• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/90

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

90 Cards in this Set

  • Front
  • Back
  • 3rd side (hint)
bedenken
bedacht
heeft gedacht
beginnen
begon
is begonnen
begrijpen
begreep
heeft begrepen
bekijken
bekeek
heeft bekeken
beschrijven
beschreeft
heeft beschreven
besluiten
besloot
heeft besloten
bestaan
bestond
heeft bestaan
betreffen
betrof
heeft betroffen
bevinden
bevond
heeft bevonden
bewegen
bewoog
heeft bewogen
bewijzen
bewees
heeft bewezen
bezitten
bezat-bezaten
heeft bezeten
bieden
bood
heeft geboden
blijken
bleek
is gebleken
breken
brak-braken
heeft gebroken
brengen
bracht
heeft gebracht
buigen
boog
heeft gebogen
denken
dacht
heeft gedacht
doen
deed
heeft gedaan
dragen
droeg
heeft gedragen
drijven
dreef
heeft gedreven
drinken
dronk
heeft gedronken
dwingen
dwong
heeft gedwongen
eten
at-aten
heeft gegeten
gaan
ging
is gegaan
gelden
gold
heeft gegolden
genieten
genoot
heeft genoten
geven
gaf-gaven
heeft gegeven
grijpen
greep
heeft gegrepen
hangen
hing
heeft gehangen
hebben
had
heeft gehad
helpen
hielp
heeft geholpen
houden
hield
heeft gehouden
kiezen
koos
heeft gekozen
kijken
keek
heeft gekeken
klinken
klonk
heeft geklonken
komen
kwam-kwamen
is gekomen
kopen
kocht
heeft gekocht
krijgen
kreeg
heeft gekregen
kunnen
kon-konden
heeft gekund
lachen
lachte
heeft gelachen
laten
liet
heeft gelaten
lezen
las-lazen
heeft gelezen
liggen
lag-lagen
heeft gelezen
lijden
leed
heeft geleden
lijken
leek
heeft geleken
lopen
liep
is/heeft gelopen
moeten
moest
heeft gemoeten
mogen
mocht
heeft gemogen
nemen
nam-namen
heeft genomen
onderzoeken
onderzocht
heeft onderzocht
ontbreken
ontbrak-ontbraken
heeft ontbroken
ontstaan
ontstond
is ontstaan
ontvangen
ontving
heeft ontvangen
opnemen
nam op - namen op
heeft opgenomen
optreden
trad op - traden op
heeft opgetreden
rijden
reed
is/heeft gereden
roepen
riep
heeft geroepen
schenken
schonk
heeft gechonken
scheppen
schiep
heeft geschapen
schieten
schoot
heeft geschoten
schijnen
scheen
heeft geschenen
schrijven
schreef
heeft geschreven
schrikken
schrok
is geschrokken
schuiven
schoof
is geschoven
slaan
sloeg
heeft geslagen
slapen
sliep
heeft geslapen
sluiten
sloot
heeft gesloten
spreken
sprak-spraken
heeft gesproken
springen
sprong
is/heeft gesprongen
staan
stond
heeft gestaan
steken
stak-staken
heeft gestoken
sterven
stierf
is gestorven
stijgen
steeg
is gestegen
trekken
trok
heeft getrokken
vallen
viel
is gevallen
vangen
ving
heeft gevangen
verdwijnen
verdween
is verdwenen
vegelijken
vergeleek
heeft vergeleken
vergeten
vergat-vergaten
is/heeft vergeten
verkopen
verkocht
heeft verkocht
verlaten
verliet
heeft verlaten
verliezen
verloor
heeft verloren
verschijnen
verscheen
is verschenen
verstaan
verstond
heeft verschenen
vertrekken
vertrok
is vertrokken
vinden
vond
heeft gevonden
vliegen
vloog
is/heeft gevlogen
voorkomen
kwam voor - kwamen voor
is voorgekomen
vragen
vroeg
heeft gevraagd