Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
12 Cards in this Set
- Front
- Back
Noem de 4 A's
|
1 arbeidsinhoud 2 arbeidsomstandigheden 3 arbeidsvoorwaarden 4 arbeidsverhoudingen |
|
Wat is een manager
|
Een manager is een persoon die het handelen van andere personen in een organisatie op gang brengt en stuurt
|
|
Noem de 5 verschillende machtige bronnen van een manager
|
1 beloningsmacht 2 afgedwongen macht 3 Legitieme macht 4 expertisemacht 5 referentie macht |
|
Beloningsmacht wat houdt dit in?
|
Gedrag beïnvloeden via beloning
Gedrag beïnvloeden via beloning |
|
Afgedwongen macht wat houdt dit in?
|
Gedrag beïnvloeden via straf |
|
Legitieme macht wat houdt het in? |
Medewerker erkent (binnen bepaalde grenzen) de macht van de manager |
|
Expertisemacht wat houdt het in?
|
Gedrag beïnvloeden via kennis uitstrekken |
|
Referentie macht wat houdt dit in? |
Gedrag beïnvloeden via charisma (rationele kwaliteiten) |
|
Noemen de verschillende soorten machtsrelaties |
Gelijk vs Gelijk: de partijen zijn globaal in evenwicht. Hoog vs Laag: er is sprake van een meer en een minder machtige partij. |
|
Hoe ziet het managementniveau van een klassieke organisatie eruit
|
Topmanagement, middenmanagement en lager management Topmanagement heeft vooral geleid formuleren de taken. lager management heeft vooral beleidsuitvoering de taken. |
|
Hoe ziet het managementniveau van een moderne organisatie eruit?
|
Deze heeft een top en een middelenmanagement, beide hebben ze beleid formuleren de en beleidsuitvoering de taken |
|
Benoem de 5 leiderschapsstijlen. |
|