Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
136 Cards in this Set
- Front
- Back
Noem de vijf diagnostische handelingen
|
-opstellen hypothese
-onderzoeknstrumentarium kiezen -voorspellen van uitkomst op instrumentarium -afname&verwerking instrument -aanvaarden/verwerpen hypothese |
|
stappen per diagnostische handeling
|
-onderkenning
-verklaring -perdictie -indicatie -evaluatie |
|
stappen van Onderkenning
|
-inventarisatie & beschrijving
-ordening en categoriseren gedragscluster -inschatting ernst van gedrag |
|
formuleren van Onderkenning
|
-classificatie (DSM/+goed te communiceren - werkt beperkend)
-diganostisch formuleren (Holistische theorie/ + doet recht aan uniciteit - weinig empirische steun) |
|
stappen van verklaring
|
-(deel)probleem
-condities die probleem verklaren -relatie tussen 1&2 |
|
Soorten verklaringen
|
Locus: persoonsgerichte verklaring
-Aard van controle: oorzaak vs rede. sluiten elkaar niet uit -synchrone/diachrone verklaringscondities (verklaring valt samen/voor tijd van probleem) -Inducerende/continuerende condities (ontstaan/instandhouden van gedrag) |
|
predicite, wat is het verband tussen..
|
-predictor (nu aanwezige gedrag)
-criterium (toekomstig gedrag) |
|
predictie hangt af van
|
-kennis over behandeling/behandelaars
-kennis over het relatieve nut van de behandeling -kennis over de voorkeur van de client |
|
Doel van Diagnostische cyclus (De Groot)
|
wetenschappelijk verantwoord beantwoorden van vragen
|
|
Stappen van Diagnostische cyclus
|
-observatie
-Inductie (bevat formulering van theorie en hypothesen over het gedrag) < -Deductie> -Toetsing -Evaluatie |
|
Diagnostisch Proces (4 stappen)
|
-Aanmelding (exploratie)
-Reflectie van diagnosticus -Diagnostisch scenario (Inductie) -Diagnostisch onderzoek |
|
Analyse van de aanmelding leidt tot
|
-informatie over de verwijzer
-kennis over type en inhoud van de aanvraag -kennis wordt gesteund door wat de verwijzer al over de client weet |
|
Stappen bij analyse van hulpvraag
|
-wat is de houding van de client tegenover onderzoek?
-Is er een duidelijke hulpvraag? -Indelen van hulpvraag dmv (OV PIE) -doorvragen klachten -wie kan het beste helpen? |
|
Bij Reflectie van de diagnosticus moet rekening worden gehouden met
|
-Bias tegenover client
-vooringenomenheid over aanvrager -bekendheid met probleem -eerder onderzoek/eigen wetenschappelijke kennis |
|
Soorten hypothesen bij diagnostisch onderzoek
|
-onafhankelijke hypothese (as 1 en 2)
-afhankelijke hypothese -onderkenningsvraag hypothese: aanwezigheid pahtologie of een differentiaaldiagnose -verklaringsvraag hypothese: lijst met verklaringsfactoren en hun inducerende/continuerende rol -predictieve hypothese: steunen op empirische kennis -indicatievraag hypothese: veronderstelling over welke behandeling het beste passen |
|
Welk onderzoeksmiddelen bij welke soort vraag?
|
-onderkenningsvraag: objectieve instrumenten afgestemd op meerdere stoornissen
-verklaringsvraag: insturmenten die zich richten op verklaringsfactoren, gezinsfunctioneren en situatiekenmerken -predictievraag: goede predictieve val. -indicatievraag: hulpvragenlijst |
|
standaardvragen van anamnese
|
-wat is het probleem?
-aard en ernst -beloop -context -geassocieerde verschijnselen -ziektetheorie/inzicht (hoe komt het?) -waarom NU hulp gezocht -nog andere problemen? |
|
Gesprekstechnieken
|
-begin: aanmoedigen; open vragen; ruimte geven voor verhaal
-later: vaker GV, dingen in/uitsluiten -PF,GR, SV, HD, NE, Confronteren |
|
Waarom gestructureerde interviews?
|
-Meer valide dan clinical judgement
-hogere betrouwbaarheid dan CJ -comorbiditeit beter assessed dan CJ -vragenlijsten neigen te overdiagnoseren en minder goed onderscheid tussen disorders te maken |
|
Waarom resistance tegen gestructureerde interviews?
|
-slaves work
-beledigd van prof. capaciteit -burden voor de patient -duurt langer NIET WAAR |
|
problemen bij niet gestructureerde interviews
|
-goed in patronen herkennen maar slecht in uiteindelijke berekening!
-stereotype diagnoses -Schema wordt als conclusie gezien niet als hypothese (confirmation bias/poor hypothesis testing) |
|
Voorwaarden voor gesprek
|
-Neutrale, rustige omgeving
-vertrouwt met classificatiesystemen -vaardigheden gespreksleider |
|
Vaardigheden van gespreksleidier
|
-Empathie
-Onvoorwaardelijke positieve acceptatie -echtheid -aanpassen aan taalgebruik patient -inschatting van intelligentie patient |
|
nadelen gestructureerde interviews
|
-kost veel tijd
-hertraining interviewers noodzakelijk -te routinematig werken |
|
Kenmerken Diagnostic Interview Schedule
|
-breed, gestructureerd interview, epidemiologisch onderzoek (geen waanstoornissen, dissociatieve stoornissen en weinig pers. stoornissen)
|
|
Present State Examination
|
-sluit niet aan bij DSM is bedoeld om de diagnostiek van de psychopathologische verschijnselen te standaardiseren.
-4 hoofdcategorieen: waan,hallucinatie syndromen/gedrags,spraak en andere syn./specifieke neurotische syndromen/niet-specifieke neurotische syndromen |
|
Structured Clinical Interview for DSM-IV disorders
|
10 modules
-stemmingsepisodes -psychotische stoornissen -stemmingsstoornissen -middelengebruikt -angststoornissen -somatoforme stoornissen -eetstoornissen -aanpassingsstoornissen -overige stoornissen |
|
slecht nieuws gesprek stappen
|
-voorbereiding; alle relevante info
-meedelen van het slechte nieuws; aftasten kennis patient, stapsgewijs duidelijk mededelen -stoom afblazen; ruimte geven voor emoties -uitwerking van boodschap; toelichting/argumentatie -uitzicht op de toekomst en zoeken van oplossing |
|
leniency effect
|
vrienden/bekenden hoger in te schatten
|
|
halo-effect
|
neiging om alle eigenschappen te beoordelen in de richting van algemene indruk ipv opzichzelfstaande eigenschappen
|
|
logica fout
|
nieging om gelijksoortige oordelen te geven op eigenschappen die verbonden lijken te zijn maar die net zo goed los van elkaar kunnen staan
|
|
contrastfout
|
neiging om anderen tegengesteld aan zichzelf op een bepaalde eigenschap te beoordelen
|
|
actor-observerfenomeen
|
eigen gedrag extern verklaren, andermans gedrag door stabiele persoonljkheidskenmerken intern
|
|
observatie in natuurlijk omgeving
|
+recht aan uniciteit
-grote tijdsinvestering -moeilijk vergelijkbaar met andere patienten |
|
observatie in gesimuleerde settings
|
+patienten onderling vergelijkbaar
+hoge validiteit |
|
Observatie in laboratorium
|
+grote mate van standaardisatie
+interbeoordelaarsbetrouwbaarheid goed te bepalen - niet goed generaliseerbaar val Laag -externe validiteit: variatie in instructie - zeer tijdrovend |
|
model van angstreacties
|
driesystemenmodel
-zelfrapportage -uterlijkwaarneembaar gedrag -fsiologische reacties |
|
observatiemethoden voor vermijdingsgedrag
|
Behavioral Avoidance Test:
opstellen van minder/meer angstige situaties |
|
sociale vaardigheden/angst test
|
social situations interactions test SSIT. betrouwbaarheid en val. zeer acceptabel
|
|
soorten verschijnselen van mentale stoornissen
|
cognitieve stoornissen
emotionele problemen (senso) motorische stoornissen psychosociale problemen |
|
Expressed emotion (def)
|
geeft informatie over de mate van kritiek en emotionele overbetrokkenheid in de houding van een familielid naar een patient (vaststellen met camberwell familiy interview)
|
|
MMPI-2
|
Meest gebruikte persoonlijkheidstest in de hedendaagse psychologie. Maat voor psychopathologie en persoonlijkheidsfunctioneren
-weinig oog vooradaptieve sterke kanten van patient |
|
MMPI-2 domeinen
|
demografische gegevens, test-benadering, lijdensdruk en niveau van functioneren, belangrijkste symptomen, onderliggende persoonlijkheid, gedrag in relaties, behandelimplicaties, diagnostische impressie, aanbeveling
|
|
schalen MMPI-2
|
hypochondrie, depressie, hysterie, psychopathische deviatie, masculiniteit-feminiteit, paranoia, psychasthenie, schizofrenie, hypomania, sociale introversie-schaal
|
|
jingle jangle fallacy
|
jingle: omdat iets hetzelfde heet betekend het nog niet dat het hetzelfde is
Jangle: omdat het anders het betekend nog niet dat het iets anders is |
|
Five Factor Model
|
claims to be: comprehensive (veelomvattend), universal, heritable
|
|
NEO-PI-R
|
persoonlijkheidsvragenlijst gebaseerd op de BIG-FIVE Neuroticisme;Extraversie; Openheid voor ervaringen; Altruïsme;Consciëntieusheid
|
|
MMPI vs NEO
|
response sets/test attitude: MMPI
represenatie psychopath. MMPI beschrijving persoonlijkheid NEO beschrijving normal range profielen NEO psychometrische eigenschappen NEO research base MMPI |
|
voorwaarden items vragenlijst
|
-korter dan twintig woorden
-duidelijk en eenvoudige taal -dubbele ontkenningen moeten worden vermeden -eenduidig van inhoud zijn -over een onderwerp gaan, niet te moeilijk/makkelijk |
|
a priori / rationele methoden van constructie van schalen
|
de beoordelers dienen items samen te voegen die volgens hen hetzelfde kenmerk meten
|
|
interneconsistentiemethoden van constructie van schalen
|
iteams worden tot chalen samegevoegd op grond van een empirisch gevonden structuur/samenhang
|
|
empirische methode van constructie van schalen
|
helpt items te identificeren die discrimineren tussen proefgroepen die op het beoogde aspect verschillen
|
|
convergentie validiteit
|
aantonen dat schalen die dezelfde constructen meten hoog met elkaar samenhangen
|
|
divergente validiteit
|
schalen die verschillende constructen pretenderen te meten, niet of weinig samenhangen
|
|
Angst&fobien vragenlijsten
|
-Zelf-Beoordelings Vragenlijst (ZBV)
-Fear Survey Schedule (FSS-II) -Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag (SIG) -Inventarisatielijst Omgaan met Anderen (IOA) |
|
Zelf-Beoordelings Vragenlijst
|
(algemene angst 2 schalen: state anxiety, traint anxiety)
|
|
Fear Survey Schedule
|
-meet verschillende fobische klachten
-5 schalen: sociale F, agoraF, vrees voor ziekte, dood en lichamelijk letsel, angstige voorstellingen met betrekking tot seks en agressie, vrees voor levende organismen. - score V>M behalve SF |
|
Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag
|
-Meet spannings- en vermijdingsaspecten van interpersoonlijk gedrag.
-4 schalen: uiten negatieve gevoelens, uiten onzekerheid en eigen ontoereikendheid, jezelf kenbaar maken, uiten van positieve gevoelens |
|
Inventarisatielijst Omgaan met Anderen
|
-zelfbeoordelingsvragenlijst, inventariseert sociale angst en sociale vaardigheden
-5 schalen: kritiek geven, aandacht vragen voor eigen mening, waardering uitspreken voor ander, initiatief nemen tot contact, jezelf waarderen |
|
Relaties en opvoedings vragenlijsten
|
Nederlandse Relatievragenlijst
-meten van relatiekwaliteit -5schalen: onafhankelijkheid, emotioenele saamhorigheid, identiteit, conflicthantering, seksualiteit EMBU -meet waardering voor genoten opvoeding -schalen: afwijzing, emotionele warmte, overprotectie, voortrekken |
|
Burn-out en coping vragenlijsten
|
UBOS
-Meet mate van burn-out -schalen: emotionele uitputting, depersonalisatie, persoonlijke bekwaamheid UCL -vaststellen welk copingsgedrag wordt uitgevoerd bij confrontatie met problemen of met gebeurtenissen die aanpassing vereisen |
|
Vijandigheid en boosheid vragenlijsten
|
BDHI
-meten van hostiliteit/vijandigheid en agressief gedrag -schalen: directe agressie, indirecte agressie, sociale wenselijkheid -meest gebruikt in vs ZAV -meet toestandswoede en woededispositie |
|
Depressie vragenlijsten
|
De Vropsom-lijsten
-analyse van mate waarin iemand onprettige stemming of gevoels ervaart/ prettige emoties ontbeert dmv woordaanstrepen schalen: dysforie, euforie BDI Meet gedragsmanifestaties van depressie |
|
Munchen Alohol Test
|
vaststellen van alcoholmisbruik en alcoholafhankelijkheid
-medisch gedeelte en zelfbeoordelingslijst |
|
Waarom Klinische Neuropsychologie
|
-inventariseerd zowel gestoorde als intacte cognitieve functies en consequenties dagelijks leven
-bijdrage aan multidisciplinaire of medische diagnostiek -behandelen en begeleiden |
|
Meetmethoden KNP
|
-dossier onderzoek
-anamnese en hetero-anamnese -screeningsinstrumenten interviews -observatie -functie tests |
|
Voordelen Dossieranalyse
|
-gerichte vragen stellen
-verbeterd efficientie testafname -kan info van pt op waarheid beoordelen -kan risicofactoren voor NP disfuncties aanwijzen -medische gegevens kunnen essentieel zijn voor differentaaldiagnose |
|
anamnese KNP
|
-algemene klachten vraag (voorbeelden)
-ontstaan en beloop -beperkingen als gevolg -wat betekent het voor patient -wat is er al gedaan -inschatten premorbide niveau aan de hand van opleiding/beroep/hobby's -medische voorgeschiedenis -emotionele problematiek uitvragen/karakterveranderingen |
|
alle type diagnostische observatie onderzoeken bevatten
|
-uiterlijk
-contact & Houding -klachtenpresentatie/ vraagstelling - stemming & affect - motivatie & gedrag |
|
aspecten NPO
|
ziekteinzicht
bewustzijn concentratie/aandacht orientatie tijd/plaats/persoon waarneming motoriek taal geheugen intelligentie uitvoerende functies |
|
soorten vraagstellingen NPO
|
-vraag beperkt tot gedrag:wat is in tact/ wat is verstoord in gedrag/cognitie/emotionele functies?
-welke gedragsgevolgen zijn te constateren op basis van de aangetoonde hersenafwijkingen? -Is er sprake van een hersenafwijking (welke?) |
|
Groepen NP tests
|
-niveau- screeningstests
-Cognitieve tests -emotionele en persoonlijkheidsproblematiek -klinimetrische methoden (richt zich op meetinstrumenten ten aanzien van de gevolgen van ziekten en afwijkingen) |
|
niveau-screeningstest
|
WAIS, GIT, Raven Progressive Matrices, SON-7-17.
LET OP: andere reden van verlaagde score mogelijk (andere stoornis, leeftijd) |
|
Cognitieve tests (de domeinen+test)
|
-aandacht: Stroop, Bourdon, Behavior Inattiontion/neglect taken,
-snelheid van informatieverwerking: IQ-test, Stroop, Bourdon, word fluency -waarneming en visuospatiele functies -geheugen en leren; nazeggen, cijferreeksen, object-relocatietaak, 15-woordentest, herkennen gezicht, fluency test verbale functies: Akense Afasie Test, word-fluencytest centraal-executieve functies: winconsin card sorting test, trailmaking test, executive route finding task gericht handelen: gericht op apraxie |
|
Geheugen en Leren
|
-procedureel geheugen
-declaratieve geheugen: nazeggen cijferreeksen -visuoruimtelijk geheugen: object-relocatietaak -lange termijn geheugen: 15-woorden test/nateken figuur -episodisch geheugen: onthouden namen bij gezichten -semantische geheugen: fluency-test |
|
Interpretatieproblemen
|
-testvoorwaarden: vaak voldoen patienten met hersenstoornis niet aan de voorwaarden (lezen)
-premorbide functioneren: geen zekerheid -multiconditionaliteit: scores worden door vele condities beinvloedt -sensitiviteit: hoe vaak een ongustige testcore voorkomt bij een persoon met betreffende diagnose specificiteit: hoevaak een gunstige testcore voorkomt bij personen zonder die diagnose hogere cut-off-waarde zal sensitiviteit verhogen en specificiteit verlagen. |
|
waarom kun je je niet op maar 1 test baseren?
|
omdat tests
-slechts een deelfunctie meten -meerdere cognitieve processen tegelijkertijd meten -nodig zijn voor falsificatie en verificatie -nodig zijn voor alternatieve verklaringen voor het geobserveerde gedrag |
|
keuze van test is afhankelijk van
|
-vraagstelling
-betrouwbaarheid/validiteit -beschikbare tijd -handicaps client |
|
interpretatie van testgegevens stappen
|
-inschatting premorbide niveau
-deel taken in op wat ze gemeenschappelijk hebben, zijn er discrepanties? -focus op wat juist het verschil is tussen de testen, zijn er discrepanties? -plaats prestatie in het kader van observaties, permorbide niveau en overige info, zijn er discr.? |
|
Valkuilen van de interpretatie van testgegevens
|
-symptoom beschouwen als bewijs voor de oorzaak
-denken dat een bepaalde test een vaststaande betekenis heeft -denken dat subjectieve gegevens een betrouwbare indruk van functiestoornissen opleveren -vergeten dat dissociaties ook bij gezonde personen naar voren kunnen komen |
|
mogelijke stoorfactoren interpretatie testgegevens
|
-psychiatrische problematiek
-emotionele factoren -culturele achtergrond -perifere stoornissen -gebruik van medicatie/blootstelling stoffen |
|
valkuilen van de verslaglegging
|
-maak onderscheid tussen reden van aanmelding en diagnostische vraagstelling
-de vraagstelling is te vaag/standaard/niet te beantwoorden -verkeerde test voor vraagstelling -geen antwoord op de vraag -rapport te lang(shotgun approach)/kort -zonder wijze van teruggave -te algemene (barnum-/aunt fanny-statements), niet eenduidige formulering (vakterm) -formulering niet afgestemd op de lezer -geen vermelding van geldigheidsduur |
|
psychologisch rapport moet in elk geval voldoen aan
|
-de beroepscode van het NIP
-stijlelementen en inhoudsaspecten van effectieve rapporten -stijlelementen en inhoudsaspecten van effectieve rapporten |
|
goede nabespreking
|
-introduceren van duidelijke rolverdeling
-drie tot vijf belangrijkste uitkomsten op een rijtje zetten -met iets positiefs, mits oprecht, te beginnen -verificatie bij client en vragen of client dit met dagelijks voorbeeld kan illustreren -samenvatten -nog vragen? |
|
rechten van de client
|
-inzage van verslaglegging vooraf aan de rapportage
-blokkeren van rapportage aan een externe opdrachtgever -correctie, aanvulling of verwijdering van gegevens in de rapportage -afschrift van het rapport -inzage in het onderzoeksdossier -nabesprekng van het onderzoek |
|
Functie van het nagesprek
|
-neemt onzekerheid weg bij de client
-respectvolle behandeling van de client |
|
redenen van moeite met slecht nieuws gesprek
|
-niet leuk om boodschapper van slecht nieuws te zijn
-willen helpen terwijl dat soms niet kan -moeilijk qua techniek -moet kunnen omgaan met emoties van anderen |
|
betrouwbaarheid testresultaten
|
-heeft cl baat bij een slechte prestatie op de test?
-AKTG: makkelijke taak ook voor mensen met geheugenproblemen, falen kan vermoeden ondersteunen. |
|
indicatiestelling
|
heeft een patient behandeling nodig en, zo ja, welke behandelvorm en therapeut het meest geschikt is.
|
|
psychasthene persoonlijkheid
|
plichtsgetrouwe, zichzelf opofferende personen die slecht kunnen delegeren en een perfectionistische inslag hebben
|
|
narcistische persoonlijkheid
|
ambitieuze, gedreven personen die de eigen grenzen niet kennen en meer doen dan ze moeten doen of kunnen
|
|
dimensies van patient en behandeling die op elkaar afgestemd zouden moeten zijn
|
-de mate van functionele belemmering van de patient vs. de intensiteit van de behandleing
-copingstijl van de patient vs. de focus van de behandeling -weestand van de patient vs. de mate van directiviteit van de behandeling -mate van distress van de patient vs. de mate van directiviteit van de behandeling -mate van distress van de patient vs. het karakter vande behandeling |
|
suboptimaal presteren/malingeren
|
als iemand lager presteerd dan waartoe hij feitelijk in staat is
|
|
simuleren
|
valse symptomen aangeven (extern motief)
|
|
aggraveren
|
overdrijven van symptomen (extern)
|
|
intern motief
|
nagebootste stoornis om rol van zieke op zich te nemen
|
|
somatoforme stoornis
|
lichamelijke klacht met emotionele factoren
|
|
ganser-syndroom
|
plotselinge dementie bij gevangenen waarbij er op een absurde manier antwoord werd gegeven op vragen maar met kern van waarheid
|
|
onderzoeksmethoden naar suboptimaal presteren
|
-analogie onderzoek: gezonde vrijwilligers laten simuleren
-patientengroepen: verschillende patientengropen vergelijken die meer/minder malinger potentie hebben |
|
symptoomvaliditeitstests
|
-symptom validity testing: verdacht persoon blijven complimenteren zodat hij meer zijn best gaat doen om slechter te presteren
-non-paramedische runs test -amsterdamse korte termijn geheugen test (AKTG): zeer makkelijke test -structured inventory of malingered symptomatology: nep symptomen (iedereen kan geboortedatum herinneren) |
|
herkennen malingeren
|
-passieve herkenning bij geheugenpatiente relatief goed in vergelijking tot actieve reproductie
-vragen naar simpele biografische gegevens -15wrd test -geheugenspannen en aandachtsfuncties zijn vaak rel. ongestoord |
|
aanbevelingen voorkomen malingeren
|
-goede werkrelatie
-stel expliciet de verschillende belangen aan de orden en wijs of het belang van goede inzet (wat bij onvoldoende inzet?) -gebruik altijd eeen detectie als patient belang heeft bij het vaststellen van een stoornis -houdt rekening met a-priori-kans bij malingeren -terughoudendheid in rapportage is geboden |
|
WAIS-III cijferreeksen
|
vooruit: auditief-verbale gebeugen op korte termijn (geheugenspan)
achteruit: werkgeheugen |
|
Stroop kleur-woord test (KWT)
|
meet een vorm van gerichte aandacht en het vermogen om een geautomatiseerde reactie te onderdrukken in een taak waarbij twee conflicterende responsen worden opgeroepen
|
|
Trail Making Test
|
meet tempo van informatieverwerking en verdeelde aandacht
|
|
TMT uitleg+uitslag
|
A vijfers in oplopend volgorde met elkaar verbinden, B om en om cijfers en letters aan elkaar verbinden.
Uitslag -A sneller dan B: stoornis in verdeelde aandacht -A e B langzaam: motorische vertraging en gestoorde coodinatie of motivationele problemen |
|
Concentration endurance test (D2-test)
|
meet visuele volgehuoden selectieve aandacht
Let op: niet betrouwbaar bij mensen met slechte visus of dyslexie |
|
15-woordentest
|
meet verbale korte en langere termijn geheugenfuncties (opslag en reproductie) en controle of woordherkenning intact is
|
|
consolidatieprobleem
|
reproductie en herkenning is slecht
|
|
Rivermead Behavioural Memory Test Stories A/B (RBMT Stories)
|
RBMT is een geheugenbatterij, de subtaak stories test het korte (inprenting) en langere termijn geheugen (retentie) voor verbaal aangeboden, semantische samenhangende informatie
|
|
Wechsler Memory scale Visual Reproduction (WMS VR)
|
WMS is een geheugenbatterij
subtest: -visual reproduction: visueel geheugen -woordfluency: semantisch geheugen, taalprductie (taalstoornis?) en executief functioneren (niet in staat goede zoekstrategie te bedenken om semantisch gehWeugen af te zoeken) |
|
Wisconsin Card Sorting Task
|
meet het vermogen concepten af te leiden en te veranderen van strategie: executieve functies (cognitieve/mentale flexibiliteit, probleem oplossend vermogen en werkgeheugen)
|
|
ADS6Meander
|
executieve functie test, meet motorische inhibitie en switching
patroon natekeken, blijft 1 aspect natekenen (perseveert) kan dit teken van executieve disfunctie zijn. |
|
WISC-R Mazes
|
in kaart brengen van executieve vaardigheden zoals planning en visuele zoeksnelheid. visuomotore vaardigheden in orde?
-de test is sensitief voor hersenschade |
|
Behavioural Assessment of the Dysexecutive Syndrome (BADS) sleutel-zoektest
|
BADS is een testbatterij dat beroep doet op executieve functies
-ecologische valide(= test ligt dicht bij dagelijks leven) |
|
Groninger Intelligentietest-2 (GIT-2)
|
Voordeel van deze intelligentietest-batterij: vrijwel geen motorische handelingen vereist
-woordenlijst: synoniemen zoeken, holdtaak, enigszins afasieproof -legkaarten: alternatief voor blokpatronen uit de WAIS, meet ruimtelijke waarneming/inzicht/mentale bewerking -figuurontdekken: meet visuele waarneming, closure, gestaltvorming -cijferen: maakt onderscheid tussen dyscalcullie of werkgeheugenstoornis. Beroep op mentale snelheid en concentratie Matrijzen: logisch redeneren |
|
holdtaak
|
maat voor premorbide functioneren
|
|
stoorfactor
|
alle invloeden die de validiteit van de resultaten en de overige onderzoeksbevindingen bedreigen
|
|
aspecten van het interpretatieproces
|
-validiteit van de onderzoeksresultaten
-het premorbide functioneren -analyseren van testresultaten |
|
pathognomonisch symptoom
|
symptoom dat met absolute zekerheid op een hersenfunctiestoornis wijst
|
|
bayesiaans redeneren
|
rekening houden met probabiliteiten en predictieve waardes
|
|
interpretatiefouten
|
-neiging om aan een onderzoeksgegeven te grote betekenis toe te kennen
-niet rekening houden met base rate van aandoeningen--> altijd bezig met ADHD zorgt voor meer ADHD diagnoses -bevestigings bias: aanwijzingen zoeken die hypothese bevestigen -veronderstelde meetpretentie zonder meer aannemen (reen rekening houden met andere oorzaak) |
|
Psychotherapeutisch nut van het vijf-factoren model van persoonlijkheid
|
-helpt T. anticiperen en begrijpen van ervaringen CL.
-helpt T. antciperen/begrijpen van problemen tijdens therapie -helpt bij het formuleren van een behandelingsplan en anticiperen op mogelijke problmen bij de therapie |
|
invloeden van de schalen van het Vijf-factoren model van persoonlijkheid o de therapie
|
Neuroticisme: beinvloed de intensiteit en duur van de distress van de patient
Extraversie: beinvloed het enthousiasme voor de behandeling Openness: beinvloed de reactie van de patient op de interventies van de T. Agreeableness: beinvloed de reactie op de therapeut zelf Conscientiousness: beinvloed de bereidheid van de patient om mee te werken met de therapie |
|
Misary triad
|
High N, low E, Low C
|
|
Neuroticisme & Therapie
|
Hoog: grotere kans op stoornis, neit te veranderen naar low N, vaak meer doorlopende problemen als reguleren van emotie
Lage N: minder vaak therapie, vaak na concrete heftige gebeurtenis, risico: lijkt snel niets aan de hand |
|
Extraversie & Therapie
|
Hoog: ervaren emoties met grotere intensiteit, snel onderschatten probleem, praten makkelijker over probleem
Lage E: risico overschatten, liever concrete cognitieve therapie, samen met hoge N weinig verbetering door therapie |
|
Openness & Therapie
|
Hoge O: worden vaak als goede patienten ervaren. Extreem hoge O gaat soms te ver in fantasie tijdens therapie, psychoanalyse
Lage O: zijn alexithymic, gedragstherapie |
|
Agreeableness & Therapie
|
Hoge A: vaak slachtoffer maar ervaren dit niet zo omdat ze de ander vaak vergeven, nemen snel dingen aan van therapeut
Lage A: Klagen vaak over slachtoffer zijn maar dat komt doordat ze de schaarse momenten goed herinneren waarbij ze een voordeel verloren. Vaak sceptisch over therapie |
|
Conscientiousness & Therapie
|
Hoge C: doen meer moeite en tolereren ongemak
Lage C: lijkt een verband te zijn tussen severity van pathology en lage C. Doen minder moeite voor verbetering tijdens therapie, therapie moet erg ondersteunend zijn. |
|
Beperkingen van Diagnostiek
|
-jijzelf
-zelfkennis -instrumenten -theorie,vooroordeel, concept |
|
Vertekeningen van oordeel
|
-Halo-effect: een aspect beinvloed rest van (eigenlijk losstaande) aspecten
-primacy effect -confirmation bias -framing effect (andere mening in ander frame/context) -overschatten bevestigende testuitslagen -overschatten eigen kunnen |
|
Paul Meehl: mechanical methods of data outperform clinical methods because:
|
-we zijn goed inv erbanden leggen maar slecht in het toetsen ervan
-we neigen ertoe onze kennis te overschatten -te weinig tijd & beschikbaarheid van informatie -als er een formule bestaat, gebruik m! |
|
motieven voor minder zelfkennis
|
-self-enahncing bias (claim meer responsibility voor succes)
-depressive/negative bias -narcistische motieven -suppressie van nare gedachten -vergeten van, niet passende herinneringen -behoefte (zelf & ander) om een positief verhaal te vertellen |
|
Problemen bij diagnostische instrumenten
|
-heterogeniteit in oorzaken score
-veel steun op zelfrapportage (niet goed want vertoont grote discrepanties met rapportage van anderen, impliciete taken en objectieve gebeurtenis) -moeizame vertaling naar individu (lage correlatie tussen testresultaat en externe criteria & bevol. items hoeven niet de pers. items te zijn) |
|
bepalen of test resultaten betrouwbaar zijn door
|
-observatie: zet iemand zich in?
-testprestatie tov premorbide niveau en letsel -aggrivatietest: lukt dit? |