Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
48 Cards in this Set
- Front
- Back
1.1 Inleiding
|
emancipatieprocessen, de cliënt wordt mondiger en de opvatting heerst dat coöperatie tussen verschillende disciplines en hulpverleningsinstellingen onontbeerlijk is.
Casemanagement is een werkwijze die past bij bovenstaande ontwikkelingen.
Het wordt veel gebruikt bij cliënten met een langdurige en/of complexe problematiek die met verschillende (hulpverlenings)instellingen te maken hebben. |
|
Casemanagement wordt veel gebruikt bij |
cliënten met een langdurige en/of complexe problematiek die met verschillende (hulpverlenings)instellingen te maken hebben. |
|
1.2 Verandering in denken
De gevoelde breukvlakken in het bestaande, de geconstateerde scheuren in de werkelijkheid zijn vaak
|
de oorzaak tot verandering.
Wanneer mensen intensief gaan twijfelen en zich opeens vragen gaan stellen wanneer ze te maken krijgen met een crisis, of wanneer theorieën geen overtuigende antwoorden en verklaringen meer geven, is het mogelijk dat men zich anders gaat verhouden tot het bestaande.
-Verandering kan allereerst ontstaan wanneer mensen op een andere manier gaan denken.
-Verandering kan ook ontstaan wanneer mensen op een andere wijze gaan waarnemen.
-Ten slotte kan verandering ontstaan wanneer mensen op een andere manier verbanden gaan leggen.
In een studie van de auteurs worden veranderingen in de maatschappij weergegeven door drie verschuivingen: van een weetmaatschappij naar een leer- en informatiemaatschappij, van een verzorgingsmaatschappij naar een marktmaatschappij, en van een zekerheidsmaatschappij naar een risicomaatschappij. De verantwoordelijkheid om te participeren in de maatschappij wordt voor een groot deel bij de mensen zelf gelegd en dit wordt gezien als de essentie van de eerdergenoemde verschuivingen. Mensen die zich niet op een correcte manier en in het correcte tempo kunnen aanpassen aan deze verschuivingen, vallen tussen wal en schip en komen door de verschuivingen in nieuwe probleemsituaties terecht. Het zijn de mensen die niet gezond zijn en niet in staat zijn om te participeren in de maatschappij middels betaald werk, ze worden ook wel de ‘nieuwe marginalen’ genoemd. In dit verband worden er vijf risicogroepen genoemd: jonge arbeidsongeschikten, zorgbehoevende ouderen, maatschappelijk marginalen, jongeren met een slechte start en allochtonen. Bij hen is sprake van aansluitings- en continuïteitsproblemen. |
|
Wanneer mensen intensief gaan twijfelen en zich opeens vragen gaan stellen wanneer ze te maken krijgen met een crisis, of wanneer theorieën geen overtuigende antwoorden en verklaringen meer geven, is het mogelijk dat |
men zich anders gaat verhouden tot het bestaande. |
|
-Verandering kan ontstaan wanneer |
-Verandering kan allereerst ontstaan wanneer mensen op een andere manier gaan denken. -Verandering kan ook ontstaan wanneer mensen op een andere wijze gaan waarnemen. -Ten slotte kan verandering ontstaan wanneer mensen op een andere manier verbanden gaan leggen. |
|
In een studie van de auteurs worden veranderingen in de maatschappij weergegeven door drie verschuivingen: |
-van een weetmaatschappij naar een leer- en informatiemaatschappij, -van een verzorgingsmaatschappij naar een marktmaatschappij, en -van een zekerheidsmaatschappij naar een risicomaatschappij.
De verantwoordelijkheid om te participeren in de maatschappij wordt voor een groot deel bij de mensen zelf gelegd en dit wordt gezien als de essentie van de eerdergenoemde verschuivingen. Mensen die zich niet op een correcte manier en in het correcte tempo kunnen aanpassen aan deze verschuivingen, vallen tussen wal en schip en komen door de verschuivingen in nieuwe probleemsituaties terecht. Het zijn de mensen die niet gezond zijn en niet in staat zijn om te participeren in de maatschappij middels betaald werk, ze worden ook wel de ‘nieuwe marginalen’ genoemd.
In dit verband worden er vijf risicogroepen genoemd: jonge arbeidsongeschikten, zorgbehoevende ouderen, maatschappelijk marginalen, jongeren met een slechte start en allochtonen. Bij hen is sprake van aansluitings- en continuïteitsproblemen. |
|
De verantwoordelijkheid om te participeren in de maatschappij wordt voor een groot deel bij de mensen zelf gelegd en dit wordt gezien als de essentie van de eerdergenoemde verschuivingen.
Mensen die zich niet op een correcte manier en in het correcte tempo kunnen aanpassen aan deze verschuivingen, vallen tussen wal en schip en komen door de verschuivingen in nieuwe probleemsituaties terecht.
Het zijn de mensen die niet gezond zijn en niet in staat zijn om te participeren in de maatschappij middels betaald werk, ze worden ook wel |
de ‘nieuwe marginalen’ genoemd.
In dit verband worden er vijf risicogroepen genoemd: jonge arbeidsongeschikten, zorgbehoevende ouderen, maatschappelijk marginalen, jongeren met een slechte start en allochtonen. Bij hen is sprake van aansluitings- en continuïteitsproblemen. |
|
In dit verband worden er vijf risicogroepen genoemd: |
-jonge arbeidsongeschikten, -zorgbehoevende ouderen, -maatschappelijk marginalen, -jongeren met een slechte start en -allochtonen.
Bij hen is sprake van aansluitings- en continuïteitsproblemen. |
|
1.3 Aansluitings- en continuïteitsproblemen
De vier motieven die hierbij centraal staan:
Z T S M
|
-zelfredzaamheid, -tegengaan van grote achterstand (sociale rechtvaardigheid), -sociale samenhang en -maatschappelijke participatie.
Het is de vraag of marginalisering op structureel niveau of op individueel niveau aangepakt moet worden. Overheden denken dat structurele maatregelen in deze meer baat hebben. Binnen diverse werkvelden op het gebied van welzijn en zorg is er ook sprake van aansluitings- en continuïteitsproblemen, vooral wanneer het mensen betreft met een complexe problematiek. Samenwerking tussen verschillende instellingen en disciplines is gewenst, maar de praktijk wijst uit dat ze zich vaak nog autonoom opstellen en er dus geen sprake is van een integrale aanpak. Het is de bedoeling dat casemanagers met de cliënt nagaan wat diegene zelf kan bijdragen en wat zijn omgeving kan bieden, voordat er een casemanagementplan wordt opgesteld |
|
Het is de vraag of marginalisering op structureel niveau of op individueel niveau aangepakt moet worden.
Overheden denken dat |
structurele maatregelen in deze meer baat hebben.
Binnen diverse werkvelden op het gebied van welzijn en zorg is er ook sprake van aansluitings- en continuïteitsproblemen, vooral wanneer het mensen betreft met een complexe problematiek. Samenwerking tussen verschillende instellingen en disciplines is gewenst, maar de praktijk wijst uit dat ze zich vaak nog autonoom opstellen en er dus geen sprake is van een integrale aanpak. Het is de bedoeling dat casemanagers met de cliënt nagaan wat diegene zelf kan bijdragen en wat zijn omgeving kan bieden, voordat er een casemanagementplan wordt opgesteld |
|
Binnen diverse werkvelden op het gebied van welzijn en zorg is er ook sprake van aansluitings- en continuïteitsproblemen, vooral wanneer het mensen betreft met |
een complexe problematiek.
Samenwerking tussen verschillende instellingen en disciplines is gewenst, maar de praktijk wijst uit dat ze zich vaak nog autonoom opstellen en er dus geen sprake is van een integrale aanpak.
Het is de bedoeling dat casemanagers met de cliënt nagaan wat diegene zelf kan bijdragen en wat zijn omgeving kan bieden, voordat er een casemanagementplan wordt opgesteld |
|
Samenwerking tussen verschillende instellingen en disciplines is gewenst, maar de praktijk wijst uit dat |
ze zich vaak nog autonoom opstellen en er dus geen sprake is van een integrale aanpak.
Het is de bedoeling dat casemanagers met de cliënt nagaan wat diegene zelf kan bijdragen en wat zijn omgeving kan bieden, voordat er een casemanagementplan wordt opgesteld |
|
Het is de bedoeling dat casemanagers met de cliënt nagaan wat diegene |
zelf kan bijdragen en wat zijn omgeving kan bieden, voordat er een casemanagementplan wordt opgesteld |
|
1.4 Aansluitingsproblemen op verschillende niveaus
|
-op het niveau van de relatie hulpverlener-hulpvrager (microniveau), -op het niveau van de organisatie en de instelling (mesoniveau) en -op het niveau van de financier, beleidsmaker en wetgever (macroniveau).
Op ieder niveau dient een oplossing gevonden te worden voor de aansluitingsproblemen.
• Op macroniveau neemt de overheid de regie om versnippering van hulp- en dienstverlening te voorkomen: er wordt aangespoord tot het doorbreken van verkokering, door het bieden van hulp middels één loket en door instellingen te dwingen om niet langer voorzieningengericht te werken maar functiegericht. Wanneer aansluitingsproblemen voorkomen kunnen worden zal de doelmatigheid van de diensten vergroot kunnen worden. |
|
Op ieder niveau dient een oplossing gevonden te worden voor de aansluitingsproblemen.
• Op macroniveau neemt de overheid de regie om versnippering van hulp- en dienstverlening te voorkomen: |
er wordt aangespoord tot het doorbreken van verkokering, door het bieden van hulp middels één loket en door instellingen te dwingen om niet langer voorzieningengericht te werken maar functiegericht. |
|
|
wordt het zoeken van een oplossing vooral gedaan binnen schaalvergroting en vorming van samenwerkende organisaties die een grote verscheidenheid aan diensten, hulp en zorg hebben. |
|
|
casemanagement een goede werkwijze kan zijn om de aansluitingsproblemen tussen de cliënt en de aanbieder op te lossen, zodat de doelstelling van de cliënt overeenkomt met de doelstelling van de hulpverlener.
|
|
Wanneer aansluitingsproblemen voorkomen kunnen worden zal de doelmatigheid van de diensten |
vergroot kunnen worden. |
|
1.5 Drie samenhangende trends
E A F
|
• Empowerment • Accountability • Feedback |
|
• Empowerment |
De hulp- en dienstverlening sturen aan op het activeren van de cliënt in plaats van compenseren, op participatie en op inspraak van de cliënt bij het hulpverleningsplan.
De aandacht verschuift van het kijken naar de defecten en de tekorten van de cliënt naar het zoeken naar de mogelijkheden die de cliënt en zijn omgeving hebben. |
|
|
Naast de vraag of de hulpverlening effectief was, gaat het er ook om of de hulp efficiënt aangeboden is. |
|
|
Deze gegevens dienen te worden verzameld voor de politici. Dit dwingt instellingen om middels signalering, protocollering, het aanbieden van alternatieven en registratie inzicht te geven in hun werk. |
|
1.6 Verandering in organisatie van de hulp- en dienstverlening
In de jaren tachtig werd duidelijk dat instellingen hierdoor niet in staat zijn om
|
een complexe hulpvraag als uitgangspunt te nemen.
Bij complexe problemen is het hulpaanbod gefragmentariseerd en versnipperd. Hierdoor staat niet de complexe hulpvraag van de cliënt centraal, maar wordt er uitgegaan van het aanbod van de hulpverleningsinstellingen.
Begin jaren negentig zijn er grote veranderingen doorgevoerd binnen de hulp- en dienstverlening die gebaseerd zijn op de aanname dat een integrale aanpak tussen diverse disciplines en instellingen noodzakelijk is bij complexe hulpvragen.
Er dient coördinatie te zijn van hulpverlening (casemanagement) rondom de individuele cliënt of het cliëntsysteem. Op die manier kan er beter en efficiënter gewerkt worden. De hulpvraag komt hierdoor centraal te staan in plaats van het hulpverleningsaanbod. |
|
Bij complexe problemen is het hulpaanbod gefragmentariseerd en versnipperd. Hierdoor staat niet de complexe hulpvraag van de cliënt centraal, maar |
wordt er uitgegaan van het aanbod van de hulpverleningsinstellingen.
Begin jaren negentig zijn er grote veranderingen doorgevoerd binnen de hulp- en dienstverlening die gebaseerd zijn op de aanname dat een integrale aanpak tussen diverse disciplines en instellingen noodzakelijk is bij complexe hulpvragen.
Er dient coördinatie te zijn van hulpverlening (casemanagement) rondom de individuele cliënt of het cliëntsysteem. Op die manier kan er beter en efficiënter gewerkt worden. De hulpvraag komt hierdoor centraal te staan in plaats van het hulpverleningsaanbod. |
|
Begin jaren negentig zijn er grote veranderingen doorgevoerd binnen de hulp- en dienstverlening die gebaseerd zijn op de aanname dat |
een integrale aanpak tussen diverse disciplines en instellingen noodzakelijk is bij complexe hulpvragen.
Er dient coördinatie te zijn van hulpverlening (casemanagement) rondom de individuele cliënt of het cliëntsysteem. Op die manier kan er beter en efficiënter gewerkt worden. De hulpvraag komt hierdoor centraal te staan in plaats van het hulpverleningsaanbod. |
|
Er dient coördinatie te zijn van hulpverlening (casemanagement) rondom de individuele cliënt of het cliëntsysteem. Op die manier kan er beter en efficiënter gewerkt worden.
De hulpvraag komt hierdoor |
centraal te staan in plaats van het hulpverleningsaanbod. |
|
.1 Inleiding Op het terrein van hulp- en dienstverlening vinden grote veranderingen plaats sinds de jaren negentig. Ze zijn gebaseerd op |
emancipatieprocessen, de cliënt wordt mondiger en de opvatting heerst dat coöperatie tussen verschillende disciplines en hulpverleningsinstellingen onontbeerlijk is.
Casemanagement is een werkwijze die past bij bovenstaande ontwikkelingen. Het wordt veel gebruikt bij cliënten met een langdurige en/of complexe problematiek die met verschillende (hulpverlenings)instellingen te maken hebben. • Emancipatie processen • Samenwerking • Coördinatie
Sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw vinden op het terrein van hulp- en dienstverlening ingrijpende veranderingen plaats.
Deze veranderingen zijn onder andere gebaseerd op emancipatieprocessen, tot uitdrukking komend in het mondiger -worden van cliënten, en op de overtuiging dat samenwerking tussen verschillende hulpverleningsinstellingen en disciplines noodzakelijk is. Die samenwerking moet leiden tot de coördinatie van hulp-en dienstverlening rond één cliënt( systeem).
Een werkwijze die als antwoord op deze ontwikkelingen in toenemende mate wordt gebruikt is casemanagement. |
|
Sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw vinden op het terrein van hulp- en dienstverlening ingrijpende veranderingen plaats.
Deze veranderingen zijn onder andere gebaseerd op |
emancipatieprocessen, tot uitdrukking komend in het mondiger -worden van cliënten, en op de overtuiging dat samenwerking tussen verschillende hulpverleningsinstellingen en disciplines noodzakelijk is.
Die samenwerking moet leiden tot de coördinatie van hulp-en dienstverlening rond één cliënt( systeem).
Een werkwijze die als antwoord op deze ontwikkelingen in toenemende mate wordt gebruikt is casemanagement. |
|
Heen en weer schuiven Casemanagement een antwoord op |
het verschijnsel dat in onze huidige samenleving steeds meer mensen met complexe en/of langdurige problematiek als pionnen tussen instellingen heen en weer geschoven worden.
De maatschappelijke realiteit vergt dus dat er vormen van hulp gevonden worden die voorkomen dat mensen door de mazen van het net vallen. |
|
Fragmentatie Een ander aspect van de maatschappelijke realiteit is dat de hulp- en dienstverlening soms
|
dermate gefragmentariseerd en ingewikkeld georganiseerd is, dat mensen met complexe problemen daar niet zelfstandig hun weg in kunnen vinden. |
|
Sociale verbanden Ook politieke en sociaal-culturele veranderingen (zoals het wegvallen van |
sociale verbanden en netwerken, vergrijzing, e.d.) maken de noodzaak zichtbaar vanuit de bestaande hulpverlening andere vormen van hulp- en dienstverlening te ontwikkelen en te praktiseren. |
|
Beroepshouding Daarnaast gaat het om het aanleren van |
een andere beroepshouding. Het belangrijkste daarin is het leren afzien van de houding dat het in de hulpverlening gaat om ‘mijn’ cliënt, maar dat het gaat om ‘onze’ cliënt. Hhet gaat om het inhoudelijk met elkaar samenwerken van verschillende hulpverleners die ieder vanuit een eigen deskundigheid, met eigen opvattingen en mogelijkheden, daarin begeleid door de casemanager, komen tot een vorm van integrale hulpverlening. |
|
Hoe komt het dat er door de ontwikkelingen aangestuurd wordt op casemanagement? |
• Verandering in denken • Aansluitings- en continuïteitsproblemen • Aansluitingsproblemen op verschillende niveaus • Drie samenhangende trends • Verandering in organisatie van de hulp- en dienstverlening |
|
1.1 Inleiding
• Emancipatie processen
Op het terrein van hulp- en dienstverlening vinden grote veranderingen plaats sinds de jaren negentig. Ze zijn gebaseerd op |
emancipatieprocessen, de cliënt wordt mondiger en de opvatting heerst dat coöperatie tussen verschillende disciplines en hulpverleningsinstellingen onontbeerlijk is.
Casemanagement is een werkwijze die past bij bovenstaande ontwikkelingen. Het wordt veel gebruikt bij cliënten met een langdurige en/of complexe problematiek die met verschillende (hulpverlenings)instellingen te maken hebben.
|
|
Sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw vinden op het terrein van hulp- en |
emancipatieprocessen, tot uitdrukking komend in het mondiger -worden van
|
|
Wat moet veranderen:
|
1. Heen en weer schuiven |
|
Heen en weer schuiven
|
in onze huidige samenleving steeds meer mensen met complexe en/of langdurige problematiek als pionnen tussen instellingen heen en weer geschoven worden.
|
|
Fragmentatie
|
dat de hulp- en dienstverlening soms |
|
Sociale verbanden
|
het wegvallen van sociale verbanden en netwerken, vergrijzing, e.d.) maken de noodzaak zichtbaar vanuit de bestaande |
|
Beroepshouding
|
een andere beroepshouding. Het belangrijkste
Het gaat om het inhoudelijk met elkaar samenwerken van verschillende hulpverleners die ieder vanuit een eigen deskundigheid, met eigen opvattingen en mogelijkheden, daarin begeleid door de casemanager, komen tot een vorm van integrale hulpverlening. |
|
In het kader van crisis, in de Trent studie van riet en wouters, sociale waarneming is een aantal structurele problemen geconstateerd die wachten op een antwoord:
o p so c
|
1. De verzorgingsstaat is onbetaalbaar geworden |
|
1. De verzorgingsstaat is onbetaalbaar geworden
r b n c t |
• revisie van de verzorgingsstaat;
|
|
2. De staat heeft zich paternalistisch opgesteld en heeft teveel verantwoordelijkheden naar
d d p |
• decentralisatie |
|
3. De samenleving als een geheel van sociale betrekkingen dreigt uit elkaar te vallen. Er is een onderklasse aan het ontstaan (Dahrendorf 1987)
Veranderingen worden onder meer gezocht in de richting van:
m p d s
i a v |
• maatschappelijke integratie; |
|
4. Complexe en structurele problematiek wordt niet opgelost. Het effect van hulp- en
i f c n p
|
• integrale hulpverlening; |
|
“warme” overdracht: |
Mondelinge overdracht die ruimte geeft signalen te bespreken |
|
Zorgcoördinatie betekent dat als meerdere instellingen betrokken zijn bij een gezin of cliënt, de zorg |
afgestemd wordt. Er is één coördinatiepunt nodig waar risico-inschattingen en verdere informatie van alle hulpverleners en instellingen samen komen en van waaruit handelend kan worden opgetreden. Naast afstemming moet de zorgcoördinator ook zorgen voor continuïteit van de zorg.
Brede zorgcoördinatie betekent dat de focus van afstemming niet alleen gericht is op de eigen cliënten niet alleen plaatsvindt binnen het eigen hulpverlenings- en beroepscircuit.
Gedurende het hele leven van Gessica heeft geen enkele zorgverlener overzicht over het gehele gezinssysteem en voelt niemand zich probleemeigenaar.
Er was niet één coördinatiepunt waar risico-inschattingen en verdere informatie van alle hulpverleners en instellingen samen kwamen en van waaruit handelend werd opgetreden. |
|
Zorg er per direct voor dat de jeugdgezondheidszorg en Bureau Jeugdzorg een brede invulling geven aan de zorgcoördinatie, waarbij afstemming niet alleen gericht is op de eigen cliënt of een beperkt gezinssysteem en niet alleen plaatsvindt binnen het eigen hulpverlenings- en beroepscircuit, maar het belang van het kind en diens behoefte de focus is. Zorg ervoor dat de brede zorgcoördinatie als volgt is georganiseerd.
|
• Wanneer er Centra voor Jeugd en Gezin zijn gerealiseerd behoort de zorgcoördinatie voor alle zorg, die geen geïndiceerde jeugdzorg is, bij deze centra te liggen. Zodra er sprake is van een aanmelding bij Bureau Jeugdzorg wordt de zorgcoördinatie overgedragen door het Centrum voor Jeugd en Gezin aan het Bureau Jeugdzorg.
• Zolang er nog geen Centra voor Jeugd en Gezin zijn gerealiseerd behoort de zorgcoördinatie voor alle zorg, die geen geïndiceerde jeugdzorg is, te liggen bij de Jeugdgezondheidszorg.
Bij schoolgaande kinderen heeft de school (indien aanwezig: door middel van het Zorg Advies Team) een signaalfunctie. Zodra er sprake is van een aanmelding bij Bureau Jeugdzorg wordt de zorgcoördinatie door de Jeugdgezondheidszorg overgedragen aan het Bureau Jeugdzorg. -Zorg dat dit per direct geldt.
• Bij de overdracht van de ene naar de andere instantie (van Centrum voor Jeugd en Gezin, dan wel de Jeugdgezondheidszorg naar Bureau Jeugdzorg of terug) houdt de aanmeldende instantie de coördinatie totdat vaststaat dat de ontvangende instantie deze actief heeft overgenomen. Wachtlijsten mogen nooit betekenen dat er geen zorgcoördinatie is.
-Zorg dat dit per direct geldt. -Er behoren geen wachtlijsten, lange doorlooptijden te zijn. -Zorg ervoor dat deze aanpak gefaciliteerd wordt. |