Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
48 Cards in this Set
- Front
- Back
Wat geef je voor medicijnen bij hyperthyreoidie? Op welke complicaties moet u letten? |
Strumazol (thiamazol, 30 mg/dag), agranulomatose |
|
Waar bschermt de hielprik tegen? |
congenitale hypothyreoidie (lager iq etc) |
|
Welke tumormarkers zijn er voor: - papillair schildkliercarcinoom - folliculair schildkliercarcinoom - medullair schildkliercarcinoom (agressief) |
- thyreoglobuline (follikelcellen) - thyreoglobuline (follikelcellen) - calcitonine (C-cellen) |
|
Wat is de behandeling van een folliculair schildkliercarcinoom? |
Thyreoectomie en nabehandeling met radioactief jodium. |
|
Wat is een anaplastisch schildkliercarcinoom? |
Groeit elke dag iets en dan is er niets meer aan te doen. |
|
Hoe weet je of een schildkliertumor benigne of maligne is? |
Radioactief jood inspuiten --> - Benigne: warme nodus ontstaat - maligne: koude nodus ontstaat |
|
Wat is een thyreotoxische indruk? - - - - |
- gejaagd - vaak trillerig - zweten - ontremd gedrag |
|
Welke labbepaling vraag je aan bij een thyreotoxische indruk?
- - - |
- antilichamen tegen de TSH receptor (Graves)
- T4 meten - TSH meten (laag) |
|
Wat zijn de voor- en nadelen van de 3 behandelopties (thyreostatica, chirurgie en radioactief jodium) bij hyperthyreoidie tgv Graves? |
Medicatie, maar oppassen voor agranulomatose |
|
En bij een toxische nodus? |
Radioactief jood (geen medicatie want gaat nooit vanzelf over) |
|
en bij multinodulair struma? |
ook radioactief jood en anders opereren. |
|
Wat is postpartum thyreoiditis? |
Na de zwangerschap, eerst hyper maar kan later hypo worden. |
|
Wat ka nje geven om een thyreotoxicose te voorkomen (na postpoartum thyreoiditis)? |
Betablokker tijdelijk |
|
Wat is het teken van Pambertol? |
Bij een struma: armen langs hoofd omhoog, als mensen rood/paars aanlopen doordat het de thorax omhoog trekt en de kleppe nvan de veneuze afvoerende vaten dichtdrukt is het positief. |
|
Waar in de darm vindt actieve calciumopname plaats? |
duodenum
|
|
En passieve? |
Distale dunne darm, via diffusie |
|
Waar vindt in de nieren terugresorptie plaats? - - |
- lis van Henle (20%) en proximale tubulus (70%) - PTH afhankelijk distaal |
|
Als albumine ... is, dan is calcium ...: 30: 40: 50: |
30: 2.2 40: 2.4 50: 2.6 |
|
Wat gebeurt er met vit D in de nier? |
25-)H wordt 1,25 di-OH vit D3. |
|
Wat is een osteocyt? |
Een osteoblast die vast komt te zitten in het bot. |
|
Wat is er aan de hand bij familiaire hypocalciurische hypercalciemie (FHH)? |
De calcium sensing receptor werkt niet meer goed waardoor geen negatieve feedback van calcium op PTH is waardoor PTH hoog blijft en de calciumlevels alsmaar hoger worden. |
|
Welke stoffen mobiliseren calcium uit de botten? - - |
- PTH - actief vit D3 |
|
Waardoor wordt omzetting van vit D getriggerd? - - |
- hoog PTH in bloed -laag calcium in bloed |
|
Hoe wordt vit D deficientie vastgesteld? |
Een verlaagde plasmaspiegel van 25 hydroxyvitamine. |
|
Wat zijn fosfatoninen? |
Fosfaatregulerende hormonen. (FGF-23, geproduceerd door osteocyten). De nier is het belangrijkste doelorgaan van FGF-23. Kan synthese van 1.25 OHD remmen waardoor het calciumgehalte in het bloed omlaag gaat. |
|
Hoe ontstaat secundaire hyperparathyreoidie? Als reactie van de bijschildklieren op: - - |
- hypocalciemie bij nierziekten - Vit D deficientie |
|
PTH zorgt voor het ...... van de fosfaatspiegel door de ...................... door de nieren. |
verlagen door de bevordering van uitscheiding van fosfaat door de nieren. |
|
Wat voor medicijnen kan je geven bij primaire hyperparathyreoidie? |
Calcimimetica (verhoogt de gevoeligheid voor calcium op de bijschildklieren waardoor meer remming van PTH plaatsvindt) |
|
Wat is pseudohypoparathyreoidie? Hoe zijn de spiegels PTH en calcium hierbij? |
Resistentie PTH, PTH is hoog en calcium laag. |
|
Wat houdt rachitis en osteomalacie in? |
De nieuwgevormde botmatrix wordt weinig of niet gemineraliseerd (= weinig kalk). Ze gaan uit van vit D deficientie dus kunnen met vit D suppletie worden behandeld. Rachitis: kinderleeftijd (epifysairschijven zijn niet verkalkt) Osteomalacie: volwassenen. |
|
Wat geef je bij osteoporose? |
Bifosfonaten (inactief worden van osteoclasten waardoor er minder bot wordt afgebroken) Dit geef je ook bij de ziekte van Paget |
|
Wat is een normale BMD (=botmineraaldichtheid)? |
T score boven de -1. |
|
Wanneer is sprake van osteopenie? (T-score) |
-2.5 en -1 |
|
Wanneer is sprake van osteoporose? |
slechter dan -2.5 |
|
Hoe wordt de ziekte van Paget vaak ontdekt? |
Per toeval, door de verhoging van het alkalische fosfatasegehalte. 5-10% is symptomatisch: klacht pijn. |
|
Welke tekenen treden op bij de ziekte van Paget?- - |
- Tam O'Shanter sign - Banana fracture |
|
Wat zijn complicaties bij een zeer hoge hypercalciemie? - - - - - - |
- coma - epileptische aanvallen - hartritmestoornissen - acute hartstilstand - afsluiting darmen (ileus) - nierstenen (en verslechtering nieren) |
|
Wat is de eerste behandeling van een hypercalciemie? - - - - - |
- veel fysiologisch zout toevoegen - plasmiddelen - soms is dialyse nodig - geneesmiddelen die calcium binden - als 1.25 OH2D de oorzaak is: toediening van glucocorticoiden. |
|
Hoe is het calciumgehalte bij sarcoidose of granulomateuze ontsteking en waarom? |
Hypercalciemie, omdat macrofagen het actieve 25OH-D produceren die vervolgens weer voor calciumresorptie zorgen. PTH zal laag zijn. |
|
Noem een voorbeeld van primair hypogonadisme. |
syndroom van Klinefelter (testiculair) |
|
Wat betekent hypergonadotroop hypogonadisme? |
Gonadotroop = LH en FSH gonadisme = testosteron |
|
Noem een voorbeeld van secundair hypogonadisme. |
Syndroom van Kallman. |
|
Noem 3 endocriene aandoeningen die vallen binnen het polyglandulair auto-immuunsyndroom type 2. |
- hypothyroidisme - ziekte van Addison - DM type I |
|
Noem 3 niet-endocriene aandoeningen die vallen binnen het polyglandulair auto-immuunsyndroom type 2. |
-coeliakie - pernicieuze anemie - mysthenia gravis |
|
Wat is het MEN1 syndroom? |
een mutatie in het tumorsuppressorgen menine (chrom. 1) Het zijn multi-endocriene neoplasieen. |
|
MEN1 gaat gepaard met hyperplasie van: - - - |
- parathyreoiden - diverse endocriene gastro-enteropancreatische tumoren - hypofyseadenomen |
|
Waarom wordt bij het MEN2A syndroom profylactische thyreoidectomie geadviseerd? |
Er komt bijna altijd een medullair schildkliercarcinoom voor. (En bij 33% een feochromocytoom en bij 20% een hyperparathyreoidie door polyglandulaire hyperplasie) |
|
MEN syndromen zijn ...... ..... erfelijk. |
autosomaal dominant |