• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/92

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

92 Cards in this Set

  • Front
  • Back

familie

family
gezin
family (direct family: father, mother, kids)
man, echtgenoot
husband
vrouw, echtgenote
wife
vader, papa
father, papa
stiefvader
stepfather
moeder, mama
mother, mama
stiefmoeder
stepmother
kind, kinderen, kindjes
kid, child, children, little children
baby
baby
zoon
son
dochter
daughter
broer
brother
broertje
little brother
zus
sister
zusje
little sister
oom
uncle
tante
aunt
nicht(je)
cousin (female), niece
neef(je)
cousin (male), nephew
grootvader, opa
grand father, grandpa
grootmoeder, oma
grand mother, grandma
kleinkind, kleinkinderen
grandkid, grandchildren
oud
old
ouder (dan)
older (than)
jong
young
jonger (dan)
younger (than)
huisdier
pet
nieuw
new
belangrijk

important

lovely

heerlijk, liefelijk (delicate), behaaglijk (comfortable)

cute
schattig
nice
leuk
Ik ben ____ jaar oud.
I am ___ years old.
Mijn broer is _____ jaar oud.
My brother is ___________ years old.
Ik heb twee broers en twee jongere zusjes.
I have two brothers and two younger sisters.
Ik woon met mijn ouders, broertje en zusje.
I live with my parents, little brother and sister.
Mijn tante Claire heeft twee kinderen.
My aunt Claire has two children.
Dat zijn mijn nichtje en neefje.

They are my female cousin and male cousin. They are my niece and nephew.

familie

family
Mijn opa en oma wonen ver weg, maar wij zien ze vaak.

My grandpa and grandma live far away, but

Hij heeft een huisdier.

He's got a pet.

Zij wonen niet samen.
They don't live together.

Ik heb een broer die heet Jack.

I have a brother whose name is Jack.
Jack is mijn broertje, hij is jonger.
Jack is my brother, he is younger.
Onze oma en opa hebben twaalf kleinkinderen.
My grandma and grandpa have twaalf grandchildren.
Mijn vader kookt voor onze gezin.

My father cooks for our family.

gezin
family (direct family: father, mother, kids)
man, echtgenoot
husband
vrouw, echtgenote
wife
vader, papa
father, papa
stiefvader
stepfather
moeder, mama
mother, mama
stiefmoeder
stepmother
kind, kinderen, kindjes
kid, child, children, little children
baby
baby
zoon
son
dochter
daughter
broer
brother
broertje
little brother
zus
sister
zusje
little sister
oom
uncle
tante
aunt
nicht(je)
cousin (female), niece
neef(je)
cousin (male), nephew
grootvader, opa
grand father, grandpa
grootmoeder, oma
grand mother, grandma
kleinkind, kleinkinderen
grandkid, grandchildren
oud
old
ouder (dan)
older (than)
jong

young

jonger (dan)
younger (than)
huisdier
pet
nieuw
new
belangrijk
important
lovely
heerlijk, liefelijk (delicate), behaaglijk (comfortable)
cute
schattig
nice
leuk
Ik ben ____ jaar oud.
I am ___ years old.
Mijn broer is _____ jaar oud.
My brother is ___________ years old.
Ik heb twee broers en twee jongere zusjes.
I have two brothers and two younger sisters.
Ik woon met mijn ouders, broertje en zusje.
I live with my parents, little brother and sister.
Mijn tante Claire heeft twee kinderen.
My aunt Claire has two children.
Dat zijn mijn nichtje en neefje.
They are my female cousin and male cousin. They are my niece and nephew.
Mijn opa en oma wonen ver weg, maar wij zien ze vaak.
My grandpa and grandma live far away, but
Hij heeft een huisdier.
He's got a pet.
Zij wonen niet samen.
They don't live together.
Ik heb een broer die heet Jack.
I have a brother whose name is Jack.
Jack is mijn broertje, hij is jonger.
Jack is my brother, he is younger.
Onze oma en opa hebben twaalf kleinkinderen.
My grandma and grandpa have twaalf grandchildren.
Mijn vader kookt voor onze gezin.

My father cooks for our family.