• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/73

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

73 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Aandacht en bewustzijn



Aandacht is


de wijze waarop wij actief een beperkte hoeveelheid informatie verwerken van de enorme hoeveelheid die beschikbaar is via onze zintuigen en andere cognitieve processen.



Het bestaat uit bewuste en onbewuste processen.




Sensaties + herinneringen + gedachteprocessen = aandacht =

gecontroleerde processen en automatische processen = actie.




Er zijn grenzen aan onze mentale mogelijkheden en aan de mogelijkheden om te focussen op informatie gedurende een bepaalde tijd.



Het stelt ons in staat om onze mogelijkheden voor aandacht

kritisch te beoordelen.



Verhoogde attentie maakt de weg vrij voor geheugenprocessen, informatie die onze aandacht heeft wordt beter onthouden dan informatie waar we geen aandacht voor hebben.

Verhoogde attentie maakt de weg vrij voor

geheugenprocessen, informatie die onze aandacht heeft wordt beter onthouden dan informatie waar we geen aandacht voor hebben.

Bewustzijn =


het gevoel van aandacht en de inhoud van de aandacht, waarvan een gedeelte overlapt met aandacht.



Het verschil zit in de aandacht die nodig is voor de uitvoering van actieve aandachtsprocessen; het schrijven van je eigen naam kost geen actieve aandacht, het schrijven van de naam van iemand anders wel.



De waarde van aandacht en bewustzijn dient drie doelen in cognitie:



1. Helpt bij het monitoren van interactie met de omgeving. Het leidt ertoe dat we ons bewust zijn van hoe we ons aanpassen in een situatie.
2. Het ondersteunt ons in het verbinden van informatie uit het verleden en het heden en geeft ons het gevoel van een continue ervaring;
3. Het helpt ons bij het controleren en plannen van onze toekomstige acties.

Voorbewuste verwerking



Dit betreft het verwerken van informatie die momenteel buiten ons bewustzijn ligt, maar wel


beschikbaar is voor verwerking in cognitieve processen of beschikbaar is voor ons bewustzijn.



Dit is inclusief opgeslagen geheugen wat momenteel niet wordt gebruikt, maar wel opgeroepen kan worden als het nodig is of lichamelijke sensaties. Het onderzoeken van voorbewuste verwerking kan dmv priming.




Priming komt voor wanneer

een stimulus wordt beïnvloed door eerdere presentatie van diezelfde stimulus.



Priming kan zowel positief als negatief zijn. Meestal is het positief en draagt het bij aan herkenning. Als de priming in het bewustzijn komt, dan belemmert het de herkenning (bijv. Als ik het woord palm al heb geïdentificeerd als een boom, dan associeer ik niet snel met een handpalm).



Priming komt voor bij zowel visueel als auditief materiaal (dus zowel zien als horen).


Priming kan zowel positief als negatief zijn. Meestal is het positief en draagt het bij aan herkenning. Als de priming in het bewustzijn komt, dan belemmert het de herkenning (bijv. Als ik het woord palm al heb geïdentificeerd als een boom, dan associeer ik niet snel met een handpalm).



Priming komt voor bij zowel

visueel als auditief materiaal (dus zowel zien als horen).

Marcel testte die dmv een stimuli die tekort worden getoond om in ons bewustzijn te komen, dmv een woordentest. Cheesman & Merikle testte voorbewuste priming dmv een kleur-identificatietest.



Hieruit kwam naar voren dat

onbewuste perceptie per persoon verschillend is en dus alleen voorkomt als de drempel per individu wordt gehandhaafd en niet voor alle respondenten dezelfde drempel.



Een andere studie is de dyad of tirads – taak = de presentatie van 2 paren van drie woordgroepen.



De drie woorden dienen dan aangevuld worden met een 4e gerelateerd woord.
Respondenten die het 4e woord niet konden benoemen, konden vaak

wel zien of de drie woordgroepen aan elkaar gerelateerd waren of niet. Dit is een teken van voorbewuste verwerking.

Soms is het moeilijk informatie van het voorbewuste naar het bewuste te halen.



We onderscheiden hier de slip-of-the-tongque fenomeen = het op het puntje van tong liggen fenomeen =

wanneer we ons iets proberen te herinneren dat niet gelijk geproduceerd kan worden. Dit fenomeen is universeel en is ook van toepassing op mensen die niet kunnen lezen.



Het op het puntje van je tong liggen fenomeen wordt beïnvloed door leeftijd en de moeilijkheid van de vraag. Ouderen hebben meer op het puntje van de tong ervaringen dan jongeren. De voorste cingulate prefrontale cortex is geactiveerd wanneer een op het puntje van je tong ervaring plaatsvindt. Dit heeft mogelijk te maken met het high-level cognitieve mechanisme dat probeert het niet kunnen ophalen probeer te herstellen.


Het op het puntje van je tong liggen fenomeen wordt beïnvloed door leeftijd en de moeilijkheid van de vraag. Ouderen hebben meer op het puntje van de tong ervaringen dan jongeren.



De voorste cingulate prefrontale cortex is geactiveerd wanneer

een op het puntje van je tong ervaring plaatsvindt.



Dit heeft mogelijk te maken met het high-level cognitieve mechanisme dat probeert het niet kunnen ophalen probeer te herstellen.

Onderzoek met patiënten met hersenletsel toont aan dat we in staat zijn om waar te nemen, interpreteren en kunnen reageren op stimuli zonder dat deze in ons bewustzijn terecht komen.



Dit blijkt uit onderzoek met patiënten met

Blindsight = blindzicht.



Door hersenletsel kunnen deze patiënten aan 1 zijde niet zien. Zij vertonen echter wel sporen van visuele perceptuele mogelijkheden aan de “blinde kant”.



Wanneer zij gedwongen worden om voorwerpen aan de blinde kant op te pakken, past hun hand zich wel automatisch aan aan de vorm van het voorwerp, terwijl ze dit niet kunnen zien.

Gecontroleerde versus automatische processen.



Automatische processen kennen geen bewuste controle. Zij worden uitgevoerd zonder bewustwording. Je kunt je er wel bewust van zijn dat je ze uitvoert. Ze vergen weinig tot geen inspanning en betekenis. Verschillende processen kunnen gezamenlijk of snel na elkaar plaatsvinden, in willekeurige volgorde. Automatische processen worden gedefinieerd als parallelle processen.



Automatische processen hebben drie kenmerken:


1. Ze worden verhuld voor het bewustzijn;
2. Ze gebeuren onbewust;
3. Ze verbruiken weinig attentiebronnen.

Gecontroleerde processen zijn toegankelijk voor het bewustzijn en vergen bewustzijn. Deze processen worden


serieel uitgevoerd, dus na elkaar. In vergelijking tot automatische processen duurt het lang om deze taken uit te voeren.




Een andere kijk op attentie suggereert een continuüm tussen

volledig automatische processen en volledig gecontroleerde processen. Er zijn zoveel gecontroleerde processen dat het niet mogelijk is om deze op dezelfde manier te beschrijven, dit geldt ook voor de automatische processen.



Automatische processen zoals voorbewuste processen en priming zijn processen die niet in het bewustzijn kunnen worden gebracht. Andere automatische processen, zoals veters strikken, kunnen wel bewust gecontroleerd worden. Alle automatische processen vergen geen bewuste beslissingen over welke spieren bewogen moeten worden of welke acties ondernomen moeten worden.


Automatische processen zoals voorbewuste processen en priming zijn processen die niet in het bewustzijn kunnen worden gebracht.



Andere automatische processen, zoals veters strikken, kunnen wel bewust gecontroleerd worden.



Alle automatische processen vergen

geen bewuste beslissingen over welke spieren bewogen moeten worden of welke acties ondernomen moeten worden.

Karakteristieken van gecontroleerde en automatische processen

Processen die vanaf jonge leeftijd geleerd zijn, zijn

minder toegankelijk voor het bewustzijn te halen dan processen die later worden geleerd.

Automatization =

het proces waarmee gecontroleerde taken automatische taken worden.



Dit komt voort uit oefening. Gedurende oefening worden de verschillende stappen meer efficiënt. Het individu combineert stapsgewijs de verschillende fases en integreert deze stappen tot een geheel. Het geheel vergt vervolgens weinig tot geen cognitieve processen (zoals attentie).

Een andere visie is die van Logan, genaamd Instance theorie. Hij stelt dat automatization ontstaat doordat

kennis over specifieke responsen of specifieke stimuli gradueel toeneemt. Deze theorie is een goede verklaring voor onze reacties op specifieke stimuli, zoals rekenkundig combinaties.



Automatization is een betere verklaring voor algemene responsen.


De effecten van automatizaton is een negatieve versnelde curve. In zo’n curve zijn de effecten van eerste oefening groot. De toename in prestatie is goed zichtbaar door een snel oplopende curve. Verder oefening is minder goed te zien in de curve, deze vlakt af.


Automatization is een betere verklaring voor algemene responsen.



De effecten van automatizaton is een negatieve versnelde curve. In zo’n curve zijn de effecten

van eerste oefening groot. De toename in prestatie is goed zichtbaar door een snel oplopende curve. Verder oefening is minder goed te zien in de curve, deze vlakt af.

Automatische processen staan wel onder bewuste controle, praten en typen kan snel onderbroken worden bij het detecteren van een fout of in antwoord op een signaal. Geoefende taken worden vaak onderbroken door bewuste controle, het is erg lastig te fietsen en continue iedere beweging in de gaten te houden.


Bij dyslexie wordt lezen nooit

een geautomatiseerd proces, automatization in verstoord bij dyslexie.



Meer specifiek betekent dit dat mensen met dyslexie moeite hebben met afmaken van taken die gerelateerd zijn aan het lezen. Niet alle taken die met automatization te maken hebben zijn verstoord. Het is belangrijk om veiligheidsinstructies automatisch te maken, denk hierbij aan piloten en brandweermannen. In sommige situatie zijn automatische processen levensbedreigend en in andere levensreddend.


Meer specifiek betekent dit dat mensen met dyslexie moeite hebben met

afmaken van taken die gerelateerd zijn aan het lezen.



Niet alle taken die met automatization te maken hebben zijn verstoord. Het is belangrijk om veiligheidsinstructies automatisch te maken, denk hierbij aan piloten en brandweermannen. In sommige situatie zijn automatische processen levensbedreigend en in andere levensreddend.

Langer noemde dit mindlessness = gedachteloosheid. In het boek wordt het voorbeeld genoemd van twee piloten die een checklist afvinkten zonder na te denken over de consequenties.



Fouten kunnen opgesplitst worden in:


1. Slips = fouten in de uitvoering om een doel te bereiken. Komen vaak in automatische processen. (bijv. je boek vergeten terwijl je je hebt voorgenomen te studeren). Slips kent verschillende soorten:
a. Wanneer we afwijken van een routinematig en automatisch proces nemen bewuste gecontroleerde processen het over
b. Wanneer automatische processen worden onderbroken.



2. Mistakes = fouten = fouten in het kiezen van een doel of specifieke betekenis om het te bereiken. Komen voor in bewuste gecontroleerde processen.

De negatieve consequenties van een slip kunnen ondervangen worden door

feedback vanuit de omgeving.



Geforceerde functies is een goede feedback, de lichamelijke spanning maakt het lastig of niet mogelijk om de automatische taak uit te voeren die kan leiden tot een slip.

Slips die samenhangen met automatische processen

Gewenning en aanpassing



Gewenning =


het bekend worden met een stimulus zodat we steeds minder aandacht aan de stimulus besteden. Het tegenovergestelde van gewenning is ontwenning.



Ontwenning is een verandering in een bekende stimulus, die ons weer attent maakt op de stimulus. Beide processen komen automatisch voor en kennen geen bewuste inspanning. De stabiliteit en bekendheid ondersteunen deze processen. Gewenning komt niet alleen voor bij mensen, ook bij eenvoudige organismen.


Ontwenning is

een verandering in een bekende stimulus, die ons weer attent maakt op de stimulus.



Beide processen komen automatisch voor en kennen geen bewuste inspanning. De stabiliteit en bekendheid ondersteunen deze processen. Gewenning komt niet alleen voor bij mensen, ook bij eenvoudige organismen.

Gewenning gebeurt meestal niet gecontroleerd, we kunnen dit wel gecontroleerd doen. Dit maakt dat gewenning onderscheidend is van het fenomeen sensory adaption.



Sensory adaption =

een verminderde aandacht voor een stimulus die niet onderhevig is bewuste controle. Dit gebeurt direct in het sensorische orgaan niet in de hersenen.



We kunnen een beetje bewuste controle uitoefenen om iets op te merken dat voor ons gewenning is geworden, maar we hebben geen controle over sensory adaption. Geuren waar we aan gewend zijn, daar worden we ons niet meer bewust van (eigen lichaamsgeur).

Twee factoren die van invloed zijn op gewenning zijn



• interne stimulus variatie en
• subjectieve opwinding.



De relatieve complexiteit is niet van invloed op gewenning. Belangrijk is hoeveelheid verandering van een stimulus gedurende de tijd. Dit maakt het lastiger te wennen aan een stimulus.

De relatieve complexiteit is niet van invloed op gewenning. Belangrijk is de

hoeveelheid verandering van een stimulus gedurende de tijd. Dit maakt het lastiger te wennen aan een stimulus.

Psychologen kunnen gewenning observeren aan de hand van Arousal =


opwinding. Arousal = de mate van lichamelijke opwinding, reactiviteit en klaar voor actie, gemeten t.o.v. een basisniveau. Dit wordt vaak gemeten door de hartslag, bloeddruk, EEG-patronen en ander lichamelijke responsen. Als er verandering optreedt nemen signalen toe, bij gelijkheid nemen signalen af.



Mensen met tinnitus =

tonen in je oren, hebben moeite met aanpassing aan geluiden.



Mensen met ADHD hebben moeite met aanpassing tot verschillende soorten stimuli. Dit maakt dat te verklaren dat gewone stimuli afleiden kunnen zijn voor mensen met ADHD.

Aanpassing vs Gewenning

Attentie



Bewuste aandacht heeft vier functies:



1. S


2. S
3. V
4. Z


1. Signaal detectie = signal detection = het waarnemen van een stimulus. We proberen door opmerkzaamheid een signaal waar te nemen, zelfs als we vermoeidheid gaan voelen als resultaat van de lange afwezigheid van een signaal.


2. Selectieve aandacht = we kiezen ervoor aandacht te geven aan bepaalde stimuli en bepaalde stimuli te negeren;
3. Verdeelde aandacht = het voorzichtig verleggen van onze beschikbare aandacht om onze aandachtprestatie te verleggen naar een andere taak of meerdere taken tegelijkertijd uit te voeren.
4. Zoeken = het actieve zoeken naar specifieke stimuli.

Signaal detectie theorie = SDT



De signaal detectie theorie (SDT) bevat vier mogelijke uitkomsten van de aan- of afwezigheid van een stimulus en onze waarneming of niet waarnemen van een stimulus. Het geeft onze pogingen om een stimulus te ontdekken weer.


Een doel is vaak lastig te ontdekken waardoor we waarnemingsoordelen op basis van incomplete informatie met enkele criteria voor doelwaarneming.



Het aantal hits wordt beïnvloed door

waar je je criteria legt om bepaalde hit te krijgen.



Signaal detectie theorie wordt vaak gebruikt om gevoeligheid voor een doelaanwezigheid vast te stellen. Meting kan plaatsvinden bij metingen voor opmerkzaamheid of het zoeken naar doelen en wordt ook gebruikt in geheugenonderzoek naar raden.

Signaal detectie theorie wordt vaak gebruikt om

gevoeligheid voor een doelaanwezigheid vast te stellen.



Meting kan plaatsvinden bij metingen voor opmerkzaamheid of het zoeken naar doelen en wordt ook gebruikt in geheugenonderzoek naar raden.

De Signaal detectie theorie kan worden geplaatst onder




a


p


g


aandacht,


perceptie of


geheugen.



In de context van aandacht is het belangrijk om te onderzoeken of er genoeg aandacht is om objecten waar te nemen die er zijn.



In de context van perceptie is het belangrijk omdat wordt onderzocht of iemand afnemende signalen kan opmerken die niet tot iemands range toebehoren (bijv. hoge tonen horen).



In de context van geheugen is het belangrijk omdat iemand aangeven een bepaalde stimulus wel of niet eerder waargenomen te hebben, zoals het voorkomen van een woord op een lijst die herinnert moet worden.


In de context van aandacht is het belangrijk om te onderzoeken of

er genoeg aandacht is om objecten waar te nemen die er zijn.



In de context van perceptie is het belangrijk omdat wordt onderzocht of iemand afnemende signalen kan opmerken die niet tot iemands range toebehoren (bijv. hoge tonen horen).



In de context van geheugen is het belangrijk omdat iemand aangeven een bepaalde stimulus wel of niet eerder waargenomen te hebben, zoals het voorkomen van een woord op een lijst die herinnert moet worden.


In de context van perceptie is belangrijk omdat wordt onderzocht of iemand

afnemende signalen kan opmerken die niet tot iemands range toebehoren (bijv. hoge tonen horen).



In de context van geheugen is het belangrijk omdat iemand aangeven een bepaalde stimulus wel of niet eerder waargenomen te hebben, zoals het voorkomen van een woord op een lijst die herinnert moet worden.


In de context van geheugen is het belangrijk omdat iemand moet aangeven

een bepaalde stimulus wel of niet eerder waargenomen te hebben, zoals het voorkomen van een woord op een lijst die herinnert moet worden.

Waakzaamheid



Waakzaamheid =


iemands mogelijkheid om voor een langere tijd aandacht te behouden voor een stimuleringsgebied om de afwezigheid van een bepaalde doelstimulus te ontdekken.



Wanneer iemand waakzaam is, wacht hij om een stimulus op enige moment te herkennen. Waakzaamheid is nodig in situaties waar een bepaalde stimulus zelden voorkomt maar directe aandacht nodig heeft. (bij. Militairen die waken voor een onverwachte aanval).

Wanneer iemand waakzaam is,

wacht hij om een stimulus op enige moment te herkennen.



Waakzaamheid is nodig in situaties waar een bepaalde stimulus zelden voorkomt maar directe aandacht nodig heeft. (bij. Militairen die waken voor een onverwachte aanval).

MAckworth deed een studie met een gezicht van een klok. De hand bewoog in stappen, die soms een dubbele stap namen. De deelnemers dienden aan te geven wanneer de dubbele step plaatsvond.



De prestatie van deelnemers nam al af na een half uur na de start van de observatie, zij misten ¼ deel van de dubbele stappen.



De vermindering van aandacht is te wijten aan

hun twijfel of zij het juiste hebben waargenomen en is niet gerelateerd aan verminderde waarneming.



Om dit te relateren aan de Signaal detectie theorie, hoe meer tijd verstrijkt, hoe minder deelnemers false alarms willen signaleren. Zij maken liever fouten dan niet te rapporteren als ze niet zeker zijn van hun aanwezigheid. Training kan waakzaamheid vergroten. In taken die langdurige waakzaamheid vereisen, hindert vermoeidheid de prestatie.

Om dit te relateren aan de Signaal detectie theorie:

hoe meer tijd verstrijkt, hoe minder deelnemers false alarms willen signaleren.



Zij maken liever fouten dan niet te rapporteren als ze niet zeker zijn van hun aanwezigheid. Training kan waakzaamheid vergroten. In taken die langdurige waakzaamheid vereisen, hindert vermoeidheid de prestatie.

Aandachtsprocessen die onderhevig zijn aan de Signaal detectie theorie schijnen ook gerelateerd te zijn aan sterk beïnvloed te worden door

verwachting.



Neurologische studies tonen aan dacht SDT van een visuele stimulus het grootste is op de plaats waar het signaal wordt verwacht. De accuraatheid van SDT is dan ook sterk minder als de stimulus zichtbaar wordt ver van de verwachte plaats.

Verwachtingen over de locatie van een stimulus hebben een grote invloed op de respons, de vorm van een stimulus heeft dit niet.



Visuele aandacht is in verschillende studies gerelateerd aan

een spotlight.



Stimuli binnen de spotlight worden snel en goed gedetecteerd, stimuli daarbuiten minder goed. De spotlight kan klein zijn, maar ook worden uitgebreid naar een groter gebied, onze aandacht wordt gelijk getrokken door de aanwezigheid van een plotselinge stimulus. Dit kan te maken hebben met het jagersinstinct van onze voorvaderen.

Toenemende waakzaamheid wordt gezien in zaken waar

emotionele stimuli worden gebruikt.



De amygdala speelt een hoofdrol in de herkenning van emotionele stimuli. De amygdala lijkt dan ook belangrijke hersenstructuur in de regulering van waakzaamheid.


De amygdala speelt een hoofdrol in de herkenning van emotionele stimuli. De amygdala lijkt dan ook belangrijke hersenstructuur in de regulering van

waakzaamheid.

Zoeken



Waakzaamheid is het passief afwachten voor een signaalstimulus, zoeken is


het actief en vaardig zoeken naar een doel.



Zoeken refereert naar een scan van de omgeving voor specifieke voorwerpen, het actief zoeken naar iets waarvan je niet weet of het gaat voorkomen of niet. Voorbeelden hiervan zijn zoeken naar een sleutelwoord in een tekst of het zoeken naar een bepaald soort graan in het schap van de supermarkt. Zoeken wordt moeilijker door afleiders, die onze aandacht afleiden van het doel. False alarms komen voor als we afleiders tegenkomen in onze zoektocht naar doelen.


Zoeken refereert naar

een scan van de omgeving voor specifieke voorwerpen, het actief zoeken naar iets waarvan je niet weet of het gaat voorkomen of niet.




Voorbeelden hiervan zijn zoeken naar een sleutelwoord in een tekst of het zoeken naar een bepaald soort graan in het schap van de supermarkt. Zoeken wordt moeilijker door afleiders, die onze aandacht afleiden van het doel. False alarms komen voor als we afleiders tegenkomen in onze zoektocht naar doelen.

Display size refereert aan

het aantal items in een visueel gebied.



Dit heeft niets te maken met grootte van de items of het veld waarin het visueel gebied is getoond. Het display-size effect is de mate waarin het aantal aanwezige items het zoekproces vertraagd.

Treisman haar theorie geeft aan dat we in staat zijn om een feature search = kenmerken search, kunnen doen waarin we

de omgeving scannen voor dat kenmerk of meerdere kenmerken.



Afleiders spelen een kleine rol in vertragen van het zoeken. Wanneer eenlingen onze aandacht vragen, gaat onze aandacht hier gelijk naar toe. Zij zijn niet te missen. Ook eenlingen als afleiders vragen gelijk onze aandacht en leiden ons af van het zoeken naar het doel.

Afleiders spelen een kleine rol in

vertragen van het zoeken. Wanneer eenlingen onze aandacht vragen, gaat onze aandacht hier gelijk naar toe. Zij zijn niet te missen. Ook eenlingen als afleiders vragen gelijk onze aandacht en leiden ons af van het zoeken naar het doel.

In een conjunction search = samengestelde zoeken = zoeken we naar


specifieke combinaties van kenmerken van voorwerpen. (bijv, een T zoeken tussen een L, de enige afwijking is de plaats van de dwarse streep).



Als we ouder worden neemt ons vermogen voor een efficiënte visuele zoektocht af. Onderzoekers hebben vastgesteld dat deze afname geassocieerd wordt met gebieden die verantwoordelijk zijn voor het verwerken van visuele informatie.


Als we ouder worden neemt ons vermogen voor een efficiënte visuele zoektocht af.



Onderzoekers hebben vastgesteld dat deze afname geassocieerd wordt met ...

gebieden die verantwoordelijk zijn voor het verwerken van visuele informatie.

Feature – integration theory = kenmerk integratie theorie.



Volgens Treisman verklaart de feature integration theory

de eenvoud van het zoeken naar een voorwerp en de moeilijkheid van het zoeken naar samengestelde zoeken (conjuntion search).



Volgens het model van Treisman hebben we voor ieder voorwerp een mentale map. Dit houdt in dat voor het zoeken naar een voorwerp geen extra tijd nodig is voor cognitieve verwerking. Het zoeken gebeurt dan ook parallel en kent geen display-size effect.


Volgens het model van Treisman hebben we voor ieder voorwerp een

mentale map.



Dit houdt in dat voor het zoeken naar een voorwerp geen extra tijd nodig is voor cognitieve verwerking. Het zoeken gebeurt dan ook parallel en kent geen display-size effect.

Echter, tijdens een conjunction search = samengesteld zoeken is aanvullende verwerking nodig.



Gedurende deze fase dienen we onze mentale bronnen in te zetten als

een soort lijm die verschillende kenmerken met elkaar combineert tot een voorstelling van een voorwerp in een specifieke locatie.



Dit kan alleen serieel worden gedaan en deze fase kent dus effecten van display- size.

Het feit dat mensen effectief voor informatie kunnen zoeken ondanks dat hun informatie is verdeeld komt voort uit:

Voorwerp inhibitie = verdringing of onderdrukking van verschillende voorwerpen die af kunnen leiden vindt plaats.

Er is neuropsychologisch bewijs voor de theorie van Treisman.



Hubel en Wiesel identificeerden specifieke neuronen die voorwerpen detecteren. Dit zijn corticale neuronen die

verschillend reageren op visuele stimuli van bepaalde oriëntaties, denk hierbij aan verticaal en horizontaal.



Meer recent is ontdekt dat aanvullende corticale processen plaatsvinden in de diverse stappen van voorwerpintegratie voor verschillende taken. Deze taken zijn oa object herkenning en visuele discriminatie. Momenteel weten we dat er parallelle processen plaatsvinden voor kleur, oriëntatie, beweging, diepte en andere voorwerpen.


Meer recent is ontdekt dat aanvullende corticale processen plaatsvinden in

de diverse stappen van voorwerpintegratie voor verschillende taken.



Deze taken zijn oa object herkenning en visuele discriminatie. Momenteel weten we dat er parallelle processen plaatsvinden voor kleur, oriëntatie, beweging, diepte en andere voorwerpen.

Similarity theorie = overeenkomsten theorie



Niet iedereen is het eens met de theorie van Treisman. Volgens de similarity theorie kunnen de data van Treisman anders worden geïnterpreteerd.



Volgens deze zienswijze wordt het detecteren van stimuli moeilijker als


de gelijkheid tussen doel en afleiders toeneemt.



Een andere factor die volgens deze theorie het zoeken beïnvloed is gelijkheid of ongelijkheid onder de afleiders. Gelijkheid maakt het zoeken makkelijker en ongelijkheid maakt het zoeken moeilijker. Ook hangt het samen met de gelijkheid tussen doel en afleiders. Het hangt niet samen met het aantal voorwerpen dat geïntegreerd dient te worden.


Een andere factor die volgens deze theorie het zoeken beïnvloed is gelijkheid of ongelijkheid onder de afleiders.



Gelijkheid maakt het zoeken makkelijker en ongelijkheid maakt het zoeken

moeilijker.



Ook hangt het samen met de gelijkheid tussen doel en afleiders. Het hangt niet samen met het aantal voorwerpen dat geïntegreerd dient te worden.

Het feit dat kleuren grootte zonder aandachtsprocessen plaatsvindt, komt niet overeen met de theorie van Treisman.



De moeilijkheid van het zoeken binnen het visuele zoeken hangt niet alleen af van de specifieke voorwerpen die geïntegreerd worden, maar ook van

welke voorwerpen geïntegreerd worden.

Gestuurde zoeken theorie = guided search theory = Cave & Wolfe.



Dit is een alternatief voor de theorie van Treisman. Dit model gaat ervan uit dat alle zoekopdrachten bestaan uit twee op elkaar volgende processen:



P
S

1. Parallelle fase
2. Serieel fase






1. Parallelle fase die een representatie van alle mogelijke doelen bevat op basis van de kernmerken (een zoektocht kan dus worden opgehouden of kan snel gaan)


2. Serieel fase, die volgt op deze fase en waarin alle doelen worden geëvalueerd afhankelijk van de mate waarin zij zijn geactiveerd, waarna het echte doel wordt gekozen



Volgens dit model het activeringsproces van de parallelle fase helpt het evaluatie en selectieproces van de tweede fase. Cave & Wolfe’s model voorstel dat sommige kenmerken zoekopdrachten gemakkelijker zijn dan andere. Zij voorspellen dat het zoeken naar een doel tussen meer items met gelijke kenmerken makkelijker is dan het zoeken naar een doel tussen items met afwijkende kenmerken. Hun veronderstellingen worden ondersteund door computermodellen die gelijke resultaten boekten als onderzoek met mensen.



Kennis vooraf beïnvloedt onze zoekstrategieën, de zoektocht wordt eenvoudiger als we een algemeen idee hebben van waar de stimulus zich bevindt.



1. Parallelle fase

die een representatie van alle mogelijke doelen bevat op basis van de kernmerken (een zoektocht kan dus worden opgehouden of kan snel gaan)



2. Serieel fase, die volgt op

deze fase en waarin alle doelen worden geëvalueerd afhankelijk van de mate waarin zij zijn geactiveerd, waarna het echte doel wordt gekozen



Volgens dit model het activeringsproces van de parallelle fase helpt het evaluatie en selectieproces van de tweede fase. Cave & Wolfe’s model voorstel dat sommige kenmerken zoekopdrachten gemakkelijker zijn dan andere. Zij voorspellen dat het zoeken naar een doel tussen meer items met gelijke kenmerken makkelijker is dan het zoeken naar een doel tussen items met afwijkende kenmerken. Hun veronderstellingen worden ondersteund door computermodellen die gelijke resultaten boekten als onderzoek met mensen.



Kennis vooraf beïnvloedt onze zoekstrategieën, de zoektocht wordt eenvoudiger als we een algemeen idee hebben van waar de stimulus zich bevindt.


Volgens dit model het activeringsproces van de parallelle fase helpt het evaluatie en selectieproces van de tweede fase.



Cave & Wolfe’s model voorstelt

dat sommige kenmerken zoekopdrachten gemakkelijker zijn dan andere. Zij voorspellen dat het zoeken naar een doel tussen meer items met gelijke kenmerken makkelijker is dan het zoeken naar een doel tussen items met afwijkende kenmerken.



Hun veronderstellingen worden ondersteund door computermodellen die gelijke resultaten boekten als onderzoek met mensen.



Kennis vooraf

beïnvloedt onze zoekstrategieën, de zoektocht wordt eenvoudiger als we een algemeen idee hebben van waar de stimulus zich bevindt.