• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/57

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

57 Cards in this Set

  • Front
  • Back

wat zijn de functies van bindweefsel?

1. steun van en binding van andere weefsels


2. faciliteren van het transport van stoffen en de interactie van cellen


3. bescherming tegen micro-organismen


4. herstel van weefselschade


5. opslag

uit wat is de extracellulaire matrix opgebouwd?

1. een amorfe grondsubstantie


2. verschillende soorten vezels


3. weefselvloeistof

waar vindt men vooral de verbindende en steunfunctie?

in het kraakbeen, beenweefsel, ligamenten die beenderen verbinden en in pezen die spieren aan bot hechten.

hoe kunnen stoffen uitgewisseld worden?

via de bloed- en lymfevaten in het bindweefsel kunnen stoffen uitgewisseld worden en getransporteerd worden naar een andere weefsel.

hoe gaat het bindweefsel de verspreiding van


micro- organismen tegen?

Het bindweefsel gaat de verspreiding van micro-organismen tegen door zijn relatieve ondoordringbaarheid en maakt het mogelijk dat stoffen, zoals vetten, worden opgeslagen.

uit wat is bindweefsel afkomstig?

Bindweefsel is afkomstig van het mesoderm, waaruit zich het embryonale kiemweefsel


mesenchym ontwikkelt.

wat is de functie van de vezels en grondsubstantie? en hoe worden ze aangemaakt?

De vezels en grondsubstantie worden aangemaakt door specifieke celtypen en vormen een min of meer ruimtelijk netwerk waarin cellen hun functie kunnen uitoefenen.

wat is de functie en samenstelling van de weefselvloeistof?

De weefselvloeistof vormt een intermediair medium waarlangs voedings- en afvalstoffen uitgewisseld kunnen worden tussen de cellen en de bloed- en lymfevaten.

wat is de functie van de extracellulaire grondsubstantie?

- het vult, de ruimte tussen cellen en vezels van het bindweefsel.


- Ze heeft een hoge viscositeit en vormt daardoor een belemmering tegen de verspreiding van micro-organismen.

uit welke componenten bestaat de vaste grondsubstantie?

1. proteoglycanen (PG’s), die zijn opgebouwd uit een eiwitketen met daaraan gebonden glycosaminoglycanen (GAG’s);




2.structurele glycoproteïnen.

benoem de twee types glycosaminoglycanen:

1. hyaluronan (hyaluronzuur), een ongesulfateerd glycosaminoglycaan.


2.gesulfateerde glycosaminoglycanen. die bestaan uit repeterende disacharide-eenheden van een uronzuur en een hexosamine

wat kan veel voorkomen in kraakbeenmatrix?

proteoglycaanaggregaten: Proteoglycanen kunnen zich binden aan hyaluronzuurmoleculen en vormen daarmee zeer grote proteoglycaanaggregaten

waar spelen de glycoproteïne een rol?

1. de interacties tussen cellen


2.de hechting van cellen aan vezels of andere componenten van de extracellulaire matrix.

wat is de functie van fibronectine(glycoprotïne) en uit wat is het aangemaakt?

fibronectine voornamelijk door fibroblasten aangemaakt. Fibronectine kan binden aan cellen, collagene vezels en glycosaminoglycanen en is daardoor betrokken bij celadhesie en migratieprocessen.

waar speelt lamine(glycoprotïne) een rol?

Laminine speelt een rol bij de hechting van


epitheelcellen aan de lamina basalis.

waar speelt lamine en fibronectine een rol?

Zowel fibronectine als laminine speelt een belangrijke rol bij de embryonale ontwikkeling en bij de invasie van kankercellen.

beschrijf het doel van matrixreceptoren:

ze liggen op het oppervlak van cellen, Hiermee kunnen ze binden aan collageen, fibronectine of glycosaminoglycanen. Zo binden de transmembranaire integrinen aan deze matrixcomponenten.

uit wat bestaat collagene vezels en wat is de algemene functie?

Collagene vezels zijn opgebouwd uit het eiwit collageen, dat hoofdzakelijk de stevigheid van het bindweefsel bepaalt.

uit wat bestaat elastische vezels en wat is de algemene functie?

Elastische vezels bestaan grotendeels uit het eiwit elastine, dat een zekere elasticiteit aan weefsels kan verlenen.

welke cellen maken collageen?

fibroblasten, chondroblasten, osteoblasten, gladde spiercellen en de Schwann-cellen.

benoem de drie groepen van collagenen:

1. Fibrilvormende collagenen


2.Netwerkvormende collagenen


3.Verankerende collagenen

beschrijf fibrilvormende collagenen:

de moleculen van deze collagenen aggregeren om fibrillen te maken, dit betreft collageen typen I, II, III, V en XI. Collageen type I is bij de mens het meest voorkomend en wordt in weefsels meestal aangetroffen in de vorm van dikke fibrillen. De fibrillen verenigen zich tot bundels van collagene vezels.

beschrijf netwerkvormende collagenen:

de moleculen van collageen type IV vormen een netwerk dat deel uitmaakt van de lamina basalis.

beschrijf verankerende collagenen:

collageen type VII is een voorbeeld van verankerend collageen. Het vormt fibrillen die collagene vezels aan de lamina basalis hechten.

reticulaire vezels:

vezels die opgebouwd uit fibrillen van collageen type III.

wat is de functie van reticulaire vezels?

het verleent steun aan cellen van het beenmerg, lymfoïde organen (milt, lymfeklieren), de lever en endocriene klieren.

 wat is rood gekleurd en wat is zwart gekleurd? 

wat is rood gekleurd en wat is zwart gekleurd?

rood: collagene vezels


zwart: elastische vezels

wat zijn sommige tegenstellingen tussen elastische vezels en collagene vezels?

1. elastische vezels kunnen vertakken en collagene vezels vertakken nooit.


2. collageen is niet elastisch en heeft een grote trekvastheid en elastische vezels zijn wel elastisch.

hoe is het dat bindweefsel toch vervormbaar is?

doordat collagene vezels:


1.een golvend verloop hebben.


2.niet door vertakkingen met elkaar samenhangen en zodoende ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven.


3.samendrukbaar zijn.

benoem de drie ontwikkelingen fasen van elastische vezels:

1. de vorming van oxytalanvezels uit bundels van microfibrillen, die bestaan uit verschillende glycoproteïnen, waaronder fibrilline


2. depositie van het eiwit elastine tussen oxytalanvezels, waardoor elauninevezelsontstaan


3.verdere ophoping van (amorf) elastine in het centrum van de elauninevezels, waarbij ze omringd blijven door een dunne laag van microfibrillen. Dit zijn de elastische vezels die het belangrijkste onderdeel vormen van het netwerk.

wat is pro-elastine?

een globulair eiwit dat uitgescheden wordt door fibroblasten in bindweefsel en door gladde spiercellen in de wand van bloedvaten.

wat is elastine?

pro-elastin polymeriseert tot elastine, en het is een glycoproteïne die in elastische vezels overheerst.

wat bevat de circulerende weefselvloeistof?

ionen en plasma-eiwitten.

waar komt de weefselvloeistof gebonden?

De weefselvloeistof komt grotendeels gebonden aan de verschillende bestanddelen van de grondsubstantie voor, vooral aan proteoglycanen.

welke cellen behoren tot vaste cellen?

fibroblasten, vetcellen(adipocyten), mestcellen en pericyten. (histiocyten kan ook)

wat zijn vrije cellen?

tijdelijke bewoners die afhankelijk van een stimulus, de bloedbaan kunnen verlaten om hun specifieke functies uit te oefenen in het bindweefsel.

welke cellen behoren tot vrije cellen?

leukocyten, zoals: plasmacellen. lymfocyten, neutrofiele, eosinofiele en basofiel granulocyten, monocyten en sommige macrofagen.

wat produceren fibroblasten?

grondsubstantie, collagene, reticulaire en elastische vezels. het is ook het meest voorkomende vaste bindweefselcel.

beschrijf fibroblasten:

de fibroblast is spoelvormmig en heeft onregelmatige uitlopers, de ovale kern is groot, het cytoplasma is rijk aan RER en de cel heeft goed ontwikkeld Golgi-complex.

wat zijn fibrocyten?

Fibroblastafgeleide cellen in het bindweefsel waarvan de matrix al gevormd is.

beschrijf fibrocyten:

is kleiner dan de fibroblast en hij heeft een meer afgeplat uiterlijk en minder uitlopers. De langwerpige kern is klein en donker; het RER en het Golgi-complex zijn weinig ontwikkeld.

beschrijf mestcellen:

ze zijn ovale tot ronde cellen, het cytoplasma is gevuld met basofiele granula, en het toont een matig ontwikkeling RER, het heeft ook een omvangrijk Golgi-complex.

benoem een tegenstelling tussen mestcellen en andere vaste bindweefselcellen:

In tegenstelling tot de andere vaste bindweefselcellen zijn ze afkomstig van een stamcel in het beenmerg.

war voor cel is dit? 

war voor cel is dit?

fibrocyt.

wat voor cel zie je bij de pijl? 

wat voor cel zie je bij de pijl?

mestcellen.

waar hebben mestcellen een functie?

ze hebben een functie bij de vorming, opslag en afgifte van mediators, die in de directe omgeving een rol spelen bij ontstekings- en overgevoeligheidsreacties. (immunologische functie)

beschrijf pericyten:

- Ze omgeven de endotheliale cellen van capillairen en kleine venulen.


- Ze zijn opgenomen in en omsloten door de lamina basalis van de endotheelcellen.


- Hun eigenschappen lijken op die van gladde spiercellen en endotheelcellen.

wat is de functie van macrofagen?

ze zijn belangrijk bij het opruimen van bacteriën en endotoxinen, ook spelen ze een rol bij het opruimen van resten van dode cellen en bij het gang zetten van immunologische afweermechanismen.

waar vormen de macrofagen zich?

macrofagen ontstaan voornamelijk uit voorlopercellen in het beenmerg die delen en monocyten vormen.

way is het process van monocyt naar macrofaag?

Monocyten circuleren in het bloed en kunnen, na een specifiek signaal, door het endotheel van een capillair heen dringen en zich actief verplaatsen naar het bindweefsel. Daar differentiëren ze tot macrofagen, die zich vrij kunnen bewegen en een levensduur van ongeveer twee maanden hebben.

sommige macrofagen zijn niet afkomstig van monocyten, wat is de naam van deze macrofagen?

Dit zijn de residente macrofagen of weefselmacrofagen die ter plekke in de weefsels delen.

waar komen residente macrofagen voor?

Kupffer-cellen in de lever en andere residente macrofagen in de longen, de milt en het beenmerg.

beschrijf wat gebeurt in de cel wanneer monocyten defferentiëren tot macrofagen:

de cellen worden groter, het eiwitsynthetiserend apparaat in omvang neemt toe en worden ook de aantallen lysosomen, microtubuli en microfilamenten groter.

wat zijn de belangrijkste functies van macrofagen?

1.opname van deeltjes en vertering via lysosomen


2.presentatie van antigeen aan cellen van het immuunsysteem


3.uitscheiding van secretieproducten die een rol spelen bij de afweer en bij weefselherstel.

beschrijf plasmacellen:

Plasmacellen zijn middelgrote, ovale cellen die een sterk basofiel cytoplasma tonen als gevolg van een sterk ontwikkeld RER. De kern van de plasmacel is rond.

uit wat ontstaan plasmacellen?

ze onstaan uit B-lymfocyten

waar kan je leukocyten vinden?

leukocyten zoals granulocyten en lymfocyten kan je in de bindweefsel vinden. alleen de lymfocyten gaan naar de bloedbaan terug