• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/44

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

44 Cards in this Set

  • Front
  • Back
hablar por teléfono
telefoneren, bellen
¿diga? (inf: decir)
hallo (telefoon)
¿está Carmen?
is Carmen er?
oye (inf oír)
luister
quedar
afspreken
proponer (yo propongo)
voorstellen
acceptar
aannemen
rechazar
afwijzen
tener ganas de
zin hebben in/om
conmigo
met mij
contigo
met jou
hacer senderismo
wandelen, trekken
la piscina
zwembad
esta noche
vanavond, vannacht
el próximo jueves
aanstaande donderdag
uno de estos días
de komende dagen
la agenda
agenda
ayudar
help
llevar
brengen
el/la electricista
elektricien (m/v)
fijar
vastleggen
la cita
afspraak
quedan pocas entradas
er zijn nog maar een paar kaarten
quedar
over zijn / blijven
presentar
presenteren
planear
plannen
llamar (por teléfono)
(op)bellen
está comunicando
hij/zij is in gesprek
equivocarse de número
zich vergissen in het nummer
equivocarse
zich vergissen
el contestador automático
antwoordapparaat
dejar un mensaje
een bericht achterlaten
pongan (inf: poner)
zet
ordenar
ordenen, rangschikken
lean (inf: leer)
lees
en voz alta
hardop
electrodomésticos
huishoudelijke apparaten
dejar un recado
een bericht achterlaten
la nota
notitie, bericht
espera (inf: esperar)
wacht
ahora se pone Pepa
Pepa komt eraan
¿de parte de quién?
wie kan ik zeggen?
¿dígame?
Hallo? (telefoon)
compruebe (inf: comprobar)
controleer