• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/1383

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

1383 Cards in this Set

  • Front
  • Back
2. Van a tot z,
d.i. van het begin tot het einde, daar a de eerste en z de laatste letter van het alphabet is. Vgl. Harreb, I, 1; Joos 54; hd. von A bis Z; nd. he wêt't van a bet z; fr. depuis a jusqu' à z; eng. from A to Z. In het Westvlaamsch van ends t' ends, van hende te hende (De Bo, 305 a). Synoniem is de uitdr. van alpha tot omega; zie ald.
3. Wie a zegt, moet ook b zeggen,
d.i. men moet voortgaan gelijk men begonnen is; of ook: na de eerste schrede kan men niet meer stilstaan; fr. qui a dit a doit dire b; hd. wer A sagt musz auch B sagen; nd. wäa A säght, mütt ok B seggen; wenn ik A segg, so mutt ik B seggen; eng. you cannot say A without saying B; fri. dy 't A seit, moat ek Bie sizze. Volgens Günther, 94 zou deze zegswijze aan het rechtswezen ontleend zijn1).
4. Nieuwsgierig Aagje.
Deze zegswijze, zonder of met het bijvoegsel van Enkhuizen, is ontleend aan ‘T Leven en Bedrijf van Clement Marot. Uit het Fransch in
[p. 2]
het Nederduyts vertaalt Door Jan Soet’. Aan het einde volgt een ‘Bijvoeghsel, Bestaende in verscheyde Quinckslagen en aerdige Poetsen, op de voorgaende Materie dienende’ en daaronder komt in een uitgave van 1655 voor ‘het kluchtigh Avontuurtje van 't Nieuwgierigh Aeghje van Enckhuysen’1), waarin het wedervaren wordt geschetst van eene vrouw uit Enkhuizen, die uit nieuwsgierigheid met haar buurman, een schipper, naar Antwerpen ging en daar in deerlijke ongelegenheid geraakte. Vgl. Gew. Weuw. III, 57: Wat schepzel staat daar! ey, komt vry wat nader, Nieuwsgierig Aagjen van Enkhuizen; en Comique en vermaaklijke Boerenreis, 1804, bl. 29: 't Zal u even eens vergaan, als nieuwsgierig Aagje van Enkhuizen, daar ik van in den Almanak geleezen hebbe. Thans zegt men in Friesland nog wel: sa nijsgjirrich as Aechje fen Inkhuzen; in Groningen echter zonder dit toevoegsel: een neisgierig Oagtje; oostfri. nêsgirige âgtje (Molema, 545 a); Waasch Idiot. 157: crieuze Beth. Vergelijk hiermede andere uitdrr. a
Allegorie
metafoor die het hele kunstwerk door wordt volgehouden
Alliteratie
medeklinkerrijm
Ambfibrachyus
drie lettergrepen; nadruk op de middelste (-+-/-+-/-+-)
Anapest
drie lettergrepen; nadruk op de laatste (--+/--+/--+)
Anticlimax
opsomming afnemend in kracht
Antimetrie
het metrum wordt op een plaats bewust doorbroken
Antithese
twee begrippen die een tegenstelling vormen
Assonantie
klinkerrijm
Auctoriale verteller
alwetende verteller
Ballade
verhalend lied met tragische afloop
Beeldspraak
figuurlijk taalgebruik
Belangenruimte
de ruimte heeft een figuurlijke betekenis
Betrouwbaar perspectief
bekijk altijd of het perspectief betrouwbaar is
Bijfiguren
overige personages in een verhaal
Binnenrijm
rijmt het woord in één versregel (!niet aan eind/begin!)
Boekenweek
activiteit van Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek
Boekenweekgeschenk
bekende schrijver schrijft boekje van ong. 100 pagina's gratis bij aankoop van min. bedrag
Bombast
overdreven beeldspraak
Chaise
kruisstelling (woordvolgorde van 2 bij elkaar horende zinnen wordt omgedraaid)
Cliché
afgesleten beeldspraak
Climax
opsomming, toenemening in kracht
Contrasterende functie
wat plaatsvindt, staat in tegenstelling tot de sfeer die de omgeving oproept
Cyclische bouw
het verhaal begint met een voorval dat aan het eind ook weer een rol speelt.
Cynisme
dodelijke spot
Dactylus
drie lettergrepen; nadruk op de eerste (+--/+--/+--)
Distichon
strofe van 2 versregels
Dramatiek (toneel)
uitbeelding, mono-/dialogen
Dubbelroman
boeken met twee intriges
Eindrijm
rijmt het woord aan het eind van de versregels
Elegie
klaagzang n.a.v. het verlies van een geliefd persoon
Elisie
zwak beklemtoonde klank wordt weggelaten zodat het gedicht beter 'loopt'
Enjambement
door een zin op een vreemde plaats af te breken, nadruk leggen op een woord
Enumeratie
opsomming
Epigram (puntgedicht)
kort gedicht waarin kernachtig iets wordt uitgedrukt (spottend/grappig)
Epiloog
aan het eind, daaruit kun je afleiden hoe het met de personages is afgelopen
Eufemisme
verzachtende uitdrukking
Exclamatio
emotionele uitroep
Fabel
een logisch-chronologische loop van de gebeurtenissen
Flashback
terugkijken, verbreekt de chronologie
Flashforward
vooruitkijken, verbreekt de chronologie
Flat character
personage waarvan je minder/weinig weet, oppervlakkige karaktertrekken
Functies van ruimtebeschrijving
ondersteunend, contrasterend, symboliserend
Funeraire poëzie
poëzie over de dood
Galgenhumor
spotten met eigen ellende
Geleding
de structuur in een boek, waardoor het verhaal in delen is verdeeld (d.m.v. witregels, hoofdstukken, delen)
Gesloten eind
alle vragen zijn beantwoord, niets te raden. Het thema is afgerond.
Gleidend volrijm
na beklemtoonde lettergreep nog twee beklemtoonde lettergrepen
Grafschrift
poëzie op grafzerken, gedicht speciaal gemaakt voor iemands graf
Haiku
kort gedicht van drie regels, 5-7-5 lettergrepen. Over gevoelens en natuurervaringen
Hekelgedicht
gedicht om kritiek te geven
Historische tijd
jaar/datum waarin het verhaal zich afspeelt
Homerische vergelijking
de 'als' vergelijking heel breed uitgewerkt
Hoofdgenres
proza, poëzie, dramatiek
Hoofdpersoon
belangrijkste personage in een verhaal
Hymes
religieus lied, lofzang op God
Hyperbool
overdrijving van de werkelijkheid
Ik-verteller
doet zelf aan de handelingen mee, meestal als hoofdpersoon
Informatieve opening
het verhaal begint bij de 1e gebeurtenis
Ingelast verhaal
verhaal dat wordt 'ingelast' en via het thema verband heeft met de rest van de roman
Ironie
milde (zelf)spot
Jambe
twee lettergrepen; nadruk op de 2e (-+/-+/-+)
Kader-/raamvertelling
boeken die uit een verzameling losse verhalen lijken te bestaan
Karikatuur
een bepaald eigenschap wordt overdreven
Klanksymboliek
bepaalde klanken roepen de betekenis van een woord/gevoel op
Kwatrijn
strofe van 4 versregels
Kwintet
strofe van 5 regels
Leidmotief
motieven die onveranderd terugkeren binnen één boek
Lied
strofen van gelijke lengte, geeft inhoud aan gevoelens, wereldlijke/geeestelijke liederen
Limerick
apart puntdicht, altijd humorischtisch, rijmschema aabba, 1e regel wordt persoon, dier, plaatsnaam geïntroduceerd
Literaire prijs
'prijs der Nederlandse Letteren' (1x per 3 jaar), 'P.C. Hooftprijs' (jaarlijks), 'AKO-Literatuurprijs (jaarlijks)
Literaire thriller (detective)
spannende boeken met karakterontwikkeling, onverwachte wendingen, psychologie belangrijker dan geweld
Literaire tijdschriften
literatuur, Nederlandse Letterkunde, Liter
Litotes
sterke bevestiging door ontkenning van tegenovergestelde
Mannelijk volrijm
de beklemtoonde lettergreep wordt niet opgevolgd door een andere lettergreep
Metafoor
onject wordt vervangen door beeld
Metonymia
vergelijking tussen beeld en object
Metrum
regelmatige afwisseling van sterker en zwakker beklemtoonde lettergrepen
Motto
spreuk/citaat dat vooraf gaat aan de eigenlijkle tekst van het verhaal, thema
Niet/chronologisch
(niet) in tijdsvolgorde
Octaaf
strofe van 8 regels
Ode
geestdriftig loflied, meestal tot persoon gericht, plechtig, lang gedicht
Onderdelen Volrijm
Voorrijm, Binnenrijm, Eindrijm (->mannelijk volrijm, vrouwelijk volrijm, glijdend volrijm)
Ondersteunende functie
de beschrijving benadrukt de betekenis van de handeling
Ondertitel
nadere toelichting op hoofdtitel/aanwijzing voor thema
Onderwerp
korte samenvatting van wat er in het verhaal gebeurt
Onomatopeeën (klanknabootsing)
woorden die geluiden uit de werkelijkheid nabootsen
Onthullende titel
vertellen direct al iets voer de inhoud en het thema
Opdracht
'... dit verhaal draag ik op aan...', eerbetoon
Open eind
voor de lezer blijven er onbeantwoorde vragen over en er kan het gevoel bestaan dat de geschiedenis niet is afgerond, blijft je bezig houden
Opening in de handeling
zonder inleiding, midden in het gebeuren geplaatst, je begrijpt pas achteraf wat er aan voorafging en wat er opvolgt
Opening na de handeling
de lezer maakt eerst kennis met de afloop van de gebeurtenis en pas daarna met het voorafgaande
Panoramic view
aan het eind van het boek worden in vogelvlucht alle verdere lotgevallen van de personages verteld. Soms is dat het epiloog.
Paradox
schijnbare tegenstrijdigheid
Parallellisme
dezelfde manier opgebouwd
Pastorale vers
eenvoudig gedicht met vertroostende boodschap
Personale verteller
gebeurtenissen worden verteld vanuit de hij/zij-verteller
Personificatie
levenloze dingen worden voorgesteld als wezen
Perspectief
het gezichtspunt van waaruit het verhaal verteld wordt.
Perzisch/oosters kwatrijn
vier regels, levenswijsheid
Plezierdicht
lezer vermaken, iets leren/nadenken, niet te diepzinnig
Poëzie (gedichten)
opgebouwd uit versregels, rijm/ritme, korte regels
Prolepsis
zinsdeel met bijzondere nadruk geïsoleerd vooraan
Proloog
inleidend hoofdstuk waarin wordt vermeld wat er aan het verhaal vooraf is gegaan
Proza
volle bladspiegel, fictioneel, verhalend
Repetitio
onveranderde herhaling
Retorische vraag
nadrukkelijke mededeling in de vorm van een vraag
Rijk rijm
woord/woordgedeelte herhaald zich
Rijm
alliteratie, assonantie, rijk rijm, volrijm
Rijmschema
gepaard rijm (aabb), gekruist rijm (abab), omarmend rijm (abba), slagrijm (aaaa), gebroken rijm (abcb/abac)
Ritme
metrum + zinsmelodie + tempo
Round character
personage dat verschillende ideeën en eigenschappen heeft
Ruimte
méér dan plaats van handeling: de aankleding die de schrijver aan een bepaalde locatie geeft.
Samenhang
herhaling, overeenkomsten, tegenstelllingen, spiegeling
Sarcasme
bittere spot
Scanderen
manier van indelen in versvoeten
Schrijvers onderscheiden zich in schrijfstijl
taalgebruik, persoonlijkheid, tijd, genre
Septet
strofe van 7 regels
Sextet
strofe van 6 regels
Sonnet
twee kwatrijnen, samen octaaf + twee terzetten, samen sextet
Soorten plezierdicht
toekomstroman (science fiction), literaire thriller (detective)
Speaking name
de schrijver vertelt, via de naam iets over het karakter dat iemand heeft
Speelruimte
de ruimte heeft alleen een letterlijke betekenis
Stijlfiguren
enumeratie, climax, anticlimax, parallellisme, repetitio, chaise, antithese, paradox, hyperbool, eufemisme, understatement, litotes, prolepsis, woordspeling, zelfcorrectie, ironie, sarcasme, cynisme, retorische vraag, exclamatio
Strofe
gedeelte tussen twee witregels
Sujet
volgorde van de gebeurtenissen zoals het verhaal die geeft
Synesthesie
het object en het beeld liggen in verschillende zintuigelijke vlakken
Terzine
strofe van 3 versregels
Thema
kortste omschrijving van de centrale gedachte van het verhaal. Max. 1 zin
Tijd
historische tijd, vertelde tijd, vertel tijd, tijdversnelling/-vertraging, niet/chronologisch, vooruit-/terugwijzingen, sujet, fabel, flashback, flashforward
Toekomstroman (science fiction)
verhaal over verer toekomst
Trochee
twee lettergrepen; nadruk op de 1e (+-/+-/+-)
Twee soorten titels
onthullende, verhullende
Type
personage dat slechts één idee of eigenschap heeft, maakt geen ontwikkeling door
Understatement
onderkoeld schrijven
Vergelijking met verbindingswoord
vergelijking met 'als' of 'zoals' soms met 'van'
Vergelijking zonder verbindingswoord
beeld en object staan zonder verbindingswoord naast elkaar
Verhaalbegin
informatieve opening, opening in de handeling, opening na de handeling
Verhaaleinde
open eind, gesloten eind, panoramic view, cyclische bouw
Verhaalmotief
bouwstenen van de tekst. Verhaalonderdelen zoals: situaties, voorwerpen, uitspraken, gedachten, relaties die regelmatig terugkeren in een verhaal.
Verhaaltechnische trucs
spelen met tijd, keus voor type perspectief, spannende titel, speciale ruimte, uitstellen van ontknoping door te wisselen tussen verhaallijnen
Verhaalwerkelijkheid
de wereld van het verhaal
Verhullende titel
maakt je nieuwsgierig naar de inhoud, maar verraadt er weinig van
Versvoeten
gelijke delen waarin een versregel verdeeld kan worden
Vertel tijd
de tijd die je nodig hebt om een boek te lezen
Vertelde tijd
tijdsduur waarover een roman vertelt
Volrijm
klankovereenkomst van klinkers en medeklinkers
Voorrijm
rijmt 1e woord van opeenvolgende versregels
Vooruit-/terugwijzingen
zonder dat de chronologische volgordewordt aangetast vooruit/terug kijken
Vrije vers
geen of weinig rijm, geen metrum, geen regelmaat (moderne gedichten)
Vrouwelijk volrijm
na de beklemtoonde lettergreep nog een onbeklemtoonde lettergreep
Wisselend-perspectief
bijv. personale perspectief afgewisseld met brieven in de ik-verteller
Woordspeling
spel met taal
Zelfcorrectie
de schrijver maakt opzettelijk een fout en corrigieert die
symboliserende functie
symbool voor iets anders
Actief publiek (active audience)
Deze term ontstond in de context van de herziening van de ideeën i.v.m. het massapubliek. Het media-publiek is in verschillende mate selectief, gemotiveerd en bestand tegen invloed. De soort en mate van publieksactiviteit is zeer relevant voor elk media-effect. Publieksactiviteit is in detail bestudeerd in de traditie van 'uses and gratifications' (gebruik en voldoening) evenals in 'reception analysis' (ontvangstanalyse).
Agenda-setting
Proces van (bedoelde of onbedoelde) media-invloed waarbij de belangrijkheid van gebeurtenissen, kwesties of personen bij het publiek bepaald wordt door de verslaggeving in de media. Hoe meer media-aandacht , hoe meer belang het publiek aan iets hecht. De media beïnvloeden enkel waarover de mensen denken en niet wat ze denken. Agenda-setting is vooral van toepassing op politieke communicatie en verkiezingscampagnes. Ondanks de bijna-zekerheid dat agenda-setting plaatsvindt, is het moeilijk te bewijzen, want media nemen hun prioriteiten zowel van de publieke opinie als van politiekers. (zie ook framing)
Bias of vertekening
Elke tendens in de nieuwsverslaggeving naar afwijking van accurate, neutrale, gebalanceerde en onpartijdige weergave van de realistische gebeurtenissen en sociale werkelijkheid. Onderscheid tussen bedoelde en onbedoelde vertekening. De vertekening stamt vnl. van partijdigheid, voorspraak (verdediging) of ideologisch standpunt van de media of bron. (Zie ook objectiviteit) Birmingham School Verzamelnaam voor de auteurs geassocieerd met de 'Centre for Contemporary Cultural Studies' (CCCS) aan de Birmingham Universiteit in Engeland. Deze is gevestigd in de jaren '60. Oprichter : Richard Hoggart samen met Stuart Hall. Het werk van deze school was van belangrijke invloed op de ontwikkeling van de kritische culturele studies, zoals 'reception research' (ontvangst-onderzoek) en 'feminist media studies' (feministische media studies)
Broadcasting (uitzenden)
Transmissie van radio en tv signalen in de lucht via vaste transmitters op aarde met een beperkt bereik. (reeds voor opkomst van kabel- en satellietsystemen). Bedoeld voor vrije ontvangst. Vnl. gefinancieerd door reclame en ontvangstlicencies. Gerund door legale en regelgevende regimes; zij wijzen licencies toe en controleren de prestaties. Enige feitelijke belangrijke medium in publieke of gouvernementele handen in niet-socialistische samenlevingen. (Zie ook public service broadcasting)
Campagne (campaign)
Geplande poging om publieke opinie, gedrag, attitude en kennis te beïnvloeden ten behoeve van een persoon, institutie, topic of oorzaak. Hiervoor worden verschillende media gebruikt, gedurende een specifieke tijdsperiode. Belangrijkste campagnetypes: reclame, politieke campagne, publieke informatie, liefdadigheid. Publieke campagnes zijn meestal gericht naar sociaal erkende doelgroepen. Ze zijn gebaseerd op onderzoek en onderworpen aan evaluatie van succes.
Catharsis
Een type van effect van tragische of gewelddadige fictie en drama dat het publiek gezuiverd van emoties en bevrijd van elke drang om beïnvloed te worden door de afgebeelde acties achterlaat. De term is afkomstig van Aristoteles en werd terug in de mond genomen door onderzoekers van media-geweld die het gebrek aan gedragsgevolgen ermee bedoelden. Hoewel het plausibel is, is het toch nooit aangetoond of gemeten.
Commodificatie
Afkomstig uit de Marxistische theorie (-> alle entiteiten hebben materiële geldwaarde) In relatie tot de media zijn er twee aspecten:
1. Behandeling van alle media-boodschappen als koopwaar op de mediamarkt.
2. Ook het het publiek kan behandeld worden als koopwaar. Het wordt nl. verhandeld aan de adverteerders a.d.h.v. kijkcijfers of andere marketingcriteria. (Zie ook Marxisme)
Communicatie
Het centrale idee is dat het een proces van verhoogde uniformiteit tussen de deelnemers is, op basis van het zenden en ontvangen van boodschappen. Er is theoretische onenigheid of het uitzenden van boodschappen op zich beschouwd kan worden als communicatie, zonder bewijs van ontvangst, effect of gevolg. Twee belangrijkste dimensies:
* mate van respons of feedback (1-richting vs interactief proces)
* mate waarin communicatieve relatie ook een sociale relatie is In het algemeen verhogen moderne technologieën de mogelijkheden en de waarschijnlijkheid om communicatie los te maken van elke sociale basis.
Convergentie (convergence)
Het proces van samenkomen of gelijker worden. Meestal wordt deze term gebruikt voor de convergentie van media technologieën als resultaat van 'digitalization' (computerization). Voor productie, verwerking en transmissie zijn de onderscheiden kenmerken zeker van belang. Toename in convergentie wordt gebruikt als argument voor media-deregulering. Nochtans is er een tendens naar meer diversificatie (dus minder convergentie); als je kijkt naar apparaten bijvoorbeeld. Eigen voorbeeld van convergentie: een computer waarop je films kan bekijken, internetten, afdrukken, tekstverwerking… alles komt dus samen in 1 toestel.
Cultural studies
Dit is een theorie die aanvankelijk media- en communicatiestudies overlapte, maar nog een bredere kijk heeft op culturele ervaringen en symbolische expressie. Sterk humanistisch georienteerd, vooral gefocust op 'popular culture' (vooral : jeugd) Ontstaan in GB, nu internationaal, onafhankelijk geworden van media- en cw.
Culture
Tegenwoordig verwijst men vaak hiernaar als de symbolische artefacten die de media-industrie produceert. Maar eigenlijk houdt het ook een bredere verwijzing in naar de gewoonten, gebruiken en bedoelingen in associatie met het massacommunicatieproces Soms refereert men naar het 'geloof' of de 'ideologie' (superstructures) van een bep. maatschappij. die de context voor media-operaties biedt.
Diffusion of innovations
Dit is het proces van de verspreiding van nieuwe technologie, info of ideeën. Het heeft een 'S-Patroon', nl. een trage start, snelle overneming en dan een lange staart. Media spelen met de verspreiding hiervan een belangrijke, secundaire rol en voorzien zelf ook in zaken die verspreid kunnen worden via dit S-patroon. (primair: persoonlijk voorbeeld en gekende autoriteiten)
Diffusion of news
Proces van de verspreiding van nieuws binnen een popûlatie, via massamedia of persoonlijk conatct (met of zonder inmenging van de media). Belangrijke aspecten: de graad en snelheid van verspreiding in relatie met het soort van gebeurtenis, en het relatieve gewicht van de massamedia en persoonlijke bronnen in dit proces.
Digitalization
Algemene term voor de elektronisatie van datatransmissie, gegevensopslag en verwerking. Maakt gebruik van de binaire code en vormt daardoor de basis voor de convergentie van de media. Wordt vooral gezien als de tendens naar digitale transmissie. Dit heeft geleid tot toenemende interactiviteit.
Discourse analysis
Het centrale idee is dat communicatie zich voordoet via 'text and talk', aangepast aan de sociale locaties, onderwerpen en soort van deelnemers. = interpretative communities Critical disc. an. onderzoekt de dominatie van onderliggende ideologieën en gevoelens in gesprekken, teksten… (invloed van de interpretative communities)
Diversity
De graad van verschil in een bepaalde dimensie. Toegepast op massamedia : bv. inhoud verzonden boodschappen, eigenaarsstructuur… (binnen elke dimensie gaat men dan de graad van diversiteit meten) Het wordt ook geassocieerd met vrijheid, gelijkheid, keuze, verandering en toegang.
Effects of media
De gevolgen van de werking van of blootstelling aan massamedia (gewild of ongewild). Meestal worden minstens 3 soorten effecten onderscheiden: behavioristische, attitudinale (of affectieve) en cognitieve effecten. Ze veschillen in de mate van doeltreffendheid.
Entertainment
Is een tak van de mediaproductie en -consumptie en heeft een amusementsfunctie. Het heeft soms ook betrekking op de diversie zelf, dan kan het dus ook over andere genres gaan zoals nieuws, reclame of opvoeding. Entertainment krijgt een problematisch karakter wanneer verslaving aan entertainment het informatieve gebruik van de media uitsluit of wanneer entertainment in de realiteitssfeer terechtkomt. Vb: nieuws is hier onderhevig aan. Men spreekt hier van 'infotainment' als resultaat.
Fourth estate
Een term die door historicus Thomas Carlyle wordt toegeschreven aan Edmond Burke, deze vond dat de macht van de pers op z'n minst gelijk is aan de andere 3 machten in het Engelse imperium: Lords, Commons en Clergy (=the three estates of the Realm) Het werd een conventionele term om journalisten te beschrijven in hun rol als reporters en waakhonden over de regering.
Framing
2 hoofdbetekenissen:
1: De manier waarop journalisten het nieuws inkaderen (in een vertrouwd kader en in overeenstemming met latente meningen)
2: Het effect van framing op het publiek (het publiek wordt verondersteld de referentiekaders over te nemen en de wereld dus op de zelfde manier te gaan zien)
Frankfurt school
Deze naam wordt toegepast op de wetenschappers die aanvankelijk in het 'Frankfurt Institute of Social Research' werkten en die later naar de VS emigreerden toen de Nazi's aan de macht kwamen. Het centrale project van deze groep was de kritische analyse van de moderne cultuur en samenleving volgens Marxistische traditie. Hoofdfiguren zijn Theodor Adorno, Max Hockheimer, Herbert Marcuse en Leo Lowenthal (allen zeer belangrijke figuren ivm de ontwikkeling van de kritische theorie en de media en cultuur studies) Ze hadden een zeer pessimistische kijk op de 'massacultuur'.
Freedom of the press
Dit is een fundamenteel principe dat wettelijk alle burgers het recht geeft om te publiceren zonder censuur bij voorbaat of toestemming van een autoriteit en zonder angst of kans op vergelding. Het moet wel toegepast worden binnen de wet en met respect voor anderen. Het wordt aanzien als een fundament van de democratie. In de praktijk wordt de persvrijheid echter vaak beperkt door (economische) barrières voor toegang tot de publicatiemiddelen.
Functional analysis
Deze theorie behandelt de werking van de massamedia als noodzakelijk voor de werking van elk sociaal systeem (samenleving). De voornaamste functie die toegeschreven wordt aan de media is bijdragen tot de sociale cohesie en integratie. In dit licht kan men de media als functioneel (pos) of disfunctioneel (neg) zien. De theorie is vaak opzijgelegd door een gebrek aan analyse en omdat ze er niet in slaagt om sociaal conflict en verandering te verklaren Ze biedt wel verklaringen voor vragen over integratie en onafhankelijkheid
Gatekeeping
De algemene term voor nieuwsselectie door reporters in nieuwsorganisaties. Er zijn verschillende criteria om nieuws door de 'gates' te laten, het belangrijkste daarvan is de nieuwswaardigheid. Hoofdvragen gaan over de toegepaste criteria en de vertekening.
Genre
Dit is het proces waarbij de locatie van productie, transmissie en ontvangst van media-inhoud niet meer geografisch vaststaat. Gedeeltelijk door nieuwe technologie, maar ook door de nieuwe internationale mediastructuur en organisatie. Dit proces heeft veel culturele consequenties, vnl de delocalisatie van inhoud en de ondermijning van locale culturen. Positief is dat de culturen nieuwe impulsen krijgen en creatieve bastaarden ontstaan; negatief is dat de culturele identiteit, autonomie en integriteit bedreigd wordt. De nieuwe media worden gezien als versnellers van het globalisatieproces.
Hegemony
Deze term wordt geïntroduceerd door de Italiaanse Marxistische theoreticus Antonio Gramsci. het beschrijft een zekere soort macht die ontstaat uit alomvattende ideologische tendensen van de massamedia om machtssystemen te steunen en oppositie en botsende opvattingen uit te sluiten. Het is een soort dominante consensus die op een verborgen manier werkt en zonder dwang.
Human interest
Dit is een type van 'format' dat op persoonlijke acties en consequenties focust en dramatische, humoristische en narratieve steilen gebruikt. Het gaat vooral over alledaagse emoties en gebeurtenissen. (zie tabloidization en commercialization)
Hybridization
Het proces waarbij nieuwe culturele vormen worden samengesmolten uit verschillende elementen; vooral een combinatie van vreemde of geïmporteerde vormen en locale of traditionele culturen. (geassocieerd met globalisatie)
Identity
De specifieke typering van een persoon, plaats… door anderen of jezelf, volgens biografische, sociale, culturele of andere karakteristieken. Communicatie is noodzakelijk voor de vorming van identiteit. Maar tegelijkertijd kan het de identiteit ook ondermijnen. (massacommunicatie is hier maar één van de vele factoren)
Ideology
Een georganiseerd geloofssysteem of een verzameling van waarden die verspreid of versterkt worden door communicatie. Dit gebeurt vaak onbewust, de meeste media-inhoud doet dit veelal impliciet via het selectief benadrukken van bepaalde waarden en normen. ('preferred reading' in encoding/decoding-theorie) Vaak wordt de nationale cultuur die voorziet in de context van het mediasysteem gereflecteerd, maar vaak ook de klassepositie en de kijk van degenen die de media in handen hebben.
Information
In de brede zin: de inhoud van alle zinvolle communicatie Specifieker (nog losjes): betrouwbare feiten uit de echte wereld (opinies&reportages) Nog specifieker: gecommuniceerde data die waardoor onderscheid gemaakt in sommige domeien van de realiteit, zodat de ontvanger meer zekerheid krijgt. (eliminatie ofzo)
Inhoudsanalyse (content analysis)
Techniek voor systematische, kwantitatieve en objectieve beschrijving van media-teksten. Nuttig voor output-classificatie, het zoeken van effecten en het maken van vergelijkingen tussen media, over de tijd of als vgl. tussen inhoud en realiteit. Inhoudsanalyse is niet geschikt om onderliggende betekenissen van inhoud te ontdekken, maar kan wel aanwijzingen leveren voor de kwaliteit van media.
Interactivity
Het vermogen voor wederzijdse , twee-richtings communicatie die men kan toewijzen aan een communicatiemedium of relatie. Een wisselwerking laat wederzijdse aanpassing, co-oriëntatie , nauwkeurige controle en grotere efficiency toe in de meeste communicatie relaties en processen. De meest bepalende eigenschap van de nieuwe media is hun hoge wisselwerkingsgraad , die mogelijk is door de verhoogde digitalisatie.
Internet
Het wereldwijde systeem van onderling verbonden netwerken die gebruik maken van de telecommunicatie-infrastructuur die nu een groot aantal types van op computergebaseerde communicatie-uitwisseling ondersteund, waaronder raadpleging van databanken , websites en homepages , conversaties, e-mail , verschillende soorten electronische handel en financiele transacties… Het internet neemt stapsgewijs vele functies van traditionele massamedia over. (bv reclame, nieuws) Toegang tot het internet is nog steeds beperkt door de gerbruikskosten en taalbarrieres , cultuur en computerkennis.
Intertextuality
Dit verwijst naar de tendens van verschillende mediateksten om naar elkaar te verwijzen op verschillende niveaus en over verschillende genres en ook naar het proces waarbij lezers betekenisvolle verbindingen maken over formele grenzen van tekten en genres heen. Deze verbindingen gaan van mediateksten tot materiële consumptievoorwerpen dmv merking en verkooppromotie. Reclame maakt veel doelbewust gebruik van intertekstuele verbindingen. Conversationele teksten van het mediapubliek verlengen de invloed van de originele teksten in het dagelijkse leven en taal.
Journalistiek (Journalism)
Letterlijk: het product of het werk van professionele 'nieuws-mensen'. Als product: informatieve verslagen over recente of huidige gebeurtenissen of dingen waar het publiek zich voor interesseert. In deze zin is journalistiek een ander woord voor nieuws dat up-to-date, relevant, geloofwaardig en interessant probeert te zijn voor een bepaald publiek. Als werkproces: de term heeft gemengde bijklanken, die de onzekerheid van de status van het vak weerspiegelen. Er zijn verschillende stijlen en scholen van journalistiek die zich van elkaar onderscheiden dmv hun doel, publiek en nationale mediacultuur.
Knowledge gaps (kenniskloven)
Deze term is ontwikkeld om de structurele verschillen in informatieniveaus tussen groepen in de samenleving aan te duiden. De originele belofte van de massamedia was dat ze de kloof tussen informatierijken en informatie- armen zouden dichten. Dit heeft veel onderzoekers gestimuleerd om te onderzoeken in hoeverre dit is gebeurd en welke mediatypes gebruik maken van en welke condities geassocieerd worden met zulk effect (of zijn tegengestelde, verbreding van de kloof). Het uiteindelijke resultaat is dat de kranten beter de kloof dichten dan televisie. Huidige verwachtingen houden in dat de nieuwe media de kloof eerder verbreden door hun betere beschikbaarheid voor degene die reeds beter geïnformeed zijn.
Kritische theorie (critical theory)
Algemene term voor de late Marxistische versies over de rol van de massamedia in het onderhouden van een dominante ideologie of hegemonie. (origines meestal in Frankfurt School, maar varianten)
*culturele vormen: associatie met de structurele en betekenis interpretaties van teksten, ontvangstanalyse en ook etnografie.
*politiek-economische vormen: associatie met structuren, eigenaars en controle van de media. Vaak wordt de kritische theorie gezien als een alternatief voor empirische, gedrags- of wetenschappelijke benaderingen (in de studie van massamedia) omdat het normatief is, het suggereert een andere en betere maatschappijvorm en mediasysteem.
Life-style
Dit idee heeft een lange geschiedenis in het commerciële marktonderzoek en is verwant met theoriën over smaak en familiale afkomst ontwikkeld door Pierre Bourdieu. Het verwijst naar persoonlijke consumptiepatronen en verschillende soorten smaken die algemeen zelf gekozen zijn , maar die ook gedeeld worden met anderen. Deze patronen kunnen relatief onafhankelijk zijn van sociale klasse en materiële omstandigheden ondanks ze waarschijnlijk gevormd worden door een aantal externe factoren, waaronder inkomen, leeftijd, opvoeding, sociaal milieu en visie. Een life-style kan een uitdrukking van individuele identiteit zijn, maar voor de media kan het ook een middel zijn voor het maken en beheren van consumentenmarkten . (Zie ook taste culture)
Marxisme
Een theorie gebaseerd op het werk van Karl Marx, volgens wie menselijke vooruitgang plaatsvindt op basis van conflict tussen verschillende klassen, wiens dominante macht afhangt van het eigendom van productiefactoren (materialen, kapitaal...) De dominante klasse buit de andere klassen uit om hun winst en omzet te maximaliseren. De massamedia zijn hierin relevant in de voorstelling dat de media een ideologisch goed zijn dat kan gebruikt om de positie van de dominante klasse te verdedigen of aan te vallen. In de tijd van Marx en later werden de media beheert en gebruikt in het voordeel van de dominante klasse. Dit is een thema dat nog niet volledig uitgewerkt is.
Mass (massa)
Een heel grote en vormeloze set van individuen die zich gelijk gedragen, onder externe invloed, en door hun would-be manipulatoren gezien worden alsof ze geen aparte identiteit, organisatievorm, kracht, autonomie, integriteit of zelfbepaling hebben. (manier om het mediapubliek te zien) Het wordt gebruikt met dezelfde negatieve connotatie als veel aanleunende uitdrukkingen zoals massagedrag, massamening, massaconsumptie, massacultuur, massagemeenschap... en natuurlijk massacommunicatie op zich.
Mass Culture (massacultuur)
Toen de term in de omloop was (1930-1970), beschreef het de 'cultuur van de massa'. Dit betekende vooral de 'lagere' vormen van entertainment en fictie die de ongeschoolden en 'onculturele' meerderheid aansprak, in tegenstelling tot de 'hogere cultuur' van de meerderheid. De culturele veranderingen en nieuwe percepties van populaire cultuur hebben de betekenis van deze term veranderd en hebben hem grotendeels overbodig en ongewild gemaakt. Toen het gebruik ervan gangbaar was , was het eerder ideologisch dan empirisch geldig , aangezien eigenlijk heel veel mensen deelnamen aan tenminste een paar aspecten van massacultuur.
Mass society
Een vorm van samenleving die theoretisch geïdentificeerd wordt als gedomineerd door een klein aantal wisselwerkende elites die de levensomstandigheden van velen controleren, vaak dmv overtuiging en manipulatie. De term is voor het eerst toegepast op het na-oorlogse amerika door radicale critici (Mills) en door politieke theoretici op Europese gemeenschappen die onder de greep van het fascisme en het communisme vielen. Grootschalige een gecentraliseerde vormen van sociale organisatie zijn typisch, samengaand met gevoelens van anomie en machteloosheid. De massamedia zijn noodzakelijke instrumenten om de massagemeenschap te bekomen en te onderhouden.
Media ethics ( Media gedragsnormen)
Principes van goed gedrag voor mediabeoefenaars, de publieke rol van de media in een gegeven gemeenschap en de individuele eisen in gedachten houden. Het relevant gebruik ervan heeft vooral betrekking op de manier hoe men aan bepaalde informatie komt en over de beslissingen wat en hoe uit te geven, vnl met de mogelijke gevolgen voor betrokkenen in gedachte. Deze gedragsnormen bestaan ook in de niet-informatieve sfeer, maar spelen daar minder de rol ni het beslissingen nemen. Journalist zijn betekent dat je deze gedragsnormen zeker accepteert. (Zie ook media accountability)
Moral panic (Morele paniek)
Deze term werd voor het eerst gebruikt door criminoloog Jock Young om toe te passen op plotselinge uitdrukkingen van vaak irrationele massa ongerustheid en alarm gericht naar de veronderstelde 'criminaliteitsgolven' of andere veronderstelde bewijzen van wanorde en sociale defecten (bv. immigratie, vrije omgang). De media vergroten deze panieken. Ze zijn ook soms zelf voorwerpen van morele paniek, als hun schadelijke effecten plots duidelijk worden . (bv in een golf van criminaliteit, zelfmoorden). Nieuwe media, zoals het internet en computerspelletjes, generen een soort paniek door de veronderstelde (alleged) schade die ze berokkenen aan hun gebruikers.
Network (netwerk)
Elke onderlinge verbonden set van elementen, deze kunnen personen, plaatsen, organisaties, machines... zijn. In communicatie wordt de aandacht gevestigd op de stroom van informatie door de lijnen van het netwerk, met specifieke nadruk op hun draagcapaciteit en interactiviteit, en natuurlijk wie of wat aangesloten is en minder of meer dicht en exclusief. De term 'netwerk gemeenschap' is gevonden door theoretici (Catells, Van Dyke) als een alternatieve manier om de realiteit van de informatie gemeenschap uit te drukken.
News (Nieuws)
De belangrijkste vorm waarin huidige informatie over publieke gebeurtenissen gedragen wordt door de media. Er is een grote verscheidenheid in types en formaten en tussen verschillende culturen, maar de bepalende karakteristieken zijn in de tijdigheid, relevantie en betrouwbaarheid. (Zie ook journalistiek)
News values (Nieuwswaarden)
De criteria die toegepaast worden op journalisten en redacteurs in nieuwsorganisaties die bepalen of men bepaalde items al dan niet in het nieuws gaat opnemen. In commerciële media, is de consensus 'waarde' of het desbetreffende item een potentiel publiek heeft. Maar er zijn nog andere bronnen van waarden, waaronder een oordeel van intrinsieke betekenis of de druk van invloedrijke belangen buiten het publiek.
Newspaper (Krant)
Traditioneel: gedrukte media die op een regelmatige basis verschijnen (meestal minstens 1x /week) en die betrouwbare verslagen bevatten over recente of aan de gang zijnde gebeurtenissen van alg belang en aangeboden voor openbare verkoop. Geassocieerde karakteristieken zijn onafhankelijkheid of doorzichtigheid van eigendom, opmaak, geogragisch beperkte dekking en circulatie. Verschillende varianten zijn opgekomen, zoals gratis kranten (betaald door reclame) en meer recent de electronische krant die on-line wordt aangeboden en geen last heeft van de beperkte tijd en plaats van de traditionele kranten.
Objectivity (Objectiviteit)
Een theoretische term, die wordt toegepast op nieuws , alhoewel het in 'common-sense' termen een aantal kwaliteiten opsomt die zorgen voor vertrouwen en betrouwbaarheid van de kant van het nieuwspubliek. Deze zijn oa: feitelijke juistheid, gebrek aan vertekening, scheiding van feiten en commentaar, doorzichtigheid van de bronnen, geen partij kiezen. De controverse die hieruit voortkomt, stamt vooral voort uit het feit dat volledige objectiviteit onmogelijk is en het is misleidend anders te beweren. Alle nieuws is zogezegd ideologisch en objectiviteit is volgens kritici een andere ideologie. De vereisten van objectiviteit maken het mogelijk voor bronnen om het nieuws te manipuleren en dienen alleen om de vertekening te verbergen, of het nu de bedoeling is of niet.
Opinion leader
Geïntroduceerd door Elihu Katz en Paul Lazarsfeld, bij vroeg onderzoek naar de invloed van massa-media, om de sociale rol te beschrijven van mensen die het denken van andere mensen beïnvloeden in informele sociale relaties. De identificerende karakteristieken variëren volgens onderwerp van de invloed en sociale instelling, maar de betrokken personen zijn meestal beter geïnformeerd, maken meer gebruik van de massa-media en andere bronnen, zijn sociaal (gezellig) en veelal gerespecteerd door degene die zij beïnvloeden. Het falen van het vroege onderzoek naar de effecten van massamedia is deels te wijten aan het variabele en vaak onzichtbare bijdrage van opinieleiders.
Phonogram (Fonograaf)
Geschikte, hoewel niet zeer veel gebruikte, term voor alle vormen van geregistreerde en persoonlijk herspeelde muziek, die oorspronkelijk (bijna) slechts beschikbaar was via de 'grammofoon ' (gramophone), eerder de 'fonograaf' (phonograph), later 'platenspeler' (record-player). Het woord omvat platen, cassettes en discs van alle soorten.
Postmodernism (Postmodernisme)
Een brede, huidige (culturele) theorie die de mening onderschrijft dat de 'leeftijd van ideologie' voorbij is, samen met de 'industriële maatschappij' en zijn massieve vormen van sociale organisatie en controle en toewijding aan rationaliteit. In plaats daarvan leven wij in een gebied van ongestructureerde diversiteit, onzekerheid, tegenspraak, open creativiteit en individuele vrijheid van opgelegde regels en sociale beperking. Het is modieus om de overvloedige groei van massamedia als de essentie van de populaire postmoderne cultuur te zien. Noch de materiële voorwaarden van de eigentijdse maatschappij, noch de vormen van organisatie van massamedia tonen duidelijke tekens van postmodernisme. Net zoals de vroegere kritische culturele theorie, kan postmodernistisch denken uiteenlopende optimistische én pessimistische vooruitzichten ondersteunen.
Propaganda
Het proces en product van weloverwogen pogingen om collectief edrag en advies te beïnvloeden door het systematische en éénzijdige gebruik van vele communicatiemiddelen. De propaganda wordt gedragen door de belangen van de bron of de afzender, niet van de ontvanger. Het is bijna zeker dat de informatie in bepaalde opzichten misleidend of niet helemaal waar is. De informatie kan zelfs volledig onwaar of verkeerde ('oninformatie') zijn. Het kan ook psychologisch agressief en vervormd zijn in de representatie van de werkelijkheid. Haar doeltreffendheid is veranderlijk en eerder afhankelijk van de context en de aard van het doelpubliek dan van de kenmerken van het bericht. (Zie ook adverteren en campagne)
Public (Publiek)
Als zelfstandig naamwoord verwijst het naar de algemene verzameling van vrije burgers van een bepaalde maatschappij of een kleinere geografische ruimte. Haar connotaties worden sterk beïnvloed door de democratische theorie, aangezien de vrijheid en de gelijkheid (van rechten) over het algemeen enkel in een democratie beschikbaar zijn. De leden van een echt publiek in een democratie zijn vrij te associëren, te converseren, te organiseren en zich uit te drukken over alle onderwerpen en de overheid is uiteindelijk verantwoordelijk voor de wil van het 'publiek als geheel' en dit volgens goedgekeurde procedures. Dit grote begrip van wat het publiek vormt is één reden waarom de openbare communicatie een bepaalde mate van bescherming en eerbied vedient in een democratie. (Zie ook publieke opinie, openbaar belang, openbaar gebied)
Public interest (algemeen belang)
Drukt de idee uit dat de verwachtingen van, en de eisen tegen, de massamedia, op gronden van het brede en lange termijn 'goed van de maatschappij', wettig kunnen worden uitgedrukt en tot beperkingen op de structuur of de activiteit van media kunnen leiden. De inhoud van wat 'in het openbare belang' is neemt diverse vormen aan. De meest minimale interpretatie is dat de media aan de behoeften van hun publiek moeten voldoen, maar de ethische ideologische, politieke en wettelijke overwegingen kunnen ook tot veel sterkere definities leiden. De uitdrukking van openbaar belang vindt ook plaats op verschillende manieren, met inbegrip van de publieke opinie, politici, critici en vele belangengroepen die door openbare communicatie worden beïnvloed. (Zie ook media accountability)
Public opinion (publieke opinie)
De collectieve meningen van een significant deel van eender welk publiek (zoals boven beschreven). Dit deel is soms een numerieke meerderheid, gemeten door opiniepeilingen, maar dit overdrijft de capaciteit van de meetinstrumenten sterk en mist het essentiële punt dat een mening altijd verschillend, dynamisch en veranderlijk in sterkte is. Historisch gezien en in bepaalde contexten kan de publieke opinie worden genomen om naar 'geïnformeerd advies' (informed opinion) of de algemene mening van de meer opgeleide en bewuste leden van de maatschappij te verwijzen. Waarschijnlijk zal geen enkele verklaring betreffende de publieke opinie ondubbelzinnig of buiten discussie zijn zonder één of andere duidelijke definitie. (Zie spiraal van stilte.)
Public sphere (openbare ruimte)
De conceptuele ruimte die in de maatschappij buiten de directe cirkel van het privé leven en de muren van gesloten instellingen en organisaties die hun eigen (alhoewel soms publieke) doelstellingen nastreven bestaat. In deze ruimte bestaat de mogelijkheid voor openbare verenigingen en debatten die leiden tot de vorming van de publieke opinie en politieke bewegingen en partijen die privébelangen kunnen vertegenwoordigen. De media zijn nu waarschijnlijk de belangrijkste instellingen in het openbare gebied en de 'kwaliteit' hiervan zal afhangen van de kwaliteit van de media. In het extreme zijn bepaalde structurele tendensen van media, met inbegrip van concentratie, introductie op de mark en globalisering, schadelijk voor het openbare gebied.
Publiek, toehoorders (audience)
Iedereen die effectief bereikt wordt door bepaalde media-inhoud of media-kanalen. Het publiek kan ook bestaan als een ingebeeld 'doel' of doelgroep van ontvangers. Het kan samenvallen met een echte sociale groep of publiek(public). Toehoorders kunnen gedefiniëerd worden a.d.h.v. relevante media en inhoud of sociale samenstelling, plaats en tijd van de dag. Media-toehoorders zijn losse entiteiten en zijn mogelijk slechts bekend als 'ratings' (classificaties, kijkcijfers), met een gekende kans op herhaling. (=media-benadering) Publiek kan echter ook benaderd worden als collectieve sociaal culturele identiteit. (=alternatieve benadering)
Reclame (advertising)
Betaalpubliciteit voor goederen of diensten in de media, gericht aan de consumenten. Verschillende doelstellingen: voorlichting, merkbeelden maken, positieve associaties vormen, consumenten aanmoedigen… Er bestaan verschillende categorieën van reclame, gelinkt aan verschillende media-vormen. Voor sommige belangrijke media is reclame de grootste bron van inkomsten.
Paradox: reclame is niet gewild door de ontvangers; het heeft een propaganda-karakter en wordt verdacht van teleurstelling en manipultatie; het heeft een vervormend effect op de relatie tussen media en publiek; de inhoud is stereotiep en misleidend. De algemene effectiviteit van reclame is bekend en geaccepteerd, maar bepaalde successen zijn ver te zoeken. Reclame is ingebed in een enorme industrie van marktonderzoek, public relations en marketing.
Rumour (Gerucht)
Communicatie die voornamelijk plaatsvindt via het gesproken woord bij gebrek aan betrouwbare of volledige informatie over belangrijke gebeurtenissen voor de betrokkenen. De massamedia kunnen geruchten (bv. vroege rapportering van een ramp) voeden of geruchten vervangen. Geruchten worden ontwikkelt waar de massamedia ontoereikend of onbetrouwbaar zijn (zoals in totalitaire maatschappijen of in de oorlogsomstandigheden). Netwerken van persoonlijke relaties vergemakkelijken geruchtvorming, maar onder extreme omstandigheden zijn ze niet noodzakelijk.
Semiology (Semiologie)
De wetenschap van 'tekensystemen' of 'tekenbetekenis'. Oorspronkelijk gebaseerd op de studie van algemene taalkunde van Ferdinand de Saussure. Het werd ontwikkeld tot een methode voor de systematische analyse en de interpretatie van alle symbolische teksten. De systemen van tekens worden georganiseerd binnen grotere culturele en ideologische systemen die uiteindelijk de betekenis bepalen. Een zeer belangrijk element in de semiologie is de idee dat om het even welk (zinvol) teken (om het even welke soort) een conceptueel element heeft dat zowel de betekenis als een fysieke manifestatie draagt (woord, beeld, enz.).
Sensationalism (Sensatiezucht)
Op één niveau een dagelijks woord voor alle aspecten van de media-inhoud die waarschijnlijk de aandacht zullen trekken of emoties zullen doen opwakkeren. In deze betekenis is het verwant met commercialisatie en roddelpers (commercialization en tabloidization) Het wordt oo, soms gebruikt als een concept in de inhoudsanalyse, het fungeert dan als indicator voor het meten van de graad van sensatiezucht. Dit doet men uit zorg voor de inconsistentie tussen sensationele en objectieve nieuwsrapportering.
Socialization (Socialisatie)
Het algemene proces van sociale vorming van jongeren onder de invloed van zogenaamde agentschappen van socialisatie - traditioneel de familie, buurtschool, godsdienst en nu massamedia.
Spin doctor
Eigentijdse uitdrukking om naar al diegenen te verwijzen die als job hebben de openbare presentatie van informatie of ideeën zo beheren en bewerken (vooral namens politici) dat ze er maximum-voordeel uit kunnen halen. Hun werk resulteert in de manipulatie van nieuws en is verwant met public relations en propaganda. De term 'flak' wordt in dit verband ook wel gebruikt. De rol van spin doctor is enorm versterkt in een tijd van politieke marketing en professioneel beheer van campagnes. Deze prominentheid weerspiegelt ook de voorkeur die de media zelf hebben om eerder strategische politieke verslagen te brengen dan wezenlijke, onafhankelijke.
Tabloidization
Een term die werd afgeleid van het gewone tabloid-format voor sensationele (roddel en schandaal) kranten, om te verwijzen naar het beweerde proces van 'verdomming' (dumbing down) of goedkoper maken (down-market) van de ernstigere pers in vele landen. De belangrijkste geloofde oorzaak is commercialisatie en de intense concurrentie voor lezers. Het proces heeft ook televisienieuws en actualiteitsformats in het algemeen beïnvloed (vooral VS) en veroorzaakte alarm bij de daling van journalistieke normen, stijging van openbare onwetendheid en risico van verwarring tussen fictie en werkelijkheid.
Toegang (access)
In een communicatieproces of -systeem:
- de mogelijkheid van een zender om gekozen toehoorders (audience) te bereiken
- de mogelijkheid van toehoorders (audience) om bepaalde boodschappen of kanalen te ontvangen. In de praktijk betreft het vnl de graad van openheid van media-kanalen.
Kernwoord (van een alinea)
het belangrijkste woord van de alinea. Het wordt vaak gebruikt.
Leesdoel
Je kunt een tekst lezen met verschillende doelen.
Antwoord krijgen op een korte vraag;
de belangrijkste informatie weten;
alles precies weten.
Leesstrategie
Bij elk leesdoel hoort een bepaalde manier van lezen van de tekst. Een manier van lezen wordt ook wel een leesstrategie genoemd.
De leesstrategie die wordt gehanteerd is afhankelijk van het leesdoel.
Als je een antwoord wilt hebben op een korte vraag dan kies je de leesstrategie Zoeken.
Als je de belangrijkste informatie uit de tekst wilt halen dan kies je de leesstrategie Doorlezen.
Als je alles wat in de tekst staat precies wilt weten dan kies je de leesstrategie Grondig lezen.
alinea bekijken
Een alinea bekijken betekent: niet de hele alinea lezen, maar slechts
de eerste zin van de alinea;
woorden die vaak gebruikt worden.
Kernwoord van een alinea.
alinea
Een alinea is een deel van een tekst. Wat in een alinea wordt besproken heeft met de hoofdzaak van de tekst te maken. De schrijver wil in een alinea iets nieuws aan de orde stellen. Een alinea is op de volgende manieren te herkennen:
Een alinea begint op een nieuwe regel;
Een alinea begint op een nieuwe regel en het eerste woord spring iets in;
Tussen alinea's staat een regel wit.
hoofdzaak (van een tekst)
Hoofdzaak van een tekst is de belangrijkste informatie die in de tekst te vinden is. Een schrijver kan de hoofdzaak aangeven door:
de hoofdzaak in de titel te noemen;
de hoofdzaak in tussenkopjes te noemen;
met de hoofdzaak te beginnen (eerste alinea);
met de hoofdzaak te eindigen (laatste alinea).
kernzin (van een alinea)
In een kernzin zet de schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak. De andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen. Een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea. Soms is er geen duidelijke kernzin. Die moet dan zelf gemaakt worden door een zin te maken met het kernwoord.
Agga
[slang] Den Haag
Alli
[slang] Almere
Anti
[slang] Antilliaan
B-Boys
[slang] toffe jongens
BEMPI
[slang] bempie; Black Male Wagon; Blaka Man Wakka = BMW
Balanda
[slang] Nederland
Beveri
[slang] Beverwaard
Bigi
[slang] hooggeplaatst persoon
Black Male Wagon
[slang] bempie; Black Male Wagon; Blaka Man Wakka = BMW
Blaka Man Wakka
[slang] bempie; Black Male Wagon; Blaka Man Wakka = BMW
Botta
[slang] Bottachelli
Centje
[slang] CS (Rotterdam)
Drie Eggs
[slang] Eibergen
Eindscko
[slang] Eindhoven
JL
[slang] jonkoeland
Killburg
[slang] Killburg; Tikoe = Tilburg
Koelie
[slang] Koelie; Sranangman; Su = Surinamer
Masterdam
[slang] damsko; Masterdam; Tripple X = Amsterdam
Outka
[slang] Utrecht
Pigs
[slang] 5-0; balizie; juut; flikken; ibahas; jakes; kit; offie; Pigs; po po; scotoe; scouto; skotoe; wouten = politie
Pino
[slang] aboob ya; balhaar; droulou; flares; koekwaus; Pino; sjakkie; zwerver = sukkel
Porfotto
[slang] Porfotto; Rocca; Rof@-city; Roffadam; Roto; Tha dockz = Rotterdam
Rocca
[slang] Porfotto; Rocca; Rof@-city; Roffadam; Roto; Tha dockz = Rotterdam
Rof@-city
[slang] Porfotto; Rocca; Rof@-city; Roffadam; Roto; Tha dockz = Rotterdam
Roffa
[slang] porfoto; Rocca; Roffa; Tha dockz = Rotterdam
Roffadam
[slang] Porfotto; Rocca; Rof@-city; Roffadam; Roto; Tha dockz = Rotterdam
Roto
[slang] Porfotto; Rocca; Rof@-city; Roffadam; Roto; Tha dockz = Rotterdam
Saen-Boogie Dam
[slang] Zaandam
Sjakie
[slang] aboob ya; balhaar; droulou; koekwaus; Pino; Sjakie = sukkel
Skiffy
[slang] Scheveningen
Soetka
[slang] Soetka; Sweetlake = Zoetermeer
Spiekerie
[slang] Spijkennisse
Sranang
[slang] Sranang; Su = Suriname
Sranangman
[slang] Koelie; Sranangman; Su = Surinamer
Su
[slang] Koelie; Sranangman; Su = Surinamer
Sweetlake
[slang] Soetka; Sweetlake = Zoetermeer
Tha dockz
[slang] Porfotto; Rocca; Rof@-city; Roffadam; Roto; Tha dockz = Rotterdam
Tikoe
[slang] Killburg; Tikoe = Tilburg
Tjoemalie
[slang] Somaliër
Torkoe
[slang] Turk
Tripple X
[slang] damsko; Masterdam; Tripple X = Amsterdam
Upper K
[slang] Bovenkarspel
Vlizzzzzville
[slang] Vlissingen
XT-er
[slang] motoragent
a batterij zwak
[slang] geen kracht meer
a bub ya
[slang] houd je bek
a jump
[slang] vechtpartij
a mang echt
[slang] hij is goed
a mos
[slang] he gozer
a sma spang
[slang] ze is lekker
a16
[slang] drukbezette hoer
aaaaaaight
[slang] aaaaaaight; yo man = oke dan
aaaaaight
[slang] aaaaaight; yo man = oke dan
aaloe
[slang] wat denk je??
aaybaya
[slang] zuchten
ab
[slang] ab; brada = vriend; broer
abakpoen
[slang] achterlangs neuken
aboeng
[slang] aboeng; banisch; baniz; beest; boega; bon; dobro; safin; scoobes = goed
aboob ya
[slang] aboob ya; balhaar; droulou; flares; koekwaus; Pino; sjakkie; zwerver = sukkel
adham
[slang] adham; player = playboy; klootzak
adjaip, len
[slang] 'te gek, jongen'
affoe
[slang] de helft;een deel;het laatste trekje
afoe
[slang] half peukie;helft
aftjappen
[slang] afhouden
agoman
[slang] agoman; fagget; maricon; mietje; ollo; zemmer; zenel = homo
agou
[slang] beest
aight
[slang] oke / goed
aij
[slang] ja
aks
[slang] vraag
aku cinta kue
[slang] aku cinta kue; laf ya; luv ya; mi lob you = ik hou van je
alles chil
[slang] alles chil; baig = alles goed
aman
[slang] begin nou niet opnieuw
amang echt
[slang] hij is goed
ankeren
[slang] neuken;vrijen
anoe
[slang] hand
anoesaj
[slang] oh nee he
anyway
[slang] dus
apia
[slang] apia; loezoe = naar huis gaan; weggaan
appa
[slang] te stoned
asahbi
[slang] asahbi; gardasj; kammerad; koullo; mattie; ouwe; pape; sagbi; stamma; stanko; zahbie = vriend
asie
[slang] hasj
b boy
[slang] breakdancer
b-boy
[slang] breakdancer
ba ciao
[slang] ba ciao; challa; houdoe; laters; mazzeltof; one; texel; thalla; wo box = tot ziens
baad
[slang] baad; boeng; inter; jiggy; siki; skraffa = tof
baanty
[slang] baanty; wappi = stoned; high
baap
[slang] baap; blunt; jonkoe; ketser; pit; toektoek = joint
babusu
[slang] babusu; dampoe = stank
baggerz
[slang] onwijs gaaf
bahamamama
[slang] bahamamama; morajka = lekkere meid
baig
[slang] alles chil; baig = alles goed
bajes
[slang] bajes; da pen = gevangenis
bakaptaka
[slang] op z'n hondjes
bakaptoe
[slang] op zijn hondjes
baken
[slang] rotzooi / shitzooi
bakkeluloe
[slang] bakkeluloe; chaiba; chronic; herb; method; motta; p2; pita; shibby; tjaiba; wieri = wiet
bakoe
[slang] 50 euro
bakra
[slang] bakra; belanda; tatta = nederlander; kaaskop
bakroe
[slang] kwade geest
baksen
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken
balhaar
[slang] aboob ya; balhaar; droulou; flares; koekwaus; Pino; sjakkie; zwerver = sukkel
balizie
[slang] 5-0; balizie; juut; flikken; ibahas; jakes; kit; offie; Pigs; po po; scotoe; scouto; skotoe; wouten = politie
ballen
[slang] 26g; ballen; choppen; dyken; klari; prikken; skatten; skete = neuken
balu
[slang] balu; kassis; kaulo; panne; shizzle = shit
bana
[slang] bana; toli = penis
banamba
[slang] een dans
bananas
[slang] hype shit
banditos
[slang] de lul
banga
[slang] banga; hootchie; kahba; mocho; puta; skettel = hoer
bangsa
[slang] volk
banisch
[slang] aboeng; banisch; baniz; beest; boega; bon; dobro; safin; scoobes = goed
baniz
[slang] aboeng; banisch; baniz; beest; boega; bon; dobro; safin; scoobes = goed
bankoe
[slang] 50 gulden
barkie
[slang] 100 gulden
batas
[slang] batas; prada's; schoetas; shoeba's; shuris; spatu; stompers = schoenen
batchie
[slang] batchie; chick; meti; mitti; oema; poekoe; sma; tanga = meisje
batten
[slang] batten; klappen; pukul; stoeken; thopen = slaan
bazz
[slang] shit/geschokt
be born
[slang] be born; sowoh = doe normaal
beatrix
[slang] beatrix; gila; goeloe; guila = gulden
beckenbauer
[slang] iemand met een opvallend brede mond
bedaki
[slang] bedaki; dotie; hard = vies
beef
[slang] ruzie, probleem
beel
[slang] eruit gaan
beemer
[slang] bempie; Black Male Wagon; Blaka Man Wakka = BMW
beest
[slang] aboeng; banisch; baniz; beest; boega; bon; dobro; safin; scoobes = goed
belanda
[slang] bakra; belanda; tatta = nederlander; kaaskop
bempie
[slang] bempie; Black Male Wagon; Blaka Man Wakka = BMW
benoekoe
[slang] beneden
benzi
[slang] pooierwagen
benzibox
[slang] benzibox; tingi = autoradio
beren
[slang] beren; blemmen; snitchen = verraden
beslema
[slang] beslema; texel = mazzel
biatch
[slang] hoer;kutwijf
bibi binzi
[slang] mercedes
bieri nakken
[slang] bier drinken
bierie
[slang] bier
biggie
[slang] dik
bigi anu
[slang] big man, the big shot, grote meneer
bigi biniz
[slang] Mercedes
bigi fasi
[slang] bigi fasi; kappie = kapsones
bika
[slang] fiets
bile
[slang] bile; wackalou = ik zweer het
billenmati
[slang] beste vriend
billenmattie
[slang] beste vriend
billig
[slang] kut;slecht;dom;fout
bimre
[slang] Bijlmer
bin kas
[slang] bin kas; ke ruma; osso cee = naar huis
bitch
[slang] kreng
bla
[slang] bla; flautje = onzin
blackatoly
[slang] waterpistool
blakkaman
[slang] zwarte
blaster
[slang] geweer
blazen
[slang] joint roken
blemmen
[slang] beren; blemmen; snitchen = verraden
bling bin
[slang] bling bin; ice = juwelen
blood
[slang] blood; gierig; krasi = geil
blood
[slang] homie
blunt
[slang] blunt; bob; ketser; pit; soekkoe; toektoek = joint
bo slecta
[slang] goeie plaat
bo ta lekka
[slang] jij bent lekker
boaz
[slang] boaz; flokke; goud; gravy; loent; masterlijk; styl; tev = cool
boaz
[slang] boaz; flokke; goud; gravy; loent; masterlijk; styl; tev; wreed = cool
bobs
[slang] borsten
boega
[slang] aboeng; banisch; baniz; beest; boega; bon; dobro; safin; scoobes = goed
boegoe
[slang] een gek
boeken
[slang] boeken; booken = rijden
boelen
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken
boeler
[slang] boeler; ibne = flikker; klootzak
boeroe
[slang] dorpeling
boieeee
[slang] maakt niet uit
boieeeee
[slang] maakt niet uit
bok
[slang] afgang
bokken
[slang] voor schut zetten
boks
[slang] hand geven
bomme
[slang] schuren
bon
[slang] aboeng; banisch; baniz; beest; boega; bon; dobro; safin; scoobes = goed
bond
[slang] goed;leuk;mooi
boneles
[slang] zonder botten;een slap iemand
bonen
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken
bong
[slang] goed;flex
bonken
[slang] neuken;gooien
boobs
[slang] borsten
booka
[slang] respect
booken
[slang] boeken; booken = rijden
boos
[slang] masterlijk
bosjes
[slang] uitgeluld
bossen
[slang] batten; bossen; pukul; stoeken = slaan
bossi
[slang] bossi; etsen = zoenen
boudit
[slang] master
bout it
[slang] stoer doen
brada
[slang] ab; brada = vriend; broer
bradaz
[slang] broers
brainwash
[slang] brainwash; panoos; para; scaffa; tollo; waka = gek
brasa
[slang] omhelzen, knuffelen
bread
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
brentje
[slang] brand new, gloednieuw
breti
[slang] blij
broeia
[slang] in de war
brogie
[slang] een diss, voor schut staan
brokken
[slang] iemand standje geven
broko
[slang] broko; skeer = blut
bruin
[slang] heroïne
bruut
[slang] wreed
bruya
[slang] bruya; gruwelijk = moeilijk
bull
[slang] onzin;slaat nergens op
bumpers
[slang] lekkere borsten
bung sannetje
[slang] chil;relaxed
ca
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
cactus
[slang] iemand met een opvallende kaak
cala boca
[slang] cala boca; saja luku = hou je bek
capish
[slang] begrepen
cashflow
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
cats
[slang] andere gasten
cella
[slang] cella; celli; celluler = mobiele telefoon
celli
[slang] cella; celli; celluler = mobiele telefoon
celluler
[slang] cella; celli; celluler = mobiele telefoon
chadding
[slang] grappig
chaiba
[slang] bakkeluloe; chaiba; chronic; herb; method; motta; p2; pita; shibby; tjaiba; wieri = wiet
chala
[slang] chala; chima = lekkere dame
challa
[slang] ba ciao; challa; houdoe; laters; mazzeltof; one; texel; thalla; wo box = tot ziens
chan chan
[slang] billen
chappie
[slang] japanner;chinees;spleetoog
checken
[slang] bekijken
checko
[slang] kijk
cheez
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
chick
[slang] batchie; chick; meti; mitti; oema; poekoe; sma; tanga = meisje
chickie
[slang] lekker ding;vriendin
chiemeid
[slang] meisje;vriendin
chikie
[slang] lekker ding
chil
[slang] doe rustig
chillen
[slang] genieten;relaxen
chiloh
[slang] gestoorde
chima
[slang] chala; chima = lekkere dame
chimeid
[slang] vriendin
chinchawa
[slang] kwartje
choken
[slang] choken; puff puff pass; sucky sucky; temmen = blowen
choppen
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken
chronic
[slang] bakkeluloe; chaiba; chronic; herb; method; motta; p2; pita; shibby; tjaiba; wieri = wiet
chrosies
[slang] kleren
ckotto
[slang] gevouwen jurk
click
[slang] gang
coca
[slang] coca; sossa = cocaïne
come again
[slang] herhaling
commadant
[slang] agent
como esta
[slang] como esta; fawaka (afk. favi); foewaka; how's life; kaise; sup; tapimofo; vawaka = hoe gaat het?
condoekoe
[slang] condoekoe; dokka = conducteur
conjo
[slang] conjo; doos; poenta; poese = kut
constantin
[slang] constantin; ebbe = dom
conta
[slang] hoe gaat ie?
contabai
[slang] como esta; conta; contabai; how's life; kaise; tapimofo; word up; zaisa = hoe gaat het?
coolie
[slang] het is cool
craza de vraza
[slang] gekke vriend
creepie
[slang] lelijk meisje
crib
[slang] crib; ma crib; ossel; osso = huis
crime
[slang] cool,gaaf
croque
[slang] ribbeloren
cross culture
[slang] gemengde cultuur
curva
[slang] curva; tchumai = mooi meisje
cutty ranks
[slang] cutty ranks; gratie; splitten = wegwezen
cuty
[slang] lekkertje
da bom
[slang] ben je nog maagd
da bomb
[slang] het einde
da don
[slang] ik ben rijk
da land
[slang] high worden
da pen
[slang] bajes; da pen = gevangenis
dagou
[slang] dagou; dahoe; kuta = hond
dahoe
[slang] dagou; dahoe; kuta = hond
daina
[slang] daina; digie; erg; lauw; ziek = goed; mooi
dalijk
[slang] straks
damn
[slang] fucked up
dampoe
[slang] babusu; dampoe = stank
damsko
[slang] damsko; Masterdam; Tripple X = Amsterdam
dang
[slang] dang; straati = straat
das
[slang] das; dazzzzz; pia; ploesa; spat = weg
dawet
[slang] dawet; dringi; ledder = drinken
dawg
[slang] maatje;buddy
dazzzz
[slang] das; dazzzz; pia; ploesa = weg
dazzzzz
[slang] das; dazzzzz; pia; ploesa; spat = weg
dede
[slang] dood;saai
deisje
[slang] rustig aan
derie
[slang] derie; fucked-up; kaka; kassis; moeilijk; nep; vaag; weck; wiesje = slecht
deuzel
[slang] dwaas
diddih
[slang] diddih; scrap; six feet = dood
die kill wandelt
[slang] die kil is lekker
dieken
[slang] neuken;bemoeien
digie
[slang] daina; digie; erg; lauw; ziek = goed; mooi
dil
[slang] dil; leipe frea = idioot
dissen
[slang] iemand in de maling nemen;voor lul zetten, playen
djaffen
[slang] opscheppen
djoeka
[slang] djoeka; habou; joeka; joram; monjet; mono = aap
djonko
[slang] joint;slaperig
do
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
dobro
[slang] aboeng; banisch; baniz; beest; boega; bon; dobro; safin; scoobes = goed
doedoe
[slang] mama
doekash
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
doekoe
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
doekoeloos
[slang] geen geld
doezoe
[slang] duizend euro
doh
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
dokka
[slang] condoekoe; dokka = conducteur
dokken
[slang] neergaan
dongel
[slang] dongel; sjikiman = stom
donni
[slang] 10 gulden
donnie
[slang] 10 gulden
doos
[slang] conjo; doos; poenta; poese = kut
dope
[slang] cool;te gek
dopo
[slang] dopo; flex; master; spits; spitta; tranga = goed; leuk; relaxt
dotie
[slang] bedaki; dotie; hard = vies
dr af
[slang] ophouden
draries
[slang] draries; kills = jongens
drie jaargarantiehaar
[slang] nepvlechten
dringi
[slang] dawet; dringi; ledder = drinken
droengoe
[slang] droengoe; panja = dronken
droge joke
[slang] grap waar geen lol aan is
droog
[slang] droog; fake; porie = nep
droulou
[slang] aboob ya; balhaar; droulou; flares; koekwaus; Pino; sjakkie; zwerver = sukkel
duh
[slang] natuurlijk
duidelijk
[slang] geen twijfel
dummi
[slang] gekkie
dunn
[slang] maat
dushi
[slang] dushi; goedoe; skaatje; zina = schatje
duuh
[slang] oud nieuws
dyken
[slang] 26g; ballen; choppen; dyken; klari; prikken; skatten; skete = neuken
dyna
[slang] dyna; on te bont; onyx; stala; the bomb = te gek
dzjie
[slang] inderdaad;wat krijgen we nu
ebbe
[slang] constantin; ebbe = dom
ebhoofd
[slang] groot hoofd
ebonics
[slang] slang
erg
[slang] daina; digie; erg; lauw; ziek = goed; mooi
erug
[slang] erug; phat = vet, cool
etsen
[slang] bossi; etsen = zoenen
ewa safi
[slang] klaar genoeg
ewa
[slang] hey
fa2
[slang] fa2; joke = grapje
faffie
[slang] hallo, hoe gaat het?
fagget
[slang] agoman; fagget; maricon; mietje; ollo; zemmer; zenel = homo
faja
[slang] erg;vies;betrapt;vervelend;vuur
fake
[slang] droog; fake; porie = nep
famiri
[slang] gezin
fassen
[slang] aanraken
fatoe
[slang] onzin, plezier
fattoe
[slang] fattoe; joke = grap
fawaka (afk. favi)
[slang] como esta; fawaka (afk. favi); foewaka; how's life; kaise; sup; tapimofo; vawaka = hoe gaat het?
fawaka
[slang] hallo/ Hoe gaat het?
faya
[slang] faya; scandi = erg
fesa
[slang] feest
ff
[slang] even
fies
[slang] wreed
fisa
[slang] feest
fissie
[slang] fissie; grill = gezicht
fittie
[slang] fittie; stroggel = ruzie
fitty
[slang] fitty; vittie = vechten
fity
[slang] gevecht
flaka a tori
[slang] iets in de gaten houden
flares
[slang] aboob ya; balhaar; droulou; flares; koekwaus; Pino; sjakkie; zwerver = sukkel
flashen
[slang] iemand in de maling nemen, iemand neppen
flautje
[slang] bla; flautje = onzin
flecher
[slang] oplichter
flex
[slang] dopo; flex; master; spits; spitta; tranga = goed; leuk; relaxt
flikken
[slang] 5-0; balizie; juut; flikken; ibahas; jakes; kit; offie; Pigs; po po; scotoe; scouto; skotoe; wouten = politie
flippen
[slang] flippen; flipperen = balen
flipperen
[slang] flippen; flipperen = balen
flippin
[slang] fockin
floes
[slang] bread; ca; cheez; do; doh; floes; franco++++; lakoenza; scrilla; uang = geld
flokke
[slang] boaz; flokke; goud; gravy; loent; masterlijk; styl; tev; wreed = cool
flokker op
[slang] flokker op; giet lan = donder op
flowa
[slang] flowa; oplossen; pikaan; tjala = weggaan
flowen
[slang] flowen; tokkelen = iemand versieren
flus
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
fly
[slang] doop, cool, knap, te gek
flygirls
[slang] knappe meiden
fo sho
[slang] fo sho; for real = echt waar
fock it
[slang] verdomme
foeroe
[slang] foeroe; on te bont = lauw
foewaka
[slang] como esta; fawaka (afk. favi); foewaka; how's life; kaise; sup; tapimofo; vawaka = hoe gaat het?
fok op
[slang] vervelend
fon(n)a
[slang] telefoon
fonna
[slang] telefoon
for real
[slang] fo sho; for real = echt waar
foroe
[slang] lauw
fotto
[slang] stad
franco++++
[slang] bread; ca; cheez; do; doh; floes; franco++++; lakoenza; scrilla; uang = geld
franco
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
freak
[slang] freak; macfees = mafkees
freaken
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken
freeze
[slang] blijf staan
fromoe
[slang] schiet op
fucked-up
[slang] derie; fucked-up; kaka; kassis; moeilijk; nep; vaag; weck; wiesje = slecht
fucker
[slang] fucker; zebbe; zemmel = klootzak
ga das
[slang] ga das; haar a dang; kas gaan = weg gaan
ga loezoe
[slang] ga das; ga loezoe; ga ploesa = ga weg
ga ploesa
[slang] ga das; ga loezoe; ga ploesa = ga weg
gaaaaf
[slang] veel geluk
gaar
[slang] vreemd;raar;stom
gangster
[slang] tof, gaaf
ganster
[slang] tof, gaaf
ganster
[slang] tof;gaaf
gardasj
[slang] asahbi; gardasj; kammerad; koullo; mattie; ouwe; pape; sagbi; stamma; stanko; zahbie = vriend
garo
[slang] garo; nicotinestaaf; peuk; saffie; smokkel; snagga; tabaccafume = sigaret
gatoh
[slang] gatoh; gierig; krasi = geil
gee
[slang] boeler; gee; zemmer = homo
geek
[slang] nerd
geget worden
[slang] betrapt worden
gejenst
[slang] voor gek gezet, gedist
gi wan pingi
[slang] geef een seintje
gierig
[slang] blood; gierig; krasi = geil
giet lan
[slang] flokker op; giet lan = donder op
gila
[slang] beatrix; gila; goeloe; guila = gulden
giorgo
[slang] de man
goedoe
[slang] dushi; goedoe; skaatje; zina = schatje
goeloe
[slang] beatrix; gila; goeloe; guila = gulden
goud
[slang] boaz; flokke; goud; gravy; loent; masterlijk; styl; tev; wreed = cool
gramma
[slang] oma
grampa
[slang] opa
gratie
[slang] cutty ranks; gratie; splitten = wegwezen
gravy
[slang] boaz; flokke; goud; gravy; loent; masterlijk; styl; tev; wreed = cool
greedy
[slang] greedy; griedie = gierig
griedie
[slang] greedy; griedie = gierig
grill
[slang] fissie; grill = gezicht
groenoe
[slang] groenoe; kapot; kikiriekie = lelijk
grontjie
[slang] Groningen
grootje
[slang] Grote Waal
gruw
[slang] dyna; gruw = gruwelijk
gruwelijk
[slang] bruya; gruwelijk = moeilijk
gucci
[slang] geweldig, goed
guila
[slang] beatrix; gila; goeloe; guila = gulden
haar a dang
[slang] haar a dang; kas gaan; pikaan = weg gaan
habou
[slang] djoeka; habou; joeka; joram; monjet; mono = aap
hagou
[slang] varken
hard
[slang] bedaki; dotie; hard = vies
hasikeboke
[slang] doe wat je wil
hasiktiiiir
[slang] dat meen je niet/ ga weg!
he santi
[slang] Hoogezand
hebimento
[slang] geweldig
heftig man
[slang] heftig man; neet = goed; leuk
hensje
[slang] afgedankt
herb
[slang] bakkeluloe; chaiba; chronic; herb; method; motta; p2; pita; shibby; tjaiba; wieri = wiet
het doet
[slang] te gek;mooi
het klapt
[slang] het klapt; wandel = het gaat goed
heuken
[slang] feesten
hij is seiko brada
[slang] hij is gek
hip
[slang] hip; radical = stoer
hoci
[slang] Hoorn
hodeer niet
[slang] verveel niet
hoest?
[slang] hoest?; moshimoshi; wazzup = hoe is het?
holla bile
[slang] ik zweer
holla
[slang] later
holler
[slang] nu meteen
homie
[slang] één van je beste vrienden
hootchie
[slang] banga; hootchie; kahba; mocho; puta; skettel = hoer
hopy
[slang] veel
hose
[slang] bommen
hosselen
[slang] versieren;drugs dealen
houdoe
[slang] ba ciao; challa; houdoe; laters; mazzeltof; one; texel; thalla; wo box = tot ziens
how's life
[slang] como esta; fawaka (afk. favi); foewaka; how's life; kaise; sup; tapimofo; vawaka = hoe gaat het?
ibahas
[slang] 5-0; balizie; juut; flikken; ibahas; jakes; kit; offie; Pigs; po po; scotoe; scouto; skotoe; wouten = politie
ibne
[slang] boeler; ibne = flikker; klootzak
ice
[slang] bling bin; ice = juwelen
icecreaman
[slang] icecreaman; nachtwandelaar = drugsdealer
icecreamman
[slang] icecreamman; nachtwandelaar = drugdealer
iddi
[slang] iddi; kabizz; kepala; panna = hoofd
idi
[slang] idi; kabizz; kepala = hoofd
ie weinig
[slang] je bent waardeloos
ill fuck
[slang] da bomb
ill shit
[slang] da bomb
illest
[slang] gaafst
in de bil
[slang] in de bil; tang; thong = string
in de flow zijn
[slang] in de beginfase van een relatie zijn
in de flow
[slang] in de beginfase van een relatie zijn
inter..
[slang] boeiend
inter
[slang] baad; boeng; inter; jiggy; siki; skraffa = tof
jaffu
[slang] erg;vies;vervelend;vuur
jakes
[slang] 5-0; balizie; juut; flikken; ibahas; jakes; kit; offie; Pigs; po po; scotoe; scouto; skotoe; wouten = politie
jamin
[slang] jointje
jangen
[slang] jangen; njangen; skaveren; tjappa = eten
jappen
[slang] jappen; nakken = stelen
jeh grabbing
[slang] jeh grabbing; wette = begrijp je?
jiggy
[slang] baad; boeng; inter; jiggy; siki; skraffa = tof
jings
[slang] kakker;snob
jo
[slang] hoi
joejoe
[slang] knettergek
joeka
[slang] djoeka; habou; joeka; joram; monjet; mono = aap
joint
[slang] een tof lied
joke
[slang] fa2; joke = grapje
jonko
[slang] herb; jonko; p2 = weed
jonkoe
[slang] baap; blunt; jonkoe; ketser; pit; toektoek = joint
joppa
[slang] werken
joppe
[slang] werken
joram
[slang] djoeka; habou; joeka; joram; monjet; mono = aap
jtap
[slang] jtap; mos; tjollie = jongen
ju e lauw
[slang] jij bent gek
juistem
[slang] tuurlijk
juro
[slang] euro
juut
[slang] 5-0; balizie; juut; flikken; ibahas; jakes; kit; offie; Pigs; po po; scotoe; scouto; skotoe; wouten = politie
kaas
[slang] kaas; Tatta = Nederlander
kabel
[slang] maat;brada;vriend
kabizz
[slang] iddi; kabizz; kepala; panna = hoofd
kaboela
[slang] Surinaamse muziek
kabritoe
[slang] geit
kaffa
[slang] kaffa; scava; skaffa = stoned
kahba
[slang] banga; hootchie; kahba; mocho; puta; skettel = hoer
kaise
[slang] como esta; fawaka (afk. favi); foewaka; how's life; kaise; sup; tapimofo; vawaka = hoe gaat het?
kaka
[slang] derie; fucked-up; kaka; kassis; moeilijk; nep; vaag; weck; wiesje = slecht
kakosie
[slang] kakosie; sup = hoe gaat het
kammerad
[slang] asahbi; gardasj; kammerad; koullo; mattie; ouwe; pape; sagbi; stamma; stanko; zahbie = vriend
kampung
[slang] rosse buurt
kanker-
[slang] heel erg (-nep, -lauw)
kapot
[slang] groenoe; kapot; kikiriekie = lelijk
kappie
[slang] bigi fasi; kappie = kapsones
karapoetana
[slang] stoephoer
karta
[slang] kaart
kas gaan
[slang] haar a dang; kas gaan; pikaan = weg gaan
kassis
[slang] derie; fucked-up; kaka; kassis; moeilijk; nep; vaag; weck; wiesje = slecht
kaulo
[slang] balu; kassis; kaulo; panne; shizzle = shit
kauseband
[slang] ben je gek of zo?
ke ruma
[slang] bin kas; ke ruma; osso cee = naar huis
ken net
[slang] onmogelijk
kepala
[slang] iddi; kabizz; kepala; panna = hoofd
keten
[slang] stelen;jatten
ketser
[slang] blunt; bob; ketser; pit; soekkoe; toektoek = joint
kieren
[slang] eten;jatten;neuken
kikiriekie
[slang] groenoe; kapot; kikiriekie = lelijk
kil
[slang] man
kill
[slang] kerel
kills
[slang] draries; kills = jongens
kinky
[slang] modern
kino
[slang] film
kisengmooi (kisi mooy)
[slang] goed voor je
kisengmooi
[slang] goed voor je
kit
[slang] 5-0; balizie; juut; flikken; ibahas; jakes; kit; offie; Pigs; po po; scotoe; scouto; skotoe; wouten = politie
klappen
[slang] batten; klappen; pukul; stoeken; thopen = slaan
klaren
[slang] klaren; tjallen = jatten
klari
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken
klef
[slang] vet
klefbessen
[slang] op de bank voor de buis zitten
kloppen
[slang] kloppen; pachie tachen = aftrekken
knopje
[slang] knopje; kwaka; tjading = leuk
koekroe
[slang] taki
koekwaus
[slang] aboob ya; balhaar; droulou; flares; koekwaus; Pino; sjakkie; zwerver = sukkel
koeli (kuli)
[slang] sjouer (veldslaaf)
koeli
[slang] gekke
koffoe
[slang] klap;stoot
kon konnie
[slang] konijn, man
koolio
[slang] toffe gast
koosoe
[slang] condoom
koullo
[slang] asahbi; gardasj; kammerad; koullo; mattie; ouwe; pape; sagbi; stamma; stanko; zahbie = vriend
kouro
[slang] bilgat
kouseband
[slang] ben je gek ofzo!
kraktisupu
[slang] kracht soep
kralie-kabei
[slang] vlechtje met kralen
kranka
[slang] brainwash; kranka; panoos; tollo; waka = gek
krasbal
[slang] soa
krasi
[slang] gatoh; gierig; krasi = geil
krossies
[slang] kleding
kuta
[slang] dagou; dahoe; kuta = hond
kwaka
[slang] knopje; kwaka; tjading = leuk
kwekku
[slang] koekroe; kwekku; omang; takki = praten
la Rouge
[slang] een bende
laamraoui
[slang] dopest, cool, te gek
laf ya
[slang] aku cinta kue; laf ya; luv ya; mi lob you = ik hou van je
lagi
[slang] laag
lakoenza
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
laters
[slang] ba ciao; challa; houdoe; laters; mazzeltof; one; texel; thalla; wo box = tot ziens
laterz
[slang] groet
latr@
[slang] latr@; thalla = laters
latra
[slang] ba ciao; latra = laterzzz
laus
[slang] debiel
lauw worden
[slang] uit je dak gaan
lauw
[slang] daina; digie; erg; lauw; ziek = goed; mooi
ledder
[slang] dawet; dringi; ledder = drinken
legualeza
[slang] iemand die veel weet en uitlegt
leipe frea
[slang] dil; leipe frea = idioot
lekka lek
[slang] lekka lek; tjumai = lekker meisje
lekker doen
[slang] iemand die interessant loopt te doen
lelijk
[slang] lelijk; phat; smooth = vet; cool
lelly
[slang] lelijkerd
libieloos
[slang] levenloos
lijn 11
[slang] lopen
likecind
[slang] vriendelijk
liptenays
[slang] lippen
liti
[slang] licht
litta
[slang] aansteker
loco
[slang] metro;trein;gek;nadenken
loekoe
[slang] kijken
loent
[slang] boaz; flokke; goud; gravy; loent; masterlijk; styl; tev; wreed = cool
loesoe
[slang] flowa; loesoe; oplossen; tjala = weggaan
loezoe
[slang] apia; loezoe = naar huis gaan; weggaan
loos
[slang] lomp, dom
loto
[slang] vijf piek
luv ya
[slang] aku cinta kue; laf ya; luv ya; mi lob you = ik hou van je
lyrics
[slang] songteksten
ma crib
[slang] crib; ma crib; ossel; osso = huis
ma pampa
[slang] mijn bil
ma shit
[slang] mijn zaakjes
macfees
[slang] freak; macfees = mafkees
maddish
[slang] helemaal maf
mang
[slang] mang; of no = of niet
maricon
[slang] agoman; fagget; maricon; mietje; ollo; zemmer; zenel = homo
mariku
[slang] flikker
mastah
[slang] de baas
masten
[slang] mastruberen
master swa
[slang] mister cool
master
[slang] dopo; flex; master; spits; spitta; tranga = goed; leuk; relaxt
masterlijk
[slang] boaz; flokke; goud; gravy; loent; masterlijk; styl; tev; wreed = cool
matie
[slang] asahbi; gardasj; matie; ouwe; pape; sagbi; stamma; stanko = vriend
mattie
[slang] asahbi; gardasj; kammerad; koullo; mattie; ouwe; pape; sagbi; stamma; stanko; zahbie = vriend
mazzeltof
[slang] ba ciao; challa; houdoe; laters; mazzeltof; one; texel; thalla; wo box = tot ziens
mentos
[slang] ongesteld
mercie
[slang] mercie; merrie = Mercedes Benz
merrie
[slang] mercie; merrie = Mercedes Benz
method
[slang] bakkeluloe; chaiba; chronic; herb; method; motta; p2; pita; shibby; tjaiba; wieri = wiet
meti
[slang] batchie; chick; meti; mitti; oema; poekoe; sma; tanga = meisje
mi abi spier
[slang] ik heb een harde
mi de
[slang] het gaat
mi gado
[slang] mijn god
mi goedoe
[slang] mijn schatje
mi lob you
[slang] aku cinta kue; laf ya; luv ya; mi lob you = ik hou van je
mi sabie
[slang] begrijp het
mietje
[slang] agoman; fagget; maricon; mietje; ollo; zemmer; zenel = homo
mitti
[slang] batchie; chick; meti; mitti; oema; poekoe; sma; tanga = meisje
mo money
[slang] meer geld
mobila
[slang] mobiel telefoontje
mocho
[slang] banga; hootchie; kahba; mocho; puta; skettel = hoer
moeilijk
[slang] derie; fucked-up; kaka; kassis; moeilijk; nep; vaag; weck; wiesje = slecht
moekroe
[slang] gevaarlijk
moffo
[slang] moffo; mulut = mond
mokkel
[slang] mokkel; smaatje = lekker ding
monjet
[slang] djoeka; habou; joeka; joram; monjet; mono = aap
mono
[slang] djoeka; habou; joeka; joram; monjet; mono = aap
morajka
[slang] bahamamama; morajka = lekkere meid
mos
[slang] jtap; mos; tjollie = jongen
moshimoshi
[slang] moshimoshi; whazzzzzzza; word up = hoe is het?
motta
[slang] bakkeluloe; chaiba; chronic; herb; method; motta; p2; pita; shibby; tjaiba; wieri = wiet
muimen
[slang] regen
mulut
[slang] moffo; mulut = mond
nachtwandelaar
[slang] icecreaman; nachtwandelaar = drugsdealer
nacken
[slang] slaan;slopen
nafnoe
[slang] nafnoe; sunchi = kusje
nakas
[slang] klappen
naki wan inter
[slang] belazeren
nakken
[slang] jappen; nakken = stelen
nan da yo
[slang] nan da yo; wat kom je?; wat praat je = wat moet je?
narren
[slang] iemand vervelen
nasty
[slang] ranzig
neet
[slang] heftig man; neet = goed; leuk
nep
[slang] derie; fucked-up; kaka; kassis; moeilijk; nep; vaag; weck; wiesje = slecht
netjes
[slang] goed zo
nicotinestaaf
[slang] garo; nicotinestaaf; peuk; saffie; smokkel; snagga; tabaccafume = sigaret
nifoe
[slang] neefje
nigga
[slang] né; nigga = neger
nisie
[slang] nichtje
nivi
[slang] mes
njang mi m
[slang] kus mijn reet
njangen
[slang] jangen; njangen; skaveren; tjappa = eten
no badda
[slang] geen zorgen
no mang
[slang] nee man
no spang (spawn)
[slang] no probs, geen zorgen
no spang
[slang] no spang; paas me = maak je niet druk
nokken nou
[slang] hou op
normoelulu
[slang] normaal
noten
[slang] ballen
nuffin much
[slang] niet veel
nurdal
[slang] studiebol
[slang] né; nigga = neger
oema
[slang] batchie; chick; meti; mitti; oema; poekoe; sma; tanga = meisje
of no
[slang] mang; of no = of niet
offie
[slang] 5-0; balizie; juut; flikken; ibahas; jakes; kit; offie; Pigs; po po; scotoe; scouto; skotoe; wouten = politie
ogum
[slang] ogum; sanka = bil
oldies
[slang] oude mensen
ollo
[slang] agoman; fagget; maricon; mietje; ollo; zemmer; zenel = homo
omang
[slang] koekroe; kwekku; omang; takki = praten
ommin en lauw
[slang] te erg
on te bont
[slang] dyna; on te bont; onyx; stala; the bomb = te gek
one
[slang] ba ciao; challa; houdoe; laters; mazzeltof; one; texel; thalla; wo box = tot ziens
onmin
[slang] heel erg
onschadelijk maken
[slang] iemand ontmaagden
onyx
[slang] dyna; on te bont; onyx; stala; the bomb = te gek
op een feest boren
[slang] zonder uitnodiging op feest
opjenssen
[slang] oprotten
opladen
[slang] slapen
oplossen
[slang] flowa; oplossen; pikaan; tjala = weggaan
ordes
[slang] in orde
oso cee
[slang] bin kas; ke ruma; oso cee = naar huis
oso
[slang] ma crib; oso; ossel = huis
ossel
[slang] crib; ma crib; ossel; osso = huis
osso cee
[slang] bin kas; ke ruma; osso cee = naar huis
osso
[slang] crib; ma crib; ossel; osso = huis
ottah
[slang] blow
ouwe
[slang] asahbi; gardasj; kammerad; koullo; mattie; ouwe; pape; sagbi; stamma; stanko; zahbie = vriend
p2
[slang] bakkeluloe; chaiba; chronic; herb; method; motta; p2; pita; shibby; tjaiba; wieri = wiet
paas me
[slang] no spang; paas me = maak je niet druk
paasen
[slang] paasen; skot = geven
pachie tachen
[slang] kloppen; pachie tachen = aftrekken
paipai
[slang] pak slaag
palen
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken
pana
[slang] panasonic gsm/ gepoort worden met voetbal
panja
[slang] droengoe; panja = dronken
panna
[slang] iddi; kabizz; kepala; panna = hoofd
panne
[slang] balu; kassis; kaulo; panne; shizzle = shit
panoos
[slang] brainwash; panoos; para; scaffa; tollo; waka = gek
pantat
[slang] kont
pape
[slang] asahbi; gardasj; kammerad; koullo; mattie; ouwe; pape; sagbi; stamma; stanko; zahbie = vriend
papfles
[slang] iemand die niets waard is
pappie
[slang] kerel
para
[slang] brainwash; panoos; para; scaffa; tollo; waka = gek
pata
[slang] gympie
pataaaat
[slang] shit he
patas
[slang] schoenen;velgen van auto
peepszz
[slang] gangsta,raptalent
peepz
[slang] tof gaaf
pekie
[slang] mooi meisje;vriendin
peuk
[slang] garo; nicotinestaaf; peuk; saffie; smokkel; snagga; tabaccafume = sigaret
pezavenk
[slang] pezavenk; playa = pooier
phat
[slang] lelijk; phat; smooth = vet; cool
pia
[slang] das; dazzzzz; pia; ploesa; spat = weg
pieces
[slang] stukjes;acts
pienaren
[slang] in armoede leven
pieren
[slang] laten zien
pierie tiefie
[slang] lachen
pikaan
[slang] flowa; oplossen; pikaan; tjala = weggaan
pilly willy
[slang] xtc gebruiker
pipa
[slang] pistool
pirkie
[slang] pistool
pit
[slang] blunt; bob; ketser; pit; soekkoe; toektoek = joint
pita
[slang] bakkeluloe; chaiba; chronic; herb; method; motta; p2; pita; shibby; tjaiba; wieri = wiet
pitt (pita)
[slang] bakkeluloe; chaiba; chronic; method; motta; pitt (pita); shibby; tjaiba; wieri = wiet
pitte
[slang] hard slaan
pitti
[slang] hard slaan
plaeze
[slang] astublieft
plamuur hoofd
[slang] meisje met veel make-up
planga
[slang] bril
plastic
[slang] credit card
playa
[slang] pezavenk; playa = pooier
played out
[slang] ouderwets;uit de tijd
player
[slang] adham; player = playboy; klootzak
player
[slang] cassanova;doet met iedereen
playet
[slang] playgirl;mooi meisje
pleaze
[slang] alstublieft
ploesa
[slang] das; dazzzzz; pia; ploesa; spat = weg
po po
[slang] 5-0; balizie; juut; flikken; ibahas; jakes; kit; offie; Pigs; po po; scotoe; scouto; skotoe; wouten = politie
pocket
[slang] pocket; portjie; telly = gsm
poekoe
[slang] batchie; chick; meti; mitti; oema; poekoe; sma; tanga = meisje
poenta, poeni
[slang] doosje
poenta
[slang] conjo; doos; poenta; poese = kut
poentje
[slang] kutje
poeny
[slang] poeny; punani = vagina
poese
[slang] conjo; doos; poenta; poese = kut
poeti wieri
[slang] schaamhaar
pokko's
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
pokoe
[slang] muziek
pokoes
[slang] songs
pola
[slang] grote punani
popi
[slang] populair
poppin
[slang] poppin; samsa = wat is er?
por lai
[slang] bedorven
porfoto
[slang] porfoto; Rocca; Roffa; Tha dockz = Rotterdam
porie
[slang] droog; fake; porie = nep
portjie
[slang] pocket; portjie; telly = gsm
pot
[slang] lesbiënne
prada's
[slang] batas; prada's; schoetas; shoeba's; shuris; spatu; stompers = schoenen
prakseri
[slang] nadenken
prikken
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken
pro-beren
[slang] profiteren
proeka
[slang] pruik
ptatta
[slang] nederlander;kaaskoppunanie;kutje
puff dina
[slang] meisje uit Somalie
puff puff pass
[slang] choken; puff puff pass; sucky sucky; temmen = blowen
pukul
[slang] batten; klappen; pukul; stoeken; thopen = slaan
punani
[slang] poeny; punani = vagina
puta
[slang] banga; hootchie; kahba; mocho; puta; skettel = hoer
puto
[slang] klojo
queer
[slang] queer; vroes; weerie; woozie = raar
radical
[slang] hip; radical = stoer
rais tha
[slang] feesten tot ....
ranzig
[slang] ranzig; werrie = erg; vies; vervelend
relaxed
[slang] rustig
remi
[slang] alleen
ride
[slang] ride; waga; wagie = auto
riden
[slang] chillen
rippen
[slang] rippen; tjallen = jatten
rocken
[slang] dragen
rodi
[slang] lekkere gozer
ruff ryden
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken
rug
[slang] duizend piek
sGuiver
[slang] vijf gulden stuk
saave
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
saffie
[slang] garo; nicotinestaaf; peuk; saffie; smokkel; snagga; tabaccafume = sigaret
safi
[slang] is goed
safin
[slang] aboeng; banisch; baniz; beest; boega; bon; dobro; safin; scoobes = goed
sagbi
[slang] asahbi; gardasj; kammerad; koullo; mattie; ouwe; pape; sagbi; stamma; stanko; zahbie = vriend
saja luku
[slang] cala boca; saja luku = hou je bek
salaam
[slang] groeten
samsa
[slang] poppin; samsa = wat is er?
sanchi
[slang] kus
sang
[slang] ongelooflijk
sani
[slang] een ding
sanka
[slang] ogum; sanka = bil
sappig
[slang] sappig; sweetlanus = lekker
scaffa
[slang] brainwash; panoos; para; scaffa; tollo; waka = gek
scandi
[slang] scandi; wreed = erg
scandoules
[slang] schandalig
scanny
[slang] scanny; sjing = schande
scatten
[slang] poepen
scava
[slang] kaffa; scava; skaffa = stoned
scheer
[slang] leeg
scherp
[slang] intelligent
schock
[slang] stoot
schoetas
[slang] batas; prada's; schoetas; shoeba's; shuris; spatu; stompers = schoenen
schotten
[slang] afzeiken
schuren
[slang] schudden;zetten
schwen
[slang] wiet, joint
scoobes
[slang] aboeng; banisch; baniz; beest; boega; bon; dobro; safin; scoobes = goed
scooby
[slang] scooter
scoro
[slang] scoro; skoro = school
scotoe
[slang] 5-0; balizie; juut; flikken; ibahas; jakes; kit; offie; Pigs; po po; scotoe; scouto; skotoe; wouten = politie
scotten
[slang] afzeiken
scouto
[slang] 5-0; balizie; juut; flikken; ibahas; jakes; kit; offie; Pigs; po po; scotoe; scouto; skotoe; wouten = politie
scrap
[slang] diddih; scrap; six feet = dood
scratchen
[slang] scratchen; vingalinga = vingeren
scrilla
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
scur
[slang] meisje scoren
shaker
[slang] verwarrend
shebbe
[slang] dommie
shibber
[slang] waardeloos
shibby
[slang] bakkeluloe; chaiba; chronic; herb; method; motta; p2; pita; shibby; tjaiba; wieri = wiet
shizzle
[slang] balu; kassis; kaulo; panne; shizzle = shit
shock
[slang] stoot
shoeba's
[slang] batas; prada's; schoetas; shoeba's; shuris; spatu; stompers = schoenen
shoppa
[slang] koffieshop
shuris
[slang] batas; prada's; schoetas; shoeba's; shuris; spatu; stompers = schoenen
sickie
[slang] je bent gek
sikerim
[slang] ik neuk je
siki
[slang] baad; boeng; inter; jiggy; siki; skraffa = tof
sisa
[slang] zus
six feet
[slang] diddih; scrap; six feet = dood
sjakkie
[slang] aboob ya; balhaar; droulou; flares; koekwaus; Pino; sjakkie; zwerver = sukkel
sjikiman
[slang] dongel; sjikiman = stom
sjing
[slang] scanny; sjing = schande
skaatje
[slang] dushi; goedoe; skaatje; zina = schatje
skaffa
[slang] kaffa; scava; skaffa = stoned
skatten
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken
skaufen
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken
skaveren
[slang] jangen; njangen; skaveren; tjappa = eten
skeer
[slang] broko; skeer = blut
skete
[slang] 26g; ballen; choppen; dyken; klari; prikken; skatten; skete = neuken
skettel
[slang] banga; hootchie; kahba; mocho; puta; skettel = hoer
sketten
[slang] ballen
skinny
[slang] dun, mager
skippen
[slang] spijbelen
skitmo
[slang] schijt
skitta
[slang] schijt aan hebben
skoro
[slang] scoro; skoro = school
skot
[slang] paasen; skot = geven
skotoe
[slang] 5-0; balizie; juut; flikken; ibahas; jakes; kit; offie; Pigs; po po; scotoe; scouto; skotoe; wouten = politie
skraal
[slang] oneerlijk
skraffa
[slang] baad; boeng; inter; jiggy; siki; skraffa = tof
skrieki
[slang] skrieki; skrikka = schrikken
skrikka
[slang] skrieki; skrikka = schrikken
slammin
[slang] dope-ass, eikel
slanging
[slang] dealen
sma
[slang] batchie; chick; meti; mitti; oema; poekoe; sma; tanga = meisje
smaatje
[slang] mokkel; smaatje = lekker ding
smash
[slang] klap
smatje
[slang] meisje;schatje
smocho
[slang] je bent erg
smokkel
[slang] garo; nicotinestaaf; peuk; saffie; smokkel; snagga; tabaccafume = sigaret
smoko
[slang] roken
smooth
[slang] lelijk; phat; smooth = vet; cool
snagga
[slang] garo; nicotinestaaf; peuk; saffie; smokkel; snagga; tabaccafume = sigaret
snef
[slang] snagga; snef = sigaret
snitch
[slang] verrader
snitchen
[slang] beren; blemmen; snitchen = verraden
soekkoe
[slang] blunt; bob; ketser; pit; soekkoe; toektoek = joint
soema
[slang] wie?
softy
[slang] watje
soit
[slang] het zij zo
sombong
[slang] verwaand
sosaa
[slang] cacaïne
sossa
[slang] coca; sossa = cocaïne
sowoh
[slang] be born; sowoh = doe normaal
spacen
[slang] dromen;dom doen
span dat
[slang] check dat, kijk dat na
spang spang
[slang] spinternieuw
spang
[slang] lekker chiq;goed
spat
[slang] das; dazzzzz; pia; ploesa; spat = weg
spatu
[slang] batas; prada's; schoetas; shoeba's; shuris; spatu; stompers = schoenen
spieren
[slang] erectie
spiffy
[slang] mooi;dope
spits
[slang] dopo; flex; master; spits; spitta; tranga = goed; leuk; relaxt
spitta
[slang] dopo; flex; master; spits; spitta; tranga = goed; leuk; relaxt
splitten
[slang] cutty ranks; gratie; splitten = wegwezen
spo po
[slang] spoorweg politie
spuiter
[slang] gangmaker
stala
[slang] dyna; on te bont; onyx; stala; the bomb = te gek
stamang
[slang] kabel
stamma
[slang] asahbi; gardasj; kammerad; koullo; mattie; ouwe; pape; sagbi; stamma; stanko; zahbie = vriend
standaard
[slang] normaal;vanzelfsprekend
stanko
[slang] asahbi; gardasj; kammerad; koullo; mattie; ouwe; pape; sagbi; stamma; stanko; zahbie = vriend
staven
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken
steelo
[slang] manier van kleden;gewoonte;stijl
stiepel
[slang] cocaina
stiffa
[slang] stijve
stilo
[slang] in de mode
stoeken
[slang] batten; klappen; pukul; stoeken; thopen = slaan
stoeroe
[slang] stoel
stof
[slang] roddel
stompers
[slang] batas; prada's; schoetas; shoeba's; shuris; spatu; stompers = schoenen
straati
[slang] dang; straati = straat
strak
[slang] cool;tof;kicken
strakke poster
[slang] brutaal gezicht
stranga
[slang] mooi, tof
strano
[slang] raar;vreemd
stroggel
[slang] fittie; stroggel = ruzie
stronken
[slang] stoned en dronken tegelijk
stuka
[slang] studeren
stumpie
[slang] lompe gozer
styl
[slang] boaz; flokke; goud; gravy; loent; masterlijk; styl; tev; wreed = cool
styling
[slang] cool;leuk;stoer
suchaaaaa
[slang] sukkeltje
sucky sucky
[slang] choken; puff puff pass; sucky sucky; temmen = blowen
sunchi
[slang] nafnoe; sunchi = kusje
sup
[slang] como esta; fawaka (afk. favi); foewaka; how's life; kaise; sup; tapimofo; vawaka = hoe gaat het?
swa
[slang] vriend;zwager;gozer
sweet
[slang] lief
sweetie
[slang] mooi meisje;vriendin;lekker
sweetlanus
[slang] sappig; sweetlanus = lekker
ta pie mov
[slang] ta pie mov; tjoep = hou je mond
taal blazen
[slang] uitspreken
tabacca
[slang] sigaretten
tabaccafume
[slang] garo; nicotinestaaf; peuk; saffie; smokkel; snagga; tabaccafume = sigaret
taker
[slang] lelijk;mager
takkerheid
[slang] dom;stom
takki
[slang] koekroe; kwekku; omang; takki = praten
takkie
[slang] kwekku; omang; takkie = praten
tan plan
[slang] blijven zitten
tang
[slang] in de bil; tang; thong = string
tanga
[slang] batchie; chick; meti; mitti; oema; poekoe; sma; tanga = meisje
tapanahoni
[slang] schotten;afsnauwen
tapi mofo
[slang] mond dicht
tapimofo
[slang] como esta; fawaka (afk. favi); foewaka; how's life; kaise; sup; tapimofo; vawaka = hoe gaat het?
tarr
[slang] schijt hebben aan
tati
[slang] troep, vies, smerig
tatta
[slang] bakra; belanda; tatta = nederlander; kaaskop
tazzzzz
[slang] shit
tchumai
[slang] curva; tchumai = mooi meisje
telly
[slang] pocket; portjie; telly = gsm
temmen
[slang] choken; puff puff pass; sucky sucky; temmen = blowen
terror
[slang] tering
tev
[slang] boaz; flokke; goud; gravy; loent; masterlijk; styl; tev; wreed = cool
texel
[slang] ba ciao; challa; houdoe; laters; mazzeltof; one; texel; thalla; wo box = tot ziens
tfoe
[slang] shit;schaam je
tfwoe
[slang] gaar erg
tha bomb
[slang] de beste
thalla
[slang] ba ciao; challa; houdoe; laters; mazzeltof; one; texel; thalla; wo box = tot ziens
the bomb
[slang] dyna; on te bont; onyx; stala; the bomb = te gek
theatertorie checken
[slang] naar een toneelvoorstelling gaan
thong
[slang] in de bil; tang; thong = string
thopen
[slang] batten; klappen; pukul; stoeken; thopen = slaan
thuaka
[slang] een groet
thug
[slang] gangster
thuglive
[slang] harde leven op straat
thx
[slang] bedankt
timer
[slang] even wachten
tingi
[slang] benzibox; tingi = autoradio
tingi
[slang] stinkt
tippo
[slang] benzibox; tippo = autoradio
tivi
[slang] tanden
tjaaring
[slang] streken hebben
tjading
[slang] knopje; kwaka; tjading = leuk
tjaiba
[slang] bakkeluloe; chaiba; chronic; herb; method; motta; p2; pita; shibby; tjaiba; wieri = wiet
tjala
[slang] flowa; loesoe; oplossen; tjala = weggaan
tjallen
[slang] rippen; tjallen = jatten
tjap
[slang] tjap; tjollie = jongen
tjappa
[slang] jangen; njangen; skaveren; tjappa = eten
tjawa
[slang] 25 gulden
tjing
[slang] klein meisje, kleine sma
tjoep
[slang] ta pie mov; tjoep = hou je mond
tjollie
[slang] jtap; mos; tjollie = jongen
tjumai
[slang] lekka lek; tjumai = lekker meisje
todo-ai
[slang] iemand met opvallend grote ogen
toektoek
[slang] blunt; bob; ketser; pit; soekkoe; toektoek = joint
toetoemoel
[slang] stil
tof
[slang] mooi, moeilijk
tokkelen
[slang] flowen; tokkelen = iemand versieren
toko
[slang] ruimte;klas
toli
[slang] bana; toli = penis
tollo
[slang] brainwash; panoos; para; scaffa; tollo; waka = gek
torie zetten
[slang] praten;kletsen;misdaad begaan
torie
[slang] verhaal;misdaad;gebeurtenis
toys
[slang] piemel
tralalalala
[slang] vrolijk
tranga bana
[slang] gaat goed!
tranga
[slang] dopo; flex; master; spits; spitta; tranga = goed; leuk; relaxt
trangaoema
[slang] sterke vrouw
trips
[slang] trippen
true that
[slang] dat is juist
truthola
[slang] dombo
tsjoken
[slang] wiet roken
tutup mulut
[slang] mondje dicht
twin bradaz
[slang] tweelingbroer
tyeppie
[slang] getikt
uang
[slang] bread; ca; cashflow; cheez; do; doekash; doekoe; doh; flus; franco; lakoenza; pokko's; saave; scrilla; uang = geld
undrogron
[slang] onderwereld
vaag
[slang] derie; fucked-up; kaka; kassis; moeilijk; nep; vaag; weck; wiesje = slecht
vawaka
[slang] como esta; fawaka (afk. favi); foewaka; how's life; kaise; sup; tapimofo; vawaka = hoe gaat het?
verhaal
[slang] vergeet het
vier een een
[slang] persoonlijke info
viestie
[slang] vies;lelijk
vijf nul
[slang] balizie; flikken; ibahas; jakes; juut; kit; offie; Pigs; po po; scotoe; skotoe; vijf nul; wouten = politie
vingalinga
[slang] scratchen; vingalinga = vingeren
vittie
[slang] fitty; vittie = vechten
vlieg
[slang] irritant
vlizzzzville
[slang] Vlissingen
vriendje
[slang] fucker; vriendje = klootzak
vroes
[slang] queer; vroes; weerie; woozie = raar
waar ga je
[slang] waar ga je heen?
wachti
[slang] wacht
wackalou
[slang] bile; wackalou = ik zweer het
waga
[slang] ride; waga; wagie = auto
waggi 's
[slang] auto's
waggie blazen
[slang] waggie blazen; waggie boeken = hard autorijden
waggie boeken
[slang] waggie blazen; waggie boeken = hard autorijden
wagie
[slang] ride; waga; wagie = auto
waka
[slang] brainwash; panoos; para; scaffa; tollo; waka = gek
wakka mang
[slang] player/zwerver
wakkaman
[slang] player;zwerver
walla
[slang] ik zweer
wallach
[slang] ach ga toch weg;ik zweer het
wandel
[slang] het klapt; wandel = het gaat goed
wannabee
[slang] iemand die nep is, neppe kill
wappi
[slang] baanty; wappi = stoned; high
wat is de leeftijd
[slang] hoe laat is het?
wat kom je?
[slang] nan da yo; wat kom je?; wat praat je = wat moet je?
wat praat je
[slang] nan da yo; wat kom je?; wat praat je = wat moet je?
watskeburt
[slang] watskeburt; wazzup = alles goed?
wazzup
[slang] hoest?; moshimoshi; wazzup = hoe is het?
weck
[slang] derie; fucked-up; kaka; kassis; moeilijk; nep; vaag; weck; wiesje = slecht
weerie
[slang] queer; vroes; weerie; woozie = raar
weli
[slang] o mijn god
werrie
[slang] ranzig; werrie = erg; vies; vervelend
wette
[slang] jeh grabbing; wette = begrijp je?
whaza
[slang] alles goed?
whazzzzzzza
[slang] moshimoshi; whazzzzzzza; word up = hoe is het?
whola
[slang] ik zweer het
wicked
[slang] te gek;tof;waus, gaaf
wieri
[slang] bakkeluloe; chaiba; chronic; herb; method; motta; p2; pita; shibby; tjaiba; wieri = wiet
wierrie
[slang] haar
wiesje
[slang] derie; fucked-up; kaka; kassis; moeilijk; nep; vaag; weck; wiesje = slecht
wigger
[slang] blanke neger
wit
[slang] wit; wittie = cocaïne
wittie
[slang] wit; wittie = cocaïne
wix
[slang] gaaf
wo box
[slang] ba ciao; challa; houdoe; laters; mazzeltof; one; texel; thalla; wo box = tot ziens
woozie
[slang] queer; vroes; weerie; woozie = raar
word up
[slang] como esta; conta; contabai; how's life; kaise; tapimofo; word up; zaisa = hoe gaat het?
word
[slang] wat je zegt / wat zeg je?
wouten
[slang] 5-0; balizie; juut; flikken; ibahas; jakes; kit; offie; Pigs; po po; scotoe; scouto; skotoe; wouten = politie
wreed
[slang] scandi; wreed = erg
wussel
[slang] haarelastiek
xtasy
[slang] opwinding;extase
ye hossel
[slang] moeite doen
ye kot vonk
[slang] je bent gevaarlijk bezig
yo man
[slang] aaaaaaight; yo man = oke dan
yo thappie
[slang] he maatje
yo tjappie
[slang] he maatje
yo
[slang] hallo
za3ma
[slang] za3ma; zema = zogenaamd
zahbie
[slang] asahbi; gardasj; kammerad; koullo; mattie; ouwe; pape; sagbi; stamma; stanko; zahbie = vriend
zaisa
[slang] como esta; conta; contabai; how's life; kaise; tapimofo; word up; zaisa = hoe gaat het?
zebbe
[slang] fucker; zebbe; zemmel = klootzak
zema
[slang] za3ma; zema = zogenaamd
zemmel
[slang] fucker; zebbe; zemmel = klootzak
zemmer
[slang] agoman; fagget; maricon; mietje; ollo; zemmer; zenel = homo
zemmer
[slang] boeler; gee; zemmer = homo
zenel
[slang] agoman; fagget; maricon; mietje; ollo; zemmer; zenel = homo
zesentwintig G
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken
zibbie
[slang] lul (scheldwoord)
ziek
[slang] daina; digie; erg; lauw; ziek = goed; mooi
ziekie
[slang] tranga
zina
[slang] dushi; goedoe; skaatje; zina = schatje
zoethout
[slang] dommerik
zonder zout
[slang] niet spannend
zoutig
[slang] lullig
zuethout
[slang] dommerik
zuiver
[slang] bevestigend
zuku
[slang] zeekoe
zuur
[slang] echt nep
zwerver
[slang] aboob ya; balhaar; droulou; flares; koekwaus; Pino; sjakkie; zwerver = sukkel
saai
1 ابری
1
2
3
4
5
2 ابستن
1
2
3
4
5
3 اپارتمان
1
2
3
4
5
4 احمق
1
2
3
4
5
5 ادم کودن
1
2
3
4
5
6 آرام
1
2
3
4
5
7 ارزوی چیزی را داشتن
1
2
3
4
5
8 اشتیاق داشتن
1
2
3
4
5
9 اهسته
1
2
3
4
5
10 اهسته کردن یا شدن
1
2
3
4
5
11 اهلی
1
2
3
4
5
12 اوقات تلخ
1
2
3
4
5
13 با اطناب
1
2
3
4
5
14 بار دار
1
2
3
4
5
15 بد اخم
1
2
3
4
5
16 بدون پاشنه
1
2
3
4
5
17 بلند
1
2
3
4
5
18 بی تنوع
1
2
3
4
5
19 بی حرکت
1
2
3
4
5
20 بی حس
1
2
3
4
5
21 بی روح
1
2
3
4
5
22 بی مزه
1
2
3
4
5
23 پارچه صوف پشمی
1
2
3
4
5
24 پر زحمت
1
2
3
4
5
25 پهن
1
2
3
4
5
26 تخت
1
2
3
4
5
27 تدریجی
1
2
3
4
5
28 تنبل
1
2
3
4
5
29 توپر
1
2
3
4
5
30 تیره
1
2
3
4
5
31 جلگه
1
2
3
4
5
32 جنده بازی کردن
1
2
3
4
5
33 خاکستری
1
2
3
4
5
34 خسته کننده
1
2
3
4
5
35 خفه
1
2
3
4
5
36 خنک
1
2
3
4
5
37 خو گرف
saai maken
1 بی تنوع کردن
1
2
3
4
5
2 بیمزه کردن
1
2
3
4
5
3 پهن کردن
1
2
3
4
5
4 تسطیح کردن
1
2
3
4
5
5 روحیه خود را باختن
1
2
3
4
5
6 قسمت پهن کردن
1
2
3
4
5
7 مسطح کردن
1
2
3
4
5
8 نیم نت پایین امدن
saai werk
1 خرحمالی
1
2
3
4
5
2 نویسندگی برای کسب معیشت
1
2
3
4
5
3 نویسندگی و هنرپیشگی سودطلبانه
saaie uiteenzetting
به نثر دراوردن
1
2
3
4
5
2 سخن منثور
1
2
3
4
5
3 نثر
1
2
3
4
5
4 نثر نوشتن
1
2
3
4
5
saaiheid
1 بیزاری
1
2
3
4
5
2 خستگی
1
2
3
4
5
3 دل تنگی
1
2
3
4
5
4 کندی
1
2
3
4
5
5 ملالت
1
2
3
4
5
6 یکنواختی
saboteur
1 خرابکار
saaiwerk
1 خرکاری
1
2
3
4
5
2 کارهای عادی و روزمره
saam
1 با هم
1
2
3
4
5
2 با همدیگر
1
2
3
4
5
3 بایکدیگر
1
2
3
4
5
4 بضمیمه
1
2
3
4
5
5 بطور دسته جمعی
1
2
3
4
5
6 یکجا
saamhorigheid
1 اتحاد
1
2
3
4
5
2 انسجام
1
2
3
4
5
3 بهم پیوستگی
1
2
3
4
5
4 مسئولیت مشترک
1
2
3
4
5
5 هم بستگی
1
2
3
4
5
6 همکاری
Sabbat
1 روز تعطیل
1
2
3
4
5
2 شنبه
1
2
3
4
5
3 یکشنبه
sabbatsjaar
1 مربوط به یکشنبه
sabel
1 با شمشیر زدن
1
2
3
4
5
2 با شمشیر کشتن
1
2
3
4
5
3 بسیخ زدن
1
2
3
4
5
4 بسیخ کباب زدن
1
2
3
4
5
5 تیغ
1
2
3
4
5
6 رنگ سیاه
1
2
3
4
5
7 سمور
1
2
3
4
5
8 سیخ
1
2
3
4
5
9 سیخ اهنی یا چوب مخصوص کباب
1
2
3
4
5
10 سیخ کباب
1
2
3
4
5
11 شمشیر
1
2
3
4
5
12 شمشیر بلند نظامی
1
2
3
4
5
13 عدالت
1
2
3
4
5
14 قداره
1
2
3
4
5
15 لباس سیاه
1
2
3
4
5
16 هر چیزی شبیه سیخ کباب
sabelbek
1 نوعی مرغ دراز پا
sabelbont
1 رنگ سیاه
1
2
3
4
5
2 سمور
1
2
3
4
5
3 لباس سیاه
sabeldier
1 رنگ سیاه
1
2
3
4
5
2 سمور
1
2
3
4
5
3 لباس سیاه
sabelen
1 با شمشیر زدن
1
2
3
4
5
2 با شمشیر کشتن
1
2
3
4
5
3 شمشیر
1
2
3
4
5
4 شمشیر بلند نظامی
1
2
3
4
5
5 قداره
sabelschede
1 حفاظ
1
2
3
4
5
2 غلاف
1
2
3
4
5
3 غلاف شمشیر
1
2
3
4
5
4 غلاف کردن
1
2
3
4
5
5 نیام
sabelsprinkhaan
1 حشره راست بال
1
2
3
4
5
2 درختی ازخانواده لکوس
sabotage
1 خرابکاری
1
2
3
4
5
2 خرابکاری عمدی
1
2
3
4
5
3 خرابکاری کردن
1
2
3
4
5
4 کارشکنی و خرابکاری
saboteren
1 خرابکاری
1
2
3
4
5
2 خرابکاری عمدی
1
2
3
4
5
3 خرابکاری کردن
1
2
3
4
5
4 کارشکنی و خرابکاری
saboteur
1 خرابکار
1
2
3
4
5
Sabra
1 اسرائیلی بومی فلسطین
sacharine
1 ساخارین
1
2
3
4
5
2 ساخاریندار
1
2
3
4
5
3 شکری
1
2
3
4
5
4 شیرین
1
2
3
4
5
5 قندی
1
2
3
4
5
6 محتوی قند
sacraal
1 تعالی
1
2
3
4
5
2 خدا
1
2
3
4
5
3 روحانی
1
2
3
4
5
4 مقدس
1
2
3
4
5
5 منزه وپاکدامن
1
2
3
4
5
6 وقف شده
sacrament
1 ایین دینی
1
2
3
4
5
2 رسم دینی
1
2
3
4
5
3 سوگند ملایم
1
2
3
4
5
4 نشانه
sacramentale
1 وابسته به مراسم مذهبی
sacramenteel
1 وابسته به مراسم مذهبی
sacristie
1 اتاق دعا
1
2
3
4
5
2 محل نگاهداری ظروف مقدسه کلیسا
1
2
3
4
5
3 نمازخانه کوچکی که متصل بکلیسا میباشد
sadisme
1 بی رحمی
1
2
3
4
5
2 نوعی انحراف جنسی که شخص در اثر ان از ازار دادن لذت میبرد
sadist
1 سادیست
1
2
3
4
5
2 کسیکه از زجر دیگران لذت میبرد
sadistisch
1 کسیکه از زجر دیگران لذت میبرد
safari
1 سیاحت اکتشافی در افریقا
safe
1 اطمینان بخش
1
2
3
4
5
2 امن
1
2
3
4
5
3 ایمن
1
2
3
4
5
4 بی خطر
1
2
3
4
5
5 صحیح
1
2
3
4
5
6 صدمه نخورده
1
2
3
4
5
7 گاو صندوق
1
2
3
4
5
8 محفوظ
1
2
3
4
5
9 محفوظ از خطر
1
2
3
4
5
10 مطمئن
saffiaantje
1 سیگار
1
2
3
4
5
2 سیگارت
saffier
1 رنگ کبود
1
2
3
4
5
2 صفیر کبود
1
2
3
4
5
3 یاقوت کبود
saffierblauw
1 رنگ کبود
1
2
3
4
5
2 صفیر کبود
1
2
3
4
5
3 یاقوت کبود
saffraan
1 زعفران
1
2
3
4
5
2 زعفرانی
saffraan kleren
1 زعفران
1
2
3
4
5
2 زعفرانی
saffraangeel
1 زعفران
1
2
3
4
5
2 زعفرانی
saffraankleurig
1 زعفران
1
2
3
4
5
2 زعفرانی
safiaann
1 کشور مغرب
1
2
3
4
5
2 مراکش
safjan
1 میشن
sage
1 حماسه
1
2
3
4
5
2 حماسه اسکاندویناوی
sago
1 پنیر خرما
1
2
3
4
5
2 درخت نخل ساگو
1
2
3
4
5
3 شیرینی که با نشاسته ساگو تهیه شود
sagopalm
نخل ساگو
sahib
1 آقا
1
2
3
4
5
saillant
1 بیرون زده
1
2
3
4
5
2 چشمگیر
1
2
3
4
5
3 در حال جست و خیز
sajet
1 پارچه پشمی
1
2
3
4
5
2 پشم
1
2
3
4
5
3 پشم اعلی
1
2
3
4
5
4 پشم تابیده
1
2
3
4
5
5 پشم ریشته
1
2
3
4
5
6 جامه پشمی
1
2
3
4
5
7 کرک
1
2
3
4
5
8 مو
1
2
3
4
5
9 نخ پشم
sajetten
1 پارچه پشمی
1
2
3
4
5
2 پشم اعلی
1
2
3
4
5
3 پشم تابیده
1
2
3
4
5
4 پشم ریشته
sake
1 جهت
1
2
3
4
5
2 دلیل
sakkerloot
1 رفو
1
2
3
4
5
2 رفو کردن
1
2
3
4
5
3 فحش
Sakser
1 از نژاد انگلوساکسون
1
2
3
4
5
2 ساکسون
Saksisch
1 از نژاد انگلوساکسون
1
2
3
4
5
2 ساکسون
salade
1 خس
1
2
3
4
5
2 سالاد
1
2
3
4
5
3 کاهو
1
2
3
4
5
4 کلاه خود سبک قرن 15 بدون زره صورت
salade van de chef
1 سالاد سرآشپز
saladebuffet
1 میز سالاد
salamander
1 سمندر
1
2
3
4
5
2 یکجور سوسمار یا مارمولک
salami
1 سوسیس نمک زده
1
2
3
4
5
2 گوشت خوک و یا گوشت گاو خشک شده
salariëren
1 حقوق
1
2
3
4
5
2 شهریه
1
2
3
4
5
3 مواجب
salaris
1 اجاره کردن
1
2
3
4
5
2 اجرت
1
2
3
4
5
3 اجیر کردن
1
2
3
4
5
4 ادا کردن
1
2
3
4
5
5 امتیاز
1
2
3
4
5
6 انجام دادن
1
2
3
4
5
7 بجا آوردن
1
2
3
4
5
8 پاداش
1
2
3
4
5
9 پرداخت
1
2
3
4
5
10 پرداخت کردن
1
2
3
4
5
11 پرداختن
1
2
3
4
5
12 پردازانه
1
2
3
4
5
13 پردازه
1
2
3
4
5
14 پول
1
2
3
4
5
15 پول دادن
1
2
3
4
5
16 پیچ
1
2
3
4
5
17 پیچ خوردگی
1
2
3
4
5
18 پیچ دادن
1
2
3
4
5
19 پیچ کردن
1
2
3
4
5
20 پیچاندن
1
2
3
4
5
21 پیچیدن
1
2
3
4
5
22 تادیه
1
2
3
4
5
23 تلافی کردن
1
2
3
4
5
24 حقوق
1
2
3
4
5
25 حقوق ماهیانه
1
2
3
4
5
26 خست کردن
1
2
3
4
5
27 دادن
1
2
3
4
5
28 درامد
1
2
3
4
5
29 دستمزد
1
2
3
4
5
30 دستمزد دادن به
1
2
3
4
5
31 شهریه
1
2
3
4
5
32 کارسازی داشتن
1
2
3
4
5
33 گاییدن
1
2
3
4
5
34 مداخل
1
2
3
4
5
35 مرسوم
1
2
3
4
5
36 مزد
1
2
saldo
Translation Dutch - PersianFarsi : saldo

Want to share tranlation with others?

Translation

1 باقی مانده
1
2
3
4
5
2 برابر کردن
1
2
3
4
5
3 بودجه احتیاطی
1
2
3
4
5
4 پس ماند
1
2
3
4
5
5 پس مانده
1
2
3
4
5
6 تتمه حساب
1
2
3
4
5
7 تراز
1
2
3
4
5
8 ترازو
1
2
3
4
5
9 تعادل
1
2
3
4
5
10 تفاله مانده
1
2
3
4
5
11 تفاوت
1
2
3
4
5
12 ته نشین
1
2
3
4
5
13 توازن
1
2
3
4
5
14 حاشیه
1
2
3
4
5
15 حاشیه دار کردن
1
2
3
4
5
16 حد
1
2
3
4
5
17 زیادتی
1
2
3
4
5
18 فضله
1
2
3
4
5
19 فضولات
1
2
3
4
5
20 قسمت باقی مانده
1
2
3
4
5
21 کنار
1
2
3
4
5
22 لبه
1
2
3
4
5
23 متعادل کردن
1
2
3
4
5
24 موازنه
1
2
3
4
5
25 موازنه کردن
1
2
3
4
5
26 میزان
saletjonker
1 ابله
1
2
3
4
5
2 ادم خودساز و جلف
1
2
3
4
5
3 ادم شیک پوش
1
2
3
4
5
4 خود ساز
1
2
3
4
5
5 خوش تیپ
1
2
3
4
5
6 شخص
1
2
3
4
5
7 شیک پوش
1
2
3
4
5
8 فوکولی
1
2
3
4
5
9 کج کلاه
salie
1 بافراست
1
2
3
4
5
2 بصیر
1
2
3
4
5
3 حکیم
1
2
3
4
5
4 دانا
1
2
3
4
5
5 سلوی
1
2
3
4
5
6 عاقل
1
2
3
4
5
7 فکور
1
2
3
4
5
8 مریم گلی