• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/72

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

72 Cards in this Set

  • Front
  • Back
deus
god
est
(hij,zij,het) is
esse
zijn

Olympus

de Olympus

habitat

(hij/zij) woont

habitare
wonen
rex, reges
koning
et
en

sunt

(zij) zijn

frater, fratres

broer

non
niet
semper
altijd

saepe

dikwijls

ibi
daar

Tartarus

de Tartarus (diepste plaats i.d. onderwereld)

vivit

(hij/zij) leeft

vivere
leven
terra
aarde
locus
plaats
obscurus
donker

nox, noctes

nacht

umbra

1 schim (van gestorven mensen), 2 schaduw

huc
hierheen

veniunt

(zij) komen

venire
komen
hic
hier👽
dea
godin

soror, sorores

zuster

uxor, uxores

vrouw, echtgenote

quoque

ook (staat achter het woord waarbij het hoort)

mater, matres

moeder

pater, patres

vader

filia
dochter
insula
eiland
ubi
waar
silva
bos

flos, flores

bloem

florent
(zij) bloeien
florere
bloeien
puella
meisje

ludit

(hij/zij) speelt

ludere
spelen

per + acc.

over, door.....heen

errare
dwalen rondzwerven

explorare

onderzoeken, inspecteren

quattuor (onverbuigbaar)

vier

equus
paard
trahere
trekken

ecce (onverbuigbaar)

kijk

amica
vriendin
appropinquare
naderen
intrare
binnengaan

legere

verzamelen

ridere
lachen

audire

horen

videre
zien
statim
meteen

amare

verliefd zijn (op + acc), beminnen

fugere/io

vluchten

temptare

proberen (+ inf)

sed
maar

eheu (uitroep)

ach, wee

in
in
exclamare
uitroepen
servare
redden
rapere
roven
audere
durven
enim
want, immers
timere
bang zijn vrezen
deinde
vervolgens
aperire
openen
sub
onder
(in)