• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/261

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

261 Cards in this Set

  • Front
  • Back
achternaam
surname
al
already
als
when, if
andere
other
antwoord, het
answer
bank, de
banken
bank
banks
beetje, een
a little
begrijpen
begreep
begrepen, heeft begrepen
to understand
beroep, het
beroepen
profession
bij
with
biologie, de
biology
broer, de
broers
brother
brothers
buitenlands
foreign
combinatie, de
combinaties
combination
combinations
compleet, complete
complete
congres, het
congressen
conference
conferences
cursist, de
cursisten
student (of a course)
students
cursus, de
cursussen
course
courses
dialoog, de
dialogen
dialogue
dialogues
directeur, de
directeuren
manager, managing director
managers
dus
so
eerste, de
first
eigen
own
elkaar
together
Engeland
England
familie, de
families
family
families
feestje, het
feestjes
party
parties
fietsenfabriek, de
fietsenfabrieken
bicycle factory
bicycle factories
formeel, formele
formal
geboortedatum, de
geboortedata
date of birth
gebruiken
to use
geen
no
geslacht, het
geslachten
sex, gender
geodemiddag
good afternoon
half, halve
half
hallo
hello, hi
hebben
had, hadden
heeft gehad
to have
heeft
hebben
has
helpen
hielp, hielpen, heeft geholpen
to help
herkomst, de
origin
heten
to be called
hoe
how
informeel, informele
informal
interesant(e)
interesting
introductie, de
introducties
indroduction
Itaiaan, de
Italianen
Italian (man)
Italie
Italy
je
you (sing, unstresse, inf)
jij
you (sing.stressed, inf)
jullie
you (plural, inf)
kantine, de
kantines
canteen
canteens
kennismaken
to get acquainted
komem
kwam, kwamen
is gekomen
to come
kunnen
kon, konden
heeft gekud
can, to be able to
land, het
landen
country
lang(e)
long
leraar, de
leraren
teacher
le, de
lessen
lesson
lezen
las, lazen
heeft gelezen
to read
maar
but
maken
to make
Marokko
Morocco
met
with
moeder, de
mother
moeten
moest, moesten
heeft gemoeten
must, to have to
mogelijk(e)
possible
nationalitei, de
nationaliteiten
nationality
Nederland
the Netherlands
Nederlands(e)
Dutch
nog
still
nou
app: oh, well
of
or
onbreken
ontbrak, ontbraken
heeft ontbroken
to be absent/mssing
ontmoeten
to meet
opletten
to take care, to pay attention
over
about
paar
a few
pauze, de
pauzes
break, interval
per
per
persoon, de
personen
person
reizen
to travel
relatie, de
relaties
relation, contact
roepnaam, de
first name
situatie, de
situaties
siuation
slecht(e)
bad
Spasns
Spanish
spreken
sprak, spraken
heeft gesproken
to speak
student, de
studenten
student
studeren
to study
studie, de
studies
study, subject
success, het
successen
success
taal, de
talen
language
telefoniste, de
telefonistes
telephone opertor (fem)
tussen
between
universiteit, de
universiteiten
university
uur, het
uren
hour
hours
vader,de
vaders
father
van
of
vandaag
today
vandaan
from
veel
much, many
veranderen
to change
verdieping, de
verdiepingen
floor
verschil, het
verschillen
difference
vertelen
to tell
vlakbij
nearby, close to
volgen
to follow
voor
for
voornaam, de
voornamen
first name
vorm, de
vormen
form
vraag, de
vragen
question
vragen
vroeg, vroegen
heeft gevraagd
to ask
vrij
free, not occupied
waar
where
waar
true
waarom
why
wat
what
we
we(unstressed)
week, de
weken
week
wel
opposition of niet or geen
welk(e)
which
werk, het
work, job
werken
to work
wie
who
wij
we (stressed)
woonplaats, de
woonplaatsen
place of
woord, het
woorden
word
ze (pl)
they (unstressed)
zij (pl)
they (stressed)
zijn (poss)
his
zoeken
to look for, to search
ik
in, into
in
to fill in
is
is
ja
yes
jongen, de
jongens
boy
boys
kamer, de
kamers,
room
rooms
keer
time
kijken
keek, keken
heeft gekeken
to look, to watch
kind, het
kinderen
child
children
kolom, de
kolommen
column
leggen
to lay (down)
letter, de
letters
letter (of the alphabet)
liggen
lag, lagen
heeft gelegen
to lie (down)
lopen
liep, liepen
heeft gelopen
to walk
luisteren
to listen
maar
just (app)
man, de
man
me
me (unstressed form)
meisje, het
meisjes
girl
meneer, de
mister, sir
mij
me (stressed form)
mijn
my
naam, de
namen
name
naar
to
naast
next to
nazeggen
to repeat aloud
nee
no
niet
not
nog
another
nu
now
nummer, het
nummers
number
numbers
oefening, de
oefeningen
exercise
onder
under
ook
also, too
op
on
open
open
opendoen
deed open, deden open
heeft opengedaan
to open
opschrijven
schreef op, schreven op
heeft opgeschreven
to write down
opstaan
stond op, stonden op
is opgestaan
to get up
pakken
to take, to pick up
pen, de
pennen
pen
pet, de
petten
cap
plaatje, het
plaatjes
picture
pictures
plukken
to pick up
postcode, de
postcodes
postal code
praten
to talk
raam, het
ramen
window
ritme, het
ritmes
rhythm
rhythms
roos, de
rozen
rose
roses
schema, het
schema's
scheme, pattern
schrijven
schreef, schreven
heeft geschreven
to write
staan
stond, stonden
heeft gestaan
to stand
stoel, de
stoelen
chair
chairs
tafel, de
tafels
table
tables
tas, de
tassen
bag
bags
tekst, de
teksten
text
texts
telefoonnummer, het
telefoonnummers
telephone number
u
you (formal)
uit
out of, from
uw
your (formal)
voor
in front of, before
voorbeeld,het
voorbeelden
example
examples
vrouw, de
vrouwen
woman
women
wonen
to live
ze
she (unstressed)
zeggen
zei, zeiden
heeft gezegd
to say
zetten
to put
zien
zag, zagen
heeft gezien
to see
zij
she (stressed)
zijn
was, waren
is geweest
to be
zin, de
zinnen
sentence
sentences
zitten
zat, zaten
heeft gezeten
to sit
aan
to, at
aanwijzen
to show, to point out
achter
behind
basis, de
basis
ben
am
bij
to, with
bladzijde, de
bladzijden
bladzijdes
page
pages
boek, het
borden
book
books
boos, boze
angry
bord, het
borden
blackboard
cassette, de
cassettes
cassette, tape
dan
then
dank u wel
thank you (formal)
dat
that
deur, de
deuren
door
de
the (masc & fem)
dicht
closed, shut
dit
this
docent, de
docenten
teacher
doen
deed, deden
heeft gedaan
to do
een
a
een
one
elk(e)
every, each
gaan
ging, gingen
is gegeven
to go
geven
gaf, gaven,
heeft gegeven
to give
goed(e)
good, well
goedemorgen
good morning
haar
her
hand, dehanden
hand
het
the (neuter)
hier
here
hij
he
hoed, de
hoeden
hat
horen
to hear
Dat is zo!
That is correct!!
ouders
parents
Ze heef een klein bdrijf
She has a business.
broek
pants
overhemd
shirt
potlood
pencil
raak
touch
links
left
rechts
right
gezin
family
Neem me niet kwalijk!
I beg your pardon
vit
white
greis
gray
zwart
black
colbert
jacket
mop
folder
groot
large
klein
small
kort
short
nog een keer
another time
wijs
to point
lokaal
room
tannen
toes
bannen
legs