• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/59

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

59 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Selectieve en verdeelde aandacht



Basis paradigma’s voor het bestuderen van selectieve aandacht.



Cocktailparty fenomeen = Cherry =

een van de eerste experimenten op het gebied van selectieve aandacht = het kunnen volgen van een gesprek zonder te worden afgeleid door gesprekken op de achtergrond.

Cherry onderzocht dit door shadowing = het luisteren naar twee verschillende berichten en het daarna kunnen opzeggen van een van de boodschappen.



Hij deed dit door binaural presentation =

het gelijktijdig horen van een boodschap in beide oren (kan eenzelfde maar ook twee verschillende boodschappen zijn) en



dichotic presentation = verschillende boodschappen voor elk oor. Bij binaural presentation lukt het niet om een boodschap te herhalen, bij dichotic presentation lukt het wel een boodschap te herhalen. Tijdens het dichotic luisteren merken respondenten lichamelijke en sensorische veranderingen op in de afleidende boodschap, maar geen semantische veranderingen (van engels naar Duits wordt niet gehoord, van man naar vrouw wel). Sommige onderzoekers geven aan dat degene die hun naam horen in gesprekken waar zij geen aandacht aan besteden een beperkt werkgeheugen hebben, met als resultaat dat zij snel zijn afgeleid.


dichotic presentation =

verschillende boodschappen voor elk oor.



Bij binaural presentation lukt het niet om een boodschap te herhalen, bij dichotic presentation lukt het wel een boodschap te herhalen.



Tijdens het dichotic luisteren merken respondenten lichamelijke en sensorische veranderingen op in de afleidende boodschap, maar geen semantische veranderingen (van engels naar Duits wordt niet gehoord, van man naar vrouw wel).



Sommige onderzoekers geven aan dat degene die hun naam horen in gesprekken waar zij geen aandacht aan besteden een beperkt werkgeheugen hebben, met als resultaat dat zij snel zijn afgeleid.

Drie factoren helpen aandacht te besteden aan het gesprek waar je aandacht aan wil besteden:



1. De o
2. G
3. L

1. De onderscheidende sensorische factoren van de spreker (hoge of lage toonhoogte, ritme);
2. Geluidsintensiteit (volume);
3. Locatie van het geluid

Filter en bottleneck theorieën van selectieve aandacht



Er bestaan verschillende filtertheorieën die filteren op verschillende wijze:



F
M


A



D
M
N


1. Filtertheorie van Broadbent.
2. Moray’s seletieve filter model


3. Attenuatietheorie van Treisman
4. Deutsch en Deutsch late filter model
5. Muli-mode theorie.
6. Neisser’s Synthese.

1. Filtertheorie van Broadbent.



Gaat ervan uit dat we

informatie direct na de sensorische registratie filteren.



De sensorische informatie bereikt een selectief filter waar maar een van de sensorische signalen doorheen komt en onze perceptie bereikt. We geven betekenis aan onze sensaties en stimuli met distinctieve kenmerken worden doorgeleid naar onze aandacht.


2. Moray’s seletieve filter model = een model dat

volgt op de filtertheorie van Broadbent.



Moray stelt dat het selectieve filter de meeste informatie blokkeert, behalve zeer onderscheidende of persoonlijke boodschappen zijn zo krachtig dat zij door het filtermechanisme heendringen.


3. Attenuatietheorie van Treisman = op basis van

het model van Moray veronderstelt Treisman dat er een hoger niveau van verwerking plaatsvindt. Dit omdat mensen niet gevolgde informatie wel kunnen analyseren. Treisman stelt een andere soort filtermechanisme voor, nml. Een verzwakking en geen blokkering.



De attenuatietheorie bestaat uit drie fasen:
a. Ons voorbewuste analyseert de lichamelijke eigenschappen van een stimulus (volume en toonhoogte) in een parallel proces. Stimuli die onderdeel van het doel zijn, komen in de volgende fase; andere stimuli worden verzwakt door gegeven;



b. Analyseren of de stimulus een patroon heeft zoals spraak of muziek; het signaal dat behoort tot het doel wordt doorgegeven, andere signalen worden verzwakt doorgegeven;



c. We richten onze aandacht op stimuli die deze fase bereiken en geven toepasselijke betekenis aan de geselecteerde boodschappen.


4. Deutsch en Deutsch late filter model =

theorie met de late selectie.



Een alternatief voor de attenuatietheorie van Treisman. Filtert informatie na perceptuele en conceptuele aandacht. Informatie wordt weggegooid als deze perceptueel niet aanslaat, als het perceptueel aanslaat geven mensen er aandacht aan.



In zowel vroege als late selectietheorieën is er een bottleneck in de informatie, waar maar enkele informatie doorkomt, alleen de plaats van de bottleneck verschilt.


5. De muli-mode theorie.

Stelt voor dat aandacht flexibel is.



Informatieselectie vindt plaats op verschillende momenten in de informatieverwerking. Informatieverwerking gebeurt in drie fasen:



a. Constructie van de sensorische representatie van stimuli;
b. Constructie van een semantische representatie- beide fasen zijn volledig bewust;
c. De representatie van fase 1 en 2 wordt bewust. De theorie van Broadbent wordt gelijkgesteld met fase 1, de theorie van de late selectie met fase 3.


6. Neisser’s Synthese.



Neisser onderscheidt twee processen bij aandacht:



V


A

Neisser onderscheidt twee processen bij aandacht:



a. Voorbewuste aandacht = snelle automatische processen die parallel plaatsvinden. Geven alleen lichamelijk sensorisch karakteristieken weer van afleidende boodschappen en onderscheiden geen betekenis of relatie.



b. Aandacht = gecontroleerd proces dat serieel plaatsvindt en aandachtsbronnen gebruiken, zoals het werkgeheugen. deze aandacht wordt ook gebruikt om een relatie te zien tussen voorwerpen en zetten onderdelen om in een mentale representatie van een object.

Volgens McCann kunnen de 2 processen ook anders worden ingevuld:


fysieke analyse sensorische info is continu, semantische (betekenis) analyse hangt echter af van cognitieve capaciteit.



Wordt gesteund door het feit dat mensen sneller reageren op fysiek discriminerende stimuli dan semantisch discriminerende stimuli.



Een model met automatische processen in de 1e fase en gecontroleerde in de 2e fase passen goed bij Treisman’s attenuatie theorie, maar ook bij de

daaropvolgende ‘kenmerk integratie theorie’.



Kenmerk detectie is dan automatische verwerking, kenmerk integratie gecontroleerde.



Wat deze theorieën niet doen is het verklaren van een continuüm tussen automatische en gecontroleerde processen.

Aandachtsbronnen theorieën voor selectieve aandacht



Recente theorieën gaan uit van gedeeltelijke toewijzing van gelimiteerde aandachtsbronnen. Deze theorieën verklaren waarom we mee dan 1 aandachtvragende taak tegelijkertijd kunnen uitvoeren.



Zij stellen dat mensen


een vaste hoeveelheid aandacht hebben die zij naar keuze kunnen verdelen. Zie figuur 4.8 pag. 158.



Mensen kunnen hun aandacht beter verdelen als er

twee verschillende taken worden uitgevoerd als twee gelijke taken, lezen en praten gaat minder goed samen dan schrijven en muziek luisteren.



Aandachtsbronnen theorieën worden gezien als breed en vaag, ze verklaren niet alle aspecten van aandacht maar zijn aanvullend op de filtertheorieën.



Filter en bottleneck taken zijn

een betere verklaring voor concurrentie tussen twee taken.



De aandachtsbronnentheorie is een betere verklaring voor verdeelde aandacht op complexe taken. Hier kan ook de automatizion van taken worden bestudeerd.


De aandachtsbronnentheorie is een betere verklaring voor

verdeelde aandacht op complexe taken. Hier kan ook de automatizion van taken worden bestudeerd.

Aanvullende overwegingen in selectieve aandacht.



De rol van taak, situatie en persoonsvariabelen.



Aandacht wordt beïnvloed door de hierboven genoemde factoren. Persoonlijkheidsfactoren zijn oa.

Angst en vermoeidheid.



Opwinding verstevigt aandacht in eerste instantie.

Aandacht wordt daarnaast beïnvloed door

de speciale belangstelling of interesse.



Ook de taak zelf en de mate van oefening speelt een rol (moeilijke taken vragen meer aandacht).



Als laatste heeft de fase waarin de taak zich bevindt invloed op aandacht.

De rol van taak, situatie en persoonsvariabelen.



Aandacht wordt beïnvloed door:



• P
• O
• S



• T
• O
• F



• Persoonlijkheidsfactoren zijn oa. Angst en vermoeidheid.
• Opwinding
• Speciale belangstelling of interesse.
• De taak zelf
• Mate vanoefening
• Fase waarin de taak zich bevindt

De strooptaak



Het Stroop effect laat de psychologische moeilijkheid zien om selectief aandacht te hebben voor de de kleur van de inkt en geen aandacht te hebben voor het woord dat door de inkt is geprint.



Lezen is geautomatiseerd, het is moeilijk niet het woord te lezen maar wel de kleur van de inkt op te noemen.



Een andere verklaring is dat


de mentale weg voor het activeren van een respons pas plaatsvindt als als die weg voldoende geactiveerd is.



Er is een corticale weg voor de kleur en een weg voor het woord.



Er zijn meerdere variaties op de standaard Stroop:

getal, dier en emotionele Stroop bijv. In de emotionele Stroop worden emotionele woorden afgewisseld met neutrale woorden. Het noemen van de kleur neemt bij emotionele woorden meer tijd in beslag dan bij neutrale woorden.

Verdeelde aandacht



Verdeelde aandacht gaat over


het uitvoeren van meerdere taken tegelijkertijd.



Het eerste werk is gedaan door Neisser an Becklen (1975). Zij lieten mensen 2 activiteiten tegelijkertijd volgen en vroeg hen aan te geven wanneer er iets belangrijks gebeurde.



Dit bleek moeilijk. Oefening maakt de prestatie beter. De eerste prestatie van mensen is slecht, maar verbeterd naarmate men meer geoefend raakt.



Spelke, Hirst en Neisser deden onderzoek met 2 taken in 3 condities:



alleen A,


alleen B of


A en B samen.



Gemeten werd responstijd. Deze wordt sneller als 1 of beide taken geautomatiseerd worden.



Een paar respondenten deden 85 sessies en verbeterden leessnelheid en begrijpend lezen, evenals herkennen van gedicteerde woorden die ze op moesten schrijven gedurende het lezen.

Uiteindelijk bereikten ze hetzelfde niveau als op de individuele taken. Allerlei aanpassingen in de test (bijv. Gedicteerde woorden toewijzen aan een categorie) leidden initieel tot

een mindere prestatie, maar na oefening weer tot het oude niveau.

Conclusies:



a) gecontroleerde taken worden ….
b) twee discrete gecontroleerde taken kunnen…...



a) gecontroleerde taken worden geautomatiseerd waardoor ze een minder beroep doen op aandachtsbronnen
b) 2 discrete gecontroleerde taken kunnen geautomatiseerd worden en als eenheid functioneren




De auteurs gaven wel aan dat er niet van volledig automatisme sprake is:


1) De taken blijven intentioneel en bewust
2) De taken vereisen hoge niveaus van cognitieve verwerking

Andere manier om gedeelde aandacht te bestuderen is d.m.v. PRP-effect (psychological refractory period):

het vertragende effect van simultaan bezig zijn met snelheidstaken. Het PRP effect treedt op als beide taken gebruik maken van een  van  de  volgende  cognitieve  taken:  kiezen  van  een  respons,  informatie  uit  geheugen  halen, deelnemen in a...

het vertragende effect van simultaan bezig zijn met snelheidstaken. Het PRP effect treedt op als beide taken gebruik maken van een van de volgende cognitieve taken: kiezen van een respons, informatie uit geheugen halen, deelnemen in andere cognitieve activiteiten.

Bij auto-ongelukken zorgt afleiding binnen de auto (62%) het vaakst voor een ongeluk t.o. afleiding buiten de auto met 35% (vooral kijken naar al gebeurd ongeluk).



Gebruik van mobiel viel eigenlijk mee:


5% (bijv. Andere passagier 9%, radio/cd-speler 7%). Wel is bij 21% van de ongelukken een van beide chauffeurs mobiel aan het telefoneren, maar het is niet altijd de oorzaak.



Woede kan wel oorzaak ongevallen zijn, deze kan nog wel eens voorkomen uit een telefoongesprek. Dit zou mede de 21% verklaren, naast de theorie over verdeelde aandacht.



Strayer simuleerde een rijtest met afleidende stimuli. Deze afleiders waren een mobiel telefoongesprek (50% praten-50% luisteren) en het luisteren naar het nieuws op de radio. Bij het telefoongesprek als dubbele taak nam

zowel de kans op een foutieve beslissing als de reactietijd toe, luisteren naar het nieuws toonde geen significante afwijkingen. Zie fig. 4.10, blz. 164.

Bewustzijn van complexe mentale processen
Er zijn verschillende denkwijzen over ons bewustzijn op complexe mentale processen:



1. Mensen hebben goede toegang tot hun complexe mentale processen. Simon heeft dit onderzocht door protocol analyse, het analyseren van de wijze waarop mensen schaakproblemen en andere cijfermatige problemen oplossen;



2. Mensen hebben slechte toegang tot hun complexe mentale processen. Volgens NIsbett en Wilson zijn we ons wel bewust van het product van onze denkprocessen, maar niet van de wijze waarop de processen verlopen. Als we iets kopen weten we welk model we kopen, maar niet hoe we tot deze beslissing zijn gekomen;

1. Mensen hebben goede toegang tot hun complexe mentale processen.

Simon heeft dit onderzocht door protocol analyse, het analyseren van de wijze waarop mensen schaakproblemen en andere cijfermatige problemen oplossen;



2. Mensen hebben slechte toegang tot hun complexe mentale processen. Volgens NIsbett en Wilson zijn we

ons wel bewust van het product van onze denkprocessen, maar niet van de wijze waarop de processen verlopen. Als we iets kopen weten we welk model we kopen, maar niet hoe we tot deze beslissing zijn gekomen;

Veranderingsblindheid



Veranderingsblindheid =

het niet in staat zijn veranderingen op te merken in omgeving of voorwerpen. Er zijn culturele verschillen in de gebieden waar we veranderingen zien of niet zien.



Amerikaanse respondenten zien wijzigingen in gecentraliseerde items eerder dan Oost Aziaten, die zien veranderingen in de randen van een zichtgebied eerder.

De rechter parietale lob speelt een belangrijke rol in veranderingsblindheid, als deze wordt gestimuleerd door elektriciteit duurt het langer voordat een verandering wordt opgemerkt.


Veranderingsblindheid is niet alleen van toepassing op visuele informatie, geldt ook voor

tactiele en auditieve informatie.

ADHD



Mensen met ADHD hebben moeite met het focussen van aandacht waardoor zij zich niet optimaal kunnen aanpassen aan hun omgeving.



Wordt zichtbaar in kleutertijd of vroege schooljaren. Dr. Hoffman is de eerste die ADHD heeft onderzocht. De oorzaak van ADHD is niet zeker, maar wordt gelinkt aan

roken tijdens de zwangerschap, erfelijkheid, alcoholgebruik tijdens de zwangerschap, blootstelling aan lood en hersenbeschadiging, toevoegingen in eten zoals suiker en kleurstoffen.



Er zijn verschillen in

de frontal-subcorticale cerebrale cathecholamine circuits en dopamine regulatie bij ADHD-ers.




De prevalentie van medicijngebruik voor ADHD is tussen 2000 en 2005 met 11% per jaar toegenomen. De reden hiervoor is niet duidelijk. Kan liggen aan snelle tv-progrogramma’s of Tv- shows, voedseltoevoegingen en de toename van onbekende giffen in de omgeving.



ADHD heeft drie kenmerken:



A


H


I

1. Aandachtstoornis;
2. Hyperactiviteit;
3. Impulsiviteit

Binnen ADHD onderscheidt men drie soorten:



h/i


a


h/i/a


1. Overwegend hyperactief / impulsief
2. Overwegend aandachtstekort
3. Combinatie van hyperactief/impulsief en aandachtstekort.

Type 2 – aandachtstekort heeft de volgende kenmerken:

snel afgeleid door geluiden en beelden, geen aandacht voor details, slordigheidfouten, zijn niet in staat instructies tot het eind te lezen of deze goed door te lezen, vergeten of verliezen dingen die nodig zijn voor de uitvoering van een taak, gaan van de ene incomplete taak naar de andere incomplete taak.



ADHD wordt vaak behandeld met een combinatie van medicijnen en psychotherapie.

Medicijnen zijn:



- R
- M
- S

- Ritalin – methylphenidate = stimulant, beïnvloedt dopamine;
- Metadata – methylphenidate = stimulant, beïnvloedt dopamine
- Strattera – axomoxetine = geen stimulant, heeft invloed op norepinephrine. Bij de jeugd hebben jongens meer ADHD dan meisjes, in volwassenheid is dit 50-50.

Cognitieve neurowetenschappelijke benaderingen van aandacht en bewustzijn.



Posner en Rothbart hebben een review gemaakt van alle neuroimaging studies. Zij zijn van mening dat aandacht niet toebehoort aan 1 hersengebied maar ook niet aan het hele brein.



We onderscheiden 3 subfuncties van aandacht:



A


O


U



1. Alertheid


2. Oriëntatie


3. Uitvoeren

1. Alertheid


2. Oriëntatie


3. Uitvoeren


1. Alertheid = aanzet tot actie. Hersengebieden die hierbij horen zijn de superior paritiele, temporale paritiele verbinding, frontale oogveld, en superieure colliculus. Neurotransmitter die betrokken is = acetylocholine. Disfunctioneren is gerelateerd aan ADHD of ouder worden.


2. Oriëntatie = het selecteren van stimuli om aandacht aan te geven. Hersengebieden die hiermee samenhangen zijn de locus coerulus, rechter frontaal en paritiele cortex. De neurotransmitter = norephinephrine. Disfunctioneren is gerelateerd aan autisme.



3. Uitvoeren = inclusief de processen die samenhangen met monitoren en oplossen van conflicten die voorkomen uit interne processen, zoals denken, gevoelens, en reacties. De hersengebieden die hiermee samenhangen zijn achterste cingulate, lateraal ventraal, prefrontaal en basal ganglia. De neurotransmitter is dopamine. Disfunctioneren hangt samen met Alzheimer, borderline stoornissen en schizofrenie.


1. Alertheid =

aanzet tot actie.



Hersengebieden die hierbij horen zijn de superior paritiele, temporale paritiele verbinding, frontale oogveld, en superieure colliculus. Neurotransmitter die betrokken is = acetylocholine. Disfunctioneren is gerelateerd aan ADHD of ouder worden.



2. Oriëntatie =

het selecteren van stimuli om aandacht aan te geven.



Hersengebieden die hiermee samenhangen zijn de locus coerulus, rechter frontaal en paritiele cortex. De neurotransmitter = norephinephrine. Disfunctioneren is gerelateerd aan autisme.



3. Uitvoeren =

inclusief de processen die samenhangen met monitoren en oplossen van conflicten die voorkomen uit interne processen, zoals denken, gevoelens, en reacties.



De hersengebieden die hiermee samenhangen zijn achterste cingulate, lateraal ventraal, prefrontaal en basal ganglia. De neurotransmitter is dopamine. Disfunctioneren hangt samen met Alzheimer, borderline stoornissen en schizofrenie.

Spatial Neglect =


ruimtelijke verwaarlozing.


Spatial Neglect = ruimtelijke verwaarlozing.



Is een disfunctioneren van


aandacht waarbij iemand geen aandacht besteed aan de helft van hun visuele veld.



Komt vnl. voort uit unilaterale gebreken aan de parietale lobben. Onderzoek toont aan dat dit waarschijnlijk het resultaat is van de interactie van systemen die elkaar wederzijds inhiberen. Dit kan worden onderzocht door horizontale lijnen te laten zetten.

Aandachtsystemen



Posner ontdekte twee aandachtsystemen in de hersenen:



1. A
2. P


1. Anterieure frontale lob
2. Posterieur frontale lob


1. Anterieure frontale lob
2. Posterieur frontale lob


1. Anterieure frontale lob = wordt actief gedurende taken die bewustzijn en actie nodig hebben.



2. Posterieur frontale lob = gerelateerd aan oogbewegingen en visiospatiale taken. Bij deze taken wordt gevraagd zich los te maken van een taak en over te gaan naar een andere.
Omdat ze voor verschillende taken gelden zullen er ook verbindingen zijn met delen van de cortex: visueel, auditief, motorisch of hogere orde. Activiteit van aandachtssysteem gaat van toegenomen activiteit voor interessante items tot verminderde activiteit voor minder interessante gebeurtenissen of beide tegelijk. Hangt van de taak af en van het deel van het brein dat onderzocht wordt. Kan in kaart worden gebracht met PET, monitoren van de cerebrale bloeddoorstroming. Hiermee kunnen kenmerken als beweging, kleur, vorm en ongedeelde vs gedeelde aandacht in kaart worden gebracht.


1. Anterieure frontale lob = wordt actief gedurende

taken die bewustzijn en actie nodig hebben.



2. Posterieur frontale lob = gerelateerd aan

oogbewegingen en visiospatiale taken. Bij deze taken wordt gevraagd zich los te maken van een taak en over te gaan naar een andere.


Omdat ze voor verschillende taken gelden zullen er ook verbindingen zijn met delen van de cortex:

visueel, auditief, motorisch of hogere orde.



Activiteit van aandachtssysteem gaat van toegenomen activiteit voor interessante items tot verminderde activiteit voor minder interessante gebeurtenissen of beide tegelijk.



Hangt van de taak af en van het deel van het brein dat onderzocht wordt. Kan in kaart worden gebracht met PET, monitoren van de cerebrale bloeddoorstroming. Hiermee kunnen kenmerken als beweging, kleur, vorm en ongedeelde vs gedeelde aandacht in kaart worden gebracht.

Activiteit van aandachtssysteem gaat van toegenomen activiteit voor interessante items tot verminderde activiteit voor minder interessante gebeurtenissen of beide tegelijk.



Hangt van de taak af en

van het deel van het brein dat onderzocht wordt.



Kan in kaart worden gebracht met PET, monitoren van de cerebrale bloeddoorstroming. Hiermee kunnen kenmerken als beweging, kleur, vorm en ongedeelde vs gedeelde aandacht in kaart worden gebracht.

Gebruik van ERP in het meten van aandacht
Vergelijkbaar met PET, maar beide hebben onderscheidende voordelen:



PET: hogere resolutie;


ERP sensitievere indicatie voor de chronologie van responsen (binnen milliseconden).



Met ERP kon Näätanen specifieke omstandigheden onderzoeken m.b.t. doel en afleidingsstimuli die al dan niet aandachtsresponsen uitlokken.



Hij ontdekte automatische, onbewuste responsen op (zelfs licht) afwijkende stimuli (bijv. Veranderende tonen), of het nu doel- of afleidingsstimuli waren.



Deze hadden geen invloed op de prestatie op de primaire taak en wsl dus ook niet op de aandachtsbronnen. Ook studies met patiënten met hersenletsel hebben geleid tot interessante conclusies, bijv.:


a) algemene aandachtstekorten: beschadigingen in frontale kwab en basale ganglia
b) visuele aandachtstekorten: posterieure pariëtale cortex, thalamus, middenhersenen gerelateerd aan oogbewegingen
c) split-brain patiënten: rechter hemisfeer is dominant voor handhaven alertheid en aandachtssysteem voor visueel zoeken verschilt voor andere soorten visuele aandacht.


fMRI is ook gebruikt om aandacht te onderzoeken.

Zowel bij fMRI, PET als ERP zijn patiënten als niet- patiënten onderzocht.

Een psychofarmocologische benadering



Psychofarmacoligisch onderzoek is ook een methode om onderzoek te doen naar aandacht:


neurotransmitters, hormonen, uppers/downers.



Ook fysiologische aspecten zijn belangrijk: verwijde pupillen bij opwinding, veranderingen in autonoom zenuwstelsel, EEG patronen, Reticulair Activatie Systeem (RAS →voor algemene opwinding).



Veranderingen in RAS zouden samenhangen met gewenning en ontwenning en met de oriëntatie reflex (bijv. Heroriëntatie van het lichaam naar een stimulus).


Ook fysiologische aspecten zijn belangrijk:

verwijde pupillen bij opwinding, veranderingen in autonoom zenuwstelsel, EEG patronen, Reticulair Activatie Systeem (RAS →voor algemene opwinding).



Veranderingen in RAS zouden samenhangen met gewenning en ontwenning en met de oriëntatie reflex (bijv. Heroriëntatie van het lichaam naar een stimulus).