• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/43

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

43 Cards in this Set

  • Front
  • Back
  • 3rd side (hint)
11. Somatoforme stoornissen

Somatoforme stoornissen worden gekenmerkt door
lichamelijke symptomen die een medische aandoening doen vermoeden maar met de huidige medische kennis (of uit middelengebruik of psychopathologie) niet verklaard kunnen worden.

Ze gaan gepaard met grote hinder in het dagelijks functioneren op persoonlijk, sociaal en beroepsmatig gebied en met een aanzienlijke medische consumptie. Symptomen worden niet opzettelijk voorgewend en de patiënt heeft er geen controle over (anders sprake van nagebootste stoornis om aandacht en zorg of simulatie vanwege geldelijk gewin).
Ze gaan gepaard met
grote hinder in het dagelijks functioneren op persoonlijk, sociaal en beroepsmatig gebied en met een aanzienlijke medische consumptie.

Symptomen worden niet opzettelijk voorgewend en de patiënt heeft er geen controle over (anders sprake van nagebootste stoornis om aandacht en zorg of simulatie vanwege geldelijk gewin).
Symptomen worden niet
opzettelijk voorgewend en de patiënt heeft er geen controle over (anders sprake van nagebootste stoornis om aandacht en zorg of simulatie vanwege geldelijk gewin).
Somatisatie heeft betrekking op het op
een lichamelijke manier op eens stressor reageren en zich naar die reactie gedragen.

Dit is normaal gedrag, bijvoorbeeld bij hoofdpijn een pijnstiller gebruiken. Klinische aandacht is noodzakelijk als dergelijke gedrag de overhand neemt (lichamelijke symptomen zonder eenduidige medische verklaring).
Diagnostiek

De DSM kent een dualistische grondslag:
lichamelijke of psychische oorzaak?

Een dergelijk onderscheid is wankel en gebaseerd op “diagnosis per exclusionem”, hoe grondig vindt een onderzoek plaats.

De somatoforme stoornissen vormen een heterogene groep, gebaseerd op weinig specifieke criteria.. Daarnaast sterke relatie met angst en depressie, zoals hypochondrie en body dysmorphic disorder (BDD) met OCD en tussen depressie en chronische pijn.
Een dergelijk onderscheid is wankel en gebaseerd op “diagnosis per exclusionem”, hoe grondig vindt een onderzoek plaats.

De somatoforme stoornissen vormen e
en heterogene groep, gebaseerd op weinig specifieke criteria..

Daarnaast is er sterke relatie met angst en depressie, zoals hypochondrie en body dysmorphic disorder (BDD) met OCD en tussen depressie en chronische pijn.
Er zijn twee groepen somatoforme stoornissen:
- klachten komen op onverklaarbare wijze tot stand, zoals pijn-, conversie- en somatoforme stoornis;
- sterke preoccupatie met het lichaam, zoals hypochondrie en BDD.
Het diagnosticeren van somatoforme stoornissen door artsen en psychologen is vaak een moeizaam proces.

Het tweesporenbeleid in de diagnostiek komt er op neer dat
zowel de lichamelijke als de psychosociale kanten van de problematiek van de patiënt gedegen moeten worden onderzocht.
Daarbij is het wenselijk dat de psycholoog en de medisch specialist hun bevindingen naast elkaar leggen en tot consensus komen over de diagnose.

Zowel de arts als de psycholoog doen er verstandig aan
vanuit een geïntegreerde visie de patiënt en zijn problematiek te benaderen en om deze visie ook aan de patiënt over te brengen.

Gaat het om een categorische classificatie of om het in kaart brengen van samenhangende factoren van lichamelijk en psychisch lijden?
Voor het stellen van de categorische diagnose wordt vaak een beroep gedaan op
semigestructureerde interviews en instrumenten die specifieke aspecten van deze stoornissen vaststellen, zoals de ernst ervan, of een specifiek onderdeel zoals cognities of gedrag (SCID of MINI).
Er worden verschillende somatoforme stoonissen onderscheiden:

1. s
2. o
3. c

4. p
5. h
6. b
1. somatisatiestoornis
2. ongedifferentieerde somatoforme stoornis
3. conversiestoornis
4. pijnstoornis
5. hypochondrie
6. body dysmorphic disorder
1. somatisatiestoornis

-. ongedifferentieerde somatoforme stoornis
-. conversiestoornis
-. pijnstoornis
-. hypochondrie
-. body dysmorphic disorder
- somatisatiestoornis.
De patiënt vertoont klachten in vier symptoomrubrieken, namelijk

-pijn,
-maag-darmklachten,
-seksuele klachten en
-uitvalsverschijnselen.

Ook de chroniciteit en de onbehandelbaarheid zijn belangrijke aanknopingspunten. Lichamelijk onderzoek moet uitsluitsel geven en psychologische diagnostiek kan inzicht geven in de wijze waarop lichamelijke symptomen een rol in het leven spelen.

De ziektegeschiedenis is echter vaak vaag en inconsistent. Het dossier en persoonlijk functioneren geven aangrijpingspunten voor het begrijpen van de situatie van de patiënt.

Er zijn geen vragenlijsten voor het vaststellen van de somatisatiestoornis. Voor het bepalen van het lijden van de patiënt zijn BDI (depressie), ZBV (angst), SIG (interpersoonlijk functioneren) of RAND-36 (QoL) of een gestructureerd dagboekje geschikt.
-. somatisatiestoornis
2. ongedifferentieerde somatoforme stoornis

-. conversiestoornis
-. pijnstoornis
-. hypochondrie
-. body dysmorphic disorder
- ongedifferentieerde somatoforme stoornis.

Restcategorie voor problemen die niet als somatisatiestoornis gediagnosticeerd kunnen worden.

Andere lichaamsfuncties of organen spelen een rol. Volgens sommigen is het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) een voorbeeld. Medische onderzoek wordt gevolgd door een inventarisatie van gedrag, dat het voortbestaan van de klacht kan verklaren. Voor pijn- en vermoeidheidsklachten zijn veel vragenlijsten beschikbaar, maar minder voor maag-darmproblemen, doofheid en moeite met zien.
-. somatisatiestoornis
-. ongedifferentieerde somatoforme stoornis
3. conversiestoornis

-. pijnstoornis
-. hypochondrie
-. body dysmorphic disorder
- conversiestoornis.

Zowel het leren kennen van de lichamelijke factoren en beperkingen (motorische en sensorische) als de psychologische toestand van de patiënt (bijvoorbeeld trauma) vormen belangrijke onderdelen van het diagnostisch proces.

Er zijn geen psychologische instrumenten om conversieverschijnselen direct te meten. Wel kunnen disabilitiesschalen voor het bepalen van handicaps worden gebruikt.
-. somatisatiestoornis
-. ongedifferentieerde somatoforme stoornis
-. conversiestoornis
4. pijnstoornis

. hypochondrie
. body dysmorphic disorder
- pijnstoornis.

Pijngedrag en pijncognities vormen de duidelijkste pijlers van de psychologische diagnostiek.

Na anatomische pathologie ligt de focus op omgaan met pijn en in standhoudende factoren.

Meetinstrument: Pijn Coping en Cognitielijst (PCCL)
-. somatisatiestoornis
-. ongedifferentieerde somatoforme stoornis
-. conversiestoornis
-. pijnstoornis
5. hypochondrie

-. body dysmorphic disorder
- hypochondrie.

De angst voor ernstige ziekte kan worden gemeten met de Whitely Index of de Illnes Attitudes Scales.

Naast het anamnestisch interview en testgebruik (bijvoorbeeld ernstmaat) kan het ook het doornemen van de medische anamnese deel uitmaken van het diagnostisch proces (de patiënt is immers een recidivist).
De psycholoog dient aandacht te besteden aan de ongerustheid bij de patiënt.
-. somatisatiestoornis
-. ongedifferentieerde somatoforme stoornis
-. conversiestoornis
-. pijnstoornis
-. hypochondrie
6. body dysmorphic disorder
- body dysmorphic disorder.

Er zijn nog niet veel diagnostische instrumenten beschikbaar voor mensen die een sterke preoccupatie hebben met hun uiterlijk.

De DSM-criteria en instrumenten voor het vaststellen van de ernst kunnen als handvaten voor de diagnostiek fungeren (aanvankelijk kan er sprake zijn van angst of depressie).
Behandeling

Met name psychologische behandelingen die zich richten op
de mechanismen van het voortbestaan van deze stoornissen (voornamelijk cognitieve gedragstherapie), laten positieve effecten zien.

Deze effecten bestaan niet noodzakelijk uit het volkomen verdwijnen van de onbegrepen lichamelijke klachten, maar in ieder geval uit het beter ermee leren omgaan, het doen afnemen van de preoccupatie met het lichaam, en de verbetering van de kwaliteit van leven. Deze factoren zijn ook belangrijk als expliciete en met de patiënt gedeelde behandeldoelen (pijnvrij is vaak geen realistisch behandeldoel, maar het oppakken van dagelijkse activiteiten wel).
Deze effecten bestaan niet noodzakelijk uit het volkomen verdwijnen van de onbegrepen lichamelijke klachten, maar
in ieder geval uit het beter ermee leren omgaan, het doen afnemen van de preoccupatie met het lichaam, en de verbetering van de kwaliteit van leven.

Deze factoren zijn ook belangrijk als expliciete en met de patiënt gedeelde behandeldoelen (pijnvrij is vaak geen realistisch behandeldoel, maar het oppakken van dagelijkse activiteiten wel).
Deze factoren zijn ook belangrijk als
expliciete en met de patiënt gedeelde behandeldoelen (pijnvrij is vaak geen realistisch behandeldoel, maar het oppakken van dagelijkse activiteiten wel).
Het willen achterhalen van de oorzaak van de stoornis brengt de patiënt in een
afwachtende rol.

Focus op de gevolgen van de symptomen en het accepteren van de klachten verhoogt de behandelingseffectiviteit en een multidisciplinaire aanpak is aangewezen.

Er wordt steeds meer uitgegaan van de strategie (tweesporenbeleid) om ten aanzien van de lichamelijke klachten aanvankelijk aan te sluiten bij de patiënt en deze daarin serieus te nemen, en vervolgens de oriëntatie geleidelijk te verbreden naar psychosociale factoren. Verschillende behandelingen zijn mogelijk.
Er wordt steeds meer uitgegaan van de strategie (tweesporenbeleid) om ten aanzien van de lichamelijke klachten aanvankelijk aan te sluiten bij de patiënt en deze daarin serieus te nemen, en
vervolgens de oriëntatie geleidelijk te verbreden naar psychosociale factoren.
Behandeling

- somatisatiestoornis.
Goede ervaringen zijn opgedaan met ‘case management’ met de huisarts als centrale rol. Tijdcontingent-contact in plaats van contact naar aanleiding van een klacht kan tot een toename van de kwaliteit van leven leiden (niet van een vermindering van het aantal symptomen). Het leven bestaat vaak uit contacten met artsen over lichamelijke problemen. De nieuwe aanpak is meer gericht op het veranderen van de betekenis van de klachten en de rol daarvan voor het leven van de patiënt.
- ongedifferentieerde somatoforme stoornis.
Het accent ligt op de wijze van omgaan met lichamelijke klachten en symptomen, en niet op het uitpluizen van hun herkomst. Het behandeldoel bestaat niet uit de ‘totale genezing’ van de symptomen, maar van het zodanig inrichten van het leven dat de symptomen niet overheersend aanwezig zijn.
Systematisch herstel van het activiteitenniveau en het veranderen van disfunctionele gedachten door middel van CGT zijn belangrijke onderdelen.
- conversiestoornis.
Hypnose en aanverwante technieken zijn effectief. Het behandeldoel is doorgaans meervoudig, zoals het opheffen van de functiebeperkingen, het leren herkennen van vroege voorafgaande signalen van lichamelijke symptomen, en het in psychosociaal opzicht weer kunnen functioneren. Op indirecte wijze kan een relatie worden gelegd tussen een ingrijpende gebeurtenis en onverklaarbare lichamelijke symptomen.

Volgens Roelofs (2001) is sprake van een gebrek aan integratie van impliciete en expliciete informatieverwerkingsprocessen bij de conversiestoornis.
- pijnstoornis.
Een tweesporenbeleid staat centraal waarin zowel de lichamelijke aspecten van de pijn worden onderzocht en behandeld, alsook de psychische aspecten (zoals misinterpretaties en catastrofale gedachten).
- hypochondrie.
Effectieve behandelingen zijn gebaseerd op de cognitieve gedragstherapie en bestaan vaak uit het opsporen en uitdagen van hypochondrische gedachten, dan wel de misinterpretatie van lichamelijke verschijnselen (onder andere angst voor een ziekte of piekeren).

Ook wordt aandacht besteed aan de vermindering van het vragen om geruststelling en van de veelvuldige controles van het lichaam op het vóórkomen van symptomen. Het idiosyncratische karakter maakt een goede probleemanalyse noodzakelijk, alsmede een individueel gerichte behandelingsplan (bijvoorbeeld responspreventie: geen informatie opzoeken op internet of een arts bezoeken ter geruststelling)
- body dysmorphic disorder.
Ofschoon evidence-based onderzoek nog grotendeels ontbreekt, lijken het verminderen van de overmatig grote betekenis die een lichamelijke onvolkomenheid heeft, het doen afnemen van gedragsexcessen (lang in de spiegel kijken) en gedragstekorten (sociale vermijding) goede behandeldoelen.

Plastische chirurgie of cosmetica kan de preoccupatie met het lichaam maar tijdelijk onderdrukken en verandert niet het verstoorde lichaamsbeeld.
- nagebootste stoornis.
Patiënt doet zichzelf iets aan om patiëntenrol te kunnen vervullen.

Mogelijke aangrijpingspunten zijn de vergroting van het gevoel van zelfcontrole en zelfwaardering, het opbouwen van adequate relaties, en bovenal het verminderen van het zelfdestructieve gedrag (lijkt op benadering borderlinepersoonlijkheidsstoornis).
Setting

Patiënten met somatoforme stoornissen zijn in alle
echelons van de gezondheidszorg aan te treffen, zowel in de eerste (bij lichte vorm kan psycho-educatie verergering voorkomen), de tweede (persistente klachten met een multidisciplinaire aanpak) en derde lijn (zeer complexe problematiek met persoonlijkheidsstoornis, trauma, comorbiditeit, e.d.) van de (g)gz.

Er is een veelheid van disciplines bij betrokken die elk hun eigen insteek hebben, hun eigen expertise en hun eigen bevoegdheden.
Effecten

Het onderzoek naar de werkzaamheid van psychologische en psychofarmacologische behandelingen van somatoforme stoornissen is nog erg jong. Er lijkt enige evidentie te zijn voor de werkzaamheid van:
- case management en individuele cognitieve gedragstherapie bij de somatisatiestoornis (beperking van medische consumptie en het bieden van steun verhogen de kwaliteit van leven met een centrale rol voor de huisarts)

- klachtgerichte interventies (bijvoorbeeld maag-darmklachten) bij de ongedifferentieerde somatoforme stoornis

- hypnotherapie bij patiënten met conversiestoornis van het motorische type heeft effect

- psychologische interventies, acupunctuur en fysiotherapie bij pijnstoornissen (verschillende locaties, zoals nek, schouders, e.d.). Gradueel opbouwen van beweging en belasting bij rugpijn is effectief.
- individuele cognitieve gedragstherapie (uitdagen gedachten, exposure en responspreventie), behavioural stressmanagement en psycho-educatie bij hypochondrie

- cognitieve gedragstherapie (exposure met repsonspreventie en cognitieve herstructurering) bij de body dysmorphic disorder leidt tot klachtenreductie. Veel studies hebben methodologische tekortkomingen en geven geen inzicht in de toepassing van een interventie.

- begrip en een ondersteunende therapie lijken effectief bij de nagebootste stoornis (gericht op het leren van een betere copingstijl voor het ontlokken van steun van anderen) . Het is waarschijnlijk niet effectief om patiënten met hun gedrag te confronteren.
Wellicht is sprake van onderdiagnostisering als gevolg van
de vermenging van psychische en somatische symptomen en bemoeienis van verschillende disciplines.

Vroege aversieve ervaringen en andere traumatische gebeurtenissen kunnen een rol spelen in het ontstaan en voortbestaan van somatoforme stoornissen, maar het is de vraag of dit verband specifiek is voor deze stoornissen.
Samenvatting

Somatoforme stoornissen worden gekenmerkt door
lichamelijke symptomen die een medische aandoening doen vermoeden maar met de huidige medische kennis niet verklaard kunnen worden. Ze gaan gepaard met grote hinder in het dagelijks functioneren op persoonlijk, sociaal en beroepsmatig gebied en met een aanzienlijke medische consumptie.
Diagnostiek

Het diagnosticeren van somatoforme stoornissen door artsen en psychologen is vaak
een moeizaam proces. Het tweesporenbeleid in de diagnostiek komt er op neer dat zowel de lichamelijke als de psychosociale kanten van de problematiek van de patiënt gedegen worden onderzocht.

aarbij is het wenselijk dat de psycholoog en de medisch specialist hun bevindingen naast elkaar leggen en tot consensus komen over de diagnose.
Zowel de arts als de psycholoog doen er verstandig aan vanuit een geïntegreerde visie de patiënt en zijn problematiek te benaderen en om deze visie ook aan de patiënt over te brengen.

Voor het stellen van de diagnose wordt vaak een beroep gedaan op
semigestructureerde interviews en instrumenten die specifi eke aspecten van deze stoornissen vaststellen, zoals de ernst ervan, of een specifi ek onderdeel zoals cognities of gedrag.
Er worden verschillende somatoforme stoornissen onderscheiden:

1. s
2. o
3. c
4. p
5. h
6. b
- somatisatiestoornis.
De patiënt vertoont klachten in vier symptoomrubrieken, namelijk pijn, maag-darmklachten, seksuele klachten en uitvalsverschijnselen. Ook de chroniciteit en de onbehandelbaarheid zijn belangrijke aanknopingspunten.

- ongedifferentieerde somatoforme stoornis.
Restcategorie voor problemen die niet als somatisatiestoornis gediagnosticeerd kunnen worden.

- conversiestoornis.
Zowel het leren kennen van de lichamelijke factoren en beperkingen als de psychologische toestand van de patiënt vormen belangrijke onderdelen van het diagnostisch proces.
- hypochondrie.
Naast het anamnestisch interview en testgebruik (bijvoorbeeld ernstmaat) kan het ook het doornemen van de medische anamnese deel uitmaken van het diagnostisch proces.

- body dysmorphic disorder.
Er zijn nog niet veel diagnostische instrumenten beschikbaar voor mensen die een sterke preoccupatie hebben met hun uiterlijk. De DSM-criteria en instrumenten voor het vaststellen van de ernst kunnen als handvaten voor de diagnostiek fungeren.
Behandeling

Met name psychologische behandelingen die zich richten op
de mechanismen van het voortbestaan van deze stoornissen (voornamelijk cognitieve gedragstherapie), laten positieve effecten zien.
Deze effecten bestaan niet noodzakelijk uit
het volkomen verdwijnen van de onbegrepen lichamelijke klachten, maar in ieder geval uit het beter ermee leren omgaan, het doen afnemen van de preoccupatie met het lichaam, en de verbetering van de kwaliteit van leven.

Deze factoren zijn ook belangrijk als expliciete en met de patiënt gedeelde behandeldoelen. Focus op de gevolgen van de symptomen verhoogt de behandelingseffectiviteit en een multidisciplinaire aanpak is aangewezen.

Er wordt steeds meer uitgegaan van de strategie om ten aanzien van de lichamelijke klachten aanvankelijk aan te sluiten bij de patiënt en deze daarin serieus te nemen, en vervolgens de oriëntatie geleidelijk te verbreden naar psychosociale factoren.
Deze factoren zijn ook belangrijk als
expliciete en met de patiënt gedeelde behandeldoelen. Focus op de gevolgen van de symptomen verhoogt de behandelingseffectiviteit en een multidisciplinaire aanpak is aangewezen.

Er wordt steeds meer uitgegaan van de strategie om ten aanzien van de lichamelijke klachten aanvankelijk aan te sluiten bij de patiënt en deze daarin serieus te nemen, en vervolgens de oriëntatie geleidelijk te verbreden naar psychosociale factoren.
Er wordt steeds meer uitgegaan van de strategie om
ten aanzien van de lichamelijke klachten aanvankelijk aan te sluiten bij de patiënt en deze daarin serieus te nemen, en vervolgens de oriëntatie geleidelijk te verbreden naar psychosociale factoren.
Verschillende behandelingen zijn mogelijk:
- somatisatiestoornis.
‘Case management’ met tijdcontingentencontact kan tot een toename van de kwaliteit van leven leiden.

- ongedifferentieerde somatoforme stoornis.
Het accent ligt op de wijze van omgaan met lichamelijke klachten en symptomen, en niet op het uitpluizen van hun herkomst. Het behandeldoel bestaat niet uit de ‘totale genezing’ van de symptomen, maar van het zodanig inrichten van het leven dat de symptomen niet overheersend aanwezig zijn.

- conversiestoornis.
Hypnose en aanverwante technieken zijn effectief. Het behandeldoel is doorgaans meervoudig, zoals het opheffen van de functiebeperkingen, het leren herkennen van vroege voorafgaande signalen van lichamelijke symptomen, en het in psychosociaal opzicht weer kunnen functioneren.

- pijnstoornis.
Een tweesporenbeleid staat centraal waarin zowel de lichamelijke aspecten van de pijn worden onderzocht en behandeld, alsook de psychische aspecten
- hypochondrie.
Effectieve behandelingen zijn gebaseerd op de cognitieve gedragstherapie en bestaan vaak uit het opsporen en uitdagen van hypochondrische gedachten, dan wel de misinterpretatie van lichamelijke verschijnselen. Ook wordt aandacht besteed aan de vermindering van het vragen om geruststelling en van de veelvuldige controles van het lichaam op het vóórkomen van symptomen.

- body dysmorphic disorder.
Ofschoon evidence-based onderzoek nog grotendeels ontbreekt, lijken het verminderen van de overmatig grote betekenis die een lichamelijke onvolkomenheid heeft, het doen afnemen van gedragsexcessen en gedragstekorten goede behandeldoelen.

- nagebootste stoornis.
Mogelijke aangrijpingspunten zijn de vergroting van het gevoel van zelfcontrole en zelfwaardering, het opbouwen van adequate relaties, en bovenal het verminderen van het zelfdestructieve gedrag.
Setting

Patiënten met somatoforme stoornissen zijn in
alle echelons van de gezondheidszorg aan te treffen, zowel in de eerste, de tweede en derde lijn van de (g)gz.

Er is een veelheid van disciplines bij betrokken die elk hun eigen insteek hebben, hun eigen expertise en hun eigen bevoegdheden.
Effecten

Het onderzoek naar de werkzaamheid van psychologische en psychofarmacologische behandelingen van somatoforme stoornissen is nog erg jong.

Er lijkt enige evidentie te zijn voor de werkzaamheid van:
- case management en individuele cognitieve gedragstherapie bij de somatisatiestoornis

- klachtgerichte interventies bij de ongedifferentieerde somatoforme stoornis

- hypnotherapie bij patiënten met conversiestoornis van het motorische type

- psychologische interventies, acupunctuur en fysiotherapie bij pijnstoornissen

- individuele cognitieve gedragstherapie, behavioural stressmanagement en psycho-educatie bij hypochondrie

- cognitieve gedragstherapie (exposure met repsonspreventie en cognitieve herstructurering) bij de body dysmorphic disorder

- ondersteunende therapie bij de nagebootste stoornis.