• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/642

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

642 Cards in this Set

  • Front
  • Back

BVA Vragen


Voorkant: Vraag


Achterkant: Antwoord

je weet dus hoe het werkt!!

Hoofdvraag

corr alt A
De voorschriften van Deel B Afdeling II zijn van toepassing:
op schepen in zicht van elkaar.
De voorschriften 11 tot en met 18 (Deel B, Afdeling II) zijn alleen van toepassing op:
schepen in zicht van elkaar.
Tijdens goed zicht stelt schip D vast dat de peilingen van de naderende schepen A en B niet of nauwelijks veranderen. De radar staat op een bereik van 6 mijl.
A: stuurboord uit, B: stuurboord uit, C: koers en vaart houden en D: stuurboord uit.
Men twijfelt of voorschrift 14 (recht tegen elkaar insturen) of voorschrift 15 (koerskruisen) van toepassing is. Hoe dient men te handelen?
Men handelt volgens voorschrift 14 (Recht tegen elkaar insturen).
In de voorschriften 12 (zeilschepen onderling), 13 (oplopen) en 14 (tegen elkaar in sturen) wordt als volgt aangegeven wat men in geval van twijfel dient te doen:
in voorschrift 12 en 13 dient men dan uit te wijken en in voorschrift 14 stuurboord uit te gaan.
In de voorschriften 12 (zeilschepen onderling), 13 (oplopen) en 14 (tegen elkaar in sturen) wordt aangegeven wat men in geval van twijfel dient te doen. Wat is juist?
In de voorschriften 12 en 13 wordt aangegeven dat men bij twijfel dient uit te wijken en in voorschrift 14 staat dat men stuurboord dient uit te gaan.
Met uitzondering van één voorschrift wordt in de voorschriften 12 tot en met 15 steeds aan de verplichting tot uitwijken de voorwaarde van het bestaan van gevaar voor aanvaring gekoppeld. In welk voorschrift is dit niet het geval?
Voorschrift 12.
Wanneer zijn uitwijkmaatregelen tussen zeilschepen voorgeschreven?
Als er gevaar voor aanvaring bestaat.
Tussen de zeilschepen A en B, A en C en ook tussen B en C bestaat gevaar voor aanvaring. Hoe dienen de schepen te handelen?
C wijkt uit voor A en B, B wijkt uit voor A, A houdt koers en vaart.
Tussen de zeilschepen A en B, A en C en ook tussen B en C bestaat gevaar voor aanvaring. Hoe dienen de schepen te handelen?
A wijkt uit voor C, B wijkt uit voor A en C, C houdt koers en vaart.
Tussen zeilschepen onderling zijn uitwijkregels voorgeschreven indien er gevaar voor aanvaring bestaat. Waarop zijn deze uitwijkregels gebaseerd? Op de:
stand van bepaalde zeilen en de windrichting.
Een zeilschip is niet vierkant getuigd. Wat wordt bedoeld met: over bakboordboeg liggen?
Dat het grootzeil over bakboord staat.
U vaart op Hr. Ms. Tromp in een verkeersbaan van een VSS. Op GROEN 35 op 3 mijl ziet u Hr. Ms. Urk. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Welke van de onderstaande beweringen is juist?
Hr. Ms. Tromp dient uit te wijken.
Een zwarte cilinder als dagmerk betekent:
Ik ben door de diepgang ernstig beperkt in mijn mogelijkheden af te wijken van mijn voorliggende koers.
Er bestaat gevaar voor aanvaring tussen de zeilschepen A en B. Zeilschip B moet uitwijken omdat B:
over stuurboordboeg ligt en A over bakboordboeg.
Wat verstaan de Bepalingen onder loefzijde?_x000D_In het algemeen:
de andere zijde dan die waarover het grootzeil wordt gevoerd.
Er bestaat gevaar voor aanvaring tussen de zeilschepen A en B._x000D_Welk schip moet uitwijken en waarom?
B, omdat deze over stuurboordboeg ligt.
De zeilschepen A en B varen voor de wind over verschillende boeg. Er is gevaar voor aanvaring. Welk schip moet er uitwijken en waarom?
B wijkt voor A uit, omdat zijn zeilen over stuurboord staan.
De twee zeilschepen A en B varen op bijna tegengestelde koers. Er is gevaar voor aanvaring. Welk schip moet uitwijken en waarom?
B wijkt voor A, omdat zijn grootzeil over stuurboord staat.
Tussen de zeilschepen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Welk schip is uitwijkplichtig?
B.
Tussen de zeilschepen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Welk schip is uitwijkplichtig?
A.
Zeilschip A ligt over stuurboord. Zeilschip B ligt over bakboord en zeilt loefwaarts van A. Er is gevaar voor aanvaring. Welk schip dient te wijken en waarom?
A, want hij zeilt over stuurboord en zeilschip B over bakboord.
Tussen de zeilschepen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Welk schip is uitwijkplichtig en waarom?
A, omdat het zich aan de loefzijde van B bevindt.
A is een schip bezig met de uitoefening van de visserij. B is een werktuiglijk voortbewogen schip. Er bestaat gevaar voor aanvaring.Welk schip dient uit te wijken en waarom?
B, want deze loopt A op.
A en B zijn werktuiglijk voortbewogen schepen. A is 19 meter en B is 225 meter lang. Tussen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Welk schip dient uit te wijken en waarom?
B, omdat B schip A oploopt.
A is een schip bezig met de uitoefening van de visserij. B is een beperkt manoeuvreerbaar schip. Tussen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Welk schip dient uit te wijken en waarom?
B, omdat een schip dat een ander schip oploopt moet wijken voor het schip dat opgelopen wordt.
Twee zeilschepen naderen elkaar en er bestaat gevaar voor aanvaring._x000D_Welk zeilschip dient uit te wijken? Het schip dat:
zijn zeilen over stuurboord voert.
Tussen de zeilschepen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Welk schip dient uit te wijken?
B.
Tussen de zeilschepen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Welk schip is uitwijkplichtig?
A.
Als er gevaar voor aanvaring bestaat tussen de twee zeilschepen die over dezelfde boeg liggen en elkaar met kruisende koersen naderen, moet het schip wijken dat:
zich aan de loefzijde van de ander bevindt.
Tussen de zeilschepen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Schip A dient uit te wijken omdat:
het zich aan de loefzijde van de ander bevindt.
Wat wordt bedoeld met: lijzijde?_x000D_In het algemeen:
de zijde waarover het grootzeil wordt gevoerd.
Indien twee zeilschepen over dezelfde boeg liggen, zodanig dat gevaar voor aanvaring bestaat, dient op de volgende wijze uitgeweken te worden:
het loefwaartse zeilschip dient te wijken voor het lijwaartse zeilschip.
Tussen de zeilschepen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Welk schip is uitwijkplichtig en waarom?
A wijkt voor B, omdat A zich aan loefzijde bevindt.
Tussen de zeilschepen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Welk schip is uitwijkplichtig?
A.
Tussen de zeilschepen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Welk schip is uitwijkplichtig?
B.
Wat wordt bedoeld met: twee zeilschepen liggen over dezelfde boeg?_x000D_In het algemeen dat:
beide schepen het grootzeil aan dezelfde zijde hebben staan.
Zeilschip B kan niet met zekerheid bepalen over welke boeg zeilschip A ligt. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Hoe dient door B te worden gehandeld en waarom?
B wijkt uit, omdat B over stuurboord zeilt en geen duidelijkheid heeft over de boeg waarover A zeilt.
Een zeilschip A dat over stuurboord ligt ziet aan zijn loefzijde een zeilschip B waarvan het niet kan bepalen over welke boeg het ligt. Schip A dient:
uit te wijken voor schip B.
Zeilschip A heeft de zeilen over stuurboord. Vanaf A wordt zeilschip B aan loefzijde waargenomen. Vanaf A kan niet worden bepaald aan welke zijde B de zeilen heeft. Er is gevaar voor aanvaring. Zeilschip A dient:
uit te wijken.
Zeilschip A heeft de zeilen over stuurboord. Vanaf A wordt zeilschip B aan loefzijde waargenomen. Vanaf A kan niet worden bepaald aan welke zijde B de zeilen heeft. Er is gevaar voor aanvaring. Zeilschip A dient:
uit te wijken.
Zeilschip A heeft de zeilen over stuurboord. Vanaf A wordt zeilschip B aan loefzijde waargenomen. Vanaf A kan niet worden bepaald aan welke zijde B de zeilen heeft. Er is gevaar voor aanvaring. Welk schip is in ieder geval uitwijkplichtig?
A.
Zeilschip A heeft de zeilen over stuurboord. Vanaf A wordt zeilschip B aan loefzijde waargenomen. Vanaf A kan niet worden bepaald aan welke zijde B de zeilen heeft. Er is gevaar voor aanvaring. Welk schip is uitwijkplichtig en waarom?
A dient uit te wijken omdat A zijn zeilen over stuurboord heeft en twijfelt over de stand van de zeilen van B.
Zeilschip A zeilt over stuurboord en ziet aan zijn bakboordzijde een zeilschip waarvan het niet kan vaststellen over welke zijde het zeilt. Zeilschip A dient:
uit te wijken.
Men vaart op een zeilschip A met het grootzeil over stuurboord en ziet van bakboord zeilschip B naderen._x000D_Onder het loefwaartse zeilschip verstaan we het zeilschip dat:
zich aan loefzijde bevindt ten opzichte van het andere zeilschip.
Indien op een zeilschip de wind schuin van voren over bakboord inkomt, is lijzijde op dit schip:
stuurboordzijde.
Een zeilschip is niet vierkant getuigd. Wat wordt voor dit schip bedoeld met: over stuurboordboeg liggen?
Dat het grootzeil over stuurboord staat.
Wat wordt bedoeld met: twee zeilschepen liggen over verschillende boeg?_x000D_In het algemeen dat:
van het ene schip het grootzeil over stuurboord staat en van het andere schip over bakboord.
Volgens Voorschrift 18 (Verantwoordelijkheden van schepen onderling) dient een varend werktuiglijk voortbewogen schip uit te wijken voor een schip bezig met de uitoefening van de visserij. Wanneer geldt dit Voorschrift niet? Als het:
werktuiglijk voortbewogen schip opgelopen wordt door een schip bezig met de uitoefening van de visserij.
Welke voorschriften gaan boven Voorschrift 18 (verantwoordelijkheden van schepen onderling)?
Voorschrift 13 (oplopen), 9 (nauwe vaarwateren) en 10 (verkeersscheidingsstelsels).
Welk schip is in de getoonde aanvaringssituatie uitwijkplichtig en waarom?
Schip B, want een werktuiglijk voortbewogen schip moet uitwijken voor een schip bezig met de uitoefening van de visserij.
Behalve wanneer de voorschriften 9, 10 en 13 anders voorschrijven, dient een schip, niet zijnde een onmanoeuvreerbaar schip of een beperkt manoeuvreerbaar schip, indien de omstandigheden zulks toelaten:
te vermijden de veilige vaart te belemmeren van een schip door zijn diepgang beperkt in zijn manoeuvreerbaarheid.
In Voorschrift 18 worden de verantwoordelijkheden van schepen onderling behandeld. Wat is er in dit voorschrift geregeld voor een schip door zijn diepgang beperkt in zijn manoeuvreerbaarheid?
Schepen, met uitzondering van onmanoeuvreerbare en beperkt manoeuvreerbare schepen, mogen dit schip niet belemmeren.
Welke schepen mogen, indien de omstandigheden dat toelaten, de veilige vaart van een schip door zijn diepgang beperkt in zijn manoeuvreerbaarheid niet belemmeren?
Alle schepen, met uitzondering van beperkt manoeuvreerbare schepen en onmanoeuvreerbare schepen.
Hoe dient een schip door zijn diepgang beperkt in zijn manoeuvreerbaarheid te varen?
Met bijzondere omzichtigheid.
Welk schip moet vermijden een werktuiglijk voortbewogen schip te belemmeren?_x000D_Een:
Geen andere schepen belemmerend.
Welk schip moet volgens Voorschrift 18 (verantwoordelijkheden van schepen onderling) vermijden een werktuiglijk voortbewogen schip te belemmeren? Een:
watervliegtuig.
Welke stelling over een zich op het water bevindend watervliegtuig is waar?_x000D_Deze dient:
in het algemeen goed vrij te blijven van alle schepen.
Een watervliegtuig bevindt zich op het water._x000D_Hoe dient het zich te gedragen?
In omstandigheden met gevaar voor aanvaring dient het te handelen volgens de Bepalingen.
Hoe dient een watervliegtuig zich te gedragen ten opzichte van andere schepen?
Een watervliegtuig dient ruim vrij te blijven van alle andere schepen. Indien er gevaar voor aanvaring bestaat dient het te handelen in overeenstemming met de Voorschriften van Deel B (Uitwijken).
Welk schip moet in operationele toestand vermijden een werktuiglijk voortbewogen schip te belemmeren? Een:
WIG-tuig.
Waarmee moet een WIG-tuig bij het starten rekening houden? Het dient:
vrij te blijven van alle andere schepen.
Hoe dient een WIG-tuig zich te gedragen ten opzichte van andere schepen?
Een WIG-tuig dient ruim vrij te blijven van alle andere schepen. Het dient te vermijden de vaart van andere schepen te belemmeren.
Welke stelling over een startend, vliegend of landend WIG-tuig is waar?_x000D_Het dient:
in het algemeen goed vrij te blijven van alle schepen.
Op welke schepen is Voorschrift 19 (Gedrag van schepen bij beperkt zicht) van toepassing?_x000D_Op schepen die:
niet in zicht van elkaar zijn in of in de buurt van een gebied met beperkt zicht.
Men vaart in de buurt van een gebied met beperkt zicht en neemt de schepen A en B waar. Schip A nadert van bakboord en is in zicht. Schip B nadert van stuurboord en is niet in zicht.
Ja, want schip B is niet in zicht.
Schip A vaart in de buurt van een gebied met beperkt zicht. Zeilschip B nadert zodanig dat gevaar voor aanvaring bestaat. De schepen zijn in zicht van elkaar. Dient Voorschrift 19 (Gedrag van schepen bij beperkt zicht) nageleefd te worden?
Nee, want de schepen zijn in zicht van elkaar.
Wanneer is Voorschrift 19 (Gedrag van schepen bij beperkt zicht) van toepassing?_x000D_Indien schepen:
in of nabij beperkt zicht niet in zicht zijn van elkaar.
Mag een schip in een gebied met beperkt zicht volle kracht varen?
Ja, als de omstandigheden het toelaten kan volle kracht een veilige vaart zijn.
Welke extra eis aangaande veilige vaart wordt aan werktuiglijk voortbewogen schepen bij beperkt zicht gesteld? Men:
moet de machines gereed hebben.
Bij beperkt zicht dient een werktuiglijk voortbewogen schip zijn machines gereed te hebben. Waarom moet dit volgens de Bepalingen? Ten einde onmiddellijk:
te kunnen manoeuvreren.
Wat dient een schip te doen dat alleen met behulp van radar de aanwezigheid van een ander schip ontdekt? Het dient:
vast te stellen of zich een situatie ontwikkeld waarin men elkaar te dicht nadert en/of gevaar voor aanvaring bestaat.
Een schip heeft alleen met behulp van radar een ander schip ontdekt. Er is vastgesteld dat er gevaar voor aanvaring bestaat. Het dient:
bijtijds maatregelen ter vermijding van aanvaring te nemen.
Een zeilschip wordt opgelopen door een schip bezig met de uitoefening van de visserij. Wie dient uit te wijken?
Het vissende schip dient uit te wijken voor het zeilschip volgens Voorschrift 13 (Oplopen).
Schip B wordt geacht schip A op te lopen in het volgende geval schip:
B nadert schip A zodanig dat het van schip A alleen het heklicht ziet.
Een schip is oploper indien deze een ander schip nadert uit een richting:
van meer dan 22,5° achterlijker dan dwars.
Over welke boeg vaart dit schip?
Over stuurboordboeg.
Over welke boeg zeilt het getoonde schip?
Over bakboordboeg.
Wat is de loefzijde van het getoonde schip?
Stuurboordzijde.
en zeilschip is vierkant getuigd. Wat wordt voor dit schip bedoeld met: over stuurboordboeg liggen?
Dat het grootste langsscheepse zeil over stuurboord bijstaat.
Wat verstaan de Bepalingen onder loefzijde?
De andere zijde dan die waarover het grootzeil wordt gevoerd.
Een zeilschip is vierkant getuigd. Wat wordt bedoeld met: over bakboordboeg liggen?
Dat het grootste langsscheepse zeil over bakboord staat.
De zeilschepen A en B naderen elkaar en er bestaat gevaar voor aanvaring._x000D_Welk schip dient uit te wijken en waarom?
A wijkt voor B uit, omdat A oploper is.
Een schip nadert uit de richting 22½° achterlijker dan dwars. Voor welk schip kan de meeste onduidelijkheid bestaan en waarom?
Voor schip A, omdat A kan concluderen dat het een koerskruis-situatie is en dan koers en vaart houdt.
Wanneer loopt schip A schip B op?
Indien schip A schip B nadert uit een richting van meer dan 22,5° graad achterlijker dan dwars.
Wanneer wordt een schip geacht een ander schip op te lopen?_x000D_Wanneer een schip de ander nadert uit een richting:
van meer dan 22,5 graden achterlijker dan dwars.
Twee zeilschepen A en B liggen beiden over bakboordboeg. A nadert B in de sector van het heklicht van B. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Welk schip moet uitwijken en waarom?
A, omdat A een oploper is.
A en B zijn werktuiglijk voortbewogen schepen en naderen elkaar met gevaar voor aanvaring. Hoe dienen beide schepen te handelen en waarom?
B dient uit te wijken, omdat het A oploopt. A moet koers en vaart houden.
B is een beperkt manoeuvreerbaar schip. A is een zeilschip. Tussen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Welk schip dient uit te wijken en waarom?
B, omdat een schip dat een ander schip oploopt moet wijken voor het schip dat opgelopen wordt.
Een schip bezig met de uitoefening van de visserij loopt een werktuiglijk voortbewogen schip op. Welk schip is bij gevaar voor aanvaring uitwijkplichtig en waarom?
Het vissende schip, want hij loopt het werktuiglijk voortbewogen schip op en voorschrift 13 (oplopen) gaat boven voorschrift 18 (verantwoordelijkheden van schepen onderling).
Welke van de volgende beweringen is juist?_x000D_Voorschrift 13 (Oplopen):
gaat boven hetgeen in de Bepalingen uit Afdeling I en II van Deel B is voorgeschreven.
Een schip dat tijdens goed zicht wordt opgelopen moet:
koers en vaart houden.
koers en vaart houden, mits het een zeilschip betreft.
stuur- of bakboordzijde.
Een werktuiglijk voortbewogen schip loopt een klein zeilschip op._x000D_Wat is juist?
Het werktuiglijk voortbewogen schip dient uit te wijken.
Een beperkt manoeuvreerbaar schip loopt in volle zee een zeilschip op._x000D_Welk schip dient uit te wijken?
Het beperkt manoeuvreerbare schip.
Voorschrift 13 (oplopen) is van toepassing indien een schip een ander schip oploopt, behalve:
wanneer de schepen niet in zicht zijn van elkaar.
Volgens bestaande jurisprudentie treedt voorschrift 13 (Oplopen) 's nachts in werking op de afstand van de zichtbaarheid van:
het heklicht van het opgelopen schip.
Een beperkt manoeuvreerbaar schip loopt in volle zee een werktuiglijk voortbewogen schip op. Bij gevaar voor aanvaring dient het beperkt manoeuvreerbare schip:
uit te wijken voor het werktuiglijk voortbewogen schip.
Een schip loopt een ander schip op indien het nadert uit een richting van:
meer dan 22½° achterlijker dan dwars.
Tussen schip A en B is gevaar voor aanvaring._x000D_Welk schip moet uitwijken?
Schip A.
Een schip bezig met de uitoefening van de visserij loopt een werktuiglijk voortbewogen schip op. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Welk schip moet uitwijken?
Het vissende schip.
Er bestaat gevaar voor aanvaring tussen de schepen A en B. Schip A loopt schip B op._x000D_Welke maatregel(en) kan schip A het beste nemen?
Vaart minderen.
Het getoonde schip wordt op vier streken aan bakboord van het eigen zeilschip gepeild._x000D_Welk schip moet bij gevaar voor aanvaring uitwijken?
Het eigen schip, want het is het loefwaartse schip.
A is een werktuiglijk voortbewogen schip. B is een schip bezig met de uitoefening van de treilvisserij.
een verandering van peiling het oplopende schip niet van zijn uitwijkplicht ontheft.
Men loopt een ander schip op totdat men:
het andere schip geheel is gepasseerd en goed vrij is.
Wat is volgens Voorschrift 13 (oplopen) de plicht van de oploper?
Vrij blijven van het opgelopen schip totdat het geheel is gepasseerd en goed vrij is.
Er bestaat gevaar voor aanvaring tussen de schepen A en B. Schip A loopt schip B op._x000D_Welke maatregel(en) kan schip A het beste nemen?
Vaart minderen.
Er bestaat gevaar voor aanvaring tussen de schepen A en B. Schip A loopt schip B op._x000D_Welke maatregel(en) kan schip A het beste nemen?
Vaart minderen.
Een schip wordt geacht op te lopen wanneer het een ander schip nadert uit een richting:
van meer dan 22,5° achterlijker dan dwars.
In welke van de volgende situaties bestaat 's nachts twijfel of men oploper is?_x000D_Indien men het:
heklicht en af en toe een boordlicht van een ander schip ziet.
A is een schip bezig met de uitoefening van de visserij. B is een werktuiglijk voortbewogen schip.
Schip A, omdat A zich nog steeds als oploper dient te beschouwen.
Wanneer wordt een oploper koerskruiser ten opzichte van het opgelopen schip?
Nooit.
A en B zijn beide werktuiglijk voortbewogen schepen. A heeft B opgelopen en is uitgeweken naar stuurboord.
Schip A, want een verandering van peiling ontheft het oplopende schip niet van zijn uitwijkplicht.
Voorschrift 14 (recht tegen elkaar insturen) is van toepassing op:
werktuiglijk voortbewogen schepen.
De noodzaak voor de oploper om te wijken voor het opgelopen schip is niet aanwezig als:
pas gevaar voor aanvaring ontstaat als de oploper voorlijker dan dwars is gekomen van het opgelopen schip.
Welk van de onderstaande gevallen voldoet geheel aan het in voorschrift 13 genoemde begrip oplopen? Een schip:
nadert uit een richting van 23° achterlijker dan dwars van een ander schip.
In welke situatie zou twijfel kunnen bestaan of sprake is van een oploopsituatie?
Als de oploper zich twee streken achterlijker dan dwars aan stuurboord van het opgelopen schip bevindt.
Indien men een schip nadert en zowel het heklicht als het groene boordlicht ziet, dan is men:
een koerskruiser.
A is een werktuiglijk voortbewogen schip. Schip B is een luchtkussenvaartuig. Tussen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Hoe liggen de verantwoordelijkheden van beide schepen en waarom?
Beide schepen dienen naar stuurboord van koers te veranderen, omdat dit voorgeschreven is in Voorschrift 14 (recht tegen elkaar insturen).
Hoe luidt de begintekst van Voorschrift 14 (recht tegen elkaar insturen)?
Wanneer twee werktuiglijk voortbewogen schepen welke op tegengestelde of bijna tegengestelde koersen tegen elkaar in sturen, .…
Volgens Voorschrift 14 (recht tegen elkaar in sturen) dienen beide schepen te handelen._x000D_Dit wil zeggen dat:
beide schepen moeten koersveranderen naar stuurboord.
Voorschrift 14 (recht tegen elkaar in sturen) is van toepassing op:
twee werktuiglijk voortbewogen schepen die recht tegen elkaar in sturen.
Als men voorschrift 14 (recht tegen elkaar in sturen) toepast dient men zodanig van koers te veranderen dat men elkaar:
rood op rood passeert.
Op een werktuiglijk voortbewogen schip ziet men iets over bakboord de getoonde situatie. _x000D_Als de peiling niet noemenswaard verandert:
dienen beide schepen stuurboord uit te gaan.
Op een werktuiglijk voortbewogen schip ziet men recht vooruit twee toplichten nagenoeg in één lijn en het groene boordlicht. De peiling verandert niet noemenswaard. Men dient:
naar stuurboord van koers te veranderen.
Schip A nadert schip B en ziet van B het groene boordlicht, het toplicht en het heklicht._x000D_Schip A:
moet koers en vaart houden.
Schip A nadert schip B en ziet van B het rode boordlicht, het toplicht en het heklicht. Er is gevaar voor aanvaring. Schip A:
moet uitwijken.
Indien er twijfel bestaat of men een schip oploopt dient men:
zich te beschouwen als een oploper.
Schip A twijfelt of het schip B oploopt. Er is gevaar voor aanvaring. Schip A dient:
te handelen alsof het schip B oploopt.
Een schip verkeert in twijfel of het een ander schip oploopt. Er is gevaar voor aanvaring._x000D_Het dient:
uit te wijken.
Welke van de volgende gedragsregels zijn juist als werktuiglijk voortbewogen schip A en werktuiglijk voortbewogen schip B in zicht van elkaar zijn? De schepen A en B:
dienen beiden naar stuurboord van koers te veranderen en dienen een korte stoot op de fluit te geven.
Werktuiglijk voortbewogen schip A en duwend werktuiglijk voortbewogen schip B sturen recht tegen elkaar in. Hoe dienen de schepen te handelen?
Beide schepen dienen stuurboord uit te gaan.
Voor welke schepen geldt Voorschrift 14 (recht tegen elkaar insturen)?
Voor werktuiglijk voortbewogen schepen op tegengestelde of bijna tegengestelde koersen tegen elkaar insturend met gevaar voor aanvaring.
A is een werktuiglijk voortbewogen schip. Schip B is een veerboot (ferry). Tussen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Hoe liggen de verantwoordelijkheden van beide schepen en waarom?
Beide schepen dienen naar stuurboord van koers te veranderen, omdat dit voorgeschreven is in Voorschrift 14 (recht tegen elkaar insturen).
Werktuiglijk voortbewogen schip A is 250 meter lang, werktuiglijk voortbewogen schip B is 25 meter lang. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Hoe liggen de verantwoordelijkheden en waarom?
Beide schepen dienen stuurboord uit te gaan volgens Voorschrift 14 (recht tegen elkaar in sturen).
Men vaart op een werktuiglijk voortbewogen schip._x000D_Voorschrift 14 (recht tegen elkaar insturen) is van toepassing indien men:
de toplichten en de beide boordlichten van een ander schip recht vooruit ziet.
Van een werktuiglijk voortbewogen schip dat recht tegen het eigen schip in stuurt ziet men 's nachts recht vooruit:
de toplichten recht of bijna recht onder elkaar.
Wanneer vallen twee werktuiglijk voortbewogen schepen onder Voorschrift 14 (recht tegen elkaar in sturen)? Wanneer een van de schepen:
de ander recht vooruit ziet en zijn toplichten in één lijn.
Men vaart op een werktuiglijk voortbewogen schip. Van een ander werktuiglijk voortbewogen schip ziet men recht vooruit beide toplichten
Ja, bij twijfel is Voorschrift 14 (Recht tegen elkaar in sturen) van toepassing.
Men vaart op een werktuiglijk voortbewogen schip. Van een ander werktuiglijk voortbewogen schip ziet men recht vooruit beide toplichten nagenoeg recht onder elkaar, het groene boordlicht
Stuurboord uit gaan, want Voorschrift 14 (Recht tegen elkaar in sturen) van toepassing.
Werktuiglijk voortbewogen schip A stuurt 090° en werktuiglijk voortbewogen schip B stuurt 275°. Beide schepen zijn in twijfel of ze koerskruiser zijn dan wel recht tegen elkaar in sturen. Hoe moeten beide schepen handelen?
Beide schepen veranderen van koers.
Hoe dient een werktuiglijk voortbewogen schip te handelen indien het in twijfel verkeert of een situatie van recht tegen elkaar insturen bestaat?
Handelen alsof zulks het geval is.
Een werktuiglijk voortbewogen schip bevindt zich in een situatie met gevaar voor aanvaring. Men twijfelt of er sprake is van recht tegen elkaar insturen. Het schip dient:
naar stuurboord van koers te veranderen, zodat hij het andere schip aan bakboord voorbij zal varen.
Een werktuiglijk voortbewogen schip bevindt zich in een situatie met gevaar voor aanvaring. Dit schip twijfelt of er sprake is van recht tegen elkaar insturen. Dit schip dient:
aan te nemen dat beide schepen recht tegen elkaar insturen.
A en B zijn beiden werktuigelijk voortbewogen schepen. Er is gevaar voor aanvaring. B twijfelt of er sprake is van recht tegen elkaar insturen. Hoe dient B te handelen en waarom? Schip B dient:
stuurboord uit te gaan want in geval van twijfel moet aangenomen worden dat er sprake is van recht tegen elkaar insturen.
A en B zijn beiden werktuigelijk voortbewogen schepen. Er is gevaar voor aanvaring. Hoe dienen A en B in deze situatie te handelen en waarom?
Ze dienen beiden stuurboord uit te gaan zodat ze elkaar aan bakboord passeren want ze sturen nagenoeg recht tegen elkaar in.
Wanneer een schip in twijfel verkeert of het zich in een situatie van recht tegen elkaar insturen bevindt, dan dient het aan te nemen dat zulks het geval is en:
naar stuurboord van koers te veranderen.
Schip A ziet enkele graden over bakboord schip B naderen. Beide schepen zijn werktuiglijk voortbewogen schepen. Schip A ziet soms het rode boordlicht, soms beide boordlichten en soms het groene boordlicht van schip B. Welk schip moet wijken?
Beide schepen moeten naar stuurboord van koers veranderen.
A en B zijn beide werktuiglijk voortbewogen schepen en naderen elkaar op kruisende koersen. Er is gevaar voor aanvaring. Welk schip dient uit te wijken en waarom?
Schip A moet uitwijken, omdat het schip B over stuurboord peilt.
A en B zijn beiden werktuiglijk voortbewogen schepen en naderen elkaar op kruisende koersen. Er is gevaar voor aanvaring. Wat dient het uitwijkplichtige schip volgens Voorschrift 15 (Koerskruisen) te vermijden?
Voor het andere schip over te lopen.
Behalve waar de voorschriften 9, 10 en 13 anders voorschrijven, dient een werktuiglijk voortbewogen schip dat varende is, uit te wijken voor een:
onmanoeuvreerbaar schip, een beperkt manoeuvreerbaar schip, een schip bezig met de uitoefening van de visserij en een zeilschip.
Er bestaat gevaar voor aanvaring tussen het werktuiglijk voortbewogen schip en het zeilschip. Het werktuiglijk voortbewogen schip dient:
uit te wijken en op veilige afstand te passeren.
Volgens Voorschrift 18 (Verantwoordelijkheden van schepen onderling) dient een varend werktuiglijk voortbewogen schip in het algemeen uit te wijken voor een:
zeilschip.
Als twee werktuiglijk voortbewogen schepen elkaar naderen met kruisende koersen, zodanig dat er gevaar voor aanvaring bestaat, dient:
het schip dat de ander over zijn stuurboordzijde peilt uit te wijken.
voorschrift 15 (Koerskruisen) is van toepassing als de koersen van twee:
werktuiglijk voortbewogen schepen elkaar kruisen zodanig dat er gevaar voor aanvaring bestaat.
Volgens Voorschrift 15 (Koerskruisen) dient het schip dat het andere schip aan zijn:
stuurboordzijde heeft uit te wijken.
Volgens Voorschrift 15 (Koerskruisen) dient het schip dat moet uitwijken te vermijden:
voor het andere schip over te lopen.
Vier streken over bakboord van werktuiglijk voortbewogen schip A nadert een slepend werktuiglijk voortbewogen schip B. Er is gevaar voor aanvaring vastgesteld. Welk schip is of welke schepen zijn uitwijkplichtig?
Slepend schip B.
Twee werktuiglijk voortbewogen schepen liggen in volle zee op kruisende koersen. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Het uitwijkplichtige schip besluit zijn vaart te vermeerderen. Is dit in het algemeen een juiste beslissing? Verklaar het antwoord.
Nee, omdat moet worden vermeden voor het andere schip over te lopen.
Voor welke schepen geldt Voorschrift 15 (Koerskruisen)? Voor alle:
werktuiglijk voortbewogen schepen.
Hoe dienen twee werktuiglijk voortbewogen schepen in een koerskruisende situatie met gevaar voor aanvaring, te handelen?
Het schip dat het andere aan stuurboordszijde heeft dient te wijken.
Wat moet het uitwijkplichtige werktuiglijk voortbewogen schip in een koerskruisende situatie met een ander werktuiglijk voortbewogen schip vermijden?
Voor de ander over te lopen.
Vanaf werktuiglijk voortbewogen schip A ziet men ’s nachts een aantal graden aan bakboord, het toplicht en groene boordlicht van een ander schip B. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Hoe dient schip A te handelen en waarom?
A dient koers en vaart te houden, omdat A van stuurboord inkomt.
De werktuiglijk voortbewogen schepen A en B kruisen elkaar zodanig dat gevaar voor aanvaring bestaat. Het uitwijkplichtige schip dient zo mogelijk:
te vermijden voor het andere schip over te lopen.
Er is gevaar voor aanvaring tussen het zonder waterverplaatsing varende luchtkussenvaartuig A en werktuiglijk voortbewogen schip B._x000D_Welk schip is uitwijkplichtig en volgens welk voorschrift?
Hovercraft A, volgens Voorschrift 15 (Koerskruisen).
Werktuiglijk voortbewogen schip A is vaartlopend. Werktuiglijk voortbewogen schip B ligt gestopt en is dus niet vaartlopend. Er is gevaar voor aanvaring. Welk schip dient uit te wijken en waarom?
Schip B moet wijken, omdat het schip A aan zijn stuurboordzijde heeft.
Volgens voorschrift 13 (oplopen) dient men voor een schip dat men oploopt uit te wijken._x000D_Hierbij dient men:
goed vrij te blijven.
Wat dient het gevolg te zijn van de maatregelen van het uitwijkplichtige schip?
Dat de schepen goed vrij blijven van elkaar.
Welk schip dient bijtijds ruim voldoende maatregelen te nemen om goed vrij te blijven?_x000D_Elk schip:
dat verplicht is uit te wijken voor een ander schip.
Wat dient een schip dat verplicht is uit te wijken te doen?
Bijtijds ruim voldoende maatregelen nemen om goed vrij te blijven.
Over welke schepen handelt Voorschrift 16 (Maatregelen van het schip dat moet uitwijken)?
Schepen die verplicht zijn om uit te wijken.
Voor welke uitwijkplichtige schepen geldt dat bijtijds ruim voldoende maatregelen genomen moeten worden om goed vrij te blijven?
Voor alle schepen.
Wanneer dient een uitwijkplichtig schip uit te wijken?
Dit is voor elke situatie anders, zolang het maar bijtijds gebeurt.
Wanneer moet een uitwijkplichtig schip maatregelen nemen?
Bijtijds.
Voorschrift 16 (Maatregelen van het schip dat moet uitwijken) luidt: Elk schip dat verplicht is uit te wijken voor een ander schip dient, voor
Als schepen in zicht van elkaar zijn.
Voorschrift 16 (Maatregelen van het schip dat moet uitwijken) luidt: Elk schip dat verplicht is uit te wijken voor een ander schip dient, voor
Elkaar op veilige afstand passeren.
Een schip dat in een situatie met gevaar voor aanvaring niet uitwijkplichtig is, moet in eerste instantie:
koers en vaart houden.
Twee werktuiglijk voortbewogen schepen naderen elkaar met kruisende koersen. Er bestaat gevaar voor aanvaring. In eerste instantie dient schip B:
koers en vaart te houden
A en B zijn beiden werktuiglijk voortbewogen schepen. Er is gevaar voor aanvaring._x000D_In eerste instantie dient schip B:
koers en vaart te houden.
Er is gevaar voor aanvaring tussen twee schepen. Eén van beide schepen is verplicht uit te wijken. Het andere schip dient:
zijn koers en vaart te behouden.
Wanneer een van beide schepen verplicht is uit te wijken, dient het andere schip:
zijn koers en vaart te behouden.
Vul de volgende zin uit de Bepalingen aan: Wanneer één van beide schepen verplicht is uit te wijken, dient het andere:
zijn koers en vaart te behouden.
Wanneer dient een schip koers en vaart te behouden? Indien:
alléén het andere schip verplicht is uit te wijken.
Wanneer mag het schip, dat in een uitwijksituatie koers en vaart moet houden, maatregelen nemen ter vermijding van aanvaring?
Zodra duidelijk wordt dat het uitwijkplichtige schip geen passende maatregelen neemt.
Het schip dat koers en vaart dient te houden in een koerskruisende aanvaringssituatie, mag zelf maatregelen nemen om een aanvaring te vermijden. _x000D_Wanneer mogen deze maatregelen worden genomen.
Indien duidelijk wordt dat het uitwijkplichtige schip geen passende maatregelen neemt.
Wanneer mag een schip dat koers en vaart moet houden in een uitwijksituatie zelf maatregelen nemen?
Wanneer het uitwijkplichtige schip niet de passende maatregelen neemt zoals voorgeschreven in de Bepalingen.
Hoe dient het schip dat koers en vaart moet houden te handelen als blijkt dat het uitwijkplichtige schip niet de passende maatregelen neemt? Het schip dat koers en vaart moet houden:
controleert zijn eigen schip, probeert de aandacht van het andere schip te trekken en als dit geen resultaat heeft mag hij zelf een manoeuvre uitvoeren.
Op welk moment mag volgens Voorschrift 17 (Maatregelen van het schip dat koers en vaart moet houden) het niet-uitwijkplichtige schip zelf maatregelen nemen?
In Voorschrift 17 staat geen specifiek moment beschreven, in de praktijk is dat voor elke situatie anders.
A en B zijn beiden werktuiglijk voortbewogen schepen. Er is gevaar voor aanvaring. Schip A alleen is niet meer in staat om een aanvaring te vermijden. Schip B moet nu:
zelf maatregelen nemen om te helpen een aanvaring te vermijden.
Twee werktuiglijk voortbewogen schepen naderen elkaar met kruisende koersen, zodanig dat er gevaar voor aanvaring bestaat. Het uitwijkplichtige schip neemt geen maatregelen en reageert ook niet op geluidsseinen.
maatregelen nemen om een aanvaring te vermijden.
De Bepalingen schrijven voor dat het schip dat koers en vaart moet houden in een uitwijksituatie zelf maatregelen moet nemen om een aanvaring te vermijden, indien duidelijk wordt dat:
een aanvaring door het andere schip alléén niet kan worden vermeden.
Wanneer dient het schip, dat koers en vaart moet houden in een uitwijksituatie, maatregelen te nemen ter vermijding van aanvaring? Indien:
het uitwijkplichtige schip alléén een aanvaring niet meer kan vermijden.
Wanneer dient het schip, dat volgens de Bepalingen verplicht is koers en vaart te houden, koers en/of vaart te veranderen?
Indien het uitwijkplichtige schip alléén een aanvaring niet meer kan vermijden.
Indien het uitwijkplichtige schip alléén een aanvaring niet kan vermijden moet het schip dat koers en vaart dient te houden:
maatregelen nemen die bijdragen tot het vermijden van aanvaring.
Moet een schip dat koers en vaart moet houden in een uitwijksituatie dit altijd blijven doen?
Nee, als het uitwijkplichtige schip geen passende maatregelen neemt, zal het andere schip uiteindelijk moeten handelen.
Wanneer moet een schip dat koers en vaart moet houden in een uitwijksituatie zelf maatregelen nemen?
Zodra het uitwijkplichtige schip alléén een aanvaring niet meer kan vermijden.
Vul de volgende zin uit de Bepalingen aan: Indien ten gevolge van enige oorzaak het schip dat verplicht is zijn koers en vaart te behouden zich zo dicht bij het andere bevindt,
dient het de maatregelen te nemen, die het beste kunnen bijdragen tot het vermijden van aanvaring.
Volgens Voorschrift 17 (Maatregelen van het schip dat koers en vaart moet houden) moet het niet-uitwijkplichtige schip uiteindelijk ook maatregelen nemen. Wat heeft dit voor gevolgen voor het uitwijkplichtige schip?
Het uitwijkplichtige schip blijft verplicht uit te wijken.
Indien het schip dat koers en vaart moet houden, maatregelen neemt omdat het uitwijkplichtige schip dat niet doet, dan:
ontheft dat het uitwijkplichtige schip niet van zijn verplichting uit te wijken.
Schip A is verplicht uit te wijken voor schip B. Schip A voldoet niet aan deze verplichting, zodat schip B gaat handelen. Schip A:
is nog steeds het uitwijkplichtige schip.
A en B zijn beiden werktuiglijk voortbewogen schepen. Er is gevaar voor aanvaring. Schip A neemt geen passende maatregelen om een aanvaring te vermijden. Schip B mag zelf maatregelen nemen, maar dient te vermijden bakboord uit te gaan omdat schip A:
mogelijk alsnog stuurboord uit zal gaan.
Waarom dient een werktuiglijk voortbewogen schip nooit bakboord uit te gaan, indien een ander werktuiglijk voortbewogen schip aan bakboord niet volgens de voorschriften maatregelen heeft genomen ter voorkoming van een aanvaring?
Omdat het andere schip alsnog stuurboord uit kan gaan en er dan wederom gevaar voor aanvaring bestaat.
Schip A is een beperkt manoeuvreerbaar schip en schip B is een onmanoeuvreerbaar schip._x000D_Welk schip is in de getoonde aanvaringssituatie uitwijkplichtig?
In Deel B (voorschriften betreffende het uitwijken) is geen uitwijkplicht geregeld voor een situatie als deze.
Schip A is een schip door zijn diepgang beperkt in zijn manoeuvreerbaarheid. Schip B is een beperkt manoeuvreerbaar schip. Welk schip is in getoonde aanvaringssituatie uitwijkplichtig en waarom?
In de Bepalingen is geen uitwijkplicht geregeld voor een situatie als deze.
Voor welke schepen dient een beperkt manoeuvreerbaar schip volgens Voorschrift 18 (verantwoordelijkheden van schepen onderling) uit te wijken?
In Voorschrift 18 worden geen categorieën schepen genoemd.
Wat staat er in Voorschrift 18 (verantwoordelijkheden van schepen onderling) betreffende het uitwijken van een beperkt manoeuvreerbaar schip?
Voor beperkt manoeuvreerbare schepen zijn geen categorieën genoemd.
De schepen A, B en C naderen elkaar zodanig dat er onderling gevaar voor aanvaring bestaat. Welke maatregelen door welke schepen zijn op grond van de Bepalingen juist?
Schip A vermindert vaart, schip B behoud zijn koers en vaart en schip C loeft op naar bakboord om uit te wijken voor de schepen A en B.
Men bevindt zich op een varend werktuiglijk voortbewogen schip. Dwars aan bakboord ziet men een zeilschip. Er is gevaar voor aanvaring. Welk schip dient koers en vaart te houden?
Het zeilschip, omdat het eigen schip werktuiglijk voortbewogen is.
Voor welke schepen moet een varend werktuiglijk voortbewogen schip volgens Voorschrift 18 (verantwoordelijkheden van schepen onderling) uitwijken?
Een onmanoeuvreerbaar schip, een beperkt manoeuvreerbaar schip, een schip bezig met de visserij en een zeilschip.
Een werktuiglijk voortbewogen schip ziet recht voor uit de getoonde lichtencombinatie van een niet vaartlopend schip. Het werktuiglijk voortbewogen schip:
gaat stuurboord uit.
Een werktuiglijk voortbewogen schip en een zeilschip sturen recht tegen elkaar in. Hoe dient er te worden gehandeld?
Het werktuiglijk voortbewogen schip moet uitwijken.
Een varend en vaartlopend werktuiglijk voortbewogen schip peilt over bakboord een zeilschip dat nadert op een kruisende koers. De peiling blijft nagenoeg constant. Het werktuiglijk voortbewogen schip dient:
uit te wijken in overeenstemming met Voorschrift 18(a)(iv): "...dient een werktuiglijk voortbewogen schip dat varende is uit te wijken voor: een zeilschip;...".
In Voorschrift 18 (Verantwoordelijkheden van schepen onderling) wordt gesproken over een aantal categorieën schepen, die uitwijkplichtig zijn voor elkaar.
Werktuiglijk voortbewogen schip, zeilschip, schip bezig met de uitoefening van de visserij, beperkt manoeuvreerbaar schip, onmanoeuvreerbaar schip.
Welk hieronder genoemd schip is volgens de Bepalingen het minst manoeuvreerbaar en heeft op grond daarvan de minste uitwijkverplichtingen?
Een beperkt manoeuvreerbaar schip.
A is een beperkt manoeuvreerbaar schip. B is een zeilschip. Tussen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Hoe dient te worden gehandeld en waarom?
Schip B moet uitwijken omdat een zeilschip moet uitwijken voor een beperkt manoeuvreerbaar schip.
Behalve waar de voorschriften 9, 10 en 13 anders voorschrijven, dient een zeilschip dat varende is, uit te wijken voor een:
onmanoeuvreerbaar schip, een beperkt manoeuvreerbaar schip en een schip bezig met de uitoefening van de visserij.
Volgens Voorschrift 18 (Verantwoordelijkheden van schepen onderling) is een varend zeilschip niet verplicht uit te wijken voor een:
werktuiglijk voortbewogen schip.
Schip A is een beperkt manoeuvreerbaar schip. Schip B is een zeilschip. Welk van beide schepen is in de getoonde aanvaringssituatie uitwijkplichtig en waarom?
Schip B, want een zeilschip moet uitwijken voor een beperkt manoeuvreerbaar schip.
Schip A is een zeilschip. Schip B is een schip bezig met de uitoefening van de visserij. Welk schip is in de getoonde aanvaringssituatie uitwijkplichtig en waarom?
Schip A, want een zeilschip moet uitwijken voor een schip bezig met de uitoefening van de visserij.
A is een beperkt manoeuvreerbaar schip met een lengte van 100 meter. B is een schip bezig met de uitoefening van de treilvisserij met een lengte van 18 meter. Tussen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Welk schip is uitwijkplichtig en waarom?
Schip B, omdat een vissend schip moet uitwijken voor een beperkt manoeuvreerbaar schip.
Behalve waar de voorschriften 9, 10 en 13 anders voorschrijven, dient een schip bezig met de uitoefening van de visserij, voor zover mogelijk, uit te wijken voor een:
onmanoeuvreerbaar schip en een beperkt manoeuvreerbaar schip.
In het algemeen dient een schip bezig met de uitoefening van de visserij, voor zover mogelijk, uit te wijken voor een:
onmanoeuvreerbaar schip.
In een koerskruisende situatie dient een schip bezig met de uitoefening van de visserij, voor zover mogelijk, uit te wijken voor een:
beperkt manoeuvreerbaar schip.
Voor welke schepen dient een schip bezig met de uitoefening van de visserij volgens Voorschrift 18 (Verantwoordelijkheden van schepen onderling) voor zover mogelijk uit te wijken?
Voor onmanoeuvreerbare schepen en beperkt manoeuvreerbare schepen.
Het is beperkt zicht. Op de radar is een ander schip in beeld gekomen. Wat dient men te doen?
Vaststellen of zich een situatie ontwikkelt waarin men elkaar te dicht nadert en/of gevaar voor aanvaring bestaat.
Waarvoor dient de radar te worden gebruikt tijdens beperkt zicht indien men op de radar een ander schip waarneemt? Men dient:
vast te stellen of zich een situatie ontwikkelt waarin men elkaar te dicht nadert en/of gevaar voor aanvaring bestaat.
Twee schepen zijn niet in zicht van elkaar bij beperkt zicht. Zij bevinden zich in een oploopsituatie met gevaar voor aanvaring. Wat is juist?
Beide schepen dienen maatregelen te nemen.
Een werktuiglijk voortbewogen schip is varende en niet vaartlopend. Welk geluidssein op de fluit moet worden gegeven door dit schip in of nabij een gebied met beperkt zicht?
Twee lange stoten, gegeven met tussenpozen van niet meer dan twee minuten.
Welk geluidssein moet gegeven worden door een beperkt manoeuvreerbaar schip, dat varende is in of nabij een gebied met beperkt zicht, wanneer het gestopt ligt en geen vaart door het water loopt?
Drie opeenvolgende stoten, namelijk een lange stoot gevolgd door twee korte stoten. Het geluidssein moet gegeven worden met tussenpozen van niet meer dan twee minuten.
Welk geluidssein moet gegeven worden door een onmanoeuvreerbaar schip, dat varende is in of nabij een gebied met beperkt zicht, wanneer het vaart door het water loopt?
Drie opeenvolgende stoten, namelijk een lange stoot gevolgd door twee korte stoten. Het geluidssein moet gegeven worden met tussenpozen van niet meer dan twee minuten.
Welk geluidssein moet gegeven worden door een schip bezig met de uitoefening van de visserij, dat varende is in of nabij een gebied met beperkt zicht, wanneer het vaart door het water loopt?
Drie opeenvolgende stoten, namelijk een lange stoot gevolgd door twee korte stoten. Het geluidssein moet gegeven worden met tussenpozen van niet meer dan twee minuten.
Welk geluidssein moet gegeven worden door een zeilschip, dat varende is in of nabij een gebied met beperkt zicht, wanneer het over bakboordsboeg ligt?
Drie opeenvolgende stoten, namelijk een lange stoot gevolgd door twee korte stoten. Het geluidssein moet gegeven worden met tussenpozen van niet meer dan twee minuten
Welk geluidssein moet gegeven worden door een schip dat door zijn diepgang beperkt is in zijn manoeuvreerbaarheid, dat varende is in of nabij een gebied met beperkt zicht, wanneer het gestopt ligt en geen vaart door het water loopt?
Drie opeenvolgende stoten, namelijk een lange stoot gevolgd door twee korte stoten. Het geluidssein moet gegeven worden met tussenpozen van niet meer dan twee minuten.
Welk geluidssein moet gegeven worden door een schip, dat varende is in of nabij een gebied met beperkt zicht en dat een ander schip sleept, wanneer het gestopt ligt en geen vaart door het water loopt?
Drie opeenvolgende stoten, namelijk een lange stoot gevolgd door twee korte stoten. Het geluidssein moet gegeven worden met tussenpozen van niet meer dan twee minuten.
Welk geluidssein moet een schip bezig met de uitoefening van de visserij geven, indien het bij beperkt zicht ten anker ligt?
Drie opeenvolgende stoten namelijk een lange stoot gevolgd door twee korte stoten. Het geluidssein moet gegeven worden met tussenpozen van niet meer dan twee minuten.
Welk geluidssein moet een beperkt manoeuvreerbaar schip geven, dat bij beperkt zicht, ten anker liggend, werkzaamheden uitvoert?
Drie opeenvolgende stoten, namelijk een lange stoot gevolgd door twee korte stoten. Het geluidssein moet gegeven worden met tussenpozen van niet meer dan twee minuten.
Welke schepen zullen, indien zij ten anker liggen bij beperkt zicht, geen geluidsseinen geven met klok of gong?
Een schip bezig met de uitoefening van de visserij en een beperkt manoeuvreerbaar schip dat ten anker liggend werkzaamheden uitvoert.
Een sleepboot sleept een bemand vrachtschip. Welk mistsein dient dit gesleepte vrachtschip te geven bij beperkt zicht en met welke tussenpozen?
Lang - kort - kort - kort: om de maximaal twee minuten.
Een sleepboot sleept een bemand vrachtschip. Welk mistsein dient dit gesleepte vrachtschip te geven bij beperkt zicht?
Lang - kort - kort - kort.
Bij beperkt zicht hoort men regelmatig het sein lang-kort-kort, steeds gevolgd door lang-kort-kort-kort. Dit is een:
schip dat een ander schip sleept dat bemand is.
Bij het aanlopen van een rede wordt, bij beperkt zicht, een lange stoot gevolgd door vier korte stoten gehoord met een tussenpoos van anderhalve minuut. Dit is:
een loodsboot.
Welke geluidsseinen mogen worden gegeven indien het nodig is de aandacht van een ander schip te trekken?
Elk sein dat niet verward kan worden met een voorgeschreven sein.
Welk geluidssein mag bijvoorbeeld worden gegeven indien de aandacht van een ander schip dient te worden getrokken?
Twee korte stoten gevolgd door twee lange stoten.
Men wil de aandacht trekken van een ander schip om een gevaar aan te duiden. Men mag:
het zoeklicht laten schijnen in de richting van het gevaar.
Sommige schepen zijn uitgerust met een extra zwaai- of schitterlicht. Mag men dit licht gebruiken om de aandacht te trekken van een ander schip?
Ja, zolang het maar niet een zeer fel schitterlicht betreft. Ook mag het licht niet rood of geel zijn.
In een gebied met beperkt zicht varen de schepen A en B en zijn niet in zicht van elkaar. Met behulp van radar is vastgesteld dat er gevaar voor aanvaring is. Welk schip dient maatregelen te nemen en waarom?
Beide schepen, omdat bij beperkt zicht elk schip maatregelen moet nemen.
In een gebied met beperkt zicht neemt men op de radar een echo waar, waarbij duidelijk wordt dat er gevaar voor aanvaring bestaat. Welke handelingen moeten worden vermeden?
Een koersverandering naar bakboord voor een schip voorlijker dan dwars of een koersverandering in de richting van een schip dwars of achterlijker dan dwars.
In een gebied met beperkt zicht neemt men op het radarbeeld de echo waar zoals in bijgaande figuur. Er is gevaar voor aanvaring. Welke maatregel is voor de hand liggend? Een:
koersverandering naar stuurboord.
Varend in een gebied met beperkt zicht neemt men op de radar de echo waar zoals in bijgaande figuur. Er is gevaar voor aanvaring. Welke maatregel neemt men?
Een vaartvermindering of een koersverandering naar stuurboord.
Varend in een gebied met beperkt zicht neemt men op de radar de echo waar zoals in bijgaande figuur. Er is gevaar voor aanvaring. Welke maatregel neemt men?
Een vaartvermindering of een koersverandering naar stuurboord.
U vaart in een verkeersbaan van een verkeersscheidingsstelsel en loopt een ander schip op met gevaar voor aanvaring. Het is mistig en u bent niet in zicht van elkaar. Wat is juist?
Beide schepen moeten maatregelen nemen.
Schip A kruist in dichte mist de verkeersbaan van een verkeersscheidingsstelsel. Indien schip B, dat de verkeersbaan volgt en dat van bakboord inkomt, schip A te dicht nadert, dient schip A:
koers te veranderen naar stuurboord of vaart te verminderen.
Schip A loopt schip B in de mist op en dreigen elkaar te dicht te naderen._x000D_Wat is juist? Schip A:
mag zowel een koersverandering naar stuurboord als naar bakboord maken.
In een gebied met beperkt zicht ziet schip A alleen op de radar tegenligger B vrijwel recht vooruit naderen. Welke maatregel neemt schip A bij voorkeur? Schip A:
wijkt uit naar stuurboord.
Schip A vaart in de verkeersbaan van een verkeersscheidingsstelsel. Van bakboord nadert schip B dat de baan oversteekt.
verandert koers naar stuurboord of vermindert de vaart.
Schip A nadert in een gebied met zware sneeuwbuien schip B. De schepen zijn niet in zicht van elkaar. Schip A peilt schip B dwars aan stuurboord en de peiling verandert niet. Welke maatregel neemt schip A? Schip A:
verandert koers naar bakboord.
In dichte mist nadert een schip van stuurboord. De boordpeiling is ongeveer groen 40°. Er is gevaar voor aanvaring. Mag u van koers veranderen naar bakboord?
Ja, dat mag indien aan stuurboord onvoldoende ruimte is om uit te wijken en vaart verminderen geen veilige optie is.
In een gebied met beperkt zicht zal een schip dat een ander schip slechts op het radarscherm waarneemt moeten bepalen of er een dichtbij situatie dan wel een gevaar voor aanvaring bestaat. Indien dit het geval is dient men:
een koersverandering in de richting van een schip dwars of achterlijker dan dwars te vermijden.
Men hoort bij beperkt zicht op ongeveer vijf streken aan bakboord een lange stoot. Er wordt geen echo op de radar waargenomen. Men dient:
de vaart te minderen tot het minimum waarbij het op koers kan worden gehouden en zonodig te stoppen.
Men hoort in de mist het mistsein van een ander schip uit een richting bakboord voor. De relatieve naderingsrichting en de koers van het schip zijn onbekend. Men dient:
drastisch vaart te verminderen en zonodig te stoppen.
Men hoort in dichte mist, voorlijker dan dwars, het mistsein: lang - kort - kort._x000D_Men dient:
de vaart te verminderen indien niet is vastgesteld dat er geen gevaar voor aanvaring bestaat.
Men vaart in een gebied met beperkt zicht en hoort het mistsein op ongeveer drie streken over stuurboord. Tenzij er is vastgesteld dat er geen gevaar voor aanvaring bestaat moet men:
de vaart verminderen tot het minimum waarbij het schip op koers kan worden gehouden en zonodig vaart geheel uit het schip halen.
In welke weersomstandigheden dienen de Voorschriften uit Deel C (Lichten en dagmerken) te worden nageleefd?
In alle weersomstandigheden.
Welke lichten mogen gelijk met de in Deel C (Lichten en dagmerken) genoemde lichten worden getoond?
Lichten die niet met de voorgeschreven lichten kunnen worden verward, hun zichtbaarheid of karakter niet aantasten of het houden van goede uitkijk niet belemmeren.
Welke lichten mogen niet gelijk met de in Deel C (Lichten en dagmerken) genoemde lichten worden getoond?
Lichten die met de voorgeschreven lichten kunnen worden verward.
Welke lichten mogen niet gelijk met de in Deel C (Lichten en dagmerken) genoemde lichten worden getoond? Lichten:
die de uitkijk belemmeren.
Wanneer dienen de voorgeschreven lichten volgens Voorschrift 20 (Toepassing lichten en dagmerken) te worden getoond?
Van zonsondergang tot zonsopkomst en bij beperkt zicht.
Wanneer mogen de voorgeschreven lichten worden getoond?
Indien het noodzakelijk wordt geacht.
Wanneer dienen de Voorschriften betreffende de dagmerken te worden nageleefd?
Overdag.
Aan welke eisen dienen de in Deel C omschreven lichten en dagmerken te voldoen? Aan:
het bepaalde in Aanhangsel I van de Bepalingen.
Een toplicht schijnt ononderbroken over een boog van de horizon van:
225 graden, van recht vooruit tot 22,5 graden achterlijker dan dwars.
Wat staat er in de Bepalingen betreffende de kleur en het karakter van een toplicht?
De kleur van een toplicht moet wit zijn, en deze moet ononderbroken schijnen.
Onder toplicht wordt verstaan een:
wit licht dat ononderbroken schijnt.
Het toplicht schijnt over een boog van de horizon van:
225 graden, van recht vooruit tot 22,5 graden achterlijker dan dwars aan elke zijde.
Wanneer mag een schip zijn boordlichten voeren door middel van een gecombineerde lantaarn? Indien de lengte van het schip:
minder is dan 20 meter.
Een boordlicht schijnt over een ononderbroken boog van de horizon van:
112,5 graden, van recht vooruit tot 22,5 graden achterlijker dan dwars.
Onder boordlichten wordt verstaan een:
groen licht aan stuurboord en een rood licht aan bakboord.
Een boordlicht schijnt ononderbroken over een boog van de horizon van:
112,5 graden, van recht vooruit tot 22,5 graden achterlijker dan dwars.
Een heklicht schijnt over een ononderbroken boog van de horizon van:
135 graden en is zo aangebracht dat het schijnt van recht achteruit over 67,5 graden naar elke zijde van het schip.
Het heklicht is geplaatst:
zo dicht mogelijk bij het hek als uitvoerbaar.
Onder een heklicht wordt verstaan een wit licht dat ononderbroken schijnt over een boog van de horizon van:
135 graden, zo aangebracht dat het schijnt van recht achteruit tot 67,5 graden naar elke zijde van het schip.
De kleur van het heklicht is:
wit.
De kleur van het sleeplicht is:
geel.
Een sleeplicht schijnt over een ononderbroken boog van de horizon van:
135 graden en is zo aangebracht dat het schijnt van recht achteruit over 67,5 graden naar elke zijde van het schip.
Onder een sleeplicht wordt verstaan een geel licht dat ononderbroken schijnt over een boog van de horizon van:
135 graden, zo aangebracht dat het schijnt van recht achteruit tot 67,5 graden naar elke zijde van het schip.
Een kenmerk van een sleeplicht is:
ononderbroken geel.
Een sleeplicht is geel van kleur. Het heeft verder dezelfde kenmerken als het:
heklicht
Het sleeplicht is geplaatst:
boven het heklicht.
Onder een rondom zichtbaar licht wordt verstaan een licht dat:
ononderbroken schijnt over een boog van de horizon van 360 graden.
Het rondom zichtbare licht heeft de kleur:
rood, groen, wit of geel.
Onder een rondom zichtbaar licht wordt volgens de Bepalingen verstaan een licht dat:
ononderbroken schijnt over een boog van de horizon van 360 graden .
Welke van de hieronder genoemde lichten is een rondom zichtbaar licht?
Ankerlicht.
Welke van de hieronder genoemde lichten is geen rondom zichtbaar licht ?
Het sleeplicht.
Onder schitterlicht wordt verstaan een licht dat schittert met regelmatige tussenpozen met een frequentie van:
120 schitteringen per minuut.
Onder schitterlicht wordt verstaan een:
licht dat schittert met een frequentie van 120 schitteringen per minuut.
Een schitterlicht is een licht waarvan de kleur:
niet wettelijk is vastgelegd.
Onder een schitterlicht wordt volgens de Bepalingen verstaan een:
licht dat schittert met regelmatige tussenpozen met een frequentie van 120 schitteringen per minuut.
De ware koers van het eigen schip is 000°. Recht vooruit worden de toplichten en het rode licht van een werktuiglijk voortbewogen schip gezien. De ware koers van dat schip ligt tussen:
180° en 292,5°.
Indien men een werktuiglijk voortbewogen schip oploopt aan stuurboord en vervolgens voor hem over loopt, ziet men de lichten van dat schip in de volgorde zoals getoond in de afbeeldingen:
D, A, B, C.
De ware koers van het eigen schip is 000°. Recht vooruit worden de toplichten en het groene licht van een werktuiglijk voortbewogen schip gezien. De ware koers van dat schip ligt tussen:
067,5° en 180°.
Maak de volgende zin af. Het bak- en stuurboordlicht dekken te samen dezelfde sector als het:
toplicht.
Maak de volgende zin af. De sector die niet door het toplicht wordt afgedekt, wordt afgedekt door het:
heklicht.
Hoeveel bedraagt de minimum afstand waarop een toplicht van een schip met een lengte van 80 meter onder normale omstandigheden zichtbaar is?
6 zeemijl.
Hoeveel bedraagt de minimum afstand waarop een heklicht van een schip met een lengte van 75 meter onder normale omstandigheden zichtbaar is?
3 zeemijl.
Hoeveel bedraagt de minimum afstand waarop een boordlicht van een schip met een lengte van 120 meter onder normale omstandigheden zichtbaar is?
3 zeemijl.
Hoeveel bedraagt de minimum afstand waarop een wit, rood, groen of geel rondom zichtbaar licht van een schip van 280 meter onder normale omstandigheden zichtbaar is?
3 zeemijlen.
De minimale zichtbaarheid van de voorgeschreven lichten is afhankelijk van de:
lengte van het schip.
Een schip heeft een lengte van 35 meter. Hoeveel bedraagt de minimum afstand waarop een toplicht onder normale omstandigheden zichtbaar is?
5 zeemijlen.
Hoeveel bedraagt de minimum afstand waarop een toplicht van een schip met een lengte van 12 meter en meer, maar minder dan 20 meter onder normale omstandigheden zichtbaar is?
3 zeemijlen.
Hoeveel bedraagt de minimum afstand waarop een heklicht van een schip met een lengte van 12 meter en meer, doch minder dan 50 meter onder normale omstandigheden zichtbaar is?
2 zeemijlen.
Hoeveel bedraagt de minimum afstand waarop een boordlicht van een schip met een lengte van 12 meter en meer, doch minder dan 50 meter onder normale omstandigheden zichtbaar is?
2 zeemijlen.
Hoeveel bedraagt de minimum afstand waarop een toplicht van een schip met een lengte van minder dan 12 meter onder normale omstandigheden zichtbaar is?
2 zeemijlen.
Hoeveel bedraagt de minimum afstand waarop een boordlicht van een schip met een lengte van minder dan 12 meter onder normale omstandigheden zichtbaar is?
1 zeemijl.
Hoeveel bedraagt de minimum afstand waarop een heklicht van een schip met een lengte van minder dan 12 meter onder normale omstandigheden zichtbaar is?
2 zeemijlen.
Hoeveel bedraagt de minimale afstand waarop een wit, rood, groen of geel rondom zichtbaar licht van een schip met een lengte van minder dan 12 meter onder normale omstandigheden zichtbaar is?
2 zeemijlen.
De lichten van een niet vaartlopend, werktuiglijk voortbewogen schip, op één mijl afstand van bakboord ingezien zijn overeenkomstig afbeelding:
B.
De lichten van een vaartlopend onmanoeuvreerbaar schip, korter dan 50 meter, van stuurboord ingezien zijn overeenkomstig afbeelding:
C.
De lichten van een werktuiglijk voortbewogen schip, dwars van stuurboord ingezien zijn overeenkomstig afbeelding:
A.
Welk dagmerk dient een werktuiglijk voortbewogen schip bij het slepen te tonen?
Indien de lengte van de sleep meer is dan 200 meter: een ruit.
Een duwend schip en een schip dat wordt geduwd zijn verbonden in een samengestelde eenheid.Zij dienen de lichten te tonen van:
een werktuiglijk voortbewogen schip.
Dient een langszijslepend schip het sleeplicht te tonen?
Nee, nooit.
Welke lichten dient een schip of voorwerp dat wordt gesleept te tonen?
Boordlichten en een heklicht.
De lichten van een vaartlopend schip bezig met de uitoefening van de treilvisserij, recht vooruit ingezien, zijn overeenkomstig afbeelding:
B.
Het verschil in navigatielichten, gevoerd door een vaartlopend en een niet vaartlopend schip bezig met de uitoefening van de treilvisserij:
is te zien als men afbeelding B met D vergelijkt.
De lichten en het dagmerk van een beperkt manoeuvreerbaar schip zijn weergegeven in afbeelding:
B en D.
Moet of mag een schip door zijn diepgang beperkt in zijn manoeuvreerbaarheid drie rondom zichtbare rode lichten te tonen? Hij:
mag deze tonen.
De lichten van een ten anker liggend schip, van stuurboord ingezien zijn overeenkomstig afbeelding:
C.
Welke lichten dient een watervliegtuig te tonen indien het niet uitvoerbaar is de in de Bepalingen voorgeschreven lichten te tonen? Lichten:
die de voorgeschreven lichten zoveel mogelijk benaderen.
Welke lichten dient een watervliegtuig te tonen? Lichten:
die in de Bepalingen voorgeschreven zijn, tenzij dit onuitvoerbaar is.
Welke lichten dient een WIG-tuig te tonen indien het niet uitvoerbaar is de in de Bepalingen voorgeschreven lichten te tonen? Lichten:
die de voorgeschreven lichten zoveel mogelijk benaderen.
Welke lichten dient een WIG-tuig te tonen? Lichten:
die in de Bepalingen voorgeschreven zijn, tenzij dit onuitvoerbaar is.
Een korte stoot op de fluit duurt volgens Voorschrift 32 (begripsomschrijvingen):
ongeveer één seconde.
Een lange stoot op de fluit duurt volgens de Bepalingen:
vier tot zes seconden.
U hoort een fluitsein van circa één seconde._x000D_Volgens de Bepalingen is dit een:
korte stoot.
Van welke middelen tot het geven van geluidsseinen dient een schip van 50 meter te zijn voorzien?
fluit en een klok.
Van welke middelen tot het geven van geluidsseinen dient een schip van 110 meter te zijn voorzien? Een:
fluit, een klok en een gong.
Van welke middelen tot het geven van geluidsseinen dient een schip van 10 meter te zijn voorzien? Van een:
middel dat een doelmatig geluidssein kan geven.
Welk antwoord bevat drie middelen voor geluidsseinen, zoals vastgelegd in de Bepalingen?
Klok, fluit en gong.
Als een schip twee korte stoten op de fluit geeft betekent dit:
ik ga bakboord uit.
Men vaart op een schip vaart in een nauw vaarwater. Men hoort het sein van een ander schip dat het eigen schip wil oplopen. Welk sein dient men te geven indien men instemt met het oplopen door het andere schip?
De achtereenvolgende stoten: lang - kort - lang - kort.
Volgens de Bepalingen kan men bij het oplopen in een nauw vaarwater gebruik maken van passende seinen. Mag men deze seinen ook geven indien men elkaar bij beperkt zicht niet ziet?
Nee, deze seinen mag men alleen geven indien de schepen in zicht zijn van elkaar.
Een schip vaart in een nauw vaarwater. Het zicht is goed. Het wil een ander schip oplopen aan de stuurboordzijde van dat andere schip en waarbij hulp van dat schip nodig is. Welke sein op de fluit dient het te geven?
Lang - lang - kort.
Een schip vaart in een nauw vaarwater. Het zicht is goed. Het wil een ander schip oplopen aan de bakboordzijde van dat andere schip en waarbij hulp van dat schip nodig is. Welke sein op de fluit dient men te geven?
Lang - lang - kort - kort.
Op een schip nadert men een onoverzichtelijke bocht in een nauw vaarwater. Men hoort het attentiesein van een ander schip. Welke handelingen dient men te verrichten?
Voorzichtig en met bijzondere waakzaamheid verder varen en het sein beantwoorden met een lange stoot.
Een schip nadert een onoverzichtelijke bocht in een nauw vaarwater. Welke geluidssein dient het te geven?
Een lange stoot.
Welk schip dient in of nabij een gebied met beperkt zicht, met tussenpozen van niet meer dan twee minuten, op de fluit het geluidssein één lange stoot te geven?
Een werktuiglijk voortbewogen schip dat vaart door het water loopt.
Als tijdens beperkt zicht een vaartlopend werktuiglijk voortbewogen schip de vaart geheel uit het schip haalt, verandert het mistsein van:
één lange stoot met een tussenpoos van maximaal twee minuten in twee lange stoten met een tussenpoos van maximaal twee minuten.
Welk sein kan zowel bij beperkt zicht als bij goed zicht worden gegeven?
Een lange stoot.
Welke schepen dienen in of nabij een gebied met beperkt zicht, met tussenpozen van niet meer dan twee minuten, het geluidssein twee lange stoten te geven?
Elk werktuiglijk voortbewogen schip dat varende is wanneer het gestopt ligt en geen vaart loopt door het water.
In dichte mist liggen twee werktuiglijk voortbewogen schepen op korte afstand van elkaar gestopt en lopen geen vaart door het water.
Eén lange stoot op de fluit als geluidssein geven; afwachten en daarna uiterst voorzichtig verder manoeuvreren, totdat het gevaar voor aanvaring is geweken.
Wanneer mogen noodseinen worden gegeven? Indien een schip:
in nood verkeert en hulp verlangt.
Maak de volgende zin af. Wanneer een schip in nood verkeert en hulp verlangt, dient het:
de seinen vermeld in Aanhangsel IV bij deze Voorschriften te gebruiken of te tonen.
Maak de volgende zin af. Indien een schip een noodsein toont of gebruikt:
verkeert het in nood en verlangt het hulp.
Waar staan de seinen die in geval van nood mogen worden gebruikt? In een van de:
Aanhangsels van de Bepalingen.
De verticale afstand tussen de toplichten op een schip met een lengte van 20 meter of meer dient minimaal:
4,5 meter te zijn.
Een schip dient vanwege zijn lengte twee toplichten te voeren. Het voorste toplicht van dit schip dient op een hoogte boven de romp te worden geplaatst van minimaal:
6 meter. Het toplicht hoeft echter niet hoger te worden geplaatst dan 12 meter.
De boordlichten van een werktuiglijk voortbewogen schip dienen zo te zijn geplaatst dat de hoogte boven de romp:
niet meer bedraagt dan driekwart van de hoogte van het voorste toplicht.
De horizontale afstand tussen de twee toplichten op een werktuiglijk voortbewogen schip moet minimaal:
de helft van de lengte van het schip bedragen en behoeft niet meer te zijn dan 100 meter.
De boordlichten op een schip met een lengte van 20 meter of meer moeten zo geplaatst zijn dat ze:
niet voor het voorste toplicht geplaatst zijn.
Indien een sleepboot met een lengte van 20 meter of meer uitgerust is met drie toplichten onder elkaar moet de verticale afstand tussen de lichten minimaal:
2 meter bedragen met een gelijke onderlinge afstand.
De verticale afstand tussen twee rode lichten op een onmanoeuvreerbaar schip met een lengte van 20 meter of meer bedraagt minimaal:
2 meter.
De kleur van dagmerken is:
zwart.
De middellijn van een bal als dagmerk moet:
minimaal 0,6 meter zijn.
Welke afmetingen (hoogte x diameter) van een cilinder voldoen aan de Bepalingen?
2,0 x 1,0 meter
Boordlichten mogen aan de voorzijde maximaal:
3 graden overschijnen.
Rondom zichtbare lichten mogen door bijvoorbeeld masten, schoorstenen en kranen worden afgeschermd over een boog van de horizon van maximaal:
6 graden.
Toplichten en heklichten mogen maximaal:
5 graden overschijnen.
De verticale sectoren van lichten, met uitzondering van lichten op zeilschepen, dienen zodanig te zijn dat de vereiste lichtsterkte wordt gehandhaafd in de sector van:
5 graden boven tot 5 graden onder het horizontale vlak.
Welke instantie geeft goedkeuring aan de constructie en de plaatsing van lichten en dagmerken?
Het ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Navigatieverlichting moet zijn voorzien van:
een certificaat.
Onder welke omstandigheden dient een schip bezig met de uitoefening van de visserij de aanvullende lichten, zoals in Aanhangsel II van de Bepalingen genoemd, te tonen? Indien het:
vist in de nabijheid van andere vissende schepen.
Op welke onderlinge afstand dienen de aanvullende lichten voor schepen bezig met de uitoefening van de visserij te worden geplaatst? Op:
minimaal 0,9 meter.
Welke aanvullende verlichting dient een schip bezig met de uitoefening van de treilvisserij in span te tonen?
Een zoeklicht naar voren gericht en in de richting van het andere schip van het span.
Welke aanvullende verlichting dient een schip bezig met de uitoefening van de treilvisserij te tonen bij het uitzetten van de netten?
Twee witte lichten, het ene loodrecht onder het andere.
Welke aanvullende verlichting moet een schip bezig met de uitoefening van de treilvisserij tonen bij het binnenhalen van de netten?
Een wit licht loodrecht boven een rood licht.
Welke aanvullende verlichting moet een schip bezig met de uitoefening van de treilvisserij tonen wanneer het net vast zit aan een obstakel?
Twee rode lichten, het ene loodrecht boven het andere.
Welke aanvullende verlichting moet een schip bezig met de uitoefening van de visserij met ringzegen tonen?
Twee gele lichten loodrecht boven elkaar, welke beurtelings om de seconde schitteren.
Welke instantie geeft goedkeuring aan de constructie van toestellen voor geluidsseinen, hun werking en de plaatsing?
Het ministerie van Verkeer en Waterstaat (of het ministerie van Defensie als het een vaartuig van defensie is).
Wat is de voorgeschreven hoorbaarheidsafstand van een fluitsein voor een schip met een lengte van 250 meter?
2 zeemijl.
Wat is de voorgeschreven hoorbaarheidsafstand van een fluitsein voor een schip met een lengte van 150 meter?
1,5 zeemijl.
Wat is de voorgeschreven hoorbaarheidsafstand van een fluitsein voor een schip met een lengte van 50 meter?
1 zeemijl.
Men hoort van een ander schip het sein op de fluit kort-kort-kort-lang-lang-lang-kort-kort-kort. Wat is dit voor een sein?
Een noodsein.
Welk antwoord bevat vier noodseinen?
Sein "NC"; valschermsignaal; SART-signaal op het radar; langzaam op en neer bewegen van de uitgestrekte armen.
Welk antwoord bevat vier noodseinen?
Een signaal van een noodradiobaken; vuurpijlen; het morsesein: 3x kort - 3x lang - 3x kort; langzaam op en neer bewegen van de uitgestrekte armen.
Welk antwoord bevat vier noodseinen?
Vuurpijlen; kleurstof om water te verkleuren; continu het luiden van de bel; SART-signaal op het radar.
Volgens Voorschrift 14 (Recht tegen elkaar in sturen) moeten beide werktuiglijk voortbewogen schepen stuurboord uit. Schip A kan niet naar stuurboord van koers veranderen.
Schip B moet handelen volgens Voorschrift 2(a), terwijl schip A handelt volgens Voorschrift 2(b).
A en B zijn beide werktuiglijk voortbewogen schepen. Er is gevaar voor aanvaring._x000D_Welke vuistregel wordt wel gebruikt om de grootte van de koersverandering door schip A te bepalen?_x000D_Minimaal:
de boordpeiling + 10 graden.
A en B zijn beide werktuiglijk voortbewogen schepen. De afstand tussen beide schepen bedraagt drie mijl. Schip A peilt schip B op 60 graden groen. Er is gevaar voor aanvaring.
70 graden.
Het woord schip omvat elk vaartuig,
met inbegrip van vaartuigen zonder waterverplaatsing en watervliegtuigen, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt, als middel van vervoer ter water.
Wat betekent de uitdrukking werktuiglijk voortbewogen schip?
Elk schip voortbewogen door machines.
De voorschriften vermeld in de BVA zijn ... van toepassing.
in volle zee en op alle wateren die hiermee in verbinding staan en bevaarbaar zijn voor zeeschepen
Welke schepen kunnen in de zin van de bepalingen worden beschouwd als beperkt manoeuvreerbare schepen?
Schepen bezig met bevoorraden of met het overbrengen van personen of goederen terwijl ze varende zijn.
Welke afdelingen van Deel B van de Bepalingen moeten worden toegepast bij goed zicht?
Afdelingen I en II.
Wat wordt verstaan onder veilige vaart?
Zodanige vaart dat men, bij de heersende omstandigheden en toestanden, op een passende afstand kan stoppen.
Een schip dat op grond van een van deze voorschriften de doorvaart of de veilige doorvaart van een ander schip niet mag belemmeren dient …
voldoende ruimte te laten voor de veilige doorvaart van het andere schip.
De Bepalingen zijn van toepassing op alle:
schepen.
Volgens de tekst van de Bepalingen zijn de Voorschriften van toepassing op alle schepen:
in volle zee en op alle wateren die daarmee in verbinding staan en bevaarbaar zijn voor zeegaande schepen.
Voorschrift 10b stelt o.a. "een schip dat gebruikt maakt van een verkeersscheidingsstelsel dient in de passende verkeersbaan te varen in de algemene richting van de verkeersstroom voor die baan". Welk van de onderstaande beweringen is juist?
Een schip bezig met het onderhouden van een onderzeese kabel mag voor de uitvoering van zijn werkzaamheden zonodig in een richting varen die tegengesteld is aan die van de verkeersbaan waarin het schip zijn werkzaamheden verricht.
A, B en C zijn werktuiglijk voortbewogen schepen in zicht van elkaar. Tussen A en B bestaat gevaar voor aanvaring. Indien A koers verandert naar stuurboord zal C gehinderd worden.Wat is voor schip A een goede maatregel?
A vermindert drastisch vaart zodat B voorover zal lopen.
Bij het uitleggen en naleven van deze voorschriften dient goed rekening te worden gehouden…
met de veronachtzaming van de regels of door bijzondere omstandigheden waarin het schip zich bevindt.
Het houden van een goede uitkijk dient ... te geschieden.
te allen tijde
Varend in een gebied bij de uiteinde van een VSS geldt:
U moet ankeren voor zover uitvoerbaar vermijden, overigens gelden de normale gedragsregels, maar daarboven moet U aldaar met bijzondere voorzichtigheid varen.
Een schip dat de richting van een nauw vaarwater of vaargeul volgt, moet de buitenzijde van het vaarwater of vaargeul aan zijn SB-zijde houden, zo dicht als veilig en uitvoerbaar is. Dit voorschrift geldt:
Voor alle schepen, bij elk soort zicht.
De uitdrukking "onmanoeuvreerbaar schip" betekent …
Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist.
Een werktuigelijk voortbewogen zeeschip volgt een nauw vaarwater. Dit zeeschip kan alleen in dit vaarwater veilig varen. Van SB nadert een zeilschip dat het vaarwater wenst te kruizen. Er dreigt gevaar voor aanvaring. Wie moet in eerste instantie wat
Het zeilschip neemt tijdig maatregelen teneinde de doorvaart van het werktuigelijk voortbewogen schip niet te belemmeren.
Men vaart in de baan van een verkeersscheidingsstelsel. Over SB boeg (groen 30) wordt een zeiljachtje waargenomen met een geschatte lengte van 15 meter welke ramkoers loopt.Er bestaat nog geen direct gevaar voor aanvaring. De volgende actie is juist …
het zeiljachtje wijkt uit omdat een zeilschip of een schip geen zeilschip zijnde met een lengte van minder dan 20 meter de veilige doorvaart van werktuiglijk voortbewogen schepen welke de verkeersbaan volgen niet mag belemmeren.
Heeft een schip dat door zijn diepgang beperkt is zijn manoeuvreerbaarheid bij gevaar voor aanvaring voorrangsrechten in het kader van uitwijkbepalingen?
Neen, het moet dan wel voldoen aan de uitwijkbepalingen die voldoen voor een WVS
Op veel oorlogsschepen worden lichten gevoerd waarbij de plaats van de lichten en de afstanden tussen de lichten niet overenkomen met de voorschriften.Dat mag:
uitsluitend met toestemming van de regering van de vlaggestaat.
Wie mogen voorschriften betreffende aanvullende positie- of seinlichten, dagmerken en fluitseinen uitvaardigen?
De Regering van een Staat.
Waar zijn de Bepalingen van toepassing?
In volle zee en op alle wateren die daarmee in verbinding staan en bevaarbaar zijn voor zeegaande schepen.
Verkeersscheidingsstelsels welke door het IMO zijn vastgesteld worden wat Nederland betreft bekendgemaakt door:
Onze Minister in de vorm van een bekendmaking in de Staatscourant.
Indien de betrokken Regering van mening is dat een schip van bijzondere constructie die, voor wat betreft de plaats en zichtbaarheid van de lichten en dagmerken, niet volledig kan voldoen aan de bepalingen dan mag dit schip:
voldoen aan andere bepalingen, mits deze zoveel mogelijk met de voorschriften overeenkomen.
Een Regering mag, onder bepaalde omstandigheden, toestaan dat afgeweken wordt van de eisen wat betreft ondermeer hoogte en zichtbaarheid van lichten en dagmerken._x000D_Deze omstandigheden zijn een:
bijzondere constructie of een bijzondere bestemming.
Als een schip door een of andere oorzaak absoluut niet aan een bepaalde eis met betrekking tot de Bepalingen kan voldoen, mag zo'n schip dan zee kiezen?
Ja, mits dit schip toestemming is verleend door de betrokken regering.
Onder bepaalde omstandigheden mag een schip afwijken van de Bepalingen voor wat betreft bijvoorbeeld de hoogte en zichtbaarheid van lichten en dagmerken.Wie stelt in dat geval andere bepalingen vast?
Onze Minister.
Een voorbeeld van het afwijken van de plaats van lichten met toestemming van de betrokken Regering is:
de plaatsing van de toplichten op een vliegdekschip buiten het vlak van kiel en stevens.
Wie en/of wat wordt/worden er niet van hun verantwoordelijkehid ontheven in Voorschrift 2(a) (Verantwoordelijkheid)?
Het schip, zijn reder, kapitein en bemanning.
Waarvoor wordt men in Voorschrift 2(a) (Verantwoordelijkheid) verantwoordelijk gesteld?
Voor de gevolgen van het niet naleven van de voorschriften.
Voorbeelden van maatregelen volgens het gewone zeemansgebruik zijn?
Ontsteek de navigatielichten minstens een half uur voor zonsondergang. Controleer voor vertrek onder andere de goede werking van de navigatieapparatuur.
Op welke schepen zijn de voorschriften van toepassing?
Op alle schepen
Twee voorbeelden van het toepassen van Voorschrift 2(a) zijn:
Navigatieverlichting controleren voor vertrek. Anker klaar om te vallen in een nauw vaarwater.
Welke twee aspecten worden in Voorschrift 2(a) (Verantwoordelijkheid) aan de voorzorgsmaatregelen verbonden?
Het gewone zeemansgebruik en bijzondere omstandigheden.
Waarvoor wordt men in Voorschrift 2(a) (Verantwoordelijkheid) met name verantwoordelijk gesteld?
Voor de gevolgen van het niet, of niet goed naleven van de voorschriften.
Wie of wat kan of kunnen verantwoordelijk worden geacht voor de gevolgen van nalatigheid in het naleven van de voorschriften?
Een schip, haar reder, de kapitein en de bemanning.
Het kan volgens Voorschrift 2(b) (Verantwoordelijkheid) noodzakelijk zijn af te wijken van de Bepalingen. Dit doet zich voor indien:
in een bijzondere omstandigheid onmiddellijk gevaar aanwezig is.
Voorschrift 2(b) (Verantwoordelijkheid) heeft betrekking op de:
noodzakelijkheid die kan bestaan om, in bepaalde omstandigheden, af te wijken van de voorschriften.
In welke gevallen kan men zich beroepen op Voorschrift 2(b) (Verantwoordelijkheid)?
In bijzondere omstandigheden met onmiddellijk gevaar.
Wat is geen goed voorbeeld van het toepassen van gewoon zeemansgebruik?
Een zeilschip wijkt voor een zeer groot werktuiglijk voortbewogen schip.
A, B en C zijn werktuiglijk voortbewogen schepen. Schip A loopt schip B op.
af dient te wijken van zijn verplichting koers en vaart te houden.
Als een uitwijkplichtig schip door de aanwezigheid van een ondiepte niet in staat is om uit te wijken volgens de voorschriften, dan:
moet dit schip van de regels afwijken.
Twee schepen kunnen een passeerafspraak maken en daardoor van de regels afwijken. Bijvoorbeeld: de oploper vraagt aan het opgelopen schip om uit te wijken en deze stemt daarmee in. Welke stelling is juist in dit verband?
Dit is toegestaan en beide schepen zijn gebonden aan die afspraak op grond van voorschrift 2.
Wanneer dient gewoon zeemansgebruik toegepast te worden?
In die gevallen waarin de voorschriften geen regels geven.
Waar is Voorschrift 10 (Verkeersscheidingsstelsels) van toepassing?
In verkeersscheidingsstelsels aangenomen door de IMO.
Welke voorschriften gelden in een verkeersscheidingsstelsel aangenomen door de IMO?
De Voorschriften van de Bepalingen.
Een verkeersscheidingsstelsel kan bestaan uit:
verkeersbanen, scheidingszones, scheidingslijnen en zones voor kustverkeer.
Voor de toepassing van de Bepalingen kan de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) verkeersscheidingsstelsels aannemen. Waarom is juist deze organisatie daarvoor aangewezen?Omdat deze organisatie:
verantwoordelijk is gesteld voor het opstellen van de Bepalingen.
Een schip dat gebruik maakt van een verkeersscheidingsstelsel dient:
in de passende verkeersbaan te varen in de algemene richting van de verkeersstroom voor die baan.
Een schip dat gebruik maakt van een verkeersscheidingsstelsel dient:
voor zover uitvoerbaar vrij te blijven van scheidingslijn en scheidingszone.
Een schip dat vaart bij het uiteinden van een verkeersscheidingsstelsel moet extra voorzichtig zijn, omdat:
het te maken kan krijgen met kruisend verkeer uit alle richtingen.
Mag een schip de verkeersbaan van een verkeersscheidingsstelsel kruisen?
Ja, indien dit niet te vermijden is.
Op welke schepen zijn de voorschriften van toepassing?
Op alle schepen
Een bevoegde autoriteit die in Nederland bijzondere voorschriften mag uitvaardigen is niet:
IMO.
Mogen bijzondere voorschriften worden uitgevaardigd?
Ja, door de ter plaatse bevoegde autoriteit.
Op binnenwateren die in verbinding staan met volle zee en bevaarbaar zijn voor zeegaande schepen mogen bijzondere voorschriften uitgevaardigd worden. Wie mogen deze bijzondere voorschriften uitvaardigen?
De regering van de vlaggestaat en de plaatselijk bevoegde authoriteiten.
De Bepalingen stellen dat: ter plaatse bevoegde autoriteiten bijzondere voorschriften mogen uitvaardigen voor reden, havens, rivieren, meren of binnenwateren. Aan welke eis moeten deze bijzondere voorschriften voldoen?Ze moeten zo:
veel mogelijk overeenstemmen met de Bepalingen.
Ter plaatse bevoegde autoriteiten mogen bijzondere voorschriften uitvaardigen voor wateren die in verbinding staan met volle zee en bevaarbaar zijn voor zeegaande schepen.Welke wateren worden met name genoemd in de Bepalingen?
Reden, havens, rivieren, meren of binnenwateren.
De Regering van een Staat mag bijzondere voorschriften uitvaardigen met betrekking tot aanvullende positie- of seinlichten._x000D_Dit mag niet voor:
luchtkussenvaartuigen.
Een regering mag voor drie groepen schepen aanvullende positie- of seinlichten voorschrijven._x000D_Deze drie groepen zijn:
oorlogsschepen, schepen bezig met de uitoefening van de visserij in vlootverband en schepen in konvooi.
Voor welke schepen mogen bijzondere voorschriften met betrekking tot aanvullende dagmerken worden uitgevaardigd?
Oorlogschepen, schepen in konvooi en schepen bezig met de uitoefening van de visserij in vlootverband.
Wie mogen voorschriften betreffende aanvullende positie- of seinlichten, dagmerken en fluitseinen uitvaardigen?
De Regering van een Staat.
Wat is geen goed voorbeeld van het toepassen van gewoon zeemansgebruik?
Een zeilschip wijkt voor een zeer groot werktuiglijk voortbewogen schip.
Wat verstaan de Bepalingen onder het begrip schip? Elk:
vaartuig gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als middel van vervoer te water.
Welk van onderstaande mogelijkheden is volgens de Bepalingen GEEN schip? Een:
boorplatform staande op locatie.
Welk van onderstaande mogelijkheden is volgens de Bepalingen een schip? Een:
watervliegtuig.
Welk van onderstaande schepen is een werktuiglijk voortbewogen schip? Een:
zeilschip met de motor aan.
Welk schip is volgens de Bepalingen GEEN zeilschip? Een schip onder zeil:
gebruik makend van de voortstuwingsinstallatie.
De uitdrukking werktuiglijk voortbewogen schip betekent:
elk schip voortbewogen door machines.
Een schip onder zeil heeft een aggregaat (hulpmotor) bijstaan voor het opwekken van energie. Wat is dit voor een schip volgens Voorschrift 3 (algemene begripsomschrijvingen)?
Zeilschip, want een aggregaat is geen machine om het schip voort te bewegen.
Welke van de onderstaande beweringen is juist? Een zeilschip is:
elk schip dat onder zeil is mits de voortstuwingsmachines, indien aangebracht, niet worden gebruikt.
Onder een zeilschip verstaan de Bepalingen elk schip:
dat onder zeil is, mits een voortstuwingsinstallatie, als die aanwezig is, niet wordt gebruikt.
Wat betekent de uitdrukking een schip bezig met de uitoefening van de visserij?_x000D_Een:
schip dat vist met vistuig dat de manoeuvreerbaarheid beperkt.
De uitdrukking een schip bezig met de uitoefening van de visserij betekent dat een schip:
vist met netten, lijnen, sleepnetten of ander vistuig die de manoeuvreerbaarheid beperken.
Wat betekent de uitdrukking schip bezig met de uitoefening van de visserij?_x000D_Een:
schip dat vist met vistuig dat de manoeuvreerbaarheid beperkt.
Welke vissersschepen dienen de lichten en dagmerken, zoals in Voorschrift 26 (Vissersschepen) vermeld, te tonen? Elk schip:
dat vist met vistuig dat de manoeuvreerbaarheid beperkt.
10 mijl uit de kust stijgt een helikopter van een boorplatform op. Is de helikopter een watervliegtuig?
Nee, want het is niet een luchtvaartuig dat ontworpen is om op het water te manoeuvreren.
Een vliegtuig dat geschikt is om op het water te manoeuvreren vertrekt vanaf een vliegveld. Het vliegtuig maakt een tussenlanding op het water. Is dit vliegtuig een watervliegtuig zoals bedoeld in de Bepalingen?
Ja.
Wat betekent de uitdrukking watervliegtuig?_x000D_Dit is een luchtvaartuig dat:
ontworpen is om op het water te manoeuvreren.
Een watervliegtuig dat vaart is volgens de Bepalingen een:
schip.
Een schip kan volgens de Bepalingen onmanoeuvreerbaar zijn vanwege:
buitengewone omstandigheden.
Een voorbeeld van een onmanoeuvreerbaar schip is een:
schip met zware slagzij door een verschoven deklading hout.
De uitdrukking onmanoeuvreerbaar schip betekent volgens de Bepalingen dat een schip:
door buitengewone omstandigheden niet kan manoeuvreren zoals vereist in de voorschriften.
Wat betekent de uitdrukking onmanoeuvreerbaar schip?_x000D_Een schip dat:
door buitengewone omstandigheden niet in staat is voor een ander schip uit te wijken.
Welke van onderstaande schepen is GEEN onmanoeuvreerbaar schip?_x000D_Een:
sleepboot met een moeilijke sleep.
Een schip kan beperkt manoeuvreerbaarzijn vanwege:
de aard van zijn werkzaamheden.
Een beperkt manoeuvreerbaar schip is NIET:_x000D_Een schip:
met slagzij in verband met schuivende lading.
De uitdrukking beperkt manoeuvreerbaar schip betekent dat een schip:
door de aard van zijn werk beperkt is in zijn mogelijkheid om te manoeuvreren zoals vereist volgens de voorschriften en daardoor niet in staat is voor een ander schip uit te wijken.
Wat betekent de uitdrukking beperkt manoeuvreerbaar schip?_x000D_Een schip dat:
door de aard van zijn werk beperkt is in zijn mogelijkheid om te manoeuvreren zoals vereist volgens de voorschriften en daardoor niet in staat is uit te wijken.
Welke van onderstaande schepen is GEEN beperkt manoeuvreerbaar schip?_x000D_Een:
schip bezig met de uitoefening van de visserij, niet zijnde de treilvisserij.
Een schip door zijn diepgang beperkt in zijn manoeuvreerbaarheid kan:
nauwelijks koers veranderen.
Wat betekent de uitdrukking schip door zijn diepgang beperkt in zijn manoeuvreerbaarheid? Een:
werktuiglijk voortbewogen schip dat wegens zijn diepgang ten opzichte van de beschikbare diepte en breedte van het vaarwater ernstig beperkt is in zijn mogelijkheid af te wijken van zijn koers.
Welke schepen kunnen door hun diepgang beperkt zijn in hun manoeuvreerbaarheid?
Uitsluitend werktuiglijk voortbewogen schepen.
De uitdrukking schip door diepgang beperkt in zijn manoeuvreerbaarheid is een werktuiglijk voortbewogen schip dat ernstig beperkt is in zijn mogelijkheid af te wijken van zijn koers vanwege zijn diepgang ten opzichte van de beschikbare:
diepte en breedte van het vaarwater.
Welke stelling betreffende varend en vaartlopend is juist?
Een varend schip ligt niet ten anker, is niet vastgemaakt aan de wal en zit niet aan de grond terwijl een vaartlopend schip bovendien vaart maakt door het water.
Een schip is varende als het:
niet ten anker ligt, niet is vastgemaakt aan de wal of niet aan de grond zit
Een schip is varende indien het:
niet ten anker ligt, niet is vastgemaakt aan de wal en niet aan de grond zit.
Een schip is NIET varende indien het
aan de grond zit.
Een schip is vaartlopend als het:
varende is en zich verplaatst ten opzichte van het omringende water.
Met de ‘lengte van een schip’ wordt bedoeld de lengte:
over alles.
Met de ‘breedte van een schip’ wordt bedoeld de:
grootste breedte buitenwerks.
De woorden ‘lengte’ en ‘breedte’ van een schip betekenen:
lengte over alles en de grootste breedte buitenwerks.
Schepen worden geacht in zicht van elkaar te zijn wanneer:
het ene vanaf het andere met het oog kan worden waargenomen.
Schepen worden geacht NIET in zicht van elkaar te zijn wanneer het ene vanaf het andere:
uitsluitend met behulp van de radar kan worden waargenomen.
Doordat er een groot schip voor u vaart, kunt u niet goed zien wat er in de voorlijke sector van uw schip vaart of aanwezig is. Is er sprake van beperkt zicht zoals bedoeld in de Bepalingen?
Nee.
Vanwege zware regenval neemt het zicht zodanig af dat men de radarapparatuur dient te gebruiken. Is er sprake van beperkt zicht?
Ja, want zware regenbuien kunnen een situatie geven waarin het zicht wordt beperkt.
Welk antwoord bevat vier situaties waarbij er zeer waarschijnlijk sprake is van 'beperkt zicht'?
Sneeuwval, zandstormen, mist en zware regenbuien.
Wat betekent de uitdrukking Wing-In-Ground (WIG)-tuig ?_x000D_Dit is een multimodaal tuig dat:
tijdens haar belangrijkste operationele toestand, vlak boven het wateroppervlakte vliegt, daarbij gebruik makend van de drukopbouw tussen het wateroppervlakte en het WIG-tuig
Wat is de beste omschrijving van een Wing-In-Ground (WIG)-tuig ?Een zeer:
laag vliegend vliegtuig.
Een WIG-tuig dat vaart, is volgens de Bepalingen een:
schip.
Een Wing-In-Ground (WIG)-tuig maakt gebruik van:
de drukopbouw tussen het wateroppervlak en het toestel zelf
Schepen die een ander schip NIET mogen belemmeren kunnen zijn:
zeilschepen.
Voorschrift 4 luidt: De voorschriften in deze afdeling zijn van toepassing bij elk soort zicht. Waarom herhaalt Voorschrift 4 de titel van deze Afdeling?
Omdat alleen een voorschrift rechtsgeldig is.
Voorschrift 4 luidt: De voorschriften in deze afdeling zijn van toepassing bij elk soort zicht. Betekent dit dat deze Voorschriften ook in beperkt zicht gelden?
Ja, want ze gelden bij elk soort zicht.
Voorschrift 4 luidt: De Voorschriften in deze Afdeling zijn van toepassing bij elk soort zicht. Waarover handelen de voorschriften in deze Afdeling? Over:
het gedrag van schepen.
In open zee komen, op een heldere nacht, op drie streken aan bakboord twee witte toplichten in zicht. Wat dienen we eerst te doen?
Peilen of plotten.
Onder welke omstandigheden dient een schip goede uitkijk te houden?
Te allen tijde.
Wie is verantwoordelijk voor het houden van goede uitkijk?
De officier van de wacht.
Wanneer moet er volgens de Bepalingen goede uitkijk worden gehouden?
Te allen tijde.
Wat is volgens Voorschrift 5 (Uitkijk) het doel van het houden van een goede uitkijk?
Om een volledige beoordeling van de situatie en van gevaar voor aanvaring te kunnen maken.
Welke schepen dienen een goede uitkijk te houden? Alle:
schepen.
Welke schepen dienen goede uitkijk te houden?
Alle schepen.
Hoe wordt goede uitkijk gehouden? Door:
te kijken en te luisteren en alle beschikbare middelen goed te gebruiken.
Waarom dient goede uitkijk te worden gehouden? Om:
een volledige beoordeling van de situatie en van het gevaar voor aanvaring te kunnen maken.
Veilige vaart houdt onder meer in dat:
gestopt kan worden binnen een voor de heersende omstandigheden en toestanden passende afstand.
Welke schepen dienen volgens de Bepalingen een veilige vaart aan te houden?
Alle schepen.
Wanneer dient een schip een veilige vaart aan te houden?
Te allen tijde.
Welke schepen dienen volgens de Bepalingen een veilige vaart aan te houden?
Alle schepen.
Welk antwoord omvat het best de beschrijving ‘veilige vaart’ ? Een vaart zodanig dat er:
juiste en doeltreffende maatregelen ter vermijding van aanvaring kunnen worden genomen.
De definitie van ‘veilige vaart’ luidt als volgt: Een vaart zodanig dat er juiste maatregelen ter vermijding van aanvaring kunnen worden genomen en:
binnen een gepaste afstand gestopt kan worden.
De definitie van ‘veilige vaart’ luidt als volgt: Een vaart zodanig dat gestopt kan worden binnen een passende afstand en:
juiste en doeltreffende maatregelen ter vermijding van een aanvaring genomen kunnen worden.
Veilige vaart houdt onder meer in dat een schip:
juiste en doeltreffende maatregelen kan nemen ter vermijding van aanvaring.
Wanneer dienen schepen een veilige vaart te lopen?
Te allen tijde.
Waarom moeten schepen te allen tijde een veilige vaart lopen?
Om juiste en doeltreffende maatregelen ter vermijding van aanvaring te kunnen nemen en om te kunnen stoppen binnen een voor de heersende omstandigheden en toestanden passende afstand.
Wanneer dient een veilige vaart aangehouden te worden?
Altijd.
Welk antwoord sluit volgens de Bepalingen het best aan bij het begrip veilige vaart?_x000D_Een veilige vaart is:
en zodanige vaart dat binnen een passende afstand gestopt kan worde
Voor de bepaling van de veilige vaart van een schip hoeft men GEEN rekening te houden met:
de geplande aankomsttijd.
Schepen met een goed werkende radar dienen bij de bepaling van een veilige vaart rekening te houden met de:
kenmerken van de radar en de beperking van het radarbereik.
Voor wat betreft het bepalen van een veilige vaart op schepen met een goedwerkende radar wordt het radar bereik met name genoemd vanwege de:
beperkingen hiervan.
Veilige vaart is in een gebied met beperkt zicht:
afhankelijk van diverse factoren.
In geval van twijfel of er gevaar voor aanvaring bestaat dient:
gehandeld te worden alsof er gevaar voor aanvaring bestaat.
Welke middelen kunnen gebruikt worden om gevaar voor aanvaring te bepalen?
Radar, peiltoestel en verrekijker.
Hoe dient elk schip te bepalen of er gevaar voor aanvaring bestaat?_x000D_Door:
gebruik te maken van alle beschikbare middelen.
Hoe dienen schepen gevaar voor aanvaring te bepalen?
Met gebruikmaking van alle beschikbare middelen.
Hoe dient te worden gehandeld indien twijfel bestaat over het gevaar voor aanvaring? Er dient:
vanuit gegaan te worden dat een zodanig gevaar bestaat.
Het juiste gebruik van radarapparatuur moet volgens de Bepalingen leiden tot:
een vroegtijdige waarschuwing van het gevaar voor aanvaring.
In dichte mist kan men met behulp van radar vaststellen of zich een situatie ontwikkelt waarin gevaar voor aanvaring bestaat. Men doet dit door:
stelselmatige waarnemingen op de radar.
Hoe dient de radar gebruikt te worden bij het bepalen van gevaar voor aanvaring? Er:
moet worden geplot en er moeten waarnemingen over grote afstand worden gedaan.
Wat wordt verstaan onder een juist gebruik van de radar? Er:
moet worden geplot en er dienen geen gevolgtrekkingen op basis van summiere gegevens worden gemaakt.
Waarom dient een schip waarnemingen op grote afstand op de radar te doen?
teneinde een vroegtijdige waarschuwing te verkrijgen van gevaar voor aanvaring.
Een voorbeeld van summiere gegevens ter bepaling van gevaar voor aanvaring kan zijn het:
eenmalig peilen.
Het is onmogelijk om bij het zien van alleen de toplichten van een schip vast te stellen of het schip uitwijkplichtig is, omdat men:
dan onvoldoende gegevens heeft.
We zien in volle zee tijdens een heldere nacht op drie streken aan bakboord twee witte toplichten. De peiling verandert NIET. Wat doen we nu allereerst?
Wachten tot de andere navigatielichten zichtbaar worden.
Wat is GEEN betrouwbare manier om te bepalen of er gevaar voor aanvaring bestaat?_x000D_Het beoordelen van:
boordpeilingen.
Op een werktuiglijk voortbewogen schip ziet men op drie streken aan bakboord nog slechts de twee witte toplichten van een naderend schip. De kompaspeiling verandert niet. Wat dient men te doen?
Het naderende schip blijven peilen.
Wanneer kan bij een verandering van peiling toch gevaar voor aanvaring bestaan?
Indien het een groot schip op een kleine afstand betreft.
Wanneer bestaat er gevaar voor aanvaring?_x000D_Indien de:
kompaspeiling van een naderend schip niet noemenswaard verandert.
Wanneer bestaat er volgens de Bepalingen gevaar voor aanvaring?_x000D_Indien de:
kompaspeiling van een naderend schip niet noemenswaard verandert.
Wanneer bestaat er gevaar voor aanvaring? Indien de:
kompaspeiling van een naderend schip nauwelijks verandert.
Wanneer bestaat er gevaar voor aanvaring? Indien schepen:
elkaar naderen bij een gelijkblijvende kompaspeiling.
Wanneer kan er toch gevaar voor aanvaring bestaan bij een veranderende kompaspeiling? Bij het:
dicht naderen van een schip.
Wanneer kan er toch gevaar voor aanvaring bestaan bij een kompaspeiling die aanmerkelijk verandert? Bij het naderen van een:
zeer groot schip.
Een schip peilt een naderende sleepboot en constateert dat de peiling verandert. Toch kan gevaar voor aanvaring bestaan omdat:
de sleepboot vrij gevaren wordt, maar er kan gevaar voor aanvaring bestaan met de sleep.
Een maatregel ter vermijding van een aanvaring moet:
duidelijk en doelmatig zijn en ruim op tijd worden genomen.
Maatregelen ter vermijding van aanvaring dienen ruim op tijd genomen te worden._x000D_Verklaar het begrip ruim op tijd.
Dit is onder andere afhankelijk van de naderingssnelheid, het zicht, het vaargebied, de manoeuvreereigenschappen en de beladingtoestand van het schip.
Waar dienen maatregelen ter vermijding van aanvaring aan te voldoen? Ze dienen:
bijtijds te worden genomen, doelmatig en goed waarneembaar te zijn.
Een uitwijkplichtig schip verandert net op tijd ruim van koers wat leidt tot het veilig voorbij varen van het andere schip. Voldoet deze uitwijkmaatregel aan Voorschrift 8 (Maatregelen ter vermijding van aanvaring)?
Nee, want een uitwijkmaatregel dient ruim op tijd te worden genomen.
Indien de maatregelen ter vermijding van aanvaring bestaan uit een koersverandering, dient deze koersverandering:
zo te zijn dat het andere schip duidelijk kan waarnemen wat u doet.
Een koersverandering ter vermijding van aanvaring dient:
groot genoeg te zijn om gemakkelijk waarneembaar te zijn.
Volgens voorschrift 8 (Maatregelen ter vermijding van aanvaring) behoort een verandering van koers en/of vaart groot genoeg te zijn om gemakkelijk waarneembaar te zijn voor:
een ander schip.
Een uitwijkplichtig schip doet zeer bijtijds een aantal kleine koersveranderingen na elkaar wat leidt tot het veilig voorbij varen van het andere schip. Voldoen deze uitwijkmaatregelen aan Voorschrift 8 (Maatregelen ter vermijding van aanvaring)?
Nee, want een aantal kleine koersveranderingen zijn niet goed waarneembaar.
Een uitwijkplichtig schip vermindert zeer bijtijds aanzienlijk vaart wat leidt tot het veilig voorbij varen van het andere schip. Voldoet deze uitwijkmaatregel aan Voorschrift 8 (Maatregelen ter vermijding van aanvaring)?
Ja, want het is doelmatig, goed waarneembaar en op tijd.
Wanneer kan een vaartvermindering de beste maatregel ter vermijding van aanvaring zijn? Indien:
er niet voldoende ruimte voor een koersverandering is of indien meer tijd nodig is ter beoordeling van de situatie.
Welke verplichting rust op het schip dat maatregelen heeft genomen ter vermijding van aanvaring?
De doeltreffendheid van de maatregelen controleren.
Maatregelen ter vermijding van aanvaring dienen volgens de Bepalingen zodanig te zijn dat:
beide schepen elkaar voorbij varen op veilige afstand.
Wat moet er gedaan worden nadat maatregelen ter vermijding van aanvaring genomen zijn?
De doeltreffendheid dient te worden gecontroleerd totdat het andere schip goed vrij is.
Tot wanneer dient een schip de doeltreffendheid van maatregelen ter vermijding van aanvaring te controleren? Totdat:
het andere schip geheel is gepasseerd en goed vrij is.
Men is in een moeilijke onoverzichtelijke situatie terechtgekomen._x000D_Welke maatregel ter vermijding van aanvaring is over het algemeen de meest voor de hand liggende?
Vaart minderen, eventueel stoppen en indien nodig achteruitslaan.
Een schip dat op grond van de Bepalingen de doorvaart of veilige doorvaart van een ander schip niet mag belemmeren dient voldoende ruimte te laten voor:
de veilige doorvaart van dit schip.
Een schip dat op grond van de Bepalingen de doorvaart of de veilige doorvaart van een ander schip niet mag belemmeren dient bijtijds maatregelen te nemen om voldoende ruimte te laten voor:
de veilige doorvaart van het andere schip.
Een schip bezig met de uitoefening van de visserij mag de doorvaart van een ander schip varende in een nauw vaarwater of vaargeul niet belemmeren. Het schip bezig met de uitoefening van de visserij dient voldoende:
ruimte te laten voor de veilige doorvaart van het andere schip.
Wat verstaan de Bepalingen onder ‘niet belemmeren’ ?
Voldoende ruimte laten voor de veilige doorvaart.
Een zeilschip mag de doorvaart van een geulgebonden schip in een nauw vaarwater niet belemmeren. Welke plicht rust er op het zeilschip? Het dient:
bijtijds maatregelen te nemen om voldoende ruimte te laten voor de veilige doorvaart van het geulgebonden schip.
Een zeilschip dat de doorvaart van een schip dat slechts in een nauw vaarwater kan varen niet mag belemmeren, is niet ontheven van deze verplichting als dit schip nadert:
zodanig dat gevaar voor aanvaring ontstaat.
Een schip dat de doorvaart van een ander schip niet mag belemmeren is niet ontheven van deze verplichting als het andere schip nadert zodanig dat gevaar voor aanvaring ontstaat en dient dan rekening te houden met de:
maatregelen die volgens de voorschriften betreffende het uitwijken vereist kunnen zijn.
Een zeilschip belemmert de doorvaart van een werktuiglijk voortbewogen schip dat slechts in een nauw vaarwater veilig kan varen. Er ontstaat gevaar voor aanvaring. Welke stelling is juist? Het zeilschip:
is niet ontheven van zijn verplichting tot niet belemmeren.
Een schip waarvan de doorvaart niet mag worden belemmerd dient bij gevaar voor aanvaring:
de voorschriften betreffende het uitwijken na te leven.
Er ontstaat gevaar voor aanvaring tussen een werktuiglijk voortbewogen schip dat de verkeersbaan van een verkeersscheidingsstelsel volgt en een schip bezig met de uitoefening van de treilvisser. Welke stelling is juist?
Het werktuiglijk voortbewogen schip zal ter vermijding van aanvaring uitwijken.
Mag een schip waarvan de doorvaart niet mag worden belemmerd altijd zijn koers en vaart houden?
Nee, want dit schip dient de voorschriften betreffende het uitwijken na te leven.
Een werktuiglijk voortbewogen schip volgt een nauw vaarwater. Er ontstaat gevaar voor aanvaring tussen dit werktuiglijk voortbewogen schip en een schip bezig met de uitoefening van de visserij. Welke stelling is juist?
Het werktuiglijk voortbewogen schip neemt maatregelen ter vermijding van aanvaring.
Een schip dat de richting van een nauw vaarwater volgt dient, zo dicht als veilig en uitvoerbaar is:
de buitenzijde van het vaarwater aan zijn stuurboordzijde te houden.
Een schip dat in een nauw vaarwater vaart dient:
de buitenzijde van het vaarwater zo dicht mogelijk aan zijn stuurboordzijde te houden.
Bij de uitvoering van de reisvoorbereiding dient men de track door een nauw vaarwater zo te plannen dat deze:
zo dicht als veilig uitvoerbaar is, aan stuurboordzijde van het vaarwater ligt.
Hoe is de verantwoordelijk geregeld tussen een zeilschip en een schip door zijn diepgang beperkt in zijn manoeuvreerbaarheid?
Het zeilschip mag de doorvaart niet belemmeren van het schip door zijn diepgang beperkt in zijn manoeuvreerbaarheid.
Mag een zeilschip in een nauw vaarwater zeilen?_x000D_Ja, :
mits de doorvaart van een schip dat slechts veilig in het nauwe vaarwater kan varen niet belemmerd wordt.
Een schip met een lengte van 15 meter mag in een nauw vaarwater de doorvaart van een ander schip niet belemmeren indien dat andere schip:
alleen in het nauwe vaarwater veilig kan varen.
De schepen A en B varen op tegengestelde koersen in een nauw vaarwater. Schip A kan alleen dáár veilig varen. Schip B is 18 meter lang. Welk schip moet uitwijken en waarom?
Schip B omdat B de veilige doorvaart van schip A niet mag belemmeren.
Welke schepen mogen schepen die slechts veilig in het nauwe vaarwater kunnen varen niet belemmeren?
Zeilschepen, schepen kleiner dan 20 meter, vissende schepen en kruisende schepen.
Een zeilschip vaart in een vaargeul. Een schip bezig met de uitoefening van de visserij wil de vaargeul oversteken zodanig dat gevaar voor aanvaring zal ontstaan met het zeilschip. Hoe zijn de verantwoordelijkheden geregeld?
Het vissende schip mag de doorvaart van het zeilschip niet belemmeren.
Een schip bezig met de uitoefening van de visserij in een vaargeul belemmert de doorvaart van een ander schip in de vaargeul. Welk stelling is juist?
Een vissend schip mag de doorvaart van een ander schip in een vaargeul niet belemmeren.
Mag er worden gevist in nauw vaarwater?_x000D_Ja, zolang:
de doorvaart van andere schepen in het nauwe vaarwater niet belemmerd wordt.
Varende in een nauw vaarwater met een tanker van 250 meter lengte ziet men op stuurboordboeg een klein motorjacht van ongeveer 10 meter lang. Dit motorjacht wil het vaarwater oversteken. Welke van de onderstaande beweringen is juist?
Dit mag, mits het motorjacht de veilige doorvaart van de tanker niet belemmert.
Mag een beperkt manoeuvreerbaar schip dat een vaargeul over wil steken de doorvaart van een schip, dat slechts veilig in deze vaargeul kan varen, belemmeren?
Nee.
Mag een schip een nauw vaarwater kruisen?_x000D_Ja, :
zolang de doorvaart van een schip dat slechts veilig in het nauwe vaarwater kan varen niet belemmerd wordt.
Een schip mag een nauw vaarwater alleen kruisen indien het:
de doorvaart van een schip dat slechts in het nauwe vaarwater veilig kan varen niet belemmert.
Een schip wil een vaargeul kruisen. Hoe zijn de verantwoordelijkheden geregeld?
Kruisende schepen mogen de doorvaart niet belemmeren van een schip dat alleen in de vaargeul veilig kan varen.
Welk schip is bij het oplopen in nauw vaarwater uitwijkplichtig?
Het oplopende schip.
Men heeft tijdens het oplopen van een schip in een nauw vaarwater de medewerking van het op te lopen schip nodig. Men is van plan dit schip aan zijn bakboordzijde op te lopen. Welk geluidssein dient men te geven?
Twee lange stoten gevolgd door twee korte stoten op de fluit.
Een schip in een nauw vaarwater dient bij het naderen van een onoverzichtelijke bocht:
bijzonder waakzaam en voorzichtig te varen en een lange stoot op de fluit te geven.
Indien in een nauw vaarwater het zicht op andere schepen belemmerd wordt door een obstakel, dient het schip:
bijzonder waakzaam en voorzichtig te varen en een lange stoot op de fluit te geven.
Een schip dat een onoverzichtelijke bocht in een nauw vaarwater nadert dient:
met bijzondere waakzaamheid en voorzichtigheid te varen en een lange stoot op de fluit te geven.
Welk geluidssein moet gegeven worden bij het naderen van een onoverzichtelijke bocht in nauw vaarwater?
Eén lange stoot.
Het ankeren in een nauw vaarwater:
dient te worden vermeden.
Mag een schip in een nauw vaarwater ankeren?
ja, maar het dient, indien de omstandigheden zulks toelaten, te worden vermeden.
Mag een schip ankeren in een vaargeul?
Nee, tenzij de omstandigheden dit noodzakelijk maken.
Waar is Voorschrift 10 (Verkeersscheidingsstelsels) van toepassing?
In verkeersscheidingsstelsels aangenomen door de IMO.
Welke voorschriften gelden in een verkeersscheidingsstelsel aangenomen door de IMO?
De Voorschriften van de Bepalingen.
Een verkeersscheidingsstelsel kan bestaan uit:
verkeersbanen, scheidingszones, scheidingslijnen en zones voor kustverkeer.
Door de toepassing van de Bepalingen kan de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) verkeersscheidingsstelsels aannemen. Waarom is juist deze organisatie daarvoor aangewezen? Omdat deze organisatie:
verantwoordelijk is gesteld voor het opstellen van de Bepalingen.
Een schip dat gebruik maakt van een verkeersscheidingsstelsel dient:
in de passende verkeersbaan te varen in de algemene richting van de verkeersstroom voor die baan.
Een schip dat gebruik maakt van een verkeersscheidingsstelsel dient:
voor zover uitvoerbaar vrij te blijven van scheidingslijn en scheidingszone.
Een schip dat vaart bij het uiteinden van een verkeersscheidingsstelsel moet extra voorzichtig zijn, omdat:
het te maken kan krijgen met kruisend verkeer uit alle richtingen.
Mag een schip de verkeersbaan van een verkeersscheidingsstelsel kruisen?
Ja, indien dit niet te vermijden is.
Een schip gaat de verkeersbaan van een verkeersscheidingsstelsel kruisen. Hoe dient dit schip te kruisen?
Met een voorliggende koers die zoveel mogelijk een hoek van 90 graden maakt met de algemene vaarrichting.
Een schip wil het verkeersscheidingsstelsel kruisen. Er staat stroom. Met welke koers dient het schip te kruisen?
Met een voorliggende koers loodrecht op de algemene verkeersrichting.
Mag een schip de verkeersbaan van een verkeersscheidingsstelsel kruisen?
Ja, maar het moet zoveel mogelijk worden vermeden.
Welke schepen mogen de zone voor kustverkeer van een verkeersscheidingsstelsel gebruiken?
Schepen met een lengte van minder dan 20 meter, zeilschepen en schepen bezig met de uitoefening van de visserij.
Welke schepen mogen altijd gebruik maken van de zone voor kustverkeer?
Zeilschepen, schepen met een lengte van minder dan 20 meter en schepen bezig met de uitoefening van de visserij.
Men vaart in de verkeersbaan van een verkeersscheidingsstelsel. Wanneer mag men de scheidingszone binnenvaren?
In noodgevallen ter vermijding van onmiddellijk gevaar.
Welke schepen mogen in een scheidingszone van een verkeersscheidingsstelsel varen?
Schepen bezig met de uitoefening van de visserij, kruisende schepen en schepen die de verkeersbaan binnenvaren of verlaten.
Mag een schip bij een uitwijkmanoeuvre in de scheidingszone terecht komen?
Ja, ter vermijding van onmiddellijk gevaar mag dat.
Mag een schip bij een uitwijkmanoeuvre over de scheidingslijn van een verkeersscheidingsstelsel komen?
Ja, ter vermijding van onmiddellijk gevaar.
Waarom moet men bijzonder voorzichtig zijn in de gebieden bij de uiteinden van een verkeersscheidingsstelsel? Hier:
kan men schepen op verschillende koersen aantreffen.
Hoe dient men volgens Voorschrift 10 (verkeersscheidingsstelsels) te varen nabij de uiteinden van een verkeersscheidingsstelsel?
Dit moet gebeuren met bijzondere voorzichtigheid.
Wat zeggen de Bepalingen over de gebieden nabij de uiteinden van een verkeersscheidingsstelsel?
Hier moet met de bijzondere voorzichtigheid worden gevaren.
Mag een schip ankeren in een verkeersscheidingsstelsel?
Nee, tenzij dit niet kan worden vermeden.
Mag een schip ankeren in gebieden vlakbij de uiteinden van een verkeersscheidingsstelsel?
Nee, tenzij dit niet kan worden vermeden.
Mag een schip ankeren in een scheidingszone?
Ja, ter vermijding van onmiddellijk gevaar.
Wat geldt er voor schepen die geen gebruik maken van het verkeersscheidingsstelsel? Deze schepen:
moeten het stelsel op ruime afstand houden.
Mag een schip direct naast een verkeersscheidingsstelsel vissen?
Nee, indien een schip niet van een verkeersscheidingsstelsel gebruik maakt, dient het het verkeersscheidingsstelsel ruim te mijden.
Mag een zeilschip direct naast een verkeersscheidingsstelsel zeilen?
Nee, indien een schip niet van een verkeersscheidingsstelsel gebruik maakt, dient het het verkeersscheidingsstelsel ruim te mijden.
Mag een schip bezig met het uitoefenen van de visserij in de verkeersbaan van een verkeersscheidingsstelsel varen?
Ja, mits het de doorvaart van de andere schepen die de verkeersbaan volgen niet belemmert.
Welke schepen mogen de veilige doorvaart van een werktuiglijk voortbewogen schip dat een verkeersbaan volgt niet belemmeren?
Schepen bezig met de uitoefening van de visserij, zeilschepen en schepen kleiner dan twintig meter.
Welke overeenkomst hebben een zeilschip en een werktuigelijk voortbewogen schip met een lengte van minder dan 20 meter in een verkeersscheidingsstelsel? Beide schepen:
mogen de veilige doorvaart van werktuigelijk voortbewogen schepen die een verkeersbaan volgen niet belemmeren.
Welke schepen zijn vrijgesteld van de naleving van Voorschrift 10 (Verkeersscheidingsstelsels)?
Beperkt manoeuvreerbare schepen welke bezig zijn met werkzaamheden ten behoeve van het verkeersscheidingsstelsel.
Er zijn schepen die door de aard van hun werkzaamheden Voorschrift 10 (Verkeersscheidingsstelsels) niet hoeven na te leven. Een voorbeeld hiervan is een:
schip bezig met het uitvoeren van werkzaamheden aan een navigatiemerk van het verkeersscheidingsstelsel.
Welke schepen zijn vrijgesteld van de naleving van Voorschrift 10 (verkeersscheidingsstelsels)?
Schepen bezig met onderhoud aan de boeien.
Welke schepen zijn vrijgesteld van de naleving van Voorschrift 10 (verkeersscheidingsstelsels)?
Schepen bezig met het leggen van een kabel.
Er zijn schepen die door de aard van hun werkzaamheden Voorschrift 10 (Verkeersscheidingsstelsels) niet hoeven na te leven. Een voorbeeld hiervan is een:
schip beperkt in zijn manoeuvreerbaarheid door het leggen van een kabel.
Er zijn schepen die door de aard van hun werkzaamheden Voorschrift 10 (Verkeersscheidingsstelsels) niet hoeven na te leven. Een voorbeeld hiervan is een:
beperkt manoeuvreerbaar schip bezig met het opnemen van onderzeese kabel.
Er zijn schepen die door de aard van hun werkzaamheden Voorschrift 10 (Verkeersscheidingsstelsels) niet hoeven na te leven. Een voorbeeld hiervan is een:
beperkt manoeuvreerbaar schip bezig met onderhoud aan een onderzeese kabel.
Er zijn schepen die door de aard van hun werkzaamheden Voorschrift 10 (Verkeersscheidingsstelsels) niet hoeven na te leven. Een voorbeeld hiervan is een:

beperkt manoeuvreerbaar schip bezig met het leggen van een onderzeese kabel.