• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/21

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

21 Cards in this Set

  • Front
  • Back
H7 Interpersoonlijke psychotherapie

1. Wat is geen subtype van de eclectische therapieën:
empirisch-ecletische benadering.

Wel: a-theoretisch, integratieve en technisch-eclectisch
2. Waarna streeft de integratieve psychotherapie:
integratie van de veelheid van psychotherapeutisch theorieën in 1 metatheorie van psychotherapie
3. Stelling: IPT hanteert een medisch model waarin cliënt nadrukkelijk de ziekrol krijg:
juist
4. Stelling: IPT is met name effectief bij cliënten met schizofrenie:
onjuist
5. Welke factor heeft invloed op hypnotiseerbaarheid van persoon:
imaginatievermogen

(niet: intelligentie, sekse, egosterkte)
6. Wat is voorbeeld van coverte reflectie binnen counseling:
gevoelens en gedachten van de counselor in reactie op de cliënt.
7. Een belangrijke overeenkomst tussen counseling en traditionele psychotherapie is:
dat zij beide belang hechten aan een goede therapeutische relatie
9. Er worden verschillende categorieën hypnotherapeutische strategieën onderscheiden. Welke van onderstaande strategieën vormen niet zo’n categorie:
strategieën ter ontspanning. Wel: egoversterking, exploratie verleden en symptoom beïnvloeding
10. Focus counseling:
toename welbevinden. Niet: verleden, genezen ziekte, lt doelen
11. Stelling: het succes van psychotherapie hangt voor het grootste deel af van voor die stoornis specifieke technieken:
onjuist
12. Technisch eclecticisme makkelijker te realiseren integratieve psychotherapie:
juist.
13. Er zijn enkele stoornissen waarbij in het algemeen geldt dat de en in hoge mate hypnotiseerbaar zijn. Welke stoornis hoort hier niet toe:
OBC

(wel: pseudo-eleptische aanvallen, conversie en PTSS)
14. IPT is relatief langdurige therapie (>30 sessies)
onJuist
15. Hypnotherapeutische strategieën richten zich onder andere op:
motivatieverhoging van cliënt.

Niet: exploratie persoonlijkheid, versterking therapeutrelatie of ontspanning
16. Een therapeut behandelt zijn cliënt met behulp van een eclectische therapie waarbij hij gebruik maakt van een variëteit aan technieken, maar met 1 specifieke benadering als uitgangspunt ->
de technisch eclectische benadering.
17. Begrippen die passen bij counseling:
welbevinden en uniciteit
18. Wortels van IPT liggen bij
Freud, James, Jung.
19. Wat zijn inductievariabelen:
handelingen van de hypnotiseur.
21. Hypnotherapie effectief bij onwillekeurig gedrag =
angst, disscociatieve reacties, pijn of andere psychofysiologische verschijnselen, niet bij willekeurig gedrag zoals gewoonten.
22. Welke therapie neemt 1 theorie als uitgangspunt ->
technisch electisme
25. Verschil/ overeenkomsten counseling/ psychotherapie: beide nadruk op aanwezige mogelijkheden persoon=
Fout,

psycho- lange termijn,
counseling- kortetermijn