• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/72

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

72 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Wat is de kern van het in Nederland geldende parlementaire stelsel dat zich in de 19e eeuw heeft ontwikkeld? (ongeschreven recht)
de vertrouwensregel.
Wat is een van de belangrijkste middelen, dat het parlement ten dienste staan bij de uitoefening van (democratische) controle op de uitoefening van bevoegdheden door de regering?
ministeriële erantwoordelijkheid
Zelfstudievraag 1
Uit paragraaf 10.4 BKVW valt af te leiden dat het Nederland van 1815 geen parlementaire monarchie was: waarom? Betrek in uw antwoord de tekst van par. 1.2 van het hoofdstuk over de Grondwet 1815 uit Constitutionele klassiekers.
x
Zelfstudievraag 2
In paragraaf 8.2 behandelt BKVW twee kiesstelsels die allebei in Nederland opgeld doen of hebben gedaan. Welke twee stelsels zijn dat en wat zijn daarvan de voor- en nadelen voor wat betreft:
a. weergave van verschillende politieke stromingen in het Parlement
x
Zelfstudievraag 2
In paragraaf 8.2 behandelt BKVW twee kiesstelsels die allebei in Nederland opgeld doen of hebben gedaan. Welke twee stelsels zijn dat en wat zijn daarvan de voor- en nadelen voor wat betreft:
b. regeringsvorming
x
Zelfstudievraag 2
In paragraaf 8.2 behandelt BKVW twee kiesstelsels die allebei in Nederland opgeld doen of hebben gedaan. Welke twee stelsels zijn dat en wat zijn daarvan de voor- en nadelen voor wat betreft:
c. de band tussen kiezer en gekozene
x
Zelfstudievraag 3
In paragraaf 8.7 van BKVW komt openbaarheid van besluitvorming aan de orde. Definieer de twee soorten openbaarheidsplicht die op de overheid rusten en herleid beide tot een grondwetsartikel.
x
Zelfstudievraag 4
Hoe worden de volgende besluiten bekendgemaakt?
a. Formele wet
b. Algemene Maatregel van Bestuur
c. Ministeriële regeling
x
Zelfstudievraag 5
Bestudeer par. 9.5 en hoofdstuk 10 van BKVW en beantwoord de volgende vragen voor de Nederlandse regeringsvorm op centraal niveau.
a. Kan de regering het parlement ontbinden?
a. Kan de regering het parlement ontbinden?
b. Kan het parlement de regering tot aftreden dwingen?
c. Wie heeft de bevoegdheid tot het maken van (formele) wetten?
x
Zelfstudievraag 5
Bestudeer par. 9.5 en hoofdstuk 10 van BKVW en beantwoord de volgende vragen voor de Nederlandse regeringsvorm op centraal niveau.
e. Geef één of twee sprekende (historische of actuele) voorbeelden van iedere regeringsvorm
x
Zelfstudievraag 6
Geef de verschillen en overeenkomsten aan tussen de volgende termen: regering, kroon, koning en kabinet.
x
Zelfstudievraag 7
a. Beschrijf, aan de hand van paragraaf 10.4 BKVW en par. 1.4 van het hoofdstuk Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden uit Constitutionele klassiekers, hoe de vertrouwensregel zich gevestigd heeft in het Nederlandse staatsrecht.
x
Zelfstudievraag 7

b. Zet stap voor stap uiteen hoe de regeringsvorming in Nederland in z’n werk gaat. Begin met de verkiezingsuitslag en eindig met de regeringsverklaring.
-Na de verkiezingen worden er een informateur en een formateur (meestal de beoogde minister-president) aangewezen
-informateur zorgt voor onderzoek naar mogelijke kabinetsformaties
-formateur zorgt samenstelling kabinet
-bij vorming wordt gelet op de steun van de meerderheid parlement
-onderhandeling regeerakkoord door fractievoorzitters. ministerposten worden verdeeld.
-verslag aan de koning en deze benoemt de ministers en staatssecretarissen
Zelfstudievraag 8
Beschrijf de mogelijke scenario’s nadat de Tweede Kamer een motie van wantrouwen heeft aangenomen jegens
a. een individuele minister
b. het voltallige kabinet
x
Zelfstudievraag 9
Geef aan of de volgende bevoegdheden aan (leden van) de Eerste, Tweede of zowel aan (leden van) de Eerste en Tweede Kamer van de Staten-Generaal toekomen:
a. recht van amendement
b. recht van initiatief
c. recht van enquête
d. recht van interpellatie
x
Zelfstudievraag 10
In paragraaf 10.6 van BKVW worden drie typen ministeriële verantwoordelijkheid besproken. Beschrijf de:
a. inhoud van en grenzen aan de verantwoordelijkheid
b. jaartal waarin dat type verantwoordelijkheid ‘ontstond’ (voor twee van de drie)
c. relevante wetsartikelen.
x
Opdracht 1
In Nederland worden de leden van de Tweede Kamer gekozen volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging zonder kiesdistricten. Bespreek de voordelen en nadelen van dit stelsel ten opzichte van een relatief meerderheidsstelsel met kiesdistricten.
x
Opdracht 2
Na de Tweede Kamerverkiezingen zijn de spanningen tussen VVD-‘lijstaanvoerder’ en fractievoorzitter Mark Rutte en de vice-fractievoorzitter Rita Verdonk regelmatig hoog opgelopen. Verdonk ventileert regelmatig standpunten die niet gedeeld worden door Rutte en de fractie. Verdonk beroept zich op het feit dat zij weliswaar als tweede op de verkiezingslijst stond, maar niettemin meer stemmen heeft gekregen dan Rutte. Uiteindelijk loopt het uit op een knallende ruzie en Verdonk besluit de VVD-fractie te verlaten om, hetzij als ‘eenmansfractie’ (lijst Verdonk), hetzij als lid van de PVV-fractie verder te gaan. Zij is echter niet van plan om haar zetel in de Tweede Kamer op te geven. Evenmin acht ze zich gebonden aan de instructies van het fractiebestuur om zich te beperken in haar uitlatingen tot het beleidsterrein waarvoor zij als woordvoerder is aangewezen.
a. Bespreek de staatsrechtelijke (on)mogelijkheden voor Verdonk om haar zetel in de Tweede Kamer te behouden terwijl zij uit de VVD fractie is gestapt.
b. Bespreek de (on)mogelijkheid om dergelijke gebeurtenissen te voorkomen door toekomstige fractieleden bij hun aantreden een overeenkomst te laten tekenen waarin ze zich verbinden om hun zetel op te geven wanneer ze uit de partij stappen.
c. Bespreek de staatsrechtelijke (on)mogelijkheden om een lid van het parlement/de fractie het zwijgen op te leggen door middel van een instructie van het fractiebestuur.
x
Nevenstaande kwestie leidde in 2006 tot een kabinetscrisis, waarbij D66 zich als regeringspartij uit de regeringscoalitie terugtrok en het kabinet Balkenende II viel. Het besluit werd genomen om pas na de zomer, in november 2006, vervroegde verkiezingen voor de Tweede Kamer te houden. Tot die tijd zou een minderheidskabinet (Balkenende III) doorregeren om belangrijke dossiers, zoals de begroting en de uitzending van troepen naar Afghanistan, af te wikkelen.

Beantwoord de volgende vragen
a. Bespreek de keuze om ‘door te regeren’ op basis van de oude stembusuitslagen en niet eerst nieuwe verkiezingen te organiseren. Hoe verhoudt zich dat tot het democratiebeginsel?
b. Bespreek de mogelijkheid van een demissionair minderheidskabinet om belangrijke zaken als de genoemde dossiers af te ronden. Zou een dergelijke oplossing staatsrechtelijk door de beugel hebben gekund?
c. In de Tweede Kamer werd een motie aangenomen met de strekking dat, vooruitlopend op een ‘generaal pardon’ voor uitgeprocedeerde asielzoekers (dat door het nieuwe kabinet zou worden uitgewerkt), onder het nog zittende minderheidskabinet geen uitzettingen van uitgeprocedeerde asielzoekers meer zou plaatsvinden. Toen dat onder de verantwoordelijke minister (Verdonk) toch leek te gaan gebeuren, nam de Tweede Kamer een motie van afkeuring aan. Minister Verdonk trok zich daar niets van aan omdat het immers geen motie van wantrouwen was. Bespreek deze karakterisering door de minister en wat het voor haar of het kabinet had betekend als ze het wel als een motie van wantrouwen had opgevat. Zou uw antwoord op deze vraag anders zijn geweest als het kabinet een demissionaire status zou hebben gehad?
d. In het nieuwe kabinet Balkenende III is de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie vervangen door de staatssecretaris van Justitie. Bespreek de staatsrechtelijke consequenties van de overgang van minister naar staatssecretaris.
e. De nieuwe staatssecretaris van Justitie wil niet tegemoet komen aan een ruimere uitleg van de ‘pardonregeling’ zoals die in het kabinet is afgesproken en het antwoord van de staatssecretaris wordt door de Tweede Kamer onbevredigend geoordeeld. Alvorens de Minister-President te ondervragen, wil de Tweede Kamer de minister van Justitie aan de tand voelen over dit onderwerp. Bespreek de mogelijkheden die (een lid van ) de Tweede Kamer heeft om dit te bereiken en besteed daarbij aandacht aan de staatsrechtelijke verhouding tussen de minister en de staatssecretaris en de staatsrechtelijke rol van de Minister-President in dit verband.
x
Wat wordt opgevat met de gerichtheid van democratie?
2 dingen
-zelfbepaling (uitgaande van vrijheid en gelijkheid van een ieder)
-legitimiteit bevoegdheidsoptreden regering,
Wat bedoelen juristen met legitimiteit?
De burgers aanvaarden voorschriften, omdat deze rechtvaardig zijn.
Welke eisen kunnen gesteld worden aan een democratisch openbaar bestuur?
-Actief kiesrecht
-Passief kiesrecht
-Iedereen heeft het recht naar politieke machtsverwerving te streven
-Iedereen heet politieke grondrechten
-vertegenwoordigende colleges hebben (mede)beslissingsrecht vooraf en bevoegdheid tot controleren achteraf, waardoor ze invloed hebben op de besluitvorming
-Er is openbaarheid van besluitvorming en besluiten
-In besluitvorming wordt de meerderheidsregel gebruik
-De rechten van minderheden worden gerespecteerd.
Hoe worden de zetels verdeeld na de verkiezingen?
evenredig
Welke kiessysteem had Nederland tot 1917?
een meerderheidsssysteem
-in districten gekozen
-partij die meerderheid had behaald (50%) kwam in de kamer
-zetels verdeeld naar de grote van het district
-bij geen meerderheid, nieuwe verkiezingen tussen 2 partijen met de meeste stemmen
Wat is een lijstenstelsel?
wanneer een persoon op de lijst van een partij meer stemmen dan nodig om gekozen te worden, de stemmen doorgaan naar de volgende op de lijst.
Wat is een personenstelsel?
De kiezers nummeren de personen op de lijst naar voorkeur.
Kunnen politieke partijen verboden worden in Nederland?
Ja
Sinds wanneer is demonstratievrijheid in de grondwet opgenomen?
1983
Wat houdt de petitierecht in?
De overheid is verplicht een mening in ontvangst te nemen, die schriftelijk wordt geuit.
Aan wie moeten de ministers en staatssecretarissen verantwoording afleggen?
1e en 2e kamer
Aan wie moeten de gedeputeerde staten end e commissaris van de Koning verantwoording afleggen?
aan de provinciale staten.
Aan moet is het College van B&W verantwoording afleggen?
aan de gemeenteraad.
Aan wie logt de volksvertegenwoordiging verantwoording afleggen?
aan het volk.
Wie zag als eerste de voordelen van de openbaarheid van bestuur?
Thorbecke
Welke soorten openbaarheid zijn er?
-actieve
-passieve
Wat moeten besluiten eerst zijn voordat ze rechtsgevolg mogelijk is?
ze moeten openbaar zijn.
Waar worden de formele wetten, koninklijke besluiten, algemeen verbindende voorschriften en AMvB's gepubliceerd?
In het Staatsblad.
Waar worden de algemeen verbindende voorschriften die bij ministeriële regeling wordt vastgelegd gepubliceerd?
in de Staatscourant.
Wat bedoelt men met de "rechten van de minderheden respecteren"?
er wordt gestreefd naar dat de minderheid de besluiten ook als binden beschouwt en dat de minderheid niet verdrongen wordt, maar ook een meerderheid kan worden.
Wat houdt de presidentieel stelsel in?
-volksvertegenwoordiging = wetgevende macht
-president + regering = uitvoerende macht
-Staatshoofd en volksvertegenwoordigers direct gekozen
-president vormt regering
Wat houdt een parlementair stelsel in?
-volksvertegenwoordiging direct gekozen
-regering gekozen door meerderheid volksvertegenwoordiging
-regering kan niet functioneren zonder vertrouwen parlement
-regering verantwoording schuldig aan het parlement
Wat is een conventioneel stelsel?
absolute volkssoevereiniteit zonder machtsverdeling

alle uitoefening van overheidsgezag ligt bij de volksvertegenwoordiging

ministers gekozen door afspiegeling parlement

ministers voeren beleid parlement uit.
Hoeveel regeringsvormen zijn er?
-Presidentieel (VS)
-Parlamentair
-Conventioneel
-Mengvormen (Frankrijk)
Wat bedoelt men met de Kroon?
De Koning en de ministers en staatssecretarissen.
Hoe kan een regerinsbesluit genomen worden?
Handtekening Koning en een of meerdere ministers/staatssecretarissen.
Wat is de rol van de Koning?
-symboliseert de eenheid van het Koninkrijk der Nederlanden
-wordt gezien als deel van de regering, als privepersoon en als staatshoofd
-koning wijst de formateur of informateur aan bij kabinetsformatie
Door wie wordt de ministerraad geformd?
wordt gevormd door de ministers die in een ministerie toegewezen hebben gekregen.
Bestaan er ministers zonder ministerie of zonder portefeuille?
ja
Waar besluit de ministerraad over?
algemeen regeringsbeleid.

minister-president brengt hierover verslag aan de Koning
Waar zijn de staatssecretarissen voor?
om het werk van de minister over te nemen, wanneer deze de taak niet uit kan voeren.

-minister blijft verantwoordelijk
Wat zijn de bezwaren tegen het huidige formatieproces?
-ontbreken van ministeriële verantwoordelijkheid
-gebrek aan openbaarheid
-kiezers hebben geen rechtstreekse invloed op samenstelling kabinet
Waaruit bestaat de Staten-Generaal
1e en 2e kamer
Wanneer is de 1e kamer bij gekomen?
Met de samenvoeging van Nederland en België. België wilde een controlerende kamer hebben.
Heeft de eerste kamer recht op amendement en/of initiatief?
nee
Kan de eerste kamer een wetsvoorstel verwerpen?
ja
Hoe ontstaat de tweede kamer?
rechtstreekse verkiezingen
Hoe ontstaat de eerste kamer?
gekozen door provinciale staten.
Wanneer ontstond er de ministeriële verantwoordelijkheid?
1840
-bij koninklijke besluit heeft de koning een handtekening van een minister nodig
-ministers worden strafrechtelijk vervolgbaar
Was er voor 1840 ministeriele verantwoordelijkheid?
nee
tussen 1814 1840 ministers alleen verantwoording schuldig aan de koning en moesten zich houden aan zijn aanwijzingen.
Staat de vertrouwensregel gepositiveerd in de Grondwet?
nee
Wanneer wordt er een interim-kabinet gevormd?
Wanneer het hele kabinet per direct ontslag neemt.
Wanneer stapt een minister op?
-als ie het idee heeft om geen vertrouwen meer te genieten van het parlement
-als ie de steun verliest van zijn geestverwante fractie of van de Eerste kamer
Hoeveel soorten verantwoordelijkheid heeft de minister?
3
1. civielrechtelijke
2. strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid
3. politieke
Kan een minister door het OM vervolgd worden in het kader van zijn strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid?
Nee,
door de tweede kamer
Voor wie zijn de ministers politiek verantwoordelijk?
- eigen handelen
- ondergeschikte ambtenaren
- handelen staatshoofd
Houdt de inlichtingenplicht dat een minister altijd inlichtingen moet geven?
nee
-niet als dit de positie van het staatshoofd kan schenden
-niet als het in belang van de staat is.
Wat is een verschil tussen monisme en dualisme?
-dualisme
--regering en parlement eigen bevoegdheden en beslissingsvrijheid
-monisme
--domineert 1 van de 2
Welke functies hebben politieke partijen?
-mobilisatie
-aggregatie (of integratie)
-communicatie
-participatie
-representatie
-selectie
Welke kritiek kan op de politieke partijen geuit worden?
-Ze volgen eerder hun eigen belangen en wensen dan die van de burgers.
(oplossing: districtenverkiezingen)
-fractiediscipline (fractieleden volgen politieke lijn eigen partij)
Welke nadelen hebben de monistische verhoudingen?
de coalitiemonisme tussen parlemetn en regering komt vooral door de regeerakkoord. Het zou echter raar zijn als ze hun eigen gedachtengoed niet meer zouden volgen als ze in de regering zitten. fractiediscipline versterkt dit. dit zorgt voor een stabiele regering en voor continuïteit in het regeringsbeleid.
- de controlerende taak van het parlement gaat hier echter wel van achteruit.
Wat is de kritiek op de functionering van ministeriële verantwoordelijkheid?
- hier is tenminste 1 persoon nodig die het handelen aangerekend kan worden.
Welke kritiekpunten uiten zich op de legitimiteit van de besluiten en besluitvorming?
-algemeen verbindende regels van het bestuur hebben indirecte legitimiteit.

-verzorgingsstaat => verandering overheidstaken => delegatie van bevoegdheden
Bestuur grotere discretionaire beslissingsvrijheid.
-formele wetgever wordt niet direct gekozen door burgers zelf.
-burbers moeten directer betrokken bij besluiten bv door de burgers meer rechtswaarborgen in de besluitvorming te geven, zoals het recht om gehoord te worden, stukken in te zien enz.
-de vorm van de procedure belangrijker dan de inhoud van het besluit.
-burgers verschuilen zich achter de feit dat er te veel regels zijn die zijn niet kennen, of te veel regels om rekening mee te houden.
-sancties zijn niet zwaar genoeg