Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
39 Cards in this Set
- Front
- Back
Verzonken kosten |
Kosten van een investering die niet terugverdiend kunnen worden als het oorspronkelijke doel van de investering mislukt. |
|
Zelfbinding |
Je laat met je gedrag zien dat je betrouwbaar bent bij een afspraak. |
|
Gevangenenprobleem |
Als beide partijen hun eigen belang nastreven, is het resultaat voor beide spelers ongunstiger dan wanneer ze samenwerken. |
|
Meeliftgedrag |
Meedelen in de opbrengst zonder zelf bij te dragen aan de kosten of inspanning. |
|
Sociale controle |
Mensen letten op elkaar en spreken elkaar aan. Daardoor houden mensen zich beter aan de afspraken en slaagt samenwerking eerder. |
|
Bonus-malusregeling (bij autoverzekeringen) |
Hoe langer je geen uitkering van de verzekeringsmaatschappij nodig hebt, hoe hoger de korting op je premie. Bij schade door eigen schuld daalt de korting van de premie. |
|
Eigen risico |
Deel van de schade die voor eigen rekening is. |
|
Immateriële schade |
Schade die niet in geld uit te drukken is. |
|
Materiële schade |
Schade die geld kost. |
|
Premie |
Bedrag dat je per jaar aan de verzekeringsmaatschappij betaalt. |
|
Verzekerde waarde |
De waarde die aan de verzekeringsmaatschappij is opgegeven. |
|
Verzekering |
Overeenkomst waarbij de verzekerde tegen betaling van een premie een schadeloosstelling krijgt bij verlies of schade. |
|
Collectieve werknemersverzekeringen |
Alle werknemers betalen verplicht een premie aan de collectieve sector en zijn zo verzekerd tegen inkomensverlies als gevolg van bijvoorbeeld werkloosheid. |
|
Privatisering |
Een overheidstaak naar de marktsector overhevelen. |
|
Assurantiebelasting |
Belasting op verzekeringen. |
|
Onderverzekerd |
De verzekerde waarde is lager dan de werkelijke waarde. De verzekerde krijgt bij schade niet het hele schadebedrag uitgekeerd. |
|
Poliskosten |
Kosten die de verzekeringsmaatschappij rekent om de polis (het bewijs van de verzekering op papier) op te maken. |
|
Promille |
Per duizend. 5 promille (‰) is 5 op de 1000. |
|
Economische groei |
Het aantal geproduceerde goederen en diensten stijgt. |
|
Primaire inkomens |
Inkomens die verdiend worden door een productiefactor ter beschikking te stellen. |
|
Toegevoegde waarde |
Omzet - ingekochte goederen en diensten. |
|
Denivellering (van de inkomens) |
De verschillen in inkomen tussen personen worden groter. |
|
Lorenzcurve |
Grafiek die laat zien hoe scheef de inkomens in een land zijn verdeeld. |
|
Nivellering (van de inkomens) |
De verschillen in inkomens tussen personen worden kleiner. |
|
Scheve inkomensverschillen |
Er zijn grote verschillen in inkomen tussen personen. |
|
Secundair inkomen |
Primair inkomen - betaalde inkomenbelasting en sociale premies + sociale uitkering |
|
Consumentenvertrouwen |
Het vertrouwen dat de consumenten in de economie hebben. |
|
Depressie |
De hoeveelheid geproduceerde goederen en diensten daalt gedurende een lange tijd. |
|
Hoogconjunctuur |
Een periode met een grote vraag naar goederen en diensten. |
|
Laagconjunctuur |
Een periode met een kleine vraag naar goederen en diensten. |
|
Recessie |
Een milde vorm van een laagconjunctuur |
|
Werkgelegenheid |
Het aantal mensen met bepaald werk. |
|
Bezettingsgraad |
Het deel van de productiecapaciteit dat in gebruik is. |
|
Conjunctuurbeleid |
De overheid probeert de conjunctuur bij te sturen. |
|
Conjunctuurgolf |
De schommeling van de vraag naar goederen en diensten. |
|
Europese Centrale Bank (ECB) |
De centrale bank van Europa. |
|
Productiecapaciteit |
De maximaal haalbare productie als alle productiefactoren worden ingezet. |
|
Consumentenprijsindex |
De gemiddelde prijs van alle goederen en diensten, uitgedrukt in indexcijfer. |
|
Wegingsfactoren |
De mate waarin een bepaalde uitgavecategorie meetelt bij de berekening van de consumentenprijsindex. |