• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/33

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

33 Cards in this Set

  • Front
  • Back
  • 3rd side (hint)

Gaan naar (ww)



Uitspraak: 지

In, op, aan, bij, van, naar (bww)



Uitspraak: 우

Met [gebruikmaking van] (bww)



Uitspraak:

Komen, aankomen te (ww)



Uitspraak: 내

Naar binnen gaan, naar binnen komen (ww)



Uitspraak: 입

Naar buiten gaan, naar buiten komen (ww)



Uitspraak: 출

Dan, dus (vw)



Uitspraak:

Vroeger, eerder (bw) / voorste, eerste (eww) / voorkant, voor (nw) / naar voren ko,en, naar voren gaan; op de eerste plaats stellen (ww)



Uitspraak: 전

Weggaan, verlaten; wegdoen, wegsturen (ww)



Uitspraak:

Komen bij, bereiken (ww)



Uitspraak: 급

Omkeren, terugkeren (ww)



Uitspraak:

Goed zijn in (hww)



Uitspraak: 선

Zitplaats (nw) / zitten (ww)



Uitspraak:

Kamer, huis, gebouw (nw)



Uitspraak: 실

Generaal (nw)



Uitspraak:

Tentdoek, gordijn (nw)



Uitspraak: 막

Gaan, verder gaan, voortgaan (ww)



Uitspraak:

Later, erna (bw) / achterste, laatste (eww) / achterkant, achter (nw) / naar achter gaan, naar achter komen; op de laatste plaats stellen (ww)



Uitspraak: 후

Van, vanaf, vanuit (bww) / volgen (ww)



Uitspraak:

Strijd, oorlog (nw) / strijden, oorlog voeren (ww)



Uitspraak: 전

Deur; familie, huishouden (nw)



Uitspraak:

Tegenstander, vijand (nw)



Uitspraak: 적

In, op, aan, bij, van, naar (bww)



Uitspraak:

Yuè Yáng [naam] (nw)



Uitspraak: 악양

악양

Stoppen (ww)



Uitspraak:

Zijn, dienen als, fungeren als (kww) / doen, handelen; maken (ww) / voor, ten behoeve van (bww)



Uitspraak: 위

Erin, erop, eraan, erbij, ervan, ernaar (fw)



Uitspraak:

Strijd, gevecht (nw) / strijden, vechten (ww)



Uitspraak: 쟁

Gebruiken, gebruikmaken van, benutten (ww)



Uitspraak:

En, maar (vw)



Uitspraak: 이

Van, vanaf, vanuit (bww)



Uitspraak: 자

Bereiken, aankomen te (ww)



Uitspraak:

[Samen] met, en (bww)



Uitspraak: 여