• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/125

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

125 Cards in this Set

  • Front
  • Back

بِنْت

meisje, dochter

بَيت, بُيُوت

huis

تِبن

hooi


بُنّ

koffiebonen

بَينَ

tussen

أهلاً

hallo

ِأهلاً بيك,أهلاً بيك

hallo aan u (m/v)

صَباح الخَير, صَباح النُّور

goede morgen (en antwoord)

مَساء الخَير, مَساء النُّور

goede namiddag, goede avond (en antwoord)

مَعَ السَّلامة, الله يُسَلِّمَك, الله يُسَلِّمِك

tot ziens (en antwoord (m/v))

أَنَا

ik

أَنْتَ, أَنْتِ

u (m/v)

وَ

en

زَبادي

yoghurt

تَشَرَّفْنا

aangename kennismaking

كَيف الحال؟ الحَمدُ للّه

Hoe gaat het? Goed, dank u

أُمّ

moeder

أَب

vader

اِبْن

zoon

أَخ

broer

أُخت

zus

زَوْج

echtgenoot

زَوْجَة

echtgenote

هُوَ, هِيَ

hij, zij

هَذا, هَذِهِ

dit (m/v)

زُجاجَة

fles

جَرِيدَة

krant

خَيْمَة

tent

نَهْر

rivier

حِمار

ezel

دَجاجَة

kip

مَدينة

stad

مَن

wie

نَحْنُ

wij

هُمْ, هُنَّ

zij (m/v)

مُدَرِّس

leraar

مُحَاسِب

boekhouder

خَبَّاز

bakker

مُمَرِّضة

verpleegster

مُهَنْذِس

ingenieur

نَجَّار

timmerman

مُراسِل

correspondent

طالِب

student

تِلْميذ

leerling

تَنِس

tennis

باص

bus

سينِما

bioscoop

بيتزا

pizza

شورت

short

بورجَر

(ham)burger

في

in

ما عَمَلك؟

wat doe jij voor werk?

أيْنَ عَمَلك؟

waar is jouw werk?

ما شاءَ الله

fantastisch, geweldig

قَلَم, أَقلاَم

pen

مِفْتَاح

sleutel

كِتاب

boek

قَميص

hemd

كَلْب

hond

حَقيبة

handtas, reistas

خَاتِم

ring

سيَّارة

auto

دَرَّاجة

fiets

وَلَد, أَولاد

jongen

شُكْرًا

dank u

أسْوَد, سَودَاء

zwart (m/v)

أبْيَض, بَيْضاء

wit (m/v)

مَكْسُر

kapot

سَليم

heel, niet kapot

جَديد

nieuw

قَديم

oud

خَفيف

licht, niet zwaar

ثَقيل

zwaar, niet licht

جَميل

mooi

قَبيح

lelijk

مُمكِن


mag ik ...

أُريد

ik zou graag...

مِن فَضْلَك, من فَضْلِك

aub (tegen m/v) (bij een verzoek)

تَفَضَّل, تَفَضَّلي

aub (tegen m/v) (bij het geven)

ـكَ, ـكِ

jouw (m/v)

ـهُ, ـهَا

zijn, haar

ـي

mijn

عَلَى

op

فَوْقَ

boven

تَحْت

onder

بِجانِب

naast

هَل؟

(duidt ja/nee-vraag aan)

نَعم


ja

لا

nee

مَائِدة

tafel

كُرسيّ

stoel

سَرير

bed

باب

deur

تِلِفِزْيُون

televisie

شُبَّاك

raam, venster

صُورَة

foto, afbeelding

خَزَانَة

kast

أَيْنَ

waar?

ما اِسْمَك, ما اِسْمِك؟

wat is uw naam? (m/v)

بَنك, بُنُوك. مَصرَف

bank

مَدرسة

school

شَجَر

bomen

أَمَام

voor (ivm plaats)

هُناكَ

er is, er zijn

لَيسَ هُماكَ

er is, er zijn geen

مَصْنَع


fabriek

مُستشفَى

ziekenhuis

شَارِع

straat

غُرفة

kamer

تين

vijgen

لَوْز

amandels

بَطّيخ

watermeloenen

وَرْد

rozen

حَمام

duiven

ذُباب

vliegen (insect)

كَبير

groot

صَغير

klein

طَويل

lang, hoog, groot (van personen)

قَصير

kort, klein (van personen)

قَويّ

sterk

ضَعيف

zwak

وَلكِن

maar

عَلى يمين

rechts van

عَلى يسار

links van

في وَسَط

in het midden van