• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/439

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

439 Cards in this Set

  • Front
  • Back
podes crer
echt waar
geloof het maar
a sério?
echt?
echt waar?
serieus?
pois
tja
inderdaad
zo is het
zeker
ouve
luister
o ano passado
vorig jaar
de facto
inderdaad
que interessante!
wat interessant!
fazer compras
boodschappen doen
olha
kijk
esta noite
vanavond
esta tarde
vanmiddag
talvez sim
misschien wel
pode ser?
kan dat?
portanto
dus
está combinado
afgesproken
contamos com vocês
we reken op jullie
o século
de eeuw
o ano
het jaar
o dia
de dag
a hora
het uur
o mês
de maand
a semana
de week
o minuto
de minuut
o segundo
de seconde
de dia
overdag
de noite
's nachts
de manhã
's ochtends
de tarde
à tarde
's middags
à noite
's avonds
esta manhã
vanochtend
esta tarde
vanmiddag
esta noite
vanavond
esta ano
dit jaar
asta mês
deze maand
esta semana
deze week
são duas horas
het is twee uur
são oito horas
het is acht uur
é uma hora
het is één uur
que hora são?
hoe laat is het?
são duas
het is twee uur
são oito
het is acht uur
é uma
het is één uur
são duas e meia
het is halfdrie
é meio-dia
het is twaalf uur 's middags
é meia-noite
het is twaalf uur 's nachts
é meio-dia e meia
het is halféén
às duas, às duas horas
om twee uur
à uma e meia
om halftwee
ao meio-dia
om twaalf uur 's middags
à meia-noite
om middernacht
a que horas?
hoe laat?
a que horas chegas?
hoe laat kom je aan?
chego às três
ik kom om drie uur aan
até que horas
tot hoe laat
até que horas fica?
tot hoe laat blijft u?
vinte
20
vinte e um
21
vinte e dois
22
vinte e três
23
vinte e quatro
24
vinte e cinco
25
cinte e seis
26
vinte e sete
27
vinte e oito
28
vinte e nove
29
trinta
30
trinta e um
31
trinta e dois
32
quantos anos tens?
hoe oud ben je?
quantos anos tem?
hoe oud bent u?
tenho vinte e cinco anos
ik ben 25
tenho quarente e cinco
ik ben 45
qual é tua idade?
wat is je leeftijd?
qual é sua idade?
wat is uw leeftijd
Janeiro
januari
Fevereiro
februari
Março
maart
Abril
april
Maio
mei
Junho
juni
Julho
juli
Agosto
augustus
Setembro
september
Outobro
oktober
Novembro
november
Dezembro
december
a data
een datum
8 de Abril
8 april
a 25 de Agosto
no dia 25 de Agosto
op 25 augustus
a Primavera
de lente
o Verão
de zomer
o Outono
de herfst
o Inverno
de winter
o feriado
de feestdag
as férias
de vakantie
1 de Janeiro
Ano Novo
Nieuwjaar
25 de Abril
Dia da Liberdade
Dag van de Vrijheid (1974)
1 de Maio
Dia do Trabalhador
Dag van de Arbeid
10 de Junho
Dia de Portugal
Dag van Portugal
15 de Agosto
Assunção
Maria-Tenhemelopneming
5 de Outubro
Dia da República
Dag van de Republiek (1910
1 de Novembro
Todos os Santos
Allerheiligen
1 de Dezembro
Restauração
Restauratie (1640)
8 de Dezembro
Imaculada Conceição
Onbevlekte Ontvangenis
25 de Dezembro
Natal
Kerstmis
Sexta-Feira Santa
Goede Vrijdag
Corpo de Deus
Sacramentsdag
ponte
'brug'
vrije dag tussen weekend en feestdag
19 de Maio
Dia do Pai
Vaderdag
primeiro domingo de Maio
Dia da Mãe
Moederdag
Alemanha
Duitsland
Berlim
Berlijn
alemão, alemã
Duitser, Duitse
Espanha
Spanje
Madrid
Madrid
espanhol, espanhola
Spanjaard, Spaanse
França
Frankrijk
Paris
Parijs
francês, francesa
Fransman, Française
Inglaterra
Engeland
Londres
Londen
inglês, inglesa
Engelsman, Engelse
Itália
Italië
Roma
Rome
italiano, italiana
Italiaan, Italiaanse
Rússia
Rusland
Moscovo
Moskou
russo, russa
Rus, Russische
vivo em França
ik woon in Frankrijk
gosto de Espanha
ik hou van Spanje
vamos a Inglaterra
we gaan naar Engeland
a pessoa
de mpersoon
o homem
de man
a mulher
de vrouw
de echtgenote
o rapaz
de jongen
a rapariga
het meisje
o namorado
de (vaste) vriend
a namorada
de (vaste) vriendin
o marido
de echtgenoot
o casal
het echtpaar
o pai
de vader
a mãe
de moeder
o tio
de oom
a tia
de tante
o irmão
de broer
a irmã
de zus
a criança
het kind
o menino
het jongetje
a menina
het (kleine) meisje
o moço
de jongen
a moça
het meisje
o filho
de zoon
a filha
de dochter
o primo
de neef
a prima
de nicht
o avô
de grootvader
de opa
o avó
de grootmoeder
de oma
o neto
de kleinzoon
a neta
de kleindochter
as crianças
os meninos
de kinderen
os filhos
de (eigen) kinderen
os miúdos
de kleintjes
os avós
de grootouders
a cidade
de stad
o centro
het centrum
o bairro
de wijk, de buurt
a rua
de straat
a avenida
de boulevard
a praça
het plein
o parque
het park
o rio
de rivier
o cinema
de bioscoop
o largo
het plein
o jardim
de tuin
o edifício
het gebouw
o prédio
het flatgebouw
o escritório
het kantoor
o(s) correi(s)
het postkantoor
a escola
de school
a loja
de winkel
o restaurante
het restaurant
o café
het café
a universidade
de universiteit
o supermercado
de supermarkt
a estação
het station
o hotel
het hotel
o banco
de bank (geld)
a feira
de markt
de beurs
o bar
de bar
a igreja
de kerk
a Câmara
het gemeentehuis
o Turismo
de VVV
a Polícia
de politie
as Informações
de informatiebalie
o hospital
het ziekenhuis
a farmácia
de apotheek
o centro comercial
het winkelcentrum
a garagem
de garage
o teatro
de schouwburg
a esplanada
het terras
a discoteca
de discotheek
o monumento
het monument
central
centraal
moderno
modern
o museu
het museum
o porto
de haven
a livraria
de boekhandel
a tabacaria
de sigarenwinkel
a papelaria
de kantoorboekhandel
a piscina
het zwembad
a ponte
de brug
aberto
open
fechado
gesloten
o parque de estacionamento
parkeerterrein, parking
o parque de campismo
kampeerterrein
o polícia
een politieagent
o mercado
de markt
por
door
langs
per
via
por um parque
door een park
por Viseu
langs Viseu
por uma janela
via een raam
por e-mail
per e-mail
três por um euro
drie voor een euro
pelo hotel
langs het hotel
pela rua
door de straat
pelo bairros
door de wijken
pelas lojas
langs de winkels
pelo = por + o
samentrekking por + bepaald lidwoord
pela = por + a
samentrekking por + bepaald lidwoord
pelos = por + os
samentrekking por + bepaald lidwoord
pelas = por + as
samentrekking por + bepaald lidwoord
isto
dit
isso
dat
isso é verdade
dat is waar
isso não sei
dat weet is niet
é isso
zo is het
precies
este homem
deze man
estes homens
deze mannen
esta mulher
deze vrouw
estas mulheres
deze vrouwen
bastante
tamelijk
nogal
vrij
isto é bastante caro
dit is tamelijk duur
gostamos bastante de bairro
we vinden de buurt best aardig
aqui há bastante água
hier is vrij veel water
eles têm bastantes amigos
zij hebben vrij veel vrienden
quem
wie
quanto
hoeveel
de quem
van wie
com quem
met wie
para quem
voor wie
quem vai no meu carro?
wie gaat/gaan er in mijn auto?
não sei quem são estas pessoas
ik weet niet wie deze mensen zijn
o móvel
het meubel
os móveis
de meubels
o hotel
het hotel
os hotéis
de hotels
fácil
makkelijk
difícil
moeilijk
não tenho nada
ik heb niets
eles não sabem nada
zij weten niets
mais nada
nada mais
verder niets
longe
ver, ver weg
perto
dichtbij
mais longe
verder weg
mais perto
dichter bij
longe de
dichtbij
perto de
ver van
Algés fica perto de Lisboa
Algés ligt dichtbij Lissabon
ela vive longe da estação
zij woont ver van het station
abrir
openen
opendoen
openmaken
eu abro
ik open
tu abres
jij opent
ele abre
hij opent
nós abrimos
wij openen
eles abrem
zij openen
fazer
doen
maken
eu faço
ik doe
ik maak
tu fazes
jij doet
jij maakt
tu faz
hij doet
hij maakt
nós fazemos
wij doen
wij maken
eles fazem
zij doen
zij maken
fazer café
koffie zetten
fazer uma visita
op bezoek gaan
fazer a barba
zich scheren
fazer o almoço
het middageten klaarmaken
fazer uma viagem
een reis maken
fazer a cama
het bed opmaken
fazer uma pergunta
een vraag stellen
fazer anos
jarig zijn
ter de
ter que
moeten (dwingend)
tenho de/que falar com ele
ik moet hem absoluut spreken
preciso de comprar pão
ik moet brood kopen
estar a
'ergens mee bezig zijn' + infinitief
ela está a estudar
zij is aan het studeren, zij studeert nu
estou a precisar de dinheiro
ik heb nu geld nodig
estamos a chegar a Lisboa
we zijn bijna in Lissabon
está a gostar?
vindt u het leuk?
perfeito
voltooid tegenwoordige tijd
ser
zijn (eigenschappen, onverplaatsbare zaken)
ir
gaan
SER
eu fui
ZIJN (eigenschappen, onverplaatsbare zaken)
ik ben geweest
SER
tu foste
ZIJN (eigenschappen, onverplaatsbare zaken)
jij bent geweest
SER
ele foi
ZIJN (eigenschappen, onverplaatsbare zaken)
hij is geweest
SER
ela foi
ZIJN (eigenschappen, onverplaatsbare zaken)
zij is geweest
SER
vocé
ZIJN (eigenschappen, onverplaatsbare zaken)
u bent geweest
SER
nós fomos
ZIJN (eigenschappen, onverplaatsbare zaken)
wij zijn geweest
SER
eles foram
ZIJN (eigenschappen, onverplaatsbare zaken)
zij zijn geweest (m.)
SER
elas foram
ZIJN (eigenschappen, onverplaatsbare zaken)
zij zijn geweest (v.)
SER
vocês foram
ZIJN (eigenschappen, onverplaatsbare zaken)
u bent geweest (mv.)
jullie zijn geweest
IR
eu fui
GAAN
ik ben gegaan
IR
tu foste
GAAN
jij bent gegaan
IR
ele foi
GAAN
hij is gegaan
IR
ela foi
GAAN
zij is gegaan
IR
vocé foi
GAAN
u bent gegaan
IR
nós fomos
GAAN
wij zijn gegaan
IR
eles foram
GAAN
zij zijn gegaan (m.)
IR
elas foram
GAAN
zij zijn gegaan (v.)
IR
vocês foram
GAAN
u bent gegaan (mv.)
jullie zijn gegaan
TER
eu tive
HEBBEN
ik heb gehad
TER
tu tiveste
HEBBEN
jij hebt gehad
TER
ele teve
HEBBEN
hij heeft gehad
TER
ela teve
HEBBEN
zij heeft gehad
TER
vocé teve
HEBBEN
u heeft gehad
TER
nós tivemos
HEBBEN
wij hebben gehad
TER
eles tiveram
HEBBEN
zij hebben gehad (m.)
TER
elas tiveram
HEBBEN
zij hebben gehad (v.)
TER
vocês tiveram
HEBBEN
u hebt gehad (mv.)
jullie hebben gehad
ESTAR
eu estive
ZIJN (toestanden, verplaatsbare zaken)
ik ben geweest
ESTAR
tu estiveste
ZIJN (toestanden, verplaatsbare zaken)
jij bent geweest
ESTAR
ele esteve
ZIJN (toestanden, verplaatsbare zaken)
hij is geweest
ESTAR
ela esteve
ZIJN (toestanden, verplaatsbare zaken)
zij is geweest
ESTAR
vocé esteve
ZIJN (toestanden, verplaatsbare zaken)
u bent geweest
ESTAR
nós estivemos
ZIJN (toestanden, verplaatsbare zaken)
wij zijn geweest
ESTAR
eles estiveram
ZIJN (toestanden, verplaatsbare zaken)
zij zijn geweest (m.)
ESTAR
elas estiveram
ZIJN (toestanden, verplaatsbare zaken)
zij zijn geweest (v.)
ESTAR
vocês estiveram
ZIJN (toestanden, verplaatsbare zaken)
u bent geweest (mv.)
jullie zijn geweest
estive em Coimbra
ik ben in Coimbra geweest
fui a Coimbra
ik ben naar Coimbra gegaan
ele vê
hij ziet
ele lê
hij leest
avô
grootvader
voet
kathedraal
avó
grootmoeder
ele
hij
este
deze (m.)
preço
prijs
talvez
misschien
treze
dertien
menos
minder
cinema
bioscoop
ser
zijn
viver
leven
metro
metro
ela
zij
esta
deze (v.)
perto
dichtbij
mulher
vrouw
Inverno
winter
Primavera
lente
zero
nul
sete
zeven
dez
tien
aberto
open
hoje
vandaag
professor
leraar
moço
jongen
moça
meisje
porto
haven
doze
twaalf
catorze
veertien
loja
winkel
hora
uur
agora
nu
logo
straks, meteen
homem
man
escola
school
nove
negen
telefone
telefoon
o século vinte
o século XX
de 20e eeuw
o sécula vinte e um
o século XXI
de 21e eeuw
que horas são?
hoe laat is het?
tens horas?
heb je de tijd?
tem horas?
hebt u de tijd?
podes dizer-me as horas?
kun je mij zeggen hoe laat het is?
pode dizer-me as horas?
kunt u mij zeggen hoe laat het is?
alleen
alleen maar
slechts
pas
só agora
nu pas
só amanhã
alleen morgen
morgen pas
o Norte
het Noorden
o Sul
het Zuiden
o Este
o Leste
het Oosten
o Oeste
het Westen
o correio
de post
de brieven
velho
oud (in oude staat)
antigo
oud (van vroeger)
novo
nieuw
jong
os carros novos
de nieuwe auto's
as pessoas novos
de jonge mensen
alto
lang
hoog (voor mensen)
hard (geluid)
baixo
laag
klein
zacht (geluid)
parque
park
jardim
tuin
park
o almoço
het middageten
almoçar
lunchen
o jantar
het avondeten
jantar
avondeten (ww.)
o pequeno almoço
het ontbijt
o lanche
het 'vieruurtje'
ao almoço
bij de lunch
ao jantar
bij het avondeten
acho/creio/penso que sim
ik denk het wel
acho/creio/penso que não
ik denk het niet
ai sim?
o ja?
ai não?
o nee?
talvez sim
misschien wel
talvez não
misschien niet
o facto
het feit
o contacto
het contact
o quilómetro
de kilometer
dois dias e meio
tweeënhalve dag
três anos e meio
drieënhalf jaar
um mês e meio
anderhalve maand
quatro quilómetros e meio
vierenhalve kilometer
que interessante!
wat interessant!
que engraçado!
wat grappig!
que caro!
wat duur!
que alto!
wat hoog!
que difícil!
wat moeilijk!
que bom!
wat fijn!
wat lekker!
está frio
het is koud
está calor
het is warm
sengunda-feira
2a f.
SEG.
maandag
terça-feira
3a f.
TER.
dinsdag
quarta-feira
4a f.
QUA.
woensdag
quinta-feira
5a f.
QUI.
donderdag
sexta-feira
6a f.
SEX.
vrijdag
sábado
sáb.
SÁB.
zaterdag
domingo
dom.
DOM.
zondag