Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
40 Cards in this Set
- Front
- Back
Wat zijn Neuro endocriene tumoren?
|
Neoplasmata ontstaan vanuit de neuro endocriene cellen van het diffuse endocriene systeem
De neuro endocriene cellen geven hormonen of neurotransmitters af (voorbeelden: serotonine, tachykinine, neuropeptiden en insuline) Goedaardig tot zeer kwaadaardig “Oude” benaming: carcinoïd Kunnen overal in het lichaam ontstaan. Voorkeursplaatsen: Darm (appendix) Pancreas Thymus Maag |
|
Meest voorkomende localisaties van neuro-endocriene tumoren?
|
1. Longen
2. Lever 3. Colon 4. Appendix 5. Maag 6. Dunne darm 7. Rectum |
|
Wat zijn paragangliomen?
|
Ontstaan vanuit de paragangila
Ontstaan vanuit de embryonale neurale lijst zijn deel van het sympatische zenuwstelsel Functioneren als chemoreceptoren |
|
Hoe kun je paragangiomen onderverdelen?
|
- Hoofd Hals paragangliomen
- Feochromocytomen (tumoren in de bijnier die (meestal) catecholaminen uitscheiden - Overige lokalisaties (indien uitscheiding van catecholaminen dan wordt ook wel gesproken van extra adrenerg feochromocyroom |
|
dd neuro-endocriene tumoren
|
1. Sporadisch optredend
2. Syndromaal: a. MEN 1 b. MEN 2 c. Von Hippel Linsdau syndroom d. Familliaire carcinoiden / NETs e. Neurofibromatose/tuberosclerose |
|
MEN 1
|
1 Bijschildklieradenomen (hyperparathyreoidie)
2. Bijnieradenomen 3 Pancreas adenomen (plus duodenum) 4 Hypofyse tumoren 4 NETs thymus long en maag |
|
MEN2
|
Medullair schildkliercarcinoom (MTC)
Feochromocytoom a: + hyperparathyreoidie b: + neurinomen, + Marfan habitus + Intestinale gangliomen |
|
Wanneer zet je screening in op MEN1/MEN2?
|
MEN1: vanaf 5/6 jaar
MEN2: gedifferentieerd vanwege verschillende genotype/fenotype relaties |
|
MEN 2b
|
- Grootste risico, MTC vaak al voor het eerste levensjaar
- Indien geen preventieve ingreep gemetastaseerde ziekte tussen 10 en 15/20 jaar. - Vroege signalen: a. Verdenking Hirschprung b. Neurinomen oraal c. Fenotype? |
|
Wat zijn typische geassocieerde tumoren bij Ziekte van Von Hippel Lindau?
|
Typische geassocieerde tumoren bij VHL zijn:
Hemangioblastomen van de retina, cerebellum en myelum Feochromocytomen Niercel carcinomen (RCC) Saccus endolymfaticus tumor Multipele cysten in pancreas (lever) |
|
Waarom is de von hippel lindau syndroom vooral een klinische diagnose?
|
Omdat bij dna diagnostiek een 95% mutatie detectie kans is bij klinische diagnose.
|
|
Wat is de klinische diagnose bij Von Hippel Lindau syndroom?
|
Typische VHL tumor icm positieve fam anamnese
OR Negatieve familieanamnese bij een patient met 2 of meer hemangioblastomen of een hemangioblastoom icm met een andere typische VHL tumor |
|
Wat is de Surveillance voor mutatie dragers of 50% risico dragers bij von Hippel Lindau syndroom?
|
vanaf 5 jaar: , jaarlijks oogheelkundig onderzoek
Vanaf 10 jarige leeftijd 1. jaarlijks controle door de kinderarts en later de internist, a. bepaling van de bloeddruk, b. bepaling in bloed van creatinine en catecholamines, c. bepaling in 24 uurs urine van catecholamines en metanefrines en d. een echo van de bovenbuik, alvleesklier en lever. Vanaf 15 jarige leeftijd iedere 2 jaar een MRI van de kleine hersenen en het ruggenmerg Eventueel een MRI van de bovenbuik en binnenoor, een audiogram en neurologisch onderzoek |
|
Hoofd hals paraganglioom eigenschappen
|
a. Multicentrisch
b. Groot c. Jong d. Familiair e. Multiple |
|
Welke genen geven grootste risico op hoofd hals paragangliomen en op feochromocytomen
|
SDH genen (daarom deze genen onderzoeken)
|
|
Risico’s SDH genen
|
i. Paragangliomen hoofd hals gebied
ii. Sympatische paragangliomen thoracaal abdominaal in het bekken iii. Feochromocytoom |
|
Start leeftijd surveillance HH paragangiomen
|
i. SDHD: vanaf 10 jaar voor de vroegste manifestatie in de fam.
ii. SDHB: 10 jaar. Ook renaal cel carcinoom screening iii. SDHA: tentminste 10 jaar voor de vroegste manifestatie in de familie iv. SDHC/SDHAF2: idem |
|
Feochromocytoom, hoeveel procent is erfelijk?
|
Ongeveer 25-30% is erfelijk bepaald.
Grootste deel wordt toegebracht naar vhl mutatie gevolgd door men2. |
|
Is er voor een feochromocytoom dna diagnostiek beschikbaar?
|
Feochromocytoom kan onderdeel uitmaken van diverse tumorsyndromen.
DNA diagnostiek is beschikbaar voor 10 verschillende genen, 7 voor syndromale vormen en 3 voor familiaire vormen |
|
Hoe wordt de diagnose feochromocytoom gesteld?
|
Op basis van klinische verschijnselen
(evt biochemie waarna op indicatie beeldvorming) |
|
Wat is de klassieke trias van een feochromocytoom?
|
1. Palpitaties
2. Hoofdpijn 3. Diaphorese |
|
Hoe bepaal je of genetische diagnostiek zinvol is bij feochromocytoom?
|
1. Familiair voorkomen
2. Verschijnselen van de syndromale vormen bij de patient of in diens familie |
|
Welke aandoeningen geven een risico op feocrhomocytomen?
|
1. Von Hippel Lindau
2. MEN2 3. Neurofibromatosis 4. Erfelijk paraganglioom |
|
Verwijscriteria feochromocytoom
|
Aanwijzingen voor familiair feochromocytoom
Aanwijzingen voor (bepaalde) syndromale oorzaak Vroege en/of bilaterale manifestatie van feochromocytoom Multipele feochromocytomen, al dan niet extra-adrenaal al dan niet in combinatie met paragangliomen Maligne feochromocytoom Karakterisering van het feochromocytoom (zie ook figuur ) |
|
DNA diagnostiek feochromocytoom
|
1. Sequentiele DNA diagnostiek
2. Het gebruik van gen panels/targetted array SDHD, B, C, AF2, A, TMEM127, MAX, RET, VHL, NF 3. Whole Exome (Genome) diagnostische methoden |
|
Hoeveel procent van de hypofysetumoren heeft hormoon overproductie?
|
75%
|
|
Wat zijn voorbeelden van syndromale hypofyse tumoren?
|
MEN 1
Carney complex Familial Isolated Pituitary Adenomen (FIPA) |
|
Wat houdt het carney complex in?
|
1. Spotty skin, pigmentation
2. Cutaneous myxomas 3. Cardiac myxomas 4. Mammary myxomas 5. Testicular tumors 6. Schwannomas 7. GH secreting pituitary tumor 8. PPNAD (primary pigmented adrenocortical disease) |
|
Geneticiteit carney complex?
|
PRKAR1A-gen, gelegen op chromosoom 17
30% de novo mutatie Genetisch heterogeen linkage bij aantal familie met locus op #2 |
|
Wanneer is sprake van FIPA (familial isolated pituitary adenomen)?
|
Hypofyse tumoren vastgesteld bij 2 of meer familieleden (meestal in 1e of 2e graad)
Intra-familiaire heterogene endocriene manifestaties (van de hypofyseadenomen) Homogene manifestatie echter ook beschreven prolactine, groeihormoon, ACTH of NFA |
|
Familiaire Hypofyse Tumoren, in welk gen in 15-30% van de gevallen een mutatie?
|
In het AIP gen.
|
|
Wanneer verwijzing naar klinische genetica bij hypofyse tumor?
|
Een positieve familieanamnese voor hypofysetumoren
Een positieve familieanamnese voor endocriene tumoren Endocriene tumoren in de voorgeschiedenis, met name adenomen van de bijschildklier of (neuroendocriene) tumoren in de pancreas. Andere goedaardige (myxomateuze) tumoren in de voorgeschiedenis en/of Pigmentafwijkingen op de huid of mucosae Een hypofysetumor (met name een macro-adenoom) op jonge leeftijd (<30 jaar) Histologische kenmerken van de tumor als grootte, invasieve groei, ongebruikelijke combinaties van tumorproductie, zeker wanneer gecombineerd met criterium 5. |
|
Wat is het doel van genetische counseling?
|
1 voor de patient, omdat er mogelijk verhoogd risico is op andere maifestaties van het ziektebeeld
2. Voor de familie |
|
Wanneer genetische counseling?
|
1 Autosomaal dominante aandoeningen, dus met 50% kans op doorgeven of doorgekregen hebben van het gen met de mutatie
2 Mogelijkheden voor vroegtijdige detectie en behandeling |
|
Carney Complex Wat doe je Na het stellen van de diagnose?
|
Stadiering van het beeld:
Hormonale screening van bijnieren, schildklier, hypofyse Echo schildklier bij jongeren, op volwassen leeftijd opsporend vermogen niet duidelijk Screening myxomateuze afwijkingen (hart, borsten, cutaan subcutaan, typische manifestaties: oogleden, externe gehoorgang, tepels) Mannen: echo van de testes Vrouwen: echo van de ovaria (eenmalig) Genetische counseling |
|
Carney Complex, wat doe je aan screening voor mutatiedragers?
|
Voor de puberteit:
Echocardiogram (jaarlijks, halfjaarlijks indien cardiaal myxoma is vastgesteld) Jaarlijks controle puberteitskenmerken, echo testes Na de puberteit (en volwassen leeftijd): Echocardiogram (jaarlijks, halfjaarlijks indien cardiaal myxoma is vastgesteld) Jaarlijks echo testikels Echo schildklier (na basis evaluatie op indicatie) Transabdominale echo ovariae (na basis evaluatie op indicatie) jaarlijks cortisol jaarlijks serum IGF-1 Op indicatie onderzoek naar: Primary Pigmented Nodular Adrenocortical Disease Gigantisme/acromegalie, Hypofysetumoren Psammomatous Melanotic Schwannoma |
|
FIPA screening
|
Voor gendragers of eerstegraads verwanten bij niet informatieve families:
Eenmaal per 2 tot 3 jaar een MRI scan van de hypofyse Op indicatie hormonale screening Overweging om dit te doen vanaf 10 jaar Overweging om dit te stoppen vanaf 40 jarige leeftijd |
|
Conclusies
|
In toenemende mate worden genetische oorzaken voor familiaire hypofysetumoren en tumorsyndromen gevonden
Het beleid voor familieleden at risk begint zich af te tekenen |
|
DNA diagnostiek
|
MEN1 en AIP
Gerichte diagnostiek afhankelijk van de klinische aanwijzingen WGS/WES |
|
Overall
|
Neuro endocriene tumoren en paragangliomen zijn (zeldzame) tumor beelden die in nog zeldzamere gevallen onderdeel zijn van een syndromaal of familiair beeld
Aanwijzingen die aanleiding geven tot DNA diagnostiek Voor- en nadelen van DNA diagnostiek In volgelvlucht een aantal syndroombeelden |