Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
127 Cards in this Set
- Front
- Back
- 3rd side (hint)
abces
|
afgekapselde hoeveelheid pus
|
a h p
|
|
aëroob
|
in de aanwezigheid van zuurstof
|
i d a v z
|
|
allergie
|
overgevoeligheid
|
|
|
anaëroob
|
zonder de aanwezigheid van zuurstof
|
z d a v z
|
|
anaplasie
|
het onstaan van ongedifferentieerd weefsel
|
h o v o w
|
|
anorexie
|
geen eetlust
|
|
|
antidotum
|
tegengif
|
|
|
atrofie
|
het kleiner worden van weefsel of cellen
|
h k w v w o c
|
|
bradycardie
|
verlangzaamd hartritme
|
v h
|
|
calor
|
warmte
|
|
|
carcinoom
|
maligne tumor uitgaande van epitheelweefsel
|
m t u v ew
|
|
chemisch
|
scheikundig
|
|
|
congenitaal
|
aangeboren
|
|
|
constitutie
|
gestel
|
|
|
contractuur
|
dwangstand
|
ds
|
|
deficiëntie
|
tekort
|
|
|
diabetes mellitus
|
suikerziekte
|
|
|
differentiatie
|
uitrijping (van cellen en weefsels)
|
u (v c e w)
|
|
dolor
|
pijn
|
|
|
endogeen
|
van binnenuit
|
v b
|
|
epidemie
|
snelle toename van het aantal ziektegevallen in een gebied, gevolgd door een afname
|
s t v h a zg i e g, g d e a
|
|
etiologie
|
leer van de ziekteoorzaken
|
l v d zo
|
|
exogeen
|
van buitenaf
|
|
|
extracellulair
|
buiten de cel
|
|
|
fagocytose
|
het opnemen van vaste deeltjes (zoals bacteriën) in het cellichaam
|
h o v v d (z b) i h cl
|
|
flegmone
|
diffuus uitbreidende ontsteking
|
d u o
|
|
functio laesa
|
verstoorde functie
|
v f
|
|
fysisch
|
natuurkundig
|
|
|
hemofilie
|
bloederziekte
|
|
|
hyperemie
|
verhoogde doorbloeding
|
v db
|
|
hyperplasie
|
toename van het aantal cellen
|
t v h a c
plaats er hier nog een en daar en hier en daar, meer meer meer.... |
|
hypertrofie
|
toename van de celgrootte
|
t v d cg
trofee: the biggest cell in the universe! |
|
hypoxie
|
zuurstoftekort
|
|
|
infectie
|
ontsteking als gevolg van necrose door micro-organismen
|
o a g v n d m-o
|
|
intracellulair
|
in de cel
|
|
|
leukocyten
|
witte bloedcellen
|
|
|
leukocytose
|
verhoogd aantal leukocyten in het bloed
|
v a l i h b
|
|
lymfadenitis
|
ontsteking van de lymfklieren
|
o v d lk
|
|
lymfangitis
|
onsteking van de lymfbanen
|
o v d lb
|
|
malaise
|
ziektegevoel
|
|
|
mentaal
|
geestelijk
|
|
|
metaplasie
|
verandering van de differentiatie van weefsel
|
v v d d v w
|
|
metastaseren
|
uitzaaien van een tumor
|
u v e t
|
|
mitose
|
celdeling
|
cd
|
|
multicausaal
|
veroorzaakt door meer factoren
|
v d m f
|
|
mutatie
|
verandering in genetisch materiaal
|
v i g m
|
|
necrose
|
weefselversterf
|
|
|
orthese
|
apparaat ter ondersteuning van een lichaamsfunctie
|
a t o v e lf
|
|
pathogenese
|
de wijze waarop een ziekte ontstaat
|
d w w e z o
|
|
pathologie
|
ziekteleer
|
|
|
porte d'entrée
|
toegangsweg
|
|
|
predispositie
|
aanleg voor een aandoening
|
a v e a
|
|
progressief
|
in toenemende mate
|
|
|
prothese
|
apparaat ter vervanging van een lichaamsdeel
|
a t v v e l
|
|
resorberen
|
opnemen
|
|
|
retardatie
|
achtergebleven ontwikkeling
|
a o
|
|
reversibel
|
omkeerbaar
|
|
|
rubor
|
roodheid
|
|
|
sarcoom
|
maligne tumor uitgaande van bindweefsel
|
m t u v b
|
|
sepsis of septikemie
|
aanwezigheid en vermeerdering van mircro-organismen in de bloedbaan
|
a e v v m-o i d b
|
|
shock
|
tekort aan circulerend bloedvolume
|
t a c bv
|
|
solitair
|
op zichzelf staand
|
o z s
|
|
steriel
|
geen micro-organismen aantoonbaar
|
g m-o a
|
|
substitutie
|
vervanging
|
|
|
tachycardie
|
versneld hartritme
|
|
|
tachypneu
|
versnelde ademhaling
|
|
|
toxine
|
giftige stof
|
|
|
toxisch
|
giftig
|
|
|
trauma
|
verwonding
|
|
|
traumatoloog
|
specialist die zich bezighoudt met de behandeling van verwondingen
|
|
|
trisomie
|
aanwezigheid van drie chromosomen van een soort
|
a v d c v e s
|
|
tumor
|
zwelling
|
|
|
virulentie
|
het vermogen van een pathogeen micro-organisme tot het verwekken van ziekte
|
|
|
exotoxinen
|
worden door levende bacteriën afgescheiden
|
|
|
endotoxinen
|
komen vrij uit dode bacteriën
|
|
|
pathofysiologie
|
bestudeert de gevolgen van een ziekte op het functioneren van het lichaam
|
b d g v e z o h f v h l
|
|
Ziekte van Duchenne
|
erfelijke spierziekte bij jongens met een progressief verloop
|
e s b j m e p v
|
|
chromosoom
|
erfelijkheidsdrager
|
ed
|
|
7 processen/stoornissen die aan ziekte ten grondslag kunnen liggen (10)
|
1. ontstekingsprocessen
2. groeistoornissen (tumoren) 3. congenitale stoornissen (erfelijke stoornissen en ontwikkelingsstoornissen) 4. immunologische stoornissen 5. stofwisselingsstoornissen 6. trauma's en vergiftigingen 7. degeneratieve processen |
1. op
2. gs (t) 3. c s 4. i s 5. ss 6. t e v 7. d p |
|
2 soorten congenitale stoornissen
|
1. erfelijke aandoeningen
2. ontwikkelingsstoornissen |
1. e a
2. os |
|
5 verschijnselen bij een lokale ontstekingsreactie
|
1. warmte - calor
2. roodheid - rubor 3. pijn - dolor 4. zwelling - tumor 5. gestoorde functie - functio laesa |
1. w
2. r 3. p 4. z 5. g f |
|
algemene ontstekingsreactie
|
1. koorts
2. tachycardie 3. leukocytose 4. antilichamen 5. malaise 6. anorexie |
1. k
2. t 3. l 4. a 5. m 6. a |
|
steriele ontsteking onstaat door:
|
fysische of chemische factoren, zoals verbranden of bevriezen en de inwerking van logen en zuren.
|
f of ch f,
z v of b en de i van l en z |
|
secundaire infectie
|
een alsnog geïnfecteerde steriele ontsteking
|
een a g s o
|
|
4 soorten micro-organismen
|
1. bacteriën
2. virussen 3. parasieten 4. schimmels |
1. b
2. v 3. p 4. s |
|
kinderverlamming
|
poliomyelitis anterior acuta
|
p a a
|
|
aids
|
acquired immune deficiency syndrome
|
|
|
pathogeen
|
ziekmakend
|
|
|
kenmerk aërobe bacteriën
|
gedijen in zuurstofrijke omgeving
|
|
|
kenmerk anaërobe bacteriën
|
gedijen in een zuurstofarme omgeving
|
|
|
passieve immunisatie
|
het injecteren van kant-en-klare antilichamen
|
|
|
cellen van uitgerijpt weefsel zijn...
|
niet meer in staat te delen.
|
|
|
kenmerken benigne tumor
|
1. De cellen behouden hun normale aspect en functie,
2. en vermeerderen zich mooi afgekapseld binnen het orgaan (Zaaien zich niet uit) 3. beperkt zich meestal tot een soort cellen. |
|
|
voorbeelden benigne tumoren
soort 1: 3 voorbeelden soort 2: 1 voorbeeld |
1. Massieve tumoren:
lipoom (vettumor) myoom (spiertumor) papillomen (gezwellen van de huid, bestaan uit meer dan een soort cellen) 2. cysten (arthromacyste) |
|
|
cyste
|
tumor onstaan doordat klierweefsel zijn afscheidingsproduct niet meer kan afvoeren:
artheroomcyste (uit een haarfollikel en gevuld met een vettige substantie) |
|
|
lipoom
|
vettumor
|
|
|
myoom
|
spiertumor
|
|
|
papilloom
|
huidtumor
|
|
|
3 dingen die mutaties in chromosomen bevorderen in een foetus
|
1. leeftijd moeder
2. ioniserende straling (röntgenstraling bijv. kan breuken veroorzaken) 3. diverse chemische stoffen |
|
|
Down syndroom
|
trisomie van chromosoom 21
|
|
|
3 oorzaken congenitale afwijkingen
|
1. erfelijke aandoening
2. stoornis tijdens de ontwikkeling (softenon, ioniserende straling, alcohol, drugs) 3. stoornis tijdens de geboorte (hypoxie) |
|
|
aantal chromosomenparen
|
23
|
|
|
chromosomen vrouwlijk en mannelijk
|
vrouwlijk = xx
mannelijk = xy |
|
|
chromosomen zijn opgebouwd uit...
|
genen
|
|
|
de stofwisseling is een verzameling processen die plaatsvindt bij de: (4)
Hierbij worden voedingsstoffen... (4) |
1. opbouw
2. afbraak 3. instandhouding van de weefsels 4. productie van energie 1. opgenomen 2. omgezet 3. over de weefsels verdeeld 4. waarna de afbraakproducten weer uitgescheiden worden |
|
|
stofwisseling gebeurt met behulp van .... en onder invloed van ....
|
enzymen (eiwitten)
hormonen |
|
|
Stofwisselingsstoornissen kunnen optreden bij: (4)
|
1. enzymstoornis
2. verstoorde voedselopname 3. hormonale stoornis 4. deficientiëziekten |
|
|
stapelingsziekten berusten op:
|
een erfelijk tekort aan een cellulair enzym
|
|
|
diabetes mellitus berust op
|
een verstoring van het hormoon insuline
|
|
|
mogelijke oorzaken hyperlipoproteïnemie: (3)
|
1. erfelijk
2. hormonale stoornis (bijv. diabetes mellitus) 3. te hoge vetinname uit het voedsel |
|
|
hyperlipoproteïnemie
|
verhoogd vetgehalte in het bloed
|
|
|
deficiëntieziekten komen voor als: (3), en ontstaan door: (3)
|
ziekten
lichamelijke afwijkingen geestelijke afwijkingen 1. voedingsdeficiëntie 2. enzymdeficiëntie waardoor de patiënt bepaalde stoffen niet om kan zetten 3. het volledig ontbreken van een bepaald enzym waardoor de patiënt bepaalde stoffen niet in zijn lichaam op kan nemen. (gevolg: spijsverteringsklachten en gebrek aan de niet-geresorbeerde stof) |
|
|
voorbeelden voedingsdeficiëntieziekten (3)
|
ijzergebreksanemie (ijzertekort)
beri-beri (vitamine B tekort) rachitis (= een botziekte) (vitamine D tekort) |
|
|
pernicieuze anemie kan ontstaan door:
wordt bestreden met: |
operatief verwijderen van (een deel van) de maag, waardoor vitamine B12 niet meer geresorbeerd kan worden.
regelmatige vitamine B12 injecties |
|
|
immuundeficiëntie
uit zich meestal door: |
het immuunsysteem reageert onvoldoende op lichaamsvreemde stoffen
infecties die bij gezonde mensen niet optreden, longontstekingen met parasieten en schimmelinfecties van de darmen (zg. opportunistische infecties) |
|
|
auto-immunologische reactie
|
het lichaam herkent de weefsels niet meer als eigen weefsel en reageert met het vormen van antistoffen die gericht zijn tegen lichaamseigen weefselonderdelen
|
|
|
allergische reacties zijn een teken dat...
|
het immuunsysteem te sterk reageert, het is overgevoelig
|
|
|
voorbeelden auto-immuunziekten
|
collageenziekten zoals:
lupus erythematodes rheumatoide arthritis |
|
|
wond
|
de continuïteit van het weefsel is verstoord (huid of inwendig weefsel)
|
|
|
belangrijkste complicatie bij wonden:
bij genezen wonden: |
infectie
contractuur |
|
|
soorten bloedingen (3)
|
1. arteriële bloedingen
2. veneuze bloedingen 3. capillaire bloedingen |
|
|
geweld in traumatologie (2)
|
scherp geweld (messteek)
stomp geweld (autostuur in buik bij verkeersongeluk)(huid blijft intact maar inwendige bloedingen zeer goed mogelijk) |
|
|
oorzaken van shock (3)
|
1. ernstig in- of uitwendig bloedverlies
2. uitdroging (braken of brandwonden) 3. hartfunctiestoornissen (hartinfarct of hartritmestoornis) (voldoende bloed aanwezig, maar wordt niet rondgepompt) |
|
|
gevolgen shock (6)
|
1. hersenen, hart, longen krijgen bloed toegevoerd
2. vaatgebieden van huid, spieren, maagdarmkanaal worden afgesloten 3. tachycardie (alleen bij bloedverlies) 4. tachypneu 5. huid wordt bleek en klam 6. patiënt is moe en angstig |
|
|
anabole fase
|
celopbouw is groter dan de afbraak
|
|
|
metabole fase
|
opbouw en afbraak zijn met elkaar in evenwicht
|
|
|
katabole fase
|
afbraak van cellen is groter dan de opbouw (leidt tot degeneratie verschijnselen)
|
|