Argumentatieleer

Front 1

Welke twee soorten meningsverschillen zijn er?

Back 1

- expliciet
- impliciet

Front 2

Wat is een propositie?

Back 2

Verwoording van een mening over een bepaald onderwerp.

Front 3

Welke vier typen meningsverschillen bestaan er?

Back 3

- niet-gemengd enkelvoudig
- gemengd enkelvoudig
- niet-gemengd meervoudig
- gemengd meervoudig

Front 4

Wat wordt er precies bedoeld met gemengd of ongemengd? (2)

Back 4

- gemengd: standpunt en tegenstandpunt
- ongemengd: enkel één standpunt

*Vraag jezelf af of een impliciete discussie, waarbij kritiek van een mogelijke tegenpartij op geanticipeerd wordt gemengd of ongemengd is

Front 5

Hoe kan een meningsverschil worden opgelost? (2)

Back 5

- beslechten
- een van de groepen/partijen geeft zijn oorspronkelijke positie op

Front 6

Uit welke fases bestaat een argumentatie discussie? Licht elke fase kort toe. (4)

Back 6

- confrontatiefase: meningsverschil wordt geconstateerd
- openingsfase: er wordt beslist dat het verschil wordt opgelost
- argumentatiefase: protagnonist verdedigt zijn standpunt tegen de kritiek van antagonist
- afsluitingsfase: in hoeverre is het meningsverschil opgelost en door wie?

Front 7

Wat is het verschil tussen een protagonist en antagonist?

Back 7

- protagonist: standpunt verdedigen
- antagonist: standpunt aanvallen

Front 8

Wat houdt het communicatiebeginsel precies in?

Back 8

Men probeert bij de communicatie zijn inbreng zo goed mogelijk aan te passen aan het doel van de communicatie.

Front 9

Wat zijn de vier communicatiespelregels?

Back 9

- wees duidelijk
- wees efficient
- wees ter zake
- wees eerlijk

Front 10

Wat is de modus ponens?

Back 10

Als p, dan q
p
dus
q

Front 11

Welke drie vormen kan een complexe bewijsvoering aannemen?

Back 11

- meervoudige argumentatie
- nevenschikkende argumentatie
- onderschikkende argumentatie

Front 12

Wat is een logische inconsistentie?

Back 12

Uitingen in het betoog die met elkaar in strijd zijn.

Front 13

Wat is een pragmatische inconsistentie?

Back 13

Uitingen in het betoog zijn in de praktijk met elkaar in strijd.

Front 14

Wat is modus tollens?

Back 14

Als p, dan q
Niet q
Dus:
Niet p

Front 15

Noem de drie argumentatietypen.

Back 15

- kentekenrelatie
- vergelijkingsrelatie
- causale relatie

Front 16

Welke bewijsvoeringen bestaan op er op basis van een kentekenrelatie? (4)

Back 16

- iets wat door een persoon wordt gedaan, wordt als typerend voor zijn aard gezien
- een generalisatie kan gemaakt worden naar aanleiding van specifieke gevallen
- een definitie
- een specifiek fenomeen kan als typisch voor iets algemeens worden gezien

Front 17

Welke argumentatieschema hoort bij een kentekenrelatie?

Back 17

Voor X geldt Y,
Want voor X geldt Z,
en Z is kenmerkend voor Y

Front 18

Welke kritische vragen kun je stellen bij een kentekenrelatie?

Back 18

- Zijn er Y's zonder kenmerk Z?
- Zijn er niet-Y's die wel kenmerk Z hebben?

Front 19

Wat wordt er precies bedoeld met een vergelijkingsrelatie?

Back 19

Een mening wordt ondersteund door aan te geven dat datgene wat in de propositie wordt beweerd, gelijkenis vertoond met iets in de bewijsvoering.

Front 20

Welke argumentatieschema hoort bij een vergelijkingsrelatie?

Back 20

Voor X geldt Y,
Want voor Z geldt Y,
En Z is vergelijkbaar met X.

Front 21

Welke kritische vraag kun je stellen bij een vergelijkingsrelatie?

Back 21

Zijn er geen significante verschillen tussen Z en X?

Front 22

Wat wordt er precies bedoeld met een causale relatie?

Back 22

Een mening wordt ondersteund door een oorzakelijk verband te maken tussen de visie en de bewijsvoering.

Front 23

Welke argumentatieschema hoort bij een causale relatie?

Back 23

Voor X geldt Y,
Want voor X geldt Z,
En Z leidt tot Y

Front 24

Welke kritische vraag kun je stellen bij een causale relatie?

Back 24

Leidt Z altijd tot Y?

Front 25

Wat zijn drogredenen?

Back 25

Schending van discussieregels.

Front 26

Argumentum ad baculum

Back 26

De tegenstander bedreigen

Front 27

Argumentum ad misericordiam

Back 27

Beroep doen op medelijden van de tegenstander

Front 28

Argumentum ad hominem

Back 28

De tegenstander persoonlijk aanvallen

Front 29

Vrijheidsregel:

Back 29

Degenen die de discussie voeren, mogen elkaar niet belemmeren bij het naar voren brengen van meningen, bewijsvoering of twijfel.

Front 30

Op welke twee manieren kun je vrijheidsregel overtreden?

Back 30

- visies of twijfel die geuit mogen worden te begrenzen, meningen heilig of taboe verklaren
- handelingsvrijheid van de opponent te beperken
Tegenstander onder druk zetten, tegenstander persoonlijk aanvallen.

Front 31

Verdedigingsplichtregel:

Back 31

Een deelnemer die een mening of visie naar voren brengt, moet deze mening of visie ook verdedigen wanneer hem dat gevraagd wordt

Front 32

Op welke twee manieren kan de verdedigingsplichtregel overtreden worden?

Back 32

- verschuiven van de bewijslast
- ontduiken van de bewijslast

Front 33

Op welke twee manier kun je de bewijslast verschuiven?

(Verdedigingsplichtregel)

Back 33

- In niet-gemengd geschil: de antagonist moet aantonen dat de visie van de protagonist onjuist is
- in gemengd geschil: alleen de tegenpartij moet zijn visie verdedigen

Front 34

Op welke drie manieren kun je de bewijslast ontduiken?

(Verdedigingsplichtregel)

Back 34

- standpunt wordt als immuum gemaakt voor kritiek
- visie wordt als vanzelfsprekend gepresenteerd
- persoonlijk instaan voor de correctheid van de visie of mening

Front 35

Op welke drie manieren kun je de tegenstander persoon aanvallen?

Back 35

- directe persoonlijke aanval - tegenstander negatief afschilderen
- indirecte persoonlijke aanval - beweegredenen van tegenstander betwijfelen
- tu quoque variant - tegenstander, jij ook, aanwijzen

Front 36

Standpuntregel:

Back 36

Kritiek op een visie of mening mag niet gaan over een visie of mening die niet daadwerkelijk door de tegenstander is aangekaart.

Front 37

Op welke twee manieren kan de standpuntregel worden overtreden?

Back 37

- Iemand kan een fictieve visie worden toegeschreven
- De mening of visie van iemand anders kan worden verdraaid

(drogreden van de stroman)

Front 38

Op welke drie manieren kan een fictieve visie worden toegeschreven?
(Bij welke discussieregel hoort dit?)

Back 38

- verwijzen naar ideeën van de groep tot wie iemand hoort
- nadrukkelijk de tegenovergestelde mening naar voren brengen
- creeëren van een fictieve tegenstander
(Standpuntregel)

Front 39

Op welke drie manieren kan de mening of visie van iemand worden verdraaid?
(Bij welke discussieregel hoort dit?)

Back 39

- uitingen worden uit de context gehaald
- uitingen worden overdreven
- uitingen worden gesimplificeerd
(Standpuntregel)

Front 40

Relevantieregel:

Back 40

Een visie of mening mag niet worden ondersteund door non-argumentatie of door bewijsvoering die niets te maken heeft met die visie of mening.

Front 41

Op welke twee manieren kan de relevantieregel worden overtreden?

Back 41

- de mening of visie wordt door retorische trucs verdedigd
- niet ter zake doende argumentatie wordt gebruikt

Front 42

Pathetische drogreden:
(Bij welke discussieregel hoort dit?)

Back 42

Het gevoel van de toeschouwers wordt bespeeld.
(Relevantieregel)

Front 43

Argumentum ad verecundiam:
(Bij welke discussieregel hoort dit?)

Back 43

Eigen kwaliteiten van de spreker worden aangehaald.
(Relevantieregel)

Front 44

Verzwegen-argument regel:

Back 44

Aan de tegenstander mogen niet op onrechtvaardige wijze verzwegen argumenten worden toegeschreven. Men mag zich bovendien niet onttrekken aan de verantwoordelijkheid voor zijn eigen verzwegen argumenten.

Front 45

Welke twee overtredingen kun je maken bij de verzwegen-argumentregel?

Back 45

- drogreden van het opblazen wat er verzwegen is
- drogreden van het loochenen van het verzwegen argument

Front 46

Uitgangspuntregel:

Back 46

Een discussiant mag niet een uiting presenteren als gemeenschappelijk, indien het dat niet is.
Bovendien mag niet onjuist ontkend worden dat iets een gemeenschappelijke uiting is

Front 47

Op welke twee manieren kun je de uitgangspuntregel overtreden?

Back 47

- onjuist ontkennen dat iets een gezamenlijke uiting is
- een uiting onjuist als gezamenlijke uiting presenteren

Front 48

Op welke drie manieren kan je een uiting onjuist als gezamenlijke uiting presenteren en van welke discussieregel is dit?

Back 48

- Aannames bij een vraag misbruiken (drogreden van de meervoudige vraag)
- Aannames bij een uitspraak misbruiken
- Bewijsvoering gebruiken die gelijk is aan de visie (petitio principii/cirkelredenering)
(Uitgangspuntregel)

Front 49

Drogreden van de meervoudige vraag:

Back 49

Aannames bij een vraag misbruiken

Front 50

Petititio principii

Back 50

Bewijsvoering gebruiken die gelijk is aan de visie.
(cirkelredenering)

Front 51

Geldigheidsregel:

Back 51

Redenaties in een bewijsvoering die als formeel geldig wordt gepresenteerd, mogen geen
logische fouten bevatten.

Front 52

Op welke twee manieren kun je de geldigheidsregel overtreden?

Back 52

- het verwarren van noodzakelijke en voldoende voorwaarden in een redenering:
- het verwarren van kenmerken van delen en gehelen in een redenering:

Front 53

Divisiedrogreden:
(Van welke discussieregel is dit?)

Back 53

Drogreden van de verkeerde indeling.
(Geldigheidsregel)

Front 54

Compositiedrogreden:
(Van welke discussieregel is dit?)

Back 54

Drogreden van de verkeerde samenvoeging.
(Geldigheidsregel)

Front 55

Argumentatieschemaregel:

Back 55

Een visie mag niet als genoeg ondersteund worden beschouwd, wanneer deze niet door een
formeel geldige redenering is bewezen, of wanneer het gebruikte argumentatieschema
ongeschikt was of incorrect is toegepast.

Front 56

Overtredingen van de argumentatieschemaregel:
(2)

Back 56

- gebruiken van een ongeschikt argumentatieschema
- het verkeerd toepassen van een argumentatieschema

Front 57

Secundum quid:

Back 57

Overhaaste generalisatie.

Front 58

Noem twee voorbeelden waarbij een ongeschikt argumentatieschema is gebruikt.

Back 58

- Autoriteitsargumentatie/populistische argumentatie gebruiken bij een kentekenrelatie
- Argumentum ad consequentium gebruiken bij een causale relatie

Front 59

Noem drie manieren waarbij je een argumentatieschema verkeerd kan toepassen.
(Tip: vergelijkingsrelatie, causale relatie, kentekenrelatie)

Back 59

- Bij vergelijkingsrelatie: drogreden van verkeerde analogie
- Bij causale relatie: drogreden van slippery slope / post hoc, ergo propter hoc
- Bij kentekenrelatie: overhaaste generalisatie (secundum quid)

Front 60

Afsluitingsregel:

Back 60

Een visie die niet voldoende ondersteund is, mag niet vastgehouden worden door de
protagonist. Een visie die wel voldoende ondersteund is, mag niet betwijfeld blijven door de
antagonist.

Front 61

Op welke twee manieren kan de protagonist de afsluitingsregel overtreden?

Back 61

- vasthouden aan een visie die niet voldoende is ondersteund
- besluiten dat een visie correct is omdat deze succesvol is verdedigd

Front 62

Op welke twee manieren kan de antagonist de afsluitingsregel overtreden?

Back 62

- Een visie blijven betwijfelen die voldoende is ondersteund
- Argumentum ad ignorantium: concluderen dat visie waar is omdat het tegengestelde niet is bewezen

Front 63

Argumentum ad ignorantium:

Back 63

Concluderen dat visie waar is omdat het tegengestelde niet is bewezen.

Front 64

Taalgebruiksregel:

Back 64

Degenen die deelnemen aan een discussie mogen geen termen gebruiken die onduidelijk of
ambigu zijn. Ook mogen de uitdrukkingen van de tegenstander niet met opzet verkeerd
begrepen worden.

Front 65

Op welke twee manieren kun je de taalgebruiksregel overtreden?

Back 65

- Onduidelijkheidsdrogreden
- Ambiguiteïtsdrogreden

Front 66

Onduidelijkheidsdrogreden:

Tip:
Misbruik maken van...
(en dan 4 punten eronder)

Back 66

Misbruik maken van onduidelijkheid
(- op tekstueel niveau
- op zinsniveau
* communicatieve strekking (implicietheid)
* propositionele inhoud)(onbepaaldheid/onbekendheid/vaagheid)

Front 67

Ambiguïteitsdrogreden:

Tip:
Misbruik maken van..
(en dan 2 punten eronder)

Back 67

Misbruik maken van dubbelzinnigheid
(- semantische ambiguïteit
- synctactische ambinguïteit)

Front 68

In welke discussiefase(s) kan de vrijheidsregel overtreden worden?

- Is dat door de protagonist, antagonist of beiden?

Back 68

confrontatiefase

- beide

Front 69

In welke discussiefase(s) kan de verdedigingsplichtregel overtreden worden?

- Is dat door de protagonist, antagonist of beiden?

Back 69

openingsfase

- protagonist

Front 70

In welke discussiefase(s) kan de standpuntregel overtreden worden?

- Is dat door de protagonist, antagonist of beiden?

Back 70

alle fases

- beide

Front 71

In welke discussiefase(s) kan de relevantieregel overtreden worden?

- Is dat door de protagonist, antagonist of beiden?

Back 71

argumentatiefase

- protagonist

Front 72

In welke discussiefase(s) kan de verzwegen-argumentregel overtreden worden?

- Is dat door de protagonist, antagonist of beiden?

Back 72

argumentatiefase

- beide

Front 73

In welke discussiefase(s) kan de uitgangspuntregel overtreden worden?

- Is dat door de protagonist, antagonist of beiden?

Back 73

argumentatiefase

- beide

Front 74

In welke discussiefase(s) kan de geldigheidsregel overtreden worden?

- Is dat door de protagonist, antagonist of beiden?

Back 74

argumentatiefase

- protagonist

Front 75

In welke discussiefase(s) kan de argumentatieschemaregel overtreden worden?

- Is dat door de protagonist, antagonist of beiden?

Back 75

argumentatiefase

- protagonist

Front 76

In welke discussiefase(s) kan de afsluitingsregel overtreden worden?

- Is dat door de protagonist, antagonist of beiden?

Back 76

afsluitingsfase

- beide

Front 77

In welke discussiefase(s) kan de taalgebruiksregel overtreden worden?

- Is dat door de protagonist, antagonist of beiden?

Back 77

alle fases

- beide

Front 78

Antagonist:

Back 78

De luisteraar of lezer die het standpunt van de protagonist in een argumentatieve discussie (nog) niet aanvaardt en de protagonist daarmee uitdaagt om het te verdedigen.

Front 79

Pragmatische argumentatie:

Back 79

Een specifiek doel of handeling wordt afgeraden, en de bewijsvoering bestaat uit de effecten daarvan.

Front 80

Informatieve discussie:

Back 80

Een discussie die er primair op is gericht elkaar ergens van op de hoogte brengen

Front 81

Logisch geldige redenering:

Back 81

Een argumentatie waarin het standpunt logisch volgt uit de in de argumentatie naar voren gebrachte redenering, dat wil zeggen dat de conclusie van de redenering altijd waar is als de premissen in de redering waar zijn.

Front 82

Logisch minimum:

Back 82

Een ' als.. dan...' uitspraak die de argumentatie logisch geldig maakt waarin het argument dat in een enkelvoudige argumentatie expliciet is na 'als' en het verdedigde standpunt na 'dan' is ingevuld.

Front 83

Protagonist:

Back 83

Degene die een standpunt inneemt in een argumentatieve discussie en dit standpunt moet verdedigen als hij hiervoor wordt uitgedaagd.

Front 84

Analogie:

Back 84

Een vergelijking wordt gemaakt tussen de wijze waarop dingen zich in het ene domein tot elkaar verhouden en de wijze waarop dingen zich in het andere domein tot elkaar verhouden.

Front 85

Hoe kun je op twee manieren de noodzakelijke en voldoende voorwaarden in een redenering door elkaar halen?

Back 85

- drogreden van de ontkenning van de antecedens
- drogreden van de bevestiging van de consequens

Front 86

Hoe kun je op twee manieren de eigenschappen van delen en gehelen in een redenering door elkaar halen?

Back 86

- divisiedrogreden
- compositiedrogreden

Front 87

Beslechten van een meningsverschil:

Back 87

Het uit de weg ruimen van een verschil van mening zonder dat de doorslag wordt gegeven door de naar voren gebrachte argumentatie, bijvoorbeeld door te stemmen. (Muntje opgooien, scheidsrechter)