Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
12 Cards in this Set
- Front
- Back
directe ruil |
goederen worden geruild voor goederen |
|
indirecte ruil |
goederen worden geruild tegen geld |
|
specialisatie |
zich toeleggen op de productie van 1 product of een deel van het productieproces |
|
arbeidsdeling |
het opdelen van het productieproces in deeltaken |
|
arbeidsproductiviteit |
gemiddelde productie per arbeidskracht per tijdseenheid |
|
absolute kostenvoordelen |
houdt in dat iemand een bepaald product absoluut goedkoper kan produceren in vergelijking met andere persoon |
|
comparatieve voordelen |
houdt in dat iemand een bepaald product relatief goedkoper kan produceren in vergelijking met andere producten dan een ander, zelfs wanneer die persoon alles voordeliger kan produceren dan de andere |
|
transactiekosten |
de extra kosten die gemaakt moeten worden om een ruiltransactie tot stand te brengen |
|
welke 3 vormen van arbeidsdeling zijn er? |
1. interne arbeidsdeling (binnen een bedrijf) 2. externe arbeidsdeling (tussen bedrijven) 3. internationale arbeidsdeling (tussen landen) |
|
door welke 4 dingen ontstaat internationale arbeidsdeling? |
klimaat ligging bodem beroepsbevolking |
|
autarkie |
als er geen internationale handel is |
|
vrijhandel |
als landen uitsluitend de producten produceren met een comparatief voordeel |