• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/109

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

109 Cards in this Set

  • Front
  • Back
12. Verslavingen

Diagnostiek en behandeling van verslaving gaat over
het problematisch gebruik van psychoactieve stoffen (zorgen voor verandering in psychisch functioneren) zoals alcohol, drugs en benzodiazepinen.

Verslaving wordt steeds vaker beschouwd als een chronische, recidiverende hersenaandoening, maar die weldegelijk succesvol kan worden behandeld, met name door kortdurende GT. Ook patiënten die nog niet voldoen aan de diagnose afhankelijkheid komen in aanmerking voor behandeling. Het blijkt effectief om deze risicogroep op te sporen.
Verslaving wordt steeds vaker beschouwd als
een chronische, recidiverende hersenaandoening, maar die weldegelijk succesvol kan worden behandeld, met name door kortdurende GT.

Ook patiënten die nog niet voldoen aan de diagnose afhankelijkheid komen in aanmerking voor behandeling. Het blijkt effectief om deze risicogroep op te sporen.
Ook patiënten die nog niet voldoen aan de diagnose afhankelijkheid komen in aanmerking voor
behandeling.

Het blijkt effectief om deze risicogroep op te sporen.
Voorbeelden van stoffen
-Alcohol is het meest bekende voorbeeld. De psychoactieve stof in alcohol is ethanol. Regelmatig excessief gebruik van alcohol tast op den duur de lever, hart en bloedvaten, slokdarm, maag, darmen en het zenuwstelsel aan.

-Soft- en harddrugs kunnen worden onderscheiden op het risico dat gebruik ervan met zich meebrengt.

-Tot de softdrugs (aanvaardbaar risico) behoren onder andere cannabisproducten.

-Tot de harddrugs (onaanvaardbaar risico) behoren XTC, cocaïne en de opiaten.

-Benzodiazepinen (benzo’s) hebben een sederende, verdovende werking (remt prikkeloverdracht in CNS door versterking van GABA) en kunnen worden gerangschikt op basis van de halfwaardetijd.
-Benzodiazepinen (benzo’s) hebben een sederende, verdovende werking (remt prikkeloverdracht in CNS door versterking van GABA) en kunnen worden gerangschikt op basis van
de halfwaardetijd.
Staken van regelmatig gebruik (formeel niet langer dan 4 weken, maar in de praktijk veel langer) leidt tot verschijnselen waarvan het onduidelijk is of er sprake is van
-onthoudingsverschijnselen (rebound, klachten komen ernstiger terug) of
-van terugval (relapse, oorspronkelijke klachten komen terug).

Ongeveer 40% tot 80% van de gebruikers is verslaafd. Benzo’s worden ook wel eens voorgeschreven ter bestrijding van onthoudingsverschijnselen en delieren ten gevolge van alcohol- en drugsverslavingen.
Diagnostiek

Het gebruik van alcohol en drugs vervult in vrijwel elke samenleving een belangrijke functie als antwoord op
de ‘condition humaine’: de natuurlijke ‘levenspijn’.

Psychoactieve stoffen zullen daarom binnen bijna alle culturen gebruikt blijven worden.
Negatieve gevolgen neemt het functionele aspect niet weg.
Een dergelijke functie leidt automatisch tot een motivatieprobleem om te stoppen met het gebruik.

De laatste twintig jaar heeft dit geleid tot nieuwe interventiemethodieken zoals de ‘motiverende gespreksvoering’.
De drie belangrijkste aandachtspunten bij de diagnostiek van verslavingen zijn:

a. de a
b. de m
c. de c
a. de aard van de afhankelijkheid
b. de motivatie van de gebruiker om te veranderen.
c. de comorbiditeit.
a. de aard van de afhankelijkheid.

Er is een onderscheid te maken tussen
-lichamelijke afhankelijkheid,
-psychische afhankelijkheid en
-problematisch gebruik.

Psychoactieve stoffen leiden tot lichamelijke afhankelijkheid als het lichaam zich aanpast aan de regelmatige toediening ervan (tolerantie: steeds meer nodig voor hetzelfde effect).

Onthoudingsverschijnselen doven na verloop van tijd vanzelf uit, maar als reactie kan craving ontstaan. De psychoactieve stoffen hebben een in standhoudend effect: gebruik leidt tot hernieuwd gebruik.
Onthoudingsverschijnselen doven na verloop van tijd vanzelf uit, maar als reactie kan
craving ontstaan.

De psychoactieve stoffen hebben een in standhoudend effect: gebruik leidt tot hernieuwd gebruik.
Van psychische afhankelijkheid spreken we als
het gebruik een belangrijke psychologische betekenis voor de persoon krijgt (leereffect: opwinding, status).

Van problematisch gebruik is sprake als het gebruik vooral negatieve consequenties heeft in lichamelijk, psychisch, sociaal, juridisch of maatschappelijk opzicht.
Van problematisch gebruik is sprake als
het gebruik vooral negatieve consequenties heeft in lichamelijk, psychisch, sociaal, juridisch of maatschappelijk opzicht.
b. de motivatie van de gebruiker om te veranderen.

Het proces dat zich voordoet bij het ontwikkelen van de motivatie voor verandering in gebruikersgewoonten kent een zestal stadia (Stages of Change van Prochaska):

1. het v
2. het stadium van o
3. het stadium van b
4. het stadium van het u
5. het stadium van v
6. het stadium van t
1. het voorstadium of voorbeschouwing,
2. het stadium van overwegen van verandering (contemplatie), maar besluiteloos.
3. het stadium van beslissen en voorbereiden. Een gewoonte moet veranderen.
4. het stadium van het uitvoeren van vermindering of stoppen (actieve verandering).
5. het stadium van volhouden (consolidatie).
6. het stadium van terugval.
1. het voorstadium of voorbeschouwing,
-. het stadium van overwegen van verandering (contemplatie), maar besluiteloos.
-. het stadium van beslissen en voorbereiden. Een gewoonte moet veranderen.
-. het stadium van het uitvoeren van vermindering of stoppen (actieve verandering).
-. het stadium van volhouden (consolidatie).
-. het stadium van terugval.
1. het voorstadium of voorbeschouwing, waarbij de relatie tussen gebruik en problemen nog niet bewust ervaren wordt (precontemplatie). Geen aanleiding voor verandering. Taak van de hulpverlener: wakker schudden, spiegel voorhouden, informatie verstrekken over gevolgen van het gedrag en toekomstige problemen
-. het voorstadium of voorbeschouwing,
2. het stadium van overwegen van verandering (contemplatie), maar besluiteloos.
-. het stadium van beslissen en voorbereiden. Een gewoonte moet veranderen.
-. het stadium van het uitvoeren van vermindering of stoppen (actieve verandering).
-. het stadium van volhouden (consolidatie).
-. het stadium van terugval.
2. het stadium van overwegen van verandering (contemplatie), maar besluiteloos. Veel problematische gebruikers verkeren in deze fase. Taak van hulpverlener: praten over veranderen, argumenten aandragen, gevolgen van veranderen inventariseren
-. het voorstadium of voorbeschouwing,
-. het stadium van overwegen van verandering (contemplatie), maar besluiteloos.
3. het stadium van beslissen en voorbereiden. Een gewoonte moet veranderen.
-4. het stadium van het uitvoeren van vermindering of stoppen (actieve verandering).
-. het stadium van volhouden (consolidatie).
-. het stadium van terugval.
3. het stadium van beslissen en voorbereiden. Een gewoonte moet veranderen. Taak van de hulpverlener: praten over hoe en wanneer van het veranderen, hulpverlening inschakelen.
-. het voorstadium of voorbeschouwing,
-. het stadium van overwegen van verandering (contemplatie), maar besluiteloos.
-. het stadium van beslissen en voorbereiden. Een gewoonte moet veranderen.
4. het stadium van het uitvoeren van vermindering of stoppen (actieve verandering).
-. het stadium van volhouden (consolidatie).
-. het stadium van terugval.
4. het stadium van het uitvoeren van vermindering of stoppen (actieve verandering). Taak hulpverlener: helpen bij het uitvoeren van het voornemen, praktische adviezen geven.
-. het voorstadium of voorbeschouwing,
-. het stadium van overwegen van verandering (contemplatie), maar besluiteloos.
-. het stadium van beslissen en voorbereiden. Een gewoonte moet veranderen.
-. het stadium van het uitvoeren van vermindering of stoppen (actieve verandering).
5. het stadium van volhouden (consolidatie).
-. het stadium van terugval.
5. het stadium van volhouden (consolidatie). Los komen van het verslavingsgedrag is een proces van vallen en opstaan. Taak hulpverlener: terugvalpreventie door middel van het herkennen van risicosituaties en het ontwikkelen van alternatief gedrag
-. het voorstadium of voorbeschouwing,
-. het stadium van overwegen van verandering (contemplatie), maar besluiteloos.
-. het stadium van beslissen en voorbereiden. Een gewoonte moet veranderen.
-. het stadium van het uitvoeren van vermindering of stoppen (actieve verandering).
-. het stadium van volhouden (consolidatie).
6. het stadium van terugval.
6. het stadium van terugval. Het lukt zelden om in één keer het verslavingsgedrag te veranderen.
De kans om op termijn uit de verslaving te stappen neemt met de tijd toe, zodat het proces het karakter heeft van
een spiraal.

De belangrijkste betekenis van het stadiummodel voor hulpverlening is dat elk stadium een andere vorm van hulpverlening vraagt. Voor het bepalen van de fase waarin de gebruiker verkeert is de Readiness tot Change Questionnaire geschikt.
De belangrijkste betekenis van het stadiummodel voor hulpverlening is
dat elk stadium een andere vorm van hulpverlening vraagt.

Voor het bepalen van de fase waarin de gebruiker verkeert is de Readiness tot Change Questionnaire geschikt.
Voor het bepalen van de fase waarin de gebruiker verkeert is de ……………...geschikt.
Voor het bepalen van de fase waarin de gebruiker verkeert is de Readiness tot Change Questionnaire geschikt.
c. de comorbiditeit.

Bij veel verslaafden komt meervoudige problematiek voor zoals
het gebruik van meerdere stoffen (polydruggebruik) of het hebben van een (of meer) andere psychiatrische of somatische stoornis(sen), bijvoorbeeld depressie of boderline.

In het algemeen moet bij een “dubbele diagnose” eerst het middelengebruik stoppen om een beeld te krijgen van de overige problematiek.
In het algemeen moet bij een “dubbele diagnose” eerst het
middelengebruik stoppen om een beeld te krijgen van de overige problematiek.
In de eerste lijn is er bij de diagnostiek van alcoholverslaving een onderscheid tussen
screening en diagnostiek.

-Screening (het opsporen van nieuwe gevallen) is zaak van alle eerstelijnswerkers;
-diagnostiek (aard en ernst van de afhankelijkheid vaststellen) is voorbehouden aan de arts of de categoraal verslavingshulpverlener.
-Screening (het opsporen van nieuwe gevallen) is zaak van ……...
-diagnostiek (aard en ernst van de afhankelijkheid vaststellen) is voorbehouden aan ……...
-Screening (het opsporen van nieuwe gevallen) is zaak van alle eerstelijnswerkers;
-diagnostiek (aard en ernst van de afhankelijkheid vaststellen) is voorbehouden aan de arts of de categoraal verslavingshulpverlener.
Slechts één op de drie patiënten met een alcoholprobleem wordt door de huisarts herkend.

de eerste keus screener om in de eerste lijn alcoholmisbruik en alcoholafhankelijkheid op te sporen (Hoe vaak drink u? Hoeveel drinkt u op een typische dag? Hoe vaak drinkt u meer dan 6 glazen?). is:
De Alcohol Use Disorders Identfication Test (AUDIT-C) is de eerste keus screener om in de eerste lijn alcoholmisbruik en alcoholafhankelijkheid op te sporen (Hoe vaak drink u? Hoeveel drinkt u op een typische dag? Hoe vaak drinkt u meer dan 6 glazen?).
in de tweede lijn wordt als diagnostisch instrument gebruikt:
Onder andere de ‘Addiction Severity Index’ (ASI) wordt in de tweede lijn gebruikt als diagnostisch instrument.
(interview) en meet 7 leefgebieden, zoals:

-gezondheid,
-arbeid,
-opleiding,
-alcohol/drugsgebruik,
-contact justitie/politie,
-sociale relaties en
-klachten.

Alternatief is de MATE: Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie (indicatiestelling en verwijzing op basis van behandelgeschiedenis, verslavingsernst, sociale integratie en psychiatrische comorbiditeit).
Onder andere de ‘Addiction Severity Index’ (ASI) wordt in de tweede lijn gebruikt als diagnostisch instrument.
(interview) en meet 7 leefgebieden, zoals:

-g
-a
-o
-a
-c
-s
-k

Alternatief is de MATE:
-Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie -(indicatiestelling en
-verwijzing op basis van behandelgeschiedenis,
-verslavingsernst,
-sociale integratie en
-psychiatrische comorbiditeit).
-gezondheid,
-arbeid,
-opleiding,
-alcohol/drugsgebruik,
-contact justitie/politie,
-sociale relaties en
-klachten.

Alternatief is de MATE:
-Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie -(indicatiestelling en
-verwijzing op basis van behandelgeschiedenis,
-verslavingsernst,
-sociale integratie en
-psychiatrische comorbiditeit).
Alternatief is de MATE:

-Meten van Addicties voor T
-verwijzing op basis van b
-v
-s
-p
-Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie -(indicatiestelling en
-verwijzing op basis van behandelgeschiedenis,
-verslavingsernst,
-sociale integratie en
-psychiatrische comorbiditeit).
Een bijzondere interventie die diagnostiek, motivering en minimale interventie combineert, is de
Doorlichting Voorlichting Alcoholgebruik (DVA):

tijdens 1ste zitting informatie verzamelen,
tijdens 2de zitting het resultaat terugleggen.
Wanneer iemand zich aanmeldt bij een instelling voor verslavingszorg (vroegere CAD) wordt er in de intake vastgesteld of er sprake moet zijn van
klinische of ambulante hulpverlening, bijvoorbeeld op basis van de DVA.

In de intakefase wordt ook vastgesteld of sprake moet zijn van een klinische of ambulante behandeling. Ernstige en langdurige verslavingsproblematiek of meervoudige problematiek die doet vermoeden dat de cliënt niet tot zelfcontrole in staat is, zijn indicaties voor een klinische opname. Bij doorverwijzing ook letten op comorbiditeit, suïcidaliteit, gezondheid in combinatie met alcoholgebruik, interpersoonlijk gedrag.
In de intakefase wordt ook vastgesteld of sprake moet zijn van een
klinische of ambulante behandeling.

Ernstige en langdurige verslavingsproblematiek of meervoudige problematiek die doet vermoeden dat de cliënt niet tot zelfcontrole in staat is, zijn indicaties voor een klinische opname.

Bij doorverwijzing ook letten op comorbiditeit, suïcidaliteit, gezondheid in combinatie met alcoholgebruik, interpersoonlijk gedrag.
Ernstige en langdurige verslavingsproblematiek of meervoudige problematiek die doet vermoeden dat de cliënt niet tot zelfcontrole in staat is, zijn indicaties voor
een klinische opname.

Bij doorverwijzing ook letten op comorbiditeit, suïcidaliteit, gezondheid in combinatie met alcoholgebruik, interpersoonlijk gedrag.
Bij doorverwijzing ook letten op

-c
-s
-g
-i
-comorbiditeit,
-suïcidaliteit,
-gezondheid in combinatie met alcoholgebruik,
-interpersoonlijk gedrag.
Gebruikers van opiaten zijn onder te verdelen in

• m
• s
• g
• medische gebruikers,
• straatgebruikers en
• gebruikers van methadon.

In de hulpverlening komen veelal straatgebruikers, meestal jonge mensen bij wie het gebruik samengaat met maatschappelijk ontregeld gedrag. Relatief veel cliënten behoren tot een etnische minderheid.
Met betrekking tot jongeren speelt een losmakingsproblematiek, waardoor gezinstherapie is aangewezen.
In de hulpverlening komen veelal
straatgebruikers, meestal jonge mensen bij wie het gebruik samengaat met maatschappelijk ontregeld gedrag. Relatief veel cliënten behoren tot een etnische minderheid.

Met betrekking tot jongeren speelt een losmakingsproblematiek, waardoor gezinstherapie is aangewezen.
Met betrekking tot jongeren speelt een
losmakingsproblematiek, waardoor gezinstherapie is aangewezen.

Behandeling van het individu en ordehandhaving (verminderen van maatschappelijke overlast) lopen vaak door elkaar en zijn nauwelijks te verenigen. Diagnostiek is gelijk als bij alcoholgebruik (ASI is geëigend instrument).
Behandeling van het individu en ordehandhaving (verminderen van maatschappelijke overlast) lopen vaak
door elkaar en zijn nauwelijks te verenigen.

Diagnostiek is gelijk als bij alcoholgebruik (ASI is geëigend instrument).
Diagnostiek is gelijk als bij
alcoholgebruik (ASI is geëigend instrument).
Benzodiazepineverslaving wordt in kaart gebracht met de
Benzodiazepine Dependence Self- Report Questionnaire (Bendep-SRQ met 4 schalen:

-probleemgebruik;
-preoccupatie met gebruik;
-gebrekkige therapietrouw;
-ontwenningsverschijnselen).

Deze verslaving komt vooral onder vrouwen en ouderen voor, alsmede bij alcohol- en drugsverslaafden.
Benzodiazepineverslaving wordt in kaart gebracht met de Benzodiazepine Dependence Self- Report Questionnaire (Bendep-SRQ met 4 schalen:

-p
-p
-g
-o
-probleemgebruik;
-preoccupatie met gebruik;
-gebrekkige therapietrouw;
-ontwenningsverschijnselen).

Deze verslaving komt vooral onder vrouwen en ouderen voor, alsmede bij alcohol- en drugsverslaafden.
Benzodiazepineverslaving komt vooral onder …... voor, alsmede bij ………….verslaafden.
vrouwen en ouderen voor, alsmede bij alcohol- en drugsverslaafden.
Behandeling

Voor alcohol en drugs geldt dat
er vaak spontaan herstel optreedt.

Excessief gebruik tijdens de adolescentie is later gewijzigd. Verslavingszorg richt zich op mensen die niet zelfstandig het uit de hand gelopen gebruik kunnen wijzigen.

In de hulpverlening bij alcohol- en drugsproblemen worden drie belangrijke modellen gehanteerd: het morele model dat overmatig gebruik moreel veroordeelt; het ziektemodel dat verslaving ziet als een lichamelijke afwijking; het (sociale) leermodel dat verslaving beschouwt als een (sociaal) geleerde gewoonte die iemand ook weer kan afleren. Bij ernstige gebruik is het behandeldoel abstinentie, terwijl bij lichte afhankelijkheid kan worden gestreefd naar verminderd gebruik.
Verslavingszorg richt zich op mensen die
niet zelfstandig het uit de hand gelopen gebruik kunnen wijzigen.

In de hulpverlening bij alcohol- en drugsproblemen worden drie belangrijke modellen gehanteerd:

-het morele model dat overmatig gebruik moreel veroordeelt;
-het ziektemodel dat verslaving ziet als een lichamelijke afwijking;
-het (sociale) leermodel dat verslaving beschouwt als een (sociaal) geleerde gewoonte die iemand ook weer kan afleren.

Bij ernstige gebruik is het behandeldoel abstinentie, terwijl bij lichte afhankelijkheid kan worden gestreefd naar verminderd gebruik.
In de hulpverlening bij alcohol- en drugsproblemen worden drie belangrijke modellen gehanteerd:

-het m
-het z
-het (sociale) l
-het morele model dat overmatig gebruik moreel veroordeelt;
-het ziektemodel dat verslaving ziet als een lichamelijke afwijking;
-het (sociale) leermodel dat verslaving beschouwt als een (sociaal) geleerde gewoonte die iemand ook weer kan afleren.

Bij ernstige gebruik is het behandeldoel abstinentie, terwijl bij lichte afhankelijkheid kan worden gestreefd naar verminderd gebruik.
Bij ernstige gebruik is het behandeldoel …….., terwijl bij lichte afhankelijkheid kan worden gestreefd naar ………. gebruik.
Bij ernstige gebruik is het behandeldoel abstinentie, terwijl bij lichte afhankelijkheid kan worden gestreefd naar verminderd gebruik.
De belangrijkste methodiek ter versterking van de motivatie tot verandering van verslavingsgedrag is
de motiverende gespreksvoering (open vragen, empathisch luisteren en samenvattend ordenen).

Het eerste doel is het aangaan en vasthouden van een therapeutische werkrelatie, als belangrijkste voorspeller van het behandelresultaat.

Beter niet doen: afkeuren, beschuldigen, confronteren, discussiëren en etiketteren (demotivatie-ABC). Een moraliserende benadering roept ontkenning en weerstand op omdat het verslavingsprobleem omgeven is met schuld en schaamte.

Motiverende gespreksvoering vereist een neutrale, accepterende bejegening.
Het eerste doel is
het aangaan en vasthouden van een therapeutische werkrelatie, als belangrijkste voorspeller van het behandelresultaat.

Beter niet doen: afkeuren, beschuldigen, confronteren, discussiëren en etiketteren (demotivatie-ABC). Een moraliserende benadering roept ontkenning en weerstand op omdat het verslavingsprobleem omgeven is met schuld en schaamte.

Motiverende gespreksvoering vereist een neutrale, accepterende bejegening.
Beter niet doen:

-a
-b
-c
-d
-e
-afkeuren,
-beschuldigen,
-confronteren,
-discussiëren en
-etiketteren (demotivatie-ABC).

Een moraliserende benadering roept ontkenning en weerstand op omdat het verslavingsprobleem omgeven is met schuld en schaamte.

Motiverende gespreksvoering vereist een neutrale, accepterende bejegening.
demotivatie-ABC:
-afkeuren,
-beschuldigen,
-confronteren,
-discussiëren en
-etiketteren
Een moraliserende benadering roept
ontkenning en weerstand op omdat het verslavingsprobleem omgeven is met schuld en schaamte.

Motiverende gespreksvoering vereist een neutrale, accepterende bejegening.
Motiverende gespreksvoering vereist een
neutrale, accepterende bejegening.
Een moraliserende benadering roept ontkenning en weerstand op omdat het verslavingsprobleem omgeven is met schuld en schaamte.

Motiverende gespreksvoering vereist een neutrale, accepterende bejegening.

De hulpverleningsstijl bij deze gespreksvoering is gebaseerd op

1. o
2. c
3. het met overtuiging p
1. onvoorwaardelijke acceptatie (keuze van de drinker respecteren en macht van de gewoonte erkennen, met als gevolg dat de patiënt zelf verantwoordelijk is voor het gedrag en problemen moet oplossen)

2. constructieve (zelf)confrontatie (gericht op probleemherkenning, veranderbereidheid en vertrouwen in eigen kunnen). Hier passen ook provocatieve vragen. De hulpverlener speelt de advocaat van de duivel om het probleeminzicht te vergroten.

3. het met overtuiging presenteren van informatie (over de conditie van de patiënt, mogelijkheden om te veranderen
Bij de behandeling van de verslavingsproblemen zijn vier fasen te onderscheiden:

1. h
2. m
3. g
4. p
Bij de behandeling van de verslavingsproblemen zijn vier fasen te onderscheiden:

1. herkenning,
2. motivering,
3. gedragsverandering en
4. probleemoplossing.

Er is een continuüm van problematiek (lopend van mild naar zeer ernstig) en van zorg gaande van preventieve, minimale interventies tot intensieve therapie zoals opnamen in een verslavingskliniek (te leveren door 1ste (huisarts,school, werk, AMW, psycholoog, politie), 2de (instellingen voor
ambulante verslavingszorg, met vaak kortlopend programma) respectievelijk 3de (categoriale verslavingsklinieken, zoals Jellinek en Bouwman) lijnszorg).
Er is een continuüm van problematiek (lopend van mild naar zeer ernstig) en van zorg gaande van preventieve, minimale interventies tot intensieve therapie zoals
opnamen in een verslavingskliniek (te leveren door 1ste (huisarts,school, werk, AMW, psycholoog, politie),
2de (instellingen voor ambulante verslavingszorg, met vaak kortlopend programma) respectievelijk
3de (categoriale verslavingsklinieken, zoals Jellinek en Bouwman) lijnszorg).

Opname in een kliniek vindt plaats bij een psychosociale crisis, samenhangend met de verslaving, of bij ontgiftiging. In verband met de emotionele en sociale gevolgen voor de patiënt dient klinische opname terughoudend te worden geïndiceerd.

Extra problematische drugsgebruikers (epd) bezorgen overlast vanwege crimineel of antisociaal gedrag. Voor hen zijn dwang en drangprogramma’s ontwikkeld: zorgtrajecten als alternatief voor vervolging.

Penitentiaire inrichtingen kennen verslaafden begeleidingsafdelingen (VBA) voor (dwang)behandeling, onder andere voor stelselmatige daders (vaak problematische harddruggebruikers).
Opname in een kliniek vindt plaats bij
een psychosociale crisis, samenhangend met de verslaving, of bij ontgiftiging. In verband met de emotionele en sociale gevolgen voor de patiënt dient klinische opname terughoudend te worden geïndiceerd.

Extra problematische drugsgebruikers (epd) bezorgen overlast vanwege crimineel of antisociaal gedrag. Voor hen zijn dwang en drangprogramma’s ontwikkeld: zorgtrajecten als alternatief voor vervolging.

Penitentiaire inrichtingen kennen verslaafden begeleidingsafdelingen (VBA) voor (dwang)behandeling, onder andere voor stelselmatige daders (vaak problematische harddruggebruikers).
Extra problematische drugsgebruikers (epd) bezorgen overlast vanwege crimineel of antisociaal gedrag. Voor hen zijn dwang en drangprogramma’s ontwikkeld:
zorgtrajecten als alternatief voor vervolging.

Penitentiaire inrichtingen kennen verslaafden begeleidingsafdelingen (VBA) voor (dwang)behandeling, onder andere voor stelselmatige daders (vaak problematische harddruggebruikers).
Penitentiaire inrichtingen kennen verslaafden begeleidingsafdelingen (VBA) voor (dwang)behandeling, onder andere voor
stelselmatige daders (vaak problematische harddruggebruikers).
Behandeling van alcoholverslaving

De eerstelijnshulpverlener kan hulp verlenen in de vorm van
minimale interventies of in de vorm van zelfcontroletraining.

Minimale interventie (één of twee zittingen) bestaat uit motivering van de patiënt, zodat deze een beslissing neemt om te veranderen en uit de begeleiding van die verandering.

De patiënt bepaalt het doel van de interventie:
abstinentie of gecontroleerd drinken. Minimale interventie door onder andere de huisarts is effectief en doet het alcoholgebruik met een derde verminderen.
Minimale interventie (één of twee zittingen) bestaat uit
motivering van de patiënt, zodat deze een beslissing neemt om te veranderen en uit de begeleiding van die verandering.

De patiënt bepaalt het doel van de interventie:
abstinentie of gecontroleerd drinken. Minimale interventie door onder andere de huisarts is effectief en doet het alcoholgebruik met een derde verminderen.
Een uitgebreidere interventie is de zelfcontroletraining en die bevat drie tot acht zittingen bestaande uit:

-z
-g
-b
-l
-l
-v
-het leren van v
-zelfregistratie van drinkgedrag via een dagboek,
-grenzen stellen aan het gebruik (aantal consumpties per week),
-beloningen afspreken met zichzelf (als doelen zijn gerealiseerd),
-leren herkennen van risicosituaties waarin -alcoholgebruik uit de hand kan lopen (feestjes, maar ook
-lichamelijke verschijnselen of gedachten),
-veranderen van drinkgewoonten (bijvoorbeeld om en om drinken) en
-het leren van vaardigheden als ‘nee’ zeggen tegen aangeboden drankjes (ook risicosituaties vermijden).

Het dagboek kan andere problemen aan het licht brengen en de hulpverlener stimuleert de patiënt om ook die aan te pakken. Elke CGT interventie dient elementen van de zelfcontroletraining te bevatten aangezien het effect groot is. Deze interventie is ook via internet beschikbaar.
Het dagboek kan andere problemen aan het licht brengen en de hulpverlener stimuleert de patiënt om ook die aan te pakken.

Elke CGT interventie dient elementen van ………. te bevatten aangezien het effect groot is. Deze interventie is ook via internet beschikbaar.
de zelfcontroletraining te bevatten aangezien het effect groot is.
Deze interventie is ook via internet beschikbaar.
Verder kunnen patiënten doorverwezen worden naar zelfhulporganisaties zoals
de Anonieme Alcoholisten (AA), die uitgaat van het ziektemodel. Vanwege het dogmatische karakter is de aanhang van de AA in Nederland minder dan elders. Zelfhulpgroepen zijn effectief voor degenen die blijven deelnemen. Minimale interventies en zelfhulpgroepen zijn alleen geïndiceerd als er geen andere ernstige complicaties zijn.

Bij fysieke problemen, zoals longontsteking of hartklachten moeten eerst die worden behandeld. Abstinentie is dan tijdelijk geboden. Het alcoholonthoudingssyndroom verdient aandacht: staken van excessief gebruik leidt tot hart- en slaapritmestoornissen en onrust met het onthoudingsdelier als ernstige vorm (sedatie en vitaminesuppletie). Onder toezicht kan disulfiram worden gebruikt als onderdeel van een bredere psychologische interventie.
Bij fysieke problemen, zoals longontsteking of hartklachten moeten eerst
die worden behandeld.

Abstinentie is dan tijdelijk geboden.

Het alcoholonthoudingssyndroom verdient aandacht: staken van excessief gebruik leidt tot hart- en slaapritmestoornissen en onrust met het onthoudingsdelier als ernstige vorm (sedatie en vitaminesuppletie). Onder toezicht kan disulfiram worden gebruikt als onderdeel van een bredere psychologische interventie.
Het alcoholonthoudingssyndroom verdient aandacht:
staken van excessief gebruik leidt tot

-hart- en slaapritmestoornissen en
-onrust met het onthoudingsdelier als
-ernstige vorm (sedatie en vitaminesuppletie).

Onder toezicht kan disulfiram worden gebruikt als onderdeel van een bredere psychologische interventie.
Het alcoholonthoudingssyndroom verdient aandacht:

staken van excessief gebruik leidt tot

-hart- en slaapritmestoornissen en
-onrust met het onthoudingsdelier als
-ernstige vorm (sedatie en vitaminesuppletie).

Onder toezicht kan……….. worden gebruikt als onderdeel van een bredere psychologische interventie.
disulfiram worden gebruikt als onderdeel van een bredere psychologische interventie.
In de tweede lijn wordt steeds meer protocollair en kortdurend gewerkt, meestal wordt een vorm van
‘stepped care’ toegepast (pas overstappen naar een uitgebreider aanbod als een eenvoudiger aanbod niet werkt).

In eerste instantie wordt een minimale interventie toegepast en daarna eventueel pas een zelfcontroletraining.

Verder zijn er behandelingen in de vorm van individuele gesprekken en groepsbijeenkomsten.
Verder zijn er behandelingen in de vorm van individuele gesprekken en groepsbijeenkomsten.

Naast counseling komen ook
GT, inzichtgevende therapie en systeemtherapie (echtparen) voor.

Deze behandelingen kunnen gericht zijn op genezing (cure) of vooral op maatschappelijk herstel (care). Er wordt toenemend belang gehecht aan interventies gericht op ‘harm reduction’ (voorkomen van ernstiger problemen in die gevallen waarin zelfcontrole van het verslavingsgedrag niet mogelijk is).
Naast counseling komen ook GT, inzichtgevende therapie en systeemtherapie (echtparen) voor.

Deze behandelingen kunnen gericht zijn op
genezing (cure) of vooral op maatschappelijk herstel (care).

Er wordt toenemend belang gehecht aan interventies gericht op ‘harm reduction’ (voorkomen van ernstiger problemen in die gevallen waarin zelfcontrole van het verslavingsgedrag niet mogelijk is).
Een gedragsgeoriënteerde interventie is terugvalpreventie, zowel ambulant als klinisch:
het weerbaar maken van de patiënt tegen terugval.

Een terugval is een leermoment met een nieuwe kans op succes en is beslist geen onherstelbare mislukking.

Naast een zelfcontroletraining is er sprake van risicoinventarisatie, de motivatie tot verandering analyseren van perioden van terugval, herkennen van craving en oefenen met imaginaire terugval.
Een terugval is een
leermoment met een nieuwe kans op succes en is beslist geen onherstelbare mislukking.

Naast een zelfcontroletraining is er sprake van risicoinventarisatie, de motivatie tot verandering analyseren van perioden van terugval, herkennen van craving en oefenen met imaginaire terugval.
Naast een zelfcontroletraining is er sprake van
risicoinventarisatie, de motivatie tot verandering analyseren van perioden van terugval, herkennen van craving en oefenen met imaginaire terugval.
Een methode die recentelijk opnieuw in de aandacht is komen te staan, is
‘cue exposure’; blootstelling aan ‘cues’ (CET) als de geur en de aanblik van alcohol (prikkels) totdat de zin in alcohol is gedaald (favoriete fles drank vasthouden).

In het geval van drugs lepel of injectienaald vasthouden tot dat de prikkels de trekopwekkende werking verliezen (responspreventie).

De patiënt is beter bestand tegen de verleiding.
CET ( ‘cue exposure’) is omstreden als deze therapie uitsluitend is gericht op
uitdoven van trek (craving).

Bij heroïneverslaafden werkte CET contraproductief (terugval was groter dan bij de controlegroep).

Hetzelfde bleek bij alcoholverslaafden. In het geval van een vaardigheidstraining, bijvoorbeeld een “alcohol-weigertraining” (biertje afslaan), lijkt de interventie tot een positief resultaat te leiden.

Dus: CET leidt tot verbetering van de copingvaardigheden bij craving.

Farmacotherapie, zoals toediening van acamprosaat, naltrexon en topiramaat (anti- epilepticum) wordt ook ingezet in de behandeling van alcoholverslaving.
Dus: CET leidt tot verbetering van
de copingvaardigheden bij craving.

Farmacotherapie, zoals toediening van acamprosaat, naltrexon en topiramaat (anti- epilepticum) wordt ook ingezet in de behandeling van alcoholverslaving.
Farmacotherapie, zoals toediening van……………. wordt ook ingezet in de behandeling van alcoholverslaving.
toediening van acamprosaat, naltrexon en topiramaat (anti- epilepticum) wordt ook ingezet in de behandeling van alcoholverslaving.
Ook relatie- en gezinstherapie komt voor in de behandeling van alcoholverslaving.

Relatie- en gezinsproblemen staan vaak centraal bij probleemdrinkers, waarbij niet meer is uit te maken wat oorzaak is en wat gevolg.

Steun in het gezin bevordert het succes van de therapie.
In het kader van gedragstherapeutische relatie- en gezinstherapie stellen van een analyse van het probleemgedrag van de therapeut de partners en gezinsleden gedragscontracten op over ongewenst gedrag, beloningen en gevolgen.

Het programma is vooral gericht op
het trainen van onderhandelen en communicatieve vaardigheden.

De systeemgerichte benadering is gericht op de problemen binnen de partner- of gezinsrelatie en de functie van alcoholgebruik daarbij (effectiviteit is nog niet aangetoond).
Klinische behandeling (derde lijn) kan worden onderverdeeld in

• een d
• d
• herstel d
• v
• v
• v
• i
• m
• een detoxificatie- en
• diagnostiekfase (ontwenningssyndromen en somatische problemen oppakken;
• herstel dag- en nachtritme;
• voeding;
• verzorging en zorg voor anderen en de woonomgeving;
• voorlichting;
• interpersoonlijk gedrag verbeteren;
• motivatie voor veranderen versterken) en in een fase van vervolgbehandeling.
De klinische vervolgbehandeling kent een kort (maximaal vier maanden) en een langdurend programma (soms langer dan twaalf maanden).

Voor beide categorieën geldt:
patiënten moeten gemotiveerd zijn voor verandering op basis van een behandelplan.

De korte behandeling is geschikt voor patiënten bij wie de verslaving nog niet alle maatschappelijke, psychische en lichamelijke functies heeft aangetast (er is nog een sociaal netwerk en psychische problematiek is de hoofdmoot, met name persoonlijkheidsstoornis).
De korte behandeling is geschikt voor
patiënten bij wie de verslaving nog niet alle maatschappelijke, psychische en lichamelijke functies heeft aangetast (er is nog een sociaal netwerk en psychische problematiek is de hoofdmoot, met name persoonlijkheidsstoornis).
Langdurende behandeling is
-groepsgericht.
-Stapsgewijs is er sprake van
-meer verantwoordelijkheid bij de opgelegde taken.

Alle aspecten van verslaving worden bij de behandeling betrokken.

Een belangrijk element hierbij vormt het therapeutisch milieu:
alle dagelijkse handelingen staan in het teken van de behandeldoelen. Op basis van feedback kan de patiënt leren of de relationele vaardigheden verbeteren. Sport en werk zijn standaard. Onderzoek met controlegroepen is niet mogelijk, zodat de effectiviteit niet deugdelijk kan worden vastgesteld, maar na behandeling is het merendeel na een jaar nog alcohol- en drugsvrij. Echter, er is sprake van een hoge mate van drop-out, maar ook in die groep keert een belangrijk deel vroeger of later de verslaving de rug toe.
Een belangrijk element hierbij vormt het therapeutisch milieu:

alle dagelijkse handelingen staan in het teken van
de behandeldoelen.

Op basis van feedback kan de patiënt leren of de relationele vaardigheden verbeteren. Sport en werk zijn standaard.

Onderzoek met controlegroepen is niet mogelijk, zodat de effectiviteit niet deugdelijk kan worden vastgesteld, maar na behandeling is het merendeel na een jaar nog alcohol- en drugsvrij.

Echter, er is sprake van een hoge mate van drop-out, maar ook in die groep keert een belangrijk deel vroeger of later de verslaving de rug toe.
Behandeling van drugsverslaving

Er is weinig verschil met de behandeling van gebruikers van alcohol, zij het dat doelgroep vooral jonge mensen en mensen uit een etnische minderheidsgroep betreft.

Naast hulpverlening is er sprake van

-p
-s.
-primaire preventie (voorlichting, hiv, soa) en
-secondaire preventie (spuitomruilprogramma).

Bijzondere aandacht in de aanpak van mensen met drugsproblematiek vraagt het zogenaamde ‘junkiesyndroom’, waarbij de verslaving een onderdeel is van een deviante, antisociale leefstijl.

Persoonlijkheidsstoornissen komen relatief vaak voor.
Bijzondere aandacht in de aanpak van mensen met drugsproblematiek vraagt het zogenaamde
‘junkiesyndroom’,

waarbij de verslaving een onderdeel is van een deviante, antisociale leefstijl. Persoonlijkheidsstoornissen komen relatief vaak voor.
Het junkiesyndroom vraagt om een directieve aanpak:

C
I
E
-consequent,
-incasseren,
-empathie.

Er is een onderscheid tussen detoxificatie en behandeling van crisis enerzijds en verdergaande behandeling van verslaving en problemen anderzijds. De ernst van de onthoudingsverschijnselen wisselt per patiënt en hangt samen met de motivatie om te stoppen. Bij hoge motivatie kan stoppen ambulant plaatsvinden.
Er is een onderscheid tussen …….. en behandeling van ………….. anderzijds.
detoxificatie en behandeling van crisis enerzijds en
verdergaande behandeling van verslaving en problemen anderzijds.

De ernst van de onthoudingsverschijnselen wisselt per patiënt en hangt samen met de motivatie om te stoppen. Bij hoge motivatie kan stoppen ambulant plaatsvinden.
Behandeling met methadon (voorkomt onthoudingsverschijnselen, maar zonder roes) wordt ook toegepast.

Een effectief methadonprogramma vermindert
de maatschappelijke overlast die verslaafden veroorzaken en bestaat uit een adequate dosering, getrainde staf, heldere procedures en aanvullende hulp.
De gratis-heroïneverstrekkingprogramma’s beogen straatheroïne en criminaliteit terug te dringen. Alleen gebruikers die
nimmer abstinentie zullen bereiken en waarbij andere behandelmethoden falen worden toegelaten tot een dergelijk programma.

Er zijn aanwijzingen dat de beoogde doelen worden gehaald.
Drugsverslaafden (vaak polygebruikers) die willen afkicken, al dan niet met methadon, krijgen individuele counseling of in de ‘lichtere’ gevallen een zelfcontroletraining aangeboden.

Ook partner- en gezinstherapie wordt toegepast.

Met betrekking tot jongeren zoekt de therapie een aangrijpingspunt in
de overmatige betrokkenheid van de gebruiker bij de problemen van de ouders.

De hiërarchische verhoudingen in het gezin worden hersteld, waarbij de gebruiker wordt gesteund door de therapeut. Steun wordt gegeven aan de ouders bij het stellen van grenzen aan de gebruiker.

Communicatiepatronen worden verbeterd, bijvoorbeeld door een paradoxale aanpak (“ik denk niet dat u kunt veranderen”). Voor jonge gebruikers heeft gezinstherapie meer effect dan individuele counseling of groepstherapie met leeftijdsgenoten.
De hiërarchische verhoudingen in het gezin worden
hersteld, waarbij de gebruiker wordt gesteund door de therapeut. Steun wordt gegeven aan de ouders bij het stellen van grenzen aan de gebruiker.

Communicatiepatronen worden verbeterd, bijvoorbeeld door een paradoxale aanpak (“ik denk niet dat u kunt veranderen”). Voor jonge gebruikers heeft gezinstherapie meer effect dan individuele counseling of groepstherapie met leeftijdsgenoten.
De intramurale behandeling is vaak gericht op patiënten met een gecombineerde problematiek en bestaat uit:
-detoxificatie,
-kortdurende opname of
-een langer durende opname.

Langer durende opname van drugsverslaafden vindt gewoonlijk plaats in een Therapeutische Gemeenschap (TG: drugsvrije commune). Drie pijlers van de TG zijn:

- een hiërarchische sociale organisatie (bewoners klimmen op naar mate ze langer verblijven),
- encounter- en andere therapiegroepen, waarbij emotionele uitwisseling wordt gestimuleerd. De behandelfilosofie is afgestemd op die van de ambulante zorg.
- evaluaties (na een jaar is 40% drugsvrij). De belangrijkste succesfactor blijkt de tijd te zijn die in het programma is doorgebracht en de mate waarin ouders bij de behandeling zijn betrokken (meer betrokkenheid ouders, langer verblijft, dan groter effect).
Langer durende opname van drugsverslaafden vindt gewoonlijk plaats in een Therapeutische Gemeenschap (TG: drugsvrije commune). Drie pijlers van de TG zijn:

1. een h
2. e
3. e
1. een hiërarchische sociale organisatie (bewoners klimmen op naar mate ze langer verblijven),

2. encounter- en andere therapiegroepen, waarbij emotionele uitwisseling wordt gestimuleerd. De behandelfilosofie is afgestemd op die van de ambulante zorg.

3. evaluaties (na een jaar is 40% drugsvrij). De belangrijkste succesfactor blijkt de tijd te zijn die in het programma is doorgebracht en de mate waarin ouders bij de behandeling zijn betrokken (meer betrokkenheid ouders, langer verblijft, dan groter effect).
Behandeling van benzodiazepineverslaving

Het terugdringen van benzo’s stuit niet alleen op weerstand bij de patiënt, maar ook bij
de arts.

eze ziet het vaak als falen van het voorafgaande voorschrijfbeleid. Bovendien zijn er geen alternatieven.

Er bestaan zogenaamde (artsvriendelijke) afbouwprogramma’s: na dosisreductie in de huisartspraktijk treedt geen verslechtering van het psychisch functioneren van de patiënt op, die gemotiveerd moet zijn om de gevolgen te verdragen. Direct stoppen is mogelijk, maar bij een korte halfwaardetijd zijn de onthoudingsverschijnselen heftiger en is uitsluipen raadzaam. De behandeling bestaat uit: informeren, omgaan met onthoudingsverschijnselen, ontspanningsoefeningen. Een kortdurende cognitieve groepstherapie heeft geen meerwaarde.

Er zijn zelfhulpgroepen opgericht voor de behandeling van deze vorm van verslaving.
Er bestaan zogenaamde (artsvriendelijke) afbouwprogramma’s:
na dosisreductie in de huisartspraktijk treedt geen verslechtering van het psychisch functioneren van de patiënt op, die gemotiveerd moet zijn om de gevolgen te verdragen.

Direct stoppen is mogelijk, maar bij een korte halfwaardetijd zijn de onthoudingsverschijnselen heftiger en is uitsluipen raadzaam.

De behandeling bestaat uit:
-informeren,
-omgaan met onthoudingsverschijnselen,
-ontspanningsoefeningen.

Een kortdurende cognitieve groepstherapie heeft geen meerwaarde.

Er zijn zelfhulpgroepen opgericht voor de behandeling van deze vorm van verslaving.
Direct stoppen is mogelijk, maar bij een korte halfwaardetijd zijn de onthoudingsverschijnselen heftiger en is uitsluipen raadzaam.

De behandeling bestaat uit:
-i
-o
-o
-informeren,
-omgaan met onthoudingsverschijnselen,
-ontspanningsoefeningen.

Een kortdurende cognitieve groepstherapie heeft geen meerwaarde.

Er zijn zelfhulpgroepen opgericht voor de behandeling van deze vorm van verslaving.
Effecten

In de zorg blijken effectieve behandelingen niet
het meest te worden toegepast. Er is voor kortdurende, direct op verslavingsgedrag gerichte behandelingen meer bewijs voor effectiviteit dan voor langdurende behandelingen.
Er is voor kortdurende, direct op verslavingsgedrag gerichte behandelingen meer
bewijs voor effectiviteit dan voor langdurende behandelingen.
Het effect van deelname aan AA (vanwege de anonimiteit is gecontroleerd onderzoek niet mogelijk) en van opname volgens het twaalf-stappenmodel is onvoldoende onderzocht.

Niet effectief zijn:
• a
• i
• o
• e
• v
• c

Juist dergelijke niet-effectieve interventies worden in de verslavingszorg en de GGZ bij alcoholproblemen aangeboden.
• angstdempende psychofarmaca,
• inzichtgevende psychotherapie,
• ontspanningsoefeningen,
• educatieve films en lezingen,
• verblijf in een therapeutisch milieu zonder alcoholgerelateerde interventies,
• cue-exposuretherapie voor uitdoving van craving.

Juist dergelijke niet-effectieve interventies worden in de verslavingszorg en de GGZ bij alcoholproblemen aangeboden.
Interventies met tegenstrijdige effecten zijn:
• a
• l
• s
• antidepressiva,
• lithium,
• structurele/strategische partnerrelatietherapie (de resultaten van gezinstherapie zijn gunstiger). Het indicatiegebied is niet geheel duidelijk.
Interventies waarvan het effect het meest overtuigend is aangetoond:

• d
• C en m
• z
• bij s
• “m
• disulfiram, bij daadwerkelijk gebruik, acamprosaat, naltrexon
• CGT en motiverende gesprekvoering (zijn het effectiefst)
• zelfcontrole training (vorm van CGT) is gericht op verandering van de drinkgewoonte (abstinentie of gecontroleerd drinken)
• bij sociale-vaardigheidstraining leren deelnemers beter communiceren en omgaan met risicosituaties (weigeren van alcohol, omgaan met kritiek, assertief gedrag)
• “minimale interventies”, gedragstherapeutische partnerrelatietherapie en de ‘community reinforcement approach’, bestaande uit sociale-vaardigheidstraining, disulfiram, partnerrelatietherapie en hulp bij praktische problemen.
In het algemeen komt de effectiviteit van de behandelvormen voor drugsverslaafden sterk overeen met die voor
alcoholverslaafden.

Methadon onderhoudsprogramma’s dringen het illegale gebruik, criminaliteit en lichamelijke en psychische problemen terug. Bij medische verstrekking van heroïne neemt gebruik van straatheroïne en criminele activiteiten af.
Bovendien blijven mensen in het programma (geen drop-out), maar dat geldt minder voor de TG’s. Alleen bij langer verblijf is er sprake van
therapeutische werkzaamheid. Ambulante programma’s zijn minder succesvol, maar zeer heterogeen en minder goed onderzocht.

Ook hier geldt dat op gedrag gerichte interventies effectiever zijn dan programma’s die uitsluitend op de achtergrond zijn gericht. Vooral de sociale-vaardigheidstraining is een succesvol element in verschillende behandelvormen.
Ambulante programma’s zijn minder succesvol, maar zeer heterogeen en minder goed onderzocht.

Ook hier geldt dat op gedrag gerichte interventies
effectiever zijn dan programma’s die uitsluitend op de achtergrond zijn gericht.

Vooral de sociale-vaardigheidstraining is een succesvol element in verschillende behandelvormen.
In het algemeen geldt:
beter een behandeling dan geen behandeling, maar het is nauwelijks aan te geven voor wie welke behandeling geschikt is.

Psychotherapie is aangewezen voor degene met een psychiatrische problematiek, maar juist niet bij drugsgebruikers met een CD.

De sociale situatie waar een ex-gebruiker na afloop van de behandeling in belandt, is predictief voor het succes op de lange termijn.
Psychotherapie is aangewezen voor degene met een psychiatrische problematiek, maar juist niet bij
drugsgebruikers met een CD.

De sociale situatie waar een ex-gebruiker na afloop van de behandeling in belandt, is predictief voor het succes op de lange termijn.
De sociale situatie waar een ex-gebruiker na afloop van de behandeling in belandt, is predictief voor
het succes op de lange termijn.
De verslavingszorg is ondergewaardeerd omdat
ten onrechte wordt gedacht dat deze zorg weinig effectief is, verslaafden hebben een lage SES, de benadering is te vaak moraliserend en er wordt een relatie gelegd met criminaliteit.

Verslavingszorg is gericht op zorg voor het individu en het beperken van maatschappelijke overlast, waarbij een groter accent op ambulante zorg komt te liggen. Kernbegrippen van een effectieve behandeling: protocol, standaard, kortdurend, gedragsgericht, professionalisering.
Verslavingszorg is gericht op
-zorg voor het individu en
-het beperken van maatschappelijke overlast,

waarbij een groter accent op ambulante zorg komt te liggen. Kernbegrippen van een effectieve behandeling: protocol, standaard, kortdurend, gedragsgericht, professionalisering.