Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
102 Cards in this Set
- Front
- Back
Connectionisme
|
stroming die onderzoekt hoe het brein werkt met ANN
|
|
ANN
|
artificial neural networks; computer simulatie van neuronen
|
|
parallel distributed processing
|
ANN en brein; meerdere acties parallel
|
|
knowlege based onderzoek
|
onderzoek via algoritme
|
|
behavior based onderzoek
|
onderzoek naar gedrag
|
|
distributed representation
|
informatie wordt opgeslagen in activiteitspatroon en niet met symbolen
|
|
Local representation
|
de uitkomst van activiteit in een gedeelte van dit patroon
|
|
ANN nodes en links
|
ANN knopen;neuronen en verbindingen
|
|
threshold
|
drempelwaarde
|
|
alle input die een knoop krijgt (formule)
|
Sj=sommatie(ai wji) van i=0 tot n
|
|
waarde van input tot output (formule)
|
1
f(x)= ------------ x=inputwaarde (1+e^(-x) |
|
Cell assembly
|
kleine groep neuronen die elkaar blijven stimuleren
|
|
Phase sequence
|
groep verbonden cellen die (bijna) synchroon vuren en zo vanuit losse onderdelen, bv: “rood” en “rond” een geheel vormen: “appel”.
|
|
Perceptrons
|
zijn vroege netwerken gericht op het opsporen en herkennen van patronen in informatie, het opslaan ervan en het in zekere mate gebruiken ervan; ze kunnen leren
|
|
three-layer network
|
input, hidden, output
|
|
input layer
|
krijgt stimulus stuurt signaal door
|
|
hidden layer
|
krijgt input van input layer bewerkt die en stuurt door
|
|
output layer
|
geeft representatie weer
|
|
error signal
|
het verschil tussen het goede antwoord en het antwoord dat het netwerk gaf.
|
|
generalized delta rule of back-propagation
|
three leayer network idee
|
|
leren van ANN formule voor gewichten
|
wji(new)=wji(old)+C(tj-xj)ai c=constante=learning rate
|
|
3 vormen beweging ANN
|
Convergent, Oscillatory, Chaotic
|
|
loss function
|
error signal wordt veranderd. omdat activiteit te snel daalt.
|
|
local minimum
|
taak vanuit ander punt gestart of ruis toegevoegd; omdat errors te snel daalt
|
|
ANN op 3 manieren onderscheiden
|
supervision, layers, information flow
|
|
information flow
|
feedforward en recurrent/feedback
|
|
Hopfield-Tank networks
|
supervised, single-layer, laterally connected networks; goed in schoon representeren wat binnenkwam met ruis
|
|
Kohonen networks
|
two-layer netwerken; goed in topologische 'kaarten' maken van gegevens 'kaarten' lijken op die van het brein
|
|
Adaptive Resonance Theory network (ART)
|
van unsupervised, multi-layer, recurrent network; leert patronen herkennen en sorteren in categorieën zonder Teacher.
|
|
Graceful degration
|
het verminderen van resultaat naarmate het netwerk verder beschadigd raakt
|
|
interference
|
twee verschillende stukken informatie die veel overeenkomsten hebben worden door elkaar gehaald. (als je spaans en frans leert)
|
|
generalization
|
netwerk is in staat dingen te generaliseren (10 zwarte raven > alle raven zwart)
|
|
spreading activation
|
activiteit wordt via links verspreid
|
|
retrieval cues
|
verschillende wegen die gebruikt worden bij lange termijn geheugen
|
|
Collins en Quillian
|
veronderstelden dat semantische netwerk een hiërarchische organisatie kenden, met verschillende niveau van het abstractste tot het concreetste.
|
|
sentence verification
|
mensen moesten aangeven of de zin goed of fout was.
|
|
semantische netwerken volgens Collins en Quillian. 3 lagen
|
superordinate; dier, eten
ordinate; vogel;eieren leggen subordinate; merel; zingt |
|
categoriale relaties semantische netwerken
|
isa en hasa
|
|
ACT*
|
uitgebreider dan ACT*; agent link, object link, relation link, type, token
|
|
agent
|
onderwerp propositie
|
|
object
|
lijdend voorwerp propostitie
|
|
relation
|
relatie tussen agent en object
|
|
type
|
informatie over categorie (hond)
|
|
token
|
informatie over specifieke dingen (fikkie)
|
|
Evolutionary Psychology (EP)
|
stelt de vraag hoe het menselijk verstand tot bestaan is gekomen
|
|
Evolutionary Computing (EC)
|
kijkt naar evolutionaire processen als adaptieve probleemoplossingen
|
|
Neural Darwinism (ND)
|
is ontstaan vanuit de neurowetenschappen en ziet evolutionaire krachten achter het ontstaan van neurale circuits
|
|
EP
|
kijkt alleen naar brein
|
|
evolved psychological mechanism 6 eigenschappen
|
werkt aan oplossing voor overleven, reageert alleen op info die voor hem van toepassing is, het mechanisme communiceert wat het probleem is, die input wordt getransformeerd via beslisregels tot output, output omgezet in reactie, oplossing voor het probleem
|
|
typicality effect
|
een merel lijkt meer op een vogel dan een pinguin.nieuwe objecten kun je makkelijker identificeren.
|
|
wat kunnen mensen wel van logisch redeneren?
|
cheater eruit halen
|
|
fallacies
|
fundamentele misvattingen van statische regels; komt door vuistregels.
|
|
conjunction fallacy
|
de kans op twee eigenschappen is kleiner dan die van 1 eigenschap. mensen 'vergeten' dit soms
|
|
gambler's fallacy
|
8 keer kop betekend dat je nu meer kans hebt op munt NOT
|
|
3 onderwerpen van EC
|
realworld problemen, modelleren en beter begrijpen van evolutionaire systemen, dient als een metafoor voor de werking van menselijke denkprocessen
|
|
3 methode EC
|
genetische algoritmes, evolutionaire strategieën en evolutionaire programmering
|
|
Ec benadering
|
1. Genereren van mogelijke oplossingen
2. Evaluatie van hoe goed de oplossingen werken 3. Selectie van de best werkende oplossingen 4. Nieuwe oplossingen maken vanuit de beste bestaande mogelijkheden |
|
3 manieren van nieuwe verbindingen maken tussen cellen
|
De formatie van verbindingen en neurale structuren vindt plaats tijdens ontwikkeling van het embryo;
De interactie van het organisme met de wereld eromheen zorgt dat bepaalde verbindingen worden versterkt en het neurale circuit wordt aangepast; Inputs via verschillende wegen worden samengebracht tot één geheel en voortaan zo ervaren |
|
5 kenmerken taal Clark en Clark
|
communicatief, arbitrair, gestructureerd, generatief, dynamisch
|
|
elementen gesproken taal
|
foneem, morfeem
|
|
regels (samen grammatica)
|
fonologie, morfologie, syntax, semantiek
|
|
fases van taal leren
|
cooing stage; geluiden
babbling stage; vooral fonemen one-word stage; paar woorden, maar 1 tegelijk two-word stage; 'zinnen' |
|
linguistc relativity hypothesis
sterk en zwak |
sterk: het is niet mogelijk om je gedachten in de ene taal te verwoorden in een andere taal
zwak: de taal die je spreekt beïnvloed het denken |
|
zinnen bestaan uit
|
noun phrase; lidwoord + zw
verb phrase; een verb + noun phrase of andere zin, of andere elementen (dus gewoon de rest van de zin) |
|
3 manieren om zin te veranderen (chomsky)
wat heb je hiervoor nodig? |
passief, negatief, vragend
transformatiegrammatica |
|
2 manieren om taal te analyseren
|
oppervlakte structuur; veranderd door transformatie
diepe structuur; wat het betekend |
|
Broca’s area
Broca’s aphasia |
: In ieder geval deels verantwoordelijk voor taal productie
geen vloeiend taal gebruik, geen lidwoorden veel pauzes |
|
Wernicke’s area
Wernicke’s aphasia |
vloeiend taal gebruik, maar heeft geen betekenis
|
|
Primary motor cortex
|
zorgt voor beweging van de spieren
|
|
Primary visual cortex
|
visuele informatie wordt hier als eerste verwerkt
|
|
Primary auditory cortex
|
Arcuate fasciculus: verbind broca’s area met wernicke’s area geluid word hier eerst verwerkt (beschadiging zorgt voor moeite met woorden herhalen: conduction aphasia)
|
|
Angular gyrus
|
beschadiging zorgt voor niet kunnen lezen en schrijven (alexia en agraphia)
|
|
4 stadia natuurlijke taal begrijpen
|
spraakherkenning, syntactische analyse, semantische analyse, pragmatische analyse
|
|
5 types gesproken statements
|
assertives, directives, commissives, expressives, declaratives
|
|
automata
|
machines die van zichzelf bewegen
|
|
paradigma
|
set van waarnemingen en technieken die een aanpak van een probleem kenmerken
|
|
3 soorten paradigma
|
expert systemen, fuzzy Logic, neurale netwerken
|
|
strong AI
|
machines bouwen die niet te onderscheiden zijn van mensen
|
|
applied AI
|
commercieel interessante 'slimme machines' bouwen
|
|
wat is nodig voor intelligentie
|
leren, redeneren, probleem oplossen, perceptie, taal
|
|
3 manieren van leren
|
trial-and-error, rote learning, operante conditionering
|
|
rote learning
|
directe associate tussen stimulus en response; generalisatie (jump, jumped)
|
|
operante conditionering
|
leren van een verbinding tussen stimulus en response
|
|
2 methodes probleem oplossen
|
special-purpose solution, general-purpose solution
|
|
means-ends analysis
|
met elke stap het verschil tussen 'nu' en einddoel verkleinen
|
|
AI methodologien
|
top-down en bottum-up
|
|
stappen KR of machine redeneren
|
Statement of vraag is toegevoegd;
The machine vertaald dit in een representatie of abstraction met zo minmogelijk redundancy(uitstoot); Gebruik makend van de representatie, de vraag/statement, relationele statements en de regels van logica komt het systeem uit bij het resultaat; Het resultaat wordt vertaald van representatie naar iets dan mensen begrijpen (taal, beeld, geluid) |
|
2 soorten kennis
|
domein specifiek (makkelijk in pc), algemene 'achtergrond' (niet makkelijk)
|
|
KR technieken
|
predicaten(logica), semantische netwerken, frames, cases, scripts
|
|
Instances/tokens
Symbols Formulas Assertions |
unieke namen voor objecten (personen)
de tokens zijn symbolen en niet engelse woorden internal represantaties (Mary-1 catch-object ball-10) formulas opgeslagen bij elkaar |
|
semantische netwerken
nodes arcs |
bepaald concect/element
relatie tussen nodes |
|
Elementen die de mogelijkheden van predikaten calculus vergroten
|
Connectives (and or not if)
Variable (object or token) Universal quantifiers (all x) |
|
zoekmethoden ES
|
breadth first;laag voor laag
depth first;meteen helemaal naar beneden |
|
MYCIN
|
machine om ziektes (infecties) te analyseren
|
|
robot 'criteria'
|
geen operator, adaptief, robuust, manipuleert omgeving
|
|
Equilibirum
|
: omstandigheden waarin twee soorten gedrag elkaar neutraliseren. Dit lijdt tot besluitloosheid (aanvallen of vluchten)
|
|
Dominance
|
omstandigheden waarin 1 gedrag de ‘winnaar’is. Vluchten terwijl het dier bezig was met eten
|
|
Cancellation
|
vlucht of vecht gedrag veroorzaakt een derde gedrag. Bijv. Een nieuw nest maken, ipv aanvallen of verdedigen
|
|
IRM
|
innate release mechanism
lijkt op reflex |
|
3 robot paradgimas
|
hierarchial, reactive, hybrid
|
|
6 issues (Thagard)
|
emoties, bewustzijn, fysieke omgeving, sociale omgeving, dynamic systems, mathematische kennis
|
|
5 criteria voor goede theorie
|
representational power, computational power, psychological plausibility, neurological plausibility, practical applicability
|