• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/58

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

58 Cards in this Set

  • Front
  • Back
  • 3rd side (hint)
13. Schizofrenie en aanverwante psychosen

Volgens de DSM-IV-TR moet er bij schizofrenie sprake zijn van twee of meer van de volgende symptomen gedurende minimaal een maand:

1) w
2) h
3) o
4) c
5) n
1) wanen,
2) hallucinaties,
3) onsamenhangende spraak,
4) chaotisch of catatoon gedrag (bewegingsloosheid),
5) negatieve symptomen.
Positieve symptomen zijn

w
h
d
• wanen,
• hallucinaties en
• desorganisatie.

Negatieve symptomen bestaan uit normale functies en gedrag die afwezig zijn zoals

• vervlakking van het affect,
• initiatiefverlies,
• sociale terugtrekking,
• spraakarmoede.
Negatieve symptomen bestaan uit normale functies en gedrag die afwezig zijn zoals

v
i
s
s
• vervlakking van het affect,
• initiatiefverlies,
• sociale terugtrekking,
• spraakarmoede.
Positieve symptomen zijn
• wanen,
• hallucinaties en
• desorganisatie.

Negatieve symptomen bestaan uit normale functies en gedrag die afwezig zijn zoals
• vervlakking van het affect,
• initiatiefverlies,
• sociale terugtrekking,
• spraakarmoede.

Deze symptomatische periode moet ingebed zijn in een periode van
zes maanden waarin de patiënt sociaal en beroepsmatig onder zijn oorspronkelijk niveau functioneert.

Schizofrenie is een functionele psychose, dat betekent dat de oorzaak ervan nog niet bekend is. Het degeneratieve model (auto-immuunziekte, infecties, toxicologie) wordt tegenwoordig verlaten (ontbreken van een toename van gliacellen bij afsterven hersencellen).
Schizofrenie is een functionele psychose, dat betekent dat
de oorzaak ervan nog niet bekend is.

Het degeneratieve model (auto-immuunziekte, infecties, toxicologie) wordt tegenwoordig verlaten (ontbreken van een toename van gliacellen bij afsterven hersencellen).

Bijkomend probleem is het sterke medicijngebruik, dat geassocieerd is met afname van het hersenvolume. Er is intussen meer bewijs gekomen voor schizofrenie als een neuro-ontwikkelingsstoornis, die zich vanaf de late adolescentie manifesteert.
Bijkomend probleem is het
sterke medicijngebruik,

dat geassocieerd is met afname van het hersenvolume.

Er is intussen meer bewijs gekomen voor schizofrenie als een neuro-ontwikkelingsstoornis, die zich vanaf de late adolescentie manifesteert.
Er is intussen meer bewijs gekomen voor schizofrenie als een neuro-ontwikkelingsstoornis, die zich vanaf de late adolescentie manifesteert.

- Voorafgaande aan de prodromale fase is er sprake van
cognitief verval.

-Weinberger legt de nadruk op een vroege hersenstoornis, die interacteert met een normale hersenontwikkeling en leidt tot cognitieve beperkingen.

- Feinberg legt de nadruk op structurele en functionele veranderingen in de hersenen (slaaparchitectuur, synaptische dichtheid). Schizofrenie is het gevolg van een te stevig pruning proces waardoor hersengebieden ontkoppeld raken.
-Weinberger legt de nadruk op …....

-Feinberg legt de nadruk op ……...
-Weinberger legt de nadruk op een vroege hersenstoornis, die interacteert met een normale hersenontwikkeling en leidt tot cognitieve beperkingen.

-Feinberg legt de nadruk op structurele en functionele veranderingen in de hersenen (slaaparchitectuur, synaptische dichtheid). Schizofrenie is het gevolg van een te stevig pruning proces waardoor hersengebieden ontkoppeld raken.
-Weinberger legt de nadruk op …....
een vroege hersenstoornis,
die interacteert met een normale hersenontwikkeling en leidt tot cognitieve beperkingen.
-Feinberg legt de nadruk op ……...
structurele en functionele veranderingen in de hersenen (slaaparchitectuur, synaptische dichtheid).

Schizofrenie is het gevolg van een te stevig pruning proces waardoor hersengebieden ontkoppeld raken.
De prevalentie van schizofrenie onder de bevolking is 0,45 procent. De kans om gedurende het leven schizofrenie te ontwikkelen is
0,7 procent en de jaarlijkse incidentie van schizofrenie is 15 per 100 000 inwoners. Ondanks de lage prevalentie van de stoornis komen psychotische kenmerken onder de bevolking veel vaker voor.
In Nederland heeft 17,5 procent van de bevolking één psychotisch kenmerk, dat wil zeggen:
een waan of hallucinatie.

Deze geïsoleerde psychotische symptomen zijn in de adolescentie en vroege volwassenheid bij de overgrote meerderheid voorbijgaand van aard.

Blootstelling aan risicofactoren en emotionele stress maken deze symptomen bij sommige mensen langdurig blijvend en bij weer anderen passeren zij de drempelwaarde van een manifest psychotisch toestandsbeeld.

Een belangrijk onderscheid tussen prodromale of ‘at risk mental state’ en de psychose zelf is niet zozeer de aard van de buitengewone ervaringen, maar de emotionele reactie daarop en de mate waarin het handelen erdoor bepaald wordt.
Blootstelling aan
risicofactoren en emotionele stress maken deze symptomen bij sommige mensen langdurig blijvend en bij weer anderen passeren zij de drempelwaarde van een manifest psychotisch toestandsbeeld.

Een belangrijk onderscheid tussen prodromale of ‘at risk mental state’ en de psychose zelf is niet zozeer de aard van de buitengewone ervaringen, maar de emotionele reactie daarop en de mate waarin het handelen erdoor bepaald wordt.
Een belangrijk onderscheid tussen prodromale of ‘at risk mental state’ en de psychose zelf is niet zozeer
de aard van de buitengewone ervaringen,
maar de emotionele reactie daarop en de mate waarin het handelen erdoor bepaald wordt.
Er is een aantal risicofactoren te noemen:

• e
• p
• p
• erfelijkheid.
• perinatale risicofactoren.
• psychosociale en maatschappelijke risicofactoren
• erfelijkheid.

Wellicht zijn er meerdere genen in het spel, gelet op de snelle afname bij een grotere genetische afstand (bij beide ouders 46,3% vervolgens afnemend). In onderzoek verschuift de aandacht naar het onderzoeken van omgeving-geninteracties en naar de kleinere bouwstenen van schizofrenie, zoals endofenotypen (gedragssymptomen met genetische verankering, zoals werkgeheugen).

Het is genetisch als:
in de bevolking geassocieerd met schizofrenie, erfelijk, onafhankelijk van ziekteverschijnselen, hoge prevalentie bij niet-aangedane familieleden.
• perinatale risicofactoren.

Deze risico’s rondom zwangerschap en geboorte zijn non- specifiek. Elke belastende omstandigheid voor moeder en foetus (zoals toxoplasmose, geboorte in de winter of het voorjaar, geboorte en opgroeien in de stad, ongezonde leefstijl van moeder) kan leiden tot
een vertraging of ontregeling van het foetale brein in ontwikkeling die zich op volwassen leeftijd kan uiten in een psychotische episode.
• psychosociale en maatschappelijke risicofactoren.

Sociaal ongunstige omstandigheden (zoals migratie, etniciteit en discriminatie (tweede generatie Turken voelen zich minder gediscrimineerd dan Marokkanen en leiden dan ook minder aan schizofrenie), armoede, doofheid (achterdochtig in verband met ontbreken hoorbare informatie), neuroticisme, cannabisgebruik, seksueel misbruik, gepest worden) dragen minstens zo veel bij aan de ontwikkeling van schizofrenie als
genetische en perinatale fysieke condities.

Schizofrenie is niet gekoppeld aan intelligentie, maar wel aan armoede (lage SES). De relatie cannabis en psychiatrische symptomen is bij schizofrenie het sterkst (3 tot 7 jaar eerder een psychose).
Schizofrenie is niet gekoppeld aan intelligentie, maar wel aan
armoede (lage SES). De relatie cannabis en psychiatrische symptomen is bij schizofrenie het sterkst (3 tot 7 jaar eerder een psychose).
Diagnostiek
De diagnostiek en het assessment omvat de diagnostiek van:

1. p
2. m
3. z
4. co
5. co
6. z
7. B
1. psychopathologie.
2. metacognities over psychose
3. ziekte-inzicht.
4. cognitief functioneren en leervermogen.
5. cognitieve tendensen
6. zorgbehoeften.
7. Behandeleffecten.
1. psychopathologie.
Hiervoor bestaan verschillende gestructueerde interviews die geschikt zijn om de diagnose te stellen (CASH+IRAOS, SCID, en meest gebruikt de SCAN voor DSM en ICD-10 diagnosen) en verschillende instrumenten die de ernst van de psychopathologie meten (BPRS en PANSS voor wetenschappelijk onderzoek en PSYRATS voor meten van hinder bij alledaagse bezigheden).
2. metacognities over psychose.
Metacognities zijn opvattingen en gedachten over andere cognitieve fenomenen zoals het horen van een stem en kunnen in kaart gebracht worden door onder andere de BAVQ-R voor hallucinaties; VPD meet het machtsverschil tussen stem en hoorder en is een maat voor bevelhallucinaties (hoe groter het verschil, hoe groter de kans dat opdrachten worden uitgevoerd); SBQ-PD brengt het vermijdingsgedrag in beeld.
3. ziekte-inzicht.
Inzicht kan op verschillende manieren in kaart gebracht worden, bijvoorbeeld door de PI Scale (inzicht en compliance), de Beck Cognitive Insight Scale (zelfreflectie en zelfverzekerdheid) en de Recovery Style Questionnaire (leert de patiënt van de psychose). Een afzijdige houding (sealing-over) is het gevolg van een langdurige geschiedenis van matige hechting en voorspelt een ongunstig beloop.
4. cognitief functioneren en leervermogen.
Geen aanbeveling vanwege ontbreken van gevolgen voor de behandeling, maar wel nuttig voor functioneren op het werk, dat het meest wordt aangetast door cognitieve beperkingen (aandachtstekort, geheugenfalen) en negatieve symptomen.

Cognitief functioneren en leervermogen kunnen door middel van neuropsychologische testbatterijen in kaart gebracht worden. Echter, dit is geen aanbeveling in de multidisciplinaire richtlijn.
5. cognitieve tendensen.
Hierbij is er sprake van een verkeerd afgesteld regelmechanisme (geen sprake van een beperking of een lichamelijk verankerd falen) zoals jumping to conclusions (dataverzamelingsbias is een endofenotype bij wanen) en de bronmonitoringtendens, eigen gedachten en uitspraken toeschrijven aan andere persoenen.

Deze cognitieve bias gaan vaak samen met positieve symptomen. Meetinstrumenten hebben nog uitsluitend wetenschappelijke waarde.
6. zorgbehoeften.
Veel patiënten blijven voortdurende zorg nodig hebben. Deze zorgbehoeften kunnen in kaart gebracht worden door de CANAS, zelfbeoordelingsversie.
7. Behandeleffecten.
Remissie is de belangrijkste uitkomstmaat van behandeling en is beperkt tot 15%.

Hervinden van identiteit, betekenisvol bestaan en participatie in de samenleving staan voorop. Herstel is mogelijk, terwijl symptomen en beperkingen niet geheel verdwijnen.

Een gevalideerd meetinstrument ontbreekt nog.
Behandelvormen

De behandeling van psychotische stoornissen richt zich op
het terugdringen van symptomen of het verminderen van lijdensdruk, is complex en bevat meerdere vormen.
Behandelvormen

De behandeling van psychotische stoornissen richt zich op het terugdringen van symptomen of het verminderen van lijdensdruk, is complex en bevat meerdere vormen.

1. a
2. c
3. c
4. p
5. g
6. a
7. v
1. antipsychotische medicatie.
2. cognitieve gedragstherapie.
3. cognitieve remediatietraining.
4. psycho-educatie.
5. gezinsinterventies.
6. arbeidsrehabilitatie.
7. vaardigheidstraining.
1. antipsychotische medicatie.
• antipsychotische medicatie.

Medicatie is de eerst aangewezen behandeling bij een psychose. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de klassieke of eerste generatie (dopamine antagonisme; blokkeren van receptoren om prikkeloverdracht te voorkomen; effect is beperkt, maar ernst van waanovertuigingen neemt af; ook algemene motivatie wordt onderdrukt; verminderde beweging en zelfs tardieve dyskinese/parinsonisme) en moderne (atypische) antipsychotica of tweede generatie (bewegingsstoornissen treden niet op; seksuele disfunctie; overgewicht; metaboolsyndroom).

De effectiviteit van beide zijn vergelijkbaar en beide worden gekenmerkt door ernstige bijwerkingen waardoor uitgebreide psycho-educatie noodzakelijk is (tijdens een groot onderzoek stopte 74% binnen 18 maanden, ongeacht het middel).
2. cognitieve gedragstherapie.
• cognitieve gedragstherapie.

Deze richt zich op het verminderen van de lijdensdruk en hinder door de houding tot de wanen en hallucinaties te veranderen (niet zozeer op het terugdringen van de wanen en hallucinaties).

CGT verandert de opvattingen over de herkomst en bedoeling van de stemmen:

-komt veel voor bij mensen;
-zit in de psyche;
-hinderlijk, maar onschuldig;
-patiënt draagt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud;
-geen reden om te luisteren.

Bij achtervolgingswanen is het belangrijk om het enorme vermijdingsgedrag af te breken (zoals bij angststoornissen).
-komt veel voor bij mensen;
-zit in de psyche;
-hinderlijk, maar onschuldig;
-patiënt draagt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud;
-geen reden om te luisteren.

Bij achtervolgingswanen is het belangrijk om het enorme vermijdingsgedrag af te breken (zoals bij angststoornissen).
2. cognitieve gedragstherapie.
-komt veel voor bij mensen;
-zit in de psyche;
-hinderlijk, maar onschuldig;
-patiënt draagt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud;
-geen reden om te luisteren.

Bij achtervolgingswanen is het belangrijk om het enorme vermijdingsgedrag af te breken (zoals bij angststoornissen).
2. cognitieve gedragstherapie.

Wanen ontstaan op basis van het volgende proces
1. de start met een dopamine release bij willekeurige triviale stimuli (bottum-up neurobiologie) met hoge opmerkzaamheid voor bepaalde gebeurtenissen en een toename van onaangename intrusies tot gevolg;

2. de patiënt wil deze ervaringen begrijpen en verklaren (top-down appraisal);

3. cognitieve tendensen leiden tot vertekeningen, misinterpretaties en waanvormingen. De volgende mechanismen treden in werking:

- er wordt een oorzakelijkheid gezien, die er niet is (covariatiebias);
- informatie wordt selectief gezocht (conformatiebias);
- op basis van weinig data worden conclusies getrokken (dataverzamelingbias);
- eigen gedachten en uitspraken worden aan anderen toegeschreven (bronmonitoringbias/geheugenbias);
- gevaarlijk geachte gedachten worden onderdrukt en piekeren over oplossingen kan niet meer worden gestopt (metacognitieve bias);
- motieven en gevoelens van anderen worden niet herkend (TOM);
4. instandhoudende mechanismen zorgen voor consolidatie:

- selectieve aandacht en vermijdingsgedrag zorgen voor het in stand blijven van de irreële overtuigingen;
- er is een geheugenbias voor het herinneren van falen en dreiging; het overalgemeen geheugen disfunctioneert en biedt geen probleemoplossend vermogen;
- door vermijdingsgedrag probeert de patiënt een oplossing te bereiken, maar sociaal isolement is het gevolg (eveneens zelfstigmatisering).

Er zijn hiervoor psychoseprotocollen in ontwikkeling om deze cognitieve tendensen bij mensen met een verhoogd risico op psychose te beïnvloeden om zo een eerste episode te voorkomen of uitstellen.
2. cognitieve gedragstherapie.


Er zijn hiervoor psychoseprotocollen in ontwikkeling om
deze cognitieve tendensen bij mensen met een verhoogd risico op psychose te beïnvloeden om zo een eerste episode te voorkomen of uitstellen.
3. cognitieve remediatietraining.
• cognitieve remediatietraining.

Deze revalidatietraining richt zich op het verbeteren van cognitieve beperkingen in aandacht, geheugen, probleemoplossende vaardigheden en sociale waarneming.

Een van de problemen vormt de geringe generalisatie van de trainingssessies naar het leven van alledag. Een variant met veel belofte is de metacognitieve training, waarin niet zozeer cognitieve beperkingen, maar cognitieve misinterpretaties, zoals ‘jumping to conclusions’ beïnvloed worden.

Ook wordt uitleg gegeven van attributiestijlen en de effecten van de “theory of others mind”.
4. psycho-educatie.
5. gezinsinterventies.
6. arbeidsrehabilitatie.
7. vaardigheidstraining.
• psycho-educatie.

Psycho-educatie is aanvankelijk begonnen als psycho-educatie voor familieleden, maar kreeg ook een therapeutische doelstelling, namelijk het verlagen van het emotionele arousalniveau van familieleden.

Belangrijk voor de rehabilitatie is de uitspraak van de hulpverlening dat
de familie geen schuld heeft aan het ontstaan van schizofrenie.

Onderzoek naar expressed emotion (EE) geeft aan dat kritiek en warme overbetrokkenheid van personen in de omgeving van de patiënt een recidiverende invloed kan hebben op de korte termijn beloop van schizofrenie (welwillende onverschilligheid was het beste).
Een veel gevolgde werkwijze van psycho-educatie is
een beperkt aantal (meestal acht) gestructureerde zittingen met familieleden.

In deze zittingen komen onderwerpen aan de orde zoals de verschijnselen van schizofrenie, het beloop en prognose, oorzaken van schizofrenie (neuro-ontwikkelingsmodel en wegnemen schuldgevoelens bij ouders), de behandeling met medicijnen, revalidatie- en rehabilitatiemogelijkheden (werk en relaties), omgevingsinvloeden en terugvalpreventie, omgang met patiënten (vermijden van kritiek en overbetrokkenheid) en juridische kwesties (gedwongen opname, dwangbehandeling, curatele).
Dergelijke programma’s worden ook ontwikkeld voor
patiënten waarbij de klemtoon verschuift naar het leren omgaan met de consequenties van de ziekte (mede vanwege de cognitieve verwerkingsproblemen).

Er zijn standaardwerken beschikbaar voor psycho- educatie (gedragsregels leren;
emotioneel aanvaarden dat men kwetsbaar is en medicatie moet gebruiken).
Ideeën over exposure aan het idee van ziek zijn en het verwerken van rouwgevoelens komen steeds meer naar voren.
5. gezinsinterventies.
6. arbeidsrehabilitatie.
7. vaardigheidstraining.
Gezinsinterventies richten zich op veranderingen in gezinnen met meestal een nog jonge thuiswonende patiënt bij wie problemen rond autonomie en zelfstandigheid aanwezig zijn.

In Nederland is hiervoor een protocol ontwikkeld.
6. arbeidsrehabilitatie.
7. vaardigheidstraining.
• arbeidsrehabilitatie.

Het afbreukrisico bij psychiatrisch patiënten is namelijk niet zozeer het werken zelf, maar het sociale functioneren met collega’s en bazen.

Van belang bij deze interventie is dat de jobcoach geen hulpverlener is, maar een gewone jobcoach die commercieel werkt en die goede contacten heeft bij de lokale werkgevers.

Individuel Placement and Support (IPS) moet verleis aan werk voorkomen.
7. vaardigheidstraining
• vaardigheidstraining.

Vaardigheidstraining richt zich op het leren hanteren van ziekteverschijnselen en het sociaalmaatschappelijk functioneren.

De Liberman-trainingen zijn speciaal ontwikkeld voor schizofreniepatiënten en zijn helemaal uitgeschreven in een werkboek voor de patiënt, een handleiding voor de trainer en videomateriaal dat de te leren vaardigheden demonstreert.

Modules zijn onder andere Omgaan met werk, medicatie, verslaving, symptomen, relaties, intimiteit, e.d.

De stappen zijn: theorie, video-instructie, rollenspel, keuze voor hulpmiddelen, probleemsituaties overwinnen, oefenen met de hulpverlener, vaardigheid in eigen omgeving toepassen (huiswerkopdracht).
De Liberman-trainingen zijn speciaal ontwikkeld voor schizofreniepatiënten en zijn helemaal uitgeschreven in een werkboek voor de patiënt, een handleiding voor de trainer en videomateriaal dat de te leren vaardigheden demonstreert.

Modules zijn onder andere Omgaan met werk, medicatie, verslaving, symptomen, relaties, intimiteit, e.d.

De stappen zijn:
• theorie,
• video-instructie,
• rollenspel,
• keuze voor hulpmiddelen,
• probleemsituaties overwinnen,
• oefenen met de hulpverlener,
• vaardigheid in eigen omgeving toepassen (huiswerkopdracht).
Setting

Veel behandeling van psychosen speelt zich af
in een klinische setting, waardoor de psychiatrische thuiszorg, hulp bij de reïntegratie in de arbeidsmarkt, begeleid leren en herstelprogramma’s relatief achterblijven.

Echter, de tweedeling kliniek versus ambulant veld wordt wel steeds verder teruggedrongen door de Assertive Community Treatment (ACT). Het betreft hier multidisciplinaire teams die alle zorg leveren voor een groep patiënten.

De meeste bemoeizorg (ook bed-op- receptopname) wordt in overleg met de patiënt aan huis geleverd en is praktisch en ondersteunend van aard.

Het assertieve eraan is dat de hulpverlener verantwoordelijk is voor het voortbestaan van de hulpverleningsrelatie. Door deze ACTorganisatievorm blijven er meer patiënten in de zorg en loopt het aantal opnamedagen in het ziekenhuis terug.
de tweedeling kliniek versus ambulant veld wordt steeds verder teruggedrongen door de Assertive Community Treatment (ACT). Het betreft hier
multidisciplinaire teams die alle zorg leveren voor een groep patiënten.

De meeste bemoeizorg (ook bed-op- receptopname) wordt in overleg met de patiënt aan huis geleverd en is praktisch en ondersteunend van aard.

Het assertieve eraan is dat de hulpverlener verantwoordelijk is voor het voortbestaan van de hulpverleningsrelatie. Door deze ACTorganisatievorm blijven er meer patiënten in de zorg en loopt het aantal opnamedagen in het ziekenhuis terug.
Het assertieve eraan is dat de hulpverlener verantwoordelijk is voor
het voortbestaan van de hulpverleningsrelatie.

Door deze ACTorganisatievorm blijven er meer patiënten in de zorg en loopt het aantal opnamedagen in het ziekenhuis terug.
Effecten

De werking van farmaca is symptoomspecifiek en niet diagnosespecifiek:
wanen, hallucinaties (en bijbehorende angst) en verwardheid worden teruggedrongen, onafhankelijk de diagnose. Non-responding is blijvend en later opnieuw proberen of een hogere dosis heeft geen nut en de bijwerkingen worden ernstiger.

Recidiveren: 70% zonder medicatie; 40% met onderhoudsmedicatie.
In het afgelopen decennium zijn er meerdere tweede generatie antipsychotische medicamenten geïntroduceerd.

Omdat de klassieke middelen tamelijk vervelende en invaliderende motorische bijwerkingen vertoonden, leek een verbetering noodzakelijk.

Helaas hebben de nieuwe middelen andere bijwerkingen.

Uit grote niet commercieel gesponsorde trials in USA en UK blijkt het volgende:
• De meerderheid van de patiënten in beide groepen stopten met hun behandeling als gevolg van bijwerkingen of gebrek aan effect.

• Daarnaast blijkt dat klassieke en moderne antipsychotica even effectief zijn en even goed getolereerd worden. Clozapine is beter dan de moderne middelen.

• Het metaboolsyndroom verhoogt het cva-risico en komt bij 40% en 50% van de vrouwen respectievelijk mannen voor: screenen is noodzakelijk. TD is gerelateerd aan leeftijd en gebruiksduur.

• Seksuele disfuncties komen voor bij 30% tot 80% van de mensen met schizofrenie.
De vele meta-analyses met betrekking tot cognitieve gedragstherapie tonen steeds kleine tot middelmatige effecten op symptomen.

De resultaten houden tot maximaal
drie jaar aan, waarna de behandelde groep zich niet meer onderscheidt van de controlegroep. Voor een chronisch recidiverende aandoening is dit een redelijk goed resultaat.

Er zijn aanwijzingen dat er ook effecten van cognitieve gedragstherapie zijn op het sociaal functioneren en de medicatietrouw.
Er zijn aanwijzingen dat er ook effecten van cognitieve gedragstherapie zijn op
het sociaal functioneren en de medicatietrouw.

Drie recent gepubliceerde meta-analyses naar het effect van cognitieve remediatie vonden

-middelgrote effecten op cognitief functioneren,
-sociaal functioneren en
-een afname van psychopathologie.
Drie recent gepubliceerde meta-analyses naar het effect van cognitieve remediatie vonden
-middelgrote effecten op cognitief functioneren,
-sociaal functioneren en
-een afname van psychopathologie.

Deze trainingsmethodiek is nog volop in ontwikkeling.
Psycho-educatie en gezinsgedragstherapie zijn effectief gebleken in
het verminderen van een terugval in de psychose met 12% na 9 en 18 maanden follow-up.

Het sociaal functioneren verbetert ook.
Psycho-educatie leidt echter niet tot meer ziekte-inzicht en de vermindering van symptomen en verbetering van medicatietrouw zijn niet consistent het gevolg van psycho-educatie.

Het leidt tot minder uitval uit de zorg, maar psycho-educatie wordt op voorhand vaker geweigerd dan standaardzorg.
Een meta-analyse toont aan dat arbeidsrehabilitatie zoals Individual Placement and Support (IPS)
effectief is:

na 18 maanden had 34% van de doelgroep betaald werk, terwijl training en werktoeleiding 12% van de groep naar betaald werk heeft weten toe te leiden.

Ook verdiende de IPS-groep meer geld.
Onderzoek betreffende de werkzaamheid van de Liberman-modules

-Omgaan met antipsychotische medicatie en
-Omgaan met psychotische symptomen

liet zien dat de modules leiden tot
een toename van kennis en vaardigheden, die ook na een jaar nog aanwezig is.

-Er zijn geen consistente bewijzen dat de training leidt tot een beter sociaal functioneren.
-Er is geen effect op de psychopathologie.
De onderzoeken naar training van praktische en probleemoplossende vaardigheden zijn
zeer klein en laten het trekken van conclusies niet toe.

Sociale-vaardigheidstraining wordt in de USA als evidence-based effectief beschouwd, maar methodologisch correct opgezette meta-analyses met uitsluitend gerandomiseerde trials laten geen effect zien.

Een recente meta-analyse vindt weer wel effecten op assertiviteit, sociaal functioneren en psychopathologie.

Een ACT-setting lijkt alleen werkzaam te zijn in een omgeving zonder ambulante zorg en een hoge opnamefrequentie. Echter, in UK werkt het niet en in Nederland vindt nog geen onderzoek plaats.
Sociale-vaardigheidstraining wordt in de USA als …... beschouwd, maar ……..
evidence-based effectief beschouwd, maar methodologisch correct opgezette meta-analyses met uitsluitend gerandomiseerde trials laten geen effect zien.

Een recente meta-analyse vindt weer wel effecten op assertiviteit, sociaal functioneren en psychopathologie.

Een ACT-setting lijkt alleen werkzaam te zijn in een omgeving zonder ambulante zorg en een hoge opnamefrequentie. Echter, in UK werkt het niet en in Nederland vindt nog geen onderzoek plaats.
Een recente meta-analyse vindt weer wel effecten op
assertiviteit, sociaal functioneren en psychopathologie.

Een ACT-setting lijkt alleen werkzaam te zijn in een omgeving zonder ambulante zorg en een hoge opnamefrequentie. Echter, in UK werkt het niet en in Nederland vindt nog geen onderzoek plaats.
Een ACT-setting lijkt alleen werkzaam te zijn in
een omgeving zonder ambulante zorg en een hoge opnamefrequentie.

Echter, in UK werkt het niet en in Nederland vindt nog geen onderzoek plaats.
De Multidisciplinaire Richtlijn Schizofrenie (MRS) is gebaseerd op
de resultaten van de vele meta-analyses.

Vooral op het gebied van rehabilitatie en herstel ontbreken nog de onderzoeken.

Interventies op basis van de MRS zijn beschikbaar maar nog niet altijd toegankelijk voor grote groepen mensen.