• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/23

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

23 Cards in this Set

  • Front
  • Back

verplicht wederkerend werkwoord

hebben altijd een wederkerend voornaamwoord bij hun. het hoort bij het gezegde

toevallig wederkerend werkwoord

hoort niet altijd bij een wederkerend voornaamwoord. Je kunt jezelf wassen maar ook iemand anders wassen. het hoort niet bij het gezegde

wederkerend voornaamwoord

me, je, zich, ons

gezegde

alle verbs in een zin

persoonsvorm

maak een zin vragend of in een andere tijd




wij gaan brood kopen -> wij gingen brood kopen




gingen is het persoonsvorm

onderwerp

wie/wat + persoonsvorm

werkwoordelijk gezegde

als een gezegde alleen bestaat uit werkwoorden

lijdend voorwerp

zet wie of wat voor het onderwerp en het gezegde

meewerkend voorwerp

zet aan wie of voor wie voor het onderwerp, gezegde en lijdend voorwerp

bijwoordelijk bepalingen

zinsdeel dat nog over is

werkwoordelijk gezegde

persoonsvorm +alle andere werkwoorden in de zin

naamwoordelijk gezegde

het onderwerp is/ wordt/ schijnt iets

voorzetselsvoorwerp

op, met, daar, over




ik wacht al uren OP de bus (wachten op is het vv)




hij is getrouwd met zijn grote lievde (trouwen met)

bepaling van gesteldheid

adjective of wat iemand is




Zij vonden hem een klier (een klier)

incongruentie

het getal van onderwerp en persoonsvorm niet hetzelfde is

congruentie

bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudig persoonsvorm en met een meervoudig onderwerp hoort een meervoudig persoonsvorm

inversie

waneer het onderwerp achter het persoonsvorm is

onjuiste inversie

er kan geen inversie zijn na een voegwoord

voegwoord

of, maar, dus, want, en

wederkerig voornaamwoord

elkaar of mekaar

bezittelijk voornaamwoord

possesive

persoonlijk voornaamwoord

het kan in de plaats van een noun staan

nevengeschikte zinnen

een zin met een voegword verbonden met de hoofdzin