Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
13 Cards in this Set
- Front
- Back
Soort |
Organismen die op elkaar lijken, zich al vele generaties onderling voortplanten |
|
Populatie |
Groep individuen van een soort in bepaald moment in bepaald gebied |
|
Levensgemeenschap |
Populaties van verschillende soorten in een bepaald gebied. Sterkere samenhang tussen gemeenschap dan met populaties uit andere gebieden |
|
Habitat |
Leefomgeving geschikt voor bepaalde soort. Kan uit meerdere (onderdelen van) verschillende biotopen bestaan |
|
Abiotisch |
Die elementen van een leefomgeving die door niet-levende factoren bepaald wordt (licht, temperatuur, zoutgehalte, etc) |
|
Biotisch |
Levende milieu factoren. Soortgenoten, maar ook predatoren, concurrenten, voedsel, etc |
|
Correcte voedselketen |
Begint altijd met autroof (plant) |
|
Producenten |
Planten |
|
Consumenten |
Alles wat eet |
|
Carnivoor |
Vleeseter, met snijkiezen |
|
Omnivoor |
Alleseter, snijtanden, knobbelkiezen |
|
Biotoop |
Afzonderlijk te onderscheiden delen van het landschap. Van rivierenbiotoop tot weiland tot poeltje |
|
Ecosysteem |
Combinatie van levensgemeenschap en omgeving. Basiselement van de natuur |