• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/54

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

54 Cards in this Set

  • Front
  • Back
einkaufen
boodschappen doen
Markt
de markt
Gemüsehändler
de groenteboer
da / denn, Wer ist denn an der Reihe?
er, Wie is er aan de beurt?
an
aan
Reihe
de beurt
bitte
alsjeblieft
klein
kleine (klein)
Zucchini
de courgette
gelbe
gele (geel)
Paprika
paprika’s (de paprika)
schöne
mooie (mooi)
Tomaten
tomaten (de tomaat)
immer
altijd
Entschuldigung
sorry
natürlich
(na)tuurlijk
sonst
anders
typisch
typisch
Gericht
het gerecht
Ausländer
buitenlanders
Stampfkartoffeln (mit)
de stamppot
Endivie
de andijvie
Speckwürfel
spekjes (het spekje)
oft
vaak
lecker, köstlich
heerlijk
preiswerte
goedkope (goedkoop)
wie viel
hoeveel
brauche
heb nodig (nodig hebben)
Personen
personen (de persoon)
ungefähr
ongeveer
halbes
halve (half)
Kilogramm
de kilo
Kartoffeln
aardappels (de aardappel)
Schlachter / Fleischer / Metzger
de slager
war
was (zijn)
Blumenkohl
de bloemkool
Schale, Packung
het bakje (de bak)
Champignons
champignons (de champignon)
Petersilie
de peterselie
Bund
het bosje (de bos)
weiter
verder
Bohnen
boontjes (de boon)
frischen
verse (vers)
Knoblauch
de knoflook
Salatgurken
komkommers (de komkommer)
Euro
de euro
genug
genoeg
schön
lekker
wohin
waarnaartoe
Cent
de cent
dabei
erbij
macht nichts
geeft niet
schönes
prettige (prettig)
Wochenende
het weekend