s (meerv.) |
vogel die in het najaar naar warmere streken vliegt en in het voorjaar weer terugkomt
|
|
trekzak
zelfst.naamw. |
[muziekinstrument] een instrument met een blaasbalg die een wisseltonig stelsel doorslaande tongen bedient in diatonische stemming Voorbeeld: `Een trekzak heeft in tegenstelling tot een accordeon geen klavier. `
|
|
de trekzalf
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['trɛksɑlf] |
zalf die vocht van een ontsteking naar buiten trekt
Voorbeeld: `een tube trekzalf` |
|
het trema
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtrema] Verbuigingen: trema|'s (meerv.) |
leesteken van twee puntjes naast elkaar boven een klinker waarmee je aangeeft dat daar een nieuwe lettergreep begint, zoals in 'zeeën'
|
|
de tremor
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tremɔr] Verbuigingen: tremor|s (meerv.) |
voortdurende trilling van een of meer lichaamsdelen medisch
Voorbeeld: `een tremor als symptoom van de ziekte van Parkinson of multiple sclerose` |
|
de trend
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɛnt] Verbuigingen: trend|s (meerv.) |
1) (geschatte) richting van een bepaalde ontwikkeling
Voorbeeld: `een dalende trend vertonen` Synoniem: tendens 2) mode Voorbeeld: `volgens de laatste trend` |
|
de trend zetten
|
(de mode bepalen)
|
|
trendgevoelig
bijv.naamw. Uitspraak: [trɛntxə'vuləx] |
als je graag met de mode meegaat, of als iets in de mode is
Voorbeelden: `moderne, trendgevoelige vrouwen`, `De sandaal is een trendgevoelige schoen geworden.`, `trendgevoelige designartikelen` |
|
trendhoppen
werkw. Afbreekpatroon: 'trend - hop - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: trendhopte (verl.tijd ) Verbuigingen: getrendhopt (volt.deelw.) |
steeds de nieuwste mode en trends volgen mens
Voorbeeld: `ze is heel hip en modisch; trendhoppen is haar passie` |
|
trendsetten
werkw. Afbreekpatroon: 'trend - set - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: trendsette (verl.tijd ) Verbuigingen: getrendset (volt.deelw.) |
initiatief nemen op het gebied van de nieuwste trends en mode
Voorbeeld: `het populaire meisje trendsette met de minirok in haar klas` Synoniem: de eerste zijn met iets nieuws |
|
trendsetter
zelfst.naamw. |
iemand die aangeeft wat in de mode is Voorbeeld: `Zij is de grootste trendsetter van Nederland. `
|
|
trendwatchen
werkw. Afbreekpatroon: 'trend - wat - chen Herkomst: «Engels Verbuigingen: trendwatchte (verl.tijd ) Verbuigingen: getrendwatcht (volt.deelw.) |
het signaleren van de nieuwste trends mens
Voorbeeld: `nieuwe signalen oppikken tijdens het trendwatchen` Synoniem: waarnemen van actuele gebeurtenissen |
|
trendy
bijv.naamw. Uitspraak: ['trɛndi] |
volgens de nieuwste mode
Voorbeelden: `trendy schoenen`, `er trendy uit zien` Synoniem: modieus |
|
tresoor
zelfst.naamw. |
een kamer of zaal waar een schat wordt bewaard Voorbeeld: `De koning aanschouwde zijn schatten in zijn tresoor. `
|
|
trendwatchen
werkw. Afbreekpatroon: 'trend - wat - chen Herkomst: «Engels Verbuigingen: trendwatchte (verl.tijd ) Verbuigingen: getrendwatcht (volt.deelw.) |
het signaleren van de nieuwste trends mens
Voorbeeld: `nieuwe signalen oppikken tijdens het trendwatchen` Synoniem: waarnemen van actuele gebeurtenissen |
|
treuren
werkw. Uitspraak: [ˈtrørə(n)] Verbuigingen: treurde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getreurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verdrietig zijn
Voorbeeld: `treuren om of over iets` Synoniem: rouwen |
|
treurig
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtrørəx] |
verdrietig
Voorbeeld: `een treurig schouwspel` Synoniemen: droevig, triest, bedroefd |
|
Het is treurig met haar gesteld.
|
(het gaat slecht met haar)
|
|
trendwatchen
werkw. Afbreekpatroon: 'trend - wat - chen Herkomst: «Engels Verbuigingen: trendwatchte (verl.tijd ) Verbuigingen: getrendwatcht (volt.deelw.) |
het signaleren van de nieuwste trends mens
Voorbeeld: `nieuwe signalen oppikken tijdens het trendwatchen` Synoniem: waarnemen van actuele gebeurtenissen |
|
het treurspel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['trørspɛl] Verbuigingen: treur|spelen (meerv.) |
serieus theaterstuk met een droevig of rampzalig einde
Voorbeeld: `de treurspelen van Joost van den Vondel` Synoniemen: tragedie, drama (1) |
|
trendwatchen
werkw. Afbreekpatroon: 'trend - wat - chen Herkomst: «Engels Verbuigingen: trendwatchte (verl.tijd ) Verbuigingen: getrendwatcht (volt.deelw.) |
het signaleren van de nieuwste trends mens
Voorbeeld: `nieuwe signalen oppikken tijdens het trendwatchen` Synoniem: waarnemen van actuele gebeurtenissen |
|
treuren
werkw. Uitspraak: [ˈtrørə(n)] Verbuigingen: treurde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getreurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
verdrietig zijn
Voorbeeld: `treuren om of over iets` Synoniem: rouwen |
|
de treurwilg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trørwɪlx] Verbuigingen: treurwilg|en (meerv.) |
hoge boom met lange neerhangende dunne takken
Voorbeeld: `de gele treurwilg aan de oever van de singel` |
|
treuzelaar
zelfst.naamw. |
iemand die niet opschiet en te veel tijd verdoet Voorbeeld: `Schiet nou eens op, treuzelaar! `
|
|
treuzelen
werkw. Uitspraak: [ˈtrøzələ(n)] Verbuigingen: treuzelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getreuzeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
dingen te langzaam doen
Voorbeeld: `treuzelen met het eten` |
|
tri
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [verkorting], [afkorting] de afkorting voor 'trichlooretheen', een chemisch stof met ontvettende eigenschappen
[verkorting], [afkorting] de afkorting voor 'trieerkast', een kast met vakjes drie Voorbeeld: `De triangel is een muziekinstrument. ` |
|
triade
zelfst.naamw. |
('godsdienst') drie goden of goddelijke personen
[scheikunde] drie elementen van het periodiek systeem die bij elkaar horen [psychologie] een driehoeksrelatie een Japanse crimineel|criminele organisatie |
|
de trial
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trɑjəl] Verbuigingen: trial|s (meerv.) |
1) keer dat je iets probeert of uitprobeert
Synoniem: proef 2) sport waarbij je met je motor, fiets of auto allerlei hindernissen moet nemen zonder dingen te raken sport Voorbeeld: `motortrial` |
|
klinische trial
|
(wetenschappelijke test of een medicijn of behandeling werkt)
|
|
door trial and error
|
(door te proberen en leren van wat fout gaat) `Doeners leren het liefst door trial and error, denkers door analyse en nadenken.` Synoniem: proefondervindelijk leren
|
|
trialen
werkw. Afbreekpatroon: 'tria - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: trialde (verl.tijd ) Verbuigingen: getriald (volt.deelw.) |
motorrijden waarbij behendigheid belangrijker is dan de snelheid sport
Voorbeeld: `trialen over een parcours met verschillende hindernissen zoals boomstammen en rioolpijpen` |
|
trialen
werkw. Afbreekpatroon: 'tria - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: trialde (verl.tijd ) Verbuigingen: getriald (volt.deelw.) |
motorrijden waarbij behendigheid belangrijker is dan de snelheid sport
Voorbeeld: `trialen over een parcours met verschillende hindernissen zoals boomstammen en rioolpijpen` |
|
de triangel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tri'jɑŋəl] Verbuigingen: triangel|s (meerv.) |
driehoekig metalen slaginstrument met een heldere toon muziek
|
|
de triatlon
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trijɑtlɔn] Verbuigingen: triatlon|s (meerv.) |
wedstrijd waarbij je eerst een aantal kilometers moet zwemmen, dan fietsen en dan marathon lopen sport
|
|
tribaal
bijv.naamw. Uitspraak: [tri'bal] |
als iets verband houdt met een of meer volksstammen
Voorbeelden: `een conservatieve, tribale samenleving`, `tribale kunst uit Zuidoost-Azië, Indonesië en Oceanië`, `tribale schoolgevechten in Tunesië` |
|
het tribunaal
zelfst.naamw. Uitspraak: [triby'nal] Verbuigingen: tribu|nalen (meerv.) |
rechtbank voor bijzondere rechtszaken
Voorbeeld: `Het Joegoslavië-tribunaal behandelt rechtszaken ten aanzien van verdachten van schendingen van internationale mensenrechten in het voormalige Joegoslavië.` |
|
de tribune
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [triˈbynə] Verbuigingen: tribune|s (meerv.) |
rijen zitplaatsen van boven naar beneden voor de toeschouwers in een stadion, circus of grote zaal
Voorbeeld: `de publieke tribune van de parlementszaal` |
|
tribune-ion
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een ion in oplossing dat niet aan de onderhavige reactie deelneemt Voorbeeld: `Wanneer door bijeenvoegen van een zilvernitraat- en een keukenzoutoplossing zilverchloride ontstaat zijn de natrium- en nitraationen in de oplossing tribune-ionen. `
|
|
trichomoniasis
zelfst.naamw. |
[medisch] een seksueel overdraagbare aandoening van de mens die veroorzaakt wordt door de parasiet 'Trichomonas vaginalis'
Voorbeeld: `Trichomoniasis kan goed genezen worden met antibiotica. ` [veeartsenij] een vogelziekte die veroorzaakt wordt door de parasiet 'Trichomonas gallinae.' Voorbeeld: `Trichomoniasis komt voor bij duiven, pluimvee en parkieten maar ook bij roofvogels die zieke vogels als prooidieren slaan. ` |
|
tricyclisch
bijv.naamw. |
[medisch] 3 periodes of 3 cycli (cirkels)
|
|
triest
bijv.naamw. Uitspraak: [trist] |
droevig
Synoniem: treurig |
|
triest weer
|
(bewolkt en regenachtig weer)
|
|
Triestino
zelfst.naamw. |
een dialect van het Venetiaans dat in Italië gesproken wordt Voorbeeld: `Ik heb redelijk wat kennis van het Triestino. `
|
|
triftong
zelfst.naamw. |
[taalkunde] een foneem dat uit drie klinkers bestaat die binnen één lettergreep in elkaar overgaan Voorbeeld: `In het Nederlands komen geen triftongen voor. `
|
|
triftongering
zelfst.naamw. |
[taalkunde] het verschijnsel dat een monoftong of diftong overgaat in een triftong Voorbeeld: `Er was sprake van diftongering en triftongering. `
|
|
triggeren
werkw. Afbreekpatroon: 'trig - ge - ren Herkomst: «Engels Verbuigingen: triggerde (verl.tijd ) Verbuigingen: getriggerd (volt.deelw.) |
uitlokken, zich ergens toe laten verleiden mens
Voorbeeld: `als je de emoties van een lezer kunt triggeren, is er sprake van een goed boek` |
|
triggerzone
zelfst.naamw. |
[medisch] pijnpunt
|
|
triglyceride
zelfst.naamw. |
een lipide die bestaat uit een glycerolmolecule verbonden met 3 vetzuren
|
|
trigonaal
bijv.naamw. |
[kristallografie] als hoofdas van de rotatiesymmetrie ten hoogste een drietallige as bezittend, in welke richting ook een van de primitieve translaties zich bevindt indien er sprake is een van een ruimtegroep Voorbeeld: `De eenheidscel van een trigonale symmetrie heeft twee rechte hoeken en een hoek van 120 graden, net als bij een hexagonale symmetrie, maar de rotatiesymmetrie is lager dan hexagonaal. `
|
|
triken
werkw. Afbreekpatroon: 'tri - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: trikete (verl.tijd ) Verbuigingen: getriket (volt.deelw.) |
rijden op een motor met drie wielen verkeersport
Voorbeeld: ` je mag triken met een autorijbewijs B` |
|
triklien
bijv.naamw. |
[kristallografie] een symmetrie bezittend die ten hoogste een inversiecentrum omvat
Voorbeeld: `Een trikliene eenheidscel heeft zes onafhankelijke parameters: drie ribben en drie hoeken. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het triklien in de tweede betekenis erin. ` |
|
trillen
werkw. Uitspraak: [ˈtrɪlə(n)] Verbuigingen: trilde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getrild (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
heel snel met kleine bewegingen heen en weer gaan
Voorbeeld: `trillen van woede` Synoniemen: bibberen, beven, rillen |
|
trillen als een rietje/espenblad
|
(heel erg trillen)
|
|
trilateraal
bijv.naamw. Uitspraak: [trilatə'ral] |
waarbij drie partijen betrokken zijn
Voorbeelden: `een trilateraal gesprek`, `trilaterale samenwerking` Synoniem: driezijdig |
|
trilhaardiertje
zelfst.naamw. |
een eencellig organisme ('Ciliophora') waarbij in ten minste één stadium van de levenskringloop trilharen, ciliën voorkomen Voorbeeld: `Je kunt deze trilhaardiertjes goed zien onder deze microscoop. `
|
|
trille
werkw. |
[muziek|nor] kwinkeleren
[intr|nor] rollen [ov|nor] een fiets, een kruiwagen duwen eruit rollen, vallen [muziek|nor] triller [verouderd|nor] een vierwielig koetsachtig paardenwagentje [muziek|nno] kwinkeleren [intr|nno] rollen [ov|nno] een fiets, een kruiwagen duwen [muziek|nno] triller [verouderd|nno] een vierwielig koetsachtig paardenwagentje |
|
triller
zelfst.naamw. |
[muziek] een snelle afwisseling van twee tonen, gewoonlijk over een kleine of grote secunde Voorbeeld: `In barokmuziek begon een triller op de bovensecunde, later werd het gebruikelijk juist op de ondersecunde te beginnen. `
|
|
de trilling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtrɪlɪŋ] Verbuigingen: trilling|en (meerv.) |
keer dat iets trilt
Voorbeeld: `ultrasone trillingen` Synoniemen: beving, rilling |
|
trimmen
werkw. Uitspraak: [ˈtrɪmə(n)] Verbuigingen: trimde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getrimd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) trainen om fit te blijven sport
Voorbeeld: `Ik trim elke ochtend een half uurtje in het park.` 2) de vacht (van dieren) knippen Voorbeeld: `Onze hond wordt een keer per jaar getrimd.` |
|
trimester
zelfst.naamw. |
[tijdrekening], [eenheid] een periode van drie maanden Voorbeeld: `Het was een druk trimester voor de leerlingen met alle examens en toetsen. `
|
|
de trimmer
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trɪmər] Verbuigingen: trimmer|s (meerv.) de trim|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['trɪm|stər] Verbuigingen: trimster|s (meerv.) |
iemand die trimt (1) sport
Voorbeeld: `Er zijn veel trimmers in het park.` |
|
de trimschoen
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['trɪmsxu(n)] Verbuigingen: trimschoen|en (meerv.) |
schoen die speciaal bedoeld is om te trimmen
|
|
trimmen
werkw. Uitspraak: [ˈtrɪmə(n)] Verbuigingen: trimde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getrimd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) trainen om fit te blijven sport
Voorbeeld: `Ik trim elke ochtend een half uurtje in het park.` 2) de vacht (van dieren) knippen Voorbeeld: `Onze hond wordt een keer per jaar getrimd.` |
|
Trinidad en Tobago
zelfst.naamw. |
[land] een land in het Caribisch gebied, officieel de Republiek Trinidad en Tobago
|
|
trio
zelfst.naamw. |
[muziek] een muziekstuk voor drie spelers
Voorbeeld: `We hebben een leuk triootje gespeeld vanmiddag. ` een groep van drie personen die gezamenlijk optreedt Voorbeeld: `Dit trio heeft grote bekendheid verworven. ` |
|
de triomf
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [triˈjɔmf] Verbuigingen: triomf|en (meerv.) |
overwinning of groot succes
Voorbeeld: `triomfen behalen` |
|
triomfantelijk
bijv.naamw. Uitspraak: [trijɔmˈfɑntələk] |
trots als een overwinnaar
Voorbeeld: `De winnaar keek triomfantelijk in de camera.` |
|
triomferen
werkw. Uitspraak: [trijɔm'ferə(n)] Verbuigingen: triomfeerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getriomfeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de overwinning behalen
Voorbeeld: `op het filmfestival in Cannes triomferen` Synoniem: zegevieren |
|
de triomf
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [triˈjɔmf] Verbuigingen: triomf|en (meerv.) |
overwinning of groot succes
Voorbeeld: `triomfen behalen` |
|
trionyx
zelfst.naamw. |
een geslacht van schildpadden uit de familie weekschildpadden (Trionychidae)
|
|
de trip
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɪp] Verbuigingen: trip|s (meerv.) |
1) klein reisje
Voorbeeld: `stedentrip` Synoniem: tochtje 2) tijd waarin je waanvoorstellingen hebt onder de invloed van drugs Voorbeeld: `lsd-trip` |
|
tripletzuurstof
zelfst.naamw. |
[scheikunde] de meest voorkomende vorm van dizuurstof in de grondtoestand die twee ongepaarde elektronen per molecule bezit Voorbeeld: `De atmosfeer van de aarde bestaat voor een vijfde uit tripletzuurstof. `
|
|
de (m)/het triplex
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtriplɛks] |
hout dat bestaat uit drie dunne lagen die op elkaar zijn gelijmd
|
|
trippelen
werkw. Uitspraak: ['trɪpələ(n)] Verbuigingen: trippelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getrippeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met kleine, lichte en snelle pasjes lopen
Voorbeelden: `Ze trippelt op haar hoge hakjes door de straat.`, `het trippelende paard van Sinterklaas` Synoniem: tippelen (1) |
|
I trippen
werkw. Afbreekpatroon: 'trip - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tripte (verl.tijd ) Verbuigingen: getript (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
na het gebruiken van drugs hallicuneren mens
Voorbeeld: `angstaanjagend trippen in het toilet van een café na gebruik van drugs` |
|
II trippen
werkw. Toon alle vervoegingen |
trippelen, hippen
Voorbeeld: `de kanarie tript in zijn kooitje` Synoniem: dribbelen |
|
de trip
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɪp] Verbuigingen: trip|s (meerv.) |
1) klein reisje
Voorbeeld: `stedentrip` Synoniem: tochtje 2) tijd waarin je waanvoorstellingen hebt onder de invloed van drugs Voorbeeld: `lsd-trip` |
|
trismus
zelfst.naamw. |
[medisch] kaakkramp
|
|
triumviraat
zelfst.naamw. |
politiek leiderschap dat uit drie gelijkwaardige personen bestaat Voorbeeld: `Het eerste triumviraat van de Romeinse Republiek bestond uit Julius Caesar, Pompeius en Crassus. `
|
|
trivalent
bijv.naamw. |
[medisch] driewaardig
|
|
triviaal
bijv.naamw. Uitspraak: [triviˈjal] |
gewoon en onbelangrijk
Voorbeeld: `Ik houd me niet bezig met triviale zaken.` Synoniem: banaal |
|
trivialiseren
werkw. Uitspraak: [trivijali'zerə(n)] Verbuigingen: trivialiseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getrivialiseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gewoner en onbelangrijker maken
Voorbeeld: `Door alles maar 'genocide' te noemen trivialiseren we de gruwelen van Hitler.` |
|
tRNA
zelfst.naamw. |
[biologie] een korte RNA-keten die aminozuren naar het ribosoom brengt tijdens eiwitsynthese Voorbeeld: `In dat boek stond de werking van tRNA uitgelegd. `
|
|
troebel
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtrubəl] |
(van vloeistof) niet zuiver en daardoor niet doorzichtig
Voorbeeld: `troebel water` Antoniem: helder |
|
in troebel water vissen
|
(misbruik maken van een onduidelijke situatie of een ruzie)
|
|
een troebele blik
|
(een wazige blik)
|
|
de troef
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [truf] Verbuigingen: troeven (meerv.) |
belangrijke speelkaart
|
|
je laatste troef uitspelen
|
(je laatste kans gebruiken)
|
|
Het is daar armoe troef.
|
(er is daar veel armoede)
|
|
aftroeven
werkw. Uitspraak: ['ɑftruvə(n)] Verbuigingen: troefde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgetroefd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een tegenstander) verslaan
Voorbeelden: `in het bridgespel een tegenstander aftroeven met een troefkaart`, `Ajax laat zich niet laten aftroeven door Feijenoord.` |
|
de troep
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trup] |
1) groep mensen of dieren die bij elkaar horen
Verbuigingen: troep|en (meerv.) Voorbeelden: `een troep wolven`, `de Nederlandse militaire troepen in het buitenland` 2) rommelige of vieze boel Voorbeelden: `de troep opruimen`, `Deze vieze troep lust ik niet.` Synoniemen: rommel, rotzooi, bende |
|
de trofee
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [troˈfe] Verbuigingen: trofee|ën (meerv.) |
voorwerp als een beker of een schaal als teken van een behaalde overwinning
Voorbeeld: `De winnaars liepen een ererondje met hun trofee.` |
|
troffel
zelfst.naamw. |
[gereedschap] een driekantige platte schep met handvat voor het opbrengen van metselspecie
|
|
treffen
werkw. Uitspraak: [ˈtrɛfə(n)] Verbuigingen: trof (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getroffen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) raken
Voorbeelden: `dodelijk getroffen door een kogel`, `doel treffen` 2) ontroeren Voorbeeld: `Zijn troostende woorden troffen mij diep.` 3) ontmoeten Voorbeeld: `niemand thuis treffen` Synoniemen: tegenkomen, aantreffen 4) regelen Voorbeelden: `voorzieningen treffen`, `maatregelen treffen` 5) goed uitkomen Voorbeeld: `Dat treft, ik heb die dag ook vrij.` |
|
mij treft geen blaam
|
(het is niet mijn schuld)
|
|
Met die tekening heb je hem goed getroffen.
|
(je hebt hem getekend precies zoals hij is)
|
|
Je treft het niet met het weer.
|
(je hebt pech met het weer)
|
|
trofisch
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot de voeding van de weefsels
|
|
trog
zelfst.naamw. |
[veeteelt] een langgerekte voederbak
Voorbeeld: `De trog was goed gevuld. ` [geologie] een langgerekte, nauwe en diepe kloof in de zeebodem veroorzaakt door subductie van een tektonische plaat Voorbeeld: `De trog bij de Marianen is het diepste punt van de aardbodem. ` [meteorologie] een langgerekte uitstulping van een lagedrukgebied Voorbeeld: `Na een koufrontpassage die gepaard gaat met slecht weer, volgt er een trog als het een tijd lang mooi weer is geweest. ` |
|
aftroggelen
werkw. Uitspraak: ['ɑftrɔxələ(n)] Verbuigingen: troggelde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgetroggeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aan je laten geven door iemand die dat eigenlijk niet wil informeel
Voorbeeld: `een oplichter die 1000 euro van me afgetroggeld heeft` Synoniem: afhandig maken |
|
aftroggelen
werkw. Uitspraak: ['ɑftrɔxələ(n)] Verbuigingen: troggelde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgetroggeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
aan je laten geven door iemand die dat eigenlijk niet wil informeel
Voorbeeld: `een oplichter die 1000 euro van me afgetroggeld heeft` Synoniem: afhandig maken |
|
troglodiet
zelfst.naamw. |
een mens die in grotten (of holen) leeft
Voorbeeld: `Troglodieten woonden in grotten. ` [pejoratief] een dom, bruut persoon Voorbeeld: `Wat is hij een ongelofelijke troglodiet. ` Bron: Wikiwoordenboek - troglodiet. |
|
trojaan
zelfst.naamw. |
[informatica] is een programma dat ongewenst meekomt met een programma dat door de gebruiker wordt geïnstalleerd. Een trojaans paard kan schade toebrengen aan de computergegevens of de privacy van de gebruiker. In het jargon gebruikt men ook wel het Engelse Trojan horse of kortweg trojaan. Het is genoemd naar het Paard van Troje waarin Griekse soldaten de stad Troje binnenkwamen om de stad van binnenuit aan te vallen. Een trojaans paard is dus geen zelfstandig programma, zoals een computervirus. Het is ook niet hetzelfde als een worm, want het moet door de gebruiker worden gekopieerd en kopieert niet zichzelf naar andere computers
|
|
trekken
werkw. Uitspraak: [ˈtrɛkə(n)] Verbuigingen: trok (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) met kracht naar je toe halen
Verbuigingen: heeft getrokken (volt.deelw.) Voorbeelden: `iemand aan de haren trekken`, `een kies trekken` Antoniem: duwen 2) een tocht maken naar of door een genoemde plaats of gebied Verbuigingen: is getrokken (volt.deelw.) Voorbeelden: `De eenden trokken naar het warme zuiden.`, `zes maanden door Latijns-Amerika trekken` Synoniem: reizen 3) een luchtstroom doorlaten Verbuigingen: heeft getrokken (volt.deelw.) Voorbeeld: `De schoorsteen trekt niet goed.` 4) (bij iemand) belangstelling oproepen voor Verbuigingen: heeft getrokken (volt.deelw.) Voorbeeld: `De bokssport trekt me absoluut niet.` Synoniem: interesseren 5) in allerlei uitdrukkingen zonder duidelijke betekenis Verbuigingen: heeft getrokken (volt.deelw.) |
|
ergens hard/flink aan trekken
|
(erg je best doen voor iets)
|
|
je portemonnee trekken
|
(betalen)
|
|
iemand over de streep trekken
|
(iemand overtuigen iets te doen)
|
|
de aandacht trekken
|
(opvallen)
|
|
iets in twijfel trekken
|
(ergens aan twijfelen)
|
|
baantjes trekken
|
(in een zwembad op en neer zwemmen)
|
|
bouillon trekken
|
(bouillon maken door kruiden, groenten of vlees in kokend water te laten sudderen)
|
|
Ik kan er geen peil op trekken.
|
ik weet niet hoe het is of zal gaan
|
|
Ik trek het niet meer.
|
(ik kan het niet meer)
|
|
met je been trekken
|
(moeilijk lopen omdat één been niet goed mee gaat)
|
|
de trol
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɔl] Verbuigingen: trol|len (meerv.) |
1) grappig of heel lelijk vreemd wezen in verzonnen verhalen en spellen mythologie
Voorbeeld: `In de boeken van Tolkien zijn trollen sterke domme wezens die vaak een bijl of hamer hebben om hun tegenstanders te verpletteren.` 2) iemand die op forums, websites of chatkanalen provocerende berichten plaatst internet Voorbeeld: `Een trol op een niet-rokersforum begint iedere keer weer over hoe prettig roken is.` |
|
I trollen
werkw. Afbreekpatroon: 'trol - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: trollde/trolde (verl.tijd ) Verbuigingen: getrolld/getrold (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een manier van vissen waarbij je het kunstaas achter de boot door het water sleept visserij
Voorbeeld: `Slepend trollen kan heel productief zijn.` |
|
II trollen
werkw. Afbreekpatroon: 'trol - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: trollde/trolde (verl.tijd )Toon alle vervoegingen |
de sfeer op een website, weblog of forum bederven computer
Voorbeeld: `Ze zijn de schrik van elke site met een reactiemogelijkheid: reageerders die de boel komen trollen` |
|
de trolley
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trɔli] Verbuigingen: trolley|s (meerv.) |
1) rijdend koffertje met uitschuifbaar handvat
Voorbeeld: `je bagage in een trolley meenemen als je kort op reis gaat` 2) autobus die rijdt op stroom die van een bovenleiding komt transport Voorbeeld: `Het voordeel van een trolley ten opzichte van een gewone bus met dieselmotor is dat er geen uitlaatgassen zijn.` Synoniem: trolleybus 3) kar met etenswaren Voorbeeld: `In internationale treinen komt iemand langs met een trolley met hapjes en drankjes.` |
|
de trolleybus
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['trɔlibʏs] Verbuigingen: trolleybus|sen (meerv.) |
autobus die rijdt op stroom die van een bovenleiding komt transport
Voorbeeld: `Arnhem heeft een groot netwerk van trolleybussen.` Synoniem: trolley (2) |
|
I trollen
werkw. Afbreekpatroon: 'trol - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: trollde/trolde (verl.tijd ) Verbuigingen: getrolld/getrold (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
een manier van vissen waarbij je het kunstaas achter de boot door het water sleept visserij
Voorbeeld: `Slepend trollen kan heel productief zijn.` |
|
II trollen
werkw. Afbreekpatroon: 'trol - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: trollde/trolde (verl.tijd )Toon alle vervoegingen |
de sfeer op een website, weblog of forum bederven computer
Voorbeeld: `Ze zijn de schrik van elke site met een reactiemogelijkheid: reageerders die de boel komen trollen` |
|
de trom
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [trɔm] Verbuigingen: trom|men (meerv.) |
slaginstrument dat bestaat uit een cilinder die is bespannen met een stuk vel waarop je met je handen of speciale stokken slaat
Voorbeeld: `de grote trom` Synoniem: trommel |
|
trombo-embolie
zelfst.naamw. |
[medisch] bloedvatverstopping door bloedprop
|
|
trombocytopenie
zelfst.naamw. |
[medisch] het symptoom dat men een te laag aantal bloedplaatjes of trombocyten heeft Voorbeeld: `Alle verschijnselen die gepaard gaan met trombocytopenie, berusten op bloedingen. `
|
|
trombocytose
zelfst.naamw. |
[medisch] verhoogd aantal bloedplaatjes
|
|
tromboflebitis
zelfst.naamw. |
[medisch] ontsteking van de vaatwand met vorming van bloedproppen
|
|
de trombone
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [trɔmˈbɔ:nə] Verbuigingen: trombone|s (meerv.) |
koperen blaasinstrument waarmee je de hoogte van de tonen varieert door het langer of korter te maken
|
|
de trombose
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [trɔm'bozə] |
situatie dat je een bloedstolsel in een bloedvat hebt medisch
Voorbeeld: `Je kunt trombose hebben in een ader of slagader.` |
|
de trombosedienst
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɔm'bozədinst] |
instelling die patiënten begeleidt die bloedverdunners gebruiken medisch
Voorbeeld: `De trombosedienst bepaalt hoeveel antistollingstabletten je op welke dag moet slikken en op welke dag weer bloed moet worden afgenomen voor controle.` |
|
de trommel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtrɔməl] Verbuigingen: trommel|s (meerv.) |
1) doos van blik of plastic met een deksel om dingen in te bewaren
Voorbeeld: `een koekjestrommel` 2) slaginstrument dat bestaat uit een cilinder die is bespannen met een stuk vel waarop je met je handen of speciale stokken slaat muziek Voorbeeld: `op een trommel slaan` Synoniem: trom |
|
de trommel van de wasmachine
|
(het metalen ronde deel van de wasmachine dat ronddraait met de vuile was erin)
|
|
optrommelen
werkw. Uitspraak: ['ɔptrɔmələ(n)] Verbuigingen: trommelde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgetrommeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(mensen) oproepen om samen te komen
Voorbeeld: `Ik heb nog wat mensen opgetrommeld om te helpen met de voorbereidingen van het feestje.` |
|
trommelen
werkw. Uitspraak: [ˈtrɔmələ(n)] Verbuigingen: trommelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getrommeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) op een trommel (2) slaan muziek
2) met je vingers snel achter elkaar op iets tikken Voorbeeld: `op de rand van de tafel trommelen` Synoniem: roffelen |
|
iemand uit zijn bed trommelen
|
(roepen dat iemand uit zijn bed moet komen)
|
|
trommeldroger
zelfst.naamw. |
een toestel om de kleding die uit de wasmachine komt te drogen
|
|
trommelrem
zelfst.naamw. |
[techniek] een rem die door wrijving van halfcirkelvormige lichamen binnen een cilinder werkt Voorbeeld: `Sommige oude motorfietsen hebben een trommelrem. `
|
|
de trommel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtrɔməl] Verbuigingen: trommel|s (meerv.) |
1) doos van blik of plastic met een deksel om dingen in te bewaren
2) slaginstrument dat bestaat uit een cilinder die is bespannen met een stuk vel waarop je met je handen of speciale stokken slaat muziek Voorbeeld: `op een trommel slaan` Synoniem: trom Voorbeeld: `een koekjestrommel` |
|
de trommel van de wasmachine
|
(het metalen ronde deel van de wasmachine dat ronddraait met de vuile was erin)
|
|
trommelstokkenboom
zelfst.naamw. |
[plantkunde] [species|Cassia fistula] een boom uit Indonesië waarvan de bloesem aan de goudenregen doet denken Voorbeeld: `De vruchten van de trommelstokkenboom vormen lange peulen die aan trommelstokken doen denken. `
|
|
het trommelvlies
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtrɔməlvlis] Verbuigingen: trommel|vliezen (meerv.) |
vlies tussen het uitwendige en het inwendige deel van je oor
|
|
tromp
zelfst.naamw. |
(veroud.) iets wat een doffe klank voortgebrengt (blaashoorn, midwinterhoorn, olifantssnuit, geweer, kanon)
koepel of overgangslid om een vierhoekige onderbouw te geleiden naar een veelhoekige of ronde bovenbouw (veroud.) blazen op een trompet het blazen van een olifant |
|
de trompet
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [trɔmˈpɛt] Verbuigingen: trompet|ten (meerv.) |
koperen blaasinstrument met ventielen
|
|
trompetter
zelfst.naamw. |
iemand die een trompet bespeelt
|
|
trompetteren
werkw. |
het geluid van een olifant Voorbeeld: `Het olifantje trompetterde tot grote lol van de dierentuinbezoekers. `
|
|
trompetter
zelfst.naamw. |
iemand die een trompet bespeelt
|
|
trompettist
zelfst.naamw. |
[muziek], [beroep] musicus die een trompet bespeelt Voorbeeld: `Zonder ventielen te gebruiken blies de trompettist de schrille tonen van de 'last post'. `
|
|
trompetvogel
zelfst.naamw. |
[vogels] 'Psophia crepitans' een vogel die onder andere in de bergbossen van Suriname voorkomt Voorbeeld: `De trompetvogel is vooral bekend vanwege zijn luide roep die klinkt als trompetgeschal. `
|
|
de troon
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tron] Verbuigingen: tronen (meerv.) |
stoel van een koning
|
|
op de troon zitten
|
(regeren)
|
|
iemand van zijn of haar troon stoten
|
(iemands belangrijke positie zelf innemen)
|
|
tronie
zelfst.naamw. |
[anatomie], [pejoratief] gezicht Voorbeeld: `Hij kreeg een welverdiende mep op z'n tronie. `
|
|
troonsafstand
zelfst.naamw. |
[adel] het aftreden als vorst Voorbeeld: `De vorst besloot tot troonsafstand over te gaan. `
|
|
de troost
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trost] |
steun bij verdriet of pijn
Voorbeeld: `troost brengen` |
|
schrale troost
|
(weinig troost)
|
|
een bakkie troost
|
(een kopje koffie)
|
|
troosteloos
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtrostəlos] |
droevig en somber om te zien
Voorbeeld: `een troosteloze, kale vlakte` Synoniemen: mistroostig, desolaat |
|
troosten
werkw. Uitspraak: [ˈtrostə(n)] Verbuigingen: troostte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getroost (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
steunen bij pijn of verdriet
Voorbeelden: `tips om een huilende baby te troosten`, `Ik troost me met de gedachte dat de ellende spoedig voorbij zal zijn.` |
|
de troostprijs
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trostprɛis] Verbuigingen: troost|prijzen (meerv.) |
kleine beloning voor de verliezer van een wedstrijd
Synoniem: poedelprijs |
|
tropen
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtropə(n)] |
gebied op aarde in de buurt van de evenaar, waar het altijd warm is
|
|
de tropenuitrusting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tropə(n)œytrʏstɪŋ] Verbuigingen: tropenuitrusting|en (meerv.) |
kleding en andere dingen die je nodig hebt voor verblijf in de tropen
Voorbeeld: `in een speciaalzaak je tropenuitrusting laten samenstellen` |
|
tropisch
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtropis] |
van of (als) in de tropen
Voorbeelden: `een tropisch klimaat`, `tropische vruchten` |
|
een tropische temperatuur
|
(een temperatuur van boven de dertig graden Celsius)
|
|
de tros
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɔs] Verbuigingen: tros|sen (meerv.) |
1) stel bloemen of vruchten die met kleine steeltjes aan één grote steel groeien
Voorbeelden: `een tros druiven`, `een tros bananen` 2) kabel waarmee je een schip aan de kade vastlegt Voorbeeld: `de trossen losgooien` |
|
I de trots
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɔts] |
1) gevoel waardoor je wil laten zien dat je iets goed hebt gedaan of iets moois hebt
Voorbeelden: `glimmen van trots`, `vaderlijke trots` 2) gevoel dat je meer waard bent dan anderen Voorbeeld: `gekrenkte/gekwetste trots` Synoniem: hoogmoed |
|
II trots
bijv.naamw. Uitspraak: [trɔts] |
1) erg blij met wat je hebt of hebt bereikt
Voorbeeld: `trots zijn op je kinderen` Synoniem: fier 2) waaruit trots (2) blijkt Voorbeeld: `met een trotse blik in de ogen` Synoniemen: hoogmoedig, verwaand |
|
zo trots als een pauw
|
(erg trots)
|
|
trotseren
werkw. Uitspraak: [trɔtˈserə(n)] Verbuigingen: trotseerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getrotseerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je niet laten afschrikken door iemand of iets
Voorbeeld: `sneeuw en wind trotseren` Synoniemen: weerstaan, tarten (1) |
|
het trottoir
zelfst.naamw. Uitspraak: [trɔtˈwar] Verbuigingen: trottoir|s (meerv.) |
verhoogd voetpad langs een straat
Voorbeeld: `op het trottoir lopen` Synoniem: stoep |
|
de troubadour
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [truba'dur] Verbuigingen: troubadour|s (meerv.) |
liedjeszanger die zichzelf begeleidt
Voorbeeld: `Oorspronkelijk was een troubadour een middeleeuwse rondtrekkende zanger in Zuid-Frankrijk; de moderne troubadour is iemand die optreedt op feesten.` |
|
troubleshooten
werkw. Afbreekpatroon: 'trou - ble - shoo - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: troubleshootte (verl.tijd ) Verbuigingen: getroubleshoot (volt.deelw.) |
het oplossen van problemen
Voorbeeld: `omdat ze zo kundig en stressbestendig is heeft men haar gevraagd om te komen troubleshooten` |
|
trouvère
zelfst.naamw. |
[middeleeuwen], [cultuur], [muziek], [dichtkunst], [verouderd] in het middeleeuws Noord-Frankrijk rondreizend dichter, en zanger van (minne-) liederen Voorbeeld: `Jean Bodel (1165-1210), een trouvère die leefde in Arras, schreef het heldendicht "Chanson des Saisnes". `
|
|
I de trouw
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trɑu] |
eigenschap dat je iemand of iets altijd steunt en hem of haar niet alleen laat
Voorbeelden: `eeuwige trouw beloven`, `hondentrouw` Antoniem: ontrouw Synoniem: loyaliteit |
|
te goeder trouw
|
(met goede bedoelingen, oprecht)
|
|
te kwader trouw
|
(met slechte bedoelingen, oneerlijk)
|
|
II trouw
bijv.naamw. Uitspraak: [trɑu] |
je houdend aan wat je ooit afgesproken hebt of als vaste gewoonte hebt aangenomen
Voorbeelden: `iemand trouw dienen`, `de trouwe luisteraars van ons programma`, `trouw aan je principes` Antoniem: ontrouw Synoniem: loyaal |
|
de trouwakte
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['trɑuɑktə] Verbuigingen: trouwakte|s, trouwakte|n (meerv.) |
officieel bewijs dat je met iemand getrouwd bent
Voorbeeld: `op de dag van je huwelijk de trouwakte tekenen` Synoniemen: huwelijksakte, boterbriefje |
|
de trouwdag
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trɑudɑx] Verbuigingen: trouw|dagen (meerv.) |
dag waarop je met je partner trouwt of getrouwd bent
Voorbeelden: `Zij droeg op haar trouwdag een lange witte jurk met een sleep.`, `ieder jaar je trouwdag vieren` Synoniem: huwelijksdag |
|
trouwen
werkw. Uitspraak: [ˈtrɑuwə(n)] Verbuigingen: trouwde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is getrouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voor de wet of de kerk beloven dat je gaat samenwonen en voor elkaar en je kinderen zult zorgen
Voorbeeld: `Zij trouwen op zaterdag in het gemeentehuis van het dorp.` Synoniemen: huwen, in het huwelijk treden |
|
trouweloos
bijv.naamw. Uitspraak: ['trɑuwəlos] |
eigenschap dat je iemand of iets niet steunt, terwijl dat wel van je verwacht wordt
Voorbeeld: `Kiezers zijn trouweloze honden. Je kunt er niet op rekenen dat ze volgende keer weer op je partij stemmen.` Antoniem: loyaal Synoniem: ontrouw |
|
trouweloze echtgenoot
|
(getrouwde man of vrouw die met een ander vrijt)
|
|
trouwens
bijwoord Uitspraak: [ˈtrɑuwəns] |
als inleiding op iets dat een aanvulling vormt op wat al gezegd is>
Voorbeelden: `Ik moet trouwens naar de tandarts, dus ik kan niet me je mee.`, `Trouwens, het is nu al veel te laat; er rijden geen treinen meer.` Synoniemen: afgezien daarvan, overigens |
|
de trouwerij
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [trɑuwə'rɛi] Verbuigingen: trouwerij|en (meerv.) |
officiële trouwplechtigheid, of de hele dag waarop je trouwt
Voorbeeld: `het dagschema van de trouwerij van de kroonprins` Synoniem: huwelijk (1) |
|
de trouwjapon
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trɑujapɔn] Verbuigingen: trouwjapon|nen (meerv.) |
jurk die de vrouw op haar huwelijksdag draagt of gedragen heeft
Voorbeeld: `op je 25-jarige huwelijksfeest je trouwjapon weer dragen` |
|
trouwpak
zelfst.naamw. |
[kleding] een bruidegomskostuum dat aan de trouwdag wordt gedragen Voorbeeld: `De bruidegom gaat op de dag van zijn huwelijk meestal gekleed in een speciaal trouwpak of trouwkostuum. `
|
|
de trouwring
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trɑurɪŋ] Verbuigingen: trouwring|en (meerv.) |
ring die getrouwde mensen dragen als symbool van hun huwelijk
Voorbeeld: `op je trouwdag elkaar de gouden trouwringen aan de ringvinger schuiven` |
|
trouwen
werkw. Uitspraak: [ˈtrɑuwə(n)] Verbuigingen: trouwde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is getrouwd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
voor de wet of de kerk beloven dat je gaat samenwonen en voor elkaar en je kinderen zult zorgen
Voorbeeld: `Zij trouwen op zaterdag in het gemeentehuis van het dorp.` Synoniemen: huwen, in het huwelijk treden |
|
de truc
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tryk] Verbuigingen: truc|s (meerv.) |
handige, effectieve manier om iets te doen
Voorbeeld: `goocheltrucs` Synoniemen: handigheidje, foefje |
|
Dus dat is de truc!
|
(dus zó moet je het doen)
|
|
de truck
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trʏk] Verbuigingen: truck|s (meerv.) |
vrachtauto waarvan de aanhangwagen op een draaibaar onderstel zit
Voorbeeld: `een truck met een oplegger` |
|
trucken
werkw. Afbreekpatroon: 'truc - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: truckte (verl.tijd ) Verbuigingen: getruckt (volt.deelw.) |
rijden op een vrachtwagen verkeer
Voorbeeld: `naar beneden trucken op een bergpas is een spannende onderneming` |
|
de trucker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['trʏkər] Verbuigingen: trucker|s (meerv.) |
iemand die als beroep een vrachtwagen bestuurt
Voorbeeld: `De trucker was verblind door de zon en veroorzaakte een aanrijding.` Synoniem: vrachtwagenchauffeur |
|
de truc
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tryk] Verbuigingen: truc|s (meerv.) |
handige, effectieve manier om iets te doen
Voorbeeld: `goocheltrucs` Synoniemen: handigheidje, foefje |
|
Dus dat is de truc!
|
(dus zó moet je het doen)
|
|
de truffel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['trʏfəl] Verbuigingen: truffel|s (meerv.) |
1) eetbare knolvormige paddenstoel die onder de grond groeit
Voorbeelden: `Truffels zijn heel erg duur en worden beschouwd als een delicatesse.`, `Varkens zijn dol op truffels en worden daarom gebruikt bij het zoeken naar truffels.` 2) bonbon met een laagje cacao erover en room erin Voorbeeld: `een truffel bij de koffie` |
|
de trui
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [trœy] Verbuigingen: trui|en (meerv.) |
gesloten kledingstuk van gebreide of andere soepele stof dat je over je bovenlijf draagt, meestal met mouwen
Voorbeeld: `een trui met een col` |
|
de gele trui
|
(trui die de wielrenner draagt die bovenaan staat bij bijvoorbeeld de Tour de France)
|
|
trukeren
werkw. |
door middel van kunstgrepen naar zijn hand zetten Voorbeeld: `Die foto's zijn getrukeerd: Jan is helemaal nooit in Spanje geweest! `
|
|
trukendoos
zelfst.naamw. Afbreekpatroon: tru - ken - doos |
aantal trucjes waarover iemand beschikt;
de hoeveelheid handigheidjes die een persoon heeft Voorbeeld: `Het Nederlands elftal zal de hele trukendoos open moeten gooien om te kunnen scoren.` |
|
trukeren
werkw. |
door middel van kunstgrepen naar zijn hand zetten Voorbeeld: `Die foto's zijn getrukeerd: Jan is helemaal nooit in Spanje geweest! `
|
|
trumeau
zelfst.naamw. |
[bouwkunde] een middenpilaar of middenpijler in een brede deurpartij Voorbeeld: `Een trumeau is vaak bij het portaal van een kerk of kathedraal aan te treffen. `
|
|
de trust
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [trʏst] Verbuigingen: trust|s (meerv.) |
Angelsaksische rechtsvorm waarbij je je geld laat beheren door een ander onder bepaalde voorwaarden juridisch
Voorbeeld: `je vermogen in een trust stoppen en zelf anoniem blijven` |
|
de trut
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [trʏt] Verbuigingen: trut|ten (meerv.) |
1) scheldwoord voor een vrouw
Voorbeelden: `een dikke trut`, `Stomme trut!`, `een trut van een vrouw` Synoniemen: kuttenkop, muts 2) vagina vulgair Synoniem: kut |
|
truttig
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtrʏtəx] |
saai en stijf in je kleding of je gedrag
Voorbeeld: `een truttige jurk` Antoniem: modieus Synoniem: tuttig |
|
try
zelfst.naamw. |
[sport] doelpunt in het rugby
Voorbeeld: `Hij heeft in die wedstrijd twee keer een try gedrukt. ` [sport|eng] doelpunt (in het rugby) |
|
try-outen
werkw. Afbreekpatroon: try - 'ou - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: try-outte (verl.tijd ) Verbuigingen: getry-out (volt.deelw.) |
een voorstelling uitproberen op publiek cultuur
Voorbeeld: `Jochem Myjer komt regelmatig try-outen in het theater in Den Hoorn` |
|
tryptofaan
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een essentieel aminozuur Voorbeeld: `Van alle tryptofaan in de kalkoen die we voor Thanksgiving gegeten hebben, kreeg ik ontzettende slaap en ik was niet de enige. `
|
|
de tsaar
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tsar] Verbuigingen: tsaren (meerv.) |
keizer van Rusland poliek
|
|
Tsachoer
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Azerbeidzjan gesproken wordt Voorbeeld: `Het Tsachoer is een bedreigde taal door hele lage aantal sprekers. `
|
|
Tsjaad
zelfst.naamw. |
[land] een land in Centraal-Afrika, officieel de Republiek Tsjaad
|
|
de Tsjadiër
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tʃadijər] Verbuigingen: Tsjadiër|s (meerv.) de Tsja|dische zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tʃadi|sə] Verbuigingen: Tsjadische|s, Tsjadische|n (meerv.) |
iemand met de Tsjadische nationaliteit
|
|
Tsjadisch
bijv.naamw. Uitspraak: ['tʃadis] |
als iets of iemand uit Tsjaad komt of met Tsjaad te maken heeft
Voorbeeld: `het Tsjadische leger` |
|
de Tsjech
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tʃɛx] Verbuigingen: Tsjech|en (meerv.) de Tsjech|ische zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tʃɛx|isə] Verbuigingen: Tsjechische|n (meerv.) |
iemand met de Tsjechische nationaliteit
|
|
Tsjechië
zelfst.naamw. |
[land] een land in Midden-Europa, officieel de Tsjechische Republiek, en is het westelijke deel van het voormalige Tsjecho-Slowakije
|
|
I het Tsjechisch
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tʃɛxis] |
taal die in Tsjechië en in sommige buurlanden wordt gesproken
|
|
II Tsjechisch
bijv.naamw. Uitspraak: ['tʃɛxis] |
als iets of iemand uit Tsjechië komt of met Tsjechië te maken heeft
Voorbeeld: `De Tsjechische munteenheid is de Tsjechische kroon, ook al hoort Tsjechië bij de Europese Unie.` |
|
Tsjechische
zelfst.naamw. |
[demoniem] een inwoonster van Tsjechië, of een vrouw afkomstig uit Tsjechië
|
|
tsjeef
zelfst.naamw. |
Vlaanderen, [pejoratief] christendemocraat
|
|
de Tsjetsjeen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tʃɛt'ʃen] Verbuigingen: Tsjet|sjenen (meerv.) de Tsjetsjeen|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tʃɛt'ʃen|sə] Verbuigingen: Tsjetsjeense|s, Tsjetsjeense|n (meerv.) |
lid van een grote etnische groep van volkeren die vooral in Tsjetsjenië woont
|
|
I het Tsjetsjeens
zelfst.naamw. Uitspraak: [tʃɛt'ʃens] |
taal die door Tsjetsjenen gesproken wordt
|
|
II Tsjetsjeens
bijv.naamw. Uitspraak: [tʃɛt'ʃens] |
afkomstig uit Tsjetsjenië of iets te maken hebbend met de Tsjetsjenen
Voorbeeld: `Tsjetsjeense rebellen` |
|
Tsjoektsjisch
zelfst.naamw. |
[taal] een taal met ca. 8000 sprekers op het Tsjoektsjenschiereiland in Noordoost-Siberië Voorbeeld: `De vrouwelijke sprekers van het Tsjoektsjisch spreken de "r" als een "ts" uit. `
|
|
Tsjoevasjisch
zelfst.naamw. |
[taal] de taal van de Tsjoevasjen die tot de Turkse groep van de Altaïsche taalfamilie behoort Voorbeeld: `Heeft u veel kennis van het Tsjoevasjisch? `
|
|
Tsonga
zelfst.naamw. |
[taal] taal gesproken door 3 275 105 mensen in Zuid-Afrika, Mozambique, Swaziland en Zimbabwe
|
|
Tsou
zelfst.naamw. |
[taal] Austronesische taal, gesproken in Taiwan
|
|
de tsunami
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tsu'nami] Verbuigingen: tsunami|'s (meerv.) |
enorme vloedgolf als gevolg van een onderzeese aardbeving
Voorbeeld: `De tsunami heeft veel slachtoffers gemaakt en enorme verwoestingen aangericht.` |
|
een tsunami van ...
|
(heel erg veel ...) `Een tsunami van muggen overspoelt Nederland.`
|
|
Tswana
zelfst.naamw. |
[taal] een taal met viereneenhalf miljoen sprekers die vooral gesproken wordt in Botswana en Zuid-Afrika Voorbeeld: `In Botswana wordt vooral Tswana gesproken. `
|
|
Tuatha Dé Danann
zelfst.naamw. |
een volk uit de Ierse mythologie
Voorbeeld: `Er bestaan veel verhalen over de Tuatha Dé Danann, hun moeder Danu en haar afstammelingen. ` een volk uit de Ierse mythologie. |
|
TU
afkorting |
1) Technische Universiteit Delft onderwijs
Voorbeeld: `De TU Delft is de grootste en meest veelzijdige technische universiteit van Nederland.` 2) Theologische Universiteit Kampen onderwijs Voorbeeld: `De Theologische Universiteit wil studenten wetenschappelijk opleiden in de theologie, daarnaast wordt er ook wetenschappelijk onderzoek verricht.` |
|
Tuamotuaans
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in Frans-Polynesië gesproken wordt Voorbeeld: `Het Tuamotuaans wordt nog maar door 14.000 mensen gesproken. `
|
|
de tuba
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tyba] Verbuigingen: tuba|'s (meerv.) |
groot koperen blaasinstrument dat laag klinkt
Voorbeeld: `tuba spelen in een koperensemble` |
|
de tube
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtybə] Verbuigingen: tube|s (meerv.) |
kokertje van zacht metaal of plastic dat onderaan plat is en bovenaan een draaidop heeft als houder voor iets dikvloeibaars
Voorbeelden: `een tube tandpasta`, `een tube mayonaise` |
|
tuben
werkw. Afbreekpatroon: 'tu - ben Herkomst: «Engels Verbuigingen: tubede (verl.tijd ) Verbuigingen: getubed (volt.deelw.) |
filmpjes plaatsen op You Tube computer
Voorbeeld: `hij tubet een aantal filmpjes over zijn favoriete sport die hij wil laten zien aan andere sporters` |
|
tuberculeus
bijv.naamw. |
[medisch] met betrekking tot tuberculose Voorbeeld: `Een ontsteking aan het baarmoederslijmvlies ten gevolge van een tuberculeuze infectie heet tuberculeuze endometritis.<ref>[http://www.gezondvgz.nl/%7Bc1efcf21-3e14-4264-98cb-f1a005b08cc0%7D]</ref> `
|
|
de tuberculose
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tybɛrky'lozə] |
besmettelijke infectieziekte in je longen medisch
Voorbeeld: `Tuberculose is tegenwoordig goed te behandelen met antibiotica.` Synoniemen: tbc, tering |
|
tuberculostaticum
zelfst.naamw. |
[medisch] middel tegen tuberculose
|
|
tuben
werkw. Afbreekpatroon: 'tu - ben Herkomst: «Engels Verbuigingen: tubede (verl.tijd ) Verbuigingen: getubed (volt.deelw.) |
filmpjes plaatsen op You Tube computer
Voorbeeld: `hij tubet een aantal filmpjes over zijn favoriete sport die hij wil laten zien aan andere sporters` |
|
tubifex
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tybifɛks] Verbuigingen: tubifex|en (meerv.) |
worm die op de bodem van zoet water leeft
Voorbeeld: `Gedroogd of ingevroren worden tubifexen gebruikt als voer in een aquarium.` |
|
tubulair
bijv.naamw. |
[medisch] tubuleus, in de vorm van een buisje, buisjes betreffend
|
|
de tucht
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tʏxt] |
strenge leiding
Voorbeeld: `tucht en orde handhaven` Synoniem: discipline |
|
de tuchtcommissie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tʏx(t)kɔmɪsi] Verbuigingen: tuchtcommissie|s (meerv.) |
commissie die straf kan opleggen aan leden van een bepaalde (beroeps)groep
Voorbeelden: `de tuchtcommissie van de hockeybond`, `een medische tuchtcommissie` |
|
tuffen
werkw. Uitspraak: [tʏfə(n)] Verbuigingen: tufte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is getuft (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) rustig en langzaam rijden informeel
Voorbeeld: `op je dooie gemakje door de polder tuffen` 2) speeksel uit je mond spugen informeel Voorbeeld: `op straat tuffen als je stoer wilt doen` Synoniem: spugen |
|
Tugun
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die op de Molukken in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Het Tugun is een bedreigde taal. `
|
|
tui
zelfst.naamw. |
een kabel die gespannen wordt om iets dat rechtop staat meer stevigheid te geven.
|
|
het tuig
zelfst.naamw. Uitspraak: [tœyx] |
1) systeem van riemen, koorden en touwen
Voorbeelden: `het tuig van een trekdier`, `het tuig van een zeilschip` Synoniem: tuigage 2) onbeschofte mensen Synoniem: schorem |
|
tuig van de richel
|
(heel slecht volk)
|
|
aftuigen
werkw. Uitspraak: ['ɑftœyxə(n)] Verbuigingen: tuigde af (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft afgetuigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iemand) hard en langdurig slaan
Voorbeeld: `De winkelier krijgt een boete omdat hij een overvaller afgetuigd heeft.` Synoniem: afranselen 2) ontdoen van bepaalde onderdelen Voorbeelden: `de kerstboom aftuigen`, `je zeilboot aftuigen` Antoniem: optuigen |
|
optuigen
werkw. Uitspraak: [ˈɔptœyxə(n)] Verbuigingen: tuigde op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgetuigd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
mooier maken
Voorbeeld: `een kerstboom optuigen` Synoniem: versieren |
|
de tuigage
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tœy'xaʒə] Verbuigingen: tuigage|s (meerv.) |
systeem van riemen, koorden en touwen
Voorbeeld: `de tuigage van een antieke driemaster` Synoniem: tuig (1) |
|
tuigen
werkw. |
[verouderd] eruitzien
Voorbeeld: `Hy hadt een kort gesneden pruikje op, dat niet onäartig tuigde, met een groot, breet, vry vurig aangezicht [.]<ref>Betje Wolff en Aagje Deken, Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart<br>Drie en veertigste brief.<br>Isaac van Cleef 's-Gravenhage 1782</ref> ` [verouderd] het ergens op aanbrengen van benodigdheden of versieringen Voorbeeld: `Ze waren nog bezig met het tuigen van de kerstboom. ` [scheepvaart] een zeilschip een bepaald tuigage geven, Voorbeeld: `Tientallen jaren voer het schip vracht op de motor, totdat een liefhebber het schip kocht en het weer tuigde als zeilschip. ` [dichterlijk] getuigen Voorbeeld: `Hij leefde in u, hij wou niets anders zijn<br>Dan de onlichaamlijk-stoffelooze geest<br>Die door hand en penseel tuigde van u.<ref>"Voetwassching"<br>Albert Verwey, Het Zichtbaar Geheim<br>, Deel I: Het Eigen Rijk, onderdeel: De Verborgene, pagina 66-69<br> Amsterdam (W. Versluys) 1915.</ref> ` [veeteelt] geschikt zijn voor arbeid in een tuig v |
|
tuigmeester
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] iemand die verantwoordelijk is voor de vervaardiging van de tuigage van een schip Voorbeeld: `De zeilen werden geheel met de hand genaaid onder leiding van de tuigmeester.<ref>blz. 140 Het Statenjacht Utrecht<br> `
|
|
de tuimelaar
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tœyməlar] Verbuigingen: tuimelaar|s (meerv.) |
1) grijze dolfijn met een spitse snuit
Voorbeelden: `De tuimelaar is een intelligent dier.`, `De televisiedolfijn Flipper was een tuimelaar.` 2) glazen bol met vloeibare zeep die je moet omkeren om de zeep eruit te krijgen Voorbeeld: `je handen nat maken, de tuimelaar omkeren voor de zeep en je handen wassen` 3) poppetje met een ronde onderkant dat na een tik altijd weer rechtop gaat staan Voorbeeld: `met een tuimelaar spelen` Synoniem: duikelaar |
|
de tuin
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tœyn] Verbuigingen: tuin|en (meerv.) |
stuk grond, meestal bij een huis, waar bloemen, planten en bomen groeien
Voorbeelden: `kruidentuin`, `botanische tuin` |
|
iemand om de tuin leiden
|
(iemand misleiden)
|
|
de tuinboon
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tœymbon] Verbuigingen: tuin|bonen (meerv.) |
eetbare boon met een beetje bittere smaak
Voorbeelden: `tuinbonen doppen`, `in het voorjaar jonge tuinboontjes met spek eten` |
|
de tuinbouw
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtœymbau] |
het verbouwen van groente en fruit
|
|
tuinbroek
zelfst.naamw. |
een mouwloze overal met gespen
|
|
de tuinder
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tœyndər] Verbuigingen: tuinder|s (meerv.) |
iemand die als beroep groente en fruit verbouwt
Voorbeeld: `Die tuinder heeft een groot tuinbouwbedrijf.` |
|
tuindeur
zelfst.naamw. |
een deur die toegang geeft tot de tuin Voorbeeld: `De inbrekers kwamen via de tuindeur naar binnen. `
|
|
tuinfluiter
zelfst.naamw. |
[vogels] 'Sylvia borin', een zangvogel uit de familie van zangers 'Syviidae'
|
|
het tuingereedschap
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tœynxəretsxɑp] Verbuigingen: tuingereedschap|pen (meerv.) |
spullen om je tuin in te richten en te verzorgen
Voorbeeld: `tuingereedschap, zoals een hark, schop, heggenschaar, grasmaaier, schoffel enz.` |
|
het tuingewas
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tœynxəwɑs] Verbuigingen: tuingewas|sen (meerv.) |
wat in een tuin groeit
|
|
tuinhuis
zelfst.naamw. |
een gebouwtje in een tuin voor recreatief gebruik Voorbeeld: `Zij hebben vorig jaar een tuinhuisje laten bouwen, maar doen er eigenlijk niks mee. `
|
|
tuinier
zelfst.naamw. |
[beroep] iemand die beroepsmatig tuinen aanlegt en verzorgt
|
|
tuinieren
werkw. Uitspraak: [tœyˈnirə(n)] Verbuigingen: tuinierde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getuinierd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je tuin verzorgen als hobby
|
|
tuinier
zelfst.naamw. |
[beroep] iemand die beroepsmatig tuinen aanlegt en verzorgt
|
|
de tuinkabouter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tœynkabɑutər] Verbuigingen: tuinkabouter|s (meerv.) |
kabouter van steen om als versiering in je tuin te zetten
Voorbeeld: `een tuin vol tuinkabouters en stenen vazen` |
|
de tuinkers
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tœynkɛrs] |
eetbaar plantje met een steeltje en een paar blaadjes
Voorbeelden: `een bakje tuinkers kopen bij de groenteman`, `tuinkers in de salade of op je boterham met kaas doen` |
|
de tuinman
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtœynmɑn] Verbuigingen: tuin|mannen, tuin|lui, tuin|lieden (meerv.) |
iemand die als beroep tuinen verzorgt
|
|
tuinslang
zelfst.naamw. |
[tuinieren] een waterslang die gebruikt wordt om de tuin te besproeien. Voorbeeld: `De tuinslang was gewikkeld om een haspel. `
|
|
de tuinstoel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tœynstul] Verbuigingen: tuinstoel|en (meerv.) |
stoel voor in de tuin
Voorbeelden: `je plastic tuinstoelen het hele jaar op het terras laten staan`, `een tuinstoel met kussens` |
|
de tuinverlichting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tœynvərlɪxtɪŋ] Verbuigingen: tuinverlichting|en (meerv.) |
verlichting (1) voor in je tuin
Voorbeelden: `Tuinverlichting maakt je tuin sfeervol als het donker is.`, `tuinverlichting laten aanleggen omdat je bang bent voor inbrekers` |
|
de tuit
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tœyt] Verbuigingen: tuit|en (meerv.) |
pijpje dat uit een kan of ketel steekt waardoor je er vloeistof uit kunt gieten
Voorbeeld: `de tuit van een theepot` |
|
tranen met tuiten huilen
|
(heel erg huilen)
|
|
I tuk
bijv.naamw. |
'~ zijn op' iets graag hebben
Voorbeeld: `Hij was niet zo tuk op dat soort dingen. ` 'iemand ~ hebben' iemand een grappige streek geleverd hebben Voorbeeld: `De leerlingen hadden me goed tuk vandaag. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het tuk in de tweede betekenis erin. |
|
II tuk
zelfst.naamw. |
een korte periode van slaap
Voorbeeld: `Ik zou wel even een tukje willen doen. ` 'Twente': broekzak |
|
tukken
werkw. |
een korte periode van ondiepe slaap houden
Voorbeeld: `Ka Mossel zat daar in al haar breedheid en tukte; zij tukte meestal, als er geen klanten kwamen.<ref>De A.F.C.-ers van J.B. Schuil<br>H.J.W. Becht, Amsterdam z.j. [1915]</ref> ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het tukken in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
de tulband
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtʏlbɑnt] Verbuigingen: tulband|en (meerv.) |
1) doek die mannen in India als hoofddeksel om hun hoofd winden
Voorbeeld: `een tulband dragen` 2) grote, ronde cake met een gat in het midden Voorbeeld: `een tulband bakken` |
|
de tulband
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtʏlbɑnt] Verbuigingen: tulband|en (meerv.) |
1) doek die mannen in India als hoofddeksel om hun hoofd winden
Voorbeeld: `een tulband dragen` 2) grote, ronde cake met een gat in het midden Voorbeeld: `een tulband bakken` |
|
de tulp
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [tʏlp] Verbuigingen: tulp|en (meerv.) |
bloem die uit een bol groeit en veel in Nederland wordt geteeld
|
|
tulpenbol
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tʏlpə(n)bɔl] Verbuigingen: tulpenbol|len (meerv.) |
bol waar een tulp uit groeit
Voorbeeld: `tulpenbollen pellen als vakantiewerk in de zomer` |
|
Tulu
zelfst.naamw. |
[taal] een Dravidische taal met ongeveer twee miljoen sprekers, voornamelijk in de Indische provincie Karnataka Voorbeeld: `In het verleden is het Tulu een veel belangrijkere taal geweest met zijn eigen schrift. `
|
|
Tumbuka
zelfst.naamw. |
[taal] een Bantoe taal die in Malawi, Zambia en Tanzania gesproken wordt
[taal|eng] Tumbuka; een Bantoe taal die in Malawi, Zambia, and Tanzania gesproken wordt. |
|
de tumor
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtymɔr] Verbuigingen: tumor|en (meerv.) |
plaatselijke woekering van weefsel
Voorbeeld: `een kwaadaardige tumor` Synoniem: gezwel |
|
het tumult
zelfst.naamw. Uitspraak: [tyˈmʏlt] |
opschudding met veel lawaai
Voorbeeld: `De jongens veroorzaakten in hun dronken bui veel overlast en tumult.` Synoniem: rumoer |
|
de tune
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [cu:n] Verbuigingen: tune|s (meerv.) |
vast stukje muziek bij een radio- of tv-programma
Synoniem: herkenningsmelodie |
|
interviewen
werkw. Uitspraak: [ɪntərˈvjuwə(n)] Verbuigingen: interviewde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geïnterviewd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vragen stellen tijdens een interview
Voorbeeld: `De journalist interviewde de minister.` |
|
tunen
werkw. Afbreekpatroon: 'tu - nen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tunede (verl.tijd ) Verbuigingen: getuned (volt.deelw.) |
het afstellen van een auto of radio techniek
Voorbeeld: `hij tunet auto's en zet ze daarna op de testbank om te controleren of het goed is` Synoniemen: aanpassen, afstemmen |
|
intunen
werkw. Afbreekpatroon: 'in - tu - nen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tunede in (verl.tijd ) Verbuigingen: ingetuned (volt.deelw.) |
ergens op afstemmen
Voorbeelden: `op elkaar ingetuned zijn`, `intunen op een bepaalde radiozender` |
|
tunen
werkw. Afbreekpatroon: 'tu - nen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tunede (verl.tijd ) Verbuigingen: getuned (volt.deelw.) |
het afstellen van een auto of radio techniek
Voorbeeld: `hij tunet auto's en zet ze daarna op de testbank om te controleren of het goed is` Synoniemen: aanpassen, afstemmen |
|
tunen
werkw. Afbreekpatroon: 'tu - nen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tunede (verl.tijd ) Verbuigingen: getuned (volt.deelw.) |
het afstellen van een auto of radio techniek
Voorbeeld: `hij tunet auto's en zet ze daarna op de testbank om te controleren of het goed is` Synoniemen: aanpassen, afstemmen |
|
interviewen
werkw. Uitspraak: [ɪntərˈvjuwə(n)] Verbuigingen: interviewde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geïnterviewd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
vragen stellen tijdens een interview
Voorbeeld: `De journalist interviewde de minister.` |
|
de tuner
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['cu:nər] Verbuigingen: tuner|s (meerv.) |
radio zonder versterker en luidsprekers
Voorbeeld: `Een tuner is onderdeel van een geluidsinstallatie.` |
|
de tuner-versterker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [cu:nərvər'stɛrkər] Verbuigingen: tuner-versterker|s (meerv.) |
tuner en versterker in één apparaat
|
|
Tunesië
zelfst.naamw. |
[land] land in Noord-Afrika, officieel de Republiek Tunesië
|
|
de Tunesiër
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ty'nesijər] Verbuigingen: Tunesiër|s (meerv.) de Tune|sische zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ty'nesi|sə] Verbuigingen: Tunesische|s, Tunesische|n (meerv.) |
iemand met de Tunesische nationaliteit, of een inwoner van Tunis
|
|
Tunesisch
bijv.naamw. Uitspraak: [ty'nesis] |
als iets of iemand uit Tunesië of Tunis komt of met Tunesië of Tunis te maken heeft
|
|
Tunesische
zelfst.naamw. |
[demoniem] een uit Tunesië afkomstige vrouw
|
|
tunen
werkw. Afbreekpatroon: 'tu - nen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tunede (verl.tijd ) Verbuigingen: getuned (volt.deelw.) |
het afstellen van een auto of radio techniek
Voorbeeld: `hij tunet auto's en zet ze daarna op de testbank om te controleren of het goed is` Synoniemen: aanpassen, afstemmen |
|
de tunnel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtʏnəl] Verbuigingen: tunnel|s (meerv.) |
verkeersweg in de vorm van een gang ergens doorheen of onderdoor
Voorbeeld: `de tunnel door de Mont Blanc` |
|
de Kanaaltunnel
|
(de spoorwegtunnel tussen Engeland en Frankrijk onder het Kanaal door)
|
|
Tupí
zelfst.naamw. |
[taal] dode taal die in Brazilië werd gesproken
[taal|eng] Tupí - dode taal die in Brazilië werd gesproken. |
|
Tupinambá
zelfst.naamw. |
[taal] uitgestorven taal gesproken in Brazilië
|
|
de turbine
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tʏr'binə] Verbuigingen: turbine|s (meerv.) |
machine die de stromingsenergie kracht van water, wind of lucht omzet in mechanische energie
Voorbeelden: `In veel turbines wordt de mechanische energie onmiddellijk gebruikt om met generator stroom op te wekken.`, `windturbine` |
|
de turbotaal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tʏrbotal] |
modieus taalgebruik uit de jaren tachtig van de 20e eeuw
Voorbeelden: `Turbotaal kent eigen woorden en uitdrukkingen.`, `Het woord 'turbotaal' is in de Nederlandse taal gekomen door een boek van Jan Kuitenbrouwer uit 1987 met de titel Turbotaal, waarin de turbotaal van die tijd beschreven is.` |
|
turbulent
bijv.naamw. Uitspraak: [tʏrby'lɛnt] |
vol onrust
Voorbeelden: `Het zijn turbulente tijden voor beleggers met al die koersdalingen en koersstijgingen.`, `turbulent weer met storm, regenbuien en onweer` Antoniem: rustig Synoniemen: onrustig, roerig, onstuimig |
|
turbulente stroming
|
(luchtstroming met een onrustig en wervelend karakter)
|
|
Ik word er tureluurs van!
|
(ik word er gek/dol van)
|
|
turen
werkw. Uitspraak: [ˈtʏrə(n)] Verbuigingen: tuurde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met inspanning kijken
Voorbeelden: `in de verte turen`, `We tuurden de weg af.` |
|
de turf
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tʏrf] Verbuigingen: turven (meerv.) |
stuk gedroogd veen dat vroeger als brandstof werd gebruikt
|
|
drie turven hoog
|
((van iemand) klein) `een kereltje van drie turven hoog`
|
|
turven
werkw. Uitspraak: [ˈtʏrvə(n)] Verbuigingen: turfde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geturfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tellen door steeds groepjes van vijf streepjes op te schrijven
|
|
turfwinning
zelfst.naamw. |
het delven en gebruiksklaar maken van turf
|
|
de Turk
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tʏrk] Verbuigingen: Turk|en (meerv.) de Turk|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tʏrk|sə] Verbuigingen: Turkse|n (meerv.) |
iemand met de Turkse nationaliteit
|
|
Turkana
zelfst.naamw. |
[taal] een Oost-Nilotische taal met ongeveer 480.000 sprekers, voornamelijk in Kenia Voorbeeld: `De sprekers van het Turkana kunnen de sprekers van het Toposa redelijk verstaan maar leven in onmin met hen wegens geschillen over vee. `
|
|
Turkije
zelfst.naamw. |
[land] een land op de grens van Europa en Azië Voorbeeld: `We gaan volgende week op vakantie naar Turkije. `
|
|
Turkin
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Turkije, of een vrouw afkomstig uit Turkije
|
|
de Turkmeen
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [tʏrk'men] Verbuigingen: Turk|menen (meerv.) de Turkmeen|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tʏrk'men|sə] Verbuigingen: Turkmeense|n (meerv.) |
iemand met de Turkmeense nationaliteit
|
|
I het Turkmeens
zelfst.naamw. Uitspraak: [tʏrk'mens] |
officiële taal van Turkmenistan
Voorbeeld: `Het Turkmeens wordt ook buiten Turkmenistan gesproken.` |
|
II Turkmeens
bijv.naamw. |
als iets of iemand uit Turkmenistan komt of met Turkmenistan te maken heeft
|
|
Turkmeense
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Turkmenistan, of een vrouw afkomstig uit Turkmenistan
|
|
I turkoois
zelfst.naamw. |
[n] [kleur] kleur van turkoois, blauwgroene kleur
[n] [mineraal] een bepaald mineraal, een halfedelsteen met een blauwgroene kleur [m] een steen bestaande uit het mineraal turkoois |
|
II turkoois
bijv.naamw. |
[kleur] de kleur turkoois] hebbend
Voorbeeld: `Hij rijdt in een turkooizen auto. ` |
|
I turkooisblauw
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur blauw met RAL-nummer 5018.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het turkooisblauw? |
|
II turkooisblauw
bijv.naamw. |
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur blauw, met RAL-nummer 5018.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een turkooisblauwe auto. ` |
|
I turkooisgroen
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een blauwgroene kleur met RAL-nummer 6016; een blauwgroene kleur zoals die van turkoois.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het turkooisgroen? |
|
II turkooisgroen
bijv.naamw. |
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een blauwgroene kleur, met RAL-nummer 6016.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een turkooisgroene auto. ` |
|
turkooizen
bijv.naamw. |
[kleur] met de blauwgroene kleur turkoois Voorbeeld: `We genieten van de parelwitte stranden en de turkooizen zee. `
|
|
I het Turks
zelfst.naamw. Uitspraak: [tʏrks] |
officiële taal in Turkije en een van de officiële talen van Cyprus
Voorbeeld: `Turks wordt ook gesproken in Nederland en België door allochtonen van Turkse afkomst.` |
|
II Turks
bijv.naamw. Uitspraak: [tʏrks] |
als iets of iemand uit Turkije komt of met Turkije te maken heeft
Voorbeelden: `Turkse restaurantjes in Nederland`, `zoete Turkse koffie` |
|
Turkse
zelfst.naamw. |
[demoniem] een inwoonster van Turkije, of een vrouw afkomstig uit Turkije
|
|
omturnen
werkw. Afbreekpatroon: ` om - tur - nen Herkomst: «Engels Verbuigingen: turnde om (verl.tijd ) Verbuigingen: omgeturnd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
van inzicht of houding doen veranderen
Voorbeeld: `na haar lijst van aanbevelingen was hij helemaal omgeturnd` |
|
turnen
werkw. Uitspraak: [ˈtʏrnə(n)] Verbuigingen: turnde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geturnd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
gymnastiekoefeningen aan of op een toestel doen sport
Voorbeeld: `Voorbeelden van turntoestellen zijn de evenwichtsbalk en de brug, maar ook de 'vloer' wordt een toestel genoemd.` |
|
de turner
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tʏrnər] Verbuigingen: turner|s (meerv.) de turn|ster zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tʏrn|stər] Verbuigingen: turnster|s (meerv.) |
iemand die als hobby of als beroep turnt sport
|
|
de turnzaal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['tʏrnzal] Verbuigingen: turn|zalen (meerv.) |
zaal om in te turnen
Voorbeeld: `Veel scholen hebben een turnzaal voor de gymnastieklessen.` Synoniemen: gymnastiekzaal, gymzaal |
|
I turquoise
zelfst.naamw. |
[kleur] kleur van het mineraal turkoois, een blauwgroene kleur
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het turquoise? |
|
II turquoise
bijv.naamw. |
[kleur] blauwgroene kleur
Voorbeeld: `De hotels liggen aan prachtige witte stranden met een turquoise zee. ` |
|
turven
werkw. Uitspraak: [ˈtʏrvə(n)] Verbuigingen: turfde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft geturfd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tellen door steeds groepjes van vijf streepjes op te schrijven
|
|
tussen
voorzetsel Uitspraak: [ˈtʏsə(n)] |
1) op een plaats met aan beide kanten iemand of iets
Voorbeeld: `de weg tussen Amsterdam en Utrecht` 2) op een moment na het eerst genoemde tijdstip maar vóór het tweede Voorbeelden: `tussen twaalf en twee uur`, `tussen Kerstmis en Nieuwjaar` 3) op een plaats in het midden van Voorbeeld: `zich tussen de mensen begeven` Synoniemen: onder, omringd door 4) zonder eigen betekenis in verschillende uitdrukkingen |
|
tussen ons gezegd en gezwegen
|
(commentaar waarmee je aangeeft dat wat je hebt gezegd, geheim moet blijven)
|
|
het verschil tussen jou en mij
|
(dat waarin jij en ik van elkaar verschillen)
|
|
tussen-s
zelfst.naamw. |
[grammatica] de letter s die wordt toegevoegd wanneer twee woorden in een samenstelling samengevoegd worden tot een nieuw woord. Voorbeeld: `De tussen-s wordt alleen geschreven als hij wordt uitgesproken. `
|
|
tussenbeide komen
|
(twee mensen die ruzie maken uit elkaar halen en ervoor zorgen dat ze ophouden met ruzie maken)
|
|
tussendoor
bijwoord Uitspraak: [tʏsə(n)ˈdor] |
tussen andere dingen of werkzaamheden door
Voorbeelden: `ergens tussendoor glippen`, `Tussendoor haal ik de kinderen van de crèche.` |
|
het tussendoortje
zelfst.naamw. Uitspraak: [tʏsə(n)'dorcə] Verbuigingen: tussendoortje|s (meerv.) |
hapje tussen de maaltijden
Voorbeeld: `Van te veel tussendoortjes word je dik.` |
|
tussenfase
zelfst.naamw. |
een korte fase tussen twee tijdvakken of verschijningsvormen Voorbeeld: `Hij spreekt zelf van een tussenfase waarin niet wordt onderhandeld. `
|
|
de tussenkomst
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈtʏsə(n)kɔmst] |
1) het je ergens mee bemoeien
Voorbeeld: `Door jouw tussenkomst hebben ze zich met elkaar verzoend.` Synoniemen: bemoeienis, inmenging, interventie, bemiddeling 2) bijdrage in de kosten Voorbeeld: `een financiële tussenkomst bij de gemeente aanvragen` |
|
de tussenkop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tʏsə(n)kɔp] Verbuigingen: tussenkop|pen (meerv.) |
titel tussen tekstgedeelten
Voorbeeld: `Op internet wemelt het van de tussenkopjes, in traditionele krantenartikelen zijn ze zeldzaam.` |
|
tussenleggertje
zelfst.naamw. |
het plastic velletje tussen plakjes vleeswaren Voorbeeld: `Het tussenleggertje zorgde dat de plakjes vleeswaren niet aan elkaar bleven plakken. `
|
|
de tussenoplossing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['tʏsə(n)ɔplɔsɪŋ] Verbuigingen: tussenoplossing|en (meerv.) |
1) oplossing die tussen twee uitersten ligt
Voorbeeld: `Een kleinschalige kinderopvang voor twaalf kinderen is een goede tussenoplossing tussen de gastouder en een groot kinderdagverblijf.` Synoniem: tussenweg 2) tijdelijke oplossing voor een probleem Voorbeelden: `Dit een tussenoplossing; voor een fundamentele oplossing is onderzoek nodig.`, `een creatieve tussenoplossing die tijd geeft om echte oplossingen te zoeken` |
|
de tussensprint
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tʏsə(n)sprɪnt] Verbuigingen: tussensprint|s (meerv.) |
versnelling van het tempo tijdens een rit sport
Voorbeeld: `een tussensprint in een etappe van de Tour de France` |
|
de tussenstand
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tʏsə(n)stɑnt] Verbuigingen: tussenstand|en (meerv.) |
elk van de uitslagen tot het eindresultaat er is
Voorbeelden: `de tweede tussenstand van de verkiezingen`, `De tussenstand van de voetbalwedstrijd is 1-0.` |
|
de tussenstop
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tʏsə(n)stɔp] Verbuigingen: tussenstop|s (meerv.) |
pauze tijdens een tocht
Voorbeeld: `op weg naar het buitenland om de twee uur een tussenstop maken` |
|
in de tussentijd
|
(ondertussen, intussen) `Dat duurt nog wel eventjes en in de tussentijd kan er van alles gebeuren.`
|
|
tussentijds
bijv.naamw. Uitspraak: ['tʏsə(n)tɛits] |
tussen twee vaste tijdstippen in
Voorbeelden: `tussentijdse verkiezingen houden`, `een tussentijdse evaluatie` |
|
het tussenvoegsel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['tʏsə(n)vuxsəl] Verbuigingen: tussenvoegsel|s (meerv.) |
eerste woord of woorden van achternamen die uit meer woorden bestaan
Voorbeelden: `In 'Jan ten Kate' is 'ten' het tussenvoegsel. In 'Tine van den Heuvel' is 'van den' het tussenvoegsel.`, `In België wordt het tussenvoegsel met een hoofdletter geschreven, in Nederland niet altijd.` |
|
het tussenwerpsel
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtʏsə(n)wɛrpsəl] Verbuigingen: tussenwerpsel|s (meerv.) |
woord dat in zijn eentje een hele zin kan vormen, vooral in uitroepen zoals 'toe', 'ssst', 'helaas' grammatica
|
|
zich optutten
reflexief werkw. Uitspraak: ['ɔptʏtə(n)] Verbuigingen: tutte op (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft opgetut (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
je opmaken door middel van make-up of kleding
Voorbeeld: `Wat zie jij er opgetut uit!` |
|
tutoyeren
werkw. Uitspraak: [tytwaˈjerə(n)] Verbuigingen: tutoyeerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getutoyeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
iemand met 'je', 'jij' en 'jou' aanspreken
Voorbeeld: `Zullen we elkaar maar tutoyeren?` Antoniem: vousvoyeren Synoniem: jijen en jouen |
|
de tutter
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tʏtər] Verbuigingen: tutter|s (meerv.) |
losse zuigspeen die baby`s in hun mond krijgen om ze tevreden te houden
Synoniem: fopspeen |
|
tuttig
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtʏtəx] |
saai en stijf in kleding en gedrag
Voorbeeld: `een tuttig kind` Synoniem: truttig |
|
turen
werkw. Uitspraak: [ˈtʏrə(n)] Verbuigingen: tuurde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getuurd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met inspanning kijken
Voorbeelden: `in de verte turen`, `We tuurden de weg af.` |
|
tuurlijk
bijwoord Uitspraak: ['tyrlək] |
natuurlijk informeel
Voorbeeld: `Ga je mee? Tuurlijk!` |
|
Tuvalu
zelfst.naamw. |
[land] een land in Oceanië Voorbeeld: `Tuvalu is niet zo'n bekend land. `
|
|
Tuvaluaan
zelfst.naamw. |
[demoniem] een inwoner van Tuvalu, of iemand afkomstig uit Tuvalu
|
|
Tuvaluaans
zelfst.naamw. |
[taal] Austronesische taal, gesproken door 13.080 mensen in Tuvalu, Fiji, Kiribati, Nauru en Nieuw-Zeeland
|
|
de tv
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [teˈve] Verbuigingen: tv|'s (meerv.) |
televisie
Voorbeeld: `Er is geen bal op de tv.` |
|
tv-kijken
werkw. |
aandacht schenken aan een programma vertoond op een televisietoestel Voorbeeld: `Hij keek de hele avond tv. `
|
|
de tv-serie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [te'veseri] Verbuigingen: tv-serie|s (meerv.) |
televisieprogramma in afleveringen
Voorbeeld: `elke maandagavond naar een aflevering van de tv-serie kijken` Synoniem: televisieserie |
|
twaalf
telwoord Uitspraak: [twalf] |
het getal 12
|
|
Het is vijf voor twaalf.
|
(commentaar om aan te geven dat er snel maatregelen moeten worden getroffen, anders is het te laat>)
|
|
twaalfde
rangtelwoord Uitspraak: [ˈtwalvdə] |
in een volgorde
nummer 12 |
|
twaalfmijlsgrens
zelfst.naamw. |
de grens van de territoriale wateren van een staat, twaalf mijl uit de kust
|
|
twaalftoonsmuziek
zelfst.naamw. |
[muziek] muziek gecomponeerd volgens de techniek waarbij is uitgegaan van twaalf gelijkwaardige tonen binnen het octaaf Voorbeeld: `Weet je dat in de twaalftoonsmuziek op basis van reeksen van twaalf verschillende tonen wordt gecomponeerd? `
|
|
twaalftoonstechniek
zelfst.naamw. |
[muziek] een compositietechniek waarbij uitgegaan wordt van twaalf gelijkwaardige tonen binnen een octaaf Voorbeeld: `Weet je dat in de twaalftoonstechniek met reeksen van twaalf verschillende tonen wordt gewerkt? `
|
|
twaalfvoetsjol
zelfst.naamw. |
[scheepvaart] klein zeilboot|zeilbootje, 12 voet lang (3,66 meter)
|
|
twatwa
zelfst.naamw. |
[dierkunde], [vogels] [species|Oryzoborus crassirostris], een gorzensoort uit Midden- en Zuid-Amerika
|
|
tweaken
werkw. Afbreekpatroon: 'twea - ken Herkomst: «Engels Verbuigingen: tweakte (verl.tijd ) Verbuigingen: getweakt |
aanpassen, precies afstellen, optimaliseren
Voorbeeld: `je toestel tweaken totdat het helemaal naar je wens is` |
|
twee
telwoord Uitspraak: [twe] |
het getal 2
|
|
twee onder één kap
|
(twee huizen naast elkaar met een gemeenschappelijk dak)
|
|
van tweeën één
|
(je moet kiezen: het één of het ander)
|
|
tweeatomig
bijv.naamw. |
[scheikunde] bestaande uit twee atomen Voorbeeld: `Stikstof en zuurstof zijn gassen die bestaan uit tweeatomige atomen. `
|
|
de tweebaansweg
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['twebanswɛx] Verbuigingen: tweebaansweg|en (meerv.) |
weg bestaande uit één rijbaan en twee rijstroken met verkeer in tegenovergestelde richting
Voorbeeld: `een tweebaansweg met een maximumsnelheid van tachtig kilometer per uur` |
|
de tweecomponentenlijm
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [twekɔmpo'nɛntə(n)lɛim] |
lijm die werkzaam is door een chemische reactie tussen twee vlak voor gebruik samengevoegde stoffen
Voorbeeld: `tweecomponentenlijm op epoxybasis` |
|
Tweede Kamer
zelfst.naamw. |
voluit Tweede Kamer der Staten-Generaal, bestaat uit 150 gekozen leden en vormt samen met de Eerste Kamer de Staten-Generaal of het parlement Voorbeeld: `De Tweede Kamer vergaderde tot diep in de nacht over het wetsvoorstel. `
|
|
Tweede Kamerlid
zelfst.naamw. |
[politiek] iemand die verkozen is zitting te hebben in de Tweede Kamer der Staten-Generaal Voorbeeld: `Hij is al tien jaar Tweede Kamerlid. `
|
|
tweedehands
bijv.naamw. Uitspraak: [twedəˈhɑnts] |
al eerder door iemand anders gekocht en gebruikt
Voorbeelden: `tweedehands kleren`, `tweedehandsboekwinkel` |
|
de tweedekker
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['twedɛkər] Verbuigingen: tweedekker|s (meerv.) |
vliegtuig met aan elke kant twee vleugels boven elkaar
Voorbeeld: `een historische tweedekker` |
|
tweedelig
bijv.naamw. Uitspraak: [twe'deləx] |
die of dat uit twee delen bestaat
Voorbeelden: `een tweedelige encyclopedie`, `een historisch pand met een tweedelige deur` |
|
tweederangs
bijv.naamw. Uitspraak: [twedəˈrɑŋs] |
van mindere kwaliteit
Voorbeeld: `een tweederangs hotel` |
|
de tweedracht
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ˈtwedrɑxt] |
situatie waarin je het niet met elkaar eens bent en verschillende belangen hebt
Synoniem: tweespalt |
|
tweedracht zaaien
|
(ruzie veroorzaken)
|
|
tweeënhalf
bijv.naamw. Uitspraak: ['twejənhɑlf] |
het getal 2 1/2 of 2.5
Voorbeeld: `tweeënhalf jaar gevangenisstraf krijgen` Synoniem: twee en een half |
|
tweeërlei
bijv.naamw. |
'alleen attributief' van twee soorten Voorbeeld: `Dat is voor tweeërlei uitleg vatbaar. `
|
|
tweejarig
bijv.naamw. Uitspraak: [tweˈjarəx] |
1) twee jaar oud
Voorbeeld: `een tweejarig kind` 2) twee jaar durend Voorbeeld: `een tweejarig verblijf op Aruba` |
|
de tweekamp
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['twekɑmp] Verbuigingen: tweekamp|en (meerv.) |
wedstrijd tussen twee personen of ploegen sport
Voorbeeld: `de tweekamp om het clubkampioenschap dammen` |
|
de tweeklank
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tweklɑŋk] Verbuigingen: tweeklank|en (meerv.) |
1) combinatie van twee verschillende klinkers binnen een lettergreep taalkunde
Voorbeeld: `Nederlandse tweeklanken zijn 'au', 'ei' en 'ui'.` Synoniem: diftong 2) samenklank van twee verschillende tonen muziek Voorbeeld: `Een voorbeeld van een tweeklank is een terts.` |
|
tweekleppige
zelfst.naamw. |
[dierkunde] een dier dat behoort tot de klasse 'Bivalvia' Voorbeeld: `Oesters en mossels zijn de bekendste tweekleppigen. `
|
|
tweeledig
bijv.naamw. Uitspraak: [twe'ledəx] |
die of dat uit twee delen bestaat
Voorbeelden: `een tweeledige boodschap`, `De tegenstelling tussen rijk en arm leidde tot een tweeledige maatschappij.` |
|
tweelicht
zelfst.naamw. |
de tijd van de dag waarop het licht dan wel donker wordt
Voorbeeld: `Het tweelicht komt vroeg in de winter. ` tussen licht en donker, op de tijd van de dag waarop het licht dan wel donker wordt Voorbeeld: `Door het tweelicht kon hij enkel de vage contouren van zijn vrienden onderscheiden. ` |
|
de tweeling
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtwelɪŋ] Verbuigingen: tweeling|en (meerv.) |
twee kinderen die uit één zwangerschap zijn geboren
|
|
een eeneiige tweeling
|
(twee kinderen die uit één bevruchte eicel zijn geboren)
|
|
tweemaal
bijwoord Uitspraak: [ˈtwemal] |
twee keer
Synoniem: dubbel |
|
tweep
zelfst.naamw. Herkomst: «Engels |
een Twittergebruiker Twitterjargon
Voorbeeld: `Iemand die actief is op het sociale netwerk Twitter is een Tweep.` Synoniem: twitteraar |
|
tweepersoons
bijv.naamw. |
bedoeld voor twee personen Voorbeeld: `We hebben een tweepersoons luchtbed gekocht. `
|
|
de tweepersoonstent
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['twepɛrsonstɛnt] Verbuigingen: tweepersoonstent|en (meerv.) |
tent waarin twee personen kunnen slapen
Voorbeeld: `samen gaan kamperen met je tweepersoonstent` |
|
het tweerichtingsverkeer
zelfst.naamw. Uitspraak: [twe'rɪxtɪŋsfərker] |
1) verkeer met tegenovergestelde rijrichtingen op één weg
Voorbeeld: `een fietspad voor tweerichtingsverkeer` 2) wederzijdse communicatie Voorbeelden: `Een functioneringsgesprek is open en gelijkwaardig; het is tweerichtingsverkeer tussen de leidinggevende en de medewerker.`, `Vriendschap is tweerichtingsverkeer.` |
|
tweesnijdend zwaard
zelfst.naamw. |
een bijzonder moeilijke keuze, waarvan beide mogelijkheden weinig aantrekkelijk zijn Voorbeeld: `Dat is echt een tweesnijdend zwaard en het is goed te begrijpen dat je er grote moeite mee hebt. `
|
|
de tweespalt
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['twespɑlt] |
situatie waarin je het niet met elkaar eens bent en verschillende belangen hebt
Voorbeeld: `tweespalt over de oplossing van een probleem` Synoniemen: tweedracht, onenigheid |
|
tweespalt zaaien
|
(ruzie, onenigheid veroorzaken) `populistische partijen die tweespalt zaaien in de samenleving`
|
|
de tweesprong
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['twesprɔŋ] Verbuigingen: tweesprong|en (meerv.) |
plaats waar een weg zich in tweeën splitst
Voorbeeld: `op een tweesprong twijfelen hoe je verder moet lopen` Synoniem: driesprong |
|
op een tweesprong staan
|
(moment waarop je een beslissende keuze moet maken) `Het gebruik van biometrie staat op een tweesprong: gaan we naar een veiliger samenleving of juist naar een Big Brotherstaat?`
|
|
de tweestrijd
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtwestrɛit] |
onzekerheid over wat je moet kiezen
Synoniem: twijfel |
|
in tweestrijd verkeren/staan
|
(twijfelen)
|
|
tweeten
werkw. Afbreekpatroon: 'twee - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: tweette (volt.deelw.) Verbuigingen: getweet (volt.deelw.) |
het plaatsen van een bericht op Twitter communicatie
Voorbeeld: `ze tweet dat ze zojuist haar rijbewijs heeft gehaald` |
|
tweetaktmotor
zelfst.naamw. |
[motortechniek] explosiemotor waarbij het arbeidsproces in twee zuigerslagen verloopt
|
|
het tweetal
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtwetɑl] Verbuigingen: tweetal|len (meerv.) |
groep van twee
Voorbeeld: `De klus zal vermoedelijk een tweetal weken tijd in beslag nemen.` Synoniemen: paar, stel, duo |
|
tweetalig
bijv.naamw. Uitspraak: [tweˈtaləx] |
1) (van iemand) twee talen sprekend
Voorbeeld: `Door zijn Franse vader en Nederlandse moeder is hij volledig tweetalig.` 2) in twee talen opgesteld of gegeven Voorbeeld: `tweetalig onderwijs` |
|
het tweetal
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtwetɑl] Verbuigingen: tweetal|len (meerv.) |
groep van twee
Voorbeeld: `De klus zal vermoedelijk een tweetal weken tijd in beslag nemen.` Synoniemen: paar, stel, duo |
|
het tweetallig stelsel
|
(stelsel waarbij alleen de cijfers 0 en 1 gebruikt worden voor het noteren van getallen) Synoniem: het binaire stelsel
|
|
tweeten
werkw. Afbreekpatroon: 'twee - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: tweette (volt.deelw.) Verbuigingen: getweet (volt.deelw.) |
het plaatsen van een bericht op Twitter communicatie
Voorbeeld: `ze tweet dat ze zojuist haar rijbewijs heeft gehaald` |
|
tweeverdieners
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtwevərdinərs] |
twee mensen die samenwonen en ieder een eigen inkomen hebben
|
|
tweevoud
zelfst.naamw. |
een veelvoud van twee
Voorbeeld: `Ik wil dit graag in tweevoud hebben. ` een grammaticale vorm die weergeeft dat er twee zelfstandigheden bedoeld worden Voorbeeld: `Het tweevoud komt nog maar weinig voor. ` |
|
tweevoudig
bijv.naamw. Uitspraak: [tweˈvɑudəx] |
dubbel
Voorbeeld: `een tweevoudige botbreuk` |
|
de tweewieler
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['twewilər] Verbuigingen: tweewieler|s (meerv.) |
vervoermiddel waarvan je de wielen via een kettingsysteem aan het draaien brengt door op pedalen te trappen formeel
Voorbeeld: `Een segway heeft twee wielen, maar we noemen het geen tweewieler.` Synoniem: fiets |
|
tweewielig
bijv.naamw. |
uitgerust met twee wielen
Voorbeeld: `Deze weg is alleen toegankelijk voor tweewielige voertuigen, zoals motorfietsen en voor ruiters te paard. ` tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het tweewielig in de tweede betekenis erin. ` |
|
Twents
zelfst.naamw. |
[taal] een Nedersaksische taalvariëteit die wordt gesproken in Twente Voorbeeld: `Het Twents wordt in bijna alle Twentse gemeenten gesproken. `
|
|
Twi
zelfst.naamw. |
[taal] taal die oorsponkelijk door de Ashanti's gesproken werd, Twi wordt met name in Ghana gesproken
|
|
de twijfel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈtwɛifəl] Verbuigingen: twijfel|s (meerv.) |
onzeker gevoel over wat je moet doen of denken
Voorbeeld: `twijfels hebben/koesteren` Synoniem: tweestrijd |
|
het lijdt geen twijfel dat
|
(het is zeker dat)
|
|
boven iedere twijfel verheven zijn
|
(vaststaan, zeker zijn)
|
|
twijfelachtig
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtwɛifəlɑxtəx] |
1) niet zeker
Voorbeeld: `De juistheid van dit verhaal is uiterst twijfelachtig.` Synoniemen: betwistbaar, dubieus 2) waarschijnlijk niet te vertrouwen of van slechte kwaliteit Voorbeelden: `een twijfelachtige reputatie hebben`, `De deelstaat met de twijfelachtige eer het hoogste aantal politieke moorden van heel Mexico te hebben.` Synoniemen: verdacht, dubieus, bedenkelijk |
|
twijfelen
werkw. Uitspraak: [ˈtwɛifələ(n)] Verbuigingen: twijfelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getwijfeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
niet weten wat je moet doen of denken
Voorbeelden: `Dat bracht mij aan het twijfelen.`, `Ik twijfel nog of ik mee zal gaan.` |
|
twijfelen aan
werkw. Uitspraak: [ˈtwɛifələn an] Verbuigingen: twijfelde aan (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getwijfeld aan (volt.deelw.) |
niet zeker weten of iets juist is
Voorbeeld: `twijfelen aan de oprechtheid van iemand` Synoniem: betwijfelen |
|
het twijfelgeval
zelfst.naamw. Uitspraak: ['twɛifəlxəvɑl] Verbuigingen: twijfelgeval|len (meerv.) |
iets of iemand waarover je onzeker bent
Voorbeeld: `Twee spelers vallen uit door blessures en een derde is nog een twijfelgeval; misschien is hij zondag weer fit.` |
|
de twijg
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [twɛix] Verbuigingen: twijg|en (meerv.) |
buigzaam en dun takje
Synoniem: teen |
|
twinkelen
werkw. Uitspraak: [ˈtwɪŋkələ(n)] Verbuigingen: twinkelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getwinkeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (van sterren) schijnbaar snel achter elkaar meer of minder licht geven
Voorbeeld: `een heldere nacht met twinkelende sterren aan de hemel` Synoniem: schitteren 2) (van ogen) bewegend licht uitstralen of weerkaatsen Voorbeeld: `Met twinkelende ogen vertelde hij over zijn avontuurtje.` Synoniemen: glinsteren, stralen |
|
twintig
telwoord Uitspraak: [ˈtwɪntəx] |
het getal 20
|
|
twintigste
rangtelwoord Uitspraak: [ˈtwɪntəxstə] |
in een volgorde
nummer 20 Voorbeeld: `de twintigste eeuw` |
|
twirlen
werkw. Afbreekpatroon: 'twir - len Herkomst: «Engels Verbuigingen: twirlde (verl.tijd ) Verbuigingen: getwirld (volt.deelw.) |
bewegingen maken met een baton (stokje of stick) sport
Voorbeeld: `Majorettes twirlen terwijl ze achter de drumband aan lopen.` Synoniem: jongleren met een stokje |
|
de twist
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [twɪst] Verbuigingen: twist|en (meerv.) |
1) ruzie
Voorbeeld: `verzwakking van een land door binnenlandse twisten en burgeroorlogen` Synoniem: onenigheid |
|
twist zaaien
|
(ruzie veroorzaken) `opgefokte mensen die om futiliteiten al twist zaaien`
|
|
2)
een twist geven aan iets |
((iets) een beetje veranderen zodat het leuker of spannender wordt) `Ik vond het recept nogal saai dus ik heb er een twist aan gegeven door er zure room aan toe te voegen.`
|
|
twisten
werkw. Uitspraak: [ˈtwɪstə(n)] Verbuigingen: twistte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getwist (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
ruzie maken
Voorbeeld: `twisten over de grenslijn` |
|
over smaak valt niet te twisten
|
(dit zeg je als je aanvaardt dat iemand niet dezelfde dingen mooi vindt als jij)
|
|
twitteren
werkw. Uitspraak: ['twɪtərə(n)] Verbuigingen: twitterde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getwitterd (volt.deelw.) |
korte berichtjes van maximaal 140 tekens sturen naar je vrienden op een online sociaal netwerk
Voorbeeld: `Bijna iedereen twittert tegenwoordig, jongeren maar ook politici.` |
|
twooshen
werkw. Afbreekpatroon: 'twoo - shen Herkomst: «Engels Verbuigingen: twooshte (verl.tijd ) Verbuigingen: getwoosht (volt.deelw.) |
een Twitterbericht van precies 140 karakters verzenden communicatie
Voorbeeld: `Ben twoosht rustig verder na het voorval op zijn werk.` |
|
de twoseater
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tusi:tər] Verbuigingen: twoseater|s (meerv.) |
1) voertuig voor twee personen
Voorbeeld: `een twoseater met twee stoelen naast of achter elkaar` 2) bank voor twee personen Voorbeeld: `voor je studentenkamer een twoseater kopen` Synoniem: tweezitsbank |
|
ty
afkorting |
thank you
Voorbeeld: `ty! is handige sms-taal voor dankjewel` Synoniem: 10q; Thq |
|
tycoon
zelfst.naamw. |
een rijk persoon die een groot deel van een bepaalde bedrijfstak in handen heeft Voorbeeld: `De Indische tycoon Lakshmi Mittal kocht in 2006 het staalbedrijf Arcelor en werd daarmee de eigenaar van de grootste staalproducent ter wereld. `
|
|
tyfoon
zelfst.naamw. |
[meteorologie] een hevige wervelstorm in de Chinese Zee en de Stille Oceaan die ontstaat uit een tropische depressie Voorbeeld: `Op 20 oktober 2004 werd Japan getroffen door één van de zwaarste tyfoons uit de laatste decennia. `
|
|
de tyfus
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['tifʏs] |
infectieziekte waarbij je hoge koorts en andere ziekteverschijnselen hebt medisch
Voorbeeld: `Tyfus is te behandelen met antibiotica.` |
|
tympanum
zelfst.naamw. |
[medisch] trommelholte van het oor, het middenoor
|
|
typen
werkw. Uitspraak: [ˈtipə(n)] Verbuigingen: typte (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getypt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
door op de toetsen van een schrijfmachine of toetsenbord te slaan een tekst schrijven
Voorbeeld: `met tien vingers typen` Synoniem: tikken (2) |
|
blind typen
|
(de juiste toetsen aanslaan zonder te kijken)
|
|
intunen
werkw. Afbreekpatroon: 'in - tu - nen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tunede in (verl.tijd ) Verbuigingen: ingetuned (volt.deelw.) |
ergens op afstemmen
Voorbeelden: `op elkaar ingetuned zijn`, `intunen op een bepaalde radiozender` |
|
uittesten
werkw. Uitspraak: ['œytɛstə(n)] Verbuigingen: testte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgetest (volt.deelw.) |
(iets) onderzoeken door het te testen
Voorbeelden: `een nieuw medicijn uittesten`, `een tweedehands auto uittesten voor je hem koopt`, `een methodiek uittesten voor je die grootschalig gaat toepassen` |
|
het type
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtipə] Verbuigingen: type|n, type|s (meerv.) |
1) bepaalde soort
Voorbeelden: `een ander type computer`, `De autofabriek bracht een nieuw type uit.` 2) persoon met bepaalde eigenschappen Voorbeelden: `een blond type`, `een raar type`, `Hij ziet er best leuk uit, maar hij is mijn type niet.` |
|
typecasten
werkw. Afbreekpatroon: 'type - cas - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: typecastte (verl.tijd ) Verbuigingen: getypecast (volt.deelw.) |
een bepaald type acteur selecteren voor een bepaalde rol cultuur
Voorbeeld: `Herman wordt altijd als bankier getypecast` |
|
typeren
werkw. Uitspraak: [tiˈperə(n)] Verbuigingen: typeerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getypeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de kenmerken van iets of iemand noemen waaraan je het, hem of haar herkent
Voorbeelden: `Zo'n opmerking typeert haar.`, `Zó kun je het werk van Bach het beste typeren.` Synoniemen: kenschetsen, karakteriseren |
|
intunen
werkw. Afbreekpatroon: 'in - tu - nen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tunede in (verl.tijd ) Verbuigingen: ingetuned (volt.deelw.) |
ergens op afstemmen
Voorbeelden: `op elkaar ingetuned zijn`, `intunen op een bepaalde radiozender` |
|
uittesten
werkw. Uitspraak: ['œytɛstə(n)] Verbuigingen: testte uit (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft uitgetest (volt.deelw.) |
(iets) onderzoeken door het te testen
Voorbeelden: `een nieuw medicijn uittesten`, `een tweedehands auto uittesten voor je hem koopt`, `een methodiek uittesten voor je die grootschalig gaat toepassen` |
|
typeren
werkw. Uitspraak: [tiˈperə(n)] Verbuigingen: typeerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft getypeerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
de kenmerken van iets of iemand noemen waaraan je het, hem of haar herkent
Voorbeelden: `Zo'n opmerking typeert haar.`, `Zó kun je het werk van Bach het beste typeren.` Synoniemen: kenschetsen, karakteriseren |
|
typerend
bijv.naamw. Uitspraak: [tiˈperənt] |
die of dat iets of iemand onderscheidt van andere(n)
Voorbeeld: `Dat wereldbeeld is typerend voor de middeleeuwen.` Synoniemen: kenmerkend, karakteristiek |
|
het type
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈtipə] Verbuigingen: type|n, type|s (meerv.) |
1) bepaalde soort
Voorbeelden: `een ander type computer`, `De autofabriek bracht een nieuw type uit.` 2) persoon met bepaalde eigenschappen Voorbeelden: `een blond type`, `een raar type`, `Hij ziet er best leuk uit, maar hij is mijn type niet.` |
|
typesetten
werkw. Afbreekpatroon: 'type - set - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: typesette (verl.tijd ) Verbuigingen: getypeset (volt.deelw.) |
het opmaken van de tekst
Voorbeeld: `na het typesetten kan het boekje gedrukt worden` |
|
typisch
bijv.naamw. Uitspraak: [ˈtipis] |
1) karakteristiek
Voorbeeld: `een typisch romantisch schilderij` Synoniemen: kenmerkend, typerend 2) eigenaardig Voorbeeld: `Wat een typische vent!` Synoniem: vreemd |
|
typograaf
zelfst.naamw. |
[beroep] iemand die zich bezighoudt met het vormgeven, zetten en drukken van teksten
|
|
de typografie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tipoxra'fi] |
vormgeving (van een tekst)
Voorbeeld: `Typografie wordt toegepast om het doel en de inhoud van een tekst te ondersteunen, bijvoorbeeld door de keuze van de tekstindeling, het lettertype, de tekstkleur enz.` |
|
typografiek
zelfst.naamw. |
[kunst] grafiek met het gebruik van de letter als beeldend element Voorbeeld: `Bij de 'Stichting Drukwerk in de Marge' zijn ook grafisch kunstenaars bezig die goed weergeven wat typografiek eigenlijk is. `
|
|
typografisch
bijv.naamw. Uitspraak: [tipo'xrafis] |
die of dat te maken heeft met typografie
Voorbeelden: `een typografisch ontwerp voor een webpagina`, `een typografisch boekomslag, dus zonder plaatjes` |
|
typografisch gedicht
|
(gedicht waarvan de uiterlijke vorm bijzonder en erg belangrijk is) `De vorm van een typografisch gedicht beeldt vaak de inhoud uit.` Synoniem: figuurgedicht
|
|
de typologie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [tipolo'xi] Verbuigingen: typologie|ën (meerv.) |
1) (van personen, andere levende wezens of zaken) onderverdeling in soorten op basis van bepaalde kenmerken
Voorbeelden: `de typologie van aardewerk volgens de tijd van ontstaan`, `een typologie van mensen op basis van persoonlijkheidskenmerken` 2) interpretatie van de bijbel waarbij personen en gebeurtenissen uit het Oude Testament een voorbode zijn van gebeurtenissen in het leven van Christus religie |
|
typosquatten
werkw. Afbreekpatroon: 'ty - po - squat - ten Herkomst: «Engels Verbuigingen: typosquatte (verl.tijd ) Verbuigingen: getyposquat (volt.deelw.) |
het registreren van bepaalde domeinnamen met als doel het afpakken van bezoekers die deze domeinnamen per ongeluk invoeren computer
Voorbeeld: `typosquatten door bijvoorbeeld microdoft.com te registreren, vol te zetten met reclame en daar geld mee verdienen` Synoniem: tikfoutprofiteren |
|
intunen
werkw. Afbreekpatroon: 'in - tu - nen Herkomst: «Engels Verbuigingen: tunede in (verl.tijd ) Verbuigingen: ingetuned (volt.deelw.) |
ergens op afstemmen
Voorbeelden: `op elkaar ingetuned zijn`, `intunen op een bepaalde radiozender` |
|
intypen
werkw. Uitspraak: ['ɪntipə(n)] Verbuigingen: typte in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingetypt (volt.deelw.) |
(gegevens) met een toetsenbord invoeren in je computer
Voorbeeld: `de code van een computerprogramma intypen` Synoniem: intikken |
|
uittypen
werkw. Afbreekpatroon: 'uit - ty - pen Herkomst: «Engels Verbuigingen: typte uit (verl.tijd ) Verbuigingen: uitgetypt (volt.deelw.) |
teksten uittikken op een typemachine of een toetsenbord arbeid
Voorbeeld: `Hannie, wil je dit contract even voor me uittypen?` |
|
tyroliet
zelfst.naamw. |
[mineraal] een calciumkoperarsenaat-carbonaat dat glazige blauwgroene orthorombische radiale kristallen en botryoïdale massa's vormt Voorbeeld: `De typelocatie van tyroliet in bij de stad Schwaz in Tirool. `
|
|
tyrosine
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een proteïnogeen aminozuur
|
|
Tzotzil
zelfst.naamw. |
[taal] taal die door 130 000 mensen in Mexico wordt gesproken
|
|
tölten
werkw. |
[paardrijden] een bepaalde manier van voortbewegen van een paard Voorbeeld: `IJslandse paarden tölten met gemak. `
|
|
saai
bijv.naamw. Uitspraak: [saj] |
waardoor je je gaat vervelen
Voorbeelden: `een saai tv-programma`, `eentonig en saai werk doen` Antoniem: boeiend Synoniem: oninteressant |
|
saaiheid
zelfst.naamw. |
een gebrek aan opwindende afwisseling Voorbeeld: `Deze muziek wordt helaas gekenmerkt door eentonigheid en saaiheid. `
|
|
saamhorig
bijv.naamw. |
gekenmerkt door een gevoel bij elkaar te horen
Voorbeeld: `Dit was een saamhorige groep mensen. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` |
|
de saamhorigheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [samˈhorəxhɛit] |
het gevoel dat je bij elkaar hoort
Voorbeeld: `saamhorigheidsgevoel` |
|
Saaroa
zelfst.naamw. |
[taal] een Austronesische taal die gesproken wordt in Taiwan
|
|
de sabbat
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈsɑbɑt] Verbuigingen: sabbat|ten (meerv.) |
rustdag in de joodse godsdienst
Synoniem: zaterdag |
|
de (m)/het sabbatical
zelfst.naamw. Uitspraak: [sə'bɛtɪkəl] Verbuigingen: sabbatical|s (meerv.) |
periode van enkele maanden tot een jaar dat iemand vrij neemt of krijgt van zijn gewone baan om iets anders te gaan doen
Voorbeelden: `een sabbatical nemen om vrijwilligerswerk te doen in het buitenland`, `Ze heeft haar boek geschreven tijdens haar sabbatical.` |
|
sabbelen
werkw. Uitspraak: [ˈsɑbələ(n)] Verbuigingen: sabbelde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gesabbeld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
zuigen op en likken aan
Voorbeelden: `op een lolly sabbelen`, `Aan elke tepel ligt een biggetje te sabbelen.` |
|
sabberaar
zelfst.naamw. |
iemand die sabbert Voorbeeld: `Wat ben jij toch een sabberaar. `
|
|
sabberen
werkw. |
knoeien of kliederen Voorbeeld: `Laat hem maar even een sabberen. `
|
|
sabel
zelfst.naamw. |
[m] [militair] een slag- en steekwapen, van oudsher in gebruik bij de cavallerie, nu onder meer gebruikt in de schermsport
[m] [gereedschap] een werktuig voor het bewerken van stenen [n] [kleding] bont van de sabelmarter [n] [heraldiek] de kleur zwart [anatomie|eus] buik |
|
sabelmarter
zelfst.naamw. |
[dierkunde] 'Marter zibellina', een marterachtig roofdier, komt voor in de taigazone van Eurazië
|
|
Sabena
zelfst.naamw. |
[luchtvaart], [letterwoord], [afkorting] de afkorting voor 'Société Anonyme Belge d'Exploitation de la Navigation Aérienne', de nationale luchtvaartmaatschappij van België tot november 2001
Voorbeeld: `Sabena vloog naar verschillende Europese bestemmingen. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
sabotage
zelfst.naamw. |
een vijandige ingreep op zaken om deze te laten mislukken of te vernielen Voorbeeld: `De geheime agenten zorgden voor de sabotage van de bommen van de terroristische organisatie. `
|
|
saboteren
werkw. Uitspraak: [saboˈterə(n)] Verbuigingen: saboteerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gesaboteerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
opzettelijk laten vastlopen of mislukken
|
|
sabra
zelfst.naamw. |
een op Israelisch grondgebied geboren Israeliër Voorbeeld: `De sabra's hebben het Hebreeuws weer tot een levende taal gemaakt. `
|
|
Sachertorte
zelfst.naamw. |
een ronde chocoladetaart, vervaardigd van chocolade, bloem, eieren, suiker, boter en abrikozenjam
een ronde chocoladetaart, vervaardigd van chocolade, bloem, eieren, suiker, boter en abrikozenjam een ronde chocoladetaart, vervaardigd van chocolade, bloem, eieren, suiker, boter en abrikozenjam |
|
sacraal
bijv.naamw. Uitspraak: [sɑ'kral] |
wat heilig of gewijd is
Voorbeeld: `het jaarlijkse sacrale vreugdevuur bij de Kelten` |
|
het sacrament
zelfst.naamw. Uitspraak: [sɑkraˈmɛnt] Verbuigingen: sacrament|en (meerv.) |
plechtige gebeurtenis in de katholieke kerk
Voorbeelden: `het sacrament der stervenden`, `iemand de laatste sacramenten toedienen` |
|
sacristie
zelfst.naamw. |
een ruimte in de Rooms-katholieke Kerk, waarin men alles bewaard dat nodig kan zijn om een kerkdienst te houden
|
|
sacrum
zelfst.naamw. |
[anatomie] een samengegroeid bot aan de onderzijde van de wervelkolom
Voorbeeld: `Het sacrum maakt een gewricht met het ilium. ` poetisch heilig lied meervoud eredienst |
|
de sadist
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [saˈdɪst] Verbuigingen: sadist|en (meerv.) |
iemand die plezier beleeft aan het pijnigen en vernederen van iemand anders
Antoniem: masochist |
|
de safari
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [saˈfari] Verbuigingen: safari|'s (meerv.) |
tocht door een deel van Afrika waar je wilde dieren kunt zien
Voorbeelden: `op safari gaan`, `fotosafari` |
|
I de safe
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [sef] Verbuigingen: safe|s (meerv.) |
metalen kast met een stevig slot om kostbare dingen in te bewaren
Voorbeeld: `Er zijn twee sleutels nodig om de safe te openen.` Synoniem: kluis |
|
II safe
bijv.naamw. Uitspraak: [sef] |
wat veilig is of geen risico's inhoudt
Voorbeeld: `safe seks` |
|
op safe spelen
|
(geen risico's nemen)
|
|
de saffier
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [sɑ'fir] Verbuigingen: saffier|en (meerv.) |
edelsteen met een (donker)blauwe kleur
Voorbeeld: `een schatkist met gouden muntstukken, saffieren en robijnen` |
|
I saffierblauw
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur blauw met RAL-nummer 5003.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het saffierblauw? |
|
II saffierblauw
bijv.naamw. |
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur blauw, met RAL-nummer 5003.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een saffierblauwe auto. ` |
|
de saffraan
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [sɑ'fran] |
meeldraad van een krokus die in de keuken wordt gebruikt als kruid of gele kleurstof
Voorbeeld: `rijstpap met saffraan |
|
I saffraangeel
zelfst.naamw. |
[RAL-kleur] een kleur geel met RAL-nummer 1017; de gele kleur van saffraan.
Voorbeeld: `Heeft u die ook in het saffraangeel? |
|
II saffraangeel
bijv.naamw. |
[RAL-kleur] deze kleur hebbend, een kleur geel, met RAL-nummer 1017.
Voorbeeld: `Hij rijdt in een saffraangele auto. ` |
|
de sage
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['saxə] Verbuigingen: sage|n, sage|s (meerv.) |
volksverhaal dat gebaseerd is op een gebeurtenis uit het verleden
Voorbeeld: `de sage van de Vliegende Hollander` |
|
sago
zelfst.naamw. |
[voeding] een zetmeelproduct dat wordt gewonnen door het merg van verschillende soorten sagopalmen en -palmvarens, vnl. soorten uit de geslachten: 'Metroxylon' en 'Zamia'
|
|
saillant
bijv.naamw. Uitspraak: [sɑ'jɑnt] |
wat opvallend of opmerkelijk is
Voorbeelden: `Saillant detail is dat...`, `een aantal saillante voorbeelden aanhalen` |
|
Saint Lucia
zelfst.naamw. |
[land] een eilandnatie in het Caraïbisch gebied ten noorden van Saint Vincent en de Grenadines en ten zuiden van Martinique
|
|
Saint Luciaan
zelfst.naamw. |
[demoniem] een inwoner van Saint Lucia, of iemand afkomstig uit Saint Lucia
|
|
Saint Luciaans
bijv.naamw. |
[demoniem] op Saint Lucia betrekking hebbend
|
|
Saisiyat
zelfst.naamw. |
[taal] een Austronesische taal die gesproken wordt in Taiwan
|
|
sakervalk
zelfst.naamw. |
[vogels] [species|Falco cherrug] een vrij grote valkensoort van Oost-Europa en Centraal-Azië Voorbeeld: `Ook in Iran komt de sakervalk voor. `
|
|
saki
zelfst.naamw. |
[zoogdieren] een aapje uit het Zuid-Amerikaanse geslacht [species|Chiropotes] Voorbeeld: `Er zaten saki's in de bomen. `
|
|
Saksisch
bijv.naamw. Uitspraak: ['sɑksis] |
wat betrekking heeft op het Germaanse volk de Saksen
Voorbeelden: `het Saksische dialect`, `de Saksische kanarie` |
|
de salade
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [saˈladə] Verbuigingen: salade|s (meerv.) |
gerecht dat voornamelijk bestaat uit rauwe groenten
Voorbeelden: `tomatensalade`, `maaltijdsalade` |
|
de salamander
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [sala'mɑndər, sɑla'mɑndər, sɑlɑ'mɑndər] Verbuigingen: salamander|s (meerv.) |
amfibie met vier korte poten en een lange staart dierkunde
Voorbeelden: `watersalamander`, `landsalamander` |
|
de salami
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [sa'lami, sɑ'lami, 'sɑlɑmi] Verbuigingen: salami|'s (meerv.) |
gekruide worst met knoflook culinair
Voorbeelden: `de rode kleur van salami`, `een pizza met schijfjes pikante salami` |
|
de salariëring
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [salari'jerɪŋ, sɑlari'jerɪŋ] |
het geven van een salaris aan iemand
Voorbeelden: `de salariëring van rabbijnen in de veertiende eeuw`, `de salariëring van ambtenaren` Synoniem: bezoldiging |
|
het salaris
zelfst.naamw. Uitspraak: [saˈlarɪs] Verbuigingen: salaris|sen (meerv.) |
geld dat je van een werkgever krijgt voor het werk dat je doet
Voorbeelden: `een goed salaris verdienen`, `aanvangssalaris` Synoniem: loon |
|
de salarisschaal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [sa'larɪsxal, sɑ'larɪsxal] Verbuigingen: salaris|schalen (meerv.) |
schaal voor het vaststellen van lonen
Voorbeelden: `een lager of een hoger salarisschaal`, `salarisschalen in het volwassenenonderwijs` |
|
de salarisverhoging
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [sa'larɪsfərhoxɪŋ, sɑ'larɪsfərhoxɪŋ] Verbuigingen: salarisverhoging|en (meerv.) |
verhoging van je loon
Voorbeeld: `met je werkgever onderhandelen over een salarisverhoging` Synoniem: loonsverhoging |
|
het saldo
zelfst.naamw. Uitspraak: [ˈsɑldo] Verbuigingen: saldo|'s, sal|di (meerv.) |
wat overblijft als je uitgaven en inkomsten met elkaar verrekent
Voorbeelden: `een batig/positief saldo`, `banksaldo` |
|
sales
zelfst.naamw. Uitspraak: [sels] |
sector of afdeling (van een bedrijf) dat voor de verkoop zorgt
Voorbeelden: `salesmanager`, `salespromotor` |
|
salesiaan
zelfst.naamw. Uitspraak: [salezi'jan, sɑlezi'jan, sɑlez'jan, salez'jan] Verbuigingen: salesi|anen (meerv.) |
lid van de religieuze beweging die naar Franciscus van Sales genoemd is en die zich bezighoudt met het opvoeden en onderwijzen van jongeren
Voorbeeld: `de Salesianen van Don Bosco` |
|
salicylisme
zelfst.naamw. |
[medisch]: vergiftiging door gebruik van salicylpreparaten
|
|
salicylzuur
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een organisch carbonzuur dat oorspronkelijk gewonnen wordt uit wilgenbast Voorbeeld: `De pijnstillende en koortswerende werking van wilgenbast berust op de aanwezigheid van salicylzuur. `
|
|
de salie
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: ['sali] |
plant uit de lipbloemenfamilie die vooral als keukenkruid gebruikt wordt
Voorbeelden: `salieblad`, `een gerecht kruiden met tijm en salie` |
|
saline
bijv.naamw. |
[medisch] zouthoudend
|
|
salivatie
zelfst.naamw. |
[medisch] de productie van speeksel
|
|
Sallands
zelfst.naamw. |
[taal] een Nedersaksische taalvariëteit die wordt gesproken in Salland
|
|
salmiak
zelfst.naamw. |
[scheikunde] NH<sub>4</sub>Cl, het zoutzure zout van ammonia Voorbeeld: `Een fles met geconcentreerd zoutzuur naast één met ammonia geeft onherroepelijk een wolk salmiak. `
|
|
Salomonseilanden
zelfst.naamw. |
[land] een land in Melanesië, bestaande uit een aantal eilanden beoosten Nieuw-Guinea Voorbeeld: `De Salomonseilanden zijn vooral bekend van de gevechten rond Guadalcanal in de Tweede Wereldoorlog. `
|
|
Salomonseilander
zelfst.naamw. |
[demoniem] iemand afkomstig van de Salomonseilanden Voorbeeld: `De Salomonseilanders zijn Melanesiërs, net als de Papoea's. `
|
|
Salomonseilands
bijv.naamw. |
[demoniem] op de Salomonseilanden betrekking hebbend
|
|
Salomonseilandse
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van de Salomonseilanden, of een vrouw afkomstig uit de Salomonseilanden
|
|
de salomonszegel
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: ['salomɔnsexəl] Verbuigingen: salomonszegel|s (meerv.) |
plant uit de leliefamilie met hangende bloemen
Voorbeeld: `duinsalomonszegel` |
|
I het salon
zelfst.naamw. Uitspraak: [saˈlɔn, sɑˈlɔn] Verbuigingen: salon|s (meerv.) |
handelstentoonstelling
Voorbeeld: `autosalon` Synoniem: beurs |
|
II de salon
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [saˈlɔn, sɑˈlɔn] Verbuigingen: salon|s (meerv.) |
mooie kamer in een huis waarin je mensen ontvangt
|
|
de salonboot
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [sa'lɔmbot,sɑ'lɔmbot] Verbuigingen: salon|boten (meerv.) |
gezellig ingerichte boot zoals in een salon waarmee je een tochtje kunt maken
Voorbeelden: `een familiefeestje geven op een salonboot`, `de verhuur van salonboten` |
|
salonfähig
bijv.naamw. Uitspraak: [salɔn'fejɪx, sɑlɔn'fejɪx] |
als er zonder gêne gesproken kan worden over een onderwerp
Voorbeeld: `iets wat vroeger een taboe was weer salonfähig maken` |
|
de salontafel
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [sa'lɔntafəl, sɑ'lɔntafəl] Verbuigingen: salontafel|s (meerv.) |
lage tafel die vaak voor een bankstel in een salon staat
Voorbeeld: `een houten salontafel` |
|
salpeter
zelfst.naamw. |
een mineraal bestaande uit kaliumnitraat Voorbeeld: `Kool, zwavel en salpeter zijn de oorspronkelijke bestanddelen van buskruit. `
|
|
salpeterzuur
zelfst.naamw. |
[scheikunde] een sterk zure chemische verbinding met de formule HNO<sub>3</sub> of een waterige oplossing daarvan Voorbeeld: `Naast een sterk zuur is salpeterzuur ook een sterke oxidator. `
|
|
salpingitis
zelfst.naamw. |
[medisch] ontsteking van de eileider
|
|
de salto
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈsɑlto] Verbuigingen: salto|'s (meerv.) |
sprong waarbij je kopjeduikelt in de lucht
|
|
salueren
werkw. Uitspraak: [salyˈwerə(n)] Verbuigingen: salueerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gesalueerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van militairen) op de voorgeschreven manier groeten
|
|
saluretisch
bijv.naamw. |
[medisch]: met betrekking tot een zoutuitwasser
|
|
saluut
zelfst.naamw. |
een militaire groet Voorbeeld: `De militairen brachten een saluut. `
|
|
de Salvadoraan
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [sɑlvado'ran] Verbuigingen: Salvado|ranen (meerv.) de Salvadoraan|se zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [sɑlvado'ran|sə] Verbuigingen: Salvadoraanse|n (meerv.) |
iemand met de Salvadoraanse nationaliteit
|
|
Salvadoraans
bijv.naamw. Uitspraak: [sɑlvado'rans] |
als iets of iemand uit El Salvador komt of met El Salvador te maken heeft
Voorbeeld: `het Salvadoraans voetbalelftal` |
|
samarium
zelfst.naamw. |
[scheikunde], [element] scheikundig element met symbool Sm en atoomnummer 62. Het is een zilverwit lanthanide
|
|
sambal
zelfst.naamw. |
een hope hete pepers gebaseerd gerecht of saus
Voorbeeld: `Ik had er wat veel sambal op gedaan. ` tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: `Zin met het paginawoord in de tweede betekenis erin. ` enz. |
|
samen
bijwoord Uitspraak: [ˈsamə(n)] |
bij of met elkaar
Voorbeelden: `We gaan al jaren samen op vakantie.`, `Ik heb een weekeindhuisje samen met mijn broer en zus.`, `Een frietje met een blikje cola en een frikandel, dat is samen € 8,50.` Antoniem: alleen |
|
samenblijven
werkw. Uitspraak: ['samə(n)blɛivə(n)] Verbuigingen: bleef samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is samengebleven (volt.deelw.) |
niet uit elkaar gaan maar bij elkaar blijven
Voorbeeld: `voor altijd samenblijven met je eerste vriendje` |
|
samenbrengen
werkw. Uitspraak: ['samə(n)brɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij elkaar brengen of samenvoegen tot een geheel
Voorbeeld: `verschillende ideeën en ervaringen samenbrengen om tot een oplossing te komen` |
|
samendrijven
werkw. |
door opjagen bijeenbrengen Voorbeeld: `De herdershond dreef de kudde in een oogwenk samen. `
|
|
samendrukken
werkw. Uitspraak: ['samə(n)drʏkə(n)] Verbuigingen: drukte samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengedrukt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij elkaar drukken en daardoor kleiner maken
Voorbeeld: `je kleren samendrukken zodat je je koffer dicht krijgt` |
|
samengaan
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)xan] Verbuigingen: ging samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is samengegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) bij elkaar passen
Voorbeeld: `Eenvoud en comfort gaan in dit hotel goed samen.` Synoniem: matchen 2) (van bedrijven) één geheel worden Voorbeeld: `Deze brouwerijen zijn al samengegaan in de jaren tachtig.` Synoniem: fuseren |
|
samenballen
werkw. Uitspraak: ['samə(n)bɑlə(n)] Verbuigingen: balde samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengebald (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
samenpersen en een bal maken van
Voorbeeld: `je vuisten samenballen en iemand een klap geven` |
|
samenbrengen
werkw. Uitspraak: ['samə(n)brɛŋə(n)] Verbuigingen: bracht samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengebracht (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij elkaar brengen of samenvoegen tot een geheel
Voorbeeld: `verschillende ideeën en ervaringen samenbrengen om tot een oplossing te komen` |
|
samendrukken
werkw. Uitspraak: ['samə(n)drʏkə(n)] Verbuigingen: drukte samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengedrukt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij elkaar drukken en daardoor kleiner maken
Voorbeeld: `je kleren samendrukken zodat je je koffer dicht krijgt` |
|
samengaan
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)xan] Verbuigingen: ging samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is samengegaan (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) bij elkaar passen
Voorbeeld: `Eenvoud en comfort gaan in dit hotel goed samen.` Synoniem: matchen 2) (van bedrijven) één geheel worden Voorbeeld: `Deze brouwerijen zijn al samengegaan in de jaren tachtig.` Synoniem: fuseren |
|
samenhangen
werkw. Uitspraak: ['samə(n)hɑŋə(n)] Verbuigingen: hing samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengehangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in verband staan met
Voorbeeld: `Zijn depressie hangt samen met liefdesproblemen.` |
|
samenkomen
werkw. Uitspraak: ['samə(n)komə(n)] Verbuigingen: kwam samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is samengekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij elkaar komen
Voorbeelden: `samenkomen om een verrassingsfeestje voor je beste vriendin te organiseren`, `samenkomen met collega's in een wekelijkse vergadering` |
|
samenleven
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)levə(n)] Verbuigingen: leefde samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengeleefd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
als partners of gezinsleden samenwonen
Voorbeeld: `Dit jochie heeft nooit in een normaal gezinsverband met zijn ouders samengeleefd.` |
|
samenpersen
werkw. |
onder druk verdichten Voorbeeld: `Het vuilnis werd samengeperst tot één blok. `
|
|
samensmelten
werkw. Uitspraak: ['samə(n)smɛltə(n)] Verbuigingen: smolt samen (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) een geheel worden
Verbuigingen: is samengesmolten (volt.deelw.) Voorbeeld: `verschillende muziekgenres die samensmelten tot een nieuw genre` Synoniem: fuseren 2) samenvoegen door te smelten Verbuigingen: heeft samengesmolten (verl.tijd ) Voorbeeld: `Laat de boter en de chocolade op een zacht vuurtje samensmelten en voeg daarna de room toe.` |
|
samenspannen
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)spɑnə(n)] Verbuigingen: spande samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengespannen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
stiekem samenwerken
Voorbeeld: `Ze wist zeker dat de gemeente en de woningbouwvereniging tegen haar samenspanden.` |
|
samentrekken
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)trɛkə(n)] Verbuigingen: trok samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is samengetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van een spier) korter worden
Voorbeeld: `De hartspier trekt een keer of zestig per minuut samen.` |
|
samenvallen
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)vɑlə(n)] Verbuigingen: viel samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is samengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op hetzelfde tijdstip gebeuren
Voorbeelden: `Goede Vrijdag en mijn verjaardag vallen dit jaar samen.`, `Het presidentiële bezoek viel samen met een hittegolf.` |
|
samenvatten
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)vɑtə(n)] Verbuigingen: vatte samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengevat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een tekst) inkorten tot de belangrijkste elementen
Voorbeeld: `Ik heb een aflevering gemist. Kun je de inhoud even voor me samenvatten?` |
|
samenvoegen
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)vuxə(n)] Verbuigingen: voegde samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengevoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tot een nieuw geheel maken
Voorbeeld: `twee regionale radiozenders samenvoegen` |
|
samenwerken
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)wɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een of meer anderen werken aan hetzelfde
Voorbeeld: `goed met iemand kunnen samenwerken` |
|
samenwonen
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)wonə(n)] Verbuigingen: woonde samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met elkaar een huis bewonen alsof je getrouwd bent
Voorbeeld: `Met mijn eerste vriendin heb ik nooit samengewoond.` |
|
de samenhang
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈsamə(n)hɑŋ] |
situatie waarin of manier waarop dingen verband met elkaar houden
Voorbeeld: `Er is een duidelijke samenhang tussen alcoholgebruik en spijbelen.` Synoniem: verband |
|
samenhangen
werkw. Uitspraak: ['samə(n)hɑŋə(n)] Verbuigingen: hing samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengehangen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
in verband staan met
Voorbeeld: `Zijn depressie hangt samen met liefdesproblemen.` |
|
samenhangend
bijv.naamw. Uitspraak: [samə(n)''hɑŋənt] |
wat samenhangt
Voorbeelden: `een samenhangend geheel vormen`, `een samenhangende visie op` Synoniem: coherent |
|
de samenhorigheid
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [samə(n)'horəxhɛit] |
het gevoel dat je bij elkaar hoort
Synoniem: saamhorigheid |
|
samenkomen
werkw. Uitspraak: ['samə(n)komə(n)] Verbuigingen: kwam samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is samengekomen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
bij elkaar komen
Voorbeelden: `samenkomen om een verrassingsfeestje voor je beste vriendin te organiseren`, `samenkomen met collega's in een wekelijkse vergadering` |
|
de samenkomst
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈsamə(n)kɔmst] Verbuigingen: samenkomst|en (meerv.) |
(van mensen) het bij elkaar komen
Voorbeeld: `plaats van samenkomst` |
|
samenleven
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)levə(n)] Verbuigingen: leefde samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengeleefd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
als partners of gezinsleden samenwonen
Voorbeeld: `Dit jochie heeft nooit in een normaal gezinsverband met zijn ouders samengeleefd.` |
|
de samenleving
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈsamə(n)levɪŋ] Verbuigingen: samenleving|en (meerv.) |
alle mensen die samen de maatschappij vormen
Voorbeeld: `de maakbare samenleving` Synoniem: maatschappij |
|
samenlevingscontract
zelfst.naamw. |
een wettelijke overeenkomst tussen partners die geen huwelijk willen sluiten maar wel op rechtszekere wijze samen willen wonen Voorbeeld: `Zij hadden gelukkig een samenlevingscontract afgesloten waarin dat goed geregeld was. `
|
|
samenlevingscontract
zelfst.naamw. |
een wettelijke overeenkomst tussen partners die geen huwelijk willen sluiten maar wel op rechtszekere wijze samen willen wonen Voorbeeld: `Zij hadden gelukkig een samenlevingscontract afgesloten waarin dat goed geregeld was. `
|
|
een samenloop van omstandigheden/gebeurtenissen
|
(iets dat gebeurt wat je niet kon voorzien) Synoniem: toeval
|
|
samenpersen
werkw. |
onder druk verdichten Voorbeeld: `Het vuilnis werd samengeperst tot één blok. `
|
|
de samenscholing
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈsamə(n)sxolɪŋ] Verbuigingen: samenscholing|en (meerv.) |
(van mensen) het bij elkaar komen op straat
Voorbeeld: `De politieverordening verbiedt samenscholingen van vijf of meer personen.` |
|
samensmelten
werkw. Uitspraak: ['samə(n)smɛltə(n)] Verbuigingen: smolt samen (verl.tijd enkelv.)Toon alle vervoegingen |
1) een geheel worden
Verbuigingen: is samengesmolten (volt.deelw.) Voorbeeld: `verschillende muziekgenres die samensmelten tot een nieuw genre` Synoniem: fuseren 2) samenvoegen door te smelten Verbuigingen: heeft samengesmolten (verl.tijd ) Voorbeeld: `Laat de boter en de chocolade op een zacht vuurtje samensmelten en voeg daarna de room toe.` |
|
de samensmelting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['samə(n)smɛltɪŋ] Verbuigingen: samensmelting|en (meerv.) |
de vereniging of éénwoording
Voorbeeld: `de samensmelting of fusie van twee bedrijven tot één groot bedrijf` Synoniem: fusie |
|
samenspannen
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)spɑnə(n)] Verbuigingen: spande samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengespannen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
stiekem samenwerken
Voorbeeld: `Ze wist zeker dat de gemeente en de woningbouwvereniging tegen haar samenspanden.` |
|
samenspel
zelfst.naamw. |
wijze waarop verschillende personen bij een spel elkaar steunen of een geheel vormen Voorbeeld: `Hij deed mee met het samenspel van die jongens. `
|
|
het samenstel
zelfst.naamw. Uitspraak: ['samə(n)stɛl] |
manier waarop iets is samengesteld of het resultaat van het samenstellen
Voorbeelden: `het gehele samenstel van dingen`, `een samenstel van wetten en voorschriften` Synoniem: geheel |
|
de samenstelling
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈsamə(n)stɛlɪŋ] Verbuigingen: samenstelling|en (meerv.) |
1) manier waarop iets is samengesteld
Voorbeeld: `De samenstelling is vermeld op het etiket.` 2) woord dat is gevormd uit twee andere woorden taalkunde Voorbeeld: `Het woord 'motorfiets' is een samenstelling uit 'motor' en 'fiets'.` |
|
samenstellen
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)stɛlə(n)] Verbuigingen: stelde samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengesteld (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tot een geheel maken uit verschillende onderdelen
Voorbeelden: `een team samenstellen`, `De commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van personeel, patiënten, directie en een onafhankelijke voorzitter.` |
|
samentrekken
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)trɛkə(n)] Verbuigingen: trok samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is samengetrokken (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(van een spier) korter worden
Voorbeeld: `De hartspier trekt een keer of zestig per minuut samen.` |
|
samenvallen
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)vɑlə(n)] Verbuigingen: viel samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: is samengevallen (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
op hetzelfde tijdstip gebeuren
Voorbeelden: `Goede Vrijdag en mijn verjaardag vallen dit jaar samen.`, `Het presidentiële bezoek viel samen met een hittegolf.` |
|
samenvatten
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)vɑtə(n)] Verbuigingen: vatte samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengevat (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
(een tekst) inkorten tot de belangrijkste elementen
Voorbeeld: `Ik heb een aflevering gemist. Kun je de inhoud even voor me samenvatten?` |
|
de samenvatting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈsamə(n)vɑtɪŋ] Verbuigingen: samenvatting|en (meerv.) |
bekorte weergave van de inhoud van een tekst
Voorbeeld: `Van veel romans is op internet een samenvatting te vinden.` |
|
de samenvatting
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈsamə(n)vɑtɪŋ] Verbuigingen: samenvatting|en (meerv.) |
bekorte weergave van de inhoud van een tekst
Voorbeeld: `Van veel romans is op internet een samenvatting te vinden.` |
|
samenvoegen
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)vuxə(n)] Verbuigingen: voegde samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengevoegd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
tot een nieuw geheel maken
Voorbeeld: `twee regionale radiozenders samenvoegen` |
|
samenwerken
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)wɛrkə(n)] Verbuigingen: werkte samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengewerkt (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met een of meer anderen werken aan hetzelfde
Voorbeeld: `goed met iemand kunnen samenwerken` |
|
de samenwerking
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: ['samə(n)wɛrkɪŋ] Verbuigingen: samenwerking|en (meerv.) |
het aan hetzelfde werken met een of meer anderen
Voorbeelden: `samenwerkingsverband`, `internationale samenwerking tussen de verschillende lidstaten van de Europese Unie` |
|
het samenwerkingsverband
zelfst.naamw. Uitspraak: ['samə(n)wɛrkɪŋsfərbɑnt] Verbuigingen: samenwerkingsverband|en (meerv.) |
afspraken over de manier waarop twee partijen samenwerken
Voorbeelden: `een samenwerkingsverband tussen twee universiteiten`, `een internationaal samenwerkingsverband van politiediensten` |
|
samenwonen
werkw. Uitspraak: [ˈsamə(n)wonə(n)] Verbuigingen: woonde samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengewoond (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
met elkaar een huis bewonen alsof je getrouwd bent
Voorbeeld: `Met mijn eerste vriendin heb ik nooit samengewoond.` |
|
het samenzijn
zelfst.naamw. Uitspraak: ['samə(n)zɛin] |
het bij elkaar zijn
Voorbeeld: `een gezellig samenzijn met je geliefde` |
|
samenzweren
werkw. Uitspraak: ['samə(n)zwerə(n)] Verbuigingen: zwoer samen (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft samengezworen (volt.deelw.) |
in het geheim samenwerken met anderen om het staatsgezag te ondermijnen
Voorbeeld: `met de vijand samenzweren` |
|
de samenzwering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈsamə(n)zwerɪŋ] Verbuigingen: samenzwering|en (meerv.) |
geheime samenwerking om het staatsgezag te ondermijnen poliek
Synoniem: complot |
|
Samisch
zelfst.naamw. |
[taal] een verzameling talen die gesproken worden in Noorwegen, Zweden, Finland en Rusland door de Saami
|
|
Samoa
zelfst.naamw. |
[land] een land in Oceanië ten noorden van Nieuw-Zeeland en ten oosten van Australië, dat het westelijke deel van de Samoa-eilanden omvat Voorbeeld: `Van 1900-1914 heette het huidige Samoa Duits-Samoa, daar het een Duitse kolonie was. `
|
|
Samoaan
zelfst.naamw. |
[demoniem] een inwoner van Samoa, of iemand afkomstig uit Samoa
|
|
Samoaans
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die gesproken wordt door 370.337 mensen in Samoa, Amerikaans Samoa, Fiji, Nieuw-Zeeland, Tonga en de Verenigde Staten
|
|
Samoaanse
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van Samoa, of een vrouw afkomstig uit Samoa
|
|
samoerai
zelfst.naamw. |
een lid van de vroegere Japanse krijgsstand Voorbeeld: `In films en games worden de samoerai tot op de dag van vandaag verheerlijkt. `
|
|
de/het sample
zelfst.naamw. Uitspraak: ['sɛmpəl] Verbuigingen: sample|s (meerv.) |
klein beetje of stukje als voorbeeld of om te onderzoeken
Voorbeeld: `gratis samples van shampoo en douchegel` Synoniemen: monster, staal |
|
samplen
werkw. Afbreekpatroon: 'sam - plen Herkomst: «Engels Verbuigingen: samplede (verl.tijd ) Verbuigingen: gesampled (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
het digitaal bewerken en gebruiken van bestaand geluidsmateriaal muziek
Voorbeeld: `stukjes uit andermans liedjes samplen en in je eigen productie gebruiken` |
|
I San Marinees
zelfst.naamw. |
[demoniem] een inwoner van San Marino, of iemand afkomstig uit San Marino
|
|
II San Marinees
bijv.naamw. |
[demoniem] op San Marino betrekking hebbend
|
|
San Marinese
zelfst.naamw. |
[demoniem] een vrouwelijke inwoner van San Marino, of een vrouw afkomstig uit San Marino
|
|
San Marino
zelfst.naamw. |
[land] een dwergstaat in Italië met republikeinse staatsinrichting Voorbeeld: `Ik ken iemand die in San Marino woont. `
|
|
de sanctie
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈsɑŋksi] Verbuigingen: sanctie|s (meerv.) |
strafmaatregel
Voorbeeld: `Het is wel verboden, maar er zijn geen sancties als je het toch doet.` |
|
sanctioneren
werkw. Uitspraak: [sɑŋkʃo'nerə(n)] Verbuigingen: sanctioneerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gesanctioneerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
1) (iets) goedkeuren
Voorbeeld: `gemeentelijke verordeningen uitvaardigen en sanctioneren` Synoniem: bekrachtigen 2) een strafmaatregel opleggen Voorbeeld: `zwartrijders sanctioneren` Synoniem: straffen |
|
de sandaal
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [sɑnˈdal] Verbuigingen: san|dalen (meerv.) |
schoen die bestaat uit een zool met banden over de voet
Voorbeeld: `op sandalen lopen` |
|
sandboarden
werkw. Afbreekpatroon: 'sand - boar - den Herkomst: «Engels Verbuigingen: sandboardde (verl.tijd ) Verbuigingen: gesandboard (volt.deelw.) |
naar beneden boarden van een berg met zand sport
Voorbeeld: `sandboarden in de duinen ` |
|
een bepaald houtsoort
|
('Santalum album' of verwante soorten) Voorbeeld: `Van sandelhout wordt welriekende olie gewonnen.
|
|
Sander
zelfst.naamw. |
[naam-m] een jongensnaam en verkorting van Alexander die "beschermer" betekent Voorbeeld: `Mijn broer heet Sander. `
|
|
sandhigeminatie
zelfst.naamw. |
[taalkunde] fonetisch procedé in het Fins en Italiaans, waarbij de beginklinker van een morfeem verdubbeld wordt indien het vorige morfeem op een klinker eindigt Voorbeeld: `Voor vele studenten Italiaans vormt de toepassing van sandhigeminatie een groot struikelblok. `
|
|
de sandwich
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈsɛntwɪtʃ] Verbuigingen: sandwiche|s (meerv.) |
dubbele boterham met beleg ertussen
|
|
sandwichen
werkw. Afbreekpatroon: 'sand - wi - chen Herkomst: «Engels Verbuigingen: sandwichte (verl.tijd ) Verbuigingen: gesandwicht (volt.deelw.) |
iets ergens tussen doen
Voorbeeld: `vulling en een patchworklap sandwichen en vervolgens doorstikken` |
|
saneren
werkw. Uitspraak: [saˈnerə(n), sɑˈnerə(n)] Verbuigingen: saneerde (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft gesaneerd (volt.deelw.)Toon alle vervoegingen |
weer gezond maken
Voorbeelden: `je gebit laten saneren door de tandarts`, `een bedrijf saneren` |
|
de sanering
zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [sa'nerɪŋ, sɑ'nerɪŋ] Verbuigingen: sanering|en (meerv.) |
1) het zuiver of gezond maken
Voorbeelden: `de sanering van de overheidsfinanciën`, `de sanering van waterbodems` 2) het vervangen of renoveren van oude woningen Voorbeeld: `de sanering van burgerwoningen` |
|
Sangirees
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die op Sulawesi in Indonesië gesproken wordt Voorbeeld: `Het Sangirees wordt in Indonesië nog aardig gesproken. `
|
|
Sango
zelfst.naamw. |
[taal] een taal die in de Centraal Afrikaanse Republiek gesproken wordt Voorbeeld: `Het Sango heeft nog behoorlijk wat sprekers. `
|
|
I het sanitair
zelfst.naamw. Uitspraak: [saniˈtɛ:r, sɑniˈtɛ:r] |
dingen die zijn aangesloten op de waterleiding en het riool, zoals wc en douche
|
|
II sanitair
bijv.naamw. Uitspraak: [saniˈtɛ:r, sɑniˈtɛ:r] |
wat te maken heeft met dingen die zijn aangesloten op de waterleiding en het riool
|
|
sanitaire stop
|
(onderbreking van een reis om naar de wc te gaan)
|
|
de sanseveria
zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [sɑnsə'verija] Verbuigingen: sanseveria|'s (meerv.) |
plant van de agavefamilie met lange, smalle bladeren die recht omhoog staan
Voorbeeld: `een sanseveria als kamerplant houden` Synoniemen: zwaardplant, vrouwentongen |
|
het Sanskriet
zelfst.naamw. Uitspraak: [sɑns'krit] |
oude heilige taal die zijn oorsprong vindt in India
Voorbeelden: `het Vedisch Sanskriet`, `het alfabet van het Sanskriet bestaat uit zesenvijftig lettertekens` Synoniem: Oudindisch |
|
I Santomees
zelfst.naamw. |
[n] [taal] Creoolse taal die in Sao Tomé en Principe door het merendeel van de inwoners wordt gesproken
Voorbeeld: `Het Santomees is op Sao Tomé ontstaan, maar wordt ook op Principe gesproken. ` [m] man met de nationaliteit van het land Sao Tomé en Principe Voorbeeld: `De Santomees spreekt vaak zowel Portugees als Santomees. |
|
II Santomees
bijv.naamw. |
van, uit, aangaande, als in het land Sao Tomé en Principe
Voorbeeld: `De Santomese munteenheid is de dobra. ` |
|
santenkraam
zelfst.naamw. |
alles en iedereen
Voorbeeld: `De hele santenkraam werd verhuisd. ` een kraam waar Santen verkocht worden Voorbeeld: `Op de markt was ook een santenkraam aanwezig. ` |
|
Saoedi
zelfst.naamw. |
[demoniem] een inwoner van Saoedi-Arabië ('ook' Saudi-Arabië)
|
|
Saoedi-Arabië
zelfst.naamw. |
[land] een land in het zuidwesten van Azië
Voorbeeld: `In Saoedi-Arabië groeien planten die bij het klimaat passen. ` Voorbeeld: `Het land is in werkelijkheid boeiender dan het Saoedi-Arabië uit de reisgids. ` [land] het soevereine 'Koninkrijk Saoedi-Arabië' ([ara]: المملكة العربية السعودية 'al-Mamlakah al-`Arabīyah as-Su`ūdiyah') die het onder 1. genoemde gebied omvat; in figuurlijke betekenis ook: zij die als vertegenwoordigers van dit land optreden Voorbeeld: `Saoedi-Arabië is lid van de Verenigde Naties. ` Voorbeeld: `Het Saoedi-Arabië van twee jaar geleden was een zeer sterk elftal. ` |
|
Saoedi-Arabisch
bijv.naamw. |
[demoniem] op Saoedi-Arabië ('ook' Saudi-Arabië) betrekking hebbend
|
|
de Saoediër
zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [sa'udijər] Verbuigingen: Saoediër|s (meerv.) de Saoe|dische zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [sa'u|disə] Verbuigingen: Saoedische|n (meerv.) |
iemand met Saoedische nationaliteit
Synoniemen: Saudiër, Saudische |