• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/69

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

69 Cards in this Set

  • Front
  • Back
antiquus
oud
Graecus
Griek, Grieks
oppugnare
belegeren, bestormen
trans + acc
over, over...heen
mare, maris
zee
dux, ducis
leider, aanvoerder, veldheer
Troianus
Trojaan, Trojaans
decem
tien
summus
hoogst, grootst
vis
kracht, geweld
vires, virium
krachten, strijdkrachten, strijdmacht, troepen
dolus
list, bedrog
expugnare
veroveren, innemen
ipse
zelf
moenia, moenium
(stads)muren
turris, turris
toren
delere, delevi, deletus
verwoesten, vernietigen
monere
waarschuwen, aansporen, aanraden, herinneren
comes, comitis
begeleider, metgezel
voluntas, -atis
wil
ventus
wind
adversus
tegenover(staand), tegen-
regio, -ionis
streek, gebied
agitare
drijven, voortdrijven, opdrijven
Carthago, -onis
Carthago
coniunx, -iugis
echtgenoot, echtgenote
fuga
vlucht
capessere, capessivi, capessitus
grijpen, pakken
vix
nauwelijks
probus
rechtschapen
animal, -alis
levend wezen, dier
caelum
hemel
tandem
eindelijk, uiteindelijk, ten slotte
tandem (bij imperativus)
toch
sustinere
uithouden, verdragen, volhouden, weerstaan, standhouden (tegen)
porta
poort
patere
openstaan
castra, castrorum
legerkamp
imprimis
vooral
equus
paard
stupere
versteld staan, bewonderen
votum
gebed, offergave
putare
denken, menen, beschouwen als
praecipitare
storten
cogitare
denken, bedenken, overwegen
accurrere, accurri, accursum
komen aanrennen, rennen naar
sacerdos, -otis
priester, priesteres
procul
ver (weg), van verre
credere, credidi, creditus
geloven, vertrouwen
carere + abl
niet hebben, missen, vrij zijn van
nescire
niet weten
prudentia
wijsheid, slimheid
praestare + dat., praestiti, praestitus
overtreffen
praestare + abl., praestiti, praestitus
overtreffen in
constare, constiti
bestaan, vaststaan, bekend zijn
fraus, fraudis
bedrog
latere
verborgen zijn, zich schuilhouden
ad + acc
naar. tot. tegen, bij
trahere, traxi, tractus
trekken, slepen
negare
ontkennen, weigeren, zeggen dat niet
silva
bos, woud
misericordia
medelijden
apparere
verschijnen, blijken, duidelijk zijn
oraculum
orakel
statuere, statui, statutus
plaatsen, bouwen, vaststellen, beweren
affirmare
verzekeren, beweren
mittere, misi, missus
zenden, sturen
opprimere, oppressi, oppressus
onderdrukken, overweldigen
punire
(be)straffen