Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
22 Cards in this Set
- Front
- Back
Persoonlijkheid en leiderschap? |
charismatisch moedig en intelligen maar voorspelt uiteindelijk eigelijk niets. Extraversie is in opkomst maar niet effectief. |
|
Wat wordt er vaak gevonden bij leiders? |
Niet ego motivatie, veel energie, stresstolerant, technische interpretatie concurrerende vaardigheden. Toch veel tegenstrijdig en het hangt af van de situatie |
|
Stijlen |
Directief vs participatief relatiegericht vs taakgericht |
|
Fiedlers contingentiemodel? |
- Relatie, leiders medewerkers - Taakstruktuur - Positiegebonden macht Gunstig? -->taakgericht Matig? --> relatiegericht Ongunstig? --> Taakgericht |
|
Hersey en blanchard taakvolwassenheid |
Bekwaamheid en bereidheid Niet en Niet = sturen Niet en wel = ondersteunen Wel en niet = motiveren Wel en wel = delegeren. |
|
Verschillen leiderschap en macht |
Verenigbaarheid doel vs afhankelijkheid |
|
Macht |
Mogelijkheid van een eprsoon of groep om invloed uit te oefenen op mensen wat ze anders neit zouden hebben gedaan |
|
Wat geeft iemand macht? |
1. Positiegebnden (economisch, informationeel, bestraffen/belonen, legitiem) 2.Persoonsgebonden (Deskundigheid, werk en relatie. en samenwerking en chraisma/gezag.) |
|
4 soorten machtsgebruik |
Cooperatief, confonterend, formeel en inspelen op gevoel. (zakelijk vs onzakelijk en cooperatief vs competatief) |
|
Positieve en negatieve spiraal? |
Confronterend = negatief, cooperatief = positief. |
|
Macht als polarisatiemiddel |
Ambitie, schaarse middelen, prestatiebeoordeling, reorganisatie. (makkelijk extremere meningen) |
|
2 soorten machtsmisbruik |
Distributieve onrechtvaardigheid en procedurele onrechtvaardigheid. |
|
Machtsgebruik als politiek middel |
Toegepast om verdeling van opbrengsten en kosten zo veel mogelijk ten gunste van de eigen persoon te beinvloedden. |
|
Leidinggeven in organisaties |
Gehele organisaties(motiveren en inrichten), Leidinggeven aan een organisatorische eenheid (Taakgerichte activiteiten en relationele activiteiten) |
|
Effectief leidinggeven
|
Persoonskenmerken, stij lvan leidinggeven en de situatie |
|
Stellen van taakdoelen |
Hoog maar haalbaar, precies omschreven, geregeld feedback, geaccepteerd zijn. |
|
Participatieve leiding? |
Bevordert de informatie uitwisseling, bevordert oplossen meningsverschillen, bevordert betrokkenheid. |
|
Transformationeel leiderschap (voor wat hoort wat) |
Nieuwe waarden en doelen introduceren, medewerkers eigen belang opzij voor gemeenschappelijk belang, behoeftepatroon van medewerkers uit te breiden naar organisatiegunstige terreinen.
|
|
Narcistische leider |
Zet zichzelf in het middelpunt en zichzelf geweldig en speciaal. |
|
Coachend leiderschap |
Resultaatgericht en juiste condities. 1. Medewerkers bekwaam en gemotiveerd 2. Behoefte aan autonomie 3. Gestuurd op resulaten. |
|
Externe invloeden |
Leiders beperkte invloed en vaak wordt dit wel aan hen geattribueerd. (fundamentele attributiefout) |
|
Interne factoren |
Geautomatiseerde werkprocessen en hoog opgeleide medewerkers (bekwaam en gemotiveerd en geen of weinig sturing nodig) |