• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/9

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

9 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Depressie komt minder vaak voor dan angststoornissen bij kinderen. Toch heeft
bijna 20% van de jongeren voor het einde van de adolescentie last gehad van een depressieve stoornis.
Angststoornissen en depressieve toomissen zijn veel voorkomendevormen van psychopathologie onder jongeren (Costello, Foley & Angold,2006).

Met een puntprevalentie tussen de 12 en 20 procent vormen
angststoornissen zoals

gegeneraliseerde-angststoornis, separatieangststoomis,
sociale fobie en
specifieke fobieën

gezamenlijk de meestvoorkomende categorie van emotionele problemen tijdens de kindertijd
(Costello, Egger & Angold, 2004).

Depressie komt minder vaak voor: 5 tot 8 procent van de adolescenten voldoet aan de diagnostische criteria
voor een depressieve stoornis, terwijl dat percentage bij jongere kinderen zelfs nog lager ligt (Angold & Costello, 2001).

Toch heeft bijna 20 procent van de jongeren voor het einde van de adolescentie last gehad van een depressieve stoornis (Lewinsohn, Hops, Roberts, Seeley & Andrews, 1993). Zowel angststoornissen als depressieve stoornissen gaan gepaard met ernstige verstoringen van het sociale, school- en gezinsfunctioneren.
Depressie komt minder vaak voor:
5 tot 8 procent van de adolescenten voldoet aan de diagnostische criteria
voor een depressieve stoornis, terwijl dat percentage bij jongere kinderen zelfs nog lager ligt (Angold & Costello, 2001).
Toch heeft bijna 20 procent van de jongeren voor het einde van de adolescentie last gehad van
een depressieve stoornis (Lewinsohn, Hops, Roberts, Seeley & Andrews, 1993).

Zowel angststoornissen als depressieve stoornissen gaan gepaard met ernstige verstoringen van het sociale, school- en gezinsfunctioneren.
ongeveer 69 procent van de jongeren met een stemmingststoornis heeft ook last van een depressie, terwijl circa 75 procent van de depressieve jongeren ook gediagnosticeerd kan worden met een angststoornis (zie Brady & Kcndall, 1992; Seligman &
Ollendick, 1998).

Beide ziektebeelden vertonen tevens
duidelijke overeenkomsten.

Dit verklaart waarom onderzoekers doorgaans problemen hebben om unieke symptoomprofielen voor angst en depressie te identificeren
Fenomenologie van angst en depressie bij jongeren

Normale angsten kennen tijdens de kinderjaren een
voorspelbaar beloop (Warren & Sroufe, 2004). Als kinderen nog jong zijn, is de angst met name gericht op fantasiefiguren (bijvoorbeeld spoken, geesten en monsters) of stimuli in hun direct waarneembare omgeving.

Naarmate kinderen ouder worden, zullen de angsten steeds gecompliceerder en abstracter worden en zelfs betrekking hebben op gebeurtenissen die nog in de toekomst moeten plaatsvinden.

Ook bij de abnormale angsten is een dergelijk ontwikkelingspatroon waarneembaar:
op jonge leeftijd is er vaker sprake van specifieke fob ieën en separatieangststoornis, terwijl naarmate kinderen ouder worden steeds vaker gegcncraliseerde-
angststoornis , sociale fobie en paniekstoornis gediagnosticeerd worden.
er wordt in het algemeen aangenomen dat dit
ontwikkelingspatroon in normale en abnormale angsten bij jongeren te maken heeft met alledaagse ervaringen waarvan de beleving voor een belangrijk deel bepaald wordt door
het niveau van de cognitieve ontwikkeling
Ook bij depressie is eer een duidelijk patroon:
Bij peuters en kleuters wordt een depressieve stemming vaak uitgelokt door extreme levensgebeurtenissen. Bijv door de dood van ouders.
Voor jongeren gelden met zowel angst als stemmingsstoornissen dezelfde diagnostische criteria
Met uitzondering van
De separatieangst stoornis.

Een angststoornis die zich uit door een niet bij de ontwikkeling passende angst bij verlating door de ouder.