• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/76

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

76 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Wat is onderzoek
Onderzoek levert kennis en begrip op waarmee je gebeurtenissen en omstandigheden kunt voorspellen en verklaren
Wat is fundamenteel onderzoek?
Zuiver wetenschappelijk onderzoek dat ten dienste staat van de ontwikkeling van wetenschap
Aan welke eisen moet fundamenteel onderzoek voldoen?
- Controleerbaarheid (open zijn over methoden, verloop, redeneringen en uitkomsten)

- Herhaalbaarheid (de resultaten moeten altijd hetzelfde zijn)


- Objectiviteit (afzien van voorspellingen, treed onderwerpen open tegemoet)


- Systematiek (geplande, doelgerichte en consequente aanpak)

Wat is methodologie?
Manier van onderzoek met regels en technieken om het wetenschappelijk uit te voeren. geeft een begrippenkader.
Wat is een probabilistische uitspraak?
Speelt een rol bij onderzoeken waar niet vaste wetten maar kans en en toeval een rol spelen. Ze zeggen iets over het algemeen, maar niet over een specifiek geval.
Wel categorieën onderzoek zijn er?
- Kwantitatief onderzoek (vragen als hoeveel, hoe groot waarbij onderzoeksonderwerpen in getallen en cijfers worden uitgedrukt. Cijfers spelen een belangrijke rol.
- Kwalitatief onderzoek (gaat om de aard en betekenis van een verschijnsel, men wil interpreteren. Vragen als wat en waarom en hoe)
Wat zijn motieven om niet passend onderzoek uit te voeren?
-Geld kunnen krijgen of juist opmaken (bv begroting

- Eigen gelijk bevestigen (door handelen op basis van onderzoek)


- Pappen en nathouden (probleem aandacht geven maar niet echt op willen lossen)


- Hopen op wonder (in wilde weg gegevens verzamelen, in de hoop dat er een makkelijke keuze of oplossing ontstaat)


-Uitstellen van een moeilijke beslissing (onderzoek afwachten kost tijd)


- Status verhogen (aanzien dmv onderzoek uit laten voeren)


- Ondersteunen van al genomen beslissing ( beslissing beter te kunnen verkopen)


- Verantwoordelijkheid ontlopen of maskeren (onderzoek wijst uit dat...., dus geen verantwoordelijkheid nemen)

Wat is een probleemstelling en wat zijn de regels en aandachtspunten?
Geeft aan wat je gaat onderzoeken

- Formuleer concreet, ondubbelzinnig en scherp. Ken alle begrippen en termen goed. Ideaal is dat het zo geformuleerd is dat iedere onderzoeker tot dezelfde resultaten zou komen. Stel kritische vragen.


- Mag niet subjectief zijn, dus geen oordeel bevatten.


- Gebruik de vraagvorm


- Bij een vergelijking: specificeer de te vergelijken aspecten


- Vraag geen voorschriften


- Geen lange volzinnen, neem dan bv deelvragen


- Scheid de probleemstelling van de doelstelling (wat versus waarom)


- Specificeer de beslissingscriteria. Beslis van te voren bij welke uitkomst op actie wordt overgegaan.
- Liever geen waarom of waardoor vragen, deze zijn te open

Wat zijn de fasen in het onderzoeksproces?
1. Formuleren van probleemstelling (kijk of deze bekend is en welke methoden een ander heeft ontwikkeld)

2. Ontwikkelen van de onderzoeksopzet. Plan van te voren de gang van het onderzoek.


3. Verwerven van gegevens.


4. Verwerken van gegevens.


5. Interpreteren van gegevens, conclusies trekken. (antwoord geven op probleemstelling)


6. Verslaglegging

Waar gaan onderzoeksvragen over?
Over een categorie objecten, zoals mensen, bedrijven, dingen etc. Alle onderzoeksvragen gaan er ook vanuit dat de objecten van elkaar kunnen verschillen wat betreft 1 of meerdere kenmerken. Ze gaan over minstens 1 soort object met minstens 1 kenmerk.
Wat is meten?
Het vastleggen van overeenkomsten of verschillen van objecten, oftewel het vastleggen van eigenschappen/kenmerken. Het toekennen van een waarde aan individueel object. Het verwerven van gegevens/waarnemingen/data is dan een aantal objecten meten op 1 of meerdere variabelen. Dit doe je met een meetinstrument (middel om een variabele te meten)
Wat is een variabele?
Een algemeen kenmerk van een groep objecten, bv lengte.
Wat is een waarde?
Een meetwaarde op een variabelen, bv 40 cm
Wat is een kenmerk?
Iets wat bij een persoon hoort, dit kan van alles zijn, dus ook een variabele (hoeveel vrienden heeft iemand)
Wat is de richting van de samenhang tussen variabelen?
Het idee dat de ene variabele de ander beïnvloedt.
Welke 2 variabelen zijn er?
1. Onafhankelijke variabele (de variabele die invloed uitoefent, maar niet kan veranderen, bv geslacht)

2. Afhankelijke variabele (de variabele die beïnvloedt wordt, bijvoorbeeld gewicht)
De richting is dat dat het gewicht van iemand afhangt van zijn/haar geslacht.

Wat is een object?
Een drager van eigenschappen die onderzoekers bestuderen. Vaak is niet helemaal duidelijk wie of wat het object is. Dan moet er voor een bepaalde groep objecten gekozen worden. Deze keuze moet dan wel consequent doorgevoerd worden: in het gehele onderzoek moet de gekozen groep objecten hetzelfde blijven.
Wat is definiëren?
Het vastleggen van de betekenis van een begrip.
Wat is operationele definitie?
Het vastleggen van een begrip door handelingen die je moet verrichten en/of criteria die je moet hanteren om te bepalen in hoeverre van het begrip sprake is. bv 18 jaar of ouder zijn is een operationele definitie van volwassen.
Wat is operationaliseren en wat zijn de 3 doelen?
Het operationeel definiëren van begrippen.

Ze maken:


- Interpreteerbaar


- Herhaalbaar


- Vergelijkbaar


Let op: Ze hebben een zekere willekeur, kan makkelijke betekenis verliezen. Daardoor kan ik validiteit van onderzoek achteruit gaan.

Wat zijn indicatoren?
Als een variabele niet direct waar te nemen is, dan meet je hem indirect via indicatoren. Dit zijn andere variabelen die de variabele die je wilt onderzoeken aantonen. Zo is sociaaleconomische status te meten via de indicatoren inkomen, beroepsniveau en opleiding.
Wat is een noemer?
Bij een operationalisering kun je uitkomen op een breuk, bv km/uur. Uur is dan de noemer. Noemers moet je gelijkmaken.
Wat zijn noemerproblemen?
Als er verwarring ontstaat over de keuze vd noemer. Met verschillende noemers kun je de gegevens niet vergelijken, bv km/uur kun je niet vergelijken met km/min. Je moet dus alles omzetten.
Wat is variabele zoals bedoeld en variabele zoals gemeten?
Voor de variabele-zoals-bedoeld moeten 1 of meerdere indicatoren gezocht worden. Deze moeten dan wel geoperationaliseerd worden. Deze worden gemeten en leveren data op over de variabele-zoals-gemeten. In al deze stappen kunnen er dingen gebeuren waardoor de v-z-b verder afwijkt van de v-z-g. Dit hangt samen met de kwaliteit van metingen.
Wat is de gevoeligheid van het meetinstrument?
Hoe klein het verschil is dat het meetinstrument kan vaststellen. Het moet zo gevoelig zijn dat de onderzoeksobjecten er zinvol mee onderscheiden kunnen worden.
Wat is de betrouwbaarheid van het meetinstrument?
Hangt samen met de (on)wisselvalligheid van de meetwaarden. Een meting die herhaald wordt, moet steeds dezelfde uitkomst weergeven (als de omstandigheden niet veranderd zijn). In de praktijk komt dat niet zoveel voor. De metingen moeten wel dicht bij elkaar liggen. Het is gradueel: klein of groot.
Wat zijn toevallige meetfouten?
Meetfouten die te veel of te weinig meten. Het is een soort ruis. Ze zijn het resultaat van toeval.
Welke eigenschappen bevatten toevallige meetfouten?
- ze heffen elkaar gemiddeld op: bij een grote groep objecten is de toevallige meetfout gemiddeld 0.

- ze zijn onafhankelijk van de echte waarde: elk object heeft een even grote kans op een bepaalde hoogte van de meetfout.


- ze zijn bijna altijd aanwezig


- ze benadelen de betrouwbaarheid van de meting

Wat zijn de maatregelen om de betrouwbaarheid zo hoog mogelijk te maken?
- gebruik telkens hetzelfde meetinstrument

-leg de te volgen meetprocedures van te voren vast


- verkrijg gegevens in een zo kort mogelijke periode


- geef aan wat je met de begrippen bedoeld


- voor metingen uit onder gelijke omstandigheden


- leg de beoordelingscriteria zo precies mogelijk vast

Wat is validiteit?
Ook wel geldigheid. Een maat die aangeeft in hoeverre een meting datgene meet wat je ook echt wilde meten.Het is de gelijkheid tussen v-z-b en v-z-g.
Wat is een systematische meetfout (bias)
Tast de betrouwbaarheid niet aan , wel validiteit. Bv klok loopt altijd 5 min voor
Wat zijn de kenmerken daarvan?
- Ze heffen elkaar niet op, maar vertrekken in de meetwaarden naar een bepaalde richting

- ze zijn niet altijd aanwezig


- ze verminderen de validiteit

Wat is een schaal en wat zijn de 4 types?
Bevat alle mogelijke meetwaarden van een variabele, het kunnen ook woorden zijn.

1. Nominale schalen (zijn namen, bv beroep is leraar etc. Geen vaste volgorde en cijfers geen betekenis)


2. Ordinale schalen (sprake van een volgorde met betekenis. Deze volgorde mag niet veranderen. bv windkracht 123 etc, of vmbo-havo-vwo)


3. Intervalschalen (zonder natuurlijk nulpunt, waarden volgen elkaar op met gelijk interval. Bv iq-schaal, temperatuur. 80 graden is niet 2x 40. Je kunt wel gemiddelde berekenen)


4. Ratioschalen (hebben natuurlijk nulpunt, bv afstand, tijdsduur, gewicht. Je kunt een verhouding stellen)

Wat is een dichtonome schaal?
Als een schaal maar 2 categorieën heeft. Variabele kent 2 waarden, bv geslacht.
Hoe noemen we nominaal en ordinaal?
Kwalitatieve variabelen, cijfers hebben nauwelijks betekenis
Hoe noemen we ratio en interval?
Kwantitatieve variabelen, cijfers hebben betekenis.
Wat zijn respondenten?
Mensen die een vragenlijst of questionnaire invullen. De respons van een onderzoek wordt gevormd door die respondenten die gevraagd worden om mee te doen en de vragen te beantwoorden.
Wat is non-respons?
Wordt gevormd door de respondenten die gevraagd worden, maar de vragen niet beantwoorden.
Wanneer ben je informant?
Wanneer er niet om je mening gevraagd wordt, maar als je iets moet zeggen over anderen of een bepaalde situatie. Informatie doorgeven.
Wat is een interview en welke 3 soorten kennen we?
Een mondelinge vragenlijst, vrij uitgebreid en bevat open vragen.

1. Volledig open interview (interviewer van tevoren bijna geen idee welke onderwerpen er worden besproken)


2. Halfgestructureerd interview (interviewer heeft een lijst met onderwerpen die in willekeurige volgorde behandeld worden)


3. Volledig gestructureerd (interviewer heeft een precieze lijst met vragen die letterlijk gesteld gaan worden)

Wat is een item van een interview?
Een vraag of deelvraag
Wat is antwoordtendentie?
De neiging van een vraag om in 1 richting vertekende antwoorden op te wekken, het is een systematische meetfout.
Waar moet je opletten bij het opstellen van een vragenlijst?
- niet laten leiden door wat je kunt vragen, maar wat je wilt weten

- scherpe probleemstelling


- wanneer er veel verschillende variabelen gemeten worden, alle vragen, toelichtingen, verbindingen en onderdelen zorgvuldig ordenen en formuleren



Wat is een filtervraag?
Een vraag die controleert of de vragenlijst bedoeld is voor de betreffende respondent
Wat is een bedreigende vraag?
Een item dat voor de respondent vervelend is. Slim is om eerst niet-bedreigende vragen te stellen.
Wat is een trechtervorm?
Een reeks vragen die van breed naar smal lopen, waarbij er steeds specifieker op een onderwerp wordt ingegaan.
Wat is het voordeel van mc vragen?
- Antwoorden zijn gemakkelijk te verwerken

- De proefpersoon ziet meteen wat voor soort antwoord wordt verwacht


- Verhoogt de uniformiteit en betrouwbaarheid van de vragenlijst




nadeel: De vragen sluiten zelden volledig aan bij proefpersoon, leidt tot een validiteitsprobleem

Hoe moet je vragen stellen?
- 1 tegelijk. Bij meerdere vragen in 1 item moet je splitsen

- neutrale vraagstelling, mag geen antwoord uitlokken of oordeel bevatten (anders suggestief)


- vermijd ondubbelzinnigheid


- helder taalgebruik, geen lange zinnen of moeilijke woorden (anders, uitleg!)


- zuinig omgaan met ontkenningen


- specificeer en concretiseer. Het moet voor iedereen duidelijk zijn wat het inhoudt, Bv vragen hoe vaak ipv regelmatig-vaak etx


- respondent niet klem zetten(geen of-of vragen, geen veronderstellingen of daarom vragen)

Waar moet je opletten bij het opstellen van antwoordcategorieën?
- het aantal antwoordcategorieën. Let vooral op een middencategorie, neutraal.

- zorg dat categorieën elkaar uitsluiten


- zorg dat categorieën samen alle antwoordmogelijkheden beslaan. Eventueel kun je toevoegen: Anders, namelijk...


- zorg dat de categorieën gebaseerd zijn op dezelfde variabele

Wat is het verschil tussen actief en passief werven?
Actief houdt in dat je respondenten benaderd en om medewerking vraagt. Passief werven is je vragenlijst ergens verspreiden en te hopen dat deze wordt ingevuld.
Wat zijn de verschillende benaderingwijzen?
1. Actieve schriftelijke afname: per post opsturen of uitdelen op locatie.
voordeel: goedkoop en snel bereik

nadeel: geen controle na uitdelen, vragen kunnen verkeerd begrepen worden of iemand anders vult hem in.


non respons: via post hoog, locatie vrij laag


2. Actieve mondelinge afname: bij iemand thuis


voordeel: doorvragen en minder vaak weigering


nadeel: duur en kost veel tijd. Sociale wenselijkheid, verkeerde interpretatie, geven van antwoorden die het antwoord in de mond leggen en beinvloeding.


non-respons: laag


3. Actieve mondelinge afname: op straat


voordeel: snel


nadeel: korte oppervlakkige vragen


non respons: laag


4. Actieve mondelinge afname: telefoon


voordeel: goedkoop en antwoorden gelijk verwerken door typen


nadeel: veel mensen hebben gsm en zijn niet op vast nummer te bereiken. Kans op oververtegenwoordiging van bepaalde groep. korte vragen en mag niet te lang


non respons: vrij laag


5. Actieve afname per mail


voordeel: goedkoop en makkelijk


nadeel: niet anoniem, kan storend zijn en onduidelijk hoe ze in moeten vullen of terugsturen. Selecte groep, doordat niet iedereen mail heeft of leest


6. Passieve afname: schriftelijk bv tijdschrift


nadelen: ongerichte verspreiding en lage en selectieve respons


non respons: hoog


7. Passieve en actieve afname: via website vragenlijst invullen en kan gebruik gemaakt worden van panel


voordeel: anoniem, gegevens goed opslaan. Je kunt gebruik maken van film en geluid.


nadeel: moeilijk te controleren door anonimiteit, grote selectiviteit namelijk internetgebruikers die te maken hebben met het onderwerp


8. Combinatie van methodes: zwakte van de ene manier, kan worden aangevuld met andere manier

Wat is quick en dirty
Snel invullen van vragenlijst
Wat is een populatie?
Alle objecten waarover een onderzoeker een uitspraak wil doen
Wat is een steekproef?
Een deelverzameling van objecten uit het universum
Wat is generaliseren?
Als een steekproef getrokken is, kun je gegevens generaliseren naar de hele populatie
Wat is de theoretische populatie?
Alle denkbare objecten waarover je uitspraken wil kunnen rechtvaardigen. De steekproef wordt niet altijd zuiver hieruit getrokken
Wat is de operante populatie?
De populatie die je kiest om de feitelijke steekproef uit te trekken
Wat is administratieve registratie?
Je objecten uit je populatie registreren, bv klantenbestand
Wat is een steekproefkader?
De administratieve registratie van de populatie waaruit je de steekproef kiest
Wat is de feitelijke steekproef?
De objecten die meedoen, deze is anders, meestal kleiner dat de steekproef zoals bedoeld.
Wat zijn kan er misgaan in het trekken van een steekproef? (steekproefvervuiling)
- onderdekking: onterecht objecten die afvallen

- overdekking: onterechte objecten die meedoen



Wat is dekking?
De overlap tussen populatie en steekproefkader
Wat is de juiste populatie?
Gegevens uit de steekproef mag je alleen generaliseren naar de populatie waaruit de steekproef is getrokken. De populatie volgt uit de probleemstelling.
Wat is representiviteit?
Dit betekent dat de samenstelling van de steekproef een getrouwe afspiegeling is van de samenstelling van de populatie. Het moet dezelfde verhouding hebben, bv qua geslacht, leeftijd etc
Wat is aselect trekken?
Zonder enige selectie een steekproef trekken. dit is de beste manier om representativiteit te krijgen: louter op basis van toeval, geen mechanisme waardoor de een er makkelijker inkomt dan de ander.
Wat is zelfselectie?
Doordat een bepaalde groep weigert mee te doen (non respons), kunnen mensen zelf hun kans om in een steekproef mee te doen beïnvloeden.
Hoe kan non respons voorkomen worden?
- mensen een herinnering sturen om mee te doen

- Mensen die niet thuis zijn, later opnieuw benaderen


- duidelijk maken dat en waarom respondenten belang hebben bij medewerking


- correct en respondentgericht werken; vooraf het onderzoek aankondigen, een waarheidsgetrouwe indicatie geven van hoe lang het duurt, beleefd zijn, geen onnozele vragen stellen, verzorgde vragenlijst hebben, vragen van te voren uitgetest en klantvriendelijke vragen

Je kunt het nooit helemaal voorkomen, maar wel in kaart brengen.

Wat zijn de 7 methoden om steekproeven te trekken?
1. Gelegenheidssteekproef of gemakssteekproef (oppurtunity sample of convenience sample):

Je neemt een groep proefpersonen die al voorhanden is, je verkrijgt hierbij resultaten die hoogstens indicatief zijn


2. Gestratificeerde steekproef: Bepaalde categorieën objecten komen in een bepaalde verhouding voor, dit is een stratum. Bv hoeveel vrouwen of inwoners Emmen. Hierdoor is de steekproef in elk geval voor die variabelen representatief. Binnen een stratum moeten de objecten wel at random geselecteerd worden.


3. Gematchte steekproef. Door steekproeven met elkaar te vergelijken, kan worden gekeken welke boodschap of methode meer invloed heeft. Echter wel causaliteit: komt het door de de boodschap of steekproef?


4. Aselecte steekproef: Elk object heeft net zoveel kans om in de steekproef te komen. Willekeurig trekken is volledig aselect. Systematisch aselect is 1e object at random, vervolgens vast getal erbij op. (bv 4, 8, 12e klant die winkel binnenkomt)


5. Sneeuwbalsteekproef: Je vraagt een aantal leden van de populatie of ze meer leden kennen etc. niet representatief voor de populatie


6. Quotasteekproef: hierbij bepaal je vantevoren hoe de samenstelling van de steekproef eruit moet zien op basis van variabelen. Vervolgens kies je welke objecten per stratum in de steekproef komen. Dit is min of meer select.


7. Getrapte steekproef: de trekking vindt plaats in 2 of meer fasen. Per fase zijn een aantal mogelijkheden. Bv 1e trap is Nederland. Vervolgens wordt dit opgedeeld in de gemeentes, dan per gemeente x aantal adressen, zodat mensen uit heel Nederland mee doen.

Wat is het verschil tussen afhankelijke en onafhankelijke steekproeven?
Een afhankelijke steekproef is een steekproef waarin elk object of waarneming in de steekproef gekoppeld is aan een bepaald object of waarneming in de andere steekproef/en. Bv moeders met dochters.
Een onafhankelijke steekproef is een steekproef waarbij de objecten los staan van elkaar, ze kunnen even groot zijn, maar hoeft niet.
Wat zijn uitmiddelen?
Bij een grote steekproef heffen de extremen elkaar grotendeels op
Wat is de wet van de grote getallen?
Hoe groter de steekproef, hoe minder invloed elk steekproefelement heeft op de uitkomst. Extremen beinvloeden het gemiddelde minder.
Wat is - n -
Hiermee druk je de omvang van de steekproef uit, bv n=100
Welke 3 factoren spelen mee bij het bepalen van n?
1. de vereiste nauwkeurigheid

2. de vereiste betrouwbaarheid


3. de variatie van de variabele in de populatie

Wat is betrouwbaarheidsinterval?
Je kunt zeggen met hoeveel % je er zeker van kunt zeggen dat iets de onderzochte eigenschap bezit. Bv het 95%-betrouwbaarheids interval loopt van 76% tot 84% is zeggen dat je voor 95% zeker kunt zeggen dat dat 76 tot 84% de onderzochte eigenschap bezit
Wat is de marge?
De marge is de nauwkeurigheid (84-76 = 8% marge) Hoe groter de nauwkeurigheid en/of de betrouwbaarheid verwacht wordt, hoe groter de steekproef moet zijn
Wat is RDD?
Random Digit Dialling. Een computer laat random telefoonnummers bellen. Door een koppeling aan postcodes kan zo een steekproef getrokken worden in bepaalde populaties, bv gemeenten.