Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
136 Cards in this Set
- Front
- Back
- 3rd side (hint)
Wanneer prematuur?
|
<37 wk
|
wk?
|
|
Wk - over tijd?
|
>42 wk
|
|
|
laag geboortegewicht (LBW)?
|
<2500 gr
|
|
|
% is prematuur of LBW?
|
7%
|
LBW = Laag geboorte gewicht/Low birth weight
|
|
Categorieën transitie problematiek?
|
1)Asfyxie
2)Ademhaling 3)Infectie 4)Metaboole 5)Aangeboren |
5
|
|
Gemiddelde geboorte gewicht?
|
3500gr
|
gr
|
|
Gewicht na 4 maanden?
|
7 kg
|
|
|
Gewicht na 1 jaar?
|
10 kg
|
kg
|
|
Gem. lengte bij geboorte?
|
50 cm
|
|
|
Wat is de gem. lengte bij 1 jaar?
|
1 m
|
|
|
Wat is het gem. hersengewicht bij geboorte?
|
475 gr
|
|
|
Wat is het gem. hersengewicht bij 1 jaar?
|
1050 gr
|
|
|
Wat is de gem. schedelomtrek bij geboorte?
|
35 cm
|
|
|
Wat is de gem. schedelomtrek na 1 jaar?
|
46-47 cm
|
|
|
Hoelang gaat de reserve van een gezonde a term baby mee?
|
2 dagen
|
|
|
Wat is de meest voorkomende oorzaak van ambigue genitalia?
|
Adrenogenitaal syndroom
|
|
|
Wat voor deficiëntie heeft het Adrenogenitaal syndroom?
|
21-hydroxylasedeficiëntie
|
|
|
Icterus Neonatorum: Anamnese punten
|
1)vochtinname
2)voeding 3)groei 4)infecties 5)ontlasting 6)urine 7)medische geschiedenis 8)medicaties van moeder 9)leverzieken/geelzucht fam.anam 10) geboortetrauma 11) Bloedgroepen v.d. ouders |
|
|
Icterus Neonatorum: LO
|
1)kleur v. huid en sclera
2)hematomen 3)grootte lever en milt 4)buikomvang en peristaltiek 5)activiteit/tonus/reflexen 6)neurologische onderzoek |
|
|
Icterus Neonatorum: bloedonderzoek
|
1)Hb
2)Ht 3)Directe Coombs 4)Erytrocyten morfologie 5)Reticulocyten 6)Totaal en direct serum bilirubine 7)Serum albumine 8)Lever functies 9)Schildklier functies 10)Promemorie : G-6-PD-activiteit in erythrocyten |
|
|
Icterus Neonatorum: therapie altijd doen
|
1) vochtinname uitbreiden
|
|
|
Werking van fototherapie?
|
Foto-oxidatie van ongeconjugeerde bilirubine, welke uitgescheiden kan worden
|
|
|
Werking van wisseltransfusie?
|
Verwijderen van antilichamen, daardoor hemolyse verminderen
|
|
|
Icterus Neonatorum: eerste dag hyperbili, betekent?
|
1)ongeconj.bili. >100
2)bijna altijd pathologisch 3)geassocieerd met hemolyse (Rhesus) |
|
|
Icterus Neonatorum: algemeen verloop?
|
1)2/3e dag geel
2)Piek ongeconj.bili 3/4e dag 3)Ongeconj.bili <200 |
|
|
Neonatale infecties: verwekkers
|
1)Groep B Streptococcus (GBS)
2)E.Coli 3)Listeria |
|
|
Neonatale infecties: anamnese
|
1)anemie
2)schock 3)respiratoire problemen 4)mictie 5)medische geschiedenis van de moeder 6)vocht inname 7)actieviteit 8)convulsies 9)exantheem 10)micro-bloedingen t.g.v. trombocytopenie |
|
|
Neonatale infecties: LO algemeen
|
1)Temperatuur
2)RR 3)Circulatie 4)Turgor 5)Kleur |
|
|
Neonatale infecties: LO Neurologisch
|
1)bewustzijn
2)tonus 3)fontanel 4)pijnlijk 5)bewegingspatroon 6)convulsies 7)reflexen |
|
|
Neonatale infecties: LO Respiratoir
|
1)ademfrequentie
2)kreunen 3)intrekkingen 4)neusvleugelen 5)stridor 6)ademgeruis over de longen |
|
|
Neonatale infecties: LO Huid
|
1)kleur
2)exantheem 3)petechieën 4)bloedingen |
|
|
Neonatale infecties: aanvullend onderzoek
|
1)LP (meningitis)
2)bloedbeeld (infectieparameters) 3)CRP 4)Bloedkweek (sepsis) 5)Keelwat 6)Sputumkweek 7)Stollingsstatus X-Thorax (pneumonie) |
|
|
Neonatale infecties: Therapie
|
1)IV antibiotica
2)Opname |
|
|
Neonatale infecties: prognose
|
1)eerste 72 uur snel en fulminant
2)vertraging beh. Slechte prognose 3)ademhalingsproblemen. Slechte prognose |
|
|
Screening op?
|
1)CHT
2)ABS 3)PKU |
|
|
Hoe vaak komt CHT voor?
|
1:2600
|
|
|
Met welke stoffen wordt op CHT gescreend?
|
Hielprik op T4 en TSH
|
|
|
CHT anamnese
|
1)fam.anam: schildklier+sonsanguiniteit
2)Graviditeit: a.Schildklier b.Jodium gebruik c.Thyreostatica d.Kindsbewegingen e.Zw.sch.duur 3)Partus: a.Ligging/presentatie b.Kunstverlossing? c.Geboorte gewicht 4)Eerste weken: a.Ademhalingsproblemen b.Voedingsproblemen c.Icterus d.Suf/sloom/nauwelijks huilen e.Ondertemperatuur f.Koele huid |
|
|
CHT LO:
|
1)Groei parameters
2)Temperatuur 3)Polsfrequentie 4)Ademhaling 5)Icterus 6)Preifere cyanose 7)Toestand huid 8)Oedeem 9)Versterkte venentekening 10)Hypoactiviteit 11)Hypotonie 12)Huilen zonder geluid 13)Lage stem 14)Grootte van de fontanellen 15)Wijdte van de pijlnaad 16)Grootte van de tong 17)Zwelling hals 18)Bolle buik Navelbreuk |
|
|
CHT Aanvullende Diagn:
|
1)2e hielprik
2)T4 3)TBG 4)TSH 5)Thyreoglobuline 6)Totaal jodium 7)LOMWIOM (jodium houdende peptide in 24 uurs urine) 8)Echo schildklier |
|
|
CHT behandeling:
|
Thyrax of Euthyrox per os
|
|
|
CHT prognose:
|
goed indien snel met behandeling wordt gestart
|
|
|
Welke 2 zuren bevat koe melk minder dan moedermelk?
|
minder linolzuur en
α-linoleenzuur |
|
|
Hoe verhoud koemelk zich met moedermelk i.v.m. vitamines?
|
minder vit A & C, meer vit K
|
|
|
Wat is de samenstelling van moedermelk?
|
Eiwit 1.2 g/100 mL
Vet 3.8 g/100 mL Koolhydraten 7 g/100 mL Calorie dichtheid 67 Cal/100 mL |
|
|
Wat zit er kwa extra's in Colostrum?
|
immunoglobulins,
macrophages, lactoferrin, complement, lysozymes. |
|
|
Wat is een Apgar score precies?
|
De Apgar-score is een test, waarmee een snelle indruk van de algemene toestand van een pasgeboren baby (neonaat) verkregen kan worden.
|
|
|
Waarop wordt een apgar gemeten?
|
A demhaling
P ols- en hartslag spierspannin G A spect/Kleur van de huid R eactie op prikkels |
|
|
Wat is de indeling voor ademhaling?
|
0) geen
1) onregelmatig 2) goed |
|
|
Wat is de APGAR indeling voor Pols/hartslag?
|
0)geen
1) < 100/min 2) > 100/min |
|
|
Wat is de APGAR indeling voor Spierspanning / -tonus?
|
0) slap
1) enige flexie van de ledematen 2) actieve beweging van de ledematen |
|
|
Wat is de APGAR indeling voor Aspect / kleur?
|
0) blauw / bleek
1) blauw bij de extremiteiten 2) hele lichaam roze |
|
|
Wat is de APGAR indeling voor Reactie op prikkels?
|
0) geen
1) enige beweging 2) krachtig huilen |
|
|
Welke APGAR score is normaal?
|
7-10
|
|
|
Welke APGAR score vereist medisch ingrijpen?
|
3 of lager
|
|
|
Welke onderdelen veranderen bij neonatale transitie?
|
Respiration
Circulation Metabolism Nutrition Bilirubin clearance Glucose homeostasis |
|
|
Welke 3 groepen van reflexen zijn er voor een baby?
|
1) primitieve reflexen
2) transitionele reflexen 3) posturale reflexen |
|
|
Wat zijn de 6 (niet medicamenteuze) contraindicaties voor het geven van borstvoeding?
|
AIDS;
Herpes bij borstlesie TBC (actief, onbehandeld) Galactosemie Syfilis Varicella |
|
|
Normale Hb waardes per leeftijd zijn?
|
Neonaat 10-12
3 mnd 6-7 Kleuter 6.5-7.5 Schoolkind 7-8.5 Puber man 8.5-11 Puber vrouw 7-10 |
|
|
Wat is de belangrijkste oorzaak van anemie en bijbehorend onderzoek en behandeling?
|
Oorzaak: ijzergebrek
Onderzoek: Hb en MCV+reticculocyten Behandeling: 6 mg/kg ijzer p/dag |
|
|
Wat zijn de oorzaken van Normocytaire anemie?
|
~*~
|
|
|
Wat zijn de oorzaken van Macrocytaire anemie?
|
~*~
|
|
|
Wat zijn de oorzaken van verlaagde energie inname bij failure to thrive?
|
~*~
|
|
|
Wat zijn de oorzaken van Mricrocytaire anemie?
|
~*~
|
|
|
Wat is de diagnostiek bij MCV verhoogde anemie?
|
~*~
|
|
|
Wat is de diagnostiek bij MCV verlaagde anemie?
|
~*~
|
|
|
Wat is de diagnostiek bij normale MCV anemie?
|
~*~
|
|
|
Wat zijn de oorzaken van verhoogde energie behoefte bij failure to thrive?
|
~*~
|
|
|
Wat zijn de oorzaken van verhoogd energie verlies bij failure to thrive?
|
~*~
|
|
|
Wat is Failure to thrive?
|
Een afbuiging of achterstand op de groeicurve van gewicht-naar-leeftijd en gewicht-naar-lengte
|
|
|
Wat zijn de Mijlpalen voor fijne motoriek/adaptatie/persoonlijkheid/sociaal gedrag in het van Wiechen ontwikkelingsonderzoek?
|
4 wk Ogen fixeren
6 md Pakt blokje over 12 md Pincetgreep, zelf uit beker dirnken 2 jr Stapelt 6 blokjes 2 jr Zindelijk overdag 3 jr Zindelijk ’s nachts 3 jr Eet zelf goed met lepel 4 jr Tekent cirkel en kruis na, tekent mens 3 punten 5 jr Tekent mens 6 punten, veters strikken |
|
|
Wat zijn de Mijlpalen voor communicatie in het van Wiechen ontwikkelingsonderzoek?
|
4-6wk Lachen
2-4 mnd Vocaliseren (Klinkers) 4-8 mnd Brabbelen (klinkers en medeklinkers) 12-18 mnd Sociaal brabbelen (hij zegt papa) 12-18 mnd Losse woorden 5 tot 10 2 jr Zinnen van 1 tot 2 woorden 3jr Zinnen van 3 tot 5 woorden 4 jr Korte enkelvourdige zinnen 5 jr Samengestelde zinnen met ‘omdat’ en ‘want’ |
|
|
Wat zijn de Mijlpalen voor grove motoriek in het van Wiechen ontwikkelingsonderzoek?
|
4wk-3mnd Beweegt armen en benen evenveel, blijft hangen bij optillen onder oksels, neemt hoofd mee bij optrekken tot zit, heft kin even van onderlaag in buikligging
5-6 mnd Omrollen 6-9 mnd Los zitten 7-8 mnd Kruipen 12-15 mnd Los lopen 2 jr Traplopen 3 jr Fietsen op driewieler 4 jr Springen met beide voeten tegelijk 5 jr Huppelen |
|
|
Wat zijn de gehooronderzoeksmodelijkheden naar leeftijd?
|
Neonataal OAE (oto-akoestische emissies) & ALGO-onderzoek (AABR, snelle BERA)
0-6 mnd Observatie, OAE, BERA of ECoG (Electro Cochleografie) 6-18 mnd Ewingtest, BERA of ECoG 1.5-3 jr Spelobservatie, BERA of ECoG 3-4 jr Spelaudiometrie 4 jr Toonaudiometrie 5 jr Toon- en spraakaudiometrie |
|
|
Wat zijn de spraak en taal stoornissen?
|
1) Fonetische stoornissen: abnormale spraakbewegingen
2) Fonologische stoornissen: het wisselend goed en fout uitspreken van spraakklanken 3) Taal stoornissen: geen of verlate taalaanvang |
|
|
Wat zijn Fonetische stoornissen?
|
Abnormale spraakbewegingen:
Omissies (oot ipv rood), substituties (toep ipv soep), distorsies (nasaliteit), addities (berood ipv brood) |
|
|
Wat zijn Fonologische stoornissen?
|
Het wisselend goed en fout uitspreken van spraakklanken:
Vertraagde fonologie (bl niet goed,b en l wel), Afwijkende fonologie (wisselende spraak fouten) |
|
|
Wat zijn Taal stoornissen?
|
Geen of verlate taalaanvang: Op 3-jarige leeftijd nog niet of nauwelijks spreken.
Vertraagde taalontwikkeling Gestoorde taalontwikkeling (soms sterk afwijkende taalvormen, bijna geen systeem in) |
|
|
Kink in de ontwikkeling (regressie) DD is?
|
1) Ruimte innemend proces in cerebro (vaak focale neuro symptomen)
2) Infectieuze aandoeningen (hersenabcessen, infectieuze encefalitis etc.) 3) Intoxicatie (chronische loodvergiftiging) 4) Neuro-degeneratieve (neuro-metabole, stapelings of intoxicatie aandoeningen) |
|
|
Waar let je op bij het LO wanneer er een knik in de psychomotore ontwikkeling is?
|
1) Extra pigmentaie of depigmentatie (neurofibromatosis, tubereuze sclerose)
2) Lever en/of miltvergroting (lysosomale stapelingsziekten) 3) Vergroving van het gelaat (stapelingsziekten) 4) Oogafwijkingen 5) Haarafwijkingen |
|
|
Waar let je op bij het Neurologisch onderzoek wanneer er een knik in de psychomotore ontwikkeling is?
|
1) Afwijking gelokaliseerd of algemeen?
2) Zijn er afwijkende reflexen? 3) Neurofysiologisch onderzoek (afwijkende zenuwgeleidingstijd) |
|
|
Waar let je op bij de beeldvorming wanneer er een knik in de psychomotore ontwikkeling is?
|
1) MRI van de hersenen
a. Locale afwijkingen (tumor, bloeding) b. Degeneratieve aandoeningen (vooral witte stof afwijkingen) |
|
|
Waar let je op bij het stofwisselingsonderzoek wanneer er een knik in de psychomotore ontwikkeling is?
|
1) Urine onderzoek
2) Bloed onderzoek (ammoniak, lactaat) 3) Liquor cerebrospinalis onderzoek |
|
|
DD van stofwisselingsziekten die zich presenteren met een acuut incident?
|
1) Hypoglycaemie
2) Hyperammoniaemie 3) Hyperlactaatacidaemie 4) Oranische-zurensyndroom (acidose, secundair hoog ammoniak en laag glucose) |
|
|
Angular deformaties, welke namen hebben de been vormen?
|
Valgus = X-benen
Varus = O-benen |
|
|
Wat is het normaal beloop van onderste extremiteiten?
|
Eerste 2 jr: varus
Rond 3-4 jr: valgus Rond 5-7 jr: rechte benen (soms milde valgus) |
|
|
Wanneer kan er pathologie zijn bij ontwikkeling van de onderste extremiteiten?
|
1)asymmetische deformiteiten
2)abnormaal kleine lengte 3)ernstige afwijkingen a.varus: intercondylaire afstand > 10 cm b.valgus: intermalleolaire afstand >10cm |
|
|
Wat zijn de oorzaken van angular defromaties?
|
1)fysiologisch
2)uilaterale afwijkingen vaak: trauma, infectie, tumor distale femur en/of proximale tibia 3)Ziekte van Blount 4)Skeletdysplasie bv. Achondroplasie, osteogenesis imperfecta 5)Rheumatologische afwijkingen. B.v. juveniele rheumatoide arthritis 6)Rachitis |
|
|
Beschrijf de ziekte van Blount met kenmerken
|
“Groeistoornis van posteromediale kant van proximale tibia door overmatige mechanische belasting van de groeischijf.”
Beeld: 1)Vaak bilateraal 2)Hoekvormige afwijking 3)Vnl bij negeroide, adipeuze en vroeg lopende kinderen Therapie: 1)Beugel indien mild 2)Chirurgie: osteotomie van prox.tibia en fibula |
|
|
Beschrijf de ziekte Rachitis met kenmerken:
|
“Verstoorde botmineralisatie”
Etiologie: 1)Vit-D definientie >> door inadequate voeding/suppletie, absorptiestoornissen (coeliakie, pancreasinsuff. bij CF) en Onvoldoende synthese (o.a. onvoldoende blootstelling aan zonlicht, donkere huid) 2)Vit-D resistentie 3)Ernstige nierinsuff. >. Renale osteodystrofie 4)Extreme calciumdef. (vnl. in 3e wereld) |
|
|
Wat is het klinisch beeld bij afwijking aan de onderste extremiteiten?
|
1)Angular deformaties: Verkromming v.d. benen zodra het kind gaat staan/lopen.
2)Craniotabes: Bij lichte druk op pariëtale schedelbeenderen is een verweking waar te nemen 3)Overwoekering van ongemineraliseerd bot 4)Harrison groeve: intrekking v.d. ribben t.h.v. de aanhechting aan het diafragma 5)Spierslapte |
|
|
Wat is het aanvullend onderzoek bij afwijkingen aan de onderste extremiteiten?
|
1)X-skelet (vnl. X-polsen) karakteristieke afwijkingen
a)corner sign: rand van toegenomen densiteit rondom de epifyse b)rafelig beeld v.d. metafysen c)osteoporotisch beeld (matglasaspect) 2)Lab a)calcium verlaagd (kan normaal zijn) b)PTH sterk verhoogd c)Fosfaat verlaagd (door verhoogd PTH) d)Alkalische fosfatase verhoogd |
|
|
Wat is de therapie voor afwijkingen aan de onderste extremiteiten?
|
1)Vitamine D suppletie: ca 800-1000 IU/dag
2)Bij resistente rachitis worden enorme hoeveelheden toegediend |
|
|
Wat zijn een aantal andere vitamine deficiënties en bijbehorende aandoeningen?
|
1)Vit-C >> Scheurbuik (gingiva en periostale bloedingen)
2)Vit-K >> Secundaire hemostasestoornis 3)Vit-A >> (vnl. nachtelijke) Blindheid 4)Vit-E >> Neuropathie 5)Vit-B12 >> Macrocytaire anemie |
|
|
Wat zijn de familiaire oorzaken van Kleine lengte?
|
Primair:
Skeletdysplasieën Secundair: Stoornissen in specifieke systemen (hart, long, lever, darm, nier, anemie) |
|
|
Wat zijn de Niet-familiaire oorzaken van Kleine lengte?
|
Primair:
1)Botmechanisme Strns’ 2)Klinische synd’ met chromosoom-nr afwijking (Turner, Down) 3)Klinisch gedefinieerde synd’ zonder chromosoom-nr afwijking 4)Intra-uteriene groeivertraging met persisterende kleine lengte Secundair: 5)Endocriene afwijkingen: GH def’, Hypothyreoïdie, Cushing, Hypogonadisme 6)Metabole 7)Iatrogene (medicatie, bestraling) 8)Psychogeen (emotionele deprivatie, anorexia nervosa) |
|
|
Wat zijn familiaire oorzaken van grote lengte?
|
Primair:
Klichische synd’ met chromosoom-nr afwijkingen Secundair: Groeihormoon overproductie (hypofysair gigantisme, Mc Cune-Albright-synd) |
|
|
Wat zijn Niet-familiaire oorzaken van grote lengte?
|
Primair:
1)Klinefelter 2)XXX-synd 3)XYY-synd 4)Klinisch gedefinieerde synd’ zonder chromosoom-nr afw’ 5)Fragiele X-synd 6)Sotos, Weaver, Marshall-smith 7)Marfan 8)MEN type IIb 9)Homocystinurie 10)Oestrogeen receptormutatie, aromatase def’. Secundair: 1)Vroege pubertijd |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Skeletdysplasieën
|
A: Vaak 1 v.d. ouders aangedaan
L: Korte benen, Soms korte romp. abnorm. Ratio boven arm/onderarm, c.q. been O: voor-achterwaardse X-LWV D: Achondroplasie en hypochondroplasie. DNA onderz. (FGFR3) C: Diverse algemene complicaties B: Evt. been verlenging (niets hormonaals) |
|
|
Geef anamnese, LO etc van botmetabolisme
|
A: Vaak retardatie
L: Spec. kenmerken O: Specifiek D: Mucopolysaccaridoses, mucoliposes, etc. C: Divers, groeiprobleem staat niet op de voorgrond B: Geen beh voor klein gestalte |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Turner-synd
|
A: Oedeem voetrug als pasgeborene, vaak otitis
L: Stigmata, afbuigende groei O: Karyotype, LH, FSH, oestradiaol, echo nieren, echo hart D: 45, X of mozaïek, of structurele afwijking aan X-chromosoom (iso-X etc.) C: Onbehandelde eindlengte -20cm. Coarctatio aortae, struct afw’, urinewegen, gehoorverlies. B: GH-behandeling, t.z.t. oestrogeensubstitutie |
|
|
Geef anamnese, LO etc van gemengd gonadale dysgenesie
|
A: soms ambigue genitalia
L: stigmata, afbuigende groei, asymmetrie gonaden O: Karyotype, LH, FSH D: 45X/46XY C: Risico Gonadoblastoom, Onbeh lengte -20cm. Coarctatio aortae, struct afw’, urinewegen, gehoorverlies. B: Gonadectomie , GH-behandeling, t.z.t. oestrogeensubstitutie |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Down-syndroom
|
A: Trage psychomotore ontw’
L: Typisch gelaat O: Karyotype D: Trisomie 21 C: Vaak aangeboren hartafwijking eindlengte -20cm B: Geen beh v kleine lengte |
|
|
Geef anamnese, LO etc van intra-uteriene groeivertraging met persisterende kleine gestalte
|
A: laag geb.gew.
L: tenger gebouwd, soms dysmorfie, soms links-rechtsverschil O: GH-provocatietest, GH-24-uurs profiel, IGF-I D: - C: Onvertraagde puberteit, eindlengte ca. -2 SDS B: GH-behandeling |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Hartafwijkingen
|
A: Dyspnoe, cyanose
L: Specifiek O: Cardiologische analyse, echo etc D: - C: Groei verbetert bij behandeling van cyanose B: Geen beh. groeistoornis |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Longziekten
|
A: spec
L: spec O: Zweettest D: Bronchopulmonale dysplasie, CF C: CF behalve trage groei vaak trage puberteit B: Geen beh. groeistoornis |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Leverziekten
|
A: spec
L: Icterus O: Leverfuncties D: - C: Varieert B: Geen beh. groeistoornis |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Intestinale ziekten, chron. Inflammatoire ziekten, malnutritie
|
A: Diarree, malaise
L: - O: Scopie, etc D: Crohn, colitis, malabsorptie, exocriene pancreasdisfunctie, kortedarmsyndroom C: Groei vooral vertraagd als steroïden moeten worden gegeven B: Geen beh. groeistoornis |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Nierziekten
|
A: Congenitaal, metabool of verworven. Status na niertransplantatie
L: - O: Nierfuncties D: Misvormingen v.d. urinewegen, cystinose, nefrotisch syndroom, HUS C: zonder beh. Lengte <-2 SDS B: GH zeer effectief |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Chronische anemie
|
A: Aanvallen van bleekheid
L: Bleek O: HB-elektroforese D: Thalassemia major, sikkelcelaenemie C: Naast groeivertraging ook late pubertijd B: Ontijzeren |
|
|
Geef anamnese, LO etc van GH-deficiëntie
|
A: -
L: Rompadipositas, hoge stem O: IGF-I, IGFBP-3, GH-provocatietest D: Congenitaal of verworven C: Zonder beh. -30 cm B: GH |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Hypothyreoïdie
|
A: Traag, bleek
L: Trage pols, trage relaxatie achillespees reflex O: FT4, TSH, schildklierantistoffen D: Meestal Hashimoto C: CHT onbeh. Geretardeerd en klein. Bij verworven, onbeh. Eindlengte kleiner dan TH B: Thyroxine, euthyrax |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Cushings-syndroom
|
A: Dik
L: Dik, hypertensie O: Cortisoldagritme, dexametasonremming, vrij cortisol, MRI hypofyse D: ACTH-producerend microadenoom C: Onbeh. Osteoporose, kleine eindlengte B: Transsfenoïdale resectie adenoom |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Hypogonadisme
|
A: Allen in pubers, indien ouders ook klein dan kan lengte abnormaal klein worden
L: Naar verhouding korte romp O: GnRH-test testosteron of oestradiol D: Hypo- of hypergonadotroop hypogonadisme C: Onbeh. Grote eindlengte met eunuchoïde verhoudingen B: Geslachtssteroïden |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Emotionele deprivatie
|
A: Gedragsstoornissen, vreemd eet- en drinkpatroon
L: Verwarloosd, op jonge leeftijd mager O: GH-secretie D: - C: Onbeh. trage groei B: Verbteren omgeving (evt. uithuisplaatsing) |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Anorexia nervosa
|
A: Abnormaal eetpatroon, amenorrhoe
L: Zeer mager O: - D: - C: Onheb. Klein eindlengte, osteoporose B: Psychiatrische beh. |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Obesitas Energie-inname > verbruik
|
A: ‘ongezond eten, niet bewegen’, overgewicht v. Ouders, minder opgeleide ouders, groot gezin.
L: normale of versnelde lengtegroei; NB evt. Hypertensie, acanthosis nigricans, hirsutisme O: Nuchter bloedglucose, cholesterolprofiel Beh: Verandering levensstijl: voedselinname, beweging, voorlichting Prog: Indien blijvend obese, vergroting kans op o.a. hypertensie, diabetes, HVZ, galblaasaandoeningen etc. |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Prader-willi-syndroom
|
A: Weinig leven in graviditeit, onmaturiteit, hypotonie post partum (voedingsproblemen), hyperfagie, obesitas, jeuk, depigmentatie, retardatie.
L: Obesitas, hypotonie, hypogonadisme, kleinehanden en voeten, mentale retardatie, krabdefecten, striae O: Chromosomenonderzoek (uniparentale disomie 15, paternaal) Beh: Geen oorzakelijke beh. Evt. Correctie hormonale problemen Prog: Blijvende problemen |
|
|
Geef anamnese, LO etc van Laurence Moon Biedl (Bardet-Biedl)-syndroom
|
A: Achterblijvende ontwikkeling, visusstoornissen, dysmorfieën (handen/voeten), obesitas
L: Obesitas, polydactylie, syndactylie, hypogonadisme, visusstoornissen, mentale retardatie, retinitis pigmentosa, hartklepafwijkingen O: Meerdere deleties in genen op chromosoom 2, 3, 6, 11, 15, 16, 20 Beh: Geen oorzakelijke behandeling Prog: Blijvende problemen |
|
|
Wat is het verschil tussen een volwassene en een kind m.b.t. pharmacokinetiek?
|
1)Massa oppervlakte ratio
2)Absorptie 3)Metabolisme 4)Plasma concentratie 5)Renale uitscheiding 6)Clearance 7)Half waarde tijd |
|
|
Welke uitzonderingen zijn er voor het toedienen van orale medicatie aan kinderen?
|
1)Due to the alkalic pH in the stomach of neonates, penicillin is highly absorbed.
2)With life threatening indications, neonates should not receive oral administration (slow gastric emptying time!) 3)In young children the resorption of lipophilic compounds can be accelerated due to an increased intestinal motility. |
|
|
Welke nadelen hebben de andere manieren van toediening?
|
1)Intramuscular: low muscular mass, decreased blood flow.
2)Dermal: higher risk for systemic effects of the administered drug and higher chance of skin damage. ( Possible advantages of dermal administration in children, however, are a higher permeability and relatively large surface. ) |
|
|
Wat zijn belangrijke punten in de distributie van medicijnen?
|
1)A drug's volume of distribution (Vd)
2)Solubility in fat 3)Degree of ionisation of the drug 4)Level of plasma protein binding 5)Tissue blood flow. |
|
|
Wat is de lichaamscompositie van neonaten en hoe ontwikkelt de distributie van medicatie in verband hiermee?
|
1)Neonaten hebben hoge vloeistof nivo’s (ook intracellulair) en weinig vet
2)Distributie is hoog op jonge leeftijd (vnl hydrofiele meds’) en wordt minder bij ouder worden. Dan wordt de samenstelling van het lichaam meer vet, minder vocht. 3)De kleinste gap voor een kind zit op 1 jaar, daarna zakt het vetgehalte weer. |
|
|
Geef een beschrijving van de bloed-hersen barrière
|
1)Wordt gevormd door een laag astrocyten op de endotheel cellen
2)Lipofiele stoffen kunnen vrij doorgang vinden 3)Hydrofiele stoffen moeten actief of passief getransporteerd worden 4)Medicatie (vnl hydrofiel) moet ook actief of passief getransporteerd worden 5)Tot 6mnd oud is de boel-hersen barriere nog niet af. |
|
|
Noem 2 voorbeelden van verhoogde sensitiviteit van neonaten door ontbreken van hersen-bloed barriere
|
1)Neonates are much more sensitive to opioids than adults.
2)The usual doubling of antibiotic dose for the treatment of encephalitis infections is not necessary in neonates. |
|
|
Beschrijf plasma binding bij kinderen
|
1)Verminderde plasma binding
2)Door minder bindende stoffen zoals Albumine 3)Leidt tot een hogere vrije hoeveelheid medicijn 4)Er is dus een grotere proportie beschikbaar voor afbraak 5)Plasma albumine bereikt volwassen niveau bij leeftijd van 1jr |
|
|
Noem voorbeelden van verminderde plasma binding
|
1)Antibacterial drugs like sulphonamides and ampicillin have high free plasma concentrations in neonates.
2)Sulphonamides can compete with bilirubin for plasma albumin. This competition can cause hyperbilirubinemia and risk for icterus. |
|
|
Beschrijf briotransformatie in kinderen
|
1)Gebeurt in: lever, nieren, longen, ingewanden, bloed en bijnier
2)Fase 1: oxidatie, reductie, hydrolyse 3)Fase 2: conjugatie (glucuronidation and sulphation) 4)Tussen 6mnd en puberteit werken oxidatieve p450 enzymen 2x zo hard 5)Fase 2 bereikt volwassen niveau tussen 3-4jarige leeftijd |
|
|
Noem een voorbeeld van verhoogd metabolisme in kinderen
|
Increased toxicity of chloramphenicol in neonates due to low glucuronidase activity.
|
|
|
Wat is er anders aan de half-waarde tijd van medicatie in kinderen?
|
1)Half-life is verlengd door een langzamere biotranformatie en verminderde excretie
2)Half-life = (0.693 x volume of distribution) / clearance 3)Grotere hoeveelheid medicijn is los in het plasma (dus meer wordt uitgescheiden) |
|
|
Geef een voorbeeld van de variabiliteit van half-waarde tijd
|
1)Neonaten theofylline1/2 is 17 uur
2)9jr theofylline1/2 is 3 uur 3)Volwassen theofylline1/2 8 uur |
|
|
Geef de waardes van glomerulaire filtratie en renale perfusie per leeftijd
|
Glomerulaire filtratie
1)Neonaten = 2-4 2)2-3 dagen = 8-12 3)5 maanden = 100 4)Volwassen = 125 Renale perfusie 1)Neonaten = 12 2)2-3 dagen = X 3)5 maanden = 1000 4)Volwassen = 1100 |
|
|
Geef een voorbeeld van variabele excretie van medicatie
|
Digoxin and gentamicin (glomerular secretion) show a normal excretion pattern around 5 months, while penicillins (tubular excretion) are excreted normally after 7 months of age.
|
|
|
Hoe bereken je lichaams oppervlakte?
|
The formula of Haycock can be used:
body surface in m2 = (weight in kg)0,5378 x (height in cm)0,3964 x 0,024265 |
|
|
Hoe kom je op een juiste dosering van medicatie voor een kind?
|
1)De dosering is aangegeven door de fabrikant/consesus
2)De schaal van Denekamp: A leeftijd (jaren) B gewicht (kg) C % van volwassen dosis D lengte (cm) |
|